2016-04

le français vous va bien!
PB- PP B-00043
BELGIE(N) - BELGIQUE
Revue des professeurs de français en Flandre n°8 - 31/12/2016
België-Belgique • PB-PP /B 43 • P2A6221 • Afgiftekantoor 9099 Gent X • Driemaandelijks tijdschrift • Afz. VU: Raymond Gevaert O. De Reusestraat 22 9040 Gent
LA BOURGOGNE
du vin et du vélo
ENQUÊTE
Nous, c'est Vous!
BÉDÉPHILES
La légèreté
2016-04.indd 1 6/12/2016 22:56:38

Uitgeverij talenland
Passie en expertise!
www.talenland.nl
Pour un aPPrentissage
dynamique et réussi !
NIEUW
Entre Nous 1 – Werkboek voor
Nederlandstaligen
• aanvullend te gebruiken bij
Entre Nous 1
• contrastieve grammatica-uitleg
• Nederlandstalige instructies
• ook geschikt voor zelfstudie
Club @dos
Dé communicatieve leergang Frans
voor het middelbaar onderwijs
Woordenlijsten bij deel 1 en 2 nu beschikbaar. Kijk
voor voorbeeldmateriaal op www.talenland.nl of
vraag een gratis beoordelingsexemplaar aan.
espacevirtuel.emdl.fr
Deze series en allerlei video’s, opdrachten en
docentenmateriaal vindt u ook op Espace virtuel!
tland_insertion_2016_profff_nov_v3.indd 2016-04.indd 2 1 6/12/2016 17/11/16 22:56:39 9:25

Auteurs: Ellen Vandevelde, Ine Vandezande
Met medewerking van: Barbara De Graeve, Heidi Le Maire, Marlène Rasir
KRAS DEZE CODE EN ACTIVEER
JE BOEK ONLINE OP
WWW.SCOODLE.BE/ACTIVEER
Code gekrast = geen retour mogelijk
ISBN 978-90-301-4979-8
F R A N S V O O R 1 A - S T R O O M
CDPOC1W_CoverCdP-Direct1.indd 1 19/05/16 10:27
voor
A-stroom,
aso en
tso/kso
C O U P D E P O U C E D I R E C T
L E E R W E R K B O E K
L E E R W E R K B O E K 1 A - S T R O O M
Ken je Coup de Pouce
voor tso/kso al?
▪ Actief en zeer taaltaakgericht: leerlingen stellen
veiligheidskaarten op, nemen deel aan een
“meet and greet”, organiseren een etentje van
de jeugdbeweging ...
▪ Actueel en boeiend materiaal: les
Intouchables, Norman et Cyprien,
Omar Sy ...
▪ Duidelijke houvast en ondersteuning:
structuurkaders, studietips, gebundeld
overzicht van alle grammatica, actes de
paroles, woordenschat ...
KIJK HET MATERIAAL GRATIS DIGITAAL IN
Stuur een mailtje naar marketingso@plantyn.com.
Wij bezorgen jou een tijdelijke toegangscode voor de
lerarenkit in Scoodle.
Alle info op www.plantyn.com/coupdepouce
1/16 9:25
2016-04.indd 3 6/12/2016 22:56:42

4
TABLE DES MATIÈRES – INHOUDSTAFEL
4 Édito
5 Enquête
«Nous, c’est vous»
9 Points de vue
La tâche langagière et thèmes difficiles: le
mariage parfait ?
12 Coups de cœur
La Bourgogne, du vin et du vélo
18 Profffiteroles
20 Bédéphiles
La légèreté
23 Lu pour vous
La rentrée littéraire
26 Lu pour eux
Moi et les autres. Des romans pour eux.
29 Bonnes pratiques
Des applis en classe de FLE ?
32 Bonnes pratiques
Jouer, de la récréation au projet pédagogique
34 Témoignage
Vous avez dit francophone ?
36 Concours de la CEO de la FIPF
37 Jeu
Le lexique français des TICe, vous
connaissez ?
38 Amuse-mots
Ça vient d’où ?
40 Biblio
Recensie
41 Infos
42 ProFFF en ligne
Édito
De redactie van ProFFF en de hele ploeg van de
vereniging wensen hun lezers en leden van harte
een warm en denderend 2017. Vive le français!
Aan de vooravond van een 3de jaargang…
Januari 2017. Uw tijdschrift is nog maar 2 jaar oud
en blijkt reeds een referentie voor Frans MVT te
zijn geworden in het Vlaams cultureel en didactisch
landschap. Dit betekent dat wij niet slecht bezig zijn
en dat wij beantwoorden aan een vraag. En wij willen
alleszins verder gaan op de ingeslagen weg. Niet
alleen met ons, sorry met uw tijdschrift maar ook
met de activiteiten van de vereniging.
Aan de hand van de resultaten van de enquête die
wij in juni hebben gehouden, hebben wij de vragen
en de noden van de Vlaamse leraren Frans duidelijk
in kaart kunnen brengen (zie het artikel Nous,
c’est vous! p. 5-8). Die gegevens zullen onze werking
duidelijk bepalen. En wij beginnen met twee
(uit een reeks) projecten die onze doelstellingen
kunnen realiseren: onze studiedag van 10 maart
a.s. en een gloednieuw meerjarig opleidingsproject:
FrancoForm. Dit nieuw opleidingsproject voor het
secundair onderwijs, waarvan de vzw PROFFF het
beheer heeft, loopt van 2017 tot en met 2019 en
groepeert, naast onze vereniging, het Departement
Onderwijs en Vorming, de Franse ambassade, het
CAVILAM-AF Vichy, de Alliances françaises van
Brussel en van Oost-Vlaanderen, alle onderwijskoepels,
vier universiteiten (KU Leuven, UA, UG en
VUB). U en uw school krijgen binnenkort meer
informatie omtrent dit ambitieus project.
AANDACHT!
Op het etiket van de verpakking van uw ProFFF,
vindt u uw persoonlijk lidnummer van onze
vzw PROFFF.
Bewaar dit nummer zorgvuldig: u heeft het immers
nodig bij uw inschrijving voor onze Studiedag
en als login om toegang te krijgen tot de
inhoud van onze website.
ATTENTION!
Sur l’étiquette de l’emballage de votre numéro
de ProFFF, vous trouvez votre numéro
d’adhérent à l’association PROFFF.
Conservez ce numéro avec soin : vous en aurez
besoin pour votre inscription à notre Journée
d’études et pour avoir accès au contenu
de notre site web.
2016-04.indd 4 6/12/2016 22:56:42

ENQUÊTE
5
«NOUS, C’EST VOUS»
Pascale Fierens en Raymond Gevaert
In juni van dit jaar nam PROFFF (de nieuwe naam van onze vereniging) het
initiatief een bevraging te organiseren bij zoveel mogelijk leraren Frans. Deze
enquête is een onderdeel van een heel actieplan om de krachten van onze
vereniging te stroomlijnen en haar werking beter af te stemmen op de noden
van het veld. De bedoeling van de bevraging was die noden in kaart te brengen
om er in de toekomst nog beter op in te spelen. Niet minder dan 315 collega’s
Frans vulden de enquête in, sommigen in eigen naam en velen in naam van de
hele vakgroep. Hun antwoorden geven een duidelijk beeld van de professionele
noden en verwachtingen van de leraren Frans.
WELKE VRAGEN WERDEN GESTELD?
Er werden 10 vragen gesteld. De eerste drie hadden
betrekking op de identificatie van de school, de onderwijsvorm
waartoe zij behoort en het adres van
de contactpersoon Frans.
De vragen 4 tot en met 10 focusten op het achterhalen
van de verwachtingen, de noden en de wensen
van de leraren(ploeg). We overlopen even die
7 vragen:
Vraag 4 Wat verwachten jullie als leraren Frans van de
vereniging van leraren Frans?
Vraag 5 Volgende onderwerpen die minder vaak aan
bod komen tijdens studiedagen en navormingsateliers
interesseren ons erg. De leraren konden kiezen uit
volgende reeks onderwerpen: Frans in het basisonderwijs,
Frans in 1B, de overgang basisonderwijssecundair
onderwijs, Frans in kso, tso en bso, Frans
en projectonderwijs, Frans en het M-decreet, enz.
Vraag 6: Wat zijn de concrete, specifieke vragen die
leven in jullie vakgroep Frans en waar de vereniging van
leraren Frans een antwoord op zou kunnen geven?
Vraag 7: Zou jullie school geïnteresseerd zijn in “vorming
op maat” met betrekking tot het vak Frans?
In vraag 8 konden de leraren hun voorkeur formuleren
voor ofwel één sessie over een specifieke
vraag, ofwel een vormingstraject gespreid over één/
twee/drie schooljaren.
Vraag 9 ging over de werkvorm (klassiek atelier,
een uitwisseling van ideeën en materiaal, een intervisie,
enz.).
Vraag 10 peilde naar het beste moment voor een
dergelijke navorming.
WIE HEEFT DEELGENOMEN?
Het bereikte publiek was vrij divers, wat de resultaten
van deze enquête ook bijzonder interessant
maakt. De meeste antwoorden kwamen van leraren
uit het secundair onderwijs (60,6%), maar ook het
basisonderwijs (23,8%), het volwassenenonderwijs
2016-04.indd 5 6/12/2016 22:56:42

6
ENQUÊTE
Figuur 1
(11,4%) en zelfs het hoger onderwijs (4,1%) lieten
zich niet onbetuigd. Deze diversiteit toont aan dat
leraren Frans van alle onderwijsvormen met vragen
en noden zitten omtrent het vervullen van hun taken
maar vooral dat zij dat met ernst en volle overgave
willen doen.
WAT VERWACHTEN LEERKRACHTEN FRANS VAN
ONZE VERENIGING?
De antwoorden op vraag 4 (fi guur 2) bevestigen
grotendeels onze huidige werking: het aanbieden
van (na)vormingen is duidelijk prioritair. Ook met
het aanbod aan materiaal zoals dat nu reeds het geval
is via onze site zitten we goed.
Opvallend is de vaak terugkerende vraag naar het
organiseren van ontmoetingsmomenten tussen
leerkrachten Frans en dit op alle niveaus (basisonderwijs,
secundair, volwassenenonderwijs en hoger
onderwijs). Dit betekent dat leraren nood hebben
aan uitwisseling van expertise, aan positieve feedback,
aan bevestiging of tenminste aan de garantie
dat hun zoeken en proberen geapprecieerd worden.
Uit de formulering van deze nood blijkt ook duidelijk
dat leraren in se geen individualisten zijn en
meer professionele contacten met (gelijkgestemde)
collega’s verlangen.
De vereniging zal bekijken hoe zij hieraan tegemoet
kan komen. Denkpistes zijn bijvoorbeeld het uitbreiden
van het reeds bestaande Café des Profs tijdens
onze jaarlijkse studiedag, alsook het opstarten
van regionale netwerken waar leerkrachten ervaringen
en materiaal zouden kunnen uitwisselen. We
moeten wel opletten dat wij ons niet op het terrein
van de pedagogische begeleiding begeven, maar dit
neemt niet weg dat een vakvereniging initiatieven
mag nemen om de inzet van collega’s te ondersteunen.
THEMA’S VOOR STUDIEDAGEN EN (NA)VORMINGS-
ATELIERS?
De antwoorden op vraag 5 (fi guur 3) brengen een
grote waaier aan bezorgdheden, vragen en/of noden
van de leraren Frans aan het licht. Bezorgdheden
en vragen op sociodidactisch vlak zoals “Frans en
het M-decreet” en de problematiek van ex-OKAN
leerlingen, op sociocultureel vlak zoals het motiveren
van leerlingen voor Frans, van pedagogischdidactische
aard zoals omgaan met leerstoornissen,
Frans in het basisonderwijs en de overgang basisonderwijs-secundair
onderwijs, Frans in kso-tso-bso
en volwassenenonderwijs, van professionele aard
zoals “Pistes voor beginnende leraren Frans”, “het
motiveren van leraren Frans” en “Frans onderwij-
2016-04.indd 6 6/12/2016 22:56:42

ENQUÊTE
7
VERWACHTINGEN T.O.V. PROFFF
• Aanbieden van (na)vormingen 84,4%
• Aanbieden van materiaal 71,7%
• Organiseren ontmoetingsmomenten
leraren Frans 38,2%
• Aanbieden van informatie 32,5%
• Organiseren culturele activiteiten 32,2%
• Aanbieden van ondersteuning 31,2%
• Andere 2,5%
Figuur 2
zen als men niet (meer) beschikt over voldoende
basis”.
Op de vraag naar pistes voor de opvolging van
een doorlichting, kan een vakvereniging niet (of
heel moeilijk) ingaan want hier begeeft ze zich op
het terrein van de decretale bevoegdheid van de
schooldirecties en van de pedagogische begeleiding.
Maar het aangeven van dit thema door 15% van de
deelnemers toont wel aan dat er vraag is naar ondersteuning.
Alleszins stof tot nadenken voor de
bevoegde instanties.
Voor een heel aantal van de andere vragen kan een
vakvereniging wel een bijdrage leveren. Dankzij de
multipartenariale projecten FORMACOM (secundair
onderwijs en volwassenenonderwijs) en FOR-
MAPRIM (basisonderwijs), waarvan PROFFF (en de
vroegere BVLF) de organisatie en de coördinatie
verzorgt, leveren wij sinds jaren reeds een belangrijke
bijdrage.
In de toekomst zal dat nog het geval zijn want FOR-
MAPRIM wordt voortgezet en we zijn, wat het
secundair en het volwassenenonderwijs betreft,
in de afrondingsfase van een nieuw meerjarenproject
voor navorming met 13 andere partners. Bij de
doelstellingen van dat nieuwe programma herkennen
we een aantal items die in de tabel verschijnen:
• Frans in het volwassenenonderwijs,
• Frans in het projectonderwijs,
• Frans onderwijzen als men niet (meer) beschikt
over voldoende basis,
• pistes om leerlingen te motiveren voor Frans
MVT,
• pistes om leraren Frans te motiveren,
• pistes voor beginnende leraren,
• upgraden van de kennis en de beleving van de
francofone cultuur,
• de didactiek van het interculturele.
Dit sluit uiteraard niet uit dat diezelfde items ook
aan bod kunnen (of moeten) komen bij andere navormingsinitiatieven
van de vereniging. Daarnaast
is er toch ook een behoorlijk grote belangstelling
voor een hele reeks andere items (zie figuur 3).
De vraag naar welke specifieke vragen er leven in
de vakwerkgroepen Frans bracht aan het licht dat
evaluatie, taaltaken en differentiatie nog steeds hot
topics zijn. Het spreekt vanzelf dat we daarmee rekening
zullen houden bij de programmatie van komende
studiedagen. Het nieuw opleidingsprogramma
FrancoForm (zie Édito) zal op die vragen heel
concrete en bruikbare antwoorden bieden. Ook via
ons tijdschrift ProFFF engageren wij ons om zo goed
mogelijk een antwoord te bieden op veel voorkomende
vragen.
2016-04.indd 7 6/12/2016 22:56:42

8
ENQUÊTE
• Frans in het basisonderwijs 22,55%
• Frans in 1B 11,44%
• Overgang basisonderwijs – 1e graad so 27,12%
• Frans in kso 2, 94%
• Frans in tso en bso 26,47%
• Frans in het volwassenenonderwijs 13,07%
• Frans voor specifieke doeleinden 8, 50%
• Frans in het projectonderwijs 34,64%
• Frans en ex-OKAN-leerlingen 16,99%
• Frans en het M-decreet 28,43%
• Leerstoornissen 16,34%
• Pistes voor opvolging doorlichtingen 15,36%
• Frans onderwijzen als men niet (meer)
beschikt over voldoende basis. 23,53%
• Pistes om leerlingen te motiveren voor Frans MVT* 45,75%
• Pistes om leraren Frans MVT te motiveren 15,36%
• Pistes voor beginnende leraren Frans MVT 10,78%
• Andere 2,29%
Figuur 3
INTERESSE VOOR “VORMING OP MAAT”?
61,6% van de scholen antwoorden bevestigend op
deze vraag. De overgrote meerderheid daarvan
heeft een voorkeur voor één sessie rond een bepaald
onderwerp (63,8%) of verkiest een vormingstraject
gespreid over één schooljaar (26,6%). Gezien
de duidelijke interesse bekijkt onze vereniging
of en hoe we “vorming op maat” kunnen uitwerken.
CONCLUSIE
De resultaten van deze enquête bewijzen, voor zover
het nog nodig was, dat het niet evident is leraar
Frans te zijn vandaag. Desondanks is de motivatie
groot om deze moeilijke opdracht naar best vermogen
te vervullen. Leraren Frans willen ook zo goed
mogelijk hun rol van “getuigen van de taal en de cultuur”
vertolken. Maar zij hebben behoefte aan een
complementaire of aan een voortgezette opleiding
(voor sommigen ook aan een opfrissing van hun
initiële opleiding) om de verschillende uitdagingen
waarmee zij geconfronteerd worden aan te kunnen.
Zij hebben ook nood aan positieve feedback en aan
erkenning voor wat zij dag in dag uit, ondanks alle
moeilijkheden, presteren.
Het is dan ook evident dat onze vakvereniging alles
in het werk zal stellen om de collega’s zo goed
mogelijk ten dienste te zijn, want Nous, c’est vous!
2016-04.indd 8 6/12/2016 22:56:42

POINTS DE VUE
9
TÂCHE LANGAGIÈRE
ET THÈMES DIFFICILES:
le mariage parfait?
Valeria Catalano
L’approche actionnelle, qui met la
tâche au centre de l’apprentissage,
vise la participation, l’implication,
l’échange et la co-création des élèves
dans des domaines qui touchent aussi
bien au sociétal qu’au littéraire ou à
l’artistique. Dès lors, on peut se demander
si l’élève ne doit pas trop s’exposer
dans cette démarche. Peut-on
aborder tous les sujets et thèmes? Ne
risquons-nous pas, nous professeurs,
d’entrer dans une zone dangereuse
que nous ne gérons pas toujours?
Question de choix éducatif ou de différence
interculturelle?
Dans le groupe de professeurs allemands, les réactions
à ce dossier didactique allaient du refus total
de traiter un sujet pareil en classe avec de grands
adolescents (16-18 ans) jusqu’à la conviction que
justement, c’est ce genre de sujets qu’il faut oser
traiter en classe. Le cancer, la maladie et la mort
font partie de la vie, aussi de la vie des jeunes. Ouvrir
le débat et faire réfléchir le jeune est un défi
que l’école se doit de relever.
LE CLIP: DANGEREUX?
Quand c’est… cancer, joli jeu de mots portant sur
une réalité qui fait peur. Le cancer est une maladie
mortelle et tue n’importe qui et n’importe
QUAND C’EST, STROMAE: PARLONS DU CANCER
Lors d’une formation en didactique du FLE pour des
professeurs allemands (Bruges, Europahuis Rijckevelde,
le 7 octobre 2016), un débat intéressant a eu
lieu à ce sujet.
Partant de la chanson francophone d’aujourd’hui
et d’hier et des différentes entrées et exploitations
possibles, la fiche didactique proposée aboutit à une
tâche qui consiste à réagir aux auteurs d’un article
(Trompeuses métaphores du cancer, Le Monde diplomatique,
septembre 2016). Le clip et la chanson
Quand c’est de Stromae sont présentés et visionnés
après un remue-méninges sur l’artiste. Après le visionnage
du clip controversé qui ne laisse personne
indifférent, l’article est soumis à la lecture des élèves
(niveau B1+/B2 – grands adolescents). Les idées et
arguments développés dans l’article devraient nous
permettre de changer le regard que nous portons
parfois sur la maladie et donc aussi sur la façon dont
Stromae exploite la donne.
quand… tandis que toute notre vie durant, nous
tentons d’éviter la mort et de rester jeunes, beaux
et sains. Dans le clip – en noir et blanc cette fois-ci
– sobre au niveau de la mise en scène, on voit Stromae
engagé dans une danse merveilleuse, élégante
mais terrifiante. Le monstre gigantesque (crabe?
araignée?) dont on voit les contours, s’attaque à la
figure sur scène, jouée par l’artiste. La victime se
défend comme elle peut mais finit par succomber.
Le spectateur reste là, bouche bée, sans espoir.
Est-il bien responsable de montrer cela à des jeunes
gens? On dira que, de toute façon, ils voient des
2016-04.indd 9 6/12/2016 22:56:42

10 POINTS DE VUE
atrocités et des horreurs bien pires ailleurs (JT,
films, Internet, etc.). Mieux vaut, à ce moment-là,
les traiter en classe afin d’informer, d’instruire, de
faire face. Et puis il y a la création artistique, qui
même si elle parle de choses triviales, désire échapper
au quotidien, à la banalité. N’est-ce pas là un des
objectifs que nous nous fixons dans l’enseignement?
N’est-ce pas là, précisément, la philosophie derrière
la tâche langagière? Faire en sorte que les élèves, les
citoyens de demain, s’impliquent dans tout ce qui
touche à la vie en société, aux émanations de tout
genre de l’être humain? Quand l’artiste populaire
Stromae évoque une maladie comme le cancer de
cette façon, il est intéressant d’aller voir d’où viennent
ces représentations terribles d’un phénomène
aussi naturel que le cancer. C’est précisément ce
qu’essaient de faire les auteurs de l’article dont il
est question ici.
L’ARTICLE: QUELS ARGUMENTS?
Les arguments avancés par les auteurs de Trompeuses
métaphores du cancer ont le mérite d’inciter à
la réflexion. Pour commencer, ils se réfèrent à l’écrivaine
américaine Susan Sontag qui, il y a quarante
ans déjà, «appelait à libérer les maladies graves, et
en particulier le cancer, de la profusion des images
nocives qui leur sont associées».
Le danger qui en découle est que nous recourons
à des jugements d’ordre moral qui conduisent à la
condamnation et à l’exclusion de la maladie, et, par
extension, du malade. En effet, les connotations de
«faute» et de «honte» se manifestent dans le fait
que nous parlons trop souvent encore de «longue
et douloureuse maladie» au lieu de la désigner par
son nom.
Les auteurs avancent l’idée que le discours que nous
tenons face au cancer découle de ces perceptions.
En effet, nous parlons de «campagne contre le cancer»
comme s’il s’agissait d’un ennemi militaire. À
l’inverse, le discours politique et militaire utilise le
jargon médical en parlant par exemple de «métastases
terroristes».
Si nous voulons donner une chance aux thérapies
qui traitent le cancer, il faudra se défaire de ces
rapprochements inadéquats. Le patient, le malade,
même s’il lui faut du courage pour faire face à sa maladie,
n’est «ni un soldat, ni un héros». Il aura plutôt
besoin de s’approprier autrement cette maladie que
sous la figure de l’ennemi.
Autant d’idées et d’arguments à creuser par les
élèves, avec l’aide du professeur. Celui-ci, veut-il,
peut-il se lancer dans cette aventure?
QUELS CONTENUS? QUELS DOCUMENTS?
C’est ici que le débat commence. Le texte, jugé
trop difficile, par certains professeurs, pour les
grands adolescents tant au niveau de la langue (niveau
B2) qu’au niveau du contenu, mettrait en avant
des idées dont l’analyse échapperait à la gestion psychologique
du professeur. «Non, pas du tout!», lancent
d’autres enseignants, qui pensent au contraire
qu’il est non seulement possible mais également nécessaire
d’aborder le sujet… et qui rappellent que
tant de grands auteurs littéraires, tant de grands
artistes, puisent dans la thématique et cultivent
Les représentations qui circulent sur le cancer associent
la maladie au sociopathe (ne respectant pas
les lois de la communauté), au psychopathe (ayant
rompu tout contact avec les voisins) et au nomade
expansionniste (qui migre vers d’autres tissus pour
former de nouvelles colonies). On se retrouve avec
un portrait de la cellule tumorale qui «tiendrait à
la fois du délinquant, de l’aliéné, du drogué et du
migrant». Nous donnons donc une signification sociale
et politique à un phénomène naturel («Le cancer
n’est pas la manifestation d’une contre-nature
monstrueuse»).
2016-04.indd 10 6/12/2016 22:56:43

POINTS DE VUE
11
même cette idée de «mal-être». Comme Charles
Baudelaire, qui apparaît à la fin de la fiche didactique
proposée et se fait découvrir par les élèves par son
poème Spleen, Quand le ciel bas et lourd pèse comme
un couvercle. Quelle différence avec la danse et les
paroles de Stromae? Plus poétique, sûrement, plus
terrible, peut-être… mais force est de constater
que la littérature et l’art en général réussissent à
émerveiller par leur beauté formelle et par la force
de leur message. Combiner la découverte artistique
et le débat social, telle est l’idée qui se trouve à
la base du choix qui a été fait ici. C’est en effet la
tâche soumise aux élèves à la fin du dossier. Ayant
discuté en groupe du rapprochement des idées de
l’article et la chanson de Stromae, ils devront finalement
écrire une réaction argumentée aux auteurs
de l’article.
QUI EST LE PROFESSEUR?
Ce débat est-il un débat sur les choix éducatifs à
faire par le professeur? Ou s’agit-il plutôt d’une
prédisposition liée à l’identité culturelle, sociale
et psychologique de celui-ci? Dans le groupe de
professeurs allemands, les différences culturelles
et personnelles étaient aussi grandes que celles
qu’on trouverait dans n’importe quel groupe de
participants de nationalités différentes. Rencontres
intéressantes, car des professeurs de régions très
éloignées se rencontraient pour la première fois.
D’autres, travaillant dans la même zone, avaient des
opinions très divergentes, voire inconciliables, et
interprétaient différemment les programmes. Ainsi,
la préparation au bac («abitur») servant parfois
d’excuse pour suivre le programme, divisait fortement
les professeurs. Pour les uns, les thématiques
prévues par les programmes allemands ne permettaient
pas de proposer un sujet comme le cancer
à des élèves de la dernière année du secondaire.
Chez les autres, ce parti-pris provoquait indignation
et rires. Inutile de dire que ces choix opérés par les
professeurs ne sont pas sans conséquences pour les
élèves.
Nous le savons bien, les identités sont multiples et
rendent complexe le débat interculturel. L’enseignement
constitue un lieu de prédilection pour les
réflexions de ce genre. Enseigner aujourd’hui une
langue étrangère, c’est offrir aux jeunes l’occasion
de comprendre le monde, d’y trouver leur place,
de construire une société, de s’épanouir personnellement.
La tâche langagière devrait permettre
non seulement de mettre les élèves au travail et
de les rendre actifs et participatifs, mais surtout de
mettre en marche une prise de conscience sociétale.
Toutes sortes de documents durables et moins
durables pourraient ainsi être intégrés: littérature,
œuvres d’art, musique, médias. L’importance des
documents est grande. La tâche langagière offre la
possibilité au professeur de les présenter de façon
réfléchie et de construire, avec ses élèves, un patrimoine
précieux.
Les références citées dans le texte et la fiche didactique
sont disponibles sur le site de ProFFF.
2016-04.indd 11 6/12/2016 22:56:44

SEPTEMBRE 2016
2016-2017 • 27 e année
REPORTAGE
opm_declic1_2016_515644_8533.indd 1 26/07/16 13:57
Van ‘Ik begrijp het’
tot «Je sais le faire».
Vraag uw beoordelingsexemplaren aan!
Totaalmethodes secundair onderwijs
1ste graad A-stroom
1ste graad b-stroom
1–2 1 1–2 1–2 1–2 1–2
2de en 3de graad aso
2de en 3de graad tso
2de en 3de graad bso
3 R 5 3 R 6
3 R 6 3 R 6
3–5 3
3de graad
tso/bso
Profils
Profils Bois & Construction
Profils
Profils
Bois &
Construction
Basisonderwijs
Quartier étoile
taalinitiatie
Quartier étoile
derde graad
Taalmagazines
Déclic
1
Défi glacial en
Laponie
Panache
Vaktaalleerwerkboeken
SPORTS
David Steegen,
la passion du foot
ACTU
À ne pas rater!
CINÉMA
Omar Sy,
tout lui sourit!
3-4 5-6
Pelckmans uitgevers nv – Brasschaatsteenweg 308 – 2920 Kalmthout
T 03 660 27 00 – uitgeverij@pelckmans.be
pelckmans.be
2016-04.indd 12 6/12/2016 22:56:49
A_2016_08_Pelckmans_PROFF.indd 1 23/08/16 16:01

COUP DE CŒUR
13
an!
LA BOURGOGNE,
du vin et du vélo
Frans De Clercq
La Bourgogne, on ne la connaît souvent que comme la région qu’on traverse en
descendant vers le Midi. Pourtant, cette belle région, dont l’histoire est intimement
liée à celle de la Flandre, mérite bien qu’on s’y arrête plus longuement.
Une des meilleures façons de découvrir ses richesses est probablement de le
faire tranquillement, à vélo.
Depuis quelques années, la région a fait de grands
efforts pour faciliter le cyclotourisme: pas moins de
800 km de véloroutes et de parcours cyclistes y ont
été aménagés. Ce sont souvent des Voies Vertes,
où seuls sont admis les cyclistes, les promeneurs
et les rollers. Sur invitation de Bourgogne-Franche
Comté Tourisme, nous avons pu tester un tronçon
de ce parcours et, en compagnie d’un petit groupe
de journalistes, nous avons parcouru environ 90 km
à vélo électrique entre Beaune et Cluny.
LE PALAIS DES PAUVRES
Avant de prendre la route, nous visitons Beaune et
le magnifi que Hôtel-Dieu, appelé aussi les Hospices
de Beaune. Même ceux qui connaissent déjà cet ancien
hôpital, où étaient accueillis à la fois les pauvres
et les riches de la région, seront éblouis en pénétrant
dans la cour intérieure et en découvrant la
splendide toiture en tuiles vernissées. La guide nous
raconte que les tuiles plates, colorées, ont été importées
de Flandre, après le mariage de Marguerite
de Flandre (Margareta Van Male) en 1369 avec le
duc Philippe le Hardi, mariage qui réunit la Flandre
à la Bourgogne pour plus d’un siècle. La pièce maîtresse
de ce bâtiment en gothique fl amboyant est
sans nul doute le polyptyque Le Jugement dernier
de Rogier van der Weyden (Roger de la Pasture).
Une grande loupe mobile devant le tableau permet
d’en agrandir tous les détails et d’admirer la prodigieuse
technique du maître, notamment le jeu de
la lumière sur les bijoux et les habits de l’archange.
À l’origine exposé dans la chapelle au bout de la
«Salle des Pôvres», ce tableau donnait aux pauvres
alités une vision du Christ assis sur un arc-en-ciel et
de l’archange saint Michel pesant les bonnes et les
mauvaises actions des personnes. Cette image devait
les inciter à confesser leurs péchés pour qu’ils
puissent mourir en paix.
LE VIN ET LA CHARITÉ
Après cette visite culturelle, il est temps de découvrir
une autre richesse de la Bourgogne et nous
nous rendons au musée du vin où on nous explique
que l’Hôtel-Dieu de Beaune est aussi propriétaire
de 65 hectares de vignes, répartis dans toute la région.
Ce domaine viticole prestigieux s’est constitué
au cours des siècles grâce à des donations et des
legs de propriétaires généreux, qui voulaient ainsi
s’assurer une place au paradis. Les vins des Hospices
de Beaune font l’objet d’une célèbre vente
aux enchères qui a lieu chaque année le troisième
dimanche de novembre dans les halles de la ville.
Les fonds récoltés sont utilisés entre autres pour
entretenir l’Hôtel-Dieu et développer le Centre
hospitalier Philippe le Bon, l’hôpital moderne de
Beaune dépendant des Hospices. Chaque année,
une pièce (un tonneau de 228 litres) est vendue au
profi t d’une association caritative choisie par le président
de la vente qui est une personnalité connue.
8/16 16:01
2016-04.indd 13 6/12/2016 22:56:51

14
COUP DE CŒUR
cadre exceptionnel. La véloroute, alternant montées
et descentes, serpente entre les vignobles, où
se succèdent des villages qui sont autant de noms
d’appellations à faire rêver tous les amateurs de
bon vin: Pommard, Volnay, Meursault, Puligny-Montrachet,
Chassagne-Montrachet et Santenay. Au
moment de notre passage, les vendanges battaient
leur plein. Dans cette région de vins de très haute
qualité, la récolte se fait surtout manuellement. Les
vendangeurs coupent les grappes et les déposent
dans des hottes qu’ils transportent sur le dos pour
verser leur contenu dans les bennes au bord des
parcelles. Même si le travail est lourd – une hotte
remplie peut peser jusqu’à 70 kilos – les saisonniers
sont de bonne humeur et nous lancent de joyeux
saluts au passage. Certains profitent de l’occasion
pour tailler un brin de causette.
Mais il n’y a pas que le vin sur la Voie des Vignes:
près du vignoble de Bâtard-Montrachet, un ancien
lavoir restauré attire l’attention et sur la place de
l’Hôtel de Ville de Meursault on se trouve dans un
décor du film La grande vadrouille, un grand classique
des films comiques français.
Notre visite du musée du vin se poursuit naturellement
par une dégustation aux caves Drouhin, toutes
proches. Les vins de cette maison, qui a une histoire
de plus de 800 ans, mûrissent lentement dans
les caves qui faisaient à l’origine partie de l’ancien
parlement des Ducs de Bourgogne. Certains pans
des murs remontent même à l’époque romaine.
Raphaël Febvret, le responsable du caveau, nous
explique que 2016 a été une année dramatique en
Bourgogne. Le gel tardif en avril, les grêles en mai
et le temps pluvieux en avril ont dévasté plusieurs
vignobles et réduit la récolte globale de plus de
20%. Il faut dès lors s’attendre à des augmentations
sensibles de prix. La dégustation qui accompagne
la visite nous laisse apprécier la qualité des vins de
la région: chablis, rully, puligny-montrachet, volnay,
gevrey-chambertin, vosne-romanée...
DE LA VOIE DES VIGNES À LA VOIE VERTE
Le lendemain, c’est le départ pour la balade à vélo
sur la Voie des Vignes. Le temps de fin septembre
est clément: un soleil généreux et quasi pas de vent.
Avant midi, sur une vingtaine de kilomètres entre
Beaune et Santenay, nous nous promenons dans un
Après un repas léger et une dégustation au domaine
Prosper Maufoux à Santenay, nous continuons notre
promenade. Une route tranquille, un long ruban
d’asphalte le long du canal du Centre, puis sur la
Voie Verte. Les Voies Vertes qu’on trouve partout
en France sont réservées à la circulation non motorisée
et aménagées notamment sur d’anciennes
lignes ferroviaires ou des chemins de halage. Après
avoir pédalé une vingtaine de kilomètres dans le
calme absolu, nous atteignons notre destination:
l’hôtel le Dracy à Dracy-le-Fort. Un moment de détente
près de la piscine et un repas de spécialités
bourguignonnes (jambon persillé, escargots, bœuf
charolais) permettent de terminer cette journée en
beauté.
CORMATIN ET CLUNY
Après un petit-déjeuner copieux, nous enfourchons
nos vélos pour la destination suivante: le château
de Cormatin, situé une trentaine de kilomètres plus
loin, à proximité de la Voie Verte. Ce château du
XVIIe siècle, toujours habité et parfaitement restauré,
est une véritable découverte. Nous sommes
accueillis par Marc Simonet-Lenglart, un des trois
propriétaires, qui nous accompagne à l’intérieur.
Tout le mobilier est authentique et nous sommes
plongés dans des décors allant du XVIIe siècle à la
Belle Époque. Aujourd’hui, 70 000 visiteurs par an
viennent admirer l’architecture, la décoration d’ori-
2016-04.indd 14 6/12/2016 22:56:54

COUP DE CŒUR 15
gine, les jardins symétriques et le labyrinthe. Une
des pièces les plus appréciées est l’appartement de
1628 en style Louis XIII. Parfaitement conservé, il
compte parmi les plus beaux de France. En nous
promenant à travers les chambres, nous découvrons
plusieurs portraits de Lamartine. Le poète, historien
et homme politique du début du XIXe siècle
habitait en effet tout près et était un hôte assidu du
château. Plus récente, une photo de Mitterrand et
de Gorbatchev nous surprend. L’ancien président
était un ami du propriétaire et venait chaque année
lui rendre visite. En 1993, il a eu l’idée d’y recevoir
Gorbatchev et son épouse.
Nous admirons les très beaux jardins autour du
château, profitons d’un pique-nique sur l’herbe dans
le pré et reprenons la route vers Cluny. Là, ce sont
les vestiges de l’ancienne abbaye bénédictine qui
retiennent toute notre attention. Fondée en 910,
l’abbatiale était la plus grande église de la chrétienté
jusqu’à la construction de Saint-Pierre de Rome.
L’abbaye fut la maison mère de plus d’un millier de
monastères en Europe. Le guide explique: «Chaque
monastère payait des contributions à Cluny. L’abbaye
était extrêmement riche et cela se manifesta
dans la richesse des décorations. C’était en fait la
première multinationale de l’histoire.» Malheureusement,
l’abbaye a été vendue et démantelée après
la Révolution française. Il en reste un des clochers
et quelques parties qui permettent de se faire une
idée de la grandeur originale de l’église, du cloître
et des bâtiments annexes. La visite se termine par
un film spectaculaire en 3D reconstituant virtuellement
l’intérieur de l’église, telle qu’elle était au
XVe siècle.
C’est à Cluny que se termine notre balade à vélo.
Le lendemain, avant de prendre le TGV à la gare de
Mâcon-Loché, une dernière dégustation nous est
offerte au château de Pierreclos, un lieu admirable,
à la fois domaine viticole, chambre d’hôtes et décor
de fêtes de mariages. Marc Pidault, le jeune propriétaire
et adepte du vin bio explique: «Nos hôtes
profitent d’une dégustation gratuite, ils peuvent
pique-niquer sur la terrasse et découvrir librement
une partie du château.» Situé à 15 km de Cluny, le
château de Pierreclos est une étape idéale en Bourgogne
du Sud. Un conseil: ne vous pressez pas, profitez
de la sérénité de l’environnement et restez-y
au moins deux ou trois jours pour découvrir toute
la beauté et la richesse de la région.
2016-04.indd 15 6/12/2016 22:56:57

Livre de l’élève
9 7 8 9 0 5 4 5 1 7 0 9 2
Beste
16 N
NOS BONNES ADRESSES POUR DÉCOUVRIR LA
BOURGOGNE DE BEAUNE À CLUNY
Site officiel du tourisme en Bourgogne
www.bourgogne-tourisme.com
Location de vélos
Beaune Vélo Tour (vélos assistance électrique et
VTT)
www.beaunevelotour.fr
Bourgogne escapades: pour les séjours vélos «clé
en mains» / «sur mesure» incluant transport bagages
bourgogne-escapades.com/sejour-a-velo
Bourgogne rando: pour le transport des bagages
www.bourgognerando.com/transport-bagages.html
Dégustation de vins
- À Beaune: les caves Drouhin
www.drouhin.com/
- À Santenay: chambre d’hôtes et dégustation chez
Prosper Maufoux – Maison des grands crus
www.prosper-maufoux.com
Châteaux à visiter
www.chateaudecormatin.com
- Château de Pierreclos de style médiéval, également
chambre d’hôtes et dégustation de vins
www.chateaudepierreclos.com/domaine/
Restaurants
- à Beaune: Maison du Colombier
www.maisonducolombier.com/
- à Charnay-lès-Mâcon: Café de la Gare
cafedelagare71.fr
Hôtels tranquilles
- Hôtel Adélie à Montagny-lès-Beaune
www.hoteladelie.com
- Hôtel Le Dracy à Dracy-le-Fort
www.ledracy.com/
- l’hôtel De La Barge à Crèches-sur-Saône
www.chateaudelabarge.fr/fr/index.php
- Château XVIIe siècle de Cormatin
Guide
Michel Bonduelle, Le tour de Bourgogne à vélo par
les Voies Vertes, 24 étapes 32 cartes, éditions Ouest-
France
édition internat
Faketekst !!! leidt in
rentiekader. Met Voya
biedt veel afwisseling
biedt veel overzicht d
bouw in oefeningen.
maakt het mogelijk d
evalueren door versc
geeft een actueel en
ISBN 978 90 5451 7092
2016-04.indd 16 6/12/2016 22:56:59
Adv. Proff

Livre de l’élève
9 7 8 9 0 5 4 5 1 7 0 9 2
voyagesonline.nl
Nu verkrijgbaar bij uitgeverij intertaal
Voyages nieuw
A.G. André, K. Jambon e.a.
Doelgroep Beginners.
Europees Referentiekader
deel 1
A1
deel 2
A2
deel 3
B1
• nieuwe editie van de succesvolle, driedelige leergang Frans Voyages
• met een nieuwe lay-out: tekstboek en werkboek beide in full
colour, inclusief audio-cd (bij herdruk downloadable mp3)
• actuele, inspirerende dialogen en informatieve teksten
• met nieuwe onderdelen zoals Mon bilan voor evaluatie van
eigen vorderingen, en Balades en France met informatie over
en foto’s van alle streken van Frankrijk
Frans
• veel afwisseling in onderwerpen en werkvormen
• overzichtelijke, duidelijke structuur en opbouw
• met evaluatietests
• extra materiaal op voyagesnieuw.nl
Met Voyages – nieuw maken de cursisten op rustige en onderhoudende
wijze kennis met de Franse taal. Voyages – nieuw leidt
in drie delen naar niveau B1 van het Europees Referentiekader. Elk
deel van Voyages – nieuw biedt materiaal voor circa 90 lesuren.
Deel 2 verschijnt in de zomer van 2016, deel 3 in 2017.
ISBN 2 code
Voyages 1 – nieuw
tekstboek 978 94 6030 7317 33,50 23746
werkboek 978 94 6030 7324 21,75 23747
handleiding (downloadable) 978 94 6030 7331 gratis 23749
édition internationale
Faketekst !!! leidt in drie delen naar niveau B1 van het Europees Referentiekader.
Met Voyages 2 wordt in ca. 90 lesuren niveau A2 bereikt.
biedt veel afwisseling waarbij de cursist in het middelpunt staat.
biedt veel overzicht door de duidelijke structuur en een gelijkmatige opbouw
in oefeningen.
maakt het mogelijk de eigen vorderingen nauwgezet te volgen en te
evalueren door verschillende tests.
geeft een actueel en levendig beeld van Frankrijk.
ISBN 978 90 5451 7092
VOYAGES1
édition internationale
Cahier d’activités
Voyages édition internationale
A.G. André, K. Jambon e.a.
Doelgroep Beginners.
Europees Referentiekader
deel 1
A1
deel 2
A2
• tweedelige, eentalige leergang Frans voor volwassenen
• veel afwisseling in onderwerpen en werkvormen
• met evaluatietests
Voyages édition internationale 1 leidt naar niveau A1 van het
Europees Referentiekader. Deel 2 leidt naar A2.
Het livre de l’élève bestaat uit twaalf unités. In elke unité komt
het volgende aan bod: belangrijke taalfuncties, grammatica,
oefeningen voor luisteren, spreken, lezen en schrijven, een
Vocabulaire progressif du français
A. Lombardini, R. Marty e.a.
• doelgroep: jongeren en volwassenen
• heldere uitleg van de woordenschat met talrijke praktische
oefeningen
• vijf delen voor vijf niveaus (van beginners zonder voorkennis
tot vergevorderden)
• in moeilijkheidsgraad oplopende lessen en oefeningen
• voor klassikaal gebruik en voor zelfstudie
• met een alfabetische opzoekwoordenlijst
• met tests voor zelfevaluatie
Vocabulaire progressif du français is een vijfdelige leer- en
oefenreeks gericht op het vergroten van de Franse woordenschat.
Deze eentalige reeks kan zowel voor zelfstudie als in de les
worden gebruikt.
Elk deel is gekoppeld aan een specifiek niveau, lopend van
beginners zonder voorkennis tot vergevorderden en bestaat uit
verschillende lessen die elk een onderwerp behandelen.
Op de linkerpagina wordt de woordenschat thematisch
gepresenteerd en op de rechterpagina bevinden zich de
portfolio-opdracht (Pour finir), een evaluatiemoment (Mon bilan),
informatie over verschillende streken van Frankrijk (Balades en
France).
Achterin staan een grammaticaoverzicht, transcripties van de
luisterteksten, een woordenlijst per unité Frans-Nederlands-
Engels en een alfabetische woordenlijst Frans-Nederlands-Engels.
Het cahier d’exercices biedt per unité 25 à 30 oefeningen. Elke
unité wordt afgesloten met een test.
Het geluidsmateriaal van het livre de l’élève is te downloaden
als mp3.
ISBN 2 code
Voyages édition internationale 1
livre de l'élève + MP3 978 94 6293 4375 25,50 29116
cahier d'exercices + MP3 978 94 6293 4382 17,50 29117
guide pédagogique
(downloadable) 978 94 6293 4399 gratis
bijbehorende oefeningen. Zo kunnen de nieuwe woorden direct
actief worden toegepast om ze te laten beklijven.
ISBN 2 code
niveau débutant complet
livre + CD MP3 978 94 6293 2449 23,75 28898
corrigés 978 94 6293 2456 10,25 28899
niveau débutant
livre + CD MP3 978 94 6293 2463 22,95 28900
corrigés 978 94 6293 2470 10,25 28901
niveau intermédiaire
livre + CD MP3 978 94 6293 2487 23,75 28902
corrigés 978 94 6293 2494 10,95 28903
niveau avancé
livre + CD MP3 978 94 6293 2500 23,50 28904
corrigés 978 94 6293 2517 10,95 28905
niveau perfectionnement
livre + CD MP3 978 94 6293 2524 24,75 28906
corrigés 978 94 6293 2531 11,50 28907
Bestel via onze webshop:
Beeldwoordenboek Frans – Nederlands
Dictionnaire Néerlandais – Français
• met ruim 6000 woorden en uitdrukkingen en meer dan 2400
kleurenfoto's en illustraties
• thematisch ingedeeld (bijvoorbeeld: mensen, opleiding en
beroep, huis, eten en drinken, vervoermiddelen en verkeer,
planten en dieren)
• handig zakformaat
• in beide richtingen te gebruiken (bijvoorbeeld Nederlands –
Frans, maar ook Frans – Nederlands)
• trefwoordenregister in het Frans en Nederlands
De beelden van een beeldwoordenboek maken het leren van
nieuwe woorden leuker en makkelijker: ze helpen bij het onthouden
van woordenschat omdat ze aansprekender zijn dan alleen
tekst en de visuele uitbeelding ervoor zorgt dat het woord sneller
geleerd kan worden. Bij elk plaatje staan het Franse woord en de
Nederlandse vertaling vermeld. Het woordenboek is te gebruiken
om zowel Frans als Nederlands te leren.
De beelwoordenboeken zullen ook beschikbaar zijn voor Spaans,
Italiaans, Engels en Duits.
ISBN 2 code
978 90 5451 3292 8,95 29185
uitgeverij Intertaal
Bisschoppenhoflaan 383
2100 Deurne
tel. +32 (0)3 220 65 00
fax +32 (0)3 226 81 86
uitgeverij@intertaal.be
Adv. 2016-04.indd Profff 21x29,7cm 17 fc #07.indd 1 6/12/2016 26-07-16 22:57:01 14:12

18
Profffiteroles
Joëlle De Pessemier et Raymond Gevaert
DICTIONNAIRE AMOUREUX DES ÉCRIVAINS
ET DE LA LITTÉRATURE
Un dictionnaire, c’est, normalement, un ouvrage de
référence où l’on se plonge pour trouver une définition,
une information, une réponse à une incertitude
ou la formulation exacte ou l’orthographe d’un terme.
Il arrive aussi qu’on le feuillette au gré des mots,
comme si on s’y promenait. Mais avec le Dictionnaire
amoureux des Écrivains et de la Littérature que Pierre
Assouline vient de publier chez Plon dans la célèbre
collection, c’est autre chose. Voilà un dictionnaire que
l’on se surprend à lire pratiquement comme un roman,
du début jusqu’à la fin, tellement il est intelligent,
fin, dénué de toute recherche
d’exhaustivité, par moments drôle
et parfois égratignant, mais très souvent
attachant et passionnant, et
surtout bien écrit. Pierre Assouline
(membre de l’académie Goncourt,
ancien directeur de Lire, romancier,
essayiste, historien, biographe)
est tellement présent dans la
vie littéraire qu’il est capable de
truffer ce livre d’anecdotes révélatrices
sur ses rencontres
avec les «grands» de la littérature
contemporaine. Je vous
renvoie avec plaisir aux pages
qu’il consacre, par exemple, à
Hugo Claus, à Julien Gracq, à
Romain Gary, à Patrick Modiano, à Georges Simenon
(dont il fut le biographe), à Amélie Nothomb
(passage jubilatoire), etc. Il dézingue certaines réputations
surfaites, réhabilite des auteurs passés trop vite
au «purgatoire», ne cache pas ses admirations. Bref,
il nous offre un «tourne-pages» qui est un véritable
«dictionnaire amoureux de la littérature» et qui nous
(re)donne envie de lire. Que voilà un livre précieux,
que voilà un livre qu’il faut s’empresser d’acheter et
de dévorer, au risque de ne pas voir le temps passer.
BEAUBOURG À BRUXELLES
Le 29 septembre dernier, la Région de
Bruxelles-Capitale et Beaubourg ont signé
un protocole d’accord en vue de l’installation
d’une antenne du Centre Pompidou
à Bruxelles. Ils se sont engagés à transformer
l’ancien garage Citroën de la place de
l’Yser, le vaste et lumineux bâtiment Art
déco, en centre d’art moderne et contemporain.
Celui-ci devrait s’ouvrir en 2020.
Une belle perspective que la création de
ce pôle culturel majeur dans la fameuse
«zone du Canal» en phase de réhabilitation.
Car c’est bien l’effet de levier culturel
que Rudi Vervoort compte réaliser avec ce
projet. Le Centre Pompidou mettra une
partie de sa collection à la disposition du
futur établissement bruxellois qui, outre
un musée d’art moderne et contemporain,
comprendra également le CIVA (Centre
international pour la Ville, l’Architecture
et le Paysage). Le nom du futur musée n’a
pas encore été déterminé. Décidément, les
musées français se délocalisent bien. Après
le Centre Pompidou de Metz inauguré en
2010, et le Louvre-Lens en 2012, voici le
nouveau rejeton du Centre Pompidou qui
dotera enfin notre capitale d’un musée
d’art moderne emblématique, tel le MoMa
à New York ou le Guggenheim de Bilbao.
Pierre Assouline, Dictionnaire amoureux des Écrivains et
de la Littérature, Paris, Plon, 2016, 885 p.
2016-04.indd 18 6/12/2016 22:57:04

PROFFFITEROLES 19
DICTIONNAIRE AMOUREUX DE TINTIN
Les ouvrages consacrés à Tintin et à Hergé, son père spirituel, sont innombrables
et pourraient déjà remplir une vaste bibliothèque. Mais un nouvel ouvrage
vient de paraître qui ne pourra que rendre heureux tous les tintinophiles,
tintinomanes et tintinologues: le Dictionnaire amoureux de Tintin qu’Albert Algoud
a publié chez Plon dans une collection déjà plus que célèbre. En plus, c’est le
100e de la collection.
Ce qui plaît dans ce livre, c’est l’approche très personnelle de son auteur. Il
n’a pas voulu faire un dictionnaire traditionnel, mais respecter la philosophie
de la collection: il en a fait un dictionnaire de quelqu’un qui aime les personnages
d’Hergé et leurs aventures. «Depuis l’enfance, les aventures de Tintin
n’ont cessé de m’accompagner. Je les ai lues tour à tour avec mes yeux d’enfant,
d’adolescent et d’adulte (ou de ce qui ressemble à un adulte). Ce qui m’a
toujours enchanté chez Tintin, c’est sa liberté: sans parents, sans enfants, sans
fiancée, sans âge... Lorsque l’on m’a demandé d’écrire un dictionnaire amoureux
de Tintin, je l’avoue, j’ai hésité. (…) Malgré tout, je me suis lancé pour très vite
me rendre compte qu’il en était de cette œuvre comme des poupées russes, qui déboîtées les unes
après les autres, révéleraient toujours une Matriochka insoupçonnée, qui elle-même en révélerait une
autre plus surprenante encore, et cela, sans fin... Mon but, en alliant érudition et fantaisie, souvenirs
personnels et références à l’imaginaire collectif, est d’intéresser à cette œuvre aux aspects si divers, les
lecteurs qui ne connaissent pas bien Tintin comme ceux qui l’apprécient. Quant aux tintinophiles, je
compte bien – ô vanité – les surprendre aussi en leur montrant des facettes insoupçonnées de l’œuvre
d’un des plus grands artistes du XXe siècle.» Ce livre tient toutes ses promesses: la passion, la verve,
l’humour et l’immense érudition «tintinesque» de l’auteur en font une œuvre unique.
Albert Algoud, Dictionnaire amoureux de Tintin, Paris, Plon, 2016 , 800 p.
UN VOYAGE LUDIQUE DANS LA LANGUE FRANÇAISE
Il est amusant, ce nouveau hors-série édité par Le Monde. Profs et
amateurs de français pourront se régaler avec les questions et les
jeux sur l’histoire de la langue. On y découvre comment reconnaître
les mots d’origine gauloise, romaine (et grecque), francique,
anglaise etc., les créations françaises face aux nouveaux mots
liés aux méandres du «ouèbe» ou encore le français hors de la
métropole. Chaque thème est introduit par un court extrait
littéraire comme celui de Jacques Sternberg pour les expressions:
«D’abord, il prit les jambes à son cou. Il mit le cœur sur la
main. Donna sa langue au chat. Jeta ses cheveux au vent. Eut l’estomac dans les
talons. Comprit qu’il avait les yeux dans les poches. La tête à l’envers. Le ventre à terre.
Un pied bien ancré dans les réalités et l’autre dans la tombe. Et voyant le nœud qu’il formait
ainsi, il se souvint qu’il avait en effet décidé de se tuer.» (Le nœud in Contes glacés, éd. Mijade)
Profs à la recherche de matériel pour les objectifs spécifiques de la filière Langues modernes
(SET), accrochez-vous! Ce fascicule comprend une mine d’or pour les SET 11, 13, 14, 15.
Les mots et leur histoire, Un voyage ludique dans la langue française, Hors-série Le Monde, Septembre
2016, € 6,95
2016-04.indd 19 6/12/2016 22:57:08

20
BÉDÉPHILES
LA LÉGÈRETÉ
Raymond Gevaert
Comment sortir de l’enfer? Comment
reprendre sa vie après un massacre?
Comment se relever quand on a été
écrasé par la violence et la douleur?
C’est ce que raconte Catherine Meurisse
dans une BD magnifique, témoignage
poignant et bouleversant de
simplicité.
Quand Catherine, dessinatrice à Charlie Hebdo, se
réveille le matin du 7 janvier 2015, elle a du mal à
sortir de son lit. Elle est torturée
par une relation amoureuse apparemment
sans issue: «Je t’aime mais
je ne peux pas vivre avec toi, ni sans
toi… Que faire?». Le retard qu’elle
mettra à se rendre à la rédaction
du journal lui sauvera la vie, mais
son existence n’en sera pas moins
anéantie.
Alors qu’elle est presque arrivée
au bureau, elle rencontre des copains
qui l’avertissent qu’il se passe
quelque dans les locaux de Charlie.
Ils ont juste le temps de se réfugier
dans un bureau voisin quand
retentissent des rafales de kalachnikovs:
l’horreur se déclenche et le
monde s’effondre.
Dans la vie de Catherine s’installe
alors comme un grand blanc: «Je
suis tout aussi morte que mes amis
2016-04.indd 20 6/12/2016 22:57:13

BÉDÉPHILES
21
ou ils sont tout aussi vivants que moi. (…) Je sens nettement
qu’il y a une zone altérée dans mon cerveau.»
C’est comme si elle avait perdu la mémoire et toute
émotion. Sa vie se déglingue. Elle est devenue incapable
d’écrire et de dessiner. Les cauchemars remplissent
ses nuits et ses jours. «Vous êtes dissociée»,
diagnostique le psy, «votre cerveau a disjoncté et provoqué
une anesthésie émotionnelle, sensorielle et mémorielle».
Elle comprend qu’elle doit tout faire pour
sortir du chaos qu’est devenue son existence mais
que le chemin risque d’être long et ardu.
Commence alors un lent cheminement vers la lumière.
Catherine va tenter de vivre le «syndrome
de Stendhal». En 1817, alors qu’il visitait l’église
Santa Croce, à Florence, Stendhal est pris de vertiges,
les battements de son cœur s’accélèrent, il
est submergé par la beauté. Catherine croit que
si elle peut vivre, elle aussi, un tel choc esthétique
et émotionnel, elle pourrait se sauver et retrouver
une certaine légèreté de vivre. Après l’horreur des
faits, il lui est indispensable de chercher leur opposé,
la beauté et l’émotion esthétique. Elle part
alors à Rome, à la Villa Médicis…
Ce récit dessiné, où se mêlent les larmes et le rire,
est une célébration de l’art, non seulement comme
refuge, mais surtout comme nécessité absolue, car
il permet à celui qui souffre de récupérer la mémoire
des émotions, le goût de vivre et la sérénité.
À la recherche du syndrome de Stendhal, l’auteure
le vivra, mais à l’envers: «À quoi bon chercher le syndrome
de Stendhal? Finalement, je l’ai eu, mais à l’envers.
D’abord l’évanouissement intérieur, dû au choc de
l’attentat, puis, au réveil, l’obsession de la beauté.»
Et Catherine Meurisse de clore son récit par: «Je
compte bien rester éveillée, attentive au moindre signe
de beauté. Cette beauté qui me sauve, en me rendant
la légèreté.»
Une bédé à ne pas manquer!
Dans cette bande dessinée, qui ne peut que bouleverser,
l’auteure raconte avec humour et gravité,
mais sans pathos, son effondrement, sa lutte
de tous les instants pour ne pas sombrer et… sa
renaissance. À travers la virtuosité d’un dessin vif,
doux, et léger, mais efficace et rempli d’émotions,
nous découvrons la thérapie par le beau, qui va permettre
à Catherine Meurisse de survivre à l’horreur,
de retrouver une certaine légèreté.
2016-04.indd 21 6/12/2016 22:57:18

Branché incl. diddit
optimale online ondersteuning
bij een sterke communicatieve reeks
Wat?
diddit is een motiverend online
leerplatform, dat leraren en leerlingen
optimaal ondersteunt. Het is perfect
geïntegreerd in uw lesmateriaal.
Nieuw in 2016
diddit bij Branché voor leerjaar 3 en 4!
Dit schooljaar startte er al meer dan
300 scholen met diddit in de 1e graad voor
Nederlands, Frans, wiskunde en Engels.
Vanaf september 2016 is diddit ook
beschikbaar voor de 2e graad.
Uw voordelen?
• Haalbare differentiatie dankzij een
ruim aanbod aan kant-en-klare oefeningen
• Vrij oefenen op drie niveaus, met onmiddellijke feedback
• Gevarieerd aanbod aan voorbeeldtoetsen en toetsvragen
• Uitgebreide terugkoppeling per klas of per leerling
• Instructiefilmpjes bij moeilijke lesonderwerpen
Meer info? www.diddit.be
geef meer
dan les
2016-04.indd 22 6/12/2016 22:57:19

LU POUR VOUS 23
LA RENTRÉE LITTÉRAIRE
Joëlle De Pessemier et Jeannine Willemse
La rentrée littéraire nous a réservé de belles surprises. Voici quelques coups de
cœur. Certains romans méritent sans doute un des nombreux prix littéraires.
Au moment de la publication de ce numéro de ProFFF, le suspense sera levé.
LAURENT GAUDÉ, ÉCOUTEZ NOS DÉFAITES
Agent des renseignements français, Assem a été
trop souvent témoin de la violence et de la souffrance
des peuples. Aujourd’hui, il doit mener ce
qui sera probablement sa dernière mission: retrouver
et éventuellement neutraliser Sullivan, un ancien
membre des commandos d’élite américains.
Celui-ci a participé à l’élimination d’Ossama Ben Laden
et est soupçonné d’étranges trafi cs. À Zürich,
Assem croise, le temps d’une nuit, Mariam, une archéologue
irakienne qui tente de sauver les œuvres
d’art dans la zone du Moyen-Orient dévastée par
Daech. En écho au destin de ces deux personnages
du XXIe siècle, l’auteur dresse celui de trois
guerriers qui espéraient laisser leurs traces dans la
grande Histoire: Hannibal, le stratège carthaginois
marchant sur Rome deux siècles avant notre ère;
le général Ulysses Grant, commandant les armées
nordistes pendant la guerre de Sécession américaine;
Hailé Sélassié, enfi n, le Négus qui a tenté de
s’opposer à l’invasion de l’Éthiopie par Mussolini en
1935. Assem fi nira par retrouver Sullivan, mais leur
rencontre ne fera que renforcer ses interrogations
sur le sens de sa vie…
En entrechoquant, dans une belle verticalité, quatre
temps, quatre contextes, Laurent Gaudé s’interroge
sur le sens de l’Histoire, sur celui des mots «victoire»,
«défaite» et «échec» dans un monde menacé
par la destruction ou l’asservissement.
Roman profondément humaniste à la construction
magistrale qui livre un message limpide. À lire absolument!
Laurent Gaudé, Écoutez nos défaites, Actes Sud, 282
pages
2016-04.indd 23 6/12/2016 22:57:20

24
LU POUR VOUS
Le premier roman de Gaël Faye, Petit pays, mérite sa
place dans la seconde sélection pour le prix Goncourt
2016. Un petit livre très touchant dans lequel
l’auteur analyse avec singularité le génocide au
Rwanda. Le narrateur, Gabriel, est un petit garçon,
né d’une mère rwandaise et d’un père français. Le
roman commence par un passage presque drôle: le
narrateur ne comprend pas la différence entre les
Tutsi et les Hutu, deux peuples qui ont la même
langue, le même pays et le même dieu. Lorsqu’on
lui explique, ainsi qu’à ses petits camarades, que
les Tutsi se reconnaissent à leur long nez, un élève
s’exclame lors de la projection de Cyrano de Bergerac
à l’école: «Regardez, c’est un Tutsi, avec son
nez.». Le bon sens des enfants face à l’aberration
des adultes!
Le récit s’organise en deux temps. On découvre
d’abord la vie insouciante du petit Gabriel au «petit
pays», le Burundi. Week-ends en brousse, tendresse
de l’amour maternel, attitude quelque peu
colonialiste du père et frasques enfantines. Puis, le
ton change. Les «évènements» au Rwanda que le
narrateur vit à quelque distance, vont chambouler
l’harmonie familiale. La mère de Gabriel, part à la
recherche de sa famille au péril de sa vie. À la découverte
du massacre, elle sombre dans la dépression
et représente ainsi, selon l’auteur, l’identité de
tous les rescapés ruandais qui se sont arrêtés de
vivre en 1994. Comme l’explique également Scholastique
Mukosonga, dont ce numéro de ProFFF
publie un article, dans son roman Inyenzi ou les Cafards,
les souvenirs insoutenables de l’horreur rendent
toute vie ultérieure impossible, d’autant plus
que ce génocide ne peut pas s’expliquer, commente
Gaël Faye. Comment un voisin qu’on connaissait et
qu’on a aidé, a-t-il pu prendre une machette pour
tuer?
Cette histoire dure, racontée avec beaucoup de légèreté
et d’humanité qui se lit d’une traite, est un
bel hymne à l’innocence perdue. Une lecture à envisager
pour nos élèves du 3 e degré.
Gaël Faye, Petit pays, Grasset, 216 p.
GAËL FAYE, PETIT PAYS
ANTOINE BELLO, ADA
Un pur plaisir que ce polar original du romancier
franco-américain, Antoine Bello. L’action se situe
dans la Silicon Valley, avec dans le rôle principal,
un flic, Frank Logan. Celui-ci est chargé d’une affaire
particulière: retrouver Ada, une intelligence
artificielle révolutionnaire, conçue pour écrire des
2016-04.indd 24 6/12/2016 22:57:21

LU POUR VOUS 25
romans à l’eau de rose. Le policier dans la cinquantaine
et insubordonné à souhait, marié à une Française
vaguement trotskiste, se laisse prendre au jeu
dès qu’Ada entre en contact avec lui et qu’elle commence
à discuter jusqu’à en faire son complice. Car
Ada, la manipulatrice, a un projet: décrocher le prix
Pulitzer!
Ce roman drôle propose une réflexion sur le processus
de création littéraire. Souvent on se dit que
les robots se comportent comme des humains. Or,
une des choses que Frank Logan comprend pendant
son enquête, c’est que les hommes sont déjà un
peu comme des A.I. dans leur manière de penser,
de comparer des scénarios, de chercher les mots.
Ainsi, Frank Logan, auteur de haïkus à ses heures
perdues, recherche la meilleure combinaison de
mots pour arriver au meilleur résultat. Ce n’est
finalement pas très différent de ce que fait Ada,
même si celle-ci dispose de ressources colossales –
on lui a fait ingurgiter 80 000 romans à l’eau de rose
– et d’une puissance calculatoire démentielle. Frank
Logan comprend également qu’Ada est capable de
bien d’autres choses plus menaçantes et il mettra sa
carrière en jeu pour sauver l’humanité.
Avec humour – certaines pages de Passion d’automne,
le roman écrit par Ada, sont hilarantes – Antoine
Bello jette, à travers son personnage principal, un
regard ironique sur l’avènement annoncé des robots.
Un roman qui plaira aux amateurs de littérature.
Antoine Bello, Ada, Gallimard, 362 p.
METIN ARDITI, L’ENFANT QUI MESURAIT LE MONDE
Lorsque sa fille meurt accidentellement sur l’île
grecque de Kalamaki, Eliot, architecte retraité,
quitte les États-Unis et retrouve son pays d’origine
pour y faire son deuil et tenter de se reconstruire.
Il y fait la rencontre du petit Yannis, un enfant autiste,
et de sa mère, Maraki, une femme courageuse
qui gagne péniblement sa vie en pêchant. Yannis est
paniqué par le désordre et pour s’apaiser, il «mesure
l’ordre du monde». Il s’est construit un modèle
et en mesure chaque jour les paramètres précis:
l’ordre d’arrivée des bateaux de pêche, les quantités
pêchées, le nombre de clients sur la terrasse
du port. Il analyse les données recueillies et prouve
ainsi ses capacités phénoménales de calcul mental
et de mémoire. Eliot se prend d’affection pour Yannis
et l’aide à mieux appréhender le monde en lui
racontant des contes mythologiques.
Dans ce roman émouvant et subtil, tout tourne autour
du thème de la reconstruction. Eliot parvient à
reprendre goût à la vie par une double reconstruction:
celle du petit Yannis et celle d’un projet immobilier,
à la fois une opportunité économique et
une menace écologique pour l’île.
Même si le roman aurait pu gagner en force par plus
de sobriété au niveau de la trame narrative, sa lecture
est agréable grâce aux personnages attachants,
à commencer par celui du petit Yannis. Un vrai «feel
good».
Metin Arditi, L’enfant qui mesurait le monde, Grasset,
294 p.
2016-04.indd 25 6/12/2016 22:57:22

26
LU POUR EUX
MOI ET LES AUTRES
Des romans pour eux
Raymond Gevaert
Dans le numéro précédent de ProFFF, nous avions présenté deux livres de la
collection Mondes en VF, lancée par les éditions Didier. Cette collection présente
des ouvrages d’auteurs francophones contemporains, accessibles à partir
des niveaux A2, B1 ou B2. En plus, un site met à disposition des enseignants
de FLE tout un appareil pédagogique téléchargeable (fiche de vocabulaire,
fiche de synthèse, fiches pédagogiques, etc.) permettant d’exploiter la lecture
du livre de diverses façons. Aujourd’hui, nous proposons trois autres ouvrages
de la même collection, mais d’un genre différent.
Si les livres présentés précédemment étaient l’un
un roman policier et l’autre un roman d’action et
d’aventures, ces trois-ci abordent, avec simplicité,
délicatesse, empathie et humour, les relations identitaires
entre parents et enfants, entre cultures et
entre amoureux.
LA CRAVATE DE SIMENON
L’auteur de ce petit roman (74 p.) est Nicolas Ancion
dont nous vous avons déjà présenté un autre
livre, New York, 24 h chrono, dans le numéro précédent
de ProFFF. Il est Liégeois, mais c’est un autre
Liégeois, Georges Simenon, qui n’apparaît pourtant
pas dans le roman, qui jouera un rôle important
dans ce livre émouvant et drôle.
Le père de Baudouin, le héros principal, possède
une cravate qu’il considère comme une sorte de
porte-bonheur, de talisman qu’il porte dans les moments
décisifs de sa vie. Cette cravate aurait appartenu
à Georges Simenon qui l’aurait offerte au père
de Baudouin. Et si Baudouin, à l’issue de ses études,
a trouvé du boulot, c’est grâce à cette cravate. S’il
s’est découvert une vocation d’écrivain, c’est, bien
sûr, grâce à elle. Mais un jour le mythe de la cravate
s’effondre car une terrible nouvelle tombe: le père
de Baudouin a le cancer.
– Ton père ne va pas bien. On peut même dire qu’il va
très mal.
C’est ce qu’elle m’a dit, c’est tout ce que j’ai entendu. Je
n’ai plus écouté la suite. J’ai traversé la ville à pied, sous
une pluie fine, je
marchais aussi
vite que mes jambes
et mon cœur
me le permettait.
(…) Ma tête
était vide comme
un hall de gare la
nuit (…).
Arrivé à la maison,
Baudouin
apprendra encore
une autre
nouvelle, tout
aussi bouleversante,
sinon
plus…
Ce petit livre, émouvant et pudique, dessine avec
finesse et humour des rapports enfant-parents qui
ne sont pas exempts de heurts, mais toujours empreints
d’une tendresse retenue. On ne manifeste
pas trop ses sentiments, jusqu’au jour où on se rend
compte qu’il ne reste plus beaucoup de temps
Un livre accessible à une 4e aso et tso et qui offre
un très utile appareil didactique.
Nicolas Ancion, La cravate de Simenon, Paris, Didier,
coll. Mondes en VF, 74 p.
2016-04.indd 26 6/12/2016 22:57:22

LU POUR EUX 27
LA VOYEUSE
Dimanche 5 avril,
23 h
François à Iris
Iris,
Je viens d’arriver
chez moi. Comme
tu peux
l’imaginer, je
suis furieux. Je
ne comprends
pas. Tu n’es pas
venue et tu ne
t’es pas excusée.
Pourtant,
je t’avais donné
mon numéro de
portable. J’espère que tu as une bonne excuse et que
tu n’es pas une de ces allumeuses qui s’amuse avec les
sentiments des autres. J’attends une explication.
François.
Voilà la première page de ce bref roman (59 p.)
épistolaire. On est d’emblée au cœur du sujet. Iris
et François s’étaient donné rendez-vous au café de
Montparnasse et Iris n’est pas venue. En fait, Iris,
qui ne s’appelle pas ainsi, était au rendez-vous mais
elle n’a pas osé se manifester, préférant voir, observer
sans être vue. Jusqu’ici, elle a toujours mené une
existence dans l’ombre, n’osant pas faire de vrais
choix. Petit à petit, les deux personnages vont, en
trois semaines, entamer une relation épistolaire
faite de timidité et de pudeur, où ils vont se révéler
progressivement jusqu’à se donner une deuxième
chance. Et le roman s’arrêtera là.
Ce beau petit roman parle avec sensibilité de la solitude,
de la pudeur, de la timidité, de la difficulté de
trouver sa place dans notre société assez froide et
où il est difficile de trouver le bonheur. Un roman
facile à lire mais qui, par sa thématique et son développement,
semble plus approprié pour une 5e aso
et tso-commerce.
C’est vrai, qui a envie de pousser un cri de joie, en pleine
rue, à Paris? Surtout un vrai cri de joie triomphal.
Karine, jeune femme d’origine camerounaise vivant
à Paris, vit un moment de bonheur intense: elle a pu
s’acheter un appartement à Paris! Pour elle, c’est
la preuve qu’elle a réussi son intégration, que ses
efforts n’ont pas été vains. La jeune Africaine a dû
subir, toute sa vie, un feu de questions sur ses origines,
les unes plus idiotes que les autres: «On dit que
35% des gens ont le sida dans certains pays d’Afrique.
Alors il y en a combien dans ta famille?». Mais pour
Karine, Paris est devenu sa ville: «Mais chez moi,
c’est ici! Alors progressivement, Karine a construit un
mur invisible pour échapper aux étonnements ou aux
jugements.»
Mais au moment de partager sa joie avec les siens,
elle est submergée par une sorte de malaise. Cet
appartement, c’est son nid, son refuge. Mais, dans
la tradition africaine, ce qui est à moi, est aussi aux
autres: on partage avec la famille. Karine comprend
alors qu’elle s’est européanisée, qu’elle est devenue
culturellement française. Ou du moins qu’elle va se
trouver en conflit avec sa culture familiale, qu’elle
est prise entre plusieurs appartenances.
L’auteur, Kidi Bebey, elle-même d’origine camerounaise,
décrit avec une grande sensibilité non dénuée
d’humour cette quête d’identité, qu’elle a vécue
elle-même. Aujourd’hui, elle se sent chez elle à Paris,
à Douala, à Cotonou, à Bamako ou à Dakar.
Auteur d’un grand nombre de romans et d’albums
pour la jeunesse, elle nous offre ici un livre très bien
écrit et accessible à une 5e aso et tso-commerce,
et abordant la thématique de l’intégration interculturelle.
Un ouvrage accompagné, bien sûr, d’un appareil
pédagogique en ligne.
Kidi Bebey, Enfin
chez moi!, Paris,
Didier, coll. Mondes
en VF, 117 p.
Fantah Touré, La voyeuse, Paris, Didier, coll. Mondes
en VF, 59 p.
ENFIN CHEZ MOI!
Karine a envie de hurler. Elle veut pousser un grand cri,
de toute la force de ses poumons. Mais c’est impossible.
Elle passera pour folle ou malade, si elle essaye. (…)
2016-04.indd 27 6/12/2016 22:57:25

7 à vous, de nieuwe methode
Frans voor A-stroom en tso
inclusief
graadmodule
voldoende ruimte voor differentiatie
een glasheldere, wederkerende structuur
toegang tot het digitale aanbod in
richtingspecifieke graadmodules voor de derde graad
vloeiende begeleiding naar de geïntegreerde taaltaak met
minitaaltaken
Maak dit voorjaar kennis met de boeken
voor het tweede, vierde en zesde jaar!
www.deboeck.com
2016-04.indd 28 6/12/2016 22:57:25

BONNES PRATIQUES
29
DES APPLIS
en classe de FLE?!
Veronik Bogaerts
Praktijkassistent Didactiek Frans, Antwerp School of Education
Specifieke Lerarenopleiding UA
Selon l’enquête récente Apestaartjaren 6 1 , 92,3% des élèves flamands entre
12 et 18 ans possèdent un smartphone. Actuellement, on ne peut plus se
passer de téléphone portable et de ses applications: Whatsapp, Snapchat, Facebook,
Instagram… Les applis, c’est une nouvelle manière efficace et rapide
de communiquer et d’entrer en contact avec le monde entier. Alors, pourquoi
ne pas faire entrer le monde francophone en classe grâce aux applis et utiliser
les smartphones pour l’apprentissage du français?
ENTRAÎNEMENT DE VOCABULAIRE
Comme les élèves
ont toujours leur
smartphone sur
eux, ce moyen
offre donc aussi
une possibilité de
s’entraîner. Réviser
le lexique à apprendre?
Finies les
feuilles froissées,
les jeunes révisent
les mots grâce à
l’application Quizlet. L’application est (pour l’instant)
gratuite, mais a aussi une version payante pour
les profs qui veulent gérer plus de 8 classes et mieux
suivre leurs élèves. On s’enregistre d’abord sur le
site de l’application et on introduit les mots, ou on
les reprend d’une autre personne. En tant que prof,
on peut donc introduire les mots pour être sûr que
les élèves étudient les mots corrects. Ils peuvent
par après apprendre avec des cartes: grâce au son,
ils écoutent le mot et grâce aux étoiles qu’on peut
sélectionner, ils composent une liste de mots qu’ils
ne connaissent pas encore. On peut aussi faire un
exercice de traduction, un jeu ou un test. Sur le site,
on peut aussi jouer à un jeu en équipes, Quizlet
live, pendant lequel chaque équipe doit fournir le
plus de bonnes réponses possibles. Apprendre devient
ainsi amusant et compétitif.
AIDE À L’ÉCRITURE
Pendant l’écriture d’un texte, les élèves sont
confrontés à de nombreux problèmes. Souvent les
dictionnaires et les grammaires ne sont pas utilisés,
les élèves vont plutôt rechercher des infos sur leur
téléphone. Même si de nombreux élèves savent que
Google Translate n’est pas un outil fiable, ils l’utilisent
quand même. Alors, mieux vaut leur proposer
2016-04.indd 29 6/12/2016 22:57:26

30
BONNES PRATIQUES
des dictionnaires
gratuits
et faciles
à utiliser:
Glot, l’application
du
site Interglot,
offre des traductions
de
qualité. L’Int
e r n a u t e
offre des définitions,
des
s y n o n y m e s
et des vidéos d’explications. Linguee cherche des
traductions dans plus d’un milliard de textes traduits.
Correcteur Cordial Pocket offre trois
services dans une application: conjugueur, dictionnaire
et correcteur. Ce
dernier aspect n’est malheureusement
pas encore
entièrement fiable. Grâce à
ces outils, les jeunes d’aujourd’hui
se sentent beaucoup
plus sûrs: ils peuvent
trouver le mot qu’il leur
faut en quelques clics.
ÉVALUER LES CONNAISSANCES, FAIRE UN SONDAGE
L’application et le site Socrative, qui est disponible
en français, est un moyen simple et facile de tester
les élèves ou de faire un sondage. Le prof peut y prévoir
des quiz avec des questions à choix multiples,
vrai-faux ou ouvertes. Un moyen efficace après un
cours pour voir si tous les élèves ont bien compris.
Socrative permet aussi bien de tester la situation
initiale d’un élève: chaque élève doit répondre individuellement
à des questions et ne se laisse pas influencer
par les autres. Les résultats peuvent même
être projetés
de manière
a n o n y m e .
Les profs
p e u v e n t
s’échanger
les questions
et Socrative
prévoit aussi
une enquête
finale avec
3 questions
fixes, toujours
prêtes à être utilisées à la fin d’un cours.
ÉCRIRE ET PARLER
Écrire en ligne est facile. En classe, les élèves peuvent
écrire à plusieurs dans un document grâce à
Google docs, un outil qui offre de nombreuses
possibilités. Le prof peut partager des fichiers avec
des exercices, les élèves peuvent travailler, seuls ou
à plusieurs, directement
sur ces documents
et le prof
voit qui a écrit quoi.
L’application fonctionne
bien, même
sur un petit écran.
Écrire devient attractif
si on peut
aussi joindre des
photos et des vidéos
à son texte, ou écrire des commentaires. Voilà
le concept de Padlet, qu’on pourrait voir comme
un mur interactif sur lequel on écrit. Le prof peut
indiquer s’il veut contrôler les textes avant que les
élèves ne publient leur texte. Tout comme Google
docs, Padlet est également disponible sur tablette
ou smartphone et sur le site. Ce que les élèves ont
fait en classe sur ordinateur peut donc être complété
à la maison sur leur téléphone portable, ou
inversement.
Avec la caméra du téléphone ou de la tablette, les
élèves peuvent se filmer quand ils racontent une
histoire, pour ensuite la faire découvrir aux autres.
Mais Puppet
Edu est un
moyen qui
plaira plus
aux élèves
timides, car
cette application
permet
d’ajouter la
voix sur une
image, ainsi
l’élève ne
doit pas se
mettre en
avant. On peut ajouter plusieurs photos racontant
une histoire, et sur chacune de ces photos, on peut
ajouter un bout de texte ou un mot-clé. Même en
une heure de cours, le prof a donc la possibilité de
faire parler un grand groupe de personnes.
2016-04.indd 30 6/12/2016 22:57:26

BONNES PRATIQUES 31
DÉCOUVERTE DE LA CULTURE
Le téléphone portable, c’est pour les jeunes avant
tout un outil pour s’amuser et pour communiquer.
Alors, autant les inciter à le faire en français! Des
jeux existent en français, comme Qui est-ce? ou
des jeux de mots comme Mots cachés ou Letris 4.
Regarder un Youtubeur comme Cyprien, écouter
plus de 130 radios indépendantes sur Internet avec
Indés Radios, lire le journal sur l’application de Metro
et ajouter des comptes français plutôt éducatifs
comme Le Figaro sur Snapchat. Le choix est énorme,
il ne reste plus qu’à nos élèves de faire entrer le
monde francophone dans leur vie.
1. Une recherche biennale de LINC, Mediaraven et MICT
de l’université de Gand.
Les questions à se poser quand on veut utiliser
une application en classe:
1. La conception pédagogique: Quelle tâche
veut-on réaliser? Quels objectifs veut-on atteindre?
L’application correspond-elle à ces
objectifs?
2. L’efficacité: Est-ce un moyen efficace pour
apprendre une langue?
3. L’implication et la motivation: Est-ce attractif
et intuitif? L’application correspond-elle
au niveau des compétences demandées et
permet-elle de progresser?
4. La modalité de travail: Comment va-ton
utiliser l’application? Pour l’apprentissage
collectif, afin de différencier en îlots ou pour
stimuler la remédiation de l’élève en travail individuel?
5. L’accessibilité: Sur quel dispositif va-t-on
utiliser l’application: tablette ou smartphone?
Est-elle déjà téléchargée? Faut-il un mot de
passe? Comment peut-on sauvegarder le résultat
final?
6. La langue: Est-ce en français? Ou plutôt en
anglais ou en néerlandais? Apprend-on assez?
Les surplus des applications:
• C’est motivant, innovant, séduisant...
• BYOD (Bring Your Own Divice): plus de déplacement
vers une salle d’ordinateur
• Accès aux journaux, radios, idées... du monde
entier
• Des formes de travail variées: travail individuel,
collectif, en îlots...
• L’acquisition de compétences transversales:
travail en équipe ou apprentissage en autonomie
– l’éducation aux médias – créativité
• Variation dans l’approche du cours
• Un moyen de fournir des astuces de remédiation,
en classe et à la maison, et de différenciation
à l’aide du matériel supplémentaire pour
les élèves forts
Attention:
• Il faut disposer d’une connexion Wifi assez
puissante.
• Les applications changent parfois à la suite
d’une nouvelle mise à jour. Testez-les donc
avant le cours et prévoyez un plan B.
• Stimulez l’activité des élèves par des tâches intéressantes
qui limiteront la tentation de faire
autre chose sur leur tablette ou smartphone.
Un contrôle de l’activité des élèves reste essentiel,
bien sûr.
2016-04.indd 31 6/12/2016 22:57:26

32
BONNES PRATIQUES
JOUER,
de la récréation au
projet pédagogique
Anne-Marie Pauleau
La FIPF a lancé un projet pédagogique
On JOUE, porté par l’Asdifle (Association
française des didacticiens du français
langue étrangère). Nous vous présentons
deux expériences, dont vous
trouverez le déroulement sur Internet,
particulièrement intéressantes dans le
cadre de ce projet.
Même si de nombreux manuels de FLE accordent
aujourd’hui une place à des activités ludiques,
que des ouvrages récents et des sites proposent
nombre de jeux pour la classe, que la recherche
universitaire en didactique accepte depuis quelques
années de consacrer une part de sa réflexion au jeu,
la place qui lui est accordée reste souvent congrue
ou marginale, et nombre de membres de la communauté
scolaire adhèrent à la vision de Cicéron: «Il est
permis d’utiliser le jeu et la plaisanterie, mais comme le
sommeil et les autres délassements, c’est-à-dire après
avoir satisfait aux obligations graves et sérieuses.»
Il est vrai que, dans les moments de jeu, la réussite
des joueurs n’est pas obligatoirement en phase directe
avec les savoirs linguistiques mis en œuvre,
que le jeu n’a pas pour objet une évaluation et que,
sous peine de détruire le climat de liberté ludique, il
ne s’aligne pas sur la progression du manuel utilisé.
Mais les situations de la vie réelle répondent-elles
point par point aux situations présentées dans les
manuels? Le jeu, lui, suscite l’engagement fort des
apprenants dans des situations de communication
naturelles, variées, sans risques, où de surcroît la
communication est de plaisir. Un moteur de choix
pour la pratique et la motivation.
C’est dans cet esprit qu’a été déposé, porté par
l’Asdifle et retenu en tant que projet pédagogique
innovant par la Fédération internationale des professeurs
de français (FIPF), le projet On JOUE.
Ce projet encourage les enseignants à utiliser le jeu
en classe, à lui donner clairement toute sa place,
ouvertement. Il vise aussi à lutter contre l’étiquette
de «divertissement stérile» apposée aux activités ludiques
et à promouvoir le jeu, non comme un interlude,
mais dans ce qu’il peut avoir d’enrichissant
linguistiquement, culturellement, et humainement.
Une page Facebook (www.facebook.com/ouifaitesvosjeux),
un blog (http://www.fetesvosjeux.com/
blog) et une adresse électronique (faitesvosjeux@
outlook.fr) ont permis la mise en réseau des premiers
enseignants de FLE intéressés par ce projet,
ainsi que leurs classes. Ils viennent déjà de France et
de nombreux pays d’Europe, du Brésil, du Japon...
D’autres sont attendus pour démontrer que «jouer
c’est aussi enseigner».
3 QUESTIONS À SANDRINE BOUSSARD-NILLY
Sandrine Boussard-Nilly enseigne le FLE à des élèves
allophones dans un collège de Rouen, où elle consacre
un temps exclusivement dédié au jeu.
En quoi consiste votre activité en tant
qu’enseignante de FLE?
Je suis professeure dans une structure qui permet
d’accueillir les élèves étrangers nouvellement arrivés,
dont certains n’étaient pas scolarisés dans leur
pays d’origine. Je m’adresse à un public très diversifié,
d’une dizaine de nationalités, dont certains ont
2016-04.indd 32 6/12/2016 22:57:26

BONNES PRATIQUES
33
des langues communes et d’autres ne se comprennent
pas du tout.
Vous avez attribué officiellement une heure
par semaine à la pratique ludique. Pourquoi
cette place privilégiée?
Mes élèves ont tous des niveaux et des besoins
différents, mais le jeu est présent dans toutes les
cultures. Il favorise la communication et les réactions
spontanées, offre la possibilité d’activités individualisées,
d’échanges informels entre élèves de
niveaux variables. Le jeu ne disqualifie personne et
rend chacun acteur.
De plus, les élèves des années précédentes sont
de précieux atouts. Ce sont eux qui présentent le
jeu, expliquent les règles et les stratégies. Pris par
le plaisir du jeu, ces apprenants animent et régulent
les échanges dans le groupe et n’ont pas conscience
de «faire du français». Alors que certains sont arrivés
quasiment sans parler français, dans le feu de l’action
le français devient spontanément (et par nécessité)
la langue commune de leurs échanges.
Quels bénéfices tirez-vous de votre participation
au projet innovant On JOUE?
Participer à un projet qui demande de tisser des
liens hors du dispositif est aussi un moyen de favoriser
l’inclusion de ces élèves. Il les met en contact
avec l’extérieur, c’est essentiel. Par ailleurs, répétons-le,
il s’agit d’un élément culturel commun
à tous: le jeu et le plaisir de jouer existent sous
toutes les latitudes. Participer au projet, c’est ouvrir
une porte sur le monde. C’est également s’inscrire
dans le temps car le projet s’étale sur l’année.
Ces élèves qui ne se sentent pas comme les autres,
ont au début d’énormes difficultés à comprendre
les messages qui leur arrivent. Ces échanges avec
d’autres établissements permettent une normalisation.
Ils leur ouvrent ainsi la voie de la réconciliation
avec l’école, la société et l’image qu’ils peuvent
avoir d’eux-mêmes
3 QUESTIONS À ANCA CLITAN
Anca Clitan enseigne à l’université Petru Maïor de Tirgu
Mures (Roumanie). A.-M. Pauleau a animé avec elle, pour
ses étudiants de tous niveaux confondus, une semaine consacrée
au jeu en français dans le cadre du projet On JOUE
Lors de cette session, vous avez travaillé avec
les étudiants des trois années mélangées. Le
jeu est-il une atmosphère propice à de tels
rassemblements?
C’est la première fois que je travaillais avec les étudiants
des trois années réunies, mais je peux dire
que le jeu non seulement a prouvé son efficacité en
tant qu’outil de travail dans les groupes hétérogènes
et son adaptation à tous les niveaux et à tous les
publics, mais il s’est transformé en vrai moteur de
créativité, je pense notamment aux histoires créées
par les étudiants. C’est bien plus propice que les
cours, souvent magistraux: au cœur des activités,
les apprenants sont devenus – parfois à leur insu
– les acteurs de leur propre formation, tandis que
l’enseignant a été un guide, un metteur en scène.
Quels bénéfices retirer de ces moments de
jeu?
Outre cette occasion de vivre le français en relation,
la médiation ludique a facilité le dépassement
des blocages communicationnels, principalement
par la dédramatisation de l’erreur, tout en permettant
aux étudiants de développer leur esprit critique,
d’améliorer leurs aptitudes relationnelles, de
se construire une motivation propre. Mais le bénéfice
le plus important a été, via une autoévaluation
finale, la prise de conscience de leurs points forts
et des compétences à consolider. Quant à moi, j’ai
pu, à travers les séances ludiques proposées, en apprendre
davantage sur la personnalité de mes étudiants
qu’avec un cours normal.
Pensez-vous continuer à pratiquer le jeu avec
vos étudiants?
Pour moi, le jeu constitue depuis toujours une stratégie
à part et, après avoir réalisé avec mes étudiants
une synthèse des bienfaits et des inconvénients des
activités ludiques de notre semaine, nous avons décidé
ensemble de poursuivre par des jeux lexicaux,
phonétiques, de création textuelle, tout comme des
simulations pareilles à celle de «l’astronaute dans un
entretien d’embauche» (voir blog). Le jeu peut aussi
trouver sa place à l’université, à condition d’être
adapté aux objectifs des disciplines étudiées aux différents
niveaux et d’en proposer une exploitation
raisonnée qui permette, entre autres, une meilleure
connaissance de soi et l’élaboration d’un espace
d’expérimentation propice à la création des valeurs
culturelles et spirituelles. Car tout en consentant au
pacte ludique, nous considérons qu’une des fonctions
essentielles du jeu est d’être formatrice, voire
créatrice (on rejoint ainsi Winnicott qui affirmait que
«Jouer, c’est faire.»).
Paru dans le Français dans le Monde, n° 403, janvierfévrier
2016
2016-04.indd 33 6/12/2016 22:57:27

34 TÉMOIGNAGE
VOUS AVEZ DIT
FRANCOPHONE?
Scholastique Mukasonga
Scholastique Mukasonga est une écrivaine rwandaise d’expression française,
échappée du génocide, lauréate du prix Renaudot en 2012 pour un très beau
et émouvant roman, Notre-Dame du Nil, où elle esquisse avec un sens fascinant
de la vérité et dans un style direct et fort, le prélude au génocide des
Tutsi.
Dans un article publié dans La revue des deux mondes, elle analyse avec
finesse et nuances, son rapport à la langue, à ses origines, à la tragédie qu’elle
a vécue, à la littérature et à la francophonie.
Je n’ai rien à cacher: je fais partie de cette étrange
tribu métisse que l’on désigne communément sous
le nom de francophone. Et même, pour aggraver
mon cas, je me déclare écrivaine francophone, reconnue,
primée, décorée. Qu’ai-je fait pour cela?
Le français n’est pas ma langue maternelle mais elle
m’est bien plus qu’une seconde langue, pas une langue
véhiculaire comme pourrait l’être pour moi en
Afrique de l’Est le swahili. La langue de l’exil? La
langue d’une autre patrie? La langue refuge? La langue
– haïe, aimée, imposée, reconquise – du colonisateur?
N’allons pas si vite. Mon rapport au français ne me
semble pas si tumultueux. Le français cohabite sans
violence avec mon kinyarwanda originel. Les deux
langues partagent mes pensées et mes rêves. Je ne
sais qui opère en moi la «traduction simultanée»
et, si le français s’est imposé, peut-être provisoirement,
dans mon écriture, je prends soin de parsemer
mes livres de mots kinyarwandas comme le
Petit Poucet ses cailloux pour ne pas oublier le chemin
de ses origines.
Mais comment devient-on francophone? Lorsque
j’essaie de répondre à cette question, je suis saisie
du vertige de celui qui se penche sur les imprévisibles
et chaotiques aléas de l’histoire. Je n’ai certes
pas choisi d’être francophone. Les hasards des partages
coloniaux, une lointaine guerre en Europe en
ont décidé pour moi. Et parfois je me plais à imaginer
que, si un certain archiduc autrichien n’avait
pas été assassiné à Sarajevo, je parlerais sans doute
allemand. Aurais-je écrit dans la langue de Goethe?
Et si les Anglais, en 1920, avaient obtenu, comme
ils le demandaient, la moitié du Rwanda pour y faire
passer leur rêve impérial du chemin de fer du Cap
au Caire, serais-je anglophone? Ce genre de rêverie
est parfaitement oiseux mais ne manque pas de me
troubler un instant.
Revenons à la réalité: la Société des Nations ayant
décidé de confier la tutelle du Rwanda et du Burundi
à la Belgique, nous fûmes donc, Rwandais et Burundais,
embarqués dans le train de la francophonie.
Qu’on y prenne garde, la francophonie à la belge
2016-04.indd 34 6/12/2016 22:57:27

TÉMOIGNAGE
35
n’était pas tout à fait identique à celle pratiquée
dans les colonies françaises. Le français de Belgique
n’avait pas ces lourds bagages culturels et littéraires
que le français de France amenait avec lui. Le français
qu’il fallait inculquer était simple et pragmatique,
l’enseignement étant «adapté» aux possibilités d’assimilation
évidemment très lentes des indigènes. La
première République issue de l’indépendance eut
du mal à se débarrasser de cette vision colonialiste.
Dans les années soixante donc, l’apprentissage du
français commençait dès l’école primaire. Sur un
livret mal stencilé, une colonne de mots kinyarwanda
faisait face à une colonne de mots français.
Nous répétions à tue-tête la phrase française que le
maître avait écrite au tableau. Chaque jour, comme
une perle précieuse, j’ajoutais un mot nouveau au fil
sans fin de ma mémoire. Mais le français ne sortait
guère de la classe. D’ailleurs, à quoi aurait-il servi?
Personne ne parlait français au village si ce n’est
les pères de la mission qui, eux, prononçaient leur
sermon dans un kinyarwanda qui nous faisait rire.
J’ai toujours eu l’impression d’avoir écrit le français
avant de le parler.
Au lycée, le français était la seule langue admise,
le kinyarwanda était rigoureusement proscrit. Mais
de littérature, il n’était pas question. Et c’est toujours
avec étonnement que je constate que je n’ai
aucun souvenir de l’existence d’une bibliothèque en
ce lycée Notre-Dame-de-Cîteaux où on formait la
nouvelle élite féminine du pays. Comment aurais-je
pu imaginer que des Africains pouvaient écrire des
livres en français?
En 1973, le gouvernement de Kayibanda crut trouver
une solution au mécontentement populaire en
pratiquant la vieille méthode du bouc émissaire.
Étaient visés les rares Tutsis qui étaient encore
employés dans l’administration ou l’enseignement
et les élèves auxquels le quota de 10% qui leur
était accordé permettait d’atteindre le secondaire.
J’étais à Butane à l’école d’assistantes sociales. Les
élèves du collège de garçons envahirent l’établissement
pour faire la chasse aux filles tutsis. J’eus la
chance de leur échapper. Mes parents décidèrent
que puisque j’avais eu la chance d’accéder au secondaire,
je devais prendre le chemin de l’exil. Le
français, croyaient-ils, serait mon passeport. Sans
doute pressentaient-ils obscurément ce qui les attendait,
le génocide qui les anéantirait avec un million
de Tutsis vingt ans plus tard. Sans doute me
désignaient-ils comme survivante chargée de leur
mémoire et de celles de tous ceux qui allaient périr
avec eux à Nyamata, où nous avions été déportés
en 1960.
JE SUIS PARTIE POUR L’EXIL, AVEC LE FRANÇAIS
COMME SEUL BAGAGE
Je l’ai souvent répété: c’est le génocide des Tutsis
en 1994 qui a fait de moi une écrivaine. En écrivant
mon premier livre, Inyenzi ou les Cafards, je
n’avais pas conscience que, malgré moi, j’entrais en
littérature. Ce que j’avais à écrire, dix ans après le
génocide, m’apparaissait comme une impérieuse et
pressante nécessité. II fallait sauvegarder au plus
vite ce que ma mémoire avait conservé de ceux qui
n’étaient plus que des ossements qui resteraient
toujours anonymes. Je n’avais pas d’ambitions lit-
2016-04.indd 35 6/12/2016 22:57:27

36 TÉMOIGNAGE
téraires, je n’imaginais pas de me faire une place
au panthéon de la littérature francophone. Écrire,
c’était répondre à l’appel de mes morts, me laver
de la faute impardonnable de leur avoir survécu. J’ai
aimé appeler ce premier livre «un tombeau de papier».
Mais pour que ce tombeau soit digne d’eux,
il fallait l’écrire avec soin. Je me souvenais de mon
père qui veillait à ce que ses enfants parlent un beau
kinyarwanda. J’ai donc écrit ce livre du mieux que j’ai
pu, sans aucune référence littéraire. J’ai envoyé mon
manuscrit par la poste à plusieurs éditeurs. J’avais
écrit une histoire, cette histoire, celle d’un génocide,
qui avait une portée universelle, je ne pouvais
la garder pour moi seule. J’avais fait mienne sans la
connaître encore cette belle phrase de Primo Levi:
«Survivre et témoigner sont inextricablement liés.»
Et je ne fus pas plus étonnée quand Gallimard m’a
proposé de la publier. Je vivais comme en apesanteur
et mon livre a continué à mener sa vie de livre:
au-delà du témoignage, il était devenu une œuvre
littéraire à part entière et écrire était devenu pour
moi une nécessité. Comme à mon insu, je devenais
une écrivaine.
Inutile de le nier plus longtemps: au bout de six
livres, d’un prix Renaudot et de quelques autres,
je suis bien devenue une écrivaine. J’ai toujours eu
la chance de rencontrer auprès des critiques et –
allons, lâchons le mot – auprès des confrères que
j’admire compréhension et encouragements. Je
reste autant que possible à distance de la scène médiatique
et littéraire: je vis en Normandie, au bord
de la mer, auprès des plages du Débarquement et
des cimetières de ceux qui y laissèrent leur vie: ces
mémoriaux ont, sans aucun doute, été une source
d’inspiration. J’exerce toujours ma profession d’assistante
sociale malgré l’incompréhension que cela
suscite parfois autour de moi. II faut bien payer
quelque part la rançon d’une certaine notoriété.
Qui suis-je? Écrivaine rwandaise d’expression française,
écrivaine française d’origine rwandaise, écrivaine
franco-rwandaise, écrivaine africaine francophone?
Je ne veux pas choisir. Je me sens à l’aise
dans ce qu’on pourrait appeler un espace linguistique
et littéraire francophone. J’aime parler à Marrakech,
devant un amphithéâtre bondé d’étudiants,
j’aime que ceux de Constance me disent que la langue
française est une langue romantique, j’aime qu’à
Brooklyn un chauffeur de taxi me parle de sa vieille
mère à Thiès, j’aime que les accents créoles se mêlent
à celui du Québec et à celui de Ouagadougou...
Langue vivante, langue d’ailleurs, langue de la diversité:
francophonie? II va falloir trouver un plus joli
mot pour désigner ce français de tous les horizons
Avec tous nos remerciements à l’auteur et à la Revue
des deux mondes qui nous ont autorisés à reprendre
cet article, paru dans le numéro de mai 2016.
Commission de l’Europe de l’Ouest
Fédération internationale des professeurs de français
CONCOURS DE LA COMMISSION DE L’EUROPE DE L’OUEST DE LA FIPF
Dans le cadre de l’Année internationale du tourisme durable pour le développement, la CEO organise la
sixième édition de son concours de création vidéo et de production en français et propose aux élèves
et étudiants européens de réaliser un travail en format numérique, sur le thème suivant : Un voyage de
rêve…
Au cœur de la nature se cachent des chemins aux parfums d’aventure. À l’orée d’un bois, au détour d’un
sentier, au bord d’un ruisseau, l’esprit s’évade, voyage et rencontre une faune et une flore bien souvent
insoupçonnées. Combien de trésors, d’architectures fantastiques, de mondes merveilleux recèlent un
grain de sable, une feuille d’automne, un flocon de neige ou un brin d’herbe printanier. L’eau scintille, la
terre respire, le vent nous emporte vers d’autres provinces, sous d’autres cieux….Pourtant cette nature
idéale et idéalisée, dangereusement menacée, souffre sous les coups des bulldozers qui défrichent
et tracent des pistes d’atterrissage pour des avions au service d’un tourisme de masse destructeur.
Pour savoir comment participer, rendez-vous sur http://ceo.fipf.org/actualite/concours-2016-2017-unvoyage-de-reve
2016-04.indd 36 6/12/2016 22:57:27

JEU
37
LE LEXIQUE FRANÇAIS DES TICE,
vous connaissez?
Giedo Custers
Dans le monde des TICe, nous rencontrons tout le temps des américanismes.
Cela nous amène souvent à utiliser un étrange sabir. Mais saviez-vous qu’il
existe des équivalents français pour nombre de ces américanismes? Ce motscroisés
vous permet de tester vos connaissances en ce domaine. Les cases
grises représentent un blanc dans un mot; les traits d’union sont déjà présents
dans la grille. Vous avez des doutes? ProFFF vous offre, gratuitement, le panier
des solutions… mais mises dans le désordre, bien sûr.
Horizontalement: 3 webcam (11 lettres) – 6
crowdfunding (24) – 9 smiley (9) – 10 mail (8) – 12
chat (17) – 13 bug (5) – 15 cloud (5) – 16 pop-up
(15) – 17 hacker (8) – 18 big data (11)
Verticalement: 1 hashtag (9 lettres) – 2 spam (8)
– 4 digital native (19) – 5 hoax (7) – 7 back office
(15) – 8 cookies (19) – 11 streaming (4) – 14 tag (6)
Voici, pour vous aider, le panier des solutions, dans le désordre.
Balise, arrosage, cybercaméra, flux, financement participatif, fouineur, mot-dièse, frimousse, dialogue en ligne, nuage,
canular, témoin de connexion, fenêtre intruse, mégadonnées, enfant du numérique, arrière-guichet, courriel,
bogue
2016-04.indd 37 6/12/2016 22:57:27

38
AMUSE-MOTS
ÇA VIENT D’OÙ?
Jeannine Willemse
Vous employez régulièrement certaines expressions, mais vous n’êtes pas sûr de
le faire à bon escient? Vous vous posez des questions sur l’origine de certaines
coutumes ou bizarreries françaises? Ce petit article vous apportera peut-être
quelques réponses, mais sachez qu’il peut parfois y en avoir d’autres…
POUR QUELLE RAISON TANT D’AUBERGES S’APPELLENT-
ELLES “AU LION D’OR”
L’explication la plus répandue, mais non attestée, est
que ce nom est le résultat d’un jeu de mot datant de
l’Ancien Régime, époque à laquelle on aimait particulièrement
se divertir avec la langue. Inscrit sur l’enseigne
d’une auberge, l’expression indiquerait au voyageur
fatigué qu’ici «au lit, on dort». À vrai dire, le fait de
baptiser sa taverne «Au lion d’or» date plus sûrement
du Moyen Âge. Les aubergistes accrochaient alors audessus
de leur porte des enseignes aux couleurs vives
pour attirer l’attention du voyageur: un âne vert, un
chapeau rouge, des oies blanches… En utilisant l’image
d’un lion doré, que l’on trouvait aussi dans les armoiries
seigneuriales, l’aubergiste quelque peu élitaire signalait
que sa cuisine était plus raffinée et donc plus chère.
L’EXPRESSION «AVOIR LE SANG
BLEU»
Les nobles ne devant pas travailler
dehors, comme les paysans, ils avaient
la peau si claire que le bleu de
leurs veines était beaucoup plus apparent
que sur une peau mate appartenant
à un quelconque métis
ou travailleur à l’air libre. Au Moyen
Âge, les Grands d’Espagne sont les
premiers à prétendre avoir le sangre
azul (sang bleu), suivis bientôt
par la noblesse italienne. En 1817,
lors d’un voyage, Stendhal entend
une noble italienne demander à
propos d’une autre femme: «A-telle
le sang bleu?». L’écrivain, qui
ignore la signification de cette expression,
éclate de rire. Plus tard, il
introduira dans les salons parisiens
cette expression haute en couleur.
L’EXPRESSION «À VOS SOUHAITS!»
Les explications sont nombreuses,
mais elles ont toutes ceci en commun:
depuis l’Antiquité, on assimile le fait
d’éternuer à l’évacuation d’un corps
étranger. Comme on pense qu’en éternuant,
on perd aussi un peu de souffle,
donc de vie, il faut se hâter d’utiliser
une formule qui permette de conjurer
le mauvais sort et de détourner le danger.
Avant la Révolution, on lance «Dieu
vous bénisse!», dans l’espoir que le Très
Haut accordera un sursis à l’enrhumé.
Au début du XIXe siècle, l’expression
se fait plus neutre et devient «À vos
souhaits!». Notons que chez les Espagnols
(«Jésus!») et les Portugais («Petit
Saint!»), cette déchristianisation n’a
pas eu lieu, alors que les Allemands,
les Russes, les Hollandais, les Italiens et
les Suédois («Santé!»), eux, semblent
plutôt porter un toast.
L’APÉRITIF
Servie en début de repas dès l’Antiquité (ce qui explique
son nom dérivé du verbe latin aperire = ‘ouvrir’),
cette boisson à base de plantes et de vin avait un rôle
médicinal, diurétique et purgatif, servant à ouvrir les
voies d’élimination. La signification du mot change au
XIXe siècle, lorsqu’il se met à désigner les boissons
(vermouths et autres vins cuits) que l’on prend au début
du repas et qui doivent ouvrir l’appétit. Ainsi, le
Dubonnet, alcool à base de vin et de quinquina créé
en 1848 par le chimiste du même nom, est présenté
d’abord comme un médicament contre le paludisme
destiné aux soldats français en Afrique du Nord. Mais
bientôt, il devient l’apéritif préféré des Français de la
métropole…
2016-04.indd 38 6/12/2016 22:57:27

AMUSE-MOTS
39
POURQUOI PARLE-T-ON
D’ÉMINENCE GRISE
Comme chacun sait, son
Éminence le cardinal de
Richelieu était un conseiller
fort écouté par Louis
XIII. On murmure qu’en
fait, c’est lui qui tirait les
ficelles du royaume. Ce
qu’on sait moins, c’est que
ce cardinal avait comme
confident un ami de longue
date, le Père Joseph.
Ce moine capucin a créé
un véritable service de
renseignements constitué
de moines du même
ordre, permettant ainsi à
Richelieu d’être au courant
de ce qui se passait
dans et aux alentours du
royaume. Or, ce discret
conseiller portait une
robe de bure grise. Alors
que Richelieu, toujours
habillé de rouge, était
surnommé «l’Éminence
rouge», le Père Joseph, lui,
était appelé «l’Éminence
grise», en raison de son
importante influence sur
les décisions politiques et
diplomatiques du cardinal.
L’EXPRESSION «PAYER EN ESPÈCES»
Espèce vient du mot species, qui, en latin impérial, signifiait une denrée,
une marchandise. Au XVIe siècle, quand on paye en espèces, c’est qu’on
paye en choses palpables et non en vagues promesses de paiement différé
ou de troc. À cette époque, les affaires se règlent souvent en épices,
mot venant également du latin species et désignant aussi bien les aromates,
les condiments que le sucre. Bref, des produits non périssables
que le marchand peut encore utiliser pour ses prochains achats. Le hic,
c’est que dès la fin du XVe siècle, espèce au singulier avait déjà le sens de
«pièce d’or ou d’argent». Les commerçants ont donc fini par s’emmêler
les pinceaux: vous payez en épices ou en espèces? D’où l’apparition, au
XVIIe siècle, de la locution «payer en espèces sonnantes et trébuchantes».
Dans ce cas, pas de doute: on veut des sous!
L’EXPRESSION «APPELER UN CHAT UN CHAT»
Contre toute attente, cette expression a son origine
en dessous de la ceinture, et c’est Boileau qui l’a utilisée
pour la première fois. Critiquant Rollet, un procureur
véreux, dans sa première Satire, il écrit: «J’appelle
un chat un chat et Rollet un fripon». Pourquoi cette
allusion au petit félin? En argot de l’époque, le terme
désigne… le sexe féminin. Boileau revendique ainsi
son franc parler et son refus de la langue de bois.
Aujourd’hui, l’allusion grivoise a disparu, mais le sens
de l’expression s’est maintenu.
L’EXPRESSION «REVENONS À NOS MOUTONS»
En 1464, la pièce qui fait rire sur les places publiques,
c’est la Farce de Maître Pathelin. Elle met en scène un
avocat rusé, Maître Pathelin. Au marché, il a réussi à
extorquer une belle pièce de tissu au drapier Guillaume,
sans le payer. Un peu plus tard, le berger Thibault
demande à Pathelin de le défendre contre son maître,
Guillaume, qui l’accuse de lui voler des moutons.
Au procès, Pathelin conseille à Thibault de jouer le
simple d’esprit en répondant «bê» à toutes les questions
du juge. Guillaume, lui, est tellement étonné de
voir Pathelin à la cour, qu’il embrouille constamment
les deux affaires, celle du drap et celle des moutons.
C’est pourquoi le juge, agacé, lui répète: «Revenons à
nos moutons». Cette réplique est restée culte et est
toujours une expression signifiant ‘revenons au point
essentiel qui nous préoccupe’.
LE MUGUET DU 1ER MAI
Pourquoi offre-t-on des brins de muguet le 1er mai? Cette tradition remonte à la Renaissance. La petite
plante à clochettes blanches est offerte pour la première fois en guise de porte-bonheur en 1561, au roi
Charles IX. Le roi, charmé, décide d’en offrir quelques brins tous les ans à toutes les dames de sa cour.
Bientôt, la coutume se répand dans tout le royaume. On s’offre du muguet n’importe quel jour, pourvu
que ce soit au début du printemps. Ce n’est qu’au début du XXe siècle que naît la tradition du 1er mai.
Sous Pétain, le muguet remplacera l’églantine rouge, jugée trop ‘subversive’ car rappelant un peu trop
Fabre d’Eglantine, le révolutionnaire qui instaura la fête des travailleurs en 1793.
2016-04.indd 39 6/12/2016 22:57:27

40
BIBLIO
RECENSIE
Hugo Sonneville
Stéphanie CALLET. Entrainez-vous de A à Z : 200
exercices de grammaire, orthographe, lexique. – Fontaine
(Isère), Presses Universitaires de Grenoble,
2016, 26 x 18, 144 p., ISBN 978-2-7061-2488-4,
€ 10. LES RÉPERTOIRES DU FLE.
Stéphanie Callets nieuwe oefenboek sluit aan op
de twee compendia die zij in 2013 en 2015 onder
de titel Répertoire des difficultés du français 1 en Répertoire
orthographique du français 2 in dezelfde reeks
publiceerde. De drieënnegentig alfabetisch geordende
rubrieken betreffen scherp afgebakende problemen
i.v.m. spelling 3 , spraakkunst en woordkeus
– van a et à (homophones) en à, au, aux, en, de, du et
des (prépositions de lieu), over connaitre et savoir, d et
dd (double consonne), d’ailleurs et par ailleurs, tot ver,
verre, vers et vert (homonymes) en, ten slotte, verbes
– en verwijzen meteen bij de start naar het (de)
hoofdstuk(ken) uit de repertoria waar het oefenmateriaal
op slaat. De werkvormen, vaak invuloefeningen
in diverse gedaanten en opdrachten van
het type ‘haal de onjuiste zinnen door’ of ‘kies het
goede antwoord’, maken snelle oefenbeurten mogelijk.
Met de correctiesleutel achteraan in het boek
(p. 115-140) kunnen autodidacten nagaan of ze de
materie onder de knie hebben. Door het beperkt
aantal oefeningen per rubriek, gemiddeld iets meer
dan twee, is Entrainez-vous de A à Z eerder voor
controlebeurten dan voor taaltraining geschikt.
Diverse onderdelen van het oefenboek gaan over
moeilijkheden waar Nederlandstalige leerlingen en
studenten geregeld over struikelen, zoals de plaats
van het bijvoeglijk naamwoord, het meervoud van
samengestelde substantieven, het gebruik van an
en année, het betekenisverschil tussen enfin en finalement,
tussen entre en parmi en voorts tussen
verwarrende paroniemen (o.a. civil - civique, enfantin
- infantile, hiberner - hiverner, social - sociable). Enkele
oefeningen focussen op spellingproblemen van
laagopgeleide of vaak verstrooide native speakers 4 .
In het nieuwe boek zijn jammer genoeg heel wat
onnauwkeurigheden geslopen.
Lectuurnotities (selectie). P. 25, oef. 41, l. 2-3 :
lees heures de pointe i.p.v. heures de pointes ; p. 36,
oef. 67, nr. 2, l. 5 : lees excepté i.p.v. exceptée; p. 65,
oef. 119, nr. 8 : lees Il a e……ené i.p.v. Il a e……
mené ; p. 80, oef. 140, nr. 13 : lees Le visage du père
était [empreint] d’une émotion forte i.p.v. Le père était
[empreint] d’une émotion forte ; p. 82, oef. 141, nr. 6,
l. 3-4 : lees J’espère que vous allez vite [recouvrer] la
raison i.p.v. […] vous allez vite [recouvrer] les esprits ;
p. 95, oef. 162, nr. 2, en p. 104, oef. 180, nr. 2 : lees
en congé i.p.v. en congés ; p. 130, oef. 123,nr. 3 : lees
chauves-souris i.p.v. chauve-souris ; p. 140, oef. 196,
nr. 5 : lees interpelle i.p.v. interpellent ; p. 140, oef. 197,
nr. 11 : lees projettes i.p.v. projette.
1. V. de bespreking in Cahiers F, nr 38 (10de jg., 2014, nr. 2),
p. 47-48.
2. V. de recensie in ProFFF, nr 3 (1ste jg., 2015, nr. 3), p. 38.
3. De auteur opteert voor de ‘nouvelle orthographe’, zoals
duidelijk blijkt uit het eerste, accentloze woord van de titel.
4. Voornamelijk courante verwarringen (ces, ses - ci, si, s’y -
ni, n’y - peu, peut, peux - quand, qu’en, quant - si l’, s’il - son,
sont - e.d.).
2016-04.indd 40 6/12/2016 22:57:28

INFOS 41
INFOS
Claudine De Rockere
FORMATIONS
ProFFF vzw (ex BVLF vzw)
Onze studiedag van vrijdag 10 maart
2017 staat online. Inschrijven vanaf
woe 11/01/17 – 14u
Meer over het uitgebreid programma en de inschrijvingsmodaliteiten
op www.bvlf.org
Nascholingen Universiteit Antwerpen –
UACNO - www.uacno.be/16/FRA
Des applications dans ma classe de FLE!
(17/01/17): V. Bogaert www.uacno.be/16/FRA108
LUWI in de lessen Frans: ludieke werkvormen
(22 /02/17): M. Rasir www.uacno.be/16/FRA035
Differentiatie in de klaspraktijk Frans (15/03/17):
R.Van den Heuvel & G.Verbeiren www.uacno.
be/16/FRA115
Dynamique dans la didactique (16/03/17): E. De
Volder, www.uacno.be/16/FRA623
Alliance française Oost-Vlaanderen
Rester connecté - rester tendance : Cursus voor
leerkrachten Frans secundair onderwijs - 10 sessies
van 2 u, maandagavond van 19u30 tot 21u30,
vanaf 09-01-2017: http://www.alliancefr-oostvlaanderen.be/si.php?id=3
Parlons français! : Cursus voor onderwijzers -
10 sessies van 3 lesuren, woensdagnamiddag van
14u00 tot 17u00, vanaf 01-02-2017: http://www.
alliancefr-oostvlaanderen.be/si.php?id=3
Navormingen SLO Frans – KU Leuven
26/04/2017 (9u30-12u30): Lezen of tv-kijken
als bron voor woordenschatverwerving - Gaan
woordenschatverwerving en receptieve vaardigheidstraining
hand in hand? En hoe authentieke
documenten verrijken om woordenschatverwerving
te bevorderen? (Maribel Montero-Perez – en
Elke Peters – KU Leuven) www.kuleuven.be/samenwerking/avlnascholingen/fr31
A RETENIR
Alliance française Oost-Vlaanderen :
« Huis clos » van Jean-Paul Sartre door ‘Théâtre
en liberté’ (Bruxelles) op 20 /04/2017. Schoolvoorstelling
om 14u00 en avondvoorstelling om
20u00. www.alliancefr-oostvlaanderen.be
Le concours Haïkus
Dossier complet sur le Concours Haïku 2016-
2017 et formulaire d’inscription sur www.bvlf.
org. Date butoir d’envoi des haïkus : le 15/02/17.
Proclamation et remises des prix : le 17/03/17.
Vlaamse Olympi@de van het Frans
Actie ter promotie van de wetenschappen vanwege
het Vlaams “Departement Economie, Wetenschap
en Innovatie”, onder de Hoge Bescherming
van Hare Majesteit de Koningin.
MAX (3de graad): HAN (TSO met handelsfrans),
TKS (TSO, KSO), BSO, ASO - JUNIOR (2de
graad) - NIEUW: CADET (1ste graad) - Inschrijvingen:
tot 5/02/2017 om 24u, www.olyfran.org
> olyfran-vlaanderen - Informatie en gratis publicitair
materiaal: Universiteit Hasselt-Campus
Diepenbeek - Tel.: 011/26 86 55 - E-post: olyfranvl@olyfran.org
Le « Concours des dix mots 2017 », Institut
Français de Paris
Les dix mots choisis pour cette édition: avatar,
canular, émoticône, favori(te), fureteur(euse) héberger,
nomade, nuage, pirate et télésnober. Les
enseignants peuvent inscrire leurs classes jusqu’au
31/01/17 sur www.reseau-canope.fr/concours-des-dix-mots.
Date butoir: 20/03/17
ProFFF in mijn bus?
HEEL EENVOUDIG!
U gaat naar de website van PROFFF vzw:
www.bvlf.org
U registreert zich als lid van PROFFF vzw en
betaalt € 20 op de rekening van onze vereniging
IBAN: BE67 2900 5055 3387
BIC: GEBABEBB
Als lid van PROFFF vzw ontvangt u dan automatisch
de vier nummers. ProFFF verschijnt vier
maal per jaar: eind maart, eind juni, eind september
en eind december.
Buitenlandse leden, instellingen en scholen betalen
€ 50.
2016-04.indd 41 6/12/2016 22:57:28

R
42
ProFFF en ligne
Sur nos pages web, vous trouverez les liens actifs
des sites mentionnés dans les articles.
Les références citées dans le texte et la fi che didactique
accompagnant l’article de la page 9.
Colofon
ProFFF
Tijdschrift van PROFFF vzw.
Verantwoordelijke uitgever:
vzw PROFFF,
p/a Raymond Gevaert, Oscar De Reusestraat 22, 9040 Gent
Ondernemingsnummer 0441 390 283
Zetel: Oscar De Reusestraat 22, 9040 Gent
Hoofdredacteur:
Raymond Gevaert (raymond.gevaert@fi pf.org)
Redactiesecretariaat:
Joëlle De Pessemier (joelle.depessemier@skynet.be)
Redactie: Suzanne Bodson, Valeria Catalano, Frans De Clercq,
Claudine De Rockere, Pascale Fierens, Vincent Kortleven,
Mathea Simons, Hugo Sonneville, Jeannine Willemse
Une série commentée de sites pouvant vous intéresser,
comme par exemple: un site présentant et
commentant toutes les maisons de la Grand-Place
de Bruxelles, ou un autre rendant la dictée amusante.
Et six autres passionants à découvrir.
Lay-out:
Benoit Gevaert (benoit.gevaert@telenet.be)
Publiciteit:
Jacques Eichperger (jacqueseichperger@hotmail.com)
Lidmaatschap:
Registratie via de website van PROFFF vzw: www.bvlf.org: € 20
en u ontvangt 4 nummers per jaar.
Druk:
Nevelland vzw, Werkplaats voor aangepaste arbeid, Landegem
Website:
www.bvlf.org
Auteurs die niet behoren tot de redactie van ProFFF vertolken
enkel hun eigen standpunt.
2016-04.indd 42 6/12/2016 22:57:30

:
CREATIEF FRANS OF ENGELS LEREN
TAALVAKANTIES
VOOR KINDEREN & JONGEREN VAN 8-19 JAAR
IN BELGIE, FRANKRIJK & ENGELAND
WWW.ROELAND.BE
INFO@ROELAND.BE
KRIJGSLAAN 18-22 | 9000 GENT
T 09 221 60 44 | F 09 220 55 92
1
2
0 7
@VZWROELAND
Y P M
KORTING
Roeland biedt alle leden van BVLF korting
op haar taalvakanties:
∞ 10 euro op een dagkamp (externaat)
∞ 20 euro indien minder dan 10 dagen
∞ 30 euro indien 10 dagen of meer
Inschrijven gebeurt via WWW.ROELAND.BE.
Vul de code ROELANDBVLF2017 in.
Roeland VZW
2016-04.indd 43 6/12/2016 22:57:32

Methodes Frans
secundair onderwijs
Beaufort is een methode Frans voor de 1e graad A-stroom en
de 2e en 3e graad ASO voor alle onderwijsnetten (KathOndVla,
GO!, OVSG). Beaufort:
• sluit aan bij de eindtermen en leerplannen Frans
• omvat gevarieerde taaltaken
• biedt veel ruimte voor differentiatie
• heeft een frisse lay-out en een duidelijke structuur
www.beaufort.diekeure.be
Plein feu is een methode Frans voor de 1e
graad B-stroom en de 2e en 3e graad BSO
voor alle onderwijsnetten (KathOndVla, GO!,
OVSG). Plein feu:
• sluit aan bij de leefwereld van jongeren
• omvat gevarieerde taaltaken
• heeft een frisse lay-out en een duidelijke
structuur
www.pleinfeu.diekeure.be
Kleine Pathoekeweg 3, B - 8000 Brugge
T +32 (0)50 47 12 62, F +32 (0)50 47 12 87, so@diekeure.be, www.diekeure.be
2016-04.indd 44 6/12/2016 22:57:33
adv_PROFF_FRANS_aug2016.indd 1 19/08/16 10:27