28.02.2013 Views

onderzoek

onderzoek

onderzoek

SHOW MORE
SHOW LESS

Transform your PDFs into Flipbooks and boost your revenue!

Leverage SEO-optimized Flipbooks, powerful backlinks, and multimedia content to professionally showcase your products and significantly increase your reach.

GESCHIEDKUNDIG<br />

ONDERZOEK,<br />

i r i t i n ' i<br />

DE KENNIS, DIE DE OUDEN HADDEN<br />

V A K<br />

I N D IE.


G E S C H I E D K U N D I G<br />

ÖNDERZ Q E ^ K ^<br />

DE KENNIS, DIE DE OUDEN HADDEN"'<br />

V A N<br />

ï N D I Ei<br />

ÉN DEN VOORTGANG DES KOOPHANDELS<br />

OP DAT LAND, VÓÓR DE ONTDEK­<br />

KING VAN DEN WEG DER W A A RD S<br />

OM DE KAAP DE GOEDE HOOP.<br />

M E T E E N<br />

A A N H A N G ZEL,"<br />

BEHELZENDE WAARNEEMINGEN OVER*<br />

HET STAATSBESTUUR, DE WET­<br />

TEN, DE GEREGTSHANDELIN-<br />

GEN DE KUNSTEN, DE<br />

WEETENSCHAPPEN EN<br />

GODSDIENSTIGE IN­<br />

STELLINGEN, DER<br />

INDIAANEN.<br />

D O O R<br />

iVILLÏAM ROBERTSON, D. D s<br />

Opperfle der Edenburgfclie Hoogefchoole , ea<br />

's Konings Gcfchiedfchryver van Schotland,<br />

Te AMSTERDAM en HAARLEM,<br />

•*J TNTEM4 en A. LQQSJES,


PETRUS LOO SJES ADRUJNSZ.<br />

AAN DEN<br />

NEDERLANDSCHEN LEEZER,<br />

W anneer het oorfpronglyk Werk,<br />

't geen ik thans mynen Landgenooten<br />

vertaaldaanbiede, my in handen<br />

kwam, en ik 't zelve met die greetigheid<br />

doorlas, waar mede ik alles., wat<br />

uit de pen van den roem der Gefchiedfchryveren<br />

deezer Eeuwe vloeide, geleezen<br />

heb , Hond ik geen oogenblik<br />

in twyfel ter verleening myner toeftemming<br />

aan den voorflag der Uitgeeveren,<br />

om myne pen te leenen tot het<br />

vertolken, en 't zelve in een gelykvormig<br />

Nederduitsch gewaad te kleeden,<br />

als ik zyne Gefchiedenis van America,<br />

en van Schotland, gedaan heb; welke<br />

beide Werken een zo gunftig als aanmoedigend<br />

onthaal by myne Landgenooten<br />

ontvingen; ten vollen verzekerd<br />

dat ik denzelfden dank daar door<br />

Zal behaalen.<br />

Eene aanpryzing van 't zelve agt ik<br />

geheel oyerboodig. Alleen eene aan-<br />

* 3 mer-


Vi DE VERTAALER<br />

merking kan ik niet naalaaten hier onder't<br />

oog te brengen. De Oudheid,<br />

waar toe de Heer ROBERTSON opklimt,<br />

maakt het onvermydelyk , dat<br />

'er veel Geleerdheids en Oudheidkundigs<br />

in kome; dan de wyze, op welke<br />

hy die doorgaans dorre ftoffe weet te<br />

verwerken, neemt 'er den roest van af;<br />

en , daar hy alles met eene wonder<br />

bondige Oordeelkunde tot zyne groöte<br />

hoofdzaak t' huis brengt, weert hy<br />

het anders verveelende van dusdanige<br />

Naafpeuringen weg. — Zeldzaam gebeurt<br />

het dat een Aanhangzel in waardye<br />

met het Werk gelyk Haat; doch<br />

hier zal het, by veelen, 't zelve overtreffen.<br />

Gelyk dat gedeelte zyner Gefchiedenisfe<br />

van America, 't welk ons<br />

den Aart en Zeden der Americaanen<br />

befchryfe, voor het meesterltuk in dit<br />

Werk, by den menschkundigen Wysgeer,<br />

gehouden wordt, zo is dit Aanhangzel<br />

gefchikt om ons ter kennisfe in<br />

te leiden der Oude Bewoonderen van<br />

het Oosten. Terwyl hy door het getrouw<br />

aanwyzen der bronnen, uit welke<br />

hy zyile kundigheden, in dit en andere<br />

opzigten,putte, den Onderzoekgraagende<br />

middelen aan de hand geeft, niet<br />

alleen om overtuigd te worden van de<br />

waar-


A A N D E N L E È & E R. Vit<br />

waarheid zyner Berigten, en de gegrondheid<br />

zyner Aanmerkingen; maar<br />

ook, om, wegens deeze en geene Byzonderheden,<br />

een nader en vollediger<br />

kennis te bekomen, dan de aart zyns<br />

Werks toeliet te verfchaffen.<br />

Wegens den oorfprong, aanleg en<br />

uitvoering, deezes Werks kannen wy<br />

den Neder duitfchen Leezer geen beter<br />

verflag geeven, dan met de woorden<br />

van den Heer ROBERTSON zeiven,<br />

die, op dit lïuk, zich in deezer voege<br />

laat hooren:<br />

„ Het leezen van Major REN-<br />

„ NELL'S Gefchrift, ter opheldering<br />

„ zyner Kaarte van Indostan, een der<br />

„ belangrykfte Aardrykskundige Ver-<br />

„ handelingen, die ooit in eenig land<br />

„ uitkwamen , gaf aanleiding tot dit<br />

Werk. Dit boezemde my het denk-<br />

„. beeld in, om volkomener,dan ik ge-<br />

„ daan had , in het Inleidend Boek<br />

„ tot myne Gefchiedenis van America,<br />

„ na te gaan, welke kennis de Ouden<br />

„ hadden van Indie, en te overweegen<br />

„ wat zeker, wat duister en wat fabel-<br />

„ agtig , is, in de Berigten deezes<br />

„ Lands, welke zy overhandreikten.<br />

,, In den aanvange deezes Onder-<br />

„ zoeks, had ik geen ander oogmerk<br />

* 4 „dan


*ui pi VE RTAALER<br />

,, dan myn eigene verlustiging en on-><br />

„ derrigt. Maar 't zelve voortzetten-<br />

„ de, en met naauwlettenheid de oude<br />

„ Sehryvers naagaande , kwamen my<br />

(9 c'.uiige Stukken voor, tot hier toe<br />

„ niet opgemerkt, of met geene ge-<br />

„ noegzaame aandagt gade geflaagen:<br />

„ nieuwe inzigten deeden zich op;<br />

„ myne denkbeelden breidden zich al-<br />

„ lengf-kens uit, en werden belangryker:<br />

tot ik, in 't einde, my yer-<br />

„ beeldde, dat de uitflag myner Naa-<br />

„ fpeuringen onderhoudend en leerzaam<br />

„ yopr anderen zou kunnen weezen,<br />

door zodanig eene bcfchryving te<br />

s> geeven van de onderfcheidene wy-<br />

„ zen, waar op de Gemeenfchap met<br />

3, Indie , van de vroeglte tyden af,<br />

„ onderhouden is, als ftrekken koii<br />

„ om aan te toonen , hoe veel die<br />

„ groote Tak des Koophandels, in elke<br />

„ .KeuW , tocgebragt heeft, ter ver-<br />

., grootinge van den Rykdom en de<br />

„ Magt der Volken , die denzelven<br />

„ in bezit hadden.<br />

„ In deezer voege werd het Ge-<br />

„ fchiedkundig Onderzoek, 't welk ik<br />

„"thans den Leezer aanbiede, begon-<br />

„ nen en voltooid. Welk eene maate<br />

„ ygn verdieiiften 't zelve bezit, moe-<br />

5> ^


A A M D E N L E E Z E R. ££,<br />

}j> ten de Leezers bepaalen. Myne<br />

„ dankbaare herinnering van de gunfti-<br />

„ ge wyze, op welke men myne andere<br />

„ Werken ontvangen heeft, vermeer-<br />

„ dert natuurlyk de bekommernis, met<br />

v welke ik de beoordeeling van het<br />

,, tegenwoordige te gemoete zie.<br />

j, Toen ik eerst myne gedagten op<br />

„ dit Onderwerp vestigde, was ik zo<br />

„ volkomen overtuigd van de ongun-<br />

„ ftige omftandigheid, waarin ik my<br />

„ bevond, het te onderneemen, Lan-<br />

„ den te befchryven , van welke ik<br />

„ geene plaatslyke kennis had , dat<br />

„ ik de omzigtiglle voorzorge gebruik-<br />

„ te om my te hoeden voor dvvaalin-<br />

„ gen, welke daar uit konden ontftaan.<br />

, Ik heb, met onvermoeiden vlyt, de<br />

„ Werken geleezen van alle Schry-<br />

„ vers, welke ik kon bekomen, die<br />

„ eenig berigt van Indie gaven ; ik<br />

„ heb nooit een beflisfend gevoelen<br />

„ opgegeeven , dan 't geen onder-<br />

„ fchraagd was door voldingend gezag:<br />

„ en,daar ik het geluk had,om,onder<br />

, ? het getal myner Vrienden, eenige<br />

„ Heeren te tellen , die aanzienlyke<br />

„ Posten in Burger- en Krygsbewind,<br />

^ in Indie, bekleed, en verfcheide ge-<br />

« deelten diens Lands bezogt heb-<br />

* 5 ?> ben.


BE V É R t A A L E R<br />

„ ben, nam ik te meermaalen tot hun<br />

„ myne toevlugt, en leerde, uit hun-<br />

„ ne Gefprekken, zaaken, die geene<br />

„ Boeken my konden opleveren.<br />

Voegde het my hunne Naamen te<br />

„ noemen,men zou erkennen,dat zy,<br />

„ door hun Oordeel en Bekwaamhe-<br />

„ den, ten vollen geregtigd waren tot<br />

„ het vertrouwen, 't geen ik op hun<br />

„ gefteld heb.<br />

„ Onder het voortzetten des Werks,<br />

„ gevoelde ik myne gebrekkigheid,<br />

„ ten aanziene van een ander ftuk.<br />

,, Om een naauwkeurig denkbeeld te<br />

s, geeven van de onvolkomenheid der<br />

Ouden, zo in het befpiegelend, als<br />

„ in het beoefenend, gedeelte der Zee-<br />

„ vaard, en om met volkomene juist-<br />

„ heid te bepaalen, op welk eene wy-<br />

„ ze zy de Ligging der Plaatzen bepaal-<br />

„ den, derzelver Lengte en Breedte<br />

„ berekenden, werd eene grootere<br />

„ maate van Wiskundige weetenfchap<br />

vereischt, dan myne bevlytiging, op<br />

3, andere Weetenfchappen, my heeft<br />

„ toegelaaten op te doen. — Wat my<br />

5, hier ontbrak, heeft de Vriendfchap<br />

3, myns kundigen en hooggeagten<br />

„ Amptgénoots, de Heer PLAYFAIR,<br />

9> Hoogleeraar in de Wiskunde, aange-<br />

„ vuld;


A A N D E N L E E Z E R. X*<br />

?, vüld; en my in ftaat gefteld, om de<br />

„ gemelde byzonderheden op te hel-<br />

„ deren, op eene wyze, die, zo ik ver-<br />

,, trouw , den Leezeren volkomene<br />

,, voldoening zal fchenken. — Aan dien<br />

?, zelfden Amptgenoot ben ik desge-<br />

„ lyks verfchuldigd het vervaardigen<br />

der twee Kaarten, noodig tot ophel-<br />

3, dering deezes Onderzoeks; zonder<br />

,, zynen byftand zou ik zulks niet<br />

3, hebben kunnen onderneemen."<br />

Even als in de Vertaaling der Ge~<br />

fchiedenisfe van America, heb ik my<br />

'eene kleine Verfchikking in dit Werk<br />

veroorlofd, om naamlyk de Aantekeningen<br />

en Ophelderingen, door den<br />

Heer ROBERTSON agter. elke Afdeeling<br />

geplaatst, onder aan den voet der<br />

Bladzyde te voegen, of, indien ze my<br />

daar toe gefchikt fcheenen, in het<br />

Werk zelve in te lasfehen, waar van<br />

wy met eene korte aanwyzing den<br />

Leezer verwittigen. Deeze verfchikking<br />

vermindert het-lastige van veelvuldige<br />

Aantekeningen , die de aandagt<br />

af breeken.<br />

Ontvangt, Leezers ! deezen onzen<br />

arbeid in uwe gunfte. Mogten wy<br />

eens zo gelukkig weezen, dat de Heer<br />

ROBERTSON de Gefchïedenis van<br />

Noord-


XII DE VERT. AAN DEN LEEZER;<br />

Noord-America, jaaren geleeden reeds<br />

VQor een gedeelte afgewerkt, voltooije,<br />

zo dat deeze, gepaard met de Gefchiedenis<br />

van het Portugeefche America 9<br />

en van de Vastigheden door verfcheide<br />

Volken van Europa op de West-Indifche<br />

Eilanden gemaakt, zyn plan<br />

voltrekke , en eene volkomene Gefchiedenis<br />

der Nieuwe Wereld, door<br />

zo meesterlyk eene penne opgefteld,<br />

het licht zie. Gebeurt dit, en verleent<br />

de Hemel ons leeven en lust,<br />

dan hernieuwen wy, by deezen, onze<br />

belofte, in 't Hot des Berigts voor de<br />

Vertaaling der Gefchiedenisfe van<br />

Schotland geplaatst , om dit Vervolg<br />

onzen Vaderlanderen ter hand te Hellen<br />

: dan het einde des Aanhangzels,<br />

op het tegenwoordige Werk, fchynt<br />

eene ftaaking van den Letterarbeid<br />

des onvermoeid werkzaamen zeventig<br />

jaarigen Schryvers aan te duiden, en<br />

de hoop op de vervulling van deezen<br />

wensch te verzwakken. — Vaart we}.<br />

Haarlem,<br />

jen i van Slachtmaand, 1792.<br />

IN-


INHOUD.<br />

EERSTE AFDEELING.<br />

De Gemeenfchap met Indie , van de<br />

vroeg/Ie tyden af, tot de vermeestering<br />

van Egypte , door de Romeinen.'<br />

' . . . Bladz. i<br />

TWEEDE AFDEELING.<br />

De Gemeenfchap met Indie, zints de<br />

vastftelling der Romeinfche Heerfchappy<br />

in Egypte, tot de Vermeestering<br />

van dat Koningryk door de<br />

Mahomedaanen. . , 85<br />

DERDE AFDEELING.<br />

De Gemeen fchap met Indie, zints de<br />

hemagtiging van Egypte door de<br />

Mahomedaanen, tot de Ontdekking<br />

van


I N H O U D .<br />

yan den Weg om d&. Kaap de Goedp<br />

Hoop, en de Vestiging der Portugeefche<br />

Heerjchappy in het Oosten;<br />

. '. '' . ' :<br />

Mét iès<br />

VIERDE AFDEELING) -Q.<br />

Aïgemeene Aanmerkingen. '. . 273<br />

AANHANGZEL.<br />

Over de Staatkunde, de Wetten,


GESCHIEDKUNDIG<br />

ONDERZOEK<br />

WEGENS<br />

OUD I N D I Ë.<br />

ÈERSTE AFDEELING.<br />

DE GEMEENSCHAP MET INDIE, VAN<br />

DE VROEGSTE TYDEN AF, TOT DE<br />

VERMEESTERING VAN E G Y P T E ,<br />

DOOR DE ROMEINEN.<br />

ie het zich onderwindt de werkzaam­<br />

W heden der Menfchen, in ver verloopen<br />

tyden , na te fpeuren, en de onder<br />

fcheide Happen van hunne vordering, in<br />

eenig bedryf, uit te merken, zal welhaast<br />

de verdrietige ontwaarwording gevoelen, dat<br />

het Tydperk van echte Gefchiedenrs zeer<br />

kort is. Het bedraagt weinig meer dan drieduizend<br />

Jatiren, dat'de Boeken van MOZES,<br />

behelzende hec oudfte en éénigst echt verhaal<br />

van 't geen in de vroegfte^Eeuwen der<br />

Wereld gebeurde, werden opgefteld. H E-<br />

R o D o T v s, de oudfte Heidenfche Gefchied-»<br />

boeker, wiens Werken onzen tyd bereikt,<br />

hebben, bloeide duizend Jaaren laater. Zetten<br />

wy onze <strong>onderzoek</strong>ingen omtrent eenig<br />

ftak voort verder dan den Tyd / waar de<br />

A ge-<br />

r.<br />

AFDEE­<br />

LING.


O N D E R Z O E K<br />

I. gefchreevene Gefchiedenis eenen aanvang<br />

AFDEE­ neemt, wy begeeven ons in het gewest van<br />

LING. Gisfing, van Verdichtzel en van Onzeker"<br />

. heid. Op dien grond verkies ik my zeiven<br />

niet te waagen, noch myne Leezers derwaards<br />

tragten heen te leiden. In myne nafpeuringen<br />

, wegens de Gemeenfchap tusfchen<br />

de Oostlyke en Westlyke Gewesten<br />

der Aarde, en den Voortgang van dien grooten<br />

Tak des Koophandels, welke , door alle<br />

eeuwen heen, zo zigtbaar veel toebragt,<br />

om het Volk, die denzelven dreef, ten top<br />

van Rykdom en Magt op te heffen, zal ik<br />

myzelven bepaalen binnen de aangeduide<br />

perken. Wanneer de Gewyde Schryvers ,<br />

hooger bedoelingen in hunne fchriften hebbende,<br />

by gelegenheid eenige byzonderheid<br />

vermelden, welke ftrekt om het onderwerp<br />

myns Onderzoeks op te helderen , zal ik<br />

daarvan met eerbied gebruik maaken. Wat<br />

Ongevvyde Schryvers verhaalen, zal ik met<br />

vrymoedigheid <strong>onderzoek</strong>en, en de maat<br />

van Geloofwaardigheid , tot welke zy geregtigd<br />

zyn, tragten aan te wyzen.<br />

De oorfpronglyke Mand, aan den Mensen<br />

door zynen Schepper toegefchikt, was in de<br />

zagte en vrugtbaare Gewesten van het Oosten.<br />

Daar begon het Menschlyk GeÜacht<br />

de loopbaane van vordering; en,uit de overblyfzelen<br />

der Weetenfchappen, oudryds in<br />

Indie gekweekt , zo wel als der Kunften<br />

daar in de vroegfte eeuwen geoefend, mogen<br />

wy befluiten , dat dit een der eerfte<br />

Landen was, in welken de Menfchen, ten<br />

deezen opzigte, eenige aanraerkelyke fchre»<br />

den


W E G E N S O U D I N D I E . 3<br />

den vorderden. De Wysheid van het Oosten<br />

was reeds vroeg beroemd (Ö), en de<br />

voortbrengzels van 't zelve werden vroegtyds<br />

gezogt door afgelegene Volken (b~).<br />

De Gemeenfchap, nogthans, tusfchen onderfcheide<br />

Landen,greep, in 't eerst, alleen<br />

over land plaats. Naardemaal de Oosterfche<br />

Volken blyken, weldra eene volkomene<br />

Heerfchappy gekreegen te hebben over<br />

nuttige Dieren (V), konden zy reeds ia<br />

vroegen ryde, de langduurige en moeilyke<br />

Reistochten onderneemen, noodig tot het<br />

onderhouden dier Gemeenfchappe, en, doof<br />

de voorzienige Goedheid des Hemels, vonden<br />

zy zich voorzien van een Lastdier,<br />

zonder welks behulp het onmogelyk zou geweest<br />

zyn, dezelve te volbrengen. De Kameel<br />

ftelde , door zyne aanhoudende fterkte,<br />

door zyne gemaatigdheid in 't gebruik<br />

van voedzel, en de zonderlingheid van zyn<br />

inwendig maakzel , om een voorraad van<br />

water, genoegzaam voor eenige dagen, by<br />

zich te neemen , hun in ftaat om zwaare<br />

lasten te voeren door die Woestynen, welke<br />

doortrokken moeten worden van allen,<br />

die uit eenige der Landen, ten Westen van<br />

den Euphraat, na Indie reizen.<br />

Op deeze wyze werd de Handel gedreeven,<br />

byzonder door de Volken digt by de<br />

Arabifche Golf, van het vroegfte tydperk<br />

af, waar toe Gefchiedkundige berigten reiken.<br />

Ca) i KON. IV. 30,<br />

O) GEN. XXXVII. 25.<br />

CO GEN. XII. 16. XXIV. 10, ïiï<br />

A 2<br />

I.<br />

AFDEE-<br />

LING.


ï.<br />

AFDEE-<br />

LING.<br />

4 O N D E R Z O E K<br />

ken. Verre Reizen werden, in 'teerst, by<br />

eene voorkomende gelegenheid , en door<br />

eenige weinige Waaghalzen, ondernomen.<br />

Dan allengskens verzamelden zich, uit bedagrzaamheid<br />

voor onderling behoud en<br />

veiligheid, talryke benden van Kooplieden,<br />

op vastgeftelde tyden, en eene vereeniging<br />

voor een tyd aangaande, (naderhand bekend<br />

onder den naam van Caravane ) befluurd<br />

door Officieren van hunne eigene verkiezing<br />

, en onderworpen aan fchikkingen, van<br />

welke de ondervinding hun de nuttigheid<br />

getoond hadt , volbragten zy Reistochten<br />

van zulk eene uitgeftrektheid en duur, dat<br />

zy verwonderensw.-ardig voorkomen by<br />

Volken niet gewoon aan deeze wyze van<br />

handeldryven.<br />

Maar, niettegenstaande alle verbeteringen<br />

, welke men kon maakeri in de wyze<br />

om de voortbrengzelen van het eene Gewest<br />

na het andere, te land, te brengen, waren<br />

de ongemakken, daar aan vast, zigtbaar en<br />

onvermydelyk. Dikwyls was dezelve gevaarlyk,<br />

altoos kostbaar, verdrietig en vermoeiend.<br />

Eene wyze van Gemeenfchap gemaklyker,<br />

en vaardiger teffens, werd gezogt,<br />

en de fchranderheid der Menfchen ontdek,<br />

te, by trappen, dat de Rivieren, de Zeeboezems<br />

, en de Oceaan zelve , gefchikc<br />

waren om eene Gemeenfchap tusfchen de<br />

onderfcheide Gewesten der Aarde te openen,<br />

en gemaklyker te maaken, fchoon zy,<br />

in den eerften opflage, onoverkomelyke<br />

fiinderpaalen mogten fchynen.<br />

De Zeevaart, egter, en de Scheepsbouw,<br />

ge


WEGENS OUD INDIE. 5<br />

gelyk ik in een ander Werk getoond heb<br />

(d) , zyn Kun Men van een zo keurigen A<br />

en zamengeftelden aart, dat zy de be- j<br />

kwr.amheden, zo wel als de ondervinding, _<br />

van veele opeenvolgende eeuwen vorderen,<br />

om eenige maat van volkomenheid te bereiken.<br />

Van het Vlot, of de Canoe, die<br />

eerst diende om een Wilden over te zetten<br />

over de Rivier, die hem op de Jagt<br />

in den weg was, tot het zamenftellen van<br />

een Schip, in ftaat om een aantal Scheepsvolk<br />

, of eene aanmerkelykc Laading van<br />

Goederen , na een afgelegen Kust te voeren<br />

, is de vordering van verbetering ontzaglyk<br />

groot. Veele poogingen moesten<br />

'er gedaan, veele prpeven genomen, veel<br />

arbeids en vindings in 't werk gefield worden<br />

, eer men die hachlyke en gewigtige<br />

onderneeming kon volvoeren.<br />

Zelfs naa dat men eenige vordering in<br />

den Scheepsbouw gemaakt hadt , was de<br />

Gemeenfchap der Volken met elkander ter<br />

Zee verre van uitgeftrekt. Uit de berigten<br />

der vroegfle Gefchiedfchryveren leeren wy,<br />

dat de Scheepvaart haare eerde proeven<br />

deedt in de Middellandfche Zee , en de<br />

Arabifche Golf; in deeze ook deedt men<br />

de eerfle werkzaame verrigtingen des Koophandels.<br />

Eene aandaguge befchouwing van<br />

de ligging en gedaante deezer twee groote<br />

binnenlandfche Zeeën wyst ons aan, dat die<br />

be-<br />

(V) Gefchiedenis van America , door w. u o-<br />

SERTS ON, I, D, bl. 3. van de Neder d. Vertdaling*.<br />

A 3<br />

I.<br />

FDEE-<br />

,1NG.


6 O N D E R Z O E K<br />

I. berigten hoogstwaarfchynlyk zyn. Deeze<br />

AFDEE- Zeeën liggen open voor de Landen van<br />

LING. Europa , Afia en Africa , en zich tot<br />

eene groote lengte uitftrekkende langs de<br />

Kusten van de vrugtbaarfte en vroegst befchaafde<br />

Landen , in elk deezer Werelddeelen,<br />

fchynen zy door de Natuur gefchikt<br />

om de onderlinge Gemeenfchap te bevorderen.<br />

OvereenkomfHg hier mede vinden<br />

wy dat de eerfte Reistochten der Egyptenaaren<br />

en Pheniciers, de oudfte Scheepslieden<br />

in de Gefchiedenisfen vermeld , in<br />

de Middellandfche Zee gedaan wierden.<br />

Hun Handel bleef, nogthans, niet lang bepaald<br />

tot de Landen daar aan grenzende.<br />

Door vroegtydig in 't bezit te geraaken<br />

van Havens aan de Arabifche Golf, breiden<br />

zy den kring huns Koophandels uit , en<br />

zy komen voor als het eerfte Volk in 't<br />

Westen , 't welk eene Gemeenfchap ter<br />

Zee met Indie opende.<br />

In dat verflag van den voortgang der<br />

Scheepvaart en Ontdekking , 't welk ik<br />

vooraan in myne Gefchiedenis van Anterica<br />

geplaatst heb, iloeg ik de Zeeverrigtingen<br />

der Egyptenaaren en Pheniciers<br />

met opmerking gade; een korte herziening<br />

hier van, voor zo verre zy betrekking hebben<br />

tot Indie, is alles wat vereischt wordt<br />

tot het ophelderen des onderwerps van<br />

myn tegenwoordig Onderzoek. — Ten aan*<br />

ziene van het eerstgemelde deezer Volken,<br />

is het berigt , 't welk de Gefchiedenis<br />

fchenkt, fchraal en van twyfelagtig gezag.<br />

De vrugtbaare Grond, en de milde Lugeftreek


WEGENS OUD INDIE. 7<br />

/treek van Egypte, bragt de leevensnoodwendigheden<br />

en verkwikkingen in zulk eene<br />

ryklykheid voort, dat de Ingezetenen zo<br />

onafhangelyk wierden van andere Landen,<br />

dat het welhaast een vastgeftelde grondregel<br />

in der Egyptenaaren Staatkunde was, alle<br />

Gemeenfchap met Vreemdelingen te wraaken<br />

: in gevolge hier van hielden zy de<br />

Zeevaarenden voor gevloekt, als ongodsdienstig<br />

en onheilig; en, hunne Zeehavens<br />

verfterkende, weigerden zy- aan de Vreemdelingen<br />

den toegang (e).<br />

De veel onderwindende Eerzugt van SE-<br />

SOSTIUS, de bepaalingen daar aan gefield,<br />

door deeze bekrompene denkbeelden zyner<br />

Onderdaanen , verfmaadende, porde hem aan<br />

om de Egyptenaar $ een handeldryvend Volk<br />

te doen worden; en , in den loop zyner<br />

Regeeringe, volvoerde hy dit zo volkomen,<br />

dat hy, (indien wy eenige Gefchiedboekeren<br />

geloof mogen geeven,) zich in ftaat vondt<br />

om eene Vloot van vierhonderd Schepen in<br />

de Arabifche Golf uit te rusten , die alle<br />

de Landen langs de Erytheïfche Zee tot ƒ»die<br />

Itrekkende , te onderbragt. Ten dien<br />

eigen tyde trok zyn Leger, door hemzelven<br />

aangevoerd door Afia, en onderwierp<br />

aan zyne Heerfchappye alle deelen daar van<br />

tot aan de oevers van den Ganges, en, die<br />

Rivier overtrekkende, bereikte hy den Oos-<br />

ter-<br />

Ce) DIODOR. sic. Lib. I. p. 78. Ed. TVesfelingii.<br />

Amft. 1746. STRABO, Geogr. Lib. XFII. p. H4S.<br />

Ed. Cafmib. Amft. 1707.<br />

A 4<br />

I.<br />

AFDEE-<br />

LING.


L<br />

AFDEE-<br />

LING.<br />

8 O N D E R Z O E K<br />

terfchen Oceaan (ƒ). Maar deeze onderneemingen<br />

baarden geene duurzaame uitwerking,<br />

en fchynen zo ftrydig geweest te<br />

zyn met den aart en hebbelykheden der<br />

Egyptenaaren, dat zy, naa den dood van<br />

SESOSTRIS, hunne oude grondregels weder<br />

aannamen, en veele Eeuwen verliepen<br />

?<br />

er, eer de Handelgemeenfchap van Egypte<br />

met Indie van zo veel gewigts werd, dac<br />

dezelve, in dit Onderzoek, eenige aanmerking<br />

verdient. »<br />

[De Zcemagt aan SESOSTRIS toegefchreeveri<br />

kunnen wy niet voorbyftappen,<br />

zonder daar over eenige Aanmerkingen te<br />

'maaken : Ligtgeloovigheid en Twyfelaary<br />

zyn twee tegen elkander overgaande uiterften,<br />

waar in de Menfchen ligt loopen,<br />

by het nafpeuren van Gebeurtenisfen, die<br />

gezegd worden in de vroegfte jaaren der<br />

gryze Oudheid voorgevallen te weezen.<br />

Zonder verdagt gehouden te worden van<br />

ëene overhellende neiging tot Twyfelaary,<br />

zal het my vryftaan eenige twyfelingen te<br />

koesteren, wegens den Tocht van SESOS­<br />

TRIS in Indie, en diens vermeestering van<br />

dat Land.<br />

Vooreerst. Weinig ftukken in de oude<br />

Gefchiedenis fchynen beter gellaafd, dan dé<br />

vroegtydige afkeer der Egyptenaaren van<br />

het Zeevanrend leeven. Zelfs de magt der<br />

Dwinglandye kan de denkbeelden en zeden<br />

eens Volks niet eensflags veranderen, inzonderheid<br />

wanneer dezelve gevestigd zyn door<br />

eene<br />

f_f) DIODOR. sic. Lib. I. p. 64.


WEGENS O U D I N D I E . 9<br />

eene langduurige gewoonte , en geheiligd I.<br />

door het zegel"van Godsdienst. Dat SE- ,<br />

SosTRis.in 't verloop van weinige jaaren, LING.<br />

bekwaam zou geweest zyn, om de vooroordeelen<br />

van een bygeloövig Volk zo geheel<br />

en al te onder te brengen, dat hy in Haat<br />

wierd eene Vloot van vierhonderd gewapende<br />

Schepen in de Arabifche Golf uit te rusten<br />

, behalven nog eene andere Vloot,<br />

welke by in de Middellandfche Zee hadt,<br />

fchynt geheel ongelooflyk. Uitrustingen<br />

van zulk eene fterkte vorderen de uitertfe<br />

poogingen van eene groote en lang gevestigde<br />

Zeemagt.<br />

Ten tweeden. Is het opmerkelyk , dat<br />

HERODOTUS, die met alle naarftigheid de<br />

oude Gefchiedenis van Egypte onderzogt,<br />

en die alle narigten deswegen ontving y<br />

welke de Priesters van Memphis, Heliopolis<br />

en Thebes, Lem konden mededeelen (g),<br />

fchoon hy een vry uitvoerig verflag van<br />

SESOSTRIS geeve , niets vermeldt van<br />

diens vermeestering van Indie (A). Die<br />

vertelling werd waarfchynlyk ge (meed in<br />

het tydperk tusfchen den leeftyd van H E-<br />

RODOTUS en dien van DIODORUS SIC IJ-<br />

LUS, by wien wy een tot byzonderheden<br />

afdaalend verflag aantreffen, wegens den<br />

Krygstocht van SESOSTRIS na Indie. Zyn<br />

verhaal rust geheel en al op 't gezag der<br />

Egyptifche Priesteren; en DIODORUS geefc<br />

het<br />

(jf) HERODOT. EIL fFesfelittgii. Lib. II. Cap. 3-<br />

{fij HERODOT. Lib. II. Cap. 102. enz.<br />

A 5


l<br />

AFDEE<br />

LING.<br />

i© O N D E R Z O E K<br />

het niet alleen op als zyn algemeen gevoe-<br />

. len, „ dat veele dingen, welke zy verhaal-<br />

„ den, veeleer voortvloeiden uit eene be-<br />

. „ geerte om de Eer van hun Land te bevor-<br />

„ deren, dan uit in agtneeming der waar-<br />

„ heid (O"? raaar<br />

hy neemt byzonder in<br />

aanmerking , dat de Egyptifche Priesters ,<br />

zo wel als de Griekfche Schryvers , wyd<br />

van elkander verfchillen, in de verhaalen,<br />

welke zy geeven wegens de daaden van<br />

SESOSTRIS (£)•<br />

Ten derden. Schoon DIODORUS verzekere<br />

, dat hy, in 't verhaal der Gefchiedenisfe<br />

van SESOSTRIS, zich bevlytigde<br />

om uit te kiezen, 't geen hem meest waarfchynlyk<br />

en overeenkomfKgst fcheen met de<br />

Gedenktekenen van dien Monarch, nog in<br />

Egypte voorhanden, heeft hy, in zyn verhaal<br />

, veele wonderbaare omftandigheden<br />

overgelaaten, die het geheel zeer verdagt<br />

maaken. De Vader van SESOSTRIS verzamelde,<br />

volgens diens fchryven, alle de<br />

manlyke Kinderen, met zyn Zoon op denzelfden<br />

dag in Egypte gebooren ; ten einde<br />

zy nevens hem zouden worden opgevoed,<br />

volgens een plan door dien Vader ontworpen,<br />

met oogmerk om ze toe te rusten<br />

tot gefchikte werktuigen ter volvoering der<br />

groote ondeineemingen, waar toe hij SE­<br />

SOSTRIS fchikte. Wanneer diensvolgens<br />

SESOSTRIS den Krygstocht na Indie aanving<br />

, 'c welk, uit eenige omftandigheden by<br />

CO DIODOR. sic. Lib. I. p. 34.<br />

CO DIODOR. SIC. Lib. I. p. 62,<br />

PI-


WEGENS OUD INDIE. II<br />

DIODORUS vermeld, omtrent het veertigfte<br />

jaar van 's Vorften ouderdom moet geweest<br />

zyn , leefden 'er nog , gelyk het<br />

Gefchiedverhaal wil, duizend zeven honderd<br />

van diens Medemakkeren zyner jeugd, met<br />

het hoofdbevel in diens leger bekleed.<br />

Maar, indien wy de zekere beginzels van<br />

Staatkundige berekening op deeze Gefchiedenis<br />

toepasfen, blykt het, dat, wanneer<br />

één duizend en zeven honderd van de manlyke<br />

Kinderen, op denzelfden dag met SE­<br />

SOSTRIS gebooren, in leeven waren, toen<br />

hy deezen grooten Krygstocht aanving, het<br />

getal der geboorene Kinderen op éénen dag<br />

in Egypte ten minften tien duizend, en de<br />

volkrykheid van dat Ryk meer dan zestig<br />

millioenen moet geweest zyn (7). Een<br />

getal alle paaien van geloofwaardigheid te<br />

boven gaande, in een Koningryk, 'twelk,<br />

volgens de naauwkeurige berekeningen van<br />

den Heer D'ANVILLE, niet meer dan twee<br />

duizend één honderd vierkante mylen bewoonbaar<br />

lands bevat (ni). Eene andere<br />

wonderbaare omftandigheid is de befchryving<br />

van een Schip van Cederenhout,<br />

vier honderd en negentig voeten lang, van<br />

buiten met Goud en van binnen met Zilver<br />

bekleed, 't geen SESOSTRIS toeheiligde<br />

aan de Godheid die te Thebes het hoofdvoor-<br />

(l) GOGUET, töriiine des Loix, des Arts, &c.<br />

Tom. II. p. 12.<br />

( m j D'A N v i L L Z, Memoire fur fEgyfte. Anc.&<br />

Moderse. p. 23,<br />

I.<br />

AFDEE-<br />

LING.


12 O N D E R Z O E K<br />

ï. voorwerp was van den Eerdienst (rf). •—~<br />

AFDEE- Zodanig is mede het bericht, 't welk hy<br />

LING. sneeft van het Egyptisch Leger , waarin ',<br />

bebalven zesmaal honderd duizend man<br />

Voetvolk, en vier en twintig duizend Ruiters,<br />

zeven en twintig duizend gewapende<br />

wagens gevonden werden (


WEGENS O U D I N D I E . 13<br />

maakt het waarfchynlyk, dat 'er,tenzynen<br />

tyde, weinig gemeenfchap tusfchen Egypte<br />

en Indie plaats greep (r). ]<br />

Met dezelfde duisternis als de Egyptifche,<br />

is de Gefchiedenis der vroegfle Zeeverrigtingen<br />

van Phenicie niet omgeevem<br />

Elke omftandigheid, in het chara&er en de<br />

ligging der Pheniciëren, begunftigde den<br />

geest des Koophandels. De grond, welken<br />

zy bewoonden, was noch ruim, noch<br />

vrugtbaar. Van den Koophandel alleen<br />

konden zy rykdom , of magt, bekomen. In<br />

gevolge hiervan was de Koophandel der<br />

Pheniciëren van Sidon enTyrus uitgeftrekt,<br />

en veel gewaagd: en zy gelyken, zo in<br />

Zeden als in Staatkunde, naar de groota<br />

handeldryveiïde Staaten van den tegenwoordigen<br />

tyd, meer dan eenig Volk in de oude<br />

Wereld".<br />

Onder de veelvuldige Handeltakken der<br />

Pheniciëren, mag dien op Indie als een der<br />

grootften en winstrykften aangezien worden.<br />

Naardcmaal zy, door hunne ligging aan de<br />

Middellandfche Zee, en den gebrekkigen<br />

toeftand hunner Zeevaard, het niet konden<br />

waagen eene recbtftreekfche gemeenfchap<br />

met Indie ter Zee te openen, zette de onderneemzieke<br />

geest des Koophandels hun<br />

aan, om eenige welgelegene Havens, aan het<br />

einde van de Arabifche Golf, den Idumeëren<br />

te<br />

(>•) Van de plaats gemerkt [ tot hier toe , is<br />

de I Aantekening van RQBS.K.TSON in den Test<br />

ingevoegd.<br />

I.<br />

AFDEE-<br />

LING.


t4' O N D E R Z O E K<br />

ï. te ontweldigen. Van deeze voeren zy ge­<br />

AFDEE- regeld aan den eenen kant op Indie, en,<br />

LTNG. aan den anderen kant, op de Oostlyke en<br />

Westlyke Kusten van Africa. De aflland,<br />

nogthans, van de Arabifche Golf tot Tyrus<br />

was groot, en veroorzaakte een zo verdrietig<br />

als kostbaar vallend overvoeren der Goederen<br />

te land , dat het voor bun noodig<br />

wierd bezit te neemen van Rhinocolura, de<br />

naaste Haven in de Middellandfche Zee, aan<br />

de Arabifche Golf. Derwaards bragten zy<br />

alle hunne Koopwaaren uit Indie over land,<br />

langs eenen veel korter en gemaklyker weg,<br />

dan men naderhand de Voortbrengzels van<br />

het Oosten, van den overkant der Arabifche<br />

Golf na den Nyl, voerde (V). Te Rhinocolura<br />

werden zy weder ingefcheept, gereedlyk<br />

te water na Tyrus gebragt, en de<br />

Wereld over verfpreid. Deeze, gelyk dezelve<br />

de vroegfle weg van gemeenfchap is<br />

met Indie, waarvan wy eenige geloofwaardige<br />

belchryving bezitten, hadt zo veele<br />

voordeden boven eenigen immer bekenden<br />

weg vóór de hedendaagfche ontdekking eener<br />

vaart op het Oosten, dat de Pheniciers<br />

indere Volken der Aarde met de voortbrengselen<br />

van Indie, in grooter overvloed, en<br />

rot minderen pryze, konden voorzien, dan<br />

:enig Volk der Oudheid. Aan deeze om-<br />

»<br />

i<br />

landigheid, die, geduurende een geruimen<br />

yd, dien Handel alleen in hunne magt flel-<br />

i 'VI- p. 1128. A.<br />

de,<br />

Cs) DIODOR. sic. Lib. I.v. 70. STRABO , Lib,


WEGENS O U D I N D I E . 15<br />

de, hadc men niet alleen toe te fchryven<br />

den onmeetelyken rykdom van byzondere<br />

Perfoonen , „ die de Kooplieden tot Vor-<br />

„ flen, en de Handelaars de Heerlykften in<br />

,, den Lande, maakte (7)" ; maar ook de<br />

uitgeftrekte magt van den Staat zelve, welke<br />

"eerst het Menschdom deedt begrypen,<br />

welke ryke bronnen een Handeldryvend<br />

Volk bezit, en tot welke groote dingen het<br />

bekwaam is,<br />

[Wanneer wy de uitgeflrektheid en de<br />

uirwerkzels van den Koophandel der Phe~<br />

meieren befchouwen, moet, in den eerften<br />

opflage , het fchaars berigt, 't geen wy<br />

daar van by de oude Schryvers aantreffen ,<br />

vreemd voorkomen. Doch , als wy ons<br />

herinneren, dat de Griekfche Gefchiedïchryvers,<br />

(HERODOTUS uitgezonderd), die<br />

ons een verhaal van de Pheniciers opleveren,<br />

hunne Werken langen tyd naa de verwoesting<br />

van Tyrus, door ALEXANDER,<br />

DEN GROOTEN, in't Jicht gaven, zal onze<br />

verwondering ophouden, dat zy in geen<br />

breed verflag treeden wegens een Koophandel,<br />

die toen na andere plaatzen verlegd<br />

was, en langs andere Kanaalen gedrecen<br />

werd. Maar de magt en rykdom van Tyrus ,<br />

in het bloeiendst tydvak des Koophandels,<br />

moest eene algemeetse aandagt getrokken<br />

hebben. In de Voorzeggingen van EZE-<br />

CHIEL (11), die tweehonderd en zestig jaaren<br />

vóór den val van Tyrus leefde, vinden<br />

(t) JESAIA, XXIII. 8.<br />

(K/EZECHIEL, XXVI. XXVII. en XXVIII.<br />

wy<br />

t.<br />

AFDEE-<br />

LIMG.


ï.<br />

AFütiE<br />

L1NG.<br />

16 O N D E R Z O E K<br />

wy het byzonderst berigt van de natuur ed<br />

de verfcheidenheid hunner Koopverrigtingen,<br />

die men by eenig oud Schryver ontmoet,<br />

en tevens een grootsch denkbeeld oplevert<br />

van de uitgebreide magt der Pheniciëren<br />

(v~). ]<br />

. De Jooden hadden, door hunne nabygelegenheid<br />

aan Tyrus, gelegenheid, om den<br />

rykdom, welke na die Stad. vloeide uit<br />

de winstgeevende bron des Koophandels,<br />

welken de Pheniciers van hunne vastigheden<br />

aan de Arabifche Golf voerden, op te<br />

merken, 't geen hun aanzette om 'er deel<br />

in te kiygen. Dit deeden zy onder de vooripoedige<br />

Regeeringen van DAVID en SA-<br />

LOMO, deels door de vermeestering gemaakt<br />

van eene kleine Streek in het Land van<br />

Edom, welke hun in 't bezit ftelde van de<br />

Havens Elath en Efiongeber aan de Roode<br />

Zee, en deels, door de Vriendfchap met<br />

i-i i R A M Koning van Tyrus, die s A L o M p<br />

in itaat ftelde omVlooten uit te rusten,welke<br />

onder het bewind van Phenicif'che Stuurlieden<br />

na Tarfis en Ophir zeilden (V).<br />

In welk gedeelte des Aardkloots wy de<br />

Havens te zoeken hebben, die de Schepen<br />

van SALOMO voorzagen van de Goederen,<br />

door de Gewyde Schryvers opgenoemd, is<br />

eene nafpeuring die langen tyd den vlyt der<br />

Geleerden heeft bezig gehouden. Vroegtyds<br />

veronderftelde men, dat ze gelegen waren<br />

in:<br />

. (v) Het ingeflootene is de II Aantekening van den<br />

Heer ROBERTS OH.<br />

fa) i KON. IX. 26. X. 22.


WEOESS OUD INDIE. 17<br />

in eenig gedeelte van Indie, en werden de<br />

'Jooden gehouden voor een der Volken, die<br />

op dat Land handel dreeven; Doch het algemeener<br />

aangenomen gevoelen wil , dat<br />

SALOMO'S Viooten ,naa het doorzeilen vart<br />

den Straat van Babelmandel, den koers<br />

hielden langs de Zuidwest-Kust vmAfrica<br />

tot het Koningryk van Sofala ; een Land<br />

beroemd van wegen de ryke Goud- en Zilver<br />

- Mynen, (waarom het, door de Oosterfche<br />

Schryvers, het Gouden Sofala geheeten<br />

wordt (ar), ) en overvloed hebbende<br />

van alle de andere Goederen, die de Laadingen<br />

der Joodfche Schepen inhielden.<br />

Dit gevoelen, 't welk de naauwkeurige<br />

naavorfehingen van den Heer D'ANVILLE<br />

hoogstwaarfchynlyk maakten, fchynt thans<br />

met volkomen zekerheid vastgefleld, door<br />

een geleerd Reiziger, die, door zyne kunde<br />

van de Pasfaatwinden in de Arabifche<br />

Golf, en zyne agtgeeving op de oude wyze<br />

van Seheepvaard, zo in die Zee, als langs<br />

de Afrikaanfche Kust, niet alleen reden gege<br />

even heeft van den zeer langen tyd, dien<br />

de Schepen van SALOMO befteedden op de<br />

uit- en t'huis reize, maar ook, uit omftandigheden<br />

wegens de Reis vermeld, getoond,<br />

dat dezelve niet gefchiedde na eenige plaats<br />

in Indie (y).<br />

Da<br />

(te) Notices des MSS. dii Roi^ Tem. Th p. 40.<br />

(?) BRUCE'S Travels. Book. IL Ch. 4. [De N$<br />

derduitfche Leezer kan dit zeer leezenswaardig en om I<br />

derrigtend gedeelte vari BRUCE'S Reize vertaald vin<br />

den ih de Nieuwe Al^em. Faderl. Lvttereeff. V I><br />

bh 403. enz.]<br />

B<br />

i.<br />

AFDEE*<br />

LINGJ


18 O N D E R Z O E K<br />

I. De Jooden mogen wy, derhalven, beflui-<br />

AFDEE- ten hebben geen regc om geteld te worden<br />

LING. onder de Volken, die ter Zee Gemeenfchap<br />

met Indie hielden; en, indien men, uit eerbied<br />

voor de gevoelens van eenige aanzienlyke<br />

Schryveren, hun eisch daar op erkende<br />

, zo wceten wy, met zekerheid, dat de<br />

Handelpooging, welke zy deeden, geduurende<br />

de Regeering van S A L O M O , kortitondig<br />

en rasvoorbygaande was, en dat zy<br />

welhaast wederkeerden tot hun voorigen<br />

lhrat van ongemeenfchaplyke afzondering<br />

van de rest des Menschdoms.<br />

Van het opzamelen der fchaarfche berigten,<br />

welke de Gefchiedenis ons oplevert,<br />

wegens de vroegfle poogingen , om een<br />

Handelgemeenfchap met Indie te openen,<br />

gaa ik nu, met meer zekerheids en grooter<br />

vertrouwen, voort, om den voortgang van<br />

Gemeenfchap met dat Land af te tekenen,<br />

op het geleide van Schryveren, die gebeurtenisfen<br />

vernaaien nader aan hun eigen leeftyd<br />

voorgevallen , en ten welken opzigre<br />

zy volkomener en naauwkeuriger berigten<br />

ontvangen hadden.<br />

De eerfte vastigheid van eenige buitenlandfche<br />

Magt in Indie, welke verzekerd<br />

kan worden door eene blykbaarheid , die<br />

eenige maate van geloof verdient , is die<br />

der Perfiaanen, en zelfs van deeze hebben<br />

wy flegts een zeer algemeen en twyfelagtig<br />

berigt. DARIUS, de Zoon van IIYSTAS-<br />

PES, fchoon-door toeval of kunflenaary<br />

ten Throon verheeven, bezat zodanige werkzaame<br />

en onderneemende bekwaamheden,<br />

dat


WEGENS OUD INDIE. 19<br />

dat zy hem dien hoogen ftand waardig<br />

maakten. Hy onderzogt de onderfcheide<br />

Landfchappen zyns Koningryks naarftiger<br />

dan eenigen zyner Voorgangeren, en fpeurde<br />

Gewesten van Afia, voorheen weinig<br />

bekend , op (z). Veele der Landen , die<br />

Zuid - Oost van de Caspifche Zee na de Rivier<br />

Oxus ftrekken, aan zyne heerfchappy<br />

onderworpen hebbende , voelde hy zyne<br />

nieuwsgierigheid aangeprikkeld om een uitgebreider<br />

en naauwkeuriger kennis te bekomen<br />

van Indie, waaraan zy grensden.<br />

Met dit oogmerk benoemde by SCYLAX<br />

van Carijandra om het bevel te voeren over<br />

eene Scheepsvloot, uitgerust te Caspatyrus,<br />

in het Land van Pactyen (het heden<br />

daagsch Pehkely) aan het bovenfte gedeelte<br />

van den bevaarbaaren loop van de Rivier<br />

Indus, met last om dien Stroom af te vaaren,<br />

tot dat hy den Oceaan zou bereiken.,<br />

SCYLAX volvoerde, fchoon met veel moeite,<br />

en onder veelvuldige hindernisfen, deezen<br />

last: want hy befteedde niet minder dan<br />

twee jaaren en zes maanden, om de Schepen<br />

van de plaats , waar hy aan boord ging,<br />

tot de Arabifche Golf te brengen (a). Het<br />

verhaal, door hem gegeeven van de volkrykheid,<br />

vrugtbaarheid, en de verregaande<br />

vordering in befchaafdheid, van dat gedeelte<br />

van Indie* waar hy door voer, deedt DA-<br />

RIUS ongeduldig haaken om meester te<br />

worden van een zo veel bezittend Land»<br />

(3) HERODOT. Lib. IK c. 44.<br />

(0) HERODOT. Lib, IK c. 43, 44».<br />

B 2<br />

Zulks<br />

I.<br />

AFDRE-<br />

LING.


f.<br />

AFDEE-<br />

LING.<br />

2© O N D E R Z O E K<br />

Zulks volbragt hy fchielyk, en, fchoon zyne<br />

vermeesteringen in Indie n'et blyken<br />

zich uitgeftrekt te hebben buiten de ftreeken<br />

door den Indus befproeid, worden wy ,<br />

egter, opgeleid, om een hoog denkbeeld te<br />

vormen van de rykheid, en het getal der<br />

Inwoonderen, in ouden tyde, als wy leezen,<br />

dat de fchatting, daar door DARIUS<br />

geheeven, bykans een derde gedeelte bedroeg<br />

van de geheele inkomften der Perföfche<br />

Monarchy {¥).<br />

Maar, noch deeze Scheepstocht van SCY­<br />

LAX , noch de vermeesteringen van DA­<br />

RIUS, tot welken dezelve aanleiding gaf,<br />

fchenken ons eene algemeene kennis van<br />

Indie. De Grieken, het éénig verlichte<br />

Volk van dien tyd in Europa, floegen weinig<br />

agts óp de verrigtingen van Volken door<br />

hun als Barbaaren aangemerkt , bovenal<br />

in Landen verre van de hunne verwyderd:<br />

en SCYLAX hadt het verhaal van zyne Reize<br />

opgevuld met zo veele tastbaar fabelag-<br />

(F) HERODOT. Lib. ÏIT. c. po - 06. Het berigt<br />

der Inkomften van de Perfifche Monarchen, door HE-<br />

RODOTUS, is opmerkelyk, en fchynt rfgefchreeven<br />

uit een openbaar Register, hem medegedeeld. Volgens<br />

't zelve was het ?• rnfche Ryk verdeeld in twintig<br />

Satrapyen, of Landvoogdyen. De fchatting, van ieder<br />

geheeven, wordt byzonder opgegeeven , en bedraagt<br />

in 't geheel 14,560 Fub fthe Trlenten, welke<br />

Dr. ARBUTHNOT gelyk fielt met 3.807,437 Ponden<br />

Sterling. Eene fom zeer klein voor de inkomften van<br />

dien.grooten Koning, en'die weinig overeenkomt met<br />

veele gebeurtenUfen wegens den rykdom, de pragt en<br />

weelde, van het Oosten, welke ons by oude Schryvers<br />

voorkomen..


WEGENS OUD INDIE. 21<br />

agtige omftandigheden (V) , dat hy zich<br />

fchynt onderhevig gemaakt te hebben aan<br />

de rechtmaatige firaffe, waaraan Perfoonen,<br />

die eene doorfteekende neiging tot het won-<br />

-derbaare betoonen , dikvvyls onderworpen<br />

zyn, dat men ze met wantrouwen hoort,<br />

zelfs dan, wanneer zy volkomen waarheid<br />

^verhaalen.<br />

Omtrent honderd en zestig jaaren naa de<br />

Regeering van DARIUS HYSTASPES,<br />

ondernam ALEXANDER DE GROOTE zyn<br />

Tocht na Indie. De wilde uitfpattingen van<br />

drift, de onbetaamelyke buitenfpoorigheden<br />

van onmaatigheid, en de pochende ten toonfpreidingen<br />

van trotsheid,al te veelvuldig in<br />

het gedrag van dien buitengewoonen Man,<br />

hebben zyn Character dermaate vernederd,<br />

dat de voortreffelykheid van zyne verdienden,<br />

als Overwinnaar, Staatsman, of Wetgeever,<br />

zelden op den juisten prys gefchat<br />

zyn. Het onderwerp myns tegenwoordigen<br />

Onderzoeks leidt my om zyne verrigtingen<br />

alleen uit één oogpunt te befchouwen; doch<br />

het zal my in ftaat ftellen, om een treffend<br />

tafereel op te leveren van de grootheid en<br />

uitgeftrektheid zyner Plans. ALEXANDER<br />

DE GROOTE fchynt, korten tyd naa zyne<br />

eerfle gelukkige Veldtochten in Afia, het<br />

denkbeeld gevormd te hebben om eene Algemeene<br />

Monarchy op te rigten; haakende<br />

na de Heerfchappy der Zee zo wel als de»<br />

Lands.<br />

(V) PHILOSTRAT, Fit, Apoll. Lib. III. c. 47? en<br />

Nrite 3, van OLEARIUS TZETZET, Chiliad. VIL<br />

Ters 630.<br />

B 3<br />

ï.<br />

AFDEE-<br />

LING.


I.<br />

AFDEE-<br />

LING.<br />

« O N D E R Z O E K<br />

Lands. Uit de bewonderenswaardige poogingen<br />

der Tyriers te hunner eigene verdediging<br />

, zonder eenigen Bondgenoot of<br />

Befchermer, vatte hy een hoog gevoelen<br />

op van de hulpmiddelen, die de Zeemagc<br />

fchenkt, en van den rykdom uit den Koophandel,<br />

byzonder uit dien op Indie, te haaien<br />

, welke hy bevondt dat de Burgers van<br />

Tyrus geheel in hunne magt hadden. Met<br />

oogmerk om zich van dien Handel te verzekeren<br />

, en 'er eene plaats voor te vestigen<br />

, in veele opzigten beter dan Tyrus,<br />

grondvestte hy, zo ras de bemagtiging van<br />

Egypte voltooid was, eene Stad naby een<br />

der monden van den Nyl, die hy met zyn<br />

eigen Naam vereerde; met zo veel oordeels<br />

was deeze plaats gekoozen, dat Alexandrie<br />

welhaast de grootfte Koopftad wierd der<br />

Oude Wereld: en, niettegenftaande veele<br />

opeenvolgende Ryksomwentelingen, geduurende<br />

achttien Eeuwen de hoofdzetel bleef<br />

des Handels met Indie (d). Te midden van de<br />

Krygsverrigtingen op welken ALEXANDER<br />

welhaast verpligt was zyne aandagt te vestigen,<br />

liet hy de begeerte, om den winstryken<br />

Handel, dien de Tyriers op Indie gedreeven<br />

hadden, in zyne handen te krygen,<br />

niet vaaren. Kort daarop ontftonden 'er<br />

gebcurtcnisfen , die niet alleen deeze begeerte<br />

bevestigden, en 'er meer fterkte aan<br />

gaven; maar hem het uitzigt openden om<br />

(/f) G'fchieder.is van America, door W. ROBERT-*<br />

iON. I Deel, bl. 23.<br />

de


WEGENS OUD INDIE. 23<br />

de Opperheerfchappy te verkrygen over<br />

Landen , die de rest des Memchdoms zo<br />

kostbaare Waaren leverden.<br />

Naa zyne beflisfende overwinning, op de<br />

Perfiaanen behaald, werdt hy, in het naazetten<br />

van den laatften DARIUS en van<br />

BES sus, den Moordenaar diens ongelukkigen<br />

Konings, genoodzaakt dat gedeelte van<br />

Afia door te trekken, 't welk van de Caspifche<br />

Zee voorby de Rivier Oxus loopt.<br />

Oostwaards kwam hy tot Maracanda (e),<br />

toen eene Stad van eenige vermaardheid,<br />

en gefchikt, om, in een volgend Tydperk,<br />

onder den hedendaagfchen naam van Samarcand,<br />

de Hoofdltad te worden van een<br />

Ryk niet minder dan zyn eigen in uitgebreidheid<br />

of magt. In het verloop van<br />

eenige maanden , door eenige Landfchappen<br />

trekkende tot nog onbekend aan de<br />

Grieken, in eene rigting dikmaals digt aan<br />

Indie grenzende , en onder een Volk gewoon<br />

veel daar op te handelen, leerde hy<br />

veele zaaken, betreffende den toeftand van<br />

een Land (ƒ), 't geen langen'tyd het voorwerp<br />

van zyne overleggingen en wenfchen<br />

geweest was Qr); die weetenfchap deedt<br />

zyn verlangen , om 'er in te vallen , nog<br />

bet opblaaken. Vaardig en beflisfend in alle<br />

zyne belluiten, toog hy uit fiactria, en trok<br />

die keten van bergen over, welke, onder<br />

verfcheide benaamingen, den Steenen Gordel<br />


Q4 O N D E R Z O E K<br />

t. del vormt, (indien ik deeze uitdrukking<br />

AFDEE- der Oosterfche Aardryksbefchryveren de<br />

LTNG. myne mag maaken,) welke Afia omfluit, en<br />

de Ndordlykfte Schutsmuur fan Indie<br />

maakt.uit­<br />

De gemaklykfle toegang tot eenig Land<br />

moet blykbaar gevormd worden door omftandigheden<br />

in de natuurlyke ligging, als<br />

de engten door 't Gebergte heen gaande,<br />

de loop der Rivieren, en de plaatzen waar<br />

dezelve gemaklykst en veiligst kunnen overgetrokken<br />

worden. Op geen plaats des<br />

Aardbodems is deeze weg van aannadering<br />

zigtbaarder en bepaalder afgebaakend, dan<br />

aan de Noordlyke grenzen van Indie ; dit<br />

gaat zo verre, dat de drie groote Invallers<br />

in dit Land, ALEXANDER, TAMERLANE<br />

en NADIR SHAH, in drie onderfcheide<br />

Eeuwen , met zeer verfchillende oogmerken<br />

en bekwaamheden, denzelfden weg namen,<br />

met bykans geene afwyking. A L E X ­<br />

ANDER hadt de eer dien eerst ontdekt te<br />

hebben. Naa het overtrekken van 't Gebergte,<br />

floeg hy zich neder te Alexandria<br />

Varopamifana, te zelfder plaatze gelegen<br />

ils de hedendaagfche Stad Candahar ; de<br />

Volken aan den Noord-West Oever van<br />

3en Indus te ondergebragt of bevredigd<br />

j lebbende, trok hy de Rivier over te Taxi-<br />

'a , thans Attock, de éénige plaats waar<br />

Jie ftroom bedaard genoeg is om 'er eene<br />

]<br />

Jrugge over te flaari (//).<br />

A L E X A N D E R , den Indus overgetrokken<br />

(Ji) ^EKNELL, Mem. p. pa.<br />

zyn-


WEGENS OUD INDIE. 25<br />

zynde , rukte voort langs den weg , die<br />

rechtflreeks na den Ganges loopt, en de ,<br />

ryke Landfchappen in 'c Zuid-Oosten, nu<br />

onder den algemeenen naam van Indostan •<br />

begreepen. Maar , op de oevers van den<br />

Hydaspes , hedendaagsch bekend by den.<br />

naam van de Bet ah of Chelum, ontmoette<br />

hy den tegenttand van PO RUS, een magtig<br />

Vorst diens Lands, aan 't hoofd eens talryken<br />

Legers, De Oorlog met PORUS, en<br />

de vyandelvkheden in welken hy zich met<br />

andere Indiaanfche Prinfen agtereenvolgende<br />

ingewikkeld vondt, deedt hem van den<br />

eerst ingeflaagen weg afwyken, en meer na<br />

het Zuid-Westen wenden. Onder het<br />

volvoeren deezer Krygsverrigtingen , trok<br />

ALEXANDER door een der rykfte en meestbevolkte<br />

Landen van Indie, tegenwoordig<br />

de Panjab geheeten , van wegen de vyf<br />

groote Rivieren, die 't zelve bewateren;<br />

en daar wy weeten, dat hy deezen marsen<br />

volvoerde in het Regenfaifoen , wanneer<br />

zelfs de Legers der Indiaanen het veld niet<br />

kunnen houden, moet zulks ons een hoog<br />

denkbeeld inboezemen van ALEXANDER's<br />

Ihndhoudenden moed, als mede van de buitengewoone<br />

fterkte van gefteltenisfe, die de<br />

foldaaten, in ouden tyde, verkreegen, door<br />

de vereenigde werking van Krygsfpeelen en<br />

Krygstugt. By eiken itap zyner vorderinge,<br />

vertoonden, zich aan 't oog van ALEXAN­<br />

DER, voorwerpen niet min treffende dan<br />

nieuw. De grootheid van den Indus, zelfs<br />

naa dat hy den Nyl, den Euphraat en den<br />

B $ Th<br />

I.<br />

Ü'DEE-<br />

LING.


E<br />

AFDEE-<br />

LING.<br />

]<br />

•6 O N D E R Z O E K (<br />

Tiger gezien hadt, moet hem met verbaasdheid<br />

vervuld hebben f7). Geen Land, tot<br />

dus verre door hem bezogt, was zo volkryk<br />

en welbebouwd, of vloeide dermaate over<br />

van kostbaare voortbrengzelen van Natuur<br />

en Kunst, als dat gedeelte van Indie, waar<br />

hy zyn Leger doorgeleid hadt. Doch, wanneer<br />

hy allerwegen berigten ontving, waarfchynlyk<br />

niet luttel vergroot, hoe veel minder<br />

de Indus was dan de Ganges; en hoe<br />

zeer alles, wat hy tot hier toe befchouwde,<br />

overtroffen werd in de gelukkige Gewesten<br />

, waar door die Rivier heen aroomde<br />

, is het geenzins te verwonderen, dat zyne<br />

brandende begeerte, om dezelve re zien<br />

en in bezit te neemen, hem aanzette om<br />

zyne Krygsbenden te verzamelen, en dezelve<br />

voor te flaan, dat zy den weg zouden<br />

neemen na een oord, waar rykdom, heerfchappy<br />

en vermaardheid, hun wagtte. Maar<br />

zy hadden reeds zo veel gedaan, en zo veel<br />

;eleden, bovenal van den onophoudelyken<br />

liegen en de verbaazende Overftroomingen,<br />

lat hun geduld,zo wel als hunne kragt,ten<br />

< ïinde was, en zy met eenpaarige ftemmen<br />

weigerden verder te trekken. In dit befluit<br />

5leeven zy zo volftandig , dat AEEXAN-<br />

OER, fchoon alle hoedanigheden bezittenle,<br />

die een overheerfchenden invloed heb-<br />

>en op de gemoederen der Krygslieden,<br />

ver»<br />

O") STRABO, Lib. XV. p. 1027. C. & Not. 5.<br />

'afaub.


WEGENS OUD INDIE. 27<br />

vcrpJigt was het op , en last, te geeven, om<br />

weder na Perfie te keeren (k~). 1<br />

Het<br />

(k~) ARRIAN. Lib. V. c. 24, 25. 't Is vreemd<br />

dat ALEXANDER in de Landfchappen, aan Indie grenzende<br />

, geen zodanig berigt ontving van de, op vast<br />

bepaalde tyden, Regens in dat Land, 't welk hem de ongefchiktheid<br />

toonde om zyne Krygsverrigtingen aldaar<br />

voort te zetten, tcrwyl die Regens aanhielden. Zyn<br />

Tocht in Indie nam een aanvang omtrent het afioopen<br />

der Lente ,ARRIAK. Lib. II'. c. 22 , toen d.e Regens<br />

aireede begonnen waren in 't gebergte, van 't welke<br />

alle de Rivieren in de Panjab voortkomen, en die<br />

gevolglyk zeer hoog gezwollen moeten geweest zyn,<br />

eer hy derzelver oevers bereikte, RENNELL, p.<br />

268. — Hy trok den Hydaspes over in 't midden van<br />

den Zomer, omtrent het fterkfte van het Regenfaifoen.<br />

In een Land, waardoor zo veele breede Rivieren loopen,<br />

moet een Leger te velde, in dit Jaargctyde, zeer<br />

veel geleden hebben. Eene naauwkeurige befchryving<br />

van den aart deezer Regenvlaagen en Overftroomingen<br />

,in dit gedeelte van Indie, veifchaft ons ARRIAN.<br />

Lib. F. c. p, en nog volkomener STRABO, Lib. XF.<br />

p. 1013. 't Geen zy' daardoor uitgeftaan hadden, deedt<br />

de foldaaten van ALEXANDER klaagen, s T R A B O, Lib.<br />

XF. p. ic2i, en niet zonder grond; nrardemaal het<br />

zeventig dagen langonophoudelykgeregend hadt,D 10-<br />

DOR. SIC. Lib. XVU, c. P4. — Etne omftandigheid,<br />

welke aantoont met welk eene naauwkcungheid<br />

de Officiers van ALEX ANDER alles in dat gedeelte van<br />

h>die opmerkten, verdient gemeld te worden. ARIS-<br />

TOBULUS tekent in zyn Dagboek op. dat, hoewel<br />

'er zwaare ftortregeus vallen in't gebergte, en in de<br />

landen daar omftretks , in de vlskten beneden geen<br />

eene Regenvlaag viel, STRABO Lib. XF. p. 1031. B.<br />

1015. B. Major RENNELL was onderrigt, door een<br />

a^nzienlyk Man, die zich in dit gedeelte van Indie<br />

onthouden hadt, 't welk thans zelden door de Europeaancn<br />

bezogt wordt, dat, geduurende een groot<br />

gedeelte van den Zuid - West Pasfaatwind, of ten minften<br />

in de Maanden July, Augustus, en een gedeelte<br />

van September, 't welk de Regentydis in meest alle<br />

an-<br />

I.<br />

AFDEE-<br />

LING.


I.<br />

AFDEE-<br />

LING.<br />

28 O N D E R Z O E K<br />

Het tooneel deezes merkwaardigen bedryfs<br />

was aan den oever van de Hyphafis,<br />

thans Beyah , de uiterfte grenspaal van<br />

ALEXANDER's vordering in Indie. Hier<br />

uit is openbaar, dat hy de geheele uitgeftrektheid<br />

van de Panjab niet doortrok. De<br />

Zuid-<br />

andere ftreeken van Indie,de Dampkring, in de Delta<br />

van den Indus, doorgaans bewolkt is; doch dat 'er<br />

geen regen valt dan zeer digt by zee. In de daad, weinig<br />

Regenbuien heeft men 'er, ftaande dit geheele faifoen.<br />

Capitein HAMILTON verhaalt, dat, toen hy<br />

Tatta bezogt, aldaar in drie jaaren geen Regen gevallen<br />

was , Memoires,^. 288. —TAMERLANE, die,<br />

door de nabyheid van den zetel zyns Ryksbeftuurs aaa<br />

Indie, de middelen hadt om wel onderrigt te worden<br />

van den aart des Lands, vermydde de dwaaling van<br />

ALEXANDER, en deedt zyn Krygstocht na Indie in<br />

het drooge faifoen. —— Naardemaal NADIR SHAII,<br />

20 toen hy in Indie viel in den Jaare 1738, als wanneer<br />

hy, in het volgend Jaar, te rug keerde, door dezelfde<br />

Landftreeken trok als ALEXANDER, en bykans<br />

in dezelfde rigting, kan niets ons een treffender denkbeeld<br />

geeven van den volftandigen yver des Macedonifchen<br />

Overmeesteraars , dan de befchryving der<br />

zwaarigheden, welke NADIR SHAH moest te boven<br />

komen, en de moeilykheden , welke zyn Leger verduurde.<br />

Schoon bekleed met volftrekt gezag, en voorzien<br />

van onmeetelyken rykdom, en niet min uitmuntende<br />

door groote bekwaamheden dan door langduurige<br />

ondervinding, in den oorlog, hadt hy het verdriet<br />

om een groot gedeelte zijns volks te verliezen, by het<br />

overtrekken der Rivieren van de Panjab, by het dringen<br />

door het Gebergte ten "Noorden van Indie, en in<br />

de gevegten met de woeste Inboorelingen der Landen,<br />

welke zich van de oevers van den Oxus uitftrekken tot<br />

3e grenzen van Perfie. Een belangryk verhaal van dien<br />

wedertocht, en het leed daar op geleeden, vinden wy in<br />

is Me morten van KHOJEH ABDULKURREEM, een<br />

Cashmerian van Rang, die in 't Leger van NADIR<br />

IHAH diende. ' .


WEGENS OUD INDIE. ap<br />

Zuid-Westlykfte grenzen daar van worden<br />

gevormd door eene Rivier, oudtyds bekend<br />

onder den naam van den Hydrufus, en nu<br />

by dien van de Setlege, tot welke ALEXAN­<br />

DER nooit nader kwam dan den Zuidlyken<br />

Oever van de Hyphafis , waar hy twaalf<br />

zeer groote Altaaren oprigtte, om tot gedenktekens<br />

van zynen Krygstocht te dienen;<br />

en die, (wanneer wy geloof mogen flaan<br />

aan den Leevensbefchryver van APÓLLO-<br />

*OIUS IYANJEUS) nog overig waren, met<br />

leesbaare Opfchriften , toen die geestdryvende<br />

Sophist Indie bezogt , driehonderd<br />

en drieënzeventig jaaren naa den Krygstoeht<br />

van A L E X A N D E R (/> De breedte van de<br />

Panjab, van Ludhana aan de Setlege tot<br />

Attock aan den Indus, wordt berekend op<br />

tweehonderd en negenënvyftig Geographifche<br />

Mylen, in een rechte lyn; en ALEX-<br />

ANDER'S marsch, op dezelfde wyze berekend,<br />

ftrekte zich niet wyder uit dan tweehonderd<br />

Mylen. Maar, zo in zyn heenen<br />

gaan, als in zyn wederkeeren, werden zyne<br />

Legers dermaate over het Land verfpreid,<br />

en waren menigmaal in zo veele onderfcheidene<br />

Smaldeelen werkzaam, terwyl alle zyne<br />

beweegingen zo juist afgemeeten en bepaald<br />

waren door Lieden des kundig, die hy ten<br />

dien einde in bezolding hadt, dat hy eene<br />

zeeruitgeftrekte'en naauwkeurige kennis verkreeg<br />

van dat gedeelte van Indie (jn).<br />

Toen<br />

CO PHILOSTR. Fita Apollon. Lib. II. cap. 43.<br />

Ed. Oir ar. Lipf. 1709.<br />

(w) PLIN. Nat. Hist. Lib. FI. c. 17.<br />

I.<br />

AFDEE-<br />

LING.


30 O N D E R Z O E K<br />

h Toen ALEXANDER, by zyn te rugtocht,<br />

/FDEE- de oevers van den Hydaspes bereikte, be-<br />

LING. vondt hy, dat de Officiers, aan welken hy<br />

last gegeeven hadt om zulk een aantal Schepen<br />

te bouwen en te verzamelen als hun<br />

mogelyk was , zyne bevelen met zo veel<br />

vlycbetoons, en een zo gelukkigen uitflag,<br />

volvoerd hadden, dat 'er een talryke Vloot<br />

gereed lag. Dewyl ALEXANDER, te midden<br />

van zyn Krygszugt , en dolle woede<br />

om Vermeesteringen te maaken, nimmer<br />

zyne bedaardere en handelbegunftigende<br />

ontwerpen uit het oog verloor , was die<br />

Vloot beftemd om den Indus af na den Oceaan<br />

te vaaren, en van deszelfs mond na de<br />

Perfiaanfche Golfte flevenen, om dus eene<br />

Gemeenfchap ter Zee te openen tusfchen<br />

Indie en het middelpunt zyner Heerfehappye.<br />

Het bewind over deezen Tocht vertrouwde<br />

hy aan NEARCHÜS, een Officier bekwaam<br />

tot zulk een gewigtige post. Maar,<br />

vermids ALEXANDER, door zyne Eerzugt,<br />

zich aangeprikkeld voelde om vermaardheid<br />

langs alle wegen te bejaagen,en gefield was<br />

op het beflaan van nieuwe en fchitterende<br />

onderneemingen, vergezelde hy N E A R C H U S<br />

in het afvaaren der Riviere. De Toerusting<br />

was, in de daad, zo groot en heerlyk, dat<br />

ze verdiende aangevoerd te worden door<br />

den Vermeesteraar van Afia. Dezelve beftondt<br />

uit een Leger van honderd en twintig<br />

duizend Man, en twee honderd Olyphanten,<br />

en eene Vioot van bykans twee<br />

duizend Schepen, onderfcheiden in grootte<br />

sn gedaante : aan boord van dezelve was<br />

een


WEGENS OUD INDIE. 31<br />

een derde gedeelte der Krygsmagt inge- T.<br />

fcheept, terwyl de overige in twee verdeeAFDEElingen, de eene aan de rechter, en de an­ LING.<br />

dere aan de flinker, zyde der Riviere , de<br />

Vloot volgde. In het voorttrekken werden<br />

de Volken, die de oevers bewoonden, tot<br />

onderwerping gedwongen, of overgehaald.<br />

Opgehouden door de veelvuldige verrigtingen,<br />

waar toe hy zich uit deezen hóófde<br />

genoodzaakt vondt, zo wel als door den<br />

rraagen voortgang van zulk een talryke<br />

Vloot, befteedde ALEXANDER meer dan<br />

negen maanden eer hy den Oceaan bereikte<br />

(»).<br />

[Dat eene Vloot van bykans tweeduizend<br />

Schepen, in zulk een korten tyd, kon byeen<br />

gebragt worden, moet, in den eerften<br />

opflage, ongelooflyk voorkomen. ARRIA-<br />

N Ü s verzekert ons , nogthans, dat hy, in<br />

de opgave van dit getal, PTOLEMEUS ,<br />

den Zoon van LAGUS, volgde, wiens gezag<br />

hem volwigtig voorkwam. (0) Maar,<br />

dewyl het Land Panjab vol is van bevaarbaare<br />

Rivieren, langs welken alle gemeenfchap<br />

tusfchen de Inboorelingen onderhouden<br />

wordt , hadt het een overvloed van<br />

Vaartuigen voor den Overwinnaar gereed,<br />

zo dat men gemaklyk dit getal kon zamenbrengen.<br />

Indien wy geloof flaan aaa 't verhaal<br />

des inyals van SEMIRAMIS in Indie,<br />

waren 'er niet minder dan vierduizend Schepen<br />

in den Indus verzameld om haare Vlooc<br />

we-<br />

(») STRABO, Lib. XF. p 1014.<br />

(e) ARRIAN. Lib. FI. c. 3.


AFDEE-<br />

LING.<br />

32 O N D E R Z O E K<br />

wederftand te bieden (/>). 't Is opmerkelyk*<br />

dat, wanneer MAHMOUD VAN GAZNAH<br />

in Indie viel, eene Vloot op den Indus by<br />

een gebragt was om hem te wederilaan,<br />

uit een gelyk getal Schepen beflaande (#). ]<br />

ALEXANDER'S doordringen in Indie,<br />

langs deezen weg, betekende veel meer dan<br />

langs den voofgemelden. En, wanneer wy<br />

agtflaan op de veelvuldige beweegingen zyns<br />

Legers, op het getal der Steden van hun<br />

vermeesterd,'en op de onderfcheide Staaten<br />

, welken zy te onderbragten , mag hy<br />

gezegd worden, de Landen, welke hy doortrok,<br />

niet alleen gezien, maar doorkeeken<br />

te hebben. Dit gedeelte van Indie is, in<br />

laateren tyde, zo min door de Europeaanen<br />

bezogt, dat noch de ligging der plaatzen,<br />

noch derzelver afftanden , met dezelfde<br />

naauwkeurigheid kunnen bepaald worden als<br />

in de binnenlandfche Gewesten, of zelfs in<br />

de Panjab. Dan, volgens de naafpeuringen<br />

van den Major RENNELL, met niet min<br />

oordeels dan vlyts gedaan, kan de afftand<br />

van die plaats aan den Hydaspes, waar<br />

ALEXANDER zyne Vloot uitrustte , van<br />

den Oceaan niet minder zyn dan duizend<br />

Britfche Mylen. Van dit «itgebreide Land<br />

munt<br />


WEGENS O U D I N D I E . 33<br />

munt een groot gedeelte, byzonder de Opper<br />

Delta, zich uitftrekkende van de Hoofdftad<br />

het oude Malli, nu Moultan, tot Patala,het<br />

hedendaagsch Tatta, uit,in Volk-<br />

.ykheid en Vrugtbaarheid f>).<br />

A L E X A N D E R , wel voldaan over het<br />

'olbrengen deezer hachlyke onderneeming,<br />

bragt, korten tyd, naa dat hy den Oceaan<br />

bereikt hadt, zyn Leger te land na Perfie<br />

te rug. Het bevelhebberfchap, over de<br />

Vloot, met een groot aantal Krygsvolk<br />

op de Schepen, liet hy aan NEARCHUS,<br />

die, naa eene Kustreize van zeven maanden<br />

, dezelve behouden op de Perflaanfche<br />

Golf in den Euphraat bragt (Y).<br />

[Alle deeze byzonderheden zyn ontleend<br />

uit de lndiaanfche Gefchiedenis van AR-<br />

RIANUS, een der keurlyktte Verhandelingen<br />

, door de Oudheid ons overgehandreikt.<br />

Het verdient, in 't voorby gaan,<br />

nader gekend te worden. Het eerde gedeelte<br />

beftaat in Uittrekzels uit het berigt,<br />

gegeeven door NEARCHUS, van de Lugten<br />

Grondsgefteltenisfe van Indie, en de<br />

Zeden der Inboorelingen. Het tweede<br />

behelst het Dagverhaal diens Krygsbevelhebbers,<br />

op zyn Reize van den Mond<br />

van den Indus tot het diepfle van de Perfiaanfche<br />

Golf: verfcheide, hier opheldering<br />

verfchaffende, aanmerkingen kunnen<br />

wy niet voorby, plaats te geeven.<br />

(r) RENNELL, Mem. 68. &c.<br />

(V) Pi.IN. Nat. Hifi. Lib. VI. c. 23.<br />

C<br />

Voor-<br />

li<br />

AFDEE-<br />

, LING.


L<br />

AFDEE-<br />

.L-ING.<br />

34<br />

O N D E R Z O E K<br />

Vooreerst is het opraerkclyk, dat noch<br />

NEARCHUS, noch PTOLEMBUS, noch,<br />

AJÏISTOBULUS, noch zelfs ARIUANUS,<br />

éétwmal gewag maaken van de Reis van<br />

SCYLAX (7), Dit kon niet ontdaan uit<br />

hunne onkunde deswegen; want HEROno<br />

rus was de geliefde Schryver, in de<br />

handen van elk Griek, die eenigen eisch<br />

op Letterkunde maakte. Het kwam waarfchynlyk<br />

voon uit hoofde van de redenen,<br />

die zy hadden om re geloofwaardigheid<br />

van SCYLAX te wantrouwen. Overeenkoatftig<br />

hier mede, verzekert ALEXAN­<br />

DER. in een gefprek,'t welk ARRIANUS<br />

hem in den mond legt, dat hy, behalven<br />

ÊCCHUS, de eerlle was, die den Indus<br />

doorvoer; 't welk influit. dat hy niet geloofde<br />

't geen wegens SCYLAX verhaald<br />

wordt-, en geen kennis droeg van 't geen<br />

DARIUS HYSTASPES gezegd wordt gedaan<br />

te hebben, om dat gedeelte van laaie<br />

aan de Psrfifche Kroon te onderwerpen<br />

(«). Dit gevoelen wordt bevestigd<br />

door MEGASTHENÊS, die zich langen<br />

tyd in Indie onthieldr. Hy verzekert,<br />

dat, uitgenomen I,ACCHUS en HERCU­<br />

LES, ALEXANDER de cerire was die<br />

indie introk (y~)- Wyders wordtn vuy<br />

door ARRIANUS onderrigt, dat de As/aca-<br />

(?) Zie hier boven, W. ip.<br />

(i;) AREIAN. Lib. VIL c. :io.<br />

00 ARUJAN. Hifi. 1' die. c. 5. STRABO verwondert<br />

zich, dat fry rrn ÖéÈ2e F-belrgtige Tochten<br />

eenig geloof gelkr^en hxbbj. Lib.Xt ."p. 1007.D.


WEGENS O U D I N D I E . 35<br />

cani, en andere Volken, die dit Land bezaten,<br />

't geen nu den naam draagt van<br />

het Koningryk van Candahar, fchatting<br />

betaalden, eerst aan de Asfyriërs, vervol- ,<br />

gens aan de Meders en Perfen (V). Naardemaal<br />

alle vrugtbaare Landfchappen ten<br />

Noord-westen van den Indus, oudtyds,<br />

gerekend werden een gedeelte van Indie<br />

te weezen, is het waarfchynlyk, dat de<br />

Schatting, van dezelve geheeven, de fom<br />

uitmaakte, gefield op de Schattinglyst uit<br />

welke IIERODOTUS zyn berigt ontleende<br />

van de Jaarlykfche inkomften des Perfifchen<br />

Ryks, en dat geen der Landfchappen<br />

, ten Zuiden van den Indus, ooit aari<br />

den Koning van Perfie onderworpen ware.<br />

Ten anderen, verfchaft deeze Reis van<br />

NEARCHUS eenige treffende blyken van<br />

de onvolkomene kunde, welke de Ouden<br />

hadden van eenige Scheepvaart, onderfcheiden<br />

van die aan welke zy in de Middellandfche<br />

Zee gewoon waren. Schoon<br />

de veel onderwindende geestgefteltenis, en<br />

de wydftrekkende oogmerken , van ALEX­<br />

ANDER hem aanfpoorden, om ter Zee<br />

eene gemeenfchap te openen, tusfchen<br />

Indie en de Landen zyner Perfifche Heerfchappye,<br />

wisten hy en NEARCHUS beiden<br />

zo luttel van den Oceaan, dien zy<br />

wenschten te bevaaren, dat zy vreesden<br />

zulks ondoenlyk te zullen vinden, uit hoofde<br />

van ondoorvaarbaare Straaten of an-<br />

(w) AR RIAN. Hifi. Ir.dk. c. li<br />

""Cs<br />

dê-<br />

i.<br />

\FDEE-<br />

LING.


T.<br />

AFDEE<br />

LING.<br />

335<br />

O N D E R Z O E K<br />

dere hindernisfen (ar). Wanneer de Vloert<br />

- digt by den Mond van den Indus kwam,<br />

levert de verbaasdheid, verwekt door den<br />

. fterken Vloed en Ebbe van het Gety in<br />

den Indifchen Oceaan, een ander bewys op<br />

van hunne onkunde in de Zeevaart. Van dit<br />

verfchynfel hadden ALEXANDER en zyne<br />

Tochtgenooten geen kennis (jy). En is<br />

'er geen reden om ons te verwonderen<br />

over hunne verbaasdheid: dewyl de Getyen<br />

in de Middellandfche Zee naauwlyks<br />

merkbaar zyn. en verder dan de kundigheid<br />

aan deeze ftrekte zich. die der Grieken<br />

en Macedoniërs niet uit. {z) De<br />

Getyen aan de Kust, by den Mond van<br />

den Indus, loopen zeer hoog; de uitwerkzels<br />

daar van zyn verbaazend, inzonder*<br />

heid die fchielyke en fïuitfche inbreeking<br />

van het Gety in de monden der Rivieren<br />

en Straaten in Indie, bekend onder den<br />

naam van Bore Ca).<br />

Ein-<br />

(x) ARRIAN. Hifi. Indie. c. 20. Q. CURT.<br />

Lib. IX. c. 9.<br />

(j) ARRIAN. Lib. VI. c. 19.<br />

(z) Om dezelfde reden was, by de Romeinen,<br />

toen zy met hunne overwinnende Wapenen in de Landen<br />

kwamen aan den Atlantifchen Oceaan gelegen, of<br />

aan de Zeekusten, welke daar mede gemeenfchap<br />

hebben, die nieuw verfchynzel der Getyen een voorwerp<br />

van verwondering en fchrik. CESAH befchryft<br />

de ontzetting zyner Krygsknegten by deezen Springvloed<br />

, die groote fchade roebragt aan de Vloot, met<br />

welke hy in Brittanje viel, en erkent dat het eene<br />

vertooning was, aan welke zy niet gewoon waren.<br />

Mll- Gallic. Lib. IV. c. 29.<br />

(a) Deeze zo genaamde Bore wordt naauwkeurig<br />

be.


WECENS OUD INDIE. 37<br />

Eindelyk. De loop der Reize van N E-<br />

ARCHÜS, de Voorgebergten, de Kreeken,<br />

de Rivieren, de Steden, de Bergen,<br />

welke hem op dezelve voorkwamen, zyn<br />

zo klaar befchreeven, en de afllanden der<br />

voornaamfte zo duidJyk uitgemeeten, dat de<br />

Heer<br />

befchreeven door RENNELL, Introd. XXIV Mem. 278.<br />

In de Peripïus Maris Erytfortti, p. 26, vinden wy<br />

gewag van deeze Wacergetyen, en de bcfchryving ftemc<br />

zeer juist overeen met die van de Bore. PLINIUS<br />

geeft, in zyn Nat. Hifi. Lib. XIII. c. 25, een zeer<br />

vergrootend verflag van de Getyen in den IniHfchen<br />

Oceaan. RENNELL fchynt te denken, dat ALEX-<br />

A,\I:ER en diens ïochtgenooten zo onkundig niet<br />

hebben kunnen weezen van de Getyen; naardemaal<br />

HERoDOTus de Grieken onderregr. hadt, „ dat in<br />

„ de Roode Zee, alle dagen, een geregelde Ebbe en<br />

„ Vloed ging", Lib. II, c 11. Dit is al de verklaaring<br />

door HERODOTUS van dat verfchynzel gegeeven.<br />

Dan by de Ouden ontmoeten wy voorbeelden<br />

van onopletcenheid op gevallen, door agtenswaardige<br />

Schryvers verhaald, die heden ten dage verbaazend<br />

voorkomen. Schoon HERODOTUS, gelyk ik<br />

aangemerkt heb, een vry breed verhaal gaf van de<br />

Reis door SCYLAX volvoerd, neemen noch ALEX­<br />

ANDER, noch diens Gefchiedfchryvers, deeze gebeurtenis<br />

eenigzins in opmerking. — Ik zal, hier naa ,<br />

gelegenheid hebben, om een nog merkwaardiger voorbeeld<br />

op te haaien, van de onoplettenheid der laatere<br />

Schryveren, op eene naauwkeurige befchryving, welke<br />

HERODOTUS van de Caspifehe Zee gegeeven<br />

hadt. Uit deeze en andere foortgelyke voorbeelden,<br />

welke het ligt zou vallen op te haaien, mogen wy befluiten,<br />

dat de ter loopfche vermelding van den geregeiden<br />

Vloed en Ebbe in de Roode Zee, geene genoegzaame<br />

reden oplevert, om het verhaal van AR­<br />

RIANUS , wegens de verbaasdheid van ALEXAN-<br />

DER'S Krygsvolk, toen zy voor de eerfte keer de<br />

zonderlinge uitwerkzels van het Gety aan den Mond<br />

Van den Indus zagen, als ongelooflyk te verwerpen,<br />

c<br />

3<br />

t.<br />

AFDEE-<br />

L1MG.


ï<br />

AFDEE-<br />

LING.<br />

38 O N D E R Z O E K<br />

Heer D'AINVILLE, door dien re vergelyken<br />

mee de daadlyke gefteltenisfe des<br />

Lands, volgens de beste berigten, zo oude<br />

. als hedendaagfche, in ftaat geweest is de<br />

meeste Plaatzen aan te wyzen, welke NE­<br />

ARCHUS opnoemt, met eene maate van<br />

zekerheid, die zo zeer tot eere (trekt van<br />

de geloofwaardigheid des Griekfchen<br />

Scheepsvoogds, als van den vlyt, de ge»<br />

'leerdheid en fchranderheid des Franfcheh<br />

Aardryksbefchryvers (b~). 3<br />

Op deeze wyze opende ALEXANDER<br />

eerst de deur der kennisfe van Indie aan<br />

de Volken van Europa, en het uitgebreide<br />

gedeelte daar van werd met grooter<br />

xaauwkeurigheid gade geflaagen, dan men<br />

zou hebben kunnen verwagten van den<br />

korten tyd, welken hy zich in dat Land<br />

onthieldt. Gelukkig werd een juist verslag,<br />

niet alleen van zyne Krygsverrigtin-<br />

"gen, maar van alles wat optekenenswaardig<br />

was in de Landen, waar deeze voorvielen,<br />

opgefteld in de Dagboeken van<br />

drie zyner voörnaamfte Bevelhebberen<br />

PIOLEMEus de Zoon van LAGÜS, ARI-<br />

STO-<br />

(b) Mem. de Literat. Tom. XXX. p. 132. &c.<br />

Hedendaags wordt de naam van Roode Zee aan de<br />

Arabifche Golf gegeeven; maar de Ouden noemden<br />

den 'Oceaan,die van die Golf na Indie loopt, de Erythrjaiifchi<br />

Zee, na Koning ERYTHRAS, van wien<br />

tóen niets meer weet dan den naam, welke, in 't<br />

Grieksch, Rood betékent. — Uit deeze toevallige betekenis<br />

des woords is het gevoelen ontïlaan, dat die<br />

Zee van eene andere kleur was dan andere Zeeën, en<br />

gevolg'.yk gevarrlyker te bevaaren. het in ['] beflootene<br />

is de VI Aantekening van ROBERTSO-M


WEGENS OUD INDIE. 39<br />

STOBULUS en NEARCHUS. De twee<br />

eerstgemelde hebben onzen tyd r.iet be-<br />

' reikt; doch het is waarfchynlyk dat de<br />

gewigtiglte byzonderheden, daar in vermeld,<br />

bewaard zyn; dewyl ARRIANUS<br />

betuigt, dezelve ais zyne Gidfen gevolgd<br />

•te hebben, in zyne Gefchiedenis des Krygstochts<br />

van ALEXANDER (V) ; een Werk,<br />

't geen, hoewel opgefteld, langen tyd naa<br />

dat Griekenland zyne Vryheid verlooren<br />

hadt, en in eene Eeuw, toen vernuft ea<br />

fmaak in verval geraakten,


i.<br />

AFDEE-<br />

LING.<br />

4o O N D E R Z O E K<br />

der dan twee duizend Steden (e). Zelfs<br />

in den bepaaldften zin, welken men kan<br />

geeven aan de onbepaalde benaamingen<br />

van Natten en Steden, is 'er bet denkbeeld<br />

van eene zeer groote maate van<br />

Volkrykheid in opgeflooten. Toen de<br />

Vloot de Rivier afzeilde, vondt men te<br />

wederzyden het Land, in geenerlei opzigt,<br />

minder dan het Gewest, waar over<br />

de Heerfchappy aan POUUS gegeeven<br />

was.<br />

Uit de Gedenkfchriften deezer Bevelhebberen,<br />

ontving Europa het eerfte egte<br />

berigt, wegens de Lugt- en Landsgefteltenisfe,<br />

de Voortbrengzels en Inwoonderen,<br />

van Indie; en, in een Land, waar<br />

de Zeden, de Gebruiken, en zelfs de<br />

Kleeding des Volks, bykans even beftendig<br />

en onveranderlyk zyn, als de gedaante der<br />

Natuure, beantwoorden de befchryvingen<br />

door ALEXANDER'S Bevelhebbers gegeeven<br />

, naauwkeurig aan 't geen men nu in<br />

Indie ziet, naa het verloop van twee<br />

duizend Jaaren. De vaste verandering der<br />

Saifoenen , nu bekend onder den \ naam<br />

van Monfoons ; de op een bepaalden tyd<br />

vallende Regens; het zwellen der Rivieren;<br />

de Overftroomingen daar door veroorzaakt;<br />

het voorkomen des Lands terwyl<br />

deeze duuren, worden alle in 't byzonder<br />

vermeld en befchreeven. Niet min<br />

naauwkeurig zyn de befchryvingen, welke<br />

zy opleveren van de Inwoonderen, hunne<br />

f>) ARRIAN. Lib, VI. c. 2.


WEGENS O U D I N D I E . 41<br />

re tedere en ranke geftalte, hun donkerverwige<br />

kleur, hun zwart ongekruld hair,<br />

hun katoene kleeding, hun leeven geheel<br />

van voedzel uit het Plantenryk, hun verdeeling<br />

in afzonderlyke .Stammen of Casten,<br />

welker Leden nooit door huwelyk<br />

zich ondereen vermengen; de gewoonte<br />

der Vrouwen om zch nevens hunne afgeftorvene<br />

Mannen te verbranden, en<br />

veele andere byzonderheden, in welke-alle<br />

zy volmaakt gelyken op de hedendaagfche<br />

IJindoos. In een breedfpraakig verflag,<br />

omtrent dit alles te treeden, zou hier ontydig<br />

zyn; maar dewyl het onderwerp,<br />

fchoon weetenswaardig en belangryk, ons<br />

onvermydelyk zou brengen tot ontvouwingen,<br />

niet wel ilrookende met den aart<br />

van een Gefchiedkundig Werk, zal ik<br />

myne gedagten daarover befpaaren tot<br />

een AANHANGZEL, 't geen ik my heb<br />

voorgefleld aan dit GESCHIEDKUNDIG<br />

ONDERZOEK te hegten, in hoope dac<br />

het eenig bykomend licht moge verfpreiden<br />

, over den oorfprong en natuur van<br />

den Handel op Indie.<br />

Hoe veel cok de Wesrer-wereld aan<br />

den Tocht van A L E X A N D E R verfchuldigd<br />

was, vóór de kennis van Indie, doorzog!<br />

hy Hechts een klein gedeelte van dac<br />

uitgeftrekc Land. Zyne Krygsverrigringen<br />

breiden zich niet verder uit, dan het hedendaagsch<br />

Landfchap Lahor, en de Landen<br />

aan de oevers van den Indus van<br />

Moultan tot de Zee. Deeze, nogthans,<br />

werden bezien met die maate van naiuw-<br />

C 5 keu<br />

|<br />

AFDES-<br />

LING.


4 2 O N D E R Z O E K<br />

l keurigheid, welke ik reeds vermeld heb.;<br />

AFDEE . en 'c is eene byzonderheid, die in op­<br />

LING. merking verdient genomen te worden,<br />

.dat* dit gedeelte van Indie, 't welk de<br />

Europeaanen eerst intraden, en waar mede<br />

zy, in ouden tyde, best bekend waren,<br />

thans minder bekend is dan bykans eenig<br />

ander gedeelte van dat vaste Land (/)•<br />

noch Koophandel, noch Oorlog, aan welke,<br />

door alle Eeuwen heen, de Aardrykskunde<br />

haare verbeteringen voornaamlyk te<br />

danken hebbe, heeft eenig Volk van Europa<br />

aangezet, om 't zelve op te zoeken,<br />

en nader te bezigtigen.<br />

Indien een vroegtydige dood geen einde<br />

gemaakt hadt aan de Regeering van den<br />

Maccdonifchen Held, hebben wy reden om<br />

te denken, dat Indie, door de Ouden, volkomener<br />

zou opgefpeurd zyn, en dat de<br />

Heerfchappy der Europeaanen 'er zich<br />

twee duizend Jaaren vroeger zou gevestigd<br />

hebben. Toen ALEXANDER in Indie,<br />

rukte, hadt hy iets meer op 't oog dan<br />

een kortftondïgen inval, 'c Was zyn plan,<br />

dat uirgeftrekte en ryke Land aan zyn<br />

Ryk te hegten, en fchoon de wederftree-<br />

/ende geest zyns Legers hem, op dien<br />

i :yd, noodzaakte de voortzetting van dit<br />

>ian op te fchorten, was hy verre van<br />

1<br />

] iet te laaten vaaren. Een algemeene<br />

1 >efchouwing van de maatregelen, door<br />

I lem ten dien einde aangewend, voor te<br />

C raagen, derzelver voeglykheid en waarfchyn-<br />

(ƒ) RENNELL, Mem. p. 114.


WEGENS OUD INDIE. 43<br />

fchynlyk flaagen aan te wyzen, is niet<br />

vreemd van het onderwerp deezes Ondersoeks,<br />

en zal ons een juister denkbeeld,<br />

dan gewoonlyk, doen vormen, van het<br />

oorfpronglyk vernuft en de uitgebreide<br />

Staatkundige Wysheid, waar in deeze vermaarde<br />

man uitvlak.<br />

Toen ALEXANDER Beheerfcher werd<br />

van het Perfijche Ryk, befpeurde hy<br />

vroeg, dat hy, met al de magt van zyne<br />

Erfheerfchappye, verfterkt door de Krygsbenden,<br />

welke de invloed, dien hy ver^<br />

kreegen hadt over alle de Staaten. van<br />

Griekenland, hem in ftaat ftelde daar te<br />

werven, geen hoope kon fcheppen om<br />

Landen, zo uitgeftrekt en volkryk,in onderdaamgheid<br />

te houden; dat, om zyn Gezag<br />

zeker en duurzaam te maaken, 't zelve gevestigd<br />

moest weezen in de genegenheid<br />

der Volken door hem te onder gebragt,<br />

en gehandhaafd worden door hunne Wa?<br />

penen: en dat, om dit voordeel te verwerven,<br />

alle onderfcheidingen tusfchen de<br />

Overwinnaars en de Overwonnenen moesr<br />

ten vernietigd , en zyne Europifche en<br />

Ajiaüfche Önderdaanen, met elkander, tot<br />

één lichaam gebragt worden: zo dat zy<br />

één Volk waren, door het gehoorzaamen<br />

van dezelfde Wetten, door het aanneemen<br />

van dezelfde Zeden, Inftellingcn en Tugt.<br />

Hoe fchoon dit plan van Sotedsattié<br />

mogt weezen, en welgefchikt tot het bereiken<br />

van .zyn oogmerk, kon niets fneei<br />

aanioopen tegen de begrippen en vooroordeelen<br />

zyner Landsgenooten. De Grieken<br />

koes-<br />

I.<br />

AFDEE'<br />

LINO.


44 O N D E R Z O E K<br />

I. koesterden zulke hoogvliegende denkbeel-<br />

AFDEE . den van de hoogte, tot welke zy waren<br />

LING. opgevoerd, door Befchaafdheid en Wee-<br />

, tenfchap, dat zy de rest des Menschdoms<br />

naauwlyks voor Natuurgenooten fchynen<br />

te hebben willen erkennen. Aan alle andere<br />

Volken gaven zy de vernederende benaaming<br />

van Barbaaren, en beweerden,<br />

in gevolge van hunne eigene hooggeroemde<br />

meerderheid, het regt van Heerfchappy<br />

over hun te bezitten, op dezelfde wyze<br />

als de Ziel over het Lichaam heerscht,<br />

en de Mensch over de onredelyke Dieren.<br />

Hoe buitenfpoorig deeze aanmaatigingons<br />

nu moge voorkomen, dezelve vondt, tot<br />

fchande der oude Wysbegeerte, ingang in<br />

alle de Schooien. AR isÏ OTE LE s, vervuld<br />

met dit gevoelen, tot welks onderfchraaging<br />

hy bewyzen, die eer fyngefponnen<br />

dan bondig mogen heeten (g), bybrengt,<br />

raadde ALEXANDER de Grieken<br />

als Onderdaanen. en de Barbaaren als<br />

Slaaven te beheerfchen, de eersrgemelden<br />

als Medegenooten, de laatstgenoemde als<br />

Schepzels van een minderen rang aan te<br />

merken (h) Maar de gevoelens van den<br />

Kweekeling waren min bekrompen dan die<br />

zyns Leermeesters, en zyne ondervinding,<br />

in het beheerfchen der Menfchen, leerde<br />

den Monarch, wat de hefpiegelende<br />

Wcetenfchap yan den Wysgeer niet ontdek- -<br />

te.<br />

f» AR is TOT. Folit. F. c. 3 — 7.<br />

O) Pr, UT. de Fortuna Alex. Orat. I p. 30".<br />

VOL Vil. Ed. Reisie. STRABO, Lib. I. p. 116 A.


WEGÉNS O U D I N D I E . 45<br />

te. Korten tyd naa de overwinning van I.<br />

Arbela,namen ALEXANDER, en, op zyn AFDEEaanraaden,<br />

veelen zyner Krygsbevelhebbe- LING.<br />

ren, de Perfifche Kleeding aan, en fchikten<br />

zich naar veele hunner Gewoonten.<br />

Ten zelfden tyde zette hy de Perfifche<br />

Edelen aan om de Zeden der Macedoniëren<br />

té volgen, de Griekfche taal te leeren,<br />

en fmaak te vinden in de fchoonheden<br />

der fraaije Schryveren in die taaie,<br />

toen algemeen beoefend en bewonderd.<br />

Om de vereeniging volkomener te maaken,<br />

befloot hy eene der Dogteren van DA­<br />

RIUS te trouwen, en koos Vrouwen voor<br />

honderd " zyner voornaamfle Officieren, uit<br />

de aanzienlykfte Perfifche Familien. Hunne<br />

Egtverbintenisfen werden met veel<br />

pragts en feestlykheids gevierd, tot groote<br />

blydfchap des overwonnen Volks. In naavolging<br />

dier voorbeelden, trouwden meer<br />

dan tien duizend Macedoniërs, van minder<br />

rang, Perfifche Vrouwen; aan elk deezer<br />

gaf ALEXANDER een Huwelyksgefchenk,<br />

ten blyke van zyne goedkeuring<br />

huns gedrags (i).<br />

[ALEXANDER was zo zeer bedagt,<br />

om deeze vereeniging zyner Onderdaanen<br />

Volkomen te maaken, dat men, naa zynen<br />

dood, onder andere grootfche plans door<br />

hem ontworpen, een befluit vondt, om<br />

verfcheide nieuwe Steden te bouwen, ee-<br />

. 3 ni-<br />

T) ARRIAN. Lib. VIL c. 4. PLUT. de Fort.<br />

Ahx p 304.


O N D E R Z O E K<br />

t nige in Afia, en eenige in Europa, dia<br />

AFDEE- in Afia mee Europeaanen, en die in Eu­<br />

LING. ropa met Afiaanen, te bevolken, „ ten<br />

„ einde door hun over en weder trou-<br />

„ wen, en het uitwisfelen van goede dien-<br />

„ ften, de Inwoonders van deeze twee<br />

„ groote Landen, allengskens, eene gelyk-<br />

„ heid van gevoelens mogten krygen, en<br />

aan elkander door onderlinge toegene-<br />

„ genheid verbonden worden" (£).]<br />

Onophoudelyk arbeidde ALEXANDER<br />

öm zyne Europifche en Afiatifche Onderdaanen<br />

door de onverbreeklykfte banden<br />

aan elkander te hegten; dan hy liet de<br />

zekerheid zyner nieuwe vermeesteringen<br />

niet geheel daar op aankomen. In elk<br />

Land, door hem te ondergebragt. koos hy<br />

bekwaame Standen , waar hy Steden bouwde<br />

en verfterkte; in deeze plaatlle hy bezettingen<br />

i, deels beflaande uit zodanige<br />

Inboorelingcn, als zich naar de Griekfche<br />

Zeden en tugt fchikten, deels uit zulken<br />

zyner Europifche Onderdaanen, als afgemat<br />

waren door de vermoeienisfen van den<br />

Krygsdienst, en na rust baakten in een<br />

beftendig verblyf. Deeze Steden waren<br />

menigvuldig, en dienden niet alleen als<br />

een keten van posten, om de gemeenfchap<br />

tusfehen de onderfcheide Landen zyner<br />

Heerfchappye te bewaaren; maar als Sterkten<br />

om het vermeesterde Volk in vrees<br />

. ik) DIOD srcuL Lib XFIIL c. 4. Dit is de<br />

VII Aantekening van ROBERTSON.<br />

en


WEGENS O U D I N D I E . 47<br />

en bedwang te houden. Dertig duizend I.<br />

zyner nieuwe Onderdaanen in deeze Ste- , i.FDSEden<br />

geoefend, en naar de Europifche wy­ LING.<br />

ze gewapend, vertoonden zich voor ALEX- .<br />

ANDER, te Sufa, en werden door hem<br />

gevormd in dat gedrongen en vast lichaam<br />

van Voetknegten, by den naam van de<br />

' Phalanx bekend, 't welk de fïerkte van<br />

een Macedonisch Leger uitmaakte. Maar,<br />

om zeker te gaan van het gezag over deeze<br />

nieuwe Krygsbende, en dezelve kragtiger<br />

te doen werken, bepcialdehy, dat eik<br />

Bevelhebber, 't zy hooger of laager van<br />

rang, een Europeaan zou weezen. Naardemaal<br />

het menschlyk vernuft, in dezelfde<br />

omftandigheden, natuurlyk de toevlugt neemt<br />

tot dezelfde hulpmiddelen, hebben de Europifche<br />

Mogenheden, die tegenwoordig<br />

in hunne Indifche Gewesten een groot<br />

aantal Inboorelingen in Krygsdienst neemen,<br />

dezelfde grondregels in bet oprigten<br />

der Troepen gevolgd; en, waarfcbynlyk<br />

zonder zulks te weeten, hunne Battalions<br />

Scapoys gevormd, op dezelfde beginzelen<br />

als A L E X A N D E R zyn Phalanx<br />

van Perfiaanen.<br />

Hoe verder A L E X A N D E R zyne Overwinningen<br />

voortzette aan de oevers v?.n<br />

den Euphraat, welke aangemerkt mogen<br />

worden als het middelpunt zyner Heerfchappye.<br />

vondt hy het noodig een grooter<br />

getal van Steden te bonwen , en te<br />

verfterken. Verfcheide deezer, ten Oosten<br />

en ten Zuiden van de Caspifche Zee,<br />

worden door de oude Schryveren vermeld<br />

:


t.<br />

AFUER-<br />

LING.<br />

48 O N D E R Z O E K<br />

mëlds cn in Indie zelve ftigtte hy twee<br />

Steden op de oevers van de Hydaspes,<br />

en een derde aan die van de Acefmes,<br />

beide bevaarbaare Rivieren, die, naa derzclver<br />

Stroomen vereenigd te hebben, in<br />

den Indus vallen (7). — Uit de keus dier<br />

Standplaatzen is het blykbaar, dat hy ten<br />

oogmerke hadt, eene gemeenfchap met<br />

Indie open te houden, niet alleen te land,<br />

maar ouk ter zee. 't Was voornaamlyk<br />

met uitzigt op dit laatfte, dat hy, (gelyk<br />

ik reeds heb aangemerkt,), de vaart van<br />

den Indus met zo veel naauwkeurigheids<br />

on-<br />

(7) Het fchynt een algemeen aangenomen gevoelen,,<br />

dat ALEXANDER niet meer dan twee Steden<br />

in Indie bouwde, Nic^ea en Btic phalia, gelegen<br />

aan de Ilydaspes, de tegenwoordige 'Ckelum, en dat<br />

CRATERUS het opzigt hadt over beider bouwing,;<br />

Maar het is openbaar uit ARRIAN. Liki F. Cap.<br />

tilt , dat hy eene derde Stad fligtte aan de Acefines,<br />

nu de Jenaub,onder het beftuur van HÉPIIESTION;<br />

en, indien het zyn oogmerk ware, om het bewind<br />

over het Land te houden,' fchynt etne verfterkte<br />

plaats, aan een der Rivieren ten Zuiden van de<br />

Ilydaspes, ter bereiking daar van, noodig geweest<br />

te zyn. Dit gedeelte van Indie is, in de laatfté<br />

tyden, zo weinig bezogt, dat men,met gee'ne moge-'<br />

lykheïd, de nette ligging dier Steden konne aanwyzen.<br />

Indien p. TIEFFENTHALER grond heeft voor<br />

zyne gisfing, dat de Rivier, thans Rauvee geheeten,<br />

de Actftnes van ARRIANUS is, BERNOUILLI, Vol.<br />

F. p. 39, wordt het waarfchynlyk, dat deeze Stad<br />

niet verre- van Lahore gebouwd was, een der gewigtigfie<br />

plaatzen in dat gedeelte van Indie, en, in de<br />

dyeen Ahbery , voor een Stad van zeer hooge oudheid<br />

opgetekend. Maar RENNELL geeft, myns oor'ieels,<br />

goede redenen op, om te veronderftellen, dat<br />

la Jenaub de Acefines der Ouden is.


WEGENS OUD INDIE. 49<br />

onderzogt. Met het zelfde oogmerk be­<br />

zag hy, by zyn wederkeeren van Sufa,<br />

in perfoon, den loop van den Euphraat en<br />

Tiger, en gaf last tot het wegneemen der<br />

dammen , dje de oude Monarchen van<br />

Perfie, daar toe aangezet door een byzon-<br />

der voorfchrift van hunnen Godsdienst, 'i<br />

welk hun geboodt met de uiterfle zorgvuf<br />

digheid zich te wagten voor het befmetter<br />

van een der Hoofdftoffen, gelegd hadder I<br />

by de monden deezer Rivieren, om hunnei l<br />

Onderdaanen den toegang tot den Oceaai<br />

te beletten (nf). Door de Zeevaart in dee<br />

ze r •<br />

Cm") ARRIAN, Lib. Vï. c. 7. STRAB. Lib. XV<br />

p. 1074. De Godsdienftige zwaarigheden , welke d a<br />

Per feu maakten om eene reis ter Zee te doen, ware i<br />

by de Ouden bekend. P L I N I U s verhaalt, van ee 1<br />

der Magi, door TIRIDATES na Keizer NERO te 1<br />

Gezant gezonden: Navigare nolwrat quoniam ez<br />

fpuere in Maria, aliisqtie tnortalium necesfitatibu t<br />

violare naturam eam, fas non putant. Nat. Hisi<br />

Lib. XXX. c. 2. Deeze afkeer van de Zee ftrekte 1<br />

zy zo verre uit, dat, volgens de waarneeming va 1<br />

een welonderrigten Gefchiedboeker, geen Stad va |<br />

eenige bedüidenis in hun Ryk aan den Zeekant g<<br />

bouwd was; AMMIAN. MARCEL. Lib. XXIII. c. (<br />

Wy leeren uit Dr. HYDÊ, hoeonmiddelyk deezedenl<br />

beelden verbonden waren met de Leerftellingen vr rt<br />

ZOROASTER, Rel. Vet. Pcrf. Cap. VI. In alle c e<br />

Oorlogen der Perfen met Griekenland, beftonden c d<br />

vlooten van den Grooten Koning, geheel en al, 11 it<br />

Schepen verfchaft door de Pheniciers, Syriers, t .e<br />

vermeesterde Landfchappen van Klein Afia, en < le<br />

nabygelegene Eilanden. HERODOTUS en DIOD<<br />

RUS SICULUS vermelden hoe veel ieder Land o<br />

bragt om de vloot zamen te ftellen van twaalf ho 1'derd<br />

Schepen, met welke XERXES in Griekenlai<br />

viel, en onder deeze is 'er geen één aan Perfie t $<br />

hoorende. Hier by is het niet ongepast óp te m<<br />

e-<br />

D ke<br />

;f-<br />

I<br />

I.<br />

AFDEE-<br />

LING.


U<br />

5o O N D E R Z O E K<br />

zer voege te openen, ftelde ALEXANDER<br />

AFDEE - zich voor , dat de kostbaare Koopwaaren<br />

LING. van Indie uit de Perfifche Golf zouden ge-<br />

- voerd worden , in de binnenfte gedeelten<br />

van zyne Afiatifche Heerfchappyen, terwyl<br />

dezelve, over de Arabifche Golf, na Alexandrie<br />

zouden gaan, en van daar verder<br />

de wereld door.<br />

Hoe groot en wydftrekkend deeze ontwerpen<br />

ook mogten weezen , de voorzorgen<br />

genomen , en de fchikkingen gemaakt om<br />

ze te volvoeren, waren zo veelvuldig en<br />

zo goed, dat ALEXANDER reden te over<br />

hadt , om op een gelukkigen uitflag te<br />

hoopen. Ten tyde dat de muitzieke geest<br />

zyner Krygsknegten hem noodzaakte zyne<br />

Krygsverrigtingen in Indie te ftaaken, hadt<br />

hy den ouderdom van dertig jaaren nog niet<br />

bereikt. In dit onderneemvolle tydvak des<br />

leevens, moest een Vorst, van een zo werkzaamen<br />

, volftandigen en onvermoeiden<br />

aart,<br />

ken, dat, volgens HERODOTUS, wiens gezag onbetwistbaar<br />

is in dit ftuk, de Vloot onder het bevel<br />

ftondt van ARIABIGINES, een Zoon van DARIUS,<br />

die verfcheide Satrapen van hoogen rang onder zyn<br />

bewind hsdt; Perfen zo wel als Meden dienden als<br />

Soldaaten aan boord, HEROD. Lib. VII. c. 96. 97,<br />

Door welke beweegredenen, of op welk gezag, zy aangezet<br />

werden, in deezer voege te handelen, kan ik<br />

niet verklaaren. Ter oorzaake van eenige GodsdienlUge<br />

zwaarigheden, gelyk aan die der Perfen, weigeren<br />

veelen der Inboorlingen van Indostan , heden<br />

ten dage, aan boord van een Schip te gaan of ter Zee<br />

te dienen, en nogthans hebben, in zommige gevallen,<br />

de Seproys, in dienst der Europifche Mogenheden ,<br />

deeze fchroomvalligheden overwonnen, ;


WEGENS O U D I N D I E . 51<br />

aart, welhaast middel gevonden hebben, I.<br />

om een geliefd plan, lang bedoeld, te AFDEEhervatten.<br />

Indien hy Indie ten tweede L1NG.<br />

maale hadt aangevallen, zou hy, als de<br />

eerfte keer, niet in de noodzaaklykheid<br />

geweest zyn , zich den weg te baanen<br />

door vyandlyke en onbezogte Gewesten,<br />

by eiken flap opgehouden door Volken en<br />

Staramen van Barbaaren, wier naamen<br />

nooit in Griekfche ooren klonken. Geheel<br />

Afia van de Stranden der Jonifche Zee,<br />

tot de oevers van de Hyphafis, was dan<br />

aan zyne Heerfchappye onderworpen geweest<br />

; en door die verbaazende uitgeftrektheid<br />

Lands, hadt hy zulk een aantal<br />

Steden of verfterkte Plaatzen (/z) gebouwd<br />

,<br />

(V) De Heer LE BARON de SAINTE-CROIX<br />

fchynt, in zyne verftandige en geleerde Critique des<br />

Historicns d'Alexandre le Grand, p. 96, eenigen<br />

twyfel te koesteren, ter aanziene van het getal der<br />

Steden, welke ALEXANDER gezegd wordt gebouwd<br />

te hebben. PLUTARCHUS,


5* O N D E R Z O E K<br />

I. bouwd, dat zyne Legers met veiligheid<br />

AFDEE - hun optocht zouden hebben kunnen voort­<br />

LINO. zetten , terwyl zy een geregelde opvolging<br />

. van Voorraad-verzamelplaatzen tot leevensonderhoud<br />

vonden. Ook zou het ALEX­<br />

ANDER niet bezwaarlyk gevallen zyn<br />

om eene Legermagt te veld te brengen,<br />

fterk genoeg om een Land, zo uitgeftrekt<br />

en volkryk als Indie, te vermeesteren.<br />

Zyne Onderdaanen in 't Oosten, gelyk<br />

zyne Europifche, in Krygstugt opgèbragt<br />

hebbende, prikkelde hun gewis de eerzugt<br />

om hunne Onderwyzers na te volgen en<br />

te evenaaren: en ALEXANDER ZOU niet<br />

alleen Volk geworven hebben in de beperkte<br />

Landfchappen van Macedonië en<br />

Griekenland, maar in de wydflrekkende<br />

Ryken van Afia, 't welk, door alle Eeuwen<br />

heen, met talryke Legerbenden, den<br />

Aardbodem bedekt en het Menschdom verbaasd<br />

Schoon de Grieken, bezield met liefde tot de Vryheid<br />

en vnn hun Vaderland, weigerden zich in het<br />

Perfisch Ryk neder te zetten, terwyl het onder de<br />

Heerfchsppy flondt der Perfifche Monarchen, zelfs<br />

wanneer zy daar toe door het uitzigt op groote voordeden<br />

werden uitgelokt veranderde, gelyk de Heer<br />

DE SAINTE-CROIX aanmerkt, dit geheel, toen dat<br />

Ryk onderworpen was aan de Griekfche Heerfchappy ,<br />

en zy zich daar , niet als Onderdaanen , maar als<br />

Meesters, konden nederzetten. Beide ALEXANDER,<br />

en diens Opvolgers betoonden veel oordeels in de<br />

keuze der plaatzen, waar zy hunne Steden bouwden.<br />

Seleucia, door SELEUCUS gegrondvest, moest voor<br />

Alcxandria alleen onderdoen in getal van Inwoonderen<br />

, Rykdom en aangelegenheid; Mr. G I B-<br />

BON, Vol. I. p. 250. M. D'ANVILLE, Mem. ie<br />

Litterat. XXX.


WEGENS OUD INDIE. 53<br />

baasd heeft. Warneer hy arm 't hoofd Ti<br />

van zulk een ontzagiyke magt de Grenzen ^FnEEvan<br />

Indie bereikt hadr. moge hy die be­ LtNG.<br />

treeden hebben in omftandigheden, wyd<br />

verfchillende van die op zyn eerften Tocht.<br />

Hy hadt daar een vasten voet, deels door<br />

de Bezettingen, welke hy liet in de dre<br />

Steden door hem gebouwd en verfterkt;<br />

deels door zyn Verbond met TAXILES<br />

en v o RUS. Deeze twee Indiaanfche<br />

Vorflen, gewonnen door A L EX AN D E R'S<br />

menschlievenheid en weldaadigheid, die,<br />

daar zy deugden waren, in de oude wyze<br />

van Oorlog voeren zeer zeldzaam ten<br />

toon gefprèid, een hooger maat van bewondering<br />

en dankbaarheid verwekten, waren<br />

getrouw gebleeven in hunne verknogtheid<br />

san de Macedoniërs. Verfterkt door<br />

hunne Krygsbenden, en geleid door hun<br />

onderrigt," zo wel als door eigen ondervinding<br />

opgedaan in vroegere Veldtochten<br />

, zou A L E X A N D E R een fchielyken<br />

voortgang gemaakt hebben in een Land,<br />

waar elk Invaller, van zyn tyd af tot heden<br />

toe, gelukkig gedaagd is.<br />

Maar dit, en alle zyne andere fchirtorende<br />

ontwerpen, liep op eens ten einde,<br />

door zynen vroegtydigen dood. Nia deezen<br />

egter, vielen 'er Gebeurtenisfen voor,<br />

die de juistheid der even opgegeevene befpiegelingen<br />

ophelderen en bekragtigen,<br />

door de treffendfte en voldingendfte blykbaarheid.<br />

Toen dat groote Ryk, *t welk 't<br />

verheeven verftard van ALE X A N DE R vereenigd<br />

en in onderdaanigheid gehouden<br />

D 3 hadt.


54<br />

O N D E R Z O E K<br />

I. hack, niet langer zyn bedwingend opzigt<br />

AFDEE- gevoelde, werd het gefcheurd, en de on-<br />

LING. derfcheide Landfchappen werden aanvaard<br />

door zyne voornaatnfte Bevelhebberen, en<br />

onder hun verdeeld. Uit eerzugt, nayver<br />

en perfoonlyke veete, wendden zy welhaast<br />

de Wapenen tegen elkander: en dewyl<br />

verfcheide deezer Opperhoofden zeer<br />

uitftaken in Staat- en Krygskunde , duurde<br />

de twist lang, en werd met veel kansen<br />

lot-wisfelingen voortgezet. Te midden<br />

van deeze veelvuldige fchokken en<br />

Omwentelingen daar door veroorzaakt, bevondt<br />

men, dat de maatregels,door ALEX­<br />

ANDER genomen, tot behoudenisfe zyner<br />

vermeestei ingen, met zo veel fchranderheid<br />

beraamd waren, dat, naa de eindelyke<br />

herftelling der ruste, de Macedonifche<br />

ïleerfchappy gevestigd bleef in elk gedeelte<br />

van Afia, en geen een Landfchap<br />

hadc het juk afgefchud. Zelf Indie, hec<br />

verst afgeleegen Land der vermeesteringen<br />

van ALEXANDER, bleef gerust onderworpen<br />

aan PYTHO, den Zoon van<br />

A G E N o R , en vervolgens aan SELEUCUS,<br />

die elkander in de beheerfching, over dac<br />

gedeelte van Afia, opvolgden. Po RUS<br />

en T A x i L E s weeken , niet tegenflaande<br />

het overlyden huns Weldoeners, niet af<br />

van hunne onderwerping aan het Gezag<br />

der Macedoniëren, en deeden geene pooging<br />

altoos tot het herkrygen hunner onafhangelykheid.<br />

Geduurende de hoogloopende gefchillen,<br />

over Magc en Meesterfchap, onder<br />

de


WEGENS OUD INDIE. 55<br />


$$ O N D E R Z O E K<br />

bezitten (o). Maar wy kunnen, op zyn<br />

AFDEg- getuigenis, indien het niet door anderen<br />

LINO. bevestigd wordt, geenzins afgaan. PLU-<br />

ÏARCHUS fchynt te beweeren, dat SE­<br />

LEUCUS diep in Indie doordrong; doch<br />

die agtenswaardige Schryver fteekt meer<br />

uit in keurige Charactertrekken op te leveren<br />

, en de gelukkige keuze der omftandigheden,<br />

die dezelve onderfcheidend<br />

kenmerken, dan in de keurigheid zyner<br />

Gefchiedkundige nafpeuringen. PLINIUS,<br />

wiens gezag meer afdoet, fchynt het als<br />

zeker aan te merken, dat SELEUCUS met<br />

zyne Wapenen doordrong in de Landfchappen<br />

van Indie, door ALEXANDER nooit<br />

bezogt (p). De plaats, in welke hy<br />

daar van /preekt, is eenigzins duister;<br />

doch fchynt in te fluiten, dat SELEU­<br />

CUS opgetrokken was van de Hyphafis<br />

tot den Hyfudrus, en van daar na Palibothra,<br />

en verder na den Mond van de<br />

Ganges. De afftanden van de voornaamfte<br />

Posten, op deezen Tocht, bedraagen<br />

£244 Romeinfche Mylen. In deezen zin<br />

verftaat de Heer BAYER de woorden<br />

van PLINIUS (q); doch bet komt my<br />

hoogst onwaarfchynlyk voor, dat de Krygstocht<br />

van SELEUCUS, na Indie, lang genoeg<br />

geduurd konne hebben, om tyd te<br />

CO JUSTIN. Lib. XF. c. 4.<br />

i ?« 37*<br />

vin-<br />

OJ PLIN. Nat. Hist. Lib. VI. c. 17.<br />

fy) MAYBR, Mist. Rcgni Gracorum Ba&riani.


WEGENS OUD INDIE. S7<br />

vinden tot verrigtingen van zulk eene uitgeilrektheid.<br />

Was SELEUCUS zo verre<br />

in Indie gekomen als de Mond van den<br />

Ganges, dan zouden de Ouden eene naauwkeuriger<br />

kennis van dat gedeelte des Lands<br />

gehad hebben, dan blykt dat zy ooit bezaten<br />

(>)•]<br />

Wat hier van ook zyn moge, SELEU­<br />

CUS zou waarfchynlyk veel verder gegaan<br />

zyn , indien hy zich niet genoodzaakt<br />

gevonden hadt, het voortzetten van deezen<br />

loop te eindigen, om zich aan te<br />

kanten tegen AN TIGONUS, die zich toerustte<br />

om de Landen, aan SELEUCUS<br />

onderworpen, aan de fpitze van eene ontzaglyke<br />

Legermagt aan te tasten. Eer hy<br />

zyn Optocht na den Euphraat begon,<br />

floot hy een Verdrag met SANDRACOT-<br />

T u S ; in gevolge, waarvan die Monarch<br />

het Koningryk, door hem verkreegen,<br />

gerust behieldr. Maar de magt en de bezittingen<br />

der Macedoniër en fchynen ongefchonden<br />

gebleeven te zyn, geduurende<br />

de Regecring van SELEUCUS, die twee<br />

en veertig Jaaren , naa den dood van ALEX­<br />

ANDER, een einde nam.<br />

Met oogmerk om eene vriendlyke gemeenfchap<br />

met SANDRACOTTUS aan te<br />

kweeken, koos SELEUCUS een Bevelhebber,<br />

M AGAST HEN ES geheeten, die ALEX­<br />

ANDER op den Tocht na Indie vergezeld<br />

r» Dit is de XI Aantekening van den Heer RQ-<br />

11R T S O N.<br />

D 5<br />

I.<br />

AFDEE-<br />

LING.


AFDEE<br />

58 O N D E R Z O E K<br />

I. zeld hebbende, eenige kennis- van het<br />

LtNG.<br />

- Land en de Zeden der Inboorelingen bezat<br />

, en zondt deezen als Afge/ant na Pa-<br />

. libothra (V). In deeze wydberoemde Hoofdftad<br />

van de Prafy, aan de oevers van de<br />

Ganges gelegen, onthieldt zich M A G AS-<br />

T H E NES verfcheide Jaaren, en was, naar<br />

allen fchyn, de eerfte Europeaan, die immer<br />

deeze groote Rivier befchouwde, dezelve<br />

overtreft alle andere in de Oude<br />

Wereld, in uitgeftrektheid (7), en is niet<br />

min uitfteekend van wegens de Vrugtbaarheid<br />

der Landftreeken, door weike zy<br />

heenen vloeit. — Deeze Reis van MAGAS-<br />

T H E N ES , na Palibothra, fchonk den Europeaanen<br />

kundigheid aan een wyduitgeftrekt<br />

Land , waarvan zy voorheen niets wisten :<br />

want A L E X A N D E R toog Zuid - Oostwaards<br />

niet verder op , dan tot dat gedeelte<br />

van de Rivier Hydraotes of Rauvee,<br />

waar de hedendaagfche Stad Lahore ligt,<br />

en Palibothra, welks ligging ik als eene<br />

groote hoofdzaak in de Aardrykskunde van<br />

Oud Indie, met alle aandagt heb nagegaan,<br />

fchynt<br />

(V STRASO, Lib. ff. p. 121. &c. ARRIAN.<br />

Hist. hid. pasfira.<br />

Qtj RENNELL geeft 'er ons een verheeven<br />

denkbeeld van, door ons te berigten, „ dat de Gan-<br />

„• ges , naa dat dezelve voortgefprooten is in een<br />

„ bergagtig land, waar door zy meer dan acht hon-<br />

„ derd mylen loopt, Mem. p. 233, onder het ftroo-<br />

„ men door de vlakten, elf Rivieren ontvangt, van<br />

„ welke eenige zo groot zyn als de Rhyn, en geene<br />

,, kleinder dan de Theems , behalven veele andere<br />

„ van minder beduidenisfe, p. 257.


WEGENS OUD INDIE. 59<br />

fchynt my toe dezelfde Stad te weezen met<br />

de hedendaagfche Stad Allahabad, by den<br />

zamenloop der twee groote Rivieren Jumma<br />

en Ganges (v). Naardemaal de weg van<br />

La-<br />

00 In het bepaalen der ligging van Palibothra ,<br />

heb ik het gewaagd van den Heer RENNELL te ver»<br />

fchillen , en dit doe ik met wantrouwen. Volgens<br />

STRABO was Palibothra gelegen aan de vereeniging<br />

van de Ganges, met eene andere Rivier, Lib. XF. p.<br />

1028. A. ARRIANUS is hier over nog uitdruklyker.<br />

Hij plaatst Palibothra aan de zamenvloeijing van de<br />

Ganges en de Erranaboas, welke laatfte hy befchryfc<br />

als kleinder dan de Ganges en de Indus; maar grooter<br />

dan eenige andere bekende Rivier; Hist. Ind. c. IOJ<br />

•Deeze berchryving der ligging ftrookt volmaakt met<br />

die van Allahabacl. P. BOUDIER, aan wiens waarneemingen<br />

de Aardrykskunde van Indie veel verfchuldigd<br />

is, zegt-, dat de Jumna, by haare vereeniging<br />

met de Ganges, hem in grootte niet minder voorkwam<br />

dan die Rivier; D'ANVILLE Antiq. de Pinde. p. 53<br />

Allahabad is de naam aan die Stad gegeeven dooi<br />

den Keizer AKBAR, die 'er een fterk Kafteel oprigtte<br />

van 't welk wij een fraaije aftekening hebben , uitge<br />

geeven door Mr. HODGES, NO. IF. of his SeleL<br />

Fiemvs in India. De oude naam, by welken zy noj<br />

bekend is onder de Hindoos, is Praeg of Piyag, ei [<br />

het volk des Landfchaps wordt Praegi geheeten; ' :<br />

'welk eene fterke overeenkomst heeft met Prafy, d<<br />

•oude benaaming des Koningryks waar van Palibothiu [<br />

de Hoofdftad was; p. TIEFFENTHALER cte BER<br />

NOUILLI. Tom. I. p. 223. D'ANVILLE, p. 56<br />

Allahabad is zulk eene bekende zetel van de Gods<br />

dienftigheid der Hindoos, dat zy den naam draag<br />

t<br />

van de Koning der Godsdienflig vereerde Plaatzen<br />

D e<br />

Ayeen Akbery, Vol. I'. p. 35- grond daa r<br />

„ omheenen, tot de uitgeftrektheid van veertig mylen<br />

„ wordt voor heiligen Grond gehouden. De Hin<br />

„ doos gelooven , dat, wanneer iemand te deezer plaai<br />

„ ze fterft, hy in zyne naastvolgeude wedergeboort<br />

ontvangen zal wat hij wenscht. Schoon zy leeraf<br />

„ rei<br />

I.'<br />

AFDEE­<br />

1<br />

LING.


6a O N D E R Z O E K<br />

T. Lahore na Allahabad door eenige der<br />

AFDEE . bestbebouwde en ryklle Landfchappen van<br />

LING.<br />

In-<br />

,. ten lat Zelfmoord in 't algemeen door pynigen hier<br />

„ n: naals zal geftraft worden, merken zy het nog-<br />

„ thans als verdienstlyk in iemand aan, dat hy zich<br />

„ te Allahabad doode ; Ayeen Akbery , Vol. III.<br />

p. 256. P. TIEFFENTHALER. befchryft de onderfcheide<br />

Voorwerpen van Godsdienftig Eerbetoon<br />

te Allahabad, die nog met groote eerbiedenisfe bezogt<br />

worden door een onnoemlyk getal Bedevaartgangeren;<br />

BERNOUILLI, Tom. % 224. Uit alle<br />

deeze omftandigheden mogen wy opmerken, dat Allahabad<br />

eene plaats is van hooge oudheid, en dezelfde<br />

legging heeft met het oude Palibothra.<br />

De Heer RENNELL vondt zich bewoogen om<br />

Palibothra dezelfde ligging te geeven met Patna,<br />

voornaamüjk om deeze twee redenen. — Vooreerst<br />

om dat hy verftaan hadt, dat, op of naby de plaats<br />

waai Patna Iag,oudtyds eene zeer groote Stad geweest<br />

was , Patelpoot - her of Patalipputra geheeten, 't<br />

welk zeer gelykt naar den ouden naam Palibothra.<br />

Schoon er thans geene zamenloop van twee Rivieren<br />

te Patna is, kreeg hy berigt, dat de vereeniging van<br />

de Soar.e met de Ganges, thans twee en twintig mylen<br />

boven Patna, voorheen onder de wallen dier Mad<br />

ware. De Rivieren in Indie veranderen zomtyds<br />

derzelver loop op eene zonderlinge wyze , en "hy<br />

brengt eenige treffende voorbeelden van zulke ftroomverleggingen<br />

by. —— Maar, eens toegeftaan zynde,<br />

dat de berigten der Inwoonderen, wegens de verandering<br />

in den loop der Soane, volkomen nauwkeurig<br />

waren, twyfel ik wel zeer of het berigt van A R R I A N U S ,<br />

wegens de grootte der Erranaboas toepasfelyk zon<br />

wezen op die Rivier; zeker zo juist niet als op de<br />

Jumna. - Ten tweeden, fchynt de Heer RE NNELL<br />

eenigermaate tot dit befluit bewoogen door den Wegwyzer<br />

van PLINIUS, of de Tafel der afftanden Van<br />

Taxila, (het hedendnagfche Attock) tot den mond<br />

van de Ganges, Nat. Rist. L. II. c. 17. Doch de<br />

afftanden daar in zyn zo onnaruwkeurig, en , in zommige<br />

gevallen , zo tastbaar verkeerd, dat niemand 'er<br />

zich


WEGENS OUD INDIE. 61<br />

Indie loopc, rees het denkbeeld van de waar­<br />

de des Lands, naar gelange men het na­<br />

der leerde kennen. Diensvolgens maakte<br />

't geen MEGASTHENES op zyne Reis<br />

na Palibothra, en geduurende zyn ver-<br />

blyf te dier Stede, waarnam, zulk een in­<br />

druk op zyn hart, dat hy zich opgewekt<br />

vondt om een breed Verhaal van Indie<br />

uit te geeven; ten einde, by zyne Lands-<br />

genooten, een diepgaander indruk van de<br />

aangelegenheid deezes Gewests te wege te<br />

brengen. Uit zyne Schriften fchynen de<br />

Ouden meest al hunne kennis, wegens den<br />

inwendigen Staat van Indie, ontleend te<br />

hebben; en de vergelyking der drie breed-<br />

fte Vernaaien deezes Lands, van DIODO­<br />

RUS<br />

zich met zekerheid op kunne verlasten. Daarvolgem<br />

is Palibothra vier honderd en vyf en twintig mylet<br />

beneden den zamenloop van de Jumna en Ganges ge<br />

i<br />

legen. De daadlyke afftand egter tusfchen Allahabac*<br />

en Patna is niet meer dan twee honderd Britfche my<br />

len. Van een zo groot verfchil kan men geen reder l<br />

geeven , zonder een grooten misflag in den wegwy<br />

zer te veronderftellen ; of dat de plaats der zamen<br />

vloeijing van de Jumna met de Ganges eene veran<br />

dering ondergaan hebbe. Voor de eerfte deezer ver<br />

onderftellingen is (in zo verre ik weet) geen geza{<br />

uit eenig Handfchrift ontleend , en voor de laatib<br />

fpreekt geene overlevering. De Heer RENNELL heef t<br />

de redenen bygebragt, welke hem bewoogen om d<br />

legplaats van Palibothra met die van Patna voo r<br />

dezelfde te houden, Mem. p. 49 — 54- Eenige de r<br />

tegenwerpingen, welke hem gemaakt zouden kunne i<br />

worden, heeft hy voorzien, en getragt op te losfen<br />

en , naa alle- wat ik 'er heb bygevoegd, zal het m<br />

i<br />

niet verwonderen, indien myne Leezers, in dit Aan V<br />

rykskundig gefchil, eer tot de zyde van RENNKLI<br />

dan de myne,overgaan.<br />

I.<br />

AFDEE-<br />

LING.


I.<br />

AFDEE-<br />

LING.<br />

6z O N D E R Z O E K<br />

RUS SICULUS, STRABO en ARRIANUS,<br />

toont duidelyk, door de groote gelykheid,<br />

dat zy de woorden van hem nafchreeven.<br />

Maar, ongelukkig, was MEGASTHENES<br />

zo zeer op het wonderbaare gefield, dac<br />

hy de waarhéden, door hem verhaald, mee<br />

veele buitenfpoorige vercieringen vermengde.<br />

Tot hem klimmen de Fabelagtige<br />

Verteïtingen op, van Menfchen met ooren<br />

zo lang dat zy 'er zich in konden inwinden,<br />

van andere met één oog, zonder<br />

mond, zonder neus, met een langen<br />

voec en agterwaards gekromde teenen,<br />

van een Volk drie fpannen hoog, van<br />

wilde Mannen met hoofden in de gedaante<br />

van een wigge, van Mieren zo groot als<br />

Vosfen, die goud opdolven, en veele andere<br />

even wonderbaare dingen (w). De<br />

Uittrekzels uic zyn Verhaal , ons door<br />

STRABO, ARRIANUS en andere Schryvers<br />

, naagelaaten , fchynen niet geregtigd<br />

tot eenig geloof, indien zy geen fleun<br />

krygen door inwendige baarblyklykheid,<br />

en bevestigd worden door het geheugenis<br />

van andere oude Schryveren, of zamen-<br />

[temmen mee de ondervinding van laatere<br />

Jagen.<br />

Hec berigt, nogthans, door MEGAS­<br />

THENES gegeeven, van de Afmeetingen<br />

ïn Aardrykskunde van Indie, is keurig en<br />

'uist. Zyne befchryving van de Magt en den<br />

Hykdom der Prafy gelykt volkomen op<br />

die<br />

0*0 STRABO, Lib. XX. p. 1032. A. 1037. C.


WEGENS OUD INDIE. 6*3<br />

die zou hebben kunnen vervaardigd worden,<br />

van eenige der groote Staaten in het<br />

hedendaagsch Indostan, vóór de vastflelling<br />

der Mahomedaanfche of Europifche magt<br />

in Indie , en ftemt overeen met de befcheiden<br />

, welke A L E X A N D E R wegens die<br />

Volk ontvangen hadt. Hy kreeg tyding, dat<br />

zy gereed ftonden om hem wederftand te<br />

bieden aan de oevers van de Ganges , met een<br />

Leger, beltaande uit twintig duizend Ruiters,<br />

tweemaal honderd duizend voetknegten<br />

, en twee duizend gewapende wagens (x);<br />

en MAGASTHENES verhaalt, dat hy gehoor<br />

hadt by SANDRACOTTUS, op een plaats,<br />

waar deeze gelegerd was met een Leger van<br />

vier honderd duizend man (jy). De verbaazende<br />

grootte, welke hy toefchryft aan Pa'<br />

libothra, als niet minder dan tien mylen in<br />

de lengte, en twee mylen in de breedte haaiende<br />

, omringd door muuren , op welke<br />

men vyfhonderd en zeventigToorens telde,<br />

en in dezelve vier en zestig Poorten, zou<br />

misfehien door de Europeaanen gerekend<br />

worden onder de wonderen, in welker verhaal<br />

hy zo veel vermaak fchiep , indien<br />

zy thans niet wel onderrigt waren van<br />

de ruime wyze, waar op de Steden in<br />

Indie gebouwd zyn,en niet met zekerheid<br />

wisten, dat dit Land, in vroegeren tyde<br />

zo wel als tegenwoordig, mogt roemen<br />

op<br />

(V) DIOD. SICUL. Lib. XVII. p. 232. Q. CURT.<br />

'Lib. IX. c. 2.<br />

(y) STRABO, Lib. XV. p. 1035. C.<br />

I.<br />

ftFDEE-<br />

LING.


I.<br />

AFDEE-<br />

LING.<br />

64 O N D E R Z O E K<br />

op Steden van nog grooter uitgeftrekt*<br />

heid (z).<br />

DitGezantfchap van MEGASTHENES by<br />

SANDRACO TTUS en een ander van D AI-<br />

MA cHUs, by diens Zoon en Opvolger<br />

A L L I T R O C H I D A S , zyn de laatfte verrigtingen<br />

van de Syrifche Monarchen met<br />

Indie, waar van wy eenig berigt hebben.<br />

[Want ik zal niet fpreeken van den<br />

kortflondige inval in Indie door ANTIO-<br />

CHUS DEN GROOT EN , omtrent honderd<br />

negen en zeventig jaaren laater dan die zyns<br />

Voorzaats SELEUCUS. Wy weeten niets<br />

meer van deeze Krygsverrigting , dan dat<br />

de Syrifche Monarch, naa den oorlog dien<br />

hy voerde tegen de twee aan 't muiten<br />

llaande Landfchappen Parthia en BaEtria<br />

geëindigd te hebben, Indie introk, en den<br />

vrede fluitende met SOPHAGASENUS, een<br />

Koning des Lands , van hem een aantal<br />

Olyphanten, en een fomme Gelds, ontving<br />

(a). ] — En kunnen wy met geene<br />

zekerheid den tyd bepaalen, of de wyze<br />

befchryven , waar op de bezittingen der<br />

Syrifche Vorften in Indie hun ontnomen<br />

werden, 't Is waarfchynlyk dat zy zich genoodzaakt<br />

vonden dit Land , korten tyd<br />

naa den dood van SELEUCUS, te verhaten<br />

(b~).<br />

Maar,<br />

(z) RENNELL, Mem. eg. 50.<br />

(a) POLYB. Lib, X. p. 597. &c. Lib. XI. p.<br />

561. Ed. Cafaub. JUSTIN. Lib. XF. c. 4. BAYER,<br />

Hist. Regn. Greecor. Bactr. p. 69. &c. Dit is da<br />

XIV Aant. van ROBERTSON.<br />

(£) JUSTIN. Lib. XF. c. 4.


WEGÉNS O U D I N D I E . 65<br />

Maar, fchoon de groote Monarchen van i.<br />

Syrië, omtrent dit tydperk, deeze Land- AFDEE'<br />

fchappen in Indie, welke aan hunne Heer LING.<br />

fchappy onderworpen geweest waren, ver-<br />

Iooren, onderhielden de Grieken in een<br />

kleinder Koningryk, zamengefteld ^uit eenige<br />

overblyfzels van ALEX» NDËR'S Ryk,<br />

nog eene gemeenfchap met Indie, en deeden<br />

'er zelfs eene vry groote landaanwinning.<br />

Deeze beftondt 'in het Koningryk<br />

Bactria , oorfpronglyk toebehoord hebbende<br />

aan SELEUCUS; doch zynen Zoon,<br />

of Kleinzoon, ontweldigd, en tot een onafhangelyken<br />

Staat gemaakt, omtrent negen<br />

en zestig Jaaren naa den dood van ALEX-*<br />

ANDER. Wegens dit Koningryk, moeten<br />

wy ons te vrede houden, met eenige onvolkomene<br />

aanduidingen, uit de oude<br />

Schryvers, op te zamelen. Uit deezen<br />

leeren wy dat de Handel van 't zelve met<br />

Indie groot was; dat de Vermeesteringen<br />

der Bactriaanfchc Koningen in dat Land<br />

uitgebreider waren dan die van A L E X A N ­<br />

DER zelve, en in 't byzonder, dat zy<br />

het bezit herkreegen van de Landftreek<br />

naby den mond van den Indus , door<br />

A L E X A N D E R vermeesterd (V). —- Elk<br />

der zes Vorften, die in Bactria heerschten<br />

, volvoerden hunne Krygsverrigtingen<br />

in -Indie met zo veel geluks, dat zy diep<br />

in 't harte


I.<br />

AFD2E-<br />

LING.<br />

66 O N D E R Z O E K<br />

trots op de Overwinningen, welke zy behaald<br />

hadden, zo wel als op de uitgeiïrekte<br />

Landpaalen hunner Heerfchappye, namen<br />

eenigen hunner den weidsklinkenden tycel<br />

aan van den Grooten Koning; een tytel, die<br />

de ' Perfifche Monarchen onderfcheidde in<br />

de dagen' van hun grootflen luister. - Doch<br />

wy zouden niet geweeten hebben, hoe<br />

lang dit Koningryk van Bactria beflondt,<br />

of op welk eene wyze het een einde nam,<br />

indien de Heer D E GUIGNES de Gefchiedfchryvers<br />

van China niet te hulp geroepen<br />

hadt. om het gebrekkige van de Griekfche<br />

en Romeinfche Schryvers aan te vullen.<br />

Door deezen worden -wy onderrigt, dat,<br />

omtrent' honderd en zes en twintig jaaren<br />

vóór der Christenen Jaartelling, een<br />

magtige hoop Tartaaren uit hun Land op<br />

de grenzen van China verfcheen, en genoodzaakt<br />

Westwaards te gaan door den<br />

aandrang van een talryker lichaam, 't geen<br />

agter hun kwam, de Jaxartes overtoog,<br />

en als "een ortwederftaanbaare watervloed,<br />

in Bactria flortte dat Koningryk overweldigde,<br />

en een einde maakte aan de<br />

Heerfchappy der Grieken te dier plaatze<br />

CV), naa> dat dezelve omtrent honderd<br />

en dertig jaarea gellaan hadt. [Dan eene<br />

Gebeurtenis, terloops door STRABO verhaald,<br />

en die de nafpeurende vlyt van<br />

den Heer DE GUIGNES ontglipt is. Hemt<br />

wonderwel overeen met het verhaal der<br />

Chi-<br />

(d) Mem. de Litir.at. Tom. XXV. p. 17. &c.


WEGÉNS OUD INDIE. 67<br />

Chineefche Schryveren, en bekragtigt het­<br />

zelve. De Grieken, fchryft hy, werden<br />

van Bactria beroofd , door Stammen of<br />

Horden van Scythifche Nomaden , die te<br />

voorfchyn kwamen uit het Land over de<br />

Jaxartes ; en bekend zyn onder de naamen<br />

van Afy, Pafiani, Tachari en Sacarauli<br />

(e). De Nomaden by de Ouden waren<br />

Volken, die, gelyk de Tartaar en, geheel,<br />

of althans grootendeels , als Veehoeders<br />

leefden, zonder zich met den Landbouw<br />

op te houden (ƒ)]•<br />

Zints deezen tyd, tot het afloopen der<br />

Vyftiende Eeuw, wanneer de Portugeefen,<br />

de Kaap der Goede Hoope omzeilende, eene<br />

nieuwe Gemeenfchap met het Oosten<br />

openden, en hunne overwinnende wapenen<br />

in elk gedeelte van Indie voerden, verkreeg<br />

geene Mogenheid, in Europa, daar eenigen<br />

Landëigendom, of oefende 'er eenige<br />

Heerfchappy. Geduurende dit Tydperk van<br />

meer dan zestien honderd jaaren, fchynen<br />

alle ontwerpen, om vermeesteringen in<br />

Indie te maaken, geheel geflaapen te hebben<br />

, én geen Volk onderflondt iets meer<br />

dan het onderhouden van Handelgemeenfchap<br />

met dat van rykdom overvloeiend<br />

Land.<br />

In Egypte werd de Zetel van die Handelgemeenfchap<br />

gevestigd, en wy kunnen<br />

niet, zonder ons te verwonderen, ontdekken,<br />

("O STRABO, Lib. XI. p. 779. A.<br />

Cf) Dit is de XV Aantekening van ROBERTS ON.<br />

E a<br />

ï.<br />

AFDEÉ-<br />

LING.


63 O N D E R Z O E K<br />

I. ken, hoe fchielyk en hoe geregeld de<br />

AFDEE- Handel met het Oosten gedreeven werd,<br />

LING. door dat Kanaal, waar door de fchranderheid<br />

van ALEXANDER beftemd hadt,<br />

dat dezelve zou vloeijen. PTOLEMEUS,<br />

de Zoon van LAGUS, plaatfle, zo ras<br />

hy bezit genomen hadt van Egypte, den<br />

Zetel des Ryksbewinds te Alexandria,<br />

Door eenige gezagbetooningen, en veele<br />

weldaadige fchikkingen, doch voornaamlyk<br />

door den roem zyner zagte en billyke<br />

Regeering, trok hy zulk eene menigte van<br />

Inwoonderen na deeze geliefde verblyfplaats,<br />

dat dezelve welhaast in een volkry.<br />

ke en welvaarende Stad veranderde. Vermids<br />

PTOLEMEUS het vertrouwen van<br />

ALEXANDER volkomener verdiend en bezeten<br />

hadt, dan iemand zyner Krygsbevelhebberen,<br />

wist hy zeer wel, dat het hoofdoogmerk<br />

van dien Vorst, in het grondvesten<br />

van Alexandria, geweest was, zich te<br />

verzekeren van de Handelvoordeelen met<br />

Indie. Eene lange en voorfpoedige Regeering<br />

begunftigde de volvoering van dac<br />

oogmerk; en, fchoon de oude Schryvers<br />

ons niet in Haat Hellen om de Happen na<br />

te gaan, die de eerfte PTOLEMEUS deedt<br />

om 't zelve te volbrengen, hebben wy een<br />

doorflaand blyk van zyne buitengemeene<br />

agtgeeving op de zaaken der Zeevaart, dewyl<br />

hy een lichtende Baak oprigtte op<br />

het Eiland Paros, aan den mond der Haven<br />

van Alexandria (g): een Werkftuk<br />

Cg} STRABO, Lib. WIL p. 1140. C.<br />

zo


W E G E N S O U D I N D I E . 69<br />

zo heerlyk uitgevoerd, dat men het onder<br />

de zeven Wereldwonderen telde.<br />

Wat de fchikkingen op den Koophandel<br />

van zyn Zoon P T O L E M E U S PHI-<br />

L A D E L P H U S betreft, hebben wy volkomener<br />

narigten. Om den Handel op Indie,<br />

(die in Tyrus, deszelfs oude Stapelplaats,<br />

begon te herleeven (^) ) in Alexandria<br />

te doen zamenloopen, begon hy<br />

een Kanaal te vervaardigen, honderd Cubiten<br />

breed, en dertig Cubiten diep, tusfchen<br />

Arfinoe aan de Roode Zee, niet<br />

verre van daar het tegenwoordige Suez<br />

ligt, en de Pelu/iac, of Oostlykften Arm<br />

des Nyls, door middel van welk Kanaal,<br />

de Voortbrengzels van Indie, geheel te<br />

water , na die Hoofdftad zouden hebben<br />

kunnen vervoerd worden. Maar'tzydat,<br />

om reden van zeker gevreesd gevaar wegens<br />

het voltooijen, dit werk nooit ten einde<br />

gebragt werd; of dat men dit Kanaal,<br />

van wegen de langzaame en gevaarlyke<br />

vaart aan het Noordeinde van de Roode<br />

Zee, van te weinig gebruik vondt, PTO­<br />

L E M E U S bouwde, om de gemeenfchap<br />

met Indie gemaklyker te maaken, eene<br />

Stad aan den Westlyken oever dier Zee,<br />

bykans onder den Keerkring, aan welke<br />

hy den naam van Berenice gaf (/). Deeze<br />

nieuwe Stad werd weldra de Stapelplaats<br />

des Indijchen Handels.<br />

(h) STRABO, Lib. XFI. p. 1080. A.<br />

[Naar-<br />

(7) STRABO, Lib. XFII. p. 1156. D. PLIJS.<br />

Nat. Hifi. Lib. FI. c. 29.<br />

E 3<br />

I.<br />

AFDEE-<br />

LING.


?o O N D E R Z O E K<br />

I [Naardemaal de afltand van Arfinoe ,iham<br />

AFDEE- Suez, van den Nyl veel kleinder was,<br />

LING. dan die tusfchen Berenice en Coptos,<br />

konden, langs deezen weg, alle de Koopwaaren,<br />

in de Arabifche Golf gebragt, zeer<br />

fpoedig en onkostbaarst in Egypte gevoerd<br />

worden. Maar de vaart op de Arabifche<br />

Golf, die, zélfs in den tegenwoordigen gevorderden<br />

fbat der Zeevaardye, langzaam<br />

toegaat en bezwaarlyk valt, werd, in ouden<br />

tyde, door de Vulken daar rondsom woonende,<br />

zu hoogstgevaarlyk gerekend, dat<br />

zulks hun bewoog om zodanige Benaamingen<br />

te geeven aan verfcheide Uithoeken,.<br />

Baayen en Havens als een treffend denkbeeld<br />

opleveren van den indruk, die de<br />

vrees deezes gevaars op hunne verbeelding<br />

gemaakt hadt. Den ingang van de Golf<br />

noemden zy Babelmandeb, zo veel als de<br />

Voort der droefenisfe; aan eene Haven ,<br />

: liet verre van den ingang verwyderd, gazen<br />

zy den naam van Mete, dat is Bood.<br />

] ïene Uthoek, digrdaarby, werd door hun<br />

< ïardefan, dat is, de Kaap der Begraaenisje,<br />

geheeten. Andere benaamingen, die<br />

i<br />

<<br />

>p 't zelfde uitkomen, worden vermeld<br />

( loor den Schryver, aan wien ik deeze onlerrigting<br />

verfchuldigd bén (k). h Is,<br />

lerhalven , niet te verwonderen , dat de<br />

{ apel van den Indiaanfchen Handel van het<br />

l<br />

foord-einde der Arabifche Golf verlegd,<br />

wierd"<br />

(k) BRUCE'S Traveh, Vol. I. p. 442. &c. Zie<br />

d t gedeelte vertaald in de N. AÏgcm. Vadert. Let-<br />

n roef en. V. D. II. St. bl. 501. enz. VERT.


WEGENS O U D I N D I E . 71<br />

wierd naa Berenice; dewyl deeze verplaat- I.<br />

zing een gevaariyke vaart zeer opkortte. . \FDEE-<br />

Dit fchynt de hoofdreden geweest te zyn, LING.<br />

die PTOLEMEUS bewoog, om de Haven<br />

van Gemeenfchap met Indie te Berenice<br />

te plaatzen \ naardemaal 'er andere<br />

Havens aan de Arabifche Golf waven, veel<br />

nader dan deeze aan den Nyl.<br />

In een laater tydperk, naa-de verdelging<br />

van Coptos, door Keizer BIOCLETIANÜS,<br />

onderrigc ons ABULFEDA (/), dat de<br />

Indifche Koopwaaren van de Roode Zee<br />

naa den Nyl gebragt wierden , laogs den<br />

kortflen weg, te. weeten, van Cosfier,<br />

waarfchynlyk de Philoteras Portas van<br />

PTOLEM EU s, na .Cous, de Ficus Appollonis,<br />

eene reis van vier dagen. Het zelfde<br />

berigt van den afftand werdt door de<br />

Inboorlingen aan Dr. POCOCKE opge-<br />

I n<br />

geeven (»;)• gevolge hiervan, veranderde<br />

Cous ,. van een klein Dorp in eene Stad<br />

in Opper Egypte, in grootte het naastkomende<br />

aan Fostat, of Oud Cairo.- — Laater<br />

werd, uit oorzaaken, welke ik niet kan<br />

verklaaren, de Handel van de Roode Zee<br />

over Cos fier verplaatst na Kene, verder de<br />

Rivier af dan Cous («)• Hedendaags<br />

worden alle de voortbrengzels van Indie in<br />

Egypte gevoerd ter Zee van Gidda na<br />

(/) ABULFEDA, Defcript. Egypt. Ed. Michae-<br />

lis, p. 77- •<br />

(m) POCOCKE, Travels,.No\: I. p. 87.<br />

\n) ABULFEDA, p. 13-77- D'ANVILLE, Egyp­<br />

te, p. 106-200,<br />

E 4 -


I.<br />

AFDEE<br />

LING<br />

7* O N D E R Z O E K<br />

SWz, en dan op Kameelen na Cairo gebragt<br />

, of over land mede genomen door<br />

de Caravane - wederkeerende van de Bedevaard<br />

na 3'Jecca (o). Dit is, zo verre ik het<br />

aeb kunnen nagaan, een volledig berigt,<br />

/an alle de onderfcheide wegen, langs welke<br />

alle de Voortbrengzels van het Oosten<br />

ia den Nyl gebragt zyn , zints de eerfte<br />

apening van die Gemeenfchap (p)].<br />

Van Berenice werden de Goederen te<br />

] and gebragt na Coptos, eene Stad drie<br />

] iryien van den Nyl gelegen; doch welke<br />

l remeenfchap met die Rivier door een vaar­<br />

1 baar Canaal, van 't welk nog eenige ovei-<br />

1 )lyfzels voor handen zyn (V). en voeren<br />

( lan den ltroom af na Alexandria. De<br />

0) NIEBUHR, Voyage. Tom. I. p. 224., VOL-<br />

| IEY, Tom. I. p. 188.<br />

(p 't Is zonderling, dat p. SICARD. Mem. des<br />

j Wcsfions dans le Levant, Tom. II. p. 157, en eeni-<br />

t e andere agtenswaardige Schryvers, veronderftellen,<br />

c at Cosiier het Berenice zy, aangelegd door PTOLEs<br />

11 us, fchoon pTo 1 EMEÜS de breedte fielt op 23<br />

&<br />

c<br />

\<br />

€<br />

j<br />

d<br />

g<br />

ri<br />

'<<br />

•V'<br />

Is<br />

0<br />

,<br />

o', en STRABO de ligging opgeeft als ten naastenby<br />

nder dezelfde Parallel met die van Syéiiè. Lib. II.<br />

. 195. D. Ingevolge van dien misflag, heeft men de<br />

ierekening des afftands, tusfehen Berenice en Coptos,<br />

p twee honderd en acht en vyftig mylen voor vereerd<br />

gehouden;POCOCKE, p. 87. Maar,devvyl PLT-<br />

1 u s niet alleen den geheelen afltahd opgeeft ; maar<br />

e onderfcheide posten op den weg noemt, en het<br />

etal der Mylen tusfehen elk meldt, en den Wegwyzer<br />

an ANTONINUS volkomen met de opgave van pLI.<br />

IUS overeenflemt, D'ANVII.LE,Egypte, p. 21, is<br />

r geen- reden altoos, om de naau'wkeurigheid daar<br />

m ir) twyfel te trekken. Dit, met het ingeflootene,<br />

de XVI Aantekening van HOBERTSON,<br />

(q) D'ANVILLE, Mem. de P Egypte, p. 21.<br />

af-


WEGENS O U D I N D I E . 73<br />

afïtand tusfehen Berenice en Coptos was,<br />

volgens PLINIUS, twee honderd en acht AI<br />

'DEEen<br />

vyftig Romeinfche mylen (r),ende weg i<br />

ING.<br />

liep door de VVoestyn van Thebais , by- -<br />

kans geheel van water verftooken. Maar<br />

de aandagt eens magtigen Monarchs voorzag<br />

in het vervullen deezer behoefte, door<br />

het laaten opzoeken van waterwellen, en<br />

waar men deeze aantrof deedt hy Herbergen<br />

, of, om meer in den Oosterfchen ftyl te<br />

fpreeken, Caravanferas bouwen , tot gemak<br />

en verfrisfmg der Reizigeren (s). Langs<br />

deezen weg bleef de Gemeer fchap tusfehen<br />

het Oosten en Westen twee honderd en<br />

vyftig jaaren aanhouden, zo lang Egypte<br />

een onaf hangelyk Koningryk was.<br />

De Schepen , na Indie beilemd, vertrokken<br />

van Berenice , en , volgens de oude<br />

wyze van Scheepvaart, langs de Arabifche<br />

kust vaarende, na het voorgebergte Syagrus,<br />

(thans Kaap Rafalgatef) hielden zy<br />

koers langs den Perfifchen oever , of rechtftreeks<br />

mPattala, (nu Tatta,) boven aan<br />

de Neder Delta van den Indus, of eenige<br />

andere Marktplaats aan de Wesrkust van Indie.<br />

Tot dat gedeelte van Indie, door ALEX­<br />

ANDER bezogt en te onder gebragt, fchynt<br />

de Handel onder de befcherming der Egyptifche<br />

Koningen een geruimen tyd bepaald<br />

gebleeven. Naderhand volgde men een<br />

gemaklyker koers, en de Schepen zeilden<br />

van Kaap Rafalgate rechtftreeks na Zize-<br />

(r) Zie de Aantekening («) hier boven.<br />

(V) STT.ABO, Lib. 'WIL 1157. D. 1169.<br />

E 5<br />

'rus.<br />

%


74 O N D E R Z O E K<br />

I. rus. Dit was , volgens den Heer D E<br />

AFDEE-<br />

LING.<br />

MONTESQUIEU het Koningryk van Sigertis,<br />

aan de Zeekust, niet verre van den<br />

mond van den Indus, vermeesterd door<br />

de Griekfche Monarchen van Bactria (f) ;<br />

volgens den Heer RENNELL was het eene<br />

Haven aan het Noordlyk gedeelte van de<br />

Malabarfche Kust (u). Oude Schryvers<br />

hebben ons zodanige naarigten niet naagelaaten,<br />

als ons in iTaat Hellen om mee<br />

zekerheid uitfpraak te doen , welk van<br />

deeze twee tegenovergeiielde gevoelens<br />

den meesten grond heeft. Ook kunnen<br />

wy met geene naauwkeurigheid aanwyzen<br />

, welke de andere Havens in Indie<br />

waren, door de Kooplieden van Berenice<br />

bezogt, toen die Handel eerst geopend<br />

werd. Dewyl zy Schepen, die weinig<br />

laadden, gebruikten, en befchroomd de<br />

kust langs kroopen, is het waarfchynlyk,<br />

dat hunne Reistochten binnen zeer enge<br />

perken omfchreeven waren , en dat men,<br />

onder de PTOLEMEUSSEN, geene groote<br />

vorderingen maakte in de ontdekking van<br />

Indie. [De Egyptenaar•$. ftrekten, naar hec<br />

denkbeeld van RENNELL, onder de PTO­<br />

LEMEUSSEN, de Vaart uit tot het uiterfte<br />

punt van hec vaste Land van Indie, en<br />

zeilden zelfs de Ganges op tot Palibothra<br />

(tegenwoordig Patna) (y). Maar was<br />

(/) üEfprit des Loix, Lib. XXL c. 7.<br />

(w) RENNELL, Introd. p. XXXVII.<br />

OJ RE-NNELL, Introd. p. XXXVI.<br />

het


WEGENS OUD INDIE. 75<br />

het de gewoonte geweest de Ganges zo<br />

verre op te zeilen, dan moesten de binnenfte<br />

gedeelten van Indie aan de Ouden<br />

veel beter bekend geweest zyn, dan<br />

ze ooit waren; en-zy zouden niet aangehouden<br />

hebben met hunne berigten, desaangaande<br />

j van MEGASTHENES alleen<br />

te ontleenen. STRABO beginc zyne befchryving<br />

van Indie op eene zeer merkwaardige<br />

wyze. Hy verzoekt zyne Leezers<br />

met toegeevenheid het verhaal te<br />

ontvangen, 't welk hy daarvan oplevert;<br />

dewyl het een zeer verafgelegen Land betrof,<br />

en door weinige perfoonen bezogt<br />

was ; van deeze weinigen, veelen flegts<br />

een klein gedeelte des Lands gezien hebbende,<br />

verhaalden zy dingen van hooreri<br />

zeggen, of, ten besten genomen, wat zy<br />

in haast opgemerkt hadden, terwyl zy 'er<br />

doortrokken in Krygsdienst of op Reis (»•<br />

Hy merkt op, dat weinigen der Handelaaren<br />

van de Arabifche Golf ook de Ganoes<br />

bereikten (V). Hy beweert dat de Ganges<br />

door één mond in Zee uitloopt (j);<br />

eene dwaaling tot welke hy niet zou hebben<br />

kunnen vervallen, indien het bevaaren<br />

dier Riviere, ten zynen tyde, algemeen in<br />

gebruik geweest was. 't h waar, STRABO'<br />

fpreekt van het opvaaren van de Ganges;<br />

doch flegts in Yvoorbygaan, en op eene<br />

... i • -en-<br />

(V) STRABO, Lib. XF. p. 1005. B.<br />

(x~) Ibid. p. 1006. C.<br />

(j) Ibid. p. 1011. C.<br />

I.<br />

AFDEE­<br />

LING.


I.<br />

AFDEE-<br />

LING.<br />

76* O N D E R Z O E K<br />

enkele plaats f»: terwyl, indien zulk eene<br />

groote binnenlandfche Reis, door een digcbevolkt<br />

en ryk Gewest, gebruikJyk geweest<br />

, of zelfs maar ooit verrigt, ware,<br />

door de Romeinfche, Griekfche, of Egyptifche,<br />

Handelaaren, deeze eene byzondere<br />

befchryving zou verdiend hebben; hier<br />

van hadden PLINIUS en andere Schryvers<br />

moeten gewaagen: dewyl niets daar<br />

aan gelyk zich opdeedc in de Scheepvaart<br />

onder de Ouden. Door ARRIANUS, (of<br />

wie anders de Schryver moge weezen van<br />

de Periplus Mar is Erythrtei,) wordt opgemerkt<br />

, dat, vóór de ontdekking van een<br />

nieuwen weg na Indie, waarvan wy vervolgens<br />

zuilen moeten fpreeken, de Koophandel<br />

op dat Gewest gedreeven werd<br />

met kleine vaartuigen, die elke Baay in- en<br />

omzeilden (a). Schepen van zo ligt een<br />

maakzel , en die deeze wyze van zeilen<br />

volgden , waren zeer ongefchikt tot eene<br />

Reize van zulk eenen afïïand als het omvaaren<br />

van de Kaap Comorin, en de Baay<br />

van Bengale, na Patna. 't Is niet van<br />

waarfchynlykheid vervreemd, dat de Kooplieden<br />

, van welken STRABO gewaagt,<br />

als de Ganges bereikt hebbende, derwaards<br />

te land reisden, of uit de Landen by den<br />

Mond van den Indus, of van eenig gedeelte<br />

der Malabarfche Kust , en dat de<br />

Scheepvaart op de Ganges, van welke hy<br />

in<br />


WEGENS OUD INDIE. 77<br />

in 'c voorbygaan fpreekc, verrigt wierd I,<br />

door Inboorelingen, in Schepen des Lands. iFDEE-<br />

Dit denkbeeld krygc eenige fterkte uit LING.<br />

diens Schryvers aanmerkingen op hec<br />

flegce maakzel der Schepen, die in dac<br />

gedeelte van den Indifchen Oceaan voeren.<br />

Uic de befchryving blykt, dat hec<br />

Vaartuigen van dat Gewest waren<br />

De Handel ter Zee, tusfehen hec Oosten<br />

en Westen, dien Egypte langen tyd<br />

alleen genoot, verfchafte dac Ryk die<br />

groote maate van Rykdom en Magc, waar<br />

door 'c zelve zo zeer uitftak. Wy, die<br />

heden ten dage kennis draagen van de<br />

waakzaame en rustlooze werkzaamheid ,<br />

door Mededinging in den Handel veroorzaakt,<br />

zullen naauwlyks, in de oude Gefchiedenis<br />

, eene omftandigheid aantreffen ,<br />

die ons meer bevreemdt, dan dat men den<br />

Souverainen van Egypte toeftondt, deezen<br />

ryke winst geevenden Handel te dryven,<br />

zonder na dezelve te dingen, of eenige<br />

pooging aan te wenden om denzelven hun<br />

afhandig te maaken: inzonderheid, daar de<br />

magtige Monarchen van Syrië eene gemeenfchap<br />

met dezelfde gedeelten van<br />

Indie onderhouden hebben, door een korter<br />

en veiliger vaart.<br />

Verfcheide beweegredenen fchynen hun<br />

overgehaald te hebben, om, zo bedaard<br />

alle de in 't oogloopende voordeden van<br />

den Handel te laaten vaaren. De Konin-<br />

(b) STRABO. Lib. XF. p. 1012. C. Dit is de<br />

XVII Aantekeningvan ROBEUTSON.


i.<br />

AFDEE<br />

E1NG.<br />

;8 O N D E R Z O E K<br />

ningen van Egypte hadden, een oplettend<br />

• oog op den Mandei vestigende, een flerke<br />

Vloot toegerust, die hun zulk eene beflisfende<br />

overmagt ter Zee bezorgde, dat<br />

zy gemaklyk eiken Mededinger, in den<br />

Handel, zouden hebben kunnen verpletten.<br />

Geen HandeJgeraeenfchap fchynt'er ooit,<br />

ter Zee, gedreeven te zyn tuslchen Perfie<br />

en Indie. De Perfen • hadden zulk een<br />

onoverkomelyken afkeer van de Zee, of<br />

fchroomden dermaate voor vreemden inval,<br />

dat hunne Monarchen, ("gelyk wy<br />

reeds hebben opgemerkt,) de Vaart der<br />

groote Rivieren, die toegang tot de binhenfïe<br />

i deelen des Lands verleenden , door<br />

Kunstwerken van Dammen flopten. Dewyl,<br />

egter , hunne Onderdaanen , niet minder<br />

dan andere Volken, rondsom hun, de dierbaare<br />

Voortbrengzels en fraai gewerkte<br />

Stoffen, van Indie,. wenschten te bezitten,<br />

werden deeze na alle deelen hunner wydilrekkende<br />

Heerfchappye, te land, aangevoerd.<br />

De Koopwaaren, gefchikt om<br />

de Noordlykfle Deelen te geryven, bragt<br />

men op Kameelen, van de oevers van den<br />

Indus tot die van den Oxus, en, dien<br />

Stroom af, na de Caspifche Zee, en verdeelde<br />

ze, deels te Jand, deels langs vaarbaare<br />

Rivieren, door verfcheide Landenj<br />

aan den eenen kant bepaald door de Caspifche,<br />

en aan den anderen door de Euxinifche,<br />

Zee (c). De Indifche Waaren voor<br />

de<br />

O) STRABO, Lib. XII. p. 776. D. PLIN^ Nat.<br />

Hifi. Lib. VI. c. 17.


W E G E N S OUD INDIE. 79<br />

dé Züidlyke, meer landwaards in gelege­<br />

ne Landfchappen beftemd, gingen te land,<br />

van de Caspifche Havens na eenige der<br />

groote Rivieren, die ze door elk deel des<br />

Lands verfpreidden. Dit was de oude<br />

-wyze van Gemeenfchap met Indie, zo<br />

lang het Perfisch Ryk geregeerd werd door<br />

gebooren Perfifche Vorlten; en men heefc,<br />

in alle Eeuwen, opgemerkt, dat, wanneer<br />

Koophandel van eenigen tak zeker Ka­<br />

naal genomen heeft, fchoon het noch hec<br />

gefchiktile, noch het gemaklykfte, is, het<br />

langen tyd, en groote poogingen, ver-<br />

eischt, om 'er eene andere rigting aan<br />

te geeven Cd).<br />

&<br />

By<br />

fiS De verkeerde begrippen van veele kundige<br />

Schryvers der Oudheid, ten aanziene van de Caspifche<br />

Zee, fchoon te over bekend aan elk Geleerden ,<br />

zyn zo opmerkelyk, en leveren een zo treffend blyk<br />

Op van de onvolkomenheid hunner Aardrykskunde,<br />

dat een eenigzins uitvoeriger berigt, daar van, niet alleen<br />

aangenaam zal weezen, voor eenige myner Leezeren;<br />

maar het is, daar ik de. onderfcheide wegen<br />

poog aan te wyzen, langs welken de Goederen, uit hec<br />

Óósten, na de Europifche Volken gebragt werden,<br />

noodig in eenig verflag te treeden, wegens hunne onderfcheidene<br />

gevoelens,, ten'dien .opzigre. — I. Volgens<br />

STRABO,'is de Caspifche Zee eene Baay, die<br />

gemeenfchap heeft met den Noorder Oceaan , uit welke<br />

dezelve eerst voortkomt als een naauwe Straat, en<br />

zich dan toe een Zee uitlirekt, ter breedte van vyfhonderd<br />

Stadiën, Lib. XI. p. 773. A. Met thcra ftbmt<br />

PÖMHONIUS MELA overeen, en hy befchryft de<br />

Straat, door welke de Caspifche Zee met den Oceaan<br />

.verbonden is, als Van een verbazende lengte, en<br />

zo nrauw, dat dezelve het voorkSirren hr.dt.van eene<br />

Rivier, Lib. UI. c, 5... PLINT trij geeft 'er eene<br />

dergelykè b^fchryving van, Nat. Hifi. Lib. FL c. 13.<br />

I.<br />

AFDEE-<br />

LING.


t<br />

AFDEE-<br />

LING.<br />

8o O N D E R Z O E K<br />

Ten tyde van JUSTINIANUS , was dit gevoelen<br />

, betreffende de Gemeenfchap van de Caspifche<br />

Zee met den Oceaan, nog het heerfchende, Cosm.<br />

Indicopl. Topog. Chrift. Lib. II. p. 138. C. II.<br />

Eenige vroege Schryvers hebben, door eene nog zonderlinger<br />

misvatting, veronderfteld, dat de Caspifche<br />

Zee verbonden was aan de Euxinifche. QUINTUS<br />

CURTIUS, wiens onkunde in de Aardryksbefchryving<br />

'Herwegen doorfleekt, heeft deeze dwaaling omhelsd,<br />

Lib. VII c. 7. Hl. ARRIANUS, fchoon een<br />

ceel oordeelkundiger Schryver, en die door eenigen<br />

:yd ver'olyfs in het Rosneinfchc'Wmgewest Cappadocia,<br />

waarover hy Landvoogd was , naauwkeuriger kund-<br />

"chap zou hebben kunnen opdoen, verklaart ergens,<br />

iat de oorfprong van de Caspifche Zee nog onbetend<br />

is, en twyfelt of dezelve gemeenfchap heeft met<br />

i le Euxinifche, of met den grooten Oost er Oceaan,<br />

lie Indie omringt, Lib. Vit. c. 16. Op eene andere<br />

: jlaats beweert hy, dat 'er eene gemeenfchap was tus-<br />

( chen de Caspifche Zee en den Ooster Oceaan, Lib.<br />

v<br />

. c. 26. Deeze dwaalingen komen te vreemder voor,<br />

< laar HERODOTUS", bykans vyfhonderd Jaaren vóór<br />

TRABO, eene juiste befchryving van de Caspifche<br />

*eè gegeeven, en vermeld, hadt: „De Caspifche Zee<br />

9 , is eene Zee op zichzelve, met geene andere ver-<br />

, bonden. De lengte is zo groot, dat een Roeifchip<br />

9 , dezelve in vyftien dagen kan afzeilen, en acht da-<br />

9 , gen noodig heeft, om dezelve, daar ze wydst is,<br />

, over te vaaren", Lib. I. c 203. ARISTOTELES<br />

ï eeft 'er dezelfde befchryving van, en beweert, met<br />

2 yne gewoone naauwkeurigheid, dat dezelve een<br />

C ',root Miir, geen Zee, moest geheeten worden,<br />

l icteorolog, Lib. II. DIODORUS SICULUS is met<br />

li em van 't zelfde begrip, Vol II. Lib. XVIII. p.<br />

2 61. Geen van deeze Schryvers bepaalt, of de groot-<br />

11 e lengte van de Caspifche Zee, van het Noorden na<br />

h at Westen, of van hec Zuiden na het Noorden, liep.<br />

li 1 de oude Kaarten, die de Aardrykskunde van PTO-<br />

EMEUS ophelderen, is dezelve afgetekend, als van<br />

t<br />

By alle deeze redenen, die de Vorften<br />

van Egypten in het ongefloord bezit lieten<br />

bly-<br />

hét


WEdENs OUD INDIE. 8i<br />

blyven van den Handel ter Zee op Indie,<br />

mag nog eene andere gevoegd worden. .<br />

Veelen der Ouden geloofden , door eene<br />

dwaaling in de Aardrykskunde , in welke .<br />

zy, hoe onverantwoordelyk ook, bleeven,<br />

ondanks de herhaalde gelegenheden om<br />

naauwkeuriger berigt te krygen , dat de<br />

Caspifche Zee een tak was van den Groeten<br />

Noorder Oceaan, en de Koningen van<br />

Syrië mogten hoopen langs dien weg eene<br />

gemeenfchap te zullen openen met Europa,<br />

het Oosten na het Westen (trekkende. In laater'en<br />

tyde, ontving men in Europa het eerfte berigt ^<br />

wegens de waare gedaante der Caspifche Zee, van<br />

AMTHONY JENKINSON, een Engelsch Koopman<br />

die met een Caravane, uit Rusland, langs, een groot<br />

gedeelte van die Zeekust reisde, in den Jaare 1558;<br />

HACLUYT, Colli tl. Vol. I. p. 334-<br />

D e<br />

nauwkeu­<br />

righeid van JENKINSON'S befchtyving werd bevestigd<br />

door eene daadlyke opneeming dier Zee, op last<br />

van Czaar PETER DEN OROOTEN; in't Jaar 1718;<br />

en het gaat thans zeker, niet. alleen dat de Caspifche,<br />

Zee geene gemeenfclrp heeft met eenige andere Zee;<br />

maar dat derzelver lengte ,Noord- en Zuidwaards,, veel<br />

grooter is dan de grootfte wydte van het Oosten na<br />

het Westen. Uit dit verflag, nogthans, leeren wy, hoe<br />

ongegrond de denkbeelden, daaromtrent in't algemeen<br />

aangenomen, aanleiding gaven tot verfcheide wilde<br />

ontwerpen, om de Indifche Goederen na Europa te<br />

voeren , door middel van de veronderflelde gemeenfchap<br />

met de Euxinifche Zee, of met den SSoorder<br />

Oceaan. Het is een bykomend bewys der aandagt<br />

van ALEXANDER DEN GROOTEN, op alles wat<br />

cle verbetering des Koophandels betrof, dat hy, weinig<br />

tyds vóór zynen dood, last gaf tot het uitrusten 1<br />

eener Vloote na de Caspifche Zee, om dezelve te <strong>onderzoek</strong>en<br />

, en te ontdekken, of dezelve gemeenfchap'<br />

Ëacft, of met de Euxinifche Zee, of met den Indifchen<br />

Oceaan; ARRIAN. Lib, VIL c. 16.<br />

F<br />

U<br />

\FDEE«*<br />

LING.


8a O N D E R Z O E K<br />

L pa , en de kostbaare voortbrengzels van<br />

AFDEE . hec Oosten door 't zelve te verfpreiden,<br />

LING. zonder in te dringen in die Zeeën , op<br />

- welke de Egyptifche Monarchen zich feheenen<br />

te verbeelden een uitfluitend regt te<br />

hebben. Dit denkbeeld was vroegtydig ge»<br />

vormd door de Grieken, toen zy meester<br />

van Afia werden. SELEUCUS NICATOR,<br />

de eerrte en fchranderfte der Syrifche Koningen,<br />

hadt, ten tyde dac hy vermoord<br />

werd, een denkbeeld gevormd om de Caspifche<br />

en Euxinifche Zeeën te vereenigen door<br />

een Kanaal (Y), en hadt dit kunnen volvoerd<br />

worden, zouden zyne Onderdaanen,<br />

beha!ven de uitbreiding huns Handels in<br />

Europa, alle de Landfchappen in het Noorden<br />

van Afia, aan de Kust van de Euxinifche<br />

Zee, zo wel als veele die Oostwaards<br />

van de Caspifche Zee liggen, mee de voortbrengzelen<br />

van Indie hebben kunnen voorzien.<br />

Naardemaal deeze Landen , fchoon<br />

thans fchaars bewoond door een elendig<br />

gedacht van Menfchen, verftooken van vlytpetoon<br />

en rykdom , in oude tyden zeer<br />

volkryk waren, en vol groote vermogende<br />

Steden, moest dit aangezien worden voor<br />

een tak van Koophandel van zulk eene<br />

grootte en waardye , dat de verzekering<br />

daarvan een voorwerp was de aandagt des<br />

mastigen Monarchs waardig.<br />

Maar, terwyl de Monarchen van Egypte<br />

en Syrië, met vuurigrn ernst en navver, arbeidden<br />

om hunne Onderdaanen te verzekeren<br />

(V)' p<br />

LiN, Na<br />

*< Hb. VI. c. ii.


WEGENS OÜD I N D I E . 83<br />

ren van alle de voordeden des Indifchen<br />

Handels, rees 'er in 'c Westen eene Magt<br />

op, verderflyk voor beiden. De Romeinen,<br />

door de kragt hunner Krygsïnfrellingen en<br />

de wysheid huns Staatkundigen gedrags ,<br />

zich meester gemaakt hebbende van geheel<br />

Italië en Sicilië, deeden welhaast het mededingend<br />

Gemeenebest Carthago bukken,<br />

onderwierpen Macedonië en Griekenland',<br />

ftrekten hunne heerfchappy uit over Syrië,<br />

en wendden, ten laatften, hunne zegepraalende<br />

wapenen tegen Egypte; hec eenig<br />

overgebleevene Koningryk van die de Opvolgers<br />

van ALEXANDER DEN GROOTEN<br />

geftigt hadden. — Naa eene reeks gebeurtenissen<br />

, niet tot het beftek deezes Onderzoeks<br />

behoorende , werd Egypte aan het<br />

Romeinfche Ryk gehegt, en in de gedaante A.c.30.<br />

van een Wingewest hervormd, door AU­<br />

GUSTUS. — Bewust van het groot aanbelang<br />

deezes Lands , behieldt hy , met die<br />

vooruitziende fchranderheid , welke zyn<br />

Character zo by uitflek kenmerkte, 't zelve<br />

niet alleen als een der Wingewesten onmiddelyk<br />

aan 't Keizerlyk gezag onderworpen<br />

; maar voorzag, door veele middelen,<br />

elk eenigzins geoefenden ten overvloede<br />

bekend, in de verzekering van 't zelve.<br />

Deeze buitengewoone voorzorg fchynt niet<br />

alleen daar uit gebooren te zyn , dat hy<br />

Egypte aanzag als een der voornaamlte<br />

Graanfchuuren, van welke de Hoofdflad,<br />

ten aanziene van de leevensbehoeften afhing<br />

; maar ook als de Zetel van dien ryken<br />

Handel, welke de Oude Egyptifché<br />

F 2 IVlö-<br />

I.<br />

AFDÏ5E-<br />

LING.<br />

AC. é$i


I.<br />

AFDEE­<br />

LT. NG.<br />

84 ONDERZ. WEGENS O. L<br />

Monarchen in fïaat gefield hadt om zo<br />

grooten rykdom te verzamelen, dat dezelve<br />

de bewondering en nyd van andere Vorflen<br />

opwekten,en, overgebragt in de fchatkist<br />

des Keizerryks, eene verandering veroorzaakte<br />

in de waarde des Eigendoms, en<br />

den flaat der Zeden in Rome zelve.<br />

G E-


GESCHIEDKUNDIG<br />

ONDERZOEK<br />

W E G E N S<br />

OUD INDIE.<br />

TWEEDE AFDEELING.<br />

BE GEMEENSCHAP MET INDIE, ZINTS<br />

DL VASTSTELLING DER ROMEINSCHE<br />

HEEHSCUA P P Y IN EGYPTE, TOT DE<br />

VERMEESTERING VAN DAT KO­<br />

NINGRYK DOOR DE MAHOME-<br />

DAANE N.<br />

T\7aa de vermeestering van Egypte door de<br />

±%l Romeinen, en de hervorming van dat<br />

Koningryk in een Wingewest huns Keizerryks,<br />

werd de Handel op Indie, op dezelfde<br />

wyze, voortgezet onder hunne magtige<br />

befcherming. Rome, verrykt door den<br />

roof en de fchattingen van bykans geheel<br />

de bekende Wereld, hadt fmaak gekreegen<br />

in weelde van allerlei foorr. Onder een<br />

Volk van dien (tempel zyn altoos de voortbrengzels<br />

van Indie in de hoogde waarde<br />

gehouden. De Hoofdftad van het grootile<br />

Ryk ooic in Europa gevestigd, opgevuld<br />

F '3 met<br />

^IT.<br />

AFDEE­<br />

LING.


II.<br />

AFDEK<br />

LING.<br />

86 O N D E R Z O E K<br />

met Burgers, die thans geene andere be-<br />

. zigheid hadden , dan de rykdommen door<br />

hunne Voorvaderen opeengehoopt, vorder*<br />

, de alles fraays, zeldzaams en kostlykst,<br />

welk dit verafgelegen Ryk kon verfchaffen,<br />

om de pragt te onderfteunen, en de<br />

vermaak en te verfynen. Om aan deezen<br />

ei^cli te voldoen, waren nieuwe en buitengewoone<br />

poogingen noodig, en de Handel<br />

op Indie nam toe tot zulk eene maate ?<br />

(gelyk ik elders heb opgetekend (^),)<br />

dat dezelve verbaazend voorkome zelfs aan<br />

de tegenwoordige Eeuw , in welke die<br />

Handeltak uitgebreid is veel verder dan men<br />

denzelven dreef in e^nig vroeger Tydperk,<br />

of zelfs kon begrypen.<br />

Behalven de Indifche Koopwaafen, uit<br />

Egypte in de Höófdftad des Ryks gebragt,<br />

ontvingen de Romeinen een bykomenden<br />

toevoer van dezelve, langs een anderen<br />

weg. Van de Vroegfle ryden her, fchynt<br />

'er eenige gemeenfchap plaats gehad te<br />

hebben tusfehen Mefopotamie en andere<br />

Landfchappen aan de oevers van den Euphraat,<br />

en die gedeelten van Syrië en Palestina<br />

, digt by de Middellandfche Zee<br />

gelegen. De uittocht van A B R A H A M uit<br />

Ur , van de Chaldeen na Sichem in hec<br />

Land van Canaan, ftrekt 'er ten blyk van.<br />

De Reis door de Woestyne, die<br />

deeze Landen van elkander afzonderde,<br />

werd<br />

(a) Ro BERT SOK, Gefchiedenis van America t<br />

l D. bi. 32.<br />

(é) GEN. XI en XII,


WEGENS O U D I N D I E . 87<br />

werd zeer veel gemaklyker, daar dezelve II.<br />

eene Pleisterplaats, overvloeiende van waAFDEEter, en gefchikt ter bebouwinge, oplever­ LT. NG.<br />

de. Toen de Gemeenfchap vermeerderde,<br />

werd het bezit van die Pleisterplaats van<br />

zo veel aangelegenheid, dac SALOMÖ ,<br />

wanneer hy zyne aandagt vestigde op de<br />

uitbreiding des Koophandels onder zyn Onderdaanen,<br />

daar eene verfterkte Stad bouwde<br />

(c~). De Syrifche naam Tadmor in de<br />

Wildernis, en een der Griekfche Paimyra,<br />

dienen beide ter befchryving van de ligging<br />

dier Stad op eene plaats vercierd met Palmboomen.<br />

Deeze werd overvloedig voorzien<br />

van Water, en omringd door eene ftreek<br />

vrugtbaar land, welke, fchoon van geene<br />

groote uitgeftrektheid, dezelve tot eene<br />

aangenaame woonplaats maakte, te midden<br />

van het dorre Zand, en een onherbergzaame<br />

Woestyn. De gelukkige ligging dier Stad,<br />

op den afftand van weinig meer dan zestig<br />

mylen van de Rivier de Euphraat, en van<br />

twee honderd en drie mylen van de naaste<br />

kust aan de Middellandfche Zee, bewoog<br />

de Inwoonders, om met noeste viyt de<br />

hand te flaan aan den Handel, om de Goederen<br />

van 't eene Gewest na het andere te<br />

zenden. Naardemaal de kostbaarfte Voortbrengzels<br />

van Indie,uit de Perfifche Golf na<br />

de Euphraat gebragt, van zo kleinen omflag<br />

waren, dat ze de kosten van een lange<br />

vervoering te land konden veelen , werd<br />

die Handei, in korten tyd , zo aanmerke-<br />

(#) 1 KON. IX: 18. 2 KRON. VIII: 4'<br />

V 4<br />

lyk,


88 O N D E R Z O E K<br />

U. lyk, dar de Rykdom en Magt van Palmyra<br />

AFDE! t- fchielyk coenam. De Regeeringsform, al-<br />

LINO . daar, was zodanig als besc gefchikt is voor<br />

r den aarc eener Handeldryvende Stad , te<br />

weeten de Gemeenebest-regeering; en, door<br />

de byzondere voordeelen haarer ligging,<br />

zo wel als door de geaartheid der Ingezetenen,<br />

behieldt zy langen tyd haare onafhangelykheid,<br />

fchoon omringd door magtige<br />

en heerschzugtige Nabuuren. Onder<br />

de Syrifche Monarchen, Aframmelingen van<br />

SELEUCUS, beklom die Stad den hoogilen<br />

trap van luister en rykdom, die voor*<br />

naamlyk voortvloeiden uic de bron, dat zy<br />

hunne Onderdaanen de Indifche Waaren<br />

verfchaftem<br />

Toen Syrië voor de onwederfraanbaare<br />

wapenen der Romeinen moest bukken,<br />

bleef Palmyra meer dan twee Eeuwen lang<br />

een vrye Staat , welks Vriendfchap mee<br />

ernst en nayver gezogt werd door de Romeinen,<br />

en hunne Mededingers na de Heerfehappye<br />

der Parthers. Dat dezelve met<br />

beide Handel dreef,-en byzonder de Hoofdftad,<br />

zowel ais de andere deelen des Ryks,<br />

van daar de Indifche Voortbrengzels kreegen<br />

, leeren wy uic APPIANÜS, een geloofwaardig<br />

Schryver (d~). Maar in het afbaakenen<br />

van den voortgang des Koophandels<br />

der Ouden in het Oosten, zou ik het niet<br />

gewaagd hebben, op die enkel getuigenis,<br />

dit<br />

. (if) APPIAN. de Bello Civil. Lib. F. p. 1076.<br />

ïd. Tollii, - • •


WEGENS O U D I N D I E . 89<br />

dit Kanaal te tellen onder de veel betekenende;<br />

indien eene byzondere ontdekking,<br />

welke wy verfchuldigd zyn aan de weetgierigheid<br />

en veel onderneemenden geest<br />

onzer Landsgenooten, 't geen AP PI ANUS<br />

verhaalt, niet bevestigde en ophelderde. —<br />

Omtrent het afloopen der voorgaande Eeuwe,<br />

waagden het eenige Heeren tot de Engelfche<br />

Factory te Aleppo behoorende ,<br />

opgewekt door 't geen zy in 't Oosten vernamen<br />

wegens de verwonderenswaardige<br />

Overblyfzels van Palmyra, niettegenstaande<br />

de moeilykheid en het gevaar eener Reize<br />

door de Woestyn, om dezelve te gaan bezigtigen.<br />

Tot hunne groote verbaazing<br />

befchouwden zy een vrugtbaare plek gronds,<br />

eenige mylen in uitgeitrektheid haaiende,<br />

als een Eiland te voorfchyn komende uic<br />

eene groote Zandvlakte, bedekt met Overblyfzels<br />

van Tempels, Paleizen, Waterleidingen,<br />

en andere openbaare Werken, die,<br />

in grootsheid en pragt, en eenige in fraaiheid,<br />

Athene of Rome in den bloeiend-<br />

Hen Haat niet onwaardig zouden geweesc<br />

zyn. Uitgelokt door de befchryving hier<br />

van gegeeven, vervoegden, omtrent zestig<br />

jaaren laater , eenige kundige Reizigers<br />

zich derwaards, en de Ruïnen van Palmyra<br />

met meer aandagts en bedreevenheids<br />

bezien hebbende , verklaarden zy, dat de<br />

ondervinding de verheevendrte denkbeelden<br />

, welke zy daar van gevormd hadden,<br />

overtrof Ce).<br />

{k) Wooo's Rains of Palmyra, p, 37.<br />

F 5<br />

Uit<br />

II.<br />

AFDEE-<br />

LING.


II.<br />

AFDEE-<br />

LING.<br />

90 O N D E R Z O E K<br />

Uit beide deeze berigten, zo wel als uit<br />

de herdenking van de buitengemeene maate<br />

van Magt tot welke Palmyra was opgeklommen,<br />

toen Egypte, Syrië, Mefopotamie,<br />

en een groot gedeelte van Klein Afia,<br />

door deszelfs wapenen werd vermeesterd;<br />

toen men ODENATUS, de Opper - magiftraats<br />

Perfoon, met het Keizerlyk Purper<br />

vercierde , en ZENOBIA om de Heerfchappy<br />

van 't Oosten dong met Rome onder een<br />

der oorlogzugtigfte Keizeren, is het openbaar,<br />

dat een Staat , die weinig van aanbelang<br />

uit eigen grondgebied kon haaien,<br />

dien bloei en grootheid verfchuldigd was<br />

aan den rykdom, door een uitgebreiden<br />

Koophandel verkreegen. Van deeze was<br />

de Handel op Indie ongetwyfeld de grootfte,<br />

en meest winst aanbrengende, tak. —<br />

Het is geene geringe kwelling, in het naafpeuren<br />

van 't geen leerzaam is in de Gefchiedenis<br />

der voorleden tyden, te vinden,<br />

dat de Krygsverrigtingen der Vermeesteraaren,<br />

die de aarde verwoest, en de buitenfpoorigheden<br />

der Dwingelanden , die de<br />

Volken in onheil gedompeld hebben, met<br />

eene flipte en dikwyls walgende naauwkeurigheid<br />

verhaald worden , terwyl men de<br />

ontdekking van nutte Kunften, en de vorderingen<br />

der heilzaamfte Handeltakken, met<br />

flilzwygen voorby treedt, en in de vergeetelnis<br />

laat wegzinken.<br />

Naa de vermeestering van Palmyra, door<br />

AUREEIANUS, herleefde 'er de Handel<br />

nimmer. Tegenwoordig flaan eenige jammeriyke<br />

hutten van arme Arabieren, hier<br />

en


WEGENS OUD INDIE. 91<br />

en daar, verfpreid op de Pleinen van de<br />

iïaatlyke Tempels, of misvormen de fraaije i<br />

Voorhoven , en leveren een vernederend<br />

tegenbeeld op van de oude grootheid .<br />

der Stad.<br />

Maar, terwyl de Kooplieden van Egypte<br />

en Syrië zich benaarftigden tot voldoening<br />

van de fteeds toeneemende vraag Van Ror<br />

me om Indifche Goederen , én elkander<br />

daar in de loef zogten af te fteeken, bragt<br />

(gelyk PLINIUS het uitdrukt) de Winzugt<br />

Indie zelve nader aan het overige<br />

der Wereld. De Griekfche en Egyptifche<br />

Schippers konden, op hunne Reizen na die<br />

vergelegene Gewesten, niet nalaaten de geregelde<br />

Windverandering , of de Passaatwinden<br />

, in opmerking te neemen , en te<br />

ontdekken hoe dezelve fteeds het eene<br />

gedeelte van het jaar uit het Oosten, en<br />

geduurende het andere, uic het Westen ,<br />

ppwaayden. HIPPALUS, de Bevelhebber<br />

van een Schip ten Indifchen Handel uitgerust,<br />

op deeze omftandigheid lettende,<br />

waagt het, omtrent tachtig jaaren naa dat<br />

Egypte aan het Romeinfche Ryk gehegt<br />

was , den langzaamen en fchroomvalligen<br />

koers, hier boven befchreeven, te verhaten<br />

, en ftoutlyk, uit den mond van de<br />

Arabifche Golf, den Oceaan overfteekende,<br />

Werd hy, door den Westlyken Pasfaatwind,<br />

gevoerd na Mu/irit , eene Haven in dat<br />

gedeelte van Indie nu bekend onder den<br />

haam van de Malabarfche Kust.<br />

Deeze weg na Indie hieldt men voor<br />

eene ontdekking van die aangelegenheid,<br />

dat,<br />

II.<br />

LFDEE-<br />

LING.<br />

I


II.<br />

AFDEE-<br />

LING.<br />

92 O N D E R Z O E K<br />

dat, om de gedagtenis van den Uitvinder<br />

te vereeuwigen , de Wind , die hem in<br />

ftaat ftelde tot het volvoeren zyner Reize,<br />

den naam van HIPPALUS kreeg (ƒ). Naardemaal<br />

dit een der grootfte poogingen was<br />

van de Zeevaardye in de Oude Wereld,<br />

en den besten weg van gemeenfchap ter<br />

Zee tusfehen het Oosten en Westen opende<br />

, die vóór veertien honderd jaaren bekend<br />

was , verdient dezelve eene byzondere-<br />

befchryving. Gelukkig heeft p LI­<br />

JN lus ons in ftaat gefield om dezelve te<br />

geeven, met eene maate van naauwkeurigheid<br />

, die zeldzaam kan verkreegen worden<br />

in het affchetzen der Zee- of Koophandel<br />

- verrigtingen der Ouden. Van<br />

Alexandria (merkt hy op) tot Juliopolis<br />

is twee mylen , daar wordt de laading,<br />

voor Indie beftemd, op den Nyl ingefcheept<br />

, en na Coptos gevoerd, 't welk<br />

drie honderd en drie mylen van daar ligt,<br />

en de Reis wordt doorgaans in twaalf dagen<br />

volbragt. Van Coptos brengt men de<br />

Goederen na Berenice, aan de Arabifche<br />

Golf ftilhoudende op onderfcheide plaatzen,<br />

naar gelange de gelegenheid, om water<br />

te krygen, zich aanbiedt. De afftand<br />

tusfehen deeze Steden is twee honderd acht<br />

en vyftig mylen. Ter oorzaake van de<br />

hette, trekt de Caravane alleen 's nagts<br />

voort, en de Reis loopt met den twaalfden<br />

dag af. Van Berenice gaan de Schepen<br />

omtrent het midden van den Zomer onder<br />

zeil,<br />

i Cf) Perip. Mar. Erytkr. p. 32. 5


WEGÉNS O U D I N D I E . 93<br />

zeil , en bereiken in dertig dagen Ocelis II.<br />

(Gelid) aan den mond van de Arabifche AFDEE­<br />

Golf of Cane (Kaap Fartaque) aan de LING.<br />

Kust van Gelukkig Arabie. Van daar zeilen<br />

zy in veertig dagen tot Mujiris , de<br />

eerfte Koopmarkt in Indie. De te rugreize<br />

beginnen zy vroeg in de Egyptifche<br />

Maand Thibi, welke met onze Maand<br />

December overeenkomt ; zy vaaren met<br />

een Noord-Oosten wind, en wanneer zy<br />

in de Arabifche Golf inftevenen, ontmoeten<br />

zy een Zuiden of Zuid-Westen Wind*<br />

en dus volbrengen zy de Reis in minder<br />

dan een Jaar (g).<br />

[Uit dit keurig berigt leeren wy, hoe<br />

onvolkomen de Scheepvaard der Ouden<br />

was, zelfs in den meestgevorderden ftaat.<br />

De Reis van Berenice na Ocelis kon geen<br />

dertig dagen duuren , indien men een<br />

anderen koers hadt gehouden dan fchroomagtig<br />

alle de bogten van de Kust te volgen.<br />

De Reis, van Ocelis na Mufiris, zou<br />

een Europisch Schip, naar de tegenwoordige<br />

wyze van vaaren , in vyftien dagen<br />

afleggen; dewyl de affland omtrent zeventienhonderd<br />

en vyftig Zeemylen is-, in eejj<br />

rechte lyn (h). 't Is opmerkelyk , dar,<br />

fchoon de Periplus Maris Erythrai ge<br />

fchreeven werd naa den Tocht van HIP-<br />

PALUS, het hoofdoogmerk des Schryvers<br />

is om den ouden Koers, langs de Kusten<br />

van Arabie en Perfie, na den mond van<br />

(g) PLIN. Nat. Hist. Lib. VI. c. 23.<br />

(h) RENNELL, Introd. p. XXXVII..<br />

der I


5H<br />

O N D E R Z O E K<br />

II. den Indus , en van daar langs den .West-<br />

A.F0EE- lyken Oever des Vastenlands tot Mufiris,<br />

LING. op te geeven. Ik kan dit niet oplosfen<br />

dan door te veronderftellen, dat, door de<br />

onwilligheid der Mcnfchen om oude gewoonten<br />

af te leggen , het grootfte gedeelte<br />

der Handelaaren van Berenice nog<br />

beflendig den koers volgden aan welken<br />

zy gewoon waren (J). ]<br />

Het berigt ons door PLINIUS gegeeven<br />

van Mufiris en van Bar ace, eene andere<br />

niet ver van daar gelegene Haven, desgelyks<br />

bezogt door de Schepen van Beren<br />

mee, als beide zo ongemaklyk voor den<br />

Handel uit hoofde van de ondiepte der<br />

Havens, dat het noodig was kleine Booten<br />

te gebruiken om te ontlaaden en te laaden,<br />

ftek ons niet in ftaat om de ligging<br />

dier Plaatzen juist te bepaalen. Deeze befchryving<br />

past op veele Havens aan de<br />

Malabarfche Kust; maar in twee byzonderheden<br />

door hem vermeld , de eene dat<br />

zy niet verre lagen van C&ttonara , het<br />

land 't welk Peper in grooten overvloed<br />

voortbrengt, en de andere, dat in eerwaards<br />

te zeilen de koers liep naby Nitrias,<br />

(7) Om van Alexandrie na Muftris te vaaren, hadt<br />

men ("volgens PLINIUS), vier en negentig dagen noodig.<br />

In 'tjaar 1788 befteedde deBoddam, een fehip,<br />

toebehoorende aan de E;igelfche Oost Indifche Compagnie<br />

, van duizend tonnen , llegts veertien dagen<br />

meer om de reis van Portsmouth na Madras af te leggen.<br />

Zodanige vorderingen heeft men in de Zeevaard<br />

gemaakt. Dit is de XIX. Aantekening van RO-<br />

SERUUNo


WEGENS OUD INDIE. 95<br />

trias, de verblyfplaacs der Zeerooveren ,<br />

hel ik over tot het gevoelen van den Heer<br />

RENNELL, dac zy eigenlyk gelegen waren<br />

tusfehen Goa en Tellicherry, en dat<br />

waarfchynlyk het hedendaagfche Meèrzaw,<br />

of Merjee, het Mufiris der Ouden is, en<br />

Barcelore hun Barace (&),<br />

Naardemaal, in deeze twee Havens, de<br />

voornaamfte Stapelplaats was van den Handel<br />

tusfehen Egypte en Indie, toen dezelve<br />

fterkst bloeide, dunkt het my hier zeer<br />

gepast eenig <strong>onderzoek</strong> te doen op den<br />

aart des Handels, die de Ouden, inzonderheid<br />

de Romeinen, met dat Land dreeven,<br />

en de meest gezogte Waaren , welke zy<br />

van daar haalden , op te tellen. Maar,<br />

dewyl op de verrigtingen van den Koophandel,<br />

en de wyze om dien te regelen,<br />

weinig gelee werd in die Staaten der Oudheid<br />

, van welker bedryven wy eenige<br />

naauwkeurige kennis bezitten, treeden hunne<br />

Gefchiedboekers zelden in eenig verflag<br />

omtrent een onderwerp van zulk een ondergefchikt<br />

aanbelang in hun Staatkundig<br />

ftelzel , en het is meest uit enkele werken,<br />

afgebrooken ftukken, en tusfehenbeide<br />

komende waarneeminsen, dac wy eenig<br />

berigc deswegens kunnen opzamelen.<br />

['c Was het gevoelen van PLATO, dat,<br />

in een welgeregeld Gemeenebest, de Burgers<br />

zich niet op den Koophandel moesten<br />

toeleggen, noch de Staat 'er na dingen<br />

om eene Zeemagt te krygen. De<br />

Koop-<br />

(i) RENNELL, Introd. p. XXXVII.<br />

II.<br />

AFDEE'<br />

LING.


AFDEE-<br />

LTNG.<br />

oö O N D E R Z O E K<br />

Koophandel, beweerde hy, zou de zuiverheid<br />

hunner zeden bederven, en, door in<br />

den Zeedienst te treeden , zouden zy zich<br />

gewennen om voorwendzels te vinden om<br />

een gedrag te regtvaardigen zo onbeftaanbaar<br />

met 't geen manlyk en voeglyk was,<br />

dat zy allengskens de flriktheid van den<br />

Krygsdienst zouden flaaken- 'cWas, merkt<br />

hy op , beter geweest voor de Atheners ,<br />

dat zy volhard hadden met 's jaarlyks dé<br />

Zoonen van zeven hunner voornaamfte Burgeren<br />

te zenden, om door den Minotaurus<br />

verflonden te worden , dan dat zy hunne<br />

oude zeden veranderd hadden, en eeneZeemogenheid<br />

geworden waren. , In dat volmaakte<br />

Gemeenebest , waarvan hy de<br />

fchets opgeeft, wil hy, dat de Hoofdftad,<br />

ten minften op tien mylen afttands van de<br />

Zee , zou. gelegen zyn (7). Deeze denkbeelden<br />

van PLATO werden door de andere<br />

Wysgeeren aangenomen. ARISTO-<br />

TELES geeft een breede oplosfing van de<br />

Vraag , of een welïngerigte Staat een<br />

Koophandeldryvende zou weezen, dan niet?<br />

en fchoon ten duidelykfte overhellende om<br />

de gevoelens, tegen die van PLATO overgefteld,<br />

te omhelzen, durft hy het niet waagen<br />

ten dien opzigte eene volkomene uitfpraak<br />

te doen Qm). In eeuwen , waar in<br />

zulke begrippen heerfchen , kan men weinig<br />

onderrigting wegens den Koophandel<br />

•venvagten<br />

(7) PLATO de Legihus, Lib. IF.<br />

Door<br />

ARISTOTEI.ES de Republ. Lib. FII. c. 6.<br />

00 Dit is<br />

de XX. Aantekening van ROBERTSON.


WEGENS O U D I N D I Ë . 97<br />

Door alle Eeuwen heen is de Koophandel<br />

, tusfehen Europa en Indie gedreeven, AFDEE<br />

eer een Handel van Weelde dan van Noodwendigheden<br />

geweest. De fchoon gewerkte<br />

Stoffen, de Speceryen en Edelgefteenten,<br />

zyn nooit de voorwerpen der begeerte<br />

by Volken van eenvoudige Zeden, en<br />

bezitten zodanige Volken geen fchats genoeg<br />

om dezelve te koopen. Maar, teri<br />

tyde dat de Romeinen meesters van den Indifchen<br />

Handel werden, bevonden zy zich<br />

niet alleen , (gelyk ik reeds heb opgemerkt,)<br />

tot dien trap van zamenleeving .<br />

waarin de Menfchen zich greetig gefield<br />

toonen om alles te verkrygen wat het genot<br />

des ieevens kan veraangenaamen , of<br />

iets tot deszelfs luister toebrengen, maar zy<br />

hadden al dien grilligen fmaak gekreegen,<br />

die gevormd wordt door de ligtzinnigheid<br />

en buitenfpoorigheid des Rykdoms. Gevolglyk<br />

vonden zy groot genoegen in deeze<br />

nxuwe voorwerpen van voldoening ,<br />

welke Indie hun in zuik eene groote maate<br />

opleverde.. De Voortbrengzels van dat<br />

Land, zo der Natuure als der Kunfte fchynen<br />

in die Eeuwe veelal dezelfde geweest<br />

te zyn , als in de tegenwoordige. Maat<br />

de fmaak der Romeinen in weelde verfchilde,<br />

in veele opzigten, van den hedendaagfchen,<br />

en, in gevolge hier van, waren de<br />

Goederen, welken zy uit Indie verlangden ,<br />

zeer onderfcheiden van die wy begeeren.<br />

A<br />

LING.<br />

Om een begrip, zo volkomen my mogelyk<br />

is, te geeven van de Goederen , dooi<br />

hun gevraagd , «al ik, in de eerfte plaats,<br />

G eeni<br />

it.


it<br />

AFDEE<br />

LING.<br />

Q8 O N D E R Z O E K<br />

eenige waarneemingen mededeelen over de<br />

, drie groote Artykeien van algemeenen invoer<br />

uit Indie. Foor eerst: Speceryen en<br />

, Reukwerken. — Ten tweeden : kostbaare<br />

Ge (leen ten en Paarlen. — Ten derden :<br />

Zyde. — Vervolgens zal ik eenig verflag<br />

doen, (zo verre ik zulks durf waagen op<br />

egte berigten) van de Laadingen, uit- en<br />

ingevoerd , door de Schepen te Berenice<br />

uitgerust na de onderfcheidene Havens van<br />

Indie.<br />

Voor eerst: Speceryen en Reukwerken.<br />

Door de wyze van Godsdienstoefening in<br />

de Heidenfche wereld, door het ongelooflyk<br />

groot getal hunner Godheden , en de<br />

Tempels aan dezelve toegeheiligd, moet het<br />

gebruik van Wierook en andere Reukwerken<br />

, in elk heilig bedryf gebrand, zeer<br />

veelvuldig geweest zyn. Maar de ydele<br />

hoogmoed der Menfchen veroorzaakte 'er<br />

nog veel grooter verteering van deeze reukgeevende<br />

voortbrengzelen, dan hunne Godsdienstoefening,<br />

'c Was eene gewoonte ,<br />

by de Romeinen , de lichaamen hunner<br />

dooden te verbranden , en zy oordeelden<br />

het een betoon van grootheid en ryklykheid<br />

niet alleen het Lyk , maar ook de Houtmyt,<br />

op welke het ter verbrandinge lag ,<br />

met kostbaare Speceryen te bedekken. By<br />

de Lykftaatie van SYLLA werden twee honderd<br />

en tien pakken Speceryen op den<br />

Houtflapel geftrooid. Van NERO wordt verhaald,<br />

dat hy, by den Lykdienst van POP-<br />

F/EA, eene grootere hoeveelheid van Kaneel<br />

en Kasna verbrandde, dan de landen, waar<br />

uic


W E G E N S OUD INDTE. 99<br />

uit die voortbrengzels kwamen, in één jaar<br />

opleverden. Wy verteeren , fcliryft p L I-<br />

PIUS, deeze kostbaare zelfltandigheden by<br />

Hoopen, by de verbranding der Afgeftorvenen<br />

; den Goden brengen wy ze enkel<br />

in Greinen toe (0).<br />

Ik weet wel 't was niet uit Indie, maar<br />

uit Arabie, dat men de eerfte Reukwerken<br />

in Europa bragt: en eenige deezer, irzonderbeid<br />

Wierook, waren voortbrengzels van<br />

dat Land. Maar de Arabieren hadden de<br />

gewoonte, om met de Speceryen, op eigen<br />

grond geteeld, den vreemden Kooplieden<br />

te geryven met andere van hooger<br />

waarde, welke zy uit Indie, en de daaromftreeks<br />

gelegene Landen , aanbragten. De<br />

Handel gemeenfchap der Arabieren met de<br />

Oostlykfte gedeelten van Afia, was niet<br />

alleen, (zo als ik reeds heb opgemerkt,)<br />

vroe^tvdig.doch tevens groot. Door middel<br />

hunner Handeldryvende Caravaanen brag-<br />

. ren zy in hun eigen Land alle de kostbaare<br />

voortbrengzels van het Oosten , onder<br />

welken de Speceryen eene eerfte plaats bekleedden.<br />

In alle oude verhaalen van dé<br />

Indifche Koopwaaren maaken de Speceryen<br />

en Reukwerken een hoofdartykel uit (p).<br />

Èenige Schryvers beweeren, dat het meerendeel<br />

der in Arabie gekogte , niet in<br />

dat Land groeiden; maar derwaards gebragt<br />

wer-<br />

(V) PLIN. Nat. Hist. Lib. XII. c. 18.<br />

O") Peripl. Mar. Erphr. p. 22. 28. SïRABO,<br />

Lib.IL p. 156. A. Lib. XK p. 1018. A.<br />

G &<br />

II.<br />

AFDEE-<br />

LING.


M.<br />

AFDEE-<br />

LING.<br />

ioo O N D E R Z O E K<br />

werden uit Indie (q). Dat dit welgegrond<br />

was aangemerkt biykt uit het geen wy heden<br />

ten dage waarneemen. De Wierook van<br />

Arabie, fchoon gehouden voor een byzonder<br />

en allerkostbaarst voortbrengzel diens<br />

Lands, is veel minder in hoedanigheid dan<br />

die in 't zelve uit het Oosten daar worde<br />

ingevoerd; en het is voornaamlyk met den<br />

laatstgemelden, dat de Arabieren tegenwoordig<br />

de wydftrekkende eifchen van verfcheide<br />

deelen van Afia, om Wierook, vervullen<br />

(r). Op goeden grond van gezag,<br />

heb ik, derhalven, den Invoer van Speceryen,<br />

als een der voornaamfte takken van<br />

den Ouden Handel met Indie, opgegeeven.<br />

Ten tweeden. Mogen kostbaare Gefteenten<br />

, met Paarlen, naast dezelve gerangfchikt<br />

worden onder de Goederen door de<br />

Romeinen uit het Oosten ingevoerd. Naardemaal<br />

deeze geen eisch kunnen maaken<br />

als van eenig weezenlyk gebruik, ontftaar.<br />

derzelver waarde alleen uit derzelver<br />

fchoonheid en zeldzaamheid, en is deeze,<br />

zelfs gemaatigd gefchat, altoos hoog. Maar,<br />

onder Volken, verre in weelde gevorderd,<br />

waar zy niet alleen voor Cieraaden gehouden<br />

, maar voor Merktekens van Onderscheiding<br />

aangezien, worden , dingen dè<br />

trotfen en ryken met elkander dermaate om<br />

derzelver bezit, dat zy in prys toe eene<br />

verbaazende en bykans ongeloo'flyke hoogte<br />

(q) STRABO, Lib. XVII. p 1129. C.<br />

(r) NIEBUHR, Defcript. de tArabie, Tom. I.<br />

p. 126.<br />

f


WEGENS OUD INDIE. 101<br />

te ftygen. Diamanten , hoewel de Ouden II.<br />

de kunst om dezelve te klooven zeer ge- , IFDEEbreking<br />

kenden, (tonden by hun, zo wel LING.<br />

als by ons, in hooge waarde. De vergelykende<br />

waardye van andere Edelgesteenten<br />

veranderde naar gelange van de verfcheideniieid<br />

van Smaak en de grilligheden<br />

der Mode. Het groot getal derzelven door<br />

PLINIUS vermeld, en de zorgvuldigheid met<br />

welke hy dezelve befchryft en fchikt (s) y<br />

zal, denk ik , den kundiglten Juwelier en<br />

kenner van Edelgefteenten , heden ten dage<br />

, doen verwonderd Itaan, en toonen hoe<br />

ftcrk zy gezogt en begeerd werden by de<br />

Romeinen.<br />

Doch, onder alle de Artikelen van Weelde,<br />

fchynen de Romeinen den voorrang gegeeven<br />

te hebben aan de Paarlen (7). Lie^<br />

den<br />

(s) PLIN. Nat. Hifi. Lib. XXXVII.<br />

(O PLINIUS fchryft, Lib. IX. c. 35. Principium<br />

ergo culm.-.nque omnium rerum prcetii Margarit*<br />

tenent. In Lib. XXXVII. c. 4. beweert hy,<br />

Maximum in rebus humanis pnetium , non folum<br />

inter gemmas, habet Adamas : deeze twee plaatzen<br />

, welker eene aan de Paarlen, en de andere aan<br />

den Diamant, den voorrang verleent, fpreeken elkander<br />

zo rechtdraads tegen, dat het onmogelyk is dezelve<br />

overeen te brengen, of te bepaalen welke meest<br />

met de waarheid overeenfteint. Ik heb het met de eerfte<br />

gehouden; dewyl wy veele voorbeelden hebben van<br />

buitenfpoorig hooge pryzen voor Paarlen befteed,<br />

en, zo verre ik weet, geene van Diamanten zo hoog<br />

gekogt. In dit denkbeeld vind ik my bevestigd door<br />

eene plaats van PLINIUS zelve, Lib. XIX. c. 1. den<br />

hoogen prys voor Asbrstos gegeeven, vermeld hebbende,<br />

voegt hy 'er by aquat pnetia excellentium<br />

Margaritarum; 't geen influit, dat) hy de Paarlen<br />

ran Ifeoger prys hieldt dan iets anders, '<br />

G 3


n.<br />

AFDEE<br />

LiNG<br />

ioa O N D E R Z O E K<br />

den van allerlei rang kogten ze met greetigheid.<br />

De/elve werden aan alle gedeelren<br />

van . den oprooi gedraagen ; en 'er<br />

is zulk een ondnrfcheid , zo in de grootte<br />

als in de waarde der P tarlen, dat, terwyl<br />

de grootfte en fchoonfte de aanzienlyken<br />

en ryüen vercierden , de kleindere en min<br />

fraaye den trots flreelden van lieden in laagere<br />

kringen. JULI os CES AR gaf SER-<br />

VILIA, de Moeder van BRUTUS een<br />

Paarl ten gefchenke, voor welke hy achtenveertig<br />

duizend vierhonderd en vyfenzevenrig<br />

Ponden betaalde. De beroemde<br />

Paarl - oorringen van CLEOPATRA werden<br />

geichat op honderd eenenzestig duizend<br />

vierhonderd en achtenvyftig Ponden<br />

(«). Edelgeiteenten, *t is waar, zo wel<br />

als Paarlen , werden niet alleen in Indie<br />

gevonden , maar in veele andere Landen,<br />

en byeen verzameld om den- trots van Rome<br />

te voldoen. Indie verlchafte, nogthans,<br />

IK t voornaamfte gedeelte , en de voortbrengzels<br />

uit dien wereldoord hielde men<br />

voor die, te midden van den overvloed,<br />

de grootfte verfcheidenbeid opleverden, en<br />

de kosrbaarfte fchonken.<br />

[PLINIUS beeft twee geheele Boeken<br />

00 gfcfehikt rot het optellen en befchryven<br />

der Speceryen. Reukwerken en Balze»<br />

tnen, welker gebruik de Weelde onder zyne<br />

Landgenooten hadt ingevoerd. Dewyi<br />

veele<br />

00 PLIIV. Nat. Hifi Lib. IX. cap. 35.<br />

f>j ïe weeten Lib. XII & XIII van zvn ff at.<br />

Bist. . m


WEGENS OUD INDIE. 103<br />

veele deezer de voortbrengzels waren van<br />

Indie, of daar omftreeks gelegene Gewesten<br />

, en de Handel op het Oosten, ten dage<br />

van dien Schryver, in eene vry groote uitgeitrektheid<br />

gedreeven werd , kunnen wy<br />

eenig denkbeeld vormen van de fterke vraag<br />

ra dezelve, uit den hoogen prys, voor welken<br />

ze, by aanhoudenheid , te Rome verkogt<br />

werden. De pryzen van dezelfde<br />

Waaren in Oud Rome te vergelyken met<br />

die men thans in Engeland betaalt, is geene<br />

bloote voldoening van nieuwsgierigheid;<br />

maar geefc ons een maatftok in de hand,<br />

by welken wy de onderfcheide maate van<br />

gelukkig flaagen, waar mede rnen den Indifchen<br />

Handel in ouden tyde en hedendaags<br />

dreef, cn dezelve in laateren tyde gedreeven<br />

wordt (V)-]<br />

Ten derden. Was de Zyde, een Voortbrengzel<br />

van Indie, te Rome fterk gezogt;<br />

en, wanneer wy ons voor den geest brengen<br />

de verfcheidenheid van fraaye kunstbewerkingen<br />

voor welke dezelve gefchikt<br />

is, en hoe veel deeze toegevoegd hebben<br />

aan<br />

(w) Veele opmerkenswaardige plaatzen by oude<br />

Schryvers , wegens den hoogen prys by de Romeinen<br />

voor Edelgelteenten en Paarlen bedeed , als mede<br />

over het algemeen gebruik derzelven by lieden van<br />

allerlei rang, zyn verzameld door MEURSIUS de<br />

Luxu Romanonim, Cap. 5. en door STANISLAUS<br />

ROBIERZYCKITTS in zyne Verhandeling over 't zelfde<br />

Onderwerp, Lib. II. c. 1. Dr. ARBUTHNOT<br />

geefc 'er een voldoenend berigt van in zyne weippge,ftelde<br />

Tables of anciens Coins, fVeights', and Meafures,<br />

p. 172, &c, Dit is de XXIi Aantekening van<br />

ROBERTSQNi<br />

G 4<br />

II.<br />

AFDEE-<br />

LING.


II.<br />

AFDEE-<br />

LINO,<br />

104. O N D E R Z O E K<br />

aan den luister der Kleeding en Toeftel,<br />

kunnen wy ons niet verwonderen, dac dezelve<br />

in zo groote waarde gehouden werd,<br />

by een Volk van Weelde doordronken- De<br />

prys, welken men 'er voor befteedde, liep<br />

buitetifpoorig hoog ; doch hec werd eene<br />

Kleedinq; gerekend al te fyn voor Mannen \<br />

alken Vrouwen van hoogen rang, en fchatryken,<br />

droegen dezelve Dit, egter,<br />

maakte de vraag na Zyde niet minder geweldig;<br />

inzonderheid naa dat het voorbeeld<br />

van den verkwistenden ELAGABALUS hec<br />

gebruik daar van onder de andere Sexe invoerde<br />

, en de Mannen leerde zich te vernederen<br />

tot het draagen van dit verwyfde<br />

dekzel, gHyk de ftrengheid der oude denkwyze<br />

de Zyde kleeding noemde.<br />

Twee omftandigheden, wegens den Zydehandel<br />

onder de Romeinen, verdienen onze<br />

opmerking. Strydig met het geen doorgaans<br />

plaats grypc in allen Handelbedryf,<br />

fchynt het algemeener gebruik van dat<br />

voortbrengzel de ingevoerde hoeveelheid<br />

niet vermeerderd te hebben, in zulk eene<br />

evenredigheid als beantwoordde aan de<br />

fteeds totneemende vraag na 't zelve : de<br />

prys der Zyde verminderde niet geduuren^<br />

de hec verloop van tweehonderd en vyftig<br />

jaaren, zints den tyd dat dezelve eerst te<br />

Rome bekend werd. Onder de Regeering<br />

van AURELIANUS bleef men de Zyde nog<br />

tegen Goud opweegen. Die hadt men<br />

waarfchynlyk toe te fchryven aan de wyze<br />

(x) TACIT. Annales, Lik. II. c. 33.


WEGENS OUD INDIE. 105<br />

ze op welke die ftoffe door de Kooplieden<br />

van Alexandrie bezorgd werd. Zy hadden<br />

geene rechtflreekfche gemeenfchap met<br />

China, het éénigfte Land, waar men, ten<br />

dien tyde, de Zydeworm kweekte, en diens<br />

arbeid tot een artykel van Koophandel<br />

maakte. Al de Zyde , welke zy kogten<br />

in de onderfcheidene Havens van Inctte<br />

door hun bezogc , was daar in fchepen<br />

diens Lands gebragt : en, of door eenig<br />

gebrek in kennis om de Zydewormen te<br />

kweeken en te behandelen, was de voortbrenging<br />

deezer kundige werkzaamheid by<br />

de Chineefen zelve fchaars, of de tusfchenbeide<br />

komende Handelaars vonden 'er hun<br />

voordeel by in de markt te Alexandrie met<br />

een kleine hoeveelheid, tot een hoogen<br />

prys, te voorzien, dan de waarde door hec<br />

vermeerderen van den voorraad te vermin^<br />

deren.<br />

De andere omftandigheid , welke ik op<br />

't oog had,is van byzonderder aart,en verfchaft<br />

ons een treffend bevvys van de onvolkomene<br />

gemeenfchap der Ouden met<br />

wydafgelegene Volken , en de gebrekkige<br />

kennis welke zy hadden , van derzelver<br />

voortbrengzelen in Natuur en Kunst. Hoe<br />

zeer men de van Zyde gewerkte Stoffen<br />

bewonderde , en hoe vaak Griekfche en<br />

Romeinfche Schryvers van Zyde gewaagen,<br />

hadden zy, verfcheide eeuwen lang, naa<br />

dac het gebruik gemeen geworden was,<br />

geen zekere kundigheid of van de Landen<br />

aan welken zy die zo geliefde arrykel van<br />

©pfchik moescen dank weeten , of van de<br />

Ü 5<br />

w<br />

11.<br />

ƒ< FDEE-<br />

LING.<br />

y-


iot? O N D E R Z O E K<br />

IL wyze op welke hec voortkwam. Eenigen<br />

AFDEE- veronderftelden , dac de Zyde een fyne<br />

LING. Dauw was, kleevende aan de bladeren van<br />

zommige boomen of bloemen ; anderen hielden<br />

dezelve voor eene tedere foorc van<br />

Wolle of Katoen; en zelfs zy, die geleerd<br />

hadden dat die Stoffe het werk was van een<br />

Infect, toonen , door hunne befchryvingen ,<br />

geen onderfcheiden denkbeeld gehad te<br />

hebben hoe dit fpinnen gefchiedde (;y).<br />

'c Was<br />

fy) De Heer MAHUDEL heeft , in een Vertoog,<br />

aan de Academie des Infcriptions & Belles Lettres,in<br />

den Jaare 1719, voorgeleezen, de onderfcheide Gevoelens<br />

der Ouden , over de natuur en den oorfprong van<br />

de Zyde verzameld, 't welk ftrekt om hunne onkunde<br />

teu dien opzigte aan te toonen. Zints de uitgave des<br />

Vertoogs van den Heer MAHUDEL, heeft Vader DU<br />

HAL DE eene foort van Zyde befchreeven, van welke<br />

ik geloof dat hy de eerfte kennis aan de Hedendaagfchen<br />

gegeeven heeft. „ Deeze wordt voortgebragt<br />

„ door kleine Infecteu, zeer op Slekken gelykende;<br />

„ zij vervaardigen geen ronde of langwerpig ronde<br />

„ Spinzels gelyk de Zydsworm , maar fpinnen zeer<br />

„ lange draaden, die zich hegten aan boomen en ftrui-<br />

„ ken, wanneer zy door den wind worden opgeno-<br />

„ men. Men verzamelt ze, en vervaardigt 'er Zyde<br />

„ ftofFen van, ruwer dan die komen van de tamme Zy-<br />

„ dewormen. De Infecten , die deeze ruwe Zyde<br />

„ voortbrengen, zyn wild." Dtfcription de PEmpi'<br />

re de la Chine, Tom. II. Fol. p. 207. Dit gelykt<br />

veel naar de befchryving van VIRGILIUS:<br />

Fellereque ut foliis d


WEGENS OUD INDIE. 107<br />

— 't Was, in gevolge eener gebeurtenisfe, II.<br />

in de Zesde Éeuwe van de Christen Jaa>'AFDEStelling voorgevallen , waarvan ik beneden L1NG.<br />

zal gewp.agen, dat de vvaare natuur der Zyde<br />

in Europa bekend wierd.<br />

De andere Koopwaaren , doorgaans uit<br />

Indie aangebragt, zal ik vermelden in het<br />

berigt, 't Welk ik nu gaa geeven van de<br />

Laadingen door de Schepen in dien Handel<br />

gebruikt,heen gebragt, en te rug genomen.<br />

De kundfchap hiervan zyn wy verfchuldigd<br />

aan de Omvaaring der Eryihrtefche Zee,<br />

toegefchreeven aan A R RI ANUS, in een keurige,<br />

fchoon korte, Verhandeling, min bekend,<br />

dan dezelve verdient; dezelve treedt<br />

in eenige byzonderheden , den Handel betreffende,<br />

waar van men geen wedergade<br />

by eenigen .ouden Schryver aantreft.<br />

De eerde plaats in Indie, op welke de<br />

Schepen uit Egypte, toen zy de oude wyze<br />

van vaaren volgden, gewoon waren te handelen<br />

, was Patala aan de Rivier Indus Zy<br />

brag-<br />

meir worden breeder ontvouwd in de groote Verzameling<br />

van Memmes coneernant VHlstoire, {et Sciences,<br />

les Aits, &c. des Chimis, Tom II. p. 575> Steen<br />

door Vader DE MAILT. \, in zyne breedui'.gewerkte<br />

Historie van China, Tom XIII. p. 43J- ' 7-<br />

Het is eene zonderlinge oiflftaiidigtieid in de Gefchiedenis<br />

der Zyde, dat de Maho-nedaansn, uit hoof's<br />

dat dezelve het uitwerpz-1 is v h een worm, de Zyde<br />

aanzien al, eene onreine kleeding; en Het is, met<br />

algemeen e toeftemming der Leer ren . >.dat<br />

een Pérfpon • dié e:*ne ïCleejding ge.! • f& Zyd^<br />

drsagt, de dcgètykTcliè Gebeden , fii uc:.i Coran voorgefchreeven<br />

, niet wettig kan tótCartea; li i KB EL.<br />

MïlL Qrs.,.t. A, t. BAK.IR.


ft.<br />

AFDEE<br />

LINO.<br />

108 O N D E R Z O E K<br />

bragten 'er dun wollen Laken , geruit<br />

Linnen , eenige kostbaare Gefteenten en<br />

Reukwerken, in Indie onbekend, Koraal,<br />

Storax, Glazen van onderfcheide foonen,<br />

eenig gewerkt Zilver, Geld en Wyn. Voor<br />

deeze Waaren kreegen zy veelerhande Speceryen<br />

, Sapphiren en andere Gefteenten,<br />

Zyden Stoffen, Draad Zyde, Katoenen (z)<br />

en zwarte Peper.<br />

Dan een veel grooter Koopmarkt aan<br />

dezelfde Kust was Barygaza, en te deezer<br />

oorzaake vermeldt de Schryver , dien<br />

ik hier volg, de ligging en de wyze van het<br />

aandoen der Haven met zeer veel naauwkeurigheids.<br />

De ligging komt volmaakt<br />

overeen met die van Baroach , aan de<br />

groote Rivier Nerbuddah , langs welke,<br />

of te lande , uit de aanzienlyke Stad Tagara<br />

over hooge bergen Ca) alle de bin-<br />

nen-<br />

(z) Indien het gebruik van in Indie gemaakte Katoene<br />

ftoiï"en onder de Romeinen algemeen geweest<br />

was, zou men de onderfcheide foorten opgenoemd<br />

vinden in de Wet de Publicanis & Fectigalibus, op<br />

dezelfde wyze als de onderfcheide Speceryen en kostbaare<br />

Gefteenten. Zodanig eene byzondere opgave<br />

zou even noodig geweest zyn voor den Koopman als<br />

voor den Tollenaar.<br />

Ca) Dit gedeelte der Periplns van ARRIANUS is<br />

met groote naauwkeurighcid en geleerdheid onderzogt<br />

door den Lieutenant WIIFORD, en uit zyne naipeuring<br />

blykt, dat het Plithana van ARRIANUS het tegenwoordige<br />

Pultanah is, aan den Zuidlyken oever<br />

van de Rivier Godvery , ruim honderd en zeventien<br />

Engelfche Mylen ten Zuiden vw Baroach; dat de ligging<br />

van Tagara dezeifde is met die van het hedendaagicheDovlatabad,en<br />

dat de hooge gronden, over welfeen<br />

de Goederen na Baroach gevoerd werden , de


WEGENS OUD TNDIE. 109<br />

nenlandfche voortbrengzels gebragt worden.<br />

De in- en uitgevoerde Koopmanfchappen<br />

aan deeze groote Markt waren veelvuldig<br />

en verfcheiden. Behalven de reeds<br />

opgenoemde, telt onze Schryver, onder de<br />

ingevoerde, Italiaanfche, Griekfche en Arabifche<br />

Wynen, Koper, Tin, Lood, Gordels<br />

van een keurlyk weefzel, welriekende<br />

Klaver, wit Glas, rood Rattekruid, Potlood,<br />

Goud en Zilver Munt. Onder de uitgevoerde<br />

noemt hy , den Onyx en andere<br />

Gefteenten , Yvoor , Mirrhe , verfcheide<br />

foorten van gewerkt Katoen, effen en met<br />

bloemen vercierd, en lange Peper (b).<br />

Te Mufiris, een naaste Haven van aangelegenheid<br />

op die kust, waren de ingevoerde<br />

Koopmanfchappen veelal dezelfde<br />

met die te Barygaza; doch dewyl dezelve<br />

nader aan de Oostlyke gedeelten van Indie<br />

lag, en daar mede veel gemeenfchaps fchynt<br />

gehad te hebben, waren de Goederen, van<br />

daar uitgevoerd, veelvuldigeren kostbaarder.<br />

Hy gewaagt, inzonderheid, van Paarlen in<br />

grooten overvloed en zeldzaame fchoonheid,<br />

van verfcheidenerleie Zyden Stoffen,<br />

kostbaare Reukwerken, Schildpad, onderfcheide<br />

föorten van doorfchynende Steenen,<br />

bo»<br />

Battagaut-Bergen zyn. De liggingen en afftanden<br />

van deeze onderfcheidene Plaatzen , zo als dezelve<br />

opgegeeven worden door ARRIANUS, leveren een<br />

bykomend bewys op, (indien het anders noodig ware,)<br />

van de juiste kundfchap, welke hy ontvangen<br />

hadt, wegens dit gedeelte van Indie. Afiatie. Refearches,<br />

Vol. I, p. 369, &c.<br />

Cè) Peripl. Mar. Erythr. p. 28.<br />

ÏL<br />

AFDEE-<br />

LING.


11<br />

AFI KE<br />

LI A G .<br />

no O N D E R Z O E K<br />

bovenal Diamanten, Peper in groote hoeveelheid,<br />

en van de beste foort (c~).<br />

De iuischeid des berigts van deezen<br />

Schryver , wegens de Goederen uit Indie<br />

aangebragt , wordt bevestigd , door eene<br />

Romeinfche Wet, die de Indifche Goederen<br />

. aan Tolgelden onderworpen, optelt (V).<br />

Door deeze twee met den anderen te<br />

v.ergelyken, kunnen wy een vry naauwkeurig<br />

denkbeeld vormen van den aart en de<br />

uitgeifrektheid des Handels met Indie in<br />

oude tyden.<br />

Naardemaal de ftaat der Maatfchappye<br />

en der Zeden onder de Inwoonderen van<br />

Indie, in het vroegfte tydperk, waarin zy<br />

bekend werden , ten naasten by overeenkwamen<br />

met die hunner Afftammelingen<br />

heden ten dage , waren hunne behoeften<br />

en 't geen zy verlangden, bygevolge veel<br />

al dezelfde. De vindingrykheid, en het<br />

vernuft, hunner eigene Kunftenaaren, was<br />

genoegzaam om hun zo veele gewerkte<br />

Stoften te bezorgen, dat zy weinig van<br />

buiten 's lands behoefden , uitgezonderd<br />

eenige der nuttige Metaalen , welke hun.<br />

eigen Land in geene genoegzaame hoeveelheid<br />

opleverde: toen zo wel als nu, kogc<br />

men meest met Goud en Zilver de benoodigdheden<br />

der Weelde uit het Oosten.<br />

In twee byzonderheden , nogthans , ia<br />

onze Invoer uit Indie grootlyks onderfc<br />

hei-<br />

CO Peripl. Mar. Erythr. p, 31, 32.<br />

rrf) Digest. Lib. XXXIX. Tit. IV. itf. D$<br />

Publteanis £f / eetigalibus.


WEGENS OUD INDIE. III<br />

fcheiden van dien der Ouden. De Klee­ II.<br />

ding, beiden van Grieken en Romeinen, beAFDEEftondc bykans geheel uic Wol , die, door L1NG.<br />

hun veelvuldig gebruik van warme baden,<br />

draaglyk genoeg was. Hun fleec van Linnen<br />

en Kacoen was veel minder dan hedendaags<br />

, nu lieden van allerlei leevensrang<br />

Linnen en Kacoen draagt. Diensvolgens beftaar<br />

een aanmerkelyke cak des Invoers, uic<br />

dac gedeelte van Indie, 't welk de Ouden<br />

kenden , uic Stukgoederen, onder welke<br />

Koopmans benaaming begreepen worde de<br />

onnoemelyke verfcheidenheid van gewerkte<br />

ftoffen , die de fchranderheid der Indiaanen<br />

van Katoen vervaardigt. Maar , zo<br />

verre myne waarneeming ftrekc, hebben<br />

wy geen gezag, 'c welk ons geregcigc om<br />

den invoer der Ouden, een dien aanziene,<br />

aanmerkelyk te agten.<br />

Schoon de Handel op Indie, heden ten<br />

dage gedreeven , meest een Handel van<br />

Weelde is , brengen wy, nogthans , mee<br />

de Artykelen aan dezelve dienstbaar, veele<br />

Goederen mede, die enkel moeten aangemerkt<br />

worden als ftoffen voor onze eigene<br />

Handwerken. Van dien aart is de<br />

Katoen uit Indostan, de Zyde uit China,<br />

en de Salpeter van Bengale. Maar in de<br />

berigten van den ouden Invoer uit Indie,<br />

vind ik niets , behalven ruwe Zyde en<br />

Draad-Zyde, vermeld, 'c geen coc ftofie van<br />

eenige binnenlandfche bewerking kon dienen.<br />

De Vaarc der Ouden zich nooic tot<br />

China uitgeftrekt hebbende, blykc de hoeveelheid<br />

van onbewerkte Zyde , welke zy<br />

uic


na O N D E R Z O E K<br />

II. uit handen der Indifche Handelaaren krec-<br />

AFDEE gen , al te fchaars geweest te zyn , om<br />

LiNG. de bewerking daarvan tot eenig voorwerp<br />

; van belang voor binnenlandfche vlyt te<br />

maaken.<br />

Naa dit beknopt berigt des Koophandels<br />

door de Ouden op Indie gedreeven, gaa ik<br />

voort, om te <strong>onderzoek</strong>en , welke kennis<br />

zy hadden van de Landen verder op gelegen<br />

dan de Havens van Mufiris en Barace,<br />

de uiterfle grenspaal ten Oosten , tot<br />

welke ik tot hier toe hun voortgang heb<br />

afgetekend. De Schryver van de Omvaart<br />

der Erythrcefche Zee, wiens naauwkeurigheid<br />

in 't befchryven het vertrouwen, waar<br />

mede ik hem eenigen tyd gevolgd heb, ten<br />

vollen wettigt, fchynt weinig geweeten te<br />

hebben van dat gedeelte van de Kust, welke<br />

van Barace Zuidwaards ilrekt Hy gewaagt,<br />

't is waar, in 't voorbygaan, van<br />

twee of drie onderfcheidene Havens, maar<br />

geeft niet te verfhan dat een derzelve een<br />

Stapelplaats was van den Handel met<br />

Egypte. Hy haast zich na Comar of Kaap<br />

Comorin, de Zuidlykfte uithoek van het<br />

Indisch Schiereiland , en zyne befchryving<br />

van dezelve is zo naauwkeurig en overeenkomftig<br />

met den tegenwoordigen ftaat,<br />

dat ze uitwyze hoe hy deswegen volkomen<br />

egte berigten ingewonnen hebbe (e). Naby<br />

dezelve plaatst hy de Paarlvisfchery van<br />

Colchos, het hedendaagfche Kilkare, onge-<br />

twy-<br />

(e) Peripl. Mar. Erythr. p. 33. D'ANVILLB<br />

Ant. de Pinde, p. 118, &e.


WEGENS O U D I N D I E . 113<br />

twyfeld dezelfde die de Nederlanders thans<br />

verrigten in de Straat, welke hec Eiland<br />

Ceylon van hec Vasteland fcheidt. — Als<br />

daar niet verre afgelegen, vermeldt hy drie<br />

onderfcheide Havens, die blyken geweesc<br />

te zyn op den Oostkant van het Schiereiland,<br />

thans bekend onder den naam van de<br />

Kust van Curmandel. Hy befchryfc deeze<br />

als Emporia , of vaste Handelplaatzen<br />

Cf); maar uit een oplettend nagaan<br />

eeniger omftandigheden in zyn berigt des<br />

betreffende, komt het my waarfchynlyk<br />

voor, dat de Schepen van Berenice , na<br />

geen deezer Havens zeilden , fchoon dezelve<br />

, gelyk hy ons meldt , Goederen<br />

kreegen uic Egypte gebragt, zo wel als<br />

de Voortbrengzels van de tegen over liggende<br />

kust des Schiereilands : dan deeze<br />

fcheenen ingevoerd te zyn met Lands Schepen<br />

(g~). 't Was ook met eigen Schepen,<br />

in gedaante en grootte verfchillende , en,<br />

van onderfcheide bcnaamingen, van welken<br />

hy 'er eenige opgeeft, dat zy Handel dreeven<br />

met het Gouden Cherfonefus, of hec<br />

Koningryk Malacca, en de Landen by de<br />

Ganges. — Niet verre van den mond dier<br />

Riviere plaatst hy een Eiland, door hem<br />

befchreeven als liggende onder de opgaande<br />

Zon, en als het laatfte Gewest in hec<br />

Oosten, 't welk bewoond was (h).<br />

Van alle deeze deelen van Indie ichynt de<br />

Schry-<br />

(ƒ) Perip. Mar. Erythr. p. 34.<br />

Q>) ronmct ic^ota.<br />

(fp) Perip. Mar. Erythr. p. 36.<br />

H<br />

II.<br />

&FDEE-<br />

LING.


iii<br />

AFDEE-<br />

L1NG.<br />

"4 O N D E R Z O E K<br />

Schryver dier Omvaart eene zeer gebrekkige<br />

kennis gehad te hebben, gelyk blykc,<br />

niet alleen uit het geen hy vermeldt, wegens<br />

dit ingebeelde Eiland, en dat by het<br />

zich niet onderwindt 't zelve te befchryven;<br />

maar ook uit zyn verhaal, met de ligtgeloovigheid<br />

en zugt tot het wonderbaare ,<br />

die altoos onkunde vergezellen, en kenmerken,<br />

dat deeze afgelegene Oorden bevolkt<br />

waren met Menfcheneeters, en Menfchen<br />

van fchriklyke en gedrogtJyke gedaanten<br />

(/).<br />

Ik heb deeze aandagt hefteed, om den<br />

koers,aangeweezen inde Omvaart derErythrafche<br />

Zee, na te gaan: dewyl de Opfteller<br />

van dit Werkje de eerfte oude Schryver<br />

is, aan wien wy de kennis verfchuldigd<br />

zyn van de Oostkust des grooten<br />

Schiereilands van Indie, of van de Landen<br />

daar by gelegen. — Aan STRABO, die<br />

zyn groot Werk over de Aardrykskunde<br />

zamenftelde onder de Regeering van AU­<br />

GUSTUS , was Indie, en in 't byzonder<br />

het Oostlykst gedeelte daar van, weinig bekend.<br />

Hy vangt zyne befchryving aan met<br />

de toegeeflykheid zyner Leezeren te verzoeken<br />

, uit hoofde van de fchaarfche berigten<br />

welke hy kon opdoen van een Land<br />

zo wyd afgelegen , 't geen de Europeaanen<br />

zelden bezogt hadden, en veelen hunner<br />

enkel by hec doortrekken , of in den<br />

Krygsdienst. Hy merkc op, dac de Koophandel<br />

zelve weinig hadc toegebragt toe<br />

(0 Perip. Mar. Erythr. p. 35.<br />

eene


WEGENS O U D I N D I E . 11$<br />

eene naauwkeurige nafpeuring des Lands:<br />

dewyl weinigen der Kooplieden uic Egypte,en<br />

de Arabifche Golf, ooic zoo verre als<br />

de Ganges waren opgezeild; en van zo ongeletcerde<br />

Menfchen kon men bezwaarlyk<br />

verwagten kundfchap ce zullen verkrygen,<br />

die eene volle maate van vertrouwen verdiende.<br />

Zvne befchryvingen van Indie, in<br />

'c byzonder van de binnenfte Landfchap<br />

pen , zyn bykans geheel ontleend uit de<br />

Gedenkschriften der Bevelhebberen van<br />

ALEXANDER, met eenige luttel beduidende<br />

byvoegzelen van laater dagtekening,<br />

en deeze zyn zo weinig in aantal en zomtyds<br />

zo ormaauwkeurig , dat ze een treffend<br />

bevvys bybrengen van de geringe vorderingen,<br />

weiken de Ouden, zints den tyd<br />

van ALEXANDER, gemaakt hadden in hec<br />

<strong>onderzoek</strong> deezes Lands. Wanneer een<br />

Schryver van zo veel oordeels als STRA­<br />

BO, die in eigen perfoon verfcheide verre<br />

Landen bezogc, om 'er een juister verhaal<br />

van te kunnen vervaardigen, aantekent, dat<br />

de Ganges , door één mond zich in den<br />

Oceaan ontlast mogen wy, met reden,<br />

befluiten, dac, ten zynen tyde, geen rechcftreekfche<br />

vaart was op die Rivier, door de<br />

Handelaars van de Arabifche Golf, of dat<br />

die Reize zo zeldzaam ondernomen word,<br />

dac de Weecenfchap 'er weinig onderrigtings<br />

uic trok.<br />

De volgende Schryver in Tydorde, van<br />

wien wy eenig berigc wegens Indie oncvan-<br />

(A) STRABO, Lib. XF. p. ion. C.<br />

Ha<br />

m<br />

AFDEE*<br />

LING.


nö O N D E R Z O E K *<br />

II. vangen, is PLINIUS de Oude, die om­<br />

AFDEE trent vyftig jaaren na STRABO bloeide.<br />

LING. Naorden:aal hy in de korte befchryving van<br />

. Indie, in zyne Natuurlyke Historie gegeeven,<br />

dezelfde Gidfen volgt als STRABO,<br />

en geene kennisfe van het binnenfte des<br />

Lands fchynt gehad te hebben, dan die hy<br />

ontleende uit de Krygsbevelhebbers, die<br />

onder A L EX ANDER , en diens onmiddelyke<br />

Opvolgers, dienden, is het noodloos zyne<br />

befchryving byzonder na te gaan. — Hy<br />

heek 'er,nogtbans, twee gewigtige Artykels<br />

bygevoegd, welke hy aan laatere ontdekkingen<br />

hadt dank te weeten. Het eene is<br />

het verflag van den nieuwen koers der Zeevaart<br />

van de Arabifche Golf na de Malabarfche<br />

Kust, waar van , en van welks aangelegenheid,<br />

ik hier boven reeds gefprooken<br />

heb» — Het andere behelst eene befchry.<br />

ving van het Eiland Taprobana, welke ik<br />

ten voorwerp eener gezetter overweeginge<br />

zal reemen, naa onderzogt te hebben<br />

wat PTOLEMEUS toegebragt heeft tot vermeerdering<br />

onzer kundigheden wegens den<br />

ouden ftaat van Indie.<br />

Schoon PTOLVMEUS, die zyne Werken<br />

omtrent tachtig Jaaren laater dan PLINIUS<br />

aan het licht gaf, rreer fchynt uit te munten<br />

door zyn onvermoeide vlyt en begaafdheid<br />

om de dingen te fchikken, dan<br />

door een vindingryk vernuft , is de Aardryltskunde<br />

meer aan hem, dan aan eenigen<br />

anderen Wy>geer, verfchuldigd. Gelukkig<br />

voi r die Weetenfchap, hadt hy, in het vormen<br />

van zyn algemeen Stelzel der Aard-<br />

ryks-


WEGENS OUD INDIE. 117<br />

rykskunde, de denkbeelden aangenomen en ÏL<br />

de hardel wyze gevolgd van HIPPARCHUS, , LFDREdie<br />

bykans vier honderd jaaren vroeger LING.<br />

dan hy leefde. Deeze groote Wysgeer .<br />

was de eerfte, die het ondernam- eene<br />

Naamlyst van de Starren te maaken. Om<br />

derzelver plaats aan den Hemel met juistheid<br />

te bepaalen mat hy den afftand af<br />

door zekere cirkels van de Spheer ; tellende<br />

deezen by Graaden, of van 't Oosten<br />

na 't Westen, of van 't Noorden na<br />

't Zuiden. De eerfte noemde hy de Lengte<br />

, de tweede de Breedte, van een Star.<br />

Deeze handelwyze vondt hy van zo veel<br />

nuttigheids in zyne Starrekundige nafpeuringen,<br />

dat hy dezelve, met geen min gelukkigen<br />

uitflag, op de Aardrykskunde toepaste<br />

; en het is eene byzonderhcid der<br />

opmerkinge waardig, dat, door het waarneemen<br />

en befchryven des Hemels, de Menfchen<br />

eerst leerden de Aarde met juistheid<br />

te meeten en af te beelden. Die wyze,<br />

om de ligging der Plaatzen te bepaalen ,<br />

door HIPPARCHUS uitgevonden, fchoon<br />

bekend aan de Aardryksbefchryvers tus*<br />

fchen zyn Leeftyd en dien van PTOLE­<br />

MEUS, en door STRABO (/), zo wel als<br />

door PLINXUS (tn) , vermeld, werd door<br />

geen van hun beiden gevolgd. Van dit<br />

verzuim fchynt geen waarfchynlyker reden<br />

gegeeven te kunnen worden , dan dat zy<br />

geen Starrekundigen waren , en niet ten<br />

Q) STRABO, Lib. II.<br />

vol-<br />

(m) PLINIUS, Nat. Hist. Lib. II. c. 12. 26. 70.<br />

H 3


IÏ.<br />

AFüEE-<br />

LING.<br />

118 O N D E R Z O E K<br />

voilen alle de voordeden begreepen. welke<br />

de Aardrykskunde van deeze vinding<br />

kon trekken. [Wat S T R A B O , in 't byzonder<br />

betreft, hy erkent zyne agterwegelaating<br />

der verbereringen , welke HIP­<br />

P A R C H U S ontleend hadt uit Starrekundige<br />

Waarneemingen; doch billykt dezelve door<br />

een dier redeneerkundige fcherpzinnighedan<br />

, welke de Ouden zo gereed in alle<br />

hunne Schriften lieten invloeijen. ,, Een<br />

„ Aardryksbefchryver", zegt hy, ,, heefc<br />

geen agt te flaan op 't geen buiten de<br />

„ Aarde is ; en zullen Menfchen , bezig<br />

„ om de zaaken te befchikken van dat<br />

„ gedeelte des Aardbodems , 't welk be-<br />

„ woond is, de onderfcheiding en verdee-<br />

,, lingen van H I P P A R C H U S der kennis-<br />

„ neeming onwaardig keuren J<br />

Dan P T O L E M E U S , die een lang leeven<br />

befteed hadt in het vei beteren der Starrekunde,<br />

zo wat het befpiegelend , als wat<br />

het beoefenend, gedeelte aanbelangt, ontdekte<br />

die voordeelen, ten opzigte der Aardrykskunde,<br />

volkomen, in deeze beide was<br />

H I P P A R C H U S zyn Leidsman; diensvolgens<br />

befchreef hy , in zyne beroemde Verhandeling<br />

over de Aardrykskunde, de onderfcheide<br />

deelen der Aarde. volgens derzelver<br />

Lengte en Breedte. De Aardrykskunde<br />

was dus op eigenaartige gronden gevestigd<br />

, en onm'iddelyk verbonden met<br />

Starrekundige Waarneemingen en Wiskundige<br />

Weetenfchap. Dit<br />

(h) STRABO, Lib.II. p. 104. C. Dit is de XXVI<br />

4nnt. vau P.OBEKHOJÏ,


WEGENS O U D I N D I E . 119<br />

Dit Werk van PTOLEMEUS verwierf II.<br />

welhaast groote hoogagting by de Ou:len. AF DEE­<br />

[AGATHEMEUUS, die niet lang naa hem LING.<br />

bloeide, geeft hem dit getuigenis: „ PTO-<br />

„ LEMEUS, die de Aardrykskunde tot een<br />

„ geregeld Stelzel bragt, behandelt alles,<br />

„ wat tot dezelve behoort , niet loslyk,<br />

„ of enkel naar zyne eigene begrippen;<br />

„ maar, lettende op 't geen gefchreeven<br />

,, was door oudere Schryveren , nam hy<br />

„ van hun aan wat hy eenftemmig met de<br />

„ waarheid vondt." •— Uit hoofde van<br />

diezelfde bewondering zyns arbeids, vervaardigde<br />

AGATHODJEMON , een Kunftenaar<br />

van Alexandrie , een flel Kaarten<br />

ter opheldering van 't Werk van PTOLE­<br />

MEUS; waar in de ligging van alle Plaatzen,<br />

door dien Aardrykskundigen vermeld,<br />

met derzelver Lengte en Breedte, volgens<br />

diens denkbeelden zich vertoonen (0) ]. —<br />

Geduurende de Middel-Eeuwen, onderwierp<br />

men zich, zo in Arabie, als in Europa,<br />

aan de beflisfingen van PTOLEMEUS, in<br />

alles wat de Aardrykskunde betrof, met<br />

eene zo ingewikkelde toeftemming, als men<br />

toedroeg aan de bepaalingen van ARISTO-<br />

TELES, in alle andere rakken van Weetenfchap.<br />

By de herleeving van een vryer<br />

geest van <strong>onderzoek</strong>, in de zestiende Eeuwe,<br />

werden de verdienflen der verbeteringen<br />

door PTOLEMEUS in de Aardrykskunde<br />

gebragt , nagegaan en erkend ; die<br />

taal<br />

(#) F ABRI c. Bib/. Grtc. Vol. III. p. 412. Dit<br />

is de XXVII Aantekening van ROBERTSQK.<br />

H 4


iso O N D E R Z O E K<br />

II. taal der weetenfchap, welke hy eerst alge-<br />

AFDEE - meen maakte, wordt nog gebruikt, en de<br />

LING. ligging der Plaatzen nog bep*gld op de-<br />

. zelfde onderfcheidende en beknopte wyze,<br />

door de Lengte en Breedte op te geeven.<br />

PTOLEMEUS, niet voldaan met de algemeene<br />

beginzels van HIPPARCHUS aan<br />

te neemen, ftreefde hem na in de toepasfing<br />

derzelven, en, gelyk die Wysgeer alle<br />

de Starrebeelden gefchikt hadt, waagde hy<br />

het, 'c welk geen min zwaare taak was ,<br />

alle de Gewesten der Aarde, toen bekend,<br />

te overzien, en hy bepaalde, met eene keurige<br />

en ftoute beflisfing, de Lengte en<br />

Breedte van de meest aanmerkelyke Plaatzen<br />

in elk Gewest. Alle zyne bepaalingen<br />

, egter, hebbe men niet aan te zien<br />

als de uitflag van daadlyke waarneeming;<br />

PTOLEMEUS gaf ze ook niet als zodanig<br />

op. De Starrekunde was, ten dien tyde,<br />

rot eenige weinige Landen bepaald. Een<br />

groot gedeelte der Wereld was weinig<br />

bezogt en gebrekkig befchreeven. De ligging<br />

van een klein getal Plaatzen, alleen,<br />

was met eenige maate van naauwkeurigheid<br />

bepaald. PTOLEMEUS vondt zich,<br />

derhalven, verplïgt de Wegwyzers en Opneemingen<br />

van het Romeinfche Ryk, welke<br />

de ilaatkundige wysheid van dien grooten<br />

Staat , met verbaazende moeite en<br />

groote kosten , hadt laaten vervaardigen,<br />

te raadpleegen.<br />

[Naardcmaal deeze openbaare Opneemingen<br />

en Wegwyzers aan de oude Aardryksbefchryvers<br />

het beste berigt verleenden ,<br />

we-


WEGENS OUD INDIE. 121<br />

wegens de ligging en den afftand van veele<br />

Plaatzen,.zal het niet ongepast zyn, hier /<br />

tusfehen beiden, met een kort woord , te<br />

doen zien, op welk eene wyze de Romei- -<br />

nen dezelve vervaardigden. Het denkbeeld<br />

eener algemeene Opneeming des geheelen<br />

Ryks werd eerst gevormd door JULIUS<br />

ca;SAR, en werd, onder zyne Regeering<br />

begonnen zynde, op gezag vaneen Raadsbefluic,<br />

voltooid door AUGUSTUS. Dewyl<br />

Rome in Weetenfchap voor Griekenland<br />

verre moest zwigten , gaf men de<br />

volvoering deezer groote onderneeming in<br />

handen van drie Grieken, Mannen van<br />

uitfteekende bekwaamheden, en bedreeven<br />

in alle deelen der Wysbegeerte. De Opneeming<br />

der Oostlyke Verdeeling des Ryks<br />

werd door ZENODOXUS voltooid in veertien<br />

jaaren , vyf maanden en negen dagen.<br />

Die van de Noordlyke verdeeling<br />

volbragt TKEODOTUS in twintig jaaren,<br />

acht maanden en tien dagen. De Zuidlyke<br />

Verdeeling bragt men ten einde in vyf<br />

en twintig jaaren, ééue maand en tien da­<br />

i c w a s e e n e<br />

gen (ƒ>)• D onderneeming deeze<br />

groote Mannen waardig, en voegende<br />

aan den luister van een groot Volk.<br />

Behalven deeze algemeene Opneeming,bragt<br />

elke Oorlog eene nieuwe afbeelding en<br />

meeting mede van de Landen, die ten tooneele<br />

des Krygs geltrekt hadden. Wy<br />

mo-<br />

(/>_) /Ethici Cosmographia apud Gcographos, edifOS<br />

(t HEK». STEPHANO, 1577. p. I07.<br />

H 5<br />

IT.<br />

FM KE­<br />

LING.


II.<br />

AFDEE-<br />

LING.<br />

132 O N D E R Z O E K<br />

mogen uit VEGETIUS befluiten , dat elk<br />

Landvoogd van een Romeinsch Wingewest<br />

'er eene Befchiyving van kreeg ; waar in<br />

de afftand der Plaatzen by mylen was afgemerkt<br />

, waar in men de wegen, de bywegen,<br />

de bergen, rivieren, enz. aantrof;<br />

alle deeze, zegt hy, waren niet alleen met<br />

woorden uitgedrukt, maar afgetekend in<br />

eene Kaart; ten einde de oogen eens Veldheers,<br />

in het raadpleegen over zyne krygsbeweegingen,<br />

de overleggingen van zynen<br />

geest mogten te hulp komen (f).]<br />

Buiten de grenzen des Keizerryks, hadt<br />

PTOLEMEUS niets waarop hy kon vertrouwen<br />

[ dan de Dagboeken en Verhaalen<br />

der Reizigeren. Op deeze grondde hy<br />

alle zyne bepaalingen : en dewyl hy te<br />

Alexandria woonde , ten tyde dat de Koophandel<br />

van die Stad op Indie in de grootfïe<br />

uitgebreidheid gedreeven werd, zou<br />

men ligt denken, dat deeze omftandigheid<br />

hem de middelen zou verfchafc hebben<br />

om des veelvuldige kundfchap op te doen.<br />

Maar, 't zy door de onvolkomene wyze,<br />

op welke dat Land , in zyn tyd, bezogt<br />

werd. 't Zy door te veel betrouwen te<br />

ftellen op de berigten van Perfoonen, die<br />

hetzelve met weinig aandagts of oordeels<br />

bezien hadden , is zyne algemeene Opgave<br />

van de gedaante des Indifchen Vastenlands,<br />

de gebrekkigfle, welke de Oudheid<br />

ons heeft opgeleverd. Eene verhaazende<br />

mis-<br />

( » V E G E T . Inftit.Rei Militarts, Lib. III. c. 6".<br />

Dit is de XXVIfl Aantekening van ROBERTSON.


WEGENS OUD INDIE. 123<br />

misflag doet hem het Schiereiland van In­ II.<br />

die van den Sinus Earygazenus , of Golf AFDREvan<br />

Cambay, van hec Westen na het Oos L1NG.<br />

. ten loopen , in ftede van de waare ftrekking,<br />

van hec Noorden na het Zuiden (V).<br />

Deeze misflag is te min verfchoonelyk als<br />

wy overweegen, dat MEGASTHENES eene<br />

meeting van het Indifche Schiereiland had<br />

uitgegeeven, die naby aan de waare kwam \<br />

en deeze, met eenige veranderingen, was aangenomen<br />

door ERATOSTHENES, STRA­<br />

BO,DIODORUS sicuLus,en PLINIUS,<br />

die vóór den Leeftyd van PTOLEMEUS<br />

fchreeven (s).<br />

Hoewel PTOLEMEUS zich hadc laaten<br />

vervoeren , om zulk een dwaalend begrip<br />

te vormen , wegens de algemeene afmeetingen<br />

des Vastenlands van Indie, was zyne<br />

(V) Het gevolg van deezen misdag is opmerkeiyk.<br />

PTOLEMEUS, Lib.VIL c. 1, rekent de Lengte van<br />

Barysaza, of Baroach, op 17 0<br />

. 20', en die van Co*<br />

ry, of Kaap Comorin, op 13 0<br />

. 20/, 't welk een<br />

verfchil maakt van juist vier Graadeu; terwyl het weezenlyk<br />

verfchil tusfehen deeze twee Heatzen ten naasten-by<br />

veertien Graaden is.<br />

Cs) STRABO, Lib. XV. p. 1010. B. ARRIAN.////?<br />

Ind. c. III & IV. Droo. SICUL. Lib. II. p. 148<br />

PLIN. Nat. Hist. Lib. VI. c. 21. RA MUS 10, de<br />

Uitgeever van de oudite en misfehien hoogstfehntbaardt<br />

Verzameling van Reisbefchryvingen ,is de eerde, die<br />

zo verre my bekend is, deeze vreemde dwsaling vat<br />

TTOLEMEUS" heeft opgemerkt, Via;;gi Vel.-L p<br />

JSI. Hy tekent, met regt, op, dat de Schryver vat l<br />

de Omvaart der Erythrafche Zee veel naauwkeurige<br />

geweest is, en het Schicreürnd van Indie befchreevei<br />

ï dt, als van het Noorden na het Zuiden drekkende<br />

i'eripl. Mar. Erythr. p. 24. 20.


II.<br />

AKDEE-<br />

LING.<br />

124 O N D E R Z O E K<br />

ne kundfchap, ten aanziene van hec Land,<br />

meer in 'c by zonder, en de ligging van bepaalde<br />

Plaatzen , naauwkeuriger ; en hy is<br />

de eerfte Schryver, die zulk eene maate<br />

van kennis bezat, welke hem in ftaat ftelde<br />

om de Zeekust af ce tekenen, de meesc<br />

bekende Plaatzen op dezelve te vermelden,<br />

de Lengte en Breedte van ieder op te<br />

geeven, van de Kaap Comorin Oostwaards,<br />

coc de uiterfte gienzen der oude Scheepvaart.<br />

Ten opzigte van zommige ftreeken,<br />

byzonder langs de Oostzyde van het<br />

Schiereiland tot aan den mond van de<br />

Ganges, fchynen de berigten, hem medegedeeld,<br />

in zo verre juist geweest te zyn,<br />

dat zy, ten naasten by, misfchien meer<br />

overeenkomen met de weezenlyke gefteltenisfe<br />

des Lands , dan de befchryvingen,<br />

welke hy geeft van eenig ander deel van<br />

Indie. De Heer D'ANVILLE heeft, met<br />

zyne gewoone naarftigheid en oordeelkunde<br />

, de voornaamfte ftanden, zo als dezelve<br />

door hem bepaald worden , overwoogen<br />

, en bevonden dat zy beantwoorden<br />

aan Kilkare , Negapatam, de mond van<br />

de Rivier Cauveri, Mafulipatam, 't Punt<br />

Gordeware, enz. 't ls vreemd van het<br />

voorwerp deezes Onderzoeks tot dusdanige<br />

kleinigheden af te daalen; doch, in verfcheide<br />

gevallen, mogen wy aanmerken ,<br />

dat niet alleen de gclykvormigheid der Ligging<br />

, maar ook de gelykiuidenheid der<br />

oude en hedendaagfche Naamen, zeer treffend<br />

is. De groote Rivier Cauveri heet,<br />

by PTOLEMEUS, Chaberis; Arcot, binnen


WEGENS OUD INDIE. .125<br />

nen in het Land, is, by hem, Arcati Regia;<br />

en waarfchynlyk heeft de geheele A<br />

Kust haaren tegenwoordigen naam van<br />

Cormandei ontvangen van Sor Mandulam , .<br />

of het Koningryk van Sorce, 't welk daar<br />

op gelegen is (t\<br />

In het verloop van een honderd en zes<br />

en dertig Jaaren, die zints den dood van<br />

STRABO tot dien van PTOLEMEUS voorby<br />

fnelden , werd de Handelgemeenfchap<br />

met Indie zeer veel uitgebreid: de laatstgemelde<br />

Aardryksbefchryver hadt, ten aanziene<br />

van de Ganges, zulk eene vermeerdering<br />

van onderrigt bekomen , dat hy<br />

de naamen van zes onderfcheide Monden<br />

dier Riviere vermeldt, en derzelver ligging<br />

befchryft. Zyne afbeelding , nogthans ,<br />

van dat gedeelte van Indie, 't welk verder<br />

dan de Ganges ligt, is, ten opzigte<br />

van de algemeene gedaante, niet min verkeerd<br />

, dan die hy gaf van het Schiereiland<br />

, en komt even min overeen met de<br />

daadlyke ligging deezer Landen. Hy waagc<br />

het niet te min daar van eene Opgave te<br />

doen , gelyk aan die , welke hy gemaakt<br />

hadt van de andere groote afdeel ing van<br />

Indie , reeds door ons nagegaan. Hy vermeldt<br />

de Plaatzen van aangelegenheid langs<br />

de Kust; aan eenige derzelven geefc hy<br />

den onderfcheidenden naam van Emporia;<br />

dan of hy 'er dien naam aan toevoegt ,<br />

om dat zy Stapelplaatzen des Handels<br />

wa-<br />

CO PTOLEM. Geogr. Lib. VIL c, 1. U'AN-<br />

VILLE Antiq. de Pinde, p. 127, &c.<br />

II.<br />

FDEE-<br />

LING.


ia6 O N D E R Z O E K<br />

II. waren voor de Inboorelingén, in den H; n*<br />

/FDEE- del , welken het eene Land fchap van In­<br />

LING. die met het andere dreef, dan of zy ILvens<br />

waren na welken de Schepen uit de<br />

Arabifche Golf rechtftreeks heenen zeilden<br />

, wordt niet onderfcheiden opgegeeven.<br />

3t Lnatfte , denk ik , is het denkbeeld<br />

'it geen PTOLEMEUS ten oogmeik<br />

heeft in te boezemen ; maar deeze Gewes-<br />

:en van Indie waren zo wyd afgelegen,<br />

en, door den fchroomvollen en traagen voortgang<br />

der oude Scheepvaart , tiaar allen<br />

fchyn, zo weinig bezogt, dat zyn berigt<br />

ieswegen allergebrekkigst is, en zyne befchryvingen<br />

duisterder , onnaauwkeuriger<br />

;n min overeenkomftig, zyn met de weesenlyke<br />

gefteltenisfe des Lands. dan in eenig<br />

gedeelte van zyne Aardrykskunde. — Dat<br />

schiereiland, waar aan hy den naam geeft<br />

ran het Gouden Cherfonefus, tekent hy af<br />

ils zich rechtftreeks van het Noorden na<br />

1 iet Zuiden ftrekkende, en bepaalt de Leng-<br />

I e van Sabana Emporium, den Zuidlykften<br />

l lithoek, op drie Graaden over de Linie,<br />

ren Oosten van dit Schiereiland, plaatst<br />

1 iy, 't geen hy de Groote Baay heet,<br />

< :n in het verfte gedeelte daar van ftelt hy<br />

( latigara, de verfte grens der Scheep-<br />

l r<br />

aart in ouden tyde, aan welke plaats hy<br />

1 liet minder dan acht en een halven Graad<br />

/ duider Breedte toefchryfc. Verderop ver­<br />

I jaart hy, dat de Aarde geheel onbekend<br />

i $, en beweert dat het Land van daar Westwaards<br />

loopt , en in die ftrekking voorr­<br />

8 aat tot het zich vereenigt met het Voorge-


WEGENS OUD INDIE. 127<br />

gebergte Prasfum in Ethiopië, 't welk ,<br />

naar zyn gevoelen , de eindpaal was des<br />

Vastenlands van Africa in 't Zuiden («).<br />

In gevolge van deeze dwaaling niet min<br />

onverantwoordelyk dan verbaazend , moest<br />

hy gelooid hebben , dat de &rytnra)cne<br />

; Zee, in haare geheele uitgestrektheid van<br />

j de Kust van Africa af, tot die van Cam-<br />

! bodia, een groote Kom ware, zonder eeni­<br />

ge gemeenfchap met den Oceaan (V).<br />

Uit<br />

(u) PTOLEM. Geogr. Lib. VIL c. 3. 5. D'AN-<br />

YII.LE, Antiq. de Pinde, p. 187.<br />

(v) Deeze dvvaaling van PTOLEMEUS verdient,<br />

bnazender voorkomen, als wy bedenken, dat ny niet<br />

alleen kennis moet gehad hebben van 't geen 11 E R O-<br />

D o T u s verhaalt, wegens het omvaaren van Africa,<br />

op last van een der Egyptifche Koningen, Lib. IV.<br />

c. A; maar ook aan het gevoelen van ERATOSTHE-<br />

N E s , die beweerde , dat de groote uitgcftrektheid<br />

j van den Atlantifchen Oceaan de eenige zaak was,<br />

; die de gemeenfchap ter Zee tusfehen Europa en.Inj<br />

die belette ; STRABO , Geogr. Lib. I. p. 113. A.<br />

i Deeze dwaaling moet nogthans niet geheelenal PTO-<br />

I LEMEUS ten laste gelegd wbrden. HIPPARCHUS,<br />

. dien wy voor zyne Gids mogen houden, hadt geleeraard,<br />

dat de Aarde niet omringd wordt door een<br />

I geheel met elkander gemeenfchap hebbenden Oceaan;<br />

i maar dat dezelve gefcheiden is door verfchillende<br />

S. Landtongen, die den Oceaan verdeelen in veele groo-<br />

:i te Kommen; STRABO, Lib. I. p. 11. B. PTOLE-<br />

II MEUS, dit denkbeeld aangenomen hebbende, werd<br />

!l bewoogen om (taande te houden, dat een onbekend<br />

t Land zich uitltrekte van Catigara tot Prasfum, aan<br />

de Zuid-Oost kun van Africa; Geogr. Lib. VIL c.<br />

3 & 5. Naardemaal het Stelzel der Aardryks-<br />

I kunde van PTOLEMEUS algemeen werd aangenomen,<br />

verfpreidde zich ook deeze dwaaling. Overeen-<br />

II.<br />

AFDEE-<br />

LING.


128 O N D E R Z O E K<br />

IT. Uit de Verwarring deezer verwilderde<br />

AFDES- denkbeelden, in welke de berigten van on­<br />

LING. kundige, of op fabelen verzotte, Reizigers<br />

de Aardrykskunde van PTOLEMEUS gedompeld<br />

hebben , heeft de Heer D'AN­<br />

VILLE Orde poogen te fcheppen , en ,<br />

met veel fchranderheids, begrippen gevormd<br />

ten aanziene van eenige hoofdiiggingen ,<br />

die het voorkomen hebben van welgegrond<br />

te zyn. Het Schiereiland Malacca is ,<br />

volgens hem, het Gouden Cherfonefus van<br />

PTOLEMEUS; maar, in ftede van de ftrekking,<br />

welke hy daar aan gegeeven heeft,<br />

weeten wy, dat het eenige Graaden na het<br />

Oosten loopt, en dat de Kaap Romania,<br />

deszelfs Zuidlykfte Uithoek, meer dan een<br />

Graad ten Noorden van de Linie ligt. —<br />

De Golf van Stam merkt hy aan als de<br />

Groote Baay van PTOLEMEUS ; maar de<br />

ligging van de Oostzyde van die Baay,<br />

met Catigara overeenkomende, is, met de<br />

daad,<br />

eenkomdig met dezelve, leerde de Arabifche Aardryksbefchryver<br />

EDRISS», die iil de Twaalfde Eeuw<br />

fchreef, dat een aaneengehegte (treek Lands zich<br />

Oostwaards uitdrekt'e van Sofala aan de Africaanfche<br />

Kust,tot deeze zich vereenigde met eenig gedeelte<br />

van het vaste land in Indie; D'ANVILLE, Antiq.<br />

p. 18/. — By het eerde Deel des Werks, getyteld:<br />

Gesta. Dei per Francos, is een oude en zeer ruwe<br />

Kaart van den bewoonbaaren Aardbodem gevoegd ,<br />

getekend naar dit denkbeeld van PTOLEMEUS. D


WEGÉNS O U D I N D I E . iap<br />

daad; zo veele Graaden ten Noorden van H.<br />

den Equator , als hy dezelve ten Zuiden \FDEEftelde.<br />

Behalven dit , vermelde hy een LING.<br />

Landftad* waar aan hy den naam geeft van •<br />

Thince of '$ina Metropolis. De Lengte,<br />

welke hy daar aan toekent, is honderd en<br />

tachtig Graaden Van den eerden Meridiaan<br />

over de Gelukkige Eilanden getrokken , en<br />

het verfte punt in 't Oosten waar toe de<br />

Ouden ter \Zee gekomen waren ; de Breedte<br />

gist hy op drie Graaden ten Zuiden de<br />

Linie, indien wy met den Heer D'AN­<br />

VILLE befluiten, dat de ligging van Sinhoa<br />

, in het Westlykfte gedeelte van het<br />

Koningryk Cochin • China dezelfde is, met<br />

die van Sinas Metropolis, heeft PTOLE­<br />

MEUS , in de plaatsbepaaling, zich niet minder<br />

dan vyftig Graaden in de Lengte, en<br />

twintig in de Breedte, vergist (u>).<br />

Tingit gedeelte des Onderzoeks, zo wel<br />

als in de Kaart, vervaardigd om hetzelve op<br />

te helderen, heeft men de Aardrykskundige<br />

begrippen van den Heer D'ANVILLE, aan<br />

welke de Heer RENNELL het zegel zyner<br />

goedkeuring hing (x), aangenomen. Maar<br />

de Heer GOSSELIN heeft onlangs een<br />

werk uitgegeeven (3?), waarin hy de Stel­<br />

sels Van ERATOSTHENES, STRABO en<br />

P T 0-<br />

(w) PTOLEM. Geogr. Lib. VII. c. 3. D'AN-<br />

VILLE Limit es du "Monde connues aux Anciens<br />

au de la Gange. Mem de Litèrat. XXXII. p. 604.'<br />

Ant. de Pinde, Supplem. I. p. 161, &c.<br />

f» RENNELL, Introd. p. XXXIX.<br />

(y) GOSSELIN, Geographie des Grecs analyjiej<br />

I


II.<br />

AFDEE'<br />

LING.<br />

130 O N D E R Z O E K<br />

PTOLEMEUS met elkander vergelykt, en<br />

met de kundigheden, welke de Hedendaagfche<br />

Aardryksbefchryvers verkreegen hebben<br />

; in welk geleerd en vernuftig Werk<br />

hy van zynen Landsgenoot , ten aanziene<br />

van veele bepaalingen door deezen gemaakt,<br />

verfchilt. Volgens den Heer GOSSKLIN,<br />

is het Magnum Promontorium, het Groote<br />

Foorgebergte, 't welk D'ANVILLE voor<br />

Kaap Romania houdt aan het Zuideinde<br />

van het Schiereiland Malacca , het Punt<br />

Bragu, aan den mond van de groote Rivier<br />

Ava, digt by 'c welk hy Zaba plaatst,<br />

door D'ANVILLE en door BARROS (Z)<br />

veronderfteld gelegen te zyn aan de Straat<br />

Sincapura, of Malacca. — De Magnus Si~<br />

nus, of Groote Baay van PTOLEMEUS,<br />

houdt hy voor dezelfde met de Golf van<br />

Martaban,en niet de Golf van Siam, volgens<br />

de bepaaling van D'ANVILLE. De<br />

ligging van Catigara beantwoordt, gelyk<br />

hy poogt te bewyzen , aan die van Mergui<br />

, eene groote Haven aan de Westkust<br />

van het Koningryk Siam , cn hy wil dac<br />

Thina of Sina Metropolis, door D'ANVIL­<br />

LE zo verre als Sin-hoa, in het Koningryk<br />

Cochin • China geplaatst , gelegen is<br />

aan dezelfde rivier als Mergui, en nu den<br />

naam draagt van Tana Serim. — De lba~<br />

dij Infula van PTOLEMEUS , die D'AN­<br />

VILLE Helt Sumatra te weezen, beweert<br />

hy dat een dier kleine hoopen Eilandjes is,<br />

(x) Dcead. II. Lib. FL c, li<br />

wel-


WEGENS OUD INDIE. 131<br />

welke aan dit gedeelte van de kust van IL<br />

Siam liggen (a).<br />

AFDEE"<br />

Volgens het Stelzel van den Heer cos- LI KG.<br />

SELIN, voeren de Ouden nimmer door de<br />

Straat van Malacca, hadden geen kennis<br />

van het Eiland Sumatra , en waren geheel<br />

onkundig van den Oosterfchen Oceaan.<br />

Indien deeze begrippen eenigen myner<br />

Leezeren welgegrond voorkomen, moet<br />

de Zeevaart en de Koophandel der Ouden<br />

Op indie in nog veel enger paaien omfchreeven<br />

worden , dan ik 'er aan heb<br />

toegedaan. Uit Aijeen Akbery fT)<br />

leeren wy , dat Cheen de oude naam was<br />

van het Koningryk Pegu: dewyl dat Land<br />

grenst aan de Ava waar GOSSELIN hec<br />

Groot Voorgebergte plaatst, zal deeze groote<br />

gelykvormigheid van naamen , misfchien,'<br />

zyn denkbeeld fchynen te bevestigen , dac<br />

Sinte Metropolis, of Thina, gelegen was<br />

aan die Kust, en niet zo verre Oostwaards<br />

als D ' A N V I L L E ftelc (V). J<br />

De<br />

(a) GOSSELIN, Geographie des Gr eet analyfée;<br />

-p. 137 - 148.<br />

(b) Vol. II. p. 7.<br />

(O Naardemaal de Aardryksb'efchryving van PTO­<br />

LEMEUS, de Oostlyke Verdeeling van Af.a betreffende<br />

, meer met dwaalingen opgevuld, duisterder en te»<br />

jgenftrydiger is dan eenig ander gedeelte van zyn Werk,<br />

en dewyl alle de Handfchriften van 't zelve , beide<br />

Griekfche en Latyrifche, zeer onnaauwkeurig zyn in<br />

de twee Hoofdftukken, die de befchryving bevatten'<br />

van de Landen over de Ganges, heeft de Heer D AN-<br />

VILLE, in zyne Verhandeling over de Grenzen der<br />

wereld,den Ouden over de Ganges bekend,zich meer<br />

I a toe-


II.<br />

AFDEE-<br />

LING.<br />

132 O N D E R Z O E K<br />

De dwaalingen van PTOLEMEUS, wegens<br />

de afgelegene gedeelten van Afia ,<br />

hebben zich te zigtbaarder vertoond door<br />

een verkeerd gevoelen der Hedendaagfchen<br />

daarop als geënt. Sin te,. de verfte plaats<br />

vermeld in zyne Aardryksbefchryving, heeft<br />

zulk eene overeenkomst in klank met China,<br />

den naam by welken het grootfte en<br />

befchaafdfte Ryk in 't Oosten , onder de<br />

Europeaanen, bekend is, dat zy, toen zy<br />

eerst daar aan kennis kreegen, te voorbaarig<br />

beflooten , dat dit een en het zelfde<br />

was; ingevolge hier van veronderflelde men<br />

dat China by de Ouden bekend geweest<br />

was, fchoon geen ftuk zekerder fchynt te<br />

gaan dan dat zy ter Zee nooit verder kwamen<br />

dan de uitgeflxektheid door my aan<br />

hunne Scheepvaart toegekend.<br />

In deezer voege de Ontdekkingen van<br />

Indie naagegaan hebbende , welke de Ouden<br />

toegegeeven in gisfingen, dan wy aantreffen in de andere<br />

naafpeuringen van dien omzigtigen Aardryksbefchryver.<br />

Hy bouwt desgelyks meer dan anders op<br />

de overeenkomlten tusfehen de oude en hedendaagfche<br />

Naamen der Plaatzen , fchoon hy ten allen tyde, misfchien<br />

, eene te groote neiging betoone, om deeze af te<br />

leiden, en 'er op af te gaan. Deeze overeenkomlten<br />

Zyn, in de daad, menigmaal zeer treffend, en hebben<br />

hem tot gelukkige ontdekkingen gebragt. Maar, in het<br />

gebruik zyner Schriften, kan ik niet naalaaten te ontdekken,<br />

dat eenige Naamen, door hem vermeld, verrè<br />

gezogt zyn, en op verbeelding rusten. Wanneer ik<br />

hem volg, heb ik alleen zodanige gevolgtrekkingen<br />

aangenomen, als my toefcheenen met zyne gewoone<br />

naauwkeurighcid te Itrooken. . Dit is de XXXII<br />

Aantekening van ROBER'TSON.


WEGENS O U D I N D I E . 13$<br />

den ter Zee deeden, zal ik vervolgens on­ II»<br />

derzoeken welke vermeerdering van kennis fVFDEEdeezes<br />

Lands zy te land verkreegen. Het LING.<br />

blykt (gelyk ik voorheen vermeld heb.)<br />

dat 'er vroegtyds een Handel op Indie<br />

gedreeven wierd door de Landfchappen<br />

langs de Noordlyke Grenzen llrekkende.<br />

De veelvuldige Voortbrengzels en gewerkte<br />

Stoffen van Indie werden te land gevoerd<br />

in de binnenfte gedeelten der Perfifche<br />

Heerfchappye, of langs de bevaarbaare<br />

Rivieren, die door Opper-Afia vloeijen,<br />

na de Caspifche Zee gebragt, en van daar<br />

na de Euxinifche. Terwyl de Opvolgers<br />

van S E L E U C U S de Heerfchappy van het<br />

Oosten behielden, bleef dit de wyze waar<br />

op zy hunne Onderdaanen de Goederen<br />

van indie bezorgden. — Wanneer de Romeinen<br />

hunne vermeesteringen zo verre<br />

hadden uitgebreid , dat de Euphraat de<br />

Oostlykfte Grensfcheiding van hun Ryk<br />

uitmaakte , vonden zy deezen Handel nog<br />

gevestigd ; en vermids dezelve hun eene<br />

nieuwe gemeenfchap met het Oosten opende<br />

, waar door zy een meerderen toevoer<br />

van voortbrengzelen tot voldoening der<br />

in top gevoerde Weelde ontvingen , werd<br />

het een voorwerp hunner Staatkunde dien<br />

Handel te befchermen, en<br />

digen.<br />

aan te moe­<br />

Naardemaal de optocht der Caravaanen,<br />

of Gezelfchappen van Kooplieden , die<br />

reisden na de. Landen, van waar zy de<br />

kostbaarfle gewerkte Stoffen, inzonderheid<br />

Zyde-ftoffen, ontvingen, dikwyls geftoord<br />

I 3 ei i


jr.<br />

AFDKË<br />

LING.<br />

134 O N D E R Z O E K<br />

en gevaarlyk werden door de Parthen, die<br />

zich meester gemaakt hadden van alle de<br />

Landfchappen (trekkende van de Caspifche.<br />

Zee tot dat gedeelte van Scythie, ol\ Tartarye,<br />

't welk aan China grenst, poogden<br />

de liomeinen deeze Gen eenfc hap veiliger<br />

te maaken dour eene Ohderhafldelirig mee<br />

een de: Mi i i phei var dat gr >ote R.yk.<br />

By de Griekfche , ol\' Romeinfche, Schryvers<br />

't is waar vinden wy deswegen geene<br />

voetllappen ; onze Kundigheid des betreffende<br />

is geheel ontleend uit de Chineefche<br />

Gefchiedboekeis, die ons berigten dat<br />

AN TOUN, (Keizer MAKCUS ANTO-<br />

NIUS.) de Koning des Volks aan den<br />

Wester Oceaan , ten dien einde een Gezantfehap<br />

afvaardigde aan OUN-II, die<br />

over China geboodt , in het honderd en<br />

zes en zestigile jaar der Christlyke Jaartellinge<br />

(d); welke de uitflug was deezer<br />

onderneeminge is niet bekend, en kunnen<br />

wy, gevolglyk, niet zeggen of dezelve zulk<br />

eene gemeenfchap gemaklyker maakte tusfehen<br />

deeze twee wydafgelegene Volken,<br />

als diende tot een gereeder vervulling der<br />

wederzydfche behoeften. De toeleg was<br />

zeker niet onwaardig aan den verlichten<br />

Romeinjchen Keizer , aan welke dezelve<br />

Wordt to-gefchreeven.<br />

Het is blykbaar, dat, in het voortzetten<br />

deezes Handels op China , een groot gedeel-<br />

(jT) Memoires fiir les Liaifons & le Commerce des<br />

Romair,s avec Is Tart art s cff les Chinois ,par M. DE<br />

«UIGNES. Mem. de Literat. XXXII. p. 355. &C.


WEGENS O U D I N D I E . 135<br />

deelte van de wyduitgeftrekteLandfchappen, II.<br />

ten Oosten van de Caspifche Zee, moest 1 iFDEEdoorgetrokken<br />

worden. En fchoon het LING.<br />

voornaamfte roerze!, om die verre Reis- -<br />

tochten te onderneemen , winst ware, moeten<br />

'er, nogthans, onder deeze Gelukzoekers,<br />

lieden' van een weetgierigen aart en<br />

bekwaamheid geweest zyn, die hunne aan»<br />

dagt van de voorwerpen des Handels konden<br />

aftrekken, om dezelve op andere, van<br />

een algemeener belang, te vestigen. Van<br />

hun kreeg men zodanige berigten, en onderwierp<br />

dezelve aan het <strong>onderzoek</strong> der<br />

kundigen, als PTOLEMEUS in ftaat ftelde<br />

om eene befchryving te vervaardigen van<br />

de verafgelegene Gewesten van Afia (V),<br />

volkomen zo naauwkeurig als die van verfcheide<br />

Landen, van welke hy , uit hoofde<br />

van derzelver nabyheid , veronderfteld<br />

mag worden onderfcheidener kundfehap bekomen<br />

te hebben. •— Het verfte punt<br />

Oostwaards, waar toe zyne kennis van-die<br />

gedeelte van Afia uitflrekte, is Sera Metropolis,<br />

't welk, uit verfcheide omftandigheden,<br />

blykt te zelfder plaatze gelegen te<br />

hebben als Kant- cheou,eene Stad van eenige<br />

aangelegenheid in Chen-fi, het Westlykfte<br />

Landfchap des Chineefchen Ryks.<br />

Deeze Stad plaatst hy op de Lengte van<br />

honderd zeven en zeventig Graaden en vyftien<br />

Minuuten , bykans drie Graaden ten<br />

Westen van Since Metropolis , door hem<br />

befchreeven als de uiterfte grenspaal van<br />

Afia<br />

(e) PXOLEM. Lib, FI. c. 11—18.<br />

I 4


136 O N D E R Z O E K<br />

II. Afia ter Zee ontdekt —- En bepaalde zich<br />

AFDEE- de kennis van PTOLEMEUS wegens dit<br />

LING gedeelte van Afia niet alleen tot dat ge-<br />

, deel te door 't welk de Caravaanen verondersteld<br />

mogen worden rechtftrceks op hunne<br />

reize Oostwa-.rds getrokken te zyn ; hy<br />

hadt desgelyks eenig algemeen onderrigc<br />

omtrent veiTcheide Volken Noordwaards<br />

gelegen, die, volgens de plaatzing, welke<br />

hy daar aan toefchrjft , gedeelten befloegen<br />

van de groote vlakte van Tartarye,<br />

zich veel verder uittrekkende dan Lasfa<br />

, de Hoofdftad van Thibet, en de Verblyfplaats<br />

van den Dalai Lama.<br />

De Breedten van verfcheide Plaatzen ,<br />

in dit gedeelte van Afia, zyn door PTOLE­<br />

MEUS, met zulk eene ongemeene maate<br />

van naauwkeurigheid, opgegeeven, dat wy<br />

niet wel kunnen twyfelen of zy rusten op<br />

daadlyke waarneemingen. Uit veele voorbeelden<br />

, ten bewyze hier van, zal ik drie<br />

van de Plaatzen uitkiezen, gelegen in zeer<br />

onderfcheidene gedeelten van het Land ,<br />

met welks befchouwing wy ons bezig houden.<br />

De Breedte van Nagara aan de Rivier<br />

Cophenes, (heden Attock,) is, volgens<br />

PTOLEMEUS, twee en dertig Graaden en<br />

dertig JVJinuuten , 't welk volkomen zamenftemt<br />

met de waarneeming van een Ooster.'-ch<br />

Aardryksbefchryver. door den Heer<br />

D'ANV


WEGENS O U D I N D I E . 137<br />

door hem bepaald op negen en dertig Graaden<br />

en vyftien Minuuten. Volgens de A<br />

Starrekundige Tafelen van ULUG-BEG ,.<br />

den Kleinzoon van TIMUR, die in rieezë _<br />

Stad zyn Koninglyken Zetel hielde,is dezelve<br />

negen en dertig Graa'en en zeven en<br />

dertig Minuuten (g> De Breedte van<br />

Sera Metropolis is by PTOLEMEUS ach:<br />

en dertig Graaden en vyftien Minuuten ;<br />

die van Kant cheou wordt door de . Zendelingen<br />

der Jefuiten op negen en dertig<br />

Graaden gelteld. — Ik heb deeze treffen,<br />

de voorbeelden van de overeenkomst zyner<br />

Berekeningen , met die door hedendaagfche<br />

Waarneemingen zyn opgegeeven,<br />

bygebragt, om twee redenen. De eene,<br />

om dat zy klaar aanwyzen , dat deeze verafgelegene<br />

deelen van Afia met geene geringe<br />

maate van oplettenheid waren 1<br />

II.<br />

FDEEonderzogt;<br />

de andere, dewyl ik geen gering<br />

genoegen voel , om , naa dat ik my genoodzaakt<br />

gevonden heb, verfcheide dwaalingen<br />

en gebreken in de Aardryksbefchryving<br />

van PTOLEMEUS aan te wyzen ,« regt<br />

te laaten wedervaaren aan eenen Wysgeer,<br />

die zo veel heeft toegebragt tot verbetering<br />

van deeze Wee ten fchap. De nukken, door<br />

my aangevoerd , draagen het doorflaandst<br />

blyk, zo wel van de uicgeltrektheid zyner<br />

kennisneeming als van de juistheid zyner.<br />

befluiten, ten opzigte van Landen , hem ,<br />

uit hoofde van derzelver verren afftand,<br />

minst bekend.<br />

o t<br />

*<br />

(g-) Tab. Geogr. apud HUDSON. Geogr. Minor-es,<br />

III. p. 145.<br />

I 5


133 O N D E R Z O E K<br />

HL Tot dus verre heb ik myne naafpeurin-<br />

AFDEE- gen, wegens de kennis, die de Ouden van<br />

LING. Indie hadden , bepaald tot het Vasteland,<br />

Ik zet my thans, om te overweegen, welke<br />

Ontdekkingen zy gedaan hadden van de<br />

Eilanden, gelegen in verfcheide gedeelten<br />

van den Oceaan, die 't zelve omringt, en<br />

maak een aanvang me-c Taprobane, het<br />

grootfle en aangelegenfle van allen. Dit<br />

Eiland ligt zo rechtflreeks in den koers<br />

der Zeevaarenden, die het verder dan Kaap<br />

Comorin waagden, inzonderheid wanneer<br />

zy , volgens de oude wyze van Scheepvaart,<br />

zelden zich van de Kust verwyderden<br />

, dat de ligging van 't zelve , gelyk<br />

men veelligt zou denken, met de uiterfte<br />

naauwkeuiigheid moest bepaald weezen. —<br />

Vóór den tyd van ALEXANDER DEN<br />

GR o o TEN was de naam van Taprobane<br />

onbekend in Europa. In gevolge van de<br />

rustlooze weetgierigheid met welke die Vorst<br />

elk Land, 't geen hy vermeesterde of beïogt,<br />

fchynt men 'er eenig berigt van ge*<br />

ireegen te hebben. Zints zynen tyd, beeft<br />

sykans elk Schryver over de Aardryks­<br />

]<br />

kunde daar van gewaagd; doch hunne ver j<br />

]<br />

malen, des betreffende, zyn zo verfchil.<br />

J<br />

end,en menigwerf zo tegenitrydig, dat wy<br />

I<br />

•ezwaarlyk kunnen gelooven, dat zy het<br />

elfde Eiland befchryven.<br />

2<br />

STRABO, de oudfte Schryver thans<br />

V oor handen, by wien wy eenig byzonder<br />

V erflag van het Eiland Taprobane aantreff<br />

;n , verzekert dat het zo groot was als<br />

l Irittanje, en gelegen op den afftand van<br />

ze-


WEGENS OUD INDIE. 139<br />

zeven, of, volgens anderer opgave, van twintig<br />

dagen zeilens van den Zuidlykften Uithoek<br />

des Indifchen Schiereilands : van<br />

waar hy, ftrydig met het geen wy weeten<br />

dat de weezenlyke ligging deezes Eilands<br />

is, 't zelve befchryft als zich Westwaards<br />

meer dan vyfhonderd Stadiën uititrekkenr<br />

de (/?)•<br />

POMPONIUS MELA, een Schryver m<br />

tydopvolging de naaste aan STRABO, is<br />

onzeker of hy Taprobane zou aanmerken<br />

als een Eiland, of als het begin eener andere<br />

Wereld: maar dewyl niemand, fchryft<br />

hy , het ooit omgezeild heeft, fchynt hy<br />

het meest tot het laatstgemelde gevoelen<br />

over te hellen (ï).<br />

PLINIUS verfchaft ons eene breedvoeriger<br />

befchry ving van Taprobane, die , in<br />

ftede van 'er meer lichts over te verfpreiden<br />

, alles , wat dit Eiland betreft , met<br />

meer duisternis omwindt. Naa de veelvuldige<br />

en llrydige gevoelens der Griekfche<br />

Schryveren opgegeeven te hebben , berigt<br />

hy ons, dat, door den Koning van dat Eiland,<br />

Gezanten gezonden werden aan Keizer<br />

CLAUDIUS, uit welken de Romeinen verfcheide<br />

voorheen onbekende dingen wegens<br />

dit Eiland verhamen: in 't byzonder<br />

dat 'er vyfhonderd Steden op 't zelve waren,<br />

en dat, in 'c middenpunt, een Meir was<br />

van drie honderd en vyf en zeventig Myler<br />

(K) STRABO, Lib. II. p- 124. B. p. 180. B. p<br />

102. A. Lib. XV. p. 1012. B.<br />

CO POMP. MELA, de Situ Orbis, Lib.III. c 7<br />

II.<br />

AFDEE-<br />

LING.


II.<br />

AFDEE<br />

LING,<br />

i4o O N D E R Z ' O E K<br />

len in den omtrek. Deeze Gezanten fton-<br />

- den verfteld op 't gezigt van den Groot en<br />

Beer en de Pleiades, Geftarnten , die zich<br />

. aan hunnen Hemel niet vertoonden ; nog<br />

meer waren zy ontzet, als zy vernamen,<br />

dat hunne Schaduwen na het Noorden weezen,<br />

en de Zon aan hunne {linkerhand opkwam,<br />

en aan hun rechterhand onderging.<br />

Zy verzekerden ook, dat, in hun Land, de<br />

Maan nimmer gezien wierd dan vóór den<br />

achtften dag naa Nieuwe Maan, en alleen<br />

tot den> zestienden zigtbaar bleef (F).<br />

Vreemd, in de daad, dat een Schryver, zo<br />

verftandig als PLINIUS, alle deeze byzonderheden<br />

verbaalt zonder eenige aanmerking<br />

daar op te maaken , en inzonderheid<br />

niet opi.ierkt, dat het geen deeze Gezanten<br />

vertelden, wegens het fchynen der<br />

Maane , op geene plaats des Aardbodems<br />

kon waar weezen.<br />

PTOLEMEUS, fchoon zo naby aan den<br />

tyd van PLINIUS leevende, fchynt geheel<br />

geene kennis van diens befchryving van<br />

Taprobane gehad, of iets van het Gezant,<br />

fchap aan Keizer CLAUDIUS, geweeten te<br />

hebben. Hy plaatst dit Eiland tegen over<br />

Kaap Comorin, op geen grooten afftand<br />

van het Vasteland, en befchryft het als van<br />

het Noorden na het Zuiden ftrekkende ter<br />

lengte van niet minder dan vyftien Graaden,<br />

twee van welken hy ten Zuiden van<br />

den Equator ftelt, en indien zyne opgave<br />

van de afmeeting juist geweest ware, mogt<br />

hec,<br />

(/F) PLINIUS, Nat. Hifi. Ui. VI. c. 22,


WEÖENS OUD INDIE. 141<br />

het, ten aanziene der grootte, regtmaatig li:<br />

met Brittanje vergeleeken worden (7). AFDEE-<br />

AG.\ THEMERUS, die laater dan PTO­ LING.<br />

LEMEUS fchreef, en wel bedreeven was<br />

in diens Aardrykskunde, houdt Taprobane<br />

voor het grootfte van alle Eilanden, en geeft<br />

Brittanje flegts de tweede plaats (m).<br />

Uit deeze verfcheidenheid der befchryvingen,<br />

door de oude 'Schryvers opgegeeven,<br />

is het geenzins te bevreemden, dat de<br />

hedendaagfchen zeer verfchillende gevoelens<br />

omhelsd hebben, ten opzigte van het Eiland<br />

in den Indif'chen Oceaan, 't geen men<br />

voor hetzelfde zou houden met het Taprobane<br />

der Grieken en Romeinen. Naardemaal<br />

en PLINIUS en PTOLEMEUS<br />

't zelve opgeeven als voor een gedeelte<br />

ten Zuiden van den Equator liggende, beweeren<br />

eenige Geleerden , dat Sumatra<br />

het Eiland is, 't welk aan deeze befchryving<br />

beantwoordt. Maar de groote afftand<br />

van Sumatra van het Schiereiland van<br />

Indie ftemt niet overeen met eenig berigt,<br />

door de Griekfche of Romeinfche Schry.<br />

vers gegeeven, wegens de ligging van Ta.<br />

probane, en wy hebben geen blyk dat de<br />

Scheepvaart der Ouden zich immer tot<br />

Sumatra uitftrekte. -Het meer algemeen<br />

aangenomen gevoelen is, dat het Taprobant<br />

dei<br />

(/) PTOL. lib. VIL c 4. D'ANVILLE, Ant. di<br />

Pinde, p. 142.<br />

(m) Lib. II.c. 8. apud HUDSON. Geogr. Minor<br />

Vol. II.


II.<br />

AF PEE<br />

LING.<br />

142 O N D E R Z O E K<br />

der Ouden, en het tegenwoordig Eiland<br />

Ceylon , voor 't zelfde moet gehouden worden<br />

; en, niet alleen de nabyheid aan het<br />

Vasteland van Indie , waar de algemeene<br />

gedaante van het Eiland , zo als dezelve<br />

wordt opgegeeven door PTOLEMEUS, alsmede<br />

de ligging van verfcheide Piaatzen<br />

öp 't zelve, fchenken aan dit gevoelen (ondanks<br />

verfcheide groote misdagen , waar<br />

van ik vervolgens zal fpreeken ,) eene<br />

groote maate van zekerheid.<br />

De andere Eilanden , ten Oosten van<br />

Taprobane, door PTOLEMEUS vermeld,<br />

zou men, (was zulk eene breedvoerigheid<br />

noodig,) kunnen toonen dat de Andamanfche<br />

en Nicobarfche Eilanden zyn in dé<br />

Golf van Bcngale.<br />

Naa dit lang, en, zo ik vreeze, vervee-<br />

Iend <strong>onderzoek</strong>, van de vordering door de<br />

Ouden gemaakt, in het opfpeuren der onderfcheide<br />

deelen van Indie. en naa opgegeeven<br />

te hebben hoe verre zy Oostwaards,<br />

of ter Zee of te Land, kwamen , zal ik<br />

eenige algemeene aanmerkingen voordraagen,<br />

wegens de wyze op welke zy hunne<br />

Ontdekkingen deeden , en de maate van<br />

vertrouwen waar mede wy mogen afgaan<br />

op hunne berigten deswegen ; 't geen<br />

ik met zo veel voordeels niet kon doen,<br />

voor dat ik deeze naafpeuring voleindigd<br />

had.<br />

De kunst om Kaarten te vervaardigen ,<br />

die of de gedaante der geheele Aarde, zo<br />

verre men dezelve onderzogt hadt, of die<br />

sran byzondere Landen, vertoonden, was, by<br />

de


W E G E N S OUD TNDIE. 143<br />

de Ouden, bekend ; en , buiten derzelver<br />

gebruik , om de verbeelding te hulpe te •<br />

komen, was het onmogelyk zich' een onderfcheiden<br />

denkbeeld van de eene of andere<br />

gevormd te hebben. Van eenige deezer<br />

Kaarten gewaagen H E R O D O T U S , en<br />

andere vroegtydige Griekfche Schryvers.<br />

Maar geene Kaarten, vóór die gemaakt werden,<br />

om de Aardrykskunde van P T O L E ­<br />

M E U S op te helderen, hebben onze dagen<br />

bereikt; in gevolge waarvan het zeer bezwaarlyk<br />

vak te begrypen, welke de betrekkelyke<br />

ligging was van de onderfcheidene<br />

Plaatzen, door de oude Aardryksbefchryvers<br />

vermeld; ten ware men door<br />

meeting des verzekering kreeg.<br />

[Dus heeft de Schryver van de Omvaart<br />

der Erpkrafche Zee de afftanden uitgemerkt<br />

van veele der Plaatzen door hem<br />

genoemd, met zulk eene naauvvkeurigheid,<br />

dat hy nader , dan 't geen men by eenig<br />

Schryver der Oudheid aantreft, komt by<br />

eene volkomene Opneeming van de Kust<br />

van Myos - hormus , aan de Westzyde van<br />

de Arabifche Golf, langs de Oevers van<br />

Ethiopië, Arabie, Perfie en Caramattie,<br />

tot den mond van den Indus, en van daar<br />

lan^s de Westkust van het Indisch Schiereiland<br />

tot Mufiris en Bar ace. Dit voege<br />

veel toe aan de waarde deezer korte Verhandeling<br />

. die , in alle andere opzigten,<br />

groote verdienden bezit. Het mag voor<br />

een opmerkelyk bewys van de uitgeftrekt-<br />

Héia en naauwkeurigheid der kundigheden<br />

van deezen Schryver, omtrent Indie,aangezien<br />

II.<br />

SLFDEE-<br />

LING.


AFDEE<br />

LING.<br />

H+ O N D E R Z O E K<br />

tl. zien worden , dat hy de éénigfte oudé<br />

.Schryver is, die blykt eenigermaate kennis<br />

gehad te hebben van de groote verdeeling<br />

, des Lands, welke nog plaats heeft, te<br />

weeten Eigenlyk Indofian ; bevattende de<br />

Noordlykfte Landfchappen van het Schiereiland<br />

en Deccan , behelzende de Zuidlyke<br />

Gewesten. „ Van Barygaza," fchryft<br />

hy , ,-, ftrekt het Vasteland Zuidwaards ;<br />

„ van hier wordt dit Land Dachinabades<br />

„ geheeten : want, in de taal des Lands,<br />

ü noemt men het Zuiden Dachanos " (#). ]<br />

Zo ras, egter, de wyze om de ligging<br />

van ieder Plaats uit te merken door de'opgave<br />

der Lengte en Breedte was ingevoerd,<br />

en algemeen werd aangenomen , kon elke<br />

ligging zeer kort en weetkundig befchreeven<br />

worden. Maar dan nog hangt de<br />

naauwkeurigheid van deeze nieuwe haudelwyze,<br />

en het voordeel, 't welk de Aardryksbefchryving<br />

daar van trekt, af van dé<br />

wyze , op welke de Ouden de Lengte en<br />

Breedte der Plaatzen berekenden.<br />

Schoon de Ouden , om de Lengte en<br />

Breed-<br />

(«) Perip. Mar. Erythr. p. 29. Dewyl de Grieken<br />

en- Romeinen, als zy een vreemden naam overnamen,<br />

altoos daar aan eenen uitgang gaven byzonder<br />

aan hunne Taal eigen, 't weïk de Taalvorming<br />

dier beide taaien eenigermaaie noodzaaklyk maakte ,<br />

is het blykbaar dat Dachanos het zelfde is met Decïan,<br />

welk woord tot nog dezelfde betekenis heeft •<br />

;n nog de Naam is van die Afdeeling des Schier'<br />

:ilands. De Noordlykfte Grensfcheiding van Deccan<br />

j s tegenwoordig de Rivier Nerbiiddah, wasr ook<br />

)nze Schryver dezelve plaatst; Perip. ibid. Dit<br />

i s de XXXIII Aantekening van ROBEUTSO*


WEfJErts OUD INDIE. 145<br />

Breedte der Plaatzen te bepaalen , op dezelfde<br />

beginzelen afgingen als de Hedendaagfchen,<br />

gefchiedde het, nogthans, door<br />

middel van Werktuigen veel flegter van<br />

maakzel dan die men thans gebruikt , en<br />

zonder die keurige oplettenheid op elke<br />

omftandigheid , welke invloed kan nebben<br />

op de juistheid eener waarneeming ; eene<br />

oplettenheid waar van eene langduurige ondervinding<br />

alleen de noodzaaklykheid kan<br />

aanwyzen. Ter bepaaling der Breedte van<br />

eenige Plaats, namen de Ouden de Middaghoogte<br />

der Zonne waar, of door de fchaduw<br />

van een rechtftandigen Zonnewyzer, of<br />

door een Astrolabium ; hier door viel het<br />

gemaklyk te berekenen hoe veele Graaden<br />

en Minuuten de Plaats der Waarneeminge<br />

af was van den Equator. Als zy zich van<br />

geen deezer middelen konden bedienen, leiden<br />

zy de Breedte eener Plaats af uit dé<br />

beste berigten , welke zy zich wisten té<br />

verfchaffen van de lengte des langden dags<br />

aldaar.<br />

Ten opzigte van het bepaalen der Lengte<br />

eeniger Plaatzen, vonden zy zich meer<br />

verlegen : dewyl 'er maar ééne foort van<br />

Verfchynzelen aan den hemel was , tot welken<br />

zy de toevlugt konden neemen. Deeze<br />

waren de Maansverduisteringen (want<br />

de Zonsverduisteringen werden niet genoegzaam<br />

begreepen om ze dienstbaar te maaken<br />

tot eenige oogmerken der Aardrykskunde)<br />

; het verfchil tusfehen den tyd op<br />

welken eene Maansverduistering waargenomen<br />

was, te beginnen en te eindigen op<br />

K- twéé<br />

ïï.<br />

AFDÉE-<br />

m


II.<br />

AKDEE-<br />

LING.<br />

146 O N D E R Z O E K<br />

twee onderfcheide Plaatzen , gaf terftond<br />

het verfchil tusfehen de Meridmanen dier<br />

Plaatzen. Maar de moeilykheid om deeze<br />

waarneemingen met mauwkeurigheid te<br />

doen, en de onmogelykheid om ze dikwyls<br />

te herhaalen, deeden ze van zo weinig gebruik<br />

in de Aardrykskunde worden , dat de<br />

Ouden , ter bepaaling van de Lengte ,<br />

meest daadlyke opneemingen moesten te<br />

baat neemen, of zich vergenoegen met de<br />

losfe berigten, die zy ontvingen uit de berekeningen<br />

der Zeevaarenden, of de dagboeken<br />

der Reizigeren.<br />

Maar, hoewel de Ouden , door behulp<br />

der bovengemelde bewerkingen, de ligging<br />

der Plaatzen met eene vry groote maate<br />

van naauwkeurigheid te land konden bepaalen<br />

, is het zeer onzeker of zy eenig middel,<br />

dan geheel niet, hadden, om dit ter Zee<br />

te doen. De Zeelieden der Oudheid fchynen<br />

zich zeldzaam van Starrekundige Waarneemingen<br />

bediend te hebben. Zy bezaten<br />

geene Werktuigen gefchikt voor eene beweegende<br />

en onvaste plaats van Waameeming;<br />

en fchoon hunne gewoonte, om veelvuldig<br />

te landen , eenigermaate dit gebrek<br />

kon verhelpen, heeft egter, zo verre my<br />

bewust is , geen oud Schryver eenig berigt<br />

gegeeven van eene Starrekundige Waarneeming<br />

op hunne Scheepstochten gedaan.<br />

Het fchynt te blyken uit PTOLEMEUS,<br />

die eenige Hoofdftukken befleedt om te<br />

toonen op welk eene wyze de Aardrykskunde<br />

zou kunnen verbeterd . en de misflagen<br />

te regc gebragt worden, van de berigten


WEGENS OUD INDIE. 147<br />

teri der Zeelieden (V), dac alle hunne opgaven<br />

alieen op Rekening fteunden, en de<br />

gevolgen niec waren van Waarneeming.<br />

Zelfs mee alle de verbeteringen , welke<br />

de Hedendaagfchen gemaakt hebben in de<br />

Zeevaardkunde, weet men, dat deeze wyze,<br />

van het by' rkrekening te doen , zoo los<br />

en onzeker gaat, dac men daar uit, alleen,<br />

mee eenige aanmerkelyke maate van naauwkeurigheid,<br />

geen gevolg kan afleiden. By<br />

de Ouden moec deeze onnaauwkeurigheid<br />

veel groocer geweesc zyn ; dewyl zy gewoon<br />

waren, op hunne reizen, in ftede<br />

van een rechten koers te houden, die veel<br />

gemaklyker vale af te meeten , langs de<br />

kust om te zeilen; zy hadden geen Kompas,<br />

of eenig ander werktuig, waar mede<br />

zy de ligging van de eene Zeekusc, ten opzigte<br />

van de andere,konden bepaalen. Overeenkomfcig<br />

hier mede, vinden wy de ligging<br />

van veele Plaatzen, die wy mogen<br />

veronderilellen op Zee bepaald te zyn, met<br />

weinig juistheids vastgefteld.<br />

Wanneer, in gevolge van een daadlyk gedreeven<br />

Handel, de Havens van eenig Land<br />

dikwyls bezogt werden , kunnen de berekeningen<br />

van onderfcheidene Reizigers gediend<br />

hebben orti eenigermaate elkander te<br />

Verbeteren, en de Aardrykskundigen in ïtaat<br />

te Hellen , om hunne befluiten, met eene<br />

grooter nadering aan de waarheid , op te<br />

maaken. Maar in wydafgelegene Landen,<br />

die nimmer het tooneel waren van Krygsver-<br />

(0) PTOLEM. Lib. I. c. 7-14.<br />

K 2<br />

II.<br />

AFDBE­<br />

LING.<br />

• .4


II.<br />

AFDF-E-<br />

148 O N D E R Z O E K<br />

verrigtingen, noch bezogt werden van dïkwyls<br />

daar doortrekkende Caravaanen , is<br />

alles wilder en onbepaalder, en de overeenkomst<br />

tusfehen de Oude Befchryvingen<br />

van dezelve, en de daadlyke Gedaante, is<br />

menigmaal zo flaauw dat men dezelve bezwaarlyk<br />

konne vinden. Ook was de<br />

Breedte der Plaatzen , gelyk gereed te<br />

bevroeden is, in 't-algemeen, by de Ouden<br />

juister bekend dan derzelver Lengte. De<br />

Waarneemingen, welke de Breedte bepaalen,<br />

zyn eenvoudig, kunnen gemaklyk genomen<br />

worden , en ftaan voor niet veel<br />

dwaalings bloot. De Lengte kan men niet<br />

juist vastftellen, zonder meer zamengeftelde<br />

werkzaamheden, en het gebruik van Werktuigen<br />

volkomener dan eenige die de Ouden<br />

fchynen bezeten te hebben.<br />

[Schoon de oude Starrekundigen, in het<br />

afleiden van de Breedte der Plaatzen uit de<br />

Waarneemingen van de Zon of Starren, verfcheide<br />

verbeteringen verwaarloosd hebben,<br />

die zy hadden behooren te maaken, waren<br />

hunne opgaven zomtyds naauwkeurig op<br />

weinig Minuuten na; doch , op andere tyden,blykt<br />

het, dat zy tot twee of zelfs drie<br />

Graaden mistastten ; alles dooreen gerekend<br />

zouden zy, misfehien, op een halven Graad<br />

na , de waarheid getroffen hebben. Dit<br />

gedeelte van de oude Aardryksbefchryving<br />

zou, derhalven, draaglyk naauwkeurig mogen<br />

heeten, indien wy daarin een genoegzaam<br />

aantal van zulke bepaalingen aantroffen.<br />

Deeze egter waren verre van talryk te weezen,<br />

en fchynen zich alleen bepaald te<br />

heb-


WEGENS O U D I N D I E . 149<br />

hebben tot eenige der voornaamfte Plaatzen<br />

in Landen rondsom de Middellandfche<br />

Zee gelegen.<br />

Wanneer, by mangel van naauwkeurige<br />

Waarneemingen, de Breedte ontleend werd<br />

uit de Lengte van den langflen of koi'tften<br />

Dag, zo kon men, in geen van beide de<br />

gevallen , eene groote maate van juistheid<br />

verwagten, en allerminst in de nabyheid van<br />

den Equator. Een misflag van een vierendeel<br />

uurs, welke, zonder eene wyze om<br />

den tyd naauwkeuriger te meeten dan de<br />

oude Waarneemers konden gebruiken, niet<br />

gemaklyk te vermyden viel, kon, op die<br />

hoogte een misflag van vier Graaden in<br />

de bepaaling der Breedte veroorzaaken.<br />

Ten opzigte van de Plaatzen onder de<br />

Verzengde Luchtftreek, hadt men een ander<br />

midddel om zich van de Breedte te<br />

vergew'sfen; te weeten, door den tyd des<br />

Jaars waar te neemen wanneer de Zon toprecht<br />

boven eene plaats ftondt, of wanneer<br />

lichaamen, loodrecht op een vlakte<br />

gezet. geen Schaduw op den Middag gaven;<br />

de afftand der Zonne van den Eq'iator<br />

op dien tyd, welke bekend was uit de<br />

beginzelen der Starrekunde, was gelyk aan<br />

de Breedte van de Plaats. Wy hebben<br />

voorbeelden van het aanwenden deezes middels<br />

in de bepaaling der Parallellen van<br />

Syene en Meroe. De naauwkeurigheid ,<br />

welke deeze handelwyze toelaat , fchynt<br />

zich te bepaalen tot omtrent een halven<br />

Graad, en dit alleen op de veronderftelling,<br />

dat de Waarneemer ter plaatze zelve<br />

K 3 bfjfc;<br />

II.<br />

AFDEE-<br />

LING.


II.<br />

AFDEE<br />

LING.<br />

150 O N D E R Z O E K<br />

blyft; want, indien hy van de eene plaats<br />

. na de andere trok, en geene gelegenheid<br />

hadt om de waarneeming van, den eenen<br />

. dag door dien van den volgenden te verbeteren<br />

, zou hy zeer waarfchynlyk veel<br />

verder van de waarheid afdvvaalen.<br />

Wat de Lengte der Piaatzen betreft ,<br />

dewyl de Maansverduisteringen niet veelvuldig<br />

en zelden van gebruik konden zyn<br />

tot derzelver bepaaling, en alleen waar men<br />

Stirrckundigen vondt om die verfcbynzels<br />

met juistheid waar te neemen , mogen wy die<br />

wel onaangemerkt laaten, by het Onderzoek<br />

der Aardrykskunde van verafgelegene Landen.<br />

De verfchülen van de Meridiaanen<br />

der Plaatzen werden, daarom, oudtyds, geheel<br />

bepaald, door de Strekkingen en Afftanden<br />

der eene Plaats van de andere ; in<br />

gevolge hier van kwamen alle de misflagen<br />

der berekeningen, opneemingen, en wegwyzers,<br />

voornaamlyk op de Lengte neder,<br />

op dezelfde wyze als tegenwoordig op een<br />

Schip, 't welk geen middel heeft om de<br />

Lengte te vinden, behalven , door het vergeiyken<br />

van de LogJyn, met de waarneemingen<br />

van de Breedte ; hoewel met dit<br />

onderfcheid, dat de dwaalingen, voor welken<br />

de kundigfte Scheepslieden onder de<br />

Ouden bloot ftonden, veel grooter waren,<br />

dan de onkundigfte Schipper heden ten<br />

dage, met een Kompas voorzien, kan begaan.<br />

De Lengte van de Middellandfche<br />

Zee, in Graaden van Lengte, van de Pylaaren<br />

van Hercules tot de Baay van<br />

tsfus, Is minder dan veertig Graaden; maar,<br />

in


WEGENS O U D I N D I E . 151<br />

in de Kaarten van PTOLEMEUS,. meer dan<br />

zestig, en, in 't algemeen, zyn zyne Leng- .<br />

ten, gerekend van den Meridiaan van<br />

Alexandrie, inzonderheid Oostwaards, by- 1<br />

II.<br />

iFDEE»<br />

LING.<br />

kans in dezelfde evenredigheid verkeerd.<br />

Het blykt, dat,in vreemde Zeeën,de kusten<br />

dikwyls werden opgemaakt uit een onvolkomen<br />

berigt van de gezeilde aftanden,<br />

zonder de minite kennis van de trekkingen,<br />

of de treek, door't fchip gehouden.<br />

PTOLEMEUS, 't is waar , was gewoon<br />

omtrent een derde te tellen voor de bogtigheid<br />

van den Koers eens Schips (ƒ>);<br />

doch het is openbaar , dat de toepasfing<br />

van deezen algemeenen regel zelden tot een<br />

juist betuit bragt. Desaangaande hebben<br />

wy een doorteekend voorbeeld in de gedaante<br />

, welke die groote Aardrykskundige<br />

aan het Schiereiland van Indie geeft.<br />

Van het Voorgebergte Barygazenum tot<br />

de Plaats aangeduid door Locus unde fblyam<br />

in Chryfen navigantes , dat ii» van<br />

Suratte aan de Malabarfche Kust tot omtrent<br />

Narfapour op de Kust van Cormandel,<br />

is de aftand, gemeecen langs de Zeekust<br />

, ten naasten by dezelfde met die in<br />

de daad plaats heeft ; te weeten omtrent<br />

Vyfhonderd en twintig Mylen. Maar de<br />

misflag in de trekking is verbaazend;<br />

want de Malabarfche en Cormandelfchè<br />

Kust , in ftede van Zuid waards te loopen,<br />

en op Kaap Comorin elkander in een<br />

vry<br />

(ƒ>) PTOLEM. Geogr. Lib. I. c. 12.<br />

K 4


152 O N D E R Z O E K<br />

II. vry fcherpen hoek te fnyden , worden<br />

AFDEE- door PTOLEMEUS, bykans in dezelfde<br />

LING. rechte lyn, van hec Westen na het Oosten<br />

uitgeftrekt; een weinig na hec Zuiden afwykende.<br />

Deeze Kusc worde, ten zelfden<br />

tyde , uitgemerkt mee verfcheide ' Baayen<br />

en Voorgebergten ; in derzelver ligging<br />

ten naasten by overeenkomende<br />

men 'er daadlyk vindc.<br />

mee die<br />

Alle deeze omftandigheden, zamengenomen,<br />

wyzen ten klaarften aan, uic welke<br />

ftoffen de oude Kaarc van Indie werd zamengefteld.<br />

De Schepen , die de Kusc<br />

van dac Land bezogten , hadden aantekening<br />

gehouden van den tyd op welken zy<br />

van de eene na de andere Plaats onder<br />

zeil gingen, en opgemerkt , als zy hec<br />

ftrand langs voeren , aan welke zyde hec<br />

land lag , wanneer zy een Baay over/taken<br />

, of een Voorgebergte omzeilden. Dit<br />

gebrekkig dagverhaal , mee een onvolkomen<br />

berigc, misfehien van de Breedte van<br />

;en of twee Plaatzen , was waarfchynlyk<br />

il het onderrigt wegens de Kust van In.<br />

üe, 't welk PTOLEMEUS zich kon verghaffen.<br />

Dac hy een beeer zou hebben<br />

cunnen verkrygen van de Kooplieden, die,<br />

nee geen byzonder oogmerk om de KUSE<br />

i :e verkennen , voeren , zal ons niec verdonderen,<br />

als wy in aanmerking neemen,<br />

lac zelfs de beroemde Periplus van HANj<br />

ÜO een Aardryksbefchryver niec in ftaac<br />

;ou ftellen om de Kust van Africa met<br />

I iieer naauwkeurigheids af te. tekenen<br />

dan


WEGENS O U D I N D I E . 153<br />

dan PTOLEMEUS die van Indie gedaan II.<br />

heeft<br />

AFDEE-<br />

Met dit alles weet ik niet, of PTOLE­ L1NG.<br />

MEUS, onder het groot aantal Plaatzen ,<br />

welker ligging hy bepaald heeft, de waarheid<br />

in de Lengte van ééne zo naby komt,<br />

als hy daadlyk deedt in de bepaaling der<br />

Breedte van de drie Steden hier boven bygebragt<br />

, tot een treffend , fchoon niet<br />

zeldzaam, blyk van zyne naauwkeurigheid.<br />

Deeze waarneemingen beweegen my; om<br />

te blyven by een gevoelen door my elders<br />

voorgedraagen (V), dat de Grieken en<br />

Romeinen, in hun Handelgemeenfchap met<br />

Indie , zelden , of door nieuwsgierigheid,<br />

of door winzugt , gebragt werden om de<br />

meer Oostwaards gelegene deelen te bezoeken.<br />

Verfcheide byzonderheden komen<br />

ons te vooren tot ftaaving van dit denkbeeld.<br />

Schoon PTOLEMEUS den naam<br />

van Emporia geeft aan verfcheide Plaatzen<br />

gelegen op de Kust, die van den Oostlykften<br />

mond der Ganges na het uiterfle<br />

van het Gouden Cherfonefus ftrekt, is het<br />

onzeker , gelyk ik reeds heb opgemerkt,<br />

of wy uit deeze benaaming dezelve moeten<br />

aanmerken als Havens bezogt door Schepen<br />

uit Egypte, dan alleen door Schepen des<br />

Lands. Het verdient in opmerking genomen<br />

te worden, dat hy verder op dan het Gouden<br />

Cherfonefus maar van éênEmporium gewaagt<br />

,<br />

(?) Dit is de XXXIV Aantekening van R O B E RT S O N.<br />

(r) ROÏERTSON, Gefchiedenis van America,<br />

I. D. bl. iS. en 27.<br />

K 5


n.<br />

AFUF.I<br />

LiNG,<br />

154 O N D E R Z O E K<br />

waagt (Y) , 't geen duidlyk uicvvyst, dat<br />

- de Gemeenfchap met dat gedeelte van Indie<br />

niet veel betekend hebbe. Waren de<br />

- Scheepstochten uit de Arabifche Golf na<br />

deeze Gewesten van Indie zo veelvuldig<br />

geweest, dat zy PTOLEMEUS aanfpoorden<br />

om zo naauwkeurig de Lengte en<br />

Breedte der Plaatzen, door hem vermeld,<br />

op te geeven, hy moest, in gevolge derzelven,<br />

zulk een berigt ontvangen hebben als<br />

veele groote misdagen, door hem begaan,<br />

zou hebben voorgekomen. Was het gebruiklyk<br />

geweest Kaap Comorin om te vaaren<br />

, en de Baay van Bengale tot den<br />

mond van de Ganges op te zeilen, eenige<br />

der oude Aardryksbefchryveren zouden niet<br />

zo onzeker geweest zyn, en andere zo grof<br />

niet misgetast hebben, ten aanziene van de<br />

ligging en grootte des Eilands Ceylon. Indien<br />

de Kooplieden van Alexandrie dikwyls<br />

de Havens bezogt hadden van het<br />

Gouden Cherfonefus , en van de Groote<br />

Baay , moesten de befchryvingen , door<br />

PTOLEMEUS daar van gegec ven, meer overeengekomen<br />

hebben met derzelver waare<br />

gedaante , en kon hy niet geloofd hebben<br />

dat verfcheide Plaatzen over de Linie lagen<br />

, die men met de daad eenige Graaden<br />

aan deeze zyde van dezelve aantreft.<br />

Maar , fchoon de Scheepvaart der Ouden<br />

zich niet uitgeftrekt hebbe tot het verder<br />

gelegene Indie , zyn wy verzekerd ,<br />

dat verfcheide Voortbrengzels van dat Land<br />

in<br />

CO PTOLËM. Geogr. Lib, Vil. c. 2,


WEGENS OUD INDIE. 155<br />

in Egypte gevoerd, en van daar na Rome<br />

en andere deelen van hec Keizerryk ge- t<br />

bragt, wierden. Uic omftandigheden, reeds<br />

door ons vermeld , hebben wy grond om .<br />

te belluiten , dat men deeze in Schepen<br />

des Lands na Mufiris bragt, en na andere<br />

Havens op de Malabarfche Kust , die,<br />

ten dien dage, de Stapelplaatzen des Handels<br />

mee Egypte waren. — In een Land<br />

van die uitgeftrektheid als Indie , in 't<br />

welk de Natuurlyke Voortbrengzels veelvuldig<br />

zyn , en eene groote verfcheidenheid<br />

verkrygen door vlytbetoon en kunstbewerking,<br />

moet een daadlyke binnenlandfche<br />

Handel , zo ter Zee als te Land ,<br />

vroegtyds ftand gegreepen hebben tusfehen<br />

de onderfcheide Gewesten. — By de oude<br />

Schryvers ontmoeten wy daar van eenige<br />

fpooren ; en waar de bronnen van<br />

kundfehap zo weinig eri fchaars zyn, moeten<br />

wy ons vergenoegen met deeze aanduidingen.<br />

Onder de verfcheide Rangen,<br />

of Casten , in welken het Volk in Indie<br />

verdeeld was , werden de Kooplieden als<br />

een byzondere vermeld (f)\ waar uit wy<br />

mogen opmaaken, dat de Koophandel een<br />

der gevestigde Bezigheden, of Beroepen, by<br />

de Lieden diens Lands geweest hebbe. —<br />

Uit den Schryver van de Omvaart der Erythrafche<br />

Zee leeren wy , dac de lnwoonders<br />

van de Kust van Cormandel, mee<br />

hunne eigene Schepen Handel dreeven mee<br />

die van de Malabarfche ; dac de binnen-<br />

(0 Pt IN. Nat. Hht. Lib. VI. c. 22.<br />

land-<br />

II.<br />

kFDËE-<br />

LING.


156* O N D E R Z O E K<br />

II. landfche Handel van Barygaza groot was £<br />

AFDEE- en dac men , in alle Jaargetyden, een aan­<br />

LING.<br />

tal van Schepen des Lands aantrof in de<br />

Haven van Mufiris («). — STRABO onderrigc<br />

ons , dac de kostbaarfte Voortbrengzels<br />

van Taprobane gevoerd wierden<br />

na de onderfcheidene Emporia, of Marktplaaczen,<br />

van Indie (V). Op deeze wyze<br />

kreegen de Egyptifche Handelaars die Goederen<br />

, en konden dus hunne reis binnen<br />

hec Jaar volbrengen , die veel langer zou<br />

hebben moeten duuren, hadt dezelve zich<br />

zo verre Oostwaards uitgeftrekc als men<br />

doorgaans veronderftelt.<br />

Uit dit alles krygt het eene groote waarfchynlykheid,<br />

dat PTOLEMEUS het berigt,<br />

wegens de Oostlykfte gedeelten van Indie,<br />

waarop hy zyne berekeningen grondde<br />

, niet zo zeer gekreegen hebbe door<br />

een rechtitreekfche en geregelde gemeenfchap<br />

tusfehen Egypte en deeze Gewesten,<br />

dan wel uit de befcheiden van eenige<br />

weinige Waaghalzen, die, dooreen onderneemzieken<br />

geest gedreeven, of door winzugt<br />

aangezet, buiten de gewoone grenzen<br />

der Scheepvaart gingen.<br />

Hoewel , zints den Leeftyd van PTO­<br />

LEMEUS, de Handel op Indie bleef aanhouden<br />

door het voorige Kanaal, en beide<br />

Rome, de oude Hoofdftad des Ryks ,<br />

en Confiantinople, de nieuwe Zecel des<br />

Beftuurs , de kostbaare Voortbrengzelen<br />

diens<br />

(u) Peripl. Mar. Erythr. p. 30 en 34,<br />


WEGENS OUD INDIE. 157<br />

diens Lands, door de Kooplieden van A- II.<br />

lexandrie, kreegen, hebben wy, nogthans, AFDEEtot<br />

de Regeering van Keizer JUSTINIA- LING.<br />

NUS geen nieuwe onderrigting, wegens de<br />

Gemeenfchap met het Oosten ter Zee ,<br />

noch van de vorderingen gemaakt in de<br />

ontdekking van deszelfs verafgelegene Gewesten.<br />

Onder JUSTINIANUS deedt COSMAS,<br />

een Egyptisch Koopman, zyn handel dryvende,<br />

verfcheide reizen na Indie,van waar<br />

hy den bynaam van Indicopleustes kreeg 5<br />

doch naderhand Tiet hy, door eene verandering<br />

niet ongewoon in die bygeloovige<br />

Eeuw , alle tydlyke belangen vaaren , en.<br />

gaf zich aan het Kloosterleeven over. In<br />

de eenzaamheid en ledigheid van de Klooster<br />

- cel , fchreef hy verfcheide Werken;<br />

één derzelven, door hem met den tytel van<br />

Christlyke Plaatsbefchryving vereerd, heeft<br />

onzen tyd bereikt. Het hoofdoogmerk deezes<br />

Werks is het gevoelen te beftryden van<br />

die Wysgeeren , die ftaande houden , dat<br />

de Aarde eene Klootfche gedaante heeft,<br />

en te bewyzen, dat dezelve een langwerpig<br />

Vlak is, twaalf duizend Mylen in de Lengte<br />

van het Oosten na het Westen, en zes'<br />

duizend Mylen in de Breedte van het Noorden<br />

na het Zuiden, omringd door hoog(<br />

wallen, overdekt met het Uitfpanzel ah<br />

met een verwelfzel ; dat de verwisfelin^<br />

van dag en nagt veroorzaakt wierd dooi<br />

een Berg van eene verbaazen de hoogte<br />

gelegen in het uiterfle van het Noorden<br />

rondsom welken de Zon zich bewoog<br />

dat


ir.<br />

AFDEE<br />

LING.<br />

158 O N D E R Z O E K<br />

dat, Wanneer dezelve zich aan de eene zyde<br />

van dien Berg vertoonde , de Aarde<br />

verlicht was, en, als zy zich aan de ande-<br />

. re zyde verborg , de Aarde in duisternis<br />

gedompeld wierd (w~). — Dan, te midden<br />

van deeze verwilderde hersfenfehimmen ,<br />

meer voegende aan de ligtgeloovigheid van<br />

zyn Kloosterleeven, dan aan 't gezond verftand,<br />

't geen hy in zyn voorig Beroep betoonde,<br />

fchynt coSMAS te vernaaien wat<br />

hy zelve op zyne Reizen hadt waargenomen<br />

, of van anderen verdaan; en dit met<br />

alle opregtheid en waarheidsliefde.<br />

Het blykt, dat hy wel kennis gehad hebbe<br />

aan de Westkust van het Indifche Schiereiland<br />

, en noemt verfcheide Plaatzen op<br />

dezelve gelegen : hy befchryft die als de<br />

voornaamfte zetel des Peperhandels, en gewaagt<br />

in 't byzonder van Male, als een<br />

der meest bezogte Havens ter verkryging<br />

van die Koopwaaren (x). Van Male is<br />

het waarfchynlyk, dat deeze zyde des Vastenlands<br />

den hedendaagfehen Naam van Malabar<br />

ontleend, en dat de Eilanden, daar<br />

digt by gelegen, dien van de Maldivcs gekreegen<br />

hebben Uit hem leeren wy ook,<br />

dat het Eiland Taprobane, 't geen hy veronderftelt<br />

op een geiyken afftand te liggen<br />

van de Perfiaanfche Golf ten Westen, en 1<br />

het Land der Sina ten Oosten, in gevolge<br />

van deeze gereede ligging , een groote<br />

S ta-<br />

fV) COSMAS apild MONTFAUCON, Colkctt<br />

Patrum II. p. 113. &c. 138.<br />

O) COÏM. Lib. II. p. 138. Lib. XI. p. 337,


WEGENS OUD INDIE. 159<br />

Stapelplaats des Handels geworden was; dat<br />

derwaards gebragt wierd de Zyde van de Si- 1<br />

na, en de kostbaare Speceryen van de Oosterfche<br />

Landen, welke men van daar voer- -<br />

de na alle de deelen van Indie, na Perfie<br />

en na de Arabifche Golf. Aan dit Eiland<br />

geeft hy den naam van Sielediha Qf) ,<br />

dezelfde met dien van Selendib of Serendiby by welken het door 't geheele Oosten bekend<br />

is.<br />

Aan dien zelfden COSMAS zyn wy het<br />

eerfte berigt verfchuldigd, dat 'er een nieuwe<br />

Mededinger voor de Romeinen, in den<br />

Handel, zich opdeedt in de Indifche Zeeën.<br />

De Perfen, naa het Ryk der Parthen<br />

overweldigd, en de volgreeks hunner<br />

oude Monarchen herfteld te hebben,<br />

fchynen den afkeer hunner Voorvaderen<br />

van de Zee geheel te boven gekomen te<br />

zyn , en vroegtyds fterke poogingen gedaan<br />

te hebben , om deel te krygen in<br />

den winstryken handel op Indie. Alle de<br />

voornaame Havens van Indie werden bezogt<br />

door Handelaars uit Perfie, die, voor eenige<br />

voortbrengzels huns eigen Lands by de<br />

)ndiaanen gewild en gezogt, de kostbaare<br />

Indifche Goederen kreegen, die zy de<br />

Perfifche Golf opbragten, en, door middel<br />

van de groote Rivieren, de Euphraat en<br />

de Tigris , verfpreidden in alle Gewesten<br />

huns Ryks. Naardemaal de reis van Perfie<br />

na Indie veel korter was dan die van<br />

Egypte, met minder kosten, en minder gevaars<br />

,<br />

GO Co sa. Lik. XL p. 336.<br />

II.<br />

FDEE-<br />

LING.


II.<br />

AFDEE*<br />

LING.<br />

260 O N D E R Z O E K<br />

vaars, vergezeld ging, nam de Gemeenfchap,<br />

tusfehen die twee Landen , zeer fchielyk<br />

toe. CoSMAS brengt eene byzonderheid<br />

by , welke hiervan ten fpreekenden bewyze<br />

ftrekt. In de meeste Steden van eenigen<br />

naam in Indie, vondt hy Christen-<br />

Kerken opgerigt, waarin de Dienst verrigt<br />

wierd door Priesters geordend door<br />

den Aartsbisfchop van Seïeucia, de Hoofdftad<br />

des Per/ifchen Ryks, en die aan diens<br />

Regtsgebied onderworpen bleeven (z~) —<br />

Indie blykt in dit Tydperk meer bezogt<br />

geweest te zyn, dan ten tyde van PTO­<br />

LEMEUS; een grooter getal Vreemdelingen<br />

zette 'er zich neder, 't Is nogthans merk<br />

waardig, dat, volgens het verflag van cos-<br />

MAS, geen deezer Vreemdelingen gewoon<br />

waren de Oostlykfte Gewesten van Afia<br />

te bezoeken; maar zich te vrede hielden<br />

hunne Zyde , hunne Speceryen, en andere<br />

kostbaare Voortbrengzels, te ontvangen zo<br />

als dezelve in Ceylon ingevoerd werden ,<br />

en van daar na de onderfcheide Marktplaatzen<br />

van' Indie gebragt (a).<br />

De veelvuldigheid der openbaare vyandlykheden<br />

tusfehen de Keizers van Conflantinople<br />

en de Monarchen van Perfie, gepaard<br />

met de aangroeiende mededinging<br />

hunner Onderdaanen in den Handel op Indie,<br />

gaf gelegenheid tot eene Gebeurtenis,<br />

welke eene groote verandering in de natuur<br />

van dien Handel veroorzaakte. Naarde-<br />

(s) Co SM. Lib. III. p. 178.<br />

(0) COSM. Lib. XI. p. 33?.


WEGÉNS O U D I N D I E . 161<br />

demaal het gebruik der Zyde, 7.0 in Kleeding<br />

als tot Huiscieraad', altengskens algemeenet<br />

werd ten Hove der Griekfche Keizeren<br />

, die de Vorften van Afia in fchitterenden<br />

luister van Hofhouding paayolgden<br />

en overtroffen ; en dewyl China .<br />

waar, volgens het eenpaarig getuigenis der<br />

Oosterfche Schryveren. de Zyde-teelt oorfpronglvk<br />

bekend was (£), nog het éénig<br />

Land bleef, 't welk die kostlyke Waar<br />

uitleverde, wisten de Perfen^. zich bedienende<br />

van de voordeelen , welke hunne<br />

ligging hun gaf boven de Kooplieden van<br />

de Arabifche Golf, deezen den voet te<br />

ligten op alle Marktplaarzen van Indie ,<br />

werwaards de Zyde ter Zee uit het Oosten<br />

gebragt werd. Het desgelyks in hunne<br />

magt "hebbende, om de Caravaanen ,<br />

die, om het Griekfche Ryk van Zyde te<br />

voorzien, te land na China trokken door<br />

de Noordlykfte Landfchappen huns Koningryks,<br />

lastig te vallen en af te fnyden,<br />

trokken zy dien geheelen Handeltak aan<br />

zich. Confïantinople nu werd afhangelyk<br />

van eene mededingende Magt ten aanziene<br />

van een Artykel , 't geen de Weelde<br />

aanzag als onmisbaar tot verfraaijing en<br />

opfchik , en diensvolgens flerk zogt.<br />

Met de greetigheid, Opkooperen eigen,<br />

deeden de Perfen den prys van de Zyde<br />

tot zulk eene verbaazende hoogte Hijgen<br />

(/), dat JUSTINIANÜS, 'er niet ah<br />

leen<br />

(F) HERBELOT, BiMioth. Oriënt. Art HIRIR.<br />

{/) PROCOP. Hiit. Jrean. c. 25.<br />

L<br />

II.<br />

AFDEE­<br />

LING.


162 O N D E R Z O E K<br />

II. leen op gefield, om een voldoenden en zeker-<br />

AFDEE-<br />

LING.<br />

gaanden toevoer te' krygen eener Koopwaare<br />

van een onmisbaar gebruik geworden,<br />

maar ook begeerig om den Handel zyner<br />

Onderdaanen re ontheffen van de verdrukkingen<br />

zyner Vyanden , zyn best deedt,<br />

om , met hulpe van zynen Bondgenoot ,<br />

den Christen Monarch van Abysfinie, een<br />

gedeelte van den Zyde-handel den Perfen<br />

te ontweldigen. Deeze onderneeming mis­<br />

A. D. lukte hem. Doch, toen hy 't het minst<br />

S5i. . verwagtte, verkreeg hy, door eene onvoorziene<br />

gebeurtenisje, eenigermaate het voorwerp<br />

zyner wenfchen.<br />

Twee Perfifche Monniken , als Zendelingen<br />

, afgevaardigd na eenige der Christen<br />

Kerken , volgens het berigt van cos-<br />

MAS in verfcheide deelen van Indie opgerigt<br />

, waren doorgedrongen tot het Land<br />

van de Seres, of China. Daar zagen zy<br />

het fpinnen der Zydewormen, en kreegen<br />

kennis aan alle de werkzaamheden der Menfcben,<br />

om het Voortbrengzel van deezen<br />

worm tot zo veelerlei fraaije Stoffen te<br />

vervaardigen. — Het vooruitzigt op winst,<br />

of misfchien een verontwaardigingvolle<br />

yver, verwekt door deezen ryke winst aanbrengenden<br />

Handeltak in handen van ongeloovige<br />

Volken te zien , zette hun aan<br />

om na Conftantinople weder te keeren.<br />

Hier verklaarden zy by den Keizer den oorfprong<br />

der Zyde, als mede de onderfcheidene<br />

wyzen van die te bereiden en te verwerken;<br />

verborgenheden tot dus lang on-<br />

be-


WEGÉNS OUD INDlÈ. ió"3<br />

bekend , of zeer onvolkomen in Europa<br />

begreepen*<br />

Aangemoedigd , door 's Keizers milde<br />

beloften , hamen zy het op zich een genoegzaam<br />

aantal van deeze wonderbaare<br />

ïnfecfen, aan welker arbeid de Mensch zo<br />

veel verfchuldigd is , in de Hoofdftad<br />

brengen. Zy volvoerden dit door de Eytjes<br />

van den Zydeworm in een hol riet<br />

te verbergen. Deeze werden uitgebroed<br />

door de warmte van een mesthoop, en<br />

gevoed met de bladeren van den wilden<br />

Moerbezieboom; zy vermenigvuldigden, en<br />

werkten op dezelfde wyze als in die Lugtflxeeken<br />

, waar zy eerst de voorwerpen wa*<br />

ren van der Menfchen aandagt en bezorging<br />

(d). Welhaast kweekte men, in verfcheide<br />

deelen van Griekenland, byzonder<br />

in Peloponefus, deeze Infecten in grooten<br />

getale. Op Sicilië ondernam men vervolgens,<br />

met een even gunftïgen uitflag, het<br />

teelen van Zydewormen, en het werd, van<br />

tyd tot tyd, in verfcheide Stéden van Italië<br />

gevolgd. Op alle deeze plaatzen rigtte<br />

men Handwerken op, en hieldt ze aan den<br />

gang met de Zyde, daar vallende. De vraag*<br />

om Zyde uit het Oosten nam gevolglyk af;<br />

de Onderdaanen der Griekfche Keizeren<br />

waren niet langer genoodzaakt zich tot de<br />

Perfen te vervoegen om voorraad van Zyde<br />

te verkrygen, en 'er greep een verbaazende<br />

verandering plaats in den aart des Handel*<br />

09 PROCOP. de Bello Gothit. Lib. lF. a. i? t<br />

L a<br />

It.<br />

AFDEE­<br />

L-IN G.


II.<br />

AFDEE»<br />

LING.<br />

i64 ONDERZ. WEGENS O. I.<br />

delgemeenfchaps tusfehen Europa en Indie<br />

(ƒ).<br />

(e) De invoering van de Zydewormen in Europa<br />

en de uicvverkzels , welke dezelve voortbragt , kwamen<br />

onder 'c oog van den Heer GIBBON, by het<br />

fchryven der Gefchiedenisfe van Keizer JUSTINIAnus,<br />

en, fchoon dit een byzonder geval was, flegts<br />

van een ondergefchikt aanbelang , te midden van de<br />

groote menigte der gewigtige gebeurtenisfen. die zyne<br />

aandagc moesten bezig houden, heeft hy deeze byzonderheid<br />

naagegaan met eene naauwkeurigheid, die<br />

eere zou aangedaan hebben aan een Schryver die geen<br />

hooger bedoeling hadt. Vol. IV. p. 71, &c. 't Is hitr<br />

niet alleen, dat ik my verpligt vind hem deeze verdienlle<br />

toe te kennen. Het onderwerp myns Onderzoeks<br />

heeft my meennaalen gebragt op een grond ,<br />

door hem betreeden, en ik heb fteeds licht ontvangen<br />

uit de vlytigheid en het oordeel, met welke hy dien<br />

hadt opgenomen.<br />

G E


GESCHIEDKUNDIG<br />

ONDERZOEK<br />

WEGENS<br />

OUD INDIE.<br />

DERDE- AFDEELING.<br />

DE GEMEENSCHAP MET INDIE, ZINTS<br />

DE r.E MAG TI GING VAN EGYPTE DOOR.<br />

DE MAHOMEDAANEN, TOT DE ONT­<br />

DEKKING VAN DEN WEG OM DE<br />

KAAP DE GOEDE HOOP, EN DE<br />

VESTIGING DER POR T U GE E'<br />

SCME IIEERSCHAPPY IN HET<br />

OOSTEN.<br />

O mtrent tachtig Jaaren naa den dood van JJ T_<br />

JUSTINIANUS, viel 'er eene gebeur- A F J 3Ê B.<br />

tenis voor, die eene nog veel grooter Om- L i K G ><br />

wenteling in de Gemeenfchap van Europa ,<br />

roet het Oosten te wege bragt. MAHO-<br />

MED fchynt , door het verkondigen van<br />

eenen nieuwen Godsdienst , zyne Landsgenooten<br />

met een nieuwen geest bezield, en<br />

de vonken van verborgene driften en bekwaamheden<br />

ontftooken te hebben. Het<br />

grootfte gedeelte der Arabieren , van de<br />

L 3 vroeg-


III.<br />

AFDEE<br />

LING.<br />

A. D.<br />

640.<br />

i66 O N D E R Z O E K<br />

vroegte tyden af, voldaan met Volks Onafhangeiykheid<br />

en Perlbonlyke Vryhcid ,<br />

paste hunne Kameelen op , of kweekte<br />

- Palmboomen , binnen de paaien van hun<br />

eigen Schiereiland, en hadden weinig Gemeenfchaps<br />

met de rest des Menschdoms,,<br />

dan alleen wanneer zy uitrukten om een<br />

Caravaan te plunderen, of een Reiziger te<br />

berooven. In eenige ftrecken , nogthans,<br />

hadden zy eenen aanvang gemaakt, om den<br />

arbeid des Landbouws, en de drukte des.<br />

Koophandels, te voegen by de bezigheden 1<br />

des Herderlyken Leevens. Alle deeze rangen<br />

van Menfchen betoonden , toen zy<br />

aangevuurd waren door de geestdrift, welke<br />

de aanmaaningen en het voorbeeld van<br />

MAHOMED hun inbliezen, op eenmaal al<br />

den yver van Zendelingen, en de eerzugt<br />

van Overmeesteraarcn. Zy verfpreidden de<br />

Leer van hunnen Propheet, en breidden de<br />

Heerfchappy van diens Opvolgers uit, van<br />

de Oevers der Atlantifche Zee tot de<br />

grenzen van China, met eene fnelheid van<br />

voorfpoed, waarvan de Gefchiedenis des<br />

Menschdoms geen wedergade oplevert.<br />

Egypte was een der eerfte vermeesteringen<br />

van de Mahomedaanen ; en , daar zy<br />

zich, in dat uitlokkend Land, nederzetten,<br />

en 't zelve in bezit hielden , werden de<br />

Grieken uitgeflooten vau alle Gemeenfchap<br />

met Alexandrie, werwaards zy zo lang<br />

heenen toogen, als de groote Marktplaats,<br />

van Indifche Goederen. Dit was de eenige<br />

uitwerking niet , welke de voortgang<br />

der Mahomedaanfche wapenen hadt op<br />

den


WEGENS OUD INDIE. i6><br />

den Koophandel van Europa met Indie<br />

gedreeven. De Arabieren hadden , vóór<br />

hun inval in Egypte, het groote Perfifche<br />

Ryk te ondergebragt, en 't zelve aan de<br />

Heerfchappye hunner Caliphs toegevoegd.<br />

Zy vonden hunne nieuwe Onderdaanen bezin-<br />

met het voortzetten van dien uitgebreiden<br />

Handel op Indie, en het Land ten<br />

Oosten van Indie gelegen, welks begin en<br />

voortgang in Perfie ik reeds vermeld heb;<br />

zy bevroedden dermaate de groote^ voordeelen<br />

daar aan verbonden, dat zy 'er in begeerden<br />

te deelen. Naardemaal de werkzaame<br />

vermogens van 's Menfchen geest,<br />

wanneer zy tot veel beduidende poogingen<br />

in één geval opgewekt zyn, bekwaamst<br />

gevonden worden om met kragt in andere<br />

rVningen te werken , werden de Arabieren,<br />

van doldriftige Oorlogshelden, welhaast<br />

veel onderneemende Kooplieden. : Zy<br />

voeren voort den Koophandel op Indie te<br />

dryven door het voorige Kanaal van de<br />

Perfifche Golf', doch het gefchiedde met<br />

dat vuur zo kenmerkend eigen aan alle de<br />

eerfte onderneemingen van MAHOMED'S<br />

Naavolgeren. Binnen korten tyd kwamen<br />

zy veel verder dan de oude grensperken<br />

der oude Scheepvaart, en bragten veele<br />

der kostbaarfte Goederen van het Oosten,<br />

rechtftreeks uit de Landen , die dezelve<br />

voortbragten. — Om al het voordeel, uit<br />

de verkoop ontftaande, op een te hoopen,<br />

deedt de Caliph OMAR (a) , weinig jaaren<br />

O) HERBELOT, Billiot 1<br />

. Odeut, Art. BAS RA H.<br />

L 4<br />

III.<br />

Ui DEE­<br />

LING.


m.<br />

AFDKE-<br />

LING.<br />

168 O N D E R Z O E K<br />

ren naa de vermeestering van Perfie, da<br />

Stad Bas fora fh'gten , aan den Westlyken<br />

oever van den grooten Stroom , gevormd<br />

door de vereeniging van de Euphraat en<br />

de Tigris, met oogmerk om deeze twee<br />

Rivieren , langs welken de Goederen , uit<br />

Indie gebragt, van alle de deelen van Afia.<br />

gevoerd werden , in bedwang te houden.<br />

Deeze -gelegenheid was zo wel uitgekoozen<br />

, dat Basfora , in korten tyd, eene<br />

Handelplaats wierd • die naauwlyks voor<br />

Alexandrie behoefde te wyken.<br />

Dit algemeen verflag , ten opzigre van<br />

den Handel der Arabieren op Indie , 'c<br />

welk alles is , 't geen de Gefchiedfchryvers<br />

van dit Tydperk ons opleveren, wordt<br />

bevestigd en opgehelderd, door het Verhaal<br />

eener Reize üit de Perfifche Golf na<br />

het Oosten , gefchreeven door een Arabisch<br />

Koopman , in den Jaare DI11LI der<br />

Christen Jaartcllinge , omtrent twee Eeuwen<br />

naa dat Perfie onderworpen werd aan<br />

de Caliphs , en uitgelegd door de Verklaaring<br />

van een anderen Arabier , die<br />

mede de Oostïyklte deelen van Afia bezogr.<br />

Dit keurig Verhaal, 't geen ons in<br />

ftaat ftelt om eene gaaping in de Gefchiedenis<br />

der Haiidelgemeenfchap met Indie<br />

aan te vullen , verfchaft ftoffe tot eene<br />

meer byzondere befchryving van de Ontdekkingen<br />

der Arabieren in het Oosten ,<br />

en- van de wyze op welke zy dezelve<br />

deeden.<br />

[Naardemaal ik veel gebruik van dit Verhaal<br />

zal maaken, kan ik niet naalaaten om<br />

voor-


WEGENS O U D I N D I E . 169<br />

.vooraf iets te zeggen tot ftaaving van IIT.<br />

cltszelfs betwiste egtbeid. Deeze Reis, \FDEE"<br />

met de Waarneemingen van ABU ZEID LING.<br />

AL HASSAN van Siraf, werd uitgegeeven<br />

door den Heer RENAUDOT (h). Dewyl<br />

deeze Uitgeever , in zyne Aanmerkingen ,<br />

de Letter- -en Staatkunde der Chineefen met<br />

geheel andere kleuren voorftelt , dan ze<br />

vertoond waren in de fchitterende befchryvingen<br />

, door eene blinde bewondering der<br />

Jefuiten uitgegeeven, hebben twee yverige<br />

Zendelingen de egtbeid van deeze Verhaaien<br />

in twyfel getrokken , en beweerd ,<br />

dat de Schryvers nooit in China geweest<br />

waren (c). Eenige Geleerden in Engeland<br />

koesterden desgelyks eenige twyfelingen<br />

over derzelver egtheid : dewyl RE­<br />

NAUDOT geene aanduiding hadt gegeeven<br />

van het Handfchrift door hem vertaald,<br />

dan dat hy het vondt in de Boekery vun<br />

den Graaf DE SEIGNELAY. Maar, vermids<br />

niemand het Handfchrift, zints dien<br />

tyd, gezien hadt namen de twyfelingea<br />

toe, en de Heer RENAUDOT werd be-<br />

fchul-<br />

(b) Onder den Ty tel van, Anciennes Relations des<br />

Iiuks, & de la Chine, de deux Foyageurs Maho-<br />

•methans, qui y allerent dans le Ncurieme Siècle ,<br />

traduit de Arabe, avi c remarqw s J'nr les princtpaux<br />

endroits de ces Relations , 1718. Dewyl ik geene<br />

Fravfche Uitgave bezat, heb ik myne Aanhaahngen<br />

gedaan volgens, de Engelfche Overzetting.<br />

(c) Vader PREMARE , Lcttr. édiliantes & e%rïeufès,<br />

Tom. XIX. p. 420, &c. en Vader PAREN-<br />

NIN, Ibid. Tom. XXI. p. 158» &c.<br />

L ï


AFUEt<br />

i?o O N D E R Z O E K<br />

in. fchuldigd met het misdryf van bedrog.<br />

. Dan de Handfchriften van COLBERT ter<br />

bewaaring overgegeeven zynde in 's Ko-<br />

. nings Boekery, gelyk, (ten gelukke der<br />

Letterkunde,) de meeste byzondere Verzamelingen<br />

van Handfchriften in Frankryh<br />

gedaan zyn , ontdekte de Heer DE GUI­<br />

GNES, naa lang zoekens, het eigende<br />

Handfchrift , waar toe de Heer RENAU­<br />

DOT wyst. Het blykt gefchreeven te zyn<br />

in de Twaalfde Eeuwe (V).<br />

Het Verhaal der twee Arabifche Reizigeren<br />

wordt, in veele byzonderheden, gestaafd<br />

door hunnen Landsgenoot MASSOU-<br />

DI, die eene Verhandeling uitgaf over de<br />

Algemeene Gefchiedenis, aan welke hy de<br />

wonder vreemd klinkenden Tytel geeft van<br />

Weiden van Goud en Mynen van Juweelen,<br />

honderd en zes jaaren laater gefchreeven.<br />

Uit hem ontvangen wy desgelyks<br />

zulk een verflag van Indie, in de Tiende<br />

Eeuwe, waar uit blykt , dat de Arabieren,<br />

toen ten tyde, eene uitgebreide kunde<br />

van dat Land gekreegen hadden.<br />

Volgens zyne Befchryving was het Schiereiland<br />

van Indie verdeeld in vier Koningryken.<br />

— Het eerde bedondt uit de Landfchappen<br />

aan den Indus gelecgen, als mede<br />

aan de Rivieren die in den Indus vallen<br />

; de Hoofddad was Moultan. — De<br />

Hoofdftad van het tweede Koningryk was<br />

Canoge, deeze blykt, uic de nog zigtbaare<br />

overblyfzelen , eene zeer groote Stad<br />

ge-<br />

(d) jfwnal des Scavans, Dcc. 1764.. p. 315. &c.


WEGENS OUD INDIE. 171<br />

geweest te zyn (e). Om een denkbeeld III,<br />

van de Volkrykheid deezer 'Stad te geeAFDEEven , verzekeren de Indifche Gefchiedfchry- LING.<br />

vers, dat 'er dertig duizend winkels waren<br />

in welke men de Betel - noot verkogt, en<br />

zestig duizend benden van Speellieden en<br />

Zangers, die eene belasting aan den Staat<br />

opbragten (ƒ). — Hec derde Koningryk<br />

was Cachemire. MASSOÜDI is, voor zo<br />

verre ik weec , de eerfte Schryver , die<br />

van dit Paradys van Indie gewaagt , waar<br />

van hy eene korte doch juiste befchryving<br />

geeft. — Het vierde is het Koningryk van<br />

Guzerate, 't geen hy vertoont als hec<br />

grootfte en magtigfte; en hy ftemt mee de.<br />

twee Arabifche Reizigeren overeen in aan<br />

de Soevereinen van 't zelve den naam van<br />

Balchara te geeven. — 't Geen MAS-<br />

SOUDI wegens Indie verhaak, is te opmerkenswaardiger,<br />

dewyl hy zelve dat Land<br />

bezogt (g). MASSOUDX bevestigt wac<br />

de twee Arabifche Reizigers gezegd hebben<br />

, wegers de groote vorderingen der<br />

Indiaanen in de Srarrekunde. Naar zyn<br />

verhaal was 'er, -onder de Regeering van<br />

BRAHMAN, den eerften Monarch van Indie,<br />

een Tempel gebouwd met cwaalf Toorens<br />

, verbeeldende de Twaalf Tekens van<br />

den Zodiak; en ia welken eene afbeelding<br />

was van alle de Scarren, zo als zy zich<br />

aas<br />

(Y) RENNELL'S Mem. p. 54.<br />

(ƒ) FERIS.HÏA,vertaald door oow,Yol. Lp.32.<br />

(2O Notices & Extrnits des Manvfcrits de laBiiliotheque<br />

du ii'ji. Tom. I. p. o, 10.


a.<br />

AFDEE-<br />

LING.<br />

172. O N D E R Z O E K<br />

aan het Uitfpanzel venoonen. Onder dezelfde<br />

Regeering werd hec beroemde Sind*<br />

Hind opgeteld , 'c welk de uitneemendlte<br />

Verhandeling van de Indifche Starrekunde<br />

fchynt te weezen (h). — Een ander<br />

Arabisch Schryver, die omtrent het<br />

midden van de veertiende Eeuw fchreef,<br />

verdeelt Indie in drie Deelen; het Noordlykfte<br />

alle de Landfchappen aan den Indus<br />

bevattende. — Hec Middelde zich van Guzerate<br />

tot de Ganges uittrekkende , —<br />

en het Zuidlykfte,' door hem Comar geheeten,<br />

naar Kaap Comorin (i). J<br />

Schoon zommigen zich verbeeld hebben,<br />

dat de wonderbaare eigenfchap van den<br />

Zeilfteen , door welke dezelve zulk eene<br />

kragt geefc aan een Naald of een dun<br />

Yzerdraad, dac dezelve altoos na de Poolen<br />

der Aarde wyze, in het Oosten bekend<br />

was langen tyd vóór dat men dezelve in<br />

Europa hadt waargenomen , is het openbaar<br />

beide uit het Verhaal des Mahoniedaanfchen<br />

Koopmans, en- uit veele andere<br />

daar mede zamenftemmende blykbaarheden,<br />

dat niet alleen de Arabieren , maar ook<br />

de Chineefen, ontbloot waren van deezen<br />

getrouwen Gids, en dat hunne wyze vaa<br />

Scheepvaard niet verder gevorderd was dan<br />

die der Grieken en Romeinen Ck). Zy<br />

Huurden beichroomd langs de kust heen;<br />

zeld-<br />

(h) Notices, &c.' Tom. I. p. 7.<br />

O') Notices, &c. Tom. II. p.46. Dit is de XXXVI<br />

Aantekening van ROBERTSON.<br />

{Je) Relatief!, p. 2. 8. &c.


WEGENS OUD INDIE 173<br />

zeldzaam waagden zy hec zo diep in Zee III.<br />

te fteeken dac zy hec Land uic hec oog AFDEEverlooren;<br />

en daar zy hun koers zo vreesagcig<br />

inrigtren, was hunne wyze van rekenen<br />

gebrekkig, en onderhevig aan dezelfde<br />

dwa3lingen als ik aanwees in die der<br />

LING.<br />

Grieken en Romeinen (/).<br />

Niettegenftaande deeze nadeelen, ftrekte<br />

zich de vordering der Arabieren, Ooscwaards,<br />

veel verder uic dan de Golf van<br />

Siam , de grenspaal van de Zeevaarc der<br />

Europeaanen. Zy kreegen kennis aan Sumatra<br />

, en de andere Eilanden van den<br />

Grooten lndifchen Archipel, en kwamen toe<br />

de Stad Canton in China. En hebbe men<br />

deeze Ontdekkingen niet aan te merken<br />

als het uitwerkzel van de onderneemende<br />

nieuwsgierigheid eeniger byzondere Perfoonen;<br />

zy moeten toegefchreeven worden aan<br />

een geregelden Koophandel uic de Perfifche<br />

Golf met China, en alle de. cusfehen<br />

beiden liggende Gewesten, gedreeven. Veele<br />

Mahomedaanen hec voorbeeld der Perfen,<br />

door COSMAS INDICOPLEUSTE!<br />

befchreeven, volgende, zecten zich in ln<br />

die, en de Landen daar omftreeks, neder<br />

Zy'waren zo talryk in de Stad Canton<br />

dac de Keizer , (volgens hec verhaal de;<br />

Arabifche St?hryveren,) hun coeftondc »<br />

een Cadi, of Regeer, van hun eigen Aan<br />

hang te hebben , die de Gefchillen _ onde r<br />

zyne Landsgenooten , overeenkomftig me c<br />

hun<br />

(/) RENAUDOT, Inquiry info the Time wen th t<br />

.Mahsmedans fint entirtd China, p. 143.


III.<br />

AFDEE<br />

LING.<br />

174 O N D E R Z O E K<br />

hunne eigene Wetten, befliste, en in alle<br />

• Godsdienstverrigtingen voorzat (m). Op<br />

andere Plaatzen won men Aankomelingen<br />

. tot het Mahomedaanfche Geloof, en de<br />

Arabifche Taal werd verflaan en gefprooken<br />

in meest alle Zee-havens van eenigen<br />

naam. Schepen van China, en verfcheide<br />

Plaatzen van Indie, handelden in<br />

de Perfifche Golf, en , door de veelvuldigheid<br />

van onderlinge gemeenfchap, wer*<br />

den alle de Volken van het Oosten beter<br />

met elkander bekend (V).<br />

[De Zeevaardkunde der Chineefen fchynt,<br />

op dat wy dit, in 't voorbygaan, wat omiïandiger<br />

toonen, en het voorheen gezegde<br />

wegens hunne onkunde van hec Kompas^<br />

nader ftaaven, die der Grieken en Romeinen<br />

niec overtroffen te hebben. De<br />

koers, welken zy hielden van Canton na<br />

Siraf, aan den mond van de Perfifche<br />

Golf, worde door hunne eigene Schryvers<br />

opgegeeven. Zy hielden zo naby moge*<br />

lyk hec ftrand langs, tot zy het Eiland Ceylon<br />

bereikten, en dan Kaap Comorin oirvaarende,<br />

zeilden zy langs de Westzyde<br />

van hec Schiereiland , coc den mond van<br />

dèn Indus, en Huurden de kusc langs tot<br />

de plaats hunner beftemminge (o). Eenige<br />

Schryvers hebben Haande gehouden, dat<br />

de Chineefen en de Arabieren hec Scheeps-<br />

kom-<br />

(V) Re lat ion, p. 7. Remarks, p. p. Inquiry, p,<br />

171, &c.<br />

C») Relation, p. 8.<br />

(


WEGENS OUD INDIE, 175<br />

kompas wel kenden, als mede hec gebruik<br />

daar van in de Zeevaart; doch hec is op<br />

merkelyk, dat 'er in de Arabifche, Turkfche<br />

of Perfifche, Taal geen oorfpronglyke<br />

Naam voor het Kompas is. Doorgaans<br />

noemen zy het Bosfola , de Italiaanfche<br />

Naam , 't geen toont, dat de aangeduide<br />

zaak, zo wel als het woord , hun vreemd<br />

is. Men vindt geen ééne waarneeming,<br />

van oude dagtekening, door de Arabieren<br />

gemaakt wegens de verandering van de<br />

Kompasnaald , of eenige onderrigting daar<br />

uit ten diende der Zeevaarenden afgeleid.<br />

De Heer j. CHARDIN, een der geleerdfte<br />

en best onderrigtfte Reizigeren, die hec<br />

Oosten bezogt hebben, op die ftuk ondervraagd<br />

zynde , geefc ten antwoord : ,, Ik<br />

„ durf voltirekt beweeren , dat de Afiaa-<br />

„' nen aan ons verpligt zyn voor dit won-<br />

„ derbaar Werktuig, 't geen zy uit Europa<br />

„ gekreegen hadden , langen tyd vóór de<br />

„ vermeesteringen der Portugeefen. Want,<br />

, voor eerst , zyn hunne Kompasfen vol-<br />

" maakt gelyk de onze, en zy koopen ze<br />

„ van de Europeaanen, zo veel zy kunnen<br />

„ krygen; hec naauwlyks durvende waagen<br />

„ aan de Naalden zelve iets te doen. <<br />

„ Ten tweeden, gaat het vast, dat de oude<br />

„ Zeelieden alle de kust langs kroopen,<br />

„ 'c geen ik coefchryf aan hec gebrek van<br />

„ die Werktuig, om hun te geleiden en<br />

„ te onderrigcen in 'c midden van den<br />

„ Oceaan. Wy kunnen niec zeggen dac<br />

„ zy fchroomden Reizen verre van huis te<br />

„ waagen; want de Arabieren , de eerfte<br />

55 iScc*<br />

III.<br />

AFDEE-<br />

LING.


176 O N D E R Z O E K .<br />

III. „ Zeelieden in de wereld , volgens myh<br />

AFDEE- „ begrip , ten minften wat de Indifche<br />

LING. „ Zeeën betreft, hebben , van onheuglyke<br />

„ tyden af, uit het verfte van de Roode<br />

„ Zee, langs de kust van Africa gezeild;<br />

„ en de Chineefen hebben altoos op Java<br />

„ en Sumatra gehandeld, 't welk een reis<br />

„ van aanbelang is. Zo veele onbewoonde,<br />

„ en nogthans vrugtbaare, Eilanden, zo<br />

„ veele Landen onbekend aan het Volk,<br />

„ van 't welk ik fpreek , leveren een be-<br />

,, wys op, dat de oude Zeelieden de kunst<br />

,, niet verftonden van de Groote Zee te<br />

„ bouwen. Ik kan niec dan redekavelend<br />

„ hier over fpreeken ; wanc nooic heb ik<br />

„ in Perfie, of Indie, iemand aangetroffen,<br />

„ die my kon berigten, wanneer het Kom-<br />

„ pas eerst by hun was bekend geworden,<br />

„ fchoon ik de kundigften in beide die<br />

„ Landen des ondervraagd heb. Ik ben<br />

„ uit Indie na Perfie gevaaren in Indiaan-<br />

„ fche Schepen, dac 'er zich, buiten my,<br />

„ geen Europeaan aan boord bevondt. De<br />

,, Stuurlieden waren alle Indiaanen ; zy<br />

,, bedienden zich, tot hec doen van Waar-<br />

,, neemingen, van den Graadboog en Qua-<br />

„ drant. Deeze Werktuigen hebben zy<br />

„ van ons ; ze zyn gemaakt door onze<br />

„ Kunftenaaren, en verfchillen niec in hec<br />

,, minsc van de onze, uitgenomen dat 'er<br />

„ Arabifche Letters op ftaan. De Ara-<br />

„ bieren zyn de kundigfte Zeelieden van<br />

„ alle Afiaanen en Africaanen; dan noch<br />

„ zy, noch de Indiaanen, gebruiken Kaari,<br />

ten; en hebben ze niec zeer noodig; zy<br />

„ be-


WEGENS OUD INDIE. 177<br />

i,, bezitten 'er eenige; doch deeze zyn naar<br />

„ de onze gemaakt : want zy zyn geheel<br />

onbedreeven in de Perfpectief Op)." —<br />

Toen de Heer NIEHBUHR te Cairo was ,<br />

vondt hy een Zeilfteennaald in 't bedt<br />

van een Mahomedaan , welke diende om<br />

de Kaaba aan te wyzen ; hy noemde<br />

dezelve El Magnatis, een duidelyk bewys.<br />

van den Europifchen oorfprong (q). ]<br />

Een treffend bewys van deeze nieuwe onderrigting,<br />

China en Indie betreffende, vinden<br />

wy by de Schryvers, van welken ik<br />

zo even fprak, vóór deeze tusfehen vallende<br />

Opheldering. Zy wyzen de ligging aan<br />

van Canton , nu by de Europeaanen zo<br />

wel bekend , met eene vry groote maate<br />

van naauwkeurigheid. Zy fpreeken van<br />

het algemeen gebruik der Zyde onder de<br />

Chineefen, Zy zyn de eerften die gewaagen<br />

van hun beroemd Porcelein - werk, 'c<br />

geen zy , uit hoofde van de dunheid en<br />

doorfchynendheid, by Glas vergelyken. Zy<br />

befchryven den Theeboom , en de wyze<br />

hoe men de Bladeren van denzelven gebruikt;<br />

en, de groote inkomften, fpruitende<br />

uit de belasting op de Thee gefield,<br />

(gelyk zy ons berigten,) fchynt de Thee zo<br />

algemeen de geliefde drank der Chineefen<br />

geweest te zyn in de Negende Eeuwe, al3<br />

in de tegenwoordige 0r\<br />

Zelfs<br />

(j>~) RENAUDOT, ïnquiry, p. 141. &C.<br />

Cjf) NIEHBUHR, Foyage en Arabie, Tom. II. p,<br />

169. Dit is XXXVII Aant. van ROBERTSÖK.<br />

Cr) Relation. p. 21. 25.<br />

M<br />

m.<br />

AFDEE-<br />

LING.


III.<br />

AFDEE<br />

LING.<br />

i-3 O N D E R Z O E K<br />

Zelfs ten aanziene van die gedeelren<br />

van Indie, welken de Grieken en Romeinen<br />

gewoon waren te bezoeken , hadden de<br />

, Arabieren eene volkornener kundfchap opgedaan.<br />

Zy gewaagen van een groot Ryk<br />

op de Malabarfche Kust, beheerscht door<br />

Monarchen , wier gezag zo volftrekt was als<br />

dat van alle Mogendheden in Indie. Deeze<br />

Monarchen waren onderfcheiden by de<br />

benaaming van Balchara , een naam nog<br />

in Indie bekend (Y), en het is waarfchynlyk,<br />

dat de Samorin, of Keizer van Calicut,<br />

zo dikwyls vermeld in de Verhaalen<br />

van de eerfte Reizen der Portugeefen na<br />

Indie, een gedeelte van de Landen hunner<br />

Heerfchappye bezat. — Zy verheffen de<br />

uitfleekende vorderingen, welke de Indiaanen<br />

gemaakt hadden in de Starrekunde,<br />

eene byzonderheid waarvan de Grieken en<br />

Romeinen niec fchynen geweeten te hebben.<br />

Zy beweeren dat de Indiaanen, in<br />

deezen tak van weetenfchap, de verlichtfte<br />

Volken van het Oosten verre overtroffen,<br />

uit welken hoofde hun Vorst den naam<br />

droeg van den Koning der ïFysheid (f).<br />

Andere byzonderheden, de ftaatkundige inrigtingen,<br />

de regtsbehandelingen, de tydkortintren<br />

en de bygeloovigheden, der Indiaanen<br />

betreffende, inzonderheid de pyr>ia;eride<br />

kwellingen en boetedoeningen der<br />

Fnqnirs, zou men kunnen aannaaien als be-<br />

\vyzen van de meerdere kunde, die de Ara-<br />

fO HET BEI.OT. Art. HEND. cn BELHAR.<br />

O) Rddtion , p. 37 , 53.<br />

bie


WEGENS OUD INDIE. ifo<br />

bieren van de Zeden diens Volks opgedaan<br />

hadden.<br />

Dezelfde geest van Koophandel, of Gods-<br />

dienstyver, welke de Mahomedaanen van ,<br />

Perfie aanzette om de verst afgeleegene<br />

Oorden van het Oosten te bezoeken, bezielde<br />

de Christenen van dat Koningryk.<br />

De Nestoriaanfcke Kerken, in Perfie geplant<br />

, eerst onder de befcherming van de<br />

Vorften daar te land gebooren, en vervolgens<br />

van derzelver Vermeesteraaren de Caliphs<br />

, waren veelvuldig , en werden beftuurd<br />

door agtenswaardige Geestlyken. Zy<br />

hadden vroeg Zendelingen na Indie afgevaardigd,<br />

en Kerken in verfcheide deelen<br />

diens Lands opgerigt; bovenal , gelyk ik<br />

reeds optekende, op het Eiland Ceylon*<br />

Toen de Arabieren hun Scheepvaart za<br />

verre als China uitltrekten , opende zich<br />

een ruimer veld aan hun oog, beide voor<br />

hun Koophandel en Godsdienstyver. Indien<br />

wy mogen afgaan op de zamenftemmende<br />

blykbaarheid der Christen Schryveren<br />

in het Oosten en in het Westen, bekragtigd<br />

door het getuigenis der twee Mahomedaanfche<br />

Reizigeren, werd hun Godsdienftige<br />

arbeid met zulk een gezegendea<br />

Uitflag bekroond, dat het getal der ^Christenen<br />

in Indie en China, in de Negende<br />

en Tiende Eeuwe, vry groot was.<br />

[De voortgang van het Christendom en<br />

van de Mahomedaanfche Leere, in China<br />

en Indie , wordt door zulke voldingende<br />

getuigenisfen bevestigd, dat 'er geen grond<br />

M a vari<br />

ui.<br />

AFDEE-<br />

LING.


III.<br />

AFI-EE-<br />

LING.<br />

180 O N D E R Z O E K<br />

van twyfel overblyve (V). —- Ten onzen<br />

tyde, nogthans, weeten wy dat het getal<br />

der Aankomelingen tot beide die Godsi<br />

dienscbelydenisfen zeer klein is , byzonder<br />

in Indie. Een Gentoo merkt alle de onderfcheidingen<br />

en voordeelen van zyn Cast<br />

aan als hem toebehoorende , volgens een<br />

uitfluitend en onmededeelbaar Regt. Te<br />

bekeeren r of bekeerd te worden, zyn denkbeelden<br />

even frrydig met de beginzelen,<br />

die hem diep in 'c harte geworteld zitten:<br />

en kunnen noch de Catholyke , noch de<br />

Prctestantfche, Zendelingen in Indie zich<br />

beroemen deeze vooroordeelen overwonnen<br />

te hebben, dan by eenigen van de laagfle<br />

Casten, of die hun Cast geheel verlooren<br />

hadden. Deeze laatlle omitandigheid is een<br />

groote hinderpaal tegen de voortplanting<br />

des Christendoms in Indie. Naardemaal<br />

de Europeaanen het vleesch eeten van het<br />

Dier 't welk de Hindoos heilig agten, en<br />

dronken fchap verwekkende Dranken drinken<br />

, in welke bedryven zy gevolgd worden<br />

door de Bekeerelingen tot het Christendom<br />

, doet hun dit tot dezelfde laagte<br />

zinken met de Pariars , de veragtften en<br />

gehaatften onder het Menschlyk geflachr.<br />

Ee-<br />

(u) Men vindt 2e byeen verzameld door ASSE-<br />

MANKUS, Biblioth. Orientalis, Vol. IV. p. 437-<br />

521. &c.; en by RENAUDOT in twee Verhandelingen,<br />

gehegt aan zyne Anciennes Relations; en<br />

door den Heer DE LA CROZE Histeire de Chris*<br />

tienisme des Jndes.


WEGENS O U D I N D I E . 181<br />

Eenige Catholyke Zendelingen bemerkten III.<br />

dit zo duidelyk, dat zy beüooten de Klee­ AFDEE»<br />

ding en Leevenswyze aan te neemen van LING.<br />

de Brahmins, en weigerden gemeenfchap<br />

te hebben met de Pariars, of hun tot het<br />

deelgenootfchap aan de Sacramenten toe te<br />

laaten. Doch dit werd afgekeurd door den<br />

Apostolifchen Gezant TOURNON, als onbeftaanbaar<br />

met den aart en de voorfchriften<br />

van den Christlyken Godsdienst (v).<br />

Niettegenftaande den arbeid der Zendelingen<br />

, meer dan twee honderd jaaren aangewend<br />

om de vastigheden van verfcheide<br />

Christen-Volken,die denzelven onderfchraagen<br />

en verdeedigen, zyn 'er, (volgens het<br />

getuigenis van een verftandig Schryver,)<br />

uit misfchien een honderd millioen Hindoos<br />

, geen twaalf duizend Christenen, en<br />

zyn deezen nog meestal uit Chancalas ,<br />

of Uitgeworpenen (w). — Het getal det<br />

Mahomedaanen, of Moor en, thans in Indoftan,<br />

wordt op omtrent tien Millioenen<br />

gerekend; doch deezen zyn geen oorfpronglyke<br />

Inwoonders des Lands, maar Afttammelingen<br />

van Gelukzoekers, die 'er gekomen<br />

zyn uit Tartarye, Perfie en Arabie,<br />

zints den inval van MAHMOÜD van Gazna,<br />

den eerften Mahomedaanfchen Vermees<br />

•<br />

(v~) Foyage aux Indes Oriënt ales, par M. s o N-<br />

NERAT, Tom. I. p. 58, Note.<br />

O) Sketches relating to the History , Religion,<br />

Learning and Manners, of the Hindoos, p. 48.<br />

M 3


III.<br />

AFDEE<br />

LING.<br />

182 O N D E R Z O E K<br />

meesteraar van Indie in 't MII jaar der<br />

Christen Jaartellinge (V),<br />

Naardemaal de Zeden der Indiaanen, in<br />

• oude tyden , ten allen opzigce, dezelfde<br />

fchynen geweest te zyn met die der tegenwoordige<br />

Eeuwe, is het waarfchynlyk<br />

, dat de Christenen en Mahomedaanen,<br />

die gezegd worden zo talryk in Indie<br />

en China geweest te zyn, meest Vreemdelingen<br />

waren , door een voordeeligen<br />

Handel derwaards gelokt , of hunne Naakomelingen.<br />

Het getal der Mahomedaanen<br />

in China is zeer vermeerderd door<br />

eene handelwyze by hun zeer algemeen,<br />

om, in jaaren van Hongersnood, Kinderen<br />

te koopen , die zy in den Mahomedaanfchen<br />

Godsdienst opbrengen (y). ]<br />

Vermids de Christen - Kerken in Indie en<br />

China, in ouden tyde, alle hunne Geestlyken<br />

uic Perfie kreegen , waar zy geordend<br />

werden door den Catholicos, of Nes.toriaanfchen<br />

Kerkvoogd, wiens opperhoofdigheid<br />

zy erkenden, werd dit het geregeld<br />

kanaal van Gemeenfchap en Verftandhouding;<br />

eri aan de vereenigde uitwerking van<br />

alle déeze omftandigheden, zyn wy de onderrigcing<br />

verfchuldigd, welke wy ontvangen<br />

van de twee Arabifche Schryvers (z),<br />

we-<br />

(x) ORME, Hist. of Military Transact, in Indoftan,<br />

Vol. I. p. 24. HERBËLOT, Biblioth. Oriënt.<br />

Art, GAZNAVIAH.<br />

(j) Hist. Gen. des Voyages, Tom. VI. p. 357pit<br />

is de XXXVIII Aantekening van ROBERTSON.<br />

(3) Relation , p. 30.


WEGENS O U D I N D I E . 183<br />

wegens deeze Ryken van Afia, door de<br />

Grieken en Romeinen nimmer bezogt.<br />

Maar terwyl beide de Mahomedaanfche<br />

en de Christen Onderdaanen der Caliphs<br />

voortvoeren met hunne kennis van het Oosten<br />

uit te breiden, vonden zich de Europeaanen<br />

bykans van alle Gemeenfchap met<br />

hetzelve uitgeflooten. Voor hun was nu<br />

de Groote Haven van Alexandrie digt, en<br />

de nieuwe Beheerfchers van de Per/iaanfche<br />

Golf, wel voldaan dat zy genoeg leverden<br />

om de vraag te vervullen na de<br />

voortbrengzelen van het Oosten, in hunne<br />

eigene wydltrekkende Heerfchappyen, verzuimden<br />

dezelve door een der gewoone<br />

kanaalen te voeren na de Handeldryvende<br />

Steden aan de Middellandfche Zee.<br />

De ryke Ingezetenen van Conftantinople,<br />

en andere groote Steden van Europa, verdroegen<br />

deeze berooving van weelde ftreclende<br />

Goederen, aan welker genot zy zints<br />

lang gewoon waren , met zulk een ongeduld<br />

, dat zy al de werkzaamheid van<br />

Koophandel infpanden , om een hulpmiddel<br />

te vinden tegen een kwaad, 't geen zy<br />

ondraagelyk oordeelden. De zwaarigheden,<br />

welke te boven gekomen moesten worden<br />

om dit einde te bereiken, leveren het fterkst<br />

bewys op van de hooge waarde, in welke<br />

men, ten dien dage, de Goederen van het<br />

Oosten hieldt. De Zyde van China werd<br />

gekogt in Chenfi, het Westlyksc Landfchap<br />

van dat Ryk, en van daar met een Caravaane,<br />

in tachtig of honderd dagen reizens,<br />

gebragt aan den oever van den Oxus; hier<br />

M 4 in<br />

IIT.<br />

AFDKE­<br />

LING.


184 O N D E R Z O E K<br />

III. ingefcheept, zakte dezelve die Rivier af toe<br />

AFDEE - de Caspifche Zee. Naa eene gevaarlyke Rei­<br />

LING. ze over die Zee, de Rivier Cyrus, zo verre<br />

. die bevaarbaar is, opvaarende, kwam men,<br />

de Goederen vyf dagen te land vervoerd<br />

hebbende, tot de Rivier Phafis fV) , die<br />

in den Euxinus. of Zwarte Zee, valt. Van<br />

hier bragt men de Goederen langs een gemaklyken<br />

en wel bekenden weg na CÖ«flantinople.<br />

— Hec overbrengen der Waa.<br />

ren uit dat Gewest van 'c Oosten , thans<br />

onder den naam van Indostan bekend ,<br />

ging eenigzins min verdrietig en min moeilyk<br />

toe. Deeze werden van de oevers<br />

van den Indus, langs een weg reeds vroeg<br />

genomen, en door my airede befchreeven,<br />

of na de Rivier Oxus, of rechtftreeks na<br />

de Caspifche Zee , gebragt, vanwaar zy<br />

denzelfden koers hielden tot<br />

•nople.<br />

Conftanti-><br />

Het is blykbaar dat alleen Goederen van<br />

een kleinen omflag, en van groote waarde,<br />

de kosten van zulk een overbrengen konden<br />

draagen; en, in het opmaaken van den<br />

prys dier Goederen, moesten niet alleen de<br />

kosten, maar ook hec gevaar van ze over<br />

te voeren, in aanmerking komen. Op den<br />

Tochc door de groote vlakte , zich uitftrekkende<br />

van Samarcanda toe de grenzen<br />

van China , vonden zich de Caravaanen<br />

blootgefteld om befprongen en beroofd te<br />

worden door de Tartaaren, de Hunnen, de<br />

Turken, en andere roofzieke Stammen, die het<br />

Noord-<br />

(*) PLIN. Nat. Hist. Lib. VI. c. 17.


WEGENS OUD INDIE. 185.<br />

Noord - Oosten van Afia onveilig maaken , III.<br />

en ten allen tyde den Koopman en den AF()F.t><br />

Reiziger aangezien hebben voor een wet­ LIN<br />

tigen prooy ; ook waren zy voor overlast<br />

en plondering niet vry op hunne Reize<br />

van den Cyrus tot de Thafis , door het<br />

Koningryk van Colchis ; een Land , zo in<br />

ouden tyde als heden ten dage, berugt<br />

van wegen den diefagtigen aart der Inwoonderen.<br />

Zelfs onder alle deeze hindernisfen,<br />

zette men den Handel op Indie<br />

met ernst voort. Confiantinople werd eene<br />

aanzienlyke Marktplaats van Indifche en<br />

Chineefche Waaren, en de Rykdom, die,<br />

in gevolge daar van , derwaards vloeide ,<br />

bragt niet alleen veel toe tot den luister<br />

van die groote Stad ; maar fchynt ook<br />

eenigen tyd den val des Ryks , waaraan<br />

zy ter Hoofdftad ftrekte, vertraagd te<br />

hebben.<br />

Zo verre wy mogen gisfen uit de onvolkomene<br />

berigten van gelyktydige Gefchiedboekers,<br />

werd Europa, voornaamiyk langs<br />

den aangeweezen weg , hoe gevaarlyk en<br />

-moeilyk dezelve ook ware , geduurende<br />

meer dan twee Eeuwen , met de voort'<br />

brengzelen uit het Oosten voorzien. Staande<br />

dit tydperk , waren de Christenen er I<br />

Mahomedaanen bykans in geduurige vyand<br />

lykheden ingewikkeld ; voortgezet met a .<br />

de heftigheid, die mededinging na magt<br />

aangevuurd door Godsdienstyver , natuur<br />

lyk opwekt. Onder omftandigheden, wel<br />

ke zulk eene verwydering veroorzaakten ><br />

kon de Handelgemeenfchap bezwaarlyk item l<br />

M 5 hou


iM O N D E R Z O E K<br />

III. houden, en de Christen Kooplieden gingen<br />

AFDEE' of geheel niet na Alexandrie, en de Ha­<br />

LING. vens van Syrië , de oude Stapeiplaatzen<br />

• der Goederen uit hec Oosten, naa dac dezelve<br />

in handen der Mahomedaanen vervallen<br />

waren, of, indien de Winzugc, hun<br />

afkeer van de Ongeloovigen overwinnende,<br />

hun aanzette om na de zo lang bezogte<br />

Marktplaaczen te trekken, gefchiedde zulks<br />

met veel omzigtigheids en wantrouwens.<br />

Terwyl de moeilykheden, om zich de<br />

Voortbrengzels van hec Oosten te verfchaffen,<br />

dus aangroeiden, werden de Inwoonders<br />

van Europa, meer en meer, begeerig<br />

om dezelve te verkrvgen. Omtrent<br />

deezen tyd eenige Steden Van Italië, boven<br />

al Amalpi en Venetië, eene grootere<br />

maate van onafhangelykheid, dan zy voorheen<br />

bezaten , verworven hebbende , begonnen<br />

dezelve de Kunften van binnenlands<br />

vlytbetoon voort te zetten, met eene drift<br />

en fchranderheid, ongewoon in de Middel-<br />

Eeuwen. De uitwerking hiervan was<br />

zulk eene vermeerdering van Rykdom, die<br />

nieuwe behoeften en begeerten baarde,<br />

en een fmaak voor 't geen fraai was, en<br />

tot de weelde behoorde , deedt gebooren<br />

worden, welke hun aanporde om vreemde<br />

Landen te bezoeken ; ten einde daaraan<br />

voldoening te verfchaffen. Onder Menfchen<br />

op deezen trap van vordering , zyn<br />

de voortbrengzels van Indie altoos in groote<br />

waarde gehouden , en, zints dit Tydperk<br />

, werden zy, in grooter hoeveelheid<br />

in Italië ingevoerd en van algemeener gebruik,


WEGENS OUD INDIE. 187<br />

bruik. Verfcheide omftandigheden , welke<br />

deeze herleeving van den lust tot den<br />

Koophandel aanduiden, zyn verzameld door<br />

den naarftigen MURATORI, en, van hec<br />

einde der Zevende Eeuwe, kan een aandagtig<br />

opmerker de geringe voetftappen van<br />

deszelfs voortgang opfpeuren O).<br />

Zelfs in verlichte Eeuwen , wanneer de<br />

verrigdngen der Volken met de meeste<br />

zorgvuldigheid waargenomen en opgerekend<br />

worden, en de voorraad van Gefchiedkundige<br />

bouwftoffe overvloedig fchynt te weezen<br />

, heeft men zo weinig agts geflagen op<br />

de bedryven des Koophandels , dat alle<br />

pooging, om daarvan een geregeld verflag<br />

te geeven , eene zeer moeilyke taak gevonden<br />

wordt. Het Tydsbeftek, nogthans,<br />

waar toe ik dit Gefchiedkundig Onderzoek<br />

gebragt heb, is een der Tydperken in de<br />

Jaarboeken des Menschdoms, waaromtrent<br />

de Gefchiedenis de allerfchraalfte berigten<br />

oplevert. Dewyl het voornaamlyk in hec<br />

Griekfche Keizerryk, en in eenige Steden<br />

van halie, was, dat men poogingen deedt<br />

om de Goederen uic Indie, en andere Ryken<br />

van hec Oosten, te doen komen, kunnen<br />

wy alleen uic de Gefchiedboekers dier<br />

Landen verwagten, eenig verflag van dien<br />

Handel te zullen ontvangen. Maar van<br />

den Leeftyd van MA HOME D tot den tyd<br />

dat de COMNENI den Throon te Confianth<br />

r~b^ MURAT. Antiq. Ital. medii JEvi', II. p.<br />

400/408 410. 883. 885, 804. Rsr. Ital. Script.<br />

Xi. p. 487.<br />

IÏI.<br />

A l r<br />

l J KE-<br />

LI KG.


188 O N D E R Z O E K<br />

III. tinopk beklommen, een Tydperk meer dan<br />

AFDEE . vier en eene halve Eeuw Jang , beftaac<br />

LING. de liyzantynfche Gefchiedenis uic magere<br />

. Kronyken , welker Zamenbrengers zelden<br />

verder gaan dan toe Hofltreeken, de verdeeldheden<br />

op Schouwburg , of de Gefchillen<br />

der Godgeleerden. De Jaarboeken<br />

der Monniken van verfcheide Staaten en<br />

Steden in Italië, geduurende dit Tydvak,<br />

zyn, (indien mogelykO nog van veel minder<br />

beduidenis, en, in de vroege berigten<br />

dier Sceden, welke meesc beroemd werden,<br />

wegens de zugc toe den Koophandel, zoeken<br />

wy mee weinig vrugts na den oorfprong,of<br />

den aart, diens Handels, door<br />

welken zy tot die vermaardheid opklommen.<br />

[Uit de Kronyk van ANDREAS DAN-<br />

DULO, Doge van Venetië, toe dien hoogen<br />

Rang verheeven op een cyd, wanneer<br />

zyne Landgenooten een geregelden<br />

Handel op Alexandrie dreeven , en van<br />

daar alle voortbrengzelen van het Ooscen<br />

invoerden, zou men eigenaartig eenig befcheid<br />

verwagten, wegens hun vroegtydigen<br />

Handel op dat Gewesc; maar, uitgezonderd<br />

eene beuzelagtige vertelling, wegens<br />

eenige Fenetiaanfche Schepen, omtrent<br />

het Jaar DCCCXXV1II, tegen bevel<br />

van den Scaat na Alexandrie gelievend, en<br />

die van daar hec Lichaam van den H. MARc<br />

u s Hooien (V) , vind ik geen ander<br />

zweemzel wegens de Gemeenfchap eusfehen<br />

die<br />

(e) MURAT. Script. R


WEGENS OUD INDIE. 189<br />

die beide Gewesten. In tegendeel loopen<br />

'er omftandigheden zamen , welke uitwyzen,<br />

dat het vertrekken van Europeaanen<br />

na Egypte, voor eenigen tyd , bykans te<br />

eenemaal hadt opgehouden. Vóór de Zevende<br />

en Achtfte Eeuw, werd het meerendeel<br />

der openbaare Stukken, in Italië, en<br />

in andere Steden van Europa, gefchreeven<br />

op Papier, vervaardigd van den Egyptifchen<br />

Papyrus ; doch naa dien tyd werder<br />

meest alle Staatsftukken, en andere , gefchreeven<br />

op Pergament; dewyl de Europeaanen<br />

het niet langer waagden in Alexan<br />

drie handel te dryven Cd). ]<br />

Het is, nogthans, blykbaar, wanneer mer<br />

de minfte aandagt ftaat op de Gebeurte<br />

nisfen, in de Zevende en Achtfte Eeuwe i<br />

dat de Italiaanfche Staaten , terwyl hun<br />

ne Kusten fteeds ontrust werden door d<br />

Mahomedaanen , die 'er eenige Vastighc<br />

den , en Sicilië bykans geheel onder hu 1<br />

geweld gebragt hadden, met weinig zekei<br />

h'eids op Egypte en Syrië konden handelei 1.<br />

Met welk een onverzoenlyken haat c e<br />

Christenen de Mahomedaanen befchouyi<br />

den, als de Leerlingen van eenen Bedril<br />

ger, is te over bekend; en dewyl alle c e<br />

Volken, die het Christendom beleden , i o<br />

in 't Oosten als in 't Westen , den Ee r-<br />

dienst der Engelen en Heiligen met die n<br />

aan het Opperweezen gemengd, en hum ie<br />

Ke r-<br />

CHS MTJRAT. Anti* Ital. Medii/Evi, Vol. I! I.<br />

p. 832. Dit is de XXXIX Aantekening van R<br />

SERT50K.<br />

III.<br />

AFDEE-<br />

L1NG.


193 O N D E R Z O E K<br />

III. Kerken ruet Schilderyen en Beelden opge-<br />

AFDEfi , cierd hadden, merkten de waare Moslems<br />

LING. zich zei ven aan , als de eenige Voorrtan-<br />

. ders van GODS Eenheid , en hielden de<br />

Christenen, van alle Belydenisfen , voor<br />

Afgodendienaars , die zy een verregaanden<br />

afkeer toedroegen. Veel tyds werd 'er vereischt<br />

om deeze wederzydfche vyandfchap<br />

in zo verre te leenigen, dat zy eenigermaate<br />

op een draaglyken voet met elkander<br />

konden handelen (V).<br />

Ondertusfchen bleef de fmaak voor de<br />

Weelde flxeelende Goederen, uit het Oosten,<br />

niet alleen aanhouden zich in Italië<br />

wyder en wyder uit te fpreiden; maar, in<br />

naavolging der Italiaanen, of ter oorzaake<br />

van eenige verbetering in haar eigen toefland,<br />

werden de Inwoonders van Mar feilles,<br />

en van andere Steden aan de Middellandfche<br />

Zee , 'er even zeer op geiteld.<br />

Doch de voordeden die de Kooplieden<br />

van Amalphi of Venetië , van waar zy<br />

deeze kostbaare Goederen kreegen, bedongen<br />

, liepen zo hoog , dat zulks hun aanzette<br />

tot eene pooging om in hunne eigene<br />

(e) Ik vond my bewoogen, om deeze byzonderhe-<br />


WEGENS O U D INDIE. 191<br />

ne behoeften te voorzien. Met dit oogmerk<br />

openden zy niet alleen den Koophandel<br />

op Conjlantinople ; dan waagden het<br />

ook , van tyd tot tyd , de Havens van<br />

Egypte en Syrië te bezoeken (ƒ).<br />

De drift der Europeaanen, aan den eenen<br />

kant, om de Voortbrengzelen van het Oosten<br />

te verkrygen, en, aan den anderen kant ,<br />

de zeer groote voordeden, die de Caliphs<br />

en hunne Onderdaanen van derzelver verkoop<br />

trokken, bragt by den eenen en den<br />

anderen te wege, om in zo verre hunnen<br />

j wederzydfchen afkeer te bedekken, dat zy<br />

Handel dreeven , blykbaar ten onderlingen<br />

beste. Hoe verre zich die Handel uitbreidde,<br />

en op welk eene wyze dezelve voortgezet<br />

werd tusfehen deeze nieuwe Kooplieden,<br />

kan ik met geene naauwkeurigheid<br />

aanwyzen, uit hoofde van het fchaars berigt<br />

uit gelyktydige Schryvers. Het is, egter,<br />

waarf'chynlyk dat deeze Gemeenfchap ongevoelig<br />

de gewoone uitwerking baarde ,<br />

te weeten om menfehen, van vyandige be»<br />

ginzelen, en niet zamenftemmende Zeden,<br />

met elkander tè bevredigen en verdraagzaam<br />

te maaken; zo dat 'er allengskens een geregelde<br />

1 landel werd opgeregt tusfehen de<br />

Christenen en de Mahomedaanen , op zulke<br />

billyke voorwanden, dat de Volken van<br />

Europa alle de Weelde voldoende Goederen<br />

uit het Oosten kreegen , d.>or dezelfde<br />

Kanaalen , langs weiken dezelve<br />

voor-<br />

rf') Man. de LiLrat. Torn. XIILYII. p. 467.<br />

I &c. 483.<br />

III.<br />

AFDEE-<br />

LING.


ioa O N D E R Z O E K<br />

lil. voortyds tot hun kwamen , eerst door de<br />

ƒ FDEE . Tyriers, vervolgens door de Grieken van<br />

Alexandrie, naderhand door de Romeinen,<br />

. en ten laatften door de Onderdaanen van<br />

het Conftantinopolitaanfche Keizerryk.<br />

Maar welke ook de invloed van deeze<br />

aangroeiende Gemeenfchap moge geweest<br />

zyn , dezelve werd verhinderd eene volkotnene<br />

uitwerking te baaren door de<br />

Kruistochten, aangevangen tot herwinning<br />

van het Heilig Land, die , geduurende<br />

twee Eeuwen , de belyders van de twee<br />

mededingende Godsdienlten bezig hieldt, en<br />

Jtrekten om hun wyder dan ooit van elkander<br />

te vervreemden. — Ik heb, in een ander<br />

Werk (g),het Mensthdom befchouwd,<br />

terwyl het onder de beheerfching dier<br />

krankhoofdigheid woelde; de zonderlingfle.<br />

misfchien, en de Jangduurigfi:et die in de<br />

Gefchiedenis des Menschlyken Geflachts<br />

voorkomt. Ik heb aangeweezen, welke uitwerkingen<br />

dezelve hadt op hetStaatsbeftuur,<br />

den Eigendom, de Zeden en den Smaak,<br />

als het onderwerp van myn toenmaalig Onderzoek<br />

vorderde. Voor tegenwoordig moet<br />

ik my bepaalen tot de Gevolgen der Kruistochten<br />

op den Koophandel , en in hoe<br />

verre zy dienden om de Overbrenging der<br />

Indifche Waaren na Europa<br />

of te bevorderen.<br />

te vertraagen,<br />

Een denkbeeld van eene byzondere Heiligheid<br />

te hegten aan dat Land , 't welk<br />

de<br />

• Qg) Hht t van Carel den V. I. D. bl. 45. II.<br />

D. bl. 66.


WÉGÉNS O U D I N D I E . 193<br />

de Infteller van onzen Godsdienst tot zyne III.<br />

verblytplaats koos, terwyl hy op Aarde AFDEE'<br />

omwandelde, en waarin hy het groote LING.<br />

werk der Verlosfinge des Menschdoms<br />

volbragt , is een gevoelen zo eigen aan<br />

het menschlyk hart, dat, van den aanvang<br />

der Vastftellinge des Christendom* af, hec<br />

bezoeken der Heilige Plaatzen in Judea<br />

aangezien werd als eene daad van Godsvrugt;<br />

(trekkende om den geest van Godsdienstigheid<br />

kragtdaadig op te wekken en.<br />

te voldoen. In volgende Eeuwen hieldt<br />

deeze gewoonte aan, en nam toe in alle<br />

deelen der Christen wereld. Toen Jerufalem<br />

aan den Mahomedaanfchen fchepter<br />

onderworpen was, en gevaar zich mengde<br />

by de vermoeienis en kosten eener verre<br />

Bedevaart, werd het volbrengen daar van<br />

als nog verdienstlyker aangezien. Zom«<br />

tyds lag men dezelve fchriklyke fnoodaarts<br />

tot boetedoening op. Doch, doorgaans,<br />

dreef vry willige yver de Menfchen daar<br />

toe aan , en, in beide de gevallen, hielde<br />

men zulk een Bedevaart voor eene voldoening<br />

van alle voorgaande overtreedingen.<br />

Uit verfcheide oorzaaken, elders door<br />

my opgeteld (h~) , vermeerderden deeze<br />

Godvrugtige Bezoeken van het Heilig<br />

Land, op eene verbaazende wyze, geduurende<br />

de Tiende en Elfde Eeuw. Niet<br />

alleen byzondere Perfoonen van den laageren<br />

of middelbaaren Leevensfland; maar<br />

Lieden van hooger Rang, vergezeld doof<br />

(k) Hist. van Carel den V. Als boven.-<br />

N<br />

een


in.<br />

AFDEK-<br />

LING.<br />

194 O N D E R Z O E K<br />

een grooten fleep, en talryke Caravaanen<br />

van vermogende Bedevaarrgangers, trokken<br />

na jerufaiem.<br />

In alle hunne verrigtingen, hebben de<br />

Menfchen eene wondere behendigheid om<br />

eenige agtgeeving op Belang te mengen<br />

met die bedryven, welke bykans geheel<br />

Geestlyk fchynen. De Mahomedaanfche<br />

Caravaanen, die, uit kragte van de bevelen<br />

huns Godsdiensts, den heiligen Tempel<br />

van Mecca bezoeken, beftaan, gelyk ik<br />

vervolgens breeder zal ontvouwen, . niet<br />

alleen uit Godvrugtige Bedevaartgangers,<br />

mear uit Kooplieden, die, in 't heengaan<br />

cn wederkeeren, voorzien zyn van zodanige<br />

Koopmanfchappen, in welken zy Herken<br />

handel dryven (/). Zelfs de Faquirs<br />

in Indie, wier wilde Geestdryvery hun boven<br />

alle belangneeming omtrent de goederen<br />

deezer Wereld fchynt te verheffen,<br />

hebben hunne veelvuldige Bedevaarten<br />

dienstbaar gemaakt aan hun tydlyk Belang,<br />

met Handel te doen in alle Landen, welke<br />

zy doortrokken, [Het is opmerkens­<br />

waardig , fchryft de Heer STEWART, dat<br />

de Indiaanen eene zeldzaame kunst bezitten<br />

om hun Godsdienst winst te doen aanbrengen<br />

: het is zeer algemeen onder de<br />

Faquirs, op hunne Bedevaarten van de<br />

Zeekusten na het binnenfte des Lands,<br />

Paarlen, Koraalen, Speceryen en andere<br />

kostbaare goederen, van kleinen omflag,<br />

met zich te neemen, welke zy, by hun<br />

we-<br />

(i) I'iajgi di Ramufio. Vol. I. p. 151. 152.


WEGENS OUD INDIE. 195<br />

wederkeeren, verruilen voor Stofgoud, ui.<br />

Muskus, en foortgelyke dingen; verberAFDEEgende dezelve gemaklyk in hun hair, en LING.<br />

in de kleederen om hun middel geflaagen;<br />

dryvende, op die wyze, in evenredigheid<br />

van hun aantal, geen geringen<br />

Handel (*)].<br />

Even zo was het niet door Godsdienftigheid<br />

alleen, dat zulk eene menigte van<br />

Christen Bedevaartgangers zich opgewekt<br />

vonden om Jerufaiem te bezoeken. By<br />

veelen was de Koophandel de voornaame<br />

dryfveer tot het onderneemen dier verre<br />

Reize, en, door het verruilen der voortbrengzelen<br />

van Europa voor de kostbaarder<br />

Goederen van Afia, byzonder die van<br />

Indie, welke, ten dien tyde, verfpreid<br />

waren door alle deelen van de Heerfchappy<br />

der Caliphs, verrykten zy zichzelven,<br />

en verfchaften hunnen Landgenooten zulk<br />

een meerderen toevoer van Oosterfche<br />

"Weelde voldoende Waaren, dat hun fmaak<br />

daar voor vermeerderde (/.)<br />

Maar hoe zwak de trekken mogen wee-*<br />

zen, die, vóór de Kruistochten, den invloed<br />

uitwyzen van de veelvuldige Bedevaartgangen<br />

na het Oosten, deeze worden<br />

zo zigtbaar, naa den aanvang deezer Heilige<br />

Oorlogen , dat zy elk waarneemer in<br />

'c<br />

(k) STEWART Account of the Kingdom, of Thibet.<br />

Phil. Transact. Vol. LXVII P. II. p. 483- üit is de<br />

XL Aantekening van ROBERTSON.<br />

CO GUL. TYR. Lib. XVII. c. 3 p. p33- A<br />

P- Gefit<br />

Bei per Francos.<br />

N 2


m.<br />

AFDEE-<br />

LING.<br />

ioö O N D E R Z O E K<br />

'toogloopen. Verfcheide oorzaaken wrogten<br />

hier toe mede; uit derzelver optelling<br />

zal blyken, dat door het agc geeven op<br />

den voortgang en de uitwerkzels der Kruistochten,<br />

een groot licht verfpreid wordt<br />

op het onderwerp myns tegenwoordigen<br />

Onderzoeks.<br />

Groote Legers, aangevoerd door de aanzienlyklte<br />

Edelen van Europa, en beftaande<br />

uit de onderneemendfte Mannen in alle<br />

de Koningryken van 'c zelve, toogen na<br />

Palestina , door Landen , in alle foorten<br />

van befchaafdheid veel verder gevorderd ,<br />

dan die welke zy verlaaten hadden. Zy<br />

aanfchouwden den dageraad van welvaard<br />

in de Gemeenebesten van Italië , die met<br />

elkander na den voorrang dongen in hec<br />

voortzetten van Kunften, en-in hunne poogingen<br />

om den Handel op het Oosten aan<br />

zich te trekken. — Zy bewonderden, vervolgens<br />

, den meer gevorderden Haat van<br />

Rykdom en Luister in Confïantinople; eene<br />

Stad, die het hoofd uitltak boven alle toen<br />

bekende Steden , door haaren wyd uitgebreiden<br />

Koophandel , en allermeest door<br />

dien zy dreef op Indie, en de daar omllreeks<br />

gelegene Gewesten. — Zy dienden,<br />

naderhand, in die Oorden van Afia, door<br />

welke de Waaren van het Oosten meestal<br />

gevoerd werden, en vermeesterden verfcheide<br />

Steden , Stapelplaatzen van dien<br />

Handel. — Zy vestigden het Koningryk<br />

van Jerufaiem, 'c welk bykans twee honderd<br />

jaaren ftondt. — Zy namen bezit van<br />

den Throon des Griekfchen Keizerryks,<br />

en


WEGENS O U D I N D I E . 197<br />

en beheerschten 't zelve langer dan eene III.<br />

halve Eeuw.<br />

AFDEE*<br />

Te raidden van zulk eene verfcheiden- LING.<br />

heid van Gebeurtenisfen en verrigtingen ,<br />

werden de denkbeelden der fiere Oorlogshelden<br />

van Europa allengskens uitgebreid<br />

en verbeterd ; zy kreegen kennis aan de<br />

Staatkunde en de Kuniten der Volken, door<br />

hun te onder gebragt; zy floegen de bronnen<br />

van hunnen voorfpoed gade, en maakten<br />

zich die kundigheden ten nutte. Antiochie<br />

en Tyrus waren , toen de Kruisvaarders<br />

dezelve vermeesterden , bloeiende<br />

Steden , bewoond door ryke Kooplieden ,<br />

die alle de Volken, op de Middellandfche<br />

Zee handelende, de voortbrengzelen van het<br />

Oosten verzorgden (m) , en , zo verre<br />

men kan opmaaken , uit tusfchenvallende<br />

gebeurtenisfen, vermeld door de Gefchiedfchryvers<br />

van den Heiligen Oorlog, die,<br />

meest Priesters en Monniken zynde, hunne<br />

aandagt op geheel andere voorwerpen,<br />

dan den Handel, gevestigd hadden, is 'er<br />

grond om te gelooven, dat en in Conflantinople<br />

, terwyl het onderworpen was aan<br />

de Franken, en in de Havens van Syrië,<br />

door de Christenen bemagtigd, de lang gevestigde<br />

Handel op het Oosten befchermd<br />

en aangemoedigd bleef.<br />

Dan, fchoon de Koophandel fiegts een<br />

bykomend voorwerp moge geweest zyn<br />

by de krygshaftige Aanvoerders der Kruistoch-<br />

C»0 GUL, TYR. Lib.XIII. c. 5. ALB. AGUENS.<br />

Hist. fflerof. ap. Gesta Dei. Vol. I, p. 247.<br />

N 3


III.<br />

AFDEE-<br />

LING.<br />

i 98 O N D E R Z O E K<br />

tochten , in geduurige Oorlogen ingewikkeld<br />

met de Turken aan den eenen, en met<br />

de Sultans van Egypte aan den anderen,<br />

kant , was deeze het hoofdvoorwerp by<br />

hunne Medegenooten, in gemeenfchap met<br />

welken zy hunne krygsverrigtingen voort<br />

zetten. Hoe talryk de Benden waren, die<br />

het Kruis opnamen, hoe onderneemvol de<br />

geestdryvende drift was , welke hun bezielde<br />

, zy konden hun oogmerk niet bereiken<br />

, of zelfs ter bedoelde plaats des<br />

Oorlogs komen, zonder verzekerd te zyn<br />

van den byftand der Italiaanfche Staaren.<br />

Geene van de andere Europifche Mogendheden<br />

kon *hun een genoegzaam aantal<br />

Schepen bezorgen om de Legers der Kruisvaarderen<br />

na de kust van Dalmatie over<br />

te voeren, van waar zy na Conftantinople,<br />

de algemeene Verzamelplaats , trokken.<br />

Geen der andere Europifche Mogendheden<br />

was in ftaat hun Krygsvoorraad en<br />

Leevensmiddelen in zulk eene ruimte te<br />

verfchaffen, als zy noodig hadden om in een<br />

verafgelegen Land te vallen.<br />

In alle de opeenvolgende Krygstochten<br />

hielden de Vlooten der Genueezen, der Pifaners,<br />

of der Venetiaanen, langs de kust,<br />

terwyl de Legers te land voorttrokken,<br />

en verzorgden dezelve , van tyd tot tyd,<br />

het noodige; alle de vrugten plukkende<br />

van een Handeltak, die, door alle eeuwen<br />

heen, ryke winst aanbragt. — Het was met<br />

al de fcherpziende aandagt van winstzoekende<br />

Kooplieden dat de Italiaanen hunne<br />

kuip verleenden. By de vermeestering van<br />

eene


WEGENS OUD INDIE. 199<br />

eene Plaats , die zy van aangelegenheid<br />

oordeelden om 'er zich neder te zetten ,<br />

verwierven zy, van de Kruisvaarders, groote<br />

voorregten van veelerlei aart; vryheid<br />

van Handel; vermindering van de gewoone<br />

belastingen op den uic- of invoer, of eene<br />

geheele ontheffing van dezelve; den eigendom<br />

van geheele Voorlieden in eenige<br />

Sceden, en van geheele Straaten in andere;<br />

en het voorregt, tocgeftaan aan een ieder<br />

die in derzelver omtrek woonde, of onder<br />

hunne befcherming Handel dreef, om beoordeeld<br />

te worden naar hunne eigene Wetten<br />

, en door eigen aangeflelde Rcgters (V).<br />

Wy mogen , ingevolge van zo veele<br />

voordeden, opmaaken, dat, gcduurende hec<br />

voortzetten der Kruistochten, alle de handeldryvende<br />

Staaten van Balie in IVlagt en<br />

Rykdom zeer fterk toenamen. Elke Haven,<br />

voor den Handel openltaande , werd bezogt<br />

door hunne Kooplieden , die, thans<br />

den geheelen Handel cp hec Oosten aan<br />

zich getrokken hebbende , met zulk een<br />

noesten yver ïlxeefden om nieuwe Markcplaatfen<br />

te vinden tot verkoop der Indifche<br />

Waaien, dat zy den fmaak voor dezelve<br />

invoerden in veele deelen van Europa,<br />

waar ze, tot nog, weinig bekend waren.<br />

Twee Gebeurtenisfen vielen 'er voor,<br />

eer de Heilige Oorlog eindigde, die de<br />

Venetiaanen en Genueefen, hun in 't bezit<br />

(rellende van verfcheide Landfchappen in<br />

hec Griekfche Keizerryk , bekwaam maakten<br />

(n) Bist. van CAREL DEN V. I D. bl. 53. 129.<br />

N 4<br />

III.<br />

AFDEE-<br />

LING.


soo O N D E R Z O E K<br />

IIÏ. ten om Europa overvloediger mee alle de<br />

AFDEE- Voortbrengzelen van het Oosten te voor­<br />

LING. zien. De eerlte was de vermeestering van<br />

Conftantinople, in den Jaare MCCIV, doorde<br />

Venetiaanen, en de Aanvoerders van den<br />

vierden Kruistocht. Een verflag van de<br />

Staatkundige belangen en ftreeken , die<br />

deeze Verbintenis deeden gebooren worden,<br />

en de geheiligde wapenen, gefchikt<br />

om de Heilige Stad uit de handen der<br />

Ongehovigen te verlosfen , regen een Christen<br />

Monarch te wenden, is vreemd van het<br />

oogmerk deezes Onderzoeks. —. Conftantinople<br />

werd ftormenderhand ingenomen en<br />

geplunderd, door de Bond^enooten. Men<br />

zette een Graaf van Vlaanderen op den<br />

Keizerlyken Throon. De heerfchappyen,<br />

die tot nog onderworpen gebleeven waren<br />

aan de Opvolgers van CONSTANTIN us,<br />

werden in vier deelen gefmaldeeld. Een<br />

gedeelte kwam aan den nieuwen Keizer ,<br />

om zyn Staat op te houden, en de kosten<br />

des Ryksbeftuurs goed te maaken; een gelyk<br />

deel, van de andere drie deelen, kreegen<br />

de Venetiaanen, en de Hoofden van<br />

den Kruistocht. De eerstgemelden, die, zo<br />

in het beraamen als uitvoeren van deeze<br />

onderneeming , het oog gefladig gevestigd<br />

hielden op 't geen meest tot bevoordeeling<br />

van hunnen Koophandel zou kunnen<br />

ftrekken, befchikte hec in dier voege, dac<br />

zy de Landen kreegen van de grootfte<br />

waarde voor een handeldryvend Volk. Zy<br />

werden Bezitters van een gedeelte van Peloponnefus,<br />

ten dien dage de zetel van<br />

bloei-


WEGENS O U D I N D I E . 201<br />

bloeiende Handwerken , inzonderheid van III'<br />

Zyden ftoffen. Zy verwierven verfcheide AFDEEvan<br />

de grootfte en best bebouwde Eilanden LING.<br />

in den Archipel, en vormden een keten<br />

van vastigheden, deels van een kryg- deels<br />

van een handeldryvenden aart , die zich<br />

uitftrekte van de Adriati/che<br />

Bosphorus (V).<br />

Zee, tot den<br />

Veele Venetiaanen hadden zich te Conftantinople<br />

nedergezet, en maakten, zonder<br />

daar in geftoord te worden door hunne<br />

krygszugtige Medegenooten, weinig agt<br />

flaande op het geen naar vlytbetoon fmaakte,<br />

de verlcheide Handeltakken, die zo langen<br />

tyd die Hoofdftad verrykt hadden, zich<br />

eigen. Twee deezer trokken, inzonderheid,<br />

hunne aandagt; de Zyde-handel, en de handel<br />

op Indie. Zints de Regeering vat I<br />

jusTINIANUS, was het meest in Grieken<br />

land, en op eenige der nabygelegene Ei<br />

landen, dat men Zyde-wormen, door hen t<br />

eerst in Europa ingevoerd, kweekte. D<<br />

Zyde, door dezelve voortgebragt, werd to<br />

Stoffen van veelerhande foort verwerkt ii<br />

veele Steden des Ryks. Maar in Conftan<br />

tinople, den Zetel van Rykdom en Weel<br />

de, was de vraag na eene Waar van zul!<br />

een hoogen prys het meeste, en, by ee;<br />

zeer natuurlyk gevolg, daar het middelpun<br />

des Zyde-handels. De Venetiaanen had<br />

den, in het fchiften en gereedmaaken de<br />

Laa<br />

(o) DANDULI Ghronic. ap. MURAT. Scrip<br />

Rer. Ital. Vol. XII. p. 328. MAR. SANUTO VU e<br />

de Duchi di- Fcnet. MURAT. Vol. XXII. p. 532.<br />

N 5


202 O N D E R Z O E K<br />

III. Laadingen voor de onderfcheidene Havens,<br />

AFDEE' op welken zy handelden, eenigen tyd ge­<br />

LING. leden , bevonden , dat de Zyde een zeer<br />

weezenlyk Artykel was , en dat de trek<br />

daarin, geheel Europa door , van dag toe<br />

dag fterker wierd. Door het verblyf van<br />

zo veelen hunner Medeburgeren in Con-<br />

Jlantinople , en door de vrydommen aan<br />

hun toegeftaan, verfchaften zy niet alleen<br />

Zyde in zulk een overvloed , en voor zodanigen<br />

prys , als hun in ftaat ftelde om<br />

den Handel wyder uit te ftrekken, en met<br />

meer voordeels dan eertyds; maar zy werden<br />

zo door en door bedreeven in alle takken<br />

van het bewerken der Zyde , dat zy<br />

het ondernamen, in hun eigen Land, Zydeftof<br />

- Fabrieken op te zetten. De maatregels,<br />

door byzondere Perfoonen ten dien<br />

einde genomen, zo wel als de inrigtingen<br />

door den Staat gemaakt , werden met zo<br />

veel voorzigtigheids beraamd, en met zulk<br />

een gelukkigen uitflag volvoerd , dat, in<br />

korten tyd, de Zyde-fabrieken van Venetië,<br />

met die van Griekenland en Sicilië,<br />

om den voorrang dongen, en ftrekten om<br />

het Gemeenebest te verryken, en den kring<br />

van deszelfs Koophandel uit te breiden.<br />

Ten zelfden tyde bedienden zich de Venetiaanen<br />

van den invloed dien zy in Con-<br />

(lantinople verkreegen hadden, om hun<br />

Handel op Indie te verbeteren. De Hoofdrad<br />

des Griekfchen Keizerryks ontving,<br />

behalven de middelen, welke zy gemeen<br />

hadt met de andere handeldryvende Steden<br />

fan Europa, om Goederen uit het Oosten<br />

te


WEGENS O U D I N D I E . 203<br />

III.<br />

te krygen, een groot gedeelte derzelven<br />

door een kanaal haar byzonder eigen. Ee\FDEEnige der kcstbaarfte Koopmanfchappen van LiNG,<br />

Indie en China, werden over land ge<br />

voerd, langs wegen hier boven vermeld,<br />

na de Zwarte Zee, en van daar, met eene<br />

korte vaart, na Confiantinople. Tot deeze<br />

Markt, de best voorziene van alle, uitgenomen<br />

Alexandrie, hadden de Venetiaanen<br />

thans den vryen toegang, en de Goederen,<br />

daar gekogt, maakten eene groote<br />

vermeerdering by 't geen zy gewoon waren<br />

in de Havens van Egypte en Syrië op<br />

te doen. Terwyl dus het Latynfche Ryk<br />

te Conpiantinople beftond, bezaten de Venetiaanen<br />

zo aanmerkelyke voordeden boven<br />

alle hunne Mededingers, dat hun<br />

Koophandel zich zeer wyd uitbreidde, en<br />

't was voornaamlyk Van hun, dat alle deelen<br />

van Europa<br />

ten ontvingen.<br />

de Waaren uit het Oos­<br />

De andere gebeurtenis, op welke ik het<br />

oog had, was de Omkeering van de Heer<br />

fchappy der Latynen in Confiantinople, en<br />

de Hertelling van het Keizerlyk geflacot<br />

op den Throon. Deeze werd te wege<br />

gebragt naa een tydverloop van zeven en<br />

vyftig jaaren, deels door een korttondige<br />

kragtbetooning, waar mede de verontwaardiging<br />

van een vreemd juk te draagen<br />

de Grieken bezielde, en deels door den<br />

veelvermogenden byftand, dien zy van<br />

het Gemeenebest Genua ontvingen. De<br />

Genueefen voelden zich dermaace getroffen<br />

op 't gezigt van de voordeden,


III.<br />

AFDEE<br />

LING.<br />

ao4 O N D E R Z O E K<br />

welke de Venetiaanen, hunne Mededingers<br />

in den Handel, trokken van derzelver vereeniging<br />

^ met de Latynfche Keizers van<br />

Conflantinople, dat zy, om hun van dezelve<br />

te ontzetten, de diepst gewortelde<br />

vooroordeelen van dien tyd te onder bragten,<br />

en zich met de fcheurmaakende Grieken<br />

vereenigden ter ontthrooning van eenen<br />

Monarch, befchermd door Pauslyke Magt;<br />

de donders van het Vaticaan, die, ten<br />

deezen dage, de grootfte Vorften deeden<br />

beeven, uittarcende. Deeze Onderneeming,<br />

•hoe ftout en ongodsdienftig toen ook gekeurd,<br />

Haagde gelukkig. Ter belooning<br />

voor hunne veel beduidende dienilen, fchonk<br />

de Griekfche Keizer, door dankbaarheid of<br />

uit zwakheid, onder andere giften, Pera,<br />

de voornaamfte Voorftad van Conflantinople,<br />

aan de Gemieefen, om dezelve, als<br />

een Leen van het Keizerryk, te bezitten,<br />

met zulk eene ontheffing van de gewoone<br />

Belastingen op inkomende en uitgaande<br />

Goederen, dat zy eene befliste meerderheid<br />

verkreegen boven alle Mededingers in den<br />

Koophandel. Met de waakzaame oplettenheid<br />

van Kooplieden, bedienden zich de<br />

Genueefen van deeze gunftige omftandigheid.<br />

Zy omringden hunne nieuwe vastigheid<br />

in Pera met fchansfen. Zy maakten<br />

van hunne Handelplaatzen, op de<br />

byliggende kusten, fterkten (p). Meer<br />

dan de Grieken zelve waren zy meester<br />

van<br />

O) NlCEPH. GREGOR. Lib. XI. C. I. i. &<br />

Lib, XVII. c, I. §,2. '


WEGENS OUD INDIE. 20$<br />

van de Haven van Conflantinople. De<br />

geheele Handel van de Zwarte Zee kwam , iFOEEin<br />

hunne handen,* hier mede niet te vre­ LING.<br />

de , namen zy bezit van een gedeelte..<br />

van Cherfonefus Taurica, de hedendaagfche<br />

Crim, en maakten Caffa, de Hoofdftad,<br />

ten voornaamen zetel van hunnen Handel<br />

op het Oosten, en de Haven, waar zy<br />

alle de Goederen, na de Zwarte Zes<br />

gevoerd , langs de onderfcheiden wegen,<br />

hier boven befchreeven, byeen verzamelden<br />

In gevolge van deeze Omwenteling,<br />

werd Genua de grootfte handeldryvende<br />

Mogendheid in Europa; en, indien de onderneemende<br />

vlyt, en onverfchrokke moed,<br />

haarer Burgeren geftaan hadt onder hec<br />

be-<br />

FOLIETA, Hist. Genuenf. ap. GR/EV. Tkes.<br />

Ahtiq. Ital. I. 387. DE MARINIS de Genuenf.<br />

Dignit. ib. p. 1486. NICEPH. GREGOR. Lib.XIII.<br />

c. 12. MURAT. Annal. Ital. Lib. VII. c. 351. —<br />

Caffa is de gelegenfte plaats voor den Koophandel<br />

aan de Zwarte Zee. Terwyl deeze ftad in handen<br />

was van de Genueefen, die dezelve meer dan twee<br />

Ecuwen hielden, maakten zy Caffa tot den zetel<br />

van een uitgeftrekten en bloeienden Koophandel.<br />

Zelfs, met alle de nadeelen van derzelver tegenwoordige<br />

onderwerping aan het Turksch bewind, blyft zy<br />

een plaats van Herken Handel. J. j. CHARDIN, die<br />

deeze Plaats in den piare MDCLXXII bezogt, verhaalt,<br />

dat, ftaande zyn veertig daags verblyf aldaar,<br />

'er meer dan vierhonderd fclupen af- en aanvoeren ;<br />

Voyages, Vol. I. p. 48. Ify ontdekte !er verfcheide<br />

overblyfzels van de Germeefche Grootheide liet getal<br />

der lnwoonderen beloopt, volgens PEYSONNEL,<br />

nog tachtig duizend menfehen. Commerce de la<br />

Mer Noire. Tom. I. p. 15, I..y befchryft den Handel<br />

als zeer uitgebreid.<br />

Hl.


III.<br />

AFDEE-<br />

LING.<br />

206 O N D E R Z O E K<br />

beduur eener. verftandige Staatkunde, zoui<br />

dit Gemeenebest langen tyd dien rang<br />

hebben kunnen bewaaren. Maar nimmer<br />

was 'er iets ongelyker dan het inwendige<br />

beduur der twee Mededingende Gemeenebesten,<br />

Venetië en Genua. In het eerfte<br />

volgde men, in het Staatsbeftuur, beftendig<br />

het ftelzel van voorzigtigheid;<br />

het laatfte was in niets beftendig dan in<br />

eene gefteldheid op nieuwigheid, en neiging<br />

tot verandering. Het eene genoot<br />

eene aanhoudende rust; het ander werd<br />

gefchokt door alle de ftormen en locwisfelingen<br />

van parcyfchap. De vermeerdering<br />

van Rykdom, die, door den noes*<br />

ten vlyt der Kooplieden, Genua toevloeide,<br />

kon het gebrek in de Staatsgefteltenisfe<br />

niet opweegen; en, zelfs in den<br />

voorfpoedigften ftaat, deeden zich kentekens<br />

op, die eene vermindering van Rykdom<br />

en Magt voorfpelden.<br />

Zo lang, egter, de Genueefen de overhand,<br />

welk zy in het Griekfche Keizerryk<br />

gekreegen hadden, behielden, voelden de<br />

Venetiaanen dat zy den Handel op zo<br />

ongeiyken voet dreeven, dat hunne Kooplieden<br />

Conflanlinople zelden, en met tegenzin,<br />

bezogten; en, om de Goederen van het<br />

Oosten in zulk eene menigte te bekomen<br />

als de onderfcheiden deelen van Europa,<br />

welke zy gewoon waren des te bezorgen,<br />

vorderden, moesten zy zich vervoegen tot<br />

de oude Stapelplaatzen diens Handels. Van<br />

deeze was Alexandrie de voornaamfte en<br />

ryklykst voorziene: dewyl de overbrenging<br />

der


WEGENS OUD INDIE. 207<br />

der Indifche Goederen te land door Afia, ui.<br />

na een der Havenen aan de MiddellandAFDEEfche Zee, meenigmaal onvolvoerbaar ge­ LING.<br />

maakt werd door de invallen der Turken,<br />

Tartaaren en andere Horden, die de een<br />

naa den ander dat vrugtbaar land verwoestten,<br />

of {treeden om de beheerfching. Maar,<br />

onder het moedig krygsbeftuur der Sultans<br />

van de Mameluken, werd veiligheid en<br />

orde fteeds in Egypte gehandhaafd, en de<br />

Handel, fchoon met zwaare belastingen<br />

bezwaard, ftond voor allen open. Naar<br />

gelange van den voortgang der Genueefen<br />

in den Koophandel van Conflantinople<br />

en de Zwarte Zee geheel aan zich te<br />

trekken, vonden de Venetiaanen het meer<br />

en meer noodig hun Handelgemeenfchap<br />

men Alexandrie uit te breiden. — [NICE-<br />

PHORUS GREGORAS fchildert de inhaaligheid<br />

en onbefchoftheid der Gettueefen<br />

te Conflantinople, waar van hy ooggetuige<br />

was, met deeze fterke kleuren af:<br />

„ Thans, (dat is omtrent het Jaar MCCCXL)<br />

„ droomden zy, dat zy de Heerfchappy der<br />

„ Zee verkreegen hadden, en vorderden<br />

„ een uitfluitend regt om op den Euxi-<br />

,, nus te handelen; verbiedende de Grieken<br />

„ na Mceotis , Cherfonefus , of eenig ge-<br />

„ deelte van de kust verder dan den Mond<br />

„ des Donaus, te zeilen, zonder dat zy<br />

,, daar roe verlof gaven. Deeze uitfluiting<br />

„ ftrekren zy desgelyks tot de Venetiaa-<br />

„ nen uit, en hunne trotsheid gaat zo ver-<br />

„ re , dat zy een plan vormen , om een<br />

„ tol


III.<br />

AFDEE<br />

LING.<br />

2ö8 O N D E R Z O E K<br />

„ tol te leggen op ieder Schip , 't geen<br />

,, door den Bosphorus vaart (rj".2<br />

Maar die Handel op Alexandrie zulk<br />

, eene openlyk erkende Gemeenfchap influitende<br />

met de Ongeloovigen, welke men in<br />

deeze Eeuwe onbeftaanbaar rekende met<br />

het Charactef van Christenen , bewoog<br />

zulks den Raad van Venetië , om zyne eigene<br />

gemoedszwaarigheden, of die der<br />

Onderdaanen, uir den weg te ruimen, tot<br />

het neemen van toevlugt tot het onfeilbaar<br />

gezag van den Paus, die veronderfteld werd<br />

met de magt bekleed te zyn om zyne Onderhoorigen<br />

van de irrikte opvolging der<br />

heiligde Wetten te ontdaan ; en zy verwierven<br />

van hem verlof om 's jaarlyks een<br />

bepaald getal Schepen na de Havens van<br />

Egypte'en Syrië te zenden (Y). — Onder<br />

deeze wettiging, befloot het Gemeenebest<br />

van Venetië een Verdrag van Koophandel<br />

mee de Sultans van Egypte, op een billyken<br />

voet ; ingevolge van dit Mandelverdi\ig,<br />

benoemde de Raad een Conful, die<br />

Cr) N l C E P H . G R E G O R . Lib. XVIII. C. 2. § I,<br />

Dit is de XLII Aantekening van U O B E R T S O N .<br />

(O Eene Vergunning van den Paus werd zo noodzaaklyk<br />

gekeurd om de Handelgemeenfchnp met Ongeloovigen<br />

te wettigen, dat, lang naa dit Tydperk ,<br />

in den Jaare MCCCCLIV, Paus N I C O L A S D E V,<br />

in zyné berugte Bulle ten voordeele van Prins H E N -<br />

D R I E V A N P O R T U G A L , onder andere voórregten,<br />

hem de vryheid vergunt' van met de Mahomedaanen<br />

te mogen handelen, en zich beroept op dergelyke vergunningen<br />

van Paus M A R T I N U S D E N V, en E U G E -<br />

M U S , aan de Koningen van Portugal. L E I B N I T Z<br />

Codex Jur, Cent. Diplom at, P. I. p. 489.<br />

te


WEGENS OUD INDIE. *QQ<br />

te 'Alexandrie, en een anderen die te Da III.<br />

mascus, zyn verblyf zou houden j een open- / FDEEbaar<br />

Gharacter bekieeden , en , des gevolmagtigd<br />

door de Sultans, een Handel regts- -<br />

LING.<br />

gebied oefenen. Onder hunne befcherming<br />

zetten zich Venetiaanfche Kooplieden ren<br />

Kunftenaars in elk deezer Steden neder.<br />

Oude vooroordeelen en afkeerigheden werden<br />

vergeeten, en hun wederzyds belang<br />

vestigde, voor de eerde keer, een vryen<br />

en open Handel tusfehen de Christenen<br />

en de Mahomedaanen (t~).<br />

Terwyl de Venetiaanen en Genueefcn<br />

beurtlings deeze buieengewoone poogingen<br />

te werk fielden, om alle de voordcelen te<br />

erlangen, fpruitende uit het verzorgen van<br />

Europa met de Voortbrengzelen van hen<br />

Oosten, lag het Gemeenebest van Florence,<br />

oorfpronglyk eene handeldryvende<br />

Volksregeering, zich met zulk een onaflaatenden<br />

ernst op den Handel toe, en ds<br />

geaartheid des Volks, zo wel als de natuur<br />

hunner Infiellingen, was zo gefchikc<br />

om den voortgang daar van te bevorderen,<br />

dat deeze Staat fchielyk in Magt, en hec<br />

Volk in Rykdom, toenam. Maar, dewyl<br />

de Florentyners geen gefchikte Zee-Haven<br />

bezaten, ftrekte hun vlytbctoon zich voornaamlyk<br />

uit tot verbetering hunner Handwerken<br />

en binnenlandfchen Arbeid. Omtrent<br />

den aanvang der Veertiende Eeuwe $<br />

blyken, uic de optelling van een wel on-<br />

def-<br />

(t) SANDI, Storia Civilê Fenezlana. Lib. V<br />


III.<br />

AFDEE-<br />

LING.<br />

aiö O N D E R Z O E K<br />

derrigt Gefchiedboeker, de Handwerken<br />

van verfcheidenerleien aart, inzonderheid<br />

van Zyden en Wollen Stoffen, by de Florentyners<br />

zeer aanmerkelyk geweest te<br />

zyn. («).<br />

De verbintenis, welke zy vormden in<br />

verfcheide deelen van Europa, door hun<br />

met de Voortbrengzelen van hun eigen<br />

vlyt te voorzien, bewoog hun tot het oprigten<br />

van een anderen Handeltak, het<br />

Bankhouden. Hier in (laken zy welhaast<br />

zo zeer uit, dat de Geldhandel van bykan3<br />

elk Koningryk in Europa door hunne handen<br />

ging, en in veele derzelven werd het<br />

verzamelen en beftuuren der openbaare Inkomften<br />

aan hun toevertrouwd. —- Ingevolge<br />

van de werkzaamheid en voorfpoed,<br />

niet welke zy hunne Handwerken en Gejdhandel<br />

dreeven, de eerfte altoos vergezel^<br />

van een zeker, fchoon maatig, voordeel,<br />

en de laatfte winstgeevend in de hoogde<br />

maate, op een tyd toen noch de Intrest van<br />

't Geld, noch de Baat des Wisfels juist bepaald<br />

was, werd Florence eene der eerde<br />

Steden van de Christen-wereld, en veele haarer<br />

Burgers bezaten zeer groote tchatten.<br />

COSMO DI MEDICI, het Hoofd eens<br />

Geflachts, 't welk, door voorfpoed in den<br />

Handel, uit de duisternis met luister ten<br />

voorfchyn tradt, werd voor den rykften<br />

Koopman, dien men ooit in Europa (y)<br />

ken-<br />

Cii) Giov. VILLANI, Hist. Florent.zp. MURAT.<br />

Script. Rer. Ital. Vol. XIII. p. 823.<br />

(v) FR. MICH. BRUTUS, Hist. Flor. p. 37. 62,<br />

Chron. Eugubimm tip. MURAT. Script. Rer. Ital.<br />

Vol.


WEGENS O U D I N D I E . 211<br />

kende, gehouden, en, in daaden van openbaare<br />

weldaadigheid, zo wel als van heimlyker<br />

edelmoedigheid, in belchcrming van<br />

geleerdheid en aanmoediging van nutte en<br />

i'ruaye Kunften , kon geen Vorst dier<br />

Eeuwe by hem haaien. Of de MEDICI,<br />

in hun eerfte Handelbedryf , cenigen<br />

Handel op hec Oosten dreeven, heb ik<br />

niec kunnen ontdekken (w~). Ik zou hec<br />

voor<br />

Vol. XIV. p. 107. DENINA, Revol. d''Italië. TofSS<br />

IV. p. =63." &c.<br />

(y) Noeh JOVIUS, de openlyke Lofredenaar der<br />

.MEDICI, noch jo. M. BRUTUS htm Lasteraar, fchoon<br />

zy beiden vsn den verbaazenden Rykdom deezes Gefttchts<br />

gewaagen, verklaaren den aart des Handels, door<br />

welken zy denzelven verkreegen. Zelfs MACHIAv<br />

E L , wiens vernuft vermaak i'chiep in de opfpeuring<br />

van elke ömftandigheid, die medewerkte tot den<br />

bloei of ondergang der Volken, fchynt den Koophandel<br />

zyns Lands niet aangezien te hebben als eert<br />

onderwerp, 't welk eenige opheldering verdiende.<br />

DENINA, die het Eerfte Hoofdftuk, van zyn Achtité<br />

Boek, het Opfchrift geeft. De Oorfprong van de<br />

MEDICI, en het Begin van hunne Magt en Grootheid,<br />

fdienkt ons wéinig lichts ten opzigte Van den<br />

Handel door hun gedreeven. Dit ftilzwygen van zo<br />

veele Schryvers levert een bewys op, dat de Gefchiedboekers<br />

den Handel nog niet hadden leeren aanzien<br />

als een voorwerp van zo veel bekmgs in don<br />

Staatkundigen toeftand der Volken, om eenigermaate<br />

in een verflag te treeden van deszelfs aart en uitwerkzelen.<br />

Uit de verwyzingen van veele Schryvers<br />

tot SCIPIO AMMIRATO, Istorie Fiorentine; tot<br />

PAG.'IVI,' Della Decima ed altri gravezze della<br />

Alet catura, di Fiorentine; en tot BAI.DUCCI, Practica<br />

della Mercatura, zou ik my verbeelden da!<br />

iets meer voldoenends, zo wegens den Handel dés<br />

•Gemeenebests als het Gellacht der MEDICI, zot<br />

kunnen ontleend worden; maar ik kon deeze Boekei;<br />

noeh in Edinhurg, nóch in Londen, vindeai<br />

O ft<br />

III.<br />

M'DEE­<br />

LING.


mv.<br />

AFDEE-<br />

BING.<br />

A. C.<br />

1405.<br />

A. C.<br />

14-5-<br />

ais O N D E R Z O E K<br />

voor ivaarfcf ynlyker houden, dac hun Han­<br />

del bepaald was coC dezelfde Koopwaaren<br />

als die hunner Landsgenooten.<br />

Maar zo dra als het Gemeenebest van<br />

Florence, door de vermeestering van Pifa,<br />

gemeenfchap met den Oceaan verkreegen<br />

hadt, poogde cosrvio DI MEDICI, die<br />

het opperbewind der zaaken beheerde,<br />

voor zyn Land deel te ktygen in den<br />

winstryken Handel, die Venetië en Genua<br />

zo verre boven alle de andere Italiaanfche<br />

Staaten hadt doen opklimmen. JViet dit<br />

oogmerk, werden 'er Gezanten na Alexandrie<br />

gezonden om by den Sultan te bewerken<br />

het openen van die Haven en<br />

andere in de Landen zyner Heerfehappye,<br />

voor de Onderzaaten van Florence, en<br />

hun te vergunnen, alle de Handel voordeden,<br />

welke de Venetiaanen genooten.<br />

De Onderhandeling hadt ten gelukkigen<br />

gevolge, dac de Florentyners eenig deel<br />

in den Indifchen Handel fchynen gekreegen<br />

ce hebben; en, korc naa dit Tydperk,<br />

vinden wy Speceryen venreld onder<br />

de Koopwaaren door de Florentyners<br />

in Engeland gebragt (jf).<br />

[L E 1 B N 1 T z heeft ons een keurig fluk<br />

bewaard , behelzende den last aan de<br />

twee Afgezanten des Gemeenebests van<br />

Florence aan den Sultan van Egypte, om<br />

over dit verdrag met hem te handelen,<br />

mee hec verflag deezer Gezanten by hunne<br />

(jj IIAKLUVT, Vol. I. p. 103.


WEGENS O U D I N D I E . 213<br />

ne wederkomst. Het groot oogmerk van III.<br />

het Gemeenebest was een vryen Handel AFDEEte<br />

verwerven in alle deelen van des Sul­ L1NG.<br />

tans Gebied, op denzelfden voet als de<br />

Venetiaanen. De voornaamfte voorregten,<br />

welke zy verzogten, waren — Voor eerst.<br />

Eene volkomen vrye Invaart in alle de<br />

Havens, den Sultan toebehoorende ; befcherming<br />

terwyl zy zich daar onthielden<br />

; en een vry vertrek als zy het<br />

begeerden. — Ten tweeden. Verlof om<br />

een Conful te mogen hebben, met dezelfde<br />

Voorregten, cn 't zelfde Regtsgebicd,<br />

als die der Venetiaanen; en vryheid<br />

om eene Kerk, een Pakhuis, en een<br />

Bad te bouwen, op alle Plaatzen daar<br />

zy zich nederzetten. — Ten derden. Dat<br />

zy voor inkomende en uitgaande Goederen<br />

geen Kooger Belastingen zouden bemalen<br />

dan de Venetiaanen. — Ten vierden.<br />

Dat de Goederen van een Florentyner,<br />

die in de Landen des Sultans ftierf, aan<br />

den Conful zouden worden ter hand gefteld.<br />

— Ten vyf den, dat de Goud- en<br />

Zilvermunt van Florence in betaaling zou<br />

worden aangenomen. Alle deeze<br />

Voorwaarden, (die uitwyzen, onder welke<br />

billyke en ruime bedingen de Christenen<br />

en Mahomedaanen thans den Handel dreeven,)<br />

verwierven de Florentyners; doch zy<br />

fchynen nimmer een groot aandeel in den<br />

Handel op Indie gekreegen te hebben (2)].<br />

ln<br />

Os) LEIBNITZ, Mdntkfa Cod. Jar. Cent. Diplom.<br />

Pars altera, p, 163. Dit is de XLV Aantekening van<br />

ROliERÏSOS.<br />

O 3


lil<br />

AFDEE-<br />

LTRG.<br />

214 O N D E R Z O E K<br />

In eenige deelen van die Gefchiedkundig<br />

Onderzoek, wegens den aart en den<br />

loop des Handels op het Oosten, was<br />

ik verpligt al tastende mynen weg te zoeken,<br />

en dikwyls op 't geleide van zeer<br />

zwakke lichten af te gaan. Maar dewyl wy<br />

nu naderen tot het Tydperk, waarin de<br />

hedendaagfche denkbeelden, ten aanziene<br />

van het belang des Koophandels, zich<br />

begonnen te ontwikkelen, en het letten<br />

op deszelfs voortgang en aart een belangryk<br />

voorwerp werd van de Staatkunde,<br />

mogen wy hoop fcheppen, dat wy<br />

de nog voor handen zynde nafpeuringen,<br />

met meer zekerheids en naauwkeurigheids,<br />

zullen kunnen voortzetten. Aan deeze toeneemende<br />

oplettenheid hebben wy het<br />

berigt dank te weeten, 't welk MARINO.<br />

s A N u D o , een Venetiaansch Edelman ,<br />

van den Indifchen Handel geeft, zo als dezelve<br />

gedreeven werd door zyne Landgenooten,<br />

omtrent den aanvang van de Veertiende<br />

Eeuwe.<br />

De Venetiaanen kreegen, volgens zyn<br />

verflag, de Voortbrengzels van het Oosten,<br />

langs twee verfchillende wegen. Die van<br />

weinig omllags en groote waarde als<br />

Kruidnagelen, Muscaatnooten, Foeli, Edel-<br />

Gefleenten en Paarlen, enz. werden van de<br />

perfifche Golf langs de Tigris na Basfora,<br />

voorts mBagdat, gebrast, en van daar na<br />

eenige Havens aan és Middellandfche Zee<br />

gevoerd. Alle meer omfiagtige Goederen,<br />

als Peper, Gember, Kaneel, enz., met een<br />

gcleelte van kostbaarder Waaren, kwamen,


WEGENS O U D I N D I E . 215<br />

men, langs den ouden weg, aan de Roode<br />

Zee, en van daar door de Woescyne, / FDEEen<br />

den Nyl af, te Alexandrie. De Goe­ LING.<br />

deren langs den eerften weg waren, ge- -<br />

lyk SAN u DO opmerkt, van eene betere<br />

hoedanigheid; maar, door de moeilykheid<br />

en kosten van eene verre vervoering te<br />

land, was de voorraad dikwyls fchaars;<br />

en kan hy niet verheden, (fchoon hec<br />

aanliep tegen het geliefd ontwerp, t welk<br />

hy op 'c oog hadt, toen hy de Verhandeling,<br />

die ik hier aanhaal, fcbreefO<br />

dac, uit hoofde van den toeftand der<br />

Landen, door welke de Caravaanen trokken<br />

, deeze wyze van overbrenging menigmaal<br />

hachlyk, en met gevaar gemengd,<br />

w a s<br />

C a<br />

J' . , j rr<br />

Alleen te Alexandrie vonden de Venetiaanen<br />

altoos een vollen voorraad van<br />

Indifche Goederen; en vermids deeze aldaar<br />

meestal te water kwamen , zouden<br />

ze tot een maatigen prys te bekomen geweest<br />

zyn, hadden de Sultans dezelve<br />

niet bezwaard met Belastingen, die een<br />

derde gedeelte van de voile waarde beliepen.<br />

Niettegenftaande deeze en alle<br />

andere nadeden, was het noodig zich die<br />

Goederen aan te fchaffen: dewyl, door<br />

veele zamenloopende omftandigheden, en<br />

wel byzonder door de uitgeftrektere gemeenfchap<br />

-usfchen de onderfcheidene Volken<br />

van Europa, de vraag na dezelve,<br />

ge.<br />

Cd) M\R. SANUTI, Secreta Fidclium Cruds<br />

p. sa. &c. np. Bongarifum.<br />

O 4<br />

\\\.


Al'DEE<br />

LING.<br />

aict O N D E R Z O E K<br />

TIL geduurende de Veertiende Eeuwe, groot*<br />

. lyks bleef vermeerderen. Door de inval-,<br />

len van veele vyandlyke Hammen van Bar-<br />

. baar en, die het grootfte gedeelte van<br />

Europa in bezit namen, werd die fterke<br />

band. met welken de Romeinen alle de<br />

Volken van hun wyduitgeitrekt Ryk za*<br />

men verbonden hadden, geheel losgemaakt,<br />

en de Gemeenfchap van het eene Volk met<br />

het andere kreeg zulk een krak, dat dezelve<br />

geheel ongeloofbaar zou fchynen,<br />

indien de blykbaarheid daar van alleen berustte<br />

op het getuigenis der Gefchiedfchryveren,<br />

en niet bevestigd wierd door het<br />

meer gezags hebbende uitvaardigen van<br />

Wetten. Verfcheide Vastftellingen van deezen<br />

aart, die de Regtsgeleerdheid van<br />

meest alle Europifche Volken tot fchandvlekken<br />

dienen, heb ik opgeteld en ontvouwd<br />

in een ander Werk (&).<br />

Maar, toen de hehoeften en begeerten<br />

der Menfchen vermeerderden, en zy bevonden,'dat<br />

andere Landen hun de middelen<br />

konden verfchafièn om die te vervullen<br />

en te Voldoen, verminderden de<br />

vyandlyke gevoelens, welken de Volken<br />

op eenen afftand van elkander hielden;<br />

en eene onderlinge gemeenfchap greep al-<br />

Jengskeris plaats. Zints den tyd der<br />

Kruisvaarten, die eerst het haare toebragten,<br />

om Volken, naauwlyks aan elkander<br />

bekend, ie vereenigen, en, twee Eeuwen<br />

lang, een zeilde plan met den anderen<br />

voort<br />

0) Hisforie van CAREL den V* Ui D. bl. 15.


WEGENS O U D I N D I E . 217<br />

voort te zetten, hadden verfcheide om­ III.<br />

ftandigheden zamengewrogt om die algeAFüBEmeene verftandhouding te verhaasten. Het l.1 NO.<br />

Volk rondsom de Ballifche Zee, tot dus<br />

lans'-, door de rest van Europa, gevreesd<br />

en°met affchrik befchouwd, als Zeefchuimers<br />

en Geweldenaars, namen vreedzaamer<br />

zeden aan, en begonnen thans hunne<br />

Nabuurvolken, als Kooplieden, te bezoeken.<br />

— Voorvallen, vreemd van het<br />

Onderwerp myns tegenwoordigen Onderzoeks,<br />

vereenigden hun te zamen in het<br />

magtig Handeldryvend Gcnootfchap , zo<br />

beroemd ia de Middel - Keuwen , onder<br />

den naam van Hanze Verbond, en bragt<br />

bun tot het vestigen van den Stapel huns<br />

Handels met de Zuidlyke deelen van Europa<br />

te brugge. Derwaards vervoegden<br />

zich de Kooplieden uit Italië en byzons.<br />

der uit Venetië, en zy omvingen voor<br />

de Koopwaarcn uit hec Oosten, en de<br />

Handwerken huns eigen Lands, niet alleen<br />

het benoodigde tot den Scheepsbouw<br />

en andere Goederen van het Noorden;<br />

maar ook een goede hoeveelheid van<br />

Goud en Zilver uit de Myren in ver-<br />

Icheide Landfclappcn van Duitschland;<br />

de rykfte en overvloedigfte van alle op<br />

dien tyd in Europa bekend (cj. Brugge<br />

bleef de groote Koopmarkt en Voorraadplaats<br />

van den Europifchen Handel, Haande<br />

het Tydperk waartoe myn Onderzoek<br />

zich uitltrekt. Eene geregelde Gemeenfchap<br />

,<br />

(V Z1 M M E R M A is's, Polit. Syrrry cfEuropc. p. 102.<br />

O 5


III.<br />

AFDEE-<br />

LING.<br />

ai8 O N D E R Z O E K<br />

fchap, voorheen onbekend, werd 'er gaande<br />

gehouden, tusfehen alle de Koningryken,<br />

waarin ons Vasteland verdeeld is; en<br />

. wy vinden ons in ftaat gefield, om reden<br />

te geeven van de fchielyke vordering der<br />

Italiaanfche Staaten in Rykdom en Magt,<br />

door op te merken, hoe zeer hun Koophandel,<br />

de bron, waar uit die beide voortvloeiden,<br />

moet vermeerderd hebben by den<br />

verbaazenden aanwas des vertiers van Afia-*<br />

tifeke Goederen, toen alle de wyduitgeftrekte<br />

Landfchappen, in 't Noord Oosten<br />

van Europa, open ftonden om dezelve te<br />

ontvangen.<br />

Geduurende deeze voordeelige en toeneemende<br />

ftaat van den Indifehen Handel,<br />

kreeg Venetië, van een haarer Burgeren,<br />

zulk een nieuw berigt wegens de Landen,<br />

die deeze kostbaare Waaren uitleverden,<br />

welke het geldigfte Artykel van haaren<br />

Handel uitmaakten, als een denkbeeld gaf<br />

van derzelver Rykdom, Volkrykheid, en<br />

Uitgeltrektheid, verre alle de voorgaande<br />

bevattingen der Europeaanen overtreffende.<br />

Van dien tyd af dat de Maho~<br />

wedaanen meesters van Egypte wierden,<br />

hieldt de rechtftreekfche Gemeenfchap der<br />

Europeaanen met Indie geheel op; dewyl<br />

het geen Christen vergund werd door de<br />

Landen hunner Heerfchappye in 't Oosten<br />

te trekken (d). Het verhaal van Indie<br />

door cosMAS INDICOPLEUSTES, in de<br />

Zesde Eeuwe, is, voor zo verre ik weet,<br />

(dj SANUTO, p. 23,<br />

het


WEGENS O U D I N D I E . 219<br />

hec laatfte, 'c geen de Volken in hec Westen III,<br />

ontvingen van iemand, die dac Land be- / FDBEzogc<br />

hadc. Maar, omcrenc hec midden van -ING.<br />

de^ Dertiende Eeuwe, de geesc des Koop- -<br />

handels onderneemender,en greetiger gefield<br />

wordende, om nieuwe wegen, toe Rykdom<br />

leidende, ce ontdekken, bewoog MARCO<br />

POLO, een Veneüaa?i van Adelyken Stamme,<br />

naa eenigen tyd in veele der ryke<br />

Steden van Klein Afia handel gedreeven<br />

te hebben, door te dringen tot de Oostlyker<br />

Gedeelten van dac Land, en wel<br />

zo verre dac hy ten Hove kwam van<br />

den Grooten Khan, op de grenzen van<br />

China. In den tyd van zes- en- twintig<br />

jaaren, dien hy deels befteedde in Koopbedryf,<br />

en deels in het voortzetten van<br />

Onderhandelingen, die den Grooten Khan<br />

hem aanbeval, bezogt hy veele Ryken<br />

van het Oosten, door geen Europeaan<br />

ooit betreeden.<br />

MARCO POLO befchryft het groot<br />

Koningryk Cathay, onder welken naam<br />

China nog bekend is op veele plaatzen<br />

in het Oosten (V), en doorreisde hetzelve<br />

van Chambalu, of Peking, op de Noordfykfte<br />

Grenzen, tot eenige der Zuidlykfte<br />

Landfchappen. Hy bezogt verfcheide gedeelten<br />

van Indostan, en is de eerfte die<br />

Bsngale en Guzzerate , by derzelver tegen-<br />

(0 HERBELOT. Bibl. Oriënt, Art. KHATHAI.<br />

STEWAUT, Account of Thibet, fhilofoph. Transaéï.<br />

LX/71, p. 474. Foyage of A. JENKINSON; HA-<br />

KLUIT, I. p. 333.


III.<br />

AFDEE<br />

LING.<br />

229 O N D E R Z O E K<br />

genwoordige naamen vermeldt als groote en<br />

• vermogende Ryken. Behalven 'c geen hy<br />

op zyne reizen te land ontdekte , deedt<br />

. hy meer dan één tocht op den Indifchen<br />

Oceaan, en verkreeg eenig onderrigt wegens<br />

een Eiland, door hem Zipangri, of<br />

Cipango , geheeten , waarfchynlyk Japdn:<br />

Hy bezogt Java en verfcheide daar omllreeks<br />

gelegene Eilanden, het Eiland Ceylon<br />

en de Kust van Malabar rot de Golf<br />

van Cambay, aan welke alle hy de naamen<br />

geeft, welke zy thans draagen. — Die was<br />

de uitgebreidfte opneeming tot hier toe van<br />

het Oosten gemaakt, en de volkomenfte befchryving<br />

van 't zelve, ooit door een Europeaan<br />

gegeeven ; en in eene Eeuw, waar<br />

in men naauwlyks eenige kennis hadt van<br />

die Gewesten , behalven die men ontleende<br />

uit de Aardryksbefchryving van p T O-<br />

LEMF.us, Honden niet alleen de Venetiaanen,<br />

maar alle de Volken van Europa, met<br />

hun verbaasd, over de ontdekking van uitgebreide<br />

Landltreeken te hunner kennisfe<br />

gebragt, veel verder dan men tot hier toe<br />

de uiterfte grenspaal der Aarde, in dien<br />

oord. gefield hadt.<br />

[De Oostlykfte gedeelten van Afia zyn<br />

thans zo volkomen onderzogt, dat de eerfte<br />

onvolkomene berigten, deswegen van<br />

jviARCO P O L O , weinig van die aandagc<br />

trekken, welke, in den beginne, opgewekt<br />

werd door dc uitgave zyner Reizen \ en<br />

zorrmige byzonderheden, in zyn verhaal,<br />

hebben eenige Schryvers bewoogen om die<br />

vcrwaarloozing te regevaardigen \ door de<br />

waar-


WEGÉNS OUD INDIE. air<br />

Waarheid van 't geen hy vermelde in tvvyfel<br />

te trekken, en zelfs te beweeren , dat hy<br />

nimmer de Landen bezogt, welke hy voorgeeft<br />

te befchryven. Hy bepaalt , zeggen<br />

zy, de Ligging van geene 'Plaats, door de<br />

opgave van de Lengte en de Breedte. Hy<br />

geeft Naamen aan Landfchappen en Steden,<br />

bovenal in zyne befchryving van Cathay,<br />

die geene gelvkheid hebben met die zy tegenwoordig<br />

draagen. Wy mogen, egter,<br />

hier op aanmerken, dat, daar MARCO PO­<br />

LO geenzins een lVlan was in Weeten-,<br />

fchappen bedreeven, het van hem niet verwagt<br />

kon worden, dat hy de Ligging der<br />

Piaatzen , met de naauwkeurigheid van eenen<br />

Aardrykskundigen, zou bepaalen. Dewyl hy<br />

door China reisde , of in het gevolg van<br />

den Grooten Khan, of tot volbrenging van<br />

diens bevelen, is het waarfchynlyk, dat de<br />

Naamen , met welke hy verfcheide Landfchappen<br />

en Steden benoemde, de Naamen<br />

waren , onder welken de Tartaaren , in<br />

wier dienst hy ftondt , dezelve kenden ,<br />

en niet derzelver oorfpronglyke Chineefche<br />

Naamen.<br />

Van eenige onnaauwkeurigheden, die men<br />

opgemerkt heeft in zyn Reisverhaal , kan<br />

men reden geeven, door op eene omftandigheid<br />

te letten, dat hy 't zelve niet op-<br />

Helde uit een geregeld Dagboek, 't geen,<br />

misichien , de verwisfeling van zyne omftandigheden,<br />

geduurende een lange reeks<br />

van lotgevallen , hem belette te houden ,<br />

of te bewaaren. Hy vervaardigde hetzelve<br />

naa zyne wederkomst in zyn Geboorteland,<br />

\FDEE*<br />

LINO*


III.<br />

AFDEE<br />

LING.<br />

222 O N D E R Z O E K<br />

land , en meest uit zyn geheugen. Maaf<br />

(niectegenftaande dit gebrek) behelst zyn<br />

Verhaal van die Gewesten in het Oosten,<br />

. waar toe myn Onderzoek my leide , een<br />

verflag van verfcheide byzonderheden, ten<br />

dien tyde geheel onbekend in Europa ,<br />

welker naauwkeurigheid thans ten vollen bevestigd<br />

wordt. Ik zal eenige derzelven opnaaien<br />

, die, fchoon zy geene zaaken van<br />

groote aangelegenheid betreffen , de beste<br />

proeve opleveren dat hy deeze Landen bezogt<br />

, als mede de zeden en gewoonten des<br />

Volks met aandagt gade geflaagen heeft. Hy<br />

geeft een onderfcheiden berigt wegens den<br />

aart en de bereiding van Sago, het voornaamfte<br />

middel van leevensonderhoud, onder<br />

alle Volken van den Malayanfchen<br />

Stam, en hy bragt het eerfte ftaal van dit<br />

zonderling Voortbrengzel in Venetië (ƒ'_).<br />

Hy neemt desgelyks in opmerking de algemeene<br />

gewoonte van Betel te kaamven,<br />

en zyne befchryving van de wyze van<br />

bereiden is dezelfde met die men thans<br />

volgt (g). Hy verledigt zich tot een verflag<br />

van de byzondere wyze waarop men<br />

de Paarden in Indie voedt, welke tot deezen<br />

dag ftand houdt (Ji). Doch, 't geen<br />

van meer belangs is, wy leeren uic hem,<br />

dac de Handel mee Alexandrie , eoen hy<br />

door Indie reisde, nog gedreeven wierd<br />

op denzelfden voet, als ik gisce dac dezelve,<br />

(ƒ) MARCO POLO, Lib. II. c. 16.<br />

(g) RAMUS, Fiaggi, I. p. 55. D. 56 B a<br />

(h) RAMUS, Fiaggi, p. 53. F.


WEGENS OUD INDIE. 223<br />

ve, in oude cyden, ging. De Goederen van<br />

het Oosten werden nog na de Malabarfche<br />

kust gebragt in eigen Schepen des<br />

Lands, en van daar, te gelyk met de Peper,<br />

en andere Voortbrengzelen byzonder<br />

aan dat gedeelte van Indie eigen, gebragc<br />

door Schepen, die uit de Roode Zee kwamen<br />

(ï). Dit geeft ons, misfchien , de<br />

reden aan de hand voor de betere hoedanigheid,<br />

welke SANÜDO toefchryft aan de<br />

Goederen aan de Kust van Syrië gevoerd<br />

uit de Per/iaanfche Golf, boven die, welke<br />

, door de Roode Zee in Egypte kwamen.<br />

De eerfte werden uitgezogt en gekogt ter<br />

plaatze waar dezelve groeiden, of bewerkt<br />

werden door de Perfifche Kooplieden, die<br />

hunne reizen na alle deelen van het Oosten<br />

bleeven voortzetten; terwyl de Egyptifche<br />

Kooplieden , in het gereed maaken<br />

hunner Laadingen, afhingen van de keuze<br />

der Goederen door de Inboorelingen aan de<br />

Malabarfche kust gebragt.<br />

't Geen MARCO POLO verhaalde wegens<br />

de talryke Legers, en onmeetelyke Inkomften<br />

der Oosterfche Vorften , kwam<br />

zommigen zyner Tydgenooten zo buitenfpoorig<br />

voor, dat zy hem den naam ga­<br />

ven van MESSER M.ARCO MlLLIONlfT);<br />

fchoon dit geheel zamenftemt met het geen<br />

wy thans weeten van de Volkrykheid van<br />

China, en de fchatten van Indostan. Maar ,<br />

by beter verlichte Perfoonen, werd zyn<br />

' Ver-<br />

(7) MARCO POLO, Lib. III. c. sq.<br />

(k) ïrefat. is RAMUS, p. 4.<br />

III.<br />

AFDEÈ-<br />

LING.


III.<br />

AFDEE-<br />

LING.<br />

A. C.<br />

1453-<br />

a H O N D E R Z O E K •<br />

Verhaal anders ontvangen. COLUMBUS*<br />

ZO wel als de Mannen van kunde , meÉ<br />

welken hy briefwisfeling hielde, Helden zo<br />

veel vertrouwen op de waarheid zyner be<br />

rigten, dat de befpiegeüngen , welke aanleTding<br />

gaven tot het ontdekken der Nieuwe<br />

Wereld, grootendeels daar op gegrond<br />

zyn (/>]<br />

Maar, terwyl lieden, die tyd en lust tot<br />

betpiegeling hadden, zich onledig hielden<br />

met het <strong>onderzoek</strong> deezer Ontdekkingen<br />

vati MARCO POLO, die aanleiding gaven<br />

tot gistingen en befchouwingen , waar uit<br />

het even gemelde gewigtig gevolg deels<br />

voortvloeide , gebeurde 'er iets , 'e welk<br />

de aandagt van geheel Europa trok, en dé<br />

zigtbaarfte uitwerking hadc op den loop<br />

diens Handels, welks voortgang ik trage af<br />

te tekenen.<br />

De Gebeurtenis , op welke ik doel is<br />

de eindelyke vermeestering van het Griekfche<br />

Keizerryk door M A H O M Ë D ÓEN II,<br />

en de vestiging van het Turkfche Ryksbeftuur<br />

te Conftantinople. Het onmiddelyk<br />

uitwerkzel van deeze groote Omwenteling<br />

was, dat de Genueefen, in Pera woonagtig,<br />

in den algemeenen ramp ingewikkeld,<br />

genoodzaakt waren niec alleen die woonltede<br />

te verlaaten; maar ook alle de Vastigheden<br />

, door hun aangelegd aan de byliggende<br />

Zeekust; naa dezelve bykans twee<br />

Eeuwen bezeten te hebben. — Hec leed-c .<br />

niet<br />

(7) Life' óf Cohimbus, by bis Son, c. 7 & 8. Dis<br />

is de XLVI Aantekening van ROBKRTS,OJN. •,


WEGÉNS OUD INDIE. 225<br />

niet lang, of de overwinnende wapens van<br />

den Sultan dreeven hun uit Caffa, en alle<br />

Plaarzen , die zy in de Krim bezaten (m').<br />

Conjlantinople was niet langer eene Marktplaats<br />

van Indifche Waaren , open (taande<br />

voor alle Volken van het Westen, en geen<br />

voorraad van dezelve kon nu verkreegen<br />

worden dan in Egypte en de Havens van Syrië,<br />

onderworpen aan de Sultans der Mameiukken.<br />

De Venetiaanen dreeven , in<br />

gevolge van de befcherming en de voorregten,<br />

welke zy verworven hadden door hun<br />

Handelverdrag met deeze magtige Vorften,<br />

den Handel op alle deelen van derzelver<br />

Heerfchappyen, met zo veel voordeels, dat<br />

zy het van alle Mededingers wonnen.<br />

Genua, langen tyd de gedugefte Mededinger,<br />

vernederd door het verlies haarer<br />

Bezittingen in het Oosten , en verzwakt<br />

door binnenlandfche oneenigheden , nam<br />

dermaate af, dat het vreemde befcherming<br />

moest zoeken , en beurtelings zich onderwerpen<br />

aan de Heerfchappy der Hertogen<br />

van Milaan en der Koningen van Frankryk.<br />

In gevolge deezer vermindering van Staatkundig<br />

vermogen, verzwakte ook hec vlytbetoon<br />

in den Handel by de Genueefen.<br />

Eene zwakke pooging, om het aandeel in<br />

den Indifchen Handel , 't welk zy voorheen<br />

bezaten , te herkrygen , door hec<br />

aanbod, om een Verdrag met de Sultans:<br />

van Egypte aan te gaan , op denzelfden<br />

voet<br />

(7») F o LIET A, His?. Genuenf. p. 602. 626. MU­<br />

RAT,- Annal. d'Ital, IX. p. 451.<br />

P<br />

\\ti<br />

AFDEE-<br />

LING.<br />

A. C.<br />

1474»


III.<br />

AFDEE-<br />

LING.<br />

fla6 O N D E R Z O E K<br />

voet als de Venetiaanen , liep vrugtloos<br />

af ; en , geduurende het overige van de<br />

Vyftiende Eeuwe , verzorgde Venetië het<br />

grootfte gedeelte van Europa met de Voortbrengzelen<br />

van het Oosten, en dreef den<br />

Koophandel veel uitgebreider, dan men, tot<br />

deezen tyd toe, gekend hadt.<br />

' De Staat der andere Europifche Volken<br />

was zeer gunftig aan den voortgang des<br />

Handels der Venetiaanen. Engeland, ver-<br />

Woest door de Burgeroorlogen, welke de<br />

ongelukkige twist tusfehen de Huizen van<br />

YORK en LANCAsTER verwekte , hadt<br />

naauwlyks begonnen de aandagt te wenden<br />

tot die voorwerpen en bedryven , waaraan<br />

het zyne tegenwoordige Rykdom en Magt<br />

heeft dank weeten. — In Frankryk werden<br />

de heillooze uitwerkzels nog gevoeld<br />

van de Engelfche wapenen en overwinningen<br />

, en de Koning hadt de magt, het<br />

Volk de lust, niet gekreegen, om de neiging<br />

des Landzaats te wenden tot werkzaamheid<br />

en het voortzetten van de kunften<br />

des Vredes. —— De vereeniging der onderfcheide<br />

Koningryken van Spanje was<br />

nog verre van voltooid; eenige der vrugtbaarfte<br />

Landfchappen ftonden nog onder<br />

de Heerfcbappye der Moor en, met welken<br />

de Spaanfche Vbrften geduurig kryg voerden;<br />

en, uitgenomen by de Cataloniers,<br />

• lloeg men luttel agts op buitenlandfchen<br />

Handel. — Portugal, fchoon het reeds de<br />

loopbaan van ontdekking was ingetreeden ,<br />

aan welker einde het zulk een heerlyken<br />

prys behaalde, hadt 'er die vordering nog<br />

niec


WEGENS OUD INDIE, 227<br />

niet in gemaakt, welke het geregtigde tot<br />

eenen hoogen rang onder de handeldryvende<br />

Scaacen van Europa. — In gevolge hier<br />

van, hadden de Venetiaanen, bykans zonder<br />

eenigen Mededinger, behalven eenige<br />

der kleindere Staaten van Italië, de handen<br />

rnim, om hunne ontwerpen van Koophandel<br />

te beraamen en te volvoeren; en de<br />

Handel met. de Hanze - Steden , die hec<br />

Noorden en Zuiden van Europa met elkander<br />

vereenigde, en tot dus lang gemeen<br />

geweest was aan alle Italiaanen, werd thans<br />

grootendeels door de Venetiaanen alleen<br />

bezeten.<br />

Terwyl de toeneemende vraag, na Voortbrengzelen<br />

van Afia, alle Volken van Europa<br />

aanzette om de Gemeenfchap mee de<br />

Venetiaanen zo vuurig te begeeren , dac<br />

zy hun , door het verkenen van veelerlei<br />

vrydommen , uitlokten om hunne Zeehavens<br />

te bezoeken , mogen wy hier in opmerking<br />

neemen , eene byzonderheid -in<br />

hun Handel op het Oosten, welke denzelven<br />

onderfcheidt van 't geen plaats gehad<br />

heeft in andere Landen, in eenig Tydperk<br />

der Gefchiedenisfe. In de oude wereld<br />

zeilden de Tyriers, de Grieken, die meesters<br />

waren van Egypte, en de Romeinen,<br />

na Indie, om de Goederen te haaien, welken<br />

zy de Westerfche Volken verzorgden.<br />

In laateren tyde, en heden ten dage, doeri<br />

de Portugeefen, de Hollanders, de Engelfchen<br />

, en , op hun voorbeeld, de andere<br />

Europifche Volken , 't zelfde. In beide<br />

die Tydperken , heeft men fchreeuv ende<br />

P 2 klag-<br />

iii.<br />

AFDEE-<br />

L1NG.


ni.<br />

AFDEE-<br />

LING.<br />

S23 O N D E R Z O E K<br />

klagten aangeheeven, dat, in hec voortzetten<br />

van deezen Handel, elke Staac berooid<br />

wierd van de kostbaare Mecaalen, die, in<br />

deszelfs loop, onophoudelyk van hec Westen<br />

na hec Ooscen gaan, en nooic wederkeeren.<br />

Van die verlies, 't geen mogt onc«<br />

ftaan uit deeze trapswyze, maar onvermydelyke,<br />

vermindering van hun Goud en<br />

Zilver , (of dit een weezenlyk of enkel<br />

een ingebeeld verlies moet geagt worden,<br />

ftaat my, te deezer plaatze , noch te <strong>onderzoek</strong>en<br />

, noch te bepaalen,) waren de<br />

Venetiaanen, grootendeels, ontheven. Zy<br />

hadden geene rechtftreekfche gemeenfchap<br />

met Indie. Zy vonden in Egypte, of in<br />

Syrië, Pakhuizen opgevuld mee allerlei Oosteifche<br />

Goederen, door de Mahomedaanen<br />

daar gebragc ; en uic de beste narigten ,<br />

welke wy bezitten, wegens de natuur van<br />

hunnen Handel , kogten zy dezelve meer<br />

by Ruiling dan voor gereed Geld. Egypte,<br />

de groote Markt der Indifche Waaren,<br />

fchoon een zeer vrugtbaar Land, derft veele<br />

dingen, in een gevorderden ftaat van Za«<br />

menieeving, tot gemak of cieraad vereischt.<br />

Al ce bepaald in uitgeftrektheid, en te wel<br />

bebouwd om plaats voor Bosfchen open<br />

te laaten ; te vlak om Mynen te bezitten<br />

tot het opleveren van nuttige Metaalen,<br />

moest hec uic andere Landen voorzien worden<br />

van Timmerhouc, Yzer, Lood en Tin.<br />

De Egyptenaars , terwyl zy onder de<br />

Heerfchappy der Mamelukken ftonden, fchynen<br />

zelve niet gehandeld te hebben op de<br />

Havens van eenigen Staac des Christen-<br />

ryks,


WEGENS O U D INDIE. 229<br />

ryks , en voornaamlyk van de Venetiaanen<br />

.kreegen zy de opgetelde Artykelen.<br />

Behalven deeze verzorgde het vernuft<br />

der Venetiaanfche Kunftenaaren, eene<br />

verfcheidenheid van Wollen- en Zydenftoffen,<br />

Spiegels, Wapenen, Cieraaden van<br />

Goud en Zilver, Glas, en veele andere<br />

Koopwaaren , tot welken zy gereed Koopers<br />

vonden in Egypte en Syrië. Voor<br />

die Goederen ontvingen zy van de Kooplieden,<br />

te Alexandrie, Speceryen en Droogeryen<br />

van allerlei foort, Edelgefteenten ,<br />

Paarlen, Yvoor , Katoen, ongewerkte en<br />

gewerkte Zyde , in veelerlei gedaanten ,<br />

en andere Voortbrengzelen van het Oosten<br />

, nevens verfcheide kostbaare Artykelen,<br />

in Egypte gegroeid of bewerkt.<br />

In Aleppo, Baruth , en andere Steden,<br />

voegden zy by de Goederen, daar te lande<br />

«it indie gebragt , by de Laadingen , de<br />

Perfifche Vloertapyten , de rykgewerkte<br />

Zyden-ltoffen van Damascus, nog bekend<br />

by den naam van die Stad ontleend, er<br />

verfcheide Voortbrengzels van Natuur en<br />

Kunst, byzonder eigen aan Syrië, Palestina<br />

en Arabie. Indien, ten eenigen tyde.<br />

hun vraag na de Goederen van het Oostet<br />

dat geen te boven ging , 't welk zy kon 1<br />

III.<br />

AFDEE-<br />

LING.<br />

1<br />

den maaken by Ruiling voor hunne eigens<br />

gemaakte Goederen, verfchafce de Handel,<br />

dien zy dreeven met de Steden van he<br />

Hanze Verbond, boven vermeld, hun ui<br />

de Mynen van Duitschland , een geregel<br />

den toevoer van Goud en Zilver, 't welli<br />

p 3<br />

z<br />

v<br />

1


ITT.<br />

AFDFIi,-<br />

LING.<br />

230 O N D E R Z O E K<br />

zy , met voordeel, op de Markten van<br />

Egypte cn Syrië, konden flyten.<br />

i Jvolgefls eene neiging, zigtbaar in alle<br />

Udryvende Staaten, om de werkzaam-<br />

1 c(Un des Koophandels aan Staatkundige regelen<br />

en bedwang te onderwerpen, fchynt<br />

her gezag der Regeering van Venetië, tusfehen<br />

beiden getreeden te zyn , zo ten aanziene<br />

van het beltuur des invoers van Aftatifche<br />

Goederen , als in de wyze om ze onder<br />

de verfchillende Volken van Europa te verfpreiden.<br />

Na ieder Stapelplaats van eenige<br />

aangelegenheid in de Middellanafche<br />

Zee , werd een zeker getal groote Schepen<br />

, bekend by de naamen van Galeoenen<br />

ofCarakken, vcor rekening van den Staat<br />

uitgerust ; zy keerden, met de rykfte Koop*<br />

manfehappen belaaden , weder («) ; het<br />

voordeel, nit derzelver verkoop , moet niet<br />

weinig de inkomften van het Gemeenebest<br />

vermeerderd hebben. Burgers, nogthans,<br />

van allerlei rang, byzonder Perfoonen van<br />

Edele Geflachten, werden aangemoedigd om<br />

deel te neemen in buitenlandfchen Handel,<br />

en wie een Schip van zekere grootte<br />

ten dien einde uitrustte, ontving eene aanmerkelyke<br />

belooning van den Staat (c-X<br />

'c Was op dezelfde wyze, deels in Schepen<br />

het Gemeenebest toebehoorende, deels<br />

C») SABEL neus, Hist. Rer. Fenet. Dec. IV.<br />

lib. HL p. 863. DENINA, Revo/, d'Italië, Tom.<br />

t'ï. p. 340.<br />

(O S.A!NVDI, Stor. Civ. Fenez, Lib. FIII, p. -Spi.<br />

in


W E G E N S OUD INDIE, 23*<br />

in die van byzondere Handelaaren , dat de<br />

Venetiaanen de Goederen, uit het Oosten<br />

ingevoerd , zo wel als de Voortbrengzels<br />

en bewerkte Stoffen van hun eigen Heer<br />

fchappye, door Europa vervoerden.<br />

Daar zyn twee onderfcheidene wegen,<br />

langs welken wy kunnen komen tot eenige<br />

kennis van de grootheid deezer Handeltakken<br />

van de Venetiaanen. — De eene,<br />

door agt te geeven op de groote verfcheidenheid,<br />

en den hoogen prys der Waaren<br />

, die zy te Brugge bragten ; eene Stad,<br />

die ten voorraadfchuur ftrekte, waar uit de<br />

andere Volken van Europa voorzien werden.<br />

Eene volkomene optelling derzelven<br />

wordt gegeeven door een wel onderrigt<br />

Schryver; deeze lyst behelst bykans elk<br />

Artykel, in die Eeuwe van aanbelang gekeurd<br />

tot gemak en cieraad O). De<br />

ander, door aan te merken, welke uitwerkzels<br />

de Venetiaanfche Handel hadt op de<br />

Steden, die het vergund werd in die voordeelen<br />

te deelen. Nimmer vertoonde zich<br />

de Rykdom zigtbaarder in den trein des<br />

Handels. De Burgers van Brugge, daar<br />

door verrykt , fpreidden in Kleeding, Gebouwen,<br />

en Leevenswyze, zulk een luister<br />

ten toone , dat zy den trots der Koninglyke<br />

waardigheid kwelling baarden, en den<br />

nyd gaande maakten. [Toen in den Jaare<br />

MCCCI JOANNA VAN N A V A R R Ë , Echtgenoote<br />

van PHILIP DEN SCHOONEN,<br />

6<br />

Kó-<br />

(p) I.UD. nuicciARDiNi, Defcript. de- P#fi<br />

Bas/, p. 173- 1;<br />

P 4<br />

III.<br />

AFDEE-<br />

L1ISG.


IIÏ.<br />

AFDEE<br />

I<br />

LING.<br />

23* O N D E R Z O E K<br />

Koning van Frankryk, zich eenige dagen<br />

in Brugge onthieldt, werd zy dermaate<br />

getroffen door de Grootschheid en den Rykdom<br />

dier Stad, en boven al door het<br />

fchitterend voorkomen der Burger - Vrouwen<br />

, dat zy, in vrouwlyken nyd ontfiooken,<br />

vol verontwaardiging uitriep : „ Ik<br />

„ dage dac ik hier alleen Koningin zou<br />

,, weezen ; maar ik vind 'er eenige hon-<br />

„ derden!" (^).] Antwerpen, toen<br />

de Handel derwaards verplaatst was, werd<br />

welhaast een Mededinger mee Brugge in<br />

Rykdom en Pragc — In fommige Steden<br />

van Duitschland, byzonder in Augsburg,<br />

de groote Marktplaats der Indifche Waaren,<br />

voor de binnenlandfche deelen deezes<br />

uitgeftrekten Lands, ontmoeten wy vroegtydig<br />

voorbeelden van zulke groote middelen,<br />

door Handelvlyt verzameld, dat de<br />

Bezitters daarvan tot hoogen rang in 't<br />

Ryk verheeven wierden.<br />

Uit aanmerking van deezen verbaazenden<br />

aanwas des Rykdoms in alle de Plaatzen,<br />

waar de Venetiaanen hunnen Handel gevestigd<br />

hadden, mogen wy befluiten, dat<br />

de voordeden, die zy zelve trokken uit de<br />

onderfcheide Handeltakken , inzonderheid<br />

van die op het Oosten , nog veel grooter<br />

waren, 't Is, nogthans, onmogelyk, zonder<br />

het behulp van meer tot byzonderheden<br />

afdaalende Narigten dan wy binnen bekomen,<br />

deeze mee naauwkeurigheid te bereed)-Lur>.<br />

GurcciARDiNi, Defcript. p. 40S.<br />

Dit is de XLVII Aantekening vsn ROBÜRÏSUA.


WEGENS O U D I N D I E . 233<br />

tekenen : doch verfcheide omftandigheden III.<br />

kunnen wy bybrengen, om, in 't algemeen, AFDEEde<br />

juistheid deezer gevolgtrekking te wet­ • !NG.<br />

tigen.<br />

Van het eerfte herleeven van den geest<br />

des Koophandels in Europa , bezaten de<br />

Venetiaanen een groot aandeel in den Handel<br />

op het Oosten. Dit bleef trapswyze<br />

aangroeijen, en, geduurende een groot gedeelte<br />

van de Vyftiende Eeuwe , hadden<br />

zy dien Handel bykans geheel in. Hieruit<br />

fprooten de gevolgen van alle Monopoliën.<br />

Waar geen Mededinger is, en de<br />

Koopman het in zyne hand heeft de markt<br />

te zetten, en den prys der Waaren, welke<br />

hy verkoopt, te bepaalen, zal zyne winst<br />

verbaazend groot zyn. Eenig denkbeeld<br />

van derzelver grootte , ftaande eenige Eeuwen,<br />

zullen wy ons kunnen vormen, door<br />

agt te liaan op de Intrest, toen voor 't<br />

gebruik van Geld betaald. Deeze is, buiten<br />

tegenfpraak, de netfte maatftok, om af<br />

te meeten, welk een voordeel men behaalt<br />

van het Geld in den Handel gelegd: want.<br />

Kaar gelange de Intrest van het Geld hoog<br />

of laag is, moet de winst, door 't gebruiken<br />

des Gelds behaald, veranderen, groot<br />

of gcmaatigd worden. Van het einde der<br />

Elfde Eeuwe tot het begin der Zestiende,<br />

het Tydperk waarin de Venetiaanen hun<br />

voornaamften Handel dreeven , was de Intrest<br />

verbaazend hoog: zomtyds twintig ten<br />

honderd, en daar boven: zo laat als het<br />

Jaar MD, was dezelve niet gedaald beneden<br />

tien of twaalf ten honderd, in eenig<br />

P 5 dee


m<br />

VFDEE-<br />

LING.<br />

234 O N D E R Z O E K<br />

deel van Europa (r). — Indien de voordeden<br />

van een Handel, zo uitgelTrekt als<br />

die der Venetiaanen , beantwoordden aan<br />

deeze hooge waarde van het Geld, kon<br />

het niet misfen, of dezelve moest een overvloeiende<br />

bron van Rykdom weezen, voor<br />

den Staat en voor den Burger Cs).<br />

De<br />

(r) Hist. van CAREL DENV. II D. bl. 2i


WEGENS OUD INDIE. 235<br />

De Staat van Venetië werdc , diensvolgens<br />

, geduurende het Tydperk, 't geen<br />

wy thans op 't ooge hebben, door Schryvers<br />

van die Eeuwe , voorgedraagen met<br />

uitdrukkingen, op geen ander Land in Europa<br />

toepasfelyk. Het Inkomen van het<br />

Gemeenebest, zo wel als de Rykdom der<br />

Ingezetenen, ging alles te boven wat men<br />

elders kende. In de pragt hunner Huizen,<br />

in de kostlykheid der Huiscieraaden, in de<br />

menigte van Zilverwerk , met één woord,<br />

in alles wat tot eene fraaye en pragtige Leevenswyze<br />

behoort, overtroffen de Edelen<br />

van Venetië den grootften Monarch over<br />

de Alpen. En was dit luisterryk vertoon<br />

het uitwerkzel niet van eene onbedagte verkwisting;<br />

maar het natuurlyk gevolg van<br />

gelukkigVlytbetoon, die, met gemak Rykdom<br />

verkreegen hebbende,geregtigd is, om<br />

denzelven met glans te genieten.<br />

[Twee Hukken moet ik hier nog byvoegen,<br />

tot bewyzen van de groote uitgeflrektheid<br />

des Venetiaanfchen Handels in dit<br />

Tydperk. — Voor eerst, vindt men by<br />

R Y MER (t), een reeks van vergunningen<br />

van de Koningen van Engeland; behelzende<br />

veele voorregten en vrydommen , ver<br />

leend aan de Venetiaanfche Kooplieden, op<br />

Engeland Handel dryvende; als mede verfcheide<br />

Handel verdragen met dat Gemeenebest,<br />

die duidlyk een grooten aanwas van<br />

Handel op dat Land aantoonen (tf). —•<br />

Ten<br />

(t~) RYMER'S Great Colhclion.<br />

Cu) De Heer ANDERSON, ar.n wiens geduldige<br />

vlyt en gezond oordeel, elk, die zich ;n eenig <strong>onderzoek</strong><br />

III;<br />

\FDEE-<br />

LING.


III.<br />

AFDEE-<br />

LING.<br />

236 O N D E R Z O E K<br />

Ten anderen'. Hec oprigren van een Bank<br />

op openbaar gezag, welker Credit gegrond<br />

was op dat van den Staat. In eene Eeuw,<br />

, en by een Volk zo door en door kundig<br />

van de voordeden, welken de Koophandel<br />

trekt van de inflelling der Banken , is het<br />

noodloos dezelve op te tellen. De Handelverrigtingen<br />

moeten veelvuldig en uitgebreid<br />

geweest zyn , eer men de nuttigheid<br />

van zulk eene Inrigting ten vollen<br />

kon bemerken , of de beginzels des Handels<br />

zo wel verftaan, dat men fchikkingen<br />

beraame om dezelve met voordeel te beftuuren.<br />

Venetië mag zich beroemen het eerite<br />

voorbeeld aan Europa gegeeven te hebben,<br />

van eene Inflelling, by de Ouden geheel<br />

onbekend, en de roem van het tegenwoordig<br />

Stelzel des Koophandels. De Bank<br />

van Venetië was oorfpronglyk op zulke<br />

regtmaatige beginzelen gebouwd, dat dezelve<br />

ten voorbedde diende van de Banken<br />

in andere Landen opgerigt, en werd de<br />

Venetiaanfche Bank met zo veel braafheids<br />

en eerlykheids beftuurd, dat het Credit van<br />

dezelve nimmer wankelde. Het nette Jaar,<br />

wanneer de Bank van Venetië, volgens een<br />

Staatswet, werd vastgefteld , kan ik niet<br />

bepaalen. ANDERSON veronderftelt, dat<br />

het gefchiedde in den Jaare MCLV1I fV). ]<br />

Nimzoek,<br />

den Koophandel betreffende, ingewikkeld vindt,<br />

by veele gelegenheden, dank zal moeten betuigen ,<br />

heeft ze in orde vermeld.<br />

f>) Chron. Deduct, Vol. I. p. 84. SANDI Stor.<br />

LiviLFemz. P.II. Vol. II. p. 768. Part. III. Vol. II.<br />

p. 802. — Dit is de XL1X Aant. van ROBERTSON.


WEGENS OUD INDIE. 237<br />

Nimmer leefden de Venetiaanen in een<br />

vaster geloof, dat de magt huns Lands wel<br />

gevestigd was, nimmer hadden zy een fterker<br />

vertrouwen op de volduuring en aanwas<br />

van deszelfs Rykdom, dan omtrent het<br />

afloopen der Vyftiende Eeuwe, wanneer 'er<br />

twee Gebeurtenisfen voorvielen , (die zy<br />

noch voorzien noch beletten kónden) voor<br />

hun Magt en Rykdom doodlyk. De eene<br />

was de Ontdekking van America. De andere<br />

het openen van een rechtftreekfche<br />

vaart op de Oost - Indien, om de Kaap de<br />

Goede Hoop. Van alle Gebeurtenisfen, in<br />

de Gefchiedenis des Menschlyken Geflachts,<br />

zyn deeze gewis onder de belangrykfte te<br />

rekenen \ en vermids zy eene aanmerkelyke<br />

verandering van Gemeenfchap tusfehen de<br />

onderfcheide deelen van den Aardkloot te<br />

wege bragten, en in 't einde die denkbeelden<br />

en fchikkingen in den Koophandel vastftelden,<br />

welke het groot onderfcheid maaken<br />

tusfehen de Zeden en Staatkunde van<br />

den Ouden en Hedendaagfchen tyd, is een<br />

verhaal derzelven ten naauwften verbonden<br />

met het Onderwerp deezes Onderzoeks, en<br />

zal dit hetzelve brengen tot dat Tydperk ,<br />

't geen ik ten grenspaal daarvan gefield<br />

heb. Maar, dewyl ik de Opkomst en<br />

Voortgang deezer gewigtige Ontdekkingen,<br />

breedvoerig ontvouwd heb in een ander<br />

Werk (w), zal hier niets meer dan een<br />

vlugtige befchouwing noodig weezen.<br />

De<br />

(v) Cefchiedenis van America, I & II Boek.<br />

m.<br />

AFDEE-<br />

LING.


iiu<br />

AFDEE­<br />

LING.<br />

o 38 O N D E R Z O E K<br />

De bewondering, of nyd, met welken de<br />

andere Volken van Europa de Magt en den<br />

Rykdom van Venetië aanfchouwden, bragt<br />

hun eigenaartig in het <strong>onderzoek</strong> van de<br />

oorfprongen van die uitlteekenheid; onder<br />

deeze bleek de ryke winst geevende Handel<br />

op het Oosten, verre weg, de voornaamfte<br />

te weezen. Te verdrietig, dat zy verllooken<br />

waren van een bron des overvloeds,<br />

voor de Venetiaanen met zulk een rykheid<br />

ilroomende, hadden verfcheide Landen poogingen<br />

gedaan om deel in den Indifehen<br />

Handel te krygen. Eenige van de Italiaanfche<br />

Staaten, (gelyk ik voorheen aanduidde,)<br />

tragtten toegang in de Havens<br />

van Egypte en Syrië re verkrygen , op<br />

denzelfden voet als de Venetiaanen; maar,<br />

of door den meerderen invloed der Venetiaanen<br />

ten Hove der Sultans, liepen hunne<br />

onderhandelingen daar toe ingerigt,<br />

vrugtloos af; of door de menigvuldige<br />

voordeden, welke Kooplieden, lang in 't<br />

bezit van eenigen Handeltak gevestigd, hebben<br />

boven nieuwe Gelukzoekers, hadden<br />

alle hunne poogingen geene uitwerkzelen<br />

van eenig aanbelang.<br />

• [DENINA, een Italiaansch geloofwaar*<br />

dig Schryver, en een naarftig Onderzoekef<br />

Hl de oude Gefchiedenis der onderfcheidefie<br />

Sraatsbeftuuren van Italië, verzekert,<br />

dat, indien de veelvuldige Staaten, die op<br />

de Middellandfche Zee handelden , zich<br />

veréómgd hadden , Venetië alleen deeze<br />

alie zou overtroffen hebben , in Zeemagc<br />

en


WEGENS OUD INDIE. 239<br />

en uitgeftrektheid van Koophandel (V). —<br />

Omtrent het Jaar MCGCCXX, gaf de Doge<br />

MOCENIGO een fchets van de Zeemagt<br />

des Gemeenebests, die dit oordeel van<br />

DENINA bevestigt. Ten dien tyde beilondc<br />

dezelve, uit drie duizend Koopvaardyfchepen<br />

van verfchillende grootte, waar op zich<br />

zeventien duizend Matroozen bevonden ;<br />

uit drie honderd Schepen van meerder<br />

fterkte , bemand met acht duizend Koppen ;<br />

en vyf en veertig groote Galeasfen of Carakken,<br />

elf duizend Scheepslieden voerende.<br />

Op de Lands- en byzondere Scheepstimmerwerven<br />

arbeidden zestien duizend<br />

Timmerlieden fj).] ,<br />

In andere Landen werden verfcheide Ontwerpen,<br />

met hetzelfde oogmerk, gevormd.<br />

Reeds in den Jaare MCCCCLXXX, vatte<br />

het vindingryk en onderneemend vernuft<br />

van COLUMBDS het denkbeeld op, om een<br />

korter en zekerder Gemeenfchap met Indie<br />

te openen , door rechtftreeks Westwaards<br />

koers te zetten na die Landen , welke,<br />

volgens MARCO POLO en andere Reizigers,<br />

zich Oost waards veel verder uitftrekten<br />

dan de uicerfte Grenzen van Afia, by<br />

de Grieken- en Romeinen bekend. Dit<br />

plan , onderfchraagd door bewyzen , ont*<br />

leend uic zyne befpiegelende kennis der<br />

Aard-<br />

Cx~) DENINA Revolutions tT Italië, traduits par<br />

PAbbé JARDIN, Lib. XVIII. c 6. Tom. VI. p. 339-<br />

(V) MAR. SANUTO, Vite de Duchi di Venezia,<br />

ap. MURAT. Script. Rer. Ital. Vol. XXII. p. 059.<br />

Dit is de L Aantekening van ROBERTSON.<br />

III.<br />

AFDEE­<br />

LING.


Itl.<br />

24o O N D E R Z O E K<br />

Aardrykskunde, uit zyne ondervinding in de<br />

. Zeevaard, uit de berigten van kundige Zee­<br />

AFDEE<br />

lieden, en uit de befchouwingen en gisfïn-<br />

LING.<br />

. gen der Ouden , ftelde hy eerst voor aan<br />

de Genueefen, zyne Landsgenooten , en<br />

vervolgens aan 'den Koning van Portugal,<br />

in wiens dienst hy getreeden was. De eersrgemelden<br />

verwierpen het uit onkunde, en<br />

de laatfte wees het van de hand, op eene<br />

wyze allervernederendst voor een edelmoedig<br />

harr. Door aanhouden en bekwaamheid<br />

bewoog hy, in 't einde, het traagfte<br />

en minst waagend Hof van Europa, om<br />

dé~ uitvoering van zyn plan op zich te<br />

neemen; en Spanje hadt, als eene beloo.<br />

ning voor dit afwyken van zyne gewoone<br />

zeer verregaande omzigtige maatregelen,<br />

den Roem van eene Nieuwe Wereld te<br />

ontdekken, in grootte naauwlyks minder<br />

dan een derde gedeelte van den bewoonbaaren<br />

Aardkloot. Hoe verbaazend de gelukkige<br />

uitflag van COLUMBUS was, dezelve<br />

voldeedt niet aan zyne eigene wenfchen,<br />

noch bragt hem tot die Oosterfche Gewesten;<br />

de verwagting van welke aan te treffen<br />

het oorfpronglyk voorwerp was van zyn<br />

Reistocht. De uitwerkzels , nogthans ,<br />

, van zyne Ontdekkingen waren groot en<br />

verre (trekkende. Door aan Spanje het<br />

bezit te fchenken van onmeetelyke Landen<br />

, vol ryke Mynen, en veele kostbaare<br />

Voortbrengzels der Natuure opleverende,<br />

waar van men verfcheidene tot hier toe<br />

geoordeeld had byzonder eigen te weezen<br />

aan Indie, begon de Rykdom zodanig in<br />

dat


WEGENS O U D I N D I E . 241<br />

dat Koningryk te vloeien, en zich uit het­ III.<br />

zelve dermaate door Europa te verfpreiAFDEEden, dat zulks een algemeenen geest van L1NG.<br />

vlycbetoon opwekte , en tot onderneemingen<br />

deedt gebooren worden , die alleen<br />

welhaast den loop des Koophandels in<br />

nieuwe kanaalen zou hebben doen (troomen.<br />

Maar die werd fpoediger te wege gebragt<br />

, én volkomener bewerkt , door de<br />

andere groote Gebeurtenis, welke ik vermeldde<br />

, de Ontdekking van een nieuwen<br />

koers voor de Zeevaart na het Ousten, om<br />

de Kaap de Goede Hoop. Wanneer de Portugeefen<br />

, aan welken het Menschdom de<br />

opening van deeze Gemeenfchap, tusfehen<br />

wydsc van een gelegene deelen des Aardklooes,<br />

heeft dank ee weeren, hunne eerfte<br />

Reis ter ontdekkinge deeden, is het<br />

waarfchynlyk dat zy niets verder op 't oog<br />

hadden dan om die deelen der kust van<br />

Africa, welke digtst by hun eigen Land<br />

liggen , op te fpeuren. Maar een geest<br />

van onderneeming , ééns opgewekt en in<br />

beweeging gebragt, gaat altoos voort , en<br />

die der Portugeefen, fchoon traag en vreesagtig,<br />

in den beginne , kreeg allengskens<br />

kragt, en zette hun aan, om, langs den oever<br />

des Vastenlands van Africa, veel verder<br />

te ftevenen, dan de Ouden, in die rigting,<br />

gekomen waren. Door een gelukkigen uitflag<br />

aangemoedigd, werden zy ftouter, veragtten<br />

gevaaren die hun voorheen deeden<br />

verbleeken , en kwamen moeilykheden te<br />

boven, eenyds onoverkomelyk gekeurd.<br />

Toen de Portugeefen, in den Brandenden<br />

Q We-


Ml<br />

AFDEE-<br />

LING.<br />

s 4s O N D E R Z O E K<br />

Wereldgordel , of Verzengde Lugtfixeek,<br />

door de Ouden onbewoonbaar geoordeeld,<br />

yrugtbaare Gewesten vonden , door talryke<br />

Volken bewoond j en bemerkten , dat<br />

bet Vasteland van Africa , in ftede van<br />

zich in breedte Westwaards uit te ftrekken<br />

, volgens het gevoelen van PTOLE­<br />

MEUS , vernaauwde en meer Oostwaards<br />

liep , deeden zich wydftrekkender oogmerken<br />

aan hun oog op , en zy voelden<br />

zich bezield met de hoope om Indie te bereiken<br />

, door te volharden in denzelfden<br />

koers, dus lang gehouden, te volgen.<br />

Naa verfcheide mislukte poogingen, om<br />

het oogmerk, 't geen zy bedoelden, te bereiken<br />

, zeilde eene kleine Vloot de Taag<br />

uit, onder het bevel van VASCO DE GA-<br />

M A , een Officier van rang , wiens bekwaamheid<br />

en moed hem gefchikt maak-,<br />

te, om, over de moeilykfte en'gevaarlykfte<br />

onderneemingen, het beleid te hebben. Uit<br />

onkunde, nogthans, van het gefchikte Jaargetyde<br />

, en van den koers dien hy moest<br />

houden in den grooten Oceaan, door welken<br />

hy ftondt heen te zeilen, was zyne Reis<br />

lang en gevaarlyk. In 't einde zeilde hy<br />

dat Voorgebergte om, 't welk, zints verfcheide<br />

jaaren, het voorwerp van den Schrik<br />

en de Hcope zyner Landgenooten geweest<br />

was. Van daar bereikte hy, naa een voorfpoedige<br />

vaart langs de Zuid-Oostkust<br />

van Africa, de Stad Meiinda, en fmaakte<br />

het genoegen, om daar , zo wel als op de<br />

andere Plaatzen , welke hy aandeedt, een<br />

Volk aan re treffen zeer verfchillende van<br />

ruu-


WEGENS O U D I N D I E . 243<br />

ruuwe Bewoonders des Westlyken oevers<br />

van dat Vasteland, door de Portugeefen tot<br />

hiertoe alleen bezogt. Deeze vondt hy zo<br />

verre gevorderd in Befchaafdheid, en kennis<br />

aan de verfcheide Kunften des leevens,<br />

dat zy een daadlyken Koophandel dreeven,<br />

niet alleen met de volken op hun eige<br />

kust ; maar met afgelegene Landen van<br />

Afia. Geleid door hunne Stuurlieden, die<br />

een koers hielden, hun door de Ondervinding<br />

geleerd, zeilde hy den Indifchen Oceaan<br />

dwars over, en landde te Calecuta aan<br />

te Malabarfche kust, op den twee en twin><br />

tigften van Mey des Jaars MCCCCXCVIII,<br />

tien maanden en twee dagen na zyn vertrek<br />

uit de Haven van Lisfabon.<br />

De Samorin, of Monarch des Lands ,<br />

verwonderd over het onverwagte bezoek<br />

'van een onbekend Volk, v/elks voorkomen,<br />

wapenen en zeden, geene gelykheid<br />

hadden met die van eenige der Volken,<br />

gewoon zyne Havens te bezoeken , en in<br />

zyne Heerfchappye kwam langs een weg<br />

tot hier toe onbevaarbaar gekeurd, ontving<br />

hun eerst met die bewondering, dikwyls<br />

door de nieuwigheid verwekt. Doch<br />

kort daar op, als hadt hy een vooruitzigt<br />

gehad van alle de rampen, nu Indie boven<br />

't hoofd hangende , door deeze heillooze<br />

Gemeenfchap met de Inwoonders van Europa<br />

, thans geopend, vormde hy verfcheide<br />

plans, om GA MA, en diens Tochtgenooten,<br />

af te fnyden. Dan de Portugeefche Admiraal<br />

redde zich met zonderlinge voorzigtigheid<br />

en onverfchrokkenheid, uit het ge-<br />

Q 2 vaar<br />

III.<br />

AFDEE­<br />

LING.


644 O N D E R Z O E K<br />

IH. vaar der openbaare aanvallen en heimlyke<br />

AFDEE . treeken van de Indiaanen; en zeilde ten<br />

LING. laatften van Calecuta met zyne Vloot, be-<br />

. laaden niet alleen met de Waaren eigen<br />

aan die Kust; maar ook met veele der ryke<br />

Voortbrengzelen van de Oostlykfte Gedeelten<br />

van Indie.<br />

VASCO DE GA MA werd , by zyne wederkomst<br />

te Lisfabon, ontvangen met de<br />

bewondering en dankbaarheid, verfchuldigd<br />

aan een Man, die, door zyne uitfteekende<br />

Bekwaamheden en manmoedig Beiluit, eene<br />

ondernceming van het grootfte aanbelang gelukkig<br />

volvoerd hadt; eene onderneeming,<br />

die lang de gedagten van zyn Souverain bezig<br />

gehouden hadt, en de hoop geweest was<br />

zyner IVledelandgenooten (z). Deeze Gebeurtenis<br />

betrof de Portugeefen alleen niet.<br />

Geen Volk in Europa zag het met een onverfchillig<br />

oog aan. Want, fchoon de Ontdekking<br />

eener Nieuwe wereld, 't zy wy dezelve<br />

befchouwen als een blyk van fchranderheid<br />

in den Perfoon, die het eerst een<br />

o denkbeeld vormde van deeze onderneeming,<br />

welke het Menschdom tot de kennis van<br />

dezelve bragt ; 't zy wy den invloed daar<br />

van in agtneemen op de Weetenfchap, door<br />

een volkomener kundigheid te fchenken<br />

vap den Kloot, dien wy bewoonen; 't zy<br />

men de uitwerkzels daarvan gadeflaa op<br />

de Handelgemeenfchap des Menschdoms,<br />

eene Gebeurtenis yeel fchitterender dan de<br />

Reis<br />

(z) Aiia de joao DE BARROS, Dec.I. Lib. II".<br />

e. u. C ASTAGNED.A, Bilt. de F In de , trad. LH<br />

• Frar.gois, Liv. L c. 2-2$.


WEGJINS O U D I N D I E . 245'<br />

Reistocht van GAMA, fchynt deeze laatfte IIL<br />

oorfpronglyk algemeener de aandagt geAFDEEtrokken te hebben. De eerfte vervulde , LING.<br />

in de daad , de Menfchen met verbaasdheid<br />

; dan het leedt eenigen tyd eer zy<br />

zulk eene genoegzaame kennis kreegen van<br />

dat gedeelte der Aarde, nu aan hun oog<br />

ontdekt, om een juist denkbeeld te vormen<br />

, of zelfs eene waarfchynlyke gisting<br />

te maaken, ten aanziene van de gevolgen<br />

die uit de Gemeenfchap met de Nieuwe<br />

Wereld zouden ontftaan. Doch de onfchatbaare<br />

waarde van den Indifchen Handel ,<br />

die, zo in ouden als in laateren tyde, elk<br />

Volk, dat denzelven dreef, verrykt hadt,<br />

was een voorwerp, gemeenzaam voor den<br />

geest van ieder denkend Mensch, en zy<br />

begreepen terftond, dat de ontdekking van<br />

deezen nieuwen weg der Zeevaart, in het<br />

Oosten , groote omwentelingen moest te<br />

wege brengen, niet alleen in den loop des<br />

Koophandels, maar ook in den Staatkundigen<br />

toeftand van Europa,<br />

Welke deeze omwentelingen, waarfchynlyk,<br />

zouden weezen, en hoe zy zouden<br />

werken , waren ftukken , met byzonderc<br />

aandagt overwogen in de Steden Lisfabon<br />

en Venetië; doch met zeer wyd verfchillende<br />

aandoeningen. De Portugeefen, fteunende<br />

op de Regten, welke , in die Eeuwe<br />

, eene eerfte Ontdekking, bekragtigd<br />

door eene Pauslyke goedkeuring, veronderfteld<br />

werd mede te brengen ; zich geregtigd<br />

oordeelende, tot een uitfluitendenHandel<br />

op de Landen eerst door hun bezogt^<br />

Q 3 be.<br />

mt


III.<br />

AFDEE­<br />

LT NG.<br />

aat? O N D E R Z O E K<br />

begonnen, by voorraad, alle de voordeden'<br />

daar van te fmaaken, en zich te verbeelden<br />

, dat hunne Hoofdftad welhaast zou<br />

, weezen 't geen Venetië toen was, de groote<br />

Verzamelplaats der Koopwaaren uit het<br />

Oosten voer geheel Europa, en de. Zetel<br />

van Rykdom en Magt. — Op de eerfte<br />

kundfehap van GA MA'S welgelukten Reistocht,<br />

voorzagen de Venetiaanen, met het<br />

fcherpziend oog van Kooplieden, dat het<br />

onmiddelyk gevolg daar van geen ander<br />

zou weezen dan de verdorring van dien<br />

Handeltak, welke zo gansch veel hadt toegebragt<br />

tot het verryken en vergrooten huns<br />

Lands; en zagen dit met des te hartgrievender<br />

aandoening, dewyl zy bemerkten geene<br />

kragtdaadige middelen te bezitten, om<br />

de doodlyke werking daarvan te voorkomen<br />

, of zelfs te vertraagen.<br />

Beider, hoop en vrees was wel gegrond.<br />

De Portugeefen traden de nieuwe loopbaane,<br />

hun geopend, in, met werkzaamheid<br />

en drift ; en voerden daaden uit , zo<br />

in den Koophandel, als in den Kryg, verre<br />

te boven ftreevende, 't geen men zou hebben<br />

kunnen verwagten van een Koningryk<br />

, zo klein in uitgeftrektheid. Alle<br />

deeze werden beftuurd door eenen Monarch,<br />

in ftaat om de grootfte Plans te vormen,met<br />

eene bedaarde, en een vast ftelzel volgende,<br />

wysheid, en dezelve voort te zetten met eene<br />

nimmer aflaatende volftandigheid. Gelukkig<br />

voor Portugal, koos het keurig onderfcheidend<br />

oog van EMANUEL eene volgreeks van<br />

Officieren, tot het voeren des Opperbevels<br />

in


WEGENS OUD INDIE. 247<br />

in Indie, die, door hunne onderneemvolle<br />

dapperheid, Krygs-en Staatkunde, gepaard<br />

met eene belanglooze braafheid, zugt voor<br />

't algemeene welweezen en vaderlandliefde,<br />

regt hebben om geplaatst te worden in den<br />

rang der Perfoonen, wegens deugd en bekwaamheden<br />

, in eenige Eeuw of onder eenig<br />

Volk vermaard. Zy voerden, misfchien,grooter<br />

zaakèn uit, dan ooit in zo korc een tyd<br />

volbragt wierden. Vóór het einde der Regeeringe<br />

van EMANUEL, vier en twintig<br />

jaaren naa den Reistocht van GA MA, hadden<br />

de Portugeefen zich meester gemaakt<br />

van de Stad Malacca, welke toen de Stapelplaats<br />

werd des Koophandels, gedreeven<br />

onder de Inwoonders van alle die Gewesten<br />

in Afia, door de Europeaanen onder<br />

den algemeenen naam van de Oost-Indien<br />

begreepen. Na deeze Haven, bykans<br />

op gelykeri afftand van de Oost- en<br />

Westerlyke einden deezer Landen, en in<br />

bedwang hebbende die Straat, door welke<br />

zy gemeenfchap met elkander hebben ,<br />

kwamen aldaar de Kooplieden van China,<br />

van Japan, van elk Koningryk, op het Vasteland,<br />

van de Moluccas, en alle de Eilanden<br />

in den Archipel, in 't Oosten; en die van<br />

Malabar, van Ceylon, van Cormandel en<br />

van Bengalen, in 't Westen (a).<br />

Deeze vermeestering verzekerde de Portugeefen<br />

van den grooten invloed over den<br />

binnenlandfchen Handel van Indie; terwyl<br />

(d) Decad. DE BARROS, Dec. I. Lm FIJI.c. 1,<br />

O soa... de reb. Ernan. Lib. Vlh p. 313. &c,<br />

Q 4<br />

m<br />

AFDEE-<br />

L1NG.<br />

tmm


lïï.<br />

AFDEE<br />

LING.<br />

248 O N D E R Z O E K<br />

zy, ten zelfden tyde, door hunne Vastig-<br />

• heden te Goa en Diu, zieh in Itaat vonden,<br />

om den Handel op de Malabarfche kust<br />

. aan zich te trekken, en grooten hinder toe<br />

te brengen aan de zo lang beftaan hebbende<br />

gemeenfchap van Egypte met Indie,<br />

door de Roode Zee. Hunne Schepen voeren<br />

op alle Havens in het Oosten , waar men<br />

kostbaare Koopmanfchappen vondt, van de<br />

Kaap de Goede Hoop tot de Rivier van<br />

Canton; en langs die ontzaglyk wyduitgeftrekte<br />

kust, meer dan vier duizend mylen<br />

bedraagende hadden zy, ter bevordering<br />

en befcherming des Handels , een reeks<br />

van Sterkten en Koopplaatzen aangelegd.<br />

Desgelyks hadden zy bezit genomen<br />

van de plaatzen gunltigst voor den Handel<br />

langs de Zuidkust van Africa, en op veele<br />

van de Eilanden tusfehen Madagascar en<br />

de Moluccas liggende.<br />

In alle deelen van het Oosten werden<br />

de Portugeefen met eerbied ontvangen, en<br />

in veele hadden zy een volttrekt gezag<br />

verkreegen. Zy dreeven hunnen Koophandel<br />

zonder mededinging of bedwang ; zy<br />

fchreeven aan de Ingezetenen de wetten der<br />

onderlinge gemeenfchap voor ; zy zetten<br />

dikwyls een prys, welke hun behaagde, op<br />

de Goederen door hun gekogt; en konden<br />

dus uit Indostan, en de daaromtrent gelegene<br />

Ryken, wat nuttig , wat zeldzaam , of<br />

gezogt was , in grooter hoeveelheid, en verscheidenheid,<br />

invoeren, dan voortyds in Europa<br />

bekend was. De<br />

Hist. Getier, des Foyages, Tom. I. p. 140,


WEGENS OUD INDIE. 249<br />

De Portugeefen , niet te vrede met de<br />

verkreegene meerderheid in Indie , vormden<br />

reeds vroegtyds een Plan , niet min<br />

ftout dan inhaaiig, om alle andere Volken<br />

uit te fluiten van eenig aandeel in de voordeden<br />

des Handels op het Oosten. Om dit<br />

te volvoeren, was het noodig bezit te krygen<br />

van zodanige Vastigheden aan de Ara*<br />

bifche en Perfifche Golf, die hun meester<br />

maakten van de Vaart op deeze twee binnenlandfche<br />

Zeeën, en hun in ftaat ftelde,<br />

om beide, de oude Handelgemeenfchap tusfehen<br />

Egypte en Indie te ftremmen , en<br />

om in hunne magt te hebben den ingang<br />

van de groote Rivieren, die het vervoeren<br />

der Indifche Goederen gemaklyk maakte,<br />

niet alleen door de binnenfte deelen van<br />

Afia, maar zo ver als Con/lantinople.<br />

Het beleid der maatregelen, tot volvoering<br />

van dit oogmerk, werd toevertrouwd<br />

aan ALPHONSO ALBUQUERQUE , den<br />

uitfleekendften van alle de l'ortugeefche Generaals<br />

, die zich in Indie deeden uitmunten.<br />

Met alle de poogingen van verftand<br />

en dapperheid, kon hy flegts de eene helft<br />

volvoeren, van het Plan door de Staatzugt<br />

zyner Landsgenooten ontworpen. Door het<br />

Eiland Ormus, 't welk den mond van de<br />

Perfifche Golf befchutte , te ontweldigen<br />

aan de kleine Vorflen, die, als cynsbaaren<br />

ter Perfifche Monarchen, aldaar hun gebied<br />

hadden opgerigt, verzekerde hy Portugal<br />

van dien uitgeftrekten Handel op het Oosten<br />

, welken , gelyk wy voorheen gezien<br />

hebben, de Perfen verlcheide Eeuwen lang<br />

Q 5 ge-<br />

III.<br />

AFDEE-<br />

LING.


III.<br />

AFDEE<br />

LING.<br />

250 O N D E R Z O E K<br />

gedreeven hadden. In de handen der Por-<br />

• tugeefen, werd Ormus welhaast de groote<br />

Markt, die het Perfisch Ryk, en alle de<br />

- Landfchappen van Afia, ten Westen van<br />

't zelve gelegen, met Indifche Waaren verzorgde;<br />

en een Stad, welke zy bouwden,<br />

op dat dorre Eiland, geheel onvoorzien,van<br />

water, werd een der hoofdzetels van Rykdom<br />

, Pragt en Weelde, in het Oosten (c).<br />

De Krygsverrigtingeh van ALBUQUER-<br />

QUE, in de Roode Zee, waren verre van zo<br />

gelukkig te flaagen. Deels door den moedigen<br />

wederftand der Arabifche Vorften ,<br />

wier Havens hy aantastte ; deels door de<br />

fchade , welke zyn Vloot leedc in eene<br />

Zee, zo moeilyk en gevaarlyk te bevaaren,<br />

vondt hy zich genoodzaakt te rug te keeren<br />

, zonder eenige vastigheid van aanbelang<br />

te krygen (d). — Het oude Kanaal<br />

van Gemeenfchap met Indie, door de Roode<br />

Zee, bleef fteeds den Egyptenaaren open;<br />

doch hun Handelbedryf in dat Land werd<br />

zeer beperkt en verhinderd, door den invloed<br />

, welken de Portugeefen verkreegen<br />

hadden in alle Havens , op welke zy gewoon<br />

waren Schepen te zenden.<br />

In gevolge hier van, begonnen de Venetiaanen<br />

welhaast te voelen, dat verloop<br />

van hun eigen Indifchen Handel, 't welk<br />

zy voorzien en gevreesd hadden. Om den<br />

ver-.<br />

Cc) OSORIUS, de rebus gestis Eman. Lib. X.<br />

p. 274. &c. TAVERNIER'S Travels, Book V. c.23.<br />

(d) OSORIUS, de rebus gestis Eman. Lib. IX.<br />

p. 248. &c.


WEGENS OUD INDIE. 251<br />

verderen loop deezes kwaads te fluiten<br />

haalden zy den Sultan der Mamelukken,<br />

even zeer als zy ontzet wegens den fchielyken<br />

opgang der Portugeefen in het Oosten,<br />

en niet min belangs hebbende om hun<br />

te beletten een Handel aan zich te trekken,<br />

die zo langen tyd de voornaame bron<br />

geweest was van Rykdom voor de Monarchen<br />

en het Volk van Egypte, over,<br />

om met den Paus en den Koning van Portugal<br />

in onderhandeling te treeden. — De<br />

toon , dien de Sultan in deeze onderhandeling<br />

aannam , voegde aan het moedig<br />

Opperhoofd eener Krygsregeering. Naa<br />

zyn uitfluitend Regc op den Indifchen<br />

Handel beweerd te hebben , waarfchuwde<br />

hy Paus JULIUS DEN II en Koning EMA-<br />

NUEL, dat hy, indien de Portugeefen niet<br />

afzagen van die nieuwe Vaart, door welke<br />

zy in den Indifchen Oceaan waren<br />

doorgedrongen, en niet ophielden met dien<br />

Handel aan zich te trekken, die , zints<br />

onheugelyke tyden , gedreeven was tusfehen<br />

het Oosten van Afia en de Landen<br />

zyner Heerfchappye, alle de Christenen in<br />

Egypte, Syrië en Palestina ten dood zou<br />

brengen , hunne Kerken verbranden, en hec<br />

Heilig Graf zelve verwoesten (


TIL<br />

AFDEE-<br />

LING.<br />

251 O N D E R Z O E K<br />

ben , dat de Venetiaanen, als een uiterst<br />

hulpmiddel , de toevJugt namen tot een<br />

ftap, in die Eeuwe niet alleen voor berispenswaardig<br />

gehouden, maar als Godloos<br />

gedoemd. Zy fpoorden den Sultan aan, om<br />

eene Vloot in de Roode Zee uit te lusten,<br />

en deeze onverwagte Indringers op een<br />

Handel, in welks ongeftoord genot hy en<br />

zyne Voorzaaten zo lang geweest waren ,<br />

aan te vallen. Naardemaal Egypte geen<br />

hout opleverde, gefchikc om fïerke Schepen<br />

te bouwen, Honden de Venetiaanen den<br />

Sultan toe Scheepstimmerhout te kappen<br />

in hunne Bosfchen van Dalmatie, van waar<br />

het overgevoerd werd na Alexandrie, en<br />

van daar, deels te land, deels te water, na<br />

Suez. Hier bouwde men twaalf Oorlogfchepen,<br />

aan welker boord een bende van<br />

Mamelukken bevel kreeg om te dienen ,<br />

onder het bevelhebberfchap eens Officiers<br />

tan verdienden. Deeze nieuwe Vyanden,<br />

veel gedugter dan de Inboorelingen van<br />

Indie, met welken de Portugeefen tot hier<br />

toe geftreeden hadden, gingen zy te heir<br />

met onbezweeken moed, en, naa eenige<br />

zwaare gevegten, vernielden zy de geheele<br />

Vloot, en bleeven meester van den Indifchen<br />

Oceaan (ƒ).<br />

Korten tyd naa deezen wederfpoed, werd<br />

de Heerfchappy der Mamelukken overweldigd;<br />

en Egypte, Syrië en Palestina werden<br />

Cf) Afia DE BARROS, Dec. II. Lib. II. c. 6.<br />

LAFITEAU, Hts', de Decouvertes des Portugais,<br />

Vol. I. p. 202. &c. OSOR. Lib. IV. p. 120.


WEGENS O U D I N D I E . 253<br />

den onderworpen aan het Turkfche Ryk,<br />

door de zegep raaien de wapenen van SE-<br />

LIM DEN I. Wederzydsch belang bewoog<br />

de Turken en Venetiaanen welhaast om<br />

hunne oude vyandelykheden te vergeeten,<br />

en vereenigd te werken, om den Handel<br />

dér Portugeefen in Indie te verdelgen.<br />

Met dit inzigt bevestigde S E LIM DE I de<br />

Venetiaanen in alle de uicgeftrekte Handelvoordeelen,<br />

welke zy genooten hadden<br />

onder de Heerfchappy der Mamelukken,<br />

en liet een Bevelfchrift uitgaan , 't welk<br />

den vryen invoer van Indifche Waaren, in<br />

alle deelen zyns Ryks, roeftondt, als zy<br />

rechtftreeks van Alexandrie kwamen ; terwyl<br />

dit zelfde Bevelfchrift zwaare Belastingen<br />

lag op die men van Lisfabon bragt (g).<br />

Maar alle deeze poogingen waren van<br />

geene beduidenis tegen de grootere voordeden<br />

, die de Portugeefen bezaten , om<br />

Europa met de Goederen van het Oosten<br />

te voorzien, in gevolge van den nieuwen<br />

weg der Gemeenfchap met hetzelve. Ten<br />

zelfden tyde waren de Venetiaanen , op<br />

den oever van hun ondergang gebragt door<br />

het heilloos Verbond van Kameryk, 'c welk<br />

de Magt van dit Gemeenebest knakte, en<br />

deszelfs Hoogmoed vernederde, buiten ftaat<br />

om zulke maatregelen te neemen tot behoud<br />

huns Koophandels, als zy in een<br />

bloeiender tydperk huns Staatsbeftuurs zou-<br />

• den hebben kunnen doen; zy moesten zich<br />

fre-<br />

Cg) SANDI, Stiir. D>. Fenez. Part. H. p. 901.<br />

Part. HL p. 433.<br />

III.<br />

AFOEE-<br />

LING.


III.<br />

AFDEE-<br />

LING.<br />

354 O N D E R Z O E K<br />

bepaalen toe de zwakke behulpzels van<br />

een ten val neigenden Staat. — Hier van<br />

treffen wy een optekenenswaardig voorbeeld<br />

aan in eene aanbieding, door de Ve*<br />

netiaanen gedaan aan den Koning van<br />

Portugal, in 't Jaar MDXXI, om,, voor<br />

een bepaalden prys, alle de Speceryen te<br />

koopen die in Lisfabon werden ingevoerd,<br />

boven die welke noodig , waren ten gebruike<br />

zyner eigene Onderdaanen. Indien<br />

EMANUEL onbedagt genoeg geweest was<br />

om deezen voorilag te aanvaarden, zou<br />

Venetië al het voordeel van de winstryke<br />

Monopolie, thans verlooren, wedergekreegen<br />

hebben ; maar het aanbod werd ontvangen<br />

op eene wyze die 't zelve verdiende,<br />

en, zonder in overleg te neemen, van<br />

de hand geweezen Qi).<br />

De Portugeefen zetten, bykans onverhinderd<br />

, hunne zaaken in het Oosten voort,<br />

tot zy daar een Handeldryvend Ryk op»<br />

rigtten; 't welk, 't zy wy het oog liaan<br />

op deszelfs uitgeftrektheid, deszelfs rykdom,<br />

en de kleine magt die het vormde,<br />

of op den luister met welken het Beduur<br />

daar van volvoerd werd, tot hier toe geene<br />

wedergade in de Gefchiedenisfen der Volken<br />

aantrof. EMANUEL, die den grondflag<br />

lag van dit verbaazend Gebouw,<br />

fmaakte het genoegen van het byna voltooid<br />

te zien. Elk gedeelte van Europa<br />

kreeg, uit handen der Portugeefen,de Voortbrengzelen<br />

van het Oosten; en, indien wy<br />

eene<br />

(K) OSOR, de rebus Eman. Lib, XII. p. 265. [


WEGENS OUD INDIE. 255<br />

eene kleine boeveelheid uitzonderen , die<br />

de Venetiaanen nog by aanhoudenheid ontvingen<br />

langs de oude kanaalen , hadt ons<br />

Werelddeel langer geen Handelgemeenfchap<br />

met Indie en de verdere Ryken van Afia,<br />

dan om de Kaap de Goede Hoop.<br />

Hoewel, van dit Tydperk af, de Europifche<br />

Volken voortgevaaren zyn om hun<br />

Handel op Indie ter Zee te dry ven, werdt<br />

nogthans een groot gedeelte der kostbaare<br />

Voortbrengzelen van het Oosten na andere<br />

Gewesten der Aarde te Land gebragt. In<br />

de opgave van den voortgang des Handels<br />

op Indie, is deeze tak van denzelven een<br />

voorwerp van overweegenswaardige grootheid<br />

, en tot nog niet met genoegzaame<br />

aandagt onderzogt. — Dat de Ouden, doorgaans,<br />

de toevlugt namen tot de verdrietige<br />

, langwylige en kostbaare; wyze, om de<br />

Goederen te land te vervoeren , zal niemand<br />

verwonderen, als hy in overweeging<br />

neemt hoe onvolkomen by hun de Scheepvaart<br />

was. De rede, dat deeze wyze van<br />

vervoering heden ten dage niet alleen Hand<br />

houdt, maar toeneemt, verdient eenige opheldering.<br />

Wanneer wy de Kaart van Afia inzien ,<br />

kunnen wy niet nalaaten te ontdekken, dat<br />

de Gemeenfchap door alle de deelen van<br />

"dat groote Vasteland ten Westen van Indostan<br />

en China , fchoon eenigermaata<br />

Zuidwaards geopend, door de bevaarbaare<br />

Rivieren de Euphraat en de Tigris, en<br />

Noordwaards door twee binnenlandfche<br />

Zeeën , de Enxinifche en de Caspifche,<br />

in<br />

III.<br />

\KDEE-<br />

LING.


ml<br />

AFDEE-<br />

LING.<br />

a 56 O N D E R Z O E K<br />

in veele wyduitgeftrekte Landfchappen geheel<br />

te land moet onderhouden worden.<br />

Deeze was, gelyk ik reeds opmerkte , de<br />

eerfte wyze van Gemeenfchap tusfehen verfcheide<br />

Landen, en bleef zulks, geduurende<br />

de kindschheid der Zeevaart, de éénige.<br />

Zelfs naa dat die kunst eenige maate van<br />

vordering bekomen hadt , ftrekte zich hec<br />

vervoeren der Goederen , langs de twee<br />

gemelde Rivieren, zo weinig uit tot de<br />

binnenfte gedeelten des Lands; en de Handel<br />

, op de Euxinifche en Caspifche Zee,<br />

werd zo menigmaal belemmerd door de<br />

Barbaarfche Volken , aan derzelver oevers<br />

verfpreid, dat, deels uit dien hoofde , en<br />

deels uit de verkleefdheid des Menschdoms<br />

aan oude Gewoonten, de Handel der verfcheide<br />

Landen van Afia, byzonder die<br />

van Indie, en de verderop gelegene Gewesten,<br />

te land volduurde.<br />

Dezelfde omftandigheden , die de Tnwoonders<br />

van Afia aanzetten, om zulk een<br />

aanmerkelyk gedeelte van hunnen Handel<br />

met den anderen op deeze wyze te dryven<br />

, werkten nog kragtiger in Africa.<br />

Dat Vasteland, 't welk weinig gelykt op<br />

de andere Deelen des Aardkloots , wordt<br />

niet doorfneeden met binnenlandfche Zeeën,<br />

gelyk Europa en Afia, of door eene<br />

menigte van Meiren, gelyk Noord-America<br />

, of geopend door Rivieren in eene<br />

groote uitgeftrektheid bevaarbaar; de Nyl<br />

alleen uitgezonderd. Het vormt eene eenpaarige<br />

en aan elkander verbonden oppervlakte,<br />

tusfehen de onderfcheidene gedeelten,


WEGENS OUD INDIE. 257<br />

ten, van welke 'er, van de vroegfle tyden III.<br />

af, geene Gemeenfchap, dan te land, kon AFDEEplaats<br />

hebben. Ruw , gelyk alle de Vol­ L1NG.<br />

ken van Africa zyn, en traag , gelyk de<br />

voortgang is , welken zy gemaakt hebben<br />

in de Kuniten des leevens, hielden zy altoos<br />

die Gemeenfchap open. Hoe verre zich<br />

dezelve uitftrekte in de vroegere Tydperken*<br />

op welke ik in dit Onderzoek myn oog<br />

vestigde, en langs welke wegen die gaande<br />

gehouden werd, kan ik, by mangel van berigten<br />

, met geene naauwkeurigheid bepaalen.<br />

Het is hoogwaarfchynlyk, dat, zints<br />

onheuglyke tyden , het Goud, Yvoor, de<br />

Reukwerken, beide uit de Zuidlykfte deelen<br />

van Africa en uit de Noordlyker gedeelten,<br />

of na de Arabifche Golf, óf na<br />

Egypte gevoerd werden ,en verruild voor de<br />

Speceryen, en andere Voortbrengzelen , van<br />

het Oosten.<br />

De Makomedaanfche Godsdienst, die zichi<br />

met eene verbaazende fnelheid, over geheel<br />

Afia, en een zeer groot gedeelte van Africa ,veripreidde,<br />

bragt veel toe aan den aanwas<br />

der Handelgemeenfchappe te land , in beide<br />

deeze Werelddeelen, en heeft daar aan<br />

meerder kragts bygezet, door 'er een nieuw<br />

beginzel van werkzaamheid mede te vermengen<br />

, en door dezelve te rigten tot een<br />

algemeen middelpunt. MAHOMED geboodt<br />

alle zyne Naa volgers, éénmaal in hun<br />

leeven, de Caaba, of het vierkant gebouw<br />

in den Tempel te Mecca, te bezoeken, hec<br />

onheugbaar voorwerp van Eerbiedenis onder<br />

zyne Landsgenooten; en ,• volgens hun-<br />

R na


a 5§ O N D E R Z O E K<br />

fff. ne Overlevering, de eerfte plek gronds op<br />

AFDEE- deezen Aardbodem , toegeheiligd aan den<br />

Dienst van GOD. Om fteeds in hunne ge-<br />

LING.<br />

. moederen te doen ftand houden het leevendig<br />

gevoel van hunne verpligting, tot het<br />

volbrengen van dit Godsdienftig bedryf,<br />

ftelde hy vast, dat, in hunne veelvuldige<br />

Godsdienstverrigtingen , de waare Gelocvigen<br />

altoos hun aangezigt na die Heilige<br />

Plaats zouden wenden (7). In gehoorzaamheid<br />

aan een Voorfchrift zo ftaatlyk<br />

gegeeven, en met zo veel ernsts ingeboezemd,<br />

verzamelen zich talryke Caravaanen<br />

van Bedevaartgangeren, 's jaarlyks, in alle<br />

Landen , waar het Mahomedaanfche Geloof<br />

gevestigd is. Van de oevers der Atlantlfche<br />

Zee aan den eenen , en van de<br />

wydst afgelegene Gewesten van het Oosten<br />

aan den anderen, kant, komen de Aankleevers<br />

diens Propheets te Mecca. Denkbeelden<br />

en inzigten van Koophandel vermengen<br />

zich met die van Godsdienstoefening.<br />

De veelvuldige Kameelen van ieder<br />

Caravaan worden bekaden met die Waaren<br />

van elk Land , welke gemaklykst te vervoeren<br />

zyn, en in het verkoopen gereedst van<br />

de hand willen. De Heilige Stad is niet<br />

alleen opgevuld met yverige Godvrugtigcn,<br />

maar ook met ryke Kooplieden. Staande<br />

de weinige dagen huns verblyfs aldaar,is de<br />

Ma»kt van Mecca, misfchien, de grootfte<br />

van den geheelen Aardbodem. Koopen van<br />

ver­<br />

ft) HER BE LOT, Biblioth. OrientaZ.An. CAABA<br />

& KE3LAB.


0<br />

WEGENS O U D I N D I E . 259<br />

verbaazende waarde worden 'er geflooren ,<br />

waarvan de fpoed , de ftilte , hec onderling<br />

vertrouwen in hec volbrengen, een<br />

onlochenbaare bewyze ftrekken. De Voortbrengzels<br />

en Handwerken van Indie maaken<br />

een hoofdartykel uit in deezen zo veel beduidenden<br />

Handel; en de Caravaanen ver<<br />

fpreiden dezelve, op de c'huis reize, door<br />

alle deelen van Afia en Africa. Eenige<br />

deezer worden noodwendig gekeurd, niec<br />

alleen toe genoegen, maar coc onderhoud,<br />

des leevens, andere ftrekken coc verfraaijing<br />

en wellusc. Zy zyn zo verfcheideh,<br />

dac ze zich fchikken naar den fmaak des<br />

Menschdoms, onder alle Lugtftreeken, en<br />

in de onderfcheide ftanden van vordering<br />

in befchaafdheid ; zy worden zo zeer ge,<br />

zogt door de ruwe lnboorelingen van<br />

Africa, als door de veel weelderiger Inwoonderen<br />

van Afia. Om te voldoen aan<br />

de onderfcheiden begeerten, keeren de Caravaanen<br />

te fugge, belaaden met Neteldoeken<br />

en Chitzen van Bengale en de Deccan,<br />

de Katoenen van Cachemire, de Peper<br />

van Malabar, de Diamanten van Golconda<br />

'. de Paarlen van Kilkare, de Kaneel<br />

van Ceylon . de Muskaatnooten en Foelie<br />

van de Moluccas , en een onnoemelyk<br />

aantal van andere Indifche voortbrengzelen<br />

der Natuur en Kunst.<br />

Behalven deeze groote Caravaanen, gedeeltlyk<br />

aangelegd ,. uic eerbied voor een<br />

bevel van den Godsdienst, gedeeltlyk met<br />

oogmerk om een voordeeligen Handekak<br />

uic ce breiden, zyn 'er andere Caravaanen,<br />

R 2 eÉf<br />

UI.<br />

A.FDEE-<br />

LING.


1IÏ.<br />

AFDEE-<br />

IrlNG.<br />

•<br />

160 O N D E R Z O E K<br />

en geene kleine, geheel uit Kooplieden<br />

beftaande, die alleen den Handel ten oogmerke<br />

hebben. Deeze trekken, op bepaalde<br />

tyden, uit onderfcheide gedeelten van<br />

de Turkfche en Perfifche Heerfchappyen,<br />

en na Indostan, ja, zelfs tot China gaande,<br />

langs wegen van ouden tyde bekend, brengen<br />

zy, alles te land vervoerende, de kostbaarfte<br />

Goederen deezer Landfchappen, na<br />

de afgelegene Gewesten van beide de Ryken.<br />

Het is alleen , door in aanmerking<br />

te neemen, den afltand op welken groote<br />

vragten van deeze Waaren gevoerd worden<br />

, en dikwyls , door wyduitgeftrekte<br />

Woestynen , die, zonder het gebruik van<br />

Kameelen, ondoonrekbaar zouden weezen,<br />

dat wy eenig denkbeeld kunnen vormen<br />

van de grootheid des Handels op Indie te<br />

lar.d, en waar door wy kunnen begrypen,<br />

dat, in een Onderzoek, wegens de verfchillende<br />

wyzen, op welken men deezen Handel<br />

dryft, dezelve geregtigd is op de aandagt<br />

, die ik hefteed heb in de pooging<br />

om dezelve naa te gaan.<br />

[Ik merkte zo even op, dat, zonder de<br />

Kameelen, de Woestynen ondoortrekbaar<br />

zouden weezen; dit verdient eenige opheldering.<br />

Wanneer wy de gedaante en de<br />

ligging der bewoonbaare deelen van Afia<br />

en Africa in opmerking neemen , zul fen<br />

wy voldoende reden vinden om den Kameel<br />

te houden voor het nuttigfte van alle<br />

de Dieien over welken de Inwoonders<br />

deezer twee groote Werelddeelen de heerfchappy<br />

gekreegen hebben. In beide zyn<br />

eeni-


WEGENS O U D I N D I E . 261<br />

eenige der vrugtbaarfte Landftreeken van<br />

elkander gefcheiden door zulke wyduitgeftrekte<br />

Zand woestynen , de woonplaatzen<br />

van gebrek en droogte, dat ze de mogelykheid<br />

der Gemeenfchap tusfehen dezelve<br />

fchynen uit te fluiten. Maar, gelyk de<br />

Oceaan, die, in den eerften opflage , als<br />

't ware, ten onoverkomelyken feneidsmuur<br />

ftrekt, tusfehen de onderfcheide Gewesten<br />

des Aardbodems, door de Zeevaard dienstbaar<br />

gemaakt is tot derzelver onderlinge<br />

Gemeenfchap; zo worden, door middel van<br />

den Kameel, een Dier door de Arabieren,<br />

zeer eigenaartig, het Schip der IVoesïjne<br />

geheeten, de fchroomlyke Woestynen doorreisd<br />

, en de Volken , daar door van een<br />

gefcheiden, in ftaat gefield, om met elkander<br />

te handelen. Deeze moeilyke Reistochten,<br />

onvolbrengbaar voor eenig ander<br />

Dier, verrigt de Kameel met verbaazenden<br />

fpoed. Onder de zwaare lasten van zes,<br />

zeven en acht honderd Ponden gewigts ,<br />

kunnen de Kameelen een langen tyd loopen,<br />

met weinig voedzel en rust, en zomtyds<br />

zonder in acht of negen dagen water<br />

te proeven. Door de wyze fchikking der<br />

Voorzienigheid, fchynt de Kameel gevormd<br />

tot een Lastdier, in de Gewesten<br />

waar hy geplaatst , en zyn dienst meest<br />

noodig, is. In alle de deelen van Afia en<br />

Africa, waar men de meeste en grootfte<br />

Woestynen aantreft, heeft men Kameelen<br />

in menigte. Dit is de eigen ftandplaats<br />

deezer Dieren, en buiten dezelve ftrekt de<br />

kring hunner werkzaamheid zich niet verre<br />

R 3 uit<br />

III.<br />

AFDEE­<br />

LING.


£rj2 O N D E R Z O E K<br />

III. uir. Zy fchuwen even zeer overmaat van<br />

AFDEE- Het te en van Koude, en komt hunne aart<br />

LING. zelfs niet overeen met de zagte Lugtsge.<br />

fteltenisfe onzes Gerhaatigden Wereidriems.<br />

Naardemaal de eerfte Handel in Indifche<br />

Waaren , van welken wy eenig egt befcheid<br />

hebben, gedreeven werd op Kameelen<br />

(jt); en dewyl het, door 't gebruiken<br />

deezer Dieren, is, dat de vervoering dier<br />

Koopmanfchappen , zich zo wyd en zyd<br />

verfpreid hebben over Afia en Africa,<br />

dagten my de vermelde byzonderheden,<br />

wegens dit zeldzaam Beest, noodig ter opheldering<br />

van die gedeelte myns onderwerps.<br />

Indien eenigen myner Leezeren een volkomener<br />

berigt verlangen, en wenfehen te<br />

weeten, hoe het vernuft en de kunst der<br />

Menfchen de oogmerken der Natuure onderfteund<br />

hebben, in den Kameel, van zyne<br />

geboorte af, op te brengen tot een<br />

leeven vol last en moeite, waar toe hy verordend<br />

is, dat zy dan den Graaf DE BUF-<br />

FON (7) raac.'pleegen , een der cierlykfte<br />

Schryveren, en, voor zo verre ik kan oorkelen<br />

uit het naaflaan der getuigei?>?fen<br />

loor hem aangehaald , een der naauwkeu.<br />

•igfte befchryvingen uit de pen diens be-<br />

3 •oemden Mans gevloeid. De Heer VOL-<br />

; SEY , wiens naauwkeurigheid wel bekend<br />

i s, vermeldt de wyze , op welke de Kameel<br />

O).GENEsis XXXVII: 25.<br />

(I) BIJFFON, Hist. Naturelle, Art. CHAMEA^<br />

i e DltOMEDAIRE. ,


WEGENS OUD INDIE. 263<br />

meel zyne Reis aflegt , in deezer voege:<br />

„ In het trekken door de Woestynen, be-<br />

„ dient men zich voornaamlyk van Kamee-<br />

„ len; vermids zy weinig gebruiken, en veel<br />

„ draagen. De last, hun doorgaans opge-<br />

„ legd,is omtrent zeven honderd en vyftig<br />

„ Ponden; het voedzel, dit Dier gegeeven,<br />

„ beilaat in Stroo , Distels , fteenen van<br />

„ Dadels. Boonen, Gerst, enz. Met één<br />

„ Pondeeten daags, en even zo veel water,<br />

„ kan hy weeken lang reizen. Op den weg<br />

„ van Cairo na Suez, tusfehen de veercig<br />

„ en zes en veertig uuren lang, eeten<br />

„ noch drinken deeze Lastbeesten : doch<br />

„ die langduurige onthoudingen , te dik-<br />

„ wyls herhaald, putten hunne kragten uit.<br />

,, Hun gewoone tred is zeer langzaam, en<br />

„ zy leggen naauwlyks meer dan twee my-<br />

„ len in één uur,af; het is vergeeffche<br />

„ arbeid, de Kameelen tot rasfer loopen<br />

„ aan te zetten ; doch, indien men hun<br />

„ eenige verpoozingen, om te rusten , ver-<br />

„ leent, kunnen zy van vyftien tot acht-<br />

„ tien uuren op één dag voorttrekken (m)."<br />

Om een volkomen denkbeeld te geeven<br />

van de uitgeflrekte verfpreiding der Indifche<br />

Koopwaaren , in welke het zo even<br />

befchreeven Lastdier zo veel diensts doet,<br />

zou het noodig zyn, den weg af te tekenen<br />

, en het getal der veelvuldige Caravaanen,<br />

hier toe gebruikt, te berekenen.<br />

Kon dit met juistheid gefchieden, het zou<br />

een keurig Onderwerp weezen voor Aardry<br />

ks-<br />

0») VOLNEV, Foyage, Tom. II. p. 383.<br />

R 4<br />

m<br />

AFDEB<br />

LING.


HL<br />

AFDEE<br />

LING.<br />

s64 O N D E R Z O E K<br />

rykskundige naafpeuring , zo wel als een<br />

wenschlyk toevoegzei toe de Gefchiedenis<br />

des Koophandels. Schoon het onbeftaanbaar<br />

zy, met de kortheid, welke ik eenpaarïg<br />

heb in agt genomen door het geheel<br />

beloop deezes Onderzoeks, my in te haten<br />

tot een verflag van die uitgebreidheid,<br />

zal het, nogthans, hier wel voegen, dat<br />

ik, tot opheldering van dit gedeelte myns<br />

onderwerps , zodanig eene befchryving<br />

geeve van twee Caravaanen , die Mecca<br />

bezoeken , als myne Leezers in ftaat zal<br />

{tellen , om een rechtmaatiger oordeel te<br />

ftryken over de grootheid van derzelver<br />

Koopbedryf.<br />

De eerfte is de Caravaan welke van<br />

Cairo in Egypte vertrekt, en de andere<br />

van Damascus in Syrië. Ik verkies deeze<br />

twee , dewyl zy de grootfte zyn , en bo<br />

fchreeven door Mannen die ten vollen geloof<br />

verdienen, en de beste gelegenheden<br />

hadden om desaangaande volkomen berigt<br />

te ontvangen. — De eerstgemelde beftaat,<br />

niet alleen, uit Bedevaartgangers, uit alle<br />

deelen van Egypte; maar ook uit die welke<br />

komen uit alle de kleine Mahomedaanfche<br />

Staaten aan de Africaanfche Kust van<br />

de Middellandfche Zee, uit het Ryk van<br />

Marocco en zelfs uit de Neger-Koningryken<br />

aan de Atlantïfche Zee. Zamen vergaderd<br />

zynde, beftaat de Caravaane ten minften<br />

uit vyftig duizend Menfchen , en het<br />

getal der Kameelen , gefchikt om Water,<br />

Leeftogt, en Koopmanfchap, te draagen, is<br />

nog grooter. De Reis, die, met heen eu<br />

we-


WEGENS OUD INDIE. 265<br />

wedertrekken van en na Cairo, in niet minder<br />

dan honderd dagen volbragt wordt ,<br />

Jegt men geheel te land af; en dewyl de<br />

weg meesHoopt door Zandwoestynen, of<br />

dorre onbewoonde Wildernisfen , die zelden<br />

iets tot Leevensonderhoud opleveren,<br />

en waar dikwyls geene Waterbronnen gevonden<br />

worden, moeten de Bedevaartgangers<br />

altoos veel vermoeienis ondergaan, en<br />

zomtyds ongelooflyk veel ongemaks uitharden<br />

(n~).<br />

De Caravaan van Damascus, zamengefteld<br />

uit Bedevaartgangeren van bykans eik<br />

Landfchap des Turkfchen Gebieds, behoeft,<br />

in getal, voor die van Cairo weinig onder<br />

te doen , en de Handel , welken dezelve<br />

dryft, is naauwlyks iets minder (V). Deeze<br />

Bedevaart werd, in den Jaare MDCCXLI<br />

volbragt door KHOJEII ABDULKUR-<br />

REEM, van wien ik hier boven fprak (j>).<br />

Hy geefc den gewoonen weg op van Damascus<br />

na Mecca, berekend by uuren, de<br />

gebruiklyke wyze van het opmaaken eener<br />

Reize in hec Oosten, door weinig bezogt(<br />

(_n) Zeer vroeg heeft HAKLUYT eene befchryvinc<br />

van die Oravaane uitgegeeven, Vol. II. p. 20a. &c<br />

MAILLET heeft zich verledigd om een, zeer rot kleinigheden<br />

afdaalend, berigt daar van op te ftellen, De<br />

fcription de F Egypte, Part. II. p. 212. &c. Po<br />

COCK vermeldt de Reiskoers, met de lengte eiker<br />

dag afgelegd, welke hy ontving van iemand die veer<br />

tien maaien te Mecca geweest was, Vol. I. p. 188<br />

261. &c.<br />

O) Voyage de VOLNEY, Tom. II. p. 251. &c<br />

(ƒ>) Zie hier boven, bi. 28.<br />

R 5<br />

III.<br />

AKDEE-<br />

LING.


III.<br />

AFDEE-<br />

L1NG.<br />

I<br />

&66 O N DE R Z O E K<br />

te Landen. Volgens de middelmaatigue<br />

berekening, moet de afftand tusfehen de<br />

twee Steden , naar dit verflag , meer dan<br />

duizend mylen weezen. Een groot gedeelte<br />

van de Reis gefchiedt door een Woestyn,<br />

en de Bedevaartgangers ftaan niet alleen<br />

veel vermoeienis uit ; maar vinden<br />

zich menigwerf blootgefteld aan groot gevaar<br />

van de wilde Arabieren — Het<br />

is een zonderling bewys van den roofzieken<br />

aart deezer Arabieren, dat, fchoon<br />

alle hunne onafhangelyke Stammen vol<br />

yverige Mahomedaanen zyn , zy , nogthans<br />

, geene zwaarigheid maaken om de<br />

Caravaanen van Bedevaartgangeren te berooven,<br />

terwyl zy bezig zyn met het volbrengen<br />

van een der onvermydelykfte Pligten<br />

van hunnen Godsdienst.<br />

Hoe groot deeze Caravaanen mogen weezen,<br />

moeten wy niet denken, dat alle de<br />

Bedevaartgangers, die Mecca bezoeken, tot<br />

dezelve behooren; hier by komen zo veelen<br />

uit de wydflrekkende Heerfchappyen<br />

van Perfie, uit elk Landfchap van Indostan<br />

en de Landen ten Oosten deezes Lands<br />

gelegen, uit Abysfinie, uit verfcheide Staaten<br />

aan de Zuidkust van Africa, cn uit<br />

alle deelen van Arabie, dat zy, te gader<br />

genomen, gerekend worden tweemaal honderd<br />

duizend te bedraagen. Op zommige<br />

jaaren wordt dit getal nog vermeerderd<br />

door kleine hoopen van Bedevaartgangeren,<br />

KHOTEI-I ABDULKURREEM, Memoin, p,<br />

Ui.. &c.


W E G E N S O U D I N D I E . 267<br />

reri, uic verfcheide binnenlandfche Landfchappen<br />

van Africa , welker naamen en<br />

ligging nu eersc in Europa beginnen bekend<br />

ce worden (r).<br />

Hec gaac vasc, dac de Koophandel, door<br />

de Caravaanen in de binnenfte gedeelten<br />

van Africa gedreeven, nier alleen wyduitgeftrekr,<br />

maar van groore waarde, is. Behalven<br />

de groote Caravaan , die na Cairo<br />

trekt, en by welke zich de Mahomedaanfche<br />

Bedevaartgangers , uit alle deelen van<br />

Africa, vervoegen , zyn 'er Caravaanen ,<br />

die geen ander oogmerk hebben, dan om<br />

Koophandel te dry ven ;• zy gaan van Fez,<br />

Algiers, Tunis, Tripoli, en andere Staaten<br />

aan de Zeekust, en dringen diep hec<br />

Land in. Eenige deezer befteeden niet minder<br />

dan vyftig dagen, om de plaats haarcr<br />

beftemminge te bererken: en dewyl de gemiddelde<br />

begrooting der Reize omtrent<br />

achttien mylen daags bedraagt,kan men de<br />

uitgeflrektheid van dezelve, gereedlyk, opmaaken.<br />

Naardemaal de tyd van den uittocht,<br />

en reisweg, bekend zyn, worden zy<br />

ontmoet, van het Volk van alle de Landen<br />

, door welke zy heen trekken, die met<br />

hun Handel dryven. Indifche Goederen ,<br />

van<br />

CO Deeze laatfte waarneeming zyn wy verfchuldigd<br />

tan de Asfociation for promoting the Discover) of<br />

the Interior Parts of Africa, opgerigt door eenige<br />

Heeren in Groot-Brittanje, op beginzels zo uitge*<br />

breid en met inzigten zo zeer het algemeene best bedoelende<br />

, dat zy hun en hun Land ter eere ftrekken.<br />

Procedings, &c. p. 174.<br />

III.<br />

AFDEE-<br />

L1NG.


a68 O N D E R Z O E K<br />

III. van allerlei foorc, maaken een gewigtig<br />

AFDEE- Arrykel uit in deezen Handel, in verruiling<br />

LING. voor welken zy meest Slaaven geeven (Y).<br />

Naardemaal de Reizen der Caravaanen,<br />

louter van eenen Handeidryvenden aart, op<br />

geen vastbepaalde tyden aanvangen , en<br />

de weg, dien zy neemen, verandert, naar<br />

het goedvinden, of de verbeelding der<br />

Kooplieden, uit welken zy beflaan , kan<br />

'er met dezelfde naauwkeurigheid geene<br />

befchryving van gegeeven worden. Door<br />

agt te liaan op de berigten van zommige<br />

Schryveren, en de wenken van anderen ,<br />

by gelegenheid voorkomende, kunnen wy<br />

genoeg kundfchaps opzamelen, om ons te<br />

verzekeren, dat het vertier der Oosterfche<br />

Goederen , door deeze Caravaanen , zeer<br />

groot is. Dezelfde Gemeenfchap, die oudtyds<br />

onderhouden werd, door de Landfchappen<br />

in het Noord Oosten van Afia<br />

met Indostan en China, welke ik voorheen<br />

befchreef, beflaat nog. — Onder alle<br />

de veelvuldige Stammen van Tartaaren,<br />

zelfs by die hunne herderlyke zeden in de<br />

grootfte zuiverheid bewaaren, is de Vraag,<br />

na de Voortbrengzelen dier twee Landen,<br />

zeer groot (;). Om hun dezelve te verfchaffen.<br />

trekken de Caravaanen 's jaarlyks<br />

uit Boghar (tï), Samarcant, Thibet, en<br />

ver-<br />

(J) Report of the Committee of the Privy Council<br />

on the S/ave Tra.de, Part. VI.<br />

f>) Voyages de PALLAS, Tom.I.p. 357. & Torn.<br />

II. p. 422.<br />

(>) HAKLUYT, Vol. I. p. 332.


WEGENS O U D ' I N D I E . 269<br />

verfcheide andere Plaatzen, en keeren weder<br />

met groote vragten van indifche en<br />

Chineefche Goederen.<br />

Maar de Handel, tusfehen Rusland en<br />

China, in dit gedeelte van Afia gedreeven,<br />

is verre weg de uitgeftrektfte, en meest<br />

bekendfte. Het is waarfchynlyk, dat eenige<br />

Gemeenfchap van dien aart tusfehen hun<br />

onderhouden werd, van den vroegften tyd<br />

her; maar deeze vermeerderde grootlyks,<br />

naa dat de binnenlte deelen van Rusland<br />

meer toeganglyk werden door de vermees­<br />

teringen van ZIN GIS KHAN en TAMER-<br />

L A tv E. De Handel dry ven de Volken van<br />

Europa kenden zo wel de wyze van het<br />

dryven deezes Handels , dat , korten tyd<br />

naa de opening der Portugeefen van eene<br />

Gemeenfchap met het Oosten , de Kaap<br />

de Goede Hoop omvaarende, 'er eene pooling<br />

gedaan wierd , om de voordeden,<br />

welke zy van deeze Ontdekking trokken,<br />

te verminderen , door de Rusfeit over te<br />

haaien om de Indifche en Chineefche Waaren,<br />

door de geheele uirgellrektheid huns<br />

Ryks, te voeren, deels te land, deels door<br />

middel der bevaarbaare Rivieren, na eenige<br />

Haven aan de Baltifche Zee, van waar<br />

zy konden verfpreid worden door alle deelen<br />

van Europa (V).<br />

Dit ontwerp , te groot voor den Monarch<br />

, toen den Rusfifchen Throon bekleeden-<br />

(V) RAMUSIO, Raccclto da Fiaggi , Vo!. I. p.<br />

374- B.<br />

III.<br />

AFDEE-<br />

LING.


III.<br />

AFDEE-<br />

LING.<br />

270 O N D E R Z O E K<br />

dende , werd uitvoerlyk gemaakt door de<br />

Vermeesteringen van IVAN BASILOWITZ,<br />

en het vernuft van PETER DEN GROO­<br />

TEN. Schoon de Hoofdlieden der beide<br />

Ryken, op den verbaazenden afftand van<br />

zes duizend drie honderd en acht en zeventig<br />

mylen van elkander liggen, en de weg<br />

voor meer dan vier honderd mylen, door<br />

eene onbewoonde Woestyn, loopt (w) ,<br />

reisden de Caravaanen van de eene na de<br />

andere. Maar, hoewel het bedongen was,<br />

by.de inrigting dier Gemeenfchap, dat het<br />

getal der Perfoonen , in ieder Caravaane,<br />

geen twee honderd zou te boven gaan, en<br />

hoewel zy befiooten waren binnen den omtrek<br />

der Caravanfera, geduurende den korten<br />

tyd, dien zy in Pekin bleeven, en alleen<br />

mogten handelen met weinige Kooplieden,<br />

aan welken de Monopolie van den<br />

Handel met hun was toegedaan , werd ,<br />

nogthans, niectegenftaande alle deeze voorzorgen<br />

en bepaalingen, de j'alourfche waakzaamheid,<br />

met welke het Chineefche Staatsbeftuur<br />

Vreemdelingen uitfluit , van den<br />

vryen ommegang met deszelfs Onderdaanen,<br />

ontrust, en de toelaating der Rusfi*<br />

fche Caravaanen, in het Chineefche Ryk,<br />

welhaast verboden.<br />

Naa verfcheide onderhandelingen, bedagc<br />

men in 't einde een redmiddel, waar door<br />

de voordeden van wederzydfchen Handel<br />

beveiligd werden, zonder inbreuk der omzigtige<br />

fchikkinge van de Chineefche Regee-<br />

(w) BELL'S Travth, Vol. II. p. 167.


WEGENS OUD INDIE. 271<br />

geering. Op de grenzen der beide Ryken,<br />

werden twee kleine Steden gebouwd, bykans<br />

tegen elkander liggende; de een om<br />

door de Rusfen , de ander om door de<br />

Chineefen. bewoond te worden. Na deeze<br />

Steden brengen de Onderdaanen van elk<br />

Ryk de ten Handel gefchikte Voortbrengzelen<br />

hunner Landen ; de Pelteryen, de<br />

Wollen en Linnen Stoffen, het Leder, hec<br />

Glas, enz. van Rusland, verruilt men voor<br />

de Zyde, het Katoen, de Thee, de Ryst,<br />

de Kostbaarheden, enz. van China.<br />

Door eenige met veel oordeels verleende<br />

vergunningen der thans regeerende Alleenheerfcheresfe<br />

aller Rusfen, wier groote<br />

Ziel verheeven is boven de bekrompene<br />

grondregelen eeniger haarer Voorgangeren,<br />

is deeze Handel zo bloeiende geworden,<br />

dat het jaarlyks beloop niet minder is dan<br />

acht honderd duizend Ponden Sterling, en<br />

het is de eenige Handel, dien China, bykans<br />

alleen hy ruiling, dryft (V).— En is<br />

deeze de eenige Plaats niet, waar Rusland<br />

voorzien wordt van Chineefche en Indifche<br />

Goederen. Een groote voorraad van beide<br />

wordt , door Caravaanen van onafhangelyke<br />

Tartaaren, gebragt te Orenburg ,<br />

aan de Rivier Jaik (y) te Troitzkaia aan<br />

(#) De Heer COXE heeft, in zyn Account of the<br />

Raspan Disctnveries, Chap. II. III. & IV, met zyn<br />

gewoone oplettenheid en oordeel , alles verzameld<br />

wat tot deezen Handeltak behoort, welks natuur en<br />

uitgebreidheid weinig in Europa bekend waren.<br />

GO Feyage de PAL LAS, Tom. I. p. 355. &c. -<br />

de<br />

III.<br />

AFDEE-<br />

LING.


iii.<br />

AFDEE-<br />

LING.<br />

a^a ONDERZOEK WEGENS O. L<br />

de Rivier Oui , en op andere Plaatzen,<br />

dien ik zou kunnen opnoemen. — Ik heb<br />

my te breeder uitgelaaten over de wyze<br />

waar op de Voortbrengzels van China en<br />

Indie door het Rus/ifche Ryk gevoerd<br />

worden ; dewyl deeze het treffendsc blyk<br />

oplevert, 't geen ik weet , van de groote<br />

uitgeftrektheid, op welke kostbaare Goederen<br />

te land kunnen vervoerd worden (Y). ]<br />

(z) Dit ingeflootene beheist de LI & Lil Aantekening<br />

van ROBEK.TSON.<br />

G E


GESCHIEDKUNDIG<br />

ONDERZOEK<br />

WEGENS<br />

OUD INDIE.<br />

VIERDE AFDEELING.<br />

ALGEMEENE AANMERKINGEN,<br />

us verre heb ik myne poogingen aan­<br />

D gewend om den voortgang des Koophandels<br />

op Indie, zo ter Zee als te Land,<br />

te befchryven , van de vroegfle tyden af,<br />

in welke de Gefchiedenis desaangaande<br />

eenig echt berigt oplevert, tot dat 'er eene<br />

geheele Omwenteling kwam in deszelfs<br />

aart en de wyze van dien te dryven, door<br />

die groote Ontdekking, die ik, van den beginne<br />

af, (lelde als de uiterfte grenspaal<br />

myns Gefchiedkundigen Onderzoeks. Hier,<br />

derhalven , zou ik myn Werk voleindigd<br />

kunnen rekenen. Maar, dewyl ik myne<br />

Leezers gebragt heb tot dat Tydperk wanneer<br />

eene nieuwe wyze van denken opkwam<br />

, en nieuwe fchikkingen van Staatkunde<br />

in Europa werden ingevoerd, door-<br />

S dien<br />

IV.<br />

AFDEE­<br />

LING.


IV.<br />

AFDEE<br />

LING.<br />

a 7 4 O N D E R Z O E K<br />

dien men de waarde en 't aanbelang des<br />

. Koophandels , zo door en door begon te<br />

verdaan , dat , bykans in elk Land , de<br />

. aanmoediging van denzelven het voorwerp<br />

wierd van de oplettendheid des algemeens,<br />

en der Staatsbeftuuren. — Vermids wy nu<br />

gevorderd zyn tot dat punt, vanwaar eene<br />

lyn kan getrokken worden, die het hoofdonderfcheid<br />

uitmerkt tusfehen de Zeden<br />

en de Staatkundige Inftellingen van den<br />

Ouden en Hedendaagfchen Tyd, zal het dit<br />

Werk Jeerzaamer en nuttiger maaken, wanneer<br />

ik het befluit met eenige Algemeene<br />

Aanmerkingen , welke eigenaartig voortvioeijen<br />

uit de be&houwing van .beiden, en<br />

eene vergeiyking van den eenen met den<br />

anderen. — Deeze Aanmerkingen , vertrouw<br />

ik , zal men niet alleen bevinden ,<br />

dat een onmiddelyk verband hebben met<br />

het onderwerp myns Onderzoeks , en 'er<br />

een bykomend licht over verfpreiden •, maar<br />

teffens dienen om veele byzonderheden op<br />

te helderen in de algemeene Gefchiedenis<br />

des Koophandels , en uitwerkzels of gevolgen<br />

aanwyzen van' verfcheide Gebeurtenisfen<br />

, die over 't algemeen niet waargenomen,<br />

of overwogen, zyn met de aandagt,<br />

welke zy verdienden.<br />

I. Voor een hedendaagsch befchouwer<br />

moge het, naa dat hy de groote en wydftrekkende<br />

Uitwerkzels van het vinden eens<br />

nieuwen wegs voor de Zeevaart na Indie,<br />

de Kaap de Goede Hoop omzeilende, overwogen<br />

heeft , vreemd fchynen , dat eene<br />

Ontdekking van zo veel aanbelangs met


WEGENS OUD INDIE. 275<br />

gedaan, of zelfs ondernomen was, door een IV.<br />

van de Handeldryvende Staaten der Oude ,<br />

Wereld. Maar, in onze oordeelvellingen,<br />

ten opzigte van het gedrag der Volken in .<br />

ver af gelegene Tydperken , dooien wy<br />

nooit wyder, dan wanneer wy, ten dien aanziene,<br />

beflisfen, niet volgens de denkbeelj<br />

den en oogmerken hunner Eeuwe , maar<br />

overeenkomftig met die van onze eigene.<br />

Die averechtfche oordeelvelling draalt, misfchien,<br />

in geen geval, zigtbaarder door, dan<br />

in 't geen wy thans voor oogen hebben.<br />

Het waren de Tyriers en de Grieken ,<br />

Meesters van Egypte, die de onderfcheide<br />

Volken van Europa eerst de Voortbrengzels<br />

van het Oosten bezorgden. Uit het verflag,<br />

reeds gegeeven, van de wyze waar op<br />

zy dezelve verkreegen , is het openbaar ,<br />

dat zy dezelfde beweegredenen, als de heëendaagfche<br />

Volken, niet hadden , om te<br />

wenfchen na een nieuwen weg van Gemeenfchap<br />

met Indie, noch ook dezelfde<br />

middelen om dien te ontdekken. Alle de<br />

Handelverrigtingen der Ouden, met hetOosten,<br />

bepaalden zich tot de Havens op de<br />

Malabarfche kust, -of ilrekten zich, ten verften<br />

genomen, uit tot het Eiland Ceylón.<br />

Na deeze Stapelplaatzen bragten de Inboorelingen<br />

, van alle de onderfcheidene<br />

Gewesten in de Oostlykfte Landfchapper<br />

v&nAfia, de Voortbrengzelen van Natuui<br />

en Kunst, by hun vallende, in hunne ei<br />

gene Schepen; van deeze maakten de Sche<br />

pen, uit Tyrus en Egypte gelievend, hun<br />

ne laadingen. Terwyl de werkzaamhedei 1<br />

Sa va<br />

U'DEE-<br />

LING.<br />

1


IV.<br />

AFDEE-<br />

LING.<br />

s;6 O N D E R Z O E K<br />

van hunnen Indifchen Handel in eenen zo<br />

engen kring omichreeven waren, was het<br />

vervoeren eener Laading over de Arabifche<br />

Golf, niet tegenltaande de onkosten<br />

van het brengen over land, 't zy van Elath<br />

na Rhinocolura , of door de Woestyn na<br />

den Nyl, zo veilig en gemaklyk , dat de<br />

Kooplieden te Tyrus en te Alexandrie ,<br />

weinig reden hadden om zich wegens de<br />

ontdekking van eenen anderen weg te bekommeren.<br />

De ligging van beide deeze Steden, zo<br />

wel als die van andere groote handeldryvende<br />

Staaten der Oudheid, verfchilde zeer<br />

veel van die der Landen , aan welken het<br />

Menschdom, in laateren tyde, het houden<br />

van Gemeenfchap met die wyd afgelegene<br />

deelen des Aardkloots , te danken hadt.<br />

Portugal, Spanje , Engeland , Holland,<br />

die het werkzaamst en gelukkigst geweest<br />

zyn in het vak deezer ondernceminge, liggen<br />

alle aan den Atlantifchen Oceaan, (in<br />

welken elke Europifche Zeetocht ter ontdekkinge<br />

moet beginnen,) of hebben 'er<br />

onmiddelyken toegang tot denzelven. Maar<br />

Tyrus lag aan het Oostlykst uiteinde van<br />

de Middellandfche Zee ; Alexandrie niet<br />

verre van daar; Rhodes, Athene, Corinthus<br />

, naderhand gerangfebikt onder de<br />

fterkst handeldryvende Stad der Oudheid,<br />

vindt men aan die Zee, vry hoog diezelfde<br />

ftreek op, gelegen. De Handel van alle<br />

deeze Staaten was lang bepaald binnen<br />

den omkring van de Middellandfche Zee,<br />

en die van zommige ftrekte zich nooit<br />

daar


WEGENS O U D I N D I E . 277<br />

daar buiten uit. De Pylaaren van Hercu­ IV.<br />

les , of de Straat van Gibraltar, werden AFDEElangen<br />

tyd aangemerkt als de uiterfte paa­ LING.<br />

ien , waartoe de Zeevaard reikte. Tot<br />

aan dezelve te zeilen , rekende men voor<br />

eene uitfleekende Proeve van Zeevaardkunde<br />

; en eer eenige van deeze Staaten een<br />

begin konden maaken van eene pooging,<br />

om den wyden onbekenden, buiten dezelve<br />

gelegen, Oceaan te <strong>onderzoek</strong>en , hadden<br />

zy eene Peis te volbrengen, (volgens<br />

hunne begrippen) zeer groot en vol gevaars.<br />

Dit was genoeg om hun af te fchrikken.<br />

van zo hachlyk een beiiaan , 'c welk<br />

zelfs, indien het gelukkig Haagde , hun ,<br />

aangemerkt hunne ligging, geen hoope gaf,<br />

om 'er veel voordeels van te trekken.<br />

[De éénige Reistocht ter Ontdekking in<br />

den Atlantifchen Oceaan Zuid waards, door<br />

eene der oude handeldryvende Staaten in<br />

de Middellandfche Zee, is die van HAN­<br />

NO, ondernomen op last des Gemeenebests<br />

van Carthago. Naardemaal de ligging dier<br />

Stad , zo veel nader aan den Straat van<br />

Gibraltar, dan Tyrus, Alexandrie, en de<br />

andere hier boven opgenoemde Zetels van<br />

Koophandel in ouden tyd, een onmiddelyker<br />

toegang tot den Oceaan aanboodt ,<br />

zal die omllandigheid, gepaard met de verfcheide<br />

Vastigheden, welken de Carthaginenfers<br />

in verfcheide Landfchappen van<br />

Spanje opgerigt hadden, hun nacuurlyk<br />

deeze onderneeming ingeboezemd, en het<br />

vooruitzigt op groote voordeelen, van het<br />

welgelukken te wagten, gegeeven hebben,<br />

S 3 De


IV.<br />

AFDEE-<br />

LING.<br />

2 78 O N D E R Z O E K<br />

De Reis van HANNO dient veeleer rot<br />

verflerking dan tot verzwakking der redenen,<br />

welke ik gegeeven heb , waarom geene<br />

dergelyke pooging gedaan was door de<br />

andere handeldryvende Staaten aan de Middellandfche<br />

Zee (a) ]<br />

Maar, fchoon wy konden veronderftellen<br />

, dat de ontdekking van een nieuwen<br />

weg na Indie een begeerenswaardig voorwerp<br />

geweest ware by eene dier Staaten ,<br />

was hunne kunde en bedreevenheid, in de<br />

Zeevaart, zo gebrekkig , dat zy dit oogmerk<br />

met geene mogelykheid konden bereiken.<br />

De Schepen, die de Ouden in den<br />

Handel gebruikten, waren zo klein, dat ze<br />

geen ruimte genoeg hadden tot het bergen<br />

van leeftocht,genoegzaam voor hetScheeps.<br />

volk geduurende eene lange reize. Het<br />

maakzel dier Schepen, daarenboven, was<br />

zodanig, dat zy het zelden konden waagen<br />

verre van land te fteeken , en hunne gewoone<br />

handelwyze, om langs de kust heen<br />

te houden, (waar van ik reeds zo menigmaal<br />

heb moeten fpreeken,) deedt alles<br />

zo omzigtig en langwyüg toegaan, dat wy,<br />

uit deeze, zo wel als uic andere, omftandigheden<br />

, welke ik zou kunnen optellen<br />

(V), vrylyk mogen verklaaren, dat eene<br />

Reis, uit de Middellandfche Zee na Indie<br />

om de Kaap de Goede Hoop heenen,<br />

eene<br />

f~d) Het ingefiootene is de LUI Aantekening van<br />

1, OBERTSON.<br />

Cb) GOGUET, Orig. des Loix des Arts, &c. II.<br />

V- 303.3:9-


WEGENS OUD INDIE. s-o<br />

eene onderneeming was , die hun vermo­ IV.<br />

gen, om dezelve te volbrengen, op eene wyAFDEEze eenigzins ten voordeele van den Koop­ L1NG.<br />

handel «rekkende, verre te boven ging.<br />

Met deeze uitfpraake, kan naauwlyks<br />

als onbeftaanbaar worden aangemerkt hec<br />

berigcbyHERODOTUsbewaard, wegens<br />

een Reistocht volbragt door eenige Phemcifbhe<br />

Schepen , door een Koning van<br />

Ësypte daar toe gebruikt, die, uit de Ar*<br />

bifche Golf vertrekkende , het Zuidlyk<br />

voorgebergte van Africa omzeilden, en :<br />

naa eene reis van drie Jaaren , door der I<br />

Straat van Gades, of Gibraltar, in der<br />

mond des Nyls kwamen (V) : want verfcheide<br />

zeer beroemde Schryvers onder cu<br />

Ouden , en die hec meesc uieftaken wegen<br />

hunne vordering in de kennis der Aardryks<br />

kunde , merkten dit verhaal veeleer aai 1<br />

als een aartig fprookje, dan de Gefchiede<br />

nis van iets 't geen daadlyk gebeurd was »<br />

en zy twyfelden, of aan de mogeiykhen 1<br />

om den Uithoek van Africa rond te zei<br />

len, of zy ontkenden dezelve , met rond e<br />

woorden Cd). — Maar, indien 't geen HI<br />

Cc) HERODOT. Lib. IV. c. 42.<br />

Cd) POLYB. Lib. III. p. 193. Ed.<br />

'7.<br />

Cafau<br />

t-<br />

PLIN. Nat. Hist. Lib. IT. c. 6. PTOLEM. Ge<br />

«r Lib IV. c. 9. Schoon deeze Schryvers de Kt<br />

is<br />

der Pheniciëren voor een Fabel houden , vennel<br />

k<br />

.1-<br />

HERODOTUS eene onhandigheid dezelve betrefte<br />

et<br />

de, welke fchynt aan te duiden, dat die Tocht ni<br />

de daad gedaan is. „ De Pheniciers , fchryft h; tt<br />

„ verzekeren, dat zy, Africa omzeilende, de Z< >n<br />

aan hunne regterhand gezien hadden t geen n ijt<br />

„ niet gelooflyk toefchynt, fchoon het door ander :n<br />

RC<br />

S 4 »»•


s8o O N D E R Z O E K<br />

IV. RODOTvrs verhaak, wegens den koers door<br />

AFDEE' . deeze Phenicifche Schepen gehouden, door<br />

LING. de Ouden met algemeene toeftemming was<br />

, aangenomen , kunnen wy bezwaarlyk ver<br />

onderiïelien , dat eenige Staat zo in het<br />

wilde waagziek zou geweest zyn, om zich<br />

te verbeelden , dat eene Reis , tot welker<br />

volbrenging men drie jaaren belïeedde<br />

, ondernomen kon worden met uitzigt<br />

op Handelvoordeel.<br />

II. De fchielyke Voortgang der Hedendaagfchen<br />

in het doorzoeken van Indie ,<br />

zo wel als de uitgebreide Magt en de kostbaare<br />

Vastigheden daar vroegtydig verkreegen,<br />

duiden zulk een onderfcheid aan,<br />

tusfehen hunne wyze van beleid in Zeetochten,<br />

en dat der Ouden , als met aandagt<br />

verdient overwogen en uitgelegd te<br />

worden.<br />

Zints de Regeering van den eerden PTO­<br />

LEMEUS, tot de Vermeestering van Egypte<br />

doör de Mahomedaanen , was Europa<br />

voorzien geworden met de Voortbrengzelen<br />

van het Oosten door de Grieken van<br />

Alex-<br />

„ gelooflyk geoordeeld moge worden." Lib. IF.<br />

p. 42. Dit moet zeker gebeurd weezen , indien zy<br />

>v<br />

yk die Reis voibragten. De kennis der Starrenmde<br />

was, nogthans, in dien vroegen tyd, zo onvolkomen,<br />

dar de Pkmiciers,, alleen door ondervin-<br />

i bng, tot de kennis van zulk eer verfchynzel konden<br />

i praaken; zonder dezelve zouden zy het niet hebben<br />

lurven waagen iets te verzekeren, 't welk het voor­<br />

i ramen moest hebben van eene omvaaifehyiilyke vernering.<br />

Zelfs, naa hun verhaal, geloofde HERODO-<br />

•us het niet.


WEGENS O U D I N D I E . 281<br />

Alexandrie, door de Romeinen, terwyl zy<br />

Meesters waren van Egypte , en door de<br />

Onderdaanen der Keizeren van Confiantinople<br />

, toen dat Koningryk een Landfchap<br />

hunner Meerfchappye werd. Geduurende<br />

dit lange Tydperk , zich bykans tot duizend<br />

jaaren uitftrekkende, kwam geen deezer Volken<br />

, de verlichtfte. buiten twyfel, in de Oude<br />

Wereld , ter Zee Oostwaards verder dan de<br />

Golf van Siam, en hadt geen geregeld gevestigden<br />

Handel dan op de Havens aan de<br />

Kust van Malabar, of die op het Eiland<br />

Ceylon. — Zy ondernamen geene vermeesteringen<br />

in eenig gedeelte van Indie , zy<br />

bouwden geene vastigheden, zy lagen geene<br />

Sterkten aan. Te vrede met eene enkele<br />

Handelgemeenfchap, poogden zy geen<br />

Gezag, hoe genaamd, of Heerfchappy, te<br />

verkrygen in de Landen op welken zy Handel<br />

dreeven, fchoon het niet onwaarfcbynlyk<br />

is, dat zy dezelve zouden hebben kunnen<br />

krygen, zonder veel tegenftands van de<br />

Inboorelingen, een zagt verwyfd Volk, onder<br />

't welk , ten dien tyde , zich geen<br />

vreemd en oorlogzugtiger ilag van Menfchen<br />

vermengd hadt.<br />

Dan de veel onderneemende werkzaamheid<br />

der Portugeefen bleef niet lang binnen<br />

dezelfde grenzen beperkt ; weinig jaaren<br />

naa hunne aankomst te Calicut, toogen zy<br />

Oostwaards aan, en drongen door in Gewesten<br />

den Ouden onbekend. De Koningryken<br />

Cambodia, Cochin China , Tanquin,<br />

het groote Kyk van China, en alle<br />

de vrugthaare Eilanden in den wyden Indi-<br />

S 5 fchen<br />

IV.<br />

AFDEE-<br />

LING.


IV.<br />

AFDEE-<br />

a8a O N D E R Z O E K<br />

fchen Archipel, van Sumatra tot de Philippynfche<br />

Eilanden, werden ontdekt, en<br />

de Portuge zen , fchoon zy in alle oorden tegenibnd<br />

onta;oetten van de Mahomedaanen,<br />

vai Tart aarfche of Arabifche herkomst ,<br />

in verfcheide deelen van Indie gevestigd ,<br />

vvanden veel meer te dugten dan de Inboorelingen,<br />

vestigden daar dien uitgeftrekten<br />

invloed en heerfchappy, welke ik hier boven<br />

vermeldde.<br />

Van dit opmerklyk onderfcheid tusfehen<br />

den Voortgang en de Werkzaamheden der<br />

Ouden en Hedendaagfchen in Indie, lchynt<br />

de gebrekkige kunde der eerstgemelden, in<br />

het befchouwend en beoefenend deel der<br />

Zeevaart, de voornaamfte oorzaak geweest<br />

te zyn. Van de Kust van Malabar tot de<br />

Philippynfche Eilanden te zeilen , was<br />

eene Reis van eene uitgeftrektheid, de onderneeming<br />

der Ouden verre te boven gaande<br />

, en zou, volgens hunne wyze van zeevaaren,<br />

eenen langen tyd geduurd hebben.<br />

De aart huns Handels op Indie was zodanig,<br />

dat zy, (gelyk ik hier boven aanmerkte,)<br />

dezelfde beweegredenen niet hadden<br />

als de Hedendaagfchen, om de Ontdekking<br />

met kragt door te zetten; en , volgens<br />

de befchryving, ons gegeeven van de<br />

Schepen met welken de Kooplieden van<br />

Alexandrie hun Handel op de Arabifche<br />

Golf dreeven , blyken dezelve , tot dat<br />

oogmerk , geheel ongefchikt geweest te<br />

zyn. Om alle deeze redenen hielden de<br />

Ouden zich te vrede met eene gebrekkige<br />

kennis van Indie; en, door den invloed van<br />

re-


WEGENS OUD INDIE. 283<br />

redenen uit denzelfden oorfprong herkomftig,<br />

bedonden zy het niet aldaar vermeesteringen<br />

te doen, of Vastigheden op te rigten.<br />

Om een van beiden te volvoeren, moesten<br />

zy een groot aantal Volks na Indie overgefcheept<br />

hebben. Maar het flegt maakzei<br />

hunner Schepen, zo wel als hun ot><br />

bedreevenheid in dezelve te beftuuren,<br />

bragt te wege , dat de Ouden het zelden<br />

waagden eenig aanmerkelyk getal Krygsvolk<br />

ter zee verre te voeren. Van Berenice tot<br />

Mufiris was voor hun, zelfs naa dat HIP­<br />

PALUS de wyze, om een rechten koers te<br />

ftuuren, ontdekt, en hunne Zeevaartkunde<br />

den hoogden trap van verbetering beklommen,<br />

hadt, eene Reis van niet minder dan<br />

zeventig dagen. Volgens den ouden koers,<br />

langs de kust van Perfie, moet een Reistocht<br />

van de Arabifche Golf na eenig gedeelte<br />

van Indie nog langer geduurd hebben,<br />

en nog langzamer volbragt geweest zyn.<br />

— Naardemaal 'er nooit een vyandlyke<br />

aanval ter-Zee op Indie gedaan is, of dooi<br />

de Griekfche Monarchen van Egypte .<br />

fchoon de twee eerden, ónder hun,bekwaame<br />

en eerzugtige Vorden Waren, of dooi<br />

de meest onderneemende der Romeinfche<br />

Keizeren . is het blykbaar, dat zy zulk eene<br />

onderneeming moeten aangezien hebben , ah<br />

boven hun vermogen om dezelve uit tc<br />

voeren. ALEXANDER DE GROOTE, en.<br />

op zyn voetfpoor, zyne Opvolgers, de Mo<br />

narchen van Syrië, waren de eenigde Per<br />

foonen, in de Oude Wereld, die een denk<br />

beeld vormden , om hunne Heerfchapp;<br />

ii<br />

IV.<br />

AFDEE"<br />

LiNG.


284 O N D E R Z O E K<br />

IV. in eenig deel van Indie te vestigen; doch<br />

AFDEE- het was door Legermagten, te Land aan­<br />

LING. gevoerd , dat zy dit oogmerk poogden te<br />

bereiken.<br />

III. De fchielyke uitwerking van het openen<br />

eener rechtltreekfche Gemeenfchap met<br />

het Onsten, in het verlaagen van den prys<br />

der Indifche Waaren , moet onzer opmerking<br />

niet ontglippen. Hoe bekort ook de<br />

oude Gemeenfchap met Indie moge fchynen<br />

geweest te zyn , dezelve ging met<br />

groote kosten vergezeld. De Voortbrengzels<br />

der afgelegene deelen van Afia , op<br />

Ceylon, of in- de Havens op de Malabarfche<br />

Kust, gebragt, door de Inboorelingen,<br />

fcheepte men in vaartuigen , die uit de<br />

Arabifche Golf kwamen. Te Berenice<br />

werden dezelve ontfcheept, en op Kameelen<br />

, twee honderd en acht en vyftig mylen<br />

ver, na de oevers van den Nyl gedraagen.<br />

Hier gingen ze weder fcheep, en werden,<br />

de Rivier af, na Alexandrie gevoerd, en<br />

van daar na onderfcheide Marktplaatzen<br />

verzonden. De vermeerdering van den prys<br />

der Goederen, door zulk eene menigte<br />

van werkzaamheden moet verbaazend geweest<br />

zyn , inzonderheid wanneer de kosten<br />

, daar op loopende, bepaald werd door<br />

Monopolisten , aan geen bedwang onderworpen.<br />

Doch ,naa dat de Doortocht na Indie, om<br />

de Kaap de Goede Hoop, ontdekt was, kogt<br />

men de veelvuldige Voortbrengzelen uit de<br />

eerfte hand, in de Landen waar ze gegroeid<br />

of bewerkt waren. In alle deeze, byzonder


WEGENS OUD INDIE. 285<br />

der in Indostan en China, zyn de leevensmiddelen<br />

overvloediger dan in eenig ander<br />

gedeelte des Aardbodems. Het Volk leeft<br />

'er meest van Ryst, het veelvoudigst uitleverende<br />

van alle Graanen. De Volkrykheid<br />

is , in gevolge hiervan, zo groot ,<br />

en de arbeid zo goedkoop, dat alle Voortbrengzels<br />

van Natuur, of Kunst , op een<br />

zeer laagen prys te liaan komen. Deeze<br />

Goederen, gefcheept in onderfcheide deelen<br />

van Indie, werden rechtftreeks na Lisfabon<br />

gevoerd , op eene Zeereize , in de<br />

daad wel lang , doch onafgebrooken en<br />

veilig, en verfpreidde men dezelve vervolgens<br />

van daar door Europa. Het vervoeren<br />

van Koopmanfchappen, te water, valt<br />

zo veel minder kostbaar , dan op eenige<br />

andere wyze , dat, zo dra de Portugeefen<br />

de Voortbrengzels van Indie, in genoegzaame<br />

hoeveelheid, konden aanbrengen, om te<br />

voldoen aan de Vraag in Europa , zy dezelve<br />

tot zo laag eenen prys konden leveren<br />

, dat de mededinging der Venetiaanen<br />

bykans geheel ophieldt, en de volle Aroom<br />

des Handels, volgens de eigenaartige rigting,<br />

vloeide na de goedkoopfte Markt.<br />

In welk eene evenredigheid de Portugeefen<br />

den Prys der Indifche Waaren verlaagden<br />

, kan ik met geene zekerheid bepaalen<br />

; dewyl ik , ten aanziene van dit<br />

Huk , by gelyktydige Schryvers geene genoegzaame<br />

onderrigting gevonden heb.<br />

Eenig denkbeeld, nogthans, hier van, misfchien<br />

de naauwkeurigheid zeer naby komende,<br />

kunnen wy opmaaken, uit de bere*<br />

IV.<br />

&FDEE-<br />

LING.


IV.<br />

\FDE1-<br />

LING.<br />

a86<br />

O N D E R Z O E K<br />

rekeningen van den Heer MUNN, een kundig<br />

Engelsch Koopman. Hy heeft een Tafel<br />

uitgegeeven van de Pryzen in Indie, betaald<br />

voor verfcheide Artykelen van Koopwaaren,<br />

vergeleeken met de Pryzen voor<br />

welken ze verkogt werden te Aleppo; uit<br />

welke Tafel blykt, dat het verfchil bykans<br />

is als drie tot één, en hy berekent, dat,<br />

naa het ftellen van eene voeglyke fomme<br />

voor de kosten van de Reis uit Indie ,<br />

dezelfde Goederen in Engeland kunnen<br />

verkogt worden voor de helft van den Prys,<br />

welken men te Aleppo betaalt. De kosten<br />

van de Indifche Goederen op de Perfifche<br />

Golf na Bas fora, en van daar, of door de<br />

Groote of de Kleine Woestyn, na Aleppo<br />

te brengen, kunnen zo ik my verbeelde,<br />

niet zeer veel verfchillen van die over de<br />

Roede Zee na Alexandrie. — Wy mogen,<br />

derhal ven, veronderflellen , dat de Venetiaanen<br />

dezelve van de Handelaaren in die<br />

Staat, konden koopen voor bykans denzelfden<br />

Prys als' ze verkogt werden te Aleppo;<br />

en, wanneer wy hier by voegen , wat 'er<br />

op kwam, als hun eigen voordeel op alle<br />

de Markten, welke zy bezogten, is het blykbaar<br />

dat de Portugeefen de Goederen van<br />

het Oosten konden leveren beneden den<br />

gemelden Prys, en alle deelen van Europa<br />

daarmede, de helft goedkooper, dan voorheen,<br />

voorzien.<br />

Aan de veel onderneemende Plans der<br />

Portugeefche Monarchen, werd fchielyker<br />

en tellens volkomener beantwoord, dan zy,<br />

ten tyde van derzelver vorming, in het uur<br />

der


WEGENS OUD INDIE. 287<br />

der gloeiendfte hoope , konden vervvag- IV.<br />

ten. Reeds in de Zestiende Eeuwe , beAFOEEzaten hunne Onderdaanen eene Monopolie UNG.<br />

van den Indifchen Handel, gegrond op den<br />

billyken tytel , dat zy deeze Koopmanfchappen<br />

in grooter Overvloed, en tot een<br />

gemaatigder Prys, leverden.<br />

IV. Hier moeten wy aanmerken, dat, in<br />

gevolge van deezen grooten Overvloed van<br />

Indifche Waaren en den minderen Prys, de<br />

Vraag na dezelve , in alle deelen van Europa<br />

, fchielyk toenam. Deezen opgang ra<br />

het breede te ontvouwen, zou my verre<br />

vervoeren buiten het Tydperk, 't geen ik<br />

ten eindpaal van dit Gefchiedkundig Onderzoek<br />

gefield heb; doch eenige algemeene<br />

Aanmerkingen, desbetreffende, zal men<br />

o-ereedlyk van dien aart keuren, dat ze eene<br />

naauwe gemeenfchap hebben met het onderwerp<br />

myner Naafpeuringen.<br />

Welke de voornaamfte Artykelen waren,<br />

uit Indie aangevoerd toen de Romeinen<br />

het beftuur des Handels op dat Land hadden<br />

, heb ik reeds opgegeeven. Dan, naa<br />

den val des Romeinfchen Ryks, en de vestiging<br />

der fiere Oorlogshelden van Scythie<br />

en Germanie, in de onderfcheide Landen<br />

van Europa, werd de ftaat der Maatfchappye<br />

, zo wel als de ftand van byzondere<br />

Perfoonen, zo zeer verfchillend van dien<br />

in vroegeren tyde , dat de behoeften er<br />

begeerten der Menfchen niet langer dezelfde<br />

bleeven. Barbaaren , onder welken<br />

veelen, in 't geen men befchaafdheic i<br />

heet , niet verre gevorderd waren , bovet l<br />

dei l


IV.<br />

AFDEE-<br />

L-ING.<br />

288 O N D E R Z O E K<br />

den ruwften ftaat des gezelligen leevens,<br />

vonden weinig ftnaaks in de gemakken en<br />

cieraaden , zo vol aantrekkende bekoorelykheid<br />

voor befchaafde Volken. De keurlyk<br />

gewerkte Zyden-ftoffen , de kostbaare<br />

Gefteenten en Paarlen van het Oosten,<br />

die ten cieraad en praal geltrekt hadden<br />

der ryke en weelderige Burgeren van Rome<br />

, waren geene begeerde voorwerpen voor<br />

Menfchen, die nog langen tyd , naa het bezitneetnen<br />

hunner nieuwe Vermeesteringen,<br />

de oorfpronglyke eenvoudigheid van hunne<br />

herderlyke zeden behielden. Zy vorderden,<br />

egter, van ruwheid tot befchaafdheid<br />

, volgens den gewoonen loop die de<br />

Volken beftemd zyn te houden , en een<br />

aangroei van behoeften en begeerten nieuwe<br />

voorwerpen vorderende om dezelve<br />

te voldoen, begonnen zy fmaak te krygen<br />

in eenige der wellustigheden van het Oosten.<br />

Onder deezen gaven zy de voorkeuze<br />

aan de Speceryen en Reukwerken, welke<br />

dat Land in zo groot eene verfcheidenheid,<br />

en in zulk een verbaazenden overvloed ,<br />

oplevert. Vanwaar hunne gefteldheid op<br />

dezelve hervoortkwam is van geen aanbelang<br />

om te <strong>onderzoek</strong>en. Wie de Schryvers<br />

der Middel-Eeuwen leest zal veele<br />

byzonderheden aantreffen, die deeze waarneeming<br />

bevestigen. In alle optellingen<br />

van Indifche Waaren, welke zy geeven ,<br />

worden de Speceryen altoos vermeld als<br />

het voornaamfte en kostbaarfte Artykel (V).<br />

(e)jAC. DE VITRIAC. Hist. Hier of. np. BOS-<br />

GARAS, I. p. IOpO. WlLH. TYR. Lib. XII. C. 23.<br />

In


WEGENS O U D I N D I E , 289<br />

In hunne keukens werden alle fchotels 'er<br />

ruim en ryklyk mede voorzien. Op elk<br />

Feestönthaal , oordeelde men hec kwistig<br />

gebruik derzelven een noodig vereischte tot<br />

pragt. In aile voorfehriften der Geneeskunde<br />

maakten ze de voornaamite inmengzels<br />

uit (f).<br />

Maar hoe groot ook de Vraag na Speceryen<br />

geworden ware , was de wyze, op<br />

welke de Volken van Europa dezelve toe<br />

hiertoe kreegen, zeer nadeelig. De Schepen<br />

der Kooplieden van Alexandrie waagden<br />

het nimmer die afgelegene Gewesten te<br />

bezoeken, welke de koscbaarfte Speceryen<br />

voortbrengen. en, eer dezelve door Europa<br />

konden verfpreid worden , waren ze<br />

bezwaard met de winften getrokken van vier<br />

of vyf onderfcheide handen , door welke<br />

zy gaan moesten , vóór ze aan den man<br />

kwamen. Maar de Portugeefen, bezield<br />

met een ftouter geest om Zee te bouwen,<br />

in elk deel van Afia doorgedrongen zynde,<br />

namen hunne Laading van Speceryen in,<br />

ter plaatze waar dezelve groeiden, en konden<br />

ze leveren voor zulk eenen Prys , dat<br />

ze, van een kostbaare weelde, een Artykel<br />

wierden van zulk een algemeen gebruik<br />

, dat de Vraag na dezelve grootlyksvermeerderde.<br />

—Een uitwerk(èl,gelykfoortig<br />

hier mede, ontdekken wy in de Vraag<br />

om andere Waaren uit indie aangevoerd,<br />

naa de verlaaging van den Prys door de<br />

Por-<br />

(f) Du CA.NGE, Closfar. Ferb. AR OM AT A.-<br />

HENRY, Rist. of Gr. Britt. Volf IV. p. S? 7<br />

,59$*<br />

T<br />

IV.<br />

AFDEE-<br />

L1NG.


IV.<br />

AFDEE-<br />

LING.<br />

290 O N D E R Z O E K<br />

Portugeefen. Zints dien tyd mag de toe»<br />

neemende fmaak voor Ajiatifche weelde<br />

ftreelende Goederen, in elk Land van Europa<br />

, gedagtekend worden ; en het getal<br />

der Schepen tot dien Handel, te Lisfabon<br />

uitgerust, vermeerderde van Jaar tot Jaar.<br />

[Niettegenftaande dit toeneemende verlangen<br />

na de Voortbrengzelen van Indie,<br />

verdient het, in 't voorby gaan, onze aandagt,<br />

dat men , geduurende de Zestiende<br />

Eeuwe , eenige Koopwaaren , die tegenwoordig<br />

de Hoofdiirtykelen zyn des Invoers<br />

uit het Oosten, of geheel niet kende , of<br />

luttel rekende. De Thee, welker invoer<br />

thans verreweg die van eenig ander voorcbrengzel<br />

van het Oosten overtreft, is ,<br />

in geen Land van Europa , eene volle<br />

Eeuw in algemeen gebruik geweest; en,<br />

nogthans, is, in dat korte tydsbefiek,door<br />

eene zonderlinge grilligheid van Smaak, of<br />

de overheerfchende kragt der Gewoonte,<br />

het Aftrekzei van een Blad uit de verst<br />

afgelegenfte uiterften der Aarde , waarvan<br />

men, misfchien, den hoogften lof daar aan<br />

geevende, zou kunnen zeggen , dat het<br />

onfchadelyk is , bykans eene Leevensbeboefte<br />

geworden in veele deelen van Europa<br />

, en de zugt, om Thee te drinken , is<br />

van de hoogfte Leevensrangen tot de allerlaagfte<br />

afgedaald, (g). — Het Chineefche<br />

Por-<br />

(g) In den Jaare MDCCLXXXV, rekende men,<br />

dat de Thee, in 't geheel 'va .Europa uit China ingevoerd,<br />

omtrent negentien Millioenen Ponden bedroeg,<br />

van welke men giste dat twaalf Millioenen gebruikt<br />

wer-


WEGENS O U D INDIË. 291<br />

Porcelein, nu zo algemeen in veele deelen<br />

van Europa als of het een inlandsch maakzei<br />

ware, kenden de Ouden niet. MAR­<br />

CO POLO is de eerfte, onder de Hedendaagfchen,<br />

die 'er van gewaagt. De Portugeefen<br />

begonnen het Porcelein in te voeren<br />

, niet lang naa hunne eerfte Reis na<br />

China, in den Jaare MDXV1I ; doch het<br />

leedt langen tyd, eer het gebruik algemeen<br />

werd (Ji). ]<br />

V. Daar de Handel op Indie zo ryke<br />

Winst gaf, en langen tyd voor dus eenen<br />

tak gehouden was, is het opmerkelyk, dac<br />

men de Portugeefen in het ongeftoord en<br />

uitfluitend bezit van denzelven, bykans eene<br />

geheele Eeuw lang, liet blyven. Schoon,<br />

in de Oude Wereld, Alexandrie, door de<br />

byzonder gelukkige ligging, eene Gemeenfchap<br />

ter Zee met het Oosten kon onderhouden<br />

, en de Voortbrengzels van 't zelve'<br />

door Europa verfpreiden, met zo veel voor-*<br />

deels, dat die Stad eene onbetwistbaars<br />

, meerderheid kreeg boven elkèn Mededinger,<br />

deedt men, nogthans, (gelyk ik zulks<br />

ter gepaster plaatze heb aangetekend,) van<br />

tyd tot tyd, verfcheide poogingen om deel<br />

te erlangen m een Handel , zo blykbaar<br />

voordeeiig. Uit de aangroeiende werkzaamheid<br />

des Handelgeests in de Zestiende Eeuwe;<br />

werden in Groot - Brittanje, en de daar aan onder-'<br />

worpene Heerfehappyen. DODSLEY'S Annual Register<br />

for 1784 & 1785. p. 156".<br />

Qi') Dit is de LV Aantekening van ROBERTSON^<br />

T 2<br />

IV.<br />

AFDEE-<br />

LING.


IV.<br />

AFDEE-<br />

.LING.<br />

A- C.<br />

1521.<br />

292 O N D E R Z O E K<br />

we, zo wel als uic hec voorbeeld van de<br />

verregaande bezorgdheid, door de Venetiaanen<br />

en Genueefen beurtlings ce werk gefield<br />

, om elkander van eenig deel in den<br />

Indifchen Handel uit te fluiten, zou men<br />

hebben mogen verwagten , dat 'er de een of<br />

andere Mededinger zou opflaan om den<br />

eisch der Portugeefen op een uitfluitend<br />

Regt des Handels op het Oosten in twyfel<br />

te trekken , 't zelve te betwisten, en<br />

een gedeelte van denzelven die Mogenheid<br />

te ontwringen.<br />

Er hadden,nogthans, ten dien tyde,eenige<br />

byzondere omftandigheden plaats in den<br />

Staatkundigen toeftand van alle die Volken<br />

in Europa , voor welker indringing ,<br />

als Mededingers , de Portugeefen eenigen<br />

grond van dugten hadden, en hun verzekerde<br />

in het gerust genot hunner Monopolie<br />

des Indifchen Handels , geduurende<br />

een zo lang Tydsbeftek. — Spanje was,<br />

zints de komsc van C A R E L DEN V op<br />

den Throon, of zo zeer bezig in eene menigte<br />

van Krygsverrigtingen , tot welke hec<br />

genoodzaakt werd door de Staatzugt van<br />

dien Monarch, en van diens Zoon P H I-<br />

Lips DEN II, of zo zeer lettende op het<br />

voortzetten van zyne eigene Ontdekkingen,<br />

en Vermeesteringen, in de Nieuwe Wereld,<br />

dat, fchoon, in gevolge der gelukkige onderneeming<br />

van M* G E L L A N , de Spaanfche<br />

Vloot onverwagt, door een nieuwen<br />

koers, in dat afgelegen Gewest van Indie<br />

aankwam , 't welk de . zetel was van den<br />

wmstgeevenften en aanloklykften tak des<br />

Han-


WEGENS O U D I N D I E . 293<br />

Handels door de Portugeefen gedreeven , IV.<br />

die Ryk geene pooging van aanbelang kon AFDEEdoen<br />

om zich te verzekeren van de Handel<br />

voordeden, welke het van die gebeurtenis<br />

zou hebben kunnen trekken. — De<br />

Koningen van Spanje werden, door de ver<br />

LING.<br />

kryging der Kroone van Portugal, in der<br />

Jaare MDLXXX , in ftede van Mededia<br />

gers, Befchermers van den Portugeefchet,<br />

Handel , en Bewaakers van deszelfs uitge<br />

{trekte Regten.<br />

Staande de Zestiende Eeuwe. waren d<<br />

kragt en middelen van Frankryk zodanij r<br />

><br />

verzwakt en uitgeput, door de vrugtloozi<br />

Krygstochten der Koningen van dat Ryl C<br />

in Italië , door hun ongelyken ftryd tegei 1<br />

de Magt en Staatkunde van C A R E L DEI )<br />

V, en door de' onheilen van Burgeroorlo<br />

gen, die het Ryk meer dan veertig jaare 1<br />

lang verwoestten, dat het niet veel aandagi s<br />

kon vestigen op voorwerpen van den Hat i-<br />

del, of zich inlaaten tot eenig plan van or<br />

derneeming, in wydafgelegene Landen.<br />

De Venetiaanen, hoe gevoelig zy mog<br />

ten geraakt weezen, door den kweilenda 1<br />

lotwisfel van bykans geheel verftooken t e<br />

zyn van den Indifchen Handel, aan welke a<br />

hun Hoofdftad voormaals ten opperzet<<br />

ftrekte, waren zo zeer verzwakt en verni .1<br />

derd door het Verbond van Kameryk, d<br />

zy zich buiten ftaat bevonden tot eenij lt<br />

onderneeming van aanbelang.<br />

,e<br />

Engeland, (gelyk ik hier boven vermeh l-<br />

de,) geknakt door den langduurigen kry g<br />

tusfehen de Huizen van YORK en LAI j-<br />

T 3 CA s-


IV.<br />

AFDEK-<br />

JiJK<br />

294 O N D E R Z O E K<br />

C A S T E R , en even bekomende tot voorige<br />

kt gten, werd, geduurende een gedeelte van<br />

di Zestiende Eeuwe , van alle betooning<br />

van werkzaamheid te rugge gehouden,door<br />

de omzigtige Grondregelen van H E N D R I K<br />

D E N VII; en fpilde, geduurende een ander<br />

gedeelte van dezelve , zyne fterkte ,<br />

door zich onbedagt te mengen in de Oor?<br />

logen der Voiften op 'r Vasteland.<br />

Het Volk, fchoon gefchikt orh Grondbezittingen<br />

in Indie te verkrygen , uïtgeftrekter<br />

en waardiger dan die ooit een Europifche<br />

Mogenheid bezat , hadt geen zodanig<br />

voorgevoel van zyne aanftaande uitfteekenheid<br />

aldaar, dat het vroegtydig deel<br />

nam in den Handel, of 't geen in dat Land<br />

omging ; en een groot gedeelte van die<br />

Eeuw verliep, voor het de aandagt na het<br />

Oosten begon te wenden.<br />

Terwyl de aanzienlykfle Volken in Europa,<br />

uit hoofde van de gemelde omftandigheden<br />

, het noodig vonden werklooze<br />

aanfchouwers te blyven, van 't geen in 't<br />

Oosten gebeurde, waagden het de Zeven<br />

Vereenigde Nederlanden , nieuwlings toe<br />

;en kleinen Staat gevormd, nog wortelende<br />

om een Staatkundig Beftaan te verkry-<br />

2,en , en nog in de kindschheid van haare<br />

magt , in den Indifchen Oceaan te ver-<br />

: "chynen , als Mededingers der Portugeefen;<br />

;n, derzelver voorwendzels eens uitfluiten -<br />

len Handelregts, op de uirgeftrekte Lanien<br />

ten Oosten van de Kaap de Goede<br />

h'cop, verfnaadende, wielen zy aan op die<br />

Vlonopoiie .door de Portugeefen, tot dus<br />

lang,


WEGENS OUD INDIE. 295<br />

lang, zo zorgvuldig bewaard.: — De En<br />

gelfchen volgden welhaast de voetftappen<br />

der Nederlanderen , en beide deeze Volken<br />

vorderden , eerst door den onderneemvollen<br />

vlyt van byzondcre Perfoonen , en,<br />

vervolgens, door de kragtdaadiger poogingen<br />

van Handeldryvende Maatfchappyen ,<br />

onder de befcherming van Openbaar Gezag,<br />

met verbaazenden fpoed; van den gelukkigften<br />

uitflag vergezeld, op de nieuwe<br />

loopbaan, hun geopend.-Hetgroot gevaarte<br />

van Magt, door de Portugeefen in het<br />

Oosten opgerigt, (een gebouw veel te uitgebreid<br />

voor den grondflag, waar op men<br />

'c zelve liet rusten,) werd bykans in zo<br />

kort een tyd, met zo veel gemaks omverre<br />

geworpen, als het was opgetrokken.<br />

— Engeland en Holland hebben, door de<br />

Portugeefen uit hunne voornaamfte Vastigheden<br />

te verdryven , en de voordeeligfte<br />

Handeltakken zich toe te eigenen , dien<br />

voorrang verworven in Zeemagt en Handelrykheid,<br />

door welken zy uitfteeken onder<br />

de Volken van Europa.<br />

VI. De Gelyktydigheid der Ontdekkingen,<br />

door COLTJMBUS in 't Westen gedaan,<br />

en die van GA MA in het Oosten, is<br />

eene zonderlinge omftandigheid, welke niet<br />

onopgemerkt mag voorby getreeden worden,<br />

uit hoofde , van den grooten invloed<br />

deezer Gebeurtenisfen, om het Handelverband<br />

der onderfcheide Werelddeelen met<br />

elkander te vormen, of te verfterken.<br />

Door alle Eeuwen heen, zyn Goud en<br />

Zilver 3 en byzonder het laatfte, met veel<br />

T 4 voor-<br />

IV.<br />

AFDEE-<br />

LING.


IV.<br />

AF DEE­<br />

LING,<br />

2Q5 O N D E R Z O E K<br />

voordeels na Indie uitgevoerd. In geen<br />

gedeelte des Aardbols hangen de Inboorelingen<br />

zo weinig af van vreemde Landen,<br />

en ten aanziene van noodwendigheden , en<br />

ten opzigte van de aangenaamheden des<br />

leevens. De voordeelen van eene gunflige<br />

Lugtsgefteltenisfe en vrugtbaaren Grond,<br />

vermeerderd door hunne eigene fchranderheid,<br />

verfchaffen hun wat zy verlangen. In<br />

gevolge hiervan is de Handel met hun altoos<br />

op een eenpaarigen voet gedreeven;<br />

die kostbaare Metaalen zyn gebruikt ter verruilinge<br />

-voor 't geen Natuur en Kunst in<br />

Indie oplevert.<br />

Maar toen de Gemeenfchap met Indie zo<br />

veel gemaklyker geworden was, dat de Vraag<br />

na de Voortbrengzelen van dat Land veel<br />

grooter werd dan eertyds, zou Europa, indien<br />

het niet voorzien geworden ware met<br />

het Goud en Zilver, noodzaaklyk om na de<br />

Marktplaatzen van het Oosten te brengen,<br />

uit bronnen, ryker en overvloediger dan haar<br />

eigen fchraale en verarmde Mynen, of den<br />

Handel op Indie geheel hebben moeten<br />

ftaaken , of dien dryven met een zigtbaar<br />

nadeel. Door zulk een aanhoudende trek<br />

van Goud en Zilver, zo wel als door het<br />

onvermydelyk verlies , beiden in den omloop<br />

en in de handwerken, moest de hoeveelheid<br />

dier Metaalen verminderen , en<br />

derzelver waarde zou zo veel veranderd<br />

weezen, dat ze niet langer van denzelfden<br />

dienst konden blyven, in de Koopverrigtingen<br />

tus'chen de twee Landen. Doch, vóór<br />

dat de uitwerkzels van die vermindering gevoc


WEGENS O U D INDIE. 297<br />

voelig konden bemerkt worden , opende IV.<br />

America haare Mynen , en Hortte fchatten AFDF.Eover<br />

Europa uic , met een ftrcomender LtlS'G.<br />

overvloed dan hec Menschdom immer befpeurde.<br />

Deeze fchac vloeide, in fpyc van<br />

ontelbaar angflige voorzorgen om hec voor<br />

te komen, na de Markten, waar de Koopman<br />

fchappcn , noodig om de behoeften der<br />

Spanjaarden te vervullen, of hunne weelde<br />

te voldoen, te vinden waren; en, van dien<br />

tyd, tot den tegenwoordigen, hebben da<br />

Engelfchen en de Nederlanders de voortbrengzels<br />

van China en Indostan gekogt,<br />

voor Zilver, gehaald uit de Mynen van<br />

Mexico en Peru. De onmeetlyke uitvoer<br />

van Zilver na hec Oosten, geduurende den<br />

loop van twee Eeuwen, is niet alleen aangevuld<br />

door den geftadigen invoer uit America<br />

; maar de hoeveelheid is verbaazend<br />

vermeerderd, en, ten zelfden tyde, is de<br />

evenredige prys van deszelfs waarde,in Europa<br />

en in Indie, zo weinig veranderd ,<br />

dat veele van de Hoofd-artykelen, uit het<br />

Oosten ingevoerd , toe nog meestal voor<br />

Zilver gekogt worden,<br />

Terwyl America , in deezervoege aanhieldt<br />

om de Gemeenfchap van Europc.<br />

met Afia gemaklyk te maaken, en uit tc<br />

breiden. gaf dit aanleiding tot een Hande [<br />

met Africa , die uit kleine beginzelen zt 1<br />

groot geworden is, dat dezelve den voornaamflen<br />

band vormt van Hnndelgemeen<br />

fchap met dit Werelddeel. Kort naa da<br />

de Portugeefen hunne ontdekkingen uirge<br />

breid hadden , op de Kust van Africa,<br />

T 5 ver-


IV,<br />

AFDEE<br />

LïNG.<br />

SQ8 O N D E R Z O E K<br />

verder dan de Rivier Senegal, poogden zy<br />

eenig voordeel te trekken van hunne nieuwe<br />

Vastigheden abaar, door den Slaaven»<br />

, handel Verfcheide omftandigheden vereetiigden<br />

zich, ter beguniliging van dit haatlyk<br />

Koopbedryf. In alle gedeelten van<br />

ka, van welke de Spanjaarden bezie<br />

namen , bevonden zy dat de Inboorelingen,<br />

door de zwakheid hunner gefteltenisfe,<br />

door de luiheid hun eigen, of door de<br />

onverstandige wyze op welke men ze behandelde<br />

, niet in ftaat waren tot den arbeid,<br />

noodig om de Mynen te bewerken,<br />

of den grond te bouwen. De Spanjaarden<br />

, 'er greetig op gefteld om vlytiger en<br />

fterker handen te vinden , namen de toevlugt<br />

tot hunne Nabuuren de Portugeefen,<br />

en kogten van hun Neger - flaaven. Welhaast<br />

leerde de Ondervinding, dat deeze<br />

Menfchen waren van een fterker ras , en<br />

zo veel beter in ftaat om vermoeienis uit<br />

te harden , dat de arbeid van één Neger<br />

gelyk gefteld wierd met dien van vier Americaanen<br />

(Y) ,• van dien tyd is het getal, gebruikt<br />

in de Nieuwe Wereld, met een<br />

fchielyken voortgang toegenomen. — In<br />

dit bedryf, niec min ftrydig met de gevoelens<br />

der Menschlykheid , dan mee de<br />

beginzelen van den Godsdiensc, hebben alle<br />

de Volken van Europa , die Grondgebied<br />

verkreegen , in de warmer lugtftreeken<br />

van de Nieuwe Wereld, de voeeftappen<br />

(0 ROBERTSON'S Gefchiedenis van America,<br />

I D. bl. 351.


WEGENS OUD INDIE, 1299<br />

pen der Spanjaarden ongelukkig gevolgd.<br />

Tegenwoordig gaat hec getal der Negerflaaven<br />

op de Franfche en Groot- Brittannifche<br />

Vascigheden, in de IVest-Indien, een<br />

millioen te boven \ en dewyl de invoering<br />

der Slaavernye , zo in ouden als in laace<br />

ren cyde, zeer ongunftig bevonden is voor<br />

de bevolking, is 'er een jaarlykfchen roevoer<br />

uic- Africa, van een minften acht en<br />

vyftig duizend noodig , om het getal vol<br />

te houden (k\ Indien hec mogelyk ware<br />

, mee gelyke naauwkeurigheid, hec getal •<br />

te bepaalen van de Slaaven in de Spaanfche<br />

Heerfchappyen en in Noord-Ame-.<br />

rica, zou het geheel getal der Neger-flaaven<br />

op nog eens zo veel berekend mogen<br />

worden.<br />

Op deeze wyze heeft de Handelgeest van<br />

Europa, die aan dac Werelddeel eene zigcbaare<br />

meerderheid fchohk, boven de drie<br />

andere deelen des Aardkloots, door het onderfcheiden<br />

van derzelver behoeften en redmiddelen,<br />

en door dezelve wederkeerig aan<br />

elkander dienstbaar te maaken, tusfehen die<br />

wyd van een gelegene Wereldoorden, eene<br />

gemeenfchap opgerigt , waar uic hec een<br />

ongelooflyken aanwas van Rykdom, van<br />

Magc en Genietingen, haalde.<br />

VII. Schoon de Ontdekking van eene<br />

Nieuwe Wereld in het Westen , en hec<br />

openen van een gemaklyker en regtftreekfcher<br />

Gemeenfchap mee de afgelegene Rykui<br />

(k) Report of Lords of the Privy Council. A.<br />

D. 1788.<br />

IV.<br />

AFDKE-<br />

L1NG.


TV.<br />

AFDEE-<br />

LÏNG.<br />

300 O N D E R Z O E K<br />

ken van het Oosten, medewrogten tot hec<br />

uitbreiden des Koophandels en het vermeerderen<br />

der Genietingen van Europa, mogen<br />

wy, nogthans , een groot verfchil opmerken,<br />

zo ten aanzien van den ryd, als<br />

van de wyze, waarop, zy deeze uitwerkzels<br />

te wege bragten. Toen de Portugeefen<br />

eerst de onderfcheide Landen van Afia be*zogten,<br />

zich uittrekkende van de kust van<br />

Malabar tot China , vonden zy dezelve<br />

in 't bezit van zeer befchaafde Volken ,<br />

die vry groote vorderingen in fraaye, zo<br />

wel als nuttige, Kunflen gemaakt hadden,<br />

die gewoon waren aan den ommegang met<br />

Vreemdelingen, en wel bedreven in alle<br />

de voordeelen des Handels. • Maar,<br />

wanneer de Spanjaarden de Nieuwe Wereld,<br />

door hun ontdekt, begonnen te <strong>onderzoek</strong>en,<br />

boodt dezelve hun een geheel verfchillend<br />

gelaat aan. De Eilanden waren<br />

bewoond door naakte Wilden, zo gansch<br />

onkundig in de eenvoudigfte en noodzaaklykfte<br />

Kunflen des leevens, dat zy voornaamlyk<br />

beftonden uit de van zelfs voortkomende<br />

voortbrengzelen van een vrugtbaaren<br />

Grond, en zagte Lugtftreek. Het<br />

Vasteland fcheen hun een Bosch van onmeetlyke<br />

uitgeftrektheid, langs welks kust<br />

eenige zwakke Stammen verftrooid woonden<br />

, die in vlytbetoon, of vordering, de<br />

Eilanders niet verre te boven gingen. Zelfs<br />

de twee groote Monarchyen, met den naam<br />

van Befchaafde Staaten vereerd, waren, in<br />

dit ftuk, hunne Landsgenooten niet zo veel<br />

vooruit, dat zy, met regt, deezen naam<br />

mog.


WEGENS O U D I N D I E . 301<br />

tnogten voeren. De Inwoonders, zo van<br />

Mexico als van Peru, onkundig van de<br />

nuttige Metaalen , en verftooken van de<br />

bekwaamheid noodig om zulk eene heerfcbappy<br />

over de mindere Dieren te voeren<br />

, dat zy 'er eenige hulpe van erlangden<br />

in den arbeid, hadden zo weinig vordering<br />

in den Landbouw, de eerfte van<br />

alle Kunften, gemaakt, dat een der grootfte<br />

zwaarigheden, met welke het kléin getal<br />

Spanjaarden, die deeze Ryken , van<br />

waar men met zo veel ophefs gefprooken<br />

heeft, te worftelen hadt, beftondt in zich<br />

het noodige ten leevensonderhoud te verfchaffen.<br />

Het was, in gevolge hier van, met een<br />

zeer wydverfchillende geestgefteltenisfe, dac<br />

de Gemeenfchap mee twee Landen , op<br />

elkander zo weinig gelykende in derzelver<br />

maate van vordering, begonnen wierd en<br />

voortgezet. De Portugeefen , verzekerd<br />

dat zy in 't Oosten niet alleen de Voort<br />

brengzels zouden aantreffen, met welke de<br />

goede hand der Natuure dit gedeelte des<br />

Aardbodems verrykt heeft, maar ook de<br />

gewrogten der Kunst , reeds zints langen<br />

tyd in Europa bekend en bewonderd, vatten<br />

deezen uitlokkenden Handel, met de<br />

grooefte vuurigheid, aan. Het aanmoedigen<br />

van den zei ven , hielden de Koningen van<br />

Portugal voor het gewigtigfte oogmerk des<br />

S'aatsbeftuur* , ter bereiking van 't welke<br />

zy al de magc des Koningryks aanwendden<br />

en hunne Onderdaanen opwekten tot<br />

het dosn van zulke kragedaadige poogingen<br />

IV,<br />

AFDEE­<br />

LT NG.


3o2 O N D E R Z O E K<br />

IV. gen, in het voortzetten van dien Handel,<br />

AFDEE- dat daaraan de verbaazend fchielyke op­<br />

LING. gang , door ons vermeld , moet worden<br />

toegefchreeven. — De groote verwagtingen,<br />

met welke de Spanjaarden hun loopbaane<br />

van Ontdekking intraden, ontmoecte<br />

dezelfde fpoedige voldoening in geenen deele.<br />

Van het vlycbetoon der ruwe Inwoonderen<br />

van de Nieuwe Wereld , ontvingen<br />

zy geen één enkel artykel voor den Koophandel.<br />

Zelfs de natuurlyke Voortbrengzels<br />

van den Grond en de Lugtftreek hadden<br />

, niet aangekweekt en vermenigvuldigd<br />

door de koesterende en vlytige hand der<br />

Menfchen , weinig te beduiden. Hoop,<br />

eer dan gelukkig flaagen, zette hun aan toe<br />

het voortzetten van hunne nafpeuringen en<br />

vermeesteringen: en dewyl het Ryksbeftuur<br />

luttel onmiddelyk voordeel trok van al<br />

dien arbeid, werd dezelve meestal overgelaaten<br />

aan byzondere Gelukzoekers , door<br />

wier, zich veel onderwindende, werkzaamheid,<br />

meer dan door eenige pooging van<br />

den Staat, Spanje de meest waardige bezittingen<br />

in America verkreeg. —• In ftede<br />

van de oogenbliklyke en groote voordeelen,<br />

die de Portugeefen van hunne ontdekkingen<br />

trokken, verliep 'er meer dan eene<br />

halve Eeuw, eer de Spanjaarden eenige<br />

vrugt inzamelden van hunne vermeesteringen<br />

, behalven de kleine hoeveelheid van<br />

Goud, die de Eilanders gedwongen werden<br />

te verzamelen , en de plundering van het<br />

Goud en Zilver, door de Mexicaanen en<br />

Peruviaanen gebruikt tot eieraad van hunne


WEGENS O U D I N D I E . 303<br />

ne Perfoonen , Tempelen , en Vaten ten<br />

Huislyken-of Tempeldienst gefchikt. 't Was<br />

niet vóór de ontdekking der Mynen van<br />

Potofi in Peru , in den Jaare MDLIV,<br />

en die van Sacotecas in Mexico , korten<br />

tyd daar naa , dat de Spaanfche Bezittingen<br />

in de Nieuwe Wereld een beftendig,<br />

en een eenigzins beduidend, toevoegzei van<br />

Rykdom en Inkomften aan het Moederland<br />

opbragten.<br />

De Handel op Indie verfchilde van dien<br />

op America, ten opzigte van de byzondere<br />

vermelde omftandigheid, niec minder dan<br />

ten aanziene van de wyze op welke dezelve<br />

gedreeven werd , naa dat het Staatsbeftuur<br />

'er veel deels in nam. De Handel<br />

op het Oosten was eene enkele Koopverrigting,<br />

zich bepaalende coc den inkoop van<br />

de Natuurlyke Voortbrengzelen des Lands,<br />

als Speceryen , Edel-Gefteenten , Paarlen,<br />

enz. of van de bewerkte Stoffen, in ruimte<br />

voor handen by een vlytig Volk, als<br />

Zyden- en Katoenen-ftoffen, Porcelein, enz.<br />

Niecs meer was 'er noodig coc hec dryven<br />

van dien Handel, dan hec aanftellen van<br />

• eenige weinige kundige Lieden , op gefchikce<br />

plaatzen, om de foort van Goederen<br />

te fchiften en te vervaardigen tot de<br />

Laadingen der Schepen, zo ras dezelve uic<br />

Europa aankwamen, of ren meesten hec<br />

verkrygen des bevels in eenige weinige<br />

verfterkte Posten, die hun den ingang verzekerden<br />

in Havens. waar zy veilig konden<br />

leggen en befcherming vinden, tegen de<br />

aanvallen van eenige vyandlyke Magc. Zy<br />

had-<br />

IV.<br />

AFDEE-<br />

LING.


IV.<br />

AFDEE"<br />

LING.<br />

3o 4<br />

O N D E R Z O E K<br />

hadden niet noodig eenige poogingen te<br />

doen tot het aanleggen van Volkplantingen,<br />

of tot het bearbeiden van den Grond, of"<br />

tot het voortzetten der Handwerken. Deeze<br />

tweevoudige arbeid bleef, even als te<br />

vcoren , in de handen der Inboorelingen.<br />

Maar zo ras de wilde geest van onder*<br />

neemirg, welke de Spanjaarden, die eerst<br />

de Nieuwe Wereld doorzogten en te onderbragten,<br />

begon te bedaaren; en wanneer<br />

zy , in flede van, als Gelukzoekers , van<br />

Landfchap tot Landfchap te zwerven, om<br />

Goud en Zilver op te fpeuren, hunne gedagten<br />

in ernst vestigden, om hunne vermeesteringen<br />

, door aankweeking en ylytbetoon<br />

, heilzaam te maaken , vonden zy<br />

het noodig, Volkplantingen aan te leggen,<br />

in elk Landfchap, 't geen zy wenschten te<br />

verbeteren. — Andere Volken volgden der<br />

Spanjaarden voorbeeld , in de Vastigheden,<br />

welke zy naderhand maakten op eenige<br />

der Eilanden, en het Vasteland, van<br />

Noord-America. Europa begon de Nieuwe<br />

Wereld , naa dat zy dezelve ontvolkc<br />

hadt,


WEGENS O U D I N D I E . 305<br />

ge weinige Stammen op dezelfde wyze , IV.<br />

in 't Zuiderdeel leevende , uitzonderen , AFDEEhet<br />

Voortbrengzel van den vlyt der Euro­ LING.<br />

peaanen, die zich daar hebben nedergezet.<br />

Aan hunnen arbeid, of aan dien der handen,<br />

welken zy het werken leerden, of daar toe<br />

dwongen, zyn wy Zuiker, Rum, Katoen,<br />

Tabak, Indigo, Ryst, en zelfs het Goud<br />

en Zilver uit -'s aardryks ingewanden gehaald<br />

, verfchuldigd.<br />

De Inwoonders der Nieuwe Wereld ,<br />

geheel en al bedagt op deeze ryke winst<br />

geevende takken van vlytbetoon, bekreunen<br />

zich weinig omtrent die foort van arbeid,<br />

welke een groot gedeelte der leden<br />

van andere Maatfchappyen bezig houdt, en<br />

hangen eenigermaate , wat hun beftaan<br />

belangt, en geheel wat cieraad en weelde<br />

betreft, af van het oude Vasteland. In<br />

deezer voege zyn de Europeaanen, om zo<br />

te fpreeken , de Handwerkslieden voor<br />

America geworden , en hun vlytbetoon is<br />

grootlyks vermeerderd door de veelvuldige<br />

Vraag tot het vervullen der behoeften van<br />

wyduitgeftrekte Landen, welker Bevolking<br />

fteeds toeneemt. De invloed van deeze<br />

benoodigdheden bepaalt zich niet alleen tot<br />

de Volken die een meer onmiddelyke betrekking<br />

hebben op de Americaanfche<br />

Volkplantingen; dezelve wordt gevoeld in<br />

elk deel van Europa, 't welk Waaren uitlevert<br />

derwaards heen gevoerd , en verfchaft<br />

werkzaamheid aan de hand des Kunftenaais<br />

in de binnenlle deelen van Duitsch*<br />

land, zo wel als aan die van<br />

V<br />

Groot-Brittan-


IV.<br />

AFDEE-<br />

LING.<br />

3o«S O N D E R Z O E K<br />

tan je, en andere Landen, die rechtftreek*<br />

fchen Handel op de Nieuwe Wereld dryven.<br />

Dan terwyl de ontdekking en vermeestering<br />

van America erkend wordt voor eene<br />

hoofdoorzaak van den fchielyken aanwas<br />

van vlytbetoon en welvaart, die zich, geduurende<br />

de twee jongde Eeuwen, in Europa<br />

vertoonde , hebben eenige fchroorrvallige<br />

Befpiegelaars beweerd, dat Europa<br />

in dit zelfde tydsbedek, allengskens verarmd<br />

is, door het verminderen van haare Schatten<br />

, om den Handel op Indie voort te<br />

zetten. Maar deeze vrees is gebooren uit<br />

eene onoplettenheid op de natuur, en het<br />

gebruik, deezer kostbaare Metaalen. Zy<br />

mogen uit twee onderfcheide oogpunten<br />

befchouwd worden; of als tekens, omtrent<br />

welke alle befchaafde Volken overeengekomen<br />

zyn om ze te gebruiken tot het<br />

waardeeren , of vertoonen, der waarde, zo<br />

van arbeid , als van alle Voortbrengzelen,<br />

en dus om de verkryging van den eerden,<br />

en de overbrenging van de laatde , van<br />

den eenen eigenaar aan den anderen, gemaklyker<br />

te maaken; —-- of Goud en Zilver<br />

kunnen ook befchouwd worden als Waaren<br />

of Artykels van Koophandel op zichzelven,<br />

voor welke iets van gelyke waarde moet<br />

gegeeven worden, door de zodanigen, die<br />

deeze Metaalen wenfehen te verkrygen.<br />

In dit licht moet men den uitvoer van<br />

Goud en Zilver, na hec Oosten, befchouwen;<br />

want, dewyl het Volk, door 't welk<br />

die Metaalen worden uitgevoerd, ze moet<br />

koopen mee de voortbrengzelen van zyn<br />

ei-


WEGENS OUD INDIE. 307<br />

cigen arbeid en vernuft, moet deeze Han-<br />

. del , fchoon niet op dezelfde in 't oogloopende<br />

en rechtftreekfche wyze, als die<br />

op America, ftrekken tot het vermeerderen<br />

van het algemeen viytbetoon en den<br />

rykdom van Europa. Indien Engeland,<br />

als de prys van IVIexicaanfche en Peruvi~<br />

aanfche Dollars, die noodig zyn om den<br />

Handel met Indie te dry ven, eene zekere<br />

hoeveelheid van Wollen- of Katoenen-ftoffen<br />

of andere Waaren moet geeven , dan<br />

worden de handen van een grooter aantal<br />

Handwerkslieden aan den arbeid gebragt,<br />

en het werk moec tot zekere maate volvoerd<br />

worden, waarom, buiten dien Handel,<br />

geen Vraag altoos zou weezen. Het<br />

Volk trekt al het voordeel, ontftaande uit<br />

deeze nieuwe fchepping van vlytbetoon.<br />

Met het Goud en Zilver voor deezen Handenarbeid<br />

in 't Westen gekogt, zyn zy in<br />

ftaat om op de Markten in 't Oosten tehandelen<br />

, en de uitvoer van fchattcn na<br />

Indie, door veelen zo zeer als gedugt be»<br />

fchreeven, verrykt het Land, in ilede van<br />

't zelve te verarmen.<br />

VIII. Het is aan de Ontdekking van de<br />

Vaart op Indie over de Kaap de Goede<br />

Hoop , aan de kragt en het geluk, waar<br />

mede de Portugeefen hunne Vermeesteringen<br />

daar voortzetten en hunne Heerfchappy<br />

vestigden, dat Europa haare behoeding<br />

van de fchandelykfte en vernederendfte Slaaverny<br />

, die immer befchaafde Volken ketende<br />

, heeft dank te weeten. — Deeze<br />

waarneeming ben ik verfchuldigd aan een<br />

V s Schry-<br />

IV.<br />

AFDEE-<br />

LING.


ÏV.<br />

AFDES--<br />

LING.<br />

go8<br />

O N D E R Z O E K<br />

Schryver, wiens fchranderheid de Gefchiedenis<br />

der Vastigheden en des Koophandels<br />

der Hedendaagfche Volken, in de Oost- en<br />

West- Indien, opgehelderd, en wiens vvelverfneede<br />

pen dezelve vercierd heeft (/);<br />

en my zo wel gegrond voorkomt , dat<br />

dezelve eene verdere naafpeurïng verdient.<br />

Eenige weinige jaaren, na dat de Portugeefen<br />

zich eerst in Indie vertoonden, werd<br />

de Heerfchappy der Mamelukken overweldigd<br />

door de onwederfraanbaare magt der<br />

Turkfche waperen, en Egypte en Syrië werden<br />

als Wingewesten aan het Turkfche Ryk<br />

toegevoegd, indien , naa deeze gebeurtenisfe<br />

, de Handelgemeenfchap met Indie<br />

hadt blyven volduuren in dezelfde Kanaalen,<br />

dan zouden de Turkfche Sultans, door<br />

Meesters van Egypte en Syrië te weezen,<br />

dien Handel volitrekt in hun geweld gehad<br />

hebben, 't zy de Voortbrengzels van<br />

het Oosten over de Roode Zee gevoerd<br />

werden na Alexandrie, of te land overgebragt<br />

van de Perfifche Golf na Conflantinople<br />

, en de Havens van de Middellandfche<br />

Zee. De Vorlten , die toen het roer der<br />

Regeeringe diens grooten Ryks in handen<br />

hadden , ontbrak het niet aan doorzigt, om<br />

te bemerken welk een voorrang zulks hun<br />

zou gegeeven hebben , noch aan eerzugc<br />

om na denzelven te dingen. — SE LIM, de<br />

Vermeesteraar der Mamelukken , ontdekte<br />

reeds vroeg, door de oude Voorregten der<br />

Venetiaanen in Egypte en Syrië te be-<br />

er) De Abbé RAYNAL.<br />

klag


WEGENS OUD INDIE. 309<br />

kragtigen, en door zyne befchikkingen op<br />

de Tollen der Indifche Goederen (waarvan<br />

ik hier boven breeder gewaagde), zyne<br />

bezorgdheid, om alle de voordeden des<br />

Handels, op het Oosten, voor de Landen<br />

zyner Heerfchappye te verzekeren. — De<br />

aandagt van SOLYMAN, DEDOORLUG-<br />

TIGE, zyn Opvolger, fchynt zich even<br />

zeer op dat zelfde voorwerp gevestigd te<br />

hebben. Meer verlicht dan eenig ander<br />

Monarch van den Qttomannifchen Stam,<br />

floeg hy alle de verrigtingen der Europifche<br />

Staaten gade, en ontdekte welk eene<br />

Magt en Rykdom het Gemeenebest van<br />

Venetië gekregen hadt , door den Handel<br />

op het Oosten aan zich te trekken. Hy<br />

zag thans Portugal zich tot die zelfde hoog­<br />

te opheffen , door die eigenffe middelen.<br />

Greetig 'er op gefteld om hun te volgen<br />

en den voet te ligten , ontwierp hy<br />

een plan, voegende aan zyn character, wegens<br />

Staatkunde beroemd , en de benaaming<br />

van lnfieller der Reglementen , dooi<br />

welke de Turkfche Gefchiedboekers hem<br />

onderfcheidden, en voerde van den aanvang<br />

zyner Regeeringe, een ftelzel van Handel<br />

wetten in de Landen zyner Heerfchappye<br />

in , waar duor hy hoopte Confïantinopk<br />

tot de groote Stapelplaats des Indifchei<br />

Handels te maaken, gelyk diè Stad gewees<br />

was in de bloeiendfte tyden des Griekfchet<br />

Keizerryks (nt). Om dit ontwerp uii<br />

u<br />

(m~) PAHUTA, Hist. Venet. Lib. VIL p. 580<br />

S A N D i, Stor. Civil. Vcdezl Part. II. p. po r.<br />

V 3<br />

IV.<br />

AFDEE-<br />

LING.<br />

m


3!d O N D E R Z O E K<br />

IV. te voeren , liet hy hec niet enkel aanko-<br />

AFDEE . men op de werking der Handelwetten al­<br />

LING. leen ; hy ruscte , ten zelfden tyde , een<br />

. ontzaglyke Vloot uit in de Roode Zee ,<br />

A. C. onder het opperbevel eens vertrouwden<br />

'538. Officiers , met zulk een leger van Janitzaaren<br />

aan boord, als hy genoegzaam oordeelde,<br />

om niet alleen de Portugeefen uit<br />

hunne nieuwe Vastigheden in Indie te<br />

verdryven, maar om tevens een welgelegen<br />

(randplaats in dat Land in bezit te neemen,<br />

en, zyn Standaard aldaar op te rigten.<br />

De Portugeefen wederlïonden , door een<br />

moedbetoon en ftandvasrigheid , geregtigd<br />

tot den heerlyken uitflag , welke hunne<br />

poogingen bekroonde, deeze magtige toerusting<br />

ter zee in allé onderneemingen<br />

door dezelve aangewend, en dwongen de<br />

verftrooide overblyfzels van de Vloot en<br />

de Legermagc der Turken , met fchande<br />

overiaaden, weder te keeren na de Havens,<br />

uit welke zy afgevaaren waren, vol van de<br />

bemoedigendfle hoope om deezen tocht op<br />

eene geheel andere wyze te eindigen (V).<br />

. S O L Y M A N , fchoon hy nimmer het<br />

oogmerk om de Portugeefen uit Indie te<br />

verdryven , en in dat Gewest een vasten<br />

voet te krygen, liet vaaren , was, geduurende<br />

het overige zyner Regeeringe, zo<br />

zeer bezet door de menigvuldige ftoute<br />

onderneemingen, waarin een onverzaadlyke<br />

Staatzugt hem inwikkelde , dat hy nooit<br />

ge-<br />

(n) Afia de BARROS. Dec. IV. Lib. X. c. i.&c.


WEGENS OUD INDIE. 311<br />

gelegenheid hadt om dit werk andermaal<br />

met kragt aan te vangen.<br />

Indien, of de maatregels, door SE LIM<br />

genomen , de uitwerking gehad hadden ,<br />

welke hy verwagtte ; of, indien het meer<br />

gewaagde en uitgebreider Plan van SOLY­<br />

MAN volvoerd ware, zou het bevel over<br />

de fchatten van Indie , te gelyk met zulk<br />

eene Zeemagt als de Monopolie des Handels<br />

op dat Ryk, door alle Eeuwen heen ,<br />

de Mogendheid, die dezelve bezat, in ftaat<br />

ftelde uit te rusten en te onderhouden ,<br />

zulk eene vermeerdering van magt gefchonken<br />

hebben aan een Ryk, reeds zo<br />

gedugt voor het Menschdom, dat het geheel<br />

onwederftaanbaar zou geworden zyn.<br />

.—- Europa bevondt zich , in dat Tydperk<br />

, niet in ftaat om zich te verdedigen<br />

tegen de vereenigde werkzaamheden<br />

van zulk eene Zee- en Krygsmagt, onderfteund<br />

door den Rykdom uit den ader<br />

des Handels voortvloeijende, en onder het<br />

beftuur van een Monarch , wiens veel bevattend<br />

verftand bekwaam was, om uit elke<br />

byzonderheid voordeel te haaien , en<br />

alles ten meesten nutte te doen dienen.<br />

Gelukkig voor het Menschdom , dat hei<br />

Dwinglandsch Stelzel des Turkfchen Ryksbeftuurs,<br />

gegrond op zulk eene bekronv<br />

pene Geestdryvery , als in Egypte , Asfy-<br />

rie en in Griekenland , de drie voortyd f<br />

begunftigde verblyfplaatzen der Weeten.<br />

fchappen, dezelve hebben uitgedoofd, be<br />

let wierd zyne heerfchappy over Europt i<br />

V 4 ui<br />

IV.<br />

AFOKF><br />

LING.<br />

I


IV.<br />

AFDEE-<br />

LING.<br />

312 ONDERZ. WEGENS O. I.<br />

uit te ftrekken , om 'er Vryheid , Geleerdheid<br />

en goeden Smaak te verdrukken,<br />

toen deeze gelukkige poogingen aanwendden<br />

om 'er te herleeven, en het Menschlyk<br />

Geflacht te zegenen , te verlichten, en<br />

te befchaaven.<br />

A A N -


AANHANGZEL<br />

O V E R .<br />

DE STAATKUNDE, DE WETTEN, DE REGTS-<br />

OEFENINGEN, DE KUNSTEN, DE WEE"<br />

TENSCHAPPEN EN GODSDIENSTIGE<br />

INSTELLINGEN, DER INDIAANEN.


A A N H A N G Z E L<br />

O V E R<br />

DE STAATKUNDE, DE W E T T E N , DE<br />

REGTSOEFENINGEN, DE KUNSTEN,<br />

DE WEE TENSCHAPPEN EN GODS­<br />

DIENSTIGE INSTELLINGEN,DER<br />

INDIAANEN.<br />

Ik zal my thans bevlytigen, om te voldoen<br />

aan eene verbintenis onder welke<br />

ik my zeiven gelegd heb (a), om, naam-<br />

]yk, eenige Waarneemingen in 't midden te<br />

brengen, over den Aart, de Zeden en Inftellingen,<br />

der Indiaanen , voor zo verre<br />

deeze nagegaan kunnen worden van de<br />

vroegfle Tydperken tot welke onze kennis<br />

van dezelve reikt. Begaf ik my in dit<br />

wyduitgefirekte veld, met oogmerk, om 'c<br />

zelve in de geheele uitgebreidheid over te<br />

zien; had ik ten oogmerke elk Voorwerp,<br />

't geen zich aan 't oog des wysgeerigen<br />

Onderzoekers aanbied , te befchouwen uit<br />

alle de onderfcheidene gezigtspunten, het<br />

zou my leiden tot nafpeuringen en befpiegelingen,<br />

niet alleen van eene verbaazende<br />

lengte; maar geheel vreemd van het<br />

oogmerk myns Gefchiedkundigen Onderzoeks.<br />

Myne naafpeuringen, en aanmerkingen<br />

zal ik , derhalven, bepaalen tot het geen<br />

in een naauw verband ftaat met het oogmerk<br />

van dit Werk. Ik zal verzamelen wat<br />

de Ouden ons hebben nagelaaten, wegens<br />

de<br />

O), Zie hier boven, bladz. 41.<br />

AAN­<br />

HANG­<br />

ZEL.


AAN­<br />

HANG­<br />

SEL.<br />

3l


WEGENS O U D I N D I E . 317<br />

uitgenomen de Peper, een Artykel , 't<br />

welk niet gelochend kan worden van groot<br />

aanbelang te weezen, verfchïllen ze. weinig<br />

van die der andere Keerkring-Gewesten ;<br />

en Ethiopië, of Arabie, zou de Pheniciers,<br />

en andere handeldryvende Volken der Oudheid,<br />

ten vollen hebben kunnen voorzien<br />

van Speceryen , Reukwerken , Edel - Gefteenten<br />

, Goud en Zilver , die de voornaamfte<br />

gedeelten van hunnen Handel uitmaakten.<br />

Wie, derhalven , den Handel op Indie<br />

in deszelfs oorfprong wil opfpeuren, moet<br />

dien niet zo zeer zoeken in eenige byzonderheid<br />

der Natuurlyke Voortbrengzelen<br />

van dat Land, dan wel in den verder<br />

gevorderden ftaat der Inwoonderen. Veele,<br />

zeer veele, bewysftukken zyn ons overgehandreikt<br />

, die , wanneer wy dezelve met<br />

behoorelyke aandagt <strong>onderzoek</strong>en , overtuiglyk<br />

aantoonen, dat de Inboorelingen<br />

van Indie niet alleen vroeger befchaafd waren<br />

, maar ook grooter vorderingen in befchaafdheid<br />

gemaakt hadden, dan eenig ander<br />

Volk. Deeze zal ik tragten op te tellen,<br />

en in zodanig een gezigtspunt te plaatzen<br />

, dat ze teffens dienen om licht te verfpreidtn<br />

over de Inftellingen , Zeden en<br />

Kunften, der Indiaanen, en reden geeven<br />

van de drift aller Volken , om zich de Voortbrengzelen<br />

van hun vernuftig vlytbetoon<br />

eigen te maaken.<br />

Doof de Oude Heidenfche Schryvers ,<br />

werden de Indiaanen geteld onder die Gedachten<br />

van Menfchen, aan welken zy<br />

den<br />

AANt<br />

IIAivG-<br />

ZEL.


AAN­<br />

HANG-<br />

ZEL.<br />

3i8 O N D E R Z O E K<br />

den naam van Autochthones', of Aborigines,<br />

gaven, die zy aanmerkten als uic den eigen<br />

grond gefprooten , of wier oorfprong niet<br />

kon naagefpeurd worden (by By de Heilige<br />

Schryvers was de Wysheid van het Oosten<br />

(eene uitdrukking, welke men te verftaan<br />

hebbe als eene befchryving van dier Volken<br />

buitengewoone vordering in Weetenfchappen<br />

en Kunften), van vroegen tyde af beroemd<br />

(f). — Om deeze uitdruklyke verklaaringen,<br />

wegens de oude en verregaande<br />

Befchaafdheid der Inwoonderen van Indie<br />

op te helderen en te ftaaven , zal ik<br />

my inlaaten tot eene befchouwing van hun<br />

rang en ftaat als byzondere Perfoonen ——<br />

van hun Burgerlyk Beftuur — van hunne<br />

Wetten en Geregtshandelingen —- van hunne<br />

nutte en fraaye Kunften -— van hunne<br />

Weetenfchappen —- en van hunne Godsdienftige<br />

Inftellingen, voor zo verre wy<br />

desaangaande berigten kunnen opzamelen<br />

uit de verhaalen der Griekfche en Romeinfche<br />

Schryveren, vergeleeken met het geen<br />

nog overig is van hunne oude Vorderingen<br />

en Inftellingen.<br />

I. Uit de oudfte befcheiden van Indie ><br />

leeren wy , dat het verfchil van Rangen,<br />

en de onderfcheiding van Beroepen, aldaar<br />

ten vollen ftand greep. Dit is eene der<br />

ontwyfelbaarfte bewyzen van eenen vry<br />

verre gevorderden ftaat der Maatfchappye.<br />

De Kunften^ in de vroegfle ftanden des gezel-<br />

(J>) DIOD. sic. Lib. II. p. 151.<br />

(V) 1 KONINGEN, IV: 31.


WEGENS OUD INDIE. 319<br />

zelligen leevens, zyn zo weinig en zo eenvoudig,<br />

dat ieder Mensch ze alle genoeg<br />

zaam verftaat, om de eifchen van zyne eigene<br />

bepaalde verlangens te voldoen. Een<br />

Wilde kan zyn Boog vormen, zyne Pylen<br />

fcherpen, zyn Hut bouwen , zyn Canoe<br />

uithoolen, zonder een hand, bedreevener<br />

dan de zyne, te hulp te roepen (


AAN­<br />

HANG­<br />

SEL.<br />

320 O N D E R Z O E K<br />

aandeel hec beoefenen der Beginzelen van<br />

den Godsdiensc ; hec volvoeren van deszelfs<br />

Plegtigheden , en hec aankweeken der<br />

Weetenfchappen. Zy waren de Priesters ,<br />

de Onderwyzers en de Wysgeeren , des<br />

Volks. — Den Leden van den tweeden<br />

Rang was het Staatsbeftuur, en de Verdediging<br />

des Lands opgedraagen. In Vredestyd<br />

waren zy Regeerders en Magiftraatsperfoonen,<br />

en in den Oorlog toogen zy ten<br />

ftryde. —• De derde beftondt uit Landlieden<br />

en Handelaars. — De vierde uit Kun-ftenaars<br />

, Werklieden en Slaaven. Geen<br />

van deezen kan ooit zyn eigen Cast verhaten<br />

, of in eene andere toegelaaten worden<br />

(e). De ftand van elk Perfoon is<br />

onveranderlyk bepaald; zyne beftemming is<br />

onherroepelyk; en zyn leevenspad afgebaakend<br />

binnen perken, waar hy niet buiten<br />

mag treeden. Die lyn van affcheiding is<br />

niec alleen vastgefteld door Burgerlyk Gezag<br />

, maar tevens bevestigd en geheiligd<br />

door den Godsdienst ; en ieder Rang, of<br />

Cast, wordt gezegd op zulk eene onderfcheidene<br />

wyze van de Godheid voortgekomen<br />

te zyn, dac dezelve ce vermengen,<br />

of te verwarren , zou aangezien worden<br />

als een daad van de vermetelfte Ongodsdienftigheid;<br />

/<br />

['c Geen ik van deeze onderfcheidene<br />

Casten gezegd heb , zal nog eenige toelichcing<br />

behoeven. Volgens alle Schryvers<br />

der<br />

(e) Ayeen Ak-bery. III p. 81. &c. Sketches<br />

re.'ating to the Hisiory &c. of the Hindoos, p. 107,


WEGENS OUD INDIE. 321<br />

der Oudheid, waren de Indiaanen in zeven<br />

Casten, of Stammen , verdeeld (ƒ). Naastdenkelyk<br />

vervielen zy tot deeze dwaaling,<br />

door eenige Onderverdeelingen der Casten<br />

aan te zien als daadlyk van elkander in oorfprong<br />

verfchillende. Doch dat 'er niet<br />

meer dan vier oorfpronglyke Casten waren<br />

, leeren wy uit het zamenfremmend<br />

getuigenis der best onderrigtte hedendaagfche<br />

Reizigeren. Een alleronderfcheidenst<br />

berigt, deswegen , treffen wy aan in een<br />

Werkje, vóór het midden der laatstverloopene<br />

Eeuwe opgefteld door ABRAHAM<br />

ROGER, Kapellaan der- Hollandfche Factory<br />

te Pullicate (g~). Door het vertrouwen<br />

te winnen van een kundig Brahmin,<br />

kreeg hy een echter en uitgebreider onderrigting<br />

wegens de Zeden en den Gódsdienst<br />

der Indiaanen^ dan de Europeaanen<br />

bezaten, vóór de onlangs verkreegene Overzettingen<br />

uit de Sanskreetfche taal. Ik gewaag<br />

van die Boek, dewyl het minder bekend<br />

is, dan 't zelve verdient.<br />

Thans blyft 'er geen twyfel altoos meer<br />

over , noch ten aanziene van het Getal ,<br />

noch aangaande de Bezigheden, der Casten:<br />

dewyl deeze beidé ftukken bekragtigd worden<br />

, door de oudfte en heiligfte Boeken<br />

der<br />

(ƒ) STRABO,- Lib. XF. p. 1029. C. &c. DIOD.<br />

SICUL. Lib. II. p. 153, &c. ARRIAN. Indie. c, ió;<br />

Cg) La Porte Ouvertè, oii la vraye Reprefs>:ta~<br />

tion de la Fie, des Mqeiirs, de la Religion, & d»<br />

Service des Bramins, qui demeurent [ar les Cesteé<br />

d'e Cer mandel, &c.<br />

AAN-<br />

HANG-<br />

ZEL.


326 O N D E R Z O E K<br />

AAN­ der Hindoos, en bevestigd door de berig­<br />

HANG­ ten van hunne eigene Inftellingen, gegeeven<br />

door Brahminen, uitfteekende in ge-<br />

SEL.<br />

, leerdheid. Volgens hun, ontftaan de onderfcheide<br />

Casten van Brahma , den onmiddelyken<br />

werker der Seheppinge onder<br />

de Oppermagt, op de volgende wyze, die<br />

teffens den Rang aanwyst welken zy moeten<br />

bekleeden , en het werk 't geen elk<br />

derzelven te verrtgten ftaat.<br />

De Brahmin, van den Mond (JVysheid) ;<br />

om te bidden, te leezen en te onderwyzen.<br />

De Chehteree ,van de Armen (Sterkte);<br />

om den Boog te fpannen, te vegten,<br />

en te beftuuren.<br />

De Bice, van den Buik of Dy en (Voedzei);<br />

om te voorzien in de Leevensnoodwendigheden,<br />

door Landbouw en<br />

Kunstwerken.<br />

De Sooder, van de Voeten (Onderwer*<br />

ping); om te arbeiden en te dienen.<br />

De voorfchreevene Bezigheden van alle<br />

deeze Rangen zyn weezenlyk in een web<br />

pjè• egelden Burgerftaat. Ondergefchikt aan<br />

flëeze is eene vyfde, of bykomende, Rang,<br />

Ènrrün Sunker geheeten, de veronderftelde<br />

Al komst eener onwettige vereeniging<br />

tusfehen Perfoonen van onderfcheidene Casten<br />

Deeze Leden vinden meest hunne<br />

• bezigheid in het dry ven van Koopmanfchap<br />

in 't' klein (h). De laatstgemelde bykoomen-<br />

C%) Preface to the Code of Cent00 Laws, p.<br />

XLVÏ & XCIX.


WEGENS OUD INDIE. 323<br />

mende Cast is, voor zo verre ik weet ,<br />

door geen Europisch Schryver opgenoemd.<br />

De onderfcheiding was te gering om door<br />

hun waargenomen te Worden, en zy fchynen<br />

de Leden van deeze Cast aangemerkt<br />

te hebben, als behoorende tot de Sooder*<br />

Behalven deeze erkende Casten, is 'er<br />

een Gèflacht van ongelukkige Menfchen,<br />

op de Kust van Cormandel, Pariars, en,<br />

in andere oorden van Indie, Chandalas,<br />

geheeten. Deeze zyn Verwerpelingen uic<br />

hunne oorfpronglyke Cast, die, door wangedrag<br />

, alle de voorregten daarvan verbeurd<br />

hebben. Hun ftaat is, buiten twyfel,<br />

de laagfte vernedering der Menschlyké<br />

Natuur (/). Geen Mensch van eenige<br />

Cast wil de minfte gemeenfchap mee hun<br />

hebben (k). Indien een Pariar eenen<br />

Nayr, dat is een Krygsman vnn den hoogften<br />

Rang', op de Malabarfche kust, genaakt<br />

, mag deeze hem ilrafloos ter dood<br />

brengen. Water of Melk wordt ontheiligd<br />

geagt als hun fchaduw daar over gegaan<br />

is , en niet gebruikt dan naa eene'<br />

pleg-<br />

(t) Onder het overzetten kwam my in handen de<br />

Gefchir-clktiïidige Verhandeling over de Heidt ns, door<br />

den Hoogleeraar H. M. G. G REL MAN , die het tot<br />

een hoogen trap van waarfchyalyidieid brengt, dat de<br />

zogenaamde Heidens, in verfcheide irreckeri van Europa<br />

omzwervende, uit Indie afkomf'ig, en van de<br />

hiatstgeraelde Caste Sooder , of liever het uitfehot<br />

der Casten, Pariars zyn. Tweede Afd. HoofJjh Y e»<br />

VI. bl. 266 en 304. V E R T.<br />

Ck) SONNERAT, Tom. I. p. 55, $6»<br />

X 2<br />

AAN-<br />

IIANG-<br />

ZEL.


AAN-<br />

HANG-<br />

ZEL.<br />

3H O N D E R Z O E K<br />

plegtige zuivering Q). 'c Is bykans ortmogelyk<br />

met woorden uic te drukken, welk<br />

een gevoel van laagheid en verfmaading<br />

de naam van Pariar, of Chandala, in de<br />

ziel van een Hindoo verwekt. Ieder Hin*<br />

doo , die de Regels, of Inftellingen, van<br />

zyn Case overcreedc, zinkc neder in dien<br />

fmaadvollen ftaac. Die maakc de Hindoos<br />

zo fterk en moedig in hec ftandvascig aankleeven<br />

der Inftellingen van hun Scam ;<br />

dewyl hec verlies der Caste by hun hec<br />

verlies is van alle agting en vertroosting<br />

in de menschlyke zamenleeving ; en eene<br />

ftraffe, onvergelyklyk fterker dan de Ban<br />

ten tyde dat de Pauslyke Magc de grooc-<br />

"fte kragc oefende.<br />

In de Mahabarat, hec oudfte Boek der<br />

Hindoos, en van grooter gezag dan eenig<br />

tot nog toe aan de Europeaanen bekend,<br />

worden de Oorfpronglyke Casten opgenoemd,<br />

en derzelver werkzaamheden befe'ireeven<br />

QnX Dezelfde onderfcheiding in<br />

Casten , was bekend aan den Schryver van<br />

Heeto-pades, een ander Werk van verbaazende<br />

Oudheid, uit het Sanskreetisch vereaald<br />

(n).<br />

By die alles moec ik nog voegen,- dac,<br />

fchoon de lyn der Onderfcheiding in diervoege<br />

getrokken is, dat het opklimmen<br />

van een laager rot een hooger Case volitrekc<br />

onmogelyk zy, en aangezien zou<br />

wor-<br />

(/) Jyeen Akbery, Vol. HL p. 243.<br />

(m) Baghvat-Ceeta, p. 130.<br />

(n) Heeto-pades, p. 25L


WEGENS OUD INDIE. 325<br />

worden voor eene fchriklyke Godloosheid ,<br />

indien iemand, in laager Rang, hec zich<br />

onderwonde eenig bedryf uic te voeren ,<br />

toe een hooger behoorende , nogthans , in<br />

zekere gevallen, de Pundits hec geoorlofd<br />

keuren voor Perfoonen van een hoogen<br />

Rang, zommige bezigheden te verrigten aan<br />

een Rang,beneden den hunnen, toegeweezen,<br />

zonder hierdoor hun Cast-regt te verliezen<br />

(V). Overeenkomftig daar mede vinden<br />

wy Brahminen gebruikt in den diensc<br />

hunner Vorften , niec alleen als Staatsdienaars;<br />

maar in mindere posten (/>). De<br />

meeste Opper-officieren in het Leger van<br />

SEVAGI, den Grondvester van den Staat<br />

Mahratta, waren Brahminen, en eenigen<br />

hunner Pundits, of Geleerde Brahminen Qq),<br />

Veele der Seapoyen , in diensc der Oost-<br />

Indifche Maatfchappy , byzonder in Bengale<br />

, behooren toe de Case der Brahminen.<br />

Eene andere byzonderheid , de Casten<br />

betreffende, verdient onze opmerking. Een<br />

verbaazend getal Bedevaartgangeren, in zommige<br />

jaaren meer dan 150,000 beloopende,<br />

bezoekt de Pagoda van Jaggernaut, in<br />

Orisfa, (eene der oudfte en meest geëerbiedigde<br />

Plaatzen van den Hindoo-Eerdienst)<br />

, ten tyde van het Jaarlyks Feest<br />

eer<br />

(0) Pref. of Pundits to the Code of Gentoo Laies,<br />

r p. ICO.<br />

(_p) ORME'S Fragments, p. 207.<br />

ff) ORME'S Fragments, p. 97.<br />

X 3<br />

AAN-<br />

HANG-<br />

ZEL.


AAN'<br />

HANG<br />

ZEL.<br />

32Ó O N D E R Z O E K<br />

• ter eere van de Godheid aan welke die<br />

• Tempel is toegeheiligd. De Leden van de<br />

vier Casten hebben vryheid, om , dooreen<br />

- vermengd, het Altaar des Afgods te naderen<br />

, zich zonder onderfcheiding neder te<br />

zetten , en tellens aan dezelfde fpyze deel<br />

te neemen. Dit bedryf fchynt eenige herinnering<br />

aan te duiden van een Staat, vroeger<br />

dan de Inflelling der Casten, toen men<br />

alle Menfchen als gelyk aanmerkte. Ik<br />

heb geene toereikende berigten, om rede<br />

te geeven van eene handelwyze, zo rechtftreeks<br />

aanloopende tegen de eerfte denkbeelden<br />

en beginzelen der Hindoos, 't zy<br />

Qodsdienftige, 't zy Burgerlyke (r><br />

Eenige myner Leezeren zullen niet naagelaaten<br />

hebben op te merken, dat ik geen<br />

verflag gedaan heb, van de veelvuldige<br />

Ordes van Indifche Boetelingen, aan welke<br />

allen de Europifche Schryvers den naam<br />

van Faquirs geeven; een naam waar mede<br />

de Mahomedaanen de Geestdryvende Monniken<br />

van hun eigen Godsdienst beftempelen.<br />

Het licht, waarin ik de Godsdienflige<br />

Inftellingen der Hindoos befchouwd<br />

heb, maakte het niet noodzaaklyk de Indifche<br />

Faquirs byzonder in overweeging<br />

te neemen. Hun aantal , de ftrengheid<br />

hunner lyfskwelladien, de pynigende boetedoeningen<br />

, welke zy vry willig ondergaan ,<br />

en hec hoog gevoelen, 't geen het Volk<br />

van<br />

O) BERKIER, T-osn.il. p. 102. TAVERNIER,<br />

B. II. c. 9. AKQ_UETIL, Dm. Pnlim. p. 81. %f-<br />

//*.Ï, p. 96.


WEGENS OUD INDIE. 3*7<br />

van hunne heiligheid koesterc, hebben alle<br />

Reizigers, die Indie bezogten , getroffen,<br />

en de befchryvingen daarvan zyn te over<br />

bekend. De flerkwerkende invloed der<br />

Geestdryverye, de zugt om uit te munten,<br />

en de begeerte om eenig deel te erlangen<br />

aan die eerbiedbetooning tot welker genoc<br />

de Brahminen gebooren zyn , kan reden<br />

geeven van alle de bunengewoone dingen,<br />

welke zy doen en lyden. Eene byzor.»<br />

derheid, hun betreffende, kunnen wy niet<br />

naalaaten hier te plaatzen. Deeze Orde<br />

van Boetelingen fchynt zeer oud te zyn<br />

in Indie. De befchryving der Germani,<br />

door STRABO uit MEGASTHENES ontleend,<br />

past, bykans in elke omitandigheid,<br />

op de hedendaagfche Faquirs (/). ]<br />

Niet alleen zyn voor de vier onderfcheide<br />

Stammen, de gemelde en doorgaans or><br />

veranderlyk onoverfchreedbaare grenzen bepaald;<br />

maar ook de Leden van ieder Cast<br />

blyven beflendig het Beroep , of Bedryf,<br />

hunner Voorvaderen aankieeven. Van genacht<br />

tot gedacht, hebben dezelfde Familien<br />

eenzelfde Leevenswyze gevolgd, en zullen<br />

die blyven volgen.<br />

Zodanige willekeurige befchikkingen over<br />

de onderfcheide Leden , die eene Maatfchappye<br />

uitmaaken , fchynen, in den eerften<br />

opflage, aan te loopen tegen de vordering<br />

in Weeteufchappen of in Kunflen, en door<br />

rondsel)<br />

STRABO, Lib. XF. p. 1040. B. Ket ingefloo-<br />

tene is de I Aantekening van ROBERTSON op het<br />

Aanhangsel.<br />

X 4<br />

AAN­<br />

HING<br />

ZEL.


AAN-<br />

HANG-<br />

ZEL.<br />

3a8 O N D E R Z O E K<br />

roncjsom de onderfcheide Ordes van Men*<br />

fchen, dusdanige grensfcheidingen op te<br />

rigten, welke het Godloosheid gerekend<br />

wordt te overtreeden, fchynt men de werkzaamheden<br />

van 's Menfchen geest binnen<br />

naamver kring te bepaalen dan de Natuur<br />

daaraan heeft toegeftaan. — Wanneer<br />

ieder Mensch volkomene vryheid gelaaten<br />

wordt om zyne poogingen aan te wenden<br />

omtrent die voorwerpen en tot die einden<br />

, waar toe de aandrift van zyn eigen<br />

geest hem by voorkeuze noopt, mag men<br />

verwagten dat hy dien hoogen trap van<br />

uitmuntenheid zal beklimmen , tot welken<br />

de onbedwongene uitoefeningen van verftand<br />

en vlytbetoon natuurlyk opleiden. —<br />

De Regelingen des Indifchen Burgerlyken<br />

Befluurs, ten opzigte van de onderfcheidene<br />

Rangen van Menfchen, moeten, noodwendig<br />

, zomtyds het vernuft in deszelfs<br />

loopbaan fluiten, en talenten, gefchikt om<br />

in een hooger kring te fchitteren, bepaalen<br />

tot bezigheden van eene laagere Cast.<br />

Doch, de fchikkingen deezes Burgerlyken<br />

Befluurs zyn niet gemaakt voor 't geen<br />

zeldzaam is; maar voor 't geen doorgaande<br />

plaats heeft; niet voor weinigen; maar voor<br />

de menigte.<br />

Het oogmerk der eerfte Indiaanfche Wetgeeveren<br />

was de kragtdaadigfte middelen<br />

in 't werk te ftellen om te voorzien in<br />

het onderhoud , de veiligheid , en het geluk,<br />

van alle de Leden der Maatfchappye ,<br />

onder hun op.zigt. Met dit oogmerk zonderden<br />

zy zekere Geflachccn van Menfchen<br />

«O.


WEGENS OUD INDIE. 329<br />

af, voor ieder der onderfcheidene Beroepen<br />

en Kunften, in een wel ingerigte Burgerftaatnoodig,en<br />

beftemden dac de uitoefening<br />

daarvan zou overgaan van Vader op<br />

Zoon, in eene beftendige opvolging. Die<br />

Scelzel, fchoon hoogsc ftrydig mee de denkbeelden<br />

, welke wy, in een geheel anderen<br />

ftaac van Maatfchappy geplaatst, gevormd<br />

hebben, zullen wy, by een nader inzien,<br />

beter gefchikt vinden, om het beoogde<br />

einde te bereiken, dan een bedagtloos befchouwer<br />

zich , in den eerften opflage ,<br />

kan verbeelden.<br />

's Menfchen geest buigt zich voor de<br />

wet der noodzaaklykheid,en is gewoon zich<br />

niet alleen te fchikken naar de bepaalingen<br />

welke de ftaat zyner Natuure, of de inftellingen<br />

zy'ns Lands, hem opleggen, maar ook<br />

daarin te berusten. Een Indiaan weet van<br />

het oogenblik dac hy ter wereld intreedt,<br />

den Stand hem toegefchikt, en tot welke<br />

Werkzaamheden hy,door zyne Geboorte,<br />

verordend is. De voorwerpen, hier toe<br />

betrekking hebbende , vertoonen zich al<br />

lereerst aan zyn oog. Zy houden zyn<<br />

gedagten bezig , of zyne handen onledig:<br />

en, van zyne vroegfte jaaren af, wordt h}<br />

opgebragt tot de hebbelykheid om met ge<br />

mak en vermaak te verrigten , 't geen d<<br />

bezigheid van zyn geheele leeven zal uit<br />

maaken. — Hier aan mag toegefchreevei<br />

worden die hooge trap van volmaaktheid<br />

zigtbaar in veele der Indifche Handwerken<br />

> '<br />

en, fchoon eerbied, voor de handel wyzi<br />

hunner Voorvaderen, den geest van uitvin<br />

X 5 din<br />

i<br />

I<br />

AAN­<br />

HANG­<br />

SEL.


AAN­<br />

KAN G-<br />

ZEL.<br />

2<br />

l<br />

339 O N DïE R Z O E K<br />

ding moge verdooven, verkrygen zy, nogthans,<br />

door den voorvaderlyken trant aan te<br />

kleeven, zulk eene vaardigheid en kieschheid<br />

in de behandeling, dat de Europeaanen<br />

, met alle de voordeden van meerdere<br />

Weetenfchap, en hec behulp van volkomener<br />

werktuigen , nooit in ftaat geweesc<br />

zyn , om hunne keurlyke Werken naa te<br />

maaken. Terwyl deeze groote vordering<br />

hunner keurigfte Handwerken de bewondering<br />

van andere Volken verwekte, en<br />

derzelver Koophandel trok, verzekerde de<br />

onderfcheiding der Beroepen in Indie, en<br />

de vroegtydige verdeeling des Volks in<br />

Klasfen , ieder aan byzonderen arbeid<br />

bepaald, hun van zulk een overvloed der<br />

gemeenere en nuttige leevensgeryflykheden,<br />

als niet alleen hunne eigene behoeften<br />

vervulde, maar ook dezelve verfchafte aan<br />

de rondsom gelegene Eanden.<br />

Aan deeze zo vroege Verdeeling des<br />

Volks in Casten, moeten wy desgelyks<br />

toefchryven , eene treffende byzonderheid<br />

in den Staat van Indie; de Volftandigheid<br />

der daar gemaakte Inftellingen, en de Onveranderlykheid<br />

in de Zeden der Inwoonderen.<br />

Wat nu in Indie is , was daar altoos,<br />

en zal 'er waarfchynlyk altyd blyven;<br />

: loch hec woesc Geweld en de bekrompen-<br />

] ïeid der Geescdryverye van de Makome,<br />

4 iaanfche Ver mees ceraaren, noch de Magt<br />

( Ier Europifche Meesceren, hebben eenige<br />

1 'erandering van belang medegebragc. [Ik<br />

eg, mee voordagc, eenige verandering van<br />

elang, wanc hec is hec gevoelen van Heeren,


WEGENS O U D I N D I E , 33Ï<br />

ren, die veel in Indie gezien, en 't geen<br />

zy daar zagen met een onderfcbeidend oog<br />

waargenomen,hebben, dat de Vermeesteringen,<br />

1<br />

AAN-<br />

IUNG-<br />

ZEL.<br />

zo der Mahomedaanen als der Europeaanen,<br />

eenige uitwerking baarden op de<br />

Zeden en Gewoonten der Inboorelmgen.<br />

Zy verbeelden zich , dat de Klceding , die<br />

de Hindoos. tegenwoordig draagen , de Tulband<br />

, de Jummah, en de lange Broek,<br />

een naavolging is, van de Kleeding hunner<br />

Mahomedaanfche Vermeesteraaren. De<br />

oude Dragt der Indiaanen, gelyk dezelve<br />

befchreeven wordt by ARRIANUS (t),<br />

beftondt in eene Mousfeüne of Dundoeksch<br />

kleed, luchtig over de fchouderen geflaaeen,<br />

en een fchort van dezelfde (toffe, ter<br />

helft van de beenen reikende; hunne Baarden<br />

verfden zy met verfcheide kieuren, 'c<br />

geen tegenwoordig niet gebruiklyk is. —<br />

De gewoonte, om de Vrouwen opgefiocten<br />

te houden, en de ftriktheid met welke zy<br />

bewaard worden, veronderftelt men desgelyks<br />

van eene Mahomedaanfche herkomst te<br />

weezen. Deeze veronderftelling wordt eefrermaate<br />

bevestigd door het Tooneelfpeï<br />

van Sacontala. uit de Sanskreetfche taal<br />

vertolkt. In dit Toneelftuk worden verfcheide<br />

Vrouwlyke Characters ingevoerd,<br />

die zich in de verkeering mengen, en zo<br />

vry met de Mannen omgaan als de Vrouwen<br />

in Europa gewoon zyn.<br />

t i e i<br />

De Op '<br />

Ier van dit Huk, mogen wy veronderstellen,<br />

befchryft de Zeden, cn houdt zich aan<br />

ft) ARRIAN. His:. Indie. c i£,<br />

de


AAN­<br />

HAK G-<br />

ZEL.<br />

332 O N D E R Z O E K<br />

de Gewoonten van zynen tyd. Maar,<br />

terwyl ik deeze aanmerking maak , komt<br />

het ter fneede desgelyks op te tekenen ,<br />

dat 'er, uit eene plaats by STRABO, reden<br />

is om te denken, dat, ten tyde van ALEX­<br />

ANDER DEN GROOTEN, de Vrouwen in<br />

Indie met dezelfde jalourfche oplettenheid<br />

gade geflaagen wierden, als heden ten dage.<br />

„ Wanneer h'unne Vorften," fchryfc<br />

hy, MEGASTHENES volgende, „ op de<br />

55 J a c i n<br />

g ' c<br />

openbaar uitryden, worden zy<br />

„ vergezeld door eene menigte van hunne<br />

„ Vrouwen ; maar den weg , welken zy<br />

„ langs trekken, is te wederzyde met tou-<br />

„ wen afgeflooten, en, indien iemand de-<br />

„ zelve te naby komt, wordt hy terflond<br />

„ met den dood geiïraft («)." — De invloed<br />

van de Zeden der Europeaanen , begint<br />

zich te verwonen onder de Hindoos , die<br />

in de Stad Calcutta woonen. Eenigen<br />

hunner ryden in Engelfche Wagens , gebruiken<br />

Stoelen om op te zitten, en verderen<br />

hunne huizen met Spiegels. Verfcheide<br />

omftandigheden zou ik hier nevens<br />

kunnen voegen , indien dit de plaats<br />

was om daar over uit te weiden, die waar<br />

fchynlyk zullen medewerken , om deezen<br />

geest van Naavolging, te doen veld winnen<br />

(V).J<br />

Dan, dit in 't voorby gaan opgemerkt<br />

hebbende, blyven dezelfde Onderfcheidingen<br />

van Rang , dezelfde fchikkingen in<br />

het<br />

(ti) STRABO, Lib. XF. p. 1037. A.<br />

(_v) Dit is de II Aantekening van ROBERTS»^


WEGENS OUD INDIE. 333<br />

hec Burgerlyk en Huislyk Leeven ftand<br />

houden ; men eerbiedc dezelfde Beginzels<br />

van den Godsdiensc , en kweekt dezelfde<br />

Kunften en Weetenfchappen aan. Te deezer<br />

oorzaake is, door alle Eeuwen heen,<br />

de Handel op Indie dezelfde geweest ;<br />

Goud en Zilver is eenpaarig derwaards heen<br />

gevoerd om dezelfde Waaren te koopen ,<br />

welke het thans aan alle Volken verfchaft;<br />

en, zints den tyd van PLINIUS tot den<br />

tegenwoordigen , heeft men Indie altoos<br />

aangemerkt en gevloekt als een draaykolk,<br />

diefden Rykdom verflindende inzwelgt vari<br />

alle andere Landen, welke onophoudelyk<br />

derwaards heen vloeit , en nooit wederkeert.<br />

[Het is niet onaartig op te merken<br />

, hoe naauwkeurig de begrippen vari<br />

een Afiatisch Schryver met die der Europeaanen<br />

, ten deezen aanziene, overeenftemmen.<br />

„ Agt geevende," fchryft hy,<br />

„ op de Armoede van Turan , [de Lan-<br />

£ den over den Oxus geleegen, ] en Ara-<br />

„ bie, kon ik, in den beginne , de reden<br />

niet vinden, waarom deeze Landen nooit<br />

„ in ftaat geweest zyn, om fchatten te be-<br />

„ waaren , terwyl , in tegendeel, dezelve<br />

„ in Indostan ftaag toeneemen. TIMOUR<br />

„ bragt in Turan de Rykdommen van Tur-<br />

*' kyen, Perfie en Indostan ; maar ze zyr<br />

^ alle vervloogen; en , geduurende de Regeeringen<br />

van de vier eerfte Caliphs .<br />

„ waren Turkyen, Perfie, een gedeelte var i<br />

„ Arabie, Ethiopië, Egypte en Spanje ><br />

„ hunne Schatting-opbrengers ; maar noj<br />

„ werden zy niet ryk. 't ïs, derhalven,<br />

><br />

AAN­<br />

HANG­<br />

SEL.


AAN­<br />

HANG-<br />

ZEL.<br />

334 O N D E R Z O E K<br />

,, blykbaar,dar. deeze vervloeijing des Ryk-<br />

,, doms uic een Staat, moeë ontitaan' uic<br />

„ buicengewoone afleidingen, of uic eenig<br />

, „ gebrek in hec Staacsbeftuur. Indostan<br />

,, is meermaalen uitgeplunderd door vreemde<br />

Invallers, en niec één hunner Konin-<br />

„ gen won daar by iets aan in Rykdom?<br />

,, hec Land heefc ook inwendig niec veele<br />

,, Goud- en Zilver - Mynen , en nogthans<br />

„ heeft Indostan overvloed van Geld, en<br />

„ alle andere tekenen van Welvaart. 'Dé<br />

„ overvloed van Geld moet ongetwyfdd<br />

„ toegefchreeven worden, aan den ruimen<br />

,, invoer van Goud en Zilver met de Sche-<br />

„ pen uic Europa komende, en van andere<br />

j, Volken; veelen van welken gereed Geld<br />

in verruiling brengen voor de Gewerkte<br />

,, Stoften en Natuurlyke Voortbrengzelen<br />

,, des Lands. Indien die de oorzaak niec<br />

„ is des bloeienden ftaacs van Indostan ,<br />

,, moec dezelve aan eenen byzonderen<br />

„ Zegen van GOD worden toegefchree-<br />

„ ven f » " ]<br />

Volgens de berigten, welke ik hier boven<br />

opgegeeven heb van de Laadingen,<br />

oudryds uic Indie aangevoerd, biyken dezelve<br />

ten naastenby bellaan te hebben, uic<br />

dezelfde Artykelen als die, in onzen tyd,<br />

gefcheept worden: en hec onderfcheid,<br />

*c welk wy daarin befpeuren , fchync niet<br />

zo zeer ee oneftaan uic eenige verfcheidenheid<br />

(w) Memoir.s of KHOJEH ABDUL-KURREEM,<br />

a Chasmeerian of difïinction. p. 42. Dit is de III<br />

Aantekening van ROBERTSON.


WEGENS OUD INDIE. 335<br />

heid in den aart der Goederen , die de<br />

Indiaanen ten Koophandel vervaardigen ,<br />

dan wel uit eene verandering in den fmaak,<br />

of in de behoeften, der Volken , die dezelve<br />

begeeren.<br />

II. Een ander bewys van de vroegtydigë<br />

en ver gevorderde Befchaafdheid des Volks<br />

in Indie, mogen wy ontkenen uic de befchouwing<br />

van deszelfs Staatkundigen toeftan<br />

d en Regeeringsvorm.<br />

De Indiaanen creeden in de Gefchiedenis<br />

huns eigen Lands te rugge, door eene<br />

verbaazende opeenvolging van Eeuwen, en<br />

beweeren , dnt geheel Afia, van den Mond<br />

van den Indus aan hec Westen , toe de<br />

Grenzen van China aan hec Oosten , en<br />

van het Gebergte Thibet ten Noorden, tot<br />

Kaap Comorin ten Zuiden, een groot Ryk<br />

uitmaakte , onderworpen aan één magtig<br />

Souverain , onder wien verfcheide erflyke<br />

Prinfen, of Rajahs, regeerden. Maar hunne<br />

Tydrekening, die den Leeftyd der Menfchen<br />

, in ouden tyde , by duizenden van<br />

jaareo, en de lengte van de onderfcheide<br />

Tydperken, in welke zy veronderftelt dat<br />

de Wereld beflaan hebbe , by Millioenen<br />

afmeet, is zo verregaande wild en buitenfpoorig<br />

, dat dezelve geen ernflig <strong>onderzoek</strong><br />

verdient.<br />

Wy moeten ons , derhalven , te vrede<br />

houden, tot dat men eene zekerder onder -<br />

rigting verkryL r<br />

t, wegens de Oude Gefchiedenis<br />

van indie , met de eerfte verhaa'en<br />

dat Land Kerreffende , die men voor echt<br />

kan aanmerken , van de Grieken . onder<br />

ALEX-<br />

AAM-<br />

HANQ-<br />

ZEL.


A AN-<br />

HANG-<br />

ZEL.<br />

336 O N D E R Z O E K<br />

ALEXANDER DEN GROOTEN. Zy vonden<br />

zeer groote Koningryken, in dat Land<br />

gevestigd. De Landen der Heerfchappyen<br />

van PO RUS en TAXI LES begreepen een<br />

groot gedeelte van de Panjab , een der<br />

vrugtbaarfte en best bebouwde Landen van<br />

Indie. Het Koningryk der Prafy, of Gandaridae,<br />

ftrekte zich zeer verre uit te we.<br />

derzyden van de Ganges. Deeze drie Ryken<br />

waren, naar uitwyzen der oude Griekfche<br />

Schryveren, magtig en volkryk;<br />

Deeze befchryving der verdeeling van Indie<br />

in Staaten van zulk eene grootte , is<br />

alleen eene befiisfende proeve van den ver<br />

gevorderden voortgang in Befchaafdheid.<br />

ïn alle de Gewesten der Aarde, zonder onderfcheid<br />

, waar men gelegenheid gehad<br />

heeft, om de vordering der Menfchen in<br />

het Maatfchappylyk Leeven naa te gaan,<br />

doen zich eerst kleine onafhangelyke Stammen,<br />

of Gemeenfchappen, voor. Hunne<br />

algemeene behoeften zetten hun ter vereeniging<br />

aan ; en hunne onderlinge jaloufien,<br />

zo wel als de noodzaaklykheid om zich van<br />

het noodig leevensonderhoud te verzekeren,<br />

dringen hun om op eenen afftand te<br />

verwyderen eiken Mededinger, die inbreuk<br />

maakt op een Grondgebied, 't geen zy als<br />

hun eigendom aanmerken. Veele Eeuwen<br />

verloopen 'er , eer zy zamenvloeijen , of<br />

een genoegzaam vopruitzigt krygen om te<br />

voorzien in hunne behoeften, of eene toereikende<br />

wysheid om de zaaken te beftuuren,<br />

van eene talryke Maatfchappy. — Zelfs<br />

onder de zagte Lugtftreek, en op den ry-<br />

ken


WEGENS O U D I N D I E . 337<br />

ken Grond van Indie, misfchien gunfliger<br />

voor de vereeniging en aanwas van hec<br />

Menschlyk Geilachc, dan eenige andere<br />

plaats des Aardbodems, moec hec vormen .<br />

van zulke uitgebreide Staaten , als gevestigd<br />

waren in dat Land, toen de Europeaanen<br />

't zelve eerst bezogten , hec werk<br />

van langen tyd geweest zyn , en de Leden,<br />

die dezelve uitmaakten, zich lang gewend<br />

hebben aan het uitoefenen van nuttig<br />

vlytbetoon.<br />

Schoon de Monarchaale Regeering vascgefteld<br />

was in alle de Landen van Indie;<br />

waar toe de kennis der Ouden zich uitftrekte,<br />

waren de Souverainen verre van<br />

een onbepaalde of eigendunklyke Magt te<br />

bezitten. Geen voetllappen , 'c is waar ;<br />

ontdekt men in die oorden , Van eenige<br />

Vergadering , of eenig openbaar Staatslichaam<br />

, welks Leden,,of van eigen regtswege,<br />

of ais Vertegenwoordigerst hunner<br />

Medeburgeren, item hadden in het maaken'<br />

van Wetten, of hec oog te houden op derzelver<br />

volvoering. Inrigtingen , gefchikc<br />

om de Regten, den Mensch in den Staat<br />

der Zamenleeving toekomende, te verzekeren<br />

en te handhaaven, hoe gemeenzaam dit<br />

denkbeeld moge weezen by de Volken iri<br />

Europa , maakte nimmer een gedeelte uit<br />

der Maackundige Gefteltenisfe in eenig<br />

groot Afiatisck Koningryk. Aan geheet<br />

andere beginzelen hadden de Inboorelingen<br />

van Indie, de beperkingen dank te weeten, 1<br />

AAN­<br />

HANG-<br />

ZEL.<br />

die de- uitoefening der Koninglykè Magt<br />

bepaalden.<br />

Y Dfr


AAN­<br />

HANG-<br />

ZEL-<br />

3 3S O N D E R Z O E K<br />

De Rang cler byzondere Perfoonen was<br />

onverandeviyk vastgefteld, en de Voorregten<br />

der onderlcheidene Casten werden onfchendbaar<br />

geoordeeld. De Monarchen van<br />

Indie , die allen genomen waren uit^den<br />

tweeden, van de vier boven befchreevene<br />

Rangen, als aan welken het Staatsbeftuur<br />

en het voeren van Oorlog werdt toevertrouwd<br />

, zagen, onder hunne Onderdaanen ,<br />

een Rang van Menfchen, verre boven hun<br />

in waardigheid verheeven, en zo wel bewust<br />

van hunne eigene uitmunienheid , zo<br />

in Rang als in Heiligheid, dat zy het eene<br />

verlaaging en befmetting zouden rekenen,<br />

indien zy hetzelfde Voedzel met hunnen<br />

Souverain nuttigden (V). Hunne Perfoonen<br />

zyn heilig , en kunnen zy , zelfs<br />

wegens de gruwzaamfte misdryven , niet<br />

met den dood geüraft worden ; men mag<br />

hun bloed nooit vergieten (y> — Menfchen,<br />

in zulk een verheeven ftand geplaatst,<br />

"moeten de Monarchen met eerbied<br />

sanzien , en hun eerbieden als de Bedienaars<br />

van den Godsdienst, en de Leeraars<br />

der Wysbeid. By gewigtige gelegenheden,<br />

is het de Pligt der Souverainen hun raad<br />

te pleegen , en zich door hunnen raad te<br />

laaten befluuren. Hunne vermaaningen, en<br />

Zelfs hunne beftraffmgen, moeren met onderwerplyke<br />

eerbiedenis ontvangen worden.<br />

Dit<br />

(V) ORME'S, Disfert. Vol. I. p. 4. Sketches<br />

&c. p. 113.<br />

(y) Code of Gent00 Laws. Cb. XXI. §. 10. p.<br />

575. 283. &e.


WEGENS O U D I N D I E . 339<br />

Dit Regt der Brahminen, om hun gevoeAANlen in te brengen , ten opzigte van het HANG-<br />

Beftuur der Staatzaaken , was by de Ou­ ZEL.<br />

den niet onbekend (z) ; en in zommige .<br />

verhaalen , in India bewaard, van de gebeurtenisfen<br />

in hun eigen Land voorgevallen<br />

, vinden wy gewaagd van Vorften,<br />

die , de Voorregten der Casten gefchonden,<br />

of de aanmaaningen der Brahminen<br />

in den wind geflaagen, hebbende, door derzelver<br />

Gezag afgezet, en met den dood<br />

geftrafc wierden (a).<br />

Terwyl de heilige Regten der Brahminen<br />

, aan den eenen kant, ten befchutzel<br />

dienden, tegen de ink'ruipingen der uitbreiding<br />

van Koninglyke Magt, was dezelve,<br />

aan den anderen kant , bepaald door de<br />

denkbeelden , welke zy , die de hoogde<br />

posten in de Maatfchappy bekleedden, vormden<br />

van hunne eigene waardigheid en voorregten.<br />

Naardemaal niemand , dan Leden<br />

van de Cast , naast in Rang aan die welke<br />

de Godsdienst heilig verklaard had; ,<br />

in eenige Staatsbedieningen konde gebruikt<br />

worden, vonden de Souverainen.der uïtge-<br />

Urekte Koningryken, oudtyds in Indie opgerigt,<br />

hec noodig, hun te bekleeden met<br />

het Opzigterfchap over de Steden en de<br />

Landfchappen , te verre afgelegen om onder<br />

hun eigen onmiddelyk opzigc te Haan.<br />

(z) STRABO, Lib. XV. p. ioap.C.<br />

Op<br />

(cï) Account of the Qualities requijite in a Magift<br />

rat e, prefixed by ' the Pundits to the Code of Genton<br />

Laws, p. CII & CXVI.<br />

Y 3


AAN­<br />

HANG"<br />

ZEL.<br />

340 O N D E R Z O E K<br />

Op deeze posten gefteld, verkrcegen zy<br />

minigwerf zo veel rykdoms en invloeds,<br />

dat Bedieningen, opgedraagen tot wederopzcggens<br />

toe , in hunne Familien bleeven,<br />

en zy allengskens een Tusfehen-orde<br />

vormden, tusfehen den Souverain en diens<br />

Onderdaanen; en door den alcoos waakzaamen<br />

nayver, met welken zy hunne eigene<br />

waardigheid en voorregten handhaafden ,<br />

dwongen zy hunne Regeeiders hun te eerbieden,<br />

en met bilhkhetd den teugel der<br />

Regetringe te befiuuren.<br />

De voordeelen deezer Bedwangmiddelen,<br />

op de magt des Souverains, bepaalden zich<br />

niet geheel en al tot de twee Eerfte Rangen<br />

in den Staat , zy ftrekten zich eenigfrmaate<br />

uit tot Leden van den derden<br />

Rang , die met den Landbouw zich onledig<br />

hielden. De arbeid deezes talryken en<br />

nuttigen Lichaams van Menfchen behoort<br />

zo weezenlyk tot de behoudenis en hec<br />

geluk der Maatfchappye , dat men alle<br />

aandagt vestigde en alle moeite aanwendde,<br />

om hun ftaat veilig en genoeglyk te<br />

maaken. Volgens de heerfchende begripper<br />

onder de Inwoonders van indie, wordt<br />

(zo als ons de eerfte Europeaanen. die hun<br />

Lard bezogten , berigtei) de Souverain<br />

aangemerkt voor den éénigen algtmeeren<br />

Eig' naar van alle de Landen zo wyd zyne<br />

Meerfchappy zich uitftrekr, en van hem<br />

wordt allen bezit, welken zyne Onderdaanen<br />

daarvan kunnen hebbtn , ontleend.<br />

Deeze Landen werden uitgegeeven aan<br />

Landhoevenaaren, die dezelve bebouwden,<br />

voor


WEGENS O U D INDIE. 341<br />

voor een bepaalde Opbrenging en, doorgaans<br />

een vierde bedraagende van de jaa lykfcne<br />

vrugren, in de voortbrengzeien des lands<br />

betaald (b)<br />

In een Land, waar het Arbeidsloon zeer<br />

laag, en de arbeid des Landbouws geenzins<br />

zwaar, is: dewyl de grond de Gewasfen<br />

bykans van zelve voortbrengt waar de<br />

LeevensmiddeJen tot verbanzens toe g


AAN-<br />

HANG-<br />

ZEL.<br />

342 O N D E R Z O E K<br />

als beftendig duurend mag worden aangemerkt,<br />

en voor een prys, bepaald volgens<br />

oude opneemingen en waardeeringen. Dee-<br />

, ze fchikking heeft zo lang ftand gehouden<br />

, en ftrookt zo wel met de denkbeelden<br />

der ïnboorelingen, wegens de onderfcheiding<br />

in Casten, en de Bezigheden aan elk<br />

toegeweezen , dat men dezelve onfchendbaar<br />

vastgehouden heeft , in alle Landfchappen<br />

aan de Mahomedaanen, of Europeaanen,<br />

onderworpen. Voor beiden dient<br />

dezelve ten grondflag, op welken hun geheele<br />

ftelzel van Inkomen gebouwd is.<br />

[Wegens deezen Landeigendom in \<br />

Oosten, moet ik, uit hoofde van verfchillende<br />

gevoelens daar omtrent in 't midden<br />

gebragt , hier eene uitweiding maaken ,<br />

deels {trekkende tot opheldering van het<br />

oude gebruik, en deels van het geen tegenwoordig<br />

ftand grypt. Dat de Monarchen<br />

van Indie alleen de Eigenaars des<br />

Lands waren, wordt door de Ouden met de<br />

volftrektfte uitdrukkingen verzekerd. Het<br />

Volk,zeggen STRABO en DIODORUS SI-<br />

CÜLÜS(C), betaalt eene Landbelasting aan<br />

hunne Koningen ; om dat het Koningryk<br />

een Koninglyk Eigendom is. Zulks hadt<br />

niet alleen plaats in Indie. In alle de<br />

groote Monarchyen van het Oosten, fchynt<br />

de Eigendom des Lands te eenemaal by<br />

den Souverain gehuisvest te hebben , als<br />

xaltoosduurcnd Leenheer. Volgens CHAR-<br />

DIN,<br />

(c) Zie


WEGENS OUD INDIE. 343<br />

DIN, is dit de ftaat des eigendoms in Perfie;<br />

de Landen worden door den Monarch<br />

uitgegeeven aan de Landhoevenaars, welken<br />

dezelve bebouwen , op voorwaarden<br />

zeer gelykende aan die waar op de Indifche<br />

Ryots hunne landeryen verkrygen (V),<br />

De Heer VOLNEY geeft een dergelyk<br />

verflag van de Leenwyze, op welke de landen<br />

bezeten worden in een der groote<br />

Landfchappen des Turkfchen Ryks (V).<br />

De wyze, nogthans, op welke de Ryots<br />

van Indostan hunne Landbezittingen hebben,<br />

is eene byzonderheid in de oude Staat»<br />

kundige inrigting deezes Ryks , waaromtrent<br />

Ileeren van veel oordeels, die 'er zich<br />

Jangen tyd onthouden , en aanzienlyke<br />

Staatsposten bekleed, hebben, zeer verfchillende<br />

begrippen vormen. — Eenigen hebben<br />

zich verbeeld , dat vergunningen van<br />

Landeryen gedaan werden door den Souverain<br />

, aan Dorpen of kleine Gemeerw<br />

fchappen , welker Inwoonders, onder beftuuring<br />

van hunne eigene Hoofden, of Aanvoerders,<br />

in 't gemeen arbeidden, en de inkomst<br />

onderling in zekere evenredigheid<br />

verdeelden (f). — Anderen beweeren. dac<br />

de Eigendom des Lands van de Kroon overgebragc<br />

is aan erflyke Officieren, van uicftee-<br />

(V) CHARDIN, Voyages Tom. III. p. 339. &c.<br />

in 410.<br />

(O VOLNEY, Voyages en Syrië, &c. Tom. II.<br />

p. 369.<br />

(jO Defcript. de Pinde, par M. BERNOUILLI,<br />

Tpm. II, p. 223. &c.<br />

Y 4<br />

AAN-<br />

HANG-<br />

ZED.


AAN-<br />

HANGzm.<br />

344 O N D E R Z O E K<br />

{reekenden Rang en Magt, Zemindars ge?<br />

heeten, die de opbrengingen van de Ryots<br />

verzamelden, en de Landen onder hun verdeelden.<br />

Nog anderen houden {taande<br />

, dat de Bediening der Zemindars enkel<br />

voor een tyd, en ondergefchikt, is ; dat zy<br />

niet hooger moeten aangezien worden, dan<br />

als enkele Verzamelaars der Inkomften, die<br />

kunnen worden afgezet naar 't welgevallen<br />

van den Souverain , van wien de Ryots hunne<br />

Landbezittingen onmiddelyk krygen.<br />

Dit laatfte gevoelen wordt met zeer veel<br />

bekwaamheids verdeedigd doorMr. G R A N T<br />

Q). Dit gefchil wordt nog te Bengale<br />

gevoerd, en zulke waarfchynlyke bewyzen<br />

heeft men van wederzyden bygebragt tot"<br />

ftaaving der verfchillende begrippen, dat,<br />

fchoon dir een ftuk zy van de hoogfte aangele<br />

enheid, dewyl het volgend Stelzel van<br />

het Britfche Inkomen in Indie voorkomt ih<br />

een weezenlyken trap daar van af te hangen,<br />

Lieden , wel bedreeven in den Staat van<br />

Indie, nog niet ten vollen bekwaam zyn om<br />

hun gevoelen daar over te zeggen (k).<br />

Hoewel het gevoelen van het Committee<br />

of Revenu , of der Gelastigden over<br />

de Inkomften, beftaande uit Perfoonen van<br />

uitfteekende bekwaamheden , overhelde toe<br />

een<br />

O") Mr. GRANT'S Inquiry into the Nature of<br />

Zemindary tenures in the landed Property of<br />

Bengal. &c<br />

(K) Cr.pt. KIRK PATRICK'S Introd. to the Inftittites<br />

of GHAZAK KHAN. New Aftatic Mifcellan.<br />

Noi II, 'p. .130; -


WEGENS O U D I N D I E , 345<br />

een befluit tegen het Erf - regt der Zemindars<br />

op den grond, heeft, egter, het Suprème<br />

Council, of de Opper-Raad, in den<br />

Jaare MDCCLXXXVI -, om goede redenen,<br />

geweigerd eene beilisfende uitfpraak<br />

te doen, over een onderwerp van dat aanbelang.<br />

Terwyl ik dit onder handen heb , ontvang<br />

ik eene fchrandere en onderrigtende<br />

Verhandeling van Mr ROUSE, over den<br />

Landeigendom van Bengale fï). In dezelve<br />

omhelst hy een gevoelen , ilrydig<br />

met dat van Mr. GRANT, en beweert, met<br />

die opregtheid en vryheid van gevoelen,<br />

welke altoos doorftraalen , wanneer een<br />

Schryver geen ander oogmerk heeft dan<br />

om de waarheid te ontdekken, dat de Zemindars<br />

van Bengale hun Landeigendom by<br />

Erf-regt bezitten. — Eens genomen, dat<br />

ik zulk eene grondige kennis bezat . of<br />

van den Staat van Indie, of van het Stelzel<br />

des Staatsbeftuurs daar ingevoerd , als<br />

vereischt wordt , om deeze verfchillende<br />

befchouwingen van het ftuk te vergelyken,<br />

en te bepaalen welk van beiden de voor«<br />

jkeuze verdient, maakt het Onderwerp myns<br />

Gefchiedkundigen Onderzoeks het geenzins<br />

noodzaaklyk-roy daar toe in te laaten.<br />

Ik verbeeld my, nogthans, dat de Staat<br />

des Landeigendoms, in Indie, zeer veel<br />

kan worden opgehelderd, door eene nauwkeurige<br />

vergelyking van denzelven met den<br />

aart<br />

(/) Mr. ROUSE'S Disfertation concerning the<br />

ianded property. of Bengal.<br />

Y<br />

5<br />

AAN?<br />

HANG?<br />

ZEL.<br />

\


AAN­<br />

HANG"<br />

ZEL.<br />

346 O N D E R Z O E K<br />

aart der Leen - bezittinge ; en ik begryp<br />

dat daar eene opeenvolging van veranderingen<br />

ftand gegreepen hebben, bykans in<br />

, dezelfde orde als men in Europa heeft waargenomen<br />

; waar uic zou kunnen blyken ,<br />

dat de Landbezitcing eersc gegeeven wierd<br />

tot wederopzeggens van den Schenker ,<br />

vervolgens voor iemands geheele leeven,<br />

terwyl dezelve * in 't einde , een blyvend<br />

en erflyk Eigendom werd. Maar zelfs onder<br />

deeze laatfte gedaante, wanneer het<br />

Land, of door Koop , of door Erfenisfe,<br />

verkreegen wordt, fchynt de wyze, op welke<br />

het Regt van Eigendom bevestiging<br />

en volkomenheid krygc , te weeten , in<br />

Europa door een Getuigfchrift. in Indie<br />

door een Sunnud van de Overheid , aan<br />

te wyzen, wat deszelfs oorfpronglyke ftaac<br />

was.<br />

Volgens elk deezer gemelde begrippen, is<br />

hec landbezic en de toeiland der Ryots<br />

zeer gelykende naar de befchryving door<br />

my hier boven opgegeeven. Hun ftaat is,<br />

gelyk de berigten van kundige waarneemers<br />

luiden , zo gelukkig en onafhangelyk als<br />

ten deele valt aan eenig flag van lieden ,<br />

die den Landbouw elders volbrengen. De<br />

oude Griekfche en Romeinfche Schryvers,<br />

wier kennis omtrent de binnenlandfche oorden<br />

van Indie vry onvolkomen was, ftellen<br />

het vierde gedeelte van de jaarlykfche<br />

voortbrengzelen des lands, als de gewoone<br />

fchatting aan den Souverain betaald.<br />

Op het gezag van een Indisch Schryver,<br />

die daar voor de Chrisdyke Jaartelling<br />

bloei-


WEGENS OUD INDIE. 347<br />

bloeide, mogen wy befluiten, dat een zesde<br />

gedeelte van 's Volks Inkomen, ten zynen<br />

dage, het gewoone deel was van den<br />

Opperheerfcher (&). En men weet tegenwoordig,<br />

dat het geen de Souverain van het<br />

Land trekt , in onderfcheide ftreeken des<br />

Lands zeer verfchilt , en geregeld wordt<br />

naar de vrugtbaarheid Of onvrugtbaarheid<br />

van den Grond, den aart der Lugtftreeke,<br />

den overvloed of fchaarsheid van Water,<br />

en veele andere in 't oog loopende omftandigheden.<br />

Uit de berigten deswegen<br />

ingekomen, zou ik my verbeelden dat die<br />

fchatting,in zommige oorden,boven de ge*<br />

paste evenredigheid loopt.<br />

Eene omftandigheid , ten aanziene van<br />

de beftuuring der Inkomften in Bengale,<br />

verdient onze opmerking ; dewyl dezelve<br />

tot eere ftrekt van den Keizer AKBER,<br />

de wysheid van wiens Ryksbeftuur ik meermaalen<br />

vermeld heb. Eene algemeene en<br />

geregelde fchatting der Inkomften in Bengale<br />

werd , onder zyne Regeering, opgemaakt.<br />

Alle de landen werden toen gewaardeerd<br />

, en de Opbrenging van ieder<br />

lnwoonder , in elk Dorp, bepaald. Men<br />

ftelde een geregelde berekening vast. De<br />

Opbrengingen van de onderfcheidene Inwoonders,<br />

die in ééne en dezelfde Nabuurfchap<br />

leefden, by elkander getrokken zynde<br />

, maakten de rekening van een Dorp<br />

uit; de Opbrengingen van verfcheide Dorpen<br />

, by den anderen gevoegd , vormden<br />

Q) Sacontala, Act. V. p. 53.<br />

de<br />

AAN-<br />

HANG-<br />

ZEL.


t<br />

AAN­<br />

HANG-<br />

ZEL.<br />

348 O N D E R Z O E K<br />

de rekeningen van een uitgebreider gedeelte<br />

lands. De byeentrekking deezer rekeningen<br />

leverde dë Opbrenging uic van een<br />

Landfchap , en de geheele fom der Opbrengingen<br />

van alle de Landfchappen, in<br />

Bengale , gaf de fchatting van 't geheele<br />

Land. Van de Regeering van AKSER,<br />

tot die van JAFFEER ALI CAWN , in 't<br />

jaar MDCCLVil, bleef het jaarlyks beloop<br />

der Inkomften, en de wyze om dezelve<br />

te heffen , met weinig verandering dezelfde.<br />

Maar, om de fom te krygen, wel­<br />

ke hy bepaald hadt dac by zyne Verheffing<br />

zou betaald wo r<br />

den , week hy af van de<br />

verftandige fchikkingen door AKBER vastgefteld,<br />

en voerde veele nieuwe wyzen van<br />

Belasting in , en de afknevelingen vermenigvuldigden<br />

(7) ]<br />

Om naa deezen uitftap weder ter zaak<br />

te treeden. In een afgelegener Tydperk,<br />

vóór dat de oorfpronglyke Inrigtingen van<br />

Indie omgekeerd waren, door vreemde<br />

Vermeesteraaren, was de arbeid des Landbouwers,<br />

van wien elk lid der Maatfchappye,<br />

ten aanziene van zyn leevensonderhoud,<br />

afhing, zo zeker, als de voorwaarde, op<br />

welke hy het land bezat , billyk: Oorlog<br />

zelfs ftoorde zynen arbeid niec, nog bragt<br />

zyn eigendom in gevaar. Hec was , haar<br />

ons berigc worde, niec zeldzaam, dac, eerwyl<br />

de vyandlyke Legers op hec eene ftuk<br />

lands elkander llag leverden, de Boeren op<br />

een<br />

(!) Dit ingeüopjene is de IV Aantekening van R O-<br />

ÏERTSO.N.


WEGENS O U D I N D I E . 249<br />

een naastgelegen veld , in de volkomenfte AANgerustheid<br />

. ploegden, of de vrugten inzaHANGmelden (jn).<br />

ZEL.<br />

Deeze grondregels en fchikkingen der<br />

oude Wetgeevers van Indie hebben zeer<br />

veel overeenkomsts met het ftelzel dier<br />

vernuftige befpiegelaaren in het ftuk van<br />

Staatkundige Huishoudkunde, die de voortbrengzels<br />

des gronds, als de eenige bron<br />

van Rykdom in elk Land, voordraagen; en<br />

die de ontdekking van dit beginzel, volgens<br />

't welk zy beweeren dat het Beituur<br />

der Volken moest geregeld worden , voor<br />

eender uitfteekendfte poogingen van menschlyke<br />

wysheid houden.<br />

Onder eene Regeeringsvorm, die zo veel,<br />

en zo naauw, agt floeg op alle de onderfcheide<br />

Rangen, uit welken de Maatfchap»<br />

py is zamengefteld, en bovenal op de Landbouwers,<br />

is het geen zins te verwonderen<br />

dat de Ouden de Indiaanen befchryven ,<br />

als het gelukkigst geflacht der Menfchen,<br />

en dat de kundigfte hedendaagfche Waarneemers<br />

de billykheid J de menschlievenheid<br />

en zagtheid, des Indiaan/chen Staatsbeftuurs,<br />

hemel hoog vei heffen. Een Hindoo<br />

Kajak, gelyk my bengr js door Perfoonen<br />

in de zaaken van Indie door en<br />

door bedreeven , gelykt veel meer op eert<br />

Vader, het beltuur hebbende over een talryk<br />

Huisgezin van zyne eiaene Kinderen,<br />

dan een Souverain, heerfchende over minderen,<br />

onderworpen aan zyne 1 .'eerfchappy.<br />

O'O STRABO, Lib. XF. p. 1030. A.


AAN-<br />

HANG-<br />

ZEL.<br />

SSo O N D E R Z O E K<br />

Hy trage hun geluk door eene waakzaame<br />

bezorgdheid te verzekeren; zy zyn aan hem<br />

verbonden door de tederfte toegenegenheid<br />

, en onfehendbaarfte trouwe. Wy<br />

kunnen ons naauwlyks Menfchen verbeelden<br />

, in een ftand geplaatst gunftiger tot<br />

het erlangen van alle de voordeden uit de<br />

vereeniging in eene Maatfchappy voorcfpruitende.<br />

't Is alleen wanneer de geest<br />

volkomen in gerustheid leeft, en noch verdrukking<br />

voelt of voor verdrukking vreest,<br />

dat dezelve zyne werkzaame vermogens infpant,<br />

om veele Staatkundige fchikkingen<br />

te beraamen, ftrekkende om het genot<br />

daarvan te verzekeren, en te doen toeneemen.<br />

Veele fchikkingen van dien aart<br />

hebben de Grieken , fchoon gewoon aan<br />

hunne eigene Inftellingen, de volmaaktfte<br />

van dien tyd in Europa, onder de Indiaanen<br />

waargenomen en bewonderd, en zy<br />

vermelden dezelve als beflisfende proeven<br />

van eene verre gevorderde Befchaafdheid,<br />

en verbetering in het gezellig leeven.<br />

Drie onderfcheide Rangen van Officieren<br />

vindt men onder de Indiaanen vastgefteld;<br />

een derzelven hadt tot zyne taak, het opzigt<br />

te houden over den Landbouw, en alles<br />

wat tot den Akkerarbeid behoorde. Zy<br />

namen de maat der Landverdeelingen- aan<br />

elk Landhoevenaar toegeweezen. Zy hadden<br />

in bewaaring de Tanks, of bpenbaare<br />

Waterverzamelplaatzen; dewyl, zonder eene<br />

geregelde verdeeling van water, de velden,<br />

in de verzengde Lugtftreeke, niet vrugtbaar<br />

kunnen gemaakt worden. Zy baakenden<br />

den


WEGENS OUD INDIE. 351<br />

den loop der openbaare Wegen af, langs<br />

welken zy , op zekere afftanden , fteenen<br />

plaatften, om den weg af te meeten , en den<br />

Reizigeren denzelven aan te wyzen. [Ik<br />

zal flegts één voorbeeld bybrengen van<br />

hunne oplettenheid in dit nuttig ftuk van<br />

landbeftuur. Lahore,'m de Panjab. ligt van<br />

Agra, de oude Hoofdftad van Indostan,<br />

vyf honderd mylen. Aan elke zyde van<br />

den weg tusfehen deeze twee groote Steden<br />

, is een ry lommerryke Boomen geplant<br />

, welke een laan vormt, die, 't zy<br />

men de uitgeftrektheid, de fchoonheid of<br />

de nutheid, in eene brandend heete Lugtftreeke<br />

in aanmerking neeme , geene wedergade<br />

in eenig land heeft (V).]<br />

Aan Officieren van een tweeden Rang<br />

was het toevoorzigt aanbevolen over het<br />

Stedelyk beftuur ; in gevolge hiervan waren<br />

hunne verrigtingen veelvuldig en verfcheiden;<br />

eenige der voornaamfte zal ik opnoemen.<br />

Zy maakten Huizen gereed, om<br />

Vreemdelingen in te ontvangen; zy befchermden<br />

deezen tegen allen overlast,<br />

droegen zorg voor hun leevensonderhoud,<br />

en befchikten , als zy door ziekte overvallen<br />

werden , Geneesheeren om hun op<br />

te psfen; was dood het einde hunner ziekte,<br />

zy bezorgden niet alleen eene voeglyke<br />

Begraafenisfe; maar namen hunne naagelaatene<br />

Goederen onder zich, en gaven ze<br />

weder aan der overledenen Bloedverwanten.<br />

(n~) RENNELL'S. Memoir, p. 69. Dit is de V<br />

Aantekening van ROBER.TS.ON.<br />

AAN-<br />

HANG-<br />

ZEL.


AAN­<br />

HANG­<br />

SEL.<br />

354 O N D E R Z O E K<br />

ten. Zy hielden nette lysten van de Geboorenen<br />

en Geftorvenen. Zy bezogten<br />

de openbaare Markten, en gingen na, of Je<br />

Maaten en Gewigten hielden 'c geen ze<br />

moesten bevatten.<br />

Een derde Rang van Officieren hielde<br />

het oog op alles wat het Krygsweezeri<br />

betrof; maar, dewyl de voorwerpen , op<br />

welken zy hunne aandagt vestigden, vreemd<br />

zyn van het Onderwerp myner Naafpeuringen,<br />

is het noodloos, ten dien opzigte *<br />

in een breeder verflag te treeden (V).<br />

Naardemaal de Zeden en Gewoonten<br />

in Indie, meestal, zonder verandering, van<br />

Eeuw tot Eeuw, van Geflacht tot Geilacht^<br />

overgingen , beftaan veele der byzondere<br />

Inrigtingen, welke ik opgeteld heb, aldaar<br />

nog heden ten dage. Nog flaan zy dezelfde<br />

aandagt op hec toeftellen en in ftand<br />

houden der Tanks, en de verfprejding des<br />

Waters uit die verzamelplaatzen. — Het<br />

regelen der Wegen , en het oprigten van<br />

Steenen langs dezelve, is nog een ftuk van<br />

Staatstoevoorzigt. —Choultries ,of Huizen<br />

gebouwd om Reizigers te ontvangen en te<br />

onthaalen, zyn nog veelvuldig in alle deelen<br />

des Lands, en ftrekken tot nuttige, zo<br />

wel als edele, gedenktekens van Indifche<br />

Weldaadigheid en Menschlievenheid. Het<br />

is alleen onder Menfchen in den verstgevorderden<br />

ftaat der Maatfchappye, en onder<br />

de beste Regeeringsvormen , dat wy<br />

ln-<br />

(0) STRABO, Lib. XV. p. 1034. A. &ev DIOD»-<br />

SICUL. Lib. II. p. i54«


WEGENS OUD INDIE. 353<br />

ïnrigtingen aantreffen van gelyken aart, als<br />

ik hier vermeld heb; en veele Volken hebben<br />

op de loopbaane der Befchaaving vry<br />

groote vorderingen gemaakt, zonder Staarsbefchikkingen<br />

vastgefteld te hebben, die in<br />

volkomenheid deeze evenaarem<br />

III. In het fchatten Van de vordering ,<br />

• welke eenig Volk in de Befchaafdheid gemaakt<br />

hebbe , is het voorwerp , 't geen ,<br />

naast de Staatkundige gefteltenisfe , de<br />

grootfte maate van opmerking verdient, de<br />

Aart der Wetten , alsmede de natuur en<br />

gedaante hunner Gerigtshandelingen<br />

ln de vroege en ruwe tyden der Maatfchappye<br />

, werden de weinige gefchillen ,<br />

die ten opzigte van Eigendom ontftonden,'<br />

beflist door de tusfchenkomst van Oude<br />

Lieden, of door het gezag der Hoofden in<br />

eiken kleinen Stam of Gemeenfchap: hunne<br />

beflisfingen werden voorgefchreeven , of<br />

door hunne eigene begrippen van het Betaamelyke,<br />

of waren gegrond op eenvoudige,<br />

en in 't oogloopende, grondregelen<br />

van Billykheid. Maar, wanneer de gefchillen<br />

vermenigvuldigen , moeten 'er gevallen,<br />

gelyk aan de voorheen uitgeweezene,<br />

weder voorkomen, en de Vonnisfen, over<br />

dezelve geftreeken, worden allengskens Gewysden<br />

, welke dienen om volgende Oordeelvellingen<br />

te regelen. In deezer voege<br />

is 'er . langen tyd vóór dat de natuur van<br />

Eigendom bepaald werd door vaste Inrigtingen,<br />

of men eenige Regels voorfchreef,<br />

omtrent de wyze van denzei ven te vc-krygen<br />

of over te geeven, in eiken Staat al-<br />

Z lehgs-<br />

AAN-<br />

HANG-<br />

ZEL.


AAN-<br />

HANG-<br />

ZEL.<br />

3 5 4 O N D E R Z O E K<br />

lengskens een Lichaam gevormd van gebruiklyke<br />

of gemeene Wetten , volgens<br />

welke de Geregtshandelingen liepen , en<br />

, aan elke uitfpraak , overeenkomftig daarmede<br />

gedaan , onderwierp men zich met<br />

eerbiedenisfe , als komende uit den mond<br />

van volklonkene Wysheid, en. de Ondervinding<br />

der Eeuwen.<br />

Ten tyde dat de Europeaanen de eerfte<br />

keer Indie bezogten, fchynt de Bediening<br />

des Regts zich daar in deezen ftaat bevonden<br />

te hebben. Hoewel de Indiaanen ,<br />

volgens het berigt dier eerfte Bezoekeren,<br />

geene gefchreevene Wetten hadden, maar<br />

elk gefchilft.uk beflisten, door zich te herinneren<br />

, welk eene uitfpraak voorheen deswege<br />

gedaan was (ƒ>) , verzekeren zy, dat het Regt,<br />

onder dat Volk, met groote naauwkeurigheid<br />

uitgeoefend wierd , en men de misdryven<br />

zeer zwaar ftrafte (q). — Maar in<br />

deeze algemeene waarneeming is al de<br />

kundfchap begreepen , welke de Ouden<br />

ons verfchaffen wegens de natuur en gedaante<br />

der Regtspleegingen in Indie. Zints<br />

den tyd van MEGASTHENES, fchynt geen<br />

Griek, of Romein, van eenigen naam, zich<br />

lang genoeg in Indie opgehouden, of zo<br />

veele kennis aan de gewoonten der Inboorelingen<br />

verkreegen te hebben, dat hy<br />

in ftaat ware om eenig breeder verflag te<br />

geeven, wegens een ftuk van zo veel aanbelangs<br />

in hunne Regeering.<br />

Ge«<br />

(p) STRABO, Lib. XF. p. 1035. D.<br />

(tf) DIOD. SICUL. Lib. II. p. 154.


WEGENS O U D I N D I E . 355<br />

Gelukkig wordt de gebreklykheid der AANberigten<br />

van de Ouden, ruim en rykelyk, HANGvergoed<br />

, door de naauwkeuriger en wyd- ZEL.<br />

ftrekkender naafpeuringen der Hedendaagfchen.<br />

Staande het verloop van bykans drie<br />

Eeuwen , is het getal der Perfoonen , un<br />

Europa na Indie getoogen, zeer groot geweest.<br />

Veelen hunner, die zich langen tyc [<br />

in dat Gewest onthielden, en Mannen warer l<br />

van opvoeding en een onbekrompen hart.<br />

hebben op zo gemeenzaam eene wyze me<br />

de Inboorelingen verkeerd , en zulk eene<br />

voldoende kennis aan hunne Taaien verkree<br />

gen als hun in ftaat ftelde, om hunne Inrig<br />

tingen met aandagt gade te flaan, en met ge<br />

trouwheid te befchryven. Hoe agtenswaar<br />

dig hun gezag oog moge weezen, zal ik \<br />

nogthans s in 't geen ik zal bybrengen, to C<br />

opheldering van de Geregtshandelingen de r<br />

Hindoos , het daar op alleen niet laatei i<br />

berusten; maar myne berigten uit hooge r<br />

en zuiverder bronnen ontleenen.<br />

Omtrent het midden der Zestiende Eeu<br />

we, beklom AKBER DE VI, Afftammelinj r<br />

><br />

van TAMERLANE, den Throon van In<br />

dostan. Hy is één van die weinige Sou<br />

veramen , die den tweevoudigen bynaar 1<br />

van den GROOTEN en den GOEDEN •><br />

met regt, verdient, en volftrekt de éénig<br />

fte van Mahomedaanfche afkomst , wien s<br />

ziel blykt zo verre verheeven geweest t 3<br />

zyn . boven alle de bekrompene vooi<br />

oordeelen van dien geestdryvenden Gods<br />

dienst, in welken hy was opgevoed.. d£ c<br />

hy in ftaat ware een Regeeringsplan i e<br />

Z % vo r-


AAN­<br />

HANG­<br />

SEL.<br />

356 O N D E R Z O E K<br />

vormen, waardig aan een Monarch , die<br />

zyn Volk beminde, en zyn besc deedt om<br />

deszelfs geluk te bevorderen. Dewyl, in<br />

elk Landfchap zyner wydffrekkende Heerfchappye,<br />

de Hindoos geen gering gedeelte<br />

zyner Onderdaanen uitmaakten, liet hy<br />

niets onbeproefd , om eene volkomene<br />

kennis te krygen van hunnen Godsdienst,<br />

van hunne Weetenfchappen , van hunne<br />

Wetten' en Inzettingen ; ten einde hy elk<br />

gedeelte zynes Ryksbefluurs, byzonder waE<br />

den Geregcshandel betrof, mógt beftuuren<br />

op eene wyze, zo veel mogelyk gefchoeid<br />

op de leest hunner eigene begrippen.<br />

[Het billyk en zagt Ryksbeftuur van<br />

AKBER kunnen wy in geen voordeeliger<br />

licht zetten , dan door het over te Hellen<br />

tegen het gedrag van andere Mahomedaanfche<br />

Prinfen. In geen Land vertoonde<br />

zich die ftrydigheid treffender dan in Indie.<br />

In het Jaar M der Christen-Jaartelling<br />

, Viel MAHMUD VAN GHAZN A<br />

aan wiens Heerfchappye dezelfde Landen,<br />

welke het oude Koningryk van Bactria<br />

uitmaakten , onderworpen waren , in dit<br />

Land. Elke flap, welken hy daar in vorderde,<br />

was met bloed geverfd, met verwoesting<br />

getekend. De beroemdfte Pagodas,<br />

de oude Gedenktekens van de Godsvrugt<br />

en Grootheid der Hindoos, werden verdelgd;<br />

de Bedienaars van den Godsdienst<br />

om 't leeven gebragt; de Landen met eene<br />

niets onderfcheidende woestheid vernield,<br />

en de Steden uitgeplunderd en verbrand.<br />

— Omtrent vier honderd jaaren naa MAH-<br />

MUD,


WEGENS O U D I N D I E . 357<br />

JIUD, wendde TIMUR, of TAMERLA- AAN­<br />

NE', een meer befaamd Overweldiger, zyHANGne onwederftaanbaare wapenen tegen In­ ZEL.<br />

dostan, en , fchoon gebooren in eene befchaafde<br />

r Eeuwe, evenaarde hy niet alleen,<br />

maar overtrof, menigmaalen, zeer verre<br />

de wreede bedryven van MAHMÜD ; weshal<br />

ven hy regtmaatig , door de Hindoos,<br />

de onfchuldige ilachcoffers zyner woede ,<br />

met den haatlyken naam van den Verdel<br />

genden Vorst gebrandmerkt werd (V), De<br />

trotfche verfmaading, met welke de waan<br />

geloovige Mahomedaanen alle Volken aan<br />

zien, die den Godsdienst van hunnen ge<br />

eerbiedigden Propheet niet omhelsd heb<br />

ben, is de hoofdreden van de onaflaatendi<br />

woede, met welke MAHMUD en TAMER<br />

LANE tegen de Hindoos te werk. gingen<br />

en dient tevens grootlyks, om de verdien<br />

ften van den Geest van Verdraagzaamhcii i<br />

en Gemaatigdheid, met welken AKBER zy<br />

ne Onderdaanen regeerde, meer luisters b;<br />

f<br />

te zetten. Welk een indruk het zagt Be<br />

ftuur van AKBER op de Hindoos maakte<br />

7<br />

leeren wy uit een fraaijen Brief van j E s S<br />

WANT SING, Kajah van Joudpore, aa<br />

1<br />

AURENGZEBE, diens geestdryvenden e 1<br />

vervolgzieken Opvolger. „ Uw Koning<br />

(r) Eene korte, maar fraaije, Befchryving van dee5 e<br />

Verwoestinge, treft men aan in Mr. ORME'S Disfe.<br />

tation on the Etablishments, made by the Mah i-<br />

medan conquerors in Indostan. Mr. GIBBON hee ft<br />

'er ons een volkomener Verhaal van opgeleverd. Vt 1.<br />

V, p, 646. Vol. Vi. p. 339. &c.<br />

Z 3<br />

»<br />

r


AAN­<br />

HANG'<br />

ZEL.<br />

353 O N D E R Z O E K<br />

„ Jyke Voorzaat, AKBER, wiens Throon<br />

„ thans in den Hemel is , beheerde zyne<br />

Ry!-szaaken in billykheid en vaste ge-<br />

„ rustheid, geduurende een Tydsverloop<br />

„ van twee en vyftig jaaren , bewaarende<br />

„ elke Stam van Menfchen by rust en in<br />

„ geluk ; 't zy ze Nauvolgers waren* van<br />

„ jEsus, of van MosEs, van DAVID, of<br />

„ van MAHOMED; waren zy Brahmins ,<br />

„ behoorden zy tot den aanhang der Dha-<br />

„ rianen\ welke de eeuwigheid der S^of-<br />

„ fe ontkent, of tot die welke de We-<br />

,, reldwording aan het geval toefch;yft ,<br />

,, zy allen genooten zyne befchermmg en<br />

„ gunfte; in zo verre dat zyn Volk , uit<br />

dankbaarheid, voor de geen ondeifcheid<br />

„ maakende Befchutting, welke hy hun<br />

„ verleende, hem van alle anderen onder-<br />

„ fcheidde met den naam van Juggut<br />

„ Grow, den Befcherm-engel des Mens ch-<br />

5, doms. — Indien uwe Majeileit eenig<br />

„ geloof flaat aan de Boeken, met onder-<br />

„ fcheiding Godlyk geheeten , zult Gy<br />

„ daar in geleerd vinden , dat GOD de<br />

„GOD des geheelen Menschdoms is, en<br />

i, niet de GOD der Mahomedaanen alleen.<br />

pfe Heiden en de LMuntlman zy. even<br />

,, zeer in zyne tegenwootdigueid. Verfchil<br />

„ van k eurt n order de Menfchen is van<br />

„ zyne btfchikking. 't Is Hy die het be-<br />

,, fiaan geeft. In uwe Tempelen , zynen<br />

„ Naam ter eere geftigt, wordt de fteminé<br />

„ des G beds opgeheevén'; ir eer Huis der<br />

,, BéeJdéh . wufr


WEGENS OUD INDIE. 359<br />

„ Den Godsdienst en de Godsdienst - geAANbruiken van andere Menfchen te veragcen, i [ANG-<br />

„ is het Welbehaagen des ALMAGTIGEN ZEL.<br />

" veragten. Wanneer men een fchilderftuk -<br />

bekladt, haalt men zich natuurlyk het<br />

„ misnoegen des fchilders op den halze ,<br />

„ en met het grootfte regt luidt de taai<br />

„ des Dichters : Vermeet u niet de veelal,<br />

vuldige Werken van de Godlyke Magt<br />

„ te bedillen, of te diep te onderzoe-<br />

" AKBER, wien een zo regtmaatig verdiende<br />

lof naagaat, werd in de edelmoedige<br />

onderneeming des gemelden billyken<br />

Ryksbeftuurs, met allen yver, onderfteund<br />

door zynen Vizier ABUL FAZEL ; een<br />

Staatsdienaar, wiens verftand niet min verlicht<br />

was dan dat zyns Meesters. Door<br />

hunne vlytige naafpeuringen, en raadpleegingen<br />

van geleerde Mannen (O > verkreegen<br />

zy zodanige berigten , als ABUL FA­<br />

ZEL in ftaat ftelden , om een korten inhoud<br />

uit te geeven van de Hindoe-Regtsgeleerdheid<br />

in de Ayeen Akbery (u) , 't<br />

welk mag aangezien worden als de eerfte<br />

echte bekendmaaking . van derzelver begin-<br />

($) Dit zo bewaarenswaardig fluk zyn wy verfchuUigd<br />

aan den Heer ORME , Fragments, IStotes<br />

p. XCVII. Een Heer. die deezen Brief in 't öorfpronglyke<br />

geleezen foute, verzekerde my van de getrouwheid<br />

en fraaiheid der Overzettinge. - Dit is de<br />

VI Aantekening van ROBERTSON.<br />

(J) Ayeen Akbery. A. Vol. III. p. 95-<br />

(«) , Vol. III. p. 197. &c.<br />

Z 4


AAN<br />

HANG-<br />

ZEL.<br />

A. C.<br />

36b ONDERZOEK<br />

ginzelen aan Perfoonen van eene verfchillende<br />

Godsdienstbelydenisfe.<br />

Omtrent tweê Eeuwen kater, werd het<br />

. uitfteekend voorbeeld van AKBER gevolgd,<br />

en overtroffen, door den Heer HASTINGS,<br />

den Gouverneur Generaal der Britfche Vastigheden<br />

in Indie. Op zyn gezag, en onder<br />

zyn opzigt, vergaderden te "Calcutta ,<br />

de beroemdfle Pundits, of Wetgeleerde<br />

Brahminen uit de Landen, over welken hy<br />

het bevel voerde; en verzamelden, in den<br />

tyd van twee jaaren, uit hunne oudfle en<br />

bestgekeurdfte Schryveren , van woord tot<br />

woord, zonder toe- of afdoen, een volkomen<br />

Zamenltel van de Wetten der Hindoos<br />

(V), 't welk, buiten alle tegenfpraak,<br />

de besce en echrfte opheldering bevat, van<br />

de Indiaanfche Staatkunde en Zeden , tot<br />

dus lang aan Europa gefchonken.<br />

Volgens de Pundits leefden eenigen der<br />

Schryveren , op wier gezag zy de beduiten<br />

grondden , in het Wetboek te neder<br />

gelield, verfcheide millioenen van Jaaren<br />

vóór hunnen tyd (V), en zy roemen op<br />

een volgreeks van Uitleggeren hunner Wetten<br />

, van dat tydperk af, tot op heden.<br />

Zonder in een <strong>onderzoek</strong> te treeden van<br />

een voorgeeven zo buitenfpoorig , mo^en<br />

wy befluiten , dat de Hindoos Verhandelingen<br />

bezitten, over de Wetten en Regtsgeleerdheid<br />

huns Lands, van een veel hooger<br />

opklimmende oudheid , dan men aantreft<br />

(v) Preface to the Code. p. X.<br />

Cw) Ibid. p. XXXVIII.


WEGENS OUD IN DTE. 36*r<br />

treft by eenig ander Volk. Do waarheic . AAN»<br />

hier van rust niet op hun eigen getuige­ HANG"<br />

nis alleen; maar wordt buiten allen moge<br />

lyken twyfel gefteld , door ééne omftan<br />

digheid, naamlyk, dat alle deeze Verhande<br />

lingen gefchreeven zyn in de Sanskreetfclu<br />

Taal, welke, zints veele Eeuwen , in geei t<br />

gedeelte van Indostan gefprooken is , ei l<br />

tegenwoordig alleen verftaan wordt door d<<br />

geleerdfte Brak-mirten.<br />

Dat de Hindoos een Volk waren verr<br />

in Befchaafdheid gevorderd , ten tyde da C<br />

ZEL..<br />

hunne Wetten werden opgefteld , blyk c<br />

middagklaar uit eene inwendige blykbaar<br />

heid in het Wetboek zelve. Onder Vol<br />

ken , die eerst uit den ftaat van Barbaarsch<br />

heid opkomen . zyn de fchikkingen, door d<br />

"Wet gemaakt,zeer eenvoudig,en alleen toe<br />

pasfelyk tot eenige weinige gemaklyke, ei 1<br />

dagelyks voorkomende, gevallen. De Meri<br />

fchen moeten lang in den ftaat der Maai<br />

fchappye vereenigd geleefd hebben, hunn ï<br />

verrigtingen moeten veelvuldig en zamer.<br />

gefteld geweest zyn, en de Regters moete tl<br />

eene onnoemelyke verfcheidenheid van g<<br />

fchillen , waar toe dezelve aanleiding g:<br />

ven , beflist hebben , eer een Stelzel VÏ n<br />

Wetten zo uitgebreid en veel bevatter d<br />

wordt, dat het ftrekken kan om de Rei r-<br />

terlyke Handelingen te regelen , van e< ;n<br />

Volk , verre in Befchaafdheid opgeklor<br />

1-<br />

men.<br />

In dien vroegen tyd des Komeinfcln •n<br />

Gemeenebests , toen de Wet der Twaa lf<br />

Z 5<br />

T a*


AAN­<br />

HANG<br />

ZEL.<br />

362 O N D E R Z O E K<br />

Tafelen werd aangekondigd, Was 'er niets<br />

. meer noodig dan de kortbondige voorfchriften,<br />

welke zy behelzen, om de Be-<br />

. flisfingen der Geregtshoven te regelen ;<br />

maar, in een laater Tydperk , werd een<br />

Lichaam van Burgerlyke Wetten, hoe uitgebreid<br />

ook van inhoud , naauwlyks toereikende,<br />

tot dat einde , gevonden. Het<br />

Wetboek der Hindoos heeft geene gelykheid<br />

altoos met de fchraale kortheid van<br />

de Wet der Twaalf Tafelen ; maar mag,<br />

ten opzigte van het aantal, en de verfcheidenheid,<br />

der Stukken, daar in overwoogen,<br />

vergeleeken worden met de beroemde Digesten<br />

van JUSTINIANUS, of met de Zamenftelzelen,<br />

van Regtsgeleerdheid, by de<br />

befchaafdlte Volken in-gebruik.<br />

De Artykelen, uit welke het Wetboek<br />

der Hindoos is zamengefteld , zyn in een<br />

natuurlyke en klaarheid fchenkende Orde<br />

gefchikt. Ze zyn veel in aantal en veel<br />

bevattend, en naagegaan met die keurige<br />

oplettenheid en juistheid van oordeel, welke<br />

natuurlyk eigen zyn aan een Volk, uitileekende<br />

in fcherpheïd en fchranderheid<br />

van vernuft, en 't geen langen tyd gewoon<br />

geweest is aan de naauwkeurigheid van<br />

Regterlyke Behandelingen, en bedreeven in<br />

alle de verfyningen der oefenende Regtsgeleerdheid.<br />

De Beflisfingen op elk Stuk<br />

zyn, (met uitzondering van eenige weinige<br />

gevallen , veroorzaakt door plaatslyke vooroordeelen<br />

en byzondere Gebruiken) , gegrond<br />

op de groote en onveranderlyke Begin-


WEGENS OUD INDTE 3^3<br />

einzelen van Regr, die het Mei schlyk<br />

Hart door alle Eeuwen heen, en m alle<br />

oorden der Weield, erkent en eerbiedr.<br />

Wie het geheele Werk nagaat, kan geen<br />

twyfel overhouden, of het behelst de Regtsgeleerdheid<br />

van een verlicht en haedeldryverd<br />

Volk. We eenig byzorder gedeelte<br />

inziet , zal verbaasd ftaan over de<br />

kleinigheden, waar toe deeze Wetten afdaalen<br />

, en de keurigheid van onderfcheiding,<br />

die, in veele gevallen , verder fchynt<br />

te gaan , dan de aandagt der Europifche<br />

Wetgeeving: en het is hoogst opmerkelyk<br />

\ dat eenige die.r Schikkingen en Bepa-dingen,<br />

welke de grootfte maate van verfyt.ing<br />

aanduiden , vastgefteld waren in<br />

Tydperken van de verafgelegenfte Oudheid.<br />

„ In de eerfte van de heilige Wet ver-<br />

„ handelingen," (gelyk waargenomen ft<br />

door een Man, aan wien de Oosterfche<br />

Letterkunde de grootfte verpligtingen heeft,)<br />

„ welke de Hindoos veronderftellen, eem-<br />

" ge Millioenen van Jaaren geleeden, door<br />

' M E N U geopenbaard'te zyn, is een keurlyke<br />

plaats over de Wettige Rente van<br />

,', Geld, en de bepaalde waardcering daarvan<br />

in onderfcheidene gevallen ; met<br />

„ eene uitzondering ten opzigie van de ge-<br />

„ vallen rer Zee ; eene uitzondering, die<br />

het gezond verftand terftond goedkeurt,<br />

en de Koophandel volftrekt vercischt ,<br />

fchoon het niet vóór de Regeer hg van<br />

„ C A R E L OEN 1 was, dac onze Engel-<br />

„ fche Reeibgcleerdheid dezelve tueitondt<br />

" J<br />

° „ ten<br />

AAN-<br />

H ' NG-<br />

ZEL.


364 O N D E R Z O E K<br />

AAN­ „ ten aanziene van Contracten , de Zee-<br />

HANG­ „ vaard betreffende (x). "<br />

SEL. Het is desgelyks opmerkenswaardig, dat,<br />

hoewel de lnboorelingen van Indie, door<br />

alle Eeuwen heen , uitgeblonken hebben<br />

in Menschlievenheid en zagtheid van aart,<br />

nogthans de bezorgdheid hunner Wetgeeveren,<br />

om de orde en rust der Maatfchap.<br />

pye te bewaaren, zo groot geweest is, dac<br />

de Straffen , welke zy de Misdaadigers<br />

aandoen, zeer flreng zyn, overeenkomftig<br />

met eene waarneeming der Ouden , reeds<br />

bygebragt. „ Straffe is , (volgens eene<br />

treffende perfoonsverbeelding in hec YVec-<br />

Boek der Hindoos,) „ de Magiflraat ;<br />

„ Straffe is de Inblaazer van fchrik. Straffe<br />

„ is de Voedfler der Onderdaanen; Straffe<br />

„ is de Affchutller van onheil; Straffe de<br />

„ Befcherm-engel der geenen die flaapen;.<br />

„ Straffe verfchrikt mee een zware aange-<br />

„ zigt, en een gloeiend rood oog , de<br />

„ Misdaaden (y)."<br />

IV. Naardemaal de toeftand der oude Inwoonderen<br />

van Indie , 't zy wy hun als<br />

byzondere Perfoonen aanmerken , of als<br />

Leden der Maatfchappye, uit de dusverre<br />

voortgezette naafpeuring, alleszins blykt<br />

hoogst gunftig geweest te zyn tot het<br />

aankweeken van nutte en fraaije Kunflen,<br />

worden wy natuurlyk opgeleid om te <strong>onderzoek</strong>en<br />

, of de vorderingen, welke zy daarin<br />

Cx) Sir WIL LI AM JONES, Third Discourfe, Afiat.<br />

Refearch. p. 428.<br />

Ö) Code, Ch. XXI. §. 8.


WEGENS OUD INDIE. 36*5<br />

in daadlyk gemaakt hebben , zodanig waAANren als men zou mogen verwagten van een i iANG-<br />

Volk in dien ftaat. In de onderneeming ZEL.<br />

om de vordering daarin aan te wyzen .erlangen<br />

wy het geluk niet om een geleide<br />

aan te treffen, gelyk aan 't geen onze naafpeuringen<br />

regelde, ten opzigte van de voorgaande<br />

gedeelten onzes Onderzoeks. — De<br />

Ouden konden, door hunne gebrekkige kennis<br />

aan den inwendigen ftaat van Indie ,<br />

ons flegts weinig berigts mededeelen, wegens<br />

de Kunften daar gekweekt, en, fchoon<br />

de Hedendaagfchen , ftaande hun aanhoudende<br />

Gemeenfchap met Indie, drie Eeuwen<br />

lang, toegang gehad hebben, om hun<br />

met meer aandagts gade te (laan , is het<br />

nogthans van zeer laate dagtekening , dat<br />

men, door zich toe te leggen op het leeren<br />

der Taal, tegenwoordig en voortyds in<br />

Indie gefprooken, als mede door het raadpleegen<br />

en overzetten hunner beroemdfte<br />

Schryveren, dat zy een pad van <strong>onderzoek</strong><br />

hebben opgeflaagen , 't welk mee zekerheid<br />

leidt tot eene volkomener kennis aan<br />

den ftaat der Kunften, in dat Gewest aangekweekt.<br />

Een der eerfte Kunften, welke 's Menfchen<br />

fchranderheid zogt te verbeteren ,<br />

boven 't geen enkele noodzaaklykheid vordert,<br />

was de Bouwkunst. In de korte aanmerkingen,<br />

tot welker bybrenging het onderwerp<br />

myner naafpeuringen my opleidt,<br />

over den voortgang deezer Kunften in/«die,<br />

zal ik myne aandagt geheel bepaalen<br />

tot die van de hoogfte Oudheid. De<br />

duur-


AAN<br />

(H NG-<br />

ZI' L.<br />

566 O N D E R Z O E K<br />

duurzaamfte Gedenktekens van 's Menfchen<br />

vlytbetoon, in dit ftuk, zyn de Openbaare<br />

Gcbounen. De Voortbrengzels der Kun-<br />

, ften, ten diende van het gewoon burgerlyk<br />

leevcn, verflyren en verdwynen onder het<br />

gebruik; maar Werken, gefchikt ten diende<br />

der Naakomelingfchap. blyven Eeuwen in<br />

ftand, en het is uit de wyze waarop dezelve<br />

gemaakt zyn , dat zy een oordeel vellen<br />

ten aanziene van de maate van vermogen,<br />

kunde en vordering, welke het Volk, 't<br />

geen dezelve vervaardigde , bereikt hadt.<br />

In alle gedeelten van Indie , worden<br />

Gedenktekens van hooge Oudheid gevonden.<br />

Dezelve zyn van twee foorten ; zy<br />

zyn geheiligd ten Godsdienftigen gebruike,<br />

of beftonden uit Sterkten, gebouwd tot<br />

beveiliging en verdeediging des Lands. —<br />

In de eerstgemelde, aan welke de Europeaanen,<br />

hoedanig ook derzelver maakzel<br />

moj>e weezen, den naam van Pagodas<br />

geeven , mogen wy eene verfcheidenheid<br />

van Bouwtrant opmerken, die de trapswyze<br />

vordering in de Bouwkunde aanwyst , en<br />

licht verfpreidt o^er den algemeenen ftaat<br />

der Kunften en Zeden , in onderfcheide<br />

Tydperken. De allervroegfte Pagodas blyken<br />

niets anders geweest te zyn dan<br />

Unhooiingen in bergagtige gedeelten des<br />

Lands, waarfchynlyk gevormd in naavolging<br />

van de natuurlyke Spelonken , waarin de<br />

eer'Je Bewoonders deezer aarde zich, veili<br />

ruidsbalve , begaven, geduurende den<br />

nagt, en waar zy befchutting vonden tegen<br />

de ongenade der Jaargetyden. De<br />

be-


WEGENS OUD INDIE. 367<br />

beroemdfte , en, gelyk 'er reden is om te<br />

gelooven , de oudfte, van alle deeze is de<br />

Paaoda op het Eiland Elephanta, niet<br />

verre van Bombay gelegen. Deeze Pagoda<br />

is door menfchen handen uit vaste<br />

rots gehouwen, omtrent ter halver hoogte<br />

van een hoogen berg, en vormt een ruim<br />

vertrek van omtrent honderd en twintig<br />

voeten in 't vierkant. Om het dak te<br />

onderfchraagen, en de zwaarte van het daar<br />

boven liggende gedeelte des bergs te onderftutten<br />

, heeft men een aantal zwaare<br />

Pylaaren , en van geene onfraaye gedaante,<br />

uit dezelfde rots gehouwen , op zulke<br />

geregelde afftanden , dat zy , by de eerfte<br />

intrede, in het oog des befchouwers, het<br />

vertoon van fchoonheid en fterkte beiden<br />

verwekken. Een groot gedeelte van den<br />

binnenkant is bedekt met Menfchelyke<br />

Gedaanten in hoog verheeven beeldwerk,<br />

van eene reusagtige grootte zo wel als zonderling<br />

van gedaante , en onderfcheiden<br />

door eene verfcheidenheid van Tekenen ;<br />

vertoonende , naar alle waarfchynlykheid ,<br />

de Eigenfchappen der Godheden, welken<br />

zy eerden , of de Bedryv«n der Helden ,<br />

die zy in eene bewonderende gedagtenis<br />

hielden. — Op het Eiland Salfette , nog<br />

digter by Bombay, zyn Uithoolingen, in denzelfden<br />

fmaak, weinig minder in pragt,en<br />

gefchikt tot dezelfde Godsdienftige oogmerken.<br />

Deeze verbaazende Werkftukken klimmen<br />

tot eene zo hooge Oudheid op, dat, daat<br />

de Inboorelingen, noch. uit de Gefchiedenis<br />

»<br />

AAN*<br />

HANG-<br />

ZEL.


$68 O N D E R Z O E K<br />

AAN­ nis , noch uit de Overlevering , in fraai<br />

HANG zyn eenig berigt te geeven , betreffende<br />

I ZEL. den tyd , wanneer die Pagodas gemaakt<br />

werden, zy derzelver wording toefchryven<br />

aan het kunstvermogen van hooger Weezens.<br />

— De uitgeftrektheid en grootte deezer<br />

orderaardfche Vei blyven, die kundige Reizigers<br />

vergelyken met de beroemdfte Gedcrkftukken<br />

van menschlyke Magt en<br />

Kunst, in eenig gedeelte der Aarde, duidt<br />

onfeilbaar aan , dat ze niet kunnen vervaardigd<br />

weezen , in dien ftaat des gezelligen<br />

leevens , wanneer de Menfchen irt<br />

kleine Stammen verdeeld blyven , ongewoon<br />

Werken te onderneemen, die volftandig<br />

vlytbetoon vorderen, 'r Is alleen in<br />

.Staaten van groote uitgebreidheid , en by<br />

Volken, zints lang, aan ondergefchiktheid<br />

gewoon, en geleerd om met vereend overleg<br />

te werken . dat het denkbeeld van<br />

zulke heerlyke Werkflukken opkomt , en<br />

het vermogen, om dezelve daar te<br />

kan gevonden worden.<br />

ftellen,<br />

Dat 'er zulk een magtïge Staat gegrondvest<br />

was in Indie, ten tyde van het vormen<br />

der Uithflolingen op de Eilanden<br />

Élephanta en Salfette, is het eenige befluit<br />

niet, 't welk wy mogen trekken uit<br />

derzelver befchouwing; de ftyl, waarin de<br />

Beeldhouwwerken, die dezelve vercieren,<br />

uitgevoerd zyn , wyst eene groote vordering<br />

in Kunst aan, in dat vroege Tydperk*<br />

Beeldhouwkunde is de nabootzende kunst,<br />

waarin de Mensch de eerfte proeve van zyne<br />

eigene bekwaamheden gegeeven heeft.<br />

Maar


WEGÉNS OUD INDIE. 369<br />

Maar zelfs in die Landen, waar die Kunst den<br />

hoogden trap van volmaaktheid beklommen<br />

heeft, zyn de vorderingen by uicdek traag<br />

geweest. Wie immer agt floeg op de Gefchiedenis<br />

deezer Kunde in Griekenland,<br />

weet hoe verre de eerde ruwe proeve, om<br />

een Menfchenbeeld te maaken, af was van<br />

eene volkomene aftekening der Menschlyke<br />

gedaante (Y). Maar de onderfcheidene Groepen<br />

van Beelden, die nog ongefchonden in<br />

de Pagoda van Elephanta gevonden worden<br />

, hoe laag ook te dellen in vergelyking<br />

met de Kunstdukken der Griekfche of zelfs<br />

Etrufchifche Kundenaaren , zyn vervaardigd<br />

in een ftyl verre overtreffende den harden<br />

en weinig uitdrukkenden trant der Egyptenaaren,<br />

of der Beelden in het beroemde<br />

Paleis van Perfepolis. In dit licht zyn ze<br />

voorgekomen aan Perfoonen te over in<br />

daat om derzelver waarde te fchatten; en<br />

uit verfcheide Tekeningen , byzonder die<br />

van NIEBUHR, een Reiziger even naauwkeurig<br />

in het waarneemen als getrouw in<br />

het befchryven, moeten wy een gundig<br />

denkbeeld vormen van den daat der Kunften<br />

in Indie in dat Tydperk.<br />

Het is der optekeninge waardig , dat,<br />

fchoon verfcheide der Beelden, in de Holen<br />

van Elephanta , dermaate verfchillen van<br />

die tegenwoordig in de Pagodas vertoond<br />

worden als voorwerpen van 'Eerbiedenis ,<br />

dac<br />

(z) WINKELMAN's Hist. de IArt. chez lesAth<br />

ciens, Tom. I. p. 32. &c.<br />

Aa<br />

AAN-<br />

HANG-<br />

ZEL»


370 O N D E R Z O E K<br />

AAN­ dac eenige Europifche Geleerden zich ver­<br />

HANG' beeld hebben, dac zy Plegtigheden vercoo-<br />

ZEL. nen van eenen Godsdiensc veel ouder dan<br />

. die chans in Indostan is vascgefteld, nogthans,<br />

door de Hindoos zelve, deeze Holen<br />

aangemerkt worden als geheiligde Plaatzen<br />

van hun eigen Eerdiensc, en zy zich derwaards<br />

vervoegen tot volvoering hunner<br />

Godsdienscverrigtingen, terwyl zy de Beelden,<br />

daar voorkomende , op dezelfde wyze<br />

vereeren als die in hunne eigene Pagodas.<br />

Toe bevestiging hiervan , mag ik my beroepen<br />

op het Berigt my gegeeven van een<br />

^kundig Heer, die die onderaardfche Heiligdom<br />

, in den Jaare MDCCLXXXII, bezogc,<br />

vergezeld door een fchrander Br ahmin,<br />

een Inbooreling van Benares , die,<br />

Tioewel hy nooic voorheen in 'c zelve geweesc<br />

was, zeer wel de afkomsc, de opvoeding<br />

en 'c leeven, kende van elke Godheid,<br />

of Menschlyke Gedaanee,hem daar te<br />

vooren komende, en, op een vaardigen trant,<br />

eene uitlegging gaf van de beduidenis der<br />

verfchillende Tekenen die de Beelden van<br />

elkander onderfcheidden. Zulks mag aangemerkt<br />

worden als een uitmaakend bewys,<br />

dat het Stelzel der Beeldenfpraak, thans in<br />

Benares'va zwang,niet verfchilt van't geen<br />

afgetekend is in de Holen van Elephanta.<br />

— De Heer HO-NTER, die, in den Jaare<br />

MDCCLXX ><br />

XIV , Elephanta ging bezigtigen,<br />

fchynt de Beelden, daar voorkomende<br />

, aan te merken, als Afbeeldingen der<br />

Godheden , die nog heden ten dage de<br />

voorwerpen van Eerdienst zyn onder de<br />

Hifi'


WEGENS O U D INDIE. 371<br />

Hindoos (V). — Ééne hyzonderheid ftrekt<br />

om de juistheid van die denkbeeld te bevestigen.<br />

Verfcheide der meest in 'c oogloopende<br />

Perfoonadien, in de Groepen te .<br />

Elephanta, zyn vercierd met den Zennar,<br />

de heilige Streng of Koorde, byzonder eigen<br />

aan de Orde der Brahminen; een<br />

echt bewys van de onderfcheiding der<br />

Casten , reeds in Indie vastgefteld , ten<br />

tyde dac men deeze Werkftukken vervaardigde.<br />

[Ik heb my vergenoegd mee alleen eenig<br />

berigc ee geeven, van de onderaardfche<br />

Uitholingen op het Eiland Elephanta ;<br />

dewyl geene andere zo dikwyls bezogt, of<br />

zo naauwkeurig bezigtigd, zyn. Op verfcheide<br />

plaatzen in Indie trefc men, nogthans<br />

, verbaazende Werkftukken van denzelfden<br />

aarc aan. De uitgeftrektheid en<br />

grootsheid der Uitholingen, op het Eiland<br />

Salfette , zyn zodanig , dat de Tekenaar,<br />

door den Gouverneur BOON gebruikt om<br />

'er Aftekeningen van te vervaardigen, verzekerde<br />

dat de arbeid van veertig duizend<br />

Man, veertig jaaren agter den anderen, noodig<br />

zou weezen om ze te voltooijen (b).<br />

Hoe wild en onbepaald deeze wyze van<br />

begrooting ook moge weezen , dezelve<br />

geefc ons een denkbeeld van den indruk<br />

, welken hec gezigc dier voorwerpen<br />

op zynen geesc maakce. — De Pagodas<br />

van Ellore, achttien mylen van Aurunga-<br />

Ca) Archaologia, Vol. VII. p. 286. &C,<br />

(£) Ai'Qh l£ókgHai'So\. VII. p. 336.<br />

Aa a<br />

Bad,<br />

AAN­<br />

HANG»<br />

ZEL.


AAN­<br />

HANG­<br />

SEL.<br />

37- O N D E R Z O E K<br />

bad, zyn desgelyks uic vasten rots gehouwen,<br />

en evenaaren zy die van Elephanta<br />

en Salfette niec in fraaiheid , zy gaan ze<br />

verre in uitgeftrektheid en aan cal ce boven.<br />

De Heer THEVKMOT, de eerfte, die eenige<br />

befchryving gaf van deeze zonderlinge<br />

Verblyfplaatzen, verzekert, dac men, verre<br />

boven de cwee mylen rondsom den Berg,<br />

niets anders ziet dan Pagodas (V). Deeze<br />

Pagodas te Ellore bezag de Heer ANQUE-<br />

TIL ou PERRON meer op zyn gemak,<br />

en met grooter aandagt; doch, daar zyne<br />

breedvoerige befchryving van dezelve niet<br />

vergezeld gaat van eenig plan , of tekening,<br />

kan ik my geen onderfcheiden denkbeeld<br />

van het geheel vormen, 'cis, echter,<br />

blykbaar, dat ze de Werkftukken zyn<br />

van een magtig Volk, en, onder de ontelbaare<br />

Figuuren in Beeldhouwwerk , waarmede<br />

de wanden bedekt zyn , kan men<br />

alle de Voorwerpen van den tegenwoordigen<br />

Hindoo - Godsdienst vinden Cd). — 'Er<br />

zyn opmerkingswaardige Uitholingen , in<br />

een Berg te Mavalipuram, niet verre van<br />

Sadras. Deeze Berg is op de Kust van<br />

Cormandel wel bekend, onder den naam van<br />

de Zeven Pagodas : en wy hebben een<br />

goede befchryving van de Werken aldaar,<br />

die groots zyn, en van eene zeer hooge<br />

oudheid (Y). Veele andere voorbeelden<br />

(c) THEVENOT, Foyag. Part. III. ch. 44.<br />

Cd) Zend-avesta, Disc. Pre lim. p. 233.<br />

(O Afiat. Refearches, Vol. I. p. 145. &c.<br />

van


WEGEKS OUD INDIE. 373<br />

van dergelyke Werkftukken, zou ik, des<br />

noods zynde, kunnen bybrengen (ƒ). ]<br />

In ftede van dusdanige onderaardfche<br />

Holen , de oorfpronglyke Plaatzen tot<br />

Godsdienftig Eerbewys beftemd, die alleen<br />

konden vervaardigd worden waar zich<br />

eene gunftige gelegenheid aanboodt, begon<br />

de Godsdienftigheid des Volks welhaast<br />

Tempels te bouwen ter eere hunner<br />

Godheden, in andere gedeelten van Indie.<br />

De aanleg derzelven was, in 't eerst, ten<br />

uiterften eenvoudig. Zy beftonden uit zeer<br />

groote Pyramiden , en hadden van binnen<br />

geen licht, behalven 't geen 'er inkwam,<br />

door eene kleine deur. De Indiaanen ,<br />

naa langen tyd gewoon geweest te zyn,<br />

om alle de Plegtigheden van hunnen<br />

Godsdienst in de duisternis der Spelonken<br />

te volbrengen , vielen eigenaartig in hec<br />

denkbeeld , om de ftaatlyke donkerheid<br />

van zulk een verblyf als heilig aan te<br />

zien. Eenige Pagodas, naar deezen eertien<br />

Bouwtrant, zyn nog in Indostan voorhanden.<br />

Afbeeldingen van twee derzelven te<br />

Deogur, en van eene derde naby Tanjore<br />

in de Carnatic , alle Werkftukken van<br />

hooge Oudheid, heeft de Heer HODGES<br />

uitgegeeven (g) ,• en , fchoon ruwe Gevaarten<br />

, zyn ze van zulk eene grootte,<br />

dac de magc van eenige aanmerklyke Scaat<br />

vereischc werd om ze-te ftigcen.<br />

Naat<br />

(f) Dit is een gedeelte det VII Aantekening van<br />

ROBERTSON.<br />

GO No. VJ.<br />

Aa 3<br />

AAN-<br />

HANG-<br />

ZEL.


AAN­<br />

HANG'<br />

ZEL.<br />

374 O N D E R Z O E K<br />

Naar gelange verfcheide Gewesten van<br />

Indie , in Rykdom en Befchaafdheid, vorderden<br />

, verbeterde ook de BouwtranE<br />

hunner Tempelen allengskens. Van eenvoudige<br />

Gevaarten , veranderden zy in pragtig<br />

opgecierde Gebouwen, en zy ftrekten,<br />

door derzelver uitgeftrektheid en grootsheid<br />

beide, tot gedenktekenen van het Vermogen<br />

en den Smaak des Volks, dat dezelve<br />

vervaardigde. In deezen zeer verre gevorderden<br />

ftyl, vindt men Pagodas van hooge<br />

Oudheid , in verfcheide deelen van Indostan<br />

, bovenal in de Zuidlykfte Landfehappen,<br />

welke zich niet bloot gefteld vonden<br />

aan het vermetend en verdelgend geweld<br />

des Mahomedaanfchen Godsdienst-yvers.<br />

1<br />

Om mynen Leezeren te gemoec te komen<br />

, in het vormen van zulk een denkbeeld<br />

wegens deeze Gebouwen , als hun<br />

in Haat kan Hellen om te oordeelen over<br />

den vroegen toeftand der Kunften in Indie<br />

, zal ik 'er kortlyk twee befchryven ,<br />

van welke wy de naauwkeuriglie befcheiden<br />

hebben. • De ingang der Pagoda van<br />

Chillambrum digt by Porto Novo , op de<br />

Kust van Cormandel, in hoogen eerbied<br />

gehouden uit hoofde van derzelver oudheid,<br />

is, nevens een ftaatlyke poort onder<br />

een Pyramide , honderd en twee en twintig<br />

voeten hoog , gebouwd van groote<br />

fteenen meer dan veertig voeten lang, en<br />

meer dan vyf voeten vierkant, en alle overdekt<br />

met koperen Plaacen , vercierd met<br />

eene eindlooze verfcheidenheid van net uitgevoerde<br />

Figuuren. Het geheele Gebouw<br />

ftrekt


WEGENS OUD INDIE. 375<br />

ftrekt zich in de eene rigting uit ter lengte<br />

van een duizend drie honderd en twee en<br />

dertig voeten, en negenhonderd en zes en<br />

dertig voeten in de andere. Eenige van de .<br />

gedeelten, die tot cieraad dienen, zyn vol'<br />

voerd met eene fraaiheid, geregtigd tot de<br />

bewondering der keurigfte Kunftenaaren (¥).<br />

De Pagoda van Seringham, boven die<br />

van Chillambrum in heiligheid verheeven,<br />

gaat dezelve ook in grootte zeer verre te<br />

boven ; gelukkig vind ik my in ftaat van<br />

'er een volkomener denkbeeld van te geeven<br />

, door de woorden over te neemen van<br />

een ftaay en naauwkeurig Gefchiedboeker.<br />

Deeze Pagoda is omtrent eene myl van<br />

den Westiykften uithoek gelegen van het<br />

Eiland Seringham, gevormd door de verdeeling<br />

van de groote Rivier Caveri in<br />

twee kanaalen. „ Dezelve is famengefteld<br />

„ uit zeven vierkante bemuurde plaatzen,<br />

„ de eene binnen de andere opgehaald, de<br />

„ muuren zyn vyf en twintig voeten hoog,<br />

„ en vier voetten dik. Deeze bemuurde<br />

„ plaatzen liggen drie honderd en vyftig<br />

„ voeten van elkander, en elk derzelven<br />

heeft vier groote poorten, met een hoo-<br />

„ gen tooren, welke geplaatst zyn , een<br />

„ in 't midden van elke zyde der bemuu-<br />

„ ringe , en gefteld tegen over de vier<br />

„ hoofdwinden. De buitenmuur haalt by-<br />

„ kans<br />

(K) Mem. de Literat. Tem. XXXI. p. 44. &c.<br />

Voyage de M. SONNERAT, Tom. I. p. 21".<br />

Aa 4<br />

AAN­<br />

BAN G-<br />

ZEL.


AAN-<br />

HANG-<br />

Z£L.<br />

375 O N D E R Z O E K<br />

„ kans vier mylen in den omtrek , en de<br />

„ poortweg, ten Zuiden, is vercierd met<br />

„ pylaaren; eenige deezer beftaan uit en-<br />

„ kele fteenen,drie en dertig voeten hoog,<br />

„ en bykans vyf voeten over 't kruis; die<br />

„ het dak vormen zyn nog grooter; en in<br />

,v de binnenfte bemuuringen zyn de Ka-<br />

„ pellen. — Omtrent eene halve myl ten<br />

„ Oosten van Seringham, en nader aan<br />

„ de Rivier Caveri dan de Coleroon , ia<br />

„ eene andere groote Pagoda, Jembikisma<br />

„ geheeten; doch deeze heeft flegts ééne<br />

„ bemuurde plaats. De uitfteekende eer-<br />

„ biedenis in welke Seringham gehouden<br />

„ wordt, ontflaat uic een geloof, dat in<br />

„ deeze Pagoda hec eigenlyk Beeld huis-<br />

„ vesc van den God WISTCHNU, 't welk<br />

„ Godsdienftig vereerd werd door den God<br />

„ BRAHMA. Bedevaartgangers,uit alle dee-<br />

„ len des Eilands, komen hier om zonden-<br />

„ vergiffenis te-verwerven, en geene zon-<br />

„ der geld te offeren; een groot gedeelte<br />

„ der Inkomften des Eilands is beftemd<br />

„ toe het onderhoud der Brahminen, die<br />

„ de Pagoda bewoonen; en maakten dee-<br />

„ zen , mee hunne Gezinnen , voortyds<br />

* eene menigte uit, van niet minder dan<br />

„ veertig duizend zielen, zonder eenigen<br />

arbeid te verrigten , gevoed en onder-<br />

„ houden door de ryklyke opbrengingen<br />

„ des Bygeloofs. Hier, gelyk in alle de<br />

,, groote Pagodas van Indie, leeven de<br />

„ Brahminen in eene ondergefchiktheid v<br />

„ welke geen wederftand kent, en flurme-<br />

» n ren


WEGENS OUD INDIE. 377<br />

„ ren in eene wellustigheid , welke van AAN-<br />

„ geene behoeften weet (*'). "<br />

HANG-<br />

['t Geen ik gezegd heb wegens de fraai­ ZEL.<br />

heid van eenige der Cieraaden in deeze<br />

Indiaanfche Geftigten, worde ten fterkftea<br />

bevestigd door den Collonel CALL, Opperïngenieur<br />

te Madras , die zulks aanvoert<br />

als een bewys van de vroegtydige<br />

en hooggeklommene Befchaafdheid der Indiaanen.<br />

„ Men mag vrylyk verklaaren",<br />

fchryft hy , „ dat men , in geen gedeelte<br />

„ der Wereld, meer kenmerken vindt van<br />

„ Oudheid in Kunflen , Weetenfchappen<br />

„ en Befchaafdheid , dan in het Schierei-<br />

,', land van Indie, van de Ganges tot Kaap<br />

„ Comorin. Ik denk dat de Cieraaden van<br />

„ eenige der Pagodas en Choultries, zo<br />

„ wel als de grootsheid van het werk ,<br />

„ alles overtreft wat heden ten dage ge-<br />

„ maakt wordt, niet alleen van wegen dé<br />

„ fraaiheid des Beitelwerks; maar ook ter<br />

„ oorzaake van de kosten der Bouwing,<br />

„ als men in aanmerking neemt tot welke<br />

„ verafgelegene plaatzen de Bouwiloffen<br />

5, gevoerd, en tot welk eene hoogte zy<br />

., opgetrokken zyn (£). 1"<br />

De andere foort van Openbaare Gebouwen<br />

, van welke ik gewaagde, waren die<br />

men tot Verdeediging des Lands vervaardigde.<br />

Uit de onmeetelyk wyde uitgeftrek-<br />

(0 ORME'S Hist. of Milit. Transact, of Indostan<br />

, Vol. I. p. 178,<br />

(k'J Philofophical Transactions, Vol. LXII. p. 354<br />

Dit is een gedeelte der VII Aant. van ROBERTSOSS<br />

Aa 5


R<br />

AAN­<br />

HANG"<br />

ZEL.<br />

S7& O N D E R Z O E K<br />

ftrekte vlakten van Indostan . ryzen 'er,<br />

in onderfcheide gedeelten, Verhevenheden<br />

en Rotzen op , door de Natuur tot plaat-<br />

. zen van fterkte gevormd. Van deezen ,<br />

namen de Inboorelingen vroegtydig bezit,<br />

en, dezelve met werken van onderfcheiden<br />

nart verfrerkende, werden ze bykans onoverwinbaare<br />

Posten. Er fchynt, eeuwen<br />

geleden, een Tydperk van algemeene onlust<br />

en gevaar in Indie geweest te zyn ,<br />

wanneer zodanige wykplaatzen volitrekt<br />

noodig gekeurd werden tot algemeene veiligheid;<br />

want, onder de Pligten der Magiilraaten,<br />

door de Pundits voorgefclyeeven,<br />

is 'er eene, „ dat hy een fterk Fort zal<br />

„ oprigten, ter plaatze waar hy verkiest<br />

„ zyn verblyf te houden ; dat hy eene<br />

„ muur aan alle vier de zyden van 't zel-<br />

„ ve zal ophaalen, met toorens en fchans-<br />

„ fen, en 'er een graft omheen maa-<br />

„ ken (/)."<br />

Van deeze Forten zyn 'er nog verfcheidene<br />

in weezen , die , zo als den aanleg<br />

des gehouws uitwyst, en, volgens de Overlevering<br />

der Inboorelingen , in zeer lang<br />

verloopene tyden moeten gemaakt zyn.<br />

De Heer IIODGES heeft de Gezigten van<br />

drie derzelve in Plaat gebragt; de eerfte<br />

van Chunar Gur, gelegen aan de Rivier<br />

de Ganges , omtrent zestien mylen boven<br />

de Stad Benares (m); de tweede van<br />

Gwallior, omtrent achttien mylen ten Zuiden<br />

(7) Introd. to Code of Gentoo Laws, p. CXI.<br />

0*0 No. I.


WEGÉNS OUD INDIE. S79<br />

den van Agra f»* en de derde van Bidje«ur,ov<br />

hec Grondgebied van BenaresQo). i<br />

Zy zyn alle , inzonderheid Gwallior, werken<br />

van eene verbaazende grootte en fterkte. -<br />

De Forcen in Bengale kunnen egter^ niec<br />

vergeleeken worden met verfcheidene in de<br />

Deccan. — Asfeergur, Burhampour, en<br />

Dowlatabad, worden door de Inboorelingen<br />

voor onoverwinbaar gehouden (p); en iemand,<br />

een zeer bevoegd regter in deezen,<br />

heeft my verzekerd, dac Asfeergur, inde<br />

daad, een allerverbaazendsc werk is, en zo<br />

voordeelig gelegen , dac hec hoogstmoeilyk<br />

zou vallen , 't zelve met geweld te vermeesteren.<br />

Dan, het is niet alleen uit het belcnouwen<br />

der Openbaare Gebouwen, dat wy de<br />

regtmaatigheid en gegrondheid bewyzen van<br />

onzeftelling, betreffende de vroege vordering<br />

der Indiaanen, in fraaije en nutte<br />

Kunften; wy worden tot het vormen van<br />

'c zelfde befiuir opgeleid, door het gezigt<br />

dier Voortbrengzelen hunner fehrandere<br />

vinding, die de Hoofd - Artykels uitmaaken<br />

van hunnen Handel met vreemde Volken,<br />

Van deeze zyn de Werkftukken<br />

des'Indiaanfeiten Weefgetouws, en der Indiaanfche<br />

Naaide, door alle Eeuwen heen<br />

de voornaamfte geweest : het fyne Linnen<br />

worde, mee eenigen trap van waarfchynlykheid,<br />

gegist door de Ouden Stndon<br />

S e<br />

flAN-<br />

:ANG-<br />

ZEL.<br />

*<br />

O) No. II.<br />

f" No. III.<br />

ENSELL, Mem. p. 133- ^39


AAN­<br />

HANG-<br />

ZEL.<br />

380 O N D E R Z O E K<br />

genaamd te weezen, naar de Rivier Indus,<br />

of Sindus, naby welke het allervolkomenfte<br />

geweeven werd Qq).<br />

De Katoenen - ftoffen van Indie fchynen<br />

oudtyds zo zeer bewonderd geweest te zyn,<br />

als heden ten dage; niet alleen van wegen<br />

derzelver keurig weefzel , maar ook uit<br />

hoofde van de fraaiheid, met welke eenige<br />

derzelven geborduurd, en de fchoonheid<br />

der bloemen , met welke andere vercierd<br />

waren. Van het vroegfte Tydperk der<br />

Gemeenfchap van de Europeaanen met<br />

Indie , heeft dat Land zich onderfcheiden<br />

door de menigte en de fraaiheid der Verfftoffen<br />

om fchoone Kleuren te leveren ;<br />

daar in overvloed voorkomende. (V). Eene<br />

zwaar Blaauwe Kleur, by de Romeinen in<br />

de hoogfte agting, droeg den naam van<br />

Indicum (s). Ook fchynt uit Indie eene<br />

Verfftoffe, gebruikt tot het vervaardigen<br />

van fchoon Rood, ingevoerd te weezen ;<br />

en het is eene bekende zaak , dat, zo in<br />

Katoenen-, als in Zyden-ftoffen, welke wy<br />

tegenwoordig uit Indie ontvangen, Blaauw<br />

en Rood de Kleuren zyn , die het meest<br />

in luister en fchoonheid uitfchitteren (V).<br />

[Indie, fchryft STRABO, levert eene<br />

verfcheidenheid van ftoffen , gefchikt om<br />

de<br />

($") Sir WIL LI AM JONES 's Third Discourfe, p.<br />

428.<br />

(r) STRABO, Lib. XF. p. 1018. A. 1024. B.<br />

CO PLIN. Nat. Hist. Lib. XXXF. c. 6. §. 27.<br />

(O SALMASIUS, Exercit. Ptinianat in Solin.<br />

180. &c. 810. SALMASIUS de Homionymis Hyles<br />

Jatrica. c. 107.


WEGENS OUD INDIE. 381<br />

de fchoonfte Kleuren te verwen. Dat het<br />

Indicum , 'c welk de heerlyke Blaauwe<br />

Kleur voortbrengt , het zelfde is met de<br />

Indigo der Hedendaagfchen , mogen wy ,<br />

niet alleen befluiten uit de gelykklankigheid<br />

van den Naam , en de gelykheid der<br />

uitwerkinge; maar ook uit de befchryving,<br />

door PLINIUS daar van gegeeven (u),<br />

Hy wist dat dezelve een bereidzel was uit<br />

het Groeiend Ryk, fchoon hy verkeerd<br />

onderrigt ware, en ten opzigte van de Plant<br />

zelve , en hoe men die ten gebruike gereed<br />

maakte; 't geen ons in 't minst niec<br />

zal bevreemden , indien wy ons te binnen<br />

brengen de verbaazende onkunde der Ouden<br />

, ten aanziene van den oorfprong, en<br />

het reeden, der Zyde. Uit hoofde van de<br />

Kleur der Indigo, in de gedaante in welke<br />

dezelve werdt ingevoerd , wordt ze, door<br />

zommige Schryvers, Atramentum Indicum,<br />

en Indicum Nigrum, geheeten (v), en onder<br />

deeze laatstgemelde benaaming opgenoemd,<br />

by de Artykelen der Goederen uit<br />

Indie gebragt (V). De Kleur van de hedendaagfche<br />

Indigo , niet ontbonden , gelyk<br />

t op die van het oude Indicum, zo<br />

donker gekleurd zynde , dat dezelve naby<br />

zwart komt fV).<br />

De Gum Lacca, of Gom-lak, tot het<br />

ver-<br />

00 PLIN. Nat. Hist. Lib. XXXF. c. 6. §. ar,<br />

AAN­<br />

HANG*<br />

ZEL.<br />

(y) SALMASIUS, Exercit. p. 180.<br />

(V) Peripl. Mar. Erytbr. p. 22.<br />

, (#) DELAVAL'S Experim. Inquiry itito theCaii'<br />

fe, of the Changes ofCoiours, Pref. XXIII.


38a O N D E R Z O E K<br />

.AAN­ verwen van Rood gebruikt, was desgelyks<br />

HANG­ by de Ouden bekend , en onder denzelf­<br />

SEL,. den naam dien dezelve thans draagc (y).<br />

Deeze kostbaare zelfftandigheid, van zulk<br />

een uitgebreid nut in 't fchilderen , verwen,<br />

vernisten, en het maaken van Zegellak,<br />

is het voortbrengzel van een zeer<br />

klein Infect. Deeze Infecten zetten zich<br />

op de vogtige uiteinden der takken van<br />

zekere boomen , en vinden zich fchielyk<br />

vastgelymd aan de plaats , waar zy zich<br />

nedergezet hebben, door dik doorfchynend<br />

vogt, 't welk uic derzelver lichaamen<br />

zweet, de trapswyze aangroei van 't welke<br />

een volkomen cel vormt voor elk Infect,<br />

.die ten Grafilede ftrekt van de Moeder ]<br />

•en ter Geboorteplaats van de Naakome'<br />

Jingfchap. Deeze lymerige zelfftandigheid,<br />

waar mede de takken der boomen geheel<br />

overdekt zyn, is de Gum Lacca, of Gomlak<br />

(z). CTESIAS fchync een vry onderfcheiden<br />

berigt ontvangen te hebben<br />

van het Infect, door 't welk de Gom-lak<br />

wordt voortgebragt, en roemt de fchoonheid<br />

van de Kleur, daar door geverfd (V).<br />

— Indiaanfche Verwers, was de oude<br />

naam welken zy droegen , die, of fchoon<br />

Blaauw , of fchoon Rood , verfden ; een<br />

naam<br />

Cjjj SALMASIUS, Exercit. p. 810.<br />

_ (2) Een beknopt,-naauwkeurig en voldoend, Berigt,<br />

wegens de formeering, den'aart, en 't gebruik<br />

van de Gom-lak, is voorhanden in de Philofophhal<br />

Transacïions, Vol. LXXI. T. II. p. 374.<br />

(aj Excerpta exlndic.ad calc. HERODOT.£/;V.<br />

WESSEIUNG. p. .830.


WEGENS OUD INDIE. 333<br />

naam die het Land uitwyst, van waar de AAN-<br />

Verfftoffen, door hun gebruikt, kwamen (7>). HANG-<br />

Uit het verwen van Katoenen - ftoffen ZEL.<br />

met onderfcheide Kleuren, is het blykbaar,<br />

dat de oude Indiaanen een vry groote vor ­<br />

dering moeten gemaakt hebben in de kennis<br />

der Scheidkunde. PLINIUS geeft een verflag<br />

van deeze Kunst, voor zo verre dezelve<br />

oudtyds bekend was ; en dit is juist<br />

hetzelfde, met het geen tegenwoordig gedaan<br />

word in het Katoendrukken (Y). ]<br />

Maar, hoe zeer de Ouden deeze voortbrengzelen<br />

der Indifche Kunstbewerking, in<br />

Stoffen te vervaardigen en te verwen, mogen<br />

bewonderd hebben, eenige omftandigheden<br />

, welke wy hier boven opgaven,<br />

maakten hun Vraag na Katoenen - ftoffen uic<br />

Indie, veel minder dan die heden ten dage,<br />

en zulks veroorzaakt , dat het berigt, 'c<br />

welk wy desaangaande van Griekfche en<br />

Romeinfche Schryvers ontvangen, zeer gebrekkig<br />

is. Wy mogen, nogthans , uit de<br />

verwonderenswaardige gelykheid van den<br />

ouden Staat van Indie , mee den tegenwoordigen,<br />

beiluicen, dac, door alle tyden<br />

heen , de voortbrengzels hunner Weefgetouwen<br />

zo veelvuldig, en verfcheiden, als<br />

fchoon, waren.<br />

Hec fchrander vernuft der Indiaanen in<br />

ander foorc van Kunstwerken , bovenal in<br />

Metaal en Ivoor, wordt door oude Schryvers<br />

(b) SALMASIUS, Exercit.p.'Sio.<br />

(O PLIN. Hist. Nat. Lib. XXXV. c. ÏI.i§.,42.<br />

Dit is de VIII Aantekening van ROBERTSON.


384 O N D E R Z O E K<br />

AAN­ vers met loffpraake vermeld; doch zonder<br />

HANG- dat zy ons eene byzondere befchryving<br />

ZEL. geeven van derzelver natuur (V). Van dee.<br />

. ze vroegtydige Werkftukken der Indiaanfche<br />

Kunftenaaren heeft men thans in Europa<br />

eenige Proeven ; uit welke blykt,<br />

dac zy de behandeling kenden om op het<br />

hardfte Edelgefteente te fnyden , en , zo<br />

in fraaiheid van tekening als in netheid<br />

van uitvoering , eenen aanmerkelyk hoogen<br />

trap van uitmuntenheid bereikt hadden.<br />

Een vernuftig Schryver beweerc, dac<br />

de Kunst, om op Edelgefteente ce fnyden ,<br />

waarfchynlyk eene Indiaanfche uicvinding<br />

was, en zeker daar ce Land, vroegcyds, in<br />

die Gewescen verbecerd werd, en hy onderfchraagc<br />

die zyn gevoelen mee verfcheide<br />

bewyzen, die geenzins verwerplyk<br />

zyn (e). D e<br />

Indiaanfche gegraveerde Edel-<br />

gefteencen , van welke hy befchryvingen<br />

heefc in 'c lichc gegeeven, blyken hec werk<br />

te weezen van een zeer vroegen cyd; naardemaal<br />

de Opfchrifcen in de Sanskreetfche<br />

Taal zyn (ƒ).<br />

Dan , hec is niec alleen uic den verre<br />

gevorderden ftaac der Handwerklyke Kunften<br />

in Indie, dac wy hec befluic van den<br />

hoogen trap der Befchaaving van de Inwoon-<br />

(V) STRABO, Lib. XF p. 1044. B. DIONYS.<br />

Periegies, verf. 1016.<br />

(


WEGENS OUD INDIE. 385<br />

Woonderen opmaaken: een nog overtuigender<br />

bewys hiervoor kan afgeleid worden 1<br />

uit de vroege en zonderlinge Voortbrengzelen<br />

van hun Vernuft in de Fraaije Kun- •<br />

flen. Deeze blykbaarheid is van te meer<br />

belangs, dewyl dezelve ontleend wordt uic<br />

een bron van kundigheid, die de pryswaardige<br />

weetgierigheid onzer Landgenooten<br />

voor de Volken van Europa thans, ilegts<br />

weinige jaaren geleeden, geopend heeft.<br />

Zints lang is het eene bekende zaak geweest,<br />

dac de Weetenfchap en Letterkunde<br />

, die de Brahminen bezaten , begreepen<br />

waren in Boeken, gefchreeven in eene<br />

Taal , alleen verftaan door eenige weinigen<br />

der Geleerdften onder hun ; en alle de<br />

Europeaanen , geduurende drie Eeuwen ,<br />

zich in Indie nedergezet hebbende , llorcten<br />

klagten uit, dat de Brahminen halftarrig<br />

weigerden , iemand in deeze Taal te<br />

onderwyzen. Maar, eindelyk, heefc men,<br />

door aanhouden, vrierjdlyke behandeling,en<br />

overreeding, dac de ernsc, met welken men<br />

daar in onderwys begeerde, niec voortfprooc<br />

uic eenig oogmerk om hun Godsdiensc<br />

belachlyk ten toon te (lellen, maar<br />

uit eene opregte begeerte om eene voikomene<br />

kennis te verkrygen van hunne Weetenfchappen<br />

en Letterkunde , hunne dus<br />

lang gemaakte zwaarigheden, en aanhoudende<br />

weigering , overwonnen. Verfcheide<br />

Ehgelfche Heeren verilaan tegenwoordig<br />

de Sanskreetfche Taal volkomen. D«<br />

lluier, die zo veel verborgens dekte, en ondoorzienbaar<br />

fcheen, is weggenomen % en,<br />

Bb ki<br />

1ANG-<br />

ZEL.


'AAN­<br />

HANG<br />

ZEL.<br />

386 O N D E R Z O E K<br />

in 'c verloop van vyf jaaren , is de nieuwsgierigheid<br />

onthaald op de uitgave van twee<br />

Stukken, zo zonderling als onverwagt. —<br />

. Het een is eene Overzetting door den Heer<br />

WILKINS, van eene Epifode, uit de Mahabarat,<br />

een Heldendicht, in zeer hooge<br />

agting onder de Hindoos; volgens hun berigt<br />

opgefteld door KREESHNA DWYPAy<br />

EN VEI AS, den ui'fteekendften van alle<br />

hunne Brahminen, meer dan drie duizend<br />

jaaren vóór de Christlyke Jaartelling. ——•<br />

Het ar der is de Sacontala, een Tooneelftuk,<br />

omtrent eene Eeuw vóór de Geboorte<br />

van CHRISTUS gefchreeven , vertaald<br />

door den Heer WILLIAM JON ES. Ik zal<br />

tragten mynen Leezeren zulk eene opgave<br />

te doen van het onderwerp en de zamenftelling<br />

deezer beide ftukken , als hun in<br />

ftaat zal ftellen om de maate van verdienften<br />

, welke zy bezitten, op te maaken.<br />

De Mahabarat is een zeer wydloopig<br />

Dichtfruk, uit meer dan viermaal honderd<br />

duizend regelen beftaande. De Heer WIL­<br />

KINS heeft meer dan een derde gedeelte<br />

van 't zelve overgezet ; maar flegts eene<br />

korte Epifode, Baghvat - Geeta getyteld,<br />

is tot hier toe uitgekomen, en uit dit ftaal<br />

moeten wy ons een denkbeeld van 't geheel<br />

vormen. Het onderwerp des Dichte<br />

ftuks is een veel gerugts maakende Burger-oorlog<br />

tusfehen twee takken des Ko-<br />

'ninglyken Huizes van BHAURAT, Toen<br />

de Legermagten, van wederzyden in 't veld<br />

getrokken , in flagorde gefchaard waren,<br />

gereed om het gefchil met het zwaard te<br />

be-


WEGENS OÜD INDIE. 387<br />

beflisfen, verzogt AR JOON, de Begunftigde<br />

en Kweekeling van den God KREESH-<br />

NA, die hem in dit uur vol gevaars vergezelde<br />

, d3t hy zynen wagen tusfehen de<br />

twee vyandlyke Legers zou doen heen ryden.<br />

Hy zag beide de Krygsmagten aan,<br />

en, aan wederzycen , geene anderen dan<br />

Grootvaders, Oomen, Neeven, Voorden,<br />

Zoonen en Broeders, naastbeftaande Bloedverwanten<br />

, of Boezemvrienden ; toen hy<br />

deezen voor eene wyl hadt aangezien.. en<br />

hun gereed bevondt ten irryde , werd hy<br />

aangegreepen door medclyden en droefenisfe<br />

, en drukte zyn boezemfmarre in de<br />

volgende bewoordingen u:i: — „ Gezien<br />

„ hebbende, 6 KREESHNA! dat myne<br />

„ Bloedverwanten zo heftig na het gevegt<br />

„ haaken , bezwyken myne ledemaaten ,<br />

„ myn gelaad verbleekt, myn hair ryst over<br />

„ einde, en myn geheele geile] beeft van<br />

„ fchrik! Zelfs Gandeev, myn Boog, valt<br />

„ uit myne hand, en myn huid droogt op.<br />

— Wanneer ik myne Bloedverwanten<br />

„ zal verdelgd hebben, zal ik dan langer<br />

„ op geluk kunnen uifzien? Ik wensch na<br />

geene Overwinning KREESHNA! Ik be-<br />

,, hoef geene heerfchappy ; my ontbreekt<br />

„ geen vermaak ; want wat is heerfchappy,<br />

„ wat zyn de genietingen des leevens, of<br />

„ wat is het leeven zelfs, wanneer zy, voor<br />

„ welken men heerfchappy, vermaak en ge-<br />

„ not, begeert, leeven en middelen verloo-<br />

„ ren hebben, en hier in 't veld ten itryde<br />

w.gereed ftaan. Voogden, Zoonen, Va-<br />

„ ders , Grootvaders en Kleinzoonen s<br />

Bb a „ Oo-<br />

AAN-<br />

HANG-<br />

ZFL.


AAN­<br />

HANG-<br />

ZEL,<br />

388 O N D E R Z O E K<br />

„ Oomen , Neeven, Bloedverwanten, Vrien-<br />

„ den! Schoon zy my wilden dooden , ilc<br />

„ wensch hun niet te bevegten; neen,zelfs<br />

„ niet om de beheerfching van de drie<br />

p Ryken des Heelals, veelmin om deeze<br />

„ kleine Aarde (g)! "<br />

Om zyne bekoramernisfen weg te weeren<br />

, onderrigr KREESHNA hem, wat de<br />

pligt medebrengt van een Prins van Chehteree,<br />

of de Krygs Cast, als hy geroepen<br />

wordt om in zulk eene omftandigheid werkzaam<br />

te weezen, en zet hem aan om dien<br />

te volbrengen , door eene verfcheidenheid<br />

van zedekundige en wysgeerige bewyzen,<br />

welker inhoud en aart ik , in een ander<br />

gedeelte deezes Aanhangzels , byzonderder<br />

zal moeten overweegen. In deeze zamenfpraak<br />

, tusfehen KREESHNA en zynen<br />

Kweekeling, zyn verfcheide plaatzen , die<br />

een hoog denkbeeld inboezemen van het<br />

vernuft des Dichters. De Aanfpraak van<br />

AR JOON, zo even aangehaald, waarin hy<br />

zyne zielsfmerte uitboezemt, moet elk Leezer<br />

getroffen hebben als fchoon en hartroerend<br />

: en ik zal, vervolgens, eene befchryving<br />

bybrengen van het Opperweezen<br />

, en den Eerbied met welken 't zelve<br />

moet gediend worden die zeer verheeven<br />

is. — Maar, terwyl deeze onze verwondering<br />

opwekken, en ons bevestigen in hec<br />

gevoelen van eene hooge maate van Befchaafdheid<br />

in een Land , waar zulk een<br />

Werk te voorfchyn gebragt werd , Haan<br />

(ff) Baghvat-Ceeta. p. 30, 31.<br />

wy


WEGENS OUD INDIE. 389<br />

wy verfteld over het gebrek aan fmaak, en<br />

van kunstin de wyze op welke deeze<br />

Epifode wordt ingevoerd. Twee magtige<br />

Legers ftaan in dagorde gefchaard, brandende<br />

van begeerte om den ftryd aan te<br />

vangen; een jong Held en diens Onderwyzer<br />

worden befchreeven als ftaande op<br />

een Oorlogs - wagen tusfehen die twee<br />

Krygsmagten ; dit zeker was de tyd niec<br />

om hem de beginzelen der Wysbegeerte te<br />

leeren , en hem achttien lesfen te geeven,<br />

over de Bovennatuurkunde en de Godgeleerdheid.<br />

Ten opzigte, nogthans,zo van het Tooneel,<br />

als van het Heldendicht, der Hindoos,<br />

hebben wy het ongeluk, dat wy een denkbeeld<br />

moeten vormen, uic een enkel voorbeeld<br />

van beiden, en' een aanziene van hec<br />

laatfte nog wel, (daar hec alleen een gedeel<br />

ce is van een groocer werk) uic een onvolkomen<br />

ftuk. Maar, indien wy, in zulk<br />

eene fchaarsheid van proeven, het mogen<br />

waagen eenig oordeel te vellen , zal het<br />

hier op nederkomen, dat van deeze beiden<br />

hec Tooneelftuk, met een juister fmaak, is<br />

opgefteld. Zulks zal blyken uit de waarneemingen,<br />

welke ik nu gaa msdedeelen,<br />

over SACONTALA.<br />

'c Is alleen by Volken in Befchaafdheid<br />

verre gevorderd , dac hec Tooneelfpel een<br />

geliefde Uicfpanning worde. De Grieken<br />

waren een geruimen cyd een befchaafd Volk<br />

geweest; ALCJEUS en SAPPHO hadden<br />

hunne Lierzangen aangeheeven , en THA-<br />

&ES en ANAXIMANDER hunne Schooien<br />

Bb 3 geo-<br />

AAM-<br />

HANG-<br />

ZEL.


390 O N D E R Z O E K<br />

AAN­ geopend, eer het Treurfpel zyne eerfte ru­<br />

HANG- we proeve deedt op de kar van THESPIS;<br />

ZEL. en 'er verliep een geruimen tyd eer het<br />

• Treurfpel by de Grieken eenen aanmerkelyken<br />

trap van uitmuntenheid bereikte. Uit<br />

hetTooneelft.uk,SACONTALA, moeten wy,<br />

derhalven , een voordeelig denkbeeld opvatten<br />

van den ftnat der vorderinge in die<br />

Maatfchappy,n3ar welks fmaak ditTooneclftuk<br />

gefchikt was.<br />

Nogthans behooren wy, in het opmaaken<br />

der verdienften deezes Werks, hetzelve<br />

niet ter toetze te brengen aan de oordeelkundige<br />

kunstregelen, ontleend uit de Letterkunde<br />

en Smaak van Volken , by den<br />

Dichter geheel onbekend; wy behooren 'er<br />

de Eenheden van het Griekfche Tooneel<br />

niet in te verwagten; wy behooren het niet<br />

af te meeten naar den maatftok van 't geen<br />

by ons welllandig en voeglyk gerekend<br />

wordt. Wy moeten toegeevenheid gebruiken<br />

omtrent plaatslyke gewoonten , en<br />

byzondere zeden , ontftaande uit een ftaat<br />

van huislyke Maatfchappy, uit een fchikking<br />

van Burgerlyk Beftuur, en uic Godsdienftige<br />

begrippen , wyd en verre veri'chillende<br />

van 't geen in Europa l plaats<br />

vindt. 0 At 1<br />

SACONTALA is geen geregeld Tooneelfpel;<br />

maar, gelyk eenige Spehhr, in vrocgeren<br />

tyde op de Spaanfche Öfi Engelfche<br />

Tconeeien vertoond, eene Gefchiedenis in<br />

Zamenfpraaken ; gebeurtenisfen ophaalende,<br />

die op verfchiliende plaaczen , en geduurende<br />

een reeks van jaaren, voorvielen. Uit<br />

dit


WEGENS OUD INDIE. 391<br />

dk oogpunt befchouwd, is de Fabel over<br />

't algemeen wel gefchikt, de tusfchenkomende<br />

voorvallen gelukkig gekoozen , en<br />

de lotverwisfelingen, in den itaac der voor- ,<br />

naamfte Perfoonadien, onverwagt en verrasfend<br />

De ontknooping, egter, van het<br />

{tuk wordt, fchoon eenige der voorbereidende<br />

omftandigheden met kunde zyn ingevoerd<br />

, eindelyk te wege gebragc door<br />

de tusfchenkomsc van hoogere Weezens, 't<br />

welk altoos eene ilegte uitwerking baart ,<br />

en eenig gebrek aan kunstvermogen verraadt.<br />

Maar, dewyl SACONTALA afftamde<br />

van eene Hemelfche Nymph, en onder<br />

de befcherming leefde van een heiligen<br />

Hermiet , kan deeze Hemelfche tusfchenkomst<br />

min vreemd voorkomen , en is dezelve<br />

zeer gefchikt naar den fmaak der<br />

Oosterlingen. Op veele plaatzen is dit<br />

Tooneelftuk eenvoudig en teder, op eenige<br />

hartroerend; en op andere vindt men een<br />

mengzel van het boertige met het ernftige.<br />

Van dit alles zou ik voorbeelden kunnen<br />

opleveren. Doch ik bepaal my om flegts<br />

eenige weinige trekken van de eerstgemelde<br />

foort te verzamelen , zo om dat de eenvoudigheid<br />

en tederheid de kenmerkende<br />

fchoonheden van het Stuk zyn , als om dac<br />

zy zo weinig gelyken naar de buiten het<br />

fpoor hollende verbeelding en zwellenden<br />

ftyl , welke men doorgaans in de Dichtwerken<br />

der Oosterlingen aantreft.<br />

SACONTALA, de Heldin van het Tooneelftuk,<br />

eene Prinfes van hooge geboorte,<br />

was opgevoed door een Hermiet,in een<br />

Bb 4 hei-<br />

AAN-<br />

3ANG?<br />

ZEL.


A AN­<br />

TI ANG-<br />

ZEL.<br />

39» O N D E R Z O E K<br />

heilig bosch , en hadt haaren jeugdigen<br />

leeityd gefleeten in landbezigheden en herderlyke<br />

onfchuld. Toen zy gereed ftondc<br />

om deeze geliefde verblyfplaats te verlaaten,<br />

en heen te trekken na het Mof van<br />

een groot Monarch, aan wien zy getrouwd<br />

was, beweenen CANA, haar Voedftervader,<br />

en de Medgezellinnen haater Jeugd , hun<br />

eigen verlies, en boezemen hunne wenfchen<br />

voor haar geluk uit, met gevoelens, en in<br />

eene taal, volmaakt voegende aan hun herderlyk<br />

character.<br />

„ Hoort, ö Gy Boomen van dit heilig<br />

„ Bosch ! hoort , en roept uit , dat SA-<br />

„ CONTALA vertrekt na het Paleis van<br />

den Heer, dien zy getrouwd heeft; Zy,<br />

die fchoon haar dorstte, niet dronk voor<br />

„ dat zy u bevogtigd hadt; Zy die , uit<br />

„ liefde tot u , geen een van uwe frisfe<br />

bladen afplukte , fchoon zy gaarne met<br />

zulk een cieraad haare hairlokken zou<br />

„ opgepronkt hebben; Zy, die den hoog-<br />

„ ften wellust fmaakte, wanneer uwe takken<br />

„ met bloemen prykten ! "<br />

Choor van Bosch-Nymphen. „ 6<br />

Moge haar weg met voorfpoed vergezeld<br />

„ gaan! Mogten gunftige windjes, haar ten<br />

,, vermaake, de geurgeevende doffe van de<br />

„ mildfte bloemen verfpreiden ! Mogten<br />

,, poelen van helder water, groen doóv de<br />

,, bladeren van den Lotos, haar vertrisfen<br />

als zy wandelt! En mogen fehaduwryke<br />

takken haar ter befcherming dienen voor<br />

;„ de fchroeiende draaien der Zonne!"<br />

SACONTALA, ZO als zy gereed ÜS-M<br />

om


WEGENS OUD IN;DIE. 393<br />


394 O N D E R Z O E K<br />

AAN­ „ lngudi \ 'c geen Gy zo menigmaal ge-<br />

HANG- „ voed hebt, met een handvol Synmaka-<br />

ZEL. „ zaad, en nu de voetftappen van zyne<br />

„ Weldoenfter niec wil verlaaten."<br />

SACONTALA. „ Waarom zyc gy droe»<br />

„ vig , ceder Rheecje ! om my, die onzer<br />

„ beider verblyfplaacs moet verlaaten ? De-<br />

» wyl gy door my werd opgekweekt, als<br />

„ gy uwe Moeder verboren hadc , die<br />

„ fchielyk naa uwe Geboorte ftierf, zal<br />

„ myn Voedfter-vader u oppasfen , wan-<br />

„ neer wy gefcheiden zyn, met tedere zorg<br />

„ oppasfen. — Keer ce rug, arm Dier, —<br />

„ keer ce rug — wy moeten fcheiden..."<br />

[Sacontala barst in traanen uit. ]<br />

CANA. „ Uwe traanen , myn Kind.'<br />

„ voegen te deezer gelegenheid weinig ,<br />

„ wy zullen allen weder by elkander ko-<br />

„ men : hou u ftandvastig : zie den rech-<br />

„ ten weg voor u, en volg denzelven.<br />

„ Wanneer de dikzwellende traan beneden<br />

„ uwe fchoone oogleden hangt, laat dan<br />

» uw beOuic de eerfte poogingen infpani<br />

, nen, om u zelve los ce maaken. —-<br />

, In uwen doorcochc door deeze aarde,<br />

, waar de paden nu hoog, dan laag, zyn,<br />

, en hec rechce pad, zelden, zich onder-<br />

J , fcheidc, moecen de fchreden van uwen<br />

1 , voec, onvermydbaar, ongelyk weezen ;<br />

J , maar Deugd zal u rechc voorwaards<br />

, doen fpoeden (K). "<br />

, Uic dit voorbeeld van een Indiaansch<br />

rooneelfpel zal ieder Leeaer van goeden<br />

(h) Act. IV. p, 47. &c<br />

fmaak,


WEGENS OUD INDIE. 395<br />

fmaak, zo ik my verbeelde, zich ten vol- A<br />

len verzekerd houden, dat het alleen on- H<br />

der een Volk van befchaafde Zeden, en kie- - t<br />

fche Gevoelens, is, dat een opilel, zo een- -<br />

voudig en keurig, kon vervaardigd, of met<br />

genoegen ontvangen, worden. Ik ontdek,<br />

in dit ïooneelfpel één voorbeeld van die.<br />

wilde buitenfpoorigheid, zo veelvuldig in<br />

de Oosterfche Dichtftukken. De Vorsu<br />

een armband, die van SACONTALA'S<br />

arm gevallen was , 'er weder aanvoegende<br />

, fpreekt haar met deeze woorden aan ^<br />

„ Zie , Wellust myner ziele! dit is de<br />

„ nieuwe Maan, die het uitfpanzel verlaa-<br />

„ ten heefc ter eere van uwe alles over-<br />

" treffende fchoonheid , en nedergedaald<br />

„ zynde op uwen betoverenden arm, beide<br />

„ haare hoornen rondfom dezelve zamen-<br />

„ gevoegd heeft in de. gedaante van een<br />

M a a r d k i s d e<br />

„ Armcieraad! (0"<br />

taal van een verrukten Jongeling tot zyne<br />

Zielsvoogdesfe, en, door alle Eeuwen heen,<br />

by alle Volken, verwagt men vergrootende<br />

loffpraake uit den mond van Minnaars<br />

te hooren.<br />

Tooneelvertooningen fchynen het geheid<br />

vermaak der Hindoos, zo wel als van andere<br />

befchaafde Volken, geweest te zyn.<br />

„ De Treur- en Blyfpelen, de Klugten en<br />

„ Muzykftukken van het Indiaansen Too-<br />

„ neel zouden zo veele Boekdeelen vul-<br />

„ len , als die van eenig oud, of beden-.<br />

„ daagsch, Volk van Europa. Ze zyn alle<br />

m<br />

CO 4ct\ lil. p. 3&<br />

AN-<br />

EL.


AAN­<br />

HANG­<br />

SEL.<br />

396 O N D E R Z O E K<br />

„ in Verzen, wanneer de Zamenfpraak ver-<br />

„ heeven is, en in Ondicht,als dezelve op<br />

,, een gemeenzaamen trant voortgaat: de<br />

„ Lieden van Rang en Geleerdheid wor-<br />

„ den ten Tooneele gevoerd, ipreekende<br />

„ zuiver Sanskrit, en de Vrouwen Pra-<br />

„ crit, 't welk een weinig meer is dan<br />

„ de taal der Brahminen, door eenen zag-<br />

„ ten tongval tot de zagtheid van het Ita-<br />

„ liaansch gelenigd; terwyl geringe Per-<br />

„ foonen in het Tooneelfpel de gewoone<br />

„ Tongvallen fpreeken van de onderfchei-<br />

„ de Landfchappen, waar in zy veronder-<br />

,, fteld worden te woonen (JC)."<br />

[De Sanskreetfche Letterkunde is een<br />

geheel nieuwe aanwinst voor Europa.<br />

Baghvat - Geeta , de eerfte Overzetting<br />

zynde uit die Taal, niet vóór den ïaare<br />

MDCCLXXXV in 't licht gegeeven , is<br />

het onmiddelyk verknogt aan het onderwerp<br />

myner naafpeuringen, en zal het genoegen<br />

verfchafièn aan eenige myner Leezeren,<br />

indien ik hun, uit de twee aanmerkelykfte<br />

Werken in die Taal opgefteld, een<br />

en ander meer uitgewerkt voorbeeld bygebragt<br />

hebbende, hun een kort verflag geeve<br />

van andere Opftellen in het Sanskreetisck,<br />

te onzer kennisfe gebragt.<br />

Het wyduitgeftrekte gebruik van de Sanskreetfche<br />

Taal is -eene omftandigheid, welke<br />

onze byzondere opmerking verdient. „ De<br />

„ groote bron van Indifche Letterkunde,"<br />

fchryfc<br />

f» Pre face t$ Sacont. by Sir WILLIAM JO-<br />

3 iES, p. IX. *,


WEGENS OUD INDIE. 397<br />

fchryft de Heer HALHED , (de eerfte<br />

Engelschman die kennis aan het Sanskreetfche<br />

kreeg,) „ de moeder van bykans<br />

„ eiken Tongval van de Perfiaanfche Golf<br />

„ tot de Chineefche Zeeën , is de Sans-<br />

„ kreet; eene Taal van de eerwaardiglle<br />

„ en onnaagaanbaarfte oudheid, die, fchoon<br />

„ voor tegenwoordig in de Boekeryen der<br />

„ Brahminen opgeflooten , en enkel ge-<br />

„ bruikt tot de Gedenkboeken huns Gods-<br />

„ diensts , blykt de doorgaande Taal van<br />

„ byna geheel de Oosterfche Wereld ge-<br />

„ weest te zyn : en voetftappen van<br />

„ derzelver oorfpronglyke uitgeftrektheid<br />

„ kunnen nog, in bykans alle Landftreeken<br />

„ van Afia ontdekt worden. Menigmaal<br />

„ heb ik verbaasd geftaan over het vinden<br />

„ van de gelykheid der Sanskreetfche<br />

„ woorden, met die van het Per/isch, Ara-<br />

„ bisch, en van het Latyn en Grieksch:<br />

„ en deeze niet in Kunstwoorden, of ver-<br />

,, bloemde uitdrukkingen, die de mededee-<br />

„ ling van verfynde Kunften, en befchaaf-<br />

„ de Zeden, by gelegenheid, zou hebben<br />

„ kunnen overbrengen; maar in den grond<br />

„ der Taaie, in woorden van één Letter-<br />

,, greep, in de naamen van Getallen, en<br />

„ de Benaamingen van zodanige zaaken, als<br />

,, eerst onderfcheiden worden by den<br />

„ vroegst aanbreekenden dageraad der Be-<br />

„ fchaafdheid.<br />

,, De gelykheid , welke waargenomen<br />

„ mag worden in de Letteren op de Ge-<br />

„ denkpeftningen en Zegels van verfcheide<br />

„.Landfchappen in Afia; het licht, 'c<br />

„ welk<br />

AAtt-<br />

HANG-<br />

ZEL.


i<br />

AAtt-<br />

tHANG-<br />

ZEL.<br />

39S ÖN D E R Z O E K<br />

„ welk zy wederkeerig over elkander ver-<br />

„ fpreiden ,- en de algemeene overeen-<br />

„ komst, welke zy alle hebben toe het-<br />

„ zelfde groot eerst beginzel , opent een<br />

„ ander ruim veld voor de weeclust. De<br />

„ Geldmunten van Asfam, Napaul, Chasmeere<br />

, en van veele andere Koningry-<br />

„ ken , zyn alle met Sanskreetfche Lecce-<br />

„ ren; en de meesten behelzen zinfpeelin-<br />

„ gen op de oude -Sanskreetfche Mytho-<br />

„ logie. — Dezelfde overeenkomst heb ik<br />

„ waargenomen op de Afdrukzelen der Ze-<br />

„ gelen van Bootan en Thïbet*<br />

Een zydelings bewys mag desgelyks<br />

,, afgeleid worden uit de byzondere fchik»<br />

„ king van hec Sanskreetfche A, B, C,<br />

„ zo zeer verfchillende van die in eenig<br />

„ ander gedeelte der Wereld. Deeze zon»<br />

„ derlinge wyze van zamenvoeging grypt<br />

„ nog ftand in hec grootfte gedeelte van<br />

„ hec Oosten, van den Indus tot Pegu, in<br />

„ Taaien nu naar allen fchyn daar van on-<br />

„ derfcheiden, en in geheel daar aan onge-<br />

„ lyke Letteren; en levert zulks een krag-<br />

„ tig bewys op, dat ze alle van denzelf-<br />

„ den ooriprong voortkomen.<br />

„ Een ander voorwerp biedt zich der<br />

,, befpiegelinge aan , in de Naamen van<br />

„ Perfoonen en Plaatzen , van Tytels en<br />

,, Waardigheden , die ter algemeene ken-<br />

„ nisneeming openftaan, en in welke men,<br />

„ toe de meerite grenzen van Afia, duid*<br />

„ lyke trekken van hec Sanskreetfche<br />

„ vindc (7)." N a a<br />

QP Preface to the Crammar of the Bengal Lan*<br />

guage. p. 3.


WEGENS OUD INDIE. 399<br />

Naa dit weetenswaardig algemeen berigt<br />

wegens de Sanskreetfche Taal, zal ik nu<br />

de Werken optellen, die uit dezelve overgezet<br />

zyn, behalven de Baghvat-Geeta en<br />

de Sacontala.<br />

Vooreerst zyn wy aan den Heer WIL­<br />

EI N s verfchuldigd de Heeto -pades , of<br />

het Vriendlyk Onderwys {[Amicabh In*<br />

flruBion) in een reeks opzichzelven Haande<br />

Fabelen , doormengd met zedekundige,<br />

onderwyzende en ftaatkundige, Grondregelen.<br />

Dit Werk is door geheel het<br />

Oosten zo hoog geagt, dat het overgezet<br />

wierd in elke Taal daar gefpr-ooken. Het<br />

ontglipte de aandagt niec van den Keizer<br />

AKBER , altoos naauwkeurig lettende op<br />

alles wat iets kon toebrengen tot bevordering<br />

van nutte kundigheden. Hy geboodc<br />

zyn behulpzaamen Vizier, ABUL FAZEL,<br />

om 'c zelve in een ftyl te brengen , gefchikt<br />

naar aller vatbaarheid , en om de<br />

duistere plaatzen in 't zelve op te helderen<br />

, welk bevel hy volvoerde, en aan het<br />

Boek den naam gaf van hec Kenmerk der<br />

fVysheid. Eindelyk kreegen deeze Fabelen<br />

ingang in Europa, en zyn daar verfpreid<br />

met byvoegzelen en veranderingen , onder<br />

de naamen van PILPAY en ESOPUS. —<br />

Veele der Sanskreetfche vercellingen zyn<br />

vernuftig en fchoon, en zyn uitgefchreeven ,<br />

of naagevolgd, door de Fabelfchryvers van<br />

andere Volken. Maar in eenige derzelven<br />

worden de Characters der ingevoerde Dieren<br />

niet wel in agt genomen , of doorgehouden.<br />

Een Tyger als zeer GodsdienlHg<br />

te<br />

AAN­<br />

HANG»<br />

ZEL.


AAN­<br />

KAN G-<br />

ZZh.<br />

400 O N D E R Z O E K<br />

te befchryven, en Liefde, met andere Gods-*<br />

dienstpligtcn te doen prediken (m) ; of<br />

een oude Muis wel bedroeven in de Neetee<br />

Saftras, dat is, de ftelzels van Zedeen<br />

Staatkunde (»j,en een Kat, die Boeken<br />

over den Godsdienst leest (0), in te voeren<br />

, verraadt gebrek aan fmaak, en onoplettenheid<br />

cp het welvoeglyke. — Veele<br />

van de Zedekundige Spreuken , als afgebrooke<br />

Grondregels aangemerkt , zyn gegrond<br />

op eene doorkr.eede kennis van het<br />

menscblyk hart en 't beloop der Wereld,<br />

en verich-ffen leering met eene fraaije eenvoudigheid.<br />

Maar, de pooging des Schryvers<br />

om zyn Werk in een aaneenvolgende<br />

reeks van Fabeien te brengen, en zyne wyze<br />

om dezelve te doorweeven met zulk<br />

een groot aantal van zedekundige bedenkingen<br />

in Dicht en Ondicht, maakt de zameniTelling<br />

van het geheel zo kunftïg, dat<br />

het leezen dikwyls verveeiend valt. AKBER<br />

merkte dit zo duidlyk op, dat hy zynen<br />

Vizier, behalven andere onderrigtingen, ten<br />

aanziene van dit Werk medegedeeld, raadde<br />

, de breedvoerige uitweidingen van 'c<br />

zelve op te korten.<br />

't Is verre van myn oogmerk , dat ik,<br />

met deeze aanmerkingen in 't midden te<br />

brengen, iets in 'c geringde zoek af te trekken<br />

van de verdienften van den Heer WIL-<br />

KINS. Zyn Vaderland is hem hoogst ver.<br />

pligt voor het openen eener nieuwe bronne<br />

vaa<br />

(m) Heeto-pades. p. 16,<br />

(«) Ibid. p. 24.<br />

(O Ibid. p. 35. &e. '


WEGENS' O U D I N D I E . 401<br />

van Weetenfchap en Smaak. De beroemdheid<br />

van de Heeto-pades, zo wel als de inwendige<br />

waarde des Werks , ondanks de<br />

aangelapte gebreken , regtvaardigen zyne<br />

keuze van 't zelve, als een Gefchrift, waardig<br />

om in de oorfpronglyke gedaante in Europa<br />

bekend te worden. Op het leezen<br />

van deeze en andere Vertaalingen van'dien<br />

Heer, zal niemand hem den lof ontzeggen,<br />

waartoe hy nederig zyne aanfpraak bepaalr,<br />

,j van eene Sehildery gemaakt te hebben,<br />

,, Welke wy veronderstellen een waar af-<br />

„ beeldzel te weezen, fchoon wy het oor-<br />

„ fpronglyk Huk niet kennen (p)."<br />

Ten tweeden. Hebben wy eene Overzetting<br />

van een beroemd Opftel 4 in 't Oosten<br />

bekend onder den Tytel van de vyf Edelgefleenten<br />

, (The Five Gems) (q). Hec<br />

beftaat uit Verzen van vyf Dichters , die*<br />

zich ten Hove onthielden Van ABISSURA,<br />

Koning van Bengale. Eenige deezer Verzen<br />

zyn eenvoudig en fraay.<br />

Ten derden. Een Lierzang van WÜE-<br />

M , waarin die buitenfpoorigheid van verbeeldingskragt,<br />

en die ver gezogte en onnatuurlyke<br />

begrippen j welke zo vaak de<br />

Europeaanen de Diehterlyke voortbrengzels<br />

van het Oosten, met wanfmaak, doen<br />

leezen , in ruime maate 1<br />

voorkomt. Dö<br />

Schryver van het Nieuw Afiatisch Mengelwerk<br />

, waarin wy de Overzetting van dé<br />

Verzen der gemelde vyf Dichteren, en vart<br />

(ƒ>) Preface, p. XIV»<br />

{q) Ne» JJiatic Mifcellavy, N. I.<br />

Ce<br />

deê-_<br />

AAN-<br />

IIANG-<br />

ZEL.<br />

urn


AAN-<br />

HANG-<br />

ZEL.<br />

402 O N D E R Z O E K<br />

deezen Lierzang, aantreffen, heeft ons niet<br />

onderrigt, aan wiens bedreevenheid, in dé<br />

Sanskreetfche Taaie,wy de Vertaaling dier<br />

Hukken te danken hebben.<br />

Ten vierden, Eenige oorfpronglyke<br />

Overdragten van Landeryen , van zeer vroege<br />

dagtekeningen, vertaald door den Heer<br />

WIL ui NS. Het moge vreemd voorkomen,<br />

dat een Brief van eene Wettige Overdragt<br />

van eenig Eigendom gerangfchikt wordt<br />

onder de Letterkundige Opflellen van eenig<br />

Volk. Maar zo wyd verfchillen de Zeden<br />

der Hindoos van die der Europeaanen,<br />

dat, daar onze Regtsgeleerden de woorden<br />

en de bedingen vermenigvuldigen om een<br />

Overdragt volkomen te maaken , en zorg<br />

te draagen tegen alles wat dezelve zou<br />

kunnen verzwakken , de Pundits het tot<br />

de Regten behoorende gedeelte, met alle<br />

mogelyke kortheid, opfleilen ; maar,in eene<br />

lange Vooraffpraak, of uitgewerkt Slot ,<br />

hunne eigene Geleerdheid , Welfpreekenheid,<br />

Kunst van opflellen, in rym en onrym,<br />

ten toon fpreiden. De Inleiding van<br />

een deezer Hukken behelst de Loffpraak<br />

van den Monarch, die het Land vergunt,<br />

in den Houten ftyl der Oosterfche vergrooting:<br />

„ Toen zyn ontelbaar Heirleger optrok,<br />

was de Hemel dermaate vervuld<br />

,-, met het opklimmend Hof hunner voeten,<br />

„ dat de Vogelen der lugt daar op konden<br />

„ rusten." — „ Zyne Olypbanten bewoo-<br />

„ gen zich als wandelende Bergen, en de<br />

„ Aarde, gedrukt door derzelver gewigt ,<br />

„ vergruisde in Hof." Het Huk befluic<br />

met


WEGENS OUD INDIE. 403<br />

friet de aankondiging van wraak tegen de<br />

zodanigen, die het zich zouden onderwinden<br />

deeze Overgifte aan te tasten: „ Ryk-<br />

„ dom en het Leeven der Menfchen zyn<br />

„ zo voorbygaande als de afrollende Wa-<br />

„ terdruppen op een blad van den Lotus,<br />

f,.Leert deeze waarheid, ö Menfchen! en<br />

„ onderwindt het u niet den Naasten van<br />

„ zyn Eigendom te berooven (>) ". De<br />

andere Giftbrief, welke van nog ouder<br />

dagtekening fchynt, is niet min opmerklyk.<br />

Beide worden zy gevonden op koperen<br />

plaaten gegraveerd (V).<br />

Ten vyfden. De Overzetting van een ge*<br />

deelte van den Shaster, door den Colonel<br />

DOW, in den Jaare MDCCLXVIII uitgegeeven<br />

, hadt , misfchien , in de eerfte<br />

plaats moeten vermeld worden. Maar dewyl<br />

deeze Vertaaling door hem niet gedaan<br />

is uit het Sanskreetisch; maar opgefchreeven<br />

uit den mond van een Brahmin, i<br />

die den Shaster in 't Perfïsch , of in de<br />

gewoone Bengaalfche Taal , verklaarde ,<br />

zal dezelve eigenaartiger onder onze opmerking<br />

vallen, wanneer wy den ftaat der<br />

Weetenfchappen by de Hindoos <strong>onderzoek</strong>en<br />

, dan te deezer plaatze , waar wy<br />

eenig berigt hebben zoeken te geeven van<br />

hun fmaak in het opftellen hunner Schriften<br />

(0- ]<br />

V. De<br />

(r) Afiatic Refearches, Vol. I. p. I23, &c.<br />

. (s) Ibid. Vol. I. p. 357.<br />

(t) Dit is de IX Aantekening van ROBERTSON.<br />

Cc 3<br />

AAN-<br />

HANG-<br />

ZEL.


AAN­<br />

HANG-<br />

ZEL.<br />

4©4 O N D E R Z O E K<br />

V. De vorderingen der Indiaanen, in<br />

Weetenfchap , verfchaffen een bykomend<br />

bewys van hunne vroegtydige Befchaafdheid.<br />

Allen, die Indie in ouden tyde , of<br />

heden ten dage, bezogten , oordeelden, dac<br />

de Inwoonders, 't zy in hec verrigten hunner<br />

byzondere bezigheden , 't zy in hec<br />

beleid van Staatszaaken , voor geen Volk<br />

behoefden te wyken in fchranderheid ,<br />

fcherpheid van verffand, of behendigheid.<br />

Uit het aanwenden van zodanige Talenten<br />

op de beoefening van Weetenfchap, moge<br />

men zich eenen buitengewoonen trap van<br />

vordering belooven. — Overeenkomftig mee<br />

dit denkbeeld , waren de Indiaanen reeds<br />

vroeg, uit dien hoofde, beroemd, en eenigen<br />

der uitfleekendften onder de Griekfche<br />

Wysgeeren reisden na Indie, ten einde zy,<br />

door den ommegang met de Wyzen diens<br />

Lands, een gedeelte mogten opdoen van<br />

die kundigheden, waardoor zy vermaardheid<br />

verworven hadden<br />

De berigten, nogthans, welke wy van<br />

de Grieken en Romeinen ontvangen wegens<br />

de Weetenfchappen , die de aandagc<br />

der Indifche Wysgeeren meest trokken, of<br />

van de Ontdekkingen , welke zy daarin<br />

gemaakt hadden , zyn zeer onvolkomen.<br />

Aan de naafpeuringen van eenige weinige<br />

kundige Perfoonen, die Indie, geduurende<br />

de drie laatsc verloopene Eeuwen, bezogten,<br />

zyn wy breedvoeriger en echter kundfchap<br />

verfchuldigd. Maar, door den weder-<br />

(?) BRUCKÊRI, Hist. Phitofoph.Vo), I. p.ipo.


WEGENS OUD INDIE. 405<br />

derzin , waar mede de Brahminen hunne AAN-<br />

Weetenfchappen aan Vreemdelingen mede- HANt><br />

deelen , en de onbekwaamheid der Euro­ ZEL.<br />

peaanen om veel kennis daar van op te<br />

doen: dewyl zy, even als de Verborgenheden<br />

van hunnen Godsdienst , voor de<br />

oogen des Gemeens verborgen waren , in<br />

eene onbekende Taal, werd deeze kundig,<br />

heid langzaam, en mee veel moeite, verkreegen.<br />

— Dezelfde waarneeming, nogthans,<br />

welke ik maakte wegens onze kennis van<br />

den ftaat der fchoone Kunften onder hec<br />

Volk van Indie, past op dien van hunne<br />

vordering in Weetenfchap , en de tegenwoordige<br />

Eeuw is eerst voorzien met eene<br />

genoegzaame blykbaarheid, op welke men<br />

eene bellisfende oordeelvelling over beide<br />

kan gronden.<br />

Weetenfchap, wanneer men dezelve afgefcheiden<br />

befchouwc van den Godsdienst,<br />

welks overweeging ik toe een ander hoofdpunt<br />

myns Onderzoeks verfchuive, beftaat<br />

in de overweeging van de werkzaamheden<br />

des Verftands, of van de uitoefening onzei<br />

Zedelyke Vermogens, of van de natuur er I<br />

hoedanigheden der uitwendige Voorwerpen<br />

— De eerfte wordt de Redenkunst — d<<br />

tweede de Zedekunde — de derde de Na<br />

tuurkunde, of de kennis der Natuur, gehee<br />

ten. Ten aanziene nu van de vroegtydigs<br />

vorderingen in het aankweeken van efl<br />

deezer Weetenfchappen in Indie , hebbei<br />

I<br />

wy bewysftukken in handen, die aller op<br />

jnerking verdienen.<br />

Cc 3 Dan


4oS O N D E R Z O E K<br />

AAN­ Dan, eer wy tot derzelver overweeging<br />

HANG* treeden, zal het eigenaartig weezen, dé<br />

ZEL. denkbeelden der Brahminen, ten aanziene<br />

van de Ziel zelve, te <strong>onderzoek</strong>en; want,<br />

indien deeze niet rechtmaatig waren, zouden<br />

alle hunne befpiegelingen, wegens derzelver<br />

werkingen, verkeerd en ingebeeld<br />

weezen. De onderfcheiding, tusfehen Stof<br />

en Geest, fchynt vroeg by de Indifche<br />

Wysgeeren bekend geweest te zyn: aan<br />

den Geest fchreeven zy verfcheide vermogens<br />

toe, voor welke zyde Stof onbekwaam<br />

keurden : en , wanneer wy ons te binnen<br />

brengen, hoe onvolkomen onze denkbeelden<br />

zyn van elk voorwerp dat niet onder<br />

het bereik der zintuigen valt, mogen wy<br />

verzekeren, (indien wy eenige infchiklykheid<br />

gebruiken omtrent byzondere begrippen<br />

der Hindoos, welke wy vervolgens<br />

Zullen verklaaren,) dat geene befchryving<br />

van 's Menfchen Ziel gefchikter is, om de<br />

waardigheid van haare natuur uic te drukken<br />

, dan die ons gegeeven wordt , door<br />

den Schryver van het Heldendicht, Mahabarat••<br />

getyteld. „ Eenigen, zegt hy ,<br />

^, merken de Ziel aan als een'Wonder, anderen<br />

hooTén daar van met verbaasd-<br />

^, heid; maar niemand kent dezelve. Het<br />

„ Zwaard verdeelt dezelve niet; het Vuur<br />

„ verbrandt ze niet ; het Water verderft<br />

„ ze niet ; de Wind verdroogt ze niet;<br />

„ want de Ziel is ondeelbaar , onbrand-<br />

„ baar, onverderflyk; de Ziel is eeuwig,<br />

„ algemeen, volduurende, onbeweegelyk;<br />

- ».,<br />

d e i<br />

"


WEGENS O U D INDIE. 407<br />

•„ de Ziel is onzigtbaar, onbegrypelyk en AAN-<br />

„ onveranderlyk (y). "<br />

HANG-<br />

Naa deeze voordrage van de gevoelens ZEL.<br />

der Brahminen voor de Ziel zelve, kunnen<br />

wy voortgaan tot het overweegen van<br />

hunne denkbeelden , ten aanziene van elk<br />

der Weetenfchappen , in de opgegeevene<br />

drievoudige verdeeling.<br />

Vooreerst. REDENKUNST en BOVEN­<br />

NATUURKUNDE. Ten aanziene van geen<br />

onderwerp heeft het Menschlyk Verftand<br />

zich meer beoefend, dan in het ontleeden<br />

van zyne eigene werkzaamheden. * De onderfcheide<br />

vermogens van de Ziel heeft<br />

men onderzogr. en bepaald; gefchikte Regels<br />

heeft men voorgefchreeven , om op<br />

de waarneeming van 't geen men ziet gebeuren<br />

, vervolgens Beginzelen te gronden,<br />

of, uit de kennis der Beginzelen, een<br />

plan van Weetenfchap te vormen. — De<br />

Wysgeeren van oud Griekenland waren<br />

zeer ' beroemd , wegens hunne vordering<br />

in deeze afgetrokkene befchouwingen ;<br />

en ontdekten , in hunne ontledingen en<br />

fchikkingen , zulk een diepte van denkingskragt,<br />

en fcherpheid van oordeel , dat<br />

hunne Stelzels van Redenkunst, en bovenal<br />

het Stelzel der Peripatetifche Schoole,<br />

geteld zyn onder de proeven van uitfteekendlle<br />

poogingen der Menschlyke Rede.<br />

Maar, zints wy eenigermaate kennis gekreegen<br />

hebben aan de Letterkunde en de<br />

Weetenfchap der Hindoos , bevinden wy,<br />

dat,<br />

(v) Baghvat • Gceta, p. 37.<br />

Cc 4


HANQ-<br />

ZLL.<br />

4Q8 O N D E R Z O E K<br />

dat, zo ras de Menfchen komen op die<br />

hoogte in hec gezellig leeven , dat zy<br />

hunne aandagc kunnen wenden op befpiegelende<br />

naafpeuringen , 's Menfchen Ziel,<br />

in alle Gewesten des Aardbodems, bykans<br />

dezelfde vermogens zal ten toon fpreiden,<br />

en in haare naafpeuringen en ontdekkingen<br />

mer. byna dezelfde Happen zal voortgaan.<br />

Uit ABUL FAZEL'S Korc Begrip van<br />

de Wysbegeerte der Hindoos (w) , waar<br />

van hy, volgens zyn verflag, kennis kreeg<br />

door eene zeer gemeenzaame verkecring,<br />

met de Geieerdflen diens Volks ; uic hec<br />

voorbeeld van hunne Redenkunftige ophelderingen<br />

, begreepen in dat gedeelte van<br />

den Shaster , door Colonel D o w (V)<br />

uitgegeeven; en uic veele plaaczen, in de<br />

Baghvat- Geeta, blykc ten vollen, dat dezelfde<br />

befpiegelingen , die de Griekfche<br />

Wysgeeren bezig hielden, ook de aandagt<br />

der Indiaanfche Brahminen hadden getrokken<br />

; en de befpiegelingen van de eerscgemelden,<br />

zo ten opzigte van de hoedanigheden<br />

der uitwendige voorwerpen , als<br />

ten aanziene van de natuur onzer eigene<br />

denkbeelden , waren niec vernuftiger dan<br />

die van de laatstgenoemden. Met naauw-<br />

Iseurigheid te bepaalen , mex fcherpzinnigheid<br />

te onderfcheiden , en met fchranderhetd<br />

te redenkavelen, kenmerkten Griekfche<br />

en Indiaanfche Wysgeeren; by beiden<br />

bragt dezelfde verregaande uicpluizing, ora<br />

(») Aycen Ahbery, Vol. III. p. 95. &c.<br />

(x) Dow>.Dtsfertatioti, p. XXXIX. &c.<br />

die


WEGENS O U D INDIE. 409<br />

die werkzaamheden der ziele te ontknooAANpen, tot welker bevatting de vermogens HANGder<br />

Menfchen niet gevormd zyn , hun ZEL.<br />

zomwylen tot valfche en gevaarlyke gevolgtrekkingen.<br />

Die twyfelende Wysbegeerte,<br />

welke het beftaan der ftoflyke Wereld<br />

lochent, en beweert dat 'er niets<br />

weezenlyks buiten onze denkbeelden beftaat,<br />

fchynt in Indie, zo wel als in Europa<br />

, bekend geweest te zyn (j) ; en<br />

de Wyzen van het Oosten , daar zy veel<br />

verfchuldigd waren aan de Wysbegeerte<br />

van wegen de kennis aan veele gewigtige<br />

waarheden, vonden zich niet meer, dan die<br />

van het Westen, ontheeven van haare begogelingen<br />

en dwaalingen.<br />

Ten tweeden. ZEDEKUNDE. — Deeze<br />

Weetenfchap , welke ten doelwit hsefc<br />

vast te ftellen , wat Deugd van Ondeugd<br />

onderfcheidt, naa te fpeuren welke Dryfveeren<br />

de Menfchen tot werkzaamheid aanzetten,<br />

en Regels voor het Leevensgedrag<br />

voor te fchryven, fchynt , daar zy de gewigtigfte<br />

van alle is , de opmerking der<br />

Brahminen ten fterkften getrokken te heb.ben.<br />

— Hunne gevoelens waren, met betrekking<br />

tot deeze Hukken, verfchillende ,<br />

en men vindt de Brahminen , even gelyk<br />

de Wysgeeren van Griekenland, in Aanhangen<br />

verdeeld , onderfcheiden door<br />

Grondregelen en Leerftellingen dikwyls<br />

rechtftreeks tegen elkander aangekant. —<br />

Die<br />

(j) Dow's Dhfertaiion, p. LVII. Ayen Ak-<br />

$trj, VoL Hl. p. 128.<br />

Cc $


4io O N D E R Z O E K<br />

AAN­ Die Aanhang, van wier gevoelens wy ge­<br />

HANG? lukkig het meest weeten, hadt een Stelzel<br />

ZEL. van Zedekunde omhelsd , gegrond op de<br />

edelaartigfle en waardigfte beginzelen, welke<br />

'sMenfchen Rede, zonder bovennatuurlyken<br />

byftand, kan ontdekken. De Mensch,<br />

leeraarden zy, was gefchaapen, niet tot een<br />

befpiegelend en bèdryfloos leeven ; maar<br />

om te werken. Hy was gebooren , niet<br />

voor zichzelven alleen ; maar voor zyne<br />

Mederaenfchen. Het geluk der Maatfchap,<br />

pye , van welke hy een lid is , het heil<br />

des Menschdoms , zyn zyne hoogde en eindelyke<br />

bedoelingen. In de keuze, wat men<br />

den voorrang te geeven, of te verwerpen,<br />

hebbe, is de regtmaatigheid en voeglykheid<br />

der keuze de eenige zaak, waar op de<br />

Mensch moet agtgeeven. De gevolgen ,<br />

welke uit zyne bedryven kunnen voortvloeien<br />

, Haan niet in zyne magt, en, 't<br />

zy ze voordeelig of naadeelig zyn , kan<br />

hy, zo lang hy voldaan is over de zuiverheid<br />

der, beweegredenen , welken hem tot<br />

werkzaamheid aanfpoorden , die Goedkeuring<br />

van zyn eigen hart fmaaken , welke<br />

waar Geluk uitmaakt onafhangelyk van de<br />

magt der Fortuine, of de gevoelens van<br />

andere Menfchen.<br />

„ De Mensch," zegt de Schryver van<br />

den Mahabarat, „ heeft geene Vryheid<br />

„ van werking. Elk Mensch wordt onge-<br />

„ willig gedrongen te handelen, volgens<br />

„ die beginzelen , welke in zyne natuure<br />

„ huisvesten. Hy , die zyne werkzaame<br />

vermogens wederhoudt, en nederzit met<br />

n zy-


WEGENS OUD INDIE. 4u<br />

i zynen geest: alleen ftaaroogende op de<br />

l] voorwerpen zyner zintuigen , mag iemand<br />

van een verkeerde ziel genaamd<br />

'1 worden. Hy verdient lof, die, alle zyne<br />

„ driften te ondergebragt hebbende , met<br />

„ zyne werkzaame vermogens alle de be-<br />

„ dryven des leevens vervult, zonder zich<br />

„ over den uitflag te bekreunen 0><br />

„ Laat de beweegreden in de daad, en niet<br />

„ in de uitkomst, berusten. — Behoor niet<br />

„ onder de zodanigen , wier prikkel, om<br />

„ iets te doen, de hoop op belooning is. —<br />

„ Slyt uwe lcevensdagen niet in ledigheid.<br />

,' Stel alles, in het aanwenden uwer poo-<br />

„ gingen ; volbreng uw Pligt; verzaak<br />

j, alle gedagten wegens het gevolg. —-<br />

„ Laat het u hetzelfde weezen, welke de<br />

„ uitflag zy, of ten goede of ten kwaade;<br />

„ want zulk eene Gelykmaatigheid wordt<br />

„ Tog geheetcn , dat is , Aandagt op 't<br />

„ geen geestlyk is. — Zoek dan eene<br />

fchuilplaats' in Wysheid alleen: want de<br />

\] elendigen en ongelukkigen zyn zodanig<br />

„ ter oorzaake van den uitflag der dingen.<br />

„ — Menfchen , die de waare Wysheid<br />

„ bezitten , bekommeren zich niet over het<br />

„ goede of kwaade op deeze Wereld. «—-<br />

„ Bevlytig u dan om dit gebruik van uw<br />

„ Verftand te maaken; want dat gebruik in<br />

„ uw doen is een kostlyke Kunst. —• Wy-<br />

„ ze Menfchen, die alle gedagten verzaakt<br />

„ hebben van de vrugt, welke uic hunne<br />

„ werkzaamheden zal voortkomen, worden<br />

„ ont-<br />

(z) Baghvat-Geeta, p. 44.<br />

AAN-<br />

IIANG-<br />

ZEL.


AAN­<br />

HANG"<br />

ZEL.<br />

4ia O N D E R Z O E K<br />

„ ontflaagen van de keten der Geboorte ,<br />

„ en gaan heenen na de Gewesten van eeu-<br />

„ wigduurende Gelukzaligheid (V)! "<br />

Uit deeze plaats, en veele andere, welke<br />

ik zou hebben kunnen aanvoeren , leeren<br />

wy, dat de onderfcheidende Leerftellingen<br />

der Stoicynfche Schoole in Indie onderweezen<br />

wierden, veele Eeuwen vóór de Geboorte<br />

van ZEN o, en teffens ingeboezemd<br />

met eene overtuigende ernsthaftigheid, zeer<br />

gelykende op die van EPICTETUS. En<br />

het is niet zonder verbaazing, dat wy de<br />

Stellingen van deeze manlyke en werkzaame<br />

Wysbegeerte , die alleen gefchikt fchynt<br />

voor Menfchen van eene kloeke en moedige<br />

geestgefteltenisfe , als een Leefregel<br />

voorgefchreeven vinden , aan een Geflacht<br />

van Menfchen, meer uitfteekende door de<br />

Zagtheid van hunnen Aart, dan wegens de<br />

Grootheid hunner Zielen.<br />

Tenderden. NATUURKUNDE. In alle<br />

Weetenfchappen, die ftrekken om onze<br />

kennis der Natuure uit te breiden, zo in<br />

de Wis- Werktuig- als Starrekunde, is de<br />

Rekenkunst een Grondweetenfchap. In een<br />

Land, derhalven, waar wy vinden dat men<br />

zo veel aandagts gevestigd heeft , op het<br />

verbeteren der Rekenkunde , om de be*<br />

werking van dezelve gemaklyk en juist te<br />

maaken, mogen wy vermoeden, dat de<br />

Weetenfchappen, daar van afhangende, eene<br />

hoogere maate van volkomenheid verkree-<br />

Cd) Baghvat-Geeta, p. 40.


WEGÉNS OUD INDIE. 413<br />

gen hebben. Zodanig eene verbetering dier<br />

Weetenfchap treffen wy in Indie aan.<br />

Terwyl, onder de Grieken en Romeinen,<br />

de eenige wyze om Getallen aan te duiden,<br />

beilondt in het te nederzetten der Letteren<br />

van het A, B, C, 't welk het berekenen<br />

ten uiterflen omflagtig en verdrietig<br />

maakte , hadden de Indiaanen , zints<br />

onheuchlyke tyden, tot het zelfde einde,<br />

zich bediend van de Tien Cyferletteren, of<br />

Figuuren , nu zo algemeen bekend ; door<br />

middel van deeze Tekenen, volvoerden zy<br />

alles in de Rekenkunde met allen gemak,<br />

en de grootfte vaardigheid. Door de gelukkige<br />

uitvinding van eene onderfcheide<br />

waarde aan eiken Cyferletter toe te kennen<br />

, naar gelange dezelve van plaats verandert,<br />

heeft men niet meer dan een Tiental<br />

noodig, in de zamengefteldfle en uitgeftrektfte<br />

berekeningen; en de Rekenkunde<br />

is de volmaaktfte van alle Weetenfchappen.<br />

De Arabieren voerden , niet lang naa<br />

dat zy zich in Spanje hadden nedergezet,<br />

deeze wyze van rekenen in Europa in, en<br />

waren opregt genoeg, om te erkennen, dac<br />

zy die kundigheid van de Indiaanen ontleend<br />

hadden. Hoewel de voordeden deezer<br />

Rekenwyze zeer in 't oog loopende en<br />

groot zyn , bleef egter , zo traag is het<br />

Menschdom in bet aanneemen van nieuwe<br />

uitvindingen, het gebruik daarvan eenigen<br />

tyd bepaald by de Beoefenaars van Weetenfchappen<br />

; allengskens , nogthans, lieten<br />

Menfchen, van Wereldlyk bedryf, de voorgaan-<br />

AATÏ-<br />

HANQ-<br />

ZELJ


AAN-<br />

HANO<br />

ZEL.<br />

414 O N D E R Z O E K<br />

gaande lastige wyze van rekenen, met Letteren<br />

, vaaren , en de Indiaanfche Rekentrant<br />

geraakte, door geheel Europa, in algemeen<br />

gebruik (V). Deeze Rekenwyze is<br />

tegenwoordig zo algemeen en eenvoudig,<br />

dat de fchranderheid der Indiaanen , aan<br />

wien wy' de uitvinding hebben dank te<br />

weeten, min opgemerkt en min gepreezen<br />

wordt , dan dezelve verdient.<br />

De Starrekunde der Indiaanen levert<br />

een nog in 't oog loopender biyk op van<br />

hunne meer dan gemeene vordering in<br />

Weetenfchap. De aandagt en de gelukkige<br />

uitflag, waar mede zy de Hemelfche<br />

Lichaamen waarnamen, waren zo weinig<br />

bekend by de Grieken en Romeinen , dat<br />

zy 'er niet dan zeer ter loops van gewaagen<br />

(V). — Maar zoo ras de Mahomedaanen<br />

eene geregelde Gemeenfchap met de<br />

Jnwoonderen van Indie onderhielden, ontdekten<br />

en roemden zy de uitfleekende vorderingen<br />

deezes Volks in de Starrekunde.<br />

Van de Europeaanen, die Indie bezogcen,'<br />

naa dat zy den weg over de Kaap de<br />

Goede Hoop ontdekt hadden, was de Heer<br />

EERNIER, een <strong>onderzoek</strong>end en wysgeerig<br />

Reiziger, een der eerften, die ons onderrigtte<br />

, dat de Indiaanen zich , zints<br />

lang, op de Starrekunde toegelegd, en in<br />

die Weetenfchap aanmerkelyke voortgangen<br />

g e<br />

-<br />

(f) MONTUCLA, Hist. des Mathemat. Tom. I.<br />

36b. &c.<br />

CO STRABO , Lib. XF. pi IO47. A. Dirné<br />

°erieg. v. U72.


WEGENS OUD INDIE. 415<br />

gemaakt hadden (d). Zyn berigt , nogthans,<br />

fchynt zeer algemeen en onvolkomen<br />

geweest te zyn. De eerfte volkomene<br />

proef van der Indiaanen verre vordering<br />

in de kennis der Starrekunde , zyn<br />

wy verfchuldigd aan den Heer DE LA<br />

LOUBERE, die, uit zyn Gezamfchap na<br />

Siam wederkeerende, een Uittrekfel medebragt<br />

van een Siamsch Handfchrift, 't welk<br />

Tafelen en Regels behelsde om de Plaatzen<br />

van de Zon en de Maan te berekenen.<br />

De wyze, op welke deeze Tafels waren<br />

zamengefteld, maakte de beginzelen, waarop<br />

ze fteunden, zeer duister, en vorderde<br />

een Verklaarder, zo bedreeven in<br />

Starrekundige berekeningen, als de beroemde<br />

CAssINI, om de meening van dit keurig<br />

Siamfche Fragment te verklaaren.<br />

Het Tydperk van deeze Siamfche Tafelen<br />

komt overeen met den' éé» en twintigften<br />

van Maart des Jaars DCXXXVIII<br />

onzer Jaartellinge. — Andere Tafels kreeg<br />

men van Chrisnabouram, in de Carnatic,<br />

welker Tydperk beantwoordt aan den tienden<br />

van Maart des Jaars MCCCCXCI onzer<br />

Jaartellinge. — Een derde foort van dusdanige<br />

Tafelen kwam van Narfapour, welker<br />

Tydperk niet verder rugwaards gaat dan tot<br />

hec Jaar MDLXIX onzer Jaarrekening. -—<br />

De vierde en keurigfte foort van Tafelen<br />

werden uitgegeeven door den Heer LE<br />

GEN TIL, aan wien zy medegedeeld waren<br />

door een geleerd Brahmin van Tirvalore,<br />

eene<br />

(X) BERNIER, Foyages, Tom. IJ. p. 145- &c,<br />

AAN­<br />

HANG­<br />

SEL.<br />

A. C.<br />

1687.


AAN­<br />

HAK G-<br />

ZEL. •<br />

4'it5 O N D E R Z O E K<br />

eene kleine Stad, op de Kust van Cormandel,<br />

omtrent twaalf mylen ten Westen van<br />

Negapatnam. Het Tydperk deezer Tafelen<br />

klimt tot eene hooge Oudheid op, eti<br />

komt overeen met de beroemde Eeuw van<br />

de Calyougham of Cöllee Jogue, welke ,<br />

volgens het berigt der Indiaanen, honderd<br />

en twee jaaren vóór de Geboorte van<br />

CHRISTUS een aanvang nam.<br />

[Dewyl ik veilig mag veronderflellen ,<br />

dat veelen myner Leezeren onkundig zyn<br />

van de buiten fpoorige Lengte der vier<br />

Eeuwen, of Tydkringen, in de Indiaanfche<br />

Tydrekenkunde , zal het hier voegen een<br />

kleinen uitftap te doen , om hun des een<br />

verflag te geeven, volgens de opgave van<br />

den Heer HALBED.<br />

De Eerfte, de Suttee Jogue (of Eeuw<br />

van Zuiverheid), wordt gezegd drie Millioen<br />

, twee honderd duizend jaaren, geduurd<br />

te hebben : zy beweeren dat der<br />

Menfchen Leeftyd, in die Eeuwe, tot honderd<br />

duizend jaaren zich uitftrekte , en<br />

dat zyn geftalte één en twintig Cubiten<br />

hoog was.<br />

De Tweede, de Tirtah Jogue (de Eeuw<br />

waar in een derde gedeelte des Menschdoms<br />

bedorven was), ftellen zy, uit twee<br />

Millioen, vier honderd duizend jaaren, beftaan<br />

te hebben ; en de Menfchen toen<br />

tien duizend jaaren leefden.<br />

De Derde, de Dwapaar Jogue (de Eeuw<br />

waar in de helft des Menschlyken Geflachts*<br />

in 't bederf viel), duurde één Millioen, zes<br />

honderd duizend Jaaren j en 's Menfchen<br />

LeeÊ;


WEGENS OUD INDIE. 41?<br />

Leeftyd kromp toen in, tot één duizend<br />

De Vierde, de Colièe Jogue (de Eeuw,<br />

in welke het geheele Menschdom verdor- •<br />

ven , of verkleind, werd , want dat is de<br />

waare meening van Collee) is de tegenwoordige<br />

Eeuw, welke zy veronderftellen<br />

beftemd te zyn, om vier honderd duizend<br />

Jaaren te duuren, van welke *er reeds bykans<br />

vyf duizend verftreeken zyn: het Leeven<br />

der Menfchen in dat Tydperk is bepaald<br />

tot één honderd Jaaren (e).<br />

Indien wy veronderftellen dat de berekening<br />

des tyds, in de Indiaanfche Tydrekenkunde,<br />

gedaan is by Zonne- of zelfs<br />

by Maan-jaaren, kan 'er niets buitenfpooriger<br />

in zichzelve, of ftrydiger, zyn, met<br />

onze wyze van den duur der Wereld te<br />

berekenen , gegrond op heilig en onfeilbaar<br />

gezag. Eenige poogingen hebben<br />

Geleerden aangewend , en bovenal hierin<br />

de Heer BAILLY zich bevlytigd , om de<br />

Tydrekening der Hindoos eenigzins beter te<br />

doen zamenftemmen met die in de Schriften<br />

des Ouden Verbonds voorkomt; maar dewyl<br />

ik de beginzelen, op welken tiy zyne<br />

gevolgtrekkingen doet fteunen , niet kan<br />

ontvouwen, zonder my in te laaten tot breede<br />

en ingewikkelde uitpluizingen , vreemd<br />

van het Onderwerp myner tegenwoordige<br />

Verhandelinge , en vermids ik eenige<br />

zy-<br />

CO HALHED'S Prefaee to the Ceik of Gent of<br />

Uw*, h XZWl-<br />

Da<br />

AAN-<br />

3ANG-<br />

ZEL.


AAN­<br />

HANG­<br />

SEL,.<br />

4Ï8 O N D E R Z O E K<br />

zyner begrippen niet kan toeftemmen, laat<br />

ik het berusten by het wyzen tot zyn<br />

Werk, en myne Leezers voor zichzelven<br />

oordeelen (ƒ).<br />

Gelukkig ontdek ik, dat, in het Tweede<br />

Deel van de Transactions of the Society of<br />

Bengal, eene Verhandeling over de Tydrekenkunde<br />

der Hindoos ftaat geplaatst te<br />

worden; en ik hoop dat eenig geleerd Lid<br />

van dat Lichaam, door zyne kennis in de<br />

Taaien en Gefchiedenisfen van dat Land, in<br />

ftaat zal zyn om licht te verfpreiden over<br />

een onderwerp, 't welk door het verband,<br />

waarin het ftaat met Godsdienst en Weetenfchap,<br />

allerbelangrykst wordt.<br />

Uit ééne omftandigheid , egter , welke<br />

opmerking verdient, mogen wy befluiten,<br />

dat de onderrigting , welke wy tot nog ,<br />

wegens de Tydrekening der Hindoos-, ontvangen<br />

hebben , zeer onnaauwkeurig is.<br />

Wy bezitten, zo verre ik weet, niet meer<br />

dan vyf oorfpronglyke berigten van de onderfcheide<br />

Jogues, of Eeuwen, der Hindoos.<br />

— Het eerfte is ons gegeeven door den<br />

Heer ROGER, die 'c zelve ontving van de<br />

'Brahminen, op de kust van Cormandel.<br />

Volgens dit verflag, is de Suttee Jogue een<br />

Tydperk van één Millioen zeven honderd<br />

acht en twintig duizend Jaaren; de Tirtak<br />

Jogue één Millioen twee honderd en zes<br />

en negentig duizend Jaaren; de Dwapaar<br />

Jo-<br />

" (f) BAILLY, /istriti. Indknm , Disc. Prelimin.<br />

p. LXXVII.


WEGÉNS OUD INDIE. 419<br />

jogue acht honderd eh vier en zestig duizend<br />

Jaaren; den duur van de Collee Jogue<br />

geeft hy niet op (g).<br />

Het tweede berigt is dat van den Heer<br />

ÈERNIER, die 't zelve kreeg van de Br ahminen<br />

van Benares. Volgens diens opgave<br />

, duurt de Suttee Jogue twee Millioen<br />

vyf honderd duizend Jaaren; de Tirtah Jogue<br />

één Millioen twee honderd duizend<br />

Jaaren; de Dwapaar Jogue acht honderd<br />

yier en zestig duizend jaaren ; wegens hec<br />

Tydsbeloop van de Collee Jogue, zwygt hy<br />

mede geheel (Ji).<br />

Het derde berigt is dat van den Colonel<br />

Dow. Hy ftelt de Suttee Jogue een Tydperk<br />

van veertien Millioen Jaaren ; de Tirtah<br />

Jogue op één Millioen tachtig duizend<br />

; de Dwapaar Jogue op twee en zeventig<br />

duizend, en de Collee Jogue op zes;<br />

en dertig duizend, Jaaren (O-<br />

De Heer LE GENTIL verfchaft ons een<br />

vierde berigt, 't welk hy ontleende van de<br />

Brahminen op de Kust van Cormandel i<br />

en, dewyl hy zyn verflag kreeg in 't zelfde<br />

gedeelte van Indie,en uit dezelfde bron als<br />

de Heer ROG ER, flemt het in allen deele'<br />

daar mede overeen (&).<br />

Het vyfde berigt van dén Heer HAL-<br />

HED,'<br />

fg) ROGER, Porte Ouverte, p. 179.<br />

(h) BE KNIER, Foyages, Tom. II. p. iGo.<br />

(?) Dow, Hist. of Indostan , Vol. I. p. 3.<br />

• (k~) Mem. de t Academ. des Sciences, pour X~7


AAN­<br />

HANG-<br />

ZEL.<br />

420 O N D E R Z O E K<br />

HED, heb ik, hier boven, in 't breede geplaatst.<br />

Uit dit verfchil, niet alleen ten opzigte<br />

van de geheele getallen, maar ook van vee-<br />

Ie der byzonderheden in de onderfcheiden<br />

opgaven, is het openbaar , dat de onderrigting,<br />

welke wy tot hiertoe van de Indiaanfche<br />

Tydrekening ontvangen hebben, zo<br />

onzeker is als het geheele ftelzel van dezelve<br />

wild en fabelagtig.<br />

Hoogstwaarfchynlyk komt het my voor,<br />

dat, wanneer wy meer kennis verkreegen<br />

hebben van de beginzelen, waar op men de<br />

gefmeede Eeuwen, of Jogues, der Hindoos<br />

gevormd heeft, wy beter in ftaat zullen<br />

weezen om hunne Tydrekening overeen te<br />

brengen met de waare wyze om den tyd<br />

te berekenen, gegrond op het gezag des<br />

Ouden Verbonds; en dat wy teffens reden<br />

zullen vinden om te befluiten, dat het verflag,<br />

door hunne Starrekundigen gegeeven<br />

van den ftand der Hemelfche Lichaamen,<br />

by den aanvang van de Collee Jogue., niet<br />

fteunt op daadlyke Waarneeming, maar<br />

opgemaakt is , uit eene te ruggaande Berekening.<br />

—- Wien het gelust de Tydrekening<br />

der Hindoos verder naa te fpeuren,<br />

zal veel hulps ontvangen door een Vertoog<br />

van den Heer MARSDEN , over dac<br />

onderwerp, waarin hy de natuur van hun<br />

Jaar, en van de verfcheide Eeuwen onder<br />

hun in gebruik, mee veel kunde en naauwkeurigheid<br />

ontvouwd heeft (0-3<br />

De<br />

(_f) Philofoph. Transact. Vol. LXXX. Part. IL.<br />

p. 560.. Dit is de X Aantekening van ROBERTSOJNU


WEGENS OUD INDIE. 421<br />

De vier foorten van Tafelen, van welke<br />

ik vóór deezen ophelderenden uitflap gefprooken<br />

heb, zyn onderzogt, en met elkanderen<br />

vergeleeken, door den Heer B A I L-<br />

I.Y, die, by een wonder gelukkig vernuft,<br />

een uitfteekende maate van welfpreekendheid<br />

gepaard heeft, met de geduldige <strong>onderzoek</strong>ingen<br />

van een Starrekundigen, en<br />

de diepe naafpeuringen eens Wiskundenaars.<br />

Zyne berekeningen zyn bekragcigd.<br />

en zyne redenkavelingen zyn opge heldere<br />

en uitgebreid, door den Heer PLAYFAIH<br />

in een meesterlyk opgeftelde Verhandeling<br />

f».<br />

In ftede van het te onderneemen, on [<br />

deeze Schryvers te volgen in hunne redenkavelingen<br />

en berekeningen , die , ui<br />

derzelver aart, dikwyls afgetrokken en in<br />

gewikkeld zyn , zal ik my vergenoeger |<br />

met zulk een algemeen verflag desweger L<br />

te verleenen , als gefchikt is voor eer t<br />

Werk van die natuur, gelyk het geen il<br />

thans onder handen heb. Dit zal, zo il<br />

hoop, een gepast denkbeeld opleveren vai l<br />

*t geen aan 't licht gekomen is , wegen<br />

!<br />

de Starrekunde in Indie; een onderwerp ti<br />

weetenswaardig en te gewigtig om overge<br />

flaagen te worden, in eenig berigt wegen S<br />

den ftaat der Weetenfchappen in dat Land »<br />

en , zonder eenige eigene oordeelvellin<br />

5<br />

daar in te mengen , zal ik het elk myne r<br />

Le<<br />

fm) Transactions of the Royal Society of Edi\<br />

iurgy Vol. LI. p. 135.<br />

Dd 3<br />

AAN­<br />

HANG-<br />

ZEL.


42a O N D E R Z O E K<br />

AAN­ Leezeren overlaareh zyn eigen begrip des-<br />

HANG­ wegen te vormen.<br />

SEL. Het mag aangemerkt worden, al$, de algemeene<br />

uitkomst van alle de naafpeuringen<br />

, redeneeringen en berekeningen, ten opzigte<br />

van de Starrekunde der Indiaanen ,<br />

welke men, tot hier toe, heefc uitgegeeven,<br />

„ dat de Beweeging der Hemelfche Li-<br />

„ chaamen , en in 't byzonder derzelver<br />

„ Stand by den aanvange van de onder-<br />

„ fcheide Tydperken, tot welke deeze vier<br />

„ foorten van Tafelen wyzen , met groote<br />

„ naauwkeurjgheid bepaald zyn ; en dat<br />

veele van de beginzelen hunner bereke-<br />

„ ningen, inzonderheid wat zeer afgelegene<br />

„ Tyden betreft, bewaarheid worden ,<br />

„ door eene verbaazing verwekkende over-<br />

„ eenkomst met de Tafelen der heden-<br />

„ daagfche Starrekundigen in Europa, ver-<br />

„ beterd door de laatfte en keurigite waar-<br />

„ neemingen, uit befchouwing der Zwaarte-<br />

„ kragt ontleend." Deeze befluiten worden<br />

allerbelangrykst gemaakt, door de blykbaarheid<br />

, welke zy verfchaffen van eene<br />

i/ordering in Weetenfchap, die geene wedergade<br />

vindt in de Gefchiedenis van ruwe<br />

Volken. De Indiaanfche Brahminen, die<br />

jaarlyks eene foort van Almanach uitgeeven,<br />

behelzende Starrekundige Voorzeggingen<br />

van eenige der opmerkenswaardigrte Verrchynzelen<br />

aan den Hemel, als de Nieuwe<br />

en Volle Maan, de Zon- en Maan-verduis-<br />

:eringen, bezitten zekere wyzen van berekening,<br />

welke, by <strong>onderzoek</strong>, blonden<br />

worden te berusten op een zeer uitgei; - id


WEGENS OUD INDIE. 423<br />

ftelzel van Starrekunde. De Heer LE<br />

GEN TIL, een Fransch Starrekundige,<br />

hadt gelegenheid, terwyl hy in Indie was,<br />

om twee Maan - verduisteringen waar te<br />

neemen, door een Brahmin berekend, en<br />

hy vondï de misrekening,in beide, van zeer<br />

weinig beduidenis.<br />

De naauwkeurige beantwoording deezer<br />

uitkomften is min te bewonderen, dan de<br />

juistheid en welgegrondheid der beginzelen ,<br />

op welke de Tafels, waar volgens zy rekenen<br />

, zyn opgefteld. Want de wyze, waar<br />

op de Brahminen de Zon- en Maan-verduisteringen<br />

voorzeggen,is van eene geheel<br />

verfchillende foort met eenige die men<br />

aangetroffen heeft by ruwe Volken, in de<br />

kindschheid der Starrekunde. In Chaldea,<br />

en zelfs in Griekenland, was, in de vroegfle<br />

tyden, de wyze, om die Verduisteringen<br />

te berekenen, gegrond op de waarneeming<br />

van zekeren omloop, naa welken de Zonen<br />

Maan - verduisteringen , bykans, in dezelfde<br />

orde, wederkeeren; doch zy deeden<br />

geene pooging altoos, om de onderfcheidene<br />

omftandigheden , van welke de Verduistering<br />

afhangen, te ontvouwen, of het<br />

verfchynzel daar van af te leiden, uit eene<br />

naauwkeurige kennis der beweegingen van<br />

Zon en Maan. Dit laatfte was bewaard<br />

gebleeven voor een verder gevorderd tydperk,<br />

toen Wiskunde, zo wel als Rekenkunde,<br />

tot byftand geroepen werd van de<br />

Starrekunde, en, indien men het al ondername<br />

, fchynt het met geen goeden uitflag<br />

beftaan te weezen, vóór den tyd van<br />

Dd 4 HU-<br />

AAN­<br />

HANG'<br />

ZEL.


AAN­<br />

HANG­<br />

SEL.<br />

4H O N D E R Z O E K<br />

HIPPARCHUS. Het is eene wyze van<br />

die verhevener foort , gegrond op beginzelen-<br />

en op eene ontvouwing van de beweegingen<br />

der Zon en Maan , welke de<br />

berekeningen der Brahminen ten gidfe<br />

ftrekt , en zy bedienen zich nimmer van<br />

eenige dier grovere berekeningen, op welke<br />

de eerfte Starrekundigen in Egypte en<br />

Chaldea roem droegen.<br />

De Brahminen van den tegenwoordigen<br />

tyd laaten zich , in hunne berekeningen,<br />

door deeze beginzelen leiden, fchoon zy<br />

ze thans niet verftaan ; zy kennen alleen<br />

het gebruik der Tafelen , welke zy bezitten<br />

; maar wee ten niet van de wyze op<br />

welke ze zyn zamengefteld. De Brahmin,<br />

die te Pondichery by den Heer LE GEN-<br />

TIL kwam, en hem onderrigting gaf in hec<br />

gebruik der Indiaanfche Tafelen, bezat<br />

geene kennis van de beginzelen zyner<br />

kunde, en hy gaf geen blyk van nieuws»<br />

gierigheid, omtrent den aart der Waarneemingen<br />

van den Heere LE GENTIL, of<br />

ten aanziene van de Werktuigen, door dien<br />

Heer gebezigd. Hy was ook geheel onkundig<br />

wegens de Opdellers van die Tafelen<br />

, en wat men kan te weeten komen<br />

ten opzigte van den tyd, of de plaats, waar<br />

ze vervaardigd worden, moet uic de Tafelen<br />

zelve worden opgemaakr. Een gedeelte<br />

deezer Tafelen roemc op eene Oudheid,<br />

(zo als wy reeds hebben opgemerkt,) zo<br />

hoog als het begin van de Calyougham, of<br />

dat dezelve te rug gaan toe het Jaar 3102<br />

T?5ór de Christlyke jaartelling $ maar dewyl<br />

niets,


WEGENS OUD INDIE. 425<br />

niets , (dit mag men vrylyk veronderftellen,)<br />

gemaklyker valt voor een Starrekundigen<br />

, dan om aan zyne Tafels eene Jaartekening<br />

te geeven, welke hem behaagt,<br />

en , door achterwaards te rekenen , een<br />

Tydperk van eene bepaalde Oudheid vast<br />

te ftellen, moeten de eifchen der Indiaanfche<br />

Starrekunde op eene zo hoog gryze<br />

Oudheid niet, zonder nader <strong>onderzoek</strong>,<br />

toegeftaan worden.<br />

Dit <strong>onderzoek</strong> is , diensvolgens , in 't<br />

werk gefteld door den Heer BAILLY,<br />

en de uitflag zyner naafpeuringen komt<br />

hier op neder: dat de Starrekunde in Indie<br />

gegrond is op Waarneemingen , die van<br />

niet veel laater Jaartekening dan het bovengemelde<br />

Tydperk kunnen weezen. Wam<br />

de Indiaanfche Tafels vertoonen den ftanc<br />

der Hemelen op dat Tydperk, met eene<br />

verbaazende naauwkeurigheid , en daar is<br />

tusfehen dezelve en de berekeningen var<br />

onze hedendaagfche Starrekunde, zulk een<<br />

overeenkomst, ten aanziene van die Eeu<br />

wen, als uit niets anders kan voortkomen i<br />

dan dat de Opftellers van die Tafelei<br />

dezelve juist volgens de natuur hebbei<br />

vervaardigd, en het gelaad des Hemels af<br />

getekend in de Eeuw toen zy leefden.<br />

Om eenig denkbeeld te geeven van d<br />

hooge maate van naauwkeurigheid in d<br />

Indiaanfche Tafelen, zal ik eenige weinig'<br />

voorbeelden byeen zamelen uit eene groo<br />

te menigte die aangevoerd zouden kunnei 1<br />

worden. De plaats der Zonne voor he t<br />

Starrekundig Tydperk, by der,\ aanvang vai 1<br />

Dd 5 d e<br />

J\AN-<br />

HANG-<br />

1<br />

I<br />

ZEL.


AAN­<br />

HANG<br />

ZEL.<br />

426" O N D E R Z O E K<br />

de Calyougham , gelyk dezelve bepaald<br />

, wordt in de Tafelen van Tirvalore, is aileen<br />

zeven en veertig Minuuten grooter,<br />

. dan volgens de Tafelen van den Heer D E<br />

LA CAILLE , verbeterd door de berekeningen<br />

van den Heer OE LA GRANGE.<br />

— De plaats der Maane, in diezelfde Tafelen,<br />

voor het zelfde Tydperk, verfchile<br />

niet meer dan zeven en dertig Minuuten<br />

van de Tafelen van MAYER. — De Tafelen<br />

van PTOLEMEUS voor dat Tydperk<br />

dwaalen niet minder dan tien Graaden, ten<br />

opzigte van de plaats der Zonne, en elf<br />

Graaden omtrent die van de Maan. — De<br />

verfnelling van de Beweeging der Maane,<br />

te rekenen van het begin der Calyougham<br />

tot den tegenwoordigen tyd, ftemc in de<br />

Indiaanfche Tafelen met die van MAYER<br />

tot één enkele Minuut overeen. • De<br />

ongelykheid van de beweeging der Zonne,<br />

en de fchuinsheid, of helling, der Ecliptica,<br />

die beide , in vroegere Eeuwen , grooter<br />

waren dan tegenwoordig, zyn, zo als ze<br />

voorkomen in de Tafelen van Tirvalore,<br />

bykans van dezelfde hoeveelheid als de<br />

Befpiegeling der Zwaartekragt , daar aan<br />

toekent, drie duizend Jaaren vóór de Jaartelling<br />

der Chrisltenen. Het is, derhalven,<br />

in deeze lang voorheen verloopene Eeuwen<br />

, (omtrent vyf duizend Jaaren van de<br />

tegenwoordige verwyderd,) dat der Indiaanen<br />

Starrekunde het naauwkeurigst is, en,<br />

hoe nader wy aan onze tyden koman, hoe<br />

meer de overeenftemrning van derzelver<br />

uitkomden m-'jt de onze afneemt. Redelyk<br />

cu


WEGENS OUD INDIE. 427<br />

nu fchynt het, te onderftellen ,• dat de tyd,<br />

op welken de regels het naauwkeurigst<br />

zyn, de tyd is, wanneer de Waarneemingen<br />

gedaan werden , op welken men die<br />

Regels bouwde.<br />

Tot ftaaving van dit gevolg,, beweert de<br />

Heer BAII-LÏ, dat geen der Starrekundige<br />

Stelzelen van Griekenland, van Perfie of<br />

van Taftarye, uit welke men zou kunnen<br />

vermoeden dat de Indiaanfche Tafels opgemaakt<br />

werden, met dezelve kan worden<br />

overeengebragt; inzonderheid wanneer het<br />

de berekening van zeer vroege Eeuwen<br />

geldt. De meerdere volmaaktheid der Indiaanfche<br />

Tafelen ftraalt altoos te meer in<br />

't oog hoe hooger men in de Oudheid<br />

opklimt. Dit wyst desgelyks aan, hoe bezwaarlyk.<br />

het valle eenige Starrekundige<br />

Tafels op te Hellen , die zouden overeenkomen<br />

met den ftand des Hemels op een<br />

Tydperk , zo verre af van den .tyd, op<br />

welken de Tafels werden vervaardigd, als<br />

vier of vyf duizend Jaaren. 1 't Is alleen<br />

van de Starrekunde, in haaren verst gevorderden<br />

ftaat, en op die hoogte, als dezelve<br />

in het hedendaagsch Europa beklommen<br />

heeft, dat men zulk eene naauwkeurigheid<br />

kan verwagten.<br />

Wanneer men zich nederzet, om te overweegen,<br />

welk eene maate van Wiskunde<br />

'er noodwendig vereischt wordt tot hei<br />

opftellen der Indiaanfche Tafelen en Regelen,<br />

zal men bevinden dat dezdve zeer<br />

groot is. Behalven deeze kennis van de<br />

beginzelen der Geometrie, is 'er de platte<br />

I<br />

AAK:<br />

HANG-<br />

ZH.L.<br />

/


AAN<br />

[HANC<br />

ZEL.<br />

428 O N D E R Z O E K<br />

- en klootfche Trigonometrie , of iets daar<br />

'r aan gelyk, noodig , als mede zekere wyze<br />

om te naderen tot de waarde van Geome-<br />

- trifche Grootheden, die zeer verre fchynen<br />

te loopen boven de beginzelen van<br />

eenige deezer Weetenfchappen. Eenige van<br />

deeze laatfte wyzen ook zeer klaar uit,<br />

(fchoon dit niet opgemerkt is door den<br />

Heer B A I L L Y ,) dat de Plaatzen, voor welke<br />

deeze Tafels gefchikt zyn, tusfehen de<br />

Keerkringen moeten gelegen hebben : dewyl<br />

zy geheel niet pasfen op een grooter<br />

afftand van den Equator.<br />

Hec befluit, 't welk uit dit alles duid.<br />

lyk fchynt voort te vloeijen, is, dat de Indiaanfche<br />

Starrekunde rust op Waarneemingen<br />

, in zeer vroegen tyde gedaan; en,<br />

wanneer wy in aanmerking neemen de<br />

juiste overeenkomst der plaatzen , welke<br />

zy aan de Zon, de Maan, en andere Hemelfche<br />

Lichaamen, toekent, op dat Tydperk<br />

> met die men opmaakt uit de Tafelen<br />

van DELACAILLE en MAYER, bevestigt<br />

zulks ten fterkften de waarheid, welke<br />

ik wilde beweeren, wegens den vroegtydigen<br />

en ver gevorderden ftaat der Befchaafdheid<br />

in Indie.<br />

Eer ik van dit onderwerp afftappe, ftaat<br />

ons nog eene omftandigheid te overweegen,<br />

die byzondere opmerking verdient.<br />

Alle kundigheden, welke wy tot nog toe<br />

verkreegen hebben van de beginzelen en<br />

befluiten der Indiaanfche Starrekunde, zyn<br />

ontleend uit de Zuidlyke deelen van de<br />

Carnatk, en de Tafelen zyn gefchikt voor<br />

Plaat-


WEGENS OUD INDIE. 4-9<br />

Plaatzen , gelegen tusfehen de Middaglyn<br />

van Kaap Comorin, en die door het Oostlykst<br />

gedeelte van het Eiland Ceylon getrokken<br />

wordt f» De Brahminen in de<br />

Carnatic erkennen, dat zy hunne Starrekunde<br />

uit het Noorden ontleenden , en dac<br />

hunne wyze van berekenen, Fakiam, of<br />

Nieuw, genoemd wordt,om dezelve te onderfcheiden<br />

van de Siddantam, of Oude<br />

Rekenwyze, te Benares in gebruik, welke<br />

zy als veel volkomener opgeeven; en wy<br />

leeren uit ABUL FAZEL, dat alle de Starrekundigen<br />

van Indostan geheel afgaan op<br />

de voorfchriften , begreepen in een Boek<br />

Soorej Sudhant geheeten, in zeer vroegen<br />

tyde opgefteld (o). Het is duidlyk, dat, uic<br />

dit Boek, de wyze, aan welke de Brahmi»<br />

nen van het Zuiden den naam van Siddantam<br />

gaven, genomen is. Benares is,<br />

van onheuchlyke tyden af, het Athene van<br />

Indie geweest, de woonplaats der geleerdfte<br />

Brahminen, de Zetel van Weetenfchap<br />

en Letterkunde. Daar wordt, hoogstwaarfchynlyk,<br />

alles, wat 'er overbleef van de<br />

oude Starrekunde en Ontdekkingen der<br />

Brahminen, tot nog bewaard (p~).<br />

In eene verlichte Eeuwe , en by een<br />

verlicht Volk, onder eene Regeering die<br />

uitfteekt door een reeks der fchitterendfte<br />

en<br />

(n) BAILLY, Dise. Prelim. p. XVII.<br />

(o) Ayeen Akbery. III. p. 8.<br />

(p~) De Heer BERNIER zag, in den Jaare i


43o O N D E R Z O E K<br />

IAN- en gelukkigst geflaagdlre ondernéemingén,<br />

HANG- om de Kennis der Natuur uit te breiden, is<br />

ZEL. het een voorwerp der openbaare aandagt<br />

. waardig maatregelen te beraamen, öm in<br />

't bezit te geraaken van alles wat de tyd<br />

gefpaard heeft van de Wysbegeerte en de<br />

Uitvindingen des vroegcydigst en meest béfchaafdften<br />

Volks in het Oosten. Oridèr<br />

de begunftiging van zeer veel beloovende<br />

omflandigheden, kan Groot-Brittanje deeze<br />

loflyke onderneeming aanvangen. Benares<br />

is aan haare heerfchappy onderworpen;<br />

het vertrouwen der Brahminen is zo verre<br />

gewonnen j dat zy handelbaar geworden zyn,<br />

en gereed om kundigheden mede te deelen<br />

; eenigert onzer Landsgenooten veritaart<br />

de heilige Taal, in welke de verborgenheden,<br />

zo van Godsdienst als van Weetenfchap<br />

, befchreeven zyn; beweeging en<br />

werkzaamheid is gegeeven aan een geest<br />

van <strong>onderzoek</strong> door alle de Britfche Vastigheden<br />

in Indie; Perfoonen, die dat Land<br />

bezogten met andere inzigten, fchoon ge-<br />

'roepen tot, en ingewikkeld in, bezigheden,<br />

'van eenen geheel anderen aart , zetten<br />

thans nafpeüringert van Weetenfchap en<br />

Letterkunde met yver,en gelukkig flaagen,<br />

Voort. Niets fchynt 'er aan te ontbreeken,<br />

dan dat zy , die, van wegen Groot-Brit-<br />

'tanje, met het beftuur der zaaken in Indie<br />

belast zyn , iemand, door zyne bekwaamheden<br />

en onpartydigheid, bekwaam,<br />

om de afgecrokkene gedeelten der In*<br />

.diaanfche Wysbegeerte na te fpeuren en<br />

'te verklaaren , in ftaac fielden, om al zyn<br />

tyd


, WEGENS OUD INDIE. 431<br />

tyd aan een zo gewigtig onderwerp te<br />

koste te leggen. In deezer voege zal<br />

Groot - Brittanje de eer kunnen erlangen<br />

van ten vollen onderzogt te hebben, dat<br />

wyduitgeftrekte veld van onbekende Weetenfchap<br />

, 't welk de Franfche Academisten<br />

voor Europa eerst ontgonnen.<br />

[Ten Hot hegt ik hier nog aan , dac<br />

men, in de openbaare Gebouwen van Indie,<br />

bewyzen en gedenktekens aantreft van de<br />

vordering der Brahminen in Weetenfchappen<br />

, en byzonder van het letten op Starrekundige<br />

Waarneemingen. Hun Godsdienst<br />

fchryfc hun voor, dat de vier Zyden van<br />

een Pagoda gerigt moeten weezen na de<br />

vier Hoofdwinden. Om dit naauwkeurig<br />

te doen , bedienen zy zich van een handelwyze<br />

die eene groote maate van Weetenfchap<br />

aanduidt; de Heer LE GEN TIL<br />

heeft ze befchreeven, en hy onderzogt ten<br />

ftiptften de rigting der Zyden van een hunner<br />

Pagodas , en bevondt dezelve in den<br />

juistften ftand (q). Naardemaal eenige hunner<br />

Pagodas zeer oud zyn , moeten zy<br />

reeds vroeg zo veel kundigheids bezeten<br />

hebben , als vereischt word om deeze<br />

Gebouwen in de gevorderde richting te<br />

zetten.<br />

Menigmaal vindt men op de wanden der<br />

Choultries, en andere Oude Geftigten, de<br />

Twaalf Tekenen van den Dierenriem afgebeeld<br />

, en uit derzelver gelykvormigheid<br />

aan die , welke thans doorgaans daar toe<br />

ge-<br />

. (?) LE GENTIL, Ftjag. Tom, ï. p. 133* &c,<br />

AAN-<br />

HANG-<br />

ZEL.


432 O N D E R Z O E K<br />

AAN­ gebruikt worden, is het hoogwaarfcbyn-<br />

HANG . lyk, dat de kennis deezer willekeurige Zin­<br />

ZEL. nebeelden uit het Oosten ontleend werd.<br />

. De Colonel CALL heeft ons eene Afbeelding<br />

gegeeven van de Zodiaks-Tekenen,<br />

welke hy vondt in een Choultrie te Ferdapettah,<br />

in het Land Madura (V). Ik bezit<br />

'er eene Tekening van , verfchillende<br />

van die des Colonels , in eenige der Beelden<br />

; doch kan niet bepaald zeggen te welker<br />

plaatze men dezelve aantrof.<br />

De Heer ROBERT BARKER befchryft<br />

een Obfervatorium te Benares, door hem,<br />

in den Jaare MDCCLXXIl, bezogt. In 't<br />

zelve vondt hy Werktuigen tot Starrekundige<br />

Waarneemingen van eene aanmerkelyke<br />

grootte , met veel kunst en verlland<br />

vervaardigd. Van alle deeze heeft hy Afbeeldingen<br />

gegeeven (V). Volgens overlevering<br />

was dit Obfervatorium gebouwd door<br />

den Keizer AKBER. De Heer BARKER<br />

bezag hetzelve in haast. Het verdient eene<br />

naauwkeuriger bezigtiging, om te bepaalen<br />

of het opgerigt werd door AKBER, of dat<br />

het van een ouder oorfprong zy. Deeze<br />

Heer geefc te verdaan, dat niemand, dan de<br />

Brahminen, die de Sanskreetfche Taal verftonden<br />

, en de Scarrekundige Tafels , in<br />

die Taal gefchreeven, konden raadpleegen,<br />

in ftaat waren om de Zon- en Maan-verduisteringen<br />

te berekenen. — Vader TIEFFEN-<br />

THALER befchryft, op eene zeer vlugtige<br />

wy-<br />

(r) Philofoph. Tratisactions, Vol. LXII. p. 353-<br />

(Ó Philofoph. Transactions, Vol. LXVII. p.


WEGËNS OUD INDIE. 433<br />

wyze , twee Obfervatorien , voorzien met<br />

Werktuigen van eene verbaazende grootte,<br />

te Jepour en Ou gein , in hec Land van<br />

Malwa (V) ; doch deeze zyn Gebouwen .<br />

des tegenwoordigen tyds (V). ]<br />

VI. De laatfte blykbaarheid, welke ik<br />

zal aanvoeren ten bewyze van de vroegtydige<br />

en verre gevorderde Befchaafdheid der<br />

oude Indiaanen, is ontleend uit de overweeging<br />

van hunne Godsdienitige Grondftellingen<br />

en Gebruiken.<br />

De Inftellingen van den Godsdienst,<br />

openlyk gevolgd in alle de uitgeftrekte<br />

Landen, loopende van de Oevers van den<br />

Indus toe Kaap Comorin, leveren een vry<br />

gelykvormig voorkomen op. Zy vormen<br />

een geregeld en volkomen Stelzel van By*<br />

geloof, verfterkt en ftaande gehouden door<br />

alles wat ftrekken kan om eerbied te verwekken,<br />

en de gehegtheid des Volks te<br />

verzekeren. De Tempels, aan hunne Godheden<br />

geheiligd , zyn grootsch , en niet<br />

alleen vercierd met ryke giften daar aan<br />

toegebragt, maar met de uitgezogtfte werken<br />

van Schilder- en Beeldhouwkunde,<br />

die de grootfte Meesters, onder hun, heb*<br />

ben kunnen vervaardigen. — De Piegtigheden<br />

van hunnen Eerdienst zyn pragtig<br />

en luisterryk , en de volvoering derzeiven<br />

mengt zich niet alleen in alle verrigtingen<br />

des gewoonen leevens j maar maaken 'er<br />

een weezenlyk gedeelte van. — De Brakmi'<br />

(7) BERNOUILLI. Tom. I. p. 316". 347.<br />

(*) Dit is de XI Aant. van ROBEIITSO».<br />

Ee<br />

AAN-<br />

1ANG<br />

ZEL.


AAN-<br />

HANG-<br />

ZEL.<br />

434 O N D E R Z O E K<br />

minen, die, als Bedienaars van den Godsdienst<br />

, in alle volvoeringen van denzelven,<br />

den voorrang hebben, zyn boven alle<br />

andere rangen van Menfchen verheeven,<br />

als van eene afkomst niet alleen edeler ,<br />

maar ook voor heilig erkend. Zy hebben<br />

onder elkander een geregelde Kerkheerfchappy<br />

en Rangfchikking, die, door het<br />

verzekeren der Ondergefchiktheid in honne<br />

eigene Orde, meer gewigts aan hun gezag<br />

byzet,en hun eene volflaagener heerfchappy<br />

geeft over de gemoederen des Volks.<br />

Deeze Heerfchappy onderfchraagen zy door<br />

de befchikking over de onmeetelyk groote<br />

inkomften , waar mede de milddaadigheid<br />

der Vorften , en de Godsdienstyver der<br />

Bedevaardgangeren en Boetelingen, hunne<br />

Pagodas verrykt hebben (V).<br />

Verre is het van myn oogmerk verwyderd<br />

, om in een breedvoerig verflag te<br />

treeden , ten aanziene van dit groot een<br />

zeer zamengevoegd Scelzel van Bygeloof.<br />

Eene pooging, om de menigte van Godheden<br />

, die tot Voorwerpen van Aanbidding<br />

in Indie ftrekken, op te tellen; om<br />

den luister van den Eerdienst in hunne<br />

Pagodas, en de verbaazende verfcheidenheid<br />

van hunne Plegtigheden en Tempelgebruiken,<br />

te befchryven; om de onderfcheidene<br />

hoedanigheden en verrigtingen,<br />

welke Priesterbedrog, of Volksbygeloof,<br />

aan hunne Godheden heeft toegefchreeven,<br />

op te haaien; en inzonderheid wanneer<br />

(y) ROG ER, Por te Ouverte, p. 30. aop. &c.


WEGENS OUD INDIE. -435<br />

lieer ik dit alles wilde doen gepaard gaan,<br />

met eene overweeging van de veelvuldige,<br />

en dikwyls verbeeldingvolle, befpiegelingen<br />

van geleerde Mannen over dit onderwerp,<br />

zou een Werk van grooten omflag vorderen.<br />

Ik zal, derhal ven , ten deezen aanziene,<br />

gelyk ik omtrent eenige der voorverhandelde<br />

hoofdbyzonderheden gedaan<br />

heb, my bepaalen tot de groote zaak, die<br />

ik beften dig in 't oog-hield, en, door hec<br />

overweegen van den ftaat des Godsdiensts<br />

in Indie, tragten niet alleen een toevoegzei<br />

van licht te verfchaffen over den ftaat<br />

der Befchaafdheid in dat Land ; maar ik<br />

vlei my dat ik tenens bekwaam zal weezen<br />

, om iets op te leveren, 't geen aangemerkt<br />

mag worden als eene Schets , en<br />

ruwe omtrek, van de Gefchiedenis en Voortgang<br />

desBygeloofs,en valfchen Godsdienst,<br />

in elk Gewest des Aardbodems.<br />

I. Mogen wy opmerken, dat, in elk<br />

Land , de aangenomene Mythologie , of<br />

Stelzel van Bygeloof, met alle de Gebruiken<br />

en Plegtigheden, welke hetzelve voorfchryft,<br />

gevormd is in de Kindschheid der<br />

Maatfchappye, in ruwe en barbaarfche tyden.<br />

Waare Godsdienst verfchilt van Bygeloof,<br />

zo wel in herkomst, als in natuur.—<br />

Waare Godsdienst is de Afftammeling der<br />

Rede, opgekweekt door Weetenfchap, en<br />

bereikt de grootfte hoogte in Eeuwen van<br />

licht en vordering. Onkunde en Vrees<br />

geeven de geboorte aan Bygeloof, en hec<br />

is altoos in de duisterfte Tydperken, dac<br />

hetzelve de meeste fterkte verkrygt.<br />

Ee 2 Dac<br />

AAN-<br />

HANG-<br />

ZEL.


AAN­<br />

HAK G-<br />

ZEL.<br />

436 O N D E R Z O E K<br />

Dat groot aantal van Menfchen , wier<br />

lot is te arbeiden, wier voornaame, en bykans<br />

eenige, bezigheid heiraat, in het noodig<br />

leevensonderhoud te winnen , ziet de<br />

wonderbaare fchikking en de verbaazende<br />

werken der Natuure , met weinig opmerkings,<br />

en heeft noch lust noch bekwaamheid,<br />

om dat pad van keurige en diepzinnige<br />

befpiegeling in te liaan, 't welk hun<br />

brengt tot de kennis van de beginzelen<br />

des Natuurlyken Godsdiensts. In de vroegfte<br />

en ruwfte Tydperken des wilden Leevens,<br />

wist men niets van dusdanige <strong>onderzoek</strong>ingen.<br />

Wanneer de Verftandige Vermogens<br />

zich eerst beginnen te ontwikkelen<br />

, en derzelver eerfte zwakke poogingen<br />

gewend worden, rot eenige weinige voorwerpen<br />

van de hoogfte noodzaaklykheid<br />

en nuttig gebruik; wanneer de zielsbekwaamheden<br />

zo bepaald zyn, dat ze geene<br />

algemeene of afgetrokkene denkbeelden gevormd<br />

hebben; wanneer de Taal zo fchaars<br />

is , dat dezelve geene naamen heeft, om<br />

eenig ding, dan 't welk onder het bereik<br />

der zintuigen valt, te onderfcheiden , is<br />

het verkeerd en vergeefsch te wagten, dat<br />

de Menfchen bekwaam zullen weezen, om,<br />

met naauwkeurigheid , de betrekking tusfehen<br />

Oorzaaken, en derzelver Gewrogten,<br />

na te gaan; of te veronderftellen, dac zy,<br />

uit de befchouwing der laatstgemelde, tot<br />

de ontdekking der eerstgenoemde, zullen<br />

opklimmensen zich juiste begrippen vormen<br />

van een OPPERST WEEZEN, als dea<br />

Schepper en Beftuurder des Heelals. Het<br />

denk-


WEGENS OUD INDIE. 437<br />

denkbeeld van Schepping is zo gemeenzaam<br />

, daar de Ziel door Weetenfchap opgefchranderd,<br />

en door den glans der Openbaaringe<br />

verlicht, is, dat wy zelden in aanmerking<br />

neemen hoe diepzinnig en afgetrokken<br />

dit denkbeeld zy, of overweegen<br />

welke vorderingen de Mensch moet gemaakt<br />

hebben , in waarneemen en <strong>onderzoek</strong>en<br />

, eer hy kon komen tot eenige onderfcheide<br />

kennis van dit Grondbeginzel<br />

in den Godsdienst.<br />

Maar zelfs in dien ruwen ftaat, is het<br />

Menschlyk Gemoed, voor den Godsdienst<br />

gevormd , open voor het ontvangen van<br />

denkbeelden, die, verbeterd en befchaafd,<br />

gefchikt zyn, om tot bronnen van troost te<br />

dienen, te midden van de onheilen deezes<br />

leevens. Deeze bevattingen , nogthans ,<br />

zyn, oorfpronglyk, niet onderfcheiden en<br />

verward, en fchynen eer ingeboezemd door<br />

de Vrees voor dreigende Rampen, dan<br />

voort te vloeijen uit Dankerkentenis voor<br />

ontvangene Weldaaden. Zo lang de Natuur<br />

eenen eenpaafigen en ongeftuiten<br />

geregelden loop houde, genieten de Menfchen<br />

de voordeden daar uit herkomftig,<br />

zonder zich, wegens den Oorfprong, veel<br />

te bekreunen, of dien op te zoeken. Maar<br />

elke afwyking van dien geregelden loop<br />

wekt hunne aandag'r, en maakt hunne verbaasdheid<br />

gaande, v/anneer zy Uitkomften<br />

befchouwen , waaraan zy niet gewoon<br />

zyn , zoeken zy de reden daarvan met<br />

brandende nieuwsgierigheid. Hun Verftand<br />

is menigmaal onbekwaam, om tot dezelve<br />

Ee 3 door<br />

AAN-<br />

HANG-<br />

ZEL.


AAN<br />

HAN<<br />

ZEL.<br />

4 38 O N D E R Z O E K<br />

- door te dringen; maar de verbeeldingsi-<br />

kragc , een voorbaariger en vuuriger Verr<br />

mogen der Ziele, beflist zonder in twyfel<br />

— te hangen. Het fchryfc de buitengewoone<br />

voorvallen in de Natuur toe aan den invloed<br />

van onzigtbaare Weezens, en veronderllelt,<br />

dat Donder, Stormwind, en Aardbeeving<br />

de onmiddelyke gewrogten zyn<br />

van derzelver werkzaamheid. Verfchrikt<br />

door deeze natuurlyke onheilen , en. ten<br />

zelfden tyde blootgefteld aan veele gevaaren<br />

en rampen, onvermydelyk in den eer-<br />

Hen en onbefchaafden ftaat der Zamenleevinge<br />

, neemen de Menfchen de toevlugt,<br />

ter befcherming, tot eene Magt, boven de<br />

Menschlyke verheeven, en de eerfte Plegtigheden<br />

en Gebruiken, die eenigzins naar<br />

bedryven van Godsdienst zweemen , hebben<br />

ten voorwerpe , de rampen* die de<br />

Menfchen dreigen of drukken , af te weeren<br />

(V).<br />

II. Naardemaal Bygeloof en valfche Godsdienst<br />

, in elk Land , bykans uit dezelfde<br />

Gevoelens en Bevattingen den oorfprong<br />

ontkenen, hebben de onzigtbaare Weezens<br />

, die eerst ten Voorwerpe van Eerbiedenis<br />

ftrekten, eene zeer groote overeen-<br />

(«') In myne* Gefchiedenis van Amerika, II D.<br />

bl. 246. &c. "heb ik byria een dergelyk Berigt gegeeven<br />

van den oorfprong van valfchen Godsdienst; en ,<br />

jn ftede van my de moeite af te vergen, om dezelfde<br />

denkbeelden met andere woorden te omkleeden, heb<br />

ik hier eenige ammerkingen met de eigende woorden<br />

©pgegeeven; en mogen wy, tot een breeder ontvouwing<br />

deezer zaake, den Leezer derwaards wyzen.


WEGENS OUD INDIE. 439<br />

eenkomst en gelykvormigheid met elkanAANder. Het denkbeeld te vormen van één HANGalles<br />

overzienend en beheerfchendWeezen, ZEL.<br />

in ftaat om alle de veelvuldige werkingen<br />

der Natuure te fchikken, en te beftuuren,<br />

fchynt eene hoogte, verre buiten het bereik<br />

van de vermogens des Menfchen, in<br />

de vroegfte flappen zyner vorderinge. Zyne<br />

befpiegelingen, meer gefchikt naar den<br />

engbepaalden kring zyner eigene waarneemingen,<br />

zyn zo verfynd niet. Hy veronderftelt<br />

dat 'er eene onderfcheidene Oorzaak<br />

is voor elk merkwaardig Uitwerkzel,<br />

en fchryft, aan eene onderfcheidene Magt,<br />

elke Uitkomst toe, die zyne aandagt trekt,<br />

of zyne vrees gaande maakt, Hy verbeeldt<br />

zich, dat het tot het beftuur van de eene<br />

Godheid behoore , den Blixemfchigt te<br />

zwaaijen, en den onwederftaanbaaren Donderkloot,<br />

met een ontzettend geraas , te<br />

doen rollen op het hoofd des ftraffchuldigen;<br />

dat eene andere Godheid op de vleugelen<br />

des Stormwinds rydt, en, naar welgevallen<br />

, den Storm verwekt, of doet bedaaren<br />

; dat een derde over den Oceaan<br />

heerscht; dat een vierde de God des Krygs<br />

is ; dat, terwyl kwaadaartige Magten de<br />

zaaden van twist en tweedragt zaaijen. en<br />

in den boezem die felle driften ftooken,<br />

welke den Oorlog doen gebooïen worden,<br />

en uitloopen op verwoesting en verderf,<br />

andere Magten van een zagter en gucdertierener<br />

aart , door de harten der Menfchen<br />

met zagtmoedigheid en liefde te vervullen;<br />

de banden der gezellige vereeniging ver><br />

Ee 4 fter«


AAN­<br />

HANG»<br />

ZEL.<br />

l<br />

44° O N D E R Z O E K<br />

Herken , het geluk en genoegen vermeerderen<br />

, en 't getal des Menschlyken Geflachts<br />

doen aangroeijen.<br />

Zonder in een verder Verflag te treeden,<br />

of hec te onderneemen om die oneindige menigte<br />

van Godheden op te tellen, aan welken<br />

de Verbeelding of de Vrees der Menfchen<br />

het bewind over de onderfcheidene<br />

gedeelten der Natuure in handen gefteld<br />

heeft, mogen wy eene treffende gelykvormigheid<br />

opmerken, in de trekken van de<br />

Stekels des Bygeloofs, over de geheele<br />

Aarde aangenomen.<br />

Hoe minder de Menfchen gevorderd waren<br />

van den ftaat des Wilden Leevens, hoe<br />

minder kennis zy hadden van de werkingen<br />

der Natuure, hoe het aantal der Godheden<br />

, door hun vereerd , kleinder was,<br />

en hun Godgeleerd Geloof beknopter;<br />

maar, toen zy allengskens den kring hunner<br />

kundigheden uitbreidden, vermenigvuldigden<br />

de Voorwerpen hunner Eerbiedeuisfe,<br />

en de Artykelen van hun Geloof<br />

vermeerderden. Dit hadt bovenal plaats<br />

ander de Grieken in Europa, en by de<br />

Indiaanen in Afia ; de twee Volken , in<br />

die groote Afdeelingen der Aarde, die het<br />

vroegst befchaafd waren , en toe welken<br />

k , te dier oorzaake, alle myne waarneé-<br />

; m'ngen zal bepaalen.<br />

Zy geloofden, dat, over ieder beweeging<br />

n de Natuurlyke Wereld, en over elk be-<br />

,i Iryf in 't Burgerlyk of Huislyk Leeven ,<br />

;elfs de gemeenfte en beuzelagtigfte niec<br />

Jhgezonderd, eene byzondere, Godheid het<br />

op-


WEGENS OUD INDIE. 441*<br />

opzigt hadr. De wyze , waar op zy de<br />

Posten deezer toevoorzigthebbende Magten i<br />

rangfchikten, en de werkzaamheden, welke<br />

zy aan ieder toefchreeven, waren in veele -<br />

opzigten dezelfde. Wat veronderfteld wordt<br />

het werk te zyn van JUPITER, van NEP.<br />

TUNUS, van J.OLÜS, van MARS, en van<br />

VENUS, volgens de Godenleer in 't fVesten,<br />

wordt in het Oosten tocgefchreeven aan de<br />

werkzaamheid van AGNÉE, den God des<br />

Vuurs: aan VAROON, den God des Oceaan<br />

s ; aan VAYOO, den God des Winds<br />

(x); aan c AMA, den God der Liefde , en<br />

eene verfcheidenheid van andere Godheden.<br />

De Onkunde en het Bygeloof der Menfchen<br />

, dus de Hemelen bevolkt hebbende<br />

met ingebeelde Weezens, fchreeven zy<br />

aan dezelve zulke hoedanigheden en bedryven<br />

toe, als zy oordeelden te ftrookeh mee<br />

derzelver characfer en verrigtingen. Het<br />

is een der voordeelen, van den waaren<br />

Godsdienst ontleend, dat deeze, door den<br />

Mensch een maatftaf van volftrekte Volmaaktheid<br />

voor te ftellen , die hy altoos<br />

in 't oog moet houden, en cragten "te gelyken,<br />

gezegd mag worden de Deugd van<br />

den Hemel op Aarde weder' tq brengen ,<br />

en het Mènschlyk Gemoed naar hee Godlyk<br />

voorbeeld te vormen. — In het vervaardigen<br />

van • Stelzels des valfchen Godsdienses<br />

, is de-werking rechtfixeeks hier<br />

tegen over gefteld. De Menfchen fchreeven<br />

aan de Weezens door hun tot den rang<br />

Jiud qó BOT o 1<br />

iJKjboifl - ' nes<br />

Baghvat-Geeta. p. 94.<br />

Ee 5<br />

AAN"<br />

1ANGV<br />

ZEL.


AAN­<br />

HANG<br />

ZEL.<br />

44a O N D E R Z O E K<br />

• van Godheden verheven , zodanige bedry.<br />

ven toe als zy zelve bewonderden, en met<br />

roem vereerden. De Hoedanigheden of<br />

- Eigenfchappen der Goden, die de Voorwerpen<br />

zyn van Aanbidding, waren ontleend<br />

van die der Dienaaren, die zich voor<br />

hun nederboogen, en gevolglyk vonden<br />

veele der Onvolmaaktheden, eigen aan de<br />

Kinderen der Menfchen , toegang in den<br />

Hemel.<br />

Door dé kennis van de leevens- en lotgevallen<br />

en eigenfchappen eeniger valfche<br />

Godheid, kunnen wy , met eene zekere<br />

maate van gewisheid, uitfpraak doen, over<br />

den ftaat der Maatfchappy en Zeden, ten<br />

tyde dat zodanig eene Godheid in den rang<br />

der Goden geplaatst werd. De Mythologie<br />

van Griekenland wyst duidlyk aan,<br />

het Character der Eeuwe, waarin dezelve<br />

gevormd werd. Het moet, in tyden van<br />

de grootfte losbandigheid, regeeringloosheid<br />

en geweld, geweest zyn, dat Godheden<br />

van den hoogften rang veronderfteld<br />

konden worden in ftaat te weezen, om Daaden<br />

te doen, of zich door Driften te laaien<br />

beheerfchen , die men , in meer verlichte<br />

Tydperken, der Menschlyke Natuure<br />

tot lchandvlekken zou aangerekend hebben;<br />

het moet-geweest zyn, toen de Aarde<br />

nog vervuld - was met verwoestende Gedrogten,<br />

en de (Menfchen , onder Regeeringsvormen,<br />

ai tê zwa.< on hun befcherming<br />

te verleenen zich blootgefteld vonden<br />

aan de ftrooperyen van op buit verhitte<br />

roovers, of de" wreedheid van wilde<br />

on-


WEGENS OUD INDIE. 443<br />

onderdrukkers, dat de welbekende verrigAANtingen van HERCULES, om welken hy HANGvan<br />

de Aarde ten Hemel verheeven werd, ZEL.<br />

noodig konden zyn, of zulk een hoogen<br />

trap van verdienstlykheid waardig gekeurd<br />

worden. — Deeze zelfde aanmerking past<br />

op de oude Mythologie van Indie. Veele<br />

van de lotgevallen en daaden der In"<br />

diaanfche Godheden pasfen op de ruwfte<br />

Eeuwen , vol van geftaage onrust en roof.<br />

Het was, om wanorde te weeren, om verkeerdheden<br />

te regt te brengen , om den<br />

Aardbodem te zuiveren van magtige Onderdrukkers,<br />

dat VISHNOU, eene Godheid<br />

van den eerften rang, gezegd wordt een en<br />

andermaal vleesch geworden te zyn \ en<br />

onder verfcheide gedaanten , op Aarde ,<br />

verfcheenen te weezen (y><br />

III. Daar het Character en de Verngtingen<br />

deezer Godheden , welke het Bygeloof<br />

voor zichzelven fchiep , als voorwerpen<br />

van Eerbiedenisfe , overal zulk<br />

eene gelykvormigheid met elkander hadden.,<br />

zo waren ook de Plegtigheden van derzelver<br />

Eerdienst zeer gelykfoortig* Naardemaal<br />

de Goden uitftaken, of door de<br />

Wreedheid van hunnen Aart, of de Ongebondenheid<br />

van hun GerRr, valt het ligt<br />

op te maaken, welk een Eerdienst hun<br />

welgevalligst moést geoordeeld wordea,<br />

Om de gunst der eerstgemelden te verwerven,<br />

of hun wraak te verzagten, bediende<br />

men zich van Vasten, Lyfskwelladien, en<br />

Boe-<br />

(j) Feyages de SOHNERAT, Tom. L 15S.\&c. «


AAN­<br />

HANG*<br />

ZEL*<br />

444 O N D E R Z O E K<br />

Boetedoeningen; alle ftreng, en veele in een<br />

• hoogen graad folterend. De Altaaren deezer<br />

Goden zwommen altoos van bloed, de<br />

, kostbaarfte llachtoffers bragt men toe , en<br />

geheele Hecatombes fïortten voor het Zoenalraar<br />

neder, Menfchenoffers zelfs waren<br />

niet onbekend , en hieldt men dezelve voor<br />

de kragtdaadigfte Verzoenmiddelen. Tot<br />

verwerving der goede genegenheid der Goden<br />

van een zagter Aart , nam- men de<br />

toevlugt tot inftellingen van eene geheel<br />

andere foort, tot luisterryke Plegtigheden,<br />

vrolyke Feesten, waar aan Dichtkunst,<br />

Muzyk en Dansfen, veel ter vermeerdering<br />

des vermaaks toebragten ; doch die menigmaal<br />

eindigden in tooneelen van dartelheid<br />

en ongebondenheid , welke de zedigheid<br />

verbiedt open te fchuiven. Van deeze beiden<br />

vindt men, in de Plegtigheden van den<br />

Eerdienst der Grieken en Romeinen , eene<br />

menigte voorbeelden,onnoodig op te haaien<br />

voor myne Leezeren , die eenige geleerdheid<br />

bezitten (z).<br />

In het Oosten is het plegtige des Bygeloofs<br />

, ten naasten by , van denzelfden<br />

ftempel. De Zeden der Indiaanen, fchoon,<br />

van den tyd af dat zy bekend werden by<br />

de Westerfche Volken, uitfteekende in zagtheid,<br />

fchynen, in een vroeger Tydperk,- in<br />

eene groote maate . gelyk geftaan te hebben<br />

met die van andere Volken. Veele hunner<br />

Goden waren woest en fchriklyk in hunne<br />

nafa)<br />

STRABO, Lib. VUL p. 581. A. Lib.<br />

XII. p. 837. C.


WEGENS OUD INDIE. 445<br />

natuure , en werden, in hunne Tempelen,<br />

vertoond onder de vreeslykfte gedaanten.<br />

Indien wy de heerfchappy des Bygeloofs<br />

over 's Menfchen geest niet kenden, zou- ,<br />

den wy naauwlyks gelooven, dat een Eerdienst<br />

, gefchikt naar het Character van zodanige<br />

Godheden , kon ingevoerd worden<br />

onder een zagtaartig Volk. Elk Godsdienftig<br />

bedryf, ter eere van zommigen hunner<br />

Godheden volvoerd , fchynt door Vreeze<br />

voorgefchreeven. Lyfskwelladien en boetedoeningen<br />

zo ftreng , zo pynlyk , en zo<br />

aanhoudend, dat wy de vernaaien van dezelve<br />

met verbaasdheid en fchrik leezen ,<br />

werden vermenigvuldigd. Hoe ftrydig hec<br />

is met den aandoenlyken aart van een Hindoe-<br />

, het bloed te ftorten van eenig dier dac<br />

leeven ontvangen heeft , werden veele en<br />

verfchillende Dieren, zelfs de nuttigde, als<br />

het Paard en de Koe, als Slachtoffers op<br />

de Altaaren van zommige hunner Goden<br />

toegebragt (V); en, 't geen nog vreemder<br />

klinkt, de Pagodas van het Oosten werden<br />

, zo wel als de Tempels van het Westen<br />

, bezoedeld met gruwzaam Menfchenoffer<br />

(b).<br />

Dan Godsdienst-Inftellingen en Plegtigheden<br />

, van eenen min ftrengen en wreeden<br />

aarc, kwamen meer overeen met de geaarcheid<br />

AAN-<br />

HANG-<br />

ZEL.<br />

Cd) Ayeen Akbery, Vol. III. p. 241. ROGER,<br />

Porte Ouverte. p. 251.<br />

Cb) Heeto-pades. p. 185-322. Ajiat. Refearches,<br />

p. 265. Voyage de SONNERAT, Vol. I. p.<br />

207. R.0GSR, Pene Ouverte, p. 251.


AAN*<br />

ZEL-<br />

446 O N D E R Z O E K<br />

beid van een Volk , door de verregaande<br />

iedere smdoenlykheid, zo van lichaams- als<br />

zielsgeftekenisfe , gevormd tot eene overnwatige<br />

zugt voor vermaak. In geen gedeelte<br />

des Aardbodems, werd het verband<br />

tusfehen de Voldoening van zinnelyken lust,<br />

en de Plegtigheden van openbaare Godsdienstoefening,<br />

met meer openlyke onbetaamlykheid<br />

ten toone gefpreid. In elke Pagoda<br />

bevondt zich eene menigte Vrouwen, gefchikt<br />

tot den dienst van den daar geëerden<br />

Afgod, en, van haare vroege jeugd, tot een<br />

wellustig leeven beftemd : hier toe brengen<br />

de Bralminen haar op , door eene<br />

Opvoeding aan deeze jonge Dogteren te<br />

geeven, die zo veel bevallige begaafdheden<br />

voegt by haare natuurlyke bekoorelykheden,<br />

dat het geen zy winnen, met zich ten<br />

beste te geeven , geen gering toevoegzei<br />

fchonk aan de inkomften des Tempels. In<br />

elke verrigting in de Pagodas volvoerd ,<br />

zo wel als in alle openbaare ommegangen,<br />

is het de taak deezer Vrouwen voor den<br />

Afgod te danfen, en lofzangen hem ter eere<br />

te zingen ;en het valt bezwaarlyk te beflisfen,<br />

of zy het meest tegen de welvoeglykheid<br />

en eerbaarheid zondigen door de Gebaaren,<br />

welke zy vertoonen, dan door de Gezangen<br />

, die zy aanheffen. De wanden der<br />

Pagodas zyn bedekt met Schilderyen in een<br />

even onkiefchen fmaak (V), en, in het binnenfte<br />

gedeelte des Tempels, want het zou<br />

on't-<br />

(Y) Foyages de GËNTIL , Vol. I. p. 244, 26e.<br />

Prefaee to Code of Cent00 Laws, p. i.V.1.


WEGENS OUD INDIE. 447<br />

ontëerend weezen, 't zelve hec Heiligdom<br />

te noemen, is de Lingam geplsatsc een<br />

zinnebeeld van 't voortteelend vermogen ,<br />

te ruw om eene verdere opheldering te<br />

gedoogen ([cf).<br />

IV. Hoe ongerymd de Geloofsartykelen<br />

ook mogten weezen, welke hec Bygeloof<br />

heeft aangenomen , en hoe onheilig de<br />

Plegcigheden, die 'c zelve voorfchryfc, de<br />

eerstgemelde werden, door alle Eeuwen<br />

heen, in alle Landen, met eene niet twyfelende<br />

toeftemming aangenomen , en de<br />

laatstgenoemde met de fchroomvalligfte<br />

ftiptheid onderhouden. In onze redenkavelingen<br />

wegens Godsdienftige Begrippen<br />

en Gebruiken, zo hemelsbreed van de onze<br />

verfchillende, kunnen wy zeer ligt mistasten.<br />

Zelve onderweezen zynde in de Beginzelen<br />

van eenen Godsdienst, in alle opzigten<br />

der Godlyke Wysheid , die ze ons<br />

voorfchreef, waardig , boezemen wy dikwyls<br />

onze verwondering uit over de Ligt- en<br />

Bygeloovigheid der Volken in het omhelzen<br />

van Geloofsbegrippen, zo lynrecht<br />

aanloopende tegen het gezond Verftand ,<br />

en wy vermoeden, zomwylen, dat Stellingen,<br />

zo wild en buitenfpoorigby hun,daadlyk,<br />

geen geloof vinden. Doch de ondervinding<br />

kan ons een vollen verzekeren, dac<br />

noch onze verwondering, noch ons vermoeden,<br />

welgegrond is.<br />

6 6<br />

Geen<br />

Cd) ROGER, Porte Ouverte, p. 157. Foyage de<br />

SONNERAT, Vol. t p. 41. 175- Sketches, p. 16Ï.<br />

HAMILTON'S Travel*, Vol. I. p. %79'<br />

AAN-<br />

HANG-<br />

ZEL.


AAN­<br />

HANG-<br />

ZEL.<br />

448 O N D E R Z O E K<br />

Geen Artykel van den openbaar beleden<br />

Godsdienst werd in twyfel getrokken by<br />

die Volken in het oude Europa , welker<br />

Gefchiedenis wy best weeten; en geen Bedryf<br />

, daar door voorgefchreeven , kwam<br />

hun onvoeglyk te vooren. Ia tegendeel,<br />

elk Begrip 't welk ftrekte om den Eerbied<br />

der Menfchen voor de Goden huns Lands<br />

ce verminderen, of aanleiding gaf om hun<br />

van derzelver Dienst te vervreemden, verwekte,<br />

by Grieken en Romeinen, dien yver<br />

vol veroncwaardigings, eigen aan elk Volk<br />

gehegt aan zynen Godsdienst, door een<br />

vasc geloof in deszelfs waarheid.<br />

De gehegcheid der Indiaanen , zo in<br />

ouden ryde als heden een dage, aan de<br />

Leërftellingen en Godsdiensc - Gebruiken<br />

hunner Voorvaderen, is, zo mogelyk, nog<br />

fterker geweesc. In geen Land, van 'c welk<br />

wy eenig berigt hebben, werden, met zo<br />

veel bezorgdheids, voorbehoedzels in 't werk<br />

gefteld, om het gros des Volks buiten allen<br />

bereik te ftellen van eenige verzoeking<br />

tot twyfeling, of ongeloof. Zy werden<br />

niet alleen, (gelyk ik aangemerkt heb<br />

dat het geval is van den grooten hoop<br />

des Menschdoms in alle Landen,) wederhouden<br />

van zich tot een befpiegelend <strong>onderzoek</strong><br />

te zetten, door de veelvuldige bezigheden<br />

van een werkzaam en floovend<br />

leeven; maar alle pooging, om den kring<br />

hunner kundigheden wyder uit te breiden,<br />

werd uitdruklyk verboden. Indien iemand<br />

van de Sooder Cast, verre weg de<br />

talrykfte van de vier Casten , in welken<br />

het


WEGENS OUD INDIE. 449<br />

het geheele Volk verdeeld was , het zich<br />

onderwonde, eenig gedeelte van de Gewyde<br />

Boeken te leezen, waarin alle de -Weetenfchap,<br />

in Indie bekend, is opgeilooten,<br />

werd hy ftrenglyk geftraft; en, wanneer<br />

hy het waagde, 't zelve van buiten te leeren,<br />

moest hy zulk een beftaan met het<br />

leeven boeten f» Na eenige hooger<br />

maate van kennis te dingen, dan het den<br />

Brahminen behaagde te onderwyzen, werd<br />

niet alleen voor Vermetelheid gehouden,<br />

maar als Godloosheid gedoemd. Zelfs dt<br />

hooger Casten hangen , wat het onderwys<br />

betreft, geheel van de Brahminen af, er I<br />

kunnen geen gedeelte van Weetenfchap »<br />

bekomen, dan 't geen zy zich verwaardi<br />

gen hun mede te deelen. Door dusdanig!<br />

middelen , handhaafde men in 't algemeet l<br />

een diepen en Godsdienftigen eerbied voo<br />

die Inftellingen, welke men heilig keurde<br />

En, fchoon het Geloof der Hindoos dik<br />

wyls beproefd geworden is, door de druk<br />

kende en ftrenge vervolgingen , verwek c<br />

door den bygeloovigen Godsdienstyve r<br />

Jiunner Mahomedaanfche Vermeesteraaren »<br />

kleefde geen Volk immer, met groote t<br />

ftandvastigheid, de Leerbegrippen en God;<br />

dienst - Plegtigheden hunner Voorvadere n<br />

aan (f).<br />

V. Wy mogen, met vollen regt, aanme r-<br />

ken, dat , wanneer Weetenfchap en Wy s<br />

b i-<br />

(e) Code ofGentoo Lam, Ch. XXI. $* 7.<br />

(ƒ) ORME'S Fragment, p. 102. SONNERA<br />

Vol. I. p. 104.<br />

Ff<br />

t<br />

AAN-<br />

I1ANG-<br />

ZEL.


AAN-<br />

H.'.NÜ-<br />

ZEL.<br />

45o O N D E R Z O E K<br />

begeerte verfpreid worden , door eenig<br />

Land , het Steizel des Bygeloofs onderworpen<br />

geraakt aan een <strong>onderzoek</strong> , waar<br />

voor 't zelve eertyds fchootvry was, en gevoelens<br />

voet krygen, die, ongemerkt, deszelfs<br />

invloed op de gemoederen der Menfchen<br />

verminderen. Een vry en volkomen<br />

onbelemmerd <strong>onderzoek</strong> loopt altoos ten<br />

Voordeele der Waarheid uit; doch is even<br />

nadeel ig ^ r<br />

o^r Dwaaiing. 'c Geen , in Eeuwen<br />

van dikke duisternis, mee een ingewikkeld<br />

Geloof omhelsd wordt, zal veragting<br />

verwekken , of verontwaardiging gaande<br />

maaken, in een verlicht Tydperk.<br />

De Gefchiedenis van den Godsdienst in<br />

Griekenland en Italië, de eenige Landen<br />

van Europa, -die, in oude tyden, uirlraken<br />

van wegen hunne vorderingen in Weetenfchap<br />

, bevestigt de waarheid deezer<br />

waarneeming. Zo ras de Weetenfchap in<br />

Griekenland zo veel opgangs maakte , dat<br />

zy de Menfchen in Raat ftelde, om, met<br />

een onderfcheidend oog, op te merken, de<br />

Wysheid , het Vooruirzigt en de Goedheid,<br />

(en toon gefpreid in het fcheppen,<br />

onderhouden en befluuren , der Wereld ,<br />

moeten zy begreepen hebben, dar de Charafiers<br />

der Godheden , die, als Voorwerpen<br />

der Aanbidding, in hunne Tempelen,<br />

bun werden aangeboden, dezelve niet kondon<br />

i.eregtigen om aangezien re worden<br />

voor de gezagvoerende Magten in de Na-<br />

:uur. Een Dichter mogt ] Ü P I T E R acnfbi-eeken<br />

als den Vader der Goden en der<br />

Monfchen, die ze beiden door eeuwig©<br />

wet-


WEGENS OUD INDIE. 45!<br />

wetten beheerschte; maar, by eenen Wysgeer,moet<br />

de Zoon van SA TOR NU S, wiens<br />

geheele Leevensgefchiedenis eene aaneenfchakeling<br />

behelst van geweldige en ongebondene<br />

bedryven , die een Mensch haatlyk<br />

en veragtlyk zonden maaken, dien rang<br />

volftrekt onwaardig gekeurd zyn. De<br />

aart van het Godsdienftig eerbewys * in<br />

hunne Tempelen volvoerd, moest niet min<br />

aanftootelyk weezen voor een verlicht verftand<br />

, dan het Charaéter der Goden ter<br />

eere van welken men 't zelve verrigtte. In<br />

ftede van Inftellingen , ftrekkende om de<br />

Menfchen van Ondeugd te rug te roepen,<br />

hebbelykheden van Deugd in hunne zielen<br />

te vormen of te verfterken, of het gemoed<br />

te verheffen tot een gevoel van zyne eigene<br />

waardigheid, hieldt het Bygeloof zyne Aanhangers<br />

bezig met beuzelagtige en niets<br />

beduidende Plegtigheden, of voorgefchreevene<br />

Gebruiken, die, met een heilloozeu.<br />

invloed , werkten tot het ontfteeken der<br />

Driften, en het bederven van het Hart.<br />

't Gefchiedt, nogthans, met fchroom en<br />

behoedzaamheid, dat de Menfchen hec<br />

waagen den vastgeftelden Godsdienst huns<br />

Lands aan te tasten, of Gevoelens te beftryden<br />

, die men langen tyd voor heilig<br />

gehouden heeft. In den beginne poogden<br />

eenige Wysgeeren, door zinnebeeldige uil?<br />

leggingen en fyn uitgedagte verklaaringen,<br />

de Volks Godenleer te ontvouwen, als of<br />

dezelve eene befchryving geweest ware<br />

van de kragten der Natuure, en van de<br />

verfcheidene gebeurtenisfen en omwente*<br />

Ff a<br />

AAÜ-<br />

HANG-<br />

ZEL.


AAN­<br />

HANG-<br />

ZEL.<br />

45a O N D E R Z O E K<br />

lingen r die plaats gegreepen hadden ia<br />

het Stelzel der ftoflyke Wereld, en poogden<br />

zy , door deeze uitvlugc , veele van<br />

die ongerymdheden te verzagten, en te vergoelyken.<br />

Allengskens gaf men aan meer<br />

gewaagde en ftouter befpiegelingen, den<br />

Godsdienst betreffende, plaats, in de Schooien<br />

der Geleerdheid. Wysgeeren van diep<br />

en ver inzigt, volkomen overtuigd van<br />

de Godloosheid der Volksbygeloovigheid,<br />

vormden denkbeelden wegens de Volmaaktheden<br />

van één Opperst Weezen , den<br />

Schepper en Regeerder des Heelals , zo<br />

juist en redelyk, als men immer bereikte<br />

door de vermogens der Menschlyke Rede,<br />

zonder eenigen hoogeren byitand.<br />

Indien wy nu van Europa na Afia onze<br />

gedagten wenden, zullen wy bevinden, dat<br />

de waarneeming , welke ik gemaakt heb,<br />

over de Gefchiedenis van den valfchen<br />

Godsdienst, ook daar even zeer doorgaat.<br />

In Indie, zo wel als in Griekenland, was<br />

het, door het aankweeken van Weetenfchap<br />

, dat de Menfchen eerst opgeleid<br />

wier den om te <strong>onderzoek</strong>en en twyfelingen<br />

te koesteren , ten aanziene van de<br />

vastgeftelde Leerbegrippen des Bygeloofs.<br />

En, wanneer wy in aanmerking neemen ,<br />

het groot verfchil tusfehen de Kerklyke Gefteltenisfe,<br />

(indien ik deeze benaaming mag<br />

bezigen,) dier beide Landen , zullen wy<br />

ons veelligt verbeelden, dat, in het laatstgemelde,<br />

het aangenomen Godsdienstftelzel<br />

meer voor <strong>onderzoek</strong> bloot lag , dan in<br />

het eerstgenoemde. — In Griekenland was<br />

geen


WEGENS OUD INDÏE. 453<br />

geen byzonder Geflacht, of Orde, van Menfchen<br />

afgezonderd toe het volvoeren der 5<br />

Godsdienstverrigtingen , of te dienen als<br />

erflyke en belanghebbende Bewaarders van .<br />

deszelfs Leeringen en Inftellingen. , Maar,<br />

in Indie, waren de Brahminen de geboorene<br />

Bedienaars van den Godsdienst, en zy<br />

bezaten een uitfluitend regt van Voorgangers<br />

te weezen , in alle de veelvuldige<br />

Godsdienstverrigtingen, welke het Bygeloof<br />

voorfchreef, als noodig om de Wraak<br />

des Hemels af te wenden , of denzei ven<br />

tot Gunst en Genabetoon te beweegen.<br />

Deeze onderfcheide wegen en voorregten<br />

verzekerden hun van een verbaazend bedwingend<br />

vermogen, over hunne Landsgenooten;<br />

en alle bedenkingen, die invloed<br />

kunnen hebben op 's Menfchen hart , de<br />

eer , het belang , de magt van hunne Orde<br />

, noodigden hun ten fterkften tot het<br />

vasthouden derLeerftellingen,en het handhaaven<br />

der Plegtigheden , waar mede de<br />

behoudenis van deeze langbezetene meerderheid,<br />

boven hunne Landsgenooten, zo<br />

onmiddelyk verbonden was.<br />

Maar, dewyl de voornaamfte Perfoonen<br />

van die Cast hun leeven toewydden aan<br />

het voortzetten en aankweeken der Weetenfchap,<br />

waren de vorderingen, welke zy<br />

in alle takken van dezelve maakten, (waar<br />

van ik reeds eenig verflag gegeeven heb,)<br />

groot, en ftelden hun in ftaat, om zulk<br />

een juist denkbeeld te vormen van het<br />

Stelzel der Natuure , als mede van de<br />

Magt ? Wypheid en Goedheid, uitfehitteren-<br />

Ff 3 de<br />

AA N-<br />

IANG-<br />

ZEL.


AAN­<br />

HANG­<br />

SEL.<br />

454 ONDERZOEK<br />

de in bet voortbrengen en onderhouden<br />

des Heelals, dat hunne gedagten zich verhieven<br />

boven de Volksbygeloovigheid, en<br />

hun opleidden tot het erkennen en eerbiedigen<br />

van één Opperst Weezen , „ den<br />

„ Schepper van alle dingen (om hunne<br />

„ eigene woorden te gebruiken, ) en vart<br />

„ Wien alle dingen voortkwamen (g)."<br />

Dit is het denkbeeld , 't welk A B U L<br />

F A Z E L , die de Gevoelens èzv Brahminen<br />

met de uïterfle aandagt en opregtheid onderzogt,<br />

van hunne Godgeleerdheid geeft,<br />

„ Zy allen,'' zegt hy , „ gelooven in de<br />

„ Eenheid van de Godheid, en, fchoon zy<br />

„ de Beelden in hooge eerbiedenisfe hou-<br />

„ den, gefchiedt zulks alleen, om dat zy<br />

„ Hemelfche Weezens vertoonen, en hun-<br />

„ ne gedagten voor afzwerven bewaa-<br />

„ ren (/i)-" De begrippen der verlichtfïe<br />

Europeaanen, die Indie bezogt hebben ,<br />

[temmen , in dit punt , volmaakt met die<br />

pan ABUL F A Z E L overeen. De berigten,<br />

welke de Heer BERNIER ontving van d'e<br />

Pundits van Benares, zo wegens hun uitwendigen<br />

Eerdienst, als dat één Opperheer<br />

het éénig voorwerp was van hun Eerbetoon,<br />

lu-'den 'er volmaakt eenftemmig melë<br />

(*'). De Heer WILKINS, misfehien betwaamer<br />

dan eenig Europeaan ooit was om<br />

ï-ver dit onderwerp te oordeelén, befchryfe<br />

ïe geléérde Brahminen van den tegenwoordi-<br />

(g) Baghvat -Geeta, p. 84.<br />

(A) yfyeen Akbery, Vol. III. p. 3.<br />

0 i'riiKifr., I'eyage, Tom. II. p. 15$»


WEGENS OUD INDIE, 455<br />

digen tyd als Theïsten , Geloovers in de<br />

Eenheid van GOD (A). In hetzelfde gevoeten<br />

ftaat de Heer SONNERAT, die<br />

zich zeven Jaaren in Indie onthielde met<br />

oogmerk om de Zeden, de Weetenfchappen<br />

en den Godsdienst der Hindoos, te <strong>onderzoek</strong>en<br />

(/> De Pundits, die het Wetboek<br />

der Hindoos overzetten, verklaaren ,<br />

„ daar het 'c Opper3t Weezen was, 't welk<br />

„ door zyne Magt alle Schepzelen van de<br />

„ dierlyke, groeiende en ftoflyke, Wereld<br />

„ vormde uit de vier Hoofdftoffen, Vuur,<br />

Water, Lugt en Aarde, om ten cieraad<br />

„ te ftrekken voor de verzamelplaats der<br />

„ Scheppinge, in wiens alomvattende Goe.<br />

„ dertierenheid, den Mensch, het middel-<br />

„ punt der kennisfe, verkoos, om gezag en<br />

„ heerfchappy over al het overige te voe-<br />

„ ren; en, aan dit begunftigd Voorwerp ver-<br />

„ ftand en oordeel gelchonken hebbende,<br />

„ gaf hy 't zelve het Oppergebied over de<br />

„ Aarde (*»)•"<br />

Men hebbe deeze begrippen niet aan te<br />

zien voor verfynde gevoelens van laatere<br />

tyden. De Brahminen, door de Makomedaanfche<br />

Vermeesteraaren van Indie aangezien<br />

voor de Bewaarders van den Volks-<br />

Godsdienst, zyn door hunnen geestdryvenden<br />

Godsdienscyver met zo veel voordagts<br />

verdrukt, dat de tegenwoordige Leden van<br />

die<br />

Qk) Pre face to Baghvat-Geeta, p. 24.<br />

(P) SONNERAT, Foyage, Toni. I. p. 198.<br />

(jif) Prelinu Discours, p. LXXIII.<br />

Ff 4<br />

AAN-<br />

RANG-<br />

ZEI.,


AAN­<br />

HANG-<br />

ZEL.<br />

456 O N D E R Z O E K<br />

die Orde, zeer verre by hunne Voorvaders,<br />

zo in Weetenfchap als in Magt,agter liggen.<br />

Het is uit de Schriften van hunne oude<br />

Pundits , dat zy de redelykfte Gevoelens,<br />

welke zy thans omhelzen, haaien, en de<br />

Wysheid, die bun nu beroemd maakt, is<br />

tot hun overgekomen van zeer lang verftreekene<br />

Eeuwen.<br />

Dat deeze (telling welgegrond is, kunnen<br />

wy, met volkomene zekerheid, zeggen<br />

; naardemaal de diepstverborgene Geheimenisfen<br />

der Hindoo - Godgeleerdheid ,<br />

met de grootfte zorgvuldigheid voor 'r oog<br />

van 't gros des Volks bedekt, die fluier<br />

is afgenomen door de Vertaalingen,onlangs,<br />

uit de Sanskreetfche Taal, in 'c licht gegeeven.<br />

Het voornaam oogmerk van de<br />

Baghvat-Geeta, eene Epifode in de Mahabarat,<br />

een Dichtftuk van de hoogfte<br />

Oudheid , en van het grootfte gezag, in<br />

Indie, fchynt geweest te zyn , om de<br />

Leer van GODS Eenheid vast te ftellen,<br />

en, uit eene rechte befchouwing van de<br />

Godlyke Natuure , een denkbeeld af te<br />

leiden van den meest behaagelyken Dienst<br />

aan het Volmaakt Weezen. In deeze<br />

Baghvat-Geeta vinden wy , te midden<br />

van veel duistere bovennatuurkundige uitpluizing,<br />

te midden van eenige cieraaden<br />

der verbeeldingskragt niet gefchikt naar<br />

onzen fmaak, en te midden van eenige gedagten,<br />

opklimmende tot eene hoogte van<br />

verhevenheid waar toe hec ons bedaard<br />

oordeel bezwaarlyk valt zich te verheften,<br />

be-


WEGENS OUD INDIE. 457<br />

befchryvingen van het Opperweezen , ge­ AAN"<br />

reinigd tot denzelfden lof, dien wy gaven IIANGaan<br />

de befchryvingen der Griekfche Wys­ 7.EL.<br />

geeren. Van deeze zal ik 'er mynen<br />

Leezeren nu eene opgeeven , die ik hier<br />

boven beloofde,en,wegens de andere, hun<br />

tot het Werk zelve verzenden. „ O<br />

, magtig Weezen!" zegt ARJOON, „die<br />

" de eerfte Schepper zyt, eeuwige God<br />

* der Goden, s Werelds Verblyf Gy zyt<br />

' het onverderflyk Weezen, onderfcheiden<br />

" van alle voorbygaande dingen. Gy zyt<br />

' vóór alle Goden ; de oude Pooroosh,<br />

" [dat is Leevende Ziel,] en de Opper-<br />

'„ Onderfteunder van het Heelal. Gy kent<br />

' alle dingen , en zyt waardig gekend te<br />

, worden; Gy zyt het Opperst Verblyf,<br />

" en door u, ö Oneindige Gedaante,<br />

" werd het Geheelal uitgebreid. — Eer-<br />

" bied zy U toegebragt van vooren en van<br />

" agtejen ; Eerbied zy U toegebragt van<br />

, alle zyden. ó Gy, die alles in allen zyt!<br />

' >_ Oneindig is uwe Magt en uw Roem,<br />

" _ Gy zyt de Vader van alle dingen,<br />

" bezielde en onbezielde. Gy zyt de<br />

• wyze Leeraar van allen , waardig aangebeden<br />

te worden. — Daar is niemanc<br />

gelyk Gy; waar dan, in de drie We<br />

„ relden, is 'er één boven U? — Waar<br />

„ om ik nederkniel, en, met myn lichaan I<br />

„ op den grond uitgeftrekt, uwe Genad<<br />

„ affmeek, Heere! Aanbiddenswaardig: wan<br />

„ gy zult met my handelen als een Vadei<br />

„ met zyn Zoon, als een Vriend met zyt l<br />

„ Vriend, als een Minnaar met zyne Be<br />

Ff 5 „min


AAN­<br />

HANG-<br />

ZEL.<br />

458 O N D E R Z O E K<br />

,, minde (V). " — Eene befchryving van<br />

hec Opperweezen wordt opgegeeven in een<br />

der Heilige Roeken van de Hindoos, waai?<br />

. uic blykt, welke de algemeene Begrippen<br />

der geleerde Brahminen waren , wegens<br />

de Godlyke Natuur en Volmaaktheden.<br />

„ Naardemaal GOD Onftoflyk is , is hy<br />

„ boven alle Bevatting, dewyl hy Onzigt-<br />

, baar is, kan hy geene gedaante hebben;<br />

„ maar uic hec geen wy befchouwen van<br />

„ zyne Werken, mogen wy befluiten, dar,<br />

„ Hy Eeuwig , Almagtig, Alweetend -en<br />

„ Overaltegenwoordig is (o)."<br />

Aan Menfchen, bekwaam om zodanige<br />

begrippen van de Godheid te vormen,<br />

moet de Openbaare Eerdienst in de Pagodas<br />

niet anders voorgekomen zyn dan<br />

een Afgodisch Eerbewys coegebragc aan<br />

Beelden, door eene bygeloovige vermenigvuldiging<br />

van beuzelagtige, of zedelooze ,<br />

Plegtigheden. Zy moeten gezien hebben,<br />

dac de Menfchen, alieen door Heiligheid<br />

des Harren, en Zuiverheid van Zeden, konden<br />

hoopen de goedkeuring weg te draagen<br />

van een Weezen, volmaakc in Goedheid.<br />

Deeze waarheid trage VEI AS in ce<br />

fcherpen in de Mahabarat; doch mee de<br />

omzigtige behoedzaamheid en kundige<br />

voorzo-gen, eigen aan een Brahmin, die<br />

het zorgvuldig vermydc zynen Landsgenooten<br />

ergernis te geeven, of den invloed van<br />

zyn eigen Orde ce verminderen, Zyne<br />

denkf»<br />

Baghvat Geeta, p. 94, 95.<br />

(«j Dow's D.sfertatian, p. XL,,


WEGENS OUD ï ND IE. 459<br />

denkbeelden over de wyze, om de Godheid<br />

te dienen, worden treffend ontvouwd<br />

op veele plaatzen in het Dichtftuk, waar<br />

toe ik, om de aanhaalingen niet te vermenigvuldigen,<br />

den Leezer wyze f »<br />

Wanneer wy ons voor den geest brengen<br />

, hoe traaglyk 's Menfchen Ziel zich<br />

opent voor afgetrokkene denkbeelden, en<br />

hoe moeilyk het valle (volgens eene waarneeming<br />

in de meermaals aangecoogene<br />

Mahabarat) voor lichaamlyke weezens een<br />

onzigtbaar pad te bewandelen, is het blykbaar,<br />

dat de Hindoos tot een hoogen trap<br />

van Befchaafdheid moeten opgeklommen<br />

geweest zyn , eer hunne gevoelens zo verre<br />

verheven werden boven de Volks Bygeloovigheid<br />

huns Lands. — De onderfcheide<br />

Staaten van Griekenland hadden langen tyd<br />

beftaan , en groote vordering in Befchaaving<br />

gemaakt, eer men de dwaalingen van<br />

valfchen Godsdienst begon te ontdekken.<br />

Het was niet vóór den leeftyd van «o»<br />

CRATES, en in de Schooien der Wysbegeerte<br />

door diens Leerlingen geopend, dat<br />

beginzels, aangekant tegen de Hellingen<br />

van 't Volks Bygeloof, veel velds wonnen.<br />

Een langer tydsverloop verltreek 'er, eer.<br />

de Romeinen, een Volk uit Krygshelden en<br />

Staatslieden beftaande, verlicht werden dooi<br />

Weetenfchap , of het waagen durfden een<br />

vry <strong>onderzoek</strong> te doen, ten opzigte var<br />

de Voorwerpen of Plegtigheden van ttei<br />

Eerdienst, gewettigd door hunne Voor<br />

va.<br />

Q) Baghvct-Geeta, p, 55- 75- 97* "?»<br />

AAN-<br />

HAtvG-<br />

i<br />

ZEL.


AAN-<br />

HANG-<br />

ZEL.<br />

46© O N D E R Z O E K<br />

vaderen. Maar, in Indie, waren de gelukkige<br />

uitwerkzels van vordering in Weetenfchap<br />

veel vroeger zigtbaar. Zonder de<br />

wilde berekeningen der Indiaanfche Tydrekenkunde<br />

aan te neemen, volgens welke<br />

è&Mahabarat, meer dan vier duizend Jaaren<br />

geleeden, werd opgelleld, moeten wy<br />

toeltaan, dat dit Dichtiïuk een Werk van<br />

hooge Oudheid is, als mede dat de Schryver<br />

van 't zelve toont eene kennis" te bezitten<br />

van beginzelen der Godgeleerdheid,<br />

der Zedekunde, en der Bovennatuurkunde,<br />

veel regtmaatiger en redelyker, dan op dac<br />

Tydperk fcheenen begreepen te worden<br />

door eenig Volk, waar van de Gefchiedenis<br />

melding maakt.<br />

Maar zo onbekwaam zyn de beperkte<br />

vermogens van 's Menfchen Geest, om zich<br />

een evenmaatig denkbeeld van de Volmaaktheden<br />

en Werkzaamheden des Allerhoogiten<br />

te vormen , dat wy , in alle de<br />

befpiegelende Stelzels , deswegens, van<br />

de uitmuntendfte Wysgeeren by de meest<br />

verlichte Volken , een bedroevenswaardig<br />

mengzel vinden van onkunde en dwaaling.<br />

Van deeze waren de Brahmins niet meer<br />

vry, dan de Wyzen van andere Landen.<br />

Naardemaal zy beweerden, dac het Stelzel<br />

der Natuur niet alleen oorfpronglyk in orde<br />

gefchikt was door de Magt en Wysheid<br />

van GOD; maar dat elke gebeurtenis, die<br />

voorviel, te wege gebragt wierd door GODS<br />

onmiddelyke cusfchenkomsc, en zy niet<br />

konden begrypen, hoe een Weezen kon werken<br />

op eenige plaats, of het moest daar<br />

te-


WEGENS OUD INDIE. 461<br />

tegenwoordig zyn, fielden zy vast dat de<br />

Godheid een leevenmaakend Beginzel was<br />

door de geheele Schepping verfpreid, eene<br />

algemeene Ziel, die elk gedeelte daarvan<br />

vervulde<br />

Elke verftandige Natuur , inzonderheid<br />

de Zielen der Menfchen, begreepen zy,<br />

deelen te weezen afgefcheiden van dien<br />

grooten Geest (Y) ; met welken zy, naa<br />

haare beftemming op aarde vervuld, en<br />

eene genoegzaame maate van zuiverheid<br />

verkreegen te hebben , weder zouden vereenigd<br />

worden. Om de vlekken , welke<br />

eene° Ziel, geduurende haar verblyf op aarde,<br />

kreeg, door het botvieren aan dierlyke<br />

en bedorvene lusten, uit te wisfchen,<br />

moest dezelve, naar hun begrip , een lange<br />

reeks van verhuizingen ondergaan ,<br />

door de Lichaamen van onderfcheide Dieren,<br />

tot zy, door 't geen ze leedt en leerde,<br />

in de onderfcheide gedaanten van beftaan,<br />

zo geheel bevryd ware van alle befmetting,<br />

dat zy gefchiktheid bezat om<br />

verzwolgen te worden in het Godlyk Weezen<br />

, gelyk een drup , wederkeerende in dien<br />

onbegrensden Oceaan, waar uit zy oor<br />

fpronglyk voortkwam (J).<br />

Deeze Leerfteljingen der Brahminen,<br />

we-<br />

Qq) Baghvat-Geeta, p. 65. 78. 85. B ER NIER<br />

Tom. II. p. 163.<br />

(r) Dow's Disfertation, p. XLIII.<br />

O) Voyages & SONNERAT, Vol. I. P- !9 2<br />

« 2 0 0<br />

Baghvat-Geeta , p. 39- »5«<br />

XLIII.<br />

Dow s Dtsjtrt. p<br />

AAN-<br />

HANG-<br />

ZEL.


46*2 O N D E R Z O E K<br />

AAN- wegens de Godheid, als de Ziel die door'<br />

HANG- de geheele Natuur beftaat, werkzaamheid<br />

ZEL. en kragt verleenende aan elk gedeelte van<br />

dezelve , zo wel als de eindeiyke Wedervereeniglng<br />

van alle verftandige Weezens<br />

met den eerllen Oorfprong, ftemmen volmaakt<br />

overeen met de Begrippen der Stoicynfche<br />

School. En 't is opmerkenswaardig,<br />

dat wy, na het waarneemen van zulk<br />

eene groote gelykvormigheid in de verhevenfie<br />

gevoelens hunner Zedeleere, desgelyks<br />

zulk eene overeenkomst ontdekken in<br />

de dwaalingen hunner Godgeleerde Befpie.»<br />

geliagen (/><br />

's Menie hen Geest, nogthans, als zy een<br />

hooger geleide derft, loopt gevaar, om in<br />

een dwaaling, het gedrag betrelfende , ten<br />

©p«gte van den Godsdienst, te vervallen,<br />

welke van een veel erger natuur is. Wanneer<br />

de Wysgeeren , door hunne vorderingen<br />

in Weetenfchap , begonnen zulke<br />

fechtmaarige denkbeelden te vormen, van de<br />

Natuur en de Volmaaktheden des AUerhooglten,als<br />

hun overtuigden dat hetVolksftelzel<br />

van Bygeloof niet alleen ongerymd^<br />

maar Godloos , was, begreepen zy ten vollen<br />

al het gevaar, 'c welk m gt ontftaan<br />

Dit het door hun ontdekte mede te deelen<br />

aan het Volk, onbekwaam om de kragt te<br />

vatten der redenen die hun bewoogen hadtien<br />

, en zo yverig gehegt aan de vastgeftel-<br />

(t) L i p s 11, Phyfiol. Stoicor. Lib. I. Disfirt. VUL-<br />

XXI. SENECA, ANTPNINUS, EP.ICTETÜS, Oj?<br />

veelvuldige plaatsen.


WEGENS OUD INDIE. 463<br />

Helde begrippen, dat het zich zou aankanten<br />

tegen alle pooging om derzelver valsehheid<br />

aan den dag te brengen.<br />

In ftede, derhal ven, van te gedoogen dat<br />

eenige ftraal van die kennis, welke hun eigene<br />

ziel verlichtte, hun bereikte, vorm<br />


AAN­<br />

HANG-<br />

ZEL.<br />

464 ONDERZOEK<br />

ven. „ Wat verwonderlyk is in de Fabel*<br />

„ leer, " fchryft hy , „ wordt zomtyds<br />

„ gebruikt om te behaagen , en zomtyds<br />

„ om fchrik in te boezemen, en dit beide<br />

„, komt te ftade niet alleen by Kinderent<br />

„ maar ook by Lieden van rype jaaren.<br />

„ Den Kinderen houden wy de behaaglyke<br />

„ Verdichtzels voor om hun aan te fpoo-<br />

„ ren tot weldoen, en de verfchriklyke om<br />

hun van het kwaade af te trekken. In<br />

„ deezer voege, wanneer de Menfchen in<br />

„ Maatfchappy met elkander leeven, wor-<br />

„ den zy opgewekt om te beftaan 't geen<br />

loflyk is, als zy hooren hoe de Dichters<br />

„ de fchitterende heldendaaden der Fabelhistorie<br />

uitmeeten , als de verrigtingen<br />

'„ van HERCULES en THESEUS, ter be-<br />

„ looning van welke zy thans als Goden<br />

^ geëerd worden, of door het befchouwen<br />

„ hunner daaden in beeldhouw- of fchilderwerk.<br />

— Aan den anderen kant, worden<br />

„ zy van het kwaade afgefchrikt,wanneer<br />

„ deScraffen,door de Goden denBoosdoen-<br />

,. deren aangedaan, opgehaald, en de be-<br />

„ dreigingen tegen hun uitgedonderd wor-<br />

„ den in ontzettende woorden, of vertoond<br />

„ in fchroomverwekkende afbeeldingen, en<br />

„ wanneer de Menfchen gelooven , dat<br />

deeze bedreigingen weezenlyk volvoerd<br />

zyn aan de Straffchuldigen. — Want het<br />

„ is onmoogelyk Vrouwen . en het gros des<br />

„ Volks, te beftuuren, hun heilig, God-<br />

„ vrugcig en opregt, te maaken, door de<br />

„ vnorfchriften van Rede en Wysbegeerte;<br />

„ men moet Bygeloof, of de Vrees voor de<br />

Go-


WEGENS OUD INDIE. 465<br />

„ Goden, te hulp roepen, en de invloed<br />

„ daar van is gegrond op vercierzelen en<br />

„ Wondertekenen. Want de Donder van<br />

„ JUPITER, het Schild van MINERVA,<br />

„ de Drietand van NEPTUNUS, de ïoort-<br />

„ zen en Slangen der Furiën, de Speeren<br />

„ der Goden, met klimop bekransd, en de'<br />

„ geheele oude Godenleer, is niets anders<br />

„ dan Fabelen , welke de Wetgeevers ,<br />

„ die de Staaten oprigtten, gebruikten als<br />

„ Bullebakken, om de bygeloovigen en een»<br />

„ voudigen fchrik aan te jaagen («).<br />

Deeze denkbeelden der Wysgeeren , in<br />

Europa, waren volmaakt dezelfde, met die<br />

de Brahminen in Indie omhelsd hadden,<br />

en volgens welke zy hun gedrag regelden ,<br />

ten opzigte van het Gros des Volks. Naardemaal<br />

hunne Orde het uitfluitend regt<br />

bezat om de Heilige Boeken te leezen, de<br />

Weetenfchappen te beoefenen , en te onderwyzen,<br />

konden zy, op het kragtdaadigst,<br />

allen, die geen Leden van hunne Orde<br />

waren, beletten, om eenige de minde onderrigting<br />

te krygen buiten 't geen zy hun<br />

wilden mededeelen. ,<br />

Wanneer de vrye omloop van kundigheden<br />

niet begrensd wordt door dusdanige<br />

bepaalingen, trekt de geheele Maatfchappy<br />

voordeel van elke nieuwe aanwinst<br />

in Weetenfchap , de invloed van welke ,<br />

zo op 't verftand als op het gedrag, zich<br />

ongevoelig van weinigen tot veelen uitbreidt,<br />

(«) STRABO, Lib. I. p. 36. B.<br />

Gg<br />

AAN-<br />

HANG-<br />

ZEL.


AAN­<br />

HANG­<br />

SEL.<br />

466 O N D E R Z O E K<br />

breide, en van geleerden op ongeleerden overgaat.<br />

Doch, waar de heerfchappy van valfchen<br />

Godsdienst volkomen gevestigd is,<br />

wint het gros des Volks niets by de grootfte<br />

vorderingen in kennisfe. Hunne Wysgeeren<br />

bedekken voor hun, met de zorgvuldigfte<br />

behoedzaamheid, de Waarheden,<br />

welke zy ontdekt hebben, en doen hun<br />

best om het gebouw des Bygeloofs, welks<br />

omverwerping hun pligt van hun vorderde,<br />

te óndérfchraagen. Zy leggen niet alleen<br />

anderen op , om de Godsdienstplegtigheden,<br />

door de Wetten huns Lands voorgefchreeven,<br />

te volbrengen; maar fchikken 'er zich<br />

naar in hun eigen bedryf, en buigen zich,<br />

met alle uitwendige tekenen van Eerbied<br />

en Godvrugtigheid , neder voor de Altaaren<br />

van Godheden, die de voorwerpen hunner<br />

innerlykfte veragting behoorden te weezen»<br />

In ftede van te gelyken op de Leeraaren<br />

van den waaren Godsdienst, in den goeddaadigen<br />

yver met welken zy altoos aan<br />

hunnen Naasten de kennis medèdeelden<br />

van die gewigtige Waarheden , die hunne<br />

eigene Zielen beftraalden en gelukkig maakten,<br />

fmeedden de Wyzen van Griekenland',<br />

en de Brahminen van Indie, een plan van<br />

bedrog, 't welk zy met de daad volvoerden ,<br />

ën, volgens de klemmende uitdrukking van<br />

een heilig Schryver, ,, hielden zy de Waarheid<br />

in ongeregtigheid te onder (V). " Zy<br />

kenden en keurden goed wat Waarheid<br />

(V) PAULUS, Rtm. h iS.<br />

was;


WEGENS O U D INDIE. 467<br />

was; maar beyverden zich om de Valschheid<br />

by de rest des Menschdoms te onderfchraagen,<br />

en te doen volduuren.<br />

In deezer voege, heb ik alle de byzonderheden<br />

doorloopen , welke ik my, by den<br />

aanvange, voorllelde te <strong>onderzoek</strong>en , en<br />

heb getragt den ftaat der Inwoonderen van 1<br />

Indie, met betrekking tot alle, te ontdekken.<br />

Indien ik niets anders beoogd had,<br />

dan om eene befchryving te geeven van het<br />

Burgerlyk Beftuur, van de Kunften en Weetenfchappen<br />

, en van de Godsdienftige Inftellingen,<br />

van een der oudfte en talrykfte<br />

Geflachten onder de Kinderen der Menfchen,<br />

dit alleen zou my opgeleid hebben<br />

toe naafpeuringen en ontvouwingen, beide<br />

weetenswaardig en leerzaam. Ik beken ,<br />

nogthans, dat ik, doorgaande, een belangryker<br />

en gewigtiger onderwerp in 't oog<br />

gehad heb , en fchep hoope , dat, indien<br />

het berigt, door my gegeeven van de vroegtydige<br />

en verre gevorderde Befchaafdheid<br />

van Indie , en van de verbaazende voortgangen<br />

der Inwoonderen deezes Lands in<br />

fraaije Kunften en nutte Weetenfchappen,<br />

aangenoomen zal worden als juist en welgegrond<br />

, zulks eenigen invloed zal hebben<br />

op het gedrag der Europeaanen, omtrent<br />

dat Volk.<br />

Ongelukkig voor hetMenschlyk Geftachr^<br />

•hebben de Europeaanen in alle Wereldoorden,<br />

waar zy Heerfchappy kreegen, de<br />

Inwoonders niet alleen aangetroffen in een<br />

ftaat van Maatfchappy en Vordering, verre<br />

beneden hun eigenen; maar ook van eene<br />

Gg z 'ver-<br />

AAN-<br />

H^NG-<br />

ZEL.


AAN-<br />

HANG-<br />

ZEL.<br />

468 O N D E R Z O E K<br />

verfchillende Kleur, en eene andere Leevenswyze.<br />

De Menfchen zyn, op elke hoogte<br />

van de loopbaane, waarin zy zich geplaatst<br />

• vinden, zo voldaan over de vordering, gemaakt<br />

door de Maatfchappy van welke zy<br />

Leden zyn, dat zy gereedlyk deeze voor den<br />

maatftok van volmaaktheid neemen , en zeer<br />

gereed, alle Volken, wier ftaat daar aan niet<br />

gelyk is, met verfmaading, en zelfs met afkeer,<br />

aanzien.<br />

In Africa en America ftraalt deeze ongelykheid<br />

zoo zeer in 't ooge, dat de Europeaanen<br />

,in den trots hunner meerderheid,<br />

zich geregtigd oordeelden, om de Inwoon*<br />

ders van het eerstgemelde Werelddeel tot<br />

Slaaverry te doemen, en die van het laatstgenoemde<br />

uit te rooijen. Zelfs in Indie,<br />

fchoon de Inboorelingen zeer veel verder<br />

in Befchaafdheid gevorderd waren, dan die<br />

der twee andere Werelddeelen , bevestigde<br />

de kleur der Inwoonderen, hun verwyfd<br />

Voorkomen , hun weinig oorlogzugtige<br />

Geestgefteltenisfe, de buitenfpoorigheid<br />

hunner Godsdienftige Inftellingen en Plegtigheden,<br />

en veele andere omftandigheden,<br />

de Europeaanen dermaate in hun begrip<br />

van uirtnuntenheid boven hun , dat zy de<br />

Indiaanen altoos befchouwden en behandelden<br />

als een laager foort van Menfchen<br />

(w).<br />

Ge-<br />

(yi) De meermaals aangetoogene Schryver van de<br />

Sketches geeft ons een treffende Proeve van de fchriklyke<br />

Uitwerkzelen der Aüatifche Dwinglandy en Eurepeaanfche<br />

Schraapzugt, als hy den ftaat des gemeends


WEGENS OUD INDIE. 469<br />

Gelukkig zou het weezen, indien een<br />

der vier Europifche Volken, die agtereenvolgend<br />

een uitgeftrekt Grondgebied en<br />

groote Magt in Indie verkreegen, de blaam<br />

van dus gehandeld te hebben van zich konde<br />

weeren. Niets, egter, kan regtftreekfcher<br />

of kragtdaadiger ftrekken, om de Europeaanen,<br />

trocs op hunne eigene meerdere<br />

vorderingen in Staatkunde, Kunften en Weetenfchappen<br />

, met gepaste gevoelens omtrent<br />

het Volk in Indie te vervullen, en hun te<br />

leeren naar behooren agt te flaan op hunne<br />

Natuurlyke Regten als Menfchen, dan door<br />

zich te gewennen, niet alleen de Hindoos<br />

van den tegenwoordigen tyd aan te merken<br />

als een kundig en vernuftig foort van Menfchen<br />

; maar ook als de Afftammelingen<br />

van Voorouders, die gröote fchreden in<br />

de<br />

-nen Volks in Indie afmaalt. „ De Rints, of de Landbouwers,<br />

worden thans in veele Landen in een ftaat<br />

P, van de uiterfte armoede en elende gehouden; eene<br />

„ bedroevende bedenking, als wy in aanmerking neè-<br />

„ men, dat van hunnen arbeid alles, wat wy genieten,<br />

„ afhangt. Ik heb, op myne Reis, door behulp van,<br />

„ een Tolk, gefprooken met eenigen, die de hette van<br />

„ de fchroeiende middagzon ontwecken in een Tope,<br />

„ of Bosch, waar ik ftil hield. Zy gaven my een<br />

„ verüag van hunnen arbeid en ongelukken; een hunner,<br />

de gebaaren maakende , zo eigen aan de In-<br />

„ diaar.-en, en dikwyls zo veel beduidende, toonde<br />

„ my zyne voeten gansch vol blaaren, door nu in 'c<br />

„ water te liaan, dan den verfchroeiden grond te be-<br />

„ treeden, en, wyzende op eenige flegte Ryst en Peper,<br />

zeide hy: Dit is alles wat wy daar voor kry-<br />

.„ gen ! He; fmert my 'er te moeten by voegen , hoe ik<br />

„ vrees, dat dit vertoon, en die taal, eene maar al<br />

„ te getrouwe afbeelding is van eenige millioenen,<br />

^ die met hem in dit deeriyk lot deelen." VERT,<br />

Gg 3<br />

AAN­<br />

HANG-<br />

ZEL.


AAN­<br />

HANG-<br />

ZEL.<br />

47o ONDERZOEK WEGENS O. L<br />

de Befchaafdheid gevorderd waren, veele<br />

Eeuwen, vóór dat, in eenig gedeelte van<br />

Europa, daar toe den minffen ftap gedaan<br />

- was.<br />

Het was door een onpartydig en opregt<br />

<strong>onderzoek</strong> naa hunne Zeden, dat de Keizer<br />

AKBER opgeleid wierd om de Hindoos aan<br />

te merken als niet min geregtigd tot befcher*ming<br />

en gunfte dan zyne andere Onderdaanen<br />

, en hun te beftuuren met zo veel billyk*<br />

heids en goedheids, dat hy, van een dankbaar<br />

Volk, den Eernaam verwierf van den<br />

Befcherm-Engel des Menschdoms! Het was<br />

door eene volkomene kennis van hun character<br />

en bekwaamheden , dat de Vizier<br />

diens Keizers, ABUL FAZEL, met eene<br />

onbekrompenheid van ziel, onvoorbeeldlyk<br />

onder de Mahomedaanen , een verheven<br />

loffpraak uitboezemt over de Deugden<br />

der Hindoos, en als byzondere Perfoonen<br />

en als Leden der Maatfchappye , en met<br />

roem gewaagt van hunne vorderingen in<br />

allerlei Kunften en Weetenfchappen (V).<br />

Indien ik my zeiven mogt ftreelen met de<br />

hoope, dat de Befchryving, door my gegeeven,<br />

van de Zeden en Inrigtingen des Volks<br />

van Indie, iets in 't minfte kon toebrengen,<br />

en met een van verre komenden invloed<br />

werken, om hun Character meer eerwaardig<br />

, en hun Lot gelukkiger, te maaken, zal<br />

ik myn Letterarbeid befluiten , met de voldoening<br />

verfchaffende bedenking , dat ik<br />

«iet te vergeefsch geleefd, of gefchreeven,<br />

heb.<br />

C*0 A^een Miers > Vol» III, p, s. Si. 95-<br />

BLAD-


B L A D V Y Z E R<br />

D E R<br />

VOORNAAMSTE VOORNAAMS ZAAKEN.<br />

A.<br />

J4ardryhkunde, (Vorde.<br />

ringen der Ouden in de)<br />

en het vervaardigen van<br />

Kaarten , 14a, enz. hoezy<br />

de Lengte en Breedte<br />

der Plaatzen bepaalden,<br />

144; gebrekkigheid hunner<br />

Werktuigen, 145.<br />

AGATIÏODEMON , vervaardigt<br />

Kaarten tot de Aardrykskunde<br />

Van PTOLEMEpS ,<br />

119.<br />

AKBER. DE VI, loflyke inrigtingen<br />

van dien Vorst,<br />

355; zyn billyk en zagt<br />

Ryksbeftuur, 356.<br />

ALBUQUERQUE,CAt.PHONSE)<br />

wat hy ten diende des<br />

Portugeefchen Iiandels,als<br />

Krygsman, verrigt hebbej<br />

249.<br />

ALEXANDER DE GROOTE ,<br />

Grootheid en uitgeftrektheid<br />

van zyne Plans, 21;<br />

begrypt de voordeden van<br />

Zeevaard en Koophandel;<br />

ftigt Alexandrie, 22; zoekt<br />

den Indifchen handel in<br />

handen te krygen , ald.<br />

leert op zyne Krygstogtsa<br />

veele zaaken, Indie<br />

Gg<br />

betreffende , 23; langs<br />

welken weg hy in Indie<br />

kwam, 24; hoe hy voortrukte<br />

, en verfcheide Landen<br />

doortrok,25; moet,<br />

otn deongewilligheidzyns<br />

Krygsvolks , het verder<br />

inrukken ftaaken , 26 ;<br />

hoe verre hy in Indie<br />

kwam , 28 ; welke kundigheden<br />

hy daaropdeedt,<br />

29 ; vaart den Indus af<br />

na den Oceaan, 30; Opheldering<br />

over de mogelykheid<br />

van de talrykheid<br />

zyner Vloot onder NEAU-<br />

CHUS, 31; hoeveel hy op<br />

deezen Tocht van mdie<br />

leerde kennen, 324 zyne<br />

verbaasdheid aan den<br />

mond van den Indus over<br />

de Getyen, 36; ontfluit'<br />

de deur der kennisfe van<br />

Indie, 38; welk gedeelte<br />

van Indie wy door zyn<br />

Tocht keren kennen,41;<br />

zyn Plan omtrent Indie, en<br />

de welgepastheid zyner<br />

maatregelen ter volvoering,<br />

42, enz. hoe hy zyne<br />

Griekfche en Afiatifche<br />

Onderdaanen zogt te vereeuigen,43j<br />

Steden door<br />

4 heas


B L A D W Y Z E R,<br />

hem gebouwd totGemeen- daar, door de Europeaanen,<br />

fchap,46; of by in Indie • aangelegd, 304;verfchaft<br />

twee dan drie Steden ge- veel werks aan de Euroftigt<br />

hebbe ; Standplaatpeaanen , 305.<br />

fen ten Handel gefchikt, ANTIOCHUS DE GROOTE, zyn<br />

door hem gekoozen, 48 ; Inval in Indie heeft wei­<br />

Gronden,die hem op een nig zekerheids, 64.<br />

elukkigen uitflag deeden ANTONIUS, (MARCUS) zendt<br />

Goopen, 50 ; zyne Op­ een Gezantfchap aan den<br />

volgers koozen ook de Chinetfchen Keizer, 134.<br />

beste plaatzen tot de Ste­ Antwerpen, wordt een Meden<br />

, en verfterkte Posten, dedinger van Brugge, 232.<br />

uit, 51; wat hy zich van D'ANVILLE'S en GOSSELIN 'S<br />

een tweeden Tocht mogt onderfcheide gedagten 0-<br />

belooven, ald, hoe 't ging ver veele Plaatzen in In­<br />

onder zyne Opvolgers, 54. die, 128.<br />

'/tlexandria,&oov ALEXANDER Arabieren, over hun Spece-'<br />

DEN GROOTEN gefticht , ryhandel, 99; door MA-<br />

22; bloeit onder PTOLE­ HOMED met een nieuwe<br />

MEUS , den Zoon van geestdrift bezield , 166;<br />

LAGUS, 68; wat PTOLE­ hebben oudtyds geene<br />

MEUS PHILADELPHUS, tOt kennis gehad van liet<br />

verbetering van den Koop­ . Kompas; waren niet verre<br />

handel , doet, 69; waarom in de Zeevaard gevorderd,<br />

I men daar geen anderen 172, I74;krygen verdere<br />

weg tot den Indifclien kennis van Indie, 173;.<br />

Handel gezogt hebbe, wat zy des vermelden ,<br />

•276.<br />

177 ; wat zy ophaalen<br />

jflmalfi, zoekt den Indiaan- van een Ryk aan de Mafchen<br />

Handel, 186,192. labarfche Kust, 178.<br />

dmerica , door AiusTOTELES,zyne bekron^<br />

COLUMBLJS<br />

ontdekt, 240; welk eene<br />

pe denkbeelden ovër de<br />

aandoening die ontdek­<br />

gelykheid der Menfchen,<br />

king eerst te wege bragt,<br />

44; wat hy over den Koophandel<br />

oordeelde, 96,<br />

244; welk een invloed<br />

ARRIANUS, welk licht zyn<br />

; dezelve hadt op het Han-<br />

Werk, de Omvaaring der<br />

delverband der onder­<br />

Erythrcefche Zee, verfcheide<br />

Were ld deelen ,<br />

fchaft, 107, enz. waarde<br />

295; verfchaft Goud en<br />

zyns Werks, 143.,<br />

1 Zilver in ruimen overvloed,<br />

297 ; vastigheden<br />

Au*


B L A D W Y Z E R .<br />

AUGUSTUS, brengt Egypte<br />

onder de Heerfchappy der<br />

Rominèni hoe hoog hy<br />

Egypte fchatte, en waarom,<br />

83.<br />

B.<br />

TDactria (Berigten wegers<br />

het Koningryk), r<br />

PHILADELPHUS gebouwd ,<br />

69 ; word de Stapelplaats<br />

des Indifchen Handels,<br />

ald. verandering in de<br />

vaart daar door te wege<br />

gebragt,70; dezelfdeStad<br />

niet met Cos fier ,72; hoe<br />

de Handel op Indie daar<br />

65 i<br />

trotsheid der Koningen,<br />

66; hoe lang 't zelve gegevoerd<br />

, 72; onzekerheid<br />

omtrent de Havens door<br />

hun bezogt, 73 , 74.<br />

Haan hebbe , ald. met Beroepen , (Onderfcheide}<br />

het verlies daar van nam vonden reeds vroeg in<br />

de heerfchappy der Grie­ Indie plaats , 319 ; de<br />

ken in Indie een einde, Leden van ieder Cast bly­<br />

ald.<br />

ven hetzelfde Beroep, of<br />

Baghvat-Geeta, een Dichtftuk<br />

, ingerigt om de Leer<br />

van Gods eenheid vast te<br />

fttllen, 456.<br />

Bediyf, hunner Voorvaderen<br />

aankleeven, 327; Aanmerkingen<br />

over deeze<br />

fchikking , 328.<br />

Bank, (De eerfte) in Venetië Bore, (Opheldering van een<br />

opgericht, 236.<br />

Watergety in Indie") ge-<br />

Bankhouden, eerst te Florence béeten, 36.<br />

ingevoerd, 210. Bouwkunst, hoedanig in Oud<br />

Bar ace , eene Stapelplaats, •Indie, 365,<br />

waar gelegen, 94. Bovennatuur kin 1 de, hoedanig<br />

Barygaza, een oude Koop- by de oude Indiaanen ,<br />

markt in Indie, 108; 407.<br />

Waaren daar vertierd , Brahminen, maaken,onder de<br />

109.<br />

Indiaanen , den eerden<br />

Basjora, geftigt, 168. Rang uit, 322; hun meer­<br />

Beeldhouwkunde-, zeer vroeg derheid boven de Monar­<br />

in Indie, 368.<br />

chen , 338;hunne levens-<br />

Benares, is het Athene van Inwyze in de Pagodas, 376;<br />

die geweest,429; van het baten zich beweegen om<br />

Obfervatorium aldaar.432. den Europeaanen de Sans­<br />

Beygale, (Over den Landeikreetfche taal te keren,<br />

3B5.<br />

gendom in) 345; hoe Keizer<br />

AKBER daar de inkomften<br />

regelde, 347.<br />

Berenice, door PTOLEMEUS<br />

— • wat zy van dg<br />

Ziel gelooven, 406; vart<br />

hunne Reden- en Boven.<br />

'S 5 »a-


B L A D W Y Z E R .<br />

natuur-kunde, 407; van<br />

hunne Zedekunde, 409;<br />

Bedienaars van den Godsdienst,<br />

434; ten wellustige<br />

11 einde voedeti zy<br />

jonge Dogters op, 446;<br />

hoe zy de vordering in<br />

Godsdienstkennis beperken,<br />

449; hun Geloof ia<br />

den éénen GOD, 454;dit<br />

is reeds zeer oud, 450; verhevenheid<br />

boven Volksgevoelens<br />

, 459. Bekrompenheid<br />

hunner Begrippen<br />

ten opzigte van Gods<br />

Eigenfchappen, 460.<br />

Breedte, der Plaatzen; hoe de<br />

Ouden dezelve bepaalden,<br />

144; maate van naauwkeurigheid<br />

daarin, 148.<br />

Brugge, (Handelder Venetiaanen<br />

op) 217; hoe zeer<br />

daar door verrykt, 231;<br />

JOHANNA VAN NAVAütlE<br />

benyJt der Burgeren wel»<br />

vaard , ald.<br />

Bygeloof, hoe gebooren en<br />

opgekweekt, 438 ; hoe<br />

noodig door STRABO gekeurd,<br />

464.<br />

C.<br />

affa, door de Genueezen<br />

C tot een Handelitad gemaakt<br />

, 205.<br />

Cairo,(Dereis der Caravane<br />

uit) van daar befchreeven,<br />

264.<br />

Canoge , volkrykheid dier<br />

Stad, 171.<br />

Caravanen , eene verbeterde<br />

wyze van Koophandel,<br />

4; groote,die na<br />

Mekka trekken, welk een<br />

Handel dezelve dryven,<br />

258 ; andere , die deezen<br />

fterk voortzetten, 260; de<br />

Reize van die uit Cairo en<br />

Damascus vertrekt , befchreeven,<br />

264.<br />

Caravanferas, in deWoestyn<br />

van Thebais gebouwd ,73.<br />

Casten. Zie Rangen.<br />

Ceylon, beantwoordt beter ,<br />

dan Sumatra, aan de befchryving<br />

der Ouden van<br />

Taprobane, 141.<br />

Chandalas, of Verwerpelingen<br />

uit huu oorfpronglyke<br />

Cast; deerlyke weiland<br />

derzelven, 323.<br />

CHARDIN, zyn berigt wegens<br />

de Zeeyaart der Arabie*<br />

ren , 175.<br />

Chillambrum, eene Pagoda<br />

aldaar befchreeven, 374.<br />

China, langen tyd het Land<br />

waar men alleen Zyde<br />

maakte , 105 ; fverkeerd<br />

gevoelen, dat dit Land<br />

den Ouden bekend zou<br />

geweest, en door hun<br />

bevaaren zyn , ontftaari<br />

uit de gelykklankigheid<br />

van den naam Since, 132;<br />

MARCUS ANTONIUS zendt<br />

een Gezantfchap derwaards,<br />

134 ; twee Monniken<br />

ontdekken daar de<br />

Zydeteelt, en brengen de<br />

Zydewormen na Europa.<br />

over»


B L A D W Y Z E R .<br />

©ver, 162; het Kompas,<br />

daar oudtyds niet bekend,<br />

172, 174; de Arabieren<br />

d e<br />

komen aldaar , 173 5 .<br />

Mahomedaanen zetten zich<br />

daar neder-, ald. het Chris­<br />

tendom en de Leer van<br />

MAHOMED daar voortgeplant,<br />

179; MARCO POLO<br />

bezoekt dit Gewest, en<br />

andere, in 't Oosten , 219;<br />

Verflag van den Handel<br />

tusfehen Rusland en China,<br />

269.<br />

Choultries, of Huizen, voor<br />

de Reizigers in Indie ,352.<br />

Christendom ,in Indie voortgeplant,<br />

179; oorzaaken<br />

van den traagen opgang,<br />

180.<br />

ICOLUBIBUS, onderflaat een<br />

nieuwen weg na 't Oosten<br />

te vinden , en ontdekt<br />

America, 240; welk een<br />

invloed die ontdekking<br />

hadt op het Handelverband<br />

der onderfcheide<br />

Werelddeelen, 295.<br />

Conjlantinopole , langs welke<br />

wegen met de goederen<br />

van het Oosten voorzien,<br />

183; door de Venetiaanen<br />

ingenoomen , 200 ; door<br />

MAHOMED DEN II Vernieesterd,<br />

224; SOLYMAN<br />

de Doorlugtige zoekt die<br />

Stad tot een Stapelplaats<br />

des Indifchen Handels te<br />

maaken, 309. ,<br />

COSMAS, Indicopleustes by<br />

genaamd; zyn vreemd begrip<br />

wegens de gedaante<br />

des Aardkloots, 157; v/elk<br />

een kennis hy gehad hebbe<br />

van de Westkust van Indie,<br />

if8.<br />

Cosfier, dezelfde Stad niet<br />

als Berenice, 72.<br />

Cous, verandert van een klein<br />

Dorp in eene Stad, 71,<br />

Cyfer letters, van Indifchen<br />

oorfpronge, 413.<br />

D.<br />

T"\ama;tr!ir,deReis der Caravane<br />

vau daar befchreeven,<br />

264.<br />

DANDULO, (ANDREAS) geeft<br />

fchaarfche berigten van<br />

den Handel der Venetiaanen<br />

, 188.<br />

DARIUS HYSTASPES, zoekt<br />

kennis van Indie te verkrygen,<br />

19 i SCYLAX , door<br />

hem als Scheepsvoogd<br />

uitgezonden, ald. wat hy<br />

in Indie volvoerde, 20.<br />

Duchanos , hetzelfde met<br />

Deccan, 144.<br />

E.<br />

Jpgypte, ( Handelgeraeen-<br />

*-~* fchap tusfehen) en Indie,<br />

68; hoe naderhand<br />

en hedendaagsch gevoerd,<br />

71; Rykdom en Magc<br />

door dit Ryk verkreegen,<br />

uit den Handel op indie,<br />

77; waarom Egypte dien<br />

Handel zonder Mededingers<br />

dreef, ald. door AU-<br />

GUS-


B L A D W Y Z E R .<br />

CUSTUS te ondcïgebragt,<br />

en waarom van hem in<br />

hooge waarde gehouden,<br />

83; op welke plaatzen de<br />

Schepen uit Egypte, oudtyds,<br />

handel dreeven, 107,<br />

enz. hoe zy de onderfcheide<br />

Waaren aauvoerden,<br />

155; de Sultans van<br />

Egypte fluiten een Handelverdrag<br />

met de Venetiaanen,<br />

208; last des Florentynjchen<br />

Gezantfchaps<br />

na den Sultan, 212.<br />

Egyptenaar*, (.De Oude)<br />

begunlligeti de Zeevaard<br />

«iet, 6 ; SESOSTRIS wil<br />

hun een Handeldryvend<br />

Volk doen worden, 7.<br />

Elephanta (Eene Pagoda op<br />

het Eiland) befchreeven,<br />

367.<br />

Ellore, verflag van de Pag*das<br />

aldaar, 371.<br />

EMANUEL , Koning van Portugal,<br />

diens wys beleid<br />

om zich in Indie te vestigen<br />

, 246; bedreigd door<br />

den Sultan der Mamelukken,<br />

251; laat zich door<br />

een aanbod der Venetiaanen<br />

niet verkloeken, 254.<br />

Engeland,verg\mn'mgen daar<br />

den Vénetiaanjchen Kooplieden<br />

verleend, 235; vermeestert,<br />

voor ten goed<br />

gedeelte, den Handel der<br />

Portugeefen op Indie, 294.<br />

Europa, vol werkzaamheids<br />

om America van Noodwendigheden<br />

te verzorgen ,<br />

305; of het verarmt, door<br />

het verminderen haarer<br />

Schatten om den Handel<br />

op Indie voort te zetten,<br />

onderzogt, 306; heeft aan<br />

de ontdekking van de<br />

Vaart na Indie, om de Kaap<br />

de Goede Hoop, de behoeding<br />

voor de Slaaverny<br />

dank te weeten, 307.<br />

F.<br />

E\ aquirs, hoezy by hunne<br />

" Bedevaarten den Koophandel<br />

voegen, 194; oudheid<br />

deezer Orde van<br />

Boetelingen in Indie, 327.<br />

FAZEL , (ABUL) waardig<br />

Staatsdienaar van AKBER,<br />

geeft een korten Inhoud<br />

uit van de Rindoo-Regtsgeleerdheid,<br />

359.<br />

Florentyners, leggen zich op<br />

den Handel en Fabrykcn<br />

toe , 209 ; richten het<br />

Bankhouden op , 210 ;<br />

zoeken, door een Gezantfchap<br />

na Alexandrie, Handelgemeenfchap<br />

met Indie,<br />

212; Last der Gezanten,<br />

ald.<br />

Forten, van hooge oudheid<br />

in Indie, 377-<br />

G.<br />

G AMA , (VASCO DE) zeilt<br />

de Kaap de Goede Hoop<br />

om , 242;hoe by zich,ia<br />

Indie geland , gedraagt,<br />

*43J


B L A D W Y Z E R .<br />

£43; hoe by zyne we­ Gefchiedenis, (Egte) klimt<br />

derkomst in Portugal ont- niet zeer hoog op, 1.<br />

vangen,244; welkemvloed Gefteenten, (Edel-) hou by<br />

zyn Scheepsbedryf hadt de Romeinen gezogt, 100.<br />

op het Handel verband der GIBBON, met lof vermeld j<br />

onderfcheide Werelddee- 164.<br />

len, 295.<br />

Godsdienst , (Oorfprongen<br />

Ganges, grootheid dierRi- van valfchen) 436.<br />

. viere, 58; twyfel, of de Golf,(Arabifche) gevaarlyk<br />

Egyptenaar* den Ganges te bevaaren; verfcbriklyke<br />

opgezeild hebben , 74; Naamen aan verfcheide<br />

STRABO's gebrekkige be­ gedeelten gegeeven, 70.<br />

rigten wegens deeze Ri­ Gomlak, welk een voortvier<br />

, 75, 115; PTOLE­ brengzel, 382.<br />

MEUS heeft 'er beter be­ GOSSELIN 'S en D'ANVILLE 'S<br />

rigten van, 125.<br />

onderfcheide gedagten<br />

Gentoos, wat hun belet het over veele plaatzen in<br />

Christendom te omhelzen, Indie, 128, enz.<br />

180.<br />

Grieken, dringen , onder A-<br />

Geldhandel:, moet uit twee LEXANDER DEN GROOTEN,<br />

onderfcheide oogpunten in/ntó,2i; hun heerfchap­<br />

befchouwd worden, 306. py aldaar onder diens Op.<br />

Genueezen,bevooróee\en zich volgers, 54; wanneer'de­<br />

in de Kruistochten, 198; zelve een einde nam, 66;<br />

krygen verfcheide Land- hoeverre Oostwaards hunfchappen<br />

in 't Griekjche ne kunde van Indie zich<br />

Ryk in bezit, 199; bieden<br />

den Grieken byftand, en<br />

uitftrekte, 153.<br />

verkrygen van hun groote<br />

Handelvoordeelen , 204;<br />

H.<br />

maaken Caffa tot een TJfandelfm 'tOosten vroeg<br />

Handelftad, 205; waarom gedreeven, en hoe, 3 ;<br />

in Staatsgefteltenisfe min­ op welk eene wyze door<br />

der dan de Venetiaanen , de Egyptenaaren,67;hoe<br />

so6; hunne inhaaligheid de Perfen den Handel op<br />

in den Handel, 207; ver- Indie te land dreeven, 78 ;<br />

liezen hunne Bezittingen hoe de -Romeinen , 85;<br />

jri het Oosten, 224; en fchaars fpreeken de oude<br />

invloed op den Koophan­ Gefchiedboekers van den<br />

del , dien zy vrugtloos Handel, p5; PLATO '$<br />

zoeken te herltelleu, 225.<br />

ge-


B L A D W Y Z E R .<br />

j g«Vóelen over den Handel,<br />

Kooplieden maaken<br />

v in Indie eene byzondere<br />

Cast, of Rang, uit, 155;<br />

10e met den Godsdienst<br />

gemengd, 194; welke gevolgen<br />

de Kruisvaarten<br />

op den Handel hadden,<br />

195; de Venetiaanen dreeven<br />

denzelven op 't Oosten<br />

, meer by Ruilinr;, dan<br />

met Geld, 227; de Staat<br />

trekt zich daar den Handel<br />

aan , 230 ; verandering<br />

daarin te wege gebragt<br />

door de ontdekking van Avimca,en<br />

het vaaren om<br />

de Kaap de Goede Hoop,<br />

237; hoewel, zints dit<br />

Tydperk, de Europifche<br />

Volken den Handel op Indie<br />

dreeven, bleeven egter<br />

Afia. en Africa te land<br />

dien onderhouden; oorfprong<br />

hier van,255;hoe<br />

. door de Cara vanen voortgezet,<br />

258.<br />

Handel, Onderzoek der oor.<br />

zaaken waarom de Handeldryvende<br />

Staaten der<br />

Oude Wereld geen nader<br />

weg ter Zee na de Indien<br />

gezogt hebben, 274; waarom<br />

de Pryzen der Goederen<br />

des Indifchen Handels •><br />

r.aa liet omzeilen van de<br />

Kaap de Goede Hoop, dermaate<br />

verminderden,284;<br />

verandering in de Goederen<br />

door den Indifchen<br />

T Handel ingevoerd, 287;<br />

waarom de Portugeefen zo<br />

lang ongehoord in 't bezit<br />

van dien Handel bleeven,<br />

292; verliezen denzelven<br />

aan de Nederlanders, en<br />

Engelfchen^ 394; hoe op<br />

Indie meest met Geld gedreeven,<br />

295; groot verfchil<br />

van den tyd en wyze,<br />

waarop de Handel door<br />

de Portugeefen en de Span*<br />

jaar den werd uitgebreid,<br />

300; of de Haudel, met<br />

geld, op de Indien, Europa<br />

verarmt, onderzogt, 306.<br />

HANNO , doet een Reistocht<br />

ter outdekkingeinden^flantij'clien<br />

Oceaan, 277.<br />

Hanze-Steden, (Handel der)<br />

met de Venetiaanen, 227 ,<br />

229.<br />

HASÏINGS , wat hy gedaan<br />

hebbe om ons het Zamenftel<br />

der Wetten van de<br />

Hindoos te bezorgen, 36.0.<br />

Heeto-pades, berigt van dit<br />

Sanskreetfche Werk, 399.<br />

HERODOTUS, van wien hy<br />

zyne Berigten omtrent<br />

Indie fchynt ontleend te<br />

hebben, 12; welk berigt<br />

hy van de inkomften der<br />

Per/ï/cfoMonarchen geeft,<br />

20,33; zyn verhaal eener<br />

Reize der Pheniciëren,<br />

't welk in twyfel getrokken<br />

wordt, 279; aanmerkelyka<br />

byzonderheid iu dat<br />

verhaal, ald..<br />

Hindoos,, wat hun belet het<br />

Christendom te omhelzen,<br />

1805


B L A D W Y Z E R .<br />

180 ; verflag van hunne<br />

Geregtshandelingen, 355;<br />

verflag van hun Wetboek,<br />

360.<br />

HIPPALUS, waagt het uit de<br />

Arabifche Golf den Oceaan<br />

over te fteeken, 91;<br />

hoe groot men deeze ontdekking<br />

hieldt, ald. Befchryving<br />

van den weg<br />

dien hy nam, 92.<br />

HIPPARCHUS , welk een<br />

dienst hy aan de Starreen<br />

Aardrykskunde gedaan<br />

, hebbe, 117.<br />

J en I.<br />

fY aggernaut, eene Pagoda<br />

J daar bezogt , ftelt op<br />

een Jaarlyks Feest alle<br />

Casten gelyk, 325;welk<br />

een verbaazend getal Bedevaartgangers<br />

daar heen<br />

trekt, ald.<br />

jerufaiem, yverig door Bedevaartgangers<br />

bezogt,<br />

193; Koophandel mengt<br />

'er zich onder, 195.<br />

Indie, (Twyfelingen wegens<br />

den Tocht van SESOSTRIS<br />

na) 8 ; vroegfle weg van<br />

Handelgemeenfchap der<br />

Pheniciëren ter Zee , 14;<br />

de Jooden hebben dezelve<br />

niet gehad , 18 ; tocht<br />

Van ALEXANDER DEN<br />

GROOTEN in Indie, 21; in<br />

't zelve waren , ten tyde<br />

van ALEXANDER , reeds<br />

groote Vorlïendomaien,<br />

39; diens Bevelhebbers<br />

deelen ons zeer goede Berigten<br />

wegens Indie mede ,<br />

ald. als mede van veele byzonderheden,<br />

de Landsgefteltenis<br />

en Volkszeden<br />

betreffende, 40;Plan van<br />

ALEXANDER omtrent lndi:,<br />

en de maatregels ter volvoeringe<br />

van 't zelve genomen<br />

, 42, enz. Heerfchappy<br />

der Grieken in<br />

Indie onder zyne Opvolgers,<br />

54; wanneer dezelve<br />

een einde nam , 66;<br />

in Egypte de Zetel van<br />

Handelgemeenfchap met<br />

Indie gevestigd, 67; langs<br />

welk een weg gevoerd ,<br />

71; de Perfen hebben ter<br />

Zee geen Handel op Indie<br />

gedreeven, maar te Lande-,<br />

en hoe, 78; hoe de Romeinen<br />

op Indie handelden,<br />

86; welke goederen<br />

zy van daar kreegen, 97 ;<br />

op welke plaatzen in Indie<br />

de Schepen uit Egypte<br />

handel dreeven, 107; onderfcheid<br />

des Handels der<br />

Ouden enHedendaagfchen<br />

op Indie ,110,111; STRA­<br />

BO gebrekkig in zyne berigten<br />

van Indie, 114;<br />

PLINIUS de Oude desge»<br />

lyks , 116 ; PTOLEMEUS<br />

geeft een zeer gebrekkig<br />

berigt van het vaste<br />

Land in lndk , 122 ; is<br />

beter in de Zeekust te<br />

befcliryven , 123 ; welke<br />

ken-


B L A D W Y Z E R.<br />

kennis de Ouden te land<br />

kreegen, 132; wat ze van<br />

de Eilanden wisten, 138;<br />

welk eene Verdeeling eu<br />

Befchryving de Arabier<br />

MASSOUDI van Indie geeft,<br />

170; Vorderingen, doorkrabben<br />

, in de kennis van<br />

Indie gemaakt, 173; Indie<br />

door de Fortugeelen bevaaren<br />

om de Kaap de-<br />

Goede Hoop, 241 ; reden<br />

van het onderfcheid der<br />

werkzaamheden in , en<br />

kunde van, Indie, tusfehen<br />

de Ouden en Hedendaagfchen,<br />

opgegeeven, 281 ;<br />

hoe ruim voorzien van<br />

leevensnoodwendigheden<br />

285; hebben weinig van<br />

anderen noodig, 296; kry.<br />

gen daarom Geld voor<br />

Ihunne Waaren, ald. reeds<br />

vroeg heeft zulks ftand ge- *<br />

greepen, 333.<br />

Indiaanen, (Handelgemeenfchap<br />

met de) niet alleen ,<br />

van oudsher, gezogt, om<br />

de natuurlyke Voortbrengzelen<br />

huns Lands; maar<br />

om de verder gevorderde<br />

Befchaafdheid, en werken<br />

van Vlytbetoon, 316; hoe<br />

by ongewyde en gewyde<br />

Schryvers hoog geagt,317;<br />

by hun greep reeds vroeg<br />

het verfchil van Rangen,en<br />

de onderfcheiding van Beroepen,ftand,3i8;<br />

elk blyft<br />

by het Beroep zyner Voorvaderen<br />

. 327; oogmerk<br />

der Indiaanen hierin,' erj<br />

deeze fchikking beredeneerd<br />

, 327; voordeden<br />

daar uit herkomftig,329;<br />

onveranderlykheid hunner<br />

Zeden, 330; eenige weinige<br />

veranderingen door<br />

de Mahomedaanen en Europeaanen<br />

daarin te wege<br />

gebragt, ald. de Staatkundige<br />

toeftand en Regeeringsvorm,ten<br />

blyke var*<br />

hunne vroegtydige Befchaafdheid<br />

, aangevoerd ,<br />

335; reeds vroeg hadden<br />

zy uitgebreide Ryken ,<br />

336; Monarchale Regeering<br />

onder hun niet onbepaald<br />

, of eigendunklyk ,<br />

337; hoe de ftaat desLandbouws<br />

wordt gehandhaafd<br />

340; Officieren, aangefteld<br />

om over de Landen , de<br />

Steden , en het Krygswezen,<br />

cpzigt te hebben,<br />

352;de aart hunner Wetten<br />

en de gedaante derGeregtshandelingen<br />

wyzen hunne<br />

Befchaafdheid uit, 353 ;<br />

welke vordering zy , te&<br />

betoon daar van,in nutte<br />

en fraaije Kunften gemaakt<br />

hebben, 364; van hunne<br />

oude Bouwkunst , 365 ;<br />

van hunneWeefgetouwen,<br />

Verfftoffen, 380; van hec<br />

fnyden in Metaal, Ivoor,<br />

en Edelgefteenten, 384;<br />

Voortbrengzelen van vernuft<br />

van zeer oude herkomst,<br />

385; Heldendicht<br />

en


B L A D W Y Z E R .<br />

en Toneelfpel, 386, enz.<br />

Van hunne vorderingen in<br />

Weetenfchap, 404 ; RedenkunstenBovennatuurkunde,<br />

407;Zedekunde,<br />

409; Natuurkunde, 412;<br />

Eerfle Rekenaars met een<br />

tiental Cyferletters ,413;<br />

Starrekunde, 414; Tydrekenkunde<br />

, 416 ; van<br />

hunne Godsdienftige Inftellingen<br />

en Gebruiken,<br />

433; wegens hunne gehegtheid<br />

aan de Leerftellingen<br />

en Godsdienstgebruiken<br />

hunner Voorvaderen<br />

, 448.<br />

Indicum der Ouden , hetzelfde<br />

met de Indigo der<br />

Hedendaagfchen, 381.<br />

Indus, (Zwaare Getyen aan<br />

den mond van den) 36.<br />

Intrest van Geld, tot eene<br />

JULIUS II, (Paus) door den<br />

Sultan der Mamelukken<br />

bedreigd, 251.<br />

JUSÏINIANUS , (Keizer) tragt<br />

den Perfen den Zydehandel<br />

te ontweldigen , 162 ;<br />

hoe hy de Zydeteelt ia<br />

Europa krygt, 163.<br />

fff aap de Goede Hoop , doof<br />

de Portugeeaen omgezeild<br />

, 241; welke aandoening<br />

die gebeurtenis veroorzaakte<br />

, 244; welk een<br />

invloed die hadt op den.<br />

Handel, met de gelyktydige<br />

Ontdekking van Ame*<br />

rica.,295; aan deScheepvaard<br />

om die Kaap, heeft<br />

Europa de behoeding voor<br />

Slaaverny dankte weeten,<br />

verbaazende hoogte, 234; 3°7hoe<br />

by de Hindoos vroeg Kaarten, zeer vroeg vervaar­<br />

eene uitzondering plaats digd , 142; welke dè<br />

vondt ten aanzien van geld<br />

oudfte zyn, die men bezit,<br />

en Zeezaaken, 363.<br />

143-<br />

JOANNA VAN NAVARRE , nV-<br />

Kameel , den Oosterlingen<br />

dig over de Welvaard en<br />

van grooten dienst in den<br />

den Rykdom der Brugge-<br />

Handel, 3 ; dit breeder<br />

naar en. 231.<br />

ontvouwd, 260; hoe dit<br />

Jooden , van hun Koophandel<br />

Dier reist, 262.<br />

ten tyde van David en<br />

Katoen , (Onderfcheid tus­<br />

Salomo, 16; hebben toen<br />

geen Handelgemeenfchap<br />

fehen den Handel in) oud-<br />

met Indie gehad, 18.<br />

tyds en nu, 108, 11 r,<br />

Italië, begint den Handel op<br />

383.<br />

Indie, 186; hoe de Ste-<br />

Kompas, den Arabieren, oudi<br />

den van dit Land zich<br />

tyds, onbekend, 172; zo<br />

door de Kruisvaarten be­<br />

ook by de Chineefen, 174voordeelden,<br />

198, ]<br />

Koophandel. Zu Handeh<br />

i h Krui**<br />

K.


B L A D W Y Z E r<br />

Kruistochten na het Heilig. MAHOMED , met welk een<br />

'Land, welke gevolgen nieuwen geestdrift hy de<br />

dezelve hadden op den Arabieren bezielt, 16$.<br />

:<br />

Koophandel, en hoe ver­ .— de II vermeestert<br />

re zy dienden om de het Griekfche Keizerryk,<br />

Overbrenging der Indi- 224.<br />

1<br />

fclie Waaren na Europa Mahomedaanen,vKemd voor­<br />

te vertraagen , of te oordeel by hun omtrent<br />

bevorderen „ 192. kleederen van Zyde gemaakt<br />

, 107 ; welk eene<br />

ïodb • . .<br />

verandering zy op den Indifchen<br />

Handel te wege<br />

T andbouwers , hoe in 7«*'e bragten , 167 ; dryven<br />

bevoorregt, 340; welke Handel op Indie, en zetlasten<br />

zy aan den Souve- ' ten 'er zich neder, 173;<br />

rain, als Grondheer, moe­ planten 'er hun Godsten<br />

opbrengen , 341; dit dienstvoort, 179; waaroud<br />

gebruik houdt nog - om dezelve 'er geen groo­<br />

ftand , ald. hoe ongeftoord ter opgang maakt, 180;<br />

". ' de Landbouwers daar houden de Christenen voor<br />

voortyds leefden , 348 , Afgodendienaars, 190.<br />

' 349 j Befchikkingen tot Malabar, oorfprong deezer<br />

« 'bevordering van hun ge­ benaaming, 158.<br />

luk, 350.<br />

Mamelukken , (De Sultan<br />

Landeigendom, (Aanmerkin- der) bedreigt den Paus en<br />

gen over den) in 't Oos- den Koning van Portugal,<br />

• ten, 342; in .Bengal, 345; indien de laatfte de vaart<br />

uit den aart der Leenbe- op Indie niet ftaakte ,251;<br />

* zittingen opgehelderd, ald. wordt door de Venetiaa­<br />

Lengte der Plaatzen , hoe nen onderileund, ald. doch<br />

de Ouden dezelve bepaal­ te vergeefsch, 252; h unne<br />

den, 145; gebrekkigheid Heerfchappy overweldigd^<br />

hier in , 150.<br />

ald.<br />

"Linnen , vanwaar by de Marfeille, zoekt den Han­<br />

Ouden Sindon geheeten , del in Indifche Waaren,<br />

379-<br />

190.<br />

M.<br />

MASSOUDI, welk eene befchryving<br />

en verdeeling<br />

Tijfihibarat, verllag van van Indie hy opgeeft, 170.<br />

dit oude Indiaanfche MEDICI, (COSMO D{y een<br />

Heldendicht, 386. groot Koopman, 211;<br />

. ., • • zoekt<br />

R.


B L A D W Y Z E R .<br />

zoekt door een Gezantfchap<br />

na Alexandrie deel in<br />

den Handel op Indie ,212.<br />

MEGASTHENES , Afgezant<br />

' van SELEUCUS , breidt<br />

de kennis van Indie uit,<br />

58; welke waarneemingen<br />

hy mededeelde, 61;<br />

Fabelagtige Vertellingen<br />

van hem afftammende ,<br />

61; juister berigten door<br />

hem gegeeven , ald.<br />

Mekka, moet door Mahomedaanen<br />

, pligtshalven, bezogt<br />

worden, 257; welk<br />

een invloed dit op den<br />

Koophandel heeft, 258.<br />

Monarclien in Indie, bezaten<br />

geen onbepaalde of eigen-<br />

heid in Plaatsbefchryviflgen,<br />

37.<br />

Nederlanden , (De Zeven<br />

Vereenigde} ontneemen<br />

den Portugeefen een gedeelte<br />

huns Handels op Indie<br />

, 294.<br />

P.<br />

"paarlen, by de Romeinen<br />

•*• zeer hoog gefchat, 101.<br />

Pagodas, (De oudfte) in In­<br />

die befchreeven, 367; Berigt<br />

van de laatere, 373 ;<br />

derzelver vier zyden van<br />

zeer vroeg naar de vier<br />

Hoofdwinden gerigt ,43!»<br />

hoe inwendig gelleld,446.<br />

Palibothra, (Vérfchilleiide<br />

dunklyke Magt, 337 '•> gevoelens over de ligging<br />

waardoor beperkt, 338. van) 59; welk berigt ME­<br />

Mufiris, eene Haven aan de GASTHENES van die Stad<br />

Malabarfche kust, eerst geeft, 63. ; .<br />

door HIPPALUS bezogt , Palmyra, gelukkige ligging<br />

91; waar geleegen , 94; dier Stad, tot den Han­<br />

Koophandel daar gedreedel op Indie , 87 ; waar<br />

ven, 109, 15J.<br />

door zo zeer in vermogen<br />

toegenomen, 88; hoe lang<br />

N.<br />

deeze een vrye Staat bleef,<br />

ald. Ruïnen daar van ont­<br />

EARCHUS, Vlootvoogd dekt, 89; grootheid aan<br />

N onder ALEXANDER DEN den Handel verfchuldigd ,<br />

GROOTEN, 30j diens ver- 90; hoe deerlyk thans gerigtingen,33;maakt<br />

geen ' fteld, ald.<br />

gewag van den Tocht van Pariars , ongelukkige ftaat<br />

v e r<br />

SCYLAX, 345 uit zy" " deezer Verwerpelin gen uit<br />

haal blykt de onkunde der hunne oorfpronglykeCast,<br />

Ouden van eenige Scheep­ 323.<br />

vaart , uitgenomen die van Patala, welk een handel de<br />

de Middellandfche Zee , Egyptijche fchepen daat<br />

35 ; zyne naauwkeurig- dreeven, 107.<br />

Hh 2 Pat*


•Paufen, verkenen den Christenen<br />

vrvheiJ om met de<br />

Mahomedaanen handel te<br />

dryven , aotf.<br />

Perfiaanen, hebben eerst ee­<br />

L A D W Y Z E R.<br />

ne vastigheid in Itidie<br />

verkreegen , 18 ; welke<br />

Godsdienilige zwaarighe*<br />

den zy maakten omtrent<br />

het water en het reizen ter<br />

zee.,49; fchynen geen Han­<br />

delgemeenfchap met Indie<br />

ter zee gedreeven te hebben,<br />

78; hoe zy denzelven<br />

voerden, ald. worden<br />

Mededingers óeiRomeinen<br />

in dien Handel, 159; trek-<br />

• ken den Zydehandel aan<br />

Zich, l6i; [UST1N1ANUS<br />

rragt huu deezen deels te<br />

ontweldigen, 162.<br />

Pheniciers, hoe ten Koophandel<br />

gefchikt, en op<br />

welk eene wyze zy dien op<br />

dé Indien voortzetten, 13;<br />

Oorzaaken dat wy des zo<br />

fchaars berigt hebben, 15;<br />

van hun Reistocht door<br />

HERODOTUS vermeld, 279.<br />

PLATO's gevoelen over den<br />

' Koophandel, 95.<br />

Plegtigheden , (Aart der<br />

Godsdienst-) in 't Oosten ,<br />

444-<br />

PLIN.US de Oude, wat hy<br />

ons, tot meerder kennis,<br />

dan vroegere Schryvers,<br />

van Indie verfchaft, 116;<br />

zyne befchryving van Ta*<br />

• probane, 139.<br />

POLO, (MARCO)dringt diep<br />

in 't Oosten door, 219welke<br />

berigten hy merie-<br />

• deelde , ald. de waardy<br />

zyner Berigten beoordeeld,<br />

- 220.<br />

Poatpowus MRLA, zyne twylingen<br />

overTAprobane,\


B L A D W Y Z E R .<br />

geeft een zeer gebrekkig<br />

berigt der Vastekust van<br />

Indie, 122; misilagen<br />

door hem begaan , ald.<br />

is gelukkiger in 't befchryven<br />

der Zeekust,<br />

123 ; doch begaat ook<br />

groote misflagen, 126;<br />

byzonder omtrent de<br />

Erythrcefche Zee , 127;<br />

hoe verre Oostwaards hy<br />

Afia kende, i35;naauwkeurigheid<br />

zyner Opgave<br />

van de breedten der<br />

Plaatzen aldaar, 136;<br />

ü-yne befchryving van Taprobane<br />

, 141; misüagen<br />

jn de Lengte der Piaatzen<br />

door hem begaan,<br />

150; hoe hy zyne Kaart<br />

van Indie vervaardigde,<br />

PTOLEMEUS PHILADELPHUS,<br />

doet den Koophandel te<br />

Alexandna bloeijen, 69;<br />

bouwt Berenice, ald.<br />

PTOLEMEUS, Zoon van LA-<br />

GUS , vestigt den Handel<br />

der Egyptenaaren op Indie<br />

, 68 ; hoe hy Alexanéria<br />

deedt bloeijen, ald.<br />

R.<br />

~ïï3ajah, (Een Hindoe) als<br />

een Vader zyns Volks<br />

befchreeven, 349.<br />

Hangen, of Cas ten, (Vier onderfcheide)<br />

by de Indiaanen<br />

reeds vroeg ftanrigry-<br />

hoe onveranderlyk ftand<br />

houdende, 320; op welk<br />

eene wyze ze volgens de<br />

Indiaanen ontftaan, 322;<br />

Een vyfde Cast is min<br />

opmerkenswaardig , ald.<br />

jammerlyke toeüand der<br />

zodanigen , die uit hun<br />

oorfpronglyke Cast verworpen<br />

zyn, 323; oudheid<br />

der Casten , 324;<br />

zonder het Cast-regt te<br />

verliezen is het fomtyds<br />

geoorlofd, het werk vafi<br />

laagere te verr-igten, 325 ;<br />

Feest, op 't welk alle Casten<br />

gelyk zyn , ald. de<br />

Leden van elke Cast blyven<br />

de Bedryven en Beroepen<br />

van hunne Voorvaderen<br />

aankleeven, 327;<br />

aanmerkingen op die<br />

fchikking, 328.<br />

Redekonst, (Verflag van de)<br />

by de Indiaanen, 407.<br />

Regentyd in Indie , waarneemingen<br />

deswegen, 27.<br />

Regt, hoe oudtyds in Indie<br />

bediend, 353.<br />

Reis, uit de Perfifche Golf<br />

na het Oosten, deor een<br />

Arabisch Koopman; egt •<br />

heid van dezelve onderzogt<br />

en beweerd, 168.<br />

Rekenkunde, Uitfleekenheid<br />

der Indiaanen hier in, met<br />

tien Cyferletters, 412»<br />

Reukwerken , hoe zeer by<br />

de Romeinen in gebruik,<br />

f>ende; eu welke, 319;<br />

98; hoe fterk by de meeste<br />

Volken gezogt, 288.<br />

llh 3 to*


K L A D W Y Z E Tl.<br />

ROGER . ("A.) zyn Werkje ,<br />

La Porte Oieverte, £«?


B L A D W Y Z E R.<br />

Seringham, verflag eener van der Indiaanen vorde­<br />

Pagoda aldaar. 37$, ringen in de) 171.<br />

SESOSTRIS , wil de Egypte- Starrekunde, l<br />

(Van de) der<br />

naars een handeldryvend Indiaanen in ouden tyde,<br />

Volk doen worden , 7; 414; algemeene ontvou­<br />

aanmerkingen over zyne wing daar van , 422;<br />

Zeemagt, 8; twyfelingen juistheid, 425.<br />

aangaande zynenTocht na 1 STRABO , geeft gebrekkige<br />

Indie, ald.<br />

berigten van indie, 75,<br />

Slaavenhandel op Afrka, 115; waarom hy in zyne<br />

hoe begonnen en voort­ Aardryksbefchryving HIPgezet,<br />

298; verbaazend PARCHUS verzuimt te vol­<br />

aantal van Slaaven in de gen , 118; wat hy van<br />

West-Indifche Vastighe­ het Eiland Taprobane<br />

den der Europeaanen, zegt, 138; aanmerkelyke<br />

299. • • plaats uit hem bygebragt,<br />

SOLYMAN , de Doorlugtige, wegens het te hulp neezoekt<br />

Conftantivople, tot . men des Bygeloofs in den.<br />

de Stapelplaats des Indi. Godsdienst, 464.<br />

Jchen Handels te maaken, Straffe, hoe by de Hindoos<br />

309.<br />

perfoonsverbeeldlyk be­<br />

Spanje , hoe zeer bevoorfchreeven, 364.<br />

deeld door de ontdekking Sumatra, beantwoordt min­<br />

van America , 240; voert der dan Ceylon , aan de<br />

den Slaavenhandel in , befchryving der Ouden<br />

298; hoe het de Nieu­ van Taprobane, 141; de<br />

we Wereld by derzel­ Arabieren krygen 'er kenver<br />

ontdekking geüeld nis ,aan, 173.<br />

vondt, 300; moest Volkplantingen<br />

aanleggen,<br />

T.<br />

T<br />

Speceryen, hoe veelvuldig admor. Zie Palmyr*.<br />

by de Romeinen in ge­ Taprobane,(Het Eiland)<br />

bruik, 98; hoe zeer by vóór den tyd van ALEXde<br />

meeste Volken gezogt, ANDER DEN CROOTEN int<br />

288; de vraag na dezel­ Europa onbekend, 138;<br />

ve grootlyks vermeerderd, hoe vtrfchillend door de<br />

door den laageren prys, , Ouden als STRABO, POM-<br />

289.<br />

PONIUS MELA en PLI-<br />

Starrekunde, (Wat dc Ara* - NIUS, PTOLEMEUS en A-<br />

itfche Reizigers vernaaien 1 GATHÜMERUS , hefchree-<br />

Hh 4 ven,


B L A D' W Y Z E R.<br />

ven , 139 ; is Sumatra<br />

niet geweest, maar Cey-<br />

Ion, 141; wat COSMAS van<br />

' dit Eiland leert, 158.<br />

Thee, in China reeds lang<br />

een gewoone drank, 177;<br />

wanneer in Europa in al-<br />

- gemeen gebruik gekomen ,<br />

290; fterke invoer in Europa,<br />

ald.<br />

Tydrekenkunde , der oude<br />

Indiaanen, 416; verflag<br />

van hunne vier Eeuwen,<br />

of Tydkringen, ald.<br />

Tyrus, beroemdheid deezer<br />

Stad, door den Koophandel,<br />

14, 15 ; waarom<br />

de Tyriers geenen anderen<br />

weg ten Handel op<br />

de Indien zogten, 276.<br />

V.<br />

"TXenetiaanen, (De) be-<br />

* ginnen Handel op Indie<br />

te dry ven, 186; krygen<br />

verfcheide Landfchappen<br />

in 't Griekjche Keizerryk<br />

in bezit, 199; vermeesteren<br />

Conjiantinople, 200;<br />

hoe zy hun Handelöogmerken<br />

voortzetten, 201;<br />

voeren de Zyde Fabrieken<br />

in Venetië in, 202; vinden<br />

magtige Tegenftreevers<br />

in den Handel in<br />

de Genueezen, 203; moesten<br />

hun Handel verleggen,<br />

207; dry ven die op Alex*<br />

andria, en hoe zy des<br />

vryheid van den Paus ver-<br />

zogten, 208; fluiten eet»<br />

Handelverdrag met de Sultans<br />

van Egypte, ald.<br />

krygen de Florentyners tot<br />

Mededingers, 212; verflag<br />

van hunnen/wdi'/c/zerc Handel<br />

omtrent het begin der<br />

XIV Eeuwe , door MA­<br />

RINO SANUDO,2I4; hua<br />

Handel op Brugge, 217;<br />

krygen, door MARCO POLO,<br />

nader kennis van Indie,<br />

219; blyven,naa den val<br />

der Genueezen, den Handel<br />

op 't Oosten voortzetten<br />

, 225; de Staat der<br />

Europifche Volken hunnen<br />

Handel gunftig , 226 ;<br />

dryven den Indifchen Handel<br />

meer by Ruiling dan<br />

met Geld, 227 ; hoe de<br />

Regeeriug zich den Handel<br />

aantrok , 230; verkoopen<br />

hunne Waaren tot<br />

hoogen prys,231; welke<br />

omftandigheden zamenliepen<br />

om hun dit Handelvoordeel<br />

te bezorgen, 233;<br />

hooge Intrest van Geld,<br />

234; hun gereedheid om<br />

voor laagen Intrest den<br />

Staat te helpen, ald.<br />

Rykdom der Venetiaanen ,<br />

235; Vergunningen door<br />

de Koningen van Engeland<br />

hun verleend, ald. zy<br />

richten de eerfte Bank op,<br />

236; de ontdekking van<br />

America, en de vaart na<br />

Indie om de Kaap de Goede<br />

Hoop, baart verloop van<br />

hua-


B L A D W Y Z E R.<br />

hunnen Handel , 237 ; Werk van ARRIANUS we­<br />

Scheepsmast opgeteld , gens de omvaart dier Zee ,<br />

239 ; zoeken de Portu­ 107 , enz. verbaazendé<br />

geefen den Indijchen Han­ misdag van PTOLEMEUS<br />

del te belètten,door hulp deswegen, 127.<br />

van den Sultan der Ma­ Zee, (Roode) wat aanleiding<br />

melukken , 251; dit mis­ tot dien naam gegeeven<br />

lukt , 252 ; door SELIM hebbe, 38.<br />

DEN I, in hunne Handel- Zeevaart, hoe langzaam in<br />

voorregten, berfteld, 253; haar opkomst, 4; in.' 't<br />

hun magt door het Ver­ eerst niet uitgeftrekt, 5;<br />

bond van Kameryk geknakt der oude Egyptenaaren<br />

ald.; vrugtlooze poöging met veel duisterheid omom<br />

den Portugeefen den » geeven, 6; dien der P/ze-<br />

Handélaf tetroonen, 254. niciers heeft meer klaar­<br />

Vtrfftoffen , van ouden tyde heids, 13; hoe zeer be­<br />

af, -in'indie uitfteekend, krompen de begrippen der<br />

380.<br />

Zeevaard waren by A-<br />

W.<br />

LEXANDERen NEARCHUS,<br />

35; hoe verre die der Ou­<br />

YTfysbegeerte, hoe dezelve den by de Hedendaagfchen<br />

tot verbetering des<br />

Godsdiensts werkt, 449;<br />

wat dezelve belet van een<br />

'- algemeener rrut baarendè<br />

werking te weezen, 462,<br />

465.<br />

Z.<br />

te kort fchiet, 94 ; hoe<br />

ongunftig PLATO over dezelve<br />

dagt, 95; de Ouden<br />

bedienden zich in de Zeevaart<br />

zelden van Starrekundige<br />

Waarneemingen »<br />

146; de Arabieren en<br />

Chineefen daarin niet ver­<br />

Redekunde', der oude In» der gevorderd dan de Grie~<br />

diaanen, 409.<br />

ken en Romeinen , 172,<br />

Zee, (Caspifche) verkeerde 174 ; gebreklykheid der<br />

begrippen door veelen daar Ouden in dit link, 278 ;<br />

van gekoesterd, 79; wan­ het onderfcheid tusfehen<br />

neer, en hoe, men rechte het beleid der Ouden er»<br />

kundfchap daar van beko­ der Hedendaagfchen in<br />

men heeft ,81; Plan van de Zeetochten overwo­<br />

SELEUCUS om dezelve gen, 280.<br />

met de Euxinifche Zeeën Zemindars, hoe ten aanzie­<br />

te vereenigen, 82. ne van den Landeigen­<br />

— (Erythrcefche) over het dom, in't Oosten, te befchou-


B L A D W Y Z E R.<br />

fchouwen, 344; hoe bepaald<br />

te Bengale, 345.<br />

Ziel, (Leer der Brahminen<br />

over de) 406, 461.<br />

Zizerus , verfchillende gevoelens<br />

over dee» plaats,<br />

73« ,<br />

Zyde, zeer gezogt door de<br />

'Romeinen, 104; oorzaak<br />

van de duurte der Zyde,<br />

ald. China, hoe lang het<br />

eenig Gewest waar men<br />

- de Zydeteelt verftondt, en<br />

dreef , 105; vreemde begrippen<br />

der Ouden wegens<br />

den oorfprong der<br />

Zyde, 106; Infecten ondcrfcheiden<br />

van de Zyde-<br />

-pötsb *)ib svrtv eod-jsfc<br />

«Vah»ïKbnsf--.ii oi-V'-i nab<br />

wormen, die Zyde voortbrengen<br />

, ald. vreemd<br />

vooroordeel der Man-omedaanen<br />

wegens Zyde kleederen<br />

, 107 ; de Perfen<br />

trekken den Zydehandel<br />

aan zich, 161 JJUSTINJA-<br />

KÜS tragt hun dezelve te<br />

ontweldigen, 162; twee<br />

Monniken, na China vertrokken,<br />

ontdekken daar<br />

de Zydeteelt, ald. brengen<br />

de Zydewormen in<br />

Griekenland en verder in<br />

Italië over, 163; de Venetiaanen<br />

trekken den Zydehandel<br />

aan zich, 201.<br />

De Kaart I. te plaatzen tegen over ; . bl. 1;<br />

-ÖÏÏ*J3 risv ' 'Was ti&H .töf, ttë$33«r ui'gutóütt<br />

— 1 1 • II. te plaatzen tegen over . M. 470.<br />

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!