30.08.2022 Views

In Aeternum Mirabile Lectu 2022

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

In Aeternum Mirabile Lectu 2022


2


Inhoudsopgave

Ten geleide 4

Van de rector 6

De paden van twee oud-Stedelijkers kruisen in Istanbul 7

In memoriam Gretha Römelingh 8

Grootschalige verbouwing Prinsenhof 13

Schoolreizen toen en nu 18

Zeilkamp met Bep Altena 18

Romereizen met Roel Russchen 21

Kansen(on)gelijkheid op het Stedelijk Gymnasium Haarlem 23

Nieuws in het Latijn 29

Klassieke citaten 30

Mooie plannen voor het vredestempeltje in de hortus 31

Kom bij de IAML-redactie! 33


Ten geleide

Maurine Carmona Galicia-van Mourik

We leven in veranderende tijden.

Dingen die zo vanzelfsprekend

waren, blijken dat toch niet te

zijn. Dat is soms lastig, maar het dwingt de

mens bepaalde zaken meer te waarderen.

Dat leerde de coronacrisis ons al en dat

leert de oorlog in Oekraïne ons nu ook.

Voor leerlingen van het Stedelijk Gymnasium

is les hebben aan het Prinsenhof een

vanzelfsprekendheid. Zoals u in dit nummer

zult lezen, is het dat tijdelijk even niet.

Voor hoelang? In elk geval tot medio maar

waarschijnlijk zelfs tot eind 2023.

Dat vergt aanpassingsvermogen van de

leerlingen, docenten en ander personeel

van het Stedelijk.

De meeste mensen worden niet blij van

het idee te moeten veranderen. Men vindt

het over het algemeen niet makkelijk om

zich aan te passen. Toch is dit in veel gevallen

noodzakelijk. Een starre opstelling kost

veel energie en frustreert (anderen). In

deze veranderende tijden is het bezit van

aanpassingsvermogen een groot goed.

Gelukkig blijven ook veel dingen bij het

oude (zoals het traditionele zeilkamp en de

Romereis) en herleven soms oude tijden,

zoals bij het vredestempeltje in de hortus.

De wereld is in beweging en dat heeft zijn

voor- en nadelen.

Ook bij de redactie zijn er veranderingen.

Zo heeft Simon Nak (al eerder) afscheid

van ons genomen en is dit mijn laatste

IAML als redactielid.

Er is dus weer plek voor nieuwe leden in

de redactie. Vind je het leuk betrokken te

zijn bij je oude middelbare school en af en

toe een artikel te schrijven? Mail de redactie

op iamlredactie@gmail.com.

Veel leesplezier!

4


Van de rector

Jan Henk van der Werff

Mei 2022

Wat allang in de lucht hing, is eindelijk

werkelijkheid geworden:

de verbouwing van schoolgebouw

Prinsenhof is begonnen! Voor en

tijdens de meivakantie zijn tijdelijke lokalen

geschikt gemaakt voor gebruik op het Tennispad

en vinden de lessen voor leerlingen

en docenten afwisselend plaats aan de

Jacobijnestraat en deze tijdelijke locatie.

Het is wel even wennen, maar eigenlijk

is de transitie gladjes verlopen. Als alles

meezit, kunnen we vanaf augustus 2023

jarenlang gebruik maken van een prachtig

schoolgebouw dat voldoet aan alle eisen

van toegankelijkheid en duurzaamheid en

een prettige, gezonde leeromgeving biedt.

Maar liefst 157 kandidaten hebben dit jaar

eindexamen gedaan. Wij gaan ervan uit

dat de meesten van hen de inspanningen

beloond zien met een diploma en klaar

zijn om een volgende stap te nemen in hun

ontwikkeling. In de meeste gevallen is dat

een universitaire studie of een ‘tussenjaar’

en reizen.

Eind augustus zullen 168 nieuwe leerlingen

met hun gymnasiumopleiding beginnen.

Gelukkig was een loting niet nodig dit

schooljaar en is het aantal beschikbare

plaatsen precies gevuld. Wat jaarlijks

lastiger wordt, is het vinden van nieuwe

collega’s. We merken dat het aantal ‘tekortvakken’

elk jaar toeneemt. Steeds minder

jonge mensen kiezen voor het onderwijs.

Dat baart zorgen en maakt het noodzakelijk

prioriteit te geven aan het bieden van

stageplekken om nieuw onderwijstalent

aan te trekken. We zijn daarmee dan ook

voortvarend aan de slag!

5


De paden van twee oud-Stedelijkers kruisen in Istanbul

Tanay Özunan en Arjen Uijterlinde

Vanaf het Palais de Hollande, waar

het Nederlandse consulaat-generaal

gehuisvest is, heb je een prachtig

uitzicht over Istanbul. De Bosporus

stroomt rustig en aan de andere kant van

de Gouden Hoorn zijn dagjesmensen te

zien bij het Topkapi-paleis terwijl de zon

warm schijnt door de tuin van het paleis.

“Het Stedelijk, dat is een lange tijd geleden,

meer dan 40 jaar. Ineens komen allerlei

beelden en verhalen terug. Ik denk er

natuurlijk vaker aan terug, spreek er regelmatig

over met vrienden, maar ik probeer

nu wat namen en gebeurtenissen precies

terug te halen”, aldus Arjen Uijterlinde

(eindexamenjaar 1978), nu consul-generaal

in Istanbul. Tanay Özunan (eindexamenjaar

2016), lid van het Nederlandse Syrië-team,

zit tegenover hem. Voor hem gaan die

herinneringen een stuk minder ver terug:

“Het is eigenlijk nog maar een paar jaar

geleden en toch is er zoveel gebeurd. De

meeste momenten heb ik nog wel helder

voor me.”

Arjen Uijterlinde en Tanay Özunan

6


De wereld van het ministerie van Buitenlandse

Zaken (BZ) lijkt groot, met vele

posten en plaatsingen; toch blijkt dat wel

mee te vallen. Een vraaggesprek met twee

Stedelijkers in Istanbul die Nederland vertegenwoordigen

in den vreemde.

Hoe zijn jullie in Istanbul terechtgekomen

en wat zijn jullie werkzaamheden?

Arjen: “Ja, dat is dus best een lange reis

langs verschillende plaatsingen in Den Haag

en in het buitenland. Na de middelbare

school studeerde ik in Amsterdam Slavische

talen en Oost-Europese geschiedenis

(de studie oude talen trok mij ook aan,

maar ik wilde toen geen leraar worden).

Tijdens mijn verschillende reizen achter

het IJzeren Gordijn – we spreken over de

jaren ’80 – kwam ik toevallig in contact

met een Nederlandse oud-minister die

mij overhaalde om te gaan solliciteren bij

BZ, ‘waar ze zo iemand als jij wel kunnen

gebruiken’. Een lang verhaal kort: tot

mijn grote verbazing werd ik aangenomen

en – al pruttelend dat ik geen Portugees

sprak – na het diplomatenklasje op mijn

eerste post naar Brazilië gestuurd. Samen

met mijn vrouw (en gezin dat uitgroeide

tot vier kinderen) verkasten we meerdere

malen: terug naar Den Haag, daarna naar

Polen, opnieuw Den Haag (waar ik functies

op verschillende ministeries bekleedde),

een missie in Georgië voor de EU vanwege

de oorlog met Rusland in 2008, waarna

ik ambassadeur werd in Azerbeidzjan.

Vervolgens werd ik consul-generaal in Rio

de Janeiro, werkte ik vanuit Den Haag als

ambassadeur voor culturele samenwerking

en nu dus als consul-generaal in Istanbul.

Een bijzondere en voor Nederland belangrijke

post, gezien de intensiteit van de

economische, culturele en sociale banden

en de soms gevoelige politieke relatie tussen

onze twee landen.”

Tanay: “Na het Stedelijk ben ik politicologie

gaan studeren aan de UvA, met internationale

betrekkingen als specialisatie. Tijdens

de bachelor heb ik bij BZ stage gelopen, op

de mensenrechtenafdeling van dit consulaat.

Na het afronden van mijn master

bestuurskunde ben ik in dienst getreden bij

BZ als beleidsmedewerker binnen het Nederlandse

Syrië-team. Sinds het vertrek van

de Nederlandse ambassade uit Damascus

worden de beleidsmatige werkzaamheden

voortgezet door het Syrië-team met

medewerkers verspreid over vier verschillende

landen in de regio. Ik zit namens het

team in Istanbul, vanwaar ik rapporteer,

beleidswerkzaamheden uitvoer en contact

onderhoud met het netwerk gevestigd in

Turkije.

Het is geweldig om de wereld van de

internationale betrekkingen van dichtbij te

aanschouwen en er onderdeel van uit te

maken. Het is een dossier met veel verschillende

betrokken actoren en belangen.

Waardevol zijn dan ook de werkbezoeken

7


Tanay aan de Eufraat

en reizen waardoor je boeiende mensen

ontmoet en op bijzondere locaties komt.

Dat tezamen maakt het werk divers,

interessant en enorm leerzaam. Daar komt

bij dat het een eer is om Nederland te

vertegenwoordigen in het buitenland. En

dan ook nog eens met Istanbul, de stad van

mijn vader, als standplaats.”

Wat voor school was het Stedelijk in jullie

jaren? Waarom kozen jullie voor het

Stedelijk?

Arjen: “Na mijn toets kreeg ik advies voor

gymnasium/atheneum. Ik geloof dat het

geen issue was: ik ben eigenlijk nergens

anders gaan kijken toen; mijn moeder had

zelf ook een categoraal gymnasium gedaan

in Amsterdam. Het Stedelijk was klein en

overzichtelijk (ik denk toen zo’n 400 leerlingen)

en de dochter van onze huisarts,

Annelies de Graaf, zat daar op school, met

wie ik in het begin kon meefietsen. Ik heb

er geen moment spijt van gehad en vond

denk ik snel mijn draai. Later volgde ook

mijn zus Judith. Doordat we zaterdagochtend

nog les hadden, was er veel tijd door

de week om met vrienden mee te gaan, uitgebreid

thee te drinken, naar platen te luisteren.

We spraken over literatuur, het leven

en de liefde, wandelden in Elswout, liepen

’s avonds – eenmaal in de bovenbouw –

kroegen en feesten af. Tijd speelde geen

8


rol, er was nog geen internet, geen mobiele

telefoons. Ik genoot van de lessen, althans,

waarschijnlijk niet van alles evenzeer: bij

mijn eindexamen sprak rector Smit mij toe

dat het maar goed was dat ik nu naar de

universiteit ging, want op school had ik veel

gespijbeld en mij gedragen als een student

die selectief college volgde. Ik weet niet of

dat als een compliment bedoeld was, maar

het is typerend voor de school van toen

dat er veel vrijheid en ruimte was om je

eigen weg te gaan.”

Tanay: “Het zaterdagonderwijs heb ik

gelukkig niet meer meegemaakt. De school

had toen ik in de eerste klas zat ca. 700

leerlingen. Omdat het Stedelijk een vrij

kleine school is, kende je de meeste docenten

persoonlijk; dat maakte het al gauw

vertrouwd. Grappig is dat de decaan in de

onderbouw, Nicole Sol, nog bij Arjen in de

klas heeft gezeten en meneer Baronner,

die al Nederlands gaf toen Arjen op school

zat, mij vertelde over het Stedelijk tijdens

de open dag. Je maakte als leerling bijna

elk jaar wel een (buitenlandse) trip, onder

andere naar Madrid, Londen, de Ardennen

en natuurlijk de klassieke-talenreis naar

Rome of Griekenland.

Destijds heb ik eigenlijk weinig twijfels

gehad over mijn middelbare-schoolkeuze.

Direct toen ik door de gangen van het

Prinsenhofgebouw liep en kennis maakte

met enkele leraren, wist ik dat ik naar het

Stedelijk wilde. De binnenstad als locatie

vond ik ook wel z’n voordelen hebben. De

school straalde iets speciaals uit, en dat

vind ik nog steeds. Wanneer ik terug ben

in Nederland en in Haarlem, loop ik nog

steeds even langs de school om te kijken

hoe de gebouwen en de hortus erbij staan.

Ik hoop dat ook na de verbouwing die

speciale sfeer behouden blijft.”

Arjen: “Reizen naar Italië of Griekenland

maakten we niet in mijn tijd. Ik weet nog

wel dat er een hele discussie was rondom

zulke reizen, omdat die door sommigen als

elitair werden gezien, niet voor iedereen

financieel toegankelijk. Er was best veel politiek

activisme (we spreken over de jaren

’70): ik herinner me dat er tegen Nixon

en de oorlog in Vietnam werd gedemonstreerd,

ik maakte een werkstuk over de

gevaren van kernenergie. Leraren geschiedenis

Meilof IJben – die actief was geweest

in het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog

en daarover kleurrijk kon vertellen

– en Bonno van Dijk lieten ons de Koude

Oorlog aan den lijve ervaren door een

schoolreis naar de DDR, een beleving die

mij altijd is bijgebleven door enerzijds de

aandacht voor de Duitse cultuur (Weimar,

Potsdam en Dresden; Bach, Goethe en

Schiller) en anderzijds het historisch besef

van de gevaren van ideologie (nationaalsocialisme

en communisme). De winkels waren

leeg, er waren geen terrasjes, en voor

het eerst zag ik een Russische soldaat.”

9


Op welke manier heeft het Stedelijk bijgedragen

aan je verdere ontwikkeling?

Tanay: “Het Stedelijk moedigt leerlingen

sterk aan om nieuwsgierig te zijn naar

de wereld buiten de lesboeken. Mede

hierdoor heb ik tijdens mijn middelbareschoolperiode

een grote interesse voor

geschiedenis, politiek en vreemde talen

ontwikkeld. De passie en vakbekwaamheid

van de docenten hebben hier natuurlijk

een belangrijke rol in gespeeld. Ik denk

dat ik bijvoorbeeld wel kan zeggen dat ik

dankzij het enthousiasme en de kundigheid

van docent Duits Roel Russchen ben

doorgegaan tot en met het taalexamen bij

het Goethe-Institut. Daarnaast ontwikkelde

ik tijdens zijn lessen een grote belangstelling

voor Duitse literatuur; zo bespraken

we poëzie en toneelstukken als Draußen

vor der Tür van Borchert.

Het Stedelijk vind ik ook uniek door de

mogelijkheid tot het volgen van niet-reguliere

vakken zoals Spaans en filosofie. Dat

heeft me een brede basis gegeven die altijd

van pas komt. Naast feitelijke kennisoverdracht

daagt de school je ook uit een kritisch

bewustzijn te ontwikkelen, waardoor

je onderwerpen van verschillende kanten

leert bezien. Daar heb ik in mijn dagelijkse

werk enorm veel profijt van.”

Arjen: “Ik denk dat je dat wel goed

beschrijft. Die nieuwsgierigheid, brede internationale

oriëntatie, belangstelling voor

taal en cultuur, geschiedenis en politiek,

dat geldt evenzeer voor mij. Veel feitelijke

kennis die we in de les kregen, is vervaagd;

die heb ik moeten herhalen tijdens mijn

studie en in het klasje van BZ, of later.

Belangrijker is die mindset, de programmering

als kritisch burger die participeert in

de samenleving en vragen blijft stellen. Non

scholae sed vitae discimus.”

Welke invloed heeft het Stedelijk gehad

op jullie huidige carrière?

Tanay: “Misschien ben ik wel dankzij de lessen

Nederlands terechtgekomen bij BZ! In

de bouwenbouw moest iedereen elk jaar

een aantal boeken voor de lijst lezen. Op

advies van Martine Haasnoot en Nicole Sol

ben ik toen begonnen aan Quissama van F.

Springer, waarin een Nederlandse zakenman

in het postrevolutionaire Angola de

gekste dingen meemaakt. Carel Jan Schneider,

die publiceerde onder het pseudoniem

F. Springer, verwerkte zijn belevenissen als

ambassadeur in vele boeken. Uiteindelijk

heb ik in de bovenbouw bijna het gehele

oeuvre van Springer verslonden. Het was

een eerste kennismaking met de diplomatie;

never a dull moment, dat klopt inderdaad

wel. Als afscheidscadeau gaf mevrouw Sol

mij het geleende Quissama cadeau met

voorin geschreven ‘Een boek van de lievelingsschrijver

van Sol’. Nu staat het boek bij

mij in Istanbul in de boekenkast!”

10


Arjen op het perron van de metro

Arjen: “Grappig dat je Springer en Quissama

noemt. Ik denk niet dat Nicole Sol

wist dat mijn vrouw en ik – vlak na onze

eerste plaatsing in Brazilië – voor een

herdruk van dat boek voor Querido de

daarin voorkomende Portugese woorden

hebben nagelopen en waar nodig gecorrigeerd.

Gedurende mijn loopbaan hebben

we samen ook verschillende Russische

romans vertaald, een mooie hobby tijdens

plaatsingen in het buitenland.”

Welk leuk moment herinner je je nog goed?

Tanay: “Van die zes jaar staan me nog veel

goede herinneringen bij. Van komische, niet

te vergeten momenten tijdens lesuren tot

bijvoorbeeld het kajakken in de Ardennen.

Eigenlijk te veel om op te noemen. Een

specifiek moment dat leuk is om te noemen

is ook het meest recente. Tijdens de diplomauitreiking

in de Sint Bavokerk sprak rectrix

Kwint elke leerling kort toe op basis van input

aangeleverd door ieders mentor. In mijn

11


geval was dat de geweldige docent klassieke

talen meneer Garulli. Het toespraakje

werd afgesloten met zijn voorspelling dat

ik later werkzaam zou zijn binnen de diplomatie.

Misschien heb ik daar vervolgens wel

onbewust naartoe gewerkt!”

Arjen: “Oei, wat zal ik zeggen. Ik herinner

me dat we in de eerste klas – onder begeleiding

van Louise van Deth, leerlinge in de

bovenbouw – een toneelstuk opvoerden

over de Griekse godenwereld. Ines Budding

en ikzelf, nog klein van stuk, kropen uit

het luik onder het stoffige toneel en gaven

elkaar een kus als twee cupido’s. Of verbeeld

ik me dat? Ik herinner me dat ik in

diezelfde tijd door leerlingen uit de vijfde

klas gevraagd werd om als eersteklasser

met hen mee te doen bij verkiezingen

voor Amicitia en ik op tafels klom in de

lokalen waar we langs gingen om stemmen

te werven. En dat we – het zal in de

vijfde of zesde zijn geweest – samen met

Eric Fonville en Jim van Os ’s avonds in een

tent overnachtten onder de treurbeuk. Ik

weet niet wat we ermee wilden zeggen. We

bleven de hele ochtend liggen, negeerden

de schoolbel… Men zag het niet of het

interesseerde niet, alles ging gewoon door

zonder ons.”

Tot slot

Arjen: “Nu ik wat ouder ben, zoeken we

elkaar meer op. We hoeven ons niet meer

te bewijzen. Met ons clubje vrienden van

vroeger komen we af en toe bij elkaar,

rondom een reünie of gewoon tussendoor,

als het lukt om iedereen bij elkaar te

krijgen. Jan Maarten Beijen woont in de VS,

ik nu in Istanbul. Terugkijkend realiseer je je

hoezeer die schoolperiode bepalend is en

vriendschappen voor het leven meegeeft.

Het Stedelijk is voor ons een broedplaats

geweest. We hebben de kans en de

mogelijkheid gekregen: die hebben we zelf

opgepakt en benut, maar de school en de

leraren ben ik daar wel dankbaar voor.”

Tanay: “Ik ben het helemaal met je eens.

Ook nu heb ik nog veel contact met mijn

Stedelijk-vrienden. In de jaren na het eindexamen

zijn we bijna elk jaar met elkaar op

vakantie gegaan. Onlangs waren ze hier in

Istanbul op bezoek en hebben we de stad

doorkruist en alle culturele hoogtepunten

gezien. Daarnaast hoort nachtelijk avonturisme,

waar Istanbul zich bij uitstek voor

leent, er natuurlijk ook bij. Bijzonder leuk

was ook dat ze werden ontvangen door

de consul-generaal op het paleis en kennis

hebben gemaakt met Arjen. Zo zaten er

opeens zeven Stedelijk-alumni in het Palais

de Hollande te Istanbul!”

12


In memoriam Gretha Römelingh

Marije de Jager en Sander van Deventer

Op 3 september 2021 is op 96-jarige

leeftijd Gretha Römelingh overleden;

zij was van 1962 tot 1975 lerares

tekenen aan het Stedelijk Gymnasium.

Mevrouw Römelingh was een inspirerende

docente die veel oud-leerlingen heeft

weten te enthousiasmeren voor haar vak.

In zijn In memoriam schetst Sander van Deventer,

eindexamenjaar 1973, een levendig

tijdsbeeld van de jaren dat Gretha Römelingh

aan onze school verbonden was.

“In de woeste jaren zestig was er op

het Stedelijk Gymnasium opvallend veel

aandacht voor de kunsten en zelfs de open

dag was een klein cultureel festival. Sommige

van de activiteiten hadden een licht

competitief karakter, tot grote afschuw

van de kritische leraar Anton Oskamp, de

schrijver van Het rode boekje voor scholieren,

die bij een van deze happenings poolshoogte

kwam nemen. Mevrouw Römelingh

was onze tekenlerares, maar omdat in die

dagen alles in een breder perspectief werd

gezien, werd er tijdens de lessen vaak lang

gediscussieerd over de definitie van kunst,

het belang van techniek en ook over tal

van onderwerpen die niets met kunst te

maken hadden. En de lessen van mevrouw

Römelingh werden soms onderbroken

door incidenten die tegenwoordig zonder

twijfel tot disciplinaire maatregelen hadden

geleid, zoals het afsteken van een gasgenerator-ontsteker,

met enorme rookontwikkeling

als gevolg. Daar was mevrouw

Römelingh wel van geschrokken, maar ze

deed er niet moeilijk over.

Ik vond tekenen leuk, maar had er, in

tegenstelling tot medeleerlingen die in de

lessen van mevrouw Römelingh werkelijk

prachtige tekeningen en objecten maakten,

totaal geen talent voor. Ik troost me met

de gedachte dat sommigen van hen heel

goede kunstenaars zijn geworden. Toen

mevrouw Römelingh enige tijd afwezig

was, kregen wij een vervanger die zich had

voorgenomen ons de basis van de tekentechniek

bij te brengen. Dat begon met

het uit de hand trekken van een rechte

lijn, gevolgd door parallelle rechte lijnen

en na enige maanden uiteindelijk een heel

13


Mevrouw Römelingh eind 2016. Ze was tot op

hoge leeftijd van de partij bij lustra en soortgelijke

gelegenheden op school.

(foto: André Koch)

tekenvel met rechte lijnen. Hoewel dit mij

niet slecht afging, begreep ik toen wel wat

een voorrecht het was om les te krijgen

van mevrouw Römelingh.

De gebeurtenissen die bepalend zijn

geweest voor mijn leven zijn vaak te herleiden

tot het Stedelijk Gymnasium.

De beleidsmakers die nu weer het opheffen

van de gymnasia hebben aangekaart, begrijpen

niet dat het niet gaat om de naam

van de school, maar om de excellente en

inspirerende leraren die er lesgeven. Met

het overlijden van mevrouw Römelingh nemen

we opnieuw afscheid van zo’n leraar.”

14


Grootschalige verbouwing Prinsenhof

Maurine van Mourik

Op 9 mei jl. is begonnen met een

grootschalige verbouwing van

het Stedelijk Gymnasium aan het

Prinsenhof. Van binnen wordt de school gerenoveerd

en toekomstbestendig gemaakt.

Ook zal er, vooral aan de achterzijde,

worden gesloopt en nieuwbouw worden

toegevoegd aan het gebouw. De verwachting

is dat de verbouwing in het tweede

deel van 2023 gereed zal zijn.

Waarom wordt er verbouwd?

In het hele gebouw is sprake van achterstallig

onderhoud. Zo is bijvoorbeeld de

achterkant van het middendeel van de

school flink verouderd en ziet het er lelijk

uit. Ook lekt het op verschillende plekken

en voldoet het gebouw niet meer aan de

eisen van deze tijd wat betreft duurzaamheid,

luchtkwaliteit en gebruiksvriendelijkheid.

Vorig jaar heeft de gemeente Haarlem een

technische nulmeting gedaan bij 76 Haarlemse

schoolgebouwen. Deze technische

nulmeting bestond uit een onderzoek op

het gebied van efficiënt energiegebruik,

kwaliteit van het binnenmilieu, geschiktheid

van het gebouw voor onderwijs en technische

kwaliteit van het schoolgebouw. Het

Stedelijk Gymnasium scoorde het op één

na slechtst van alle Haarlemse scholen.

Reden te meer voor het gemeentebestuur

om akkoord te gaan met de investering van

11 miljoen euro die de verbouwing naar

verwachting gaat kosten.

Wat is het doel van de verbouwing?

Een van de belangrijkste doelen van

de verbouwing is het gebouw te laten

voldoen aan de eisen die tegenwoordig

aan schoolgebouwen worden gesteld. Het

Stedelijk Gymnasium moet een betere

leer- en werkplek worden, toegankelijk

15


voor iedereen, met een goede luchtkwaliteit

(ventilatie) en een prettige akoestiek.

Architectenbureau BRIQUE Architecten

heeft in het plan de volgende doelen

verwerkt:

• Renoveren en verduurzamen

• Verbeteren klimaat en akoestiek

• Uitbreiding onderwijsruimte / lokalen

• Geheel toegankelijk gebouw

• Onderwijsconcept meer passend bij

deze tijd, meer open, modern en waar

mogelijk flexibel.

Het plaatje hierboven toont een dwarsdoorsnede

van het gerenoveerde gebouw

bij de huidige lokalen 14 en 16.

Hier zie je onder andere dat het gebouw

lichter wordt, er meer ruimte zal komen

voor zitjes en werkplekken voor leerlingen,

en dat sommige lokalen worden vergroot.

Wat gaat er precies gebeuren?

Ten eerste zal een deel van het gebouw,

vooral aan de achterzijde, worden vervangen

door nieuwbouw. Het oude tekenlokaal

en de oude conciërgewoning gaan

tegen de vlakte. In plaats daarvan komt een

ruime, moderne achterzijde met een nieuwe

dakconstructie, waardoor de school

ruimer en lichter wordt. De monumentale

voorgevel blijft intact.

Er komen onder meer een speciaal dramalokaal

(dat ook kan dienen als een soort

collegezaal voor 60 leerlingen), een grotere

en prettigere huiskamer en een geluidsdichte

oefenruimte voor de schoolband.

Daarnaast wordt een aantal bestaande lokalen

vergroot, komen de werkplekken voor de

ondersteuners (administratie, coördinator, de

rector) bij elkaar te liggen en worden ze wat

meer gescheiden van de onderwijsruimtes.

Verder komen er liften in het gebouw om de

school toegankelijker te maken.

16


Oude situatie

Qua duurzaamheid gaat de school er ook

behoorlijk op vooruit na de verbouwing.

Er worden namelijk veel zonnepanelen op

het dak geplaatst, er komen warmtepompen

om het gebouw te verwarmen en er

komen meer ramen voor meer daglicht in

de lokalen en de gangen.

En de leerlingen?

De verbouwing gaat minstens 14 maanden

duren. In die periode zal een deel van het

onderwijs dat op het Prinsenhof werd

gegeven, verplaatst worden naar de lokalen

aan de Jacobijnestraat; dit betreft met

name de brugklassen. De hogere klassen

krijgen les in containergebouwen aan het

Tennispad in Haarlem.

Nieuwe situatie

17


Zeilkamp met Bep Altena

Amber van der Steen

Op een woensdagmiddag interview

ik Bep Altena per telefoon. Toen ik

haar twee weken geleden mailde,

kreeg ik direct een email terug waaruit

bleek dat ze zich mij nog goed kon herinneren.

Bep was tijdens mijn tijd op het Stedelijk

mijn mentor in de onderbouw. Wij

zijn dus in 2003 met elkaar op zeilkamp

geweest.

In 2021 ging Bep voor de 25ste keer

mee op zeilkamp. De eerste keer was in

1997, toen zij net een jaar bij het Stedelijk

werkte. We spraken over wat er nog hetzelfde

was, wat er was veranderd en wat

haar bijstond van de afgelopen 25 jaar aan

herinneringen.

Om te beginnen, vertel eens over het

allereerste jaar dat je meeging op zeilkamp.

“Dat was in 1997. Ik werd ingedeeld op

een kleine boot, de Antonius. Het was ook

maar een klein klasje van 11 leerlingen,

maar de boot had een laag plafond. Ik kon

nergens rechtop staan.” (Voor de lezer:

Bep Altena is 1,84 m).

Wie was er nog meer mee op die

eerste reis?

“Ik had een vader mee. Zijn dochter zat

op een andere boot. Het was een aardige

man, maar hij hielp helaas niet bijster veel.

De man was inmiddels al met pensioen en

genoot van het reisje. Hij deed vaak dutjes

als er klusjes gedaan moesten worden. Na

dat eerste jaar kon ik voortaan zelf kiezen

wie ik meenam op reis. Zo zijn mijn man,

mijn zus, mijn vriendinnen, oud-leerlingen

en ook mijn kinderen mee geweest.”

Herinner je je wie er in 2003 op mijn

kamp mee was als extra begeleider?

“In 2003 was mijn man mee op reis.”

Vertel ons wat meer over je ervaringen

en herinneringen.

“Het zeilkamp is een introductiekamp. De

kinderen zijn nog maar 12 jaar en zitten

net drie weken op school. Zij kennen

elkaar nog nauwelijks. Om elkaar beter

te leren kennen, deden we ’s avonds

altijd spelletjes aan boord. Het gebeurde

ook regelmatig dat een kind last had van

heimwee. Het is mij, met de nodige trucjes,

altijd wel gelukt deze kinderen aan boord

te houden. Meestal waren ze in de ochtend

dan trots over het feit dat ze de nacht

waren doorgekomen en ging het de rest

van het kamp verder zonder problemen.

Het was altijd mooi om te zien hoe de klas

aan het einde van het kamp echt een groep

was geworden.”

Sinds 1997 zijn er wat dingen veranderd

in de wereld, met name technologie en

telefoons. Hoe heb jij die veranderingen

ervaren in de afgelopen jaren?

“Telefoons gaan niet mee op kamp. Strikt

verboden. De leraren en hulpmentoren

18


Enkhuizen

mogen wel een telefoon mee, voor noodgevallen.

De reden dat we deze regel handhaven

is om te voorkomen dat kinderen

ieder op hun eigen telefoon spelletjes doen

of naar huis bellen. Het is juist de bedoeling

dat zij zich op elkaar richten.”

Kun je wat meer vertellen over hoe de

kampen nu verschillen van vroeger?

Zijn er bijvoorbeeld veranderingen in

de organisatie of in de invulling van het

zeilkamp?

“Inmiddels gaan er leerlingmentoren mee

op kamp. Dit zijn leerlingen uit de vierde

klas, altijd twee per boot. Daar zijn we erg

blij mee, want zij nemen ons veel uit handen.

Ook is het programma uitgebreid. Zo

organiseerden de leerlingmentoren de laatste

jaren een bootcamp en hebben we een

singalong gedaan. Ook het ruilspel is een

favoriete activiteit. Hierbij worden leerlingen

in groepjes met een klein voorwerp

(bijvoorbeeld een paperclip) Enkhuizen in

gestuurd. Ze moeten dit met voorbijgangers

ruilen tegen een ander voorwerp. Dit

herhaalt zich een aantal keren en uiteindelijk

keren ze met de gekste dingen terug bij

de boot. Ik herinner me een jaar waarbij

de leerlingen terugkwamen met een

tweezitsbankstel. Sindsdien hebben we de

regel toegevoegd dat wat er geruild wordt

maximaal mag wegen wat één persoon zelf

kan tillen.”

Hoe ben je zelf veranderd in 25 jaar?

“Ik geef makkelijker de leiding uit handen.

Vroeger regelde ik de bonte avond, tegenwoordig

kan ik ervan genieten om vanuit

een hoekje toe te kijken hoe de leerlingmentoren

dit doen.”

19


Hoorn

Heb je een favoriete herinnering?

“Niet één specifieke herinnering, maar de

vossenjacht was altijd een topper, bij zowel

de docenten als de leerlingen. Zo was er

een jaar dat ik verkleed ergens in Hoorn

de ramen van een leegstaand huis stond te

lappen. De buurvrouw kwam naar buiten

om te vragen wat ik in hemelsnaam aan

het doen was. Ik vertelde haar over de

vossenjacht en ze liet mij vrolijk mijn gang

gaan. Toen er een groep leerlingen langsliep

en twijfelde of ik wel of niet een vos was,

kwam de vrouw naar buiten en zei luid:

‘Toos, kom je zo lekker binnen een kop

koffie drinken?’ De leerlingen liepen door.

We gingen ook een keer als duo verkleed

op pad: de een zat in een rolstoel en de

ander duwde. Onze leerlingen zagen ons

wel, maar liepen steeds door, zonder een

stempel te halen. Toen ik later vroeg of ze

ons niet hadden herkend, antwoordden ze:

‘We twijfelden, maar dachten: met zoiets

spot je niet.’

Een ander jaar zaten we de eerste ochtend

aan het ontbijt. Ik vroeg een leerling naar

zijn hobby’s. Hij zei dat hij op een koor zat

en begon spontaan te zingen, zwaar klassiek.

De kinderen reageerden erg hartelijk

en op de laatste avond heeft hij nog voor

ons opgetreden, op de kade bij de boten,

in het donker onder de sterren. Iedereen

luisterde geboeid. Zo mooi.”

Zijn er nog dingen die je graag zou vertellen?

“Tijdens de laatste reünie op school stond

ik in de hortus met een aantal oud-leerlingen

te praten. We hadden het over het

zeilkamp en ik vroeg: ‘Weet je nog, Morten,

wat een heimwee je toen had?’ We moesten

lachen, want Morten was inmiddels

een grote volwassen kerel, ingenieur in de

ruimtevaart.”

20


Romereizen met Roel Russchen

Amber van der Steen

Op een (voor mij) drukke middag

vinden Roel Russchen en ik een

moment om via Zoom te spreken

over zijn ervaringen met de Romereis. We

hebben het over zijn interesse in geschiedenis

en kunstgeschiedenis, over wat kunst

betekent voor een stad en wat het leerlingen

kan bijbrengen. Een mooi gesprek over

welke lessen we kunnen trekken uit het

verleden.

Laten we beginnen bij het begin: hoe lang

werk je al bij het Stedelijk Gymnasium?

“Ik werk sinds 1999 bij het Stedelijk. Ik

woon inmiddels al 40 jaar in Haarlem.”

Hoe kwam het zo dat je op Romereis

meeging?

“Ik ben natuurlijk leraar Duits, geen klassieke

talen. Helaas kwam de Berlijnreis,

wat ik een van de mooiste reizen vond,

tot een eind. Maar omdat ik ook altijd veel

Forum Romanum, Rome

interesse heb gehad in kunst en geschiedenis

was de Romereis een goede optie om

aan deel te nemen.”

Wat zijn je herinneringen aan je eerste

Romereis?

“De eerste Romereis ging ik mee als

begeleider samen met Roel Janssen. Wat

mij vooral opviel was het tempo van de

dagindeling. Er is zoveel te zien in Rome en

je probeert zoveel mogelijk te doen in de

beschikbare tijd. Bovendien zijn de plaatsen

die je bezoekt enorm indrukwekkend. De

eerste keer dat ik de Villa Borghese zag,

was precies dat: indrukwekkend. Overigens

vind ik de Villa Borghese ieder jaar weer

bijzonder om te zien.”

Wat zijn je persoonlijke bijdragen aan de

Romereizen?

“Ik wilde graag actief deelnemen aan de

voorbereidingen voor de reis. Ik begon dat

eerste jaar met vroegchristelijke kunst, en

ieder jaar heb ik wat meer voorgesteld.

De vroegchristelijke kunst (van vóór de

middeleeuwen) is heel interessant. Daarna

breidde ik uit naar de rest van de kerken.

De ontwikkeling van het christendom. Vragen

zoals: waar denken we aan als we aan

Jezus denken? En waar begint het dat hij zo

wordt afgebeeld? Grappig genoeg begon

dat in Duitsland. Een ander onderwerp van

interesse zijn de Mithrasresten, die je vindt

in het Mithraeum.”

21


Zie je verschil in de leerlingen die mee

waren op Berlijnreis en de leerlingen op

Romereis?

“In principe zie ik niet heel veel verschil.

De leerlingen zijn 17 à 18 jaar, ze kijken uit

naar een gezellige reis. Leraren vinden de

inhoud van de reis belangrijk, dus zoek je

samen naar een balans. In Berlijn lukte dat

vaak net wat beter dan in Rome. Dat komt

denk ik doordat het zesdeklassers zijn in

Berlijn, die hebben meer keuze gehad om

Duits te kiezen. Maar ik moet zeggen, in

het algemeen als je leerlingen verantwoordelijkheid

geeft, zeker op reis, dan nemen

ze die ook.”

het Romeinse Rijk mee. Zo maakten ze de

overstap naar het christendom. De handel

bloeide, zozeer zelfs dat er steeds meer

schepen nodig waren. Dat betekende dat

er steeds meer hout nodig was, waarvoor

ze steeds meer bomen kapten. Als gevolg

erodeerde de berghelling; de rivier slibde

dicht en het gebied werd onbewoonbaar.

Op het hoogste punt van de berg zijn de

laatste archeologische vondsten gedaan.

Mensen verlieten en masse de stad. Zo

bestond er daar ooit niets, en bestaat er nu

weer niets. Dat doet je denken aan de huidige

situatie waarin we leven. En een mooi

gesprek met leerlingen volgt daaruit.”

Wat is je mooiste herinnering?

“Ik heb niet één specifieke herinnering,

maar wat me bijstaat is wat we kunnen

leren van het verleden. Zo zijn er mooie

gesprekken die je met leerlingen kunt

hebben aan de hand van de oudheid.

Bijvoorbeeld bij de oude Griekse kolonie

Poseidonia – later Paestum in de Romeinse

tijd – ten zuiden van Napels; daar kijk je

naar tempels die wel 2500 jaar oud zijn.

Ooit begonnen door Griekse kolonisten,

gelukszoekers, migranten. Dat gebied werd

geleidelijk een stadje. De groeiende kracht

van Rome was voordelig voor de bewoners.

Ze maakten de opkomst en bloei van

Zijn er nog dingen die je graag zou willen

ontdekken in Rome?

“In Rome ben je nooit uitgekeken. Er is

altijd nog meer te zien, te leren, te ontdekken.”

Dit is het laatste jaar dat Roel lesgeeft op

het Stedelijk. Of hij, ook tijdens zijn pensioen,

nog mee zou willen op Romereis?

Roel: “Ik zou geen nee zeggen tegen nog

een jaar Romereis.”

Roel Russchen is inmiddels hobbyboer,

zoals hij het zelf noemt. Hij is op het platteland

een voedselbos begonnen.

22


Kansen(on)gelijkheid op het

Stedelijk Gymnasium Haarlem

Interview met Sebastiaan Voorn, coördinator onderbouw

Freddy Groot

Inleiding

Als kleuterleerkracht op een

Amsterdamse basisschool heb ik

te maken met kinderen uit veel

verschillende culturen en achtergronden.

Elk kind komt op het eigen niveau binnen,

staat op het eigen punt van ontwikkeling

en draagt de eigen bagage. Het vak van

(kleuter)leerkracht is mede zo boeiend

omdat je wordt geacht onderwijs ‘op maat’

te geven en er in een klas met 28 kinderen

evenzoveel maten zijn.

Direct bij de kleuters wordt het thema

‘kansen(on)gelijkheid’ al duidelijk, met

name op het gebied van de taalontwikkeling.

Kleuters met Nederlandstalige ouders

kennen gemiddeld 3000 woorden. Jonge

kinderen van Turkse of Marokkaanse komaf

hebben een gemiddelde woordenschat van

1000 woorden. Woordenschat is belangrijk

voor het succesvol doorlopen van

de school, onder andere voor het leren

lezen. In Amsterdam is daarom in 2009 de

BAK-lijst, Basiswoordenlijst Amsterdamse

Kleuters, uitgegeven, die op alle basisscholen

op een placemat werd aangeleverd.

Deze lijst van 2000 basiswoorden en 1000

uitbreidingswoorden vertegenwoordigt het

verschil tussen een kind dat in een taalrijke

omgeving (hoort 2000 woorden per uur)

en in een taalarme omgeving (hoort 500

woorden per uur) opgroeit. De bedoeling

was dat zo alle kinderen met dezelfde

woordenschat in groep 3 zouden starten.

Kansen(on)gelijkheid

Het thema kansen(on)gelijkheid steekt telkens

weer duidelijk de kop op bij een overgang

naar de volgende stap in de (school-)

ontwikkeling: peuter>kleuter>schoolkind;

PO>VO; VO>MBO/HBO/WO>werk. Veel

instanties, beleidsmedewerkers, bestuurders,

politici, ouders, leerkrachten en

directeuren zijn ermee bezig en zoeken

23


naar een ‘oplossing’. Abdelhamid Idrissi,

oprichter van ‘de studiezalen’ in Amsterdam,

door de HvA benoemd tot ‘Professor

of Practice’, memoreerde dat er inmiddels

18 verschillende definities van kansen(on)-

gelijkheid in omloop zijn.

Sebastiaan Voorn, coördinator onderbouw

Ik ga in gesprek met Sebastiaan Voorn over

de aanpak van kansen(on)gelijkheid op het

Stedelijk Gymnasium Haarlem. Sebastiaan is

14 jaar geleden op 23-jarige leeftijd als gymleraar

begonnen op het Stedelijk. Na verloop

van tijd is hij andere taken en projecten gaan

doen en sinds 2017 is hij coördinator onderbouw.

Vanuit die functie is hij verantwoordelijk

voor de instroom van nieuwe leerlingen.

Het initiatief

In 2017 is er binnen de school een project

gestart, geïnstigeerd door de toenmalige

rector, Zoë Kwint. Voordat zij op het Stedelijk

kwam, was ze conrector op het Barlaeus

Gymnasium in Amsterdam en was ze

gemeenteraadslid voor D66 in Amsterdam-

Noord. Derhalve heeft zij van nabij kennis

gemaakt met en politiek bedreven voor

kansen(on)gelijkheid. Vanuit deze visie zag

zij direct dat de samenstelling van de leerlingen

op het Stedelijk ‘anders’ (witter) was

en het Prinsenhof een eiland. Veel kinderen

(bijvoorbeeld in Schalkwijk, Haarlem-Oost)

weten niet eens dat het Prinsenhof bestaat,

laat staan het Stedelijk Gymnasium.

24


Het Stedelijk bereikbaar maken voor

iedereen

Om in ieder geval die keuze beschikbaar

te maken, zowel voor ouders als voor de

kinderen, is het project gestart met als

doel ‘het Stedelijk bereikbaar te maken

voor iedereen’. Dat is hoe op het Stedelijk

de kansen(on)gelijkheid wordt opgevat en

ingevuld. Want de school is zeker (nog)

niet bereikbaar voor iedereen. De locatie

van de school alleen al kan door ouders als

onveilig worden gezien: midden in de stad,

er staat geen hek omheen, kortom geen

veilige plek voor mijn kind. Dus beslissen

de ouders dat de kinderen ‘gewoon’ naar

de school van hun broertje, zusje, neefje of

nichtje gaan. Want de ouders bepalen vaak

naar welke school hun kind gaat, de kinderen

hebben daar zelf weinig keuze in.

Hoe geef je alle kinderen gelijke kansen?

Met het benaderen van deze nieuwe,

andere doelgroep komt ook een heel scala

van nieuwe en andere behoeften en wensen

naar voren waar de school direct mee

te maken krijgt en oplossingen voor heeft

moeten bedenken.

Contacten leggen

Om te beginnen zijn er veel, heel veel

gesprekken gevoerd. Met basisscholen en

met ouders. Uiteindelijk is besloten dat de

beste aanpak is zelf naar de scholen toe te

gaan. Daaruit zijn samenwerkingsverbanden

en initiatieven begonnen. Sebastiaan is

samenwerking gaan zoeken met bestuurders

van verschillende basisscholen. Er is

nu één coördinator van de Erasmus-school

die tien andere schooldirecteuren in

Schalkwijk, Haarlem-Oost aanschrijft.

Er worden laagdrempelige projectdagen georganiseerd,

speciaal voor die tien scholen,

om de mogelijkheden concreter te maken.

In die twee dagen volgen de leerlingen allerlei

gastlessen op het Stedelijk.

25


Gelijk: iedereen krijgt dezelfde

ondersteuning

De leerlingen worden door hun basisschoolleerkracht

geselecteerd.

Op de laatste dag is er ook een ontmoeting

met de ouders om informatie te

verschaffen en vragen te beantwoorden.

En ook om gesprekken met de ouders te

kunnen voeren, over wat hun wensen zijn

en wat zij belangrijk vinden.

De eerste generatie VWO’ers

“De kinderen die op deze manier de

school instromen noemen we ‘eerstegeneratie

VWO’ers’: zij zijn de eerste uit

hun gezin die zo’n hoge opleiding volgt.

Dit gegeven vraagt heel iets anders van de

school. Dat is niet te onderschatten. Het

maakt wel degelijk heel veel uit hoe een

kind thuis wordt begeleid in het doen van

het schoolwerk. Hoe er door de ouders

naar wordt gevraagd, of ze er samen over

kunnen praten. Als de ouders er niet over

kunnen meepraten en dus ook niet kunnen

ondersteunen, kom je in een grijs gebied

terecht waarin de school eigenlijk de verwachting

van de omgeving heeft dat ze een

Rechtvaardig: iedereen krijgt de

ondersteuning die hij/zij nodig

heeft

Op eigen kracht: de oorzaak

van de onrechtvaardigheid is

verdwenen

belangrijke taak verricht in het ondersteunen

en bijhouden van het schoolwerk.”

De leerkracht in de klas – bewustwording

Voor de docenten betekent het op een

nieuwe manier naar hun lesgeven kijken. Iedereen

die lesgeeft, wil graag met elk kind

iets bereiken, maar de weg daarnaartoe is

heel wisselend.

Wat is kansengelijkheid nu eigenlijk en hoe

voer je dit uit in de dagelijkse praktijk? Elke

leerkracht wil elk kind gelijk behandelen

door het de begeleiding te geven die het

kind nodig heeft.

Wat betekent dat concreet in de klas?

“We zijn er zes jaar geleden al mee begonnen,

maar het is een proces van bewustwording

op alle niveaus. In de personeelskamer

wordt een intern gesprek gevoerd

over hoe het taalniveau van school met de

eventuele taalachterstand van de leerlingen

is te rijmen.”

26


De Huiskamer

De school heeft de taak opgepakt om het

‘grijze gebied’ in te vullen door vijf jaar geleden

iemand aan te nemen om het maken

van het huiswerk op school te organiseren.

Dit is de ‘Huiskamer’ geworden.

De Huiskamer is een plek binnen de

school waar leerlingen met een ondersteuningsbehoefte

onder begeleiding hun

huiswerk kunnen maken of hun studievaardigheden

kunnen verbeteren. Bij de meeste

vakken kan ook hulp geboden worden. De

kwaliteit van de geboden ondersteuning

zit in de continuïteit van de dagelijkse

begeleiding

Als een kind in de Huiskamer huiswerk

maakt, wordt er contact opgenomen met

de ouders over wat het kind thuis nog

moet doen. Aan iedereen die zich aangemeld

heeft, worden vragen gesteld over de

thuissituatie en de werkhouding. Vervolgens

wordt er samen met de mentoren gekeken

of de Huiskamer voor deze leerling

een geschikte optie is.

Sommige leerlingen beginnen meteen in de

Huiskamer. Tijdens het schooljaar stromen

leerlingen naar behoefte in en uit. Dit is

ook kansengelijkheid. De kinderen worden

warm ontvangen, met thee en koekjes en

er is een bank.

Belonging – het thuisgevoel – elitaire school

Vroeger waren de sociale codes, normen

en waarden van thuis en school veel meer

aan elkaar gelijk. Nu zijn de verschillen

groter. Sebastiaan noemt als voorbeeld dat

je elkaar aankijkt als je met elkaar praat

of wacht met praten tot je iets gevraagd

wordt.

“Er stromen ieder jaar kinderen van 54

verschillende basisscholen, allemaal met

verschillende ‘thuistalen’, binnen. Nicole Sol

en ik zijn dan een hele dag bezig met de

klassenindeling. Samen met de mentor sturen

we erop aan dat er binnen die groep

saamhorigheid gaat ontstaan.

Leerlingen voelen zich thuis als ze lijken

op hun medeleerlingen. Dan hebben ze het

gevoel dat ze hier passen. Leerlingen die op

elkaar lijken, trekken naar elkaar toe, dat

is gezond en normaal. Maar er zijn steeds

meer verschillende groepjes van leerlingen

die op elkaar lijken. Dat gaat dwars door

achtergrond en cultuur heen.

Kinderen die ’s ochtends te laat komen

omdat door een stroomstoring het elektrische

hek rondom het huis niet openging

en ze er zodoende niet uit konden, zitten

broederlijk naast kinderen die met z’n

achten op een driekamerflat wonen. Beiden

voelen zich thuis hier.”

27


De resultaten

Hoewel Sebastiaan begrijpt dat mensen

de school als elitair zien, durft hij wel te

zeggen dat de doelgroep, weliswaar met

kleine stapjes, maar onmiskenbaar, diverser

wordt. “Er zijn nu bijvoorbeeld elf leerlingen

ingeschreven van scholen waarvandaan

hiervoor nog geen leerlingen binnen waren

gekomen, met veelal een andere sociaaleconomische

achtergrond.

In vijf jaar hebben we de aantallen steeds

zien verdubbelen, van twee naar vijf naar

elf. Dat zijn allemaal leerlingen die eigenlijk

niet bekend waren met de school. Onze

laagdrempelige aanpak werkt: er worden

stappen gezet.

De namen van de bovenbouw en de onderbouw

beginnen te verschillen.

Dit jaar is er voor het eerst een aanmelding

van een islamitische basisschool. Daar

hadden we al drie jaar contact mee; leerlingen

kwamen naar de voorlichtingsdagen,

maar tot nu toe meldde niemand zich aan.

Alleen al het bijwonen van een voorlichtingsdag

op het Stedelijk maakt verschil

voor de leerlingen, horen we. Daarna zijn

ze zelfbewuster en lopen ze met meer

zelfvertrouwen op hun basisschool rond.

Ze hebben een doel en focus gekregen.

Ik maak me geen zorgen over iemand met

een taalachterstand. Jonge kinderen hebben

een heel hoog lerend vermogen.

Wij proberen ons te onderscheiden door

kansen te bieden en begeleiding te geven.

Als er kansenongelijkheid is, moet je ongelijk

handelen. Het heeft tijd nodig om dit

te begrijpen en met name hoe dat er dan

uitziet in de praktijk. Dat gaat met kleine

stapjes…”

28


Nieuws in het Latijn

Lex Weiler

De reconstructione Aulae Principis

Ut legimus in paginis ic et c libri

Ludovici Vindoboniensis, cui nomen est

Tandem Solus, scriptor postremum aedificium

scholae spectat cogitans se linguam Anglorum

feliciter ibi docuisse sed non iam rediturum

esse. Eodem modo multi docentium idem

aedificium ultimum spectaverunt, scientes se

quondam redituros esse in aedificium melius.

Multos annos cogitatum est de reconstructione

aedificii Aulae Principis, sed nunc tandem

incipit renovatio. Omnes res quae conservatae

erant in hoc aedificio, aut ablatae sunt in aedem

Viae Jacobinorum, aut deletae tamquam

inutiles.

Docendum est in Via Jacobinorum et in loco

trans flumen (Via Ludi Manubriati Reticuli).

Magistri et discipuli in birota iter facient, cum

non in loco usitato atque amato discere et

docere poterunt.

Sine dubio aedificium novum pulchrum et

huius temporis erit, sed speramus animum, qui

semper in schola nostra adesset, et in aeternum

ibi pererraturum esse.

Over de herbouw van het Prinsenhof

Zoals wij lezen op bladzijde 99 en

100 van het boek van Lodewijk Wiener,

dat de titel heeft Eindelijk (volstrekt) alleen,

kijkt de schrijver voor het laatst naar het

schoolgebouw, terwijl hij bedenkt dat hij

daar met succes de Engelse taal onderwezen

heeft maar niet meer zal terugkeren.

Op dezelfde manier keken veel van de

docenten voor het laatst naar hetzelfde

gebouw, wetend dat ze eens zullen terugkeren

naar een beter gebouw.

Vele jaren is er gedacht over de verbouwing

van het gebouw aan het Prinsenhof,

maar nu begint eindelijk de vernieuwing.

Alle spullen die bewaard waren in dit

gebouw zijn óf overgebracht naar het gebouw

van de Jacobijnestraat óf vernietigd

als onbruikbaar.

Er moet lesgegeven worden in de Jacobijnestraat

en op een plek aan de overkant

van de rivier (het Tennispad). Leraren en

leerlingen zullen op de fiets de weg afleggen,

wanneer ze niet op de gebruikelijke

en geliefde plek zullen kunnen leren en

onderwijzen.

Ongetwijfeld zal het nieuwe gebouw mooi

en van deze tijd zijn, maar we hopen dat

de geest die altijd in onze school aanwezig

was, ook voor eeuwig daar zal rondwaren.

29


Klassieke citaten

Lex Weiler

Oldenburg (docent biologie): “Lukt het?”

Leerling: “Nee, niet echt.”

Oldenburg: “Moet ik je ergens mee slaan om je te helpen?”

Janssen: “Je bent geen slecht mens, je bent gewoon een heel irritant mens.”

Joles (verwijdert marker van het bord): “Alcohol is vaak de oplossing.”

Leerling: “Waarom streven mensen zo naar irrelevant zijn!”

Canale: “Bel maar de Kindertelefoon!”

Oldenburg: “Vroeger, toen de wereld plat was…”

Van der Maas: “Er is niets zo ontroerend als een brugger in augustus.”

Zeurend zusje: “Van Walraven is echt een soort heks of zo, ik ben echt bang voor haar.”

Staats (tekent een vis op het bord): “Kijk bijvoorbeeld naar deze raket!”

Kwast: “We gaan deze hoofdstukken lezen als een broodje en je eet ook geen twintig

broodjes tegelijk.”

Jansen: “5e klas Grieks is het hoogtepunt van je leven.”

30


Mooie plannen voor het vredestempeltje in de hortus

Freddy Groot en Maurine van Mourik

Wie (van de oud-Stedelijkers)

heeft geen herinnering aan een

wandeling in de hortus? Trots

dat je als ouderejaars eindelijk het rondje

mocht lopen om de treurbeuk, de jongerejaars

het nakijken gevend en hun geen

blik waardig keurend? Hoewel het eigenlijk

best snel ook saai werd. Het was een klein

rondje immers en er was weinig te zien, op

het ‘tempeltje’ na, maar zelfs daar was niet

veel aan te zien.

Aangenaam verrast waren wij dan ook

toen Raimond Dufour zich bij de redactie

meldde met een boeiend verhaal over dit

tempeltje en een bijzonder plan.

De geschiedenis van het tempeltje

Raimond Dufour: “Tijdens het doorbladeren

van een lijvig boek over Huis ten

Bosch, waarvan de centrale koepelzaal, de

Oranjezaal, onder leiding van Jacob van

Campen (tussen 1647 en 1652 - FG) helemaal

gedecoreerd werd met schilderingen

vol prachtige taferelen van het leven en de

glorieuze daden van Frederik Hendrik, zag

ik op een gegeven moment twee prenten

met daaronder de tekst: ‘Ordonnantiën vervaardigd

door Jacob van Campen voor de

Vredestempel in de Prinsenhof te Haarlem’.

Toen dacht ik: ‘Dat is dat rare ding waar ik

in de hortus twee jaren langs ben gelopen.’”

Vanaf dat moment heeft ‘het rare ding’ in

de hortus Raimond Dufour niet meer losgelaten

en is hij zich gaan verdiepen in de

historie ervan. Hij kwam erachter dat het

tempeltje in 1648 was opgericht ter viering

van de Vrede van Münster, die het einde

betekende van de Tachtigjarige Oorlog en

het begin van de Republiek der Nederlanden

als zelfstandige staat.

Aan de hand van oude tekeningen wil

Raimond het tempeltje, dat nogal vervallen

is, in ere herstellen, met alle prenten en

ordonnantiën die er ooit hingen. Te beginnen

met de twee ordonnantiën van Jacob

van Campen.

Hij richtte een comité op en vond een

drukker in de Watergraafsmeer die een

kleine prent kon opblazen tot de oorspronkelijke

grootte. Het tempeltje had

toen drie treden, boven het maaiveld. Nu is

er nog maar één zichtbaar boven de grond,

maar na wat graafwerk vond Raimond de

twee andere treden terug, gelegen op gele

steentjes. Vervolgens zocht hij contact met

de Archeologische Dienst van de gemeente

Haarlem. (NB: Je mag in de historische binnenstad

geen schepje de grond in steken

zonder toestemming van de Archeologische

Dienst!)

De Archeologische Dienst is, samen met de

Werkgroep Archeologie, in een weekend

verder gaan graven. En toen bleek dat het

plein voor het tempeltje niet een plat plein

was, maar een gewelf over de vroegere

31


Bron: SCahier 74 Classicisme: Vredestempel, Prinsenhof, Haarlem

Haarlemsche Beek, een levensader van de

middeleeuwse stad Haarlem, die van de

duinen naar het Spaarne liep. Hoe mooi

zou het zijn als ook dat gewelf weer helemaal

te zien zou zijn…

Het tempeltje als podium

Inmiddels heeft het Comité Vredestempel,

sindsdien omgezet in de Stichting Vredestempel

1648, een plan gemaakt om tempel,

tuin en beekgewelf tot nieuwe glorie te

brengen. Het doel is de tempel een functie te

geven als openluchtpodium voor kleinschalige

theater-, dans- en muziekuitvoeringen, en

voor debat, lezingen en wellicht andere manifestaties.

In de meeste gevallen zullen deze

openbaar en vrij toegankelijk zijn.

De stichting stelt het volgende voor:

• Er wordt een verdiept plein uitgegraven

voor de tempel. Deze staat

nu bijna gelijkvloers, maar op een

prent uit 1808 is te zien dat hij op

drie treden boven het maaiveld stond.

De tempel wordt daarmee een goed

zichtbaar podium.

• Het huidige hek tussen de pilaren

wordt aangepast, zodat het dankzij een

harmonica-constructie kan worden

weggevouwen.

• Rond het verdiepte voorplein komt

een lage muur. Deze voorkomt dat de

zijkanten afkalven en fungeert tevens

als zitplaats voor toeschouwers.

• Het beekgewelf wordt uitgegraven en

onder, voor en wellicht ook achter de

tempel toegankelijk gemaakt. Onderzoek

moet uitwijzen of dat kan. Het

zou een prachtige extra attractie zijn.

De financiering

Uiteraard kost dit geld. Helaas stelt de gemeente

Haarlem alleen geld beschikbaar in de

vorm van ambtenaren-uren en wordt er geen

subsidie verleend. Dus zal het geld op een

andere manier, bijvoorbeeld via crowdfunding,

moeten worden verzameld. De kosten worden

geraamd op ongeveer 60.000 euro.

Draag jij ook bij?

Het rekeningnummer van Stichting Vredestempel

1648 Haarlem is NL43AB-

NA0110448545. Hopelijk kunnen wij, oudleerlingen,

samen dit mooie plan helpen

financieren.

32


Kom bij de IAML-redactie!

Met veel plezier brengen wij jaarlijks In Aeternum Mirabile Lectu uit.

Een paar keer per jaar komen we bijeen en bespreken dan wat we

weten over oud-leerlingen en over het huidige reilen en zeilen op

onze oude school. Aan de hand daarvan wordt de inhoud van dit

alumni-blaadje bepaald.

Lijkt het je leuk om ook weer betrokken te zijn bij je oude middelbare

school?

Laat het ons weten op iamlredactie@gmail.com

Hartelijke groeten,

De IAML-redactie

33


Colofon

Redactie

Freddy Groot (eindexamen 1977)

Maurine van Mourik (eindexamen 2001)

Amber van der Steen (eindexamen 2009)

Lex Weiler (docent klassieke talen)

Eindredactie

Marije de Jager (eindexamen 1976)

Vormgeving

Ignacio Carmona

Druk

Ferry Lammers

IAML verschijnt digitaal en wordt verspreid via e-mail en op

www.sghaarlem.nl

Een (gewijzigd) e-mailadres doorgeven kan via administratie@sghaarlem.nl


35


Stedelijk Gymnasium

Prinsenhof 3, 2011 TR Haarlem

telefoon 023-5125353 (receptie)

e-mail administratie@sghaarlem.nl

website sghaarlem.nl

Bank: NL87 ABNA 0845 5165 66

Giro: NL46 INGB 0002 3046 88



Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!