In Aeternum Mirabile Lectu 2021
- No tags were found...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
In Aeternum Mirabile Lectu 2021
Ten Geleide
Maurine Carmona Galicia-van Mourik
Toen ik vorig jaar de ten geleide schreef, dacht ik dat we na de zomer
wel weer een leven zouden hebben zonder beperkingen. Nu een jaar
later, en zitten we weer in een lockdown en het einde is nog niet in
zicht. Corona zal dus ook in dit blaadje een veelvoorkomend thema zijn.
Iedereen heeft zijn eigen ervaringen van het leven in ‘coronatijd’. Jong en oud beleven het
op een andere manier, maar ook bijvoorbeeld jouw woonplaats maakt uit en een al dan
niet positieve instelling, zoals jullie ook in deze IAML zullen lezen.
De meeste dingen zijn echter van alle tijden, personeel van het Stedelijk dat afscheid
neemt (Just Bent, Inger Loopstra en Dick de Jongh), oud- docenten die van ons heen gaan
(Rick ten Have en Ronald Riet) en oud-leerlingen die promoveren (Berend van Meer).
Ik wens jullie veel leesplezier en hoop van harte dat corona een significant minder grote
invloed heeft op ons leven wanneer ik de Ten Geleide schrijf van de volgende IAML.
Hartelijke groet,
Maurine
Ps. Ook wil ik nog even van de gelegenheid gebruik maken om ons oud-redactielid Klaas
Deves te bedanken voor zijn bijdragen aan IAML 2018 en IAML 2019. Bedankt Klaas, voor
alle moeite die je hebt gestopt in vooral het interview met mevrouw Hennink en jouw
gastvrijheid tijdens de vergaderingen bij jou thuis.
3
Inhoudsopgave
Van de rector
Ten geleide 3
Van de rector 5
Het Stedelijk in coronatijd 6
COVID-19 Buitengaats 7
Corona-impressies van een Amsterdamse juf 10
In memoriam Rick ten Have 12
Afscheidsinterview Inger Loopstra 13
Ronald Riet 16
Het coronajaar van Amber van der Steen 17
Het ´coronajaar´ van Michiel Schuit, woonachtig in New York - USA 20
Interview Dick de Jong 22
Afscheidsinterview Just Bent 25
Promotie 27
Brussel in coronatijd 28
Fascinerende pianiste, schrijver en overlevende 32
Nationaal dictee 33
Pablo Neruda - Mocht je me vergeten 34
In het hol van de leeuw. Een coronaverslag uit Noord-Italië 35
Bericht van het lustrumbestuur 38
Jan Henk van der Werff
Graag had ik mijn bericht met een
ander onderwerp begonnen, maar
natuurlijk is het schooljaar coronagekleurd.
Het goede nieuws daarbij is dat
docenten en leerlingen zich in het algemeen
goed door de uitdagende periode
hebben heen geslagen. Natuurlijk hebben
we te kampen gehad met besmettingen die
vooral een aantal collega’s tijdelijk hebben
geveld.
Maar vaak verzorgden ze in die gevallen
hun lessen via Teams vanuit huis. Zorgen
zijn er over leerachterstanden en sociaalemotionele
schade bij leerlingen. Vooral dat
laatste aspect is niet eenvoudig in kaart te
brengen. Wel stelt de overheid substantiële
middelen ter beschikking om de komende
twee jaar leerlingen te ondersteunen waar
dat nodig is. Gelukkig ook dat een aantal
activiteiten in aangepaste of afgeslankte
vorm toch door kon gaan: de Model United
Nations met alleen eigen leerlingen, de
Poëzieavond online en de aqualeerweek in
de duinen.
Goed nieuws valt te melden over de
renovatie. Een extra subsidie van de
gemeente Haarlem heeft de renovatie
van het gebouw Prinsenhof binnen bereik
gebracht. Inmiddels ligt er een prachtig
ontwerp voor die verbouwing en zijn we
druk doende de meest geschikte bouwer
te selecteren.
De consequentie van de verbouwing is wel
dat we een groot jaar voor een deel van de
lessen op tijdelijke huisvesting zijn aangewezen.
Op dit moment lijkt de tijdelijke
huisvesting van het Rudolf Steiner College
daarvoor in aanmerking te komen. Dat
hangt wel af van het tijdstip waarop de verbouwing
echt van start kan gaan. Die start
kan worden vertraagd door onder meer
archeologisch onderzoek (het Stedelijk is
nu eenmaal gebouwd op een archeologische
‘goudmijn’) en bezwaren vanuit de
buurt en omwonenden.
Ondanks alle corona-sores waren de onderwijsopbrengsten
in 2020 uitstekend: alle
eindexamenkandidaten slaagden (zonder
CE natuurlijk), doorstroom onderbouw
en bovenbouwsucces lagen ver boven
de door de Inspectie van het Voortgezet
Onderwijs gestelde norm en de tevredenheid
onder ouders en leerlingen waren op
het gewenste peil. Ook kan het SGH alle
beschikbare stoelen voor nieuwe leerlingen
moeiteloos vullen.
Hiermee zijn jullie weer op de hoogte
van het wel en wee van het SGH. Tot de
volgende keer!
Hartelijke groet,
Jan Henk van der Werff
4
5
Het Stedelijk in coronatijd
Lex Weiler
COVID-19 buitengaats
Hans Herklots uit Zwitserland en Italië, examenjaar 1977
Een nieuwe lente, een nieuw geluid.
Wie kent de regel niet en wie had
daar niet allerlei verheven en romantische
gedachten bij?
Een nieuwe lente werd het, met nieuw in
de betekenis van het Latijnse novus: ongehoord,
nog nooit gezien, revolutionair.
Als ik mijn agenda doorblader is er in het
voorjaar van 2020 niets dat erop wijst dat
de goede gang van zaken verstoord zou
worden: keurig so’s en proefwerken opgegeven,
zo hier en daar een muziekavond of
andere activiteiten. Maar plotseling staat er
een streep door een genoteerde afspraak
met de tandarts, zijn bijeenkomsten doorgestreept,
zijn muziekavonden doorgekruist.
Verjaardagen geschrapt, biljartwedstrijden
afgelast.
Dan 16 maart 2020: SCHOOL DICHT:
CORONA
De agenda kabbelt merkwaardig genoeg
vrolijk verder: surveillance bij toetsen
die toch nog wel even gemaakt moeten
worden, een plenaire bijeenkomst in de
Aula voor beraad over de vraag: Wat nu?
Plotseling duiken nieuwe programma’s op,
waarvan Teams het hoogste woord heeft.
Lessen gaan via Teams: iedereen achter het
scherm, leerlingen thuis, docenten vaak
ook. Lesgeven aan complete jaarlagen,
bestuurd door één à twee collega’s met
alle mogelijkheden voor leerlingen om weg
te duiken, zich aan te melden en vervolgens
de hond uit te laten, voor anderen om ook
op deze bijzondere manier van werken
mee te doen. Opdrachten inleveren via
Magister of met andere ingewikkelde, arbeidsintensieve
programma’s. Aan het eind
van de lesdag het gevoel hebben helemaal
doorgezakt te zijn.
Maar boven alles zweeft de vraag: Hoe
lang gaat dit duren? Wordt dit het nieuwe
normaal?
Hopelijk niet: de reizen sneuvelden, dus
niet naar Rome of Griekenland, geen
Ardennenreis of zeilkamp en ook geen
werkweek. Wel ging de diploma-uitreiking
in de Grote Kerk door, feestelijk als altijd,
maar op gepaste afstand én zonder ouders;
zij konden via een beeldverbinding thuis
meegenieten!
Het nieuwe schooljaar 2020/2021 begon
hoopvol en vol verwachting 16 december
was het weer mis; alleen de 6e klasleerlingen
mochten komen, de anderen waren
weer veroordeeld tot onderwijs achter het
scherm.
Hopelijk kan er een mooier bericht volgen
op deze vreemde treurzang.
Medio januari 2020 woonde ik
een driedaagse conferentie bij
in San Francisco. Het is een jaarlijks
terugkerende extravaganza waar de
farmaceutische en biotech industrie en de
financiële wereld elkaar kruisen en waarvoor
20’000 mensen uit de hele wereld op
de stad neerdalen.
De dag na de conferentie dronk ik een
kopje koffie met een Nederlandse vriend
die CEO is van een piepkleine ontwikkelaar
van vaccins gevestigd in Californië. De
aandelen van de onderneming staan genoteerd
aan Nasdaq en waren op die dag 25
dollarcent waard en de beurswaarde van
de onderneming was nog geen 20 miljoen
dollar. Het bijzondere van het bedrijf is dat
het vaccins ontwikkelt in pilvorm – pillen
die je op kamertemperatuur bij wijze van
spreken via de post kan verzenden want
Hans Herklots 1975, hurkend tweede van links
ze zijn niet onderhevig aan de complexe
productie en cold-chaindistributie van
klassieke vaccins. Toen we afscheid hadden
genomen dacht ik: hmmm, misschien
toch wat aandelen kopen. Niet dat ik iets
vertrouwelijks had gehoord, maar omdat ik
dacht dat ze wellicht een keer over de kop
zouden gaan. Niet gedaan.
Na, zoals zoveel ondernemingen in de
sector, op 31 januari 2020 razendsnel een
nieuw programma te hebben opgestart
voor een COVID-19 vaccin, is de onderneming
bijna precies een jaar later 1.2 miljard
waard. Het kan verkeren.
Hoewel ik natuurlijk nog geen idee had van
wat ons te wachten stond, dacht ik nadat
de berichten uit China eind januari 2020
in een stroomversnelling kwamen: dat kan
weleens helemaal fout gaan. Noem het
een gut feeling. Waar ik normaal 60-70%
van mijn tijd easy-jettend door
Europa trok, nam ik nu de auto,
hoe ver en lang de reis ook was,
en ging ik tot eenieders verbazing
over tot ‘elbow-greeting’ als
ik klanten ontmoette. Better safe
than sorry.
Vanuit mijn berghut in Zwitserland
volgde ik de berichten
in binnen- en buitenland met
toenemende verontrusting. Ik
heb in een aantal landen gewerkt
6
7
en gewoond: Nederland, Zweden, de VS en
Italië. Mijn klanten zijn verspreid over heel
Europa. Tot mijn verbazing gooiden vele
van mijn naaste vrienden en ongelofelijk
knappe klanten die ervoor hebben doorgeleerd
– iedereen een PhD – hun kritische
vermogen overboord. Waar iedereen tot
de uitbraak vrij rondreisde en zich een
wereldburger waande, omhelsde men nu
het beleid – of wat daarvoor door moest
gaan – van het land waarvan men ingezetene
was. Ik kon me niet aan de indruk
onttrekken dat, nu men was vastgenageld
aan het vaderland en geen kant op kon,
men zich ook gedwongen voelde om het
zwalkende beleid waaraan men onderhevig
was te rechtvaardigen, goed te praten of
anderszins met de mantel der liefde te
bedekken. In weerwil van haar altijd kritische
en scherpe blik voelde een Zweedse
vriendin, een epidemiologe nota bene, zich
geroepen om Anders Tegnell, de Zweedse
tegenvoeter van Jaap van Dissel, met hand
en tand te verdedigen. Vergelijk de Zweedse
cijfers met Denemarken, Noorwegen en
Finland en het is glashelder dat Tegnell en
de Zweedse politiek die zich achter hem
verschool een rampzalig beleid hebben
gevoerd. Nederlandse vrienden zeiden
hoe goed Rutte het deed en hoe knap het
RIVM toch wel niet was. Hoezo weet jij het
beter? Velen zijn schoorvoetend tot inkeer
gekomen, maar het is tekenend dat, onder
de Zugzwang van de eerste golf, mensen
posities innamen die daarvoor ondenkbaar
waren.
In Zwitserland was het helaas van hetzelfde
laken een pak. Zwitserland had in beginsel
het twijfelachtige voordeel dat een van de
kantons, de Ticino, grenst aan het zwaar
getroffen Lombardije. Een gewaarschuwd
mens telt voor twee, maar nee. In maart
luisterde ik naar een interview op de
Radio Suisse Romande met een arts tevens
ziekenhuisdirecteur in de Ticino die als
het ware met zijn laarzen in het bluswater
stond. Hij pleitte fel en met voor mij ijzersterke
argumenten voor een lockdown. De
journaliste die ik ken als kundig en objectief
zei: “Ja, maar wij hebben toch een veel
betere gezondheidsstructuur dan Italië? We
kunnen toch niet eisen dat kinderen thuis
blijven?”, enz. Met zoveel woorden zei ze:
… zo’n vaart zal het hier toch niet lopen
en Italië, tja, daar is het zo’n zootje. De
dokter in kwestie reageerde furieus, wat
zeer ongebruikelijk is voor de ingetogen
Zwitsers, en zei: “U begrijpt niets van het
Italiaanse systeem en ik kan u verzekeren
dat het net zo geavanceerd is als het onze;
als we nu niet ingrijpen is het leed niet te
overzien.” Zwitserland sloeg de waarschuwing
van Dr. Cassandra in de wind
en heeft een onnodig hoge prijs betaald
voor haar arrogantie. Dat het een federale
staat is, helpt ook niet. Een lockdown kan
alleen maar worden verordonneerd als alle
kantons ermee instemmen. Dus ondanks
de uitslaande brand werd het de Ticino tot
heel laat niet toegestaan om de brandweer
in te schakelen.
Een Engelse vriendin is anesthesiste in Lewisham
Hospital in Londen. Zij zou in april
met pensioen gaan. Lewisham was een van
de centrale ziekenhuizen in Londen tijdens
de eerste golf. Zij kon met goed fatsoen
niet opstappen terwijl haar collega’s met
de moed der wanhoop de instroom van
patiënten het hoofd probeerden te bieden.
Medio april zei ze me: “Hans, ik ben bang,
Hans Herklots 2021
heel erg bang.” Ze zei ook dat de
houding in het VK en in het bijzonder
van het establishment – politiek, medische
stand, wetenschap en media –
een grote minachting uitstraalde over
Italië: zoiets zou hier nooit kunnen
gebeuren. Yeah, right.
Wij spraken elkaar regelmatig gedurende
het jaar. Net voor kerst zei
ze: “Het is allemaal redelijk tot rust
gekomen; er zijn minder opnames en
we weten inmiddels beter wat we
moeten doen; bovendien zit ik nu vol
antilichamen (ze had zelf COVID-19
opgelopen), wat kan mij gebeuren.”
Een maand later spraken we weer.
“Het ziekenhuis is opnieuw tot de
nok toe gevuld met patiënten; verplegend
personeel loopt op z’n tandvlees,
is totaal uitgeput; chirurgen verschonen
bedden; alleen de 50-60-jarigen
worden beademd, de ouderen gaan
naar een afdeling om te sterven; het is
heel, heel ernstig.”
Inmiddels woon ik sinds vijf maanden in Italië, de eerste Europese brandhaard, COVID-19
gidsland. Er zijn schoolgenoten die al veel, veel langer in Italië wonen en die ongetwijfeld
beter zijn geïnformeerd en de pandemie van het begin af hebben meegemaakt, soms zelfs
aan den lijve. Mijn provincie “doet het relatief goed”. Wat me in ieder geval opvalt is dat,
anders dan in Zwitserland, iedereen heel gedwee mondmaskers draagt en afstand in acht
neemt, en geen enkel debat over het wel of niet dragen van maskers wordt gevoerd; men
doet het gewoon, ook op het strand en wandelend langs de boulevard. Italië heeft het
natuurlijk enorm voor de kiezen gehad en het is nog lang niet voorbij. Tot begin maart
is er een lockdown die het verbiedt om zelfs de eigen gemeente te verlaten, tenzij voor
dringende zaken, werk, e.d. Nu zijn de Italianen niet roomser dan de paus en er zijn ongetwijfeld
mensen die het allemaal aan hun laars lappen. Maar de burgerlijke gehoorzaamheid
overheerst. Ik ga een keer per week naar de supermarkt waar het verkeer keurig is
gekanaliseerd, overal handgel-dispensers staan en waar je de kakelverse groente, sla en
fruit alleen met handschoenen mag beroeren. Het is wellicht een illusie, maar ondanks de
nog immer somber stemmende epidemiologische cijfers voel ik me hier veiliger dan in
Zwitserland of Nederland. Misschien is het het uitzicht op zee?
8
9
Corona-impressies van een Amsterdamse juf
Freddy Groot eindexamenjaar 1977, Amsterdam, 17 april 2021
Op 15 februari 2020 vloog ik naar
Bali voor de Biodanza World
Encounter 2020. Tijdens deze
heenvlucht was ik zo zwaar verkouden, dat
ik op Schiphol mijn temperatuur nog heb
laten opnemen (37,5) en voor de zekerheid
een penicillinekuur heb meegekregen. De
landing op Jakarta en later op Denpasar,
heb ik doorstaan met koffiebekers, die met
hete doekjes gevuld waren, over mijn oren
heen, om te voorkomen dat mijn trommelvliezen
zouden scheuren.
Toch heb ik op de gezondheidsverklaring,
die ik in Jakarta in moest vullen, gezet dat
ik gezond was en geen klachten had. Dit
om twee redenen: Ten eerste wist ik immers
zeker dat ik geen Corona had, want
dat hadden we niet in Nederland (en dat
zouden we ook niet krijgen dacht ik naïef).
Ten tweede wist ik zeker, dat mijn reis
ogenblikkelijk onderbroken zou worden als
ik een vermoeden van Corona had.
De keurig gestempelde gezondheidsverklaring
heb ik als curiositeit bewaard.
In het internationale Biodanza gezelschap
bevond zich een jonge vrouw uit Italië, die
lachend opmerkte dat de eerste Coronadode
die zojuist in Italië was gevallen,
uit haar dorp kwam. Bezorgd heb ik de
organisatie op haar afgestuurd om uit te
zoeken of er gevaar was dat zij besmettelijk
zou zijn. Zij vond het allemaal enorm
overdreven en beschimpte de Italiaanse autoriteiten,
dat ze hele dorpen afsloten van
de buitenwereld. De realiteit heeft deze
nonchalante houding snel ingehaald en
later zouden wij mensen met zo’n mening
‘wappies’ gaan noemen.
Op 1 maart landde ik weer op Schiphol,
wederom via Singapore, waar iedereen op
het vliegveld mondkapjes droeg. Ook een
aantal passagiers in het vliegtuig droegen
die. Ik mailde mijn directrice met de vraag
of ik in quarantaine moest, maar zij vond
dat overdreven en vroeg mij om meteen
de volgende dag op school te verschijnen,
wat ik heb gedaan.
Daarna ging het allemaal razendsnel. Op
16 maart sloten de scholen hun deuren.
En werd ik ook gelijk ziek, met alle
Corona verschijnselen, maar allen in lichte
vorm. Direct heb ik de app van het OLVG
gedownload en elke avond mijn klachten
ingevoerd, zo voelde ik me enigszins veilig
en beschermd. Met groeiende ongerustheid
volgde ik alle journaals, talkshows en frontberichten,
waarin mij één ding heel duidelijk
werd: we weten niet hoe de ziekte zich
zal ontwikkelen en hoe dit verder zal gaan.
Al met al heeft het drie weken geduurd
voordat ik mij weer een beetje ‘normaal’
voelde, hoe moeilijk dat ook te peilen was
in deze totaal abnormale situatie. Ik zat
thuis in een lockdown. Filmpjes voor mijn
kleuters makend. Eenmaal per week onwennig
overleggend met mijn collega’s via
Microsoft Teams. En af en toe een poging
om met drie kleuters tegelijk een soort
van lesje via de kleine schermpjes te doen.
Onmogelijk uiteraard, maar wel hartverwarmend
en hilarisch om mijn kinderen
weer te zien en hun blijdschap te voelen
dat ze elkaar weer zagen.
Een ander lichtpunt en afleiding was het
duivennest, met twee zich razendsnel
ontwikkelende duifjes erin, dat zich op 1,5
meter van mijn keukenraam bevond in een
bloempot.
Ten slotte het hoogtepunt van de lichtpunten
wat nog steeds, weliswaar in
mindere mate, voortduurt is DE RUST. De
rust voor mijn huis en de rust in mijn stad.
Amsterdam is weer van de Amsterdammers
geworden. Mijn woongenot is met
6000 % toegenomen.
Van 20.000 mensen die per dag langs mijn
beletage met enkel glas, want monumentenpand,
aan de gracht liepen, waren dat
er misschien tien. De tientallen toeristen
die de hele dag aan de grachtenrand, op
het bruggetje, op mijn stoepje zaten te
drinken, lawaai te maken en troep achterlieten,
waren verdwenen !!
Elke ochtend maakte ik een prachtige
wandeling door de lege stad. Iedereen
heeft de beelden gezien. Het werd
opnieuw een toeristische attractie voor
mensen van buiten de stad, om naar Amsterdam
te gaan en de stilte te voelen.
Het was onwerkelijk en hemels tegelijk.
De ‘stad’ is gaan beseffen hoezeer die
afhankelijk is geworden van de toeristenindustrie
en ook wat voor dominante impact
die toeristenstroom op het ‘gewone’
leven heeft gekregen. Hopelijk is dit besef
ook een van de goede dingen die we aan
de pandemie overhouden en hoef ik me
niet meer te schamen voor mijn euforie
dat de terreur van de toeristen weg is.
Inmiddels heb ik al weer maanden ‘gewoon’
voor de klas kunnen staan en kunnen lesgeven.
Een tweede lockdown van zes weken
begin dit jaar, met volledig digitaal onderwijs
aan mijn groep 3/4 vond ik zwaar
vermoeiend, maar ook heel verhelderend
in een aantal opzichten. Ik had weliswaar
korter, maar veel intenser en ook echt elke
dag met AL mijn leerlingen contact. Dankzij
de enorme inzet van de leerlingen, ouders,
mijn collega’s en mijzelf, durf ik nu tegen
alle betrokkenen te zeggen:
“Onderwijsachterstand door Corona? Wij
doen er niet aan!”
Freddy Groot wordt gevaccineerd
10
11
Mijn collega van groep 8 vertelde mij dat haar leerlingen enorm vooruit zijn gegaan dit
jaar, omdat alle onderwijstijd echt aan onderwijs is besteed en niet door allerlei afleidingen
als uitstapjes, themaweken, schoolkamp verstoord is.
Ook dit is een ‘bijvangst’ van de pandemie, die we zouden moeten koesteren.
Afscheidsinterview Inger Loopstra
Maurine van Mourik
Het einde lijkt nu in zicht te komen. Vorige week heb ik mijn eerste Astra Zeneca prik gekregen.
Stoïcijns heb ik mij buiten het gekrakeel gehouden en mijn huisarts gelukkig ook,
die gewoon de 60-plussers heeft opgeroepen.
Deze komt zeker niet te vroeg, want zoals iedereen begin ik ook haarscheuren in mijn
psychische weerstand te vertonen en denk ik steeds vaker “stop, hou op, ik vind het niet
meer leuk”.
Hopelijk kunnen we in de zomervakantie weer een beetje als vanouds zorgeloos flaneren
door ons leven en genieten van vrijheid, verbondenheid, gezondheid en nabijheid.
In memoriam Rick ten Have
Lex Weiler
22 februari 2021 is Rick ten Have op 72-jarige leeftijd overleden.
Hij was een markante verschijning op school als leraar economie en, na zijn loopbaan
als wethouder in Amsterdam, als financiële man van de school. Met zijn onafscheidelijke
koffertje voor de pijpen en andere rookbenodigdheden bewoog hij zich kalm en enigszins
gebogen door de school; op weg naar de lerarenkamer en naar zijn lokaal was hij niet te
betrappen op een sportieve vooruitgang. Een Stoïcijnse rust en waardigheid straalde hij
uit, behalve wanneer hem als financiënbeheerder iets niet zinde.
Tijdens de plechtigheid op Zorgvlied, die op de computer te volgen was, kwamen echter
heel andere kanten van Rick naar voren: zijn vaardigheid in het tapdansen die hij af en
toe ook op school toonde; zijn lidmaatschap van een carnavalsvereniging in Maastricht;
zijn bijna Epicureïsche levenswijze: een glas wijn, een
krant of boek en veel gezelligheid om zich heen. Roem
behaalde hij met zijn streven om alle Amsterdamse
gemeenteklokken gelijk te laten lopen.
Des te treuriger is het dat hij de laatste periode doorbracht
in het Sarphatihuis in Amsterdam: sic transit
gloria mundi!
Wij hopen van harte dat oud-leerlingen die les van
Rick hebben gehad, warme herinneringen aan hem
zullen bewaren.
Het is vrijdag 11 december en we
spreken elkaar via Teams. Inger
Loopstra is dan al zo´n 1,5 jaar
geleden gestopt bij het Stedelijk, waar
ze zo´n 17 jaar heeft gewerkt als TOA
biologie. Later deed ze daar ook grafisch
vormgeving bij. Momenteel doet ze alleen
nog de opmaak van de IAML. Ze vindt het
prima dat te blijven doen. “Het is maar een
kleine klus één keer per jaar. Leuk om te
doen”, zegt ze.
Het gaat goed met Inger. Er kan wat minder
nu in corona tijd, maar ze vermaakt zich
goed. Het liefst is ze bezig met fotografie.
Inger maakt deel uit van de fotogroep
Haarlem. Dat vindt ze normaal gesproken
leuk, maar nu de bijeenkomsten via Teams
plaatsvinden mist ze het directe contact
met de andere leden.
Hoe kijk je terug op jouw tijd bij het
Stedelijk?
“Ik was blij dat ik weer een baan had, want
ik zat thuis. Ik werkte eerst bij Staatsbosbeheer,
maar dat kantoor verhuisde van Haarlem
naar Alkmaar en dat vond ik te ver
reizen met kleine kinderen thuis. Daarom
ben ik toen toch maar gestopt daar, wat ik
eigenlijk niet van plan was, dus ik was heel
blij dat ik weer een baan had bij het Stedelijk.
Ik moest in het begin erg wennen. Ik
was TOA en dat werk had ik nooit eerder
gedaan. Maar goed, de docenten van toen,
Dirk Slagter en Lydia Sevenster, hebben me
daar bij geholpen en daarna ging het goed.”
“Het Stedelijk was altijd gezellig, er is altijd
wel reuring met leerlingen. Dat vond ik
heel leuk. Ik heb vroeger de Grafische
School gedaan. Op een geven moment
zag ik de schoolgids en toen dacht ik mijn
hemel! Arial 10 van begin tot eind, dat
vond ik zo saai. En dan had je een ongelijke
indeling in hoofdstukken, het ene hoofdstukje
was een halve pagina en het andere
was zeg, 2.1. tot en met 2.21. Toen heb ik,
eerst in overleg met Joop Olgers, gevraagd
of ik daar wat aan mocht doen en later in
samenspraak met Hein (Bierman) heb ik
de vormgeving aangepakt. Dat vond ik leuk
om te doen. Vanaf dat moment heb ik de
opmaak van het drukwerk verzorgd. Het
begon met de schoolgids.”
“Nog weer later vroeg ik aan Joop Olgers
of ik de website mocht veranderen, want ik
had mezelf geleerd om websites te maken.
Ik heb een nieuwe website gemaakt en die
nog een tijd lang bijgehouden. Indertijd wist
ik precies waar alles stond, dus ik kon alles
makkelijk bijwerken als het nodig was. Ik
had de website van de eerste tot de laatste
pixel zelf geschreven.” Inmiddels is de site
weer veranderd en dat is goed, want de tijd
draait door.
Het grafische werk was goed te combineren
met het werk als TOA.
“Er zit wel wat ruimte in het werk als TOA,
omdat je in een bepaalde periode van het
jaar meer practica hebt: vaker in de herfst
dan in de lente. Soms zijn er toetsweken
12
13
en de week ervoor en er na loopt het niet
zo hard met de proefjes. En als er dan wel
weer wat te doen is, vond ik dat ook weer
leuk. Het is een leuke afwisseling.”
Hoe ben je ooit bij het Stedelijk terecht
gekomen?
“Ik zocht weer een baan toen mijn kinderen
wat ouder werden en toen zei mijn
man: er staat een advertentie in de krant
voor tandartsassistent. Nou dat zocht ik
niet, maar toen ik zelf in de krant keek zag
ik de advertentie van het Stedelijk. Daar
heb ik op gesolliciteerd en na het gesprek
belde Joop Olgers ´s avonds dat
ik het was geworden. Er waren drie kandidaten:
de één was bang voor spinnen en
de ander voor bloed en ik zei dat het me
allemaal niet zoveel uit maakte. Dat was de
reden dat ik werd aangenomen.”
Wat vond je het leukst van jouw banen
bij het Stedelijk?
“In het begin vond ik het klaarzetten van
de practica en alles op tijd in orde hebben
wel spannend. Toen ik dat tien jaar gedaan
had vond ik het wel weer leuk om wat
meer aan vormgeving te gaan doen, want
anders wordt het te veel routine.”
Wat is het grappigst wat je hebt
meegemaakt met leerlingen?
“Met de veldwerkdagen vond ik ze altijd
wel heel erg leuk. Dat waren dagen in de
Kennemerduinen voor vijfdeklassers met
biologie. Dan moeten ze zelf een onderwerp
zoeken waarbij één biotische en één
abiotische factor onderzocht wordt. Je kan
bijvoorbeeld zeggen wordt de duindoorn
groter vlak bij zee dicht bij elkaar dan in
het binnenland of iets dergelijks. Dan trokken
de leerlingen heel leuke conclusies en
legden verbanden die op een gebrek aan
ecologisch inzicht duiden. Maar dat geeft
niet, want daar zijn het leerlingen voor. Dat
was soms lachwekkend.”
Het contact met de leerlingen vond
Inger leuk.
“Het was meestal niet heel intensief, want
het ging toch vaak via de docenten, want
daar kregen ze cijfers van, maar er waren
wel klassen waar het contact beter mee
was. In de vijfde klas heb je de veldwerkdagen
en dat contact blijft dan vaak nog in
de zesde, maar daarna zijn ze natuurlijk van
school af.”
Naast proefjes deed Inger meer, namelijk
onderzoekjes en flash animaties:
“Ik heb ook nog een keer een onderzoekje
gedaan over hoe leerlingen het vonden om
met organisch materiaal te werken. Leerlingen
vonden het altijd heel speciaal om met
dood materiaal van de slager te werken,
bijvoorbeeld een long of een hart. In de
eerste klas begon het dan met kippendijen
voor de gewrichten. Van de eerste tot en
met de zesde klas vonden ze het even leuk
alleen vanaf de vijfde klas kregen ze er een
hekel aan dat ze het moesten tekenen. De
docent dacht als ze het tekenen, dan kijken
ze beter, maar de leerlingen dachten daar
anders over; “dan kijken we goed en dan
moeten we het ook weer tekenen”. Ze waren
echt goed aan het kijkenen vragen wat
is dit en wat is dat en dan moesten het ook
nog tekenen binnen een te kort tijdsbestek
van maar één lesuur.
Daarnaast had je nog leerlingen die vonden
dat ze helemaal niet goed konden tekenen
en die zeiden dan, ach, waar begin ik aan.
Helaas is er niets gebeurd met de uitkomsten
van het onderzoek. Ze vonden de
uitkomsten wel opmerkelijk, maar daar
bleef het bij. ”
Een ander onderzoekje wat ik nog eens
gedaan heb was met groente, die leerlingen
moesten herkennen en vertellen welk deel
van de plant je bij een bepaalde groente
eet. Is dat een blad, of een bladsteel. Bij
rabarber is dat bijvoorbeeld de bladsteel.
Deze les uit het boek van de eerste klas
deden ze best goed, maar ik vroeg het ook
in de derde en zesde klas. Daar kenden
ze de namen van de groente beter, maar
de plantenanatomie begrepen ze niet. Uit
verveling schreven ze dan een naam in de
aardappel. Maar ook dit project is een stille
dood gestorven.”
“Verder hield ik me bezig met flash animaties.
Bijvoorbeeld van de biceps heb ik
tot op de eiwitstructuren getekend hoe
dat beweegt. Die worden nog wel gebruikt,
vooral in de bovenbouw. Ze kunnen
de animaties via html laten zien. Ik had
voorheen nog nooit iets laten bewegen
op een scherm. De eerste keer tekende ik
een rondje met een cirkel eromheen en
toen ging de inhoud ervan door. Je moest
dat allemaal apart aansturen. Ik mocht daar
van school een cursus in doen en daar heb
ik veel profijt van gehad. Docenten keken
dan mee of mijn tekeningen goed waren,
want ik had zelf niet genoeg anatomische
kennis.”
Met wie ging je het meeste om op
het Stedelijk?
“Ik ging eigenlijk het meest om met de
docenten biologie, want docenten hebben
weinig tijd om buiten het drukke werk om
nog af te spreken. Met de administratie
had ik goed contact. ik kwam wel graag in
de docentenkamer. Soms planden we met
de sectie biologie een moment om samen
koffie mee te drinken of met elkaar te gaan
eten.”
Deed je veel aan fotografie naast
jouw baan op het Stedelijk?
“Weinig. Ik had m´n handen vol aan het
Stedelijk en opgroeiende kinderen thuis.
voor de schoolgids en de website maakte
ik later wel foto’s. tot dat de privacywet er
kwam. Toen mocht het niet meer en dat
vond ik niet leuk. Nu werken ze zoveel mogelijk
met een tekening.”
Tot slot, waar ben je nu mee bezig?
“Van de
winter heb ik
een boekje
gemaakt met
groenten en
fruit. erder al
een boekje
met ’zesjes’,
dat zijn
foto’s die in
elkaar doorlopen.,
een
boekje over
Heemsteedse
kunstenaars
en een over
de stad,”
14
15
Ronald Riet
Lex Weiler
Het coronajaar van Amber van der Steen
Barcelona, maart 2021
Na geruime tijd ziek te zijn geweest is Ronald Riet op 75-jarige leeftijd overleden. Van
1971 tot 2006 was hij docent scheikunde aan het Stedelijk. Ronald onderscheidde zich
door zijn grote vakkennis en een niet aflatend enthousiasme voor zijn vak en de school
als geheel. Maar ook zijn inzet voor de Aob, de vakbond voor onderwijzend personeel,
was kenmerkend voor hem.
Als mens was hij altijd goedgehumeurd en het schijnt dat hij met zijn pretogen leerlingen
overhaalde om zijn vak leuk te vinden en uiteindelijk ook te kiezen. Een geschil met
Nicole Sol over een veel te laag cijfer werd door Ronald met een bulderende lach in de
kiem gesmoord.
Dat het niet altijd meezat, bleek wel uit
een ongelukje met een chemisch goedje
dat op zijn hand terecht kwam en ook
nog rook veroorzaakte en dat nog wel
vlak nadat de schade door de grote
brand hersteld was. Menigeen dacht dat
het een flauwe oefening was, maar de
komst van de ambulance liet ons de ernst
van de situatie inzien.
Spreekwoordelijk was de gevoeligheid
van Ronald voor alcohol; op slotavonden
voor het personeel was het na één
glaasje al te veel en sloeg de vrolijke
stemming van Ronald over naar de hele
zaal, tot ieders genoegen! Avonden overigens
waar hij vaak vergezeld werd door
zijn geliefde vrouw Lia.
Haar en alle overige familie wensen we
sterkte met het verlies van zo’n geliefde
man.
Bijna een jaar geleden begon de pandemie,
voor ons in Barcelona. Als een
laaiend vuur raasde het coronavirus
door Noord Italië, onze buren. Vooralsnog
maakten wij (mijn vrienden om mij heen en
ik) ons niet al te druk vreemd genoeg. Toen
werd aangekondigd dat ons kantoor dicht
zou gaan het weekend van 13 maart grapten
wij nog dat we elkaar op maadag weer
zouden zien. Niets was minder waar.
Stond ik op 8 maart 2020 nog met 8000
anderen op de women’s march , zo zaten
we klokslag 20.00 uur opgesloten in huis
op zondagavond de 15e maart. Mondkapjes
verplicht overal, alleen bezoekjes (alleen,
niet met partner/huisgenoot/ouder/etc.)
naar de supermarkt of de apotheek waren
toegestaan.
Zo begonnen een aantal weken die, bij
gebrek aan een ander woord, bizar waren.
Maart is een maand waarin het nog weleens
wil regenen in Barcelona, en regenen
dat deed het in maart 2020. Ook al wilde
ik graag naar buiten om wat frisse lucht te
krijgen, de bezoekjes aan de supermarkt
waren niet favoriet: iedereen keek elkaar
achterdochtig aan en mondkapjes waren
nieuw en ongemakkelijk.
Thuis werken leek altijd zo aantrekkelijk
voor velen. Elke dag uit bed rollen en zo
aan het werk, geweldig! Snel kwamen
velen onder ons erachter dat het niet zo
rooskleurig is als het lijkt. Meeste van mijn
vrienden in Barcelona wonen/woonden
niet in appartementen die voorbereid
waren om plotseling ook als kantoor te
dienen. Plotseling moesten mensen die
met zijn vieren een huis delen allemaal
aan de keukentafel werken. Ikzelf deel een
loft stijl appartement met mijn partner,
ook dat maakte tot een gezellige (lees:
drukke) sfeer aan de keukentafel/eettafel/
kantoor/borreltafel. Eén van de lastigste
aspecten van thuiswerken wasde overgang
van werkdag tot avond en daarmee tijd
om te ontspannen. Hoeveel Netflix kaneen
mens kijken tot je er helemaal ziek
van wordt? Ik geloof zó dat 2020 het jaar
van de crime doc was. Zoom fatigue was
tegen het eind van de zomer ook een begrip.
Al wilde je nog zo graag met ouders,
broers, zussen, vrienden bijkletsen, na een
aantal maanden washet leuke ook wel van
de Zoom calls en Facetime sessies af. Ik
zou niet weten hoeveel virtuele borrels ik
heb gehad in die eerste twee maanden. Er
gingen redelijk wat flessen wijn doorheen.
Na een week of vier kwamen mijn partner
en ik erachter dat wij toegang hadden
tot het dak van ons gebouw. Zo hadden
we plotseling een ruimte waar we buiten
konden zitten, om te lezen, om misschien
een telefoontje voor werk te nemen, om
te zonnebaden, om een biertje te drinken
na het werk. Zodra het warmer werd
namen we avondeten mee naar boven
16
17
om op het kleedje te eten; een picnic op
het dak. Dat dakterras (ik zeg dakterras
maar een terras is het niet echt) was een
redding. Kleine dingen gaven veel vreugde
in die eerste paar weken, een mooie les.
Gedurende deze weken in maart en april
waren wij niet-hond-hebbenden redelijk
jaloers op de hond-hebbenden onder ons.
Die mochten namelijk de hond uitlaten.
Een slimme buurman op onze straat had
dit snel genoeg door en huurde zijn hond
uit aan anderen op de straat. Dit ging van
een leien dakje tot de politie, die veel
controle hielden op straathoeken, wel heel
vaak dezelfde hond zag langskomen. De
slimme buurman werd beboet en de hond
werd weer door zijn baasje uitgelaten.
Clandestiene afspraakjes werden in supermarkten
en apotheken gehouden door
geliefden die apart van elkaar in lockdown
zaten.
Iedere avond om klokslag 20.00 uur gingen
wij het balkon op, samen met de rest van
de stad, om te applaudisseren voor alle medewerkers
in de gezondheidszorg. Het was
vaak het enige moment om met de medemens
een praatje te maken en voor velen
de eerste keer om eens goed de buren
te leren kennen. Eén van onze Italiaanse
buurmannen maakte zich gewoon om na
het applaudisseren iedereen te vermaken
met een serenade. Dit alles speelde zich af
tegen een achtergrond van een gevoel van
onrust en zorgen om familie en naasten.
Mijn grootmoeder woont alleen in Den
Haag, de rest van de familie in Haarlem.
Grootmoeder woont in een gebouw met
assistentie voor ouderen en zat daarmee in
een van de gevarenzones in het land. Veel
mensen in het gebouw overleden en het
was een, zoals mijn oma me vertelt, saaie
boel. Mijn oma’s zussen verloren beiden
hun man. Vrienden om mij heen verloren
grootouders.
2 mei 2020 was de eerste dag dat wij in
Barcelona weer naar buiten mochten voor
een wandeling met één andere persoon
en alleen om te sporten. Met zowel het
strand, het park en de berg Montjuïc
op twintig minuten lopen nam ik het er
nagenoeg dagelijks van om dan wel te hardlopen
of een mooie wandeling te maken.
Ook gingen langzamerhand een aantal
cafeetjes open om coffee to go te verkopen.
Zoals ik al aangaf, kleine dingen waren
nu zo mooi, om van te genieten. Een ware
luxe.
Eind mei gingen cafés en restaurants officieel
open. Ik ontmoette vier van mijn beste
vriendinnen om Aperol Spritz te drinken
op een terras. Geen van ons wist meer hoe
wij ons moesten gedragen in de buitenwereld.
We hadden zo lang binnen gezeten. De
make up die we hadden opgedaan voelde
onwennig, net als de feestelijke kleding die
wij hadden aangetrokken.
19 juni 2020, Cabrils
De zomer was inmiddels hard op weg in
Spanje en restricties werden langzamerhand
meer versoepeld. Dit leidde tot een
trip met zijn negenen naar een villa, een
half uurtje buiten de stad. Op een berg, in
een villa met een zwembad en een barbecue
hadden we een aantal van de beste
dagen van onze levens. Wakker worden in
een ander huis, mensen om ons heen die
we in maanden niet hadden gezien, natuur,
heerlijk eten en cocktails. Nooit zal ik dat
reisje vergeten. Nog nooit waren negen
volwassenen allemaal tegelijkertijd in zo’n
goed humeur; we waren allemaal zo blij om
elkaar te zien.
Augustus 2020
In Augustus vloog ik naar Nederland om
mijn familie te zien. Het was vreemd om
te reizen, ik was redelijk angstig en droeg
twee mondkapjes tijdens de reis. Vooral het
idee dat ik een ander ziek kon maken zat
in mijn hoofd en maakte me bang. Ik bracht
twee weken door met mijn familie, vader,
moeder, stiefmoeder, broer, twee zusjes van
5 en 8 jaar, en voelde mij gelukkig dat ik dat
kon doen.
Na de zomer kwam het virus met een
tweede golf hard aan. Het was volledig
te voorspellen. Gedurende de herfst en
wintermaanden werden restricties weer
strenger en brachten we meer tijd door
in huis. Veel dingen die voorheen vreemd
leken werden zo gewoon; het huis uit met
sleutels, portemonnee en mondkapje. Was
in september en oktober kantoor open, zo
ging dat ook weer dicht uit voorzorgsmaatregelen.
Thuiswerken was weer de norm. In
November hoorde ik dat er een herstructurering
was en ik vanaf januari niet meer
nodig zou zijn. Een nieuw jaar in met een
onzekere toekomst in een pandemie. Ook
geen ongehoord verhaal, velen verloren banen
en velen van hen met aanzienlijk meer
verantwoordelijkheden (denk hypotheken,
auto’s, kinderen) dan ik. Gelukkig zag ik dit
als het perfecte moment om eindelijk dat
project op te zetten waar ik al zo lang mee
bezig was. Maar die silver lining heeft niet
iedereen.
Het is voor ons allemaal een vreemd, triest,
ongewoon jaar geweest. Een jaar waarin ik
zoveel gesprekken had met vrienden over
hoe moeilijk we het hadden terwijl we ook
probeerden te realiseren dat anderen het
vele malen moeilijker hadden. Wat wij in
het Engels noemen check your privilege .
Want de pandemie maakte veel dingen
duidelijk, één daarvan zijnde dat het de
bestaande ongelijkheden in onze samenlevingen
alleen maar versterkte.
Ik hoop dat wij elkaar allemaal van steun
zullen zijn in de komende jaren, er zal veel
overblijvend letsel zijn zowel fysiek als
mentaal voor ons allemaal. Waar wij aan
het begin van de pandemie veel solidariteit
vonden, hoop ik dat wij daaruit kunnen
blijven putten in de nabije toekomst.
18
19
Het ´coronajaar´ van Michiel Schuit, woonachtig
in New York - USA
Op 3 Februari 2020, zie ik op de
voorpagina van de New York
Times een foto waarop een groot
aantal graafmachines druk bezig in ruwe
aarde gaten te graven. Het onderschrift
van de foto is: “China bouwt een nieuw
ziekenhuis met 1,000 bedden in 10 dagen”.
Hier in de VS aan de andere kant van de
wereld begint het op dat moment door te
dringen wat er in China aan de hand is met
betrekking tot deze nieuwe epidemie.
Als ook Noord-Italië overgaat tot een
lockdown, organiseer ik snel een laatste
bezoek aan mijn moeder die net is opgenomen
in een ziekenhuis in België. Eenmaal
daar hoor ik op de radio dat men in Brabant
thuis moet werken in navolging van de
maatregelen die in Italië en Wuhan al geldig
zijn. De volgende dag word ik vroeg wakker
gemaakt door een bombardement van
what’s-appjes van mijn familie in de VS: “Pa,
je vliegt vanmiddag terug naar New York.
Trump heeft net aangekondigd op TV dat
de grens wordt dichtgegooid en je kan na
morgen niet meer terug”. Het vliegtuig zit
vol met jongelui die van hun ‘study abroad’
terug naar huis zijn gestuurd. Ik vraag aan
mijn medepassagiers of één van hen uit
Italië komt en doe braaf het ziekenhuis
maskertje voor mijn mond.
Terug in New York City worden de lockdown
maatregelen aangekondigd. Werk
en restaurants - ‘life as we know it’ - gaan
allemaal prompt dicht. In mijn laatste reis
20
met de Subway is de lockdown griezelig
zichtbaar door het verlaten perron en mijn
lege wagon. Voor de winkels staat nu een
rij en eenmaal binnen, alleen voor degenen
die een masker dragen, is het pijlen volgen
voor eenrichtingsverkeer met 1.5 meter
afstand. Een enkele overtreder wordt met
harde woorden gedwongen zich te gedragen
door de, immer om hun gezondheid
bezorgde, New Yorkers. Ik vraag me af hoe
effectief het kan zijn om alle inkopen af te
vegen met desinfecterende middelen, maar
doe braaf mee. Chinees eten bestellen gaat
nu vrij rap omdat men bang is gemaakt
voor alles dat met China te maken heeft. Ik
ontvang een clipje van een idioot die Corona
bier verdenkt. Zoals ik inmiddels heb
vernomen is, net als in de rest van de wereld,
ook hier het tekort aan wc-papier het
hoofdonderwerp van klachten. Ik voel me
schuldig als een zwarthandelaar wanneer ik
zes rollen in één klap op de kop kan tikken.
Zelfs tennis in de open lucht, de perfecte
Michiel Schuit 2021
sport om de gewenste afstand te houden,
wordt verboden uit solidariteit met alle
buitenshuis activiteiten, die nu verboden
zijn. Het wordt nu akelig stil buiten.
Ik woon in Manhattan vlak naast een
van de grotere ziekenhuizen in de stad.
Normaal gesproken mengt het sporadische
geluid van een sirene van een aankomende
ambulance zich met het bruisende achtergrondgeluid
van ons drukke 24/7 stadje.
Nu zijn de sirenes om de vijf minuten
dag en nacht hoorbaar, gevolgd door een
oorverdovende stilte tussen de sirenes
door. Na een ketting van zoom vergaderingen
en Webinars lopen we nu elke dag in
Central Park om wat frisse lucht te halen.
Onderweg naar het park passeren we ‘dog
hill’ het weitje naast het ziekenhuis, dat
normaal wordt gebruikt door spelende
kinderen en honden die van hun vrijheid
mogen genieten. Als een pijnlijke herinnering
aan de huidige toestand van de
Pandemie, is dit weitje nu bezet met een
tenten -complex, dat exclusief bestemd is
voor de vloedgolf aan Corona patiënten.
Het normaliter drukke 5th Avenue is nu
ter plekke afgezet om plaats te maken voor
een lange rij van vrieskast -vrachtwagens,
die de overvloed aan Corona-slachtoffers
tijdelijk onderbrengen.
Medio April, als het aantal Coronasterfgevallen
is gestegen boven duizend per dag,
is men zich er hier goed bewust van wat
voor een ellende zich afspeelt binnen de
New Yorkse ziekenhuizen. Elke avond om
19:00 uur doen we de ramen open en slaan
we, in concert met onze duizenden buren,
deksels op pannen om onze erkenning te
tonen aan de verpleegkundigen en zorgmedewerkers
van de ziekenhuizen, die op
dat moment van dienst wisselen. Dit unieke
geluid is duidelijk hoorbaar in de stilte van
de lockdown en heeft het kenmerk van de
‘ground-zero’ van dit moment in onze crisis
van de Covid19 Pandemie. Maar op TV,
in de krant en op de sociale media worden
we gerustgesteld, dat deze pandemie niet
erger zal worden dan de Griep van 1919
en dat we in een paar weken weer naar
ons werk kunnen gaan. Met de echte
waarheid voelbaar buiten ons appartement
bereiden we ons voor op een wat langer
en meer realistisch traject.
Aan het eind van een belastend jaar en aan
het begin van de tweede pandemie-golf, lijkt
het dat onze stads burgers hun les goed hebben
geleerd, want nu draagt iedereen braaf
een mondmasker en houdt de veilige afstand.
De rest van het land moet die les blijkbaar
nog leren. Onze geïndividualiseerde samenlevingen
hier in de VS maakt het blijkbaar
moeilijk om zich aan te passen aan crisismaatregelen,
zoals de lockdown en een
mondmasker dragen. Op den duur zal het
ook daar doordringen dat deze maatregelen
minder voor eigen veiligheid dienen maar
meer bestemd zijn voor het nut van de
gemeenschap. Trump & Company wist dat
wel maar heeft niet gedurfd om leiding te
geven met deze simpele les. Dat heeft hem
zijn kroon gekost. Wie weet hoeveel van de
400,000 doden vermeden hadden kunnen
worden als die les wat eerder was geleerd?
New York City staat, wat betreft het aantal
Corona-slachtoffers per inwoner, helaas
aan de top van de wereldwijde pandemiestatistiek,
ver boven België. Maar in navolging
van ons onofficiële motto: ‘Don’t ever bet
against New York’ ben ik er van overtuigd
dat, net als na ‘Nine/Eleven’, we ook hier
weer gelouterd en sterker uit zullen komen!
21
Interview Dick de Jong
Amber van der Steen
Hoe ben je ooit bij het Stedelijk
gekomen?
“Na werkzaamheden bij Albert
Heijn (hoofd kassier) en het ministerie
van landbouw en visserij (administratief
afd pensioenen) zag ik in de krant een
advertentie van het stedelijk waarin ze een
conciërge vroegen. Dat leek mij wel wat
want ik ging veel om met jeugd (voetbaltrainingen
en wedstrijd begeleiding en bij
Albert Heijn had ik veel te maken met
kassa bezetting zowel jong als oud dus heel
divers). Ook de verdere werkzaamheden
zoals onderhoud en klus zaken leken mij
wel wat. Met andere woorden: een nieuwe
uitdaging. Daarbij was ik toen net verhuisd
naar Haarlem en het reizen naar Den-Haag
een beetje beu. Dus, gesolliciteerd en ik
werd uitgenodigd voor een gesprek.”
Wat is jouw allereerste herinnering
aan het stedelijk?
“De allereerste herinnering was de dag
van de sollicitatie. Ik moest vroeg op want
ik was namelijk op zomervakantie met
de caravan in Mierlo en moest rond het
middaguur in Haarlem zijn. Het eerste dat
mij opviel was het statige oude gebouw.
Zover ik mij kan herinneren bestond
de sollicitatiecommissie uit 3 personen
namelijk de rector Ger Smit, conrector
Berend van Haard en de conciërge Nelleke
van Eijk. Zelf was ik best wel zenuwachtig,
maar voelde mij gelukkig toch snel op mijn
gemak. Het groeiende aantal leerlingen en
diverse werkzaamheden waren de reden
dat er een conciërge bij moest komen.
Terug op mijn vakantieadres kreeg ik al
snel bericht dat ik was aangenomen en na
overleg ben ik toen dat jaar in Oktober
1987 begonnen. Wat misschien leuk is om
te vermelden dat in mijn eerste werkweek
mijn nieuwe collega s dachten: zo nu zullen
we eens even kijken of die nieuwe collega
wel zo handig is en dus mocht ik op Zolder
(Prinsenhof waar toen de Kantine was),
een deur opnieuw afhangen. Iedereen weet
dat een deur goed afhangen nou niet één
van de makkelijkste klussen is en ik heb
dan ook aardig staan zweten en vloeken
maar uiteindelijk is het mij het wel gelukt.
“Nogmaals dank je wel Ferry”.”
Wat is het meest opvallende dat er
is veranderd in de tijd dat je bij het
stedelijk werkt?
“De meest opvallende verandering is dat
door de digitalisering je zou verwachten
dat er meer tijd zou zijn om allerlei andere
zaken aan/op te pakken, maar niets is
minder waar. De werkdruk neemt alleen
maar toe en de communicatie blijkt tegenwoordig
steeds lastiger te zijn, waardoor
iedereen steeds meer langs elkaar heen
werkt en men meer met zijn eigen zaken
bezig is dan dat er samen naar het geheel
wordt gekeken. Ook het feit dat de school
een stuk kleiner was en dat de meeste collega’s,
zowel onderwijzend als onderwijsondersteunend
personeel, fulltime in dienst
Dick de Jong 2009
Hoe kijk je terug op zo’n lange tijd bij
een school?
“Eigenlijk is de school een redelijke afspiegeling
van de maatschappij. Veel verschillende
mensen, jong oud en van diverse
pluimage, van alles wat dus. Net als in de
maatschappij zijn er regels die soms wel en
soms niet worden nageleefd en/of bestraft
worden. Er worden kinderen geboren (van
collega’s bijvoorbeeld)en er overlijden
mensen (zoals mijn lieve collega’s Arie
Dijkhorst en Joyce Bauduin). Ook het overwaren
maakte dat er korte lijntjes waren
zonder vergadercultuur.”
Wat zijn de bezigheden op je werk
die je graag doet?
“Eigenlijk zijn alle bezigheden wel leuk.
Natuurlijk zijn er ook zaken die minder
aantrekkelijk zijn, maar daardoor is de
baan wel heel afwisselend. Bij veel zaken
ben ik betrokken geweest of heb ik die
zelf opgestart zoals bijvoorbeeld MUN
(Peter Hooft), brugklaskamp (Ruud Prins/
Nicole Sol), survivalkamp (Ronald Riet),
tekenkamp (Herman Spilker), filmavonden
(AI en begeleiding), schooltoneel (Elias van
Zanden), eindejaars en examen borrels(lief
en leed/Lex Weiler), culturele dagen/week
(Erik Baronner/Mirjam Steenman) en
natuurlijk de open dagen, altijd goed voor
veel stress maar reuze Gezellig.”
Grappigste/leukste herinnering?
“Ik heb gelukkig heel veel leuke herinneringen,
maar de leukste waren vooral
de geweldige verhalen (smoezen) die
leerlingen hadden (verzonnen) om maar
te zorgen dat ze bij het te laat komen een
goed verhaal hadden om een half achtje
te voorkomen. Één verhaal is mij altijd
bijgebleven. Welke leerling dat was weet
ik niet meer maar die vertelde zo overtuigend
dat ze ‘s morgens bij het uitlaten van
de hond de hond kwijt was geraakt, toen
is gaan zoeken en jawel hoor, hond lag in
het water, de hond uit het water gehaald,
hond zich uitschudden, leerling natuurlijk
helemaal nat, dus weer naar huis om droge
kleren aan te trekken, toen ruim een uur
te laat. Checken was in die tijd lastig (alleen
gewone telefoon geen mobieltjes), dus ja
dan maar een gratis telaatje. Later erachter
gekomen dat leerling niet eens een hond
had, maar ja met zo’n goed verhaal ik heb
verder geen actie meer ondernomen. Ik
heb nog meer verhalen die ik zou kunnen
vertellen maar misschien is dat leuk voor
een boekje over het wel en wee van het
Gymnasium een titel heb ik al: Sorry, Sorry
,Sorry.”
22
23
lijden van leerlingen (door een ongeluk of
op ander wijze) komt hard binnen. Alles
wat overal ter wereld voor komt. Alleen bij
zo’n kleine maatschappij wat een school is
komen deze dingen vaak erg dichtbij en zijn
erg ingrijpend. Als ik verder terug kijk is dat
met gemengde gevoelens. Enerzijds veel
mooie jaren met goede collega’s en goede
samenwerking, anderzijds vervelende
incidenten met onverwachte besluitvormen
die soms het werken niet echt inspirerend
maakte. Over het algemeen heb ik nog wel
een positief gevoel hoewel ik het jammer
vind dat kritische opmerkingen op school
tegenwoordig vaak direct bestempeld
worden als negatief, terwijl ik denk dat
juist de oudere collega’s veel ervaring en
kennis van zaken hebben om juist de goede
keuzes te kunnen maken.”
Hoe heb je de Corona Tijd ervaren?
“Ook hierin ben ik redelijk dubbel. Als je
je laatste 1 1/2 jaar voor je pensioen moet
werken met alle onzekerheden en andere
en nieuwe regels vind ik dat wel tegenvallen.
Aan de andere kant had/heb ik, doordat
de school regelmatig gesloten was/is, wat
meer vrije tijd en kan ik dus vast wat
wennen aan al die vrije dagen. Wel ben ik
van mening dat als iedereen zich gewoon
GOED aan de afspraken en regels houdt /
had gehouden er volgens mij minder besmettingen
en risico s waren geweest.
Wat zijn de hobby’s of activiteiten die
je zoal bezighouden?
“Golfen, wandelen, klussen, zwemmen (op
vakanties), en met vakantie gaan. Helaas
kan ik in deze tijd door alle beperkingen
niet naar mijn huisje in Frankrijk en staat
het golfen ook op een lager pitje, maar dat
gaat allemaal wel weer goed komen. Ik heb
drie kleinkinderen die altijd van alles voor
hun kamer nodig hebben, zoals onlangs de
van steigerhout gemaakte bedden met ledverlichting.
Binnenkort krijg ik dan ook alle
tijd om aan hun kluswensen te voldoen.”
“Tot slot wil ik iedereen bedanken waarmee
ik in het verleden heb gewerkt: leerlingen,
oud-medewerkers, oud-docenten en
oud-collega’s. Het is raar om in deze tijd te
stoppen met werken en de school vaarwel
te zeggen maar het is zoals het is en
mensen die mij kennen weten dat ik niet
iemand ben van toeters en bellen en mooie
speeches. Nee, doe je werk en zorg dat je
het goed doet en hoewel ik Ajax fan ben
vind ik dat lied van die andere club beter
bij mij passen GEEN WOORDEN MAAR
DADEN, Groetjes, en misschien kom ik
één van jullie nog eens tegen zoals die keer
dat ik naar Nice vloog en door de piloot,
die een oud leerling bleek te zijn, werd uitgenodigd
om de landing vanuit de cockpit
mee te maken, wat een geweldig leuke en
mooie ervaring was. Boven alles wens ik
iedereen veel gezondheid en geluk.”
Afscheidsinterview Just Bent
Maurine van Mourik
Na 32 jaar heeft Just Bent in 2019
afscheid genomen van het Stedelijk
Gymnasium.
Hij heeft een fijne tijd gehad op het Stedelijk
en geniet nu ook volop van het ‘legaal
spijbelen’ na zijn pensioen.
Wat mis je nu, na ruim een jaar met
pensioen te zijn het meeste?
“De leukste kant van het werk als docent
vond ik het uitdenken en maken van
nieuwe dingen, zoals opdrachten, toetsen,
presentaties, puzzeltjes. Ook zaken zoals
het inrichten van het wiskundekabinet
of meubeltjes timmeren voor de mediatheek
of decors maken samen met Engel
voor toneel vond ik leuke bezigheden. Of
het verzinnen van wiskunde-opdrachtjes
voor de Open Dag en als leerlingen gingen
helpen met het vervaardigen daarvan, dan
was ik helemaal in mijn element. Ik kan
niet eens zeggen dat ik die dingen erg mis,
want thuis knutsel ik ook heel wat af. Een
paar maanden geleden had ik zelfs een
tentoonstelling van mijn schilderijtjes en ik
heb een boekje geschreven (over getallen
natuurlijk).
Ja, één ding mis ik wel: het jaarlijks optreden
samen met Jan v.d. Maas op de
slotavond.”
Hoe ben je ooit op het Stedelijk
terecht gekomen en hoe lang heb je
uiteindelijk op het Stedelijk gewerkt?
“Vóórdat ik op het Stedelijk kwam werkte
ik op een school voor LBO en MAVO, dat
heet tegenwoordig VMBO. Het werk en
de leerlingen waren daar prima, maar ik
wilde toch graag eens op een hoger niveau
wiskundeles geven. Het Stedelijk kende ik
van horen zeggen, dat wil zeggen: ik hoorde
in mijn Haarlemse jeugd vaak zeggen dat
dat zo'n bijzondere school was. Toen er
een plekje vrijkwam heb ik gesolliciteerd.
Dat was in 1987. Ik heb het dus 32 jaar
volgehouden op jullie schooltje.”
Just Bent op de eenwieler
24
25
Wat zijn volgens jou de grootste
veranderingen die het Stedelijk heeft
doorgemaakt in de tijd dat jij daar les
hebt gegeven?
“Veranderingen gaan geleidelijk en het
Stedelijk is tamelijk conservatief, dus de
evolutie gaat daar vrijwel ongemerkt. Toch
zou het een behoorlijke schok zijn als je
terug- gekatapulteerd werd naar 1987. De
sfeer onder docenten was veel formeler.
Men sprak, tijdens vergaderingen, elkaar
met u aan. Ook waren er onder collega's
sommige vakgenoten die zo'n ruzie hadden,
dat ze elkaar nooit meer wilden spreken
en iedere samenwerking uitgesloten. Daar
had je als beginnend docent geen weet van,
daar kwam je pas na een jaar achter. Alles
was veel zuiniger. Docenten moesten betalen
voor hun kopjes koffie, Dat was toen
heel vieze filterkoffie, uit zo'n grote ketel.
Docenten moesten ook meebetalen als
ze de Romereis wilden begeleiden. Verder
denk ik dat leerlingen nu veel meer gewend
zijn om in het openbaar te spreken; ze zijn
ook allemaal al heel vaak in een vliegtuig
geweest en ze spreken beter Engels en ze
kunnen helemaal niet meer rekenen...”
Welke klas vond je het allerleukst
om les te geven? En waarom?
“Ik heb heel veel leuke klassen gehad. Ik
herinner mij, uit de begintijd, een groep
jongens die bij mij thuis kwam Risken en
meisjes die bij ons oppasten. Ik ben ook
eens gaan tennissen tegen een jongetje uit
de Eerste, waarbij de hele klas kwam kijken.
Het ging erom of ik wel of niet één game
zou winnen tijdens de partij. Dat werd: niet.
In Rome kregen Roel Janssen en ik de aller
moeilijkste groep ooit. Al op de heenreis
in het vliegtuig dreigden de stewardessen
dat de vlucht zou worden afgebroken. Ze
noemden zichzelf de Terrorklas en dat waren
ze ook. Toch kregen we het uiteindelijk
heel leuk met ze.
Je ziet dat mijn voorbeelden steeds slaan
op zaken buiten de les om. In het lokaal
had ik eerlijk gezegd het liefst een kleine
groep wiskunde-D'ers. Van die wat stillere,
bescheiden, maar razend slimme typjes.
Dan was lesgeven een plezier en ging soms
de bel terwijl je dat nog helemaal niet
verwachtte.”
Wat heb je naast het lesgeven (en natuurlijk
de IAML columns) nog meer
gedaan voor het Stedelijk?
“Een tijdlang ben ik op het Stedelijk de
roosterman geweest. Aanvankelijk maakte
ik de roosters met Erik de Jongh op een
ruitjesvelletje met een potlood en een
gummetje. Een geweldige puzzel, waar we
weken mee zoet waren. Dat is nu allemaal
geautomatiseerd natuurlijk. Jarenlang gaf ik
ook verbredingslessen aan slimmeriken uit
de onderbouw. Ik deed elk jaar iets anders:
we hebben houten puzzels geknutseld, ik
gaf goochelles, een groepje leerde grimeren.
Ooit probeerde ik docenten met Excel
te leren omgaan en een paar jaar geleden
gaf ik samen met Linde van Tienen een
cursus presentatie.
O ja, ik heb jaren geleden onder pseudoniem
in de schoolkrant een feuilleton
geschreven. Dat was à la de Da Vinci-code
van Dan Brown. Alle docenten van het Stedelijk
kwamen er herkenbaar in voor, maar
met verbasterde namen.
Wat is het grappigste wat je op het
Stedelijk hebt meegemaakt?
Tijdens mijn laatste jaar had ik een grote,
drukke groep op vrijdag het achtste uur.
De maximale tijd dat de klas onafgebroken
in stilte naar mij luisterde was ongeveer
drie seconden. De eerste keer tijdens
zo'n les, toen ik zag dat er nog steeds niet
eens een halfuur voorbij was, probeerde
ik de aandacht een beetje terug te krijgen
door een slap verhaal te vertellen met een
grap op het eind. Daarna liet ik ze maar
naar huis gaan. De volgende week wilden
ze weer een grap. Dat ging "de grap van
de week" heten. Al op dinsdagochtend
herinnerden de leerlingen mij eraan dat ik
vrijdag toch echt weer met een grap moest
komen. "maar dit keer een goede!", lieten
ze er dan op volgen. Ik verzon steeds iets
anders, meestal vrij melig, maar dat mocht.
De laatste keer ben ik stiekem in een kast
gaan zitten, met de tekst op het bord: "Ga
rustig aan je werk. Let op: Bent ziet jullie!"
Ik kon de leerlingen zien door een gaatje
in de kastdeur. Niemand ging natuurlijk
werken; ze babbelden wat. Toen ben ik
Promotie
door dat gaatje leerlingen gaan vermanen.
Ze hadden geen idee waar het geluid
vandaan kwam. Ze dachten aan camera's en
een microfoon. Opeens kwam ik dus uit de
kast. Dat was wel grappig, geloof ik.
Heb je op dit moment nog veel
contact met oud- collega's en oudleerlingen?
Ja, als ik het zo optel zijn er nog redelijk
wat oud-leerlingen die ik soms of regelmatig
zie. Dat zijn meestal leerlingen uit mijn
beginperiode. Ik ken ze daarom al zo lang,
dat ik ze nauwelijks nog als oud-leerlingen
beschouw, maar meer als goede vrienden.
Voor oud-collega's geldt precies hetzelfde.
Waar geniet je nu, nadat je gestopt
bent bij het Stedelijk, het meeste
van?
Het voelt elke dag als vakantie, of noem
het: legaal spijbelen. Tijdens schooltijd naar
de ijsbaan of een rondje racefietsen, dat
is toch geweldig? En nooit meer hoeven
vergaderen, wat een zegen!
Ons heeft het bericht bereikt dat Berend van Meer (eindexamenjaar 2006) in
november 2020 gepromoveerd is op het proefschrift Quantifying functional
phenotypes in human pluripotent stem cell derived cardiomyocytes for disease
modelling and drug discovery.
Van harte gelukgewenst.
26
27
Brussel in coronatijd
Kees Rietvald, eindexamenjaar 1977
Mijn naam is Kees Rietveld, 62 jaar,
humanitair arts. Ik ben vader van
een tweeling van acht, zoon van
een moeder van 100 en woon in Brussel.
Er zijn decades waarin niets gebeurd en er
zijn weken waarin decades gebeuren, zei
Lenin, die het kon weten. Toen Corona
‘gebeurde’ viel het vliegverkeer plotseling
stil. Een vriend was gestrand in Londen en
wilde terug naar Irak. Een andere vriend
zat in Nigeria en wilde terug naar Servië.
Een derde zat in lockdown in Amman waar
ik eigenlijk heen wilde. In een normale
situatie had ik ze alle drie gezien reizend
voor een opdracht. Een wereld, waarin
reizen natuurlijk en makkelijk was veranderde
plotseling in een wereld voor een
beeldschermpje thuis. COVID overkwam
mij eigenlijk op een gunstig moment, in
ballingschap uit het midden oosten in een
regenachtig Brussel.
35 jaar lang ben ik eigenlijk nooit langer
dan een maand of wat op een plek geweest.
Gedeeltelijk omdat mijn werk omgeving
oorlogszones zijn, gedeeltelijk ook omdat
ik de Oost en de West beiden in mijn leven
nodig had. Ik ben te oosters voor het westen
geworden, maar nog steeds te westers
voor het oosten. Ik leefde in koffers tussen
plekken, als een zonnige flat in Amman,
waar ik die koffers even neer kon zetten,
om een waterpijp te roken en een boek te
lezen. Daar kwam verandering in toen ik in
2003 vader werd van een tweeling en plot-
Ik denk graag zelf. Dat doe je als expatriate
altijd. Of je nou in Kabul, Brussel of Damascus
bent, je vertrouwt op je eigen weten.
Als arts, die in internationale gezondseling
over dingen als school na moest denken.
Oorlogszones, zijn geen familiezones.
Er is niets te doen voor Lene en school
noch gezondheidszorg voor de tweeling. Ik
nam minder werk aan, naarmate de kinderen
mondiger werden. Het is moeilijk af te
reizen, zonder te weten of je levend terug
zult komen en in de ogen van een vijfjarig
kind te kijken dat vraagt “Pappa, wanneer
kom je terug?”, zelfs als dat werk je passie
en je leven is. COVID vond me in Brussel
en pappa was thuis.
België is een oorlogszone. Daarom voelt
het thuis voor mij. Een taalstrijd, die
eigenlijk een culturele strijd is, doorwoelt
het leven. Een generatie geleden stonden
Nederlandstaligen in de winkel nog te
wachten tot alle Franstaligen eerst geholpen
waren. Het is een land waarin een helft
één taal spreekt en zich de sociaal meerdere
voelt, de andere helft twee talen en
zich als een geslagen hond gedraagt, en een
kleine expatriate minderheid, die er meer
spreekt in een bubbel leeft. Wij zitten in
de derde groep. Ik spreek tien talen, Lene
acht en de tweeling nu al drie. België heeft
twee gezondheidsstructuren en zo’n tien
ministers van volksgezondheid, die geen
van allen met elkaar praten. Mensen hebben
moeite met elkaar door een deur te
gaan. Kabinetsformaties duren jaren. Er was
geen regering toen de pandemie uitbrak.
Het Corona beleid een meertalig gekrakeel
en vingerwijzen. Bij persconferenties deden
een podium vol ministers van volksgezond-
heid allemaal een duit in het zakje. België
stond regelmatig hoog op de lijst van de
landen met het meeste besmettingen per
100.000 over de laatste twee weken. Het
was een zooitje.
Kees Rietveld met zijn 100-jarige moeder
heidszorg werkt, was ik me snel bewust
van de gevaren van COVID en wist wat
me te doen stond. We gingen in quarantaine
weken voordat de overheid daartoe
besloot. Omdat we nu eenmaal expatriate
zijn, kostte ‘social[CR1] - distancing’ ons
weinig moeite. Dat doen we eigenlijk altijd
al. Probeer maar eens een Nederlandstalige
of Deenstalige babysit te vinden.
28
29
De dood zat regelmatig aan tafel dit jaar.
Lene had haar beide ouders verloren net
voor het begin van COVID. We moesten
begrafenissen in Denemarken organiseren
en een huis leegruimen. Een vriend
overleed, geïnfecteerd door de dominee,
die hem bezocht had, nog net voor het
bejaardenhuis dicht zou gaan.
We moesten zeilen tussen de Scylla van
al die hoestjes, waar de lagere school nu
eenmaal mee gepaard gaat en de Charybdis
van mijn bijna honderdjarige moeder,
met de foute bloedgroep, die ik regelmatig
wilde zien, aan de andere kant van een
grens die soms zo maar dicht kon gaan.
Het ging goed met veel pre-quarantaine en
soms bidden dat ze het zou uithouden tot
de grens weer openging.
Kinderen moeten rennen, spelen en vriendjes
zien, niet leren hun handjes te wassen
en afstand houden. Voetbal hield op. Judo
hield op. Ballet hield op. Het speelkwartier
hield op. De school hield op. Tijd om te
werken hield op. Er kwam thuis onderwijs.
Een onderwijzeres zat jolig te doen op een
schermpje. De tweeling hadden allebei een
tablet. Gelukkig vond de tweeling dat ook
niets. We zijn offline gegaan. Thuis onderwijs
was een beproeving voor ouders en
kinderen. Het was goed dat ze samen waren.
Een buurjongetje staarde jaloers over
het hek, terwijl de tweeling op straat aan
het ravotten en diertjes verzamelen waren
en ik een nieuwe opdracht klaar maakte.
De tweeling leerde bomen, vlinders (24
verschillende soorten gezien) en vogels determineren.
Ze leerden van het blad spelen
op de piano.
Voor volwassenen was het leven als de gevangenen
in de grot van Plato. We werkten
tussen afleidingen (één iedere drie minuten
gemeten) door, staarden naar schermpjes
en misten de werkelijkheid. COVID is een
sociaal overdraagbare ziekte. Het verspreid
zich in die omstandigheden die het leven,
leven waard maken.
Nu is de ziekte er een jaar. Hij blijft natuurlijk.
De mensheid en de ziekte zijn als een
danspaar dat net in de pas begint te komen.
Er wordt veel gezwamd over vaccins, die
uit der aard maar tijdelijk zijn - wat men
niet zegt - en de griepprik waar het wel
een deel van uit zal gaan maken, wat de
prijs daarvan gaat opkrikken, wat men ook
niet zegt. Judo begon weer. Voetbal begon
weer. Ballet begon weer. De grenzen gaan
dicht of blijven nog even open. De wereld
is veranderd en veel waar ik aan gehecht
was is verdwenen. Toch heeft het jaar ons
goeds gebracht.
Mijn moeder vierde haar 100ste verjaardag.
Mijn zuster Aafje en ik stonden naast haar.
We luisterden samen voor een raam naar
de band van mijn broer Boni buiten op het
gras. Ze hadden zelf hun koffie meegenomen.
Zeven oudere heren, die hit nummers
uit de jaren dertig voor haar speelden. “Ik
kan jullie ZIEN!” juichte mijn moeder, toen
haar 100-jarige ogen net de vage omtrekken
van de band beneden zagen. Ik mocht
en kon de Chaconne van Bach voor haar
spelen op mijn viool. Ik mocht haar liefde
voelen.
De tweeling zijn vrienden geworden.
Omdat Frida een passie voor Ballet
heeft, wilde Kees nu niet meer op
voetbal, maar ook op ballet, om samen
met haar te dansen en haar net
zo hoog op te tillen als die danser
van het Bolsjoj ballet. Ze dansen
‘natuurlijk’ samen. Ze voelen elkaar
zonder woorden aan. Een tweeling,
die een pas de deux danst, is de
droom van iedere balletleraar.
Lene en ik zijn door het vuur gegaan
en gelouterd. We hebben geleerd
elkaar ruimte te geven en elkaars
krachten en zwakheden te respecteren.
Toch heb ik heimwee naar dat terras,
luisterend naar de muezzin, die
het zonsondergang gebed afroepen,
duiven die opstijgen uit het dal, cirkelend,
zoekend naar de zon, in mijn
hand een waterpijp, beleefd geroezemoes
in het Arabisch om me heen,
een geurende jasmijn bloeiend over
de balustrade, op tafel voor me een
boek en tegenover me een vriend, na
een lange reis, om reisverhalen mee
te delen. Ah vriendschap! De prijs
van Covid is hoog!
De tweeling danst samen
30
31
Fascinerende pianiste, schrijfster en overlevende
Oud-docente Mieke Tillema schrijft biografie over Ida Simons
Mieke Tillema
Ida Simons-Rosenheimer (Antwerpen,
1911 -– Den Haag, 1960) was vóór de
Tweede Wereldoorlog een beroemd
concertpianiste. Tijdens de oorlog overleefde
zij de kampen Barneveld, Westerbork en
Theresiënstadt. En in de jaren ’50 boekte
zij groot succes als schrijfster. Wie was
deze veelzijdige, getalenteerde maar ook
complexe vrouw?
Dat onthult haar biografie, die vanaf 10 juni
in de boekhandel ligt.
Ida Rosenheimer groeide op in een kleurrijk,
Joods gezin in Antwerpen, waar zij
als 19-jarige ook debuteerde als pianiste.
Het gezin was inmiddels naar Scheveningen
in Nederland verhuisd. Haar muzikale
carrière was rijk en zij trad zelfs op met
het Concertgebouworkest. Na de Tweede
Wereldoorlog is zij, getraumatiseerd door
haar kampervaringen, niet meer in staat op
te treden. Maar ze maakt een grandioze
comeback.
Boek van het Jaar
Ze gaat schrijven en publiceert een
dichtbundel, twee novellen en de roman
Een dwaze maagd. Het vervolg hierop, Als
water in de woestijn, heeft ze door haar
vroege dood niet kunnen voltooien. Naar
aanleiding van Een dwaze maagd schreef
De Standaard: ‘Gevonden, de Nederlandse
Stoner, een boek dat je moet hebben.’ En
NRC-Handelsblad: ‘U hoeft voorlopig geen
ander boek te lezen’. Een dwaze maagd
werd het Boek van het Jaar in 1960.
Marnix Gijsen
In de Verenigde Staten ontmoet Ida Simons
haar geboorteplaatsgenoot Marnix Gijsen
(Antwerpen, 1899 – Lubbeek, 1984). Het
begin van een bijzondere en diepe vriendschap,
gemarkeerd door bijna honderd
brieven, die Gijsen vaak begon met de
aanhef ‘Liefste Ida, Parel der Nederlanden’.
Over deze relatie, maar ook over alle
andere aspecten die licht kunnen werpen
op het korte, tragische leven van Simons
schreef Neerlandica Mieke Tillema (docente
Nederlands aan het Stedelijk Gymnasium
van 1969 tot 2008) de biografie Ida
Simons. Pianiste, schrijfster, overlevende.
Hij verschijnt in de laatste week van juni bij
Uitgeverij Cossee in Amsterdam.
Voorproefje nu al te zien
Mieke Tillema gunt ons nu al een voorproefje
via een filmpje (‘boektrailer’), gemaakt
door oud-leerling van het Stedelijk
Gymnasium, Bram van Uchelen (eindexamenjaar
1983) en Moreen Pattiruhu,,
waarin ze haar fascinatie voor Ida Simons
aanstekelijk verwoordt. “Ida was een fantastische
schrijfster. Een fantastische vrouw,
die fascineert van het begin tot het eind.”
Het filmpje, waarin originele piano-opnamen
van Simons zijn verwerkt, is te zien op
de Facebook-pagina van het boek:
https://meerdoc.nl/meerdoc-presenteertboektrailer-rond-biografie-ida-simons/
Exclusief voor de lezers van In
Aeternum: als je de biografie
bestelt bij de uitgeverij
Cossee krijg je het bij verschijnen
toegestuurd met het
vroegst gepubliceerde werk
van Ida Simons, In memoriam
Mizzi cadeau.
Het boek (à 27,99) kan besteld
worden via vangeem@cossee.
cm ; verzendkosten zijn voor
rekening van de uitgeverij.
Nationaal dictee
Helaas was het nu niet het mediagebeuren van het jaar; net nu een oud-leerling
van de school, Olav van Kessel (eindexamenjaar 1989) met de eerste prijs aan de
haal ging. Met slechts 2 fouten stak hij de concurrentie de loef af en zal hij zich
het woord watjekou(w) tot in lengte van dagen herinneren. Bravo!
32
33
Mocht je me vergeten
Pablo Neruda
Voor allen die het afgelopen jaar een dierbare zijn verloren
Mocht je me vergeten
wil ik dat
je één ding weet:
Als ik kijk naar de kristalmaan,
de rode tak van trage herfst
bij mijn raam,
als ik, bij het vuur gezeten,
de ongrijpbare as neem
of rimpelig lijf van brandhout,
weet je,
dat alles mij tot jou voert,
alsof alles wat bestaat,
geuren, licht, metalen,
scheepjes zijn die varen
naar jouw eilanden
die me verwachten.
Welnu dan,
als beetje bij beetje
jouw liefde voor mij minder wordt,
zal beetje bij beetje
mijn liefde voor jou minder worden.
Als je me plotseling vergeet,
zoek me niet,
want ik zal je reeds vergeten zijn.
34
Als je de wind van vlaggen
die door mijn leven waait
waanzinnig en lang vindt,
en je besluit
me aan de oever te laten
van het hart waarin ik wortel
bedenk
dat op die dag,
op dat uur,
ik mijn armen op zal heffen,
dat mijn wortels naar buiten komen
om andere grond te zoeken.
aar als je dag na dag,
uur na uur, voelt
- onverzoenlijk lief -
dat je voor mij bestemd bent,
als, dag na dag, en bloem
aan je lippen ontstijgt
om mij te zoeken,
ach dan, allerliefste,
komt dat vuur weer in mij op,
in mij blust niets
of wordt vergeten,
mijn liefde voedt zich
aan jouw liefde:
zolang je leeft
zal mijn liefde
in jouw armen zijn
zonder mijn armen
te verlaten.
Pablo Neruda
In het hol van de leeuw,een coronaverslag uit
Noord-Italië
Marije de Jager, eindexamenjaar 1976
‘Als ik jou was, bleef ik mooi in Nederland’,
adviseerde een Italiaanse collega toen ik
me op 23 februari vorig jaar, na een van
mijn frequente verblijven in Nederland,
klaar maakte voor de terugreis naar Italië.
Ik vond dat een bespottelijk advies. Ja, er
scheen een of ander luchtwegvirus rond te
waren in Lombardije, maar om daar nou
huis en haard voor in de steek te laten leek
me overdreven. En dus nam ik de geboekte
Flixbus naar mijn woonplaats Rovereto in
de regio Trentino-Alto Adige.
Twee weken later zat het land op slot (als
eerste in Europa) en hadden we collectief
huisarrest. We mochten één keer per dag
de deur uit, met een mondkapje om en niet
verder dan 200 meter van ons huis.
Behalve levensmiddelenwinkels en krantenkiosken
waren alle winkels dicht, evenals de
horeca, het onderwijs, de kantoren, allerlei
dienstverlening. De Italianen werden dagelijks
met een speciaal bulletin op televisie
bijgepraat over het voortschrijden van
de epidemie. Ook verschenen er beelden
van legertrucks die lijkkisten met corona
slachtoffers afvoerden; dat gebeurde in
Bergamo, 150 km ten westen van waar ik
woonde.
De hele lockdown lang was het buiten
doodstil. Het enige wat je hoorde was
een steeds herhaalde oproep om binnen
te blijven: het was de brandweer die met
megafoonwagens door de straten reed.
Huis aan huis werden pakketjes mondkapjes
verspreid.
Als thuiswerkend vertaler en redacteur
had ik minder last van het binnen zitten
dan vele anderen. Mijn werk had niet onder
de lockdown te lijden, integendeel: de
corona-opdrachten – artikelen, webteksten,
testkitinstructies – stroomden binnen. Om
in beweging te blijven liep ik rondjes door
de woonkamer en volgde ik Pilateslessen
online. Zoom werd onmisbaar voor de
dagelijkse communicatie met vrienden en
collega’s. Mijn huis werd mijn habitat en ik
voelde me er veilig.
down had het gewenste effect: de besmettingen
namen af, zo ook de dagelijkse
dodentallen, en na ruim twee maanden,
half mei, kregen we onze vrijheid terug.
We mochten de deur uit, zoveel als we
wilden, zij het met een mondkapje om en
op 1meter afstand van elkaar. Maar tot mijn
verbazing taalde ik daar niet naar. Ik was zo
gewend geraakt aan de schulp die mijn huis
was geworden dat me alle lust ontbrak om
naar buiten te gaan. Dat was bizar. Pas toen
het zomer werd en het nabijgelegen, opvallend
toeristenluwe Gardameer begon te
lonken, kroop ik voorzichtig uit mijn schulp.
Het was een fantastische zomer: schitterend
weer, weinig toeristen en een gevoel
van algehele vrijheid en relatieve veiligheid.
Er werd voor het najaar een tweede coronagolf
voorspeld, maar eigenlijk geloofde
niemand daarin. Eind september gingen de
scholen open en kwam het verenigingsle-
35
Marije de Jager 1974
ven weer op gang. Koren gingen repeteren,
sportclubs mochten weer trainen. Iedereen
moest in binnenruimtes een mondkapje
dragen en 1 meter afstand bewaren, maar
verder leek het leven net als vroeger.
Met al die vrijheid liet de voorspelde
tweede golf niet lang op zich wachten.
Het land ging eind oktober weer voor een
groot deel op slot, al mochten de scholen
en winkels ditmaal open blijven. Reizen
tussen de verschillende regio’s was niet
toegestaan en het mondkapje werd net
zo’n gewoon kledingstuk als een onderbroek
– je zou het wel laten om zonder de
deur uit te gaan.
In de week voorafgaand aan die tweede,
gedeeltelijke lockdown was ik voor mijn
doen extreem veel onder de mensen
geweest: ik had de sportschool bezocht,
een concert bijgewoond, in een dokterswachtkamer
gezeten en deelgenomen aan
een koorrepetitie. (Ik zie de lezer met zijn
ogen rollen.) Op zaterdag werd ik om 3
uur ’s ochtends klappertandend van de
koorts wakker. ‘Neem paracetamol en blijf
vooral binnen’, maande de gebelde arts van
de huisartsenpost. Geveld door de koorts
en met een knallende hoofdpijn had ik niet
veel anders gekund. Een paar dagen later
kon ik in de teststraat terecht en een week
na het begin van mijn klachten kwam de
uitslag: positief voor covid-19. Inmiddels
was ik koortsvrij maar kon ik niets meer
ruiken en voelde ik me slap en futloos.
Ook haperde het in mijn hoofd. Tijdens
beeldvergaderen met collega’s kwam ik
vaak niet verder dan: ‘Jongens, beslissen jullie
maar. Mijn hersenen werken niet.’
De maandag na de testuitslag bezorgde
een politieagent een brief van de burgemeester
waarin mij werd verboden het
huis te verlaten tot ik weer beter was. Er
werd gemeld dat ik strafbaar was als ik dat
wel deed en dat de GGD, de burgerbescherming,
de gemeentepolitie, de staatspolitie
en de militaire politie van dit feit
op de hoogte waren gesteld. Verder liet de
burgemeester weten dat ik binnenkort zou
worden gebeld door een medewerker van
de GGD-coronacentrale met instructies
over bron- en contactonderzoek en een
afspraak voor de tweede test, die negatief
moest zijn wilde ik weer naar buiten
mogen.
Maar er kwam geen telefoontje van de centrale. Er was ook geen nummer dat ik zelf kon
bellen voor informatie. Zelfs aan mijn huisarts had ik niets, want alles bleek centraal geregeld.
Helaas kon de coronacentrale de inmiddels de pan uit rijzende aantallen niet bolwerken,
waardoor contactonderzoek achterwege bleef en de besmettingen alleen maar verder
toenamen.
Drie weken na het begin van mijn ziekte – ik was nu klachtenvrij – kwam toch het verlossende
telefoontje. Ik werd zonder omhaal genezen verklaard. Omdat ik al drie weken
binnen zat, hoefde ik niet nogmaals een test te ondergaan. Naar mijn contacten werd
niet gevraagd – daar was het dan ook rijkelijk laat voor. De meldingsapp, die ik braaf had
gedownload, werkte alleen als je een code invoerde die je kreeg van de coronacentrale; dat
was vier weken na besmetting ook vrij zinloos.
Onder normale omstandigheden is de gezondheidszorg in Trentino voorbeeldig geregeld.
Ik vind dat ze in mijn geval – en vele andere, bleek later – aardig wat steken hebben laten
vallen. Anderzijds ben ik ervan overtuigd dat ik, als ik ernstige
covid had gehad en opgenomen had moeten worden, de best denkbare zorg had gekregen.
Marije de Jager 2021
Tot zover mijn coronaverslag uit
Noord-Italië. Er is een jaar voorbij sinds
ik de raad van mijn collega in de wind
sloeg. En al heb ik daar geen spijt van, ik
zou toch graag weer eens gewoon een
tripje naar Nederland maken – zonder
gehannes met testen, zonder quarantaine
en zonder de onzekerheid van de
toestand van nu.
36
37
Bericht van het lustrumbestuur
Lieve schoolgenoten,
Tot onze grote spijt zijn wij genoodzaakt het geplande 126e lustrum op 4 september van
dit jaar niet door te laten gaan.
Wij vinden dit (net als jullie allemaal) ontzettend jammer, maar in de huidige tijd is het
onmogelijk om een waardig lustrum te organiseren.
Wel zijn wij -of wellicht een nieuw lustrumbestuur- voornemens om in het voorjaar van
2023 een festiviteit te organiseren in de Philharmonie.
luctor et emergo!
Het 126e lustrumbestuur,
Louise, Hein, Sophie, Tim, Laura, David.
Colofon
Redactie
Maurine van Mourik (eindexamen 2001)
Amber van der Steen (eindexamen 2009)
Freddy Groot (eindexamen 1977)
Lex Weiler (docent klassieke talen)
Vormgeving
Inger Loopstra
Druk
Ferry Lammers
IAML verschijnt digitaal en wordt verspreid via e-mail en op
www.sghaarlem.nl
Een (gewijzigd) e-mailadres doorgeven kan via administratie@sghaarlem.nl
38
Stedelijk Gymnasium
Prinsenhof 3, 2011 TR Haarlem
telefoon 023-5125353 (receptie)
e-mail administratie@sghaarlem.nl
website sghaarlem.nl
Bank: NL87 ABNA 0845 5165 66
Giro: NL46 INGB 0002 3046 88