A 1. Wie is wie in het Engels Leerlingen steken hun vinger op wanneer ze mondeling de vraag al kunnen beantwoorden. Wie weet wat “ik” in het Engels is? Wie weet wat “jij / u” in het Engels is? Wie weet wat “hij” in het Engels is? Wie weet wat “zij” in het Engels is? Wie weet wat “het” in het Engels is? Wie weet wat “wij” in het Engels is? Wie weet wat “jullie” in het Engels is? Wie weet wat “zij / ze” in het Engels is? Zoek de woorden in het plaatje. 2. Oefeningen Luister goed NEDERLANDS ENGELS GELUID ik I jij / u you hij he zij she het it wij we jullie they zij / ze you 34 STERK ENGELS | FOUNDATIONS - I | H5
B 1. Zijn in het Engels We gaan nu het werkwoord “zijn” in het Engels leren. Leerlingen steken hun vinger op wanneer ze mondeling de vraag al kunnen beantwoorden. Wie weet wat “ik ben” in het Engels is? Wie weet wat “jij / u bent” in het Engels is? Wie weet wat “hij is” in het Engels is? Wie weet wat “zij is ” in het Engels is? Wie weet wat “het is” in het Engels is? Wie weet wat “wij zijn” in het Engels is? Wie weet wat “jullie zijn” in het Engels is? Wie weet wat “zij / ze zijn” in het Engels is? 2. Oefeningen Luister goed. ZIJN TO BE GELUID ik ben I am jij / u bent you are hij is he is zij is she is het is it is wij zijn we are jullie zijn they are zij / ze zijn you are 35 STERK ENGELS | FOUNDATIONS - I | H5
