23.06.2016 Views

Descendanten - Fragment

Tijdens de Britse overheersing wordt Stefanus Martien Anthony geboren, zoon van een alleenstaande moeder. Hij groeit op in een periode met veel discussies tussen de kerk en de staat over wettelijk huwelijk van slaven, het erkennen van hun kinderen en het onderwijs. Gaande het dispuut met betrekking op zedelijkheid en losbandigheid in de samenleving, wordt de klein jongetje later een voorbeeld voor het huwelijk tussen slaven en vrije personen. Op jonge leeftijd krijgt Stefanus Martien Anthony een liefdesrelatie met een slavenmeisje genaamd Martha Flora. In 1841 trouwt Stefanus Martien Anthony met haar. Samen zijn ze tot aan de dood bij elkaar gebleven. Hun liefdesgeschiedenis is de geschiedenis van Curaçao en Bonaire: armoede en rijkdom, geluk en verdriet. Lees hoe de nakomelingen verder door het leven zijn gegaan. Een familiegeschiedenis gekoppeld aan een tijdslijn.

Tijdens de Britse overheersing wordt Stefanus Martien Anthony geboren, zoon van een alleenstaande moeder. Hij groeit op in een periode met veel discussies tussen de kerk en de staat over wettelijk huwelijk van slaven, het erkennen van hun kinderen en het onderwijs. Gaande het dispuut met betrekking op zedelijkheid en losbandigheid in de samenleving, wordt de klein jongetje later een voorbeeld voor het huwelijk tussen slaven en vrije personen. Op jonge leeftijd krijgt Stefanus Martien Anthony een liefdesrelatie met een slavenmeisje genaamd Martha Flora. In 1841 trouwt Stefanus Martien Anthony met haar. Samen zijn ze tot aan de dood bij elkaar gebleven. Hun liefdesgeschiedenis is de geschiedenis van Curaçao en Bonaire: armoede en rijkdom, geluk en verdriet. Lees hoe de nakomelingen verder door het leven zijn gegaan.
Een familiegeschiedenis gekoppeld aan een tijdslijn.

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Descendanten</strong><br />

de nalatenschap van Jan Hendrik<br />

Julino Willem Anthony


Dit is een fragment uit het boek.<br />

Bestel de paperback:<br />

http://www.boekenbestellen.nl/boek/descendanten/17426<br />

Esaki ta un fragmento di den e buki.<br />

THIS A LOOK INSIDE THIS BOOK.<br />

Order the paperback version<br />

https://www.amazon.com/dp/1533192359/


Geredigeerd door: Daan Nijssen<br />

Copyright © 2016 William Anthony<br />

All rights reserved.<br />

ISBN-10:<br />

ISBN-13:


DEDICATIE<br />

Opgedragen aan mijn voorgeslacht


INDEX<br />

Erkentelijkheid<br />

Inleiding<br />

i<br />

ii<br />

01 Strafkolonie Pg # 01<br />

02 Te Huur Pg # 09<br />

03 Rijksambtenaren Pg # 15<br />

04 Kerk versus Staat Pg # 21<br />

05 Driehoek Pg # 29<br />

06 What’s In A Name Pg # 39<br />

07 Een Preek Pg # 48<br />

08 Het Gezin Pg # 54<br />

09 Dat Lapje Grond Pg # 64<br />

10 Deal Pg # 71<br />

11 Verwantschap Pg # 78<br />

12 De Naamdrager Pg # 85<br />

13 Tot Slot Pg # 96<br />

Literatuuropgave Pg # 102<br />

Over De Auteur Pg # 104


ERKENTELIJKHEID<br />

Nelson Anthony voor zijn uitleg van de satellietachtige plattegronden,<br />

Walt Robbins, Jr. voor het toesturen van het Gracie Mansion Historic<br />

Report, Geertruida van Arneman voor het verfrissen van mijn<br />

geheugen, mijn eigen geduld en de Rinconeros voor de hulp,<br />

Stichting Kadaster & Hypotheekwezen Bonaire en Nationaal<br />

Archief Curaçao.<br />

Een bijzonder dankwoord aan: Son Macaya, ex-collega bij Shell<br />

Curaçao N.V. voor het gladstrijken van het persbericht in<br />

Papiamento, Geerhard Bolte voor zijn tips en begeleiding bij het<br />

formuleren van de flaptekst.<br />

.<br />

i


INLEIDING<br />

Dit verhaal wordt ingeleid met een vertelling over een aantal<br />

gebeurtenissen die van enige betekenis zijn voor het verhaal. Nee,<br />

het is geen verhaal over slavernij, al komt mijn familienaam wel<br />

uit die periode. Vandaar die link. Hoewel de neiging er was om een<br />

leemte te vullen met gissen, heb ik dit zoveel mogelijk achterwege<br />

gelaten. Dit laat meer ruimte over voor een eigen fantasie. Op mijn<br />

zoektocht naar de achtergrond van mijn familienaam bleef ik<br />

stilstaan bij een discussie tussen de kerk en de staat over het<br />

huwelijk van slaven, de wettelijk erkenning van hun kinderen en<br />

het genot van de voordelen van het burgerrecht. Ik had geen flauw<br />

idee waar de zoektocht uit zou komen: op een kunuku of in een<br />

landhuis.<br />

Mijn belangstelling voor de geschiedenis van mijn<br />

familienaam werd al in 1998 opgewekt. Ik was op Bonaire, maar<br />

bracht een nacht door op Curaçao. Daar kreeg ik een blad waarop<br />

een korte stamboom was getekend. De naam Inias stond er op.<br />

Nooit eerder had ik van die achternaam gehoord. Het heeft me<br />

benieuwd gemaakt. In 2008 was ik weer op Bonaire. Veel mensen<br />

hielden zich destijds bezig met het uitzoeken van hun verleden.<br />

Aan mij werd de naam van een website gegeven om de naam na te<br />

zoeken. Terug in Nederland ben ik gaan kijken of er over Inias iets<br />

te vinden was en ja hoor, ik vond het: Anthony en de naam Inias.<br />

De samensteller heeft de hele familie bij elkaar geplaatst. Dat<br />

scheelde mij veel tijd. Toen kwamen ook de vragen. Wie waren ze,<br />

hoe waren ze op Bonaire beland en wat deden ze? Zo ben ik<br />

geïnteresseerd geraakt in de geschiedenis van mijn familienaam.<br />

Daarnaast rees ook de vraag op welke wijze de familie aan de<br />

eigendommen is gekomen. Dit heb ik uitgezocht. Het verhaal is<br />

gekoppeld aan de omstandigheden uit die tijd, maar ik kan er niet<br />

echt met plezier over spreken. Het was geen vrolijke periode, maar<br />

het maakte mijn ommetje in het verleden, ondanks alle ellende, een<br />

helder en aangenaam uitstapje. Persoonlijk houd ik me niet druk<br />

bezig met het verleden. Voorbij is voorbij, denk ik. Maar<br />

helderheid en duidelijkheid kunnen soms verfrissend zijn. Ik ben<br />

zorgvuldig met de gevonden informatie omgegaan, doch dit biedt<br />

geen garantie op volledigheid.<br />

ii


1. STRAFKOLONIE<br />

Een kind komt niet uit de wolken vallen, maar wordt geboren<br />

door menselijke handelingen. Het ontbreken van de naam van de<br />

vader op een geboorteakte, van de geboorteakte zelf, van een<br />

aantekening of van een huwelijksakte, was in die tijd gewoon. Niet<br />

omdat de vader onbekend zou zijn. Er was geen burgerlijke stand.<br />

Hier en daar konden aantekeningen worden gemaakt, zij het dat die<br />

wettelijk gezien niet geldig waren. Er woonden niet zoveel mensen<br />

op het eiland en in zo’n kleine gemeenschap wist iedereen wie bij<br />

wie hoorde. Het was Jan van Dora, vervolgens was Dora van<br />

Dorin. Uiteindelijk werd het Jan van Dora van Dorin di Flaku. Ook<br />

Mario di Pechi Bomba of Helena van Flora van Martha.<br />

Op de website bonairefamily.com schreef drs. John Gerard<br />

Schermer - geboren in Rincón, Bonaire in het jaar 1935 - over de<br />

ontwikkeling van voor- en achternamen op Bonaire. De genealogie<br />

van het Bonaireaanse volk wordt door hem onderverdeeld in vier<br />

categorieën van families, namelijk:<br />

A. Slaven van de West-Indische Compagnie (WIC) 1700-1791<br />

B. Gouvernementsslaven 1800-1863<br />

C. Particuliere slaven 1800-1863<br />

D. Vrije personen 1800-1900<br />

De naam van Stefanus Martien Anthony vond ik in categorie D.<br />

Het heeft enige tijd geduurd voordat ik me heb gerealiseerd dat ik<br />

op een interessant spoor zat. Op basis daarvan begon ik mijn<br />

zoektocht naar de achtergrond van mijn familienaam Anthony.<br />

John Schermer: “In 1816 vinden we een veelvoud van nieuwe<br />

1


Julino Willem Anthony<br />

dat dit bezigheid uitgroeide en ertoe heeft geleid dat Bonaire een<br />

soort strafkolonie werd. De Laet merkte op dat op 20 Januari 1630<br />

admiraal Pieter Adriaansz op Bonaire aankwam in het dorp<br />

Rincon. Het werd geheel verlaten aangetroffen. Een Hollandse<br />

schipper was onderweg naar het dorp, maar dwaalde af. Hij werd<br />

doodgeslagen, een andere raakte zwaar gewond. Daarom liet de<br />

admiraal de boel in de fik steken en verwoesten. “De bewoners van<br />

het dorp dachten het terugweg te kunnen smoren door de mondi<br />

waar de troepen doorheen moesten trekken, in brand te steken.<br />

Maar zij namen een ander weg, leden in het geheel geen schade en<br />

vertrokken op de 24 ste uit Bonaire.”, zei De Laet met een grijns op<br />

zijn gezicht.<br />

Van Meeteren gaat verder met vertellen:<br />

“Zo werden twee valse munters op 21 Januari 1800 veroordeeld<br />

tot .... ‘en twintig Jaaren op Aruba of Bonaire gebannen om daar<br />

met haar han .... ten dienste van den Lande hun kost te verdienen’.<br />

Deze praktijk werd voortgezet. Ook militairen, die wat misdreven<br />

hadden, werden naar Bonaire gestuurd.”<br />

In het journaal van de kapitein der Indianen onder dagtekening<br />

van 11 Mei 1817 constateert hij onder meer dat bij het arriveren<br />

van Zr. Ms. gollet de Kolonist, schipp A. Degorter twee militairen<br />

mede gebracht waren om voor 't Land te werken. De ene was<br />

Duys en de andere Freudenthijn. Onder datum 19 juni van<br />

hetzelfde jaar (1817) constateert hij: "hier gearriveerd de vrije<br />

lieden de gewissen soldaat in Engelsche dienst was; met de<br />

Nederlandsche gollet Saley; schipp: Eduard Bisschop". En zo ging<br />

het door. Eveneens werden gedurende meer dan zes jaren<br />

veroordeelden uit Nederland naar Bonaire getransporteerd. Daar<br />

moesten ze de meer aanhoudende en zwaardere arbeid verrichten,<br />

zoals de zoutwerken, het branden van kalk, het bakken van pannen<br />

en stenen, het kappen van hout, enz.<br />

Na 1800 ontwikkelde zich langzamerhand ook een blanke<br />

bevolkingsgroep, bestaande uit nakomelingen van ambtenaren,<br />

militairen en een paar anderen, die zich òf met een speciale<br />

vergunning òf clandestien op het eiland hadden gevestigd.<br />

In 1840 kwam er een nieuw WIC-slavenregelement. Daarin<br />

stond dat men nooit langer dan 8 jaar te werk mocht worden<br />

4


Nalatenschap van Jan Hendrik<br />

gesteld in de Bonaireaanse zoutpannen. Na het uitzitten van hun<br />

straf kregen de slaven de vrijheid om te gaan wonen en werken in<br />

Rincon. De veroordeelden bleven, nadat hun straftijd was<br />

afgelopen, daar wonen, trouwden of leefden in concubinaat,<br />

vormden een gezin en werden de stamvaders. Hun hutten hadden<br />

ze tussen die van de slaven in gebouwd en ze leefden vrolijk met<br />

elkaar samen. De hutten waren gemaakt van stro en takken en<br />

hadden lemen muren. Hier en daar stond een huis gemaakt van<br />

stenen. Ook op deze geïntegreerde wijze konden familienamen op<br />

Bonaire zijn gekomen. Naast de personen die hun straf op het<br />

eiland moesten gaan uitdienen mochten in principe alleen de<br />

militairen - die op de plantages en de detentiehuizen toezicht<br />

moesten houden - op het eiland, maar met speciale toestemming<br />

van de regering mochten andere personen zich daar vestigen om<br />

landbouw of veeteelt uit te oefenen. Ondanks het vestigingsverbod<br />

lukte het veel mensen om daar te blijven. De controle op naleving<br />

van de regels was niet zo streng en vaak werd het langdurige<br />

verblijf van personen gedoogd. Uiteindelijk werd de maatregel<br />

helemaal ingetrokken omdat die niet meer te handhaven was. In<br />

1863 kwam er in ieder geval een einde aan. Sommigen mensen zijn<br />

voorgoed op het eiland gebleven.<br />

Opvallend is dat bij veel huizen in Rincon de voordeuren zich<br />

aan de noord- of zuidzijde bevinden. Is dat niet opvallend?<br />

Misschien heeft het te maken met de wind en de zon.<br />

De drager van mijn familienaam Anthony moest voet aan wal<br />

hebben gezet rond het jaar 1780. Volgens pater Nooijen komt die<br />

familienaam van een familie die vóór de Engelse periode op<br />

Bonaire woonde. Dat zou de vader van Stefanus Martien Anthony<br />

kunnen zijn. Van Stefanus zelf is weinig bekend. Het werd dus een<br />

ingewikkeld operatie. In ieder geval waren zijn ouders ten minste 9<br />

maanden vóór zijn geboorte op het eiland.<br />

Schema A. laat zien hoe de namen door elkaar lopen.<br />

5


Nalatenschap van Jan Hendrik<br />

Enveloppe van een brief vanuit de interneringskamp Bonaire, met<br />

datum poststempel 30 juni 1940.<br />

7


Julino Willem Anthony<br />

Op de foto zijn een Nederlandse officier en een inlandse soldaat te zien in<br />

een van de uitkijkposten. Vanwege de prikkeldraadomheiningen was het zeer<br />

moeilijk hier vandaan te ontsnappen. Cactus groeide tussen de hekken.<br />

8


2. TE HUUR<br />

Het waren roerige tijden op Bonaire. De eerste jaren van de<br />

negentiende eeuw stonden veelal in het teken van politiek en<br />

revoluties, de Napoleontische oorlogstijd. De Britten namen tot<br />

twee keer toe het gezag over het eiland af van Nederland. Eerst van<br />

1800 tot 1802 en daarna nog een keer in 1804, om in datzelfde jaar<br />

weer te vertrekken. De nieuwe vice-commandeur van Bonaire,<br />

Johannes de Palm Hzn., kondigde bij zijn aankomst op het eiland<br />

een aantal impopulaire maatregelen aan. In een brief van 22<br />

december 1805 schreef Johannes Palm aan Gouverneur P.J.<br />

Changuion dat de bewoners van Bonaire allen in haat en nijd<br />

leven. "Dat onchristelijk is voor menschen, die anders moesten<br />

leven om Gods zegen te genieten", was de boodschap. Hij kreeg<br />

als antwoord dat de mensen leven als echte kinderen van de<br />

catechismus. De mensen hadden honger en misschien hadden ze<br />

daardoor ruzie met elkaar. Changuion installeerde een commissie<br />

om te onderzoeken hoe de situatie verbeterd kon worden. Pater<br />

R.H. Nooyen noemt in zijn boek Cornelis Marten, i cien anja di<br />

Bonaire, 1959, een aantal maatregelen die voorgesteld waren door<br />

Johannes de Palm. Het betrof een besluit over de vrije teelt van<br />

ezels, paarden, cabrieten en klein vee. Het besluit ontving verzet<br />

bij de Indiaanse inwoners. Bij request gedagtekend 4 januari 1806<br />

hebben de Indianen een klacht ingediend. Deze werd met behulp<br />

van pastoor J.J. Pirovano afgehandeld. De kabrietenteelt werd<br />

oogluikend toegelaten, maar gouverneur Lauffer stelde een<br />

tegenprestatie voor om bij provisie hun genot van aloude privilegie<br />

9


Julino Willem Anthony<br />

toe te staan, maar dat was niet alles. De Indianen eisten ook hun<br />

gelijke rechten op. Ze hebben geklaagd dat de vroegere slaven, die<br />

door geld of anderszins vrij waren geworden en op het eiland<br />

woonden zelf het recht op veefokkerij hadden toegeëigend en<br />

koralen bezaten die groter waren dan die van de Indianen. Het<br />

grootste gedeelte van de kabrieten die naar Curaçao werden<br />

vervoerd behoorde aan de slaven die op het eiland toegelaten<br />

waren. Waarom zij wel en wij niet? Daar komt het op neer.<br />

Overigens, daarbij valt te vermelden dat uit het ingelaste<br />

onderzoek naar aanleiding van het verzoekschrift is gebleken dat<br />

onder de ondertekenaars geen 20 zuiver Indianen waren, maar wel<br />

veel bastaarden. Dit kwam door de vermenging met negers,<br />

mulatten, mestiezen, enz. De vader van één van de ondertekenaar,<br />

Jacob Gomes, was een mesties van het eiland. Een schoolmeester<br />

uit Curaçao genaamd Buskop, die een mesties Indianin van<br />

Bonaire tot bijzit had, stelde het verzoekschrift op. (B. d. G. F..<br />

“Geschiedkundige Sprokkelingen: De Indianen Op Bonaire”. De<br />

West-Indische Gids 24 (1942): 251–256).<br />

Van januari 1807 tot 27 mei 1815 was Jean François du Briel<br />

British superintendent op het eiland en van 29 oktober 1805 tot 27<br />

mei 1815 was Johannes Hzn. Palm interim.<br />

Na het vertrek van de Engelsen werd hij als vice-commandeur<br />

van Bonaire aangesteld. Palm woonde in Rincon. Lang is hij niet<br />

gebleven, want hij werd ongeveer een jaar later ontslagen. Hij is de<br />

vader van de bekende Jan Gerard Palm van de danza Erani Ta<br />

Malu Shon.<br />

Beetje bij beetje naderen we het geboortejaar van Stefanus<br />

Martien Anthony. Het was in de periode dat de Engelsen op<br />

Bonaire zaten. Het eiland viel wederom in handen van de<br />

Engelsen, die daarmee de macht van Frankrijk in Europa<br />

probeerden te beperken. De bezetting van het eiland volgde kort op<br />

de verovering van Curaçao, onder commando van Sir Charles<br />

Brisbane op Nieuwjaarsdag 1807. Het gehele eiland, met de daarop<br />

wonende gouvernementsslaven, werd aan Joseph Foulke verhuurd<br />

voor een vaste jaarlijkse huurprijs van 4000 guldens. Voor dat<br />

bedrag kreeg hij genot van alles wat het eiland te bieden had,<br />

inclusief 300 slaven. Het enige wat hij had te doen, was goed voor<br />

de slaven zorgen. Foulke had werkers nodig op het eiland. Er<br />

waren mensen die graag naar Bonaire wilde gaan om daar voor<br />

10


Julino Willem Anthony<br />

van 7 november 1843 leverde in oktober 1843 het schip Sehr Sage,<br />

Kirbv, 25 ds fm Bonaire, salt to Joseph Foulke & Son.<br />

Joseph stierf op 20 februari 1852 in New York City. Op<br />

woensdag l februari 1860 werd In Scharloo, op de<br />

Scheepstimmerwerf die bekend stond als ”de Werf van den Heer<br />

Joseph Foulke”, in publieke veiling zijn huis en een van zijn<br />

loodsen verkocht.<br />

In veel opzichten waren de praktijken van Foulke op Bonaire<br />

een voorbode van latere gebeurtenissen die zich in de loop van de<br />

negentiende eeuw zouden afspelen. “Overheden en particuliere<br />

ondernemingen pikten overzeese gebieden in zonder dat zij de<br />

soevereiniteit verkregen, louter met het oog op snel geld<br />

verdienen”, hoorde ik iemand vanuit een steeg roepen.<br />

Om even terug te komen op die kwestie van honger in 1805:<br />

waarom Changuion vond dat de mensen honger leden is mij niet<br />

duidelijk geworden. Zelf kan ik alleen maar denken dat men toen<br />

al bewust of onbewust een behoefte aan het kweken was.<br />

Wisselbrief ondertekend op 8 september 1863, met het bedrag op<br />

de brief van 7.790 gulden die werd uitgeschreven en ondertekend<br />

door de Gouvereur van Curaçao en onderhoorigheden dienende<br />

als compensatie voor de "Opheffing der slavernij".<br />

Bij de overname van het eiland door het Koloniale Bestuur<br />

stond in de “Instructie voor de overname” uitdrukkelijk vermeld<br />

dat het rapport moest worden uitgebracht over de "echte<br />

12


Nalatenschap van Jan Hendrik<br />

Indianen", die zich op het eiland mochten bevinden. Deze schenen<br />

Bonaire echter al ten tijde van de overname te hebben verlaten. De<br />

exodus zou hebben plaatsgevonden kort vóór of nog onder het<br />

Engels bewind. Volgens de legende waren de indianen die de<br />

uittocht waagden boos, omdat het bestuur van hun diensten gebruik<br />

wilde maken zonder enige vergoeding en omdat er een beperking<br />

kwam op het houden van eigen veekuddes. Op een dag voerden ze<br />

ergens op het strand een krijgsdans uit om daarna in koorgezang in<br />

hun kano’s te stappen, deze te water te laten en weg te pagaaien<br />

om nooit terug te keren. Het vermoeden was dat zij de vaste kust<br />

hebben bereikt. Als zij de Nederlandse, Franse en Engelse piraten,<br />

avonturiers, ballingen en ontsnapte Afrikaanse slaven die<br />

rondzwierven in de Caribische Zee op zoek naar buit om in hun<br />

onderhoud te voorzien, op zee niet zijn tegengekomen.<br />

13


3. RIJKSAMBTENAREN<br />

In het jaar van Stefanus’ geboorte - in 1814 - heeft koning<br />

Willem van Nederland officieel de Nederlandse deelname aan de<br />

Afrikaanse slavenhandel verboden. Een feitelijke ingangsdatum<br />

voor afschaffing werd niet bepaald. Het was een decreet van de<br />

Soevereine Prins van Nederland Guillaume, houdende bepalingen<br />

tot bestrijding van de slavenhandel, gedateerd 15 juni 1814. Het<br />

verbod betrof het transporteren van zwarten vanuit de kust van<br />

Afrika, of eilanden behorende tot dit deel van de wereld, naar het<br />

vasteland of Amerikaanse eilanden via een haven op het<br />

grondgebied de Verenigde Provinciën van Nederland, en het<br />

gebruik van gebouwen of schepen daarvoor. Het ging hierbij alleen<br />

om de bestrijding van de zwarte mensenhandel. De afschaffing van<br />

slavenarbeid kwam pas veel later. Economische belangen zullen<br />

waarschijnlijk een rol hebben gespeeld.<br />

Met het uitvaardigen van een proclamatie op 4 maart 1816 door<br />

de Engelsman J.C. Stuart, depy secy & Reg., op bevel van His<br />

Honor Major General John LeCouteur, Lieutenant Governor and<br />

Commander in Chief in and over the Island of Curaçao and its<br />

Dependencies, Bonaire and Aruba, Vice Admiral and President of<br />

the Courts ..., werd Curaçao nog op diezelfde dag door het Engels<br />

bestuur aan de Nederlandse gouverneur generaal overgedragen.<br />

Direct na de vestiging van Hollands bestuur tekende de<br />

Gouverneur Generaal een instructie, waaraan de commissie zich<br />

had te houden bij de overdracht om vertraging te voorkomen.<br />

Bonaire werd pas later, op 7 mei in hetzelfde jaar, door de<br />

15


Nalatenschap van Jan Hendrik<br />

met Bernardus Eisenbeil uit Nederland op 11 november 1824. Op<br />

27 augustus 1824 lagen ze al voor de kust van Bonaire, maar ze<br />

bleven op het schip “Zeemeeuw”. Stefanus zou in zijn jeugd met<br />

hen te maken krijgen. Niet persoonlijk, maar met de boodschap.<br />

Pastoor Niewindt werd benoemd tot Perfecto Apostolico van de<br />

missie op Curaçao. Hij keerde terug naar Bonaire en in dat jaar<br />

heeft Nieuwindt een aantal kinderen gedoopt. Hij legde een<br />

doopregister aan op Bonaire. Stefanus Martien was toen ongeveer<br />

10 jaar oud. Nooijen zei dat er in dat jaar een zekere Johan<br />

Anthony in Rincon was die vaak als peetvader werd gevraagd. Zijn<br />

leeftijd heeft de pater niet genoemd en ook niet zijn beroep. Je zou<br />

kunnen veronderstellen dat hij een aanknopingspunt naar Stefanus<br />

Martien zou kunnen zijn. Het was überhaupt niet bekend of hij in<br />

Rincon woonde. Johan zou zeker wel ouder zijn dan hij.<br />

Natuurlijk. Om gevraagd te worden als peetvader moet je al<br />

volwassen genoeg zijn. Stefanus was nog niet zo ver met zijn 10<br />

jaar. Misschien was hij niet eens op Bonaire. Tot nu toe was<br />

Stefanus Martien nog niet op de radar verschenen. Zijn naam viel<br />

me op bij de geboorte van een kind. Op de website<br />

bonairefamily.com zag ik dat hij een relatie zou hebben gehad met<br />

een meisje. Uit die relatie is een kind op Curaçao geboren: een<br />

gouvernementsslavenmeisje met de naam Amalia Ogenia (Amalia<br />

Nicomeda Georgius). Toen zij op 5 september 1839 werd<br />

vrijgekocht, was zij 9 jaar en 6 maanden oud. Ik pakte een<br />

rekenmachine, pen en papier bij de hand. Amalia was dus geboren<br />

in het jaar 1831. Stefanus Martien was ongeveer 17 jaar oud en<br />

Janga, Martha van Catharina Jarig (van Flora) was nog jonger toen<br />

hun eerste kind geboren werd. Dus meneer zat op Curaçao en<br />

begon vroeg een gezin op te bouwen, dacht ik.<br />

Hoe Stefanus op Curaçao terecht is gekomen zullen we<br />

waarschijnlijk nooit weten. Na de eerste kind volgde nog een<br />

andere geboren op Curaçao.<br />

Op mijn wandelroute keek ik hier en daar of er nog een<br />

bijzonder souvenir te vinden was. Dit kwam ik tegen:<br />

"In de 18e eeuw wordt de groep der meer ontwikkelden die zich<br />

om allerlei redenen er tegen verzetten, groter. Vooral de<br />

Spectatoriale Geschriften bevatten protesten tegen “den<br />

onchristelijken koophandel der zoonen Chams” en hierbij richtten<br />

de schrijvers bijna voortdurend het oog op West-Indië, al moet<br />

17


Julino Willem Anthony<br />

worden toegegeven dat vooral Suriname wordt bedoeld. Er<br />

verschenen zelfs toneelstukken met de slaaf als hoofdpersoon, b.v.<br />

“Monzongo of de Koninklijke slaaf” van Nicolaas Simon van<br />

Winter, die de slavernij vooral als antichristelijk bestrijdt. Pioniers<br />

van het verzet tegen de slavenhandel en de slavernij waren tegen<br />

het einde der achttiende eeuw in Nederland behalve genoemde Van<br />

Winter o.a. Hondius, een anonieme schrijver uit “De Denker”, en<br />

Dirk van Hogendorp, die ook een toneelstuk schreef genaamd<br />

“Kraspoekol of de slavernij”. Later trad baron Van Hoëvell op de<br />

voorgrond. Een jaarlijks discussie die zich al een lange tijd<br />

afspeelt.<br />

18


Julino Willem Anthony<br />

20


4. KERK VERSUS STAAT<br />

Uit de literatuur is op te maken dat de Spanjaarden als eerste de<br />

voet aan wal zetten op Bonaire en het dorp Rincon stichtten - de<br />

oudste nederzetting op het eiland. Een geschikte plaats gelegen in<br />

een dal. De plaats bood goede bescherming tegen rovers die langs<br />

de kust vaarden op zoek naar leven op het land om te plunderen.<br />

De autochtone bevolking waren de indianen, maar zij kregen er<br />

nieuwe gasten bij. De bezetting van Bonaire door de West-Indische<br />

Compagnie (WIC) vond plaats op 23 maart 1636. Evenals in de<br />

tijd van de Spanjaarden was het eiland – samen met Aruba –<br />

“staatrechtelijke onderhoorigheden en aeconomische<br />

dependenties” van Curaçao. Daar op Curaçao was het<br />

hoofdkantoor van de WIC. Op Bonaire werd nabij de hoofdstad<br />

Kralendijk een uitkijktorentje gebouwd. Er kwam een kleine<br />

militaire bezetting. De mensen die daar gelegerd waren hadden het<br />

opdracht om vanaf een heuveltop op het eiland met rook- en<br />

vuursignalen Curaçao te waarschuwen wanneer vijandelijke<br />

oorlogsschepen de kust naderden. Ook op Aruba was er een kleine<br />

uitkijkpost. Vanuit het moederland (Nederland) kreeg van<br />

Waalbeeck de instructie de bezetting van Curaçao voort te zetten<br />

en er een marinesteunpunt van de WIC in de Caribische Zee van de<br />

maken. Na de Vrede van Munster op 30 januari 1648 hield<br />

Curaçao op een marinebasis te zijn. Het eiland werd opengesteld<br />

voor het wereldverkeer en buitenlandse handel. Bonaire bleef voor<br />

het buitenland echter gesloten en het vestigingsverbod bleef van<br />

kracht.<br />

21


Julino Willem Anthony<br />

Voor het werk werden aanvankelijk de Indiaanse<br />

eilandbewoners ingezet, maar al snel werd duidelijk dat het werk<br />

fysiek te zwaar voor hen was. De WIC importeerde vanuit Curaçao<br />

negerslaven om het zware werk te doen. De nieuwe<br />

eilandbewoners werden in Anteriol en Rincon ondergebracht.<br />

Rincon kreeg de naam ‘het slavendorp’ en in de Vaderlandsche<br />

Letteroefeningen Jaargang 1824 wordt het ‘een plaats waar het<br />

Gouvernement een slavenfokkerij had’ genoemd. Ik denk niet dat<br />

dit alleen op Bonaire was, maar goed, dat is weer een ander<br />

verhaal.<br />

Als voorbereiding op mijn trip naar het verleden heb ik pater<br />

Nooijen geraadpleegd. Het ging daarbij vooral over het dopen,<br />

huwelijken en familienamen van de eerste uur op Bonaire. Dit zijn<br />

namen die zij hebben geregistreerd, vooral in verband met hun<br />

religieuze activiteiten. Hij had het echter ook over de Indianen en<br />

vertelde een verhaal over Bonaireaanse meisjes voor koningin<br />

Isabella van Spanje.<br />

De Spanjaarden waren in het Caribische gebied op zoek naar<br />

goud. Al snel viel hun oog echter ook op de Indianen. Die namen<br />

ze mee naar Spanje, waar ze als slaven werden verkocht. Drie<br />

broers van de familie Guerra reisden vaak naar de Caribische<br />

gebied. Zij woonden in de buurt van Sevilla, in het zuiden van<br />

Spanje. Eén van hen, Cristobal Guerra, ging voor de tweede keer<br />

mee naar de Cariben in het gezelschap van ene Diego Rodriques de<br />

Grajeda. Met twee schepen zetten ze koers naar Bonaire. Daar<br />

aangekomen kreeg Cristobal Guerra ruzie met de Indianen. De<br />

Spanjaarden hadden een aantal Indianen gevangen genomen en op<br />

de schepen gezet. Daarna vertrokken ze vanuit Bonaire naar<br />

Spanje. Daar aangekomen presenteerden ze met trots aan de<br />

koningin in Sevilla een Indiaans meisje uit Bonaire. Het meisje<br />

bleef een paar dagen bij de koningin logeren. De dagen daarna had<br />

Cristobal Guerra het druk met het verkopen van zijn Bonaireaanse<br />

Indianen als slaven. Dit gebeurde in de steden in het zuiden van<br />

Spanje: Sevilla, Cadiz, Cordova en Jerez. Maar dit ging tegen de<br />

bedoeling van koningin Isabella in. Ze gaf de zeelieden de<br />

opdracht om de Indianen in het Caribische gebied niet lastig te<br />

vallen. De koningin zelf woonde in Ejica, vlak bij Sevilla. Zij<br />

vaardigde een decreet uit, het identiteitsbewijs van Ejica, en<br />

besloot dat de Indianen op kosten van Cristobal Guerres terug<br />

22


Nalatenschap van Jan Hendrik<br />

moesten worden gebracht naar Bonaire. Ze hadden immers geen<br />

identiteitsbewijs van Ejica. Een pater Fernandez heeft zich ingezet<br />

om de Indianen naar Bonaire terug te brengen. Daarna was<br />

Cristobal Guerra weer in de buurt van Zuid-Amerika. Dit keer met<br />

zijn broer Luis. In de buurt van Cartagena verloor hij zijn leven.<br />

De Indianen hebben een pijl dwars door zijn hals geschoten.<br />

In het jaar 1816 was pastoor Stöppel vanuit Nederland<br />

onderweg naar Curaçao. Het schip maakte een tussenstop op<br />

Bonaire en Stöppel ging aan wal om kennis te maken met het<br />

eiland en de commandeur Samuel Bartholomeus van den Broek.<br />

Hij kreeg een warm ontvangst. Op 26 september liet het schip het<br />

anker vallen in de haven van Bonaire. In de maneschijn kon<br />

Stöppel vanaf de schip “het kasteel van Bonaire” zien, het fort in<br />

Kralendijk. De reis vervolgde naar Curaçao. Kort daarop verbleef<br />

Stöppel een paar maanden op Bonaire. Hij zou hebben gezegd dat<br />

hij op een ezel langs de kust en een heuvel op moest om in Rincon<br />

te komen. Hij meende dat nergens ter wereld onder de hete zon een<br />

land zo arm was als Bonaire. Tsja, in die tijd was er geen<br />

Chevrolet of een lelijke eend. Een ezel was een luxe.<br />

Amper een jaar na zijn komst brak er een felle discussie uit<br />

tussen de Kerk en de Kolonie met betrekking op dopen, onderwijs,<br />

zedelijkheid en huwelijk bij de slaven. Dat laatste zat de<br />

economische belangen van de slavenhouders in de weg. Het<br />

verkopen van de slaven zou hierdoor bemoeilijkt worden en<br />

bovendien behoren wettelijk getrouwde stellen samen met elkaar te<br />

wonen. Voor de gouvernementsslaven waren een aantal<br />

uitzonderingen gemaakt. Zij mochten onderling wel met elkaar<br />

trouwen. Later werd het hen toegestaan om ook met vrije personen<br />

te trouwen, maar dat huwelijk werd wettelijk niet erkend. Het werd<br />

‘het clandestiene huwelijk’ genoemd. Die kwestie is hoog<br />

opgelopen, tot aan de koning toe. In een missive van pater Stöppel<br />

gericht tot koning Willem I verzonden in oktober 1817 klaagde de<br />

pater over wat er gaande was in de Kolonie. De brief was<br />

verzonden zonder medeweten van zijn superieuren. Deze<br />

veroorzaakte flinke opschudding en zelfs na zijn overlijden op 10<br />

oktober 1818 kreeg de klokkenluider een schop na. De missive van<br />

Stöppel heeft voor veel commotie gezorgd bij de Raad van Politie.<br />

Hij rapporteerde geen wettige huwelijken te kunnen sluiten,<br />

kinderen niet te kunnen wettigen, en godsdienst en de zedenleer<br />

23


Nalatenschap van Jan Hendrik<br />

over het geloof. Het argument van het gouvernement was dat de<br />

kolonie van Nederland vanaf het begin af aan al protestants was<br />

geweest en ook zo zou blijven. De ruzie was al enige tijd gaande<br />

op Curaçao en bereikte een hoogtepunt op Bonaire toen een groep<br />

opgefokte dronken mensen de kerk bestormden tijdens de viering<br />

van de Oud & Nieuw mis. Pater Nooijen was aan de hoek van de<br />

tafel en vertelde me dat. Enigszins is het begrijpelijk, want de<br />

Missie had ook tot doel zoveel mogelijk mensen katholiek te<br />

dopen. Blijkbaar verliep dit moeizaam. De meeste eigenaars van de<br />

slaven waren joden of protestanten en vaak werden de slaven<br />

gedwarsboomd of gehinderd wanneer zij voor zichzelf of hun<br />

kinderen de doop begeerden. Later hebben Monseigneur Niewindt<br />

en andere paters hierover wederom geklaagd. De wrijving tussen<br />

de overheid en de kerk bestond vanaf het begin al. Ene pater<br />

Schabel begon in de achttiende eeuw al te piepen. Hij hield een<br />

dagboek bij. De houding van het gouvernement was dat de pastoor<br />

niet vrijelijk elke slaaf die daartoe de wens te kennen gaf kon<br />

dopen, of diens kinderen het Sacrament kon toedienen. Het was<br />

zaken doen. En wat voor zaken? Mensenhandel. Dit bezorgde<br />

Curaçao tegen het einde van de zeventiende eeuw een zeer slechte<br />

naam. Thomas Lynch, de Engelse Gouverneur van Jamaica, riep<br />

dat er op Curaçao een spreekwoord bestaat: “Jezus Christus is<br />

goed, maar de handel is beter” (Paula Keijser, Suikerriet,<br />

suikerverdriet. Slavernij in enkele 18e-eeuwse teksten. Educaboek,<br />

Culemborg 1985).<br />

Van Goslinga is het te begrijpen dat het de Rooms-Katholieke<br />

priesters onder zekere restricties en met speciale vergunning van<br />

het gouvernement werd toegestaan op de Antillen hun Missie te<br />

verrichten. Ook voor het sluiten van de z.g. “matrimonia<br />

clandestina” kwam er toestemming. Dit zijn huwelijken die door<br />

de slaven in particulier werden gesloten, tot geruststelling van het<br />

geweten.<br />

Door de medewerking van regeringscommissaris Van den<br />

Bosch was het recht aan slaven toegekend om met elkaar te<br />

trouwen. Daarna werd dit recht uitgebreid. Gouvernementsslaven<br />

kregen het recht op verlof om ook met vrije personen een huwelijk<br />

aan te gaan; voor de kerk maar niet bij wet, welteverstaan.<br />

Ondanks alles was de verhouding tussen dominee en pastoor echter<br />

niet altijd slecht.<br />

27


Julino Willem Anthony<br />

Pater Stöppel sloeg hoe dan ook een hit and run in de Kolonie.<br />

28


5. DE DRIEHOEK<br />

De Britten hadden het op het eiland voor het zeggen toen<br />

Stefanus op 26 december 1813 werd geboren. Die datum staat<br />

vermeld op een registratiedocument. Blijkens de huwelijksakte is<br />

Martha Angela zijn moeder. Van zijn vader is niets bekend en<br />

evenmin van wie zijn familienaam afkomstig is. Toen de Engelsen<br />

in 1816 vertrokken was hij 3 jaar oud. Nederland bestond toen drie<br />

jaar als zelfstandige eenheidsstaat. Verwijzend naar zijn publicatie<br />

De gouverneurs van de Nederlandse Antillen: taken, omgeving en<br />

profiel sinds 1815, zei Gert Oostindie:<br />

“De WIC ging in 1792 failliet. Kort daarop braken er in Europa<br />

oorlogen uit waarin Nederland een speelbal werd. Tussen 1795 en<br />

1813 was Nederland een protectoraat en vervolgens een<br />

gebiedsdeel van Frankrijk en werden de koloniën soms door<br />

staatsinstellingen bestuurd, maar langdurig door de Britten bezet.<br />

Na de Napoleontische oorlogen werd Nederland weer een<br />

zelfstandige staat, nu voor het eerst een Koninkrijk. In de Caraïben<br />

kregen de Nederlanden Suriname en de Antillen terug – Berbice,<br />

Demerara en Essequibo, samen het hedendaagse Guyana, bleven<br />

Brits.” Ik zei: “Oh, was het zo. In de koloniën zwaaiden de<br />

Engelsen met de scepter dus”.<br />

Bij het verdrag waarin het teruggeven van Suriname en de<br />

Antillen is vastgelegd, hebben de Hoge Verdragsluitende Partijen<br />

hun wens uitgesproken de onenigheid die Europa heeft opgeschud<br />

te begraven in volledige vergetelheid. Zij verklaarden en beloofden<br />

dat geen enkel individu van welke rang of conditie dan ook in de<br />

29


Julino Willem Anthony<br />

herstelde landen, en de landen die door het verdrag werden<br />

afgestaan, in hun persoon of eigendom verstoord of gemolesteerd<br />

zouden worden, onder welk voorwendsel dan ook, hetzij wegens<br />

zijn gedrag of politieke overtuiging, zijn gehechtheid hetzij voor<br />

één van de partijen, of een regering die heeft opgehouden te<br />

bestaan, of om een andere reden met uitzondering van de schulden<br />

jegens personen of handelingen vóór de datum van het huidige<br />

Verdrag. Joseph Foulke was gedekt want, hij had het eiland van de<br />

Britten gehuurd.<br />

<strong>Fragment</strong> van het verdrag van 13 augustus 1814 tussen Groot-Brittannië<br />

en Nederland, getekend in Londen. Alle Nederlandse kolonies genomen<br />

door de Britten sinds 1803 werden hersteld, met uitzondering van de<br />

Kaapkolonie en de Zuid-Amerikaanse provincies Demerara, Essequibo<br />

en Berbice (Guyana).<br />

Voor wat betreft Stefanus lijkt het er aan de hand van de<br />

informatie op bonairefamily.com op dat hij op Curaçao Martha<br />

Flora heeft ontmoet. Er ontstond een innige vriendschap tussen<br />

twee jeugdige tieners. Hoe beiden op Curaçao terecht zijn<br />

gekomen is niet duidelijk. Uit een bijlage van De West-Indische<br />

Gids XXX is het te begrijpen dat sommige slaven niet veel te doen<br />

hadden op Bonaire. Zij werden geleidelijk naar Curaçao<br />

overgebracht. Anna Cathalina van Flora (Jarig) Janga (1780), met<br />

haar dochter Martha Flora, zou wellicht één daarvan kunnen zijn.<br />

Uit die relatie van Stefanus met Janga, Martha van Catharina<br />

Jarig (van Flora) zijn kinderen op Curaçao geboren, waaronder<br />

Amalia Ogenia (Nicomeda). Onder het tabblad Gouvernements<br />

slaven te Bonaire vond ik de naam Janga, Martha Francisca. Deze<br />

30


Nalatenschap van Jan Hendrik<br />

Anna Cicilia Inias. De broer van Anna Cicilia, Martis Flores Inias,<br />

trouwde met Mercera, Geertruida Martilia. Ook zij, samen met de<br />

anderen, zorgden voor nakomelingen met de familienaam Inias.<br />

Hun dochter Johanna Juliette Inias trouwde met Reinier Arzenius<br />

Manuela. Zij waren destijds winkeliers in Rincon op #82. Anna<br />

Cicilia, alleenstaande moeder, heeft nog meer kinderen, waaronder<br />

een zoon genaamd Leonardus Adolff. Hij stierf op 22 september<br />

1905 op de leeftijd van 57 jaar, vermoedelijk ongehuwd. Haar zus<br />

Inias, Lodowika Geertruida trouwde met Pourier, Phelipi Anthony<br />

(Phelipi Anthony Porier, zoon van Pierre Porier en Dianora Sint<br />

Jago). Die tak heeft zich door het huwelijk van hun dochter Anna<br />

Bregita Porier, weduwe van Pieter Frans overleden op 28 mei<br />

1885, met Felix Everon geboren op Aruba, uitgebreid met de<br />

families Everon en Morel van Aruba. Ze zijn op Curaçao<br />

getrouwd. Felix was eerder getrouwd met Claudina Susanna<br />

Tromp. Op 23 november 1952 overleed Anna Bregita met de<br />

leeftijd van 87 jaar. Felix Everon ging het eerst heen.<br />

Terug bij Inias. De moeder van Anna Cicilia Inias is de zuster<br />

van Anna Cathalina van Flora (Jarig) Janga. Jan Hendrik Anthony<br />

is een kleinzoon van Anna Cathalina van Flora (Jarig) Janga, de<br />

moeder van Martha Francisca. Het leeftijdsverschil tussen Stefanus<br />

Martien en Anna Cicilia is maar 10 jaar. Toen zij 20 jaar was kreeg<br />

zij haar dochter Johanna. Jan Hendrik is geboren toen Stefanus 27<br />

jaar oud was. Johanna Juliana Elisabeth was twee jaar ouder dan<br />

Jan Hendrik. Een samengaan in de derde en vierde generatie van<br />

Regina Janga, generatiehuwelijk. Is het nog te volgen? Hier is ie<br />

dan nog een keer.<br />

“Mijn man is de zoon van de dochter van de zus van mijn<br />

grootmoeder, de zoon van mijn groottante dus. Mijn achterneef is<br />

mijn man. Hij is buiten het huw geboren, maar vlak voor zijn<br />

huwelijk met Martha op de 23 ste juli 1841 heeft zijn vader hem bij<br />

Jan Schotborgh Claas zoon gekwalificeerde ambtenaar van de<br />

Burgerlijke stand ingeschreven. En Phelipa Nero heeft hem<br />

geassisteerd.”, zo legde Johanna het uit. “Als ik het zo goed bekijk,<br />

heeft Anna Cathalina het niet slecht gedaan. Zij heeft iemand aan<br />

de haak geslagen en heeft een koraal vol met kabrieten<br />

overgehouden. Eén van haar dochters trouwde met een Haïtiaan en<br />

de andere, Martha Francisca, trouwde met een totaal vrije man,<br />

mijn schoonvader, met de familienaam Anthony. Maar straks<br />

33


Julino Willem Anthony<br />

hebben we daarover. Nu heb ik de was buiten te hangen. Er schijnt<br />

iemand rond te lopen vragen te stellen over de vader van mijn man<br />

en ze maken ruzie over eigendomsgronden van Jan.”, zei ze. “Oh<br />

trouwens, mijn groottante Anna Catharina (Jarig) Janga, de moeder<br />

van Martha, had ook een zoon, Jarig, (Janga), Martis William en<br />

hij had een relatie met Calvo (Jansen), Johanna geboren op<br />

Curaçao. Haar moeder was Anna Martina Jansen. Zij kwamen in<br />

1834 via curaçao naar Bonaire uit Suriname. Mijn schoonvader<br />

was toen rond 21 jaar oud en ik was nog niet geboren.”<br />

Van achter een hek zei een stem:<br />

“Laat ze maar zoeken in de buurt van Rozentak, want in die tijd<br />

was Joseph Foulke druk bezig met Bonairianen. Veel mensen<br />

werden heen en weer door hem vervoerd. Misschien is één van zijn<br />

kornuiten de vader van jouw man. Als ik wat hoor laat ik het<br />

weten.” De stem mompelde wat in de zin van: “Dit kan op Ser’i<br />

Diabel een goede Bari hit worden.”<br />

Hoewel Martis en Johanna het naar hun zin hadden in<br />

Suriname, keerden ze terug naar Curaçao. Hun zoon is daar<br />

geboren op 31 december 1844. Net als Frits keerde ook Etienne<br />

Celestijn Jarig terug naar zijn roots. Hij kreeg een relatie met<br />

Catharina Regina Trinidad en stierf op Bonaire in 1924.<br />

34


Nalatenschap van Jan Hendrik<br />

35


Julino Willem Anthony<br />

36


Julino Willem Anthony<br />

rechten had. Om die reden konden hun kinderen de familienaam<br />

Marten niet dragen, maar droegen zij de naam Janga. Ze hadden 11<br />

kinderen. Pietje stierf als ongehuwd bij wet.<br />

Ongetwijfeld waren er nog meer gevallen die tegen dat<br />

instituut van de kerk en de staat aanliepen. De naam “di Flora<br />

Janga” zag ik hier en daar staan in verband met huwelijk. Verder<br />

dan voor de kerk zou dat huwelijk niet zijn gekomen.<br />

In de loop van het jaar 1844 kwam er voor de landsslaven op<br />

Bonaire, die reeds onder elkaar een huwelijk mochten aangaan, een<br />

belangrijke maatregel: zij mochten voor de kerk ook met vrije<br />

personen trouwen. Dit huwelijk werd echter niet ingeschreven in<br />

de bestaande burgerlijke stand. Niewindt liet het aan de pastoor op<br />

Bonaire weten. Stefanus Martien was toen al bij de wet getrouwd<br />

met Martha Francisca.<br />

De zoon van haar zus Geertruida genaamd Vriend (Janga)<br />

(Jarig), Jan Hendrik van Geertruida (1845) trouwde met Mercera,<br />

Rosa Ricalda. Uit een online publicatie van Franklin Dominico<br />

Antoin is te lezen dat na het opheffen van de slavernij in 1863 een<br />

zekere Philipe Rotjes een contract gedateerd 18 april 1874 heeft<br />

getekend met een aantal Bonaireaanse arbeiders om in Venezuela<br />

te gaan werken. Jan Hendrik Vriend was daar één van en zijn broer<br />

Jarig (Janga), Geert, Nicolaas (1846) wellicht ook. Hij is getrouwd<br />

met Mercera, Julietta. In het contract zijn de werkzaamheden<br />

omschreven als "het bolsteren van mangelhout en alles wat<br />

daarmee in verband staat."<br />

38


6. WHAT’S IN A NAME<br />

Met uitzondering van zijn inschrijving met geboortedatum en<br />

overlijdensakte was er verder op mijn wandelroute geen spoor te<br />

bekennen van Stefanus Martien Anthony. Tussen zijn geboortejaar<br />

en die van zijn eerste kind, geboren buiten het huw, was niets te<br />

vinden. Op zijn geboorteakte zou ten minste de naam van zijn<br />

moeder staan en eventueel van zijn vader. Dan zou de afkomst van<br />

zijn familienaam Anthony duidelijk zijn. De geboorteakte was<br />

echter niet te vinden. Op Bonairefamily.com zag ik dat zijn moeder<br />

Martha Angela zou zijn. Bij Gouvernements Slaven zag ik een<br />

Angela Martha staan bij Angela/Anthony Bomba, Anna Angela<br />

van Martha van Anthony Bomba (~1770). Die Anthony Bomba<br />

zag ik echter ook staan bij Margaritha, Helena van Sebel,<br />

Merselina van Luis, Florentia van Martha, Catharina di Florencia<br />

Anthony Bomba en nog een paar anderen. Hij was blijkbaar zeer<br />

actief bezig met de slavinnen. Zijn echte naam schijnt Dok of Dop<br />

(Domacasse), Fabias te zijn. Dus dat bracht geen turf aan de wal.<br />

Er schoot iets bij mij in gedachte. Een geval uit de jaren negentig<br />

met de viering van 200 jaar slavenopstand op Curaçao;<br />

“Emancipatie toen en nu”. Misschien was het een goed idee om<br />

tussen eigen spullen te zoeken of er iets te vinden was met de<br />

achternaam Anthony.<br />

Een commissie in de Bijlmer wilde op 17 augustus 1997 de<br />

expositie van het beeld houden met daar omheen een cultureel<br />

programma. Ze hebben veel documentatie verzameld over de<br />

slavenopstand van 1795 op Curaçao. De commissie was van plan<br />

39


Julino Willem Anthony<br />

het standbeeld van Tula in de Bijlmer ten toon te stellen. Een ander<br />

verhaal op zichzelf. Het standbeeld was onderwerp van discussie<br />

vanaf het moment dat het werd gemaakt. Mensen uit alle<br />

geledingen op Curaçao hielden zich ermee bezig en brachten<br />

stemmen uit. Zijdelings was ik destijds betrokken bij een<br />

ceremonie langs het water bij Motet. Ik was daar om het volkslied<br />

van Curaçao te zingen bij de opening van de<br />

herdenkingsceremonie. Deze was georganiseerd door Guillermo<br />

Rosario. Ik denk dat het in 1975 was. Errol `El Toro´ Colina zou<br />

met een orkest met kleine bezetting zijn arrangement van het<br />

volkslied van Curaçao gaan spelen en ik zou het gaan zingen. Er<br />

ontstond echter een discussie tussen Guillermo en Colina over<br />

waar het muzikale accent aan het einde moest komen; “DI ta joe di<br />

Korsou” of “di TA joe di Korsou”. Discussies waren ook gaande<br />

over waar het beeld zou komen te staan. Het beeld was naakt.<br />

Sommigen vonden dat het geslachtdeel van Tula te groot was en<br />

dus moest worden aangekleed. Het beeld heeft nooit een plek<br />

gevonden op Curaçao en werd naar Nederland teruggestuurd.<br />

In de papieren trof ik een bladzijde aan van het boek “De<br />

Geschiedenis van Curaçao”. Daar las ik de naam van ene Marcus<br />

Anthony. Hij was luitenant der vrije negers en zou zich bij de<br />

troepen van het garnizoen hebben aangesloten om tegen de slaven<br />

te vechten. Nadat de slavenopstand op Curaçao werd onderdrukt<br />

kreeg Marcus 100 gulden geschonken en werd hij vrijgesteld van<br />

alle persoonlijke diensten bij het negerkorps. Voor die periode was<br />

dit een grote eer en veel geld. Zou hij met zijn pensioen naar<br />

Bonaire zijn verhuisd om daar van zijn 100 gulden te genieten en<br />

voor nakomelingen zorgen?<br />

Regest<br />

negerin Maria Galinha door Clara Jeudah Leon weduwe van<br />

Isaac Haim Parera, voor 250 peso, betaald door de vrije<br />

neger Marcus Anthony. Met kwitantie van 7 december 1780.<br />

Datum<br />

20-12-1780<br />

Marcus Anthony heeft voor de vrijheid van een negerin betaald.<br />

40


Nalatenschap van Jan Hendrik<br />

41


Julino Willem Anthony<br />

Op Bonaire hielden geestelijken zich bezig met het dopen en<br />

huwen van de mensen om de vrijheid in te gaan. Ze hadden het er<br />

druk mee.<br />

Naast godsdienstige onderwijzing werden de mensen op het gebied<br />

van zedelijkheid voorbereid op de Emancipatie. Uit een verklaring<br />

van Van Langsberge blijkt dat de Missie geslaagd was: "Het<br />

succes mag dan niet geheel aan de welsprekendheid der priesters te<br />

danken zijn geweest en de cholera moge een handje hebben<br />

geholpen bij de plotseling in vrees voor de dood verkerende<br />

bevolking, die in ontucht leefde en daarom o.a. spoedig huwelijken<br />

afsloot ..." Ten aanzien van die gedragingen deed ook bisschop<br />

Niewindt een boekje open en gaf enige voorbeelden van<br />

losbandigheden en buitensporigheden met de kerstdagen door<br />

slaven en vrijen, negers en blanken begaan. Hij beweerde dat het<br />

bestuur van de koloniën deze openbare liederlijkheid, ontucht en<br />

dronkenschap beschermt en opzettelijk blind blijft om daarvoor<br />

populariteit te kopen. Het klinkt als een politiek statement.<br />

42


Nalatenschap van Jan Hendrik<br />

In de aanloop naar de Emancipatie werd eerder bij<br />

gouverneursbesluit van 31 december 1823 een reglement van<br />

administratie voor Bonaire en een instructie voor de commandeur<br />

van Bonaire vastgesteld (PB 1823 nr. 66). Bonaire werd<br />

"aangemerkt" als een gouvernementsplantage. Het gouvernement<br />

van Curaçao had het alleenrecht op het fokken van vee en de<br />

exploitatie van de zoutpannen en de bossen. Akten van transport<br />

van onroerend goed en van hypotheken konden alleen te Curaçao<br />

worden gepasseerd. Men was verplicht bij het bestuur aangifte te<br />

doen van geboorte en overlijden (Bron: gahetna.nl). In de jaren<br />

daarna werden nog meer maatregelen ingevoerd nadat deze waren<br />

aangekondigd door de Gouverneur:<br />

Bij publicatie 1824 No. 78 van de Schout-bij-Nacht Gouverneur<br />

en Raden van Politie van Curaçao en Onderhoorige eilanden werd<br />

een aantal publicaties, waaronder die van 8 december 1812,<br />

herzien en samengevoegd tot een verordening. Daarin werden het<br />

rantsoen, de werktijden, de rusttijden, de vrije dagen en de<br />

werkdagen geregeld. De verordening gold voor iedereen<br />

(gouvernementsslaven), met hier en daar een uitzondering voor<br />

gewone slaven. Ook de slavenhouders kregen met verplichtingen<br />

te maken. Hen werd verboden hun slaven vrije dagen te geven of<br />

uit te zenden om hun eigen kost ergens anders op te zoeken. Hen<br />

werd verplicht om ten allen tijde het rantsoen ten volle te<br />

verstrekken en kleding aan hun slaven te geven, tot behoorlijke<br />

dekking hunner naaktheid.<br />

Bij besluit van 7 februari 1828 heeft de commissaris-generaal<br />

van de Nederlands West-Indische Bezittingen Van den Bosch een<br />

"Reglement op het beleid van de Regeering, het Justitiewezen, den<br />

Handel en de Scheepvaart op Curaçao en onderhoorige eilanden"<br />

vastgesteld, dat op 1 maart 1828 van kracht werd. Spoedig daarop<br />

volgde het algemene "Reglement op het beleid der Regeering van<br />

de Nederlandsche Westindische Bezittingen", dat bij zijn besluit<br />

van 21 juli 1828 no. 222 was vastgesteld en op 1 augustus van<br />

hetzelfde jaar in werking trad. Het recht op openbaar onderwijs<br />

werd geregeld en daarin werd opgenomen dat de slavenhandel en<br />

de invoer van slaven verboden bleven. De als slaven aangevoerde<br />

personen kwamen vrij zodra zij zich op Nederlandsch West-<br />

Indisch grondgebied bevinden. In geval van overtreding zal de<br />

gezaghebber onder de nadere goedkeuring van het Gouvernement<br />

43


Julino Willem Anthony<br />

de meest gepaste maatregelen nemen om de aangebrachte slaven te<br />

doen verzorgen en in vrijheid te stellen.<br />

Het reeds in 1828 aangekondigde nieuwe Reglement op het<br />

beleid van de Regering, verschenen in mei 1834, omhelst onder<br />

meer de toestand van de slaven te verbeteren en aan hun welzijn<br />

bevorderlijk te zijn.<br />

Publicatie 1857 No. 2 benadrukt nog een keer dat het een<br />

verplichting is van de meesters om te zorgen dat hun slaven<br />

behoorlijk gevoed, gekleed, verpleegd en gehuisvest worden. Ook<br />

de kwestie van rantsoen kwam aan de orde. Aan de slaveneigenaar<br />

werden wederom nog meer verplichtingen opgelegd. Zij hadden<br />

niet alleen hun slaven van een behoorlijke genees- en heelkundige<br />

behandeling te verzekeren, maar moesten ook zorg dragen dat zij<br />

op geschikte plaatsen verpleegd konden worden, met afscheiding<br />

tussen mannen en vrouwen. Zij mochten ook niet beletten dat de<br />

slaven in hun vrije tijd godsdienstig of ander onderwijs konden<br />

genieten. Kinderen beneden de 14 jaren moesten in de gelegenheid<br />

gesteld worden om minstens twee uren per dag onderwijs te<br />

genieten. De stampij van pater Stöpel heeft gewerkt.<br />

In publicatie 1862, no. 15 kondigde de Gouverneur aan dat de<br />

slavernij in de kolonie Curaçao en Onderhoorigheden is opgeheven<br />

op den eersten juli 1863.<br />

Die blijde dag was aangebroken; de dag van de Emancipatie.<br />

Vanaf die dag werd het gewoon burgerlyk- en strafregt op<br />

iedereen die te maken had met de slavernijregime toepasselijk.<br />

Deze dag heeft Stefanus Martien niet meer meegemaakt. Hij<br />

stierf tien jaar eerder op een relatief jonge leeftijd.<br />

44


Nalatenschap van Jan Hendrik<br />

Ontwerp van wet afschaffing slavernij<br />

45


46


Nalatenschap van Jan Hendrik<br />

47


Julino Willem Anthony<br />

7. EEN PREEK<br />

Op mijn wandeling werd mijn aandacht getrokken door een<br />

video op het Internet waarin een jeugdig jongeman een toespraak<br />

hield. Hij vroeg waarom Bonaireanen elkaar het daglicht niet<br />

gunnen, maar meer waardering hebben voor anderen van buitenaf.<br />

Het deed me denken aan de brief van 22 december 1805,<br />

geschreven door Johannes Palm aan Gouverneur P.J. Changuion.<br />

Het was nadat de Engelsen in 1804 het eiland hadden ingenomen<br />

en in datzelfde jaar weer vertrokken waren.<br />

De Engelsen hadden het eiland in bezit van 1800 tot 1802. Het<br />

lijkt me sterk dat zulke gevoelens in zo’n korte tijd gekweekt kon<br />

worden. De gevoelens van haat en nijd werden in verband gebracht<br />

met honger. Het zou toen opgelost zijn door meer veeteelt en<br />

beplanting toe te staan, zodat de mensen meer te eten zouden<br />

hebben. Johan Hartog had het erover dat er na het vertrek van de<br />

Engelsen in september 1805 op Bonaire evenwel honger heerste<br />

wegens een gebrekkige aanvoer van levensmiddelen vanuit<br />

Curaçao. Daarna meldde Neerlandia. Jaargang 11. Morks &<br />

Geuze, Dordrecht 1907 dat “de honger nijpt en de nood dwingt<br />

haar niet zelden deze wet te overtreden”. Het had te maken met het<br />

bij wet verboden, zelfs op straffe van boete en gevangenis,<br />

afplukken van nog onrijpe en groene peulen van de divi-divi, de<br />

wátapána. Aan deze peul werd omstreeks 1836 een onschatbare<br />

waarde voor de arme eilandbewoners toegekend. Zelf denk ik dat<br />

er sprake kan zijn van het aankweken van behoefte, maar die heeft<br />

zich blijkbaar diep in de Bonaireaan genesteld. Wie heeft het<br />

48


Nalatenschap van Jan Hendrik<br />

gedaan? Ik heb de rede van de jongeman aangehoord en kon niets<br />

anders bedenken. Nu ik toch al die straat was ingeslagen, nam ik<br />

echter een kijkje of er iets te vinden was op dat gebied. In mijn<br />

herinnering had ik nog een artikel, geschreven door Trix van<br />

Bennekom op haar weblog van woensdag 10 oktober 2012. Ze<br />

schreef dat het wel lijkt alsof Bonaire van binnen minder mooi en<br />

lieflijk is dan het aan het de buitenkant lijkt. Ook Belkis Osepa<br />

schreef in haar online column iets over de klaagcultuur op Bonaire,<br />

maar vond dat die van oudsher dezelfde is. Altijd maar klagen over<br />

van alles, maar geen actie ondernemen. Altijd aan de zijlijn staan<br />

schreeuwen. Ze vroeg of het te maken heeft met het Bonaireaan<br />

zijn. Persoonlijk herkende ik me niet in die teksten. Aan de andere<br />

kant ben ik ook weer op een jonge leeftijd weggegaan uit Bonaire.<br />

Ik was toen een jaar of 12, dus die eigenschap heeft geen tijd gehad<br />

om zich goed in mij te nestelen. Het lijkt te gaan om een<br />

hardnekkig aangekoekte volkseigenaardigheid.<br />

Volgens de tekst van N. van Meeteren in de West-Indische Gids<br />

XXX genoten de mensen, naar de maatstaf van die tijd en hun<br />

behoeften in aanmerking genomen, een betrekkelijke welvaart. Hij<br />

had het over de slaven: “Hoewel van sommige zijden graag anders<br />

wordt voorgesteld, hadden de slaven op Bonaire het niet zo kwaad,<br />

ten minste niet gedurende het tijdvak, dat wij hier behandelen. Het<br />

wil ons voorkomen dat zij, hun behoeften, hun beschavingspeil en<br />

hun physieke uithoudingsvermogen bij zwaar werk in aanmerking<br />

genomen, het veel beter hadden dan menige Europese of<br />

Amerikaanse fabrieksarbeider van een vijftigtal jaren later.”<br />

Telkens en telkens werd de vice-commandeurs op het hart<br />

gedrukt om de gouvernementsslaven onder zijn immediate orders<br />

met alle zachtzinnigheid en menslievendheid te bejegenen, zorg<br />

dragende dat de rantsoenen van mondkost en dergelijke wekelijks<br />

aan hen werden toebedeeld. Dus waar kwam die honger vandaan?<br />

Onderweg vond ik iets. Misschien kon dat het gedrag deels<br />

verklaren.<br />

Na de Emancipatie verscheen een aantal publicaties. In “Enige<br />

bijzonderheden omtrent het eiland Bonaire”, Paramaribo, 16 Maart<br />

1868, geschreven door S. Van Dissel en de bijlagen van A. D. van<br />

der Gon Netscher, las ik dit: “Alle benoodigdheden tot voeding,<br />

gemak en weelde worden van Curaçao aangebragt; zelfs wordt er<br />

niet altijd genoeg mais geteeld, om allen te kunnen voeden, en al<br />

49


8. HET GEZIN<br />

Iemand zou kunnen vragen wat deze tak van genealogie van<br />

Anthony te maken heeft met slavernij en de slaventijd. Nou, heel<br />

simpel. Ik ben toch aan wandelen, dus hier en daar sta ik even stil<br />

in die periode. Mijn voorouders hebben in die periode geleefd. Dat<br />

maakt het makkelijker om het gezinsleven en ook de achtergrond<br />

van mijn familienaam Anthony te begrijpen.<br />

We zijn nu aangekomen bij de familie Anthony en zullen hier<br />

nog even bivakkeren. Stefanus Martien stichtte dus een gezin. Hij<br />

trouwde bij wet met Martha F. Janga op 23 juli 1841. Officieel,<br />

volgens het Nationaal Archief op Curaçao, hebben zij in totaal 7<br />

kinderen gekregen, waarvan het eerste - Jan Hendrik - buiten de<br />

echt is geboren op 17 april 1841. Maar bonairefamily.com telt nog<br />

meer. Daar zegt men dat Amalia eerst was. Zij werd in 1831<br />

geboren op Curaçao. Het stel schijnt op jonge leeftijd nog een<br />

ander kind op Curaçao te hebben gekregen. Vanaf de geboorte van<br />

Stefanus in 1813 of 1814 tot 1831 is er niets over hem bekend.<br />

Pater Nooijen zei dat de bevolking van Bonaire in 1806 bestond uit<br />

1217 personen en in 1818 uit 1135 personen. Op 29 juli 1833 komt<br />

Stefanus weer in beeld. Hij werd ingeschreven in een register als<br />

geboren op Bonaire op 26 december 1813 en ongehuwd. Wanneer<br />

hij in de kolonie aankwam en zijn laatste woonplaats vóór<br />

aankomst in de kolonie zijn niet ingevuld. Hij moet toen 20 jaar<br />

oud zijn geweest. In datzelfde jaar is Poulina Begilia Genie<br />

geboren op Bonaire, in 1833. Op Bonairefamily.com wordt ze als<br />

kind van Stefanus Martien aangemerkt. Poulina trouwde op<br />

54


Dit is een fragment uit het boek.<br />

Bestel de paperback:<br />

http://www.boekenbestellen.nl/boek/descendanten/17426<br />

Esaki ta un fragmento di den e buki.<br />

THIS A LOOK INSIDE THIS BOOK.<br />

Order the paperback version<br />

https://www.amazon.com/dp/1533192359/

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!