You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
2/02<br />
<strong>april</strong><br />
ATHEROSCLEROSE<br />
Vet lift mee op rode bloedcel<br />
>> Defect immuunsysteem oorzaak aderverkalking<br />
HARTCHIRURGIE<br />
Het magische ritme van het kunsthart<br />
>> Een hightech experiment<br />
ASTMA<br />
Wormgif in de longen<br />
>> Astmatische long zoekt inbraakbeveiliging tegen witte bloedcellen
In dit nummer<br />
Voor meer informatie over de onderwerpen in dit nummer kunt u contact opnemen met<br />
<strong>Scan</strong> is een uitgave van het Universitair<br />
de stafgroep In- en Externe Communicatie van het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>, telefoon (030) 250 74 83<br />
Medisch Centrum <strong>Utrecht</strong>, dat bestaat uit het<br />
Academisch Ziekenhuis <strong>Utrecht</strong>, de Medische<br />
Faculteit <strong>Utrecht</strong> en het Wilhelmina<br />
3<br />
kort nieuws<br />
Kinderziekenhuis. <strong>Scan</strong> verschijnt 6 keer per<br />
jaar in een oplage van 13.500 exemplaren.<br />
Redactie<br />
Joost van der Gevel, Alies Hoogstra,<br />
Elke Lautenbag, Pieter Lomans,<br />
Hanneke Veenstra, Caroline Wortman en<br />
Ietje Zéguers.<br />
Ontwerp en layout<br />
6<br />
4 lichttherapie<br />
Huidtumoren houden niet van gezichtsbruiners<br />
Vet lift mee op rode bloedcel<br />
Het menselijk lichaam gebruikt een deel van het immuunsysteem niet alleen voor<br />
het transport van bacteriën, maar ook voor het transport van vetten. Deze ontdekking<br />
verfijnt de diagnostiek en behandeling van aderverkalking en infecties.<br />
x-hoogte >> Joep Loonen en<br />
Elske Verharen, Tilburg<br />
Redactieadres<br />
Redactie <strong>Scan</strong><br />
<strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong><br />
Huispostnummer D01.343<br />
Postbus 85500<br />
3508 GA <strong>Utrecht</strong><br />
Telefoon (030) 250 87 68<br />
Fax (030) 250 54 10<br />
E-mail <strong>Scan</strong>@azu.nl<br />
8<br />
9<br />
10<br />
11<br />
promoties<br />
commentaar<br />
Experimenteel medicijn is nog geen geneesmiddel<br />
elektronisch patiëntendossier<br />
Vaatcentrum gaat digitaal<br />
opinie<br />
Mobiel Medisch Centrum<br />
Aan dit nummer werkten verder mee<br />
Tekst: Marianne Heselmans en<br />
Manou van de Zande<br />
Fotografie: Eut van Berkum en Chris Timmers<br />
12 Het magische ritme van het kunsthart<br />
Deze zomer willen hartchirurgen in <strong>Utrecht</strong> voor het eerst een kunsthart implanteren.<br />
Een hightech experiment biedt voorlopig een beperkte levensverwachting.<br />
Digitale beeldbewerking: Wim Verrijp<br />
Coverfoto<br />
Chris Timmers<br />
Druk<br />
Hoonte Bosch & Keuning, <strong>Utrecht</strong><br />
ISSN<br />
1385-2167<br />
De artikelen in <strong>Scan</strong> vallen onder verantwoordelijkheid<br />
van de redactie. Zij weerspiegelen<br />
niet noodzakelijkerwijs het formele bestuurlijke<br />
15<br />
16<br />
18<br />
19<br />
alternatieve geneeswijzen<br />
Klaplong door acupunctuur<br />
thuiszorgtechnologie<br />
Doe-het-zelf-zorg voor patiënten<br />
kort nieuws<br />
Een simpel maar veelzeggend armgebaar<br />
terzijde<br />
Geamputeerde kinderen<br />
standpunt van het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>.<br />
Het overnemen van artikelen uit <strong>Scan</strong> is<br />
geoorloofd met bronvermelding en na overleg<br />
met de redactie.<br />
20 Wormgif in de longen<br />
Bij astmapatiënten kruipen groepjes witte bloedlichaampjes met wormgif de longen<br />
binnen. Dat geeft problemen die je wilt voorkomen. Daarom onderzocht Laurien<br />
Ulfman minutieus hoe de witte bloedlichaampjes de longen binnendringen.<br />
Ze ontdekte enkele ‘zwakke plekken’, die een interessant doelwit vormen voor<br />
medicijnen tegen astma.<br />
22<br />
24<br />
psychiatrie<br />
Een heldere therapie tegen schoppen en schelden<br />
stelling<br />
Wie slim is, gebruikt zijn brein maar half
mix<br />
kort nieuws<br />
Foetaal DNA in bloed van moeder<br />
foto > Chris Timmers<br />
Het geslacht van een foetus is al vroeg in de<br />
zwangerschap vast te stellen in het bloed van de<br />
moeder. De placenta, de scheidingswand tussen<br />
moeder en kind, is niet helemaal waterdicht.<br />
Daardoor komt tijdens de zwangerschap een<br />
kleine hoeveelheid ‘vrij’ DNA van het kind in het<br />
bloed van de moeder terecht. Dat DNA is niet<br />
aan intacte cellen gebonden. Een deel van dit<br />
foetale DNA wordt uitgescheiden door de nieren<br />
van de moeder.<br />
Theoretisch moet dat dus al in een plasje op te<br />
sporen zijn, maar zover is het nog niet. Het is<br />
wél mogelijk in het bloed van de moeder een<br />
stukje foetaal DNA te isoleren en dat te vermenigvuldigen.<br />
Genen op het mannelijk Y-chromosoom<br />
horen bijvoorbeeld niet in het bloed van<br />
de moeder thuis en verraden dat de foetus een<br />
jongetje is.<br />
Arts-assistent Robbert Rijnders, gynaecoloog<br />
Lieve Christiaens en hun collega’s voorspelden<br />
met deze bloedtest bij 44 van 45 zwangeren het<br />
juiste geslacht van de foetus. Over één mannelijke<br />
foetus verschafte de test geen zekerheid omdat<br />
te weinig ‘mannelijk’ DNA werd gevonden. Het<br />
mannelijk geslacht van een foetus is dus zeer<br />
betrouwbaar vast te stellen, maar dat geldt in<br />
mindere mate voor het vrouwelijk geslacht.<br />
Vroegtijdige geslachtsbepaling is van belang bij<br />
geslachtsgebonden erfelijke ziektes. Door de<br />
nieuwe bloedtest kan het aantal vlokkentesten<br />
of vruchtwaterpuncties _ testen waar altijd een<br />
zeker risico aan kleeft _ met de helft verminderen.<br />
De test kan ook de rhesus D bloedgroep van<br />
de baby voorspellen bij een rhesus D negatieve<br />
moeder, en de concentratie van het foetaal DNA<br />
vastleggen. Een sterk verhoogde concentratie<br />
wijst op een dreigende vroeggeboorte of hoge<br />
bloeddruk. Artsen kunnen daar bij de prenatale<br />
zorg op inspelen.<br />
Minder trombose door betere shuntzorg<br />
Genetische kopieermachine<br />
De twee nieren in ons lichaam zijn vierentwintig<br />
uur per dag bezig met het regelen van de<br />
water- en zouthuishouding. Zij zijn de filters<br />
waar het bloed doorheen stroomt, waarna<br />
overtollig vocht en afvalstoffen het lichaam<br />
verlaten als urine. Als je nieren het niet meer<br />
doen, kan deze functie worden overgenomen<br />
door de kunstnier. Een dialysemachine pompt<br />
het bloed door die kunstnier via een zogenoemde<br />
shunt, een onderhuidse verbinding<br />
tussen een slagader en een ader. Deze shunt<br />
wordt drie keer per week met naalden aangeprikt<br />
om het bloed uit het lichaam te leiden.<br />
Door de hoge stroomsnelheid ontstaan in de<br />
shunt regelmatig complicaties, zoals stolsels en<br />
verstoppingen.<br />
In 1999 begon de afdeling Nefrologie met<br />
Dianet <strong>Utrecht</strong> een project om het aantal<br />
shuntproblemen te verminderen. Hulpverleners<br />
kregen meer informatie en scholing, er werden<br />
kwaliteitsstandaarden en richtlijnen ingevoerd<br />
en de hulpverlening op de afdelingen werd<br />
beter op elkaar afgestemd. Hierdoor trad veel<br />
minder vaak trombose op. “We meten iedere<br />
maand de stroomsnelheid in de shunt”, vertelt<br />
dialyseverpleegkundige Wil van der Mark.<br />
“Daarmee kunnen we vernauwingen in een<br />
vroeg stadium vinden en met een dotterballon<br />
opheffen. Op die manier voorkomen we trombose.<br />
Het aantal kunststofshunts waarbij de<br />
meeste problemen ontstaan is ook drastisch<br />
verminderd.”<br />
De Nierstichting Nederland gebruikt deze uitkomsten<br />
en inzichten in een groot landelijk<br />
project. Van der Mark is belast met de coördinatie<br />
voor de regio. “Uiteindelijk moet in alle<br />
dialysecentra in Nederland een standaard voor<br />
shuntvoorbereiding, aanleg en verzorging<br />
worden ingevoerd. Ook landelijk moeten we<br />
naar minder kunststofshunts en complicaties.”<br />
Een machine pipetteert DNA-materiaal in platen met<br />
kleine reageerbuisjes. Vervolgens tilt een mechanische<br />
arm de platen van de ene in de andere machine. Voor<br />
een deel van het DNA-onderzoek heeft de <strong>UMC</strong>-divisie<br />
Medische Genetica een robotstraat laten ontwikkelen.<br />
Routinematig werk dat een analist zo’n zes uur kost,<br />
knappen de machines in een uurtje op. “Bovendien<br />
gaan ze – als het moet – ’s avonds en ’s nachts gewoon<br />
door”, stelt Hans Kristian Ploos van Amstel, hoofd DNAdiagnostiek.<br />
“Voor verschillende erfelijke afwijkingen<br />
analyseer je verschillende genen. Het voorwerk is bij<br />
ieder onderzoek anders en ook de interpretatie moet je<br />
echt aan analisten overlaten. Maar de tijdrovende klus<br />
daartussen is heel goed te automatiseren.” De robot<br />
maakt honderdduizenden kopieën van een stuk DNA.<br />
Hij zuivert het materiaal en bepaalt vervolgens de volgorde<br />
van de genetische bouwstenen. Dat standaardproces<br />
is nu machinewerk. Daardoor krijgen de analisten<br />
meer tijd om de gegevens te interpreteren. Want dat<br />
blijft mensenwerk.<br />
nr 2 <strong>april</strong> <strong>2002</strong> 3
tekst > Manou van de Zande<br />
foto’s > Chris Timmers<br />
Huidtumoren houden niet<br />
Lichttherapie bestrijdt de gevolgen van overmatig zonnen<br />
Huidkanker behandelen met fotodynamische<br />
therapie, oftewel de<br />
gevolgen van teveel zonlicht met<br />
ander licht te lijf gaan. De blootstelling<br />
aan violet licht doet pijn,<br />
maar laat uiteindelijk nauwelijks<br />
sporen na. En oh ironie: de basis<br />
voor het gereedschap van de dermatoloog<br />
is een gezichtsbruiner.<br />
Bijna iedereen met huidkanker kan de schuld<br />
aan de zon geven. Slechts een miniem aantal<br />
patiënten heeft een genetische afwijking die<br />
huidkanker veroorzaakt. Jarenlange blootstelling<br />
aan zonlicht – expres of niet – blijft de voornaamste<br />
oorzaak. Huib van Weelden, lichtfysicus<br />
in het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>: “Het klinkt niet logisch,<br />
maar wij doen er nog een schepje licht bovenop.”<br />
Dat klopt, want arts-assistent dermatologie<br />
Leonie Majoie behandelt haar patiënten met<br />
violet licht. Dat licht geeft alleen het tumorweefsel<br />
een destructieve optater, niet de huid<br />
eromheen.<br />
Die therapeutische werking heeft het licht alleen<br />
in combinatie met een speciaal smeerseltje dat<br />
delta-ALA bevat. Dit wordt vooral in de tumorcellen<br />
omgezet in protoporfyrine. Dit protoporfyrine<br />
maakt het weefsel gevoelig voor violet<br />
licht; op die manier gaan alleen de tumorcellen<br />
eraan. Deze dodelijke en dus succesvolle combinatie<br />
werd al langer gebruikt om enkele soorten<br />
huidkanker te behandelen. Toch gaat het om<br />
een nieuwe fotodynamische therapie, omdat<br />
Majoie violet licht gebruikt in plaats van het<br />
gebruikelijke rode licht.<br />
Lichtgevoelige patiënten<br />
Fotodynamische technieken worden als therapie<br />
al zo’n twintig jaar toegepast in de urologie,<br />
oncologie en dermatologie. De techniek is ook<br />
bruikbaar in de diagnostiek, bijvoorbeeld bij het<br />
zichtbaar maken van tumoren. Lichtfysicus<br />
>><br />
Licht verblindt niet alle tumoren<br />
De patiënten die Leonie Majoie met licht behandelt, hebben drie soorten aandoeningen: de<br />
ziekte van Bowen (een lokale vorm van huidkanker), basaal celcarcinoom (oppervlakkige<br />
gezwellen van de huid) of actinische keratose (een zonbeschadigde huid, een voorstadium<br />
van kanker).<br />
Niet alle soorten huidkanker kunnen met fotodynamische therapie worden bestreden. Voor<br />
kwaadaardige moedervlekken (melanomen) – een gepigmenteerde vorm van huidkanker –<br />
is fotodynamische therapie niet geschikt.<br />
nr 2 <strong>april</strong> <strong>2002</strong> 4
van gezichtsbruiners<br />
Van Weelden: “In al die disciplines werkte iedereen<br />
voornamelijk met rood licht. Dat licht kwam<br />
voort uit de lasertechniek, het werkte goed en<br />
niemand zag eigenlijk reden om daarvan af te<br />
stappen.” Maar door zijn ervaringen met lichtgevoelige<br />
patiënten met een verhoogd porfyrinegehalte,<br />
een ‘specialiteit’ binnen het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>,<br />
wist Van Weelden dat hun huid gevoeliger is<br />
voor violet en groen licht.<br />
“Was het rode licht eigenlijk wel de beste keuze,<br />
vroegen we ons af. We hebben toen onderzocht<br />
welk soort licht in combinatie met de delta-ALAgel<br />
het meest effectief was op de huid.”<br />
Van Weeldens onderzoek wees uit dat de violette<br />
variant zeker tien keer zo effectief was als het<br />
rode licht, met minder energie en dus een kortere<br />
belichtingstijd.<br />
Prikkende pijn<br />
De eigenlijke belichtingstijd hoeft niet lang te<br />
zijn, maar de voorbereiding des te meer. Leonie<br />
Majoie beschrijft een behandeling: “De patiënt<br />
die voor dit verhaal is gefotografeerd, heeft<br />
actinische keratose op zijn schedel. Ik smeer zijn<br />
hoofd ’s ochtends in met de delta-ALA-gel. In die<br />
gel zit behalve het ALA ook een verdovende<br />
stof, want de behandeling is nogal pijnlijk.<br />
Patiënten krijgen soms paracetamol tijdens de<br />
belichting. En zonodig geven we ze andere pijnstillers<br />
mee naar huis. Daarna dek ik zijn hoofd<br />
af met een pleister en aluminiumfolie. Het<br />
smeersel moet acht uur lang intrekken en er<br />
mag geen spoortje licht bijkomen. Aan het eind<br />
van de dag belicht ik hem een half uur. Hij voelt<br />
dan een stekende, prikkende pijn, die na de<br />
behandeling overgaat in het zonverbrande<br />
gevoel dat iedereen wel kent. Die pijn verdwijnt<br />
na zes tot twaalf uur.”<br />
Pijn en de lange planningstijd zijn de enige<br />
nadelen van deze fotodynamische therapie,<br />
vinden Majoie en Van Weelden. Er zijn drie<br />
andere, meer ingeburgerde methodes om huidtumoren<br />
weg te krijgen: chirurgie, cryotherapie<br />
(de tumoren bevriezen) of een plaatselijke chemotherapie<br />
met een crème. Deze manieren zijn<br />
minder tijdsintensief, hoewel dat in het geval<br />
van meerdere tumoren verspreid over de huid<br />
niet opgaat. Een fotodynamische behandeling is<br />
dan juist handiger, omdat die meerdere en<br />
kleinere tumoren tegelijk pakt. Bovendien zijn<br />
een à twee behandelingen meestal voldoende<br />
om de tumor definitief onschadelijk te maken.<br />
Maar de grootste verdienste is het cosmetische<br />
resultaat. Er ontstaan geen littekens of witte<br />
plekken (zoals bij bevriezing). “Je ziet wel iets”,<br />
zegt Majoie, “maar dat is een minimaal pigmentverschil.”<br />
Van Weelden is nog het meest verrukt over de<br />
eenvoud van Majoie’s medische gereedschap:<br />
“Je koopt een gezichtsbruiner in de winkel,<br />
draait er een ander lampje in, zet er een filter<br />
voor en voilà! Het hoeft helemaal geen fancy<br />
apparaat te zijn”, demonstreert de lichtfysicus.<br />
“Kijk, deze twee gezichtsbruiners heeft de technische<br />
dienst in een nieuwe constructie boven<br />
elkaar gezet. De lampjes bestel je bij Philips en<br />
voor een paar honderd euro ben je klaar.”<br />
Lichtmeter<br />
Met een speciale lichtmeter die fotografen ook<br />
gebruiken, meet Majoie hoe groot de afstand<br />
van de lichtbron tot de huid van de patiënt moet<br />
zijn. “De lichtintensiteit luistert nogal nauw,<br />
daarom moeten die apparaten flexibel en niet te<br />
groot zijn”, legt ze uit. Een zonnebank waarin<br />
aanbidders van artificieel zonlicht zichzelf neervlijen,<br />
is volgens Majoie niet werkbaar. De afstand<br />
van de lampen tot de verschillende lichaamsdelen<br />
is niet te manipuleren vanwege de lange onbuigbare<br />
tl-buizen. Het kleine aantal patiënten dat<br />
over het hele lichaam tumoren heeft, kan dus<br />
niet in een keer helemaal worden belicht.<br />
Baanbrekende toekomstplannen met deze fotodynamische<br />
therapie hebben Van Weelden en<br />
Majoie niet. Dat kan ook niet: door de bezuinigingsrondes<br />
in het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> is het onderzoek<br />
naar de relatie tussen zon en huidkanker weggevallen.<br />
“En zoveel valt er ook niet meer te<br />
verbeteren”, denkt Van Weelden. “Het enige,<br />
maar niet onbelangrijke hiaat dat ik kan bedenken<br />
is de penetratie van de gel in de huid. Nu is<br />
de therapie alleen nog geschikt voor oppervlakkige<br />
tumoren. Het is aan de farmaceutische<br />
industrie om met preparaten te komen die dieper<br />
in de huid doordringen, zodat we op den duur<br />
ook patiënten met dieperliggende tumoren zouden<br />
kunnen behandelen.”<br />
Majoie wil nog wel op zoek naar een manier om<br />
de behandeling patiëntvriendelijker te maken,<br />
dus minder pijnlijk. Dat lijkt Van Weelden nogal<br />
moeilijk: “De reactie blijft hetzelfde: het is het<br />
protoporfyrine dat in combinatie met licht de<br />
pijn veroorzaakt. Blijft alleen pijnstilling over.”<br />
Wie nagenoeg vlekkeloos van zijn huidtumoren<br />
verlost wil worden, moet dus pijn lijden.<br />
nr 2 <strong>april</strong> <strong>2002</strong> 5
tekst > Joost van der Gevel<br />
foto > Chris Timmers<br />
Vet lift mee op rode bloedcel<br />
Defect immuunsysteem oorzaak aderverkalking<br />
Het menselijk lichaam gebruikt een deel van het immuunsysteem niet alleen voor het<br />
transport van bacteriën, maar ook voor het transport van vetten. Deze ontdekking<br />
verfijnt de diagnostiek en behandeling van aderverkalking en infecties.<br />
nr 2 <strong>april</strong> <strong>2002</strong> 6
Water en vet zijn vijanden. Gooi een druppel<br />
olie op warm water en de olie komt altijd<br />
bovendrijven. Je kunt olie op water zelfs laten<br />
branden, een geliefd fenomeen in spektakelfilms.<br />
Vet en water mengen niet. Het menselijk<br />
lichaam gebruikt vetten en suikers als brandstof.<br />
Suikers zijn goed oplosbaar in ons waterrijke<br />
binnenwerk, maar met vetten ligt dat heel<br />
anders. Vetvervoer vereist een aparte behandeling.<br />
Dus fopt ons waterige lijf zichzelf door vet<br />
eerst netjes te verpakken in een bolletje.<br />
Cellen in de darmwand<br />
eiwitjas van de vetbolletjes en activeert via een<br />
omweg het eiwit C3. Dat gaat als een vlag op<br />
die suikers staan. De rode bloedcellen herkennen<br />
de vlag, pakken de gesuikerde vetbolletjes vast<br />
en nemen ze mee.”<br />
Internist-endocrinoloog Manuel Castro Cabezas:<br />
“Dat betekent dat drie keer per dag – na iedere<br />
maaltijd en voor de snoepers onder ons, nog<br />
vaker – de afweer zich opmaakt voor vetvervoer.<br />
Na een maaltijd stijgt de hoeveelheid C3 in het<br />
bloed. Het C3-eiwit schakelt het complement-<br />
brengen, is volkomen nieuw. Castro Cabezas en<br />
Van Dijk ontdekten dat de rode bloedcellen ijverige<br />
vetvervoerders zijn en dat het vetvervoer<br />
niet het alleenrecht is van het bloedplasma, het<br />
‘water’ van het bloed, een gedachte die gemeengoed<br />
is in de geneeskunde.<br />
Nutteloze splinter<br />
Castro Cabezas: “In de klassieke visie heb je voor<br />
de cholesterol- en vetverwerking het afweersysteem<br />
helemaal niet nodig. Daardoor is het<br />
complementsysteem jarenlang<br />
weven een dunne schil van<br />
eiwitten om zo’n vetbolletje.<br />
>> Ernstige aderverkalking ondanks normaal cholesterol over het hoofd gezien. In 1920 is<br />
voor het eerst een vetbolletje<br />
Net als een knapperig jasje om een pinda.<br />
systeem van de afweer aan. Dat is een oeroud<br />
Dat jasje houdt het vetbolletje bij elkaar en<br />
deel van het immuunsysteem, dat niet alleen het<br />
zorgt ervoor dat het vervoerd kan worden door vervoer van bacteriën en vetten regelt, maar ook<br />
de binnenwateren van het lichaam. Zodra het de opname van vetten door vetcellen.”<br />
bolletje in de bloedbaan terechtkomt, versieren<br />
enzymen uit het bloedplasma dat jasje met suikers.<br />
Het wordt zo zelfs een Japanse pinda.<br />
Van Dijk: “Het lichaam wil die lichaamsvreemde<br />
Uiteengerafeld<br />
De suikers op de eiwitjas zijn de vrachtbrieven deeltjes elimineren. Die deeltjes kan het niet<br />
voor het verdere vervoer.<br />
allemaal opstapelen in het bloed, die moeten<br />
ergens naar toe.” De bacteriën gaan hoofdzakelijk<br />
naar de milt, die vol zit met moordlustige<br />
Bacteriële vetbol<br />
Voor het vervoer van vetten en bacteriën<br />
witte bloedcellen die de bacteriën een kopje<br />
gebruikt het menselijk lichaam hetzelfde systeem.<br />
“De vetstofwisseling en de afweer tegen Daar worden ze uiteengerafeld in kleinere bolle-<br />
kleiner maken. Vetbolletjes gaan naar de lever.<br />
bacteriën komen voor een groot deel overeen”, tjes en voorzien van een nieuw eiwitjasje, waarna<br />
stelt Hans van Dijk, hoogleraar immunologie van de lever ze opnieuw het lichaam instuurt.<br />
plantenstoffen bij de faculteit Farmacie. “De vetbolletjes<br />
zijn door de suikers lichaamsvreemd tjes op te nemen. Ze rafelen de vetbolletjes uit<br />
De vetcellen krijgen een seintje om deze bolle-<br />
gemaakt en prikkelen het immuunsysteem.<br />
elkaar, zuigen het vet naar binnen en bewaren<br />
Dat systeem maakt een tweedeling in alles wat dat tot het moet worden verbrand.<br />
het tegenkomt: wat lichaamseigen is mag blijven,<br />
wat lichaamsvreemd is niet. Het mannose lang bekend. Maar dat ze ook de voedingsvetten<br />
Hoe rode bloedcellen bacteriën vervoeren is al<br />
bindend eiwit (MBL) herkent de suikers op de ongeschonden naar hun plaats van bestemming<br />
>> Vetvervoerder C-Très<br />
waargenomen in het bloed, maar het is toen los<br />
van de rode bloedcellen getekend. Sindsdien is<br />
geen aandacht meer besteed aan bolletjes op de<br />
rode bloedcellen, en meten vetspecialisten vet<br />
en cholesterol uitsluitend in het bloedplasma.<br />
Ze scheiden daarvoor zelfs de rode bloedcellen<br />
van het plasma, waardoor het aantal vetbolletjes<br />
in bloed sterk wordt onderschat. Een groot deel<br />
van de vetbolletjes kleeft juist aan de rode<br />
bloedcellen, die zorgen voor het transport.”<br />
C3adesArg, een heel klein eiwitje dat vrijkomt<br />
bij de activering van C3, speelt een sleutelrol in<br />
dat transport. Zodra het eiwit C3 wordt geactiveerd,<br />
splitst het zich in twee stukken. Het grootste<br />
stuk, C3b, plakt als een sticker op bacteriën,<br />
waardoor witte bloedcellen de bacteriën herkennen<br />
en vernietigen. Het kleinste stuk, C3a, werd<br />
tot nu toe door immunologen als een nutteloze<br />
splinter gezien. En juist die nutteloze splinter<br />
leidde Castro Cabezas en Van Dijk naar hun ontdekking.<br />
Van Dijk: “Dat stukje heeft inderdaad<br />
geen afweerfunctie, maar speelt een cruciale rol<br />
in de vetstofwisseling. Enzymen in het plasma<br />
knippen er nog een aminozuur af en daardoor<br />
verandert het ‘nutteloze’ C3a in C3adesArg, het<br />
hormoon dat de vetcellen het seintje geeft vetten<br />
op te nemen. Door de hokjesgeest binnen de<br />
medische wetenschap is dit tot nu toe over het<br />
hoofd gezien.”<br />
Wandklevers<br />
Het vettransport loopt in het honderd bij mensen<br />
met een bepaalde erfelijke afwijking in het<br />
immuunsysteem. Zij missen het mannose bindend<br />
eiwit, het eiwit dat de suikers op de vetbolletjes<br />
herkent. Vetbolletjes kunnen dan niet meer op<br />
de rode bloedcellen meevaren, maar zweven uitsluitend<br />
los in het bloedplasma en komen direct<br />
in contact met de vaatwand. Bij botsingen met<br />
de vaatwand kunnen ze daaraan vastkleven.<br />
Dat geeft milde ontstekingen, die na jaren tot<br />
Manuel Castro Cabezas en Hans van Dijk hebben samen met het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> op<br />
toepassingen van hun uitvinding octrooi aangevraagd en dit ondergebracht in de<br />
bv C-Très. De bv gaat die toepassingen verder ontwikkelen en kan hiervoor<br />
financiers aantrekken, die in ruil voor financiële middelen aandelen krijgen.<br />
C-Très directeur Willem van Oort: “Productontwikkeling is geen fundamenteel<br />
onderzoek meer en daar mag het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> geen geld in steken. Door deze<br />
zakelijke U-bocht is het mogelijk geld aan te trekken. Nu zijn wij en het <strong>UMC</strong><br />
<strong>Utrecht</strong> nog de enige aandeelhouders, maar we krijgen er dus kritische aandeelhouders<br />
bij. We hopen een team van tien tot twintig mensen te kunnen samenstellen<br />
om producten voor de wereldmarkt te ontwikkelen. Dat ontwikkelingsprogramma<br />
zal voornamelijk plaatsvinden binnen de <strong>UMC</strong>-muren.”<br />
aderverkalking kunnen leiden. Aderverkalking is<br />
˘˘<br />
nr 2 <strong>april</strong> <strong>2002</strong> 7
˘˘<br />
een vorm van ontsteking, die behalve door een<br />
een normaal cholesterolgehalte, maar hun vet-<br />
groter gevaar dan lepra of tbc. Zij hebben er dus<br />
verkeerde vetverwerking ook kan worden ver-<br />
verwerking is volledig verstoord. In die families<br />
vooral last van.”<br />
oorzaakt door een hoog cholesterolgehalte of<br />
komt ernstige aderverkalking voor, ondanks een<br />
Inmiddels zoeken Castro Cabezas en Van Dijk in<br />
suikerziekte.<br />
normaal cholesterol.”<br />
planten naar geneesmiddelen die aderverkalking<br />
Van Dijk en Castro Cabezas richten zich vooral<br />
door ontregeld vetvervoer tegengaan. Planten<br />
op het ontregelde vetvervoer. Zij werken nu aan<br />
Lepra of aderverkalking<br />
maken zelf vet en moeten dat in hun eigen<br />
technieken om de verhouding tussen de vet-<br />
Van Dijk: “Kijk je naar de mondiale verspreiding<br />
waterrijke organisme vervoeren. Daar maken ze<br />
bolletjes in het bloedplasma en de vetbolletjes<br />
van deze erfelijke afwijking, dan blijkt dat men-<br />
speciale stoffen voor. Van Dijk: “De plantaardige<br />
aan de rode bloedcellen nauwkeuriger te bepalen.<br />
sen bij wie het mannose bindend eiwit ontbreekt<br />
systemen zijn evolutionair veel ouder dan de<br />
Castro Cabezas: “Na een maaltijd is de som van<br />
ook een evolutionair voordeel hebben. In Afrika<br />
menselijke. Daarom zoeken wij juist in planten<br />
vrije en aan de rode bloedcellen gebonden vet-<br />
mist dertig procent van de mensen dit eiwit.<br />
naar stoffen die vet kunnen oplossen. We hebben<br />
bolletjes vrijwel constant. Echter, alleen die los in<br />
Ze kunnen minder goed vet opnemen maar<br />
al een aantal werkzame stoffen gevonden.<br />
het bloedplasma zwevende bolletjes bepalen de<br />
krijgen minder snel lepra en tbc. Daardoor heb-<br />
Nu moeten we de beste stof er nog uitpikken.<br />
kans op aderverkalking. Bij mensen met deze<br />
ben ze meer profijt dan last van hun afwijking!<br />
Als bij iemand het mannose bindend eiwit<br />
erfelijke afwijking in de afweer zou de hoeveel-<br />
In Nederland mist tien procent van de bevolking<br />
ontbreekt – wat door de huisarts al is vast te<br />
heid vet in het bloedplasma veel hoger moeten<br />
dat eiwit. Als deze mensen elke dag naar<br />
stellen – moeten we dat in de toekomst met<br />
zijn. Dat is inderdaad zo. Deze mensen hebben<br />
McDonalds gaan, is aderverkalking een veel<br />
zo’n stof kunnen compenseren.”<br />
Promoties<br />
LATERE MENOPAUZE,<br />
BETERE LEVENSVERWACHTING<br />
Na de menopauze daalt de concentratie oestrogenen<br />
(vrouwelijke hormonen) in het bloed. Bevolkingsonderzoek<br />
geeft aan, dat oestrogenen bescherming bieden tegen harten<br />
vaatziekten. Wanneer de menopauze laat intreedt zijn<br />
oestrogenen dus langer werkzaam, waardoor ze waarschijnlijk<br />
meer bescherming bieden. Tegenover die bescherming<br />
staat het nadeel, dat een late menopauze de kans op baarmoeder-,<br />
eierstok- en borstkanker vergroot.<br />
Marlies Ossewaarde vergeleek vrouwen bij wie de menopauze<br />
al voor de veertig optrad met vrouwen met een<br />
menopauze na de vijfenvijftig. Ze keek wat voor effect dat<br />
had op de kans op hart- en vaatziekten, de kans op kanker<br />
en de levensverwachting. Per jaar dat vrouwen later in de<br />
menopauze kwamen, nam de kans op hart- en vaatziekten<br />
af met twee procent, maar steeg de kans op baarmoederof<br />
eierstokkanker met zes procent. Toch hadden vrouwen<br />
met een menopauze na de vijfenvijftig een bijna twee jaar<br />
langere levensverwachting dan de vrouwen die hun menopauze<br />
kregen voor hun veertigste. Kennelijk weegt de verlaagde<br />
kans op hart- en vaatziekten door een latere menopauze<br />
zwaarder dan de verhoogde kans op kanker, stelt<br />
Ossewaarde.<br />
Verder onderzocht Ossewaarde bij gezonde postmenopauzale<br />
vrouwen het verband tussen oestrogenen, de kenmerken<br />
van de vaatwand en risicofactoren voor hart- en vaatziekten.<br />
Oestrogenen verbeterden het lipidenprofiel, de verhouding<br />
van bepaalde vetten in het bloed. Hormoontherapie<br />
verminderde vooral de concentratie van ‘remnant lipoprotein<br />
particles’, deeltjes die slagaderverkalking zouden bevorderen.<br />
Ze constateerde ook dat gebruiksters van hormoontherapie<br />
een minder dikke en beter functionerende vaatwand<br />
hebben.<br />
Gezonde vrouwen kunnen na de menopauze met een<br />
hormoontherapie de kans op hart- en vaatziekten misschien<br />
verminderen, suggereert Ossewaarde. Uit recent onderzoek<br />
blijkt dat hormoontherapie ook goed werkt met lagere<br />
doseringen, waardoor de kans op bijwerkingen kleiner is.<br />
Helaas zit er bij vrouwen met een verhoogde kans op harten<br />
vaatziekten waarschijnlijk een addertje onder het gras.<br />
Ossewaarde: “Uitgerekend bij deze groep lijkt net na de<br />
start van de hormoontherapie het risico iets toe te nemen.<br />
Bepaalde mutaties in genen die coderen voor stollingsfactoren<br />
kunnen hierbij een rol spelen. Op basis van onze<br />
huidige kennis is hormoontherapie bij vrouwen met een<br />
hoog risico op hart- en vaatziekten dus (nog) niet aan te<br />
bevelen.”<br />
Margaretha Elisabeth Ossewaarde – Oestrogenen en harten<br />
vaatziekten: onderzoek naar risico en risicofactoren bij<br />
postmenopauzale vrouwen<br />
ADEM MET EEN LUCHTJE<br />
De bacterie Helicobacter pylori (H. pylori) is de belangrijkste<br />
veroorzaker van ontstekingen aan het maagslijmvlies.<br />
De bacterie speelt ook een rol bij het ontstaan van maagzweren,<br />
van zweren in de dunne darm en zelfs bij het ontstaan<br />
van kanker. Daarom is een goede diagnostiek en<br />
behandeling van H. pylori-infecties belangrijk.<br />
Catherine Weijnen constateert in haar proefschrift dat huisartsen<br />
niet meteen al hun patiënten met maagklachten<br />
moeten testen op een H. pylori-infectie; dat heeft geen zin.<br />
Alleen bij patiënten met een verhoogde kans op een maagzweer<br />
voegt een H. pylori-test extra informatie toe aan de<br />
anamnese. Voor het opsporen van de infectie kan een huisarts<br />
het beste een speciale ademtest gebruiken. Die test is<br />
ook het meest geschikt om te controleren of een therapie<br />
tegen H. pylori ook het gewenste effect heeft gehad, stelt<br />
Weijnen.<br />
De ademtest wordt nu echter nauwelijks toegepast, omdat<br />
enkele praktische problemen een algemeen gebruik nog in<br />
de weg staan. Zo moet de adem van een patiënt bijvoorbeeld<br />
worden gemeten met een tussenpauze van een half<br />
uur. Bovendien is het resultaat niet direct beschikbaar,<br />
omdat de test vanwege speciale apparatuur maar op enkele<br />
plaatsen in Nederland geanalyseerd kan worden.<br />
Weijnen onderzocht ook met welke methode je huisartsen<br />
zo snel mogelijk een nieuw ontwikkelde richtlijn voor<br />
maagklachten kunt laten navolgen. Nascholing blijkt daarvoor<br />
de beste methode. Kun je meer methodes tegelijkertijd<br />
gebruiken om de invoering van een nieuwe richtlijn te<br />
stimuleren, dan lijkt een combinatie van nascholing en een<br />
geringe financiële vergoeding verreweg het beste.<br />
Catherine F. Weijnen – Helicobacter pylori en maagklachten<br />
in de huisartspraktijk. Diagnostiek en implementatie van<br />
een richtlijn.<br />
IJZER TEGEN AIDS<br />
IJzer in het lichaam van HIV-patiënten leidt tot een verergering<br />
van de infectie. Biochemicus Niki Georgiou onderzocht<br />
of dat proces is te remmen met ijzerchelatoren, met<br />
stoffen die ijzer aan zich binden. Ze maakt eerst een onderscheid<br />
in twee typen chelatoren.<br />
Conventionele chelatoren, zoals deferoxamine en deferiprone,<br />
binden het ijzer waardoor het geen rol meer speelt<br />
in chemische, katalytische reacties. Conventionele chelatoren<br />
onttrekken ijzer. De chelator bleomycine, een middel tegen<br />
kanker, bindt óók ijzer, maar in deze verbinding gaat het<br />
ijzer juist actiever deelnemen aan chemische reacties.<br />
Bleomycine bevórdert dus de katalytische activiteit van ijzer.<br />
Georgiou stelt vast dat beide typen chelatoren op een<br />
verschillende manier de vermenigvuldiging van het aidsvirus<br />
beïnvloeden. De conventionele, ijzeronttrekkende chelatoren<br />
verstoren vooral de machinerie in de menselijke cel, die<br />
het virus nodig heeft voor zijn vermenigvuldiging. Deze<br />
chelatoren pakken dus niet het virus aan, maar het mechanisme<br />
dat zijn ‘voortplanting’ regelt.<br />
Het ijzeractiverende bleomycine pakt het virus wél direct<br />
aan. Het middel wordt in de kankerbestrijding gebruikt<br />
omdat het DNA en RNA beschadigt. Waarschijnlijk heeft<br />
bleomycine een dempend effect op een HIV-infectie, omdat<br />
het zowel het DNA als het RNA van het virus aantast.<br />
Met chelatoren kun je het beschikbare ijzer in het lichaam<br />
regelen en zo ook invloed uitoefenen op de HIV-infectie,<br />
stelt Georgiou. Voor haar onderzoek gebruikte ze menselijke<br />
bloedcellen. Onderzoek in patiënten is de volgende stap.<br />
Niki Andreou Georgiou – IJzerchelatie en HIV-1 replicatie<br />
Een volledig overzicht van de promoties is te vinden op<br />
internet: www.uu.nl onder nieuws en agenda.<br />
nr 12 februari <strong>april</strong> <strong>2002</strong>001 8 8
Patiënten eisen soms een behandeling met<br />
experimentele medicijnen. Hoogleraar neurologie<br />
John Wokke stelt dat elk middel, hoe<br />
veelbelovend ook, toch eerst op effectiviteit<br />
en veiligheid moet worden onderzocht.<br />
Experimenteel medicijn<br />
is nog geen geneesmiddel<br />
“<br />
Vorig jaar probeerde een patiënt met amyotrofische<br />
laterale sclerose (ALS) – een ernstige en vaak<br />
dodelijke spierziekte – via de rechter een behandeling<br />
met een experimenteel geneesmiddel af te dwingen.<br />
Van dat middel, TCH 346, was de werking nog niet<br />
bewezen. De patiënt verloor de zaak in hoger<br />
beroep. Zo’n stap van een patiënt is heel begrijpelijk.<br />
Toch moet elk nieuw medicijn eerst voldoende<br />
worden onderzocht op effectiviteit en veiligheid.<br />
Patiënten komen soms met een hele tas vol medicijnen,<br />
geregistreerd of niet. Wij hebben daar begrip<br />
voor en willen weten welke medicijnen ze gebruiken,<br />
maar we waarschuwen ze wel. Sommige middelen<br />
zijn vreselijk duur. Er zijn patiënten die hun huis<br />
verkopen om middelen te betalen die niet helpen.<br />
Ook de adviezen die wij patiënten geven, zijn niet<br />
altijd bewezen volgens de principes van evidence<br />
based medicine. Aan de andere kant hebben wij de<br />
plicht om wel altijd dat bewijs te blijven zoeken.<br />
Patiënten krijgen met een diagnose ALS eigenlijk de<br />
inhoud van de doos van Pandora over zich uitgestort.<br />
In de Griekse mythologie werden met het openen<br />
van die doos rampspoed en alle denkbare ziekten<br />
over de wereld afgeroepen. Wat op de bodem van de<br />
doos achterbleef was de hoop. Dat moeten ook<br />
dokters zich realiseren: een patiënt die te horen<br />
krijgt dat hij aan een ernstige ziekte lijdt, zal altijd<br />
hoop willen houden. Hoop mag je patiënten niet<br />
ontnemen. Veel patiënten vluchten naar allerlei niet<br />
geregistreerde handelwijzen of geneesmiddelen, juist<br />
omdat ze die hoop willen vasthouden.<br />
Tegen patiënten met chronische ziekten kunnen wij<br />
vaak nog zeggen dat er nieuwe behandelingen aankomen,<br />
al zal dat niet binnen vijf jaar zijn. Wij kunnen<br />
ze nog hoop geven. Bij ALS is dat veel moeilijker.<br />
Vijftig procent van de patiënten overlijdt binnen<br />
drie jaar na het eerste verschijnsel. Dat is geen<br />
gemakkelijke boodschap. Dan komt de klemmende<br />
vraag: hoeveel hoop kun je ze laten? Patiënten houden<br />
zich met hoop op de been en denken dat zij in<br />
de groep vallen met een langere overleving. Maar<br />
dat is niet te voorspellen.<br />
Als wij een nieuw geneesmiddel onderzoeken, proberen<br />
we daarom zo snel mogelijk te bewijzen dat<br />
het werkt en veilig is of niet. Voor een placebo<br />
gecontroleerd onderzoek is daarvoor de methode<br />
van continue sequentiële analyse te gebruiken. Een<br />
statisticus vergelijkt dan voortdurend de uitkomsten<br />
in de groep patiënten die het medicijn krijgt met die<br />
in de placebogroep. Zodra we zien dat het verschil<br />
niet groter kan worden of gelijk zal blijven, kunnen<br />
we het onderzoek staken.<br />
Voor ALS komt voorlopig geen afdoend medicijn<br />
zoals penicilline. De ontwikkeling van geneesmiddelen<br />
bij chronische neurologische ziektes gaat<br />
nu nog met hele kleine stapjes. De vraag is of een<br />
tekst > Joost van der Gevel<br />
foto > Chris Timmers<br />
nieuw geneesmiddel beter is dan de bestaande.<br />
Zo’n middel moet effectief zijn. Maar nog voordat<br />
de effectiviteit kan worden onderzocht moet duidelijk<br />
zijn dat het veilig is. Stel dat TCH 346 inderdaad<br />
een wondermiddel is – dat staat nog helemaal niet<br />
vast – maar patiënten krijgen er binnen een paar<br />
jaar kanker van, dan kunnen wij dat middel niet<br />
voorschrijven. Ook niet bij ALS. Patiënten mogen<br />
geen vuilnisvat zijn voor allerlei niet-werkzame of<br />
mogelijk zelfs schadelijke geneesmiddelen.<br />
Patiënten klampen zich vast aan iedere strohalm en<br />
ze zijn bereid daarin heel ver te gaan. Er is heel veel<br />
informatie beschikbaar. Soms is zelfs de chemische<br />
verbinding van een potentieel medicijn bekend en<br />
kan dat worden nagemaakt. Maar dan nóg heeft de<br />
>> Patiënt is geen vuilnisvat voor niet-werkzame geneesmiddelen<br />
arts de plicht uit te leggen dat het onverstandig is<br />
zo’n middel te gebruiken. Academische medisch<br />
specialisten hebben verplichtingen aan wetenschap<br />
en samenleving. Effectiviteit en veiligheid van<br />
geneesmiddelen moeten zijn aangetoond. Als dokters<br />
dat uitgangspunt loslaten, moeten ze hun witte jas<br />
aan de wilgen hangen. Daar ligt echt de grens.<br />
”<br />
nr 2 <strong>april</strong> <strong>2002</strong> 9<br />
commentaar opinie terzijde
tekst > Elke Lautenbag<br />
foto > Chris Timmers<br />
Vaatcentrum gaat digitaal<br />
Effectiever informatiebeheer door Elektronisch Patiëntendossier<br />
Geen papieren statussen met soms onleesbare aantekeningen, maar<br />
alle relevante patiënteninformatie ineens op het beeldscherm.<br />
Bij het Vaatcentrum is die wens vervuld. Daar heeft nu<br />
iedere hulpverlener, dankzij het elektronisch patiëntendossier<br />
(EPD), de beschikking over de volledige en<br />
actuele informatie over zijn patiënt.<br />
Iedere patiënt legt zelf het fundament voor zijn<br />
EPD. Zodra hij een afspraak heeft gemaakt voor<br />
de polikliniek krijgt hij een vragenlijst thuisgestuurd<br />
die hij – liefst op flop – invult en terugstuurt.<br />
Het gaat om allerlei standaardvragen,<br />
zoals medicijngebruik en ziektes in de familie.<br />
Gaat de patiënt voor zijn eerste afspraak naar de<br />
polikliniek, dan ligt daar zijn digitale dossier al<br />
klaar. Dit EPD zal worden gebruikt in de hele<br />
zorgketen, van anamnese tot ontslag.<br />
Iedere secretaresse, verpleegkundige of arts met<br />
wie de patiënt vervolgens te maken krijgt, kan<br />
zelf gegevens aan dat EPD toevoegen. Alle informatie<br />
over een patiënt, van opname tot ontslag,<br />
komt in dit ene, persoonlijke dossier. Het dossier is<br />
eenvoudig en snel opvraagbaar, maar uitsluitend<br />
voor geautoriseerd personeel. Zo wordt de privacy<br />
van de patiënt gewaarborgd.<br />
Zorg en onderzoek<br />
Groot voordeel van het EPD is, dat de patiënt<br />
niet steeds opnieuw hoeft te vertellen wat hem<br />
mankeert, welke medicijnen hij gebruikt, enzovoort.<br />
Ook de arts gaat erop vooruit. Als voorbereiding<br />
op zijn spreekuur moest hij tot nu toe<br />
van verschillende plaatsen papieren statussen<br />
tevoorschijn toveren en die informatie vergelijken<br />
met de informatie van het Ziekenhuis Informatie<br />
Systeem (ZIS). Met het EPD kan hij voortaan<br />
vanachter zijn bureau alle informatie over de<br />
patiënt bekijken.<br />
Dit scheelt veel tijd.<br />
Bovendien kan de arts zich<br />
nu in het spreekuur direct op de<br />
belangrijke zaken richten en verder<br />
ingaan op de echte problemen van de patiënt.<br />
Het EPD biedt nog meer voordelen.<br />
Patiëntengegevens hoeven maar één keer te<br />
worden ingevoerd, wat fouten voorkomt.<br />
Ook verkeerde vertalingen van onduidelijk<br />
opgeschreven gegevens behoren tot het verleden.<br />
Zelfs het wetenschappelijk onderzoek profiteert<br />
van het EPD, omdat alle elektronische dossiers<br />
samen één grote, snel toegankelijke databank<br />
vormen. Dat vergroot niet alleen de mogelijkheden<br />
van wetenschappelijk onderzoek, maar<br />
ook de patiëntenzorg heeft daar profijt van.<br />
Digitaal draagvlak<br />
Volgens internist Frank Visseren is een EPD juist<br />
bij het Vaatcentrum erg nuttig, omdat de<br />
patiënt hier met veel verschillende artsen te<br />
maken krijgt. “Neurologen, cardiologen, internisten,<br />
vaatchirurgen, radiologen... Patiënten<br />
met vaatziekten lopen vaak het hele rijtje af.<br />
Aan de andere kant maakt juist die complexe,<br />
grootschalige situatie de invoering van het EPD<br />
niet gemakkelijk.”<br />
Dat in het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> uitgerekend het<br />
Vaatcentrum als eerste met een elektronisch<br />
patiëntendossier gaat<br />
werken heeft nog een andere reden.<br />
Een dankbare ex-patiënt wilde enkele miljoenen<br />
euro’s in het project steken. “Maar ook andere<br />
specialismen kunnen aan de slag met het systeem<br />
dat we ontwikkeld hebben”, zegt hoogleraar<br />
klinische epidemiologie van de beeldvorming<br />
Yolanda van der Graaf. “Zij kunnen het<br />
dossier als basis nemen en het aanpassen aan de<br />
eigen situatie.”<br />
Het hele proces, van plan tot ingebruikname,<br />
heeft nog geen twee jaar geduurd. Het ontwikkelen<br />
van de techniek was weliswaar een hele<br />
klus, maar vergde niet de meeste tijd. Van der<br />
Graaf: “Dat iedereen op een andere manier<br />
gaat werken en op de juiste wijze gebruik<br />
maakt van het elektronische dossier, dát kost<br />
meer tijd. Uniformiteit is echt vereist. Anders<br />
krijg je wel een mooi systeem, maar werkt het<br />
niet. Daarom hebben we de eigen medewerkers<br />
voortdurend bij de ontwikkeling van het EPD<br />
betrokken. Ze konden aangeven waaraan ze<br />
behoefte hadden en wat ze gemakkelijk vonden.<br />
Die inbreng is essentieel. Zo voorkom je dat je<br />
een nieuw systeem invoert waarvoor geen<br />
draagvlak is.”<br />
nr 2 <strong>april</strong> <strong>2002</strong> 10
foto > Chris Timmers<br />
De grote ontwikkelingen in de geneeskunde komen<br />
bijna altijd van buitenaf. Waarom kunnen artsen<br />
tegenwoordig in het menselijk lichaam kijken zonder<br />
het open te snijden? Omdat techneuten, natuurkundigen<br />
en andere wetenschappers de röntgenstraling<br />
en andere ‘doorkijkgolven’ op het spoor kwamen.<br />
De ontdekker van de röntgenstralen, Conrad<br />
Röntgen, bezocht als zeventienjarige de Technische<br />
Hogeschool in <strong>Utrecht</strong>. Hij was ingenieur machinebouw<br />
en hoogleraar Experimentele Natuurkunde en<br />
zeker geen arts. Ook de genetische geneeskunde<br />
dankt veel aan het werk van niet-artsen, zoals de<br />
ontdekkers van de DNA-structuur Watson en Crick.<br />
Voor de werkelijke toekomst van de geneeskunde<br />
moeten we dus buiten de deur kijken.<br />
Mobiel medisch centrum<br />
De wereld heeft vier<br />
dimensies. Drie ruimtelijke<br />
dimensies en<br />
een tijdsdimensie.<br />
Aan die vier dimensies<br />
kun je de totale geneeskundige dienstverlening<br />
ophangen. Voor iedere patiënt in Nederland valt te<br />
berekenen hoe ver hij van de verschillende ziekenhuizen<br />
en zorginstellingen woont. En nog belangrijker:<br />
hoe lang hij erover doet om ze te bereiken.<br />
Voeg daar de bestaande wachtlijsten per instelling<br />
aan toe, en er rolt voor elke Nederlander een individueel<br />
wachtprofiel uit.<br />
Zo’n tijdruimtelijk wachtprofiel is bijzonder onthullend.<br />
Veel plattelanders zijn – zeker na de sluiting<br />
van ziekenhuizen in dunbevolkte en afgelegen<br />
gebieden – de laatste decennia behoorlijk achteruit<br />
geboerd. De zorg heeft letterlijk en figuurlijk meer<br />
afstand genomen. De invoering van de huisartsenpost<br />
vertoont hetzelfde beeld. De huisarts heeft het<br />
wat makkelijker gekregen, maar de patiënt moet<br />
voor hulp en zorg steeds vaker steeds verder reizen.<br />
Het besef dat tijd en ruimte inwisselbare grootheden<br />
zijn, heeft tot veel nieuwe initiatieven geleid.<br />
Een aantal organisaties wilde twintigduizend verpleegkundigen<br />
uit Slowakije naar Nederland halen.<br />
Zorgverzekeraar Agis liet onlangs weten dat ze zorgpersoneel<br />
in Turkije en Marokko wil werven. Groot-<br />
Brittannië probeert de eigen wachtlijsten te verkorten<br />
door duizenden zieke Britten te laten behandelen in<br />
Duitse ziekenhuizen. Van zorgverzekeraar CZ<br />
mogen Limburgse patiënten uitwijken naar België<br />
of Duitsland als ze daar sneller geholpen worden.<br />
De Enschedese zakenman R. Doeven probeert een<br />
luchtbrug naar Thailand te openen voor zieke<br />
Nederlanders. Ziektekostenverzekeraar Geové-RZG<br />
vliegt Groningse hartpatiënten voor een ingreep al<br />
naar het Italiaanse Pisa. Tijd en ruimte worden<br />
inwisselbaar.<br />
De snelheidstrend is op elk terrein van de gezondheidszorg<br />
zichtbaar. Is de huisarts moeilijk bereikbaar,<br />
dan rijdt de patiënt direct naar de Spoedeisende<br />
Hulp van het ziekenhuis. Is de Nederlandse<br />
wachtlijst te lang, dan vliegt de patiënt naar het<br />
buitenland en is hij alweer terug als de rest nog<br />
netjes in de rij staat.<br />
Alleen snelle servicegerichte ziekenhuizen zullen<br />
deze snelheidsslag overleven. Daarom is afwachten<br />
taboe. Een patiëntgericht ziekenhuis bezoekt voortaan<br />
zelf zijn klanten. Met de traumahelikopter.<br />
Met de ambulance. Met verpleegkundigen op de<br />
motor, die volgens de Regionale Ambulance<br />
Voorziening <strong>Utrecht</strong> (RAVU) sneller bij verkeersslachtoffers<br />
zijn. Met een cardiotruck- en een MRIvrachtwagen,<br />
die in opdracht van drie ziekenhuizen<br />
in Oost-Groningen rondrijden. Wie in het buitenland<br />
bevalt, kan via bureau Cradle een Nederlandse<br />
kraamhulp laten invliegen. De eerste mobiele<br />
PET-scanner is klaar voor gebruik en zelfs ‘Women<br />
on Waves’ wezen met hun abortusboot op de<br />
mogelijkheden van de mobiele gezondheidszorg.<br />
Grote ontwikkelingen in de gezondheidszorg komen<br />
bijna altijd van buitenaf. Het Mobiele Medisch<br />
Centrum biedt patiënten een optimale zorg. Als de<br />
mobiliteit tenminste mogelijk is, want daar zit nog<br />
een probleem. Momenteel arriveren ambulances<br />
nog twintigduizend keer per jaar te laat op de plaats<br />
van bestemming. Tijdens de weekenddienst werd<br />
huisarts C. Edgar twee keer gebeld voor een dreigend<br />
hartinfarct bij patiënten. Omdat elke seconde telt,<br />
reed hij harder dan was toegestaan en werd hij tweemaal<br />
gefotografeerd door flitspalen. De boete<br />
bedroeg ruim vijfhonderd euro.<br />
Eind vorig jaar meldde een krant: “Een Duitse<br />
traumahelikopter uit Rheine heeft zaterdagmiddag<br />
het leven gered van een Nederlands jongetje.<br />
Een dichterbij gestationeerde Nederlandse traumahelikopter<br />
mocht de lucht niet in, omdat het dagelijks<br />
toegestane aantal vluchten al was bereikt.”<br />
Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat bepaalt de<br />
vooruitgang in de gezondheidszorg.<br />
Pieter Lomans<br />
commentaar opinie terzijde<br />
nr 2 <strong>april</strong> <strong>2002</strong> 11
tekst > Joost van der Gevel<br />
foto’s > Chris Timmers<br />
Het magische ritme van het<br />
Deze zomer willen hartchirurgen in <strong>Utrecht</strong> voor het eerst een kunsthart implanteren.<br />
Een hightech experiment biedt voorlopig een beperkte levensverwachting.<br />
Het hart heeft een magische klank, zowel letterlijk<br />
als figuurlijk. Baby’s worden rustig als ze het<br />
kloppen horen en voelen in de borst van hun<br />
moeder of vader. Symbolisch is de spier al duizenden<br />
jaren de zetel der liefde. Zo figureert het<br />
hart op talloze fresco’s, schilderijen en plaatjes.<br />
En nog steeds sturen geliefden elkaar ludieke<br />
kaarten met pijldoorboorde of gebroken harten.<br />
Maar wat als het hart werkelijk versleten is? Een<br />
patiënt met een slecht functionerend hart is nog<br />
steeds ten dode opgeschreven. Voor sommige<br />
mensen rest een transplantatie. Bijgestaan door<br />
een leger van medicijnen dat afstoting moet<br />
voorkomen, pompt het hart van een ander het<br />
bloed hun lichaam rond. Inmiddels is het hart<br />
zelfs door een mechanische variant te vervangen<br />
en blijkt de liefde ook elders in het lichaam te<br />
huizen. Er ontstaat een mens met organen van<br />
titanium en plastic. Een mens met een kunsthart,<br />
dat klopt met het geluid van een zacht lopende<br />
motor. Alleen hoorbaar met een stethoscoop.<br />
Lawaaierig<br />
Wetenschappers dromen al tientallen jaren van<br />
een kunsthart. Maar er moeten eerst een aantal<br />
obstakels worden overwonnen voor in de mens<br />
een lichaamsvreemde motor kan kloppen.<br />
Een kunsthart moet betrouwbaar zijn en de<br />
bloedtoevoer kunnen aanpassen. Er mogen geen<br />
stolsels ontstaan die infarcten veroorzaken en<br />
het moet onderhoudsvrij zijn. Je kunt het immers<br />
moeilijk iedere honderd ‘klopdagen’ stilleggen<br />
en uitnemen voor een grote beurt. Bovendien<br />
mag het niet teveel herrie maken en moet het<br />
ergens zijn ‘benzine’ vandaan halen. En, het moet<br />
lang meegaan.<br />
Het eerste kunsthart – dat begin jaren tachtig is<br />
ontwikkeld – werd pneumatisch aangedreven.<br />
Het maakte veel kabaal en veroorzaakte stolsels.<br />
Elegantere oplossingen lieten nog meer dan vijftien<br />
jaar op zich wachten. Vorig jaar was het<br />
AbioCor kunsthart zover dat het in het menselijk<br />
nr 2 <strong>april</strong> <strong>2002</strong> 12
kunsthart<br />
lichaam kon worden uitgeprobeerd. In de<br />
Verenigde Staten kregen de eerste patiënten het<br />
nieuwe kunsthart. Dit voorjaar hoopt hartlongchirurg<br />
Jaap Lahpor ook in het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong><br />
een eerste kunsthartimplantatie te verrichten.<br />
Lahpor leidt het kunsthartproject van het Hart<br />
Long Centrum <strong>Utrecht</strong> en werkt daarbij samen<br />
met de universiteiten van Lund in Zweden en<br />
Bad Oeynhausen in Duitsland.<br />
Vullingsdruk<br />
Het nieuwe kunsthart is nog altijd fors aan de<br />
maat. Daardoor past het slechts in de helft van<br />
de mannen en in nog minder vrouwen. Maar het<br />
is een vernuftig apparaat. Het is helemaal te<br />
implanteren en heeft geen open verbinding met<br />
de buitenwereld die infecties kan opleveren.<br />
Tussen de plastic kamers zit het motorhuis, met<br />
daarin een bijna geruisloos elektrohydraulisch<br />
systeem dat om beurten links en rechts pompt.<br />
De motor wordt aangestuurd door een computer<br />
in de buik. Die computer bewaakt de vullingsdruk.<br />
Dat is de druk van het bloed dat terugkomt<br />
naar het hart. Normaal stroomt bijvoorbeeld<br />
per minuut vier liter bloed terug, maar<br />
zodra je gaat rennen wordt dat zes liter. Als die<br />
extra liters niet worden doorgepompt, gaat het<br />
bloed stuwen. Het hart moet dan harder gaan<br />
pompen. In het kunsthart zitten sensoren die de<br />
vullingsdruk registreren en doorgeven aan de<br />
‘boordcomputer’ in de buik van de patiënt. In de<br />
buik en borst worden ook een batterij en de<br />
stroomontvanger geïmplanteerd.<br />
Het kunsthart werkt op stroom. Het heeft maar<br />
weinig nodig voor een groot vermogen en<br />
wordt voortdurend van stroom voorzien door<br />
een batterij buiten het lichaam. Valt die toevoer<br />
uit, dan kan het op de interne batterij nog twintig<br />
minuten draaien. Mensen haken die externe<br />
batterij aan de broekriem. Via een plakplaatje<br />
op de huid gaan elektromagnetische signalen<br />
naar de ontvanger in het lichaam en die zet<br />
˘˘<br />
>><br />
Harten in soorten en maten<br />
De levensverwachting van kunsthartpatiënten is in deze experimentele fase niet meer dan<br />
twee jaar. In de toekomst moet het kunsthart meer dan vijf jaar meegaan en bovendien zo<br />
compact zijn dat het bij iedereen in de borstkas past. Ook moeten de batterijen dan langer<br />
stroom kunnen leveren, zodat een kunsthartpatiënt een zo normaal mogelijk leven kan leiden.<br />
Bij een normale harttransplantatie is de levensverwachting een jaar of tien. Na een jaar leeft<br />
nog 85 procent van de patiënten, na vijf jaar nog 75 procent, na tien jaar nog 64 procent.<br />
Na twintig jaar zijn bijna alle patiënten overleden. Hart-longchirurg Jaap Lahpor: “Er leven<br />
nog steeds mensen die we in 1985 getransplanteerd hebben. Deze patiënten hadden destijds<br />
een minder hoge levensverwachting dan patiënten die nu worden getransplanteerd. Nu hebben<br />
we veel meer ervaring. Bij harttransplantaties hangt de levensverwachting bovendien sterk af<br />
van de overeenkomsten in het weefsel. Het ideaal blijft een menselijk donorhart met een<br />
weefseltypering die bijna overeenkomt met die van de ontvanger. Die weefseltypering kost<br />
echter veel tijd en wij hebben maar vier uur om een hart te transplanteren.”<br />
Lahpor implanteert ook al jarenlang Heart Mates, steunharten, bij patiënten. Deze patiënten<br />
krijgen tijdelijk – soms wel twee jaar – een steunhart, dat de hartfunctie ondersteunt terwijl<br />
ze wachten op een donorhart. Het geïmplanteerde deel van een Heart Mate is met een slang<br />
verbonden aan een kastje buiten het lichaam. Door die slang bestaat de kans op infecties.<br />
Bovendien levert het kastje een luide mechanische hartenklop, die nog harder gaat bonken<br />
als een patiënt geëmotioneerd raakt of zich inspant.<br />
nr 2 <strong>april</strong> <strong>2002</strong> 13
˘˘<br />
deze signalen weer om in stroom. De energieoverdracht<br />
kan op deze manier zonder stekker<br />
of contactpunten dwars door de huid. De huid<br />
blijft intact en het infectiegevaar is bezworen.<br />
Een Boeing in je borst<br />
Om het onderhoud zoveel mogelijk te beperken<br />
is in het kunsthart moderne vliegtuigtechniek<br />
toegepast. Lahpor: “Een Boeing 777 heeft tegenwoordig<br />
nog maar twee motoren die na iedere<br />
vlucht met een computer worden doorgemeten.<br />
Vroeger moesten ze voor onderhoud iedere vijfhonderd<br />
vlieguren worden losgehaald van het<br />
toestel. De nieuwe motoren hoeven tien jaar<br />
niet van de vleugels en ze controleren zichzelf.<br />
Dezelfde technologie zit in het kunsthart.<br />
De motor kan probleemloos twee tot drie jaar<br />
draaien en in een klein kastje aan de broekriem<br />
worden alle gegevens bijgehouden.”<br />
Bovendien hoeft het kunsthart niet te worden<br />
vervangen. Dit is zelfs onmogelijk, want het gaat<br />
muurvast zitten. Twee tot drie jaar is echter niet<br />
veel. Is het kunsthart dan wel zo’n uitkomst?<br />
Lahpor: “Vooral jongeren zullen we blijven<br />
transplanteren. Maar de meeste hartpatiënten<br />
zijn ouderen, mensen van rond de zeventig.<br />
Voor deze mensen is een levensverwachting van<br />
twee jaar extra iets heel anders. Twintig jaar<br />
geleden kregen mensen ouder dan<br />
vijfenzestig geen bypassoperatie<br />
meer. Nu is een patiënt die een<br />
>> Het ideaal blijft een menselijk hart<br />
bypass krijgt, gemiddeld al ouder dan zestig.<br />
Inmiddels heeft de overheid het leeftijdscriterium<br />
verboden en gaan we kunstharten en<br />
steunharten implanteren bij mensen ouder dan<br />
vijfenzestig.”<br />
overleven. Het kunsthart is geschikt voor patiënten<br />
bij wie beide hartkamers niet functioneren.<br />
Deze mensen rest geen andere keus meer, net<br />
als de mensen die de eerste harttransplantaties<br />
ondergingen. De mensen die nu een kunsthart<br />
krijgen, hebben een levensverwachting van nog<br />
Geen keus<br />
De plastics van het kunsthart zijn zo uitgekozen<br />
dat de kans op stolsels tot een minimum beperkt<br />
blijft. Bovendien worden deze materialen niet<br />
afgestoten door het lichaam. Patiënten met een<br />
kusthart hoeven dan ook geen medicijnen te<br />
gebruiken om afstoting te voorkomen. Dit kan<br />
in de toekomst een voordeel worden van het<br />
kunsthart. Lahpor: “Een grote groep transplantatiepatiënten<br />
overlijdt nu bijvoorbeeld aan<br />
tumoren. Deze tumoren kunnen ontstaan doordat<br />
het afweersysteem wordt onderdrukt met medicamenten<br />
om het hart niet af te stoten.”<br />
In de VS zijn inmiddels zes kunstharten geïmplanteerd.<br />
Begin maart leefde één patiënt al<br />
langer dan zes maanden en een ander al drie<br />
maanden met een kunsthart. De andere vier zijn<br />
overleden, een van hen na zes maanden. Lahpor:<br />
“De eerste kunsthartpatiënten zullen niet lang<br />
geen maand. Anders zouden we van de overheid<br />
ook geen toestemming krijgen. Deze patiënten<br />
hebben veel complexere problemen dan degenen<br />
bij wie we later dit soort operaties gaan doen.<br />
Het kunsthart is nog steeds in ontwikkeling en<br />
wij moeten nog veel leren. Een techniek wordt<br />
altijd eerst toegepast op de minst geschikte<br />
groep patiënten. Dat is niet alleen zo bij kunsthartimplantaties,<br />
dat geldt voor alle nieuwe<br />
therapieën in de geneeskunde.”<br />
Lahpor verwacht in maart de eerste Europese<br />
implantatie van het kunsthart in Bad Oeynhausen.<br />
<strong>Utrecht</strong> volgt deze zomer. Alle voorbereidingen<br />
zijn getroffen voor een nieuwe hightech stap in<br />
de geneeskunde: het kunsthart. Misschien worden<br />
in de verre toekomst baby’s ook rustig als hun<br />
moeder of vader ze tegen een borst met een<br />
kunsthart houdt, en vallen ze in slaap bij het<br />
geruis van een elektrohydraulische motor.<br />
>><br />
Varkens met een kunsthart<br />
De Europese hartchirurgen begonnen hun<br />
training in de Verenigde Staten. Nu oefenen ze<br />
op varkens in het <strong>Utrecht</strong>se Gemeenschappelijk<br />
Dieren Laboratorium (GDL). Daar trainen ook de<br />
chirurgen uit andere Europese hartcentra waarmee<br />
het Hart Long Centrum <strong>Utrecht</strong> een overeenkomst<br />
heeft gesloten. Het GDL is uitgegroeid tot<br />
het Europese trainingscentrum voor het implanteren<br />
van zowel het steunhart (de Heart Mate)<br />
als het kunsthart.<br />
nr 2 <strong>april</strong> <strong>2002</strong> 14
Klaplong door acupunctuur<br />
tekst > Joost van der Gevel<br />
foto > Chris Timmers<br />
Een klaplong is een weinig bekende, maar levensgevaarlijke<br />
complicatie van acupunctuurbehandelingen op de borst of rug.<br />
Bij de spoedeisende hulp meldt zich een jonge<br />
vrouw. Ze heeft het benauwd, heeft pijn op haar<br />
borst en ze is erg moe. Onderzoek wijst uit dat<br />
ze aan beide zijden een klaplong heeft, maar<br />
een oorzaak – een ongeval bijvoorbeeld – is niet<br />
aan te wijzen. Terloops vertelt ze de arts, dat<br />
een homeopaat en acupuncturist haar behandelt<br />
voor chronische vermoeidheid en een lage<br />
bloeddruk. De dag tevoren nog op haar borst en<br />
rug. Al tijdens de behandeling kreeg ze een pijn,<br />
die ze nooit eerder voelde. De acupuncturist kon<br />
de pijn niet verklaren en zei haar nog even rustig<br />
af te wachten. Toen ze het later ook nog benauwd<br />
kreeg, is ze naar het ziekenhuis gegaan.<br />
“Je ziet zelden een patiënt met een onverklaarbare<br />
klaplong aan beide kanten”, vertelt IC-arts<br />
Dharmanand Ramnarain. “Zeker niet als de<br />
patiënt verder gezond lijkt. Dan ga je toch verder<br />
kijken.” Ramnarain onderzocht of de klaplong<br />
een complicatie van de acupunctuurbehandeling<br />
kon zijn. Hij verdiepte zich in de literatuur en<br />
nam contact op met acupuncturisten om meer<br />
over hun werkwijze te weten te komen.<br />
“Acupuncturisten drukken de huid vaak stevig in<br />
voor ze de naalden zetten. Dan dringen die<br />
naalden vrij diep door in het weefsel. Vervolgens<br />
blijven ze wel een halfuur op hun plaats zitten.”<br />
Luchtbel legt longen lam<br />
Als een acupuncturist met zo’n naald de longen<br />
aanprikt of het vlies van de longen, dan kan de<br />
long zich niet meer vacuüm zuigen. Het is geen<br />
gesloten systeem meer. Er komt lucht tussen de<br />
long en het omringende weefsel. Die lucht kan<br />
niet meer weg en de long kan zich daardoor<br />
niet meer ontvouwen. Ramnarain: “Dat zie je<br />
ook bij patiënten die een rib breken bij een<br />
ongeluk. Als die rib de long of het longvlies<br />
beschadigt, krijgen ze ook een klaplong.<br />
Wij voeren die lucht dan af met een drain (een<br />
rubberen slang), zodat de long zich weer kan<br />
ontvouwen.”<br />
Een klaplong door acupunctuur komt wel vaker<br />
voor. Een dubbelzijdige klaplong is echter in de<br />
wetenschappelijke literatuur nog maar zelden<br />
beschreven. “Toch komt dat meer voor dan<br />
wij denken”, vermoedt Ramnarain. “Veel<br />
gevallen worden niet gemeld, omdat<br />
>> De long kan zich niet meer ontvouwen<br />
de symptomen bijvoorbeeld niet<br />
worden herkend. Of de ‘luchtbel’<br />
is zo klein dat de klaplong vanzelf<br />
overgaat. In beide gevallen<br />
gaat zo’n klaplong ongemerkt<br />
aan ons voorbij.”<br />
Lekke hartzak<br />
“Veel acupuncturisten zijn niet van<br />
deze gevaren op de hoogte. Ze hebben<br />
niet genoeg kennis van de anatomie<br />
om op de borst en rug te kunnen<br />
prikken”, stelt Ramnarain. “Anderzijds is<br />
het heel belangrijk dat ook spoedeisende<br />
hulp-artsen en huisartsen weet hebben van<br />
deze risico’s van acupunctuur.” Want hoewel<br />
acupunctuurnaalden wel vaker een klaplong<br />
veroorzaken, is dat risico bij maar weinig mensen<br />
bekend. Acupunctuur wordt bovendien<br />
steeds populairder, waardoor de kans op complicaties<br />
toeneemt. Een miljoen mensen in<br />
borstkas prikken blijft daardoor onduidelijk.”<br />
Nederland neemt jaarlijks zijn toevlucht tot een Niet alleen het aanprikken van de longen is<br />
of meer alternatieve behandelingen, waaronder gevaarlijk. Er zijn zelfs twee gevallen bekend<br />
acupunctuur.<br />
van patiënten die zijn gestorven door een<br />
Ramnarain: “De wetenschappelijke tijdschriften acupuncturistische doodsteek in het hart.<br />
publiceren steeds meer onderzoek naar de<br />
Zij hadden een zeldzame aangeboren opening in<br />
veiligheid van acupunctuur. In Noorwegen zijn het borstbeen. Tijdens de behandeling prikte de<br />
bijvoorbeeld vijfentwintig klaplongen door<br />
acupuncturist door die opening direct in hun<br />
acupunctuur gemeld. Enkele patiënten zijn daaraan<br />
zelfs overleden. Veel studies geven echter om de longen en het hart. Ze moeten die vitale<br />
hart. Ramnarain: “Er zitten niet voor niets ribben<br />
niet aan waar de naalden precies in het lichaam organen beschermen. Daar kun je niet zonder<br />
worden geprikt. Hoe vaak acupuncturisten op de risico een naald tussen zetten.”<br />
nr 2 <strong>april</strong> <strong>2002</strong> 15
tekst > Manou van de Zande<br />
foto > Chris Timmers<br />
Doe-het-zelf-zorg voor patiënten<br />
Technologie brengt de<br />
ziekenhuiszorg bij<br />
de patiënt thuis<br />
Thuis voelt een patiënt zich minder<br />
ziek dan in een ziekenhuis. Daarvoor<br />
moet hij van zijn huis soms een miniziekenhuisje<br />
maken. Als hij zichzelf<br />
bijvoorbeeld via een infuus voorziet<br />
van het levenselixer dat bij zijn ziekte<br />
hoort. Thuiszorgtechnologie biedt de<br />
kennis, het netwerk en de apparatuur.<br />
>><br />
Kennis verspreiden<br />
Zonder goede kennisoverdracht is complexe thuiszorg niet mogelijk. Het thuiszorgtechnologieteam<br />
heeft dan ook uitgebreid in scholingsprogramma’s geïnvesteerd. Het opleidingsinstituut van het <strong>UMC</strong><br />
<strong>Utrecht</strong> geeft al zes jaar lang cursussen thuiszorgtechnologie aan wijkverpleegkundigen uit het hele<br />
land. In het ziekenhuis verzorgt het team klinische lessen en lessen voor de opleidingen oncologie en<br />
palliatieve zorg. Het team doceert ook aan medisch studenten en studenten van de huisartsenopleiding.<br />
Ook locatie WKZ begint gebruik te maken van de mogelijkheden in thuiszorgtechnologie.<br />
In 2001 heeft het team ongeveer veertig kinderen naar huis begeleid.<br />
nr 2 <strong>april</strong> <strong>2002</strong> 16
Jezelf aan een infuus leggen ligt niet zo voor de<br />
hand. Maar als die zelfredzaamheid voorkomt dat<br />
je regelmatig naar het ziekenhuis moet, dan<br />
verdwijnen twijfels en huiveringen snel. Morfine,<br />
antibiotica, bloedproducten, voedingsstoffen en<br />
cytostatica (geneesmiddelen die bij chemotherapie<br />
horen), ze kunnen allemaal thuis worden toegediend.<br />
Spullen halen bij de apotheek om de<br />
hoek en aan de slag. En als de patiënt of zijn<br />
partner dat niet zelf kan of wil, dan belt hij de<br />
wijkverpleegkundige.<br />
Klinkt simpel, maar dat is het natuurlijk niet.<br />
Bij dergelijke thuiszorg zijn veel partijen betrokken:<br />
behandelaars in het ziekenhuis, huisartsen,<br />
wijkverpleegkundigen, apothekers, verzekeraars…<br />
Vanaf 1992 heeft het team thuiszorgtechnologie<br />
van het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> er jaren over<br />
gedaan om die partijen op een lijn te krijgen en<br />
de kennis van infuustechnologie op het gewenste<br />
peil te brengen. Kennisoverdracht óver de muren<br />
van het ziekenhuis heen, noemt verpleegkundig<br />
specialist Ton van Boxtel het. Hij is de coördinator<br />
van het team dat uit zes (parttime) verpleegkundigen<br />
bestaat.<br />
Altijd bereikbaar<br />
“Onze rol is vooral gericht op de voorbereiding”,<br />
vertelt hij. De patiënt en de eventuele partner<br />
krijgen in het ziekenhuis uitgebreide instructies,<br />
bijvoorbeeld over het inbrengen van een infuus.<br />
Ook de thuishulp die hen straks thuis begeleidt is<br />
bij die instructies aanwezig. Voor die ‘generale<br />
repetitie’ bereidt de apotheek van het <strong>UMC</strong><br />
<strong>Utrecht</strong> de medicatie voor. Later kan de patiënt<br />
daarvoor bij de eigen apotheek terecht. Van<br />
Boxtel: “Als de patiënt weer thuis is, blijft het<br />
contact met de kliniek bestaan, ook al dragen we<br />
de zorg over aan de eerste lijn. Ons team is dag<br />
en nacht bereikbaar. Huisbezoeken doen we<br />
alleen als de huisarts of wijkverpleegkundige er<br />
echt niet uitkomt, en bloedtransfusies doen we<br />
altijd zelf.”<br />
Het kost wat organisatie-energie, maar de beloning<br />
voor de patiënt is groot: thuis voelt hij zich minder<br />
ziek. Niet alleen vanwege de vertrouwde omgeving,<br />
maar ook omdat hij niet hoeft te wachten<br />
op een dokter of verpleegkundige. Hij kan de<br />
medicatie zelf plannen en hoeft daar – als het<br />
zonder thuishulp kan – geen afspraken voor te<br />
maken. “En het voordeel voor het ziekenhuis is<br />
natuurlijk, dat het bedden oplevert waardoor de<br />
wachtlijsten kleiner worden”, zegt Van Boxtel.<br />
˘˘<br />
>><br />
Prikken met het hele gezin<br />
Om de drie weken moet de vierendertigjarige Boudewijn Lammers<br />
een paar uur aan een infuus. Hij heeft agammaglobulinemie.<br />
Zijn lichaam maakt zelf geen gammaglobulinen (antistoffen), dus<br />
moeten die van buitenaf worden ingebracht. Dat gebeurt al bijna<br />
twee jaar thuis en sinds begin vorig jaar komt daar geen wijkverpleegkundige<br />
meer aan te pas. Boudewijn haalt zijn spullen<br />
bij de apotheek en zijn echtgenote Jeanette prikt. Zoon Joppe<br />
en dochter Nienke staan er met hun neus bovenop. “Mag ik de pleister<br />
plakken?”<br />
In het begin hoefde het van Boudewijn niet zo: hij ging al zolang hij zich kon herinneren<br />
om de drie weken naar het ziekenhuis. Eerst naar het WKZ op de oude locatie,<br />
toen naar de Catharijnesingel en tot voor kort naar De Uithof. “Ik wilde het eigenlijk<br />
dáár laten en de medicatie gescheiden houden van mijn dagelijkse leven. Maar het<br />
werd onpraktisch. Eerst nam ik de twee oudste kinderen nog mee naar het ziekenhuis –<br />
Joppe vond het prachtig om op mijn infuusrek door de gangen te rijden – maar nu<br />
hebben we vier kinderen en dat is lastiger. Geen kinderopvang in het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>,<br />
oppas zoeken… Je was er toch elke keer een halve dag aan kwijt. Nu zou ik niet meer<br />
anders willen.”<br />
Het is tijd voor de driewekelijkse bijvulbeurt. Op de keukentafel in zijn huis in<br />
Mijdrecht pakt Boudewijn de gereedschapskist uit. Plastic infuushangertjes, infuusbuisjes,<br />
naalden, flesjes fysiologisch water. Uit de koelkast pakt hij drie flesjes gevriesdroogde<br />
afweerstoffen. ‘Immunoglobuline intraveneus’ staat er op het etiket. “Dit witte poeder<br />
los ik op in steriel water”, legt hij uit. “Na ongeveer twee uur zit de inhoud van<br />
deze drie flesjes in mijn bloed.” Hij hangt de oplossingen aan het infuusrek op wieltjes<br />
en Jeanette legt een steriele, absorberende doek op tafel. Onder het toeziend oog<br />
van Joppe en Nienke prikt ze hun vader in de rechterarm. “Kijk, bloed!” zegt Joppe<br />
opgetogen. “Gelukkig komt het niet op de tafel hè?”<br />
Niet eng<br />
Eng vinden ze het niet, en hun moeder heeft er vanaf het begin ook weinig moeite<br />
mee gehad. Ze heeft ooit anderhalf jaar een verpleegkundige opleiding gevolgd en in<br />
een verpleegtehuis gewerkt. “Een infuus aanleggen moest ik nog leren, maar injecteren<br />
was niet nieuw voor mij. Ik wilde het ook heel graag thuis doen en heb nog nooit<br />
mis geprikt. Dat scheelt.” Als ze niet tegen naalden en bloed had gekund, dan was de<br />
wijkverpleegkundige het blijven doen. Boudewijn weet dat sommige mensen ook<br />
leren om zichzelf te prikken en een infuus in te brengen, maar daar had hij geen trek in.<br />
Wat merkt hij, op de infusieavond na, van zijn aandoening? Niet zo gek veel, vindt<br />
Boudewijn: “Ik ben wel iets vatbaarder voor verkoudheid en griepjes, maar verder<br />
merkt niemand er wat van. Op mijn werk – ik ben autoverkoper – weet de helft van<br />
mijn collega’s het ook niet. Het nog ‘normalere’ leven dat ik nu leid, was zonder het<br />
initiatief en de inzet van het team thuiszorgtechnologie niet mogelijk geweest.<br />
nr 2 <strong>april</strong> <strong>2002</strong> 17
˘˘<br />
“Het enige nadeel is dat de concentratie van<br />
‘zwaardere’ patiënten in ons ziekenhuis zo groter<br />
wordt.”<br />
Vrij veel patiënten komen in aanmerking voor<br />
dergelijke zorg-in-huis. Mensen met kanker of<br />
hematologische aandoeningen, maar ook mensen<br />
met infectie-, immuun- of longziekten. “We willen<br />
voorkomen dat patiënten (opnieuw) moeten<br />
worden opgenomen”, zegt Van Boxtel. “Maar we<br />
kijken ook of een patiënt na een behandeling in<br />
het ziekenhuis toch weer naar huis kan. Of bieden<br />
aan oncologiepatiënten de mogelijkheid om thuis<br />
te sterven als ze dat willen. Want die behoefte is<br />
groot.”<br />
In alle gevallen moet de huisarts het eens zijn<br />
met de voorgestelde thuisbehandeling, want hij<br />
of zij draagt de verantwoordelijkheid voor de<br />
thuisbehandeling. De betrokken partijen in de<br />
eerstelijnszorg – huisarts, wijkverpleegkundige en<br />
de patiënt met eventuele partner – moeten goed<br />
weten waar ze aan beginnen. Daarvoor zijn<br />
inmiddels vijftienhonderd protocollenboeken in<br />
omloop bij de Nederlandse thuiszorgcentra en<br />
huisartsen.<br />
Gebruiksaanwijzing<br />
Dit thuiszorgconcept wordt niet alleen in de regio<br />
<strong>Utrecht</strong> toegepast. “Die teksten zijn zo opgesteld<br />
dat ook een niet-medicus de protocollen als<br />
handleiding kan gebruiken”, licht Van Boxtel toe.<br />
De patiënt krijgt een kopie van de gebruiksaanwijzing<br />
die voor zijn medicatie nodig is.<br />
Loopt de zorg buiten de <strong>UMC</strong>-muren eenmaal op<br />
rolletjes, dan concentreert het thuiszorgtechnologieteam<br />
zich op zijn tweede taak.<br />
“We hebben een expertfunctie in infuustechnologie<br />
die hier in de kliniek wordt gebruikt en<br />
we willen hier ook nieuwe technologieën<br />
integreren. In de toekomst willen we een infuusteam<br />
samenstellen, waar ook (huis)artsen en<br />
co-assistenten aan gekoppeld zijn”, aldus Van<br />
Boxtel. “Binnen de kliniek kunnen we nieuwe<br />
technologieën toepassen en daar onderzoek aan<br />
koppelen. Later profiteert de patiënt thuis daar<br />
weer van.”<br />
kort nieuws<br />
Een simpel maar veelzeggend armgebaar<br />
Wasknijpers, stalen meetlatten of potten en pannen zijn niet meer nodig<br />
om het herstel van de arm-handfunctie te meten van patiënten met een<br />
beroerte. Dat herstel is eenvoudig in kaart te brengen met een nieuwe<br />
test die door de revalidatieartsen Esther van Reenen en Anne Visser-Meily<br />
is ontwikkeld. De gangbare testen waren zo uitgebreid, dat geen dokter<br />
ze gebruikte. “Herstel van de arm- en handfunctie na een beroerte is veelal<br />
beperkt en goed voorspelbaar”, stelt Visser-Meily, “maar bijkomende<br />
problemen als spasmen, een dikke hand of pijn kunnen dat herstel negatief<br />
beïnvloeden. Om daar wat aan te doen, zijn we begonnen met een multidisciplinair<br />
handenspreekuur.”<br />
Voor dat spreekuur ging Visser-Meily samen met Van Reenen op zoek naar<br />
een eenvoudig instrument om snel de handfunctie te bepalen. “Bijna alle<br />
arm-handtesten registreren de beperkingen. Wij zochten juist naar een<br />
test die de ernst van de stoornis in kaart brengt. De bestaande Fugl-Meyer<br />
test kost veel tijd en vereist veel neurologische kennis. Onze <strong>Utrecht</strong>se<br />
arm-handtest is eenvoudig en snel af te nemen en levert vrijwel dezelfde<br />
informatie op.”<br />
De arts kan de arm-handfunctie van een patiënt registreren op een schaal<br />
van een tot acht. Bij een kan een patiënt helemaal niets met zijn arm, bij<br />
acht kan hij zijn hand bijna normaal gebruiken. De functieverbetering is<br />
ingedeeld in stappen, van ongecontroleerd alle arm- en handspieren<br />
tegelijk bewegen, via een vuist maken en een pen pakken, tot een normaal<br />
te gebruiken maar wat onhandige hand. Zo is met de test het herstel<br />
foto > Chris Timmers<br />
precies te volgen en alle behandelaars kunnen de test toepassen.<br />
Bovendien is de test een goed hulpmiddel voor onderzoek, zoals bijvoorbeeld<br />
een onderzoek naar het effect van een spalk die elektrische prikkels<br />
geeft aan de armspieren.<br />
De <strong>Utrecht</strong>se arm-handtest wordt al door veel revalidatieartsen gebruikt.<br />
“We willen de test nu ook in het ziekenhuis introduceren”, zegt<br />
Visser-Meily. “In het revalidatiecentrum zie je mensen niet in het acute<br />
stadium. In het ziekenhuis wel. We gaan nu onderzoeken of de test ook<br />
dan bruikbaar is.”<br />
nr 2 <strong>april</strong> <strong>2002</strong> 18
Geamputeerde<br />
kinderen<br />
foto > Chris Timmers<br />
Gekleurde bladeren wervelen in een chaotisch patroon voor me uit. Een felle<br />
herfstwind, die uit een steeg komt aanwaaien, kiepert de bladeren in de gracht.<br />
Het kleurenpatroon wordt onmiddellijk door het water gefixeerd. Geen chaotisch<br />
gewoel meer, maar een rustige deining op het vaag stinkende water van de<br />
hoofdstad.<br />
Ik had weinig oog voor het schouwspel. Enkele herenhuizen verderop moest ik<br />
aanbellen. Ik was zenuwachtig. Hoe zou het zijn om als man te leven met een<br />
vrouwenhart? Het hart wordt vaak gezien als centrum van gevoelens.<br />
Veranderen die gevoelens, nadat je een ander hart hebt gekregen? Word je een<br />
ander mens?<br />
“Nee”, zei hij, “daar heb ik geen last van.” Voor hem was het vrouwenhart in zijn<br />
borstkas gewoon een holle spier. Hij dankte zijn leven aan die vrouwelijke, holle<br />
spier, maar daarmee was alles gezegd. De getransplanteerde spier deed wat zijn<br />
eigen spier voorheen ook deed. Bloed rondpompen. Hij had na de transplantatie<br />
geen vrouwelijke gevoelens of gedachten bespeurd, ook geen verandering van<br />
gedrag.<br />
Toch kende hij lotgenoten die er wél moeite mee hadden. Mensen die zich na<br />
een harttransplantatie niet meer dezelfde voelden, iets onbestemds bespeurden.<br />
Ze zaten een beetje vreemd en onwennig in hun eigen lichaam. Inbeelding, of<br />
was er meer aan de hand?<br />
Misschien heeft de functie van het orgaan er iets mee te maken. Een nieuw<br />
hoornvlies is minder essentieel voor het leven dan een nieuw hart. Misschien<br />
dat het hart daarom meer ingrijpt op de persoonlijkheid? Met het verschedelen<br />
van hersenen – breintransplantatie - kan het probleem in de toekomst écht op<br />
de spits worden gedreven. Want wat wordt naar wie getransplanteerd? Krijgt<br />
het lichaam een nieuw brein of ontvangt het brein een nieuw lichaam?<br />
Waar liggen de grenzen van de mens en zijn persoonlijkheid?<br />
Zonder dat ze het weet, heeft een Italiaans meisje enkele jaren geleden die<br />
discussie een nieuwe wending gegeven. De zestienjarige Marzia werd tijdens het<br />
fietsen doodgereden. Haar ouders waren ontroostbaar. Marzia was hun enige<br />
kind. Na haar dood hadden de ouders nauwelijks nog de moed om verder te<br />
leven.<br />
Ze schakelden een advocaat in die een schadevergoeding claimde. De advocaat<br />
had succes en peuterde via een uitspraak van de rechtbank in Milaan bijna<br />
230.000 euro los voor de geleden morele en materiële schade. Bovendien kregen<br />
de ouders van Marzia ook nog een kleine 70.000 euro smartengeld toegewezen<br />
vanwege de ‘biologische schade’ die ze hadden geleden. Er was sprake van ‘biologische<br />
schade’, omdat de ouders de dood van dochter Marzia ‘als een amputatie<br />
van hun eigen lichaam’ hadden ervaren.<br />
Kinderen zijn in Italië kennelijk een orgaan van hun ouders. Ze hebben nog<br />
geen eigen persoonlijkheid, maar zijn als bladeren nog met een onzichtbare<br />
draad aan de ouderlijke boom verbonden. Kinderen zijn de vingers, armen,<br />
harten van hun ouders. In hun kinderlijke aderen vloeit het ouderlijke bloed.<br />
De Italiaanse ouders ontvingen voor hun geamputeerde kind in totaal bijna<br />
300.000 euro. Dat is geen algemeen geaccepteerde marktprijs. Bij een Zaïrese<br />
kinderhandelaar kun je voor 2300 euro al een levend kind bestellen. Met de<br />
schadevergoeding voor hun doodgereden kind kunnen de Italiaanse ouders 130<br />
andere kinderen kopen. Soms is de dood meer waard dan het leven.<br />
Pieter Lomans<br />
commentaar opinie terzijde<br />
nr 2 <strong>april</strong> <strong>2002</strong> 19
Wormgif<br />
tekst > Marianne Heselmans<br />
foto > Chris Timmers<br />
in de longen<br />
Bij astmapatiënten kruipen groepjes<br />
witte bloedlichaampjes met wormgif de<br />
longen binnen. Dat geeft problemen die<br />
je wilt voorkomen. Daarom onderzocht<br />
Laurien Ulfman minutieus hoe de witte<br />
bloedlichaampjes de longen binnendringen.<br />
Ze ontdekte enkele ‘zwakke<br />
plekken’, die een interessant doelwit<br />
vormen voor medicijnen tegen astma.<br />
>> De bestrijders van worminfecties in de darmen<br />
koloniseren nu de longen van astmapatiënten<br />
We voelen er niks van, maar continu stromen in<br />
razend tempo allerlei witte bloedlichaampjes<br />
door onze bloedvaten. Speurend naar signaalstoffen<br />
die de aanwezigheid van ziekteverwekkers<br />
verraden: gemene bacteriën, virussen, schimmels.<br />
Een van die witte bloedlichaampjes, de eosinofiele<br />
granulocyt, kortweg eo geheten, is gespecialiseerd<br />
in het doden van wormpjes. Wanneer hij<br />
stoffen op het spoor komt die zijn prooi verraden,<br />
kruipt hij via het bloedvat de darm in om daar<br />
over de wormpjes zijn wormgif uit te stoten.<br />
Heel functioneel dus.<br />
Wormen vind je echter vooral in gebieden met<br />
een slechte hygiëne. In het hygiënische Westen<br />
komen bijna geen worminfecties meer voor.<br />
Misschien hebben de eo’s zich daarom omgevormd<br />
tot kolonisten van de longen van astmapatiënten.<br />
Dat is jammer, want het is volstrekt<br />
onfunctioneel en zelfs erg vervelend.<br />
“Veel mensen weten niet dat bij astma de longen<br />
ook ontstoken raken”, zegt onderzoeker Laurien<br />
Ulfman in haar kamer op de afdeling Longziekten<br />
van het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>. “Astma begint met<br />
immuunreacties tegen ongevaarlijke stoffen uit<br />
het milieu, bijvoorbeeld huisstofmijten, kattenstof<br />
of pollen. De stoffen die daardoor in de longen<br />
nr 2 <strong>april</strong> <strong>2002</strong> 20
Astmatische long zoekt inbraakbeveiliging<br />
tegen witte bloedcellen<br />
worden aangemaakt, zoals histamine en cytokines,<br />
leiden allereerst tot samentrekking van de<br />
luchtwegen. Dat veroorzaakt de bekende<br />
benauwdheid en het piepen. Maar er reizen ook<br />
witte bloedlichaampjes, waaronder de eo’s, massaal<br />
naar het longweefsel waar ze een ontsteking<br />
veroorzaken. Er zijn sterke aanwijzingen dat de<br />
eo’s met hun wormgif beschadigingen veroorzaken<br />
aan het epitheel, de cellen die de barrière<br />
vormen tussen de buitenlucht en het longweefsel.”<br />
Rollen en platmaken<br />
Bij astma-patiënten treedt minimaal een verdubbeling<br />
op van het aantal eosinofiele granulocyten.<br />
Bovendien zijn deze eo’s actiever door<br />
een immuunstof die astmapatiënten aanmaken.<br />
Ulfman onderzocht hoe de eo’s de longen binnendringen,<br />
een onderzoek waarop ze begin dit jaar<br />
promoveerde. Precieze ontrafeling van dit proces<br />
kan leiden tot betere medicijnen voor astmapatiënten.<br />
Artsen schrijven nu vaak twee typen<br />
medicijnen voor: medicijnen die samentrekking<br />
van de luchtwegen tegengaan en corticosteroïden<br />
om de cytokine-aanmaak te blokkeren.<br />
Corticosteroïden remmen de ontsteking maar<br />
zijn niet erg specifiek, waardoor ze allerlei bijwerkingen<br />
kunnen hebben. Bovendien is niet<br />
bekend of ze de ontsteking helemaal stoppen.<br />
Mogelijk gaat de beschadiging aan de longen<br />
gewoon door. Het is dus beter als je de ontsteking<br />
kunt voorkomen, bijvoorbeeld door stoffen<br />
te blokkeren die ervoor zorgen dat de eo’s de<br />
longen binnendringen.<br />
“Ik heb gekeken naar de stoffen die zijn betrokken<br />
bij het binden van de eo’s aan de endotheelcellen,<br />
de cellen van de bloedvatwand”, vertelt<br />
Ulfman. “Omdat bloed continu stroomt moeten<br />
deze witte bloedcellen eerst worden afgeremd,<br />
voor ze zich kunnen hechten. Dat gebeurt niet<br />
zomaar. Eerst moeten activatorstoffen ervoor<br />
zorgen dat op de wand van het bloedvat bepaalde<br />
suikerstructuren (selectines) en cellulaire<br />
adhesie moleculen gaan zitten. Cellulaire adhesie<br />
moleculen zijn grote eiwitten, een soort grijpers.<br />
Daarnaast moeten de witte bloedcellen op hun<br />
wanden ook weer hechtstoffen hebben, waarmee<br />
ze zich kunnen vastklemmen<br />
aan die<br />
suikerstructuren en<br />
grijpertjes op de vaatwand.<br />
Voordat ze elkaar<br />
vastgrijpen, rolt zo’n wit<br />
bloedlichaampje eerst over<br />
de wand. Daarna hecht het<br />
zich vast. Vervolgens wordt het<br />
witte bloedlichaampje platter en<br />
kruipt het tussen de cellen van de bloedwand<br />
door naar de signaalstoffen die de aanwezigheid<br />
van de ziekteverwekker verraden.<br />
Sommigen menen dat ze dóór de endotheelcellen<br />
kruipen, maar dat lijkt me sterk. In ieder<br />
geval is zoiets heel moeilijk onder de microscoop<br />
te zien.”<br />
Botsen en stuiteren<br />
Ulfman vond dat alfa 4-integrine, een belangrijke<br />
hechtstof op eo’s, altijd een beetje actief is.<br />
Ongeactiveerde eo’s zetten zich aan een geactiveerde,<br />
met selectines bedekte bloedvatwand<br />
niet vast, maar tasten al botsend en stuiterend<br />
de wand af. Geactiveerde eo’s met volledig<br />
actieve alfa 4-integrine hechten zich wél vast.<br />
Een blokkade van de hechtstof alfa 4-integrine<br />
en een selectine met antilichamen voorkwam in<br />
de proefopzet dat geactiveerde eo’s aan de<br />
endotheelcellen konden hechten. Althans, als de<br />
onderzoeker eo’s gebruikte van gezonde proefpersonen.<br />
Het rollen en hechten van eo’s van<br />
astmapatiënten kon met de antilichamen niet<br />
helemaal worden geblokkeerd. Er moest dus nóg<br />
een mechanisme zijn waarmee eo’s de longen<br />
van astmapatiënten kunnen binnendringen.<br />
Dat bleek de clustering van eo’s aan de cellen<br />
van de vaatwand te zijn. Er bindt een eo, daarachter<br />
bindt er nog eentje, waarna een groepje<br />
ontstaat. Het bijzondere is, dat daar bloedplaatjes<br />
bij betrokken zijn die de eo’s bij elkaar lijken te<br />
houden. Zodra de hechtstof op de bloedplaatjes<br />
wordt geblokkeerd, treedt clustering niet meer<br />
op. “Eo’s van astmapatiënten hebben dus een<br />
extra mechanisme voor het hechten”, concludeert<br />
Ulfman in haar proefschrift, “namelijk het<br />
gebruik van bloedplaatjes.”<br />
Een kruipende<br />
eosinofiele granulocyt<br />
Groepsvorming<br />
“Nou ja”, relativeert ze, “de conclusie moet<br />
eigenlijk zijn dat dit in een proefopstelling zo is.<br />
Ik isoleerde bloed van donoren, en liet dit<br />
stromen tegen endotheelcellen die op een glasplaatje<br />
vastzaten. Zo heb ik de proeven gedaan:<br />
je voegt een stof toe, en kijkt op de monitor wat<br />
de eo’s doen bij toevoeging van een bepaalde<br />
stof. Stromen ze door, gaan ze over de endotheelcellen<br />
rollen, hechten ze er aan en veranderen<br />
ze van vorm? Maar je weet natuurlijk niet of ze<br />
hetzelfde gedrag vertonen in het lichaam.<br />
Misschien worden de eo’s wel extra geactiveerd<br />
wanneer je bloed uit het lichaam haalt. Ik ben er<br />
echter van overtuigd dat die bloedplaatjes een<br />
rol spelen bij astmapatiënten.”<br />
Inmiddels is de farmaceutische industrie bezig<br />
met een medicijn dat de hechtstof alfa 4-integrine<br />
op eo’s blokkeert. Ulfman: “Zoiets kun je<br />
gewoon op internet vinden. Onder het kopje<br />
‘producten in ontwikkeling’ staat ook ‘antagonisten<br />
voor alfa 4-integrine’. Meer weten we<br />
niet van de farmaceutische industrie. Als ze echter<br />
met deze medicijnen verder willen, moeten ze<br />
naar de ziekenhuizen voor klinische testen.<br />
In die fase zouden we kunnen gaan samenwerken.<br />
Mogelijk blijkt dan ook dat je, behalve<br />
een antagonist tegen alfa 4-integrine, ook een<br />
antagonist nodig hebt die de clustervorming van<br />
eo’s aan de bloedvatwanden tegengaat. Het<br />
blijft echter lastig specifieke medicijnen te vinden<br />
tegen astma. De immuunreactie is zo enorm<br />
gecompliceerd, er zijn zoveel signaalstoffen en<br />
hechtstoffen bij betrokken. Als je de ene blokkeert,<br />
neemt een ander het misschien weer over.”<br />
nr 2 <strong>april</strong> <strong>2002</strong> 21
tekst > Manou van de Zande<br />
foto > Chris Timmers<br />
Een heldere therapie tegen<br />
Nieuwe gedragstherapie is goed medicijn voor agressieve kinderen<br />
Scheldend en schoppend, liegend en<br />
stelend. Niemand ziet zijn kind graag<br />
zo de pubertijd ingaan. Om dergelijke<br />
‘disruptieve gedragsstoornissen’ de<br />
baas te worden, moeten zowel<br />
kinderen als ouders meewerken.<br />
In <strong>Utrecht</strong> werd een nieuwe<br />
behandelingsmethode getest, waarbij<br />
de ‘sociale probleemoplossing’ van het<br />
kind en de ouderlijke opvoedingsvaardigheden<br />
centraal staan.<br />
nr 2 <strong>april</strong> <strong>2002</strong> 22
schoppen en schelden<br />
Opstandige en agressieve kinderen zijn een<br />
crime voor hun ouders, hun leeftijdgenoten en<br />
uiteindelijk voor zichzelf. Worden ze niet goed<br />
geholpen, dan zijn ze na verloop van tijd een<br />
verschrikking voor nog veel meer mensen.<br />
Om hen in de buurt van normaal kindergedrag<br />
te krijgen, is alleen therapie voor het kind<br />
meestal niet voldoende. Ook de opvoeders<br />
moeten veranderen.<br />
Psycholoog en pedagoog Nicolle van de Wiel<br />
onderwierp een nieuwe methode aan een uitgebreide<br />
test. Dit Coping Power Programma<br />
behandelt ouders en kinderen tegelijk, maar<br />
wel apart van elkaar. De resultaten waren positief.<br />
Na negen maanden behandeling nam het<br />
agressieve gedrag af en die daling zette in het<br />
halfjaar daarna verder door.<br />
Aan Van de Wiels promotieonderzoek deden<br />
zevenenzeventig kinderen van acht tot dertien<br />
jaar en hun ouders mee. De kinderen hadden<br />
twee soorten ontwrichtende, ‘disruptieve<br />
gedragsstoornissen’. Variant één is de oppositioneel<br />
opstandige gedragsstoornis. Van de<br />
Wiel: “Die kinderen zijn net dwarse, opstandige<br />
kleuters met ouders die doodop raken.”<br />
De tweede, de antisociale gedragsstoornis, is<br />
een zwaardere variant daarvan. Van de Wiel:<br />
“Kinderen met die stoornis<br />
kinderen drieëntwintig keer bij elkaar in groepjes<br />
van vier. Hun ouders komen om de week<br />
samen, in totaal vijftien keer. Ouders en kroost<br />
krijgen hun trainingen steeds van dezelfde<br />
therapeut.<br />
Ongeveer de helft van de kinderen volgde<br />
negen maanden lang het <strong>Utrecht</strong> Coping Power<br />
Programma. Ter vergelijking volgde de andere<br />
helft – de controlegroep dus – ingeburgerde<br />
therapieën zoals individuele, gezins- of speltherapie.<br />
Van de Wiels promotor Walter<br />
Matthys, kinder- en jeugdpsychiater: “Voor het<br />
onderzoek zou het nog beter zijn om die andere<br />
helft negen maanden lang op een wachtlijst te<br />
zetten, maar dat is ethisch niet verantwoord.<br />
Je kunt die ouders en hun kinderen niet zo<br />
lang zonder hulp laten zitten.”<br />
Steun en erkenning<br />
Agressieve kinderen vechten fysiek met hun<br />
leeftijdsgenoten en verbaal met hun ouders.<br />
Van de Wiel: “Die ouders zijn meestal echt ‘op’,<br />
ze hebben al van alles geprobeerd. Of ze kijken<br />
bezorgd naar de toekomst. Een vader zei dat hij<br />
zijn zoon van tien nu nog wel aankon, maar wat<br />
als hij straks puber is?” Ze weet dat het Coping<br />
Power Programma een grote inspanning van de<br />
bedenk de antwoorden die je zou kunnen<br />
krijgen en probeer ze uit in je eigen omgeving.<br />
Een sterke kant van deze therapie is volgens<br />
Matthys en Van de Wiel, dat je ouders en kinderen<br />
van tevoren kunt vertellen wat de therapie<br />
inhoudt, hoeveel maanden deze zal duren en<br />
wat er van hen verwacht wordt. Het belangrijkste<br />
doel is dat de ouders de opvoedingsvaardigheden<br />
onder de knie krijgen en die thuis<br />
consequent toepassen. ‘Consequent’ is het<br />
toverwoord. Belonen, negeren, straffen, belangstelling<br />
tonen … op het juiste moment en in de<br />
juiste dosering.<br />
Minder agressief<br />
Wat zijn de resultaten van het <strong>Utrecht</strong> Coping<br />
Power Programma? “In beide groepen werd het<br />
opstandige gedrag minder en verbeterde het<br />
sociale gedrag”, zegt Matthys. Maar er was ook<br />
een belangrijk verschil tussen de groepen.<br />
Het disruptieve gedrag nam bij de Coping<br />
Power-kinderen méér af dan bij de kinderen die<br />
een conventionele behandeling hadden ondergaan.<br />
Bovendien bleek de nieuwe methode<br />
goedkoper.<br />
Een half jaar na beëindiging van de therapie<br />
onderzocht Van de Wiel nog een keer alle<br />
zijn niet alleen lastig en<br />
doodvermoeiend, maar kunnen<br />
>> Die kinderen zijn net dwarse, opstandige kleuters met ouders die doodop raken<br />
ook liegen, stelen en slaan. Kinderen met<br />
disruptieve gedragsstoornissen hebben er vaak<br />
nog iets anders bij, bijvoorbeeld ADHD, een<br />
aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit.<br />
Daarvoor kunnen ze medicijnen slikken, maar<br />
dat was geen obstakel voor mijn onderzoek.”<br />
Opvoedingsvaardigheden<br />
Het Coping Power Programma komt uit de<br />
Verenigde Staten. Van de Wiel heeft het vertaald<br />
en aangepast aan de Nederlandse situatie.<br />
Vaders en moeders krijgen een training in<br />
opvoedingsvaardigheden en hun kinderen<br />
worden getraind in ‘sociale probleemoplossing’.<br />
Het <strong>Utrecht</strong> Coping Power Programma duurt<br />
negen maanden. In die periode komen de<br />
ouders vraagt, maar daar staat tegenover dat ze<br />
ook steun en erkenning bij elkaar kunnen vinden.<br />
“Bovendien gaan enkele bijeenkomsten voor de<br />
ouders specifiek over henzelf en hún stress.”<br />
Van de Wiel vindt dat ook de kinderen gemotiveerd<br />
waren. “Ze bleven komen en meewerken.<br />
Het beloningssysteem dat de therapeuten<br />
gebruikten werkte blijkbaar goed. Tijdens de<br />
sessies kregen kinderen complimentjes als ze hun<br />
huiswerkopdrachten hadden gedaan,<br />
ze konden punten sparen voor kleine cadeaus,<br />
enzovoorts.” Zo’n huiswerkopdracht is bijvoorbeeld:<br />
je ziet een groepje spelende kinderen op<br />
het schoolplein en je wilt meedoen. Hoe doe je<br />
dat? Vraag je het, en aan wie, of ga je gewoon<br />
meedoen? Schrijf alle mogelijke manieren op,<br />
kinderen en hun ouders. Op een enkeling na<br />
hadden de Coping Power-kinderen in dat half<br />
jaar geen vervolgtherapie gehad. De meeste<br />
kinderen uit de controlegroep wél. Van de Wiel:<br />
“Bij alle kinderen bleef het disruptieve gedrag<br />
dalen, maar de verschillen tussen de groepen<br />
verdwenen. Dat kwam waarschijnlijk doordat<br />
de controlegroep verder werd behandeld.”<br />
Bovendien komen de kinderen in beide groepen<br />
na de behandeling meer in de buurt van gedrag<br />
dat op hun leeftijd als normaal wordt beschouwd.<br />
In de Coping Power-groep geldt dat voor méér<br />
kinderen dan in de controlegroep. Reden genoeg,<br />
menen de onderzoekers, om het Coping Power<br />
Programma een verdere poliklinische toekomst<br />
te geven.<br />
nr 2 <strong>april</strong> <strong>2002</strong> 23
S T E L L I N G<br />
Wie slim is, gebruikt<br />
zijn brein maar half<br />
tekst > Joost van der Gevel | foto > Eut van Berkum<br />
De opvatting dat mensen<br />
slechts een klein deel van<br />
hun hersenen gebruiken,<br />
wordt elk jaar weer<br />
gelogenstraft op het<br />
Human Brain Mapping<br />
congres<br />
Promovendi leveren bij hun proefschriften<br />
vaak een aantal stellingen. Psycholoog<br />
Martijn Jansma licht een van zijn stellingen toe.<br />
“<br />
Met functionele MRI (Magnetic Resonance<br />
Imaging) is precies in beeld te brengen waar in<br />
de hersenen een taak wordt uitgevoerd. Je ziet<br />
een fraaie doorsnede van het hoofd met leuke<br />
kleurtjes. Van allerlei lagere functies, zoals het<br />
bewegen van je vingers of het zien, is op die<br />
MRI-beelden exact aan te geven waar de informatie<br />
binnenkomt. Bij het zien is dat bijvoorbeeld<br />
achter in het hoofd. Door deze ‘cartografie’<br />
wordt het begrip van de hersenen echter<br />
niet veel groter. Welk gebiedje actief wordt als<br />
iemand een taak doet, is in wezen helemaal<br />
geen interessante vraag. Anderzijds maakt de<br />
overdaad aan hersencartografie die jaarlijks op<br />
het Human Brain Mapping congres wordt<br />
gepresenteerd, wel duidelijk dat álle gebieden<br />
in de hersenen wel ergens door geactiveerd<br />
worden.<br />
Toch is de opvatting wijdverbreid dat de mens<br />
zijn hersenen niet effectief gebruikt. Waardoor<br />
dit idee is ontstaan, weet ik niet. Misschien<br />
doordat er mensen zijn, die door een ziekte<br />
heel weinig hersenen hebben en toch normaal<br />
functioneren. Dat zou dan kennelijk betekenen<br />
dat mensen met een normale hoeveelheid<br />
hersenen deze niet goed gebruiken.<br />
Niet alle delen van de hersenen zijn constant<br />
actief. Maar het is de vraag of we meer kunnen<br />
doen met ons brein als alle hersendelen tegelijk<br />
actief zouden zijn. Vergelijk het met een<br />
verkeerslicht. Dat wordt niet effectief gebruikt,<br />
omdat er altijd maar één lamp brandt. We kunnen<br />
het efficiënter gebruiken door zowel rood,<br />
groen als oranje tegelijk te laten branden,<br />
maar dat lijkt me geen goed idee. Met de hersenen<br />
is dat net zo. Je hebt meer hersenen<br />
nodig dan je tegelijkertijd actief kunt maken.<br />
Ik heb een promotieonderzoek gedaan naar de<br />
activering van de hersenen bij patiënten met<br />
schizofrenie. Ik testte de hypothese dat de<br />
hersenen van deze patiënten minder actief zijn<br />
bij een geheugentaak. Tegen de verwachting in<br />
waren ze juist actiever. Ze werden pas minder<br />
actief als de patiënten meer moeite hadden met<br />
een taak en gingen gokken. Ook bleek dat<br />
wanneer deze patiënten een taak hadden geoefend,<br />
de hersenactiviteit minder daalde dan bij<br />
gezonde mensen. De dynamiek van activiteit is<br />
belangrijker dan de activiteit zelf. Die dynamiek<br />
is bij schizofreniepatiënten verminderd.<br />
Intelligentiekern<br />
De hersenen zijn natuurlijk een ongelofelijk<br />
gecompliceerd en goed georganiseerd orgaan.<br />
Toch kan de mens eigenlijk maar heel weinig<br />
informatie verwerken. Gemiddeld onthouden<br />
wij niet meer dan zeven dingen tegelijk en dat<br />
ook nog voor een hele korte tijd. Sommige<br />
mensen kunnen maar vijf dingen onthouden,<br />
anderen maar liefst negen. Maar dat is nog<br />
steeds niet veel en heeft waarschijnlijk weinig<br />
invloed op je intelligentie. Veel belangrijker is<br />
wat je onthoudt. Onthoud je de vijf goede, de<br />
vijf die je nodig hebt, of die vijf die er niet toe<br />
doen. Als je dus negen dingen kunt onthouden,<br />
maakt dat je niet slimmer zolang dat de negen<br />
verkeerde zijn.<br />
Hoe informatie in de hersenen is georganiseerd,<br />
is waarschijnlijk belangrijker voor een goede<br />
werking. Waar let je op? Wat onthoud je en<br />
hoe doe je dat? Dat is de kern van intelligentie.<br />
Intelligentie is niet gerelateerd aan de hoeveelheid<br />
hersenen of hoe actief ze zijn, maar wordt<br />
bepaald door de organisatie van de informatie.<br />
Welk hersengebiedje actief wordt is dus niet<br />
interessant, maar de afgeleide vragen wel.<br />
Zijn bepaalde gebieden met meerdere dingen<br />
bezig? Waardoor gaat het mis? Krijg je interferentie?<br />
Zijn gebieden onafhankelijk van<br />
elkaar actief, zonder problemen? Dan wordt het<br />
interessanter. Voor een antwoord daarop is<br />
”<br />
functionele MRI gelukkig ook goed te gebruiken.