Transform your PDFs into Flipbooks and boost your revenue!
Leverage SEO-optimized Flipbooks, powerful backlinks, and multimedia content to professionally showcase your products and significantly increase your reach.
GESCHIEDKUNDIG<br />
ONDERZOEK,<br />
i r i t i n ' i<br />
DE KENNIS, DIE DE OUDEN HADDEN<br />
V A K<br />
I N D IE.
G E S C H I E D K U N D I G<br />
ÖNDERZ Q E ^ K ^<br />
DE KENNIS, DIE DE OUDEN HADDEN"'<br />
V A N<br />
ï N D I Ei<br />
ÉN DEN VOORTGANG DES KOOPHANDELS<br />
OP DAT LAND, VÓÓR DE ONTDEK<br />
KING VAN DEN WEG DER W A A RD S<br />
OM DE KAAP DE GOEDE HOOP.<br />
M E T E E N<br />
A A N H A N G ZEL,"<br />
BEHELZENDE WAARNEEMINGEN OVER*<br />
HET STAATSBESTUUR, DE WET<br />
TEN, DE GEREGTSHANDELIN-<br />
GEN DE KUNSTEN, DE<br />
WEETENSCHAPPEN EN<br />
GODSDIENSTIGE IN<br />
STELLINGEN, DER<br />
INDIAANEN.<br />
D O O R<br />
iVILLÏAM ROBERTSON, D. D s<br />
Opperfle der Edenburgfclie Hoogefchoole , ea<br />
's Konings Gcfchiedfchryver van Schotland,<br />
Te AMSTERDAM en HAARLEM,<br />
•*J TNTEM4 en A. LQQSJES,
PETRUS LOO SJES ADRUJNSZ.<br />
AAN DEN<br />
NEDERLANDSCHEN LEEZER,<br />
W anneer het oorfpronglyk Werk,<br />
't geen ik thans mynen Landgenooten<br />
vertaaldaanbiede, my in handen<br />
kwam, en ik 't zelve met die greetigheid<br />
doorlas, waar mede ik alles., wat<br />
uit de pen van den roem der Gefchiedfchryveren<br />
deezer Eeuwe vloeide, geleezen<br />
heb , Hond ik geen oogenblik<br />
in twyfel ter verleening myner toeftemming<br />
aan den voorflag der Uitgeeveren,<br />
om myne pen te leenen tot het<br />
vertolken, en 't zelve in een gelykvormig<br />
Nederduitsch gewaad te kleeden,<br />
als ik zyne Gefchiedenis van America,<br />
en van Schotland, gedaan heb; welke<br />
beide Werken een zo gunftig als aanmoedigend<br />
onthaal by myne Landgenooten<br />
ontvingen; ten vollen verzekerd<br />
dat ik denzelfden dank daar door<br />
Zal behaalen.<br />
Eene aanpryzing van 't zelve agt ik<br />
geheel oyerboodig. Alleen eene aan-<br />
* 3 mer-
Vi DE VERTAALER<br />
merking kan ik niet naalaaten hier onder't<br />
oog te brengen. De Oudheid,<br />
waar toe de Heer ROBERTSON opklimt,<br />
maakt het onvermydelyk , dat<br />
'er veel Geleerdheids en Oudheidkundigs<br />
in kome; dan de wyze, op welke<br />
hy die doorgaans dorre ftoffe weet te<br />
verwerken, neemt 'er den roest van af;<br />
en , daar hy alles met eene wonder<br />
bondige Oordeelkunde tot zyne groöte<br />
hoofdzaak t' huis brengt, weert hy<br />
het anders verveelende van dusdanige<br />
Naafpeuringen weg. — Zeldzaam gebeurt<br />
het dat een Aanhangzel in waardye<br />
met het Werk gelyk Haat; doch<br />
hier zal het, by veelen, 't zelve overtreffen.<br />
Gelyk dat gedeelte zyner Gefchiedenisfe<br />
van America, 't welk ons<br />
den Aart en Zeden der Americaanen<br />
befchryfe, voor het meesterltuk in dit<br />
Werk, by den menschkundigen Wysgeer,<br />
gehouden wordt, zo is dit Aanhangzel<br />
gefchikt om ons ter kennisfe in<br />
te leiden der Oude Bewoonderen van<br />
het Oosten. Terwyl hy door het getrouw<br />
aanwyzen der bronnen, uit welke<br />
hy zyile kundigheden, in dit en andere<br />
opzigten,putte, den Onderzoekgraagende<br />
middelen aan de hand geeft, niet<br />
alleen om overtuigd te worden van de<br />
waar-
A A N D E N L E È & E R. Vit<br />
waarheid zyner Berigten, en de gegrondheid<br />
zyner Aanmerkingen; maar<br />
ook, om, wegens deeze en geene Byzonderheden,<br />
een nader en vollediger<br />
kennis te bekomen, dan de aart zyns<br />
Werks toeliet te verfchaffen.<br />
Wegens den oorfprong, aanleg en<br />
uitvoering, deezes Werks kannen wy<br />
den Neder duitfchen Leezer geen beter<br />
verflag geeven, dan met de woorden<br />
van den Heer ROBERTSON zeiven,<br />
die, op dit lïuk, zich in deezer voege<br />
laat hooren:<br />
„ Het leezen van Major REN-<br />
„ NELL'S Gefchrift, ter opheldering<br />
„ zyner Kaarte van Indostan, een der<br />
„ belangrykfte Aardrykskundige Ver-<br />
„ handelingen, die ooit in eenig land<br />
„ uitkwamen , gaf aanleiding tot dit<br />
Werk. Dit boezemde my het denk-<br />
„. beeld in, om volkomener,dan ik ge-<br />
„ daan had , in het Inleidend Boek<br />
„ tot myne Gefchiedenis van America,<br />
„ na te gaan, welke kennis de Ouden<br />
„ hadden van Indie, en te overweegen<br />
„ wat zeker, wat duister en wat fabel-<br />
„ agtig , is, in de Berigten deezes<br />
„ Lands, welke zy overhandreikten.<br />
,, In den aanvange deezes Onder-<br />
„ zoeks, had ik geen ander oogmerk<br />
* 4 „dan
*ui pi VE RTAALER<br />
,, dan myn eigene verlustiging en on-><br />
„ derrigt. Maar 't zelve voortzetten-<br />
„ de, en met naauwlettenheid de oude<br />
„ Sehryvers naagaande , kwamen my<br />
(9 c'.uiige Stukken voor, tot hier toe<br />
„ niet opgemerkt, of met geene ge-<br />
„ noegzaame aandagt gade geflaagen:<br />
„ nieuwe inzigten deeden zich op;<br />
„ myne denkbeelden breidden zich al-<br />
„ lengf-kens uit, en werden belangryker:<br />
tot ik, in 't einde, my yer-<br />
„ beeldde, dat de uitflag myner Naa-<br />
„ fpeuringen onderhoudend en leerzaam<br />
„ yopr anderen zou kunnen weezen,<br />
door zodanig eene bcfchryving te<br />
s> geeven van de onderfcheidene wy-<br />
„ zen, waar op de Gemeenfchap met<br />
3, Indie , van de vroeglte tyden af,<br />
„ onderhouden is, als ftrekken koii<br />
„ om aan te toonen , hoe veel die<br />
„ groote Tak des Koophandels, in elke<br />
„ .KeuW , tocgebragt heeft, ter ver-<br />
., grootinge van den Rykdom en de<br />
„ Magt der Volken , die denzelven<br />
„ in bezit hadden.<br />
„ In deezer voege werd het Ge-<br />
„ fchiedkundig Onderzoek, 't welk ik<br />
„"thans den Leezer aanbiede, begon-<br />
„ nen en voltooid. Welk eene maate<br />
„ ygn verdieiiften 't zelve bezit, moe-<br />
5> ^
A A M D E N L E E Z E R. ££,<br />
}j> ten de Leezers bepaalen. Myne<br />
„ dankbaare herinnering van de gunfti-<br />
„ ge wyze, op welke men myne andere<br />
„ Werken ontvangen heeft, vermeer-<br />
„ dert natuurlyk de bekommernis, met<br />
v welke ik de beoordeeling van het<br />
,, tegenwoordige te gemoete zie.<br />
j, Toen ik eerst myne gedagten op<br />
„ dit Onderwerp vestigde, was ik zo<br />
„ volkomen overtuigd van de ongun-<br />
„ ftige omftandigheid, waarin ik my<br />
„ bevond, het te onderneemen, Lan-<br />
„ den te befchryven , van welke ik<br />
„ geene plaatslyke kennis had , dat<br />
„ ik de omzigtiglle voorzorge gebruik-<br />
„ te om my te hoeden voor dvvaalin-<br />
„ gen, welke daar uit konden ontftaan.<br />
, Ik heb, met onvermoeiden vlyt, de<br />
„ Werken geleezen van alle Schry-<br />
„ vers, welke ik kon bekomen, die<br />
„ eenig berigt van Indie gaven ; ik<br />
„ heb nooit een beflisfend gevoelen<br />
„ opgegeeven , dan 't geen onder-<br />
„ fchraagd was door voldingend gezag:<br />
„ en,daar ik het geluk had,om,onder<br />
, ? het getal myner Vrienden, eenige<br />
„ Heeren te tellen , die aanzienlyke<br />
„ Posten in Burger- en Krygsbewind,<br />
^ in Indie, bekleed, en verfcheide ge-<br />
« deelten diens Lands bezogt heb-<br />
* 5 ?> ben.
BE V É R t A A L E R<br />
„ ben, nam ik te meermaalen tot hun<br />
„ myne toevlugt, en leerde, uit hun-<br />
„ ne Gefprekken, zaaken, die geene<br />
„ Boeken my konden opleveren.<br />
Voegde het my hunne Naamen te<br />
„ noemen,men zou erkennen,dat zy,<br />
„ door hun Oordeel en Bekwaamhe-<br />
„ den, ten vollen geregtigd waren tot<br />
„ het vertrouwen, 't geen ik op hun<br />
„ gefteld heb.<br />
„ Onder het voortzetten des Werks,<br />
„ gevoelde ik myne gebrekkigheid,<br />
„ ten aanziene van een ander ftuk.<br />
,, Om een naauwkeurig denkbeeld te<br />
s, geeven van de onvolkomenheid der<br />
Ouden, zo in het befpiegelend, als<br />
„ in het beoefenend, gedeelte der Zee-<br />
„ vaard, en om met volkomene juist-<br />
„ heid te bepaalen, op welk eene wy-<br />
„ ze zy de Ligging der Plaatzen bepaal-<br />
„ den, derzelver Lengte en Breedte<br />
„ berekenden, werd eene grootere<br />
„ maate van Wiskundige weetenfchap<br />
vereischt, dan myne bevlytiging, op<br />
3, andere Weetenfchappen, my heeft<br />
„ toegelaaten op te doen. — Wat my<br />
5, hier ontbrak, heeft de Vriendfchap<br />
3, myns kundigen en hooggeagten<br />
„ Amptgénoots, de Heer PLAYFAIR,<br />
9> Hoogleeraar in de Wiskunde, aange-<br />
„ vuld;
A A N D E N L E E Z E R. X*<br />
?, vüld; en my in ftaat gefteld, om de<br />
„ gemelde byzonderheden op te hel-<br />
„ deren, op eene wyze, die, zo ik ver-<br />
,, trouw , den Leezeren volkomene<br />
,, voldoening zal fchenken. — Aan dien<br />
?, zelfden Amptgenoot ben ik desge-<br />
„ lyks verfchuldigd het vervaardigen<br />
der twee Kaarten, noodig tot ophel-<br />
3, dering deezes Onderzoeks; zonder<br />
,, zynen byftand zou ik zulks niet<br />
3, hebben kunnen onderneemen."<br />
Even als in de Vertaaling der Ge~<br />
fchiedenisfe van America, heb ik my<br />
'eene kleine Verfchikking in dit Werk<br />
veroorlofd, om naamlyk de Aantekeningen<br />
en Ophelderingen, door den<br />
Heer ROBERTSON agter. elke Afdeeling<br />
geplaatst, onder aan den voet der<br />
Bladzyde te voegen, of, indien ze my<br />
daar toe gefchikt fcheenen, in het<br />
Werk zelve in te lasfehen, waar van<br />
wy met eene korte aanwyzing den<br />
Leezer verwittigen. Deeze verfchikking<br />
vermindert het-lastige van veelvuldige<br />
Aantekeningen , die de aandagt<br />
af breeken.<br />
Ontvangt, Leezers ! deezen onzen<br />
arbeid in uwe gunfte. Mogten wy<br />
eens zo gelukkig weezen, dat de Heer<br />
ROBERTSON de Gefchïedenis van<br />
Noord-
XII DE VERT. AAN DEN LEEZER;<br />
Noord-America, jaaren geleeden reeds<br />
VQor een gedeelte afgewerkt, voltooije,<br />
zo dat deeze, gepaard met de Gefchiedenis<br />
van het Portugeefche America 9<br />
en van de Vastigheden door verfcheide<br />
Volken van Europa op de West-Indifche<br />
Eilanden gemaakt, zyn plan<br />
voltrekke , en eene volkomene Gefchiedenis<br />
der Nieuwe Wereld, door<br />
zo meesterlyk eene penne opgefteld,<br />
het licht zie. Gebeurt dit, en verleent<br />
de Hemel ons leeven en lust,<br />
dan hernieuwen wy, by deezen, onze<br />
belofte, in 't Hot des Berigts voor de<br />
Vertaaling der Gefchiedenisfe van<br />
Schotland geplaatst , om dit Vervolg<br />
onzen Vaderlanderen ter hand te Hellen<br />
: dan het einde des Aanhangzels,<br />
op het tegenwoordige Werk, fchynt<br />
eene ftaaking van den Letterarbeid<br />
des onvermoeid werkzaamen zeventig<br />
jaarigen Schryvers aan te duiden, en<br />
de hoop op de vervulling van deezen<br />
wensch te verzwakken. — Vaart we}.<br />
Haarlem,<br />
jen i van Slachtmaand, 1792.<br />
IN-
INHOUD.<br />
EERSTE AFDEELING.<br />
De Gemeenfchap met Indie , van de<br />
vroeg/Ie tyden af, tot de vermeestering<br />
van Egypte , door de Romeinen.'<br />
' . . . Bladz. i<br />
TWEEDE AFDEELING.<br />
De Gemeenfchap met Indie, zints de<br />
vastftelling der Romeinfche Heerfchappy<br />
in Egypte, tot de Vermeestering<br />
van dat Koningryk door de<br />
Mahomedaanen. . , 85<br />
DERDE AFDEELING.<br />
De Gemeen fchap met Indie, zints de<br />
hemagtiging van Egypte door de<br />
Mahomedaanen, tot de Ontdekking<br />
van
I N H O U D .<br />
yan den Weg om d&. Kaap de Goedp<br />
Hoop, en de Vestiging der Portugeefche<br />
Heerjchappy in het Oosten;<br />
. '. '' . ' :<br />
Mét iès<br />
VIERDE AFDEELING) -Q.<br />
Aïgemeene Aanmerkingen. '. . 273<br />
AANHANGZEL.<br />
Over de Staatkunde, de Wetten,
GESCHIEDKUNDIG<br />
ONDERZOEK<br />
WEGENS<br />
OUD I N D I Ë.<br />
ÈERSTE AFDEELING.<br />
DE GEMEENSCHAP MET INDIE, VAN<br />
DE VROEGSTE TYDEN AF, TOT DE<br />
VERMEESTERING VAN E G Y P T E ,<br />
DOOR DE ROMEINEN.<br />
ie het zich onderwindt de werkzaam<br />
W heden der Menfchen, in ver verloopen<br />
tyden , na te fpeuren, en de onder<br />
fcheide Happen van hunne vordering, in<br />
eenig bedryf, uit te merken, zal welhaast<br />
de verdrietige ontwaarwording gevoelen, dat<br />
het Tydperk van echte Gefchiedenrs zeer<br />
kort is. Het bedraagt weinig meer dan drieduizend<br />
Jatiren, dat'de Boeken van MOZES,<br />
behelzende hec oudfte en éénigst echt verhaal<br />
van 't geen in de vroegfte^Eeuwen der<br />
Wereld gebeurde, werden opgefteld. H E-<br />
R o D o T v s, de oudfte Heidenfche Gefchied-»<br />
boeker, wiens Werken onzen tyd bereikt,<br />
hebben, bloeide duizend Jaaren laater. Zetten<br />
wy onze <strong>onderzoek</strong>ingen omtrent eenig<br />
ftak voort verder dan den Tyd / waar de<br />
A ge-<br />
r.<br />
AFDEE<br />
LING.
O N D E R Z O E K<br />
I. gefchreevene Gefchiedenis eenen aanvang<br />
AFDEE neemt, wy begeeven ons in het gewest van<br />
LING. Gisfing, van Verdichtzel en van Onzeker"<br />
. heid. Op dien grond verkies ik my zeiven<br />
niet te waagen, noch myne Leezers derwaards<br />
tragten heen te leiden. In myne nafpeuringen<br />
, wegens de Gemeenfchap tusfchen<br />
de Oostlyke en Westlyke Gewesten<br />
der Aarde, en den Voortgang van dien grooten<br />
Tak des Koophandels, welke , door alle<br />
eeuwen heen, zo zigtbaar veel toebragt,<br />
om het Volk, die denzelven dreef, ten top<br />
van Rykdom en Magt op te heffen, zal ik<br />
myzelven bepaalen binnen de aangeduide<br />
perken. Wanneer de Gewyde Schryvers ,<br />
hooger bedoelingen in hunne fchriften hebbende,<br />
by gelegenheid eenige byzonderheid<br />
vermelden, welke ftrekt om het onderwerp<br />
myns Onderzoeks op te helderen , zal ik<br />
daarvan met eerbied gebruik maaken. Wat<br />
Ongevvyde Schryvers verhaalen, zal ik met<br />
vrymoedigheid <strong>onderzoek</strong>en, en de maat<br />
van Geloofwaardigheid , tot welke zy geregtigd<br />
zyn, tragten aan te wyzen.<br />
De oorfpronglyke Mand, aan den Mensen<br />
door zynen Schepper toegefchikt, was in de<br />
zagte en vrugtbaare Gewesten van het Oosten.<br />
Daar begon het Menschlyk GeÜacht<br />
de loopbaane van vordering; en,uit de overblyfzelen<br />
der Weetenfchappen, oudryds in<br />
Indie gekweekt , zo wel als der Kunften<br />
daar in de vroegfte eeuwen geoefend, mogen<br />
wy befluiten , dat dit een der eerfte<br />
Landen was, in welken de Menfchen, ten<br />
deezen opzigte, eenige aanraerkelyke fchre»<br />
den
W E G E N S O U D I N D I E . 3<br />
den vorderden. De Wysheid van het Oosten<br />
was reeds vroeg beroemd (Ö), en de<br />
voortbrengzels van 't zelve werden vroegtyds<br />
gezogt door afgelegene Volken (b~).<br />
De Gemeenfchap, nogthans, tusfchen onderfcheide<br />
Landen,greep, in 't eerst, alleen<br />
over land plaats. Naardemaal de Oosterfche<br />
Volken blyken, weldra eene volkomene<br />
Heerfchappy gekreegen te hebben over<br />
nuttige Dieren (V), konden zy reeds ia<br />
vroegen ryde, de langduurige en moeilyke<br />
Reistochten onderneemen, noodig tot het<br />
onderhouden dier Gemeenfchappe, en, doof<br />
de voorzienige Goedheid des Hemels, vonden<br />
zy zich voorzien van een Lastdier,<br />
zonder welks behulp het onmogelyk zou geweest<br />
zyn, dezelve te volbrengen. De Kameel<br />
ftelde , door zyne aanhoudende fterkte,<br />
door zyne gemaatigdheid in 't gebruik<br />
van voedzel, en de zonderlingheid van zyn<br />
inwendig maakzel , om een voorraad van<br />
water, genoegzaam voor eenige dagen, by<br />
zich te neemen , hun in ftaat om zwaare<br />
lasten te voeren door die Woestynen, welke<br />
doortrokken moeten worden van allen,<br />
die uit eenige der Landen, ten Westen van<br />
den Euphraat, na Indie reizen.<br />
Op deeze wyze werd de Handel gedreeven,<br />
byzonder door de Volken digt by de<br />
Arabifche Golf, van het vroegfte tydperk<br />
af, waar toe Gefchiedkundige berigten reiken.<br />
Ca) i KON. IV. 30,<br />
O) GEN. XXXVII. 25.<br />
CO GEN. XII. 16. XXIV. 10, ïiï<br />
A 2<br />
I.<br />
AFDEE-<br />
LING.
ï.<br />
AFDEE-<br />
LING.<br />
4 O N D E R Z O E K<br />
ken. Verre Reizen werden, in 'teerst, by<br />
eene voorkomende gelegenheid , en door<br />
eenige weinige Waaghalzen, ondernomen.<br />
Dan allengskens verzamelden zich, uit bedagrzaamheid<br />
voor onderling behoud en<br />
veiligheid, talryke benden van Kooplieden,<br />
op vastgeftelde tyden, en eene vereeniging<br />
voor een tyd aangaande, (naderhand bekend<br />
onder den naam van Caravane ) befluurd<br />
door Officieren van hunne eigene verkiezing<br />
, en onderworpen aan fchikkingen, van<br />
welke de ondervinding hun de nuttigheid<br />
getoond hadt , volbragten zy Reistochten<br />
van zulk eene uitgeftrektheid en duur, dat<br />
zy verwonderensw.-ardig voorkomen by<br />
Volken niet gewoon aan deeze wyze van<br />
handeldryven.<br />
Maar, niettegenstaande alle verbeteringen<br />
, welke men kon maakeri in de wyze<br />
om de voortbrengzelen van het eene Gewest<br />
na het andere, te land, te brengen, waren<br />
de ongemakken, daar aan vast, zigtbaar en<br />
onvermydelyk. Dikwyls was dezelve gevaarlyk,<br />
altoos kostbaar, verdrietig en vermoeiend.<br />
Eene wyze van Gemeenfchap gemaklyker,<br />
en vaardiger teffens, werd gezogt,<br />
en de fchranderheid der Menfchen ontdek,<br />
te, by trappen, dat de Rivieren, de Zeeboezems<br />
, en de Oceaan zelve , gefchikc<br />
waren om eene Gemeenfchap tusfchen de<br />
onderfcheide Gewesten der Aarde te openen,<br />
en gemaklyker te maaken, fchoon zy,<br />
in den eerften opflage, onoverkomelyke<br />
fiinderpaalen mogten fchynen.<br />
De Zeevaart, egter, en de Scheepsbouw,<br />
ge
WEGENS OUD INDIE. 5<br />
gelyk ik in een ander Werk getoond heb<br />
(d) , zyn Kun Men van een zo keurigen A<br />
en zamengeftelden aart, dat zy de be- j<br />
kwr.amheden, zo wel als de ondervinding, _<br />
van veele opeenvolgende eeuwen vorderen,<br />
om eenige maat van volkomenheid te bereiken.<br />
Van het Vlot, of de Canoe, die<br />
eerst diende om een Wilden over te zetten<br />
over de Rivier, die hem op de Jagt<br />
in den weg was, tot het zamenftellen van<br />
een Schip, in ftaat om een aantal Scheepsvolk<br />
, of eene aanmerkelykc Laading van<br />
Goederen , na een afgelegen Kust te voeren<br />
, is de vordering van verbetering ontzaglyk<br />
groot. Veele poogingen moesten<br />
'er gedaan, veele prpeven genomen, veel<br />
arbeids en vindings in 't werk gefield worden<br />
, eer men die hachlyke en gewigtige<br />
onderneeming kon volvoeren.<br />
Zelfs naa dat men eenige vordering in<br />
den Scheepsbouw gemaakt hadt , was de<br />
Gemeenfchap der Volken met elkander ter<br />
Zee verre van uitgeftrekt. Uit de berigten<br />
der vroegfle Gefchiedfchryveren leeren wy,<br />
dat de Scheepvaart haare eerde proeven<br />
deedt in de Middellandfche Zee , en de<br />
Arabifche Golf; in deeze ook deedt men<br />
de eerfle werkzaame verrigtingen des Koophandels.<br />
Eene aandaguge befchouwing van<br />
de ligging en gedaante deezer twee groote<br />
binnenlandfche Zeeën wyst ons aan, dat die<br />
be-<br />
(V) Gefchiedenis van America , door w. u o-<br />
SERTS ON, I, D, bl. 3. van de Neder d. Vertdaling*.<br />
A 3<br />
I.<br />
FDEE-<br />
,1NG.
6 O N D E R Z O E K<br />
I. berigten hoogstwaarfchynlyk zyn. Deeze<br />
AFDEE- Zeeën liggen open voor de Landen van<br />
LING. Europa , Afia en Africa , en zich tot<br />
eene groote lengte uitftrekkende langs de<br />
Kusten van de vrugtbaarfte en vroegst befchaafde<br />
Landen , in elk deezer Werelddeelen,<br />
fchynen zy door de Natuur gefchikt<br />
om de onderlinge Gemeenfchap te bevorderen.<br />
OvereenkomfHg hier mede vinden<br />
wy dat de eerfte Reistochten der Egyptenaaren<br />
en Pheniciers, de oudfte Scheepslieden<br />
in de Gefchiedenisfen vermeld , in<br />
de Middellandfche Zee gedaan wierden.<br />
Hun Handel bleef, nogthans, niet lang bepaald<br />
tot de Landen daar aan grenzende.<br />
Door vroegtydig in 't bezit te geraaken<br />
van Havens aan de Arabifche Golf, breiden<br />
zy den kring huns Koophandels uit , en<br />
zy komen voor als het eerfte Volk in 't<br />
Westen , 't welk eene Gemeenfchap ter<br />
Zee met Indie opende.<br />
In dat verflag van den voortgang der<br />
Scheepvaart en Ontdekking , 't welk ik<br />
vooraan in myne Gefchiedenis van Anterica<br />
geplaatst heb, iloeg ik de Zeeverrigtingen<br />
der Egyptenaaren en Pheniciers<br />
met opmerking gade; een korte herziening<br />
hier van, voor zo verre zy betrekking hebben<br />
tot Indie, is alles wat vereischt wordt<br />
tot het ophelderen des onderwerps van<br />
myn tegenwoordig Onderzoek. — Ten aan*<br />
ziene van het eerstgemelde deezer Volken,<br />
is het berigt , 't welk de Gefchiedenis<br />
fchenkt, fchraal en van twyfelagtig gezag.<br />
De vrugtbaare Grond, en de milde Lugeftreek
WEGENS OUD INDIE. 7<br />
/treek van Egypte, bragt de leevensnoodwendigheden<br />
en verkwikkingen in zulk eene<br />
ryklykheid voort, dat de Ingezetenen zo<br />
onafhangelyk wierden van andere Landen,<br />
dat het welhaast een vastgeftelde grondregel<br />
in der Egyptenaaren Staatkunde was, alle<br />
Gemeenfchap met Vreemdelingen te wraaken<br />
: in gevolge hier van hielden zy de<br />
Zeevaarenden voor gevloekt, als ongodsdienstig<br />
en onheilig; en, hunne Zeehavens<br />
verfterkende, weigerden zy- aan de Vreemdelingen<br />
den toegang (e).<br />
De veel onderwindende Eerzugt van SE-<br />
SOSTIUS, de bepaalingen daar aan gefield,<br />
door deeze bekrompene denkbeelden zyner<br />
Onderdaanen , verfmaadende, porde hem aan<br />
om de Egyptenaar $ een handeldryvend Volk<br />
te doen worden; en , in den loop zyner<br />
Regeeringe, volvoerde hy dit zo volkomen,<br />
dat hy, (indien wy eenige Gefchiedboekeren<br />
geloof mogen geeven,) zich in ftaat vondt<br />
om eene Vloot van vierhonderd Schepen in<br />
de Arabifche Golf uit te rusten , die alle<br />
de Landen langs de Erytheïfche Zee tot ƒ»die<br />
Itrekkende , te onderbragt. Ten dien<br />
eigen tyde trok zyn Leger, door hemzelven<br />
aangevoerd door Afia, en onderwierp<br />
aan zyne Heerfchappye alle deelen daar van<br />
tot aan de oevers van den Ganges, en, die<br />
Rivier overtrekkende, bereikte hy den Oos-<br />
ter-<br />
Ce) DIODOR. sic. Lib. I. p. 78. Ed. TVesfelingii.<br />
Amft. 1746. STRABO, Geogr. Lib. XFII. p. H4S.<br />
Ed. Cafmib. Amft. 1707.<br />
A 4<br />
I.<br />
AFDEE-<br />
LING.
L<br />
AFDEE-<br />
LING.<br />
8 O N D E R Z O E K<br />
terfchen Oceaan (ƒ). Maar deeze onderneemingen<br />
baarden geene duurzaame uitwerking,<br />
en fchynen zo ftrydig geweest te<br />
zyn met den aart en hebbelykheden der<br />
Egyptenaaren, dat zy, naa den dood van<br />
SESOSTRIS, hunne oude grondregels weder<br />
aannamen, en veele Eeuwen verliepen<br />
?<br />
er, eer de Handelgemeenfchap van Egypte<br />
met Indie van zo veel gewigts werd, dac<br />
dezelve, in dit Onderzoek, eenige aanmerking<br />
verdient. »<br />
[De Zcemagt aan SESOSTRIS toegefchreeveri<br />
kunnen wy niet voorbyftappen,<br />
zonder daar over eenige Aanmerkingen te<br />
'maaken : Ligtgeloovigheid en Twyfelaary<br />
zyn twee tegen elkander overgaande uiterften,<br />
waar in de Menfchen ligt loopen,<br />
by het nafpeuren van Gebeurtenisfen, die<br />
gezegd worden in de vroegfte jaaren der<br />
gryze Oudheid voorgevallen te weezen.<br />
Zonder verdagt gehouden te worden van<br />
ëene overhellende neiging tot Twyfelaary,<br />
zal het my vryftaan eenige twyfelingen te<br />
koesteren, wegens den Tocht van SESOS<br />
TRIS in Indie, en diens vermeestering van<br />
dat Land.<br />
Vooreerst. Weinig ftukken in de oude<br />
Gefchiedenis fchynen beter gellaafd, dan dé<br />
vroegtydige afkeer der Egyptenaaren van<br />
het Zeevanrend leeven. Zelfs de magt der<br />
Dwinglandye kan de denkbeelden en zeden<br />
eens Volks niet eensflags veranderen, inzonderheid<br />
wanneer dezelve gevestigd zyn door<br />
eene<br />
f_f) DIODOR. sic. Lib. I. p. 64.
WEGENS O U D I N D I E . 9<br />
eene langduurige gewoonte , en geheiligd I.<br />
door het zegel"van Godsdienst. Dat SE- ,<br />
SosTRis.in 't verloop van weinige jaaren, LING.<br />
bekwaam zou geweest zyn, om de vooroordeelen<br />
van een bygeloövig Volk zo geheel<br />
en al te onder te brengen, dat hy in Haat<br />
wierd eene Vloot van vierhonderd gewapende<br />
Schepen in de Arabifche Golf uit te rusten<br />
, behalven nog eene andere Vloot,<br />
welke by in de Middellandfche Zee hadt,<br />
fchynt geheel ongelooflyk. Uitrustingen<br />
van zulk eene fterkte vorderen de uitertfe<br />
poogingen van eene groote en lang gevestigde<br />
Zeemagt.<br />
Ten tweeden. Is het opmerkelyk , dat<br />
HERODOTUS, die met alle naarftigheid de<br />
oude Gefchiedenis van Egypte onderzogt,<br />
en die alle narigten deswegen ontving y<br />
welke de Priesters van Memphis, Heliopolis<br />
en Thebes, Lem konden mededeelen (g),<br />
fchoon hy een vry uitvoerig verflag van<br />
SESOSTRIS geeve , niets vermeldt van<br />
diens vermeestering van Indie (A). Die<br />
vertelling werd waarfchynlyk ge (meed in<br />
het tydperk tusfchen den leeftyd van H E-<br />
RODOTUS en dien van DIODORUS SIC IJ-<br />
LUS, by wien wy een tot byzonderheden<br />
afdaalend verflag aantreffen, wegens den<br />
Krygstocht van SESOSTRIS na Indie. Zyn<br />
verhaal rust geheel en al op 't gezag der<br />
Egyptifche Priesteren; en DIODORUS geefc<br />
het<br />
(jf) HERODOT. EIL fFesfelittgii. Lib. II. Cap. 3-<br />
{fij HERODOT. Lib. II. Cap. 102. enz.<br />
A 5
l<br />
AFDEE<br />
LING.<br />
i© O N D E R Z O E K<br />
het niet alleen op als zyn algemeen gevoe-<br />
. len, „ dat veele dingen, welke zy verhaal-<br />
„ den, veeleer voortvloeiden uit eene be-<br />
. „ geerte om de Eer van hun Land te bevor-<br />
„ deren, dan uit in agtneeming der waar-<br />
„ heid (O"? raaar<br />
hy neemt byzonder in<br />
aanmerking , dat de Egyptifche Priesters ,<br />
zo wel als de Griekfche Schryvers , wyd<br />
van elkander verfchillen, in de verhaalen,<br />
welke zy geeven wegens de daaden van<br />
SESOSTRIS (£)•<br />
Ten derden. Schoon DIODORUS verzekere<br />
, dat hy, in 't verhaal der Gefchiedenisfe<br />
van SESOSTRIS, zich bevlytigde<br />
om uit te kiezen, 't geen hem meest waarfchynlyk<br />
en overeenkomfKgst fcheen met de<br />
Gedenktekenen van dien Monarch, nog in<br />
Egypte voorhanden, heeft hy, in zyn verhaal<br />
, veele wonderbaare omftandigheden<br />
overgelaaten, die het geheel zeer verdagt<br />
maaken. De Vader van SESOSTRIS verzamelde,<br />
volgens diens fchryven, alle de<br />
manlyke Kinderen, met zyn Zoon op denzelfden<br />
dag in Egypte gebooren ; ten einde<br />
zy nevens hem zouden worden opgevoed,<br />
volgens een plan door dien Vader ontworpen,<br />
met oogmerk om ze toe te rusten<br />
tot gefchikte werktuigen ter volvoering der<br />
groote ondeineemingen, waar toe hij SE<br />
SOSTRIS fchikte. Wanneer diensvolgens<br />
SESOSTRIS den Krygstocht na Indie aanving<br />
, 'c welk, uit eenige omftandigheden by<br />
CO DIODOR. sic. Lib. I. p. 34.<br />
CO DIODOR. SIC. Lib. I. p. 62,<br />
PI-
WEGENS OUD INDIE. II<br />
DIODORUS vermeld, omtrent het veertigfte<br />
jaar van 's Vorften ouderdom moet geweest<br />
zyn , leefden 'er nog , gelyk het<br />
Gefchiedverhaal wil, duizend zeven honderd<br />
van diens Medemakkeren zyner jeugd, met<br />
het hoofdbevel in diens leger bekleed.<br />
Maar, indien wy de zekere beginzels van<br />
Staatkundige berekening op deeze Gefchiedenis<br />
toepasfen, blykt het, dat, wanneer<br />
één duizend en zeven honderd van de manlyke<br />
Kinderen, op denzelfden dag met SE<br />
SOSTRIS gebooren, in leeven waren, toen<br />
hy deezen grooten Krygstocht aanving, het<br />
getal der geboorene Kinderen op éénen dag<br />
in Egypte ten minften tien duizend, en de<br />
volkrykheid van dat Ryk meer dan zestig<br />
millioenen moet geweest zyn (7). Een<br />
getal alle paaien van geloofwaardigheid te<br />
boven gaande, in een Koningryk, 'twelk,<br />
volgens de naauwkeurige berekeningen van<br />
den Heer D'ANVILLE, niet meer dan twee<br />
duizend één honderd vierkante mylen bewoonbaar<br />
lands bevat (ni). Eene andere<br />
wonderbaare omftandigheid is de befchryving<br />
van een Schip van Cederenhout,<br />
vier honderd en negentig voeten lang, van<br />
buiten met Goud en van binnen met Zilver<br />
bekleed, 't geen SESOSTRIS toeheiligde<br />
aan de Godheid die te Thebes het hoofdvoor-<br />
(l) GOGUET, töriiine des Loix, des Arts, &c.<br />
Tom. II. p. 12.<br />
( m j D'A N v i L L Z, Memoire fur fEgyfte. Anc.&<br />
Moderse. p. 23,<br />
I.<br />
AFDEE-<br />
LING.
12 O N D E R Z O E K<br />
ï. voorwerp was van den Eerdienst (rf). •—~<br />
AFDEE- Zodanig is mede het bericht, 't welk hy<br />
LING. sneeft van het Egyptisch Leger , waarin ',<br />
bebalven zesmaal honderd duizend man<br />
Voetvolk, en vier en twintig duizend Ruiters,<br />
zeven en twintig duizend gewapende<br />
wagens gevonden werden (
WEGENS O U D I N D I E . 13<br />
maakt het waarfchynlyk, dat 'er,tenzynen<br />
tyde, weinig gemeenfchap tusfchen Egypte<br />
en Indie plaats greep (r). ]<br />
Met dezelfde duisternis als de Egyptifche,<br />
is de Gefchiedenis der vroegfle Zeeverrigtingen<br />
van Phenicie niet omgeevem<br />
Elke omftandigheid, in het chara&er en de<br />
ligging der Pheniciëren, begunftigde den<br />
geest des Koophandels. De grond, welken<br />
zy bewoonden, was noch ruim, noch<br />
vrugtbaar. Van den Koophandel alleen<br />
konden zy rykdom , of magt, bekomen. In<br />
gevolge hiervan was de Koophandel der<br />
Pheniciëren van Sidon enTyrus uitgeftrekt,<br />
en veel gewaagd: en zy gelyken, zo in<br />
Zeden als in Staatkunde, naar de groota<br />
handeldryveiïde Staaten van den tegenwoordigen<br />
tyd, meer dan eenig Volk in de oude<br />
Wereld".<br />
Onder de veelvuldige Handeltakken der<br />
Pheniciëren, mag dien op Indie als een der<br />
grootften en winstrykften aangezien worden.<br />
Naardcmaal zy, door hunne ligging aan de<br />
Middellandfche Zee, en den gebrekkigen<br />
toeftand hunner Zeevaard, het niet konden<br />
waagen eene recbtftreekfche gemeenfchap<br />
met Indie ter Zee te openen, zette de onderneemzieke<br />
geest des Koophandels hun<br />
aan, om eenige welgelegene Havens, aan het<br />
einde van de Arabifche Golf, den Idumeëren<br />
te<br />
(>•) Van de plaats gemerkt [ tot hier toe , is<br />
de I Aantekening van RQBS.K.TSON in den Test<br />
ingevoegd.<br />
I.<br />
AFDEE-<br />
LING.
t4' O N D E R Z O E K<br />
ï. te ontweldigen. Van deeze voeren zy ge<br />
AFDEE- regeld aan den eenen kant op Indie, en,<br />
LTNG. aan den anderen kant, op de Oostlyke en<br />
Westlyke Kusten van Africa. De aflland,<br />
nogthans, van de Arabifche Golf tot Tyrus<br />
was groot, en veroorzaakte een zo verdrietig<br />
als kostbaar vallend overvoeren der Goederen<br />
te land , dat het voor bun noodig<br />
wierd bezit te neemen van Rhinocolura, de<br />
naaste Haven in de Middellandfche Zee, aan<br />
de Arabifche Golf. Derwaards bragten zy<br />
alle hunne Koopwaaren uit Indie over land,<br />
langs eenen veel korter en gemaklyker weg,<br />
dan men naderhand de Voortbrengzels van<br />
het Oosten, van den overkant der Arabifche<br />
Golf na den Nyl, voerde (V). Te Rhinocolura<br />
werden zy weder ingefcheept, gereedlyk<br />
te water na Tyrus gebragt, en de<br />
Wereld over verfpreid. Deeze, gelyk dezelve<br />
de vroegfle weg van gemeenfchap is<br />
met Indie, waarvan wy eenige geloofwaardige<br />
belchryving bezitten, hadt zo veele<br />
voordeden boven eenigen immer bekenden<br />
weg vóór de hedendaagfche ontdekking eener<br />
vaart op het Oosten, dat de Pheniciers<br />
indere Volken der Aarde met de voortbrengselen<br />
van Indie, in grooter overvloed, en<br />
rot minderen pryze, konden voorzien, dan<br />
:enig Volk der Oudheid. Aan deeze om-<br />
»<br />
i<br />
landigheid, die, geduurende een geruimen<br />
yd, dien Handel alleen in hunne magt flel-<br />
i 'VI- p. 1128. A.<br />
de,<br />
Cs) DIODOR. sic. Lib. I.v. 70. STRABO , Lib,
WEGENS O U D I N D I E . 15<br />
de, hadc men niet alleen toe te fchryven<br />
den onmeetelyken rykdom van byzondere<br />
Perfoonen , „ die de Kooplieden tot Vor-<br />
„ flen, en de Handelaars de Heerlykften in<br />
,, den Lande, maakte (7)" ; maar ook de<br />
uitgeftrekte magt van den Staat zelve, welke<br />
"eerst het Menschdom deedt begrypen,<br />
welke ryke bronnen een Handeldryvend<br />
Volk bezit, en tot welke groote dingen het<br />
bekwaam is,<br />
[Wanneer wy de uitgeflrektheid en de<br />
uirwerkzels van den Koophandel der Phe~<br />
meieren befchouwen, moet, in den eerften<br />
opflage , het fchaars berigt, 't geen wy<br />
daar van by de oude Schryvers aantreffen ,<br />
vreemd voorkomen. Doch , als wy ons<br />
herinneren, dat de Griekfche Gefchiedïchryvers,<br />
(HERODOTUS uitgezonderd), die<br />
ons een verhaal van de Pheniciers opleveren,<br />
hunne Werken langen tyd naa de verwoesting<br />
van Tyrus, door ALEXANDER,<br />
DEN GROOTEN, in't Jicht gaven, zal onze<br />
verwondering ophouden, dat zy in geen<br />
breed verflag treeden wegens een Koophandel,<br />
die toen na andere plaatzen verlegd<br />
was, en langs andere Kanaalen gedrecen<br />
werd. Maar de magt en rykdom van Tyrus ,<br />
in het bloeiendst tydvak des Koophandels,<br />
moest eene algemeetse aandagt getrokken<br />
hebben. In de Voorzeggingen van EZE-<br />
CHIEL (11), die tweehonderd en zestig jaaren<br />
vóór den val van Tyrus leefde, vinden<br />
(t) JESAIA, XXIII. 8.<br />
(K/EZECHIEL, XXVI. XXVII. en XXVIII.<br />
wy<br />
t.<br />
AFDEE-<br />
LIMG.
ï.<br />
AFütiE<br />
L1NG.<br />
16 O N D E R Z O E K<br />
wy het byzonderst berigt van de natuur ed<br />
de verfcheidenheid hunner Koopverrigtingen,<br />
die men by eenig oud Schryver ontmoet,<br />
en tevens een grootsch denkbeeld oplevert<br />
van de uitgebreide magt der Pheniciëren<br />
(v~). ]<br />
. De Jooden hadden, door hunne nabygelegenheid<br />
aan Tyrus, gelegenheid, om den<br />
rykdom, welke na die Stad. vloeide uit<br />
de winstgeevende bron des Koophandels,<br />
welken de Pheniciers van hunne vastigheden<br />
aan de Arabifche Golf voerden, op te<br />
merken, 't geen hun aanzette om 'er deel<br />
in te kiygen. Dit deeden zy onder de vooripoedige<br />
Regeeringen van DAVID en SA-<br />
LOMO, deels door de vermeestering gemaakt<br />
van eene kleine Streek in het Land van<br />
Edom, welke hun in 't bezit ftelde van de<br />
Havens Elath en Efiongeber aan de Roode<br />
Zee, en deels, door de Vriendfchap met<br />
i-i i R A M Koning van Tyrus, die s A L o M p<br />
in itaat ftelde omVlooten uit te rusten,welke<br />
onder het bewind van Phenicif'che Stuurlieden<br />
na Tarfis en Ophir zeilden (V).<br />
In welk gedeelte des Aardkloots wy de<br />
Havens te zoeken hebben, die de Schepen<br />
van SALOMO voorzagen van de Goederen,<br />
door de Gewyde Schryvers opgenoemd, is<br />
eene nafpeuring die langen tyd den vlyt der<br />
Geleerden heeft bezig gehouden. Vroegtyds<br />
veronderftelde men, dat ze gelegen waren<br />
in:<br />
. (v) Het ingeflootene is de II Aantekening van den<br />
Heer ROBERTS OH.<br />
fa) i KON. IX. 26. X. 22.
WEOESS OUD INDIE. 17<br />
in eenig gedeelte van Indie, en werden de<br />
'Jooden gehouden voor een der Volken, die<br />
op dat Land handel dreeven; Doch het algemeener<br />
aangenomen gevoelen wil , dat<br />
SALOMO'S Viooten ,naa het doorzeilen vart<br />
den Straat van Babelmandel, den koers<br />
hielden langs de Zuidwest-Kust vmAfrica<br />
tot het Koningryk van Sofala ; een Land<br />
beroemd van wegen de ryke Goud- en Zilver<br />
- Mynen, (waarom het, door de Oosterfche<br />
Schryvers, het Gouden Sofala geheeten<br />
wordt (ar), ) en overvloed hebbende<br />
van alle de andere Goederen, die de Laadingen<br />
der Joodfche Schepen inhielden.<br />
Dit gevoelen, 't welk de naauwkeurige<br />
naavorfehingen van den Heer D'ANVILLE<br />
hoogstwaarfchynlyk maakten, fchynt thans<br />
met volkomen zekerheid vastgefleld, door<br />
een geleerd Reiziger, die, door zyne kunde<br />
van de Pasfaatwinden in de Arabifche<br />
Golf, en zyne agtgeeving op de oude wyze<br />
van Seheepvaard, zo in die Zee, als langs<br />
de Afrikaanfche Kust, niet alleen reden gege<br />
even heeft van den zeer langen tyd, dien<br />
de Schepen van SALOMO befteedden op de<br />
uit- en t'huis reize, maar ook, uit omftandigheden<br />
wegens de Reis vermeld, getoond,<br />
dat dezelve niet gefchiedde na eenige plaats<br />
in Indie (y).<br />
Da<br />
(te) Notices des MSS. dii Roi^ Tem. Th p. 40.<br />
(?) BRUCE'S Travels. Book. IL Ch. 4. [De N$<br />
derduitfche Leezer kan dit zeer leezenswaardig en om I<br />
derrigtend gedeelte vari BRUCE'S Reize vertaald vin<br />
den ih de Nieuwe Al^em. Faderl. Lvttereeff. V I><br />
bh 403. enz.]<br />
B<br />
i.<br />
AFDEE*<br />
LINGJ
18 O N D E R Z O E K<br />
I. De Jooden mogen wy, derhalven, beflui-<br />
AFDEE- ten hebben geen regc om geteld te worden<br />
LING. onder de Volken, die ter Zee Gemeenfchap<br />
met Indie hielden; en, indien men, uit eerbied<br />
voor de gevoelens van eenige aanzienlyke<br />
Schryveren, hun eisch daar op erkende<br />
, zo wceten wy, met zekerheid, dat de<br />
Handelpooging, welke zy deeden, geduurende<br />
de Regeering van S A L O M O , kortitondig<br />
en rasvoorbygaande was, en dat zy<br />
welhaast wederkeerden tot hun voorigen<br />
lhrat van ongemeenfchaplyke afzondering<br />
van de rest des Menschdoms.<br />
Van het opzamelen der fchaarfche berigten,<br />
welke de Gefchiedenis ons oplevert,<br />
wegens de vroegfle poogingen , om een<br />
Handelgemeenfchap met Indie te openen,<br />
gaa ik nu, met meer zekerheids en grooter<br />
vertrouwen, voort, om den voortgang van<br />
Gemeenfchap met dat Land af te tekenen,<br />
op het geleide van Schryveren, die gebeurtenisfen<br />
vernaaien nader aan hun eigen leeftyd<br />
voorgevallen , en ten welken opzigre<br />
zy volkomener en naauwkeuriger berigten<br />
ontvangen hadden.<br />
De eerfte vastigheid van eenige buitenlandfche<br />
Magt in Indie, welke verzekerd<br />
kan worden door eene blykbaarheid , die<br />
eenige maate van geloof verdient , is die<br />
der Perfiaanen, en zelfs van deeze hebben<br />
wy flegts een zeer algemeen en twyfelagtig<br />
berigt. DARIUS, de Zoon van IIYSTAS-<br />
PES, fchoon-door toeval of kunflenaary<br />
ten Throon verheeven, bezat zodanige werkzaame<br />
en onderneemende bekwaamheden,<br />
dat
WEGENS OUD INDIE. 19<br />
dat zy hem dien hoogen ftand waardig<br />
maakten. Hy onderzogt de onderfcheide<br />
Landfchappen zyns Koningryks naarftiger<br />
dan eenigen zyner Voorgangeren, en fpeurde<br />
Gewesten van Afia, voorheen weinig<br />
bekend , op (z). Veele der Landen , die<br />
Zuid - Oost van de Caspifche Zee na de Rivier<br />
Oxus ftrekken, aan zyne heerfchappy<br />
onderworpen hebbende , voelde hy zyne<br />
nieuwsgierigheid aangeprikkeld om een uitgebreider<br />
en naauwkeuriger kennis te bekomen<br />
van Indie, waaraan zy grensden.<br />
Met dit oogmerk benoemde by SCYLAX<br />
van Carijandra om het bevel te voeren over<br />
eene Scheepsvloot, uitgerust te Caspatyrus,<br />
in het Land van Pactyen (het heden<br />
daagsch Pehkely) aan het bovenfte gedeelte<br />
van den bevaarbaaren loop van de Rivier<br />
Indus, met last om dien Stroom af te vaaren,<br />
tot dat hy den Oceaan zou bereiken.,<br />
SCYLAX volvoerde, fchoon met veel moeite,<br />
en onder veelvuldige hindernisfen, deezen<br />
last: want hy befteedde niet minder dan<br />
twee jaaren en zes maanden, om de Schepen<br />
van de plaats , waar hy aan boord ging,<br />
tot de Arabifche Golf te brengen (a). Het<br />
verhaal, door hem gegeeven van de volkrykheid,<br />
vrugtbaarheid, en de verregaande<br />
vordering in befchaafdheid, van dat gedeelte<br />
van Indie* waar hy door voer, deedt DA-<br />
RIUS ongeduldig haaken om meester te<br />
worden van een zo veel bezittend Land»<br />
(3) HERODOT. Lib. IK c. 44.<br />
(0) HERODOT. Lib, IK c. 43, 44».<br />
B 2<br />
Zulks<br />
I.<br />
AFDRE-<br />
LING.
f.<br />
AFDEE-<br />
LING.<br />
2© O N D E R Z O E K<br />
Zulks volbragt hy fchielyk, en, fchoon zyne<br />
vermeesteringen in Indie n'et blyken<br />
zich uitgeftrekt te hebben buiten de ftreeken<br />
door den Indus befproeid, worden wy ,<br />
egter, opgeleid, om een hoog denkbeeld te<br />
vormen van de rykheid, en het getal der<br />
Inwoonderen, in ouden tyde, als wy leezen,<br />
dat de fchatting, daar door DARIUS<br />
geheeven, bykans een derde gedeelte bedroeg<br />
van de geheele inkomften der Perföfche<br />
Monarchy {¥).<br />
Maar, noch deeze Scheepstocht van SCY<br />
LAX , noch de vermeesteringen van DA<br />
RIUS, tot welken dezelve aanleiding gaf,<br />
fchenken ons eene algemeene kennis van<br />
Indie. De Grieken, het éénig verlichte<br />
Volk van dien tyd in Europa, floegen weinig<br />
agts óp de verrigtingen van Volken door<br />
hun als Barbaaren aangemerkt , bovenal<br />
in Landen verre van de hunne verwyderd:<br />
en SCYLAX hadt het verhaal van zyne Reize<br />
opgevuld met zo veele tastbaar fabelag-<br />
(F) HERODOT. Lib. ÏIT. c. po - 06. Het berigt<br />
der Inkomften van de Perfifche Monarchen, door HE-<br />
RODOTUS, is opmerkelyk, en fchynt rfgefchreeven<br />
uit een openbaar Register, hem medegedeeld. Volgens<br />
't zelve was het ?• rnfche Ryk verdeeld in twintig<br />
Satrapyen, of Landvoogdyen. De fchatting, van ieder<br />
geheeven, wordt byzonder opgegeeven , en bedraagt<br />
in 't geheel 14,560 Fub fthe Trlenten, welke<br />
Dr. ARBUTHNOT gelyk fielt met 3.807,437 Ponden<br />
Sterling. Eene fom zeer klein voor de inkomften van<br />
dien.grooten Koning, en'die weinig overeenkomt met<br />
veele gebeurtenUfen wegens den rykdom, de pragt en<br />
weelde, van het Oosten, welke ons by oude Schryvers<br />
voorkomen..
WEGENS OUD INDIE. 21<br />
agtige omftandigheden (V) , dat hy zich<br />
fchynt onderhevig gemaakt te hebben aan<br />
de rechtmaatige firaffe, waaraan Perfoonen,<br />
die eene doorfteekende neiging tot het won-<br />
-derbaare betoonen , dikvvyls onderworpen<br />
zyn, dat men ze met wantrouwen hoort,<br />
zelfs dan, wanneer zy volkomen waarheid<br />
^verhaalen.<br />
Omtrent honderd en zestig jaaren naa de<br />
Regeering van DARIUS HYSTASPES,<br />
ondernam ALEXANDER DE GROOTE zyn<br />
Tocht na Indie. De wilde uitfpattingen van<br />
drift, de onbetaamelyke buitenfpoorigheden<br />
van onmaatigheid, en de pochende ten toonfpreidingen<br />
van trotsheid,al te veelvuldig in<br />
het gedrag van dien buitengewoonen Man,<br />
hebben zyn Character dermaate vernederd,<br />
dat de voortreffelykheid van zyne verdienden,<br />
als Overwinnaar, Staatsman, of Wetgeever,<br />
zelden op den juisten prys gefchat<br />
zyn. Het onderwerp myns tegenwoordigen<br />
Onderzoeks leidt my om zyne verrigtingen<br />
alleen uit één oogpunt te befchouwen; doch<br />
het zal my in ftaat ftellen, om een treffend<br />
tafereel op te leveren van de grootheid en<br />
uitgeftrektheid zyner Plans. ALEXANDER<br />
DE GROOTE fchynt, korten tyd naa zyne<br />
eerfle gelukkige Veldtochten in Afia, het<br />
denkbeeld gevormd te hebben om eene Algemeene<br />
Monarchy op te rigten; haakende<br />
na de Heerfchappy der Zee zo wel als de»<br />
Lands.<br />
(V) PHILOSTRAT, Fit, Apoll. Lib. III. c. 47? en<br />
Nrite 3, van OLEARIUS TZETZET, Chiliad. VIL<br />
Ters 630.<br />
B 3<br />
ï.<br />
AFDEE-<br />
LING.
I.<br />
AFDEE-<br />
LING.<br />
« O N D E R Z O E K<br />
Lands. Uit de bewonderenswaardige poogingen<br />
der Tyriers te hunner eigene verdediging<br />
, zonder eenigen Bondgenoot of<br />
Befchermer, vatte hy een hoog gevoelen<br />
op van de hulpmiddelen, die de Zeemagc<br />
fchenkt, en van den rykdom uit den Koophandel,<br />
byzonder uit dien op Indie, te haaien<br />
, welke hy bevondt dat de Burgers van<br />
Tyrus geheel in hunne magt hadden. Met<br />
oogmerk om zich van dien Handel te verzekeren<br />
, en 'er eene plaats voor te vestigen<br />
, in veele opzigten beter dan Tyrus,<br />
grondvestte hy, zo ras de bemagtiging van<br />
Egypte voltooid was, eene Stad naby een<br />
der monden van den Nyl, die hy met zyn<br />
eigen Naam vereerde; met zo veel oordeels<br />
was deeze plaats gekoozen, dat Alexandrie<br />
welhaast de grootfte Koopftad wierd der<br />
Oude Wereld: en, niettegenftaande veele<br />
opeenvolgende Ryksomwentelingen, geduurende<br />
achttien Eeuwen de hoofdzetel bleef<br />
des Handels met Indie (d). Te midden van de<br />
Krygsverrigtingen op welken ALEXANDER<br />
welhaast verpligt was zyne aandagt te vestigen,<br />
liet hy de begeerte, om den winstryken<br />
Handel, dien de Tyriers op Indie gedreeven<br />
hadden, in zyne handen te krygen,<br />
niet vaaren. Kort daarop ontftonden 'er<br />
gebcurtcnisfen , die niet alleen deeze begeerte<br />
bevestigden, en 'er meer fterkte aan<br />
gaven; maar hem het uitzigt openden om<br />
(/f) G'fchieder.is van America, door W. ROBERT-*<br />
iON. I Deel, bl. 23.<br />
de
WEGENS OUD INDIE. 23<br />
de Opperheerfchappy te verkrygen over<br />
Landen , die de rest des Memchdoms zo<br />
kostbaare Waaren leverden.<br />
Naa zyne beflisfende overwinning, op de<br />
Perfiaanen behaald, werdt hy, in het naazetten<br />
van den laatften DARIUS en van<br />
BES sus, den Moordenaar diens ongelukkigen<br />
Konings, genoodzaakt dat gedeelte van<br />
Afia door te trekken, 't welk van de Caspifche<br />
Zee voorby de Rivier Oxus loopt.<br />
Oostwaards kwam hy tot Maracanda (e),<br />
toen eene Stad van eenige vermaardheid,<br />
en gefchikt, om, in een volgend Tydperk,<br />
onder den hedendaagfchen naam van Samarcand,<br />
de Hoofdltad te worden van een<br />
Ryk niet minder dan zyn eigen in uitgebreidheid<br />
of magt. In het verloop van<br />
eenige maanden , door eenige Landfchappen<br />
trekkende tot nog onbekend aan de<br />
Grieken, in eene rigting dikmaals digt aan<br />
Indie grenzende , en onder een Volk gewoon<br />
veel daar op te handelen, leerde hy<br />
veele zaaken, betreffende den toeftand van<br />
een Land (ƒ), 't geen langen'tyd het voorwerp<br />
van zyne overleggingen en wenfchen<br />
geweest was Qr); die weetenfchap deedt<br />
zyn verlangen , om 'er in te vallen , nog<br />
bet opblaaken. Vaardig en beflisfend in alle<br />
zyne belluiten, toog hy uit fiactria, en trok<br />
die keten van bergen over, welke, onder<br />
verfcheide benaamingen, den Steenen Gordel<br />
Q4 O N D E R Z O E K<br />
t. del vormt, (indien ik deeze uitdrukking<br />
AFDEE- der Oosterfche Aardryksbefchryveren de<br />
LTNG. myne mag maaken,) welke Afia omfluit, en<br />
de Ndordlykfte Schutsmuur fan Indie<br />
maakt.uit<br />
De gemaklykfle toegang tot eenig Land<br />
moet blykbaar gevormd worden door omftandigheden<br />
in de natuurlyke ligging, als<br />
de engten door 't Gebergte heen gaande,<br />
de loop der Rivieren, en de plaatzen waar<br />
dezelve gemaklykst en veiligst kunnen overgetrokken<br />
worden. Op geen plaats des<br />
Aardbodems is deeze weg van aannadering<br />
zigtbaarder en bepaalder afgebaakend, dan<br />
aan de Noordlyke grenzen van Indie ; dit<br />
gaat zo verre, dat de drie groote Invallers<br />
in dit Land, ALEXANDER, TAMERLANE<br />
en NADIR SHAH, in drie onderfcheide<br />
Eeuwen , met zeer verfchillende oogmerken<br />
en bekwaamheden, denzelfden weg namen,<br />
met bykans geene afwyking. A L E X <br />
ANDER hadt de eer dien eerst ontdekt te<br />
hebben. Naa het overtrekken van 't Gebergte,<br />
floeg hy zich neder te Alexandria<br />
Varopamifana, te zelfder plaatze gelegen<br />
ils de hedendaagfche Stad Candahar ; de<br />
Volken aan den Noord-West Oever van<br />
3en Indus te ondergebragt of bevredigd<br />
j lebbende, trok hy de Rivier over te Taxi-<br />
'a , thans Attock, de éénige plaats waar<br />
Jie ftroom bedaard genoeg is om 'er eene<br />
]<br />
Jrugge over te flaari (//).<br />
A L E X A N D E R , den Indus overgetrokken<br />
(Ji) ^EKNELL, Mem. p. pa.<br />
zyn-
WEGENS OUD INDIE. 25<br />
zynde , rukte voort langs den weg , die<br />
rechtflreeks na den Ganges loopt, en de ,<br />
ryke Landfchappen in 'c Zuid-Oosten, nu<br />
onder den algemeenen naam van Indostan •<br />
begreepen. Maar , op de oevers van den<br />
Hydaspes , hedendaagsch bekend by den.<br />
naam van de Bet ah of Chelum, ontmoette<br />
hy den tegenttand van PO RUS, een magtig<br />
Vorst diens Lands, aan 't hoofd eens talryken<br />
Legers, De Oorlog met PORUS, en<br />
de vyandelvkheden in welken hy zich met<br />
andere Indiaanfche Prinfen agtereenvolgende<br />
ingewikkeld vondt, deedt hem van den<br />
eerst ingeflaagen weg afwyken, en meer na<br />
het Zuid-Westen wenden. Onder het<br />
volvoeren deezer Krygsverrigtingen , trok<br />
ALEXANDER door een der rykfte en meestbevolkte<br />
Landen van Indie, tegenwoordig<br />
de Panjab geheeten , van wegen de vyf<br />
groote Rivieren, die 't zelve bewateren;<br />
en daar wy weeten, dat hy deezen marsen<br />
volvoerde in het Regenfaifoen , wanneer<br />
zelfs de Legers der Indiaanen het veld niet<br />
kunnen houden, moet zulks ons een hoog<br />
denkbeeld inboezemen van ALEXANDER's<br />
Ihndhoudenden moed, als mede van de buitengewoone<br />
fterkte van gefteltenisfe, die de<br />
foldaaten, in ouden tyde, verkreegen, door<br />
de vereenigde werking van Krygsfpeelen en<br />
Krygstugt. By eiken itap zyner vorderinge,<br />
vertoonden, zich aan 't oog van ALEXAN<br />
DER, voorwerpen niet min treffende dan<br />
nieuw. De grootheid van den Indus, zelfs<br />
naa dat hy den Nyl, den Euphraat en den<br />
B $ Th<br />
I.<br />
Ü'DEE-<br />
LING.
E<br />
AFDEE-<br />
LING.<br />
]<br />
•6 O N D E R Z O E K (<br />
Tiger gezien hadt, moet hem met verbaasdheid<br />
vervuld hebben f7). Geen Land, tot<br />
dus verre door hem bezogt, was zo volkryk<br />
en welbebouwd, of vloeide dermaate over<br />
van kostbaare voortbrengzelen van Natuur<br />
en Kunst, als dat gedeelte van Indie, waar<br />
hy zyn Leger doorgeleid hadt. Doch, wanneer<br />
hy allerwegen berigten ontving, waarfchynlyk<br />
niet luttel vergroot, hoe veel minder<br />
de Indus was dan de Ganges; en hoe<br />
zeer alles, wat hy tot hier toe befchouwde,<br />
overtroffen werd in de gelukkige Gewesten<br />
, waar door die Rivier heen aroomde<br />
, is het geenzins te verwonderen, dat zyne<br />
brandende begeerte, om dezelve re zien<br />
en in bezit te neemen, hem aanzette om<br />
zyne Krygsbenden te verzamelen, en dezelve<br />
voor te flaan, dat zy den weg zouden<br />
neemen na een oord, waar rykdom, heerfchappy<br />
en vermaardheid, hun wagtte. Maar<br />
zy hadden reeds zo veel gedaan, en zo veel<br />
;eleden, bovenal van den onophoudelyken<br />
liegen en de verbaazende Overftroomingen,<br />
lat hun geduld,zo wel als hunne kragt,ten<br />
< ïinde was, en zy met eenpaarige ftemmen<br />
weigerden verder te trekken. In dit befluit<br />
5leeven zy zo volftandig , dat AEEXAN-<br />
OER, fchoon alle hoedanigheden bezittenle,<br />
die een overheerfchenden invloed heb-<br />
>en op de gemoederen der Krygslieden,<br />
ver»<br />
O") STRABO, Lib. XV. p. 1027. C. & Not. 5.<br />
'afaub.
WEGENS OUD INDIE. 27<br />
vcrpJigt was het op , en last, te geeven, om<br />
weder na Perfie te keeren (k~). 1<br />
Het<br />
(k~) ARRIAN. Lib. V. c. 24, 25. 't Is vreemd<br />
dat ALEXANDER in de Landfchappen, aan Indie grenzende<br />
, geen zodanig berigt ontving van de, op vast<br />
bepaalde tyden, Regens in dat Land, 't welk hem de ongefchiktheid<br />
toonde om zyne Krygsverrigtingen aldaar<br />
voort te zetten, tcrwyl die Regens aanhielden. Zyn<br />
Tocht in Indie nam een aanvang omtrent het afioopen<br />
der Lente ,ARRIAK. Lib. II'. c. 22 , toen d.e Regens<br />
aireede begonnen waren in 't gebergte, van 't welke<br />
alle de Rivieren in de Panjab voortkomen, en die<br />
gevolglyk zeer hoog gezwollen moeten geweest zyn,<br />
eer hy derzelver oevers bereikte, RENNELL, p.<br />
268. — Hy trok den Hydaspes over in 't midden van<br />
den Zomer, omtrent het fterkfte van het Regenfaifoen.<br />
In een Land, waardoor zo veele breede Rivieren loopen,<br />
moet een Leger te velde, in dit Jaargctyde, zeer<br />
veel geleden hebben. Eene naauwkeurige befchryving<br />
van den aart deezer Regenvlaagen en Overftroomingen<br />
,in dit gedeelte van Indie, veifchaft ons ARRIAN.<br />
Lib. F. c. p, en nog volkomener STRABO, Lib. XF.<br />
p. 1013. 't Geen zy' daardoor uitgeftaan hadden, deedt<br />
de foldaaten van ALEXANDER klaagen, s T R A B O, Lib.<br />
XF. p. ic2i, en niet zonder grond; nrardemaal het<br />
zeventig dagen langonophoudelykgeregend hadt,D 10-<br />
DOR. SIC. Lib. XVU, c. P4. — Etne omftandigheid,<br />
welke aantoont met welk eene naauwkcungheid<br />
de Officiers van ALEX ANDER alles in dat gedeelte van<br />
h>die opmerkten, verdient gemeld te worden. ARIS-<br />
TOBULUS tekent in zyn Dagboek op. dat, hoewel<br />
'er zwaare ftortregeus vallen in't gebergte, en in de<br />
landen daar omftretks , in de vlskten beneden geen<br />
eene Regenvlaag viel, STRABO Lib. XF. p. 1031. B.<br />
1015. B. Major RENNELL was onderrigt, door een<br />
a^nzienlyk Man, die zich in dit gedeelte van Indie<br />
onthouden hadt, 't welk thans zelden door de Europeaancn<br />
bezogt wordt, dat, geduurende een groot<br />
gedeelte van den Zuid - West Pasfaatwind, of ten minften<br />
in de Maanden July, Augustus, en een gedeelte<br />
van September, 't welk de Regentydis in meest alle<br />
an-<br />
I.<br />
AFDEE-<br />
LING.
I.<br />
AFDEE-<br />
LING.<br />
28 O N D E R Z O E K<br />
Het tooneel deezes merkwaardigen bedryfs<br />
was aan den oever van de Hyphafis,<br />
thans Beyah , de uiterfte grenspaal van<br />
ALEXANDER's vordering in Indie. Hier<br />
uit is openbaar, dat hy de geheele uitgeftrektheid<br />
van de Panjab niet doortrok. De<br />
Zuid-<br />
andere ftreeken van Indie,de Dampkring, in de Delta<br />
van den Indus, doorgaans bewolkt is; doch dat 'er<br />
geen regen valt dan zeer digt by zee. In de daad, weinig<br />
Regenbuien heeft men 'er, ftaande dit geheele faifoen.<br />
Capitein HAMILTON verhaalt, dat, toen hy<br />
Tatta bezogt, aldaar in drie jaaren geen Regen gevallen<br />
was , Memoires,^. 288. —TAMERLANE, die,<br />
door de nabyheid van den zetel zyns Ryksbeftuurs aaa<br />
Indie, de middelen hadt om wel onderrigt te worden<br />
van den aart des Lands, vermydde de dwaaling van<br />
ALEXANDER, en deedt zyn Krygstocht na Indie in<br />
het drooge faifoen. —— Naardemaal NADIR SHAII,<br />
20 toen hy in Indie viel in den Jaare 1738, als wanneer<br />
hy, in het volgend Jaar, te rug keerde, door dezelfde<br />
Landftreeken trok als ALEXANDER, en bykans<br />
in dezelfde rigting, kan niets ons een treffender denkbeeld<br />
geeven van den volftandigen yver des Macedonifchen<br />
Overmeesteraars , dan de befchryving der<br />
zwaarigheden, welke NADIR SHAH moest te boven<br />
komen, en de moeilykheden , welke zyn Leger verduurde.<br />
Schoon bekleed met volftrekt gezag, en voorzien<br />
van onmeetelyken rykdom, en niet min uitmuntende<br />
door groote bekwaamheden dan door langduurige<br />
ondervinding, in den oorlog, hadt hy het verdriet<br />
om een groot gedeelte zijns volks te verliezen, by het<br />
overtrekken der Rivieren van de Panjab, by het dringen<br />
door het Gebergte ten "Noorden van Indie, en in<br />
de gevegten met de woeste Inboorelingen der Landen,<br />
welke zich van de oevers van den Oxus uitftrekken tot<br />
3e grenzen van Perfie. Een belangryk verhaal van dien<br />
wedertocht, en het leed daar op geleeden, vinden wy in<br />
is Me morten van KHOJEH ABDULKURREEM, een<br />
Cashmerian van Rang, die in 't Leger van NADIR<br />
IHAH diende. ' .
WEGENS OUD INDIE. ap<br />
Zuid-Westlykfte grenzen daar van worden<br />
gevormd door eene Rivier, oudtyds bekend<br />
onder den naam van den Hydrufus, en nu<br />
by dien van de Setlege, tot welke ALEXAN<br />
DER nooit nader kwam dan den Zuidlyken<br />
Oever van de Hyphafis , waar hy twaalf<br />
zeer groote Altaaren oprigtte, om tot gedenktekens<br />
van zynen Krygstocht te dienen;<br />
en die, (wanneer wy geloof mogen flaan<br />
aan den Leevensbefchryver van APÓLLO-<br />
*OIUS IYANJEUS) nog overig waren, met<br />
leesbaare Opfchriften , toen die geestdryvende<br />
Sophist Indie bezogt , driehonderd<br />
en drieënzeventig jaaren naa den Krygstoeht<br />
van A L E X A N D E R (/> De breedte van de<br />
Panjab, van Ludhana aan de Setlege tot<br />
Attock aan den Indus, wordt berekend op<br />
tweehonderd en negenënvyftig Geographifche<br />
Mylen, in een rechte lyn; en ALEX-<br />
ANDER'S marsch, op dezelfde wyze berekend,<br />
ftrekte zich niet wyder uit dan tweehonderd<br />
Mylen. Maar, zo in zyn heenen<br />
gaan, als in zyn wederkeeren, werden zyne<br />
Legers dermaate over het Land verfpreid,<br />
en waren menigmaal in zo veele onderfcheidene<br />
Smaldeelen werkzaam, terwyl alle zyne<br />
beweegingen zo juist afgemeeten en bepaald<br />
waren door Lieden des kundig, die hy ten<br />
dien einde in bezolding hadt, dat hy eene<br />
zeeruitgeftrekte'en naauwkeurige kennis verkreeg<br />
van dat gedeelte van Indie (jn).<br />
Toen<br />
CO PHILOSTR. Fita Apollon. Lib. II. cap. 43.<br />
Ed. Oir ar. Lipf. 1709.<br />
(w) PLIN. Nat. Hist. Lib. FI. c. 17.<br />
I.<br />
AFDEE-<br />
LING.
30 O N D E R Z O E K<br />
h Toen ALEXANDER, by zyn te rugtocht,<br />
/FDEE- de oevers van den Hydaspes bereikte, be-<br />
LING. vondt hy, dat de Officiers, aan welken hy<br />
last gegeeven hadt om zulk een aantal Schepen<br />
te bouwen en te verzamelen als hun<br />
mogelyk was , zyne bevelen met zo veel<br />
vlycbetoons, en een zo gelukkigen uitflag,<br />
volvoerd hadden, dat 'er een talryke Vloot<br />
gereed lag. Dewyl ALEXANDER, te midden<br />
van zyn Krygszugt , en dolle woede<br />
om Vermeesteringen te maaken, nimmer<br />
zyne bedaardere en handelbegunftigende<br />
ontwerpen uit het oog verloor , was die<br />
Vloot beftemd om den Indus af na den Oceaan<br />
te vaaren, en van deszelfs mond na de<br />
Perfiaanfche Golfte flevenen, om dus eene<br />
Gemeenfchap ter Zee te openen tusfchen<br />
Indie en het middelpunt zyner Heerfehappye.<br />
Het bewind over deezen Tocht vertrouwde<br />
hy aan NEARCHÜS, een Officier bekwaam<br />
tot zulk een gewigtige post. Maar,<br />
vermids ALEXANDER, door zyne Eerzugt,<br />
zich aangeprikkeld voelde om vermaardheid<br />
langs alle wegen te bejaagen,en gefield was<br />
op het beflaan van nieuwe en fchitterende<br />
onderneemingen, vergezelde hy N E A R C H U S<br />
in het afvaaren der Riviere. De Toerusting<br />
was, in de daad, zo groot en heerlyk, dat<br />
ze verdiende aangevoerd te worden door<br />
den Vermeesteraar van Afia. Dezelve beftondt<br />
uit een Leger van honderd en twintig<br />
duizend Man, en twee honderd Olyphanten,<br />
en eene Vioot van bykans twee<br />
duizend Schepen, onderfcheiden in grootte<br />
sn gedaante : aan boord van dezelve was<br />
een
WEGENS OUD INDIE. 31<br />
een derde gedeelte der Krygsmagt inge- T.<br />
fcheept, terwyl de overige in twee verdeeAFDEElingen, de eene aan de rechter, en de an LING.<br />
dere aan de flinker, zyde der Riviere , de<br />
Vloot volgde. In het voorttrekken werden<br />
de Volken, die de oevers bewoonden, tot<br />
onderwerping gedwongen, of overgehaald.<br />
Opgehouden door de veelvuldige verrigtingen,<br />
waar toe hy zich uit deezen hóófde<br />
genoodzaakt vondt, zo wel als door den<br />
rraagen voortgang van zulk een talryke<br />
Vloot, befteedde ALEXANDER meer dan<br />
negen maanden eer hy den Oceaan bereikte<br />
(»).<br />
[Dat eene Vloot van bykans tweeduizend<br />
Schepen, in zulk een korten tyd, kon byeen<br />
gebragt worden, moet, in den eerften<br />
opflage, ongelooflyk voorkomen. ARRIA-<br />
N Ü s verzekert ons , nogthans, dat hy, in<br />
de opgave van dit getal, PTOLEMEUS ,<br />
den Zoon van LAGUS, volgde, wiens gezag<br />
hem volwigtig voorkwam. (0) Maar,<br />
dewyl het Land Panjab vol is van bevaarbaare<br />
Rivieren, langs welken alle gemeenfchap<br />
tusfchen de Inboorelingen onderhouden<br />
wordt , hadt het een overvloed van<br />
Vaartuigen voor den Overwinnaar gereed,<br />
zo dat men gemaklyk dit getal kon zamenbrengen.<br />
Indien wy geloof flaan aaa 't verhaal<br />
des inyals van SEMIRAMIS in Indie,<br />
waren 'er niet minder dan vierduizend Schepen<br />
in den Indus verzameld om haare Vlooc<br />
we-<br />
(») STRABO, Lib. XF. p 1014.<br />
(e) ARRIAN. Lib. FI. c. 3.
AFDEE-<br />
LING.<br />
32 O N D E R Z O E K<br />
wederftand te bieden (/>). 't Is opmerkelyk*<br />
dat, wanneer MAHMOUD VAN GAZNAH<br />
in Indie viel, eene Vloot op den Indus by<br />
een gebragt was om hem te wederilaan,<br />
uit een gelyk getal Schepen beflaande (#). ]<br />
ALEXANDER'S doordringen in Indie,<br />
langs deezen weg, betekende veel meer dan<br />
langs den voofgemelden. En, wanneer wy<br />
agtflaan op de veelvuldige beweegingen zyns<br />
Legers, op het getal der Steden van hun<br />
vermeesterd,'en op de onderfcheide Staaten<br />
, welken zy te onderbragten , mag hy<br />
gezegd worden, de Landen, welke hy doortrok,<br />
niet alleen gezien, maar doorkeeken<br />
te hebben. Dit gedeelte van Indie is, in<br />
laateren tyde, zo min door de Europeaanen<br />
bezogt, dat noch de ligging der plaatzen,<br />
noch derzelver afftanden , met dezelfde<br />
naauwkeurigheid kunnen bepaald worden als<br />
in de binnenlandfche Gewesten, of zelfs in<br />
de Panjab. Dan, volgens de naafpeuringen<br />
van den Major RENNELL, met niet min<br />
oordeels dan vlyts gedaan, kan de afftand<br />
van die plaats aan den Hydaspes, waar<br />
ALEXANDER zyne Vloot uitrustte , van<br />
den Oceaan niet minder zyn dan duizend<br />
Britfche Mylen. Van dit «itgebreide Land<br />
munt<br />
(ƒ
WEGENS O U D I N D I E . 33<br />
munt een groot gedeelte, byzonder de Opper<br />
Delta, zich uitftrekkende van de Hoofdftad<br />
het oude Malli, nu Moultan, tot Patala,het<br />
hedendaagsch Tatta, uit,in Volk-<br />
.ykheid en Vrugtbaarheid f>).<br />
A L E X A N D E R , wel voldaan over het<br />
'olbrengen deezer hachlyke onderneeming,<br />
bragt, korten tyd, naa dat hy den Oceaan<br />
bereikt hadt, zyn Leger te land na Perfie<br />
te rug. Het bevelhebberfchap, over de<br />
Vloot, met een groot aantal Krygsvolk<br />
op de Schepen, liet hy aan NEARCHUS,<br />
die, naa eene Kustreize van zeven maanden<br />
, dezelve behouden op de Perflaanfche<br />
Golf in den Euphraat bragt (Y).<br />
[Alle deeze byzonderheden zyn ontleend<br />
uit de lndiaanfche Gefchiedenis van AR-<br />
RIANUS, een der keurlyktte Verhandelingen<br />
, door de Oudheid ons overgehandreikt.<br />
Het verdient, in 't voorby gaan,<br />
nader gekend te worden. Het eerde gedeelte<br />
beftaat in Uittrekzels uit het berigt,<br />
gegeeven door NEARCHUS, van de Lugten<br />
Grondsgefteltenisfe van Indie, en de<br />
Zeden der Inboorelingen. Het tweede<br />
behelst het Dagverhaal diens Krygsbevelhebbers,<br />
op zyn Reize van den Mond<br />
van den Indus tot het diepfle van de Perfiaanfche<br />
Golf: verfcheide, hier opheldering<br />
verfchaffende, aanmerkingen kunnen<br />
wy niet voorby, plaats te geeven.<br />
(r) RENNELL, Mem. 68. &c.<br />
(V) Pi.IN. Nat. Hifi. Lib. VI. c. 23.<br />
C<br />
Voor-<br />
li<br />
AFDEE-<br />
, LING.
L<br />
AFDEE-<br />
.L-ING.<br />
34<br />
O N D E R Z O E K<br />
Vooreerst is het opraerkclyk, dat noch<br />
NEARCHUS, noch PTOLEMBUS, noch,<br />
AJÏISTOBULUS, noch zelfs ARIUANUS,<br />
éétwmal gewag maaken van de Reis van<br />
SCYLAX (7), Dit kon niet ontdaan uit<br />
hunne onkunde deswegen; want HEROno<br />
rus was de geliefde Schryver, in de<br />
handen van elk Griek, die eenigen eisch<br />
op Letterkunde maakte. Het kwam waarfchynlyk<br />
voon uit hoofde van de redenen,<br />
die zy hadden om re geloofwaardigheid<br />
van SCYLAX te wantrouwen. Overeenkoatftig<br />
hier mede, verzekert ALEXAN<br />
DER. in een gefprek,'t welk ARRIANUS<br />
hem in den mond legt, dat hy, behalven<br />
ÊCCHUS, de eerlle was, die den Indus<br />
doorvoer; 't welk influit. dat hy niet geloofde<br />
't geen wegens SCYLAX verhaald<br />
wordt-, en geen kennis droeg van 't geen<br />
DARIUS HYSTASPES gezegd wordt gedaan<br />
te hebben, om dat gedeelte van laaie<br />
aan de Psrfifche Kroon te onderwerpen<br />
(«). Dit gevoelen wordt bevestigd<br />
door MEGASTHENÊS, die zich langen<br />
tyd in Indie onthieldr. Hy verzekert,<br />
dat, uitgenomen I,ACCHUS en HERCU<br />
LES, ALEXANDER de cerire was die<br />
indie introk (y~)- Wyders wordtn vuy<br />
door ARRIANUS onderrigt, dat de As/aca-<br />
(?) Zie hier boven, W. ip.<br />
(i;) AREIAN. Lib. VIL c. :io.<br />
00 ARUJAN. Hifi. 1' die. c. 5. STRABO verwondert<br />
zich, dat fry rrn ÖéÈ2e F-belrgtige Tochten<br />
eenig geloof gelkr^en hxbbj. Lib.Xt ."p. 1007.D.
WEGENS O U D I N D I E . 35<br />
cani, en andere Volken, die dit Land bezaten,<br />
't geen nu den naam draagt van<br />
het Koningryk van Candahar, fchatting<br />
betaalden, eerst aan de Asfyriërs, vervol- ,<br />
gens aan de Meders en Perfen (V). Naardemaal<br />
alle vrugtbaare Landfchappen ten<br />
Noord-westen van den Indus, oudtyds,<br />
gerekend werden een gedeelte van Indie<br />
te weezen, is het waarfchynlyk, dat de<br />
Schatting, van dezelve geheeven, de fom<br />
uitmaakte, gefield op de Schattinglyst uit<br />
welke IIERODOTUS zyn berigt ontleende<br />
van de Jaarlykfche inkomften des Perfifchen<br />
Ryks, en dat geen der Landfchappen<br />
, ten Zuiden van den Indus, ooit aari<br />
den Koning van Perfie onderworpen ware.<br />
Ten anderen, verfchaft deeze Reis van<br />
NEARCHUS eenige treffende blyken van<br />
de onvolkomene kunde, welke de Ouden<br />
hadden van eenige Scheepvaart, onderfcheiden<br />
van die aan welke zy in de Middellandfche<br />
Zee gewoon waren. Schoon<br />
de veel onderwindende geestgefteltenis, en<br />
de wydftrekkende oogmerken , van ALEX<br />
ANDER hem aanfpoorden, om ter Zee<br />
eene gemeenfchap te openen, tusfchen<br />
Indie en de Landen zyner Perfifche Heerfchappye,<br />
wisten hy en NEARCHUS beiden<br />
zo luttel van den Oceaan, dien zy<br />
wenschten te bevaaren, dat zy vreesden<br />
zulks ondoenlyk te zullen vinden, uit hoofde<br />
van ondoorvaarbaare Straaten of an-<br />
(w) AR RIAN. Hifi. Ir.dk. c. li<br />
""Cs<br />
dê-<br />
i.<br />
\FDEE-<br />
LING.
T.<br />
AFDEE<br />
LING.<br />
335<br />
O N D E R Z O E K<br />
dere hindernisfen (ar). Wanneer de Vloert<br />
- digt by den Mond van den Indus kwam,<br />
levert de verbaasdheid, verwekt door den<br />
. fterken Vloed en Ebbe van het Gety in<br />
den Indifchen Oceaan, een ander bewys op<br />
van hunne onkunde in de Zeevaart. Van dit<br />
verfchynfel hadden ALEXANDER en zyne<br />
Tochtgenooten geen kennis (jy). En is<br />
'er geen reden om ons te verwonderen<br />
over hunne verbaasdheid: dewyl de Getyen<br />
in de Middellandfche Zee naauwlyks<br />
merkbaar zyn. en verder dan de kundigheid<br />
aan deeze ftrekte zich. die der Grieken<br />
en Macedoniërs niet uit. {z) De<br />
Getyen aan de Kust, by den Mond van<br />
den Indus, loopen zeer hoog; de uitwerkzels<br />
daar van zyn verbaazend, inzonder*<br />
heid die fchielyke en fïuitfche inbreeking<br />
van het Gety in de monden der Rivieren<br />
en Straaten in Indie, bekend onder den<br />
naam van Bore Ca).<br />
Ein-<br />
(x) ARRIAN. Hifi. Indie. c. 20. Q. CURT.<br />
Lib. IX. c. 9.<br />
(j) ARRIAN. Lib. VI. c. 19.<br />
(z) Om dezelfde reden was, by de Romeinen,<br />
toen zy met hunne overwinnende Wapenen in de Landen<br />
kwamen aan den Atlantifchen Oceaan gelegen, of<br />
aan de Zeekusten, welke daar mede gemeenfchap<br />
hebben, die nieuw verfchynzel der Getyen een voorwerp<br />
van verwondering en fchrik. CESAH befchryft<br />
de ontzetting zyner Krygsknegten by deezen Springvloed<br />
, die groote fchade roebragt aan de Vloot, met<br />
welke hy in Brittanje viel, en erkent dat het eene<br />
vertooning was, aan welke zy niet gewoon waren.<br />
Mll- Gallic. Lib. IV. c. 29.<br />
(a) Deeze zo genaamde Bore wordt naauwkeurig<br />
be.
WECENS OUD INDIE. 37<br />
Eindelyk. De loop der Reize van N E-<br />
ARCHÜS, de Voorgebergten, de Kreeken,<br />
de Rivieren, de Steden, de Bergen,<br />
welke hem op dezelve voorkwamen, zyn<br />
zo klaar befchreeven, en de afllanden der<br />
voornaamfte zo duidJyk uitgemeeten, dat de<br />
Heer<br />
befchreeven door RENNELL, Introd. XXIV Mem. 278.<br />
In de Peripïus Maris Erytfortti, p. 26, vinden wy<br />
gewag van deeze Wacergetyen, en de bcfchryving ftemc<br />
zeer juist overeen met die van de Bore. PLINIUS<br />
geeft, in zyn Nat. Hifi. Lib. XIII. c. 25, een zeer<br />
vergrootend verflag van de Getyen in den IniHfchen<br />
Oceaan. RENNELL fchynt te denken, dat ALEX-<br />
A,\I:ER en diens ïochtgenooten zo onkundig niet<br />
hebben kunnen weezen van de Getyen; naardemaal<br />
HERoDOTus de Grieken onderregr. hadt, „ dat in<br />
„ de Roode Zee, alle dagen, een geregelde Ebbe en<br />
„ Vloed ging", Lib. II, c 11. Dit is al de verklaaring<br />
door HERODOTUS van dat verfchynzel gegeeven.<br />
Dan by de Ouden ontmoeten wy voorbeelden<br />
van onopletcenheid op gevallen, door agtenswaardige<br />
Schryvers verhaald, die heden ten dage verbaazend<br />
voorkomen. Schoon HERODOTUS, gelyk ik<br />
aangemerkt heb, een vry breed verhaal gaf van de<br />
Reis door SCYLAX volvoerd, neemen noch ALEX<br />
ANDER, noch diens Gefchiedfchryvers, deeze gebeurtenis<br />
eenigzins in opmerking. — Ik zal, hier naa ,<br />
gelegenheid hebben, om een nog merkwaardiger voorbeeld<br />
op te haaien, van de onoplettenheid der laatere<br />
Schryveren, op eene naauwkeurige befchryving, welke<br />
HERODOTUS van de Caspifehe Zee gegeeven<br />
hadt. Uit deeze en andere foortgelyke voorbeelden,<br />
welke het ligt zou vallen op te haaien, mogen wy befluiten,<br />
dat de ter loopfche vermelding van den geregeiden<br />
Vloed en Ebbe in de Roode Zee, geene genoegzaame<br />
reden oplevert, om het verhaal van AR<br />
RIANUS , wegens de verbaasdheid van ALEXAN-<br />
DER'S Krygsvolk, toen zy voor de eerfte keer de<br />
zonderlinge uitwerkzels van het Gety aan den Mond<br />
Van den Indus zagen, als ongelooflyk te verwerpen,<br />
c<br />
3<br />
t.<br />
AFDEE-<br />
L1MG.
ï<br />
AFDEE-<br />
LING.<br />
38 O N D E R Z O E K<br />
Heer D'AINVILLE, door dien re vergelyken<br />
mee de daadlyke gefteltenisfe des<br />
Lands, volgens de beste berigten, zo oude<br />
. als hedendaagfche, in ftaat geweest is de<br />
meeste Plaatzen aan te wyzen, welke NE<br />
ARCHUS opnoemt, met eene maate van<br />
zekerheid, die zo zeer tot eere (trekt van<br />
de geloofwaardigheid des Griekfchen<br />
Scheepsvoogds, als van den vlyt, de ge»<br />
'leerdheid en fchranderheid des Franfcheh<br />
Aardryksbefchryvers (b~). 3<br />
Op deeze wyze opende ALEXANDER<br />
eerst de deur der kennisfe van Indie aan<br />
de Volken van Europa, en het uitgebreide<br />
gedeelte daar van werd met grooter<br />
xaauwkeurigheid gade geflaagen, dan men<br />
zou hebben kunnen verwagten van den<br />
korten tyd, welken hy zich in dat Land<br />
onthieldt. Gelukkig werd een juist verslag,<br />
niet alleen van zyne Krygsverrigtin-<br />
"gen, maar van alles wat optekenenswaardig<br />
was in de Landen, waar deeze voorvielen,<br />
opgefteld in de Dagboeken van<br />
drie zyner voörnaamfte Bevelhebberen<br />
PIOLEMEus de Zoon van LAGÜS, ARI-<br />
STO-<br />
(b) Mem. de Literat. Tom. XXX. p. 132. &c.<br />
Hedendaags wordt de naam van Roode Zee aan de<br />
Arabifche Golf gegeeven; maar de Ouden noemden<br />
den 'Oceaan,die van die Golf na Indie loopt, de Erythrjaiifchi<br />
Zee, na Koning ERYTHRAS, van wien<br />
tóen niets meer weet dan den naam, welke, in 't<br />
Grieksch, Rood betékent. — Uit deeze toevallige betekenis<br />
des woords is het gevoelen ontïlaan, dat die<br />
Zee van eene andere kleur was dan andere Zeeën, en<br />
gevolg'.yk gevarrlyker te bevaaren. het in ['] beflootene<br />
is de VI Aantekening van ROBERTSO-M
WEGENS OUD INDIE. 39<br />
STOBULUS en NEARCHUS. De twee<br />
eerstgemelde hebben onzen tyd r.iet be-<br />
' reikt; doch het is waarfchynlyk dat de<br />
gewigtiglte byzonderheden, daar in vermeld,<br />
bewaard zyn; dewyl ARRIANUS<br />
betuigt, dezelve ais zyne Gidfen gevolgd<br />
•te hebben, in zyne Gefchiedenis des Krygstochts<br />
van ALEXANDER (V) ; een Werk,<br />
't geen, hoewel opgefteld, langen tyd naa<br />
dat Griekenland zyne Vryheid verlooren<br />
hadt, en in eene Eeuw, toen vernuft ea<br />
fmaak in verval geraakten,
i.<br />
AFDEE-<br />
LING.<br />
4o O N D E R Z O E K<br />
der dan twee duizend Steden (e). Zelfs<br />
in den bepaaldften zin, welken men kan<br />
geeven aan de onbepaalde benaamingen<br />
van Natten en Steden, is 'er bet denkbeeld<br />
van eene zeer groote maate van<br />
Volkrykheid in opgeflooten. Toen de<br />
Vloot de Rivier afzeilde, vondt men te<br />
wederzyden het Land, in geenerlei opzigt,<br />
minder dan het Gewest, waar over<br />
de Heerfchappy aan POUUS gegeeven<br />
was.<br />
Uit de Gedenkfchriften deezer Bevelhebberen,<br />
ontving Europa het eerfte egte<br />
berigt, wegens de Lugt- en Landsgefteltenisfe,<br />
de Voortbrengzels en Inwoonderen,<br />
van Indie; en, in een Land, waar<br />
de Zeden, de Gebruiken, en zelfs de<br />
Kleeding des Volks, bykans even beftendig<br />
en onveranderlyk zyn, als de gedaante der<br />
Natuure, beantwoorden de befchryvingen<br />
door ALEXANDER'S Bevelhebbers gegeeven<br />
, naauwkeurig aan 't geen men nu in<br />
Indie ziet, naa het verloop van twee<br />
duizend Jaaren. De vaste verandering der<br />
Saifoenen , nu bekend onder den \ naam<br />
van Monfoons ; de op een bepaalden tyd<br />
vallende Regens; het zwellen der Rivieren;<br />
de Overftroomingen daar door veroorzaakt;<br />
het voorkomen des Lands terwyl<br />
deeze duuren, worden alle in 't byzonder<br />
vermeld en befchreeven. Niet min<br />
naauwkeurig zyn de befchryvingen, welke<br />
zy opleveren van de Inwoonderen, hunne<br />
f>) ARRIAN. Lib, VI. c. 2.
WEGENS O U D I N D I E . 41<br />
re tedere en ranke geftalte, hun donkerverwige<br />
kleur, hun zwart ongekruld hair,<br />
hun katoene kleeding, hun leeven geheel<br />
van voedzel uit het Plantenryk, hun verdeeling<br />
in afzonderlyke .Stammen of Casten,<br />
welker Leden nooit door huwelyk<br />
zich ondereen vermengen; de gewoonte<br />
der Vrouwen om zch nevens hunne afgeftorvene<br />
Mannen te verbranden, en<br />
veele andere byzonderheden, in welke-alle<br />
zy volmaakt gelyken op de hedendaagfche<br />
IJindoos. In een breedfpraakig verflag,<br />
omtrent dit alles te treeden, zou hier ontydig<br />
zyn; maar dewyl het onderwerp,<br />
fchoon weetenswaardig en belangryk, ons<br />
onvermydelyk zou brengen tot ontvouwingen,<br />
niet wel ilrookende met den aart<br />
van een Gefchiedkundig Werk, zal ik<br />
myne gedagten daarover befpaaren tot<br />
een AANHANGZEL, 't geen ik my heb<br />
voorgefleld aan dit GESCHIEDKUNDIG<br />
ONDERZOEK te hegten, in hoope dac<br />
het eenig bykomend licht moge verfpreiden<br />
, over den oorfprong en natuur van<br />
den Handel op Indie.<br />
Hoe veel cok de Wesrer-wereld aan<br />
den Tocht van A L E X A N D E R verfchuldigd<br />
was, vóór de kennis van Indie, doorzog!<br />
hy Hechts een klein gedeelte van dac<br />
uitgeftrekc Land. Zyne Krygsverrigringen<br />
breiden zich niet verder uit, dan het hedendaagsch<br />
Landfchap Lahor, en de Landen<br />
aan de oevers van den Indus van<br />
Moultan tot de Zee. Deeze, nogthans,<br />
werden bezien met die maate van naiuw-<br />
C 5 keu<br />
|<br />
AFDES-<br />
LING.
4 2 O N D E R Z O E K<br />
l keurigheid, welke ik reeds vermeld heb.;<br />
AFDEE . en 'c is eene byzonderheid, die in op<br />
LING. merking verdient genomen te worden,<br />
.dat* dit gedeelte van Indie, 't welk de<br />
Europeaanen eerst intraden, en waar mede<br />
zy, in ouden tyde, best bekend waren,<br />
thans minder bekend is dan bykans eenig<br />
ander gedeelte van dat vaste Land (/)•<br />
noch Koophandel, noch Oorlog, aan welke,<br />
door alle Eeuwen heen, de Aardrykskunde<br />
haare verbeteringen voornaamlyk te<br />
danken hebbe, heeft eenig Volk van Europa<br />
aangezet, om 't zelve op te zoeken,<br />
en nader te bezigtigen.<br />
Indien een vroegtydige dood geen einde<br />
gemaakt hadt aan de Regeering van den<br />
Maccdonifchen Held, hebben wy reden om<br />
te denken, dat Indie, door de Ouden, volkomener<br />
zou opgefpeurd zyn, en dat de<br />
Heerfchappy der Europeaanen 'er zich<br />
twee duizend Jaaren vroeger zou gevestigd<br />
hebben. Toen ALEXANDER in Indie,<br />
rukte, hadt hy iets meer op 't oog dan<br />
een kortftondïgen inval, 'c Was zyn plan,<br />
dat uirgeftrekte en ryke Land aan zyn<br />
Ryk te hegten, en fchoon de wederftree-<br />
/ende geest zyns Legers hem, op dien<br />
i :yd, noodzaakte de voortzetting van dit<br />
>ian op te fchorten, was hy verre van<br />
1<br />
] iet te laaten vaaren. Een algemeene<br />
1 >efchouwing van de maatregelen, door<br />
I lem ten dien einde aangewend, voor te<br />
C raagen, derzelver voeglykheid en waarfchyn-<br />
(ƒ) RENNELL, Mem. p. 114.
WEGENS OUD INDIE. 43<br />
fchynlyk flaagen aan te wyzen, is niet<br />
vreemd van het onderwerp deezes Ondersoeks,<br />
en zal ons een juister denkbeeld,<br />
dan gewoonlyk, doen vormen, van het<br />
oorfpronglyk vernuft en de uitgebreide<br />
Staatkundige Wysheid, waar in deeze vermaarde<br />
man uitvlak.<br />
Toen ALEXANDER Beheerfcher werd<br />
van het Perfijche Ryk, befpeurde hy<br />
vroeg, dat hy, met al de magt van zyne<br />
Erfheerfchappye, verfterkt door de Krygsbenden,<br />
welke de invloed, dien hy ver^<br />
kreegen hadt over alle de Staaten. van<br />
Griekenland, hem in ftaat ftelde daar te<br />
werven, geen hoope kon fcheppen om<br />
Landen, zo uitgeftrekt en volkryk,in onderdaamgheid<br />
te houden; dat, om zyn Gezag<br />
zeker en duurzaam te maaken, 't zelve gevestigd<br />
moest weezen in de genegenheid<br />
der Volken door hem te onder gebragt,<br />
en gehandhaafd worden door hunne Wa?<br />
penen: en dat, om dit voordeel te verwerven,<br />
alle onderfcheidingen tusfchen de<br />
Overwinnaars en de Overwonnenen moesr<br />
ten vernietigd , en zyne Europifche en<br />
Ajiaüfche Önderdaanen, met elkander, tot<br />
één lichaam gebragt worden: zo dat zy<br />
één Volk waren, door het gehoorzaamen<br />
van dezelfde Wetten, door het aanneemen<br />
van dezelfde Zeden, Inftellingcn en Tugt.<br />
Hoe fchoon dit plan van Sotedsattié<br />
mogt weezen, en welgefchikt tot het bereiken<br />
van .zyn oogmerk, kon niets fneei<br />
aanioopen tegen de begrippen en vooroordeelen<br />
zyner Landsgenooten. De Grieken<br />
koes-<br />
I.<br />
AFDEE'<br />
LINO.
44 O N D E R Z O E K<br />
I. koesterden zulke hoogvliegende denkbeel-<br />
AFDEE . den van de hoogte, tot welke zy waren<br />
LING. opgevoerd, door Befchaafdheid en Wee-<br />
, tenfchap, dat zy de rest des Menschdoms<br />
naauwlyks voor Natuurgenooten fchynen<br />
te hebben willen erkennen. Aan alle andere<br />
Volken gaven zy de vernederende benaaming<br />
van Barbaaren, en beweerden,<br />
in gevolge van hunne eigene hooggeroemde<br />
meerderheid, het regt van Heerfchappy<br />
over hun te bezitten, op dezelfde wyze<br />
als de Ziel over het Lichaam heerscht,<br />
en de Mensch over de onredelyke Dieren.<br />
Hoe buitenfpoorig deeze aanmaatigingons<br />
nu moge voorkomen, dezelve vondt, tot<br />
fchande der oude Wysbegeerte, ingang in<br />
alle de Schooien. AR isÏ OTE LE s, vervuld<br />
met dit gevoelen, tot welks onderfchraaging<br />
hy bewyzen, die eer fyngefponnen<br />
dan bondig mogen heeten (g), bybrengt,<br />
raadde ALEXANDER de Grieken<br />
als Onderdaanen. en de Barbaaren als<br />
Slaaven te beheerfchen, de eersrgemelden<br />
als Medegenooten, de laatstgenoemde als<br />
Schepzels van een minderen rang aan te<br />
merken (h) Maar de gevoelens van den<br />
Kweekeling waren min bekrompen dan die<br />
zyns Leermeesters, en zyne ondervinding,<br />
in het beheerfchen der Menfchen, leerde<br />
den Monarch, wat de hefpiegelende<br />
Wcetenfchap yan den Wysgeer niet ontdek- -<br />
te.<br />
f» AR is TOT. Folit. F. c. 3 — 7.<br />
O) Pr, UT. de Fortuna Alex. Orat. I p. 30".<br />
VOL Vil. Ed. Reisie. STRABO, Lib. I. p. 116 A.
WEGÉNS O U D I N D I E . 45<br />
te. Korten tyd naa de overwinning van I.<br />
Arbela,namen ALEXANDER, en, op zyn AFDEEaanraaden,<br />
veelen zyner Krygsbevelhebbe- LING.<br />
ren, de Perfifche Kleeding aan, en fchikten<br />
zich naar veele hunner Gewoonten.<br />
Ten zelfden tyde zette hy de Perfifche<br />
Edelen aan om de Zeden der Macedoniëren<br />
té volgen, de Griekfche taal te leeren,<br />
en fmaak te vinden in de fchoonheden<br />
der fraaije Schryveren in die taaie,<br />
toen algemeen beoefend en bewonderd.<br />
Om de vereeniging volkomener te maaken,<br />
befloot hy eene der Dogteren van DA<br />
RIUS te trouwen, en koos Vrouwen voor<br />
honderd " zyner voornaamfle Officieren, uit<br />
de aanzienlykfte Perfifche Familien. Hunne<br />
Egtverbintenisfen werden met veel<br />
pragts en feestlykheids gevierd, tot groote<br />
blydfchap des overwonnen Volks. In naavolging<br />
dier voorbeelden, trouwden meer<br />
dan tien duizend Macedoniërs, van minder<br />
rang, Perfifche Vrouwen; aan elk deezer<br />
gaf ALEXANDER een Huwelyksgefchenk,<br />
ten blyke van zyne goedkeuring<br />
huns gedrags (i).<br />
[ALEXANDER was zo zeer bedagt,<br />
om deeze vereeniging zyner Onderdaanen<br />
Volkomen te maaken, dat men, naa zynen<br />
dood, onder andere grootfche plans door<br />
hem ontworpen, een befluit vondt, om<br />
verfcheide nieuwe Steden te bouwen, ee-<br />
. 3 ni-<br />
T) ARRIAN. Lib. VIL c. 4. PLUT. de Fort.<br />
Ahx p 304.
O N D E R Z O E K<br />
t nige in Afia, en eenige in Europa, dia<br />
AFDEE- in Afia mee Europeaanen, en die in Eu<br />
LING. ropa met Afiaanen, te bevolken, „ ten<br />
„ einde door hun over en weder trou-<br />
„ wen, en het uitwisfelen van goede dien-<br />
„ ften, de Inwoonders van deeze twee<br />
„ groote Landen, allengskens, eene gelyk-<br />
„ heid van gevoelens mogten krygen, en<br />
aan elkander door onderlinge toegene-<br />
„ genheid verbonden worden" (£).]<br />
Onophoudelyk arbeidde ALEXANDER<br />
öm zyne Europifche en Afiatifche Onderdaanen<br />
door de onverbreeklykfte banden<br />
aan elkander te hegten; dan hy liet de<br />
zekerheid zyner nieuwe vermeesteringen<br />
niet geheel daar op aankomen. In elk<br />
Land, door hem te ondergebragt. koos hy<br />
bekwaame Standen , waar hy Steden bouwde<br />
en verfterkte; in deeze plaatlle hy bezettingen<br />
i, deels beflaande uit zodanige<br />
Inboorelingcn, als zich naar de Griekfche<br />
Zeden en tugt fchikten, deels uit zulken<br />
zyner Europifche Onderdaanen, als afgemat<br />
waren door de vermoeienisfen van den<br />
Krygsdienst, en na rust baakten in een<br />
beftendig verblyf. Deeze Steden waren<br />
menigvuldig, en dienden niet alleen als<br />
een keten van posten, om de gemeenfchap<br />
tusfehen de onderfcheide Landen zyner<br />
Heerfchappye te bewaaren; maar als Sterkten<br />
om het vermeesterde Volk in vrees<br />
. ik) DIOD srcuL Lib XFIIL c. 4. Dit is de<br />
VII Aantekening van ROBERTSON.<br />
en
WEGENS O U D I N D I E . 47<br />
en bedwang te houden. Dertig duizend I.<br />
zyner nieuwe Onderdaanen in deeze Ste- , i.FDSEden<br />
geoefend, en naar de Europifche wy LING.<br />
ze gewapend, vertoonden zich voor ALEX- .<br />
ANDER, te Sufa, en werden door hem<br />
gevormd in dat gedrongen en vast lichaam<br />
van Voetknegten, by den naam van de<br />
' Phalanx bekend, 't welk de fïerkte van<br />
een Macedonisch Leger uitmaakte. Maar,<br />
om zeker te gaan van het gezag over deeze<br />
nieuwe Krygsbende, en dezelve kragtiger<br />
te doen werken, bepcialdehy, dat eik<br />
Bevelhebber, 't zy hooger of laager van<br />
rang, een Europeaan zou weezen. Naardemaal<br />
het menschlyk vernuft, in dezelfde<br />
omftandigheden, natuurlyk de toevlugt neemt<br />
tot dezelfde hulpmiddelen, hebben de Europifche<br />
Mogenheden, die tegenwoordig<br />
in hunne Indifche Gewesten een groot<br />
aantal Inboorelingen in Krygsdienst neemen,<br />
dezelfde grondregels in bet oprigten<br />
der Troepen gevolgd; en, waarfcbynlyk<br />
zonder zulks te weeten, hunne Battalions<br />
Scapoys gevormd, op dezelfde beginzelen<br />
als A L E X A N D E R zyn Phalanx<br />
van Perfiaanen.<br />
Hoe verder A L E X A N D E R zyne Overwinningen<br />
voortzette aan de oevers v?.n<br />
den Euphraat, welke aangemerkt mogen<br />
worden als het middelpunt zyner Heerfchappye.<br />
vondt hy het noodig een grooter<br />
getal van Steden te bonwen , en te<br />
verfterken. Verfcheide deezer, ten Oosten<br />
en ten Zuiden van de Caspifche Zee,<br />
worden door de oude Schryveren vermeld<br />
:
t.<br />
AFUER-<br />
LING.<br />
48 O N D E R Z O E K<br />
mëlds cn in Indie zelve ftigtte hy twee<br />
Steden op de oevers van de Hydaspes,<br />
en een derde aan die van de Acefmes,<br />
beide bevaarbaare Rivieren, die, naa derzclver<br />
Stroomen vereenigd te hebben, in<br />
den Indus vallen (7). — Uit de keus dier<br />
Standplaatzen is het blykbaar, dat hy ten<br />
oogmerke hadt, eene gemeenfchap met<br />
Indie open te houden, niet alleen te land,<br />
maar ouk ter zee. 't Was voornaamlyk<br />
met uitzigt op dit laatfte, dat hy, (gelyk<br />
ik reeds heb aangemerkt,), de vaart van<br />
den Indus met zo veel naauwkeurigheids<br />
on-<br />
(7) Het fchynt een algemeen aangenomen gevoelen,,<br />
dat ALEXANDER niet meer dan twee Steden<br />
in Indie bouwde, Nic^ea en Btic phalia, gelegen<br />
aan de Ilydaspes, de tegenwoordige 'Ckelum, en dat<br />
CRATERUS het opzigt hadt over beider bouwing,;<br />
Maar het is openbaar uit ARRIAN. Liki F. Cap.<br />
tilt , dat hy eene derde Stad fligtte aan de Acefines,<br />
nu de Jenaub,onder het beftuur van HÉPIIESTION;<br />
en, indien het zyn oogmerk ware, om het bewind<br />
over het Land te houden,' fchynt etne verfterkte<br />
plaats, aan een der Rivieren ten Zuiden van de<br />
Ilydaspes, ter bereiking daar van, noodig geweest<br />
te zyn. Dit gedeelte van Indie is, in de laatfté<br />
tyden, zo weinig bezogt, dat men,met gee'ne moge-'<br />
lykheïd, de nette ligging dier Steden konne aanwyzen.<br />
Indien p. TIEFFENTHALER grond heeft voor<br />
zyne gisfing, dat de Rivier, thans Rauvee geheeten,<br />
de Actftnes van ARRIANUS is, BERNOUILLI, Vol.<br />
F. p. 39, wordt het waarfchynlyk, dat deeze Stad<br />
niet verre- van Lahore gebouwd was, een der gewigtigfie<br />
plaatzen in dat gedeelte van Indie, en, in de<br />
dyeen Ahbery , voor een Stad van zeer hooge oudheid<br />
opgetekend. Maar RENNELL geeft, myns oor'ieels,<br />
goede redenen op, om te veronderftellen, dat<br />
la Jenaub de Acefines der Ouden is.
WEGENS OUD INDIE. 49<br />
onderzogt. Met het zelfde oogmerk be<br />
zag hy, by zyn wederkeeren van Sufa,<br />
in perfoon, den loop van den Euphraat en<br />
Tiger, en gaf last tot het wegneemen der<br />
dammen , dje de oude Monarchen van<br />
Perfie, daar toe aangezet door een byzon-<br />
der voorfchrift van hunnen Godsdienst, 'i<br />
welk hun geboodt met de uiterfle zorgvuf<br />
digheid zich te wagten voor het befmetter<br />
van een der Hoofdftoffen, gelegd hadder I<br />
by de monden deezer Rivieren, om hunnei l<br />
Onderdaanen den toegang tot den Oceaai<br />
te beletten (nf). Door de Zeevaart in dee<br />
ze r •<br />
Cm") ARRIAN, Lib. Vï. c. 7. STRAB. Lib. XV<br />
p. 1074. De Godsdienftige zwaarigheden , welke d a<br />
Per feu maakten om eene reis ter Zee te doen, ware i<br />
by de Ouden bekend. P L I N I U s verhaalt, van ee 1<br />
der Magi, door TIRIDATES na Keizer NERO te 1<br />
Gezant gezonden: Navigare nolwrat quoniam ez<br />
fpuere in Maria, aliisqtie tnortalium necesfitatibu t<br />
violare naturam eam, fas non putant. Nat. Hisi<br />
Lib. XXX. c. 2. Deeze afkeer van de Zee ftrekte 1<br />
zy zo verre uit, dat, volgens de waarneeming va 1<br />
een welonderrigten Gefchiedboeker, geen Stad va |<br />
eenige bedüidenis in hun Ryk aan den Zeekant g<<br />
bouwd was; AMMIAN. MARCEL. Lib. XXIII. c. (<br />
Wy leeren uit Dr. HYDÊ, hoeonmiddelyk deezedenl<br />
beelden verbonden waren met de Leerftellingen vr rt<br />
ZOROASTER, Rel. Vet. Pcrf. Cap. VI. In alle c e<br />
Oorlogen der Perfen met Griekenland, beftonden c d<br />
vlooten van den Grooten Koning, geheel en al, 11 it<br />
Schepen verfchaft door de Pheniciers, Syriers, t .e<br />
vermeesterde Landfchappen van Klein Afia, en < le<br />
nabygelegene Eilanden. HERODOTUS en DIOD<<br />
RUS SICULUS vermelden hoe veel ieder Land o<br />
bragt om de vloot zamen te ftellen van twaalf ho 1'derd<br />
Schepen, met welke XERXES in Griekenlai<br />
viel, en onder deeze is 'er geen één aan Perfie t $<br />
hoorende. Hier by is het niet ongepast óp te m<<br />
e-<br />
D ke<br />
;f-<br />
I<br />
I.<br />
AFDEE-<br />
LING.
U<br />
5o O N D E R Z O E K<br />
zer voege te openen, ftelde ALEXANDER<br />
AFDEE - zich voor , dat de kostbaare Koopwaaren<br />
LING. van Indie uit de Perfifche Golf zouden ge-<br />
- voerd worden , in de binnenfte gedeelten<br />
van zyne Afiatifche Heerfchappyen, terwyl<br />
dezelve, over de Arabifche Golf, na Alexandrie<br />
zouden gaan, en van daar verder<br />
de wereld door.<br />
Hoe groot en wydftrekkend deeze ontwerpen<br />
ook mogten weezen , de voorzorgen<br />
genomen , en de fchikkingen gemaakt om<br />
ze te volvoeren, waren zo veelvuldig en<br />
zo goed, dat ALEXANDER reden te over<br />
hadt , om op een gelukkigen uitflag te<br />
hoopen. Ten tyde dat de muitzieke geest<br />
zyner Krygsknegten hem noodzaakte zyne<br />
Krygsverrigtingen in Indie te ftaaken, hadt<br />
hy den ouderdom van dertig jaaren nog niet<br />
bereikt. In dit onderneemvolle tydvak des<br />
leevens, moest een Vorst, van een zo werkzaamen<br />
, volftandigen en onvermoeiden<br />
aart,<br />
ken, dat, volgens HERODOTUS, wiens gezag onbetwistbaar<br />
is in dit ftuk, de Vloot onder het bevel<br />
ftondt van ARIABIGINES, een Zoon van DARIUS,<br />
die verfcheide Satrapen van hoogen rang onder zyn<br />
bewind hsdt; Perfen zo wel als Meden dienden als<br />
Soldaaten aan boord, HEROD. Lib. VII. c. 96. 97,<br />
Door welke beweegredenen, of op welk gezag, zy aangezet<br />
werden, in deezer voege te handelen, kan ik<br />
niet verklaaren. Ter oorzaake van eenige GodsdienlUge<br />
zwaarigheden, gelyk aan die der Perfen, weigeren<br />
veelen der Inboorlingen van Indostan , heden<br />
ten dage, aan boord van een Schip te gaan of ter Zee<br />
te dienen, en nogthans hebben, in zommige gevallen,<br />
de Seproys, in dienst der Europifche Mogenheden ,<br />
deeze fchroomvalligheden overwonnen, ;
WEGENS O U D I N D I E . 51<br />
aart, welhaast middel gevonden hebben, I.<br />
om een geliefd plan, lang bedoeld, te AFDEEhervatten.<br />
Indien hy Indie ten tweede L1NG.<br />
maale hadt aangevallen, zou hy, als de<br />
eerfte keer, niet in de noodzaaklykheid<br />
geweest zyn , zich den weg te baanen<br />
door vyandlyke en onbezogte Gewesten,<br />
by eiken flap opgehouden door Volken en<br />
Staramen van Barbaaren, wier naamen<br />
nooit in Griekfche ooren klonken. Geheel<br />
Afia van de Stranden der Jonifche Zee,<br />
tot de oevers van de Hyphafis, was dan<br />
aan zyne Heerfchappye onderworpen geweest<br />
; en door die verbaazende uitgeftrektheid<br />
Lands, hadt hy zulk een aantal<br />
Steden of verfterkte Plaatzen (/z) gebouwd<br />
,<br />
(V) De Heer LE BARON de SAINTE-CROIX<br />
fchynt, in zyne verftandige en geleerde Critique des<br />
Historicns d'Alexandre le Grand, p. 96, eenigen<br />
twyfel te koesteren, ter aanziene van het getal der<br />
Steden, welke ALEXANDER gezegd wordt gebouwd<br />
te hebben. PLUTARCHUS,
5* O N D E R Z O E K<br />
I. bouwd, dat zyne Legers met veiligheid<br />
AFDEE - hun optocht zouden hebben kunnen voort<br />
LINO. zetten , terwyl zy een geregelde opvolging<br />
. van Voorraad-verzamelplaatzen tot leevensonderhoud<br />
vonden. Ook zou het ALEX<br />
ANDER niet bezwaarlyk gevallen zyn<br />
om eene Legermagt te veld te brengen,<br />
fterk genoeg om een Land, zo uitgeftrekt<br />
en volkryk als Indie, te vermeesteren.<br />
Zyne Onderdaanen in 't Oosten, gelyk<br />
zyne Europifche, in Krygstugt opgèbragt<br />
hebbende, prikkelde hun gewis de eerzugt<br />
om hunne Onderwyzers na te volgen en<br />
te evenaaren: en ALEXANDER ZOU niet<br />
alleen Volk geworven hebben in de beperkte<br />
Landfchappen van Macedonië en<br />
Griekenland, maar in de wydflrekkende<br />
Ryken van Afia, 't welk, door alle Eeuwen<br />
heen, met talryke Legerbenden, den<br />
Aardbodem bedekt en het Menschdom verbaasd<br />
Schoon de Grieken, bezield met liefde tot de Vryheid<br />
en vnn hun Vaderland, weigerden zich in het<br />
Perfisch Ryk neder te zetten, terwyl het onder de<br />
Heerfchsppy flondt der Perfifche Monarchen, zelfs<br />
wanneer zy daar toe door het uitzigt op groote voordeden<br />
werden uitgelokt veranderde, gelyk de Heer<br />
DE SAINTE-CROIX aanmerkt, dit geheel, toen dat<br />
Ryk onderworpen was aan de Griekfche Heerfchappy ,<br />
en zy zich daar , niet als Onderdaanen , maar als<br />
Meesters, konden nederzetten. Beide ALEXANDER,<br />
en diens Opvolgers betoonden veel oordeels in de<br />
keuze der plaatzen, waar zy hunne Steden bouwden.<br />
Seleucia, door SELEUCUS gegrondvest, moest voor<br />
Alcxandria alleen onderdoen in getal van Inwoonderen<br />
, Rykdom en aangelegenheid; Mr. G I B-<br />
BON, Vol. I. p. 250. M. D'ANVILLE, Mem. ie<br />
Litterat. XXX.
WEGENS OUD INDIE. 53<br />
baasd heeft. Warneer hy arm 't hoofd Ti<br />
van zulk een ontzagiyke magt de Grenzen ^FnEEvan<br />
Indie bereikt hadr. moge hy die be LtNG.<br />
treeden hebben in omftandigheden, wyd<br />
verfchillende van die op zyn eerften Tocht.<br />
Hy hadt daar een vasten voet, deels door<br />
de Bezettingen, welke hy liet in de dre<br />
Steden door hem gebouwd en verfterkt;<br />
deels door zyn Verbond met TAXILES<br />
en v o RUS. Deeze twee Indiaanfche<br />
Vorflen, gewonnen door A L EX AN D E R'S<br />
menschlievenheid en weldaadigheid, die,<br />
daar zy deugden waren, in de oude wyze<br />
van Oorlog voeren zeer zeldzaam ten<br />
toon gefprèid, een hooger maat van bewondering<br />
en dankbaarheid verwekten, waren<br />
getrouw gebleeven in hunne verknogtheid<br />
san de Macedoniërs. Verfterkt door<br />
hunne Krygsbenden, en geleid door hun<br />
onderrigt," zo wel als door eigen ondervinding<br />
opgedaan in vroegere Veldtochten<br />
, zou A L E X A N D E R een fchielyken<br />
voortgang gemaakt hebben in een Land,<br />
waar elk Invaller, van zyn tyd af tot heden<br />
toe, gelukkig gedaagd is.<br />
Maar dit, en alle zyne andere fchirtorende<br />
ontwerpen, liep op eens ten einde,<br />
door zynen vroegtydigen dood. Nia deezen<br />
egter, vielen 'er Gebeurtenisfen voor,<br />
die de juistheid der even opgegeevene befpiegelingen<br />
ophelderen en bekragtigen,<br />
door de treffendfte en voldingendfte blykbaarheid.<br />
Toen dat groote Ryk, *t welk 't<br />
verheeven verftard van ALE X A N DE R vereenigd<br />
en in onderdaanigheid gehouden<br />
D 3 hadt.
54<br />
O N D E R Z O E K<br />
I. hack, niet langer zyn bedwingend opzigt<br />
AFDEE- gevoelde, werd het gefcheurd, en de on-<br />
LING. derfcheide Landfchappen werden aanvaard<br />
door zyne voornaatnfte Bevelhebberen, en<br />
onder hun verdeeld. Uit eerzugt, nayver<br />
en perfoonlyke veete, wendden zy welhaast<br />
de Wapenen tegen elkander: en dewyl<br />
verfcheide deezer Opperhoofden zeer<br />
uitftaken in Staat- en Krygskunde , duurde<br />
de twist lang, en werd met veel kansen<br />
lot-wisfelingen voortgezet. Te midden<br />
van deeze veelvuldige fchokken en<br />
Omwentelingen daar door veroorzaakt, bevondt<br />
men, dat de maatregels,door ALEX<br />
ANDER genomen, tot behoudenisfe zyner<br />
vermeestei ingen, met zo veel fchranderheid<br />
beraamd waren, dat, naa de eindelyke<br />
herftelling der ruste, de Macedonifche<br />
ïleerfchappy gevestigd bleef in elk gedeelte<br />
van Afia, en geen een Landfchap<br />
hadc het juk afgefchud. Zelf Indie, hec<br />
verst afgeleegen Land der vermeesteringen<br />
van ALEXANDER, bleef gerust onderworpen<br />
aan PYTHO, den Zoon van<br />
A G E N o R , en vervolgens aan SELEUCUS,<br />
die elkander in de beheerfching, over dac<br />
gedeelte van Afia, opvolgden. Po RUS<br />
en T A x i L E s weeken , niet tegenflaande<br />
het overlyden huns Weldoeners, niet af<br />
van hunne onderwerping aan het Gezag<br />
der Macedoniëren, en deeden geene pooging<br />
altoos tot het herkrygen hunner onafhangelykheid.<br />
Geduurende de hoogloopende gefchillen,<br />
over Magc en Meesterfchap, onder<br />
de
WEGENS OUD INDIE. 55<br />
$$ O N D E R Z O E K<br />
bezitten (o). Maar wy kunnen, op zyn<br />
AFDEg- getuigenis, indien het niet door anderen<br />
LINO. bevestigd wordt, geenzins afgaan. PLU-<br />
ÏARCHUS fchynt te beweeren, dat SE<br />
LEUCUS diep in Indie doordrong; doch<br />
die agtenswaardige Schryver fteekt meer<br />
uit in keurige Charactertrekken op te leveren<br />
, en de gelukkige keuze der omftandigheden,<br />
die dezelve onderfcheidend<br />
kenmerken, dan in de keurigheid zyner<br />
Gefchiedkundige nafpeuringen. PLINIUS,<br />
wiens gezag meer afdoet, fchynt het als<br />
zeker aan te merken, dat SELEUCUS met<br />
zyne Wapenen doordrong in de Landfchappen<br />
van Indie, door ALEXANDER nooit<br />
bezogt (p). De plaats, in welke hy<br />
daar van /preekt, is eenigzins duister;<br />
doch fchynt in te fluiten, dat SELEU<br />
CUS opgetrokken was van de Hyphafis<br />
tot den Hyfudrus, en van daar na Palibothra,<br />
en verder na den Mond van de<br />
Ganges. De afftanden van de voornaamfte<br />
Posten, op deezen Tocht, bedraagen<br />
£244 Romeinfche Mylen. In deezen zin<br />
verftaat de Heer BAYER de woorden<br />
van PLINIUS (q); doch bet komt my<br />
hoogst onwaarfchynlyk voor, dat de Krygstocht<br />
van SELEUCUS, na Indie, lang genoeg<br />
geduurd konne hebben, om tyd te<br />
CO JUSTIN. Lib. XF. c. 4.<br />
i ?« 37*<br />
vin-<br />
OJ PLIN. Nat. Hist. Lib. VI. c. 17.<br />
fy) MAYBR, Mist. Rcgni Gracorum Ba&riani.
WEGENS OUD INDIE. S7<br />
vinden tot verrigtingen van zulk eene uitgeilrektheid.<br />
Was SELEUCUS zo verre<br />
in Indie gekomen als de Mond van den<br />
Ganges, dan zouden de Ouden eene naauwkeuriger<br />
kennis van dat gedeelte des Lands<br />
gehad hebben, dan blykt dat zy ooit bezaten<br />
(>)•]<br />
Wat hier van ook zyn moge, SELEU<br />
CUS zou waarfchynlyk veel verder gegaan<br />
zyn , indien hy zich niet genoodzaakt<br />
gevonden hadt, het voortzetten van deezen<br />
loop te eindigen, om zich aan te<br />
kanten tegen AN TIGONUS, die zich toerustte<br />
om de Landen, aan SELEUCUS<br />
onderworpen, aan de fpitze van eene ontzaglyke<br />
Legermagt aan te tasten. Eer hy<br />
zyn Optocht na den Euphraat begon,<br />
floot hy een Verdrag met SANDRACOT-<br />
T u S ; in gevolge, waarvan die Monarch<br />
het Koningryk, door hem verkreegen,<br />
gerust behieldr. Maar de magt en de bezittingen<br />
der Macedoniër en fchynen ongefchonden<br />
gebleeven te zyn, geduurende<br />
de Regecring van SELEUCUS, die twee<br />
en veertig Jaaren , naa den dood van ALEX<br />
ANDER, een einde nam.<br />
Met oogmerk om eene vriendlyke gemeenfchap<br />
met SANDRACOTTUS aan te<br />
kweeken, koos SELEUCUS een Bevelhebber,<br />
M AGAST HEN ES geheeten, die ALEX<br />
ANDER op den Tocht na Indie vergezeld<br />
r» Dit is de XI Aantekening van den Heer RQ-<br />
11R T S O N.<br />
D 5<br />
I.<br />
AFDEE-<br />
LING.
AFDEE<br />
58 O N D E R Z O E K<br />
I. zeld hebbende, eenige kennis- van het<br />
LtNG.<br />
- Land en de Zeden der Inboorelingen bezat<br />
, en zondt deezen als Afge/ant na Pa-<br />
. libothra (V). In deeze wydberoemde Hoofdftad<br />
van de Prafy, aan de oevers van de<br />
Ganges gelegen, onthieldt zich M A G AS-<br />
T H E NES verfcheide Jaaren, en was, naar<br />
allen fchyn, de eerfte Europeaan, die immer<br />
deeze groote Rivier befchouwde, dezelve<br />
overtreft alle andere in de Oude<br />
Wereld, in uitgeftrektheid (7), en is niet<br />
min uitfteekend van wegens de Vrugtbaarheid<br />
der Landftreeken, door weike zy<br />
heenen vloeit. — Deeze Reis van MAGAS-<br />
T H E N ES , na Palibothra, fchonk den Europeaanen<br />
kundigheid aan een wyduitgeftrekt<br />
Land , waarvan zy voorheen niets wisten :<br />
want A L E X A N D E R toog Zuid - Oostwaards<br />
niet verder op , dan tot dat gedeelte<br />
van de Rivier Hydraotes of Rauvee,<br />
waar de hedendaagfche Stad Lahore ligt,<br />
en Palibothra, welks ligging ik als eene<br />
groote hoofdzaak in de Aardrykskunde van<br />
Oud Indie, met alle aandagt heb nagegaan,<br />
fchynt<br />
(V STRASO, Lib. ff. p. 121. &c. ARRIAN.<br />
Hist. hid. pasfira.<br />
Qtj RENNELL geeft 'er ons een verheeven<br />
denkbeeld van, door ons te berigten, „ dat de Gan-<br />
„• ges , naa dat dezelve voortgefprooten is in een<br />
„ bergagtig land, waar door zy meer dan acht hon-<br />
„ derd mylen loopt, Mem. p. 233, onder het ftroo-<br />
„ men door de vlakten, elf Rivieren ontvangt, van<br />
„ welke eenige zo groot zyn als de Rhyn, en geene<br />
,, kleinder dan de Theems , behalven veele andere<br />
„ van minder beduidenisfe, p. 257.
WEGENS OUD INDIE. 59<br />
fchynt my toe dezelfde Stad te weezen met<br />
de hedendaagfche Stad Allahabad, by den<br />
zamenloop der twee groote Rivieren Jumma<br />
en Ganges (v). Naardemaal de weg van<br />
La-<br />
00 In het bepaalen der ligging van Palibothra ,<br />
heb ik het gewaagd van den Heer RENNELL te ver»<br />
fchillen , en dit doe ik met wantrouwen. Volgens<br />
STRABO was Palibothra gelegen aan de vereeniging<br />
van de Ganges, met eene andere Rivier, Lib. XF. p.<br />
1028. A. ARRIANUS is hier over nog uitdruklyker.<br />
Hij plaatst Palibothra aan de zamenvloeijing van de<br />
Ganges en de Erranaboas, welke laatfte hy befchryfc<br />
als kleinder dan de Ganges en de Indus; maar grooter<br />
dan eenige andere bekende Rivier; Hist. Ind. c. IOJ<br />
•Deeze berchryving der ligging ftrookt volmaakt met<br />
die van Allahabacl. P. BOUDIER, aan wiens waarneemingen<br />
de Aardrykskunde van Indie veel verfchuldigd<br />
is, zegt-, dat de Jumna, by haare vereeniging<br />
met de Ganges, hem in grootte niet minder voorkwam<br />
dan die Rivier; D'ANVILLE Antiq. de Pinde. p. 53<br />
Allahabad is de naam aan die Stad gegeeven dooi<br />
den Keizer AKBAR, die 'er een fterk Kafteel oprigtte<br />
van 't welk wij een fraaije aftekening hebben , uitge<br />
geeven door Mr. HODGES, NO. IF. of his SeleL<br />
Fiemvs in India. De oude naam, by welken zy noj<br />
bekend is onder de Hindoos, is Praeg of Piyag, ei [<br />
het volk des Landfchaps wordt Praegi geheeten; ' :<br />
'welk eene fterke overeenkomst heeft met Prafy, d<<br />
•oude benaaming des Koningryks waar van Palibothiu [<br />
de Hoofdftad was; p. TIEFFENTHALER cte BER<br />
NOUILLI. Tom. I. p. 223. D'ANVILLE, p. 56<br />
Allahabad is zulk eene bekende zetel van de Gods<br />
dienftigheid der Hindoos, dat zy den naam draag<br />
t<br />
van de Koning der Godsdienflig vereerde Plaatzen<br />
D e<br />
Ayeen Akbery, Vol. I'. p. 35- grond daa r<br />
„ omheenen, tot de uitgeftrektheid van veertig mylen<br />
„ wordt voor heiligen Grond gehouden. De Hin<br />
„ doos gelooven , dat, wanneer iemand te deezer plaai<br />
„ ze fterft, hy in zyne naastvolgeude wedergeboort<br />
ontvangen zal wat hij wenscht. Schoon zy leeraf<br />
„ rei<br />
I.'<br />
AFDEE<br />
1<br />
LING.
6a O N D E R Z O E K<br />
T. Lahore na Allahabad door eenige der<br />
AFDEE . bestbebouwde en ryklle Landfchappen van<br />
LING.<br />
In-<br />
,. ten lat Zelfmoord in 't algemeen door pynigen hier<br />
„ n: naals zal geftraft worden, merken zy het nog-<br />
„ thans als verdienstlyk in iemand aan, dat hy zich<br />
„ te Allahabad doode ; Ayeen Akbery , Vol. III.<br />
p. 256. P. TIEFFENTHALER. befchryft de onderfcheide<br />
Voorwerpen van Godsdienftig Eerbetoon<br />
te Allahabad, die nog met groote eerbiedenisfe bezogt<br />
worden door een onnoemlyk getal Bedevaartgangeren;<br />
BERNOUILLI, Tom. % 224. Uit alle<br />
deeze omftandigheden mogen wy opmerken, dat Allahabad<br />
eene plaats is van hooge oudheid, en dezelfde<br />
legging heeft met het oude Palibothra.<br />
De Heer RENNELL vondt zich bewoogen om<br />
Palibothra dezelfde ligging te geeven met Patna,<br />
voornaamüjk om deeze twee redenen. — Vooreerst<br />
om dat hy verftaan hadt, dat, op of naby de plaats<br />
waai Patna Iag,oudtyds eene zeer groote Stad geweest<br />
was , Patelpoot - her of Patalipputra geheeten, 't<br />
welk zeer gelykt naar den ouden naam Palibothra.<br />
Schoon er thans geene zamenloop van twee Rivieren<br />
te Patna is, kreeg hy berigt, dat de vereeniging van<br />
de Soar.e met de Ganges, thans twee en twintig mylen<br />
boven Patna, voorheen onder de wallen dier Mad<br />
ware. De Rivieren in Indie veranderen zomtyds<br />
derzelver loop op eene zonderlinge wyze , en "hy<br />
brengt eenige treffende voorbeelden van zulke ftroomverleggingen<br />
by. —— Maar, eens toegeftaan zynde,<br />
dat de berigten der Inwoonderen, wegens de verandering<br />
in den loop der Soane, volkomen nauwkeurig<br />
waren, twyfel ik wel zeer of het berigt van A R R I A N U S ,<br />
wegens de grootte der Erranaboas toepasfelyk zon<br />
wezen op die Rivier; zeker zo juist niet als op de<br />
Jumna. - Ten tweeden, fchynt de Heer RE NNELL<br />
eenigermaate tot dit befluit bewoogen door den Wegwyzer<br />
van PLINIUS, of de Tafel der afftanden Van<br />
Taxila, (het hedendnagfche Attock) tot den mond<br />
van de Ganges, Nat. Rist. L. II. c. 17. Doch de<br />
afftanden daar in zyn zo onnaruwkeurig, en , in zommige<br />
gevallen , zo tastbaar verkeerd, dat niemand 'er<br />
zich
WEGENS OUD INDIE. 61<br />
Indie loopc, rees het denkbeeld van de waar<br />
de des Lands, naar gelange men het na<br />
der leerde kennen. Diensvolgens maakte<br />
't geen MEGASTHENES op zyne Reis<br />
na Palibothra, en geduurende zyn ver-<br />
blyf te dier Stede, waarnam, zulk een in<br />
druk op zyn hart, dat hy zich opgewekt<br />
vondt om een breed Verhaal van Indie<br />
uit te geeven; ten einde, by zyne Lands-<br />
genooten, een diepgaander indruk van de<br />
aangelegenheid deezes Gewests te wege te<br />
brengen. Uit zyne Schriften fchynen de<br />
Ouden meest al hunne kennis, wegens den<br />
inwendigen Staat van Indie, ontleend te<br />
hebben; en de vergelyking der drie breed-<br />
fte Vernaaien deezes Lands, van DIODO<br />
RUS<br />
zich met zekerheid op kunne verlasten. Daarvolgem<br />
is Palibothra vier honderd en vyf en twintig mylet<br />
beneden den zamenloop van de Jumna en Ganges ge<br />
i<br />
legen. De daadlyke afftand egter tusfchen Allahabac*<br />
en Patna is niet meer dan twee honderd Britfche my<br />
len. Van een zo groot verfchil kan men geen reder l<br />
geeven , zonder een grooten misflag in den wegwy<br />
zer te veronderftellen ; of dat de plaats der zamen<br />
vloeijing van de Jumna met de Ganges eene veran<br />
dering ondergaan hebbe. Voor de eerfte deezer ver<br />
onderftellingen is (in zo verre ik weet) geen geza{<br />
uit eenig Handfchrift ontleend , en voor de laatib<br />
fpreekt geene overlevering. De Heer RENNELL heef t<br />
de redenen bygebragt, welke hem bewoogen om d<br />
legplaats van Palibothra met die van Patna voo r<br />
dezelfde te houden, Mem. p. 49 — 54- Eenige de r<br />
tegenwerpingen, welke hem gemaakt zouden kunne i<br />
worden, heeft hy voorzien, en getragt op te losfen<br />
en , naa alle- wat ik 'er heb bygevoegd, zal het m<br />
i<br />
niet verwonderen, indien myne Leezers, in dit Aan V<br />
rykskundig gefchil, eer tot de zyde van RENNKLI<br />
dan de myne,overgaan.<br />
I.<br />
AFDEE-<br />
LING.
I.<br />
AFDEE-<br />
LING.<br />
6z O N D E R Z O E K<br />
RUS SICULUS, STRABO en ARRIANUS,<br />
toont duidelyk, door de groote gelykheid,<br />
dat zy de woorden van hem nafchreeven.<br />
Maar, ongelukkig, was MEGASTHENES<br />
zo zeer op het wonderbaare gefield, dac<br />
hy de waarhéden, door hem verhaald, mee<br />
veele buitenfpoorige vercieringen vermengde.<br />
Tot hem klimmen de Fabelagtige<br />
Verteïtingen op, van Menfchen met ooren<br />
zo lang dat zy 'er zich in konden inwinden,<br />
van andere met één oog, zonder<br />
mond, zonder neus, met een langen<br />
voec en agterwaards gekromde teenen,<br />
van een Volk drie fpannen hoog, van<br />
wilde Mannen met hoofden in de gedaante<br />
van een wigge, van Mieren zo groot als<br />
Vosfen, die goud opdolven, en veele andere<br />
even wonderbaare dingen (w). De<br />
Uittrekzels uic zyn Verhaal , ons door<br />
STRABO, ARRIANUS en andere Schryvers<br />
, naagelaaten , fchynen niet geregtigd<br />
tot eenig geloof, indien zy geen fleun<br />
krygen door inwendige baarblyklykheid,<br />
en bevestigd worden door het geheugenis<br />
van andere oude Schryveren, of zamen-<br />
[temmen mee de ondervinding van laatere<br />
Jagen.<br />
Hec berigt, nogthans, door MEGAS<br />
THENES gegeeven, van de Afmeetingen<br />
ïn Aardrykskunde van Indie, is keurig en<br />
'uist. Zyne befchryving van de Magt en den<br />
Hykdom der Prafy gelykt volkomen op<br />
die<br />
0*0 STRABO, Lib. XX. p. 1032. A. 1037. C.
WEGENS OUD INDIE. 6*3<br />
die zou hebben kunnen vervaardigd worden,<br />
van eenige der groote Staaten in het<br />
hedendaagsch Indostan, vóór de vastflelling<br />
der Mahomedaanfche of Europifche magt<br />
in Indie , en ftemt overeen met de befcheiden<br />
, welke A L E X A N D E R wegens die<br />
Volk ontvangen hadt. Hy kreeg tyding, dat<br />
zy gereed ftonden om hem wederftand te<br />
bieden aan de oevers van de Ganges , met een<br />
Leger, beltaande uit twintig duizend Ruiters,<br />
tweemaal honderd duizend voetknegten<br />
, en twee duizend gewapende wagens (x);<br />
en MAGASTHENES verhaalt, dat hy gehoor<br />
hadt by SANDRACOTTUS, op een plaats,<br />
waar deeze gelegerd was met een Leger van<br />
vier honderd duizend man (jy). De verbaazende<br />
grootte, welke hy toefchryft aan Pa'<br />
libothra, als niet minder dan tien mylen in<br />
de lengte, en twee mylen in de breedte haaiende<br />
, omringd door muuren , op welke<br />
men vyfhonderd en zeventigToorens telde,<br />
en in dezelve vier en zestig Poorten, zou<br />
misfehien door de Europeaanen gerekend<br />
worden onder de wonderen, in welker verhaal<br />
hy zo veel vermaak fchiep , indien<br />
zy thans niet wel onderrigt waren van<br />
de ruime wyze, waar op de Steden in<br />
Indie gebouwd zyn,en niet met zekerheid<br />
wisten, dat dit Land, in vroegeren tyde<br />
zo wel als tegenwoordig, mogt roemen<br />
op<br />
(V) DIOD. SICUL. Lib. XVII. p. 232. Q. CURT.<br />
'Lib. IX. c. 2.<br />
(y) STRABO, Lib. XV. p. 1035. C.<br />
I.<br />
ftFDEE-<br />
LING.
I.<br />
AFDEE-<br />
LING.<br />
64 O N D E R Z O E K<br />
op Steden van nog grooter uitgeftrekt*<br />
heid (z).<br />
DitGezantfchap van MEGASTHENES by<br />
SANDRACO TTUS en een ander van D AI-<br />
MA cHUs, by diens Zoon en Opvolger<br />
A L L I T R O C H I D A S , zyn de laatfte verrigtingen<br />
van de Syrifche Monarchen met<br />
Indie, waar van wy eenig berigt hebben.<br />
[Want ik zal niet fpreeken van den<br />
kortflondige inval in Indie door ANTIO-<br />
CHUS DEN GROOT EN , omtrent honderd<br />
negen en zeventig jaaren laater dan die zyns<br />
Voorzaats SELEUCUS. Wy weeten niets<br />
meer van deeze Krygsverrigting , dan dat<br />
de Syrifche Monarch, naa den oorlog dien<br />
hy voerde tegen de twee aan 't muiten<br />
llaande Landfchappen Parthia en BaEtria<br />
geëindigd te hebben, Indie introk, en den<br />
vrede fluitende met SOPHAGASENUS, een<br />
Koning des Lands , van hem een aantal<br />
Olyphanten, en een fomme Gelds, ontving<br />
(a). ] — En kunnen wy met geene<br />
zekerheid den tyd bepaalen, of de wyze<br />
befchryven , waar op de bezittingen der<br />
Syrifche Vorften in Indie hun ontnomen<br />
werden, 't Is waarfchynlyk dat zy zich genoodzaakt<br />
vonden dit Land , korten tyd<br />
naa den dood van SELEUCUS, te verhaten<br />
(b~).<br />
Maar,<br />
(z) RENNELL, Mem. eg. 50.<br />
(a) POLYB. Lib, X. p. 597. &c. Lib. XI. p.<br />
561. Ed. Cafaub. JUSTIN. Lib. XF. c. 4. BAYER,<br />
Hist. Regn. Greecor. Bactr. p. 69. &c. Dit is da<br />
XIV Aant. van ROBERTSON.<br />
(£) JUSTIN. Lib. XF. c. 4.
WEGÉNS O U D I N D I E . 65<br />
Maar, fchoon de groote Monarchen van i.<br />
Syrië, omtrent dit tydperk, deeze Land- AFDEE'<br />
fchappen in Indie, welke aan hunne Heer LING.<br />
fchappy onderworpen geweest waren, ver-<br />
Iooren, onderhielden de Grieken in een<br />
kleinder Koningryk, zamengefteld ^uit eenige<br />
overblyfzels van ALEX» NDËR'S Ryk,<br />
nog eene gemeenfchap met Indie, en deeden<br />
'er zelfs eene vry groote landaanwinning.<br />
Deeze beftondt 'in het Koningryk<br />
Bactria , oorfpronglyk toebehoord hebbende<br />
aan SELEUCUS; doch zynen Zoon,<br />
of Kleinzoon, ontweldigd, en tot een onafhangelyken<br />
Staat gemaakt, omtrent negen<br />
en zestig Jaaren naa den dood van ALEX-*<br />
ANDER. Wegens dit Koningryk, moeten<br />
wy ons te vrede houden, met eenige onvolkomene<br />
aanduidingen, uit de oude<br />
Schryvers, op te zamelen. Uit deezen<br />
leeren wy dat de Handel van 't zelve met<br />
Indie groot was; dat de Vermeesteringen<br />
der Bactriaanfchc Koningen in dat Land<br />
uitgebreider waren dan die van A L E X A N <br />
DER zelve, en in 't byzonder, dat zy<br />
het bezit herkreegen van de Landftreek<br />
naby den mond van den Indus , door<br />
A L E X A N D E R vermeesterd (V). —- Elk<br />
der zes Vorften, die in Bactria heerschten<br />
, volvoerden hunne Krygsverrigtingen<br />
in -Indie met zo veel geluks, dat zy diep<br />
in 't harte
I.<br />
AFD2E-<br />
LING.<br />
66 O N D E R Z O E K<br />
trots op de Overwinningen, welke zy behaald<br />
hadden, zo wel als op de uitgeiïrekte<br />
Landpaalen hunner Heerfchappye, namen<br />
eenigen hunner den weidsklinkenden tycel<br />
aan van den Grooten Koning; een tytel, die<br />
de ' Perfifche Monarchen onderfcheidde in<br />
de dagen' van hun grootflen luister. - Doch<br />
wy zouden niet geweeten hebben, hoe<br />
lang dit Koningryk van Bactria beflondt,<br />
of op welk eene wyze het een einde nam,<br />
indien de Heer D E GUIGNES de Gefchiedfchryvers<br />
van China niet te hulp geroepen<br />
hadt. om het gebrekkige van de Griekfche<br />
en Romeinfche Schryvers aan te vullen.<br />
Door deezen worden -wy onderrigt, dat,<br />
omtrent' honderd en zes en twintig jaaren<br />
vóór der Christenen Jaartelling, een<br />
magtige hoop Tartaaren uit hun Land op<br />
de grenzen van China verfcheen, en genoodzaakt<br />
Westwaards te gaan door den<br />
aandrang van een talryker lichaam, 't geen<br />
agter hun kwam, de Jaxartes overtoog,<br />
en als "een ortwederftaanbaare watervloed,<br />
in Bactria flortte dat Koningryk overweldigde,<br />
en een einde maakte aan de<br />
Heerfchappy der Grieken te dier plaatze<br />
CV), naa> dat dezelve omtrent honderd<br />
en dertig jaarea gellaan hadt. [Dan eene<br />
Gebeurtenis, terloops door STRABO verhaald,<br />
en die de nafpeurende vlyt van<br />
den Heer DE GUIGNES ontglipt is. Hemt<br />
wonderwel overeen met het verhaal der<br />
Chi-<br />
(d) Mem. de Litir.at. Tom. XXV. p. 17. &c.
WEGÉNS OUD INDIE. 67<br />
Chineefche Schryveren, en bekragtigt het<br />
zelve. De Grieken, fchryft hy, werden<br />
van Bactria beroofd , door Stammen of<br />
Horden van Scythifche Nomaden , die te<br />
voorfchyn kwamen uit het Land over de<br />
Jaxartes ; en bekend zyn onder de naamen<br />
van Afy, Pafiani, Tachari en Sacarauli<br />
(e). De Nomaden by de Ouden waren<br />
Volken, die, gelyk de Tartaar en, geheel,<br />
of althans grootendeels , als Veehoeders<br />
leefden, zonder zich met den Landbouw<br />
op te houden (ƒ)]•<br />
Zints deezen tyd, tot het afloopen der<br />
Vyftiende Eeuw, wanneer de Portugeefen,<br />
de Kaap der Goede Hoope omzeilende, eene<br />
nieuwe Gemeenfchap met het Oosten<br />
openden, en hunne overwinnende wapenen<br />
in elk gedeelte van Indie voerden, verkreeg<br />
geene Mogenheid, in Europa, daar eenigen<br />
Landëigendom, of oefende 'er eenige<br />
Heerfchappy. Geduurende dit Tydperk van<br />
meer dan zestien honderd jaaren, fchynen<br />
alle ontwerpen, om vermeesteringen in<br />
Indie te maaken, geheel geflaapen te hebben<br />
, én geen Volk onderflondt iets meer<br />
dan het onderhouden van Handelgemeenfchap<br />
met dat van rykdom overvloeiend<br />
Land.<br />
In Egypte werd de Zetel van die Handelgemeenfchap<br />
gevestigd, en wy kunnen<br />
niet, zonder ons te verwonderen, ontdekken,<br />
("O STRABO, Lib. XI. p. 779. A.<br />
Cf) Dit is de XV Aantekening van ROBERTS ON.<br />
E a<br />
ï.<br />
AFDEÉ-<br />
LING.
63 O N D E R Z O E K<br />
I. ken, hoe fchielyk en hoe geregeld de<br />
AFDEE- Handel met het Oosten gedreeven werd,<br />
LING. door dat Kanaal, waar door de fchranderheid<br />
van ALEXANDER beftemd hadt,<br />
dat dezelve zou vloeijen. PTOLEMEUS,<br />
de Zoon van LAGUS, plaatfle, zo ras<br />
hy bezit genomen hadt van Egypte, den<br />
Zetel des Ryksbewinds te Alexandria,<br />
Door eenige gezagbetooningen, en veele<br />
weldaadige fchikkingen, doch voornaamlyk<br />
door den roem zyner zagte en billyke<br />
Regeering, trok hy zulk eene menigte van<br />
Inwoonderen na deeze geliefde verblyfplaats,<br />
dat dezelve welhaast in een volkry.<br />
ke en welvaarende Stad veranderde. Vermids<br />
PTOLEMEUS het vertrouwen van<br />
ALEXANDER volkomener verdiend en bezeten<br />
hadt, dan iemand zyner Krygsbevelhebberen,<br />
wist hy zeer wel, dat het hoofdoogmerk<br />
van dien Vorst, in het grondvesten<br />
van Alexandria, geweest was, zich te<br />
verzekeren van de Handelvoordeelen met<br />
Indie. Eene lange en voorfpoedige Regeering<br />
begunftigde de volvoering van dac<br />
oogmerk; en, fchoon de oude Schryvers<br />
ons niet in Haat Hellen om de Happen na<br />
te gaan, die de eerfte PTOLEMEUS deedt<br />
om 't zelve te volbrengen, hebben wy een<br />
doorflaand blyk van zyne buitengemeene<br />
agtgeeving op de zaaken der Zeevaart, dewyl<br />
hy een lichtende Baak oprigtte op<br />
het Eiland Paros, aan den mond der Haven<br />
van Alexandria (g): een Werkftuk<br />
Cg} STRABO, Lib. WIL p. 1140. C.<br />
zo
W E G E N S O U D I N D I E . 69<br />
zo heerlyk uitgevoerd, dat men het onder<br />
de zeven Wereldwonderen telde.<br />
Wat de fchikkingen op den Koophandel<br />
van zyn Zoon P T O L E M E U S PHI-<br />
L A D E L P H U S betreft, hebben wy volkomener<br />
narigten. Om den Handel op Indie,<br />
(die in Tyrus, deszelfs oude Stapelplaats,<br />
begon te herleeven (^) ) in Alexandria<br />
te doen zamenloopen, begon hy<br />
een Kanaal te vervaardigen, honderd Cubiten<br />
breed, en dertig Cubiten diep, tusfchen<br />
Arfinoe aan de Roode Zee, niet<br />
verre van daar het tegenwoordige Suez<br />
ligt, en de Pelu/iac, of Oostlykften Arm<br />
des Nyls, door middel van welk Kanaal,<br />
de Voortbrengzels van Indie, geheel te<br />
water , na die Hoofdftad zouden hebben<br />
kunnen vervoerd worden. Maar'tzydat,<br />
om reden van zeker gevreesd gevaar wegens<br />
het voltooijen, dit werk nooit ten einde<br />
gebragt werd; of dat men dit Kanaal,<br />
van wegen de langzaame en gevaarlyke<br />
vaart aan het Noordeinde van de Roode<br />
Zee, van te weinig gebruik vondt, PTO<br />
L E M E U S bouwde, om de gemeenfchap<br />
met Indie gemaklyker te maaken, eene<br />
Stad aan den Westlyken oever dier Zee,<br />
bykans onder den Keerkring, aan welke<br />
hy den naam van Berenice gaf (/). Deeze<br />
nieuwe Stad werd weldra de Stapelplaats<br />
des Indijchen Handels.<br />
(h) STRABO, Lib. XFI. p. 1080. A.<br />
[Naar-<br />
(7) STRABO, Lib. XFII. p. 1156. D. PLIJS.<br />
Nat. Hifi. Lib. FI. c. 29.<br />
E 3<br />
I.<br />
AFDEE-<br />
LING.
?o O N D E R Z O E K<br />
I [Naardemaal de afltand van Arfinoe ,iham<br />
AFDEE- Suez, van den Nyl veel kleinder was,<br />
LING. dan die tusfchen Berenice en Coptos,<br />
konden, langs deezen weg, alle de Koopwaaren,<br />
in de Arabifche Golf gebragt, zeer<br />
fpoedig en onkostbaarst in Egypte gevoerd<br />
worden. Maar de vaart op de Arabifche<br />
Golf, die, zélfs in den tegenwoordigen gevorderden<br />
fbat der Zeevaardye, langzaam<br />
toegaat en bezwaarlyk valt, werd, in ouden<br />
tyde, door de Vulken daar rondsom woonende,<br />
zu hoogstgevaarlyk gerekend, dat<br />
zulks hun bewoog om zodanige Benaamingen<br />
te geeven aan verfcheide Uithoeken,.<br />
Baayen en Havens als een treffend denkbeeld<br />
opleveren van den indruk, die de<br />
vrees deezes gevaars op hunne verbeelding<br />
gemaakt hadt. Den ingang van de Golf<br />
noemden zy Babelmandeb, zo veel als de<br />
Voort der droefenisfe; aan eene Haven ,<br />
: liet verre van den ingang verwyderd, gazen<br />
zy den naam van Mete, dat is Bood.<br />
] ïene Uthoek, digrdaarby, werd door hun<br />
< ïardefan, dat is, de Kaap der Begraaenisje,<br />
geheeten. Andere benaamingen, die<br />
i<br />
<<br />
>p 't zelfde uitkomen, worden vermeld<br />
( loor den Schryver, aan wien ik deeze onlerrigting<br />
verfchuldigd bén (k). h Is,<br />
lerhalven , niet te verwonderen , dat de<br />
{ apel van den Indiaanfchen Handel van het<br />
l<br />
foord-einde der Arabifche Golf verlegd,<br />
wierd"<br />
(k) BRUCE'S Traveh, Vol. I. p. 442. &c. Zie<br />
d t gedeelte vertaald in de N. AÏgcm. Vadert. Let-<br />
n roef en. V. D. II. St. bl. 501. enz. VERT.
WEGENS O U D I N D I E . 71<br />
wierd naa Berenice; dewyl deeze verplaat- I.<br />
zing een gevaariyke vaart zeer opkortte. . \FDEE-<br />
Dit fchynt de hoofdreden geweest te zyn, LING.<br />
die PTOLEMEUS bewoog, om de Haven<br />
van Gemeenfchap met Indie te Berenice<br />
te plaatzen \ naardemaal 'er andere<br />
Havens aan de Arabifche Golf waven, veel<br />
nader dan deeze aan den Nyl.<br />
In een laater tydperk, naa-de verdelging<br />
van Coptos, door Keizer BIOCLETIANÜS,<br />
onderrigc ons ABULFEDA (/), dat de<br />
Indifche Koopwaaren van de Roode Zee<br />
naa den Nyl gebragt wierden , laogs den<br />
kortflen weg, te. weeten, van Cosfier,<br />
waarfchynlyk de Philoteras Portas van<br />
PTOLEM EU s, na .Cous, de Ficus Appollonis,<br />
eene reis van vier dagen. Het zelfde<br />
berigt van den afftand werdt door de<br />
Inboorlingen aan Dr. POCOCKE opge-<br />
I n<br />
geeven (»;)• gevolge hiervan, veranderde<br />
Cous ,. van een klein Dorp in eene Stad<br />
in Opper Egypte, in grootte het naastkomende<br />
aan Fostat, of Oud Cairo.- — Laater<br />
werd, uit oorzaaken, welke ik niet kan<br />
verklaaren, de Handel van de Roode Zee<br />
over Cos fier verplaatst na Kene, verder de<br />
Rivier af dan Cous («)• Hedendaags<br />
worden alle de voortbrengzels van Indie in<br />
Egypte gevoerd ter Zee van Gidda na<br />
(/) ABULFEDA, Defcript. Egypt. Ed. Michae-<br />
lis, p. 77- •<br />
(m) POCOCKE, Travels,.No\: I. p. 87.<br />
\n) ABULFEDA, p. 13-77- D'ANVILLE, Egyp<br />
te, p. 106-200,<br />
E 4 -
I.<br />
AFDEE<br />
LING<br />
7* O N D E R Z O E K<br />
SWz, en dan op Kameelen na Cairo gebragt<br />
, of over land mede genomen door<br />
de Caravane - wederkeerende van de Bedevaard<br />
na 3'Jecca (o). Dit is, zo verre ik het<br />
aeb kunnen nagaan, een volledig berigt,<br />
/an alle de onderfcheide wegen, langs welke<br />
alle de Voortbrengzels van het Oosten<br />
ia den Nyl gebragt zyn , zints de eerfte<br />
apening van die Gemeenfchap (p)].<br />
Van Berenice werden de Goederen te<br />
] and gebragt na Coptos, eene Stad drie<br />
] iryien van den Nyl gelegen; doch welke<br />
l remeenfchap met die Rivier door een vaar<br />
1 baar Canaal, van 't welk nog eenige ovei-<br />
1 )lyfzels voor handen zyn (V). en voeren<br />
( lan den ltroom af na Alexandria. De<br />
0) NIEBUHR, Voyage. Tom. I. p. 224., VOL-<br />
| IEY, Tom. I. p. 188.<br />
(p 't Is zonderling, dat p. SICARD. Mem. des<br />
j Wcsfions dans le Levant, Tom. II. p. 157, en eeni-<br />
t e andere agtenswaardige Schryvers, veronderftellen,<br />
c at Cosiier het Berenice zy, aangelegd door PTOLEs<br />
11 us, fchoon pTo 1 EMEÜS de breedte fielt op 23<br />
&<br />
c<br />
\<br />
€<br />
j<br />
d<br />
g<br />
ri<br />
'<<br />
•V'<br />
Is<br />
0<br />
,<br />
o', en STRABO de ligging opgeeft als ten naastenby<br />
nder dezelfde Parallel met die van Syéiiè. Lib. II.<br />
. 195. D. Ingevolge van dien misflag, heeft men de<br />
ierekening des afftands, tusfehen Berenice en Coptos,<br />
p twee honderd en acht en vyftig mylen voor vereerd<br />
gehouden;POCOCKE, p. 87. Maar,devvyl PLT-<br />
1 u s niet alleen den geheelen afltahd opgeeft ; maar<br />
e onderfcheide posten op den weg noemt, en het<br />
etal der Mylen tusfehen elk meldt, en den Wegwyzer<br />
an ANTONINUS volkomen met de opgave van pLI.<br />
IUS overeenflemt, D'ANVII.LE,Egypte, p. 21, is<br />
r geen- reden altoos, om de naau'wkeurigheid daar<br />
m ir) twyfel te trekken. Dit, met het ingeflootene,<br />
de XVI Aantekening van HOBERTSON,<br />
(q) D'ANVILLE, Mem. de P Egypte, p. 21.<br />
af-
WEGENS O U D I N D I E . 73<br />
afïtand tusfehen Berenice en Coptos was,<br />
volgens PLINIUS, twee honderd en acht AI<br />
'DEEen<br />
vyftig Romeinfche mylen (r),ende weg i<br />
ING.<br />
liep door de VVoestyn van Thebais , by- -<br />
kans geheel van water verftooken. Maar<br />
de aandagt eens magtigen Monarchs voorzag<br />
in het vervullen deezer behoefte, door<br />
het laaten opzoeken van waterwellen, en<br />
waar men deeze aantrof deedt hy Herbergen<br />
, of, om meer in den Oosterfchen ftyl te<br />
fpreeken, Caravanferas bouwen , tot gemak<br />
en verfrisfmg der Reizigeren (s). Langs<br />
deezen weg bleef de Gemeer fchap tusfehen<br />
het Oosten en Westen twee honderd en<br />
vyftig jaaren aanhouden, zo lang Egypte<br />
een onaf hangelyk Koningryk was.<br />
De Schepen , na Indie beilemd, vertrokken<br />
van Berenice , en , volgens de oude<br />
wyze van Scheepvaart, langs de Arabifche<br />
kust vaarende, na het voorgebergte Syagrus,<br />
(thans Kaap Rafalgatef) hielden zy<br />
koers langs den Perfifchen oever , of rechtftreeks<br />
mPattala, (nu Tatta,) boven aan<br />
de Neder Delta van den Indus, of eenige<br />
andere Marktplaats aan de Wesrkust van Indie.<br />
Tot dat gedeelte van Indie, door ALEX<br />
ANDER bezogt en te onder gebragt, fchynt<br />
de Handel onder de befcherming der Egyptifche<br />
Koningen een geruimen tyd bepaald<br />
gebleeven. Naderhand volgde men een<br />
gemaklyker koers, en de Schepen zeilden<br />
van Kaap Rafalgate rechtftreeks na Zize-<br />
(r) Zie de Aantekening («) hier boven.<br />
(V) STT.ABO, Lib. 'WIL 1157. D. 1169.<br />
E 5<br />
'rus.<br />
%
74 O N D E R Z O E K<br />
I. rus. Dit was , volgens den Heer D E<br />
AFDEE-<br />
LING.<br />
MONTESQUIEU het Koningryk van Sigertis,<br />
aan de Zeekust, niet verre van den<br />
mond van den Indus, vermeesterd door<br />
de Griekfche Monarchen van Bactria (f) ;<br />
volgens den Heer RENNELL was het eene<br />
Haven aan het Noordlyk gedeelte van de<br />
Malabarfche Kust (u). Oude Schryvers<br />
hebben ons zodanige naarigten niet naagelaaten,<br />
als ons in iTaat Hellen om mee<br />
zekerheid uitfpraak te doen , welk van<br />
deeze twee tegenovergeiielde gevoelens<br />
den meesten grond heeft. Ook kunnen<br />
wy met geene naauwkeurigheid aanwyzen<br />
, welke de andere Havens in Indie<br />
waren, door de Kooplieden van Berenice<br />
bezogt, toen die Handel eerst geopend<br />
werd. Dewyl zy Schepen, die weinig<br />
laadden, gebruikten, en befchroomd de<br />
kust langs kroopen, is het waarfchynlyk,<br />
dat hunne Reistochten binnen zeer enge<br />
perken omfchreeven waren , en dat men,<br />
onder de PTOLEMEUSSEN, geene groote<br />
vorderingen maakte in de ontdekking van<br />
Indie. [De Egyptenaar•$. ftrekten, naar hec<br />
denkbeeld van RENNELL, onder de PTO<br />
LEMEUSSEN, de Vaart uit tot het uiterfte<br />
punt van hec vaste Land van Indie, en<br />
zeilden zelfs de Ganges op tot Palibothra<br />
(tegenwoordig Patna) (y). Maar was<br />
(/) üEfprit des Loix, Lib. XXL c. 7.<br />
(w) RENNELL, Introd. p. XXXVII.<br />
OJ RE-NNELL, Introd. p. XXXVI.<br />
het
WEGENS OUD INDIE. 75<br />
het de gewoonte geweest de Ganges zo<br />
verre op te zeilen, dan moesten de binnenfte<br />
gedeelten van Indie aan de Ouden<br />
veel beter bekend geweest zyn, dan<br />
ze ooit waren; en-zy zouden niet aangehouden<br />
hebben met hunne berigten, desaangaande<br />
j van MEGASTHENES alleen<br />
te ontleenen. STRABO beginc zyne befchryving<br />
van Indie op eene zeer merkwaardige<br />
wyze. Hy verzoekt zyne Leezers<br />
met toegeevenheid het verhaal te<br />
ontvangen, 't welk hy daarvan oplevert;<br />
dewyl het een zeer verafgelegen Land betrof,<br />
en door weinige perfoonen bezogt<br />
was ; van deeze weinigen, veelen flegts<br />
een klein gedeelte des Lands gezien hebbende,<br />
verhaalden zy dingen van hooreri<br />
zeggen, of, ten besten genomen, wat zy<br />
in haast opgemerkt hadden, terwyl zy 'er<br />
doortrokken in Krygsdienst of op Reis (»•<br />
Hy merkt op, dat weinigen der Handelaaren<br />
van de Arabifche Golf ook de Ganoes<br />
bereikten (V). Hy beweert dat de Ganges<br />
door één mond in Zee uitloopt (j);<br />
eene dwaaling tot welke hy niet zou hebben<br />
kunnen vervallen, indien het bevaaren<br />
dier Riviere, ten zynen tyde, algemeen in<br />
gebruik geweest was. 't h waar, STRABO'<br />
fpreekt van het opvaaren van de Ganges;<br />
doch flegts in Yvoorbygaan, en op eene<br />
... i • -en-<br />
(V) STRABO, Lib. XF. p. 1005. B.<br />
(x~) Ibid. p. 1006. C.<br />
(j) Ibid. p. 1011. C.<br />
I.<br />
AFDEE<br />
LING.
I.<br />
AFDEE-<br />
LING.<br />
76* O N D E R Z O E K<br />
enkele plaats f»: terwyl, indien zulk eene<br />
groote binnenlandfche Reis, door een digcbevolkt<br />
en ryk Gewest, gebruikJyk geweest<br />
, of zelfs maar ooit verrigt, ware,<br />
door de Romeinfche, Griekfche, of Egyptifche,<br />
Handelaaren, deeze eene byzondere<br />
befchryving zou verdiend hebben; hier<br />
van hadden PLINIUS en andere Schryvers<br />
moeten gewaagen: dewyl niets daar<br />
aan gelyk zich opdeedc in de Scheepvaart<br />
onder de Ouden. Door ARRIANUS, (of<br />
wie anders de Schryver moge weezen van<br />
de Periplus Mar is Erythrtei,) wordt opgemerkt<br />
, dat, vóór de ontdekking van een<br />
nieuwen weg na Indie, waarvan wy vervolgens<br />
zuilen moeten fpreeken, de Koophandel<br />
op dat Gewest gedreeven werd<br />
met kleine vaartuigen, die elke Baay in- en<br />
omzeilden (a). Schepen van zo ligt een<br />
maakzel , en die deeze wyze van zeilen<br />
volgden , waren zeer ongefchikt tot eene<br />
Reize van zulk eenen afïïand als het omvaaren<br />
van de Kaap Comorin, en de Baay<br />
van Bengale, na Patna. 't Is niet van<br />
waarfchynlykheid vervreemd, dat de Kooplieden<br />
, van welken STRABO gewaagt,<br />
als de Ganges bereikt hebbende, derwaards<br />
te land reisden, of uit de Landen by den<br />
Mond van den Indus, of van eenig gedeelte<br />
der Malabarfche Kust , en dat de<br />
Scheepvaart op de Ganges, van welke hy<br />
in<br />
WEGENS OUD INDIE. 77<br />
in 'c voorbygaan fpreekc, verrigt wierd I,<br />
door Inboorelingen, in Schepen des Lands. iFDEE-<br />
Dit denkbeeld krygc eenige fterkte uit LING.<br />
diens Schryvers aanmerkingen op hec<br />
flegce maakzel der Schepen, die in dac<br />
gedeelte van den Indifchen Oceaan voeren.<br />
Uic de befchryving blykt, dat hec<br />
Vaartuigen van dat Gewest waren<br />
De Handel ter Zee, tusfehen hec Oosten<br />
en Westen, dien Egypte langen tyd<br />
alleen genoot, verfchafte dac Ryk die<br />
groote maate van Rykdom en Magc, waar<br />
door 'c zelve zo zeer uitftak. Wy, die<br />
heden ten dage kennis draagen van de<br />
waakzaame en rustlooze werkzaamheid ,<br />
door Mededinging in den Handel veroorzaakt,<br />
zullen naauwlyks, in de oude Gefchiedenis<br />
, eene omftandigheid aantreffen ,<br />
die ons meer bevreemdt, dan dat men den<br />
Souverainen van Egypte toeftondt, deezen<br />
ryke winst geevenden Handel te dryven,<br />
zonder na dezelve te dingen, of eenige<br />
pooging aan te wenden om denzelven hun<br />
afhandig te maaken: inzonderheid, daar de<br />
magtige Monarchen van Syrië eene gemeenfchap<br />
met dezelfde gedeelten van<br />
Indie onderhouden hebben, door een korter<br />
en veiliger vaart.<br />
Verfcheide beweegredenen fchynen hun<br />
overgehaald te hebben, om, zo bedaard<br />
alle de in 't oogloopende voordeden van<br />
den Handel te laaten vaaren. De Konin-<br />
(b) STRABO. Lib. XF. p. 1012. C. Dit is de<br />
XVII Aantekeningvan ROBEUTSON.
i.<br />
AFDEE<br />
E1NG.<br />
;8 O N D E R Z O E K<br />
ningen van Egypte hadden, een oplettend<br />
• oog op den Mandei vestigende, een flerke<br />
Vloot toegerust, die hun zulk eene beflisfende<br />
overmagt ter Zee bezorgde, dat<br />
zy gemaklyk eiken Mededinger, in den<br />
Handel, zouden hebben kunnen verpletten.<br />
Geen HandeJgeraeenfchap fchynt'er ooit,<br />
ter Zee, gedreeven te zyn tuslchen Perfie<br />
en Indie. De Perfen • hadden zulk een<br />
onoverkomelyken afkeer van de Zee, of<br />
fchroomden dermaate voor vreemden inval,<br />
dat hunne Monarchen, ("gelyk wy<br />
reeds hebben opgemerkt,) de Vaart der<br />
groote Rivieren, die toegang tot de binhenfïe<br />
i deelen des Lands verleenden , door<br />
Kunstwerken van Dammen flopten. Dewyl,<br />
egter , hunne Onderdaanen , niet minder<br />
dan andere Volken, rondsom hun, de dierbaare<br />
Voortbrengzels en fraai gewerkte<br />
Stoffen, van Indie,. wenschten te bezitten,<br />
werden deeze na alle deelen hunner wydilrekkende<br />
Heerfchappye, te land, aangevoerd.<br />
De Koopwaaren, gefchikt om<br />
de Noordlykfle Deelen te geryven, bragt<br />
men op Kameelen, van de oevers van den<br />
Indus tot die van den Oxus, en, dien<br />
Stroom af, na de Caspifche Zee, en verdeelde<br />
ze, deels te Jand, deels langs vaarbaare<br />
Rivieren, door verfcheide Landenj<br />
aan den eenen kant bepaald door de Caspifche,<br />
en aan den anderen door de Euxinifche,<br />
Zee (c). De Indifche Waaren voor<br />
de<br />
O) STRABO, Lib. XII. p. 776. D. PLIN^ Nat.<br />
Hifi. Lib. VI. c. 17.
W E G E N S OUD INDIE. 79<br />
dé Züidlyke, meer landwaards in gelege<br />
ne Landfchappen beftemd, gingen te land,<br />
van de Caspifche Havens na eenige der<br />
groote Rivieren, die ze door elk deel des<br />
Lands verfpreidden. Dit was de oude<br />
-wyze van Gemeenfchap met Indie, zo<br />
lang het Perfisch Ryk geregeerd werd door<br />
gebooren Perfifche Vorlten; en men heefc,<br />
in alle Eeuwen, opgemerkt, dat, wanneer<br />
Koophandel van eenigen tak zeker Ka<br />
naal genomen heeft, fchoon het noch hec<br />
gefchiktile, noch het gemaklykfte, is, het<br />
langen tyd, en groote poogingen, ver-<br />
eischt, om 'er eene andere rigting aan<br />
te geeven Cd).<br />
&<br />
By<br />
fiS De verkeerde begrippen van veele kundige<br />
Schryvers der Oudheid, ten aanziene van de Caspifche<br />
Zee, fchoon te over bekend aan elk Geleerden ,<br />
zyn zo opmerkelyk, en leveren een zo treffend blyk<br />
Op van de onvolkomenheid hunner Aardrykskunde,<br />
dat een eenigzins uitvoeriger berigt, daar van, niet alleen<br />
aangenaam zal weezen, voor eenige myner Leezeren;<br />
maar het is, daar ik de. onderfcheide wegen<br />
poog aan te wyzen, langs welken de Goederen, uit hec<br />
Óósten, na de Europifche Volken gebragt werden,<br />
noodig in eenig verflag te treeden, wegens hunne onderfcheidene<br />
gevoelens,, ten'dien .opzigre. — I. Volgens<br />
STRABO,'is de Caspifche Zee eene Baay, die<br />
gemeenfchap heeft met den Noorder Oceaan , uit welke<br />
dezelve eerst voortkomt als een naauwe Straat, en<br />
zich dan toe een Zee uitlirekt, ter breedte van vyfhonderd<br />
Stadiën, Lib. XI. p. 773. A. Met thcra ftbmt<br />
PÖMHONIUS MELA overeen, en hy befchryft de<br />
Straat, door welke de Caspifche Zee met den Oceaan<br />
.verbonden is, als Van een verbazende lengte, en<br />
zo nrauw, dat dezelve het voorkSirren hr.dt.van eene<br />
Rivier, Lib. UI. c, 5... PLINT trij geeft 'er eene<br />
dergelykè b^fchryving van, Nat. Hifi. Lib. FL c. 13.<br />
I.<br />
AFDEE-<br />
LING.
t<br />
AFDEE-<br />
LING.<br />
8o O N D E R Z O E K<br />
Ten tyde van JUSTINIANUS , was dit gevoelen<br />
, betreffende de Gemeenfchap van de Caspifche<br />
Zee met den Oceaan, nog het heerfchende, Cosm.<br />
Indicopl. Topog. Chrift. Lib. II. p. 138. C. II.<br />
Eenige vroege Schryvers hebben, door eene nog zonderlinger<br />
misvatting, veronderfteld, dat de Caspifche<br />
Zee verbonden was aan de Euxinifche. QUINTUS<br />
CURTIUS, wiens onkunde in de Aardryksbefchryving<br />
'Herwegen doorfleekt, heeft deeze dwaaling omhelsd,<br />
Lib. VII c. 7. Hl. ARRIANUS, fchoon een<br />
ceel oordeelkundiger Schryver, en die door eenigen<br />
:yd ver'olyfs in het Rosneinfchc'Wmgewest Cappadocia,<br />
waarover hy Landvoogd was , naauwkeuriger kund-<br />
"chap zou hebben kunnen opdoen, verklaart ergens,<br />
iat de oorfprong van de Caspifche Zee nog onbetend<br />
is, en twyfelt of dezelve gemeenfchap heeft met<br />
i le Euxinifche, of met den grooten Oost er Oceaan,<br />
lie Indie omringt, Lib. Vit. c. 16. Op eene andere<br />
: jlaats beweert hy, dat 'er eene gemeenfchap was tus-<br />
( chen de Caspifche Zee en den Ooster Oceaan, Lib.<br />
v<br />
. c. 26. Deeze dwaalingen komen te vreemder voor,<br />
< laar HERODOTUS", bykans vyfhonderd Jaaren vóór<br />
TRABO, eene juiste befchryving van de Caspifche<br />
*eè gegeeven, en vermeld, hadt: „De Caspifche Zee<br />
9 , is eene Zee op zichzelve, met geene andere ver-<br />
, bonden. De lengte is zo groot, dat een Roeifchip<br />
9 , dezelve in vyftien dagen kan afzeilen, en acht da-<br />
9 , gen noodig heeft, om dezelve, daar ze wydst is,<br />
, over te vaaren", Lib. I. c 203. ARISTOTELES<br />
ï eeft 'er dezelfde befchryving van, en beweert, met<br />
2 yne gewoone naauwkeurigheid, dat dezelve een<br />
C ',root Miir, geen Zee, moest geheeten worden,<br />
l icteorolog, Lib. II. DIODORUS SICULUS is met<br />
li em van 't zelfde begrip, Vol II. Lib. XVIII. p.<br />
2 61. Geen van deeze Schryvers bepaalt, of de groot-<br />
11 e lengte van de Caspifche Zee, van het Noorden na<br />
h at Westen, of van hec Zuiden na het Noorden, liep.<br />
li 1 de oude Kaarten, die de Aardrykskunde van PTO-<br />
EMEUS ophelderen, is dezelve afgetekend, als van<br />
t<br />
By alle deeze redenen, die de Vorften<br />
van Egypten in het ongefloord bezit lieten<br />
bly-<br />
hét
WEdENs OUD INDIE. 8i<br />
blyven van den Handel ter Zee op Indie,<br />
mag nog eene andere gevoegd worden. .<br />
Veelen der Ouden geloofden , door eene<br />
dwaaling in de Aardrykskunde , in welke .<br />
zy, hoe onverantwoordelyk ook, bleeven,<br />
ondanks de herhaalde gelegenheden om<br />
naauwkeuriger berigt te krygen , dat de<br />
Caspifche Zee een tak was van den Groeten<br />
Noorder Oceaan, en de Koningen van<br />
Syrië mogten hoopen langs dien weg eene<br />
gemeenfchap te zullen openen met Europa,<br />
het Oosten na het Westen (trekkende. In laater'en<br />
tyde, ontving men in Europa het eerfte berigt ^<br />
wegens de waare gedaante der Caspifche Zee, van<br />
AMTHONY JENKINSON, een Engelsch Koopman<br />
die met een Caravane, uit Rusland, langs, een groot<br />
gedeelte van die Zeekust reisde, in den Jaare 1558;<br />
HACLUYT, Colli tl. Vol. I. p. 334-<br />
D e<br />
nauwkeu<br />
righeid van JENKINSON'S befchtyving werd bevestigd<br />
door eene daadlyke opneeming dier Zee, op last<br />
van Czaar PETER DEN OROOTEN; in't Jaar 1718;<br />
en het gaat thans zeker, niet. alleen dat de Caspifche,<br />
Zee geene gemeenfclrp heeft met eenige andere Zee;<br />
maar dat derzelver lengte ,Noord- en Zuidwaards,, veel<br />
grooter is dan de grootfte wydte van het Oosten na<br />
het Westen. Uit dit verflag, nogthans, leeren wy, hoe<br />
ongegrond de denkbeelden, daaromtrent in't algemeen<br />
aangenomen, aanleiding gaven tot verfcheide wilde<br />
ontwerpen, om de Indifche Goederen na Europa te<br />
voeren , door middel van de veronderflelde gemeenfchap<br />
met de Euxinifche Zee, of met den SSoorder<br />
Oceaan. Het is een bykomend bewys der aandagt<br />
van ALEXANDER DEN GROOTEN, op alles wat<br />
cle verbetering des Koophandels betrof, dat hy, weinig<br />
tyds vóór zynen dood, last gaf tot het uitrusten 1<br />
eener Vloote na de Caspifche Zee, om dezelve te <strong>onderzoek</strong>en<br />
, en te ontdekken, of dezelve gemeenfchap'<br />
Ëacft, of met de Euxinifche Zee, of met den Indifchen<br />
Oceaan; ARRIAN. Lib, VIL c. 16.<br />
F<br />
U<br />
\FDEE«*<br />
LING.
8a O N D E R Z O E K<br />
L pa , en de kostbaare voortbrengzels van<br />
AFDEE . hec Oosten door 't zelve te verfpreiden,<br />
LING. zonder in te dringen in die Zeeën , op<br />
- welke de Egyptifche Monarchen zich feheenen<br />
te verbeelden een uitfluitend regt te<br />
hebben. Dit denkbeeld was vroegtydig ge»<br />
vormd door de Grieken, toen zy meester<br />
van Afia werden. SELEUCUS NICATOR,<br />
de eerrte en fchranderfte der Syrifche Koningen,<br />
hadt, ten tyde dac hy vermoord<br />
werd, een denkbeeld gevormd om de Caspifche<br />
en Euxinifche Zeeën te vereenigen door<br />
een Kanaal (Y), en hadt dit kunnen volvoerd<br />
worden, zouden zyne Onderdaanen,<br />
beha!ven de uitbreiding huns Handels in<br />
Europa, alle de Landfchappen in het Noorden<br />
van Afia, aan de Kust van de Euxinifche<br />
Zee, zo wel als veele die Oostwaards<br />
van de Caspifche Zee liggen, mee de voortbrengzelen<br />
van Indie hebben kunnen voorzien.<br />
Naardemaal deeze Landen , fchoon<br />
thans fchaars bewoond door een elendig<br />
gedacht van Menfchen, verftooken van vlytpetoon<br />
en rykdom , in oude tyden zeer<br />
volkryk waren, en vol groote vermogende<br />
Steden, moest dit aangezien worden voor<br />
een tak van Koophandel van zulk eene<br />
grootte en waardye , dat de verzekering<br />
daarvan een voorwerp was de aandagt des<br />
mastigen Monarchs waardig.<br />
Maar, terwyl de Monarchen van Egypte<br />
en Syrië, met vuurigrn ernst en navver, arbeidden<br />
om hunne Onderdaanen te verzekeren<br />
(V)' p<br />
LiN, Na<br />
*< Hb. VI. c. ii.
WEGENS OÜD I N D I E . 83<br />
ren van alle de voordeden des Indifchen<br />
Handels, rees 'er in 'c Westen eene Magt<br />
op, verderflyk voor beiden. De Romeinen,<br />
door de kragt hunner Krygsïnfrellingen en<br />
de wysheid huns Staatkundigen gedrags ,<br />
zich meester gemaakt hebbende van geheel<br />
Italië en Sicilië, deeden welhaast het mededingend<br />
Gemeenebest Carthago bukken,<br />
onderwierpen Macedonië en Griekenland',<br />
ftrekten hunne heerfchappy uit over Syrië,<br />
en wendden, ten laatften, hunne zegepraalende<br />
wapenen tegen Egypte; hec eenig<br />
overgebleevene Koningryk van die de Opvolgers<br />
van ALEXANDER DEN GROOTEN<br />
geftigt hadden. — Naa eene reeks gebeurtenissen<br />
, niet tot het beftek deezes Onderzoeks<br />
behoorende , werd Egypte aan het<br />
Romeinfche Ryk gehegt, en in de gedaante A.c.30.<br />
van een Wingewest hervormd, door AU<br />
GUSTUS. — Bewust van het groot aanbelang<br />
deezes Lands , behieldt hy , met die<br />
vooruitziende fchranderheid , welke zyn<br />
Character zo by uitflek kenmerkte, 't zelve<br />
niet alleen als een der Wingewesten onmiddelyk<br />
aan 't Keizerlyk gezag onderworpen<br />
; maar voorzag, door veele middelen,<br />
elk eenigzins geoefenden ten overvloede<br />
bekend, in de verzekering van 't zelve.<br />
Deeze buitengewoone voorzorg fchynt niet<br />
alleen daar uit gebooren te zyn , dat hy<br />
Egypte aanzag als een der voornaamlte<br />
Graanfchuuren, van welke de Hoofdflad,<br />
ten aanziene van de leevensbehoeften afhing<br />
; maar ook als de Zetel van dien ryken<br />
Handel, welke de Oude Egyptifché<br />
F 2 IVlö-<br />
I.<br />
AFDÏ5E-<br />
LING.<br />
AC. é$i
I.<br />
AFDEE<br />
LT. NG.<br />
84 ONDERZ. WEGENS O. L<br />
Monarchen in fïaat gefield hadt om zo<br />
grooten rykdom te verzamelen, dat dezelve<br />
de bewondering en nyd van andere Vorflen<br />
opwekten,en, overgebragt in de fchatkist<br />
des Keizerryks, eene verandering veroorzaakte<br />
in de waarde des Eigendoms, en<br />
den flaat der Zeden in Rome zelve.<br />
G E-
GESCHIEDKUNDIG<br />
ONDERZOEK<br />
W E G E N S<br />
OUD INDIE.<br />
TWEEDE AFDEELING.<br />
BE GEMEENSCHAP MET INDIE, ZINTS<br />
DL VASTSTELLING DER ROMEINSCHE<br />
HEEHSCUA P P Y IN EGYPTE, TOT DE<br />
VERMEESTERING VAN DAT KO<br />
NINGRYK DOOR DE MAHOME-<br />
DAANE N.<br />
T\7aa de vermeestering van Egypte door de<br />
±%l Romeinen, en de hervorming van dat<br />
Koningryk in een Wingewest huns Keizerryks,<br />
werd de Handel op Indie, op dezelfde<br />
wyze, voortgezet onder hunne magtige<br />
befcherming. Rome, verrykt door den<br />
roof en de fchattingen van bykans geheel<br />
de bekende Wereld, hadt fmaak gekreegen<br />
in weelde van allerlei foorr. Onder een<br />
Volk van dien (tempel zyn altoos de voortbrengzels<br />
van Indie in de hoogde waarde<br />
gehouden. De Hoofdftad van het grootile<br />
Ryk ooic in Europa gevestigd, opgevuld<br />
F '3 met<br />
^IT.<br />
AFDEE<br />
LING.
II.<br />
AFDEK<br />
LING.<br />
86 O N D E R Z O E K<br />
met Burgers, die thans geene andere be-<br />
. zigheid hadden , dan de rykdommen door<br />
hunne Voorvaderen opeengehoopt, vorder*<br />
, de alles fraays, zeldzaams en kostlykst,<br />
welk dit verafgelegen Ryk kon verfchaffen,<br />
om de pragt te onderfteunen, en de<br />
vermaak en te verfynen. Om aan deezen<br />
ei^cli te voldoen, waren nieuwe en buitengewoone<br />
poogingen noodig, en de Handel<br />
op Indie nam toe tot zulk eene maate ?<br />
(gelyk ik elders heb opgetekend (^),)<br />
dat dezelve verbaazend voorkome zelfs aan<br />
de tegenwoordige Eeuw , in welke die<br />
Handeltak uitgebreid is veel verder dan men<br />
denzelven dreef in e^nig vroeger Tydperk,<br />
of zelfs kon begrypen.<br />
Behalven de Indifche Koopwaafen, uit<br />
Egypte in de Höófdftad des Ryks gebragt,<br />
ontvingen de Romeinen een bykomenden<br />
toevoer van dezelve, langs een anderen<br />
weg. Van de Vroegfle ryden her, fchynt<br />
'er eenige gemeenfchap plaats gehad te<br />
hebben tusfehen Mefopotamie en andere<br />
Landfchappen aan de oevers van den Euphraat,<br />
en die gedeelten van Syrië en Palestina<br />
, digt by de Middellandfche Zee<br />
gelegen. De uittocht van A B R A H A M uit<br />
Ur , van de Chaldeen na Sichem in hec<br />
Land van Canaan, ftrekt 'er ten blyk van.<br />
De Reis door de Woestyne, die<br />
deeze Landen van elkander afzonderde,<br />
werd<br />
(a) Ro BERT SOK, Gefchiedenis van America t<br />
l D. bi. 32.<br />
(é) GEN. XI en XII,
WEGENS O U D I N D I E . 87<br />
werd zeer veel gemaklyker, daar dezelve II.<br />
eene Pleisterplaats, overvloeiende van waAFDEEter, en gefchikt ter bebouwinge, oplever LT. NG.<br />
de. Toen de Gemeenfchap vermeerderde,<br />
werd het bezit van die Pleisterplaats van<br />
zo veel aangelegenheid, dac SALOMÖ ,<br />
wanneer hy zyne aandagt vestigde op de<br />
uitbreiding des Koophandels onder zyn Onderdaanen,<br />
daar eene verfterkte Stad bouwde<br />
(c~). De Syrifche naam Tadmor in de<br />
Wildernis, en een der Griekfche Paimyra,<br />
dienen beide ter befchryving van de ligging<br />
dier Stad op eene plaats vercierd met Palmboomen.<br />
Deeze werd overvloedig voorzien<br />
van Water, en omringd door eene ftreek<br />
vrugtbaar land, welke, fchoon van geene<br />
groote uitgeftrektheid, dezelve tot eene<br />
aangenaame woonplaats maakte, te midden<br />
van het dorre Zand, en een onherbergzaame<br />
Woestyn. De gelukkige ligging dier Stad,<br />
op den afftand van weinig meer dan zestig<br />
mylen van de Rivier de Euphraat, en van<br />
twee honderd en drie mylen van de naaste<br />
kust aan de Middellandfche Zee, bewoog<br />
de Inwoonders, om met noeste viyt de<br />
hand te flaan aan den Handel, om de Goederen<br />
van 't eene Gewest na het andere te<br />
zenden. Naardemaal de kostbaarfte Voortbrengzels<br />
van Indie,uit de Perfifche Golf na<br />
de Euphraat gebragt, van zo kleinen omflag<br />
waren, dat ze de kosten van een lange<br />
vervoering te land konden veelen , werd<br />
die Handei, in korten tyd , zo aanmerke-<br />
(#) 1 KON. IX: 18. 2 KRON. VIII: 4'<br />
V 4<br />
lyk,
88 O N D E R Z O E K<br />
U. lyk, dar de Rykdom en Magt van Palmyra<br />
AFDE! t- fchielyk coenam. De Regeeringsform, al-<br />
LINO . daar, was zodanig als besc gefchikt is voor<br />
r den aarc eener Handeldryvende Stad , te<br />
weeten de Gemeenebest-regeering; en, door<br />
de byzondere voordeelen haarer ligging,<br />
zo wel als door de geaartheid der Ingezetenen,<br />
behieldt zy langen tyd haare onafhangelykheid,<br />
fchoon omringd door magtige<br />
en heerschzugtige Nabuuren. Onder<br />
de Syrifche Monarchen, Aframmelingen van<br />
SELEUCUS, beklom die Stad den hoogilen<br />
trap van luister en rykdom, die voor*<br />
naamlyk voortvloeiden uic de bron, dat zy<br />
hunne Onderdaanen de Indifche Waaren<br />
verfchaftem<br />
Toen Syrië voor de onwederfraanbaare<br />
wapenen der Romeinen moest bukken,<br />
bleef Palmyra meer dan twee Eeuwen lang<br />
een vrye Staat , welks Vriendfchap mee<br />
ernst en nayver gezogt werd door de Romeinen,<br />
en hunne Mededingers na de Heerfehappye<br />
der Parthers. Dat dezelve met<br />
beide Handel dreef,-en byzonder de Hoofdftad,<br />
zowel ais de andere deelen des Ryks,<br />
van daar de Indifche Voortbrengzels kreegen<br />
, leeren wy uic APPIANÜS, een geloofwaardig<br />
Schryver (d~). Maar in het afbaakenen<br />
van den voortgang des Koophandels<br />
der Ouden in het Oosten, zou ik het niet<br />
gewaagd hebben, op die enkel getuigenis,<br />
dit<br />
. (if) APPIAN. de Bello Civil. Lib. F. p. 1076.<br />
ïd. Tollii, - • •
WEGENS O U D I N D I E . 89<br />
dit Kanaal te tellen onder de veel betekenende;<br />
indien eene byzondere ontdekking,<br />
welke wy verfchuldigd zyn aan de weetgierigheid<br />
en veel onderneemenden geest<br />
onzer Landsgenooten, 't geen AP PI ANUS<br />
verhaalt, niet bevestigde en ophelderde. —<br />
Omtrent het afloopen der voorgaande Eeuwe,<br />
waagden het eenige Heeren tot de Engelfche<br />
Factory te Aleppo behoorende ,<br />
opgewekt door 't geen zy in 't Oosten vernamen<br />
wegens de verwonderenswaardige<br />
Overblyfzels van Palmyra, niettegenstaande<br />
de moeilykheid en het gevaar eener Reize<br />
door de Woestyn, om dezelve te gaan bezigtigen.<br />
Tot hunne groote verbaazing<br />
befchouwden zy een vrugtbaare plek gronds,<br />
eenige mylen in uitgeitrektheid haaiende,<br />
als een Eiland te voorfchyn komende uic<br />
eene groote Zandvlakte, bedekt met Overblyfzels<br />
van Tempels, Paleizen, Waterleidingen,<br />
en andere openbaare Werken, die,<br />
in grootsheid en pragt, en eenige in fraaiheid,<br />
Athene of Rome in den bloeiend-<br />
Hen Haat niet onwaardig zouden geweesc<br />
zyn. Uitgelokt door de befchryving hier<br />
van gegeeven, vervoegden, omtrent zestig<br />
jaaren laater , eenige kundige Reizigers<br />
zich derwaards, en de Ruïnen van Palmyra<br />
met meer aandagts en bedreevenheids<br />
bezien hebbende , verklaarden zy, dat de<br />
ondervinding de verheevendrte denkbeelden<br />
, welke zy daar van gevormd hadden,<br />
overtrof Ce).<br />
{k) Wooo's Rains of Palmyra, p, 37.<br />
F 5<br />
Uit<br />
II.<br />
AFDEE-<br />
LING.
II.<br />
AFDEE-<br />
LING.<br />
90 O N D E R Z O E K<br />
Uit beide deeze berigten, zo wel als uit<br />
de herdenking van de buitengemeene maate<br />
van Magt tot welke Palmyra was opgeklommen,<br />
toen Egypte, Syrië, Mefopotamie,<br />
en een groot gedeelte van Klein Afia,<br />
door deszelfs wapenen werd vermeesterd;<br />
toen men ODENATUS, de Opper - magiftraats<br />
Perfoon, met het Keizerlyk Purper<br />
vercierde , en ZENOBIA om de Heerfchappy<br />
van 't Oosten dong met Rome onder een<br />
der oorlogzugtigfte Keizeren, is het openbaar,<br />
dat een Staat , die weinig van aanbelang<br />
uit eigen grondgebied kon haaien,<br />
dien bloei en grootheid verfchuldigd was<br />
aan den rykdom, door een uitgebreiden<br />
Koophandel verkreegen. Van deeze was<br />
de Handel op Indie ongetwyfeld de grootfte,<br />
en meest winst aanbrengende, tak. —<br />
Het is geene geringe kwelling, in het naafpeuren<br />
van 't geen leerzaam is in de Gefchiedenis<br />
der voorleden tyden, te vinden,<br />
dat de Krygsverrigtingen der Vermeesteraaren,<br />
die de aarde verwoest, en de buitenfpoorigheden<br />
der Dwingelanden , die de<br />
Volken in onheil gedompeld hebben, met<br />
eene flipte en dikwyls walgende naauwkeurigheid<br />
verhaald worden , terwyl men de<br />
ontdekking van nutte Kunften, en de vorderingen<br />
der heilzaamfte Handeltakken, met<br />
flilzwygen voorby treedt, en in de vergeetelnis<br />
laat wegzinken.<br />
Naa de vermeestering van Palmyra, door<br />
AUREEIANUS, herleefde 'er de Handel<br />
nimmer. Tegenwoordig flaan eenige jammeriyke<br />
hutten van arme Arabieren, hier<br />
en
WEGENS OUD INDIE. 91<br />
en daar, verfpreid op de Pleinen van de<br />
iïaatlyke Tempels, of misvormen de fraaije i<br />
Voorhoven , en leveren een vernederend<br />
tegenbeeld op van de oude grootheid .<br />
der Stad.<br />
Maar, terwyl de Kooplieden van Egypte<br />
en Syrië zich benaarftigden tot voldoening<br />
van de fteeds toeneemende vraag Van Ror<br />
me om Indifche Goederen , én elkander<br />
daar in de loef zogten af te fteeken, bragt<br />
(gelyk PLINIUS het uitdrukt) de Winzugt<br />
Indie zelve nader aan het overige<br />
der Wereld. De Griekfche en Egyptifche<br />
Schippers konden, op hunne Reizen na die<br />
vergelegene Gewesten, niet nalaaten de geregelde<br />
Windverandering , of de Passaatwinden<br />
, in opmerking te neemen , en te<br />
ontdekken hoe dezelve fteeds het eene<br />
gedeelte van het jaar uit het Oosten, en<br />
geduurende het andere, uic het Westen ,<br />
ppwaayden. HIPPALUS, de Bevelhebber<br />
van een Schip ten Indifchen Handel uitgerust,<br />
op deeze omftandigheid lettende,<br />
waagt het, omtrent tachtig jaaren naa dat<br />
Egypte aan het Romeinfche Ryk gehegt<br />
was , den langzaamen en fchroomvalligen<br />
koers, hier boven befchreeven, te verhaten<br />
, en ftoutlyk, uit den mond van de<br />
Arabifche Golf, den Oceaan overfteekende,<br />
Werd hy, door den Westlyken Pasfaatwind,<br />
gevoerd na Mu/irit , eene Haven in dat<br />
gedeelte van Indie nu bekend onder den<br />
haam van de Malabarfche Kust.<br />
Deeze weg na Indie hieldt men voor<br />
eene ontdekking van die aangelegenheid,<br />
dat,<br />
II.<br />
LFDEE-<br />
LING.<br />
I
II.<br />
AFDEE-<br />
LING.<br />
92 O N D E R Z O E K<br />
dat, om de gedagtenis van den Uitvinder<br />
te vereeuwigen , de Wind , die hem in<br />
ftaat ftelde tot het volvoeren zyner Reize,<br />
den naam van HIPPALUS kreeg (ƒ). Naardemaal<br />
dit een der grootfte poogingen was<br />
van de Zeevaardye in de Oude Wereld,<br />
en den besten weg van gemeenfchap ter<br />
Zee tusfehen het Oosten en Westen opende<br />
, die vóór veertien honderd jaaren bekend<br />
was , verdient dezelve eene byzondere-<br />
befchryving. Gelukkig heeft p LI<br />
JN lus ons in ftaat gefield om dezelve te<br />
geeven, met eene maate van naauwkeurigheid<br />
, die zeldzaam kan verkreegen worden<br />
in het affchetzen der Zee- of Koophandel<br />
- verrigtingen der Ouden. Van<br />
Alexandria (merkt hy op) tot Juliopolis<br />
is twee mylen , daar wordt de laading,<br />
voor Indie beftemd, op den Nyl ingefcheept<br />
, en na Coptos gevoerd, 't welk<br />
drie honderd en drie mylen van daar ligt,<br />
en de Reis wordt doorgaans in twaalf dagen<br />
volbragt. Van Coptos brengt men de<br />
Goederen na Berenice, aan de Arabifche<br />
Golf ftilhoudende op onderfcheide plaatzen,<br />
naar gelange de gelegenheid, om water<br />
te krygen, zich aanbiedt. De afftand<br />
tusfehen deeze Steden is twee honderd acht<br />
en vyftig mylen. Ter oorzaake van de<br />
hette, trekt de Caravane alleen 's nagts<br />
voort, en de Reis loopt met den twaalfden<br />
dag af. Van Berenice gaan de Schepen<br />
omtrent het midden van den Zomer onder<br />
zeil,<br />
i Cf) Perip. Mar. Erytkr. p. 32. 5
WEGÉNS O U D I N D I E . 93<br />
zeil , en bereiken in dertig dagen Ocelis II.<br />
(Gelid) aan den mond van de Arabifche AFDEE<br />
Golf of Cane (Kaap Fartaque) aan de LING.<br />
Kust van Gelukkig Arabie. Van daar zeilen<br />
zy in veertig dagen tot Mujiris , de<br />
eerfte Koopmarkt in Indie. De te rugreize<br />
beginnen zy vroeg in de Egyptifche<br />
Maand Thibi, welke met onze Maand<br />
December overeenkomt ; zy vaaren met<br />
een Noord-Oosten wind, en wanneer zy<br />
in de Arabifche Golf inftevenen, ontmoeten<br />
zy een Zuiden of Zuid-Westen Wind*<br />
en dus volbrengen zy de Reis in minder<br />
dan een Jaar (g).<br />
[Uit dit keurig berigt leeren wy, hoe<br />
onvolkomen de Scheepvaard der Ouden<br />
was, zelfs in den meestgevorderden ftaat.<br />
De Reis van Berenice na Ocelis kon geen<br />
dertig dagen duuren , indien men een<br />
anderen koers hadt gehouden dan fchroomagtig<br />
alle de bogten van de Kust te volgen.<br />
De Reis, van Ocelis na Mufiris, zou<br />
een Europisch Schip, naar de tegenwoordige<br />
wyze van vaaren , in vyftien dagen<br />
afleggen; dewyl de affland omtrent zeventienhonderd<br />
en vyftig Zeemylen is-, in eejj<br />
rechte lyn (h). 't Is opmerkelyk , dar,<br />
fchoon de Periplus Maris Erythrai ge<br />
fchreeven werd naa den Tocht van HIP-<br />
PALUS, het hoofdoogmerk des Schryvers<br />
is om den ouden Koers, langs de Kusten<br />
van Arabie en Perfie, na den mond van<br />
(g) PLIN. Nat. Hist. Lib. VI. c. 23.<br />
(h) RENNELL, Introd. p. XXXVII..<br />
der I
5H<br />
O N D E R Z O E K<br />
II. den Indus , en van daar langs den .West-<br />
A.F0EE- lyken Oever des Vastenlands tot Mufiris,<br />
LING. op te geeven. Ik kan dit niet oplosfen<br />
dan door te veronderftellen, dat, door de<br />
onwilligheid der Mcnfchen om oude gewoonten<br />
af te leggen , het grootfte gedeelte<br />
der Handelaaren van Berenice nog<br />
beflendig den koers volgden aan welken<br />
zy gewoon waren (J). ]<br />
Het berigt ons door PLINIUS gegeeven<br />
van Mufiris en van Bar ace, eene andere<br />
niet ver van daar gelegene Haven, desgelyks<br />
bezogt door de Schepen van Beren<br />
mee, als beide zo ongemaklyk voor den<br />
Handel uit hoofde van de ondiepte der<br />
Havens, dat het noodig was kleine Booten<br />
te gebruiken om te ontlaaden en te laaden,<br />
ftek ons niet in ftaat om de ligging<br />
dier Plaatzen juist te bepaalen. Deeze befchryving<br />
past op veele Havens aan de<br />
Malabarfche Kust; maar in twee byzonderheden<br />
door hem vermeld , de eene dat<br />
zy niet verre lagen van C&ttonara , het<br />
land 't welk Peper in grooten overvloed<br />
voortbrengt, en de andere, dat in eerwaards<br />
te zeilen de koers liep naby Nitrias,<br />
(7) Om van Alexandrie na Muftris te vaaren, hadt<br />
men ("volgens PLINIUS), vier en negentig dagen noodig.<br />
In 'tjaar 1788 befteedde deBoddam, een fehip,<br />
toebehoorende aan de E;igelfche Oost Indifche Compagnie<br />
, van duizend tonnen , llegts veertien dagen<br />
meer om de reis van Portsmouth na Madras af te leggen.<br />
Zodanige vorderingen heeft men in de Zeevaard<br />
gemaakt. Dit is de XIX. Aantekening van RO-<br />
SERUUNo
WEGENS OUD INDIE. 95<br />
trias, de verblyfplaacs der Zeerooveren ,<br />
hel ik over tot het gevoelen van den Heer<br />
RENNELL, dac zy eigenlyk gelegen waren<br />
tusfehen Goa en Tellicherry, en dat<br />
waarfchynlyk het hedendaagfche Meèrzaw,<br />
of Merjee, het Mufiris der Ouden is, en<br />
Barcelore hun Barace (&),<br />
Naardemaal, in deeze twee Havens, de<br />
voornaamfte Stapelplaats was van den Handel<br />
tusfehen Egypte en Indie, toen dezelve<br />
fterkst bloeide, dunkt het my hier zeer<br />
gepast eenig <strong>onderzoek</strong> te doen op den<br />
aart des Handels, die de Ouden, inzonderheid<br />
de Romeinen, met dat Land dreeven,<br />
en de meest gezogte Waaren , welke zy<br />
van daar haalden , op te tellen. Maar,<br />
dewyl op de verrigtingen van den Koophandel,<br />
en de wyze om dien te regelen,<br />
weinig gelee werd in die Staaten der Oudheid<br />
, van welker bedryven wy eenige<br />
naauwkeurige kennis bezitten, treeden hunne<br />
Gefchiedboekers zelden in eenig verflag<br />
omtrent een onderwerp van zulk een ondergefchikt<br />
aanbelang in hun Staatkundig<br />
ftelzel , en het is meest uit enkele werken,<br />
afgebrooken ftukken, en tusfehenbeide<br />
komende waarneeminsen, dac wy eenig<br />
berigc deswegens kunnen opzamelen.<br />
['c Was het gevoelen van PLATO, dat,<br />
in een welgeregeld Gemeenebest, de Burgers<br />
zich niet op den Koophandel moesten<br />
toeleggen, noch de Staat 'er na dingen<br />
om eene Zeemagt te krygen. De<br />
Koop-<br />
(i) RENNELL, Introd. p. XXXVII.<br />
II.<br />
AFDEE'<br />
LING.
AFDEE-<br />
LTNG.<br />
oö O N D E R Z O E K<br />
Koophandel, beweerde hy, zou de zuiverheid<br />
hunner zeden bederven, en, door in<br />
den Zeedienst te treeden , zouden zy zich<br />
gewennen om voorwendzels te vinden om<br />
een gedrag te regtvaardigen zo onbeftaanbaar<br />
met 't geen manlyk en voeglyk was,<br />
dat zy allengskens de flriktheid van den<br />
Krygsdienst zouden flaaken- 'cWas, merkt<br />
hy op , beter geweest voor de Atheners ,<br />
dat zy volhard hadden met 's jaarlyks dé<br />
Zoonen van zeven hunner voornaamfte Burgeren<br />
te zenden, om door den Minotaurus<br />
verflonden te worden , dan dat zy hunne<br />
oude zeden veranderd hadden, en eeneZeemogenheid<br />
geworden waren. , In dat volmaakte<br />
Gemeenebest , waarvan hy de<br />
fchets opgeeft, wil hy, dat de Hoofdftad,<br />
ten minften op tien mylen afttands van de<br />
Zee , zou. gelegen zyn (7). Deeze denkbeelden<br />
van PLATO werden door de andere<br />
Wysgeeren aangenomen. ARISTO-<br />
TELES geeft een breede oplosfing van de<br />
Vraag , of een welïngerigte Staat een<br />
Koophandeldryvende zou weezen, dan niet?<br />
en fchoon ten duidelykfte overhellende om<br />
de gevoelens, tegen die van PLATO overgefteld,<br />
te omhelzen, durft hy het niet waagen<br />
ten dien opzigte eene volkomene uitfpraak<br />
te doen Qm). In eeuwen , waar in<br />
zulke begrippen heerfchen , kan men weinig<br />
onderrigting wegens den Koophandel<br />
•venvagten<br />
(7) PLATO de Legihus, Lib. IF.<br />
Door<br />
ARISTOTEI.ES de Republ. Lib. FII. c. 6.<br />
00 Dit is<br />
de XX. Aantekening van ROBERTSON.
WEGENS O U D I N D I Ë . 97<br />
Door alle Eeuwen heen is de Koophandel<br />
, tusfehen Europa en Indie gedreeven, AFDEE<br />
eer een Handel van Weelde dan van Noodwendigheden<br />
geweest. De fchoon gewerkte<br />
Stoffen, de Speceryen en Edelgefteenten,<br />
zyn nooit de voorwerpen der begeerte<br />
by Volken van eenvoudige Zeden, en<br />
bezitten zodanige Volken geen fchats genoeg<br />
om dezelve te koopen. Maar, teri<br />
tyde dat de Romeinen meesters van den Indifchen<br />
Handel werden, bevonden zy zich<br />
niet alleen , (gelyk ik reeds heb opgemerkt,)<br />
tot dien trap van zamenleeving .<br />
waarin de Menfchen zich greetig gefield<br />
toonen om alles te verkrygen wat het genot<br />
des ieevens kan veraangenaamen , of<br />
iets tot deszelfs luister toebrengen, maar zy<br />
hadden al dien grilligen fmaak gekreegen,<br />
die gevormd wordt door de ligtzinnigheid<br />
en buitenfpoorigheid des Rykdoms. Gevolglyk<br />
vonden zy groot genoegen in deeze<br />
nxuwe voorwerpen van voldoening ,<br />
welke Indie hun in zuik eene groote maate<br />
opleverde.. De Voortbrengzels van dat<br />
Land, zo der Natuure als der Kunfte fchynen<br />
in die Eeuwe veelal dezelfde geweest<br />
te zyn , als in de tegenwoordige. Maat<br />
de fmaak der Romeinen in weelde verfchilde,<br />
in veele opzigten, van den hedendaagfchen,<br />
en, in gevolge hier van, waren de<br />
Goederen, welken zy uit Indie verlangden ,<br />
zeer onderfcheiden van die wy begeeren.<br />
A<br />
LING.<br />
Om een begrip, zo volkomen my mogelyk<br />
is, te geeven van de Goederen , dooi<br />
hun gevraagd , «al ik, in de eerfte plaats,<br />
G eeni<br />
it.
it<br />
AFDEE<br />
LING.<br />
Q8 O N D E R Z O E K<br />
eenige waarneemingen mededeelen over de<br />
, drie groote Artykeien van algemeenen invoer<br />
uit Indie. Foor eerst: Speceryen en<br />
, Reukwerken. — Ten tweeden : kostbaare<br />
Ge (leen ten en Paarlen. — Ten derden :<br />
Zyde. — Vervolgens zal ik eenig verflag<br />
doen, (zo verre ik zulks durf waagen op<br />
egte berigten) van de Laadingen, uit- en<br />
ingevoerd , door de Schepen te Berenice<br />
uitgerust na de onderfcheidene Havens van<br />
Indie.<br />
Voor eerst: Speceryen en Reukwerken.<br />
Door de wyze van Godsdienstoefening in<br />
de Heidenfche wereld, door het ongelooflyk<br />
groot getal hunner Godheden , en de<br />
Tempels aan dezelve toegeheiligd, moet het<br />
gebruik van Wierook en andere Reukwerken<br />
, in elk heilig bedryf gebrand, zeer<br />
veelvuldig geweest zyn. Maar de ydele<br />
hoogmoed der Menfchen veroorzaakte 'er<br />
nog veel grooter verteering van deeze reukgeevende<br />
voortbrengzelen, dan hunne Godsdienstoefening,<br />
'c Was eene gewoonte ,<br />
by de Romeinen , de lichaamen hunner<br />
dooden te verbranden , en zy oordeelden<br />
het een betoon van grootheid en ryklykheid<br />
niet alleen het Lyk , maar ook de Houtmyt,<br />
op welke het ter verbrandinge lag ,<br />
met kostbaare Speceryen te bedekken. By<br />
de Lykftaatie van SYLLA werden twee honderd<br />
en tien pakken Speceryen op den<br />
Houtflapel geftrooid. Van NERO wordt verhaald,<br />
dat hy, by den Lykdienst van POP-<br />
F/EA, eene grootere hoeveelheid van Kaneel<br />
en Kasna verbrandde, dan de landen, waar<br />
uic
W E G E N S OUD INDTE. 99<br />
uit die voortbrengzels kwamen, in één jaar<br />
opleverden. Wy verteeren , fcliryft p L I-<br />
PIUS, deeze kostbaare zelfltandigheden by<br />
Hoopen, by de verbranding der Afgeftorvenen<br />
; den Goden brengen wy ze enkel<br />
in Greinen toe (0).<br />
Ik weet wel 't was niet uit Indie, maar<br />
uit Arabie, dat men de eerfte Reukwerken<br />
in Europa bragt: en eenige deezer, irzonderbeid<br />
Wierook, waren voortbrengzels van<br />
dat Land. Maar de Arabieren hadden de<br />
gewoonte, om met de Speceryen, op eigen<br />
grond geteeld, den vreemden Kooplieden<br />
te geryven met andere van hooger<br />
waarde, welke zy uit Indie, en de daaromftreeks<br />
gelegene Landen , aanbragten. De<br />
Handel gemeenfchap der Arabieren met de<br />
Oostlykfte gedeelten van Afia, was niet<br />
alleen, (zo als ik reeds heb opgemerkt,)<br />
vroe^tvdig.doch tevens groot. Door middel<br />
hunner Handeldryvende Caravaanen brag-<br />
. ren zy in hun eigen Land alle de kostbaare<br />
voortbrengzels van het Oosten , onder<br />
welken de Speceryen eene eerfte plaats bekleedden.<br />
In alle oude verhaalen van dé<br />
Indifche Koopwaaren maaken de Speceryen<br />
en Reukwerken een hoofdartykel uit (p).<br />
Èenige Schryvers beweeren, dat het meerendeel<br />
der in Arabie gekogte , niet in<br />
dat Land groeiden; maar derwaards gebragt<br />
wer-<br />
(V) PLIN. Nat. Hist. Lib. XII. c. 18.<br />
O") Peripl. Mar. Erphr. p. 22. 28. SïRABO,<br />
Lib.IL p. 156. A. Lib. XK p. 1018. A.<br />
G &<br />
II.<br />
AFDEE-<br />
LING.
M.<br />
AFDEE-<br />
LING.<br />
ioo O N D E R Z O E K<br />
werden uit Indie (q). Dat dit welgegrond<br />
was aangemerkt biykt uit het geen wy heden<br />
ten dage waarneemen. De Wierook van<br />
Arabie, fchoon gehouden voor een byzonder<br />
en allerkostbaarst voortbrengzel diens<br />
Lands, is veel minder in hoedanigheid dan<br />
die in 't zelve uit het Oosten daar worde<br />
ingevoerd; en het is voornaamlyk met den<br />
laatstgemelden, dat de Arabieren tegenwoordig<br />
de wydftrekkende eifchen van verfcheide<br />
deelen van Afia, om Wierook, vervullen<br />
(r). Op goeden grond van gezag,<br />
heb ik, derhalven, den Invoer van Speceryen,<br />
als een der voornaamfte takken van<br />
den Ouden Handel met Indie, opgegeeven.<br />
Ten tweeden. Mogen kostbaare Gefteenten<br />
, met Paarlen, naast dezelve gerangfchikt<br />
worden onder de Goederen door de<br />
Romeinen uit het Oosten ingevoerd. Naardemaal<br />
deeze geen eisch kunnen maaken<br />
als van eenig weezenlyk gebruik, ontftaar.<br />
derzelver waarde alleen uit derzelver<br />
fchoonheid en zeldzaamheid, en is deeze,<br />
zelfs gemaatigd gefchat, altoos hoog. Maar,<br />
onder Volken, verre in weelde gevorderd,<br />
waar zy niet alleen voor Cieraaden gehouden<br />
, maar voor Merktekens van Onderscheiding<br />
aangezien, worden , dingen dè<br />
trotfen en ryken met elkander dermaate om<br />
derzelver bezit, dat zy in prys toe eene<br />
verbaazende en bykans ongeloo'flyke hoogte<br />
(q) STRABO, Lib. XVII. p 1129. C.<br />
(r) NIEBUHR, Defcript. de tArabie, Tom. I.<br />
p. 126.<br />
f
WEGENS OUD INDIE. 101<br />
te ftygen. Diamanten , hoewel de Ouden II.<br />
de kunst om dezelve te klooven zeer ge- , IFDEEbreking<br />
kenden, (tonden by hun, zo wel LING.<br />
als by ons, in hooge waarde. De vergelykende<br />
waardye van andere Edelgesteenten<br />
veranderde naar gelange van de verfcheideniieid<br />
van Smaak en de grilligheden<br />
der Mode. Het groot getal derzelven door<br />
PLINIUS vermeld, en de zorgvuldigheid met<br />
welke hy dezelve befchryft en fchikt (s) y<br />
zal, denk ik , den kundiglten Juwelier en<br />
kenner van Edelgefteenten , heden ten dage<br />
, doen verwonderd Itaan, en toonen hoe<br />
ftcrk zy gezogt en begeerd werden by de<br />
Romeinen.<br />
Doch, onder alle de Artikelen van Weelde,<br />
fchynen de Romeinen den voorrang gegeeven<br />
te hebben aan de Paarlen (7). Lie^<br />
den<br />
(s) PLIN. Nat. Hifi. Lib. XXXVII.<br />
(O PLINIUS fchryft, Lib. IX. c. 35. Principium<br />
ergo culm.-.nque omnium rerum prcetii Margarit*<br />
tenent. In Lib. XXXVII. c. 4. beweert hy,<br />
Maximum in rebus humanis pnetium , non folum<br />
inter gemmas, habet Adamas : deeze twee plaatzen<br />
, welker eene aan de Paarlen, en de andere aan<br />
den Diamant, den voorrang verleent, fpreeken elkander<br />
zo rechtdraads tegen, dat het onmogelyk is dezelve<br />
overeen te brengen, of te bepaalen welke meest<br />
met de waarheid overeenfteint. Ik heb het met de eerfte<br />
gehouden; dewyl wy veele voorbeelden hebben van<br />
buitenfpoorig hooge pryzen voor Paarlen befteed,<br />
en, zo verre ik weet, geene van Diamanten zo hoog<br />
gekogt. In dit denkbeeld vind ik my bevestigd door<br />
eene plaats van PLINIUS zelve, Lib. XIX. c. 1. den<br />
hoogen prys voor Asbrstos gegeeven, vermeld hebbende,<br />
voegt hy 'er by aquat pnetia excellentium<br />
Margaritarum; 't geen influit, dat) hy de Paarlen<br />
ran Ifeoger prys hieldt dan iets anders, '<br />
G 3
n.<br />
AFDEE<br />
LiNG<br />
ioa O N D E R Z O E K<br />
den van allerlei rang kogten ze met greetigheid.<br />
De/elve werden aan alle gedeelren<br />
van . den oprooi gedraagen ; en 'er<br />
is zulk een ondnrfcheid , zo in de grootte<br />
als in de waarde der P tarlen, dat, terwyl<br />
de grootfte en fchoonfte de aanzienlyken<br />
en ryüen vercierden , de kleindere en min<br />
fraaye den trots flreelden van lieden in laagere<br />
kringen. JULI os CES AR gaf SER-<br />
VILIA, de Moeder van BRUTUS een<br />
Paarl ten gefchenke, voor welke hy achtenveertig<br />
duizend vierhonderd en vyfenzevenrig<br />
Ponden betaalde. De beroemde<br />
Paarl - oorringen van CLEOPATRA werden<br />
geichat op honderd eenenzestig duizend<br />
vierhonderd en achtenvyftig Ponden<br />
(«). Edelgeiteenten, *t is waar, zo wel<br />
als Paarlen , werden niet alleen in Indie<br />
gevonden , maar in veele andere Landen,<br />
en byeen verzameld om den- trots van Rome<br />
te voldoen. Indie verlchafte, nogthans,<br />
IK t voornaamfte gedeelte , en de voortbrengzels<br />
uit dien wereldoord hielde men<br />
voor die, te midden van den overvloed,<br />
de grootfte verfcheidenbeid opleverden, en<br />
de kosrbaarfte fchonken.<br />
[PLINIUS beeft twee geheele Boeken<br />
00 gfcfehikt rot het optellen en befchryven<br />
der Speceryen. Reukwerken en Balze»<br />
tnen, welker gebruik de Weelde onder zyne<br />
Landgenooten hadt ingevoerd. Dewyi<br />
veele<br />
00 PLIIV. Nat. Hifi Lib. IX. cap. 35.<br />
f>j ïe weeten Lib. XII & XIII van zvn ff at.<br />
Bist. . m
WEGENS OUD INDIE. 103<br />
veele deezer de voortbrengzels waren van<br />
Indie, of daar omftreeks gelegene Gewesten<br />
, en de Handel op het Oosten, ten dage<br />
van dien Schryver, in eene vry groote uitgeitrektheid<br />
gedreeven werd , kunnen wy<br />
eenig denkbeeld vormen van de fterke vraag<br />
ra dezelve, uit den hoogen prys, voor welken<br />
ze, by aanhoudenheid , te Rome verkogt<br />
werden. De pryzen van dezelfde<br />
Waaren in Oud Rome te vergelyken met<br />
die men thans in Engeland betaalt, is geene<br />
bloote voldoening van nieuwsgierigheid;<br />
maar geefc ons een maatftok in de hand,<br />
by welken wy de onderfcheide maate van<br />
gelukkig flaagen, waar mede rnen den Indifchen<br />
Handel in ouden tyde en hedendaags<br />
dreef, cn dezelve in laateren tyde gedreeven<br />
wordt (V)-]<br />
Ten derden. Was de Zyde, een Voortbrengzel<br />
van Indie, te Rome fterk gezogt;<br />
en, wanneer wy ons voor den geest brengen<br />
de verfcheidenheid van fraaye kunstbewerkingen<br />
voor welke dezelve gefchikt<br />
is, en hoe veel deeze toegevoegd hebben<br />
aan<br />
(w) Veele opmerkenswaardige plaatzen by oude<br />
Schryvers , wegens den hoogen prys by de Romeinen<br />
voor Edelgelteenten en Paarlen bedeed , als mede<br />
over het algemeen gebruik derzelven by lieden van<br />
allerlei rang, zyn verzameld door MEURSIUS de<br />
Luxu Romanonim, Cap. 5. en door STANISLAUS<br />
ROBIERZYCKITTS in zyne Verhandeling over 't zelfde<br />
Onderwerp, Lib. II. c. 1. Dr. ARBUTHNOT<br />
geefc 'er een voldoenend berigt van in zyne weippge,ftelde<br />
Tables of anciens Coins, fVeights', and Meafures,<br />
p. 172, &c, Dit is de XXIi Aantekening van<br />
ROBERTSQNi<br />
G 4<br />
II.<br />
AFDEE-<br />
LING.
II.<br />
AFDEE-<br />
LINO,<br />
104. O N D E R Z O E K<br />
aan den luister der Kleeding en Toeftel,<br />
kunnen wy ons niet verwonderen, dac dezelve<br />
in zo groote waarde gehouden werd,<br />
by een Volk van Weelde doordronken- De<br />
prys, welken men 'er voor befteedde, liep<br />
buitetifpoorig hoog ; doch hec werd eene<br />
Kleedinq; gerekend al te fyn voor Mannen \<br />
alken Vrouwen van hoogen rang, en fchatryken,<br />
droegen dezelve Dit, egter,<br />
maakte de vraag na Zyde niet minder geweldig;<br />
inzonderheid naa dat het voorbeeld<br />
van den verkwistenden ELAGABALUS hec<br />
gebruik daar van onder de andere Sexe invoerde<br />
, en de Mannen leerde zich te vernederen<br />
tot het draagen van dit verwyfde<br />
dekzel, gHyk de ftrengheid der oude denkwyze<br />
de Zyde kleeding noemde.<br />
Twee omftandigheden, wegens den Zydehandel<br />
onder de Romeinen, verdienen onze<br />
opmerking. Strydig met het geen doorgaans<br />
plaats grypc in allen Handelbedryf,<br />
fchynt het algemeener gebruik van dat<br />
voortbrengzel de ingevoerde hoeveelheid<br />
niet vermeerderd te hebben, in zulk eene<br />
evenredigheid als beantwoordde aan de<br />
fteeds totneemende vraag na 't zelve : de<br />
prys der Zyde verminderde niet geduuren^<br />
de hec verloop van tweehonderd en vyftig<br />
jaaren, zints den tyd dat dezelve eerst te<br />
Rome bekend werd. Onder de Regeering<br />
van AURELIANUS bleef men de Zyde nog<br />
tegen Goud opweegen. Die hadt men<br />
waarfchynlyk toe te fchryven aan de wyze<br />
(x) TACIT. Annales, Lik. II. c. 33.
WEGENS OUD INDIE. 105<br />
ze op welke die ftoffe door de Kooplieden<br />
van Alexandrie bezorgd werd. Zy hadden<br />
geene rechtflreekfche gemeenfchap met<br />
China, het éénigfte Land, waar men, ten<br />
dien tyde, de Zydeworm kweekte, en diens<br />
arbeid tot een artykel van Koophandel<br />
maakte. Al de Zyde , welke zy kogten<br />
in de onderfcheidene Havens van Inctte<br />
door hun bezogc , was daar in fchepen<br />
diens Lands gebragt : en, of door eenig<br />
gebrek in kennis om de Zydewormen te<br />
kweeken en te behandelen, was de voortbrenging<br />
deezer kundige werkzaamheid by<br />
de Chineefen zelve fchaars, of de tusfchenbeide<br />
komende Handelaars vonden 'er hun<br />
voordeel by in de markt te Alexandrie met<br />
een kleine hoeveelheid, tot een hoogen<br />
prys, te voorzien, dan de waarde door hec<br />
vermeerderen van den voorraad te vermin^<br />
deren.<br />
De andere omftandigheid , welke ik op<br />
't oog had,is van byzonderder aart,en verfchaft<br />
ons een treffend bevvys van de onvolkomene<br />
gemeenfchap der Ouden met<br />
wydafgelegene Volken , en de gebrekkige<br />
kennis welke zy hadden , van derzelver<br />
voortbrengzelen in Natuur en Kunst. Hoe<br />
zeer men de van Zyde gewerkte Stoffen<br />
bewonderde , en hoe vaak Griekfche en<br />
Romeinfche Schryvers van Zyde gewaagen,<br />
hadden zy, verfcheide eeuwen lang, naa<br />
dac het gebruik gemeen geworden was,<br />
geen zekere kundigheid of van de Landen<br />
aan welken zy die zo geliefde arrykel van<br />
©pfchik moescen dank weeten , of van de<br />
Ü 5<br />
w<br />
11.<br />
ƒ< FDEE-<br />
LING.<br />
y-
iot? O N D E R Z O E K<br />
IL wyze op welke hec voortkwam. Eenigen<br />
AFDEE- veronderftelden , dac de Zyde een fyne<br />
LING. Dauw was, kleevende aan de bladeren van<br />
zommige boomen of bloemen ; anderen hielden<br />
dezelve voor eene tedere foorc van<br />
Wolle of Katoen; en zelfs zy, die geleerd<br />
hadden dat die Stoffe het werk was van een<br />
Infect, toonen , door hunne befchryvingen ,<br />
geen onderfcheiden denkbeeld gehad te<br />
hebben hoe dit fpinnen gefchiedde (;y).<br />
'c Was<br />
fy) De Heer MAHUDEL heeft , in een Vertoog,<br />
aan de Academie des Infcriptions & Belles Lettres,in<br />
den Jaare 1719, voorgeleezen, de onderfcheide Gevoelens<br />
der Ouden , over de natuur en den oorfprong van<br />
de Zyde verzameld, 't welk ftrekt om hunne onkunde<br />
teu dien opzigte aan te toonen. Zints de uitgave des<br />
Vertoogs van den Heer MAHUDEL, heeft Vader DU<br />
HAL DE eene foort van Zyde befchreeven, van welke<br />
ik geloof dat hy de eerfte kennis aan de Hedendaagfchen<br />
gegeeven heeft. „ Deeze wordt voortgebragt<br />
„ door kleine Infecteu, zeer op Slekken gelykende;<br />
„ zij vervaardigen geen ronde of langwerpig ronde<br />
„ Spinzels gelyk de Zydsworm , maar fpinnen zeer<br />
„ lange draaden, die zich hegten aan boomen en ftrui-<br />
„ ken, wanneer zy door den wind worden opgeno-<br />
„ men. Men verzamelt ze, en vervaardigt 'er Zyde<br />
„ ftofFen van, ruwer dan die komen van de tamme Zy-<br />
„ dewormen. De Infecten , die deeze ruwe Zyde<br />
„ voortbrengen, zyn wild." Dtfcription de PEmpi'<br />
re de la Chine, Tom. II. Fol. p. 207. Dit gelykt<br />
veel naar de befchryving van VIRGILIUS:<br />
Fellereque ut foliis d
WEGENS OUD INDIE. 107<br />
— 't Was, in gevolge eener gebeurtenisfe, II.<br />
in de Zesde Éeuwe van de Christen Jaa>'AFDEStelling voorgevallen , waarvan ik beneden L1NG.<br />
zal gewp.agen, dat de vvaare natuur der Zyde<br />
in Europa bekend wierd.<br />
De andere Koopwaaren , doorgaans uit<br />
Indie aangebragt, zal ik vermelden in het<br />
berigt, 't Welk ik nu gaa geeven van de<br />
Laadingen door de Schepen in dien Handel<br />
gebruikt,heen gebragt, en te rug genomen.<br />
De kundfchap hiervan zyn wy verfchuldigd<br />
aan de Omvaaring der Eryihrtefche Zee,<br />
toegefchreeven aan A R RI ANUS, in een keurige,<br />
fchoon korte, Verhandeling, min bekend,<br />
dan dezelve verdient; dezelve treedt<br />
in eenige byzonderheden , den Handel betreffende,<br />
waar van men geen wedergade<br />
by eenigen .ouden Schryver aantreft.<br />
De eerde plaats in Indie, op welke de<br />
Schepen uit Egypte, toen zy de oude wyze<br />
van vaaren volgden, gewoon waren te handelen<br />
, was Patala aan de Rivier Indus Zy<br />
brag-<br />
meir worden breeder ontvouwd in de groote Verzameling<br />
van Memmes coneernant VHlstoire, {et Sciences,<br />
les Aits, &c. des Chimis, Tom II. p. 575> Steen<br />
door Vader DE MAILT. \, in zyne breedui'.gewerkte<br />
Historie van China, Tom XIII. p. 43J- ' 7-<br />
Het is eene zonderlinge oiflftaiidigtieid in de Gefchiedenis<br />
der Zyde, dat de Maho-nedaansn, uit hoof's<br />
dat dezelve het uitwerpz-1 is v h een worm, de Zyde<br />
aanzien al, eene onreine kleeding; en Het is, met<br />
algemeen e toeftemming der Leer ren . >.dat<br />
een Pérfpon • dié e:*ne ïCleejding ge.! • f& Zyd^<br />
drsagt, de dcgètykTcliè Gebeden , fii uc:.i Coran voorgefchreeven<br />
, niet wettig kan tótCartea; li i KB EL.<br />
MïlL Qrs.,.t. A, t. BAK.IR.
ft.<br />
AFDEE<br />
LINO.<br />
108 O N D E R Z O E K<br />
bragten 'er dun wollen Laken , geruit<br />
Linnen , eenige kostbaare Gefteenten en<br />
Reukwerken, in Indie onbekend, Koraal,<br />
Storax, Glazen van onderfcheide foonen,<br />
eenig gewerkt Zilver, Geld en Wyn. Voor<br />
deeze Waaren kreegen zy veelerhande Speceryen<br />
, Sapphiren en andere Gefteenten,<br />
Zyden Stoffen, Draad Zyde, Katoenen (z)<br />
en zwarte Peper.<br />
Dan een veel grooter Koopmarkt aan<br />
dezelfde Kust was Barygaza, en te deezer<br />
oorzaake vermeldt de Schryver , dien<br />
ik hier volg, de ligging en de wyze van het<br />
aandoen der Haven met zeer veel naauwkeurigheids.<br />
De ligging komt volmaakt<br />
overeen met die van Baroach , aan de<br />
groote Rivier Nerbuddah , langs welke,<br />
of te lande , uit de aanzienlyke Stad Tagara<br />
over hooge bergen Ca) alle de bin-<br />
nen-<br />
(z) Indien het gebruik van in Indie gemaakte Katoene<br />
ftoiï"en onder de Romeinen algemeen geweest<br />
was, zou men de onderfcheide foorten opgenoemd<br />
vinden in de Wet de Publicanis & Fectigalibus, op<br />
dezelfde wyze als de onderfcheide Speceryen en kostbaare<br />
Gefteenten. Zodanig eene byzondere opgave<br />
zou even noodig geweest zyn voor den Koopman als<br />
voor den Tollenaar.<br />
Ca) Dit gedeelte der Periplns van ARRIANUS is<br />
met groote naauwkeurighcid en geleerdheid onderzogt<br />
door den Lieutenant WIIFORD, en uit zyne naipeuring<br />
blykt, dat het Plithana van ARRIANUS het tegenwoordige<br />
Pultanah is, aan den Zuidlyken oever<br />
van de Rivier Godvery , ruim honderd en zeventien<br />
Engelfche Mylen ten Zuiden vw Baroach; dat de ligging<br />
van Tagara dezeifde is met die van het hedendaagicheDovlatabad,en<br />
dat de hooge gronden, over welfeen<br />
de Goederen na Baroach gevoerd werden , de
WEGENS OUD TNDIE. 109<br />
nenlandfche voortbrengzels gebragt worden.<br />
De in- en uitgevoerde Koopmanfchappen<br />
aan deeze groote Markt waren veelvuldig<br />
en verfcheiden. Behalven de reeds<br />
opgenoemde, telt onze Schryver, onder de<br />
ingevoerde, Italiaanfche, Griekfche en Arabifche<br />
Wynen, Koper, Tin, Lood, Gordels<br />
van een keurlyk weefzel, welriekende<br />
Klaver, wit Glas, rood Rattekruid, Potlood,<br />
Goud en Zilver Munt. Onder de uitgevoerde<br />
noemt hy , den Onyx en andere<br />
Gefteenten , Yvoor , Mirrhe , verfcheide<br />
foorten van gewerkt Katoen, effen en met<br />
bloemen vercierd, en lange Peper (b).<br />
Te Mufiris, een naaste Haven van aangelegenheid<br />
op die kust, waren de ingevoerde<br />
Koopmanfchappen veelal dezelfde<br />
met die te Barygaza; doch dewyl dezelve<br />
nader aan de Oostlyke gedeelten van Indie<br />
lag, en daar mede veel gemeenfchaps fchynt<br />
gehad te hebben, waren de Goederen, van<br />
daar uitgevoerd, veelvuldigeren kostbaarder.<br />
Hy gewaagt, inzonderheid, van Paarlen in<br />
grooten overvloed en zeldzaame fchoonheid,<br />
van verfcheidenerleie Zyden Stoffen,<br />
kostbaare Reukwerken, Schildpad, onderfcheide<br />
föorten van doorfchynende Steenen,<br />
bo»<br />
Battagaut-Bergen zyn. De liggingen en afftanden<br />
van deeze onderfcheidene Plaatzen , zo als dezelve<br />
opgegeeven worden door ARRIANUS, leveren een<br />
bykomend bewys op, (indien het anders noodig ware,)<br />
van de juiste kundfchap, welke hy ontvangen<br />
hadt, wegens dit gedeelte van Indie. Afiatie. Refearches,<br />
Vol. I, p. 369, &c.<br />
Cè) Peripl. Mar. Erythr. p. 28.<br />
ÏL<br />
AFDEE-<br />
LING.
11<br />
AFI KE<br />
LI A G .<br />
no O N D E R Z O E K<br />
bovenal Diamanten, Peper in groote hoeveelheid,<br />
en van de beste foort (c~).<br />
De iuischeid des berigts van deezen<br />
Schryver , wegens de Goederen uit Indie<br />
aangebragt , wordt bevestigd , door eene<br />
Romeinfche Wet, die de Indifche Goederen<br />
. aan Tolgelden onderworpen, optelt (V).<br />
Door deeze twee met den anderen te<br />
v.ergelyken, kunnen wy een vry naauwkeurig<br />
denkbeeld vormen van den aart en de<br />
uitgeifrektheid des Handels met Indie in<br />
oude tyden.<br />
Naardemaal de ftaat der Maatfchappye<br />
en der Zeden onder de Inwoonderen van<br />
Indie, in het vroegfte tydperk, waarin zy<br />
bekend werden , ten naasten by overeenkwamen<br />
met die hunner Afftammelingen<br />
heden ten dage , waren hunne behoeften<br />
en 't geen zy verlangden, bygevolge veel<br />
al dezelfde. De vindingrykheid, en het<br />
vernuft, hunner eigene Kunftenaaren, was<br />
genoegzaam om hun zo veele gewerkte<br />
Stoften te bezorgen, dat zy weinig van<br />
buiten 's lands behoefden , uitgezonderd<br />
eenige der nuttige Metaalen , welke hun.<br />
eigen Land in geene genoegzaame hoeveelheid<br />
opleverde: toen zo wel als nu, kogc<br />
men meest met Goud en Zilver de benoodigdheden<br />
der Weelde uit het Oosten.<br />
In twee byzonderheden , nogthans , ia<br />
onze Invoer uit Indie grootlyks onderfc<br />
hei-<br />
CO Peripl. Mar. Erythr. p, 31, 32.<br />
rrf) Digest. Lib. XXXIX. Tit. IV. itf. D$<br />
Publteanis £f / eetigalibus.
WEGENS OUD INDIE. III<br />
fcheiden van dien der Ouden. De Klee II.<br />
ding, beiden van Grieken en Romeinen, beAFDEEftondc bykans geheel uic Wol , die, door L1NG.<br />
hun veelvuldig gebruik van warme baden,<br />
draaglyk genoeg was. Hun fleec van Linnen<br />
en Kacoen was veel minder dan hedendaags<br />
, nu lieden van allerlei leevensrang<br />
Linnen en Kacoen draagt. Diensvolgens beftaar<br />
een aanmerkelyke cak des Invoers, uic<br />
dac gedeelte van Indie, 't welk de Ouden<br />
kenden , uic Stukgoederen, onder welke<br />
Koopmans benaaming begreepen worde de<br />
onnoemelyke verfcheidenheid van gewerkte<br />
ftoffen , die de fchranderheid der Indiaanen<br />
van Katoen vervaardigt. Maar , zo<br />
verre myne waarneeming ftrekc, hebben<br />
wy geen gezag, 'c welk ons geregcigc om<br />
den invoer der Ouden, een dien aanziene,<br />
aanmerkelyk te agten.<br />
Schoon de Handel op Indie, heden ten<br />
dage gedreeven , meest een Handel van<br />
Weelde is , brengen wy, nogthans , mee<br />
de Artykelen aan dezelve dienstbaar, veele<br />
Goederen mede, die enkel moeten aangemerkt<br />
worden als ftoffen voor onze eigene<br />
Handwerken. Van dien aart is de<br />
Katoen uit Indostan, de Zyde uit China,<br />
en de Salpeter van Bengale. Maar in de<br />
berigten van den ouden Invoer uit Indie,<br />
vind ik niets , behalven ruwe Zyde en<br />
Draad-Zyde, vermeld, 'c geen coc ftofie van<br />
eenige binnenlandfche bewerking kon dienen.<br />
De Vaarc der Ouden zich nooic tot<br />
China uitgeftrekt hebbende, blykc de hoeveelheid<br />
van onbewerkte Zyde , welke zy<br />
uic
na O N D E R Z O E K<br />
II. uit handen der Indifche Handelaaren krec-<br />
AFDEE gen , al te fchaars geweest te zyn , om<br />
LiNG. de bewerking daarvan tot eenig voorwerp<br />
; van belang voor binnenlandfche vlyt te<br />
maaken.<br />
Naa dit beknopt berigt des Koophandels<br />
door de Ouden op Indie gedreeven, gaa ik<br />
voort, om te <strong>onderzoek</strong>en , welke kennis<br />
zy hadden van de Landen verder op gelegen<br />
dan de Havens van Mufiris en Barace,<br />
de uiterfle grenspaal ten Oosten , tot<br />
welke ik tot hier toe hun voortgang heb<br />
afgetekend. De Schryver van de Omvaart<br />
der Erythrcefche Zee, wiens naauwkeurigheid<br />
in 't befchryven het vertrouwen, waar<br />
mede ik hem eenigen tyd gevolgd heb, ten<br />
vollen wettigt, fchynt weinig geweeten te<br />
hebben van dat gedeelte van de Kust, welke<br />
van Barace Zuidwaards ilrekt Hy gewaagt,<br />
't is waar, in 't voorbygaan, van<br />
twee of drie onderfcheidene Havens, maar<br />
geeft niet te verfhan dat een derzelve een<br />
Stapelplaats was van den Handel met<br />
Egypte. Hy haast zich na Comar of Kaap<br />
Comorin, de Zuidlykfte uithoek van het<br />
Indisch Schiereiland , en zyne befchryving<br />
van dezelve is zo naauwkeurig en overeenkomftig<br />
met den tegenwoordigen ftaat,<br />
dat ze uitwyze hoe hy deswegen volkomen<br />
egte berigten ingewonnen hebbe (e). Naby<br />
dezelve plaatst hy de Paarlvisfchery van<br />
Colchos, het hedendaagfche Kilkare, onge-<br />
twy-<br />
(e) Peripl. Mar. Erythr. p. 33. D'ANVILLB<br />
Ant. de Pinde, p. 118, &e.
WEGENS O U D I N D I E . 113<br />
twyfeld dezelfde die de Nederlanders thans<br />
verrigten in de Straat, welke hec Eiland<br />
Ceylon van hec Vasteland fcheidt. — Als<br />
daar niet verre afgelegen, vermeldt hy drie<br />
onderfcheide Havens, die blyken geweesc<br />
te zyn op den Oostkant van het Schiereiland,<br />
thans bekend onder den naam van de<br />
Kust van Curmandel. Hy befchryfc deeze<br />
als Emporia , of vaste Handelplaatzen<br />
Cf); maar uit een oplettend nagaan<br />
eeniger omftandigheden in zyn berigt des<br />
betreffende, komt het my waarfchynlyk<br />
voor, dat de Schepen van Berenice , na<br />
geen deezer Havens zeilden , fchoon dezelve<br />
, gelyk hy ons meldt , Goederen<br />
kreegen uic Egypte gebragt, zo wel als<br />
de Voortbrengzels van de tegen over liggende<br />
kust des Schiereilands : dan deeze<br />
fcheenen ingevoerd te zyn met Lands Schepen<br />
(g~). 't Was ook met eigen Schepen,<br />
in gedaante en grootte verfchillende , en,<br />
van onderfcheide bcnaamingen, van welken<br />
hy 'er eenige opgeeft, dat zy Handel dreeven<br />
met het Gouden Cherfonefus, of hec<br />
Koningryk Malacca, en de Landen by de<br />
Ganges. — Niet verre van den mond dier<br />
Riviere plaatst hy een Eiland, door hem<br />
befchreeven als liggende onder de opgaande<br />
Zon, en als het laatfte Gewest in hec<br />
Oosten, 't welk bewoond was (h).<br />
Van alle deeze deelen van Indie ichynt de<br />
Schry-<br />
(ƒ) Perip. Mar. Erythr. p. 34.<br />
Q>) ronmct ic^ota.<br />
(fp) Perip. Mar. Erythr. p. 36.<br />
H<br />
II.<br />
&FDEE-<br />
LING.
iii<br />
AFDEE-<br />
L1NG.<br />
"4 O N D E R Z O E K<br />
Schryver dier Omvaart eene zeer gebrekkige<br />
kennis gehad te hebben, gelyk blykc,<br />
niet alleen uit het geen hy vermeldt, wegens<br />
dit ingebeelde Eiland, en dat by het<br />
zich niet onderwindt 't zelve te befchryven;<br />
maar ook uit zyn verhaal, met de ligtgeloovigheid<br />
en zugt tot het wonderbaare ,<br />
die altoos onkunde vergezellen, en kenmerken,<br />
dat deeze afgelegene Oorden bevolkt<br />
waren met Menfcheneeters, en Menfchen<br />
van fchriklyke en gedrogtJyke gedaanten<br />
(/).<br />
Ik heb deeze aandagt hefteed, om den<br />
koers,aangeweezen inde Omvaart derErythrafche<br />
Zee, na te gaan: dewyl de Opfteller<br />
van dit Werkje de eerfte oude Schryver<br />
is, aan wien wy de kennis verfchuldigd<br />
zyn van de Oostkust des grooten<br />
Schiereilands van Indie, of van de Landen<br />
daar by gelegen. — Aan STRABO, die<br />
zyn groot Werk over de Aardrykskunde<br />
zamenftelde onder de Regeering van AU<br />
GUSTUS , was Indie, en in 't byzonder<br />
het Oostlykst gedeelte daar van, weinig bekend.<br />
Hy vangt zyne befchryving aan met<br />
de toegeeflykheid zyner Leezeren te verzoeken<br />
, uit hoofde van de fchaarfche berigten<br />
welke hy kon opdoen van een Land<br />
zo wyd afgelegen , 't geen de Europeaanen<br />
zelden bezogt hadden, en veelen hunner<br />
enkel by hec doortrekken , of in den<br />
Krygsdienst. Hy merkc op, dac de Koophandel<br />
zelve weinig hadc toegebragt toe<br />
(0 Perip. Mar. Erythr. p. 35.<br />
eene
WEGENS O U D I N D I E . 11$<br />
eene naauwkeurige nafpeuring des Lands:<br />
dewyl weinigen der Kooplieden uic Egypte,en<br />
de Arabifche Golf, ooic zoo verre als<br />
de Ganges waren opgezeild; en van zo ongeletcerde<br />
Menfchen kon men bezwaarlyk<br />
verwagten kundfchap ce zullen verkrygen,<br />
die eene volle maate van vertrouwen verdiende.<br />
Zvne befchryvingen van Indie, in<br />
'c byzonder van de binnenfte Landfchap<br />
pen , zyn bykans geheel ontleend uit de<br />
Gedenkschriften der Bevelhebberen van<br />
ALEXANDER, met eenige luttel beduidende<br />
byvoegzelen van laater dagtekening,<br />
en deeze zyn zo weinig in aantal en zomtyds<br />
zo ormaauwkeurig , dat ze een treffend<br />
bevvys bybrengen van de geringe vorderingen,<br />
weiken de Ouden, zints den tyd<br />
van ALEXANDER, gemaakt hadden in hec<br />
<strong>onderzoek</strong> deezes Lands. Wanneer een<br />
Schryver van zo veel oordeels als STRA<br />
BO, die in eigen perfoon verfcheide verre<br />
Landen bezogc, om 'er een juister verhaal<br />
van te kunnen vervaardigen, aantekent, dat<br />
de Ganges , door één mond zich in den<br />
Oceaan ontlast mogen wy, met reden,<br />
befluiten, dac, ten zynen tyde, geen rechcftreekfche<br />
vaart was op die Rivier, door de<br />
Handelaars van de Arabifche Golf, of dat<br />
die Reize zo zeldzaam ondernomen word,<br />
dac de Weecenfchap 'er weinig onderrigtings<br />
uic trok.<br />
De volgende Schryver in Tydorde, van<br />
wien wy eenig berigc wegens Indie oncvan-<br />
(A) STRABO, Lib. XF. p. ion. C.<br />
Ha<br />
m<br />
AFDEE*<br />
LING.
nö O N D E R Z O E K *<br />
II. vangen, is PLINIUS de Oude, die om<br />
AFDEE trent vyftig jaaren na STRABO bloeide.<br />
LING. Naorden:aal hy in de korte befchryving van<br />
. Indie, in zyne Natuurlyke Historie gegeeven,<br />
dezelfde Gidfen volgt als STRABO,<br />
en geene kennisfe van het binnenfte des<br />
Lands fchynt gehad te hebben, dan die hy<br />
ontleende uit de Krygsbevelhebbers, die<br />
onder A L EX ANDER , en diens onmiddelyke<br />
Opvolgers, dienden, is het noodloos zyne<br />
befchryving byzonder na te gaan. — Hy<br />
heek 'er,nogtbans, twee gewigtige Artykels<br />
bygevoegd, welke hy aan laatere ontdekkingen<br />
hadt dank te weeten. Het eene is<br />
het verflag van den nieuwen koers der Zeevaart<br />
van de Arabifche Golf na de Malabarfche<br />
Kust, waar van , en van welks aangelegenheid,<br />
ik hier boven reeds gefprooken<br />
heb» — Het andere behelst eene befchry.<br />
ving van het Eiland Taprobana, welke ik<br />
ten voorwerp eener gezetter overweeginge<br />
zal reemen, naa onderzogt te hebben<br />
wat PTOLEMEUS toegebragt heeft tot vermeerdering<br />
onzer kundigheden wegens den<br />
ouden ftaat van Indie.<br />
Schoon PTOLVMEUS, die zyne Werken<br />
omtrent tachtig Jaaren laater dan PLINIUS<br />
aan het licht gaf, rreer fchynt uit te munten<br />
door zyn onvermoeide vlyt en begaafdheid<br />
om de dingen te fchikken, dan<br />
door een vindingryk vernuft , is de Aardryltskunde<br />
meer aan hem, dan aan eenigen<br />
anderen Wy>geer, verfchuldigd. Gelukkig<br />
voi r die Weetenfchap, hadt hy, in het vormen<br />
van zyn algemeen Stelzel der Aard-<br />
ryks-
WEGENS OUD INDIE. 117<br />
rykskunde, de denkbeelden aangenomen en ÏL<br />
de hardel wyze gevolgd van HIPPARCHUS, , LFDREdie<br />
bykans vier honderd jaaren vroeger LING.<br />
dan hy leefde. Deeze groote Wysgeer .<br />
was de eerfte, die het ondernam- eene<br />
Naamlyst van de Starren te maaken. Om<br />
derzelver plaats aan den Hemel met juistheid<br />
te bepaalen mat hy den afftand af<br />
door zekere cirkels van de Spheer ; tellende<br />
deezen by Graaden, of van 't Oosten<br />
na 't Westen, of van 't Noorden na<br />
't Zuiden. De eerfte noemde hy de Lengte<br />
, de tweede de Breedte, van een Star.<br />
Deeze handelwyze vondt hy van zo veel<br />
nuttigheids in zyne Starrekundige nafpeuringen,<br />
dat hy dezelve, met geen min gelukkigen<br />
uitflag, op de Aardrykskunde toepaste<br />
; en het is eene byzonderhcid der<br />
opmerkinge waardig, dat, door het waarneemen<br />
en befchryven des Hemels, de Menfchen<br />
eerst leerden de Aarde met juistheid<br />
te meeten en af te beelden. Die wyze,<br />
om de ligging der Plaatzen te bepaalen ,<br />
door HIPPARCHUS uitgevonden, fchoon<br />
bekend aan de Aardryksbefchryvers tus*<br />
fchen zyn Leeftyd en dien van PTOLE<br />
MEUS, en door STRABO (/), zo wel als<br />
door PLINXUS (tn) , vermeld, werd door<br />
geen van hun beiden gevolgd. Van dit<br />
verzuim fchynt geen waarfchynlyker reden<br />
gegeeven te kunnen worden , dan dat zy<br />
geen Starrekundigen waren , en niet ten<br />
Q) STRABO, Lib. II.<br />
vol-<br />
(m) PLINIUS, Nat. Hist. Lib. II. c. 12. 26. 70.<br />
H 3
IÏ.<br />
AFüEE-<br />
LING.<br />
118 O N D E R Z O E K<br />
voilen alle de voordeden begreepen. welke<br />
de Aardrykskunde van deeze vinding<br />
kon trekken. [Wat S T R A B O , in 't byzonder<br />
betreft, hy erkent zyne agterwegelaating<br />
der verbereringen , welke HIP<br />
P A R C H U S ontleend hadt uit Starrekundige<br />
Waarneemingen; doch billykt dezelve door<br />
een dier redeneerkundige fcherpzinnighedan<br />
, welke de Ouden zo gereed in alle<br />
hunne Schriften lieten invloeijen. ,, Een<br />
„ Aardryksbefchryver", zegt hy, ,, heefc<br />
geen agt te flaan op 't geen buiten de<br />
„ Aarde is ; en zullen Menfchen , bezig<br />
„ om de zaaken te befchikken van dat<br />
„ gedeelte des Aardbodems , 't welk be-<br />
„ woond is, de onderfcheiding en verdee-<br />
,, lingen van H I P P A R C H U S der kennis-<br />
„ neeming onwaardig keuren J<br />
Dan P T O L E M E U S , die een lang leeven<br />
befteed hadt in het vei beteren der Starrekunde,<br />
zo wat het befpiegelend , als wat<br />
het beoefenend, gedeelte aanbelangt, ontdekte<br />
die voordeelen, ten opzigte der Aardrykskunde,<br />
volkomen, in deeze beide was<br />
H I P P A R C H U S zyn Leidsman; diensvolgens<br />
befchreef hy , in zyne beroemde Verhandeling<br />
over de Aardrykskunde, de onderfcheide<br />
deelen der Aarde. volgens derzelver<br />
Lengte en Breedte. De Aardrykskunde<br />
was dus op eigenaartige gronden gevestigd<br />
, en onm'iddelyk verbonden met<br />
Starrekundige Waarneemingen en Wiskundige<br />
Weetenfchap. Dit<br />
(h) STRABO, Lib.II. p. 104. C. Dit is de XXVI<br />
4nnt. vau P.OBEKHOJÏ,
WEGENS O U D I N D I E . 119<br />
Dit Werk van PTOLEMEUS verwierf II.<br />
welhaast groote hoogagting by de Ou:len. AF DEE<br />
[AGATHEMEUUS, die niet lang naa hem LING.<br />
bloeide, geeft hem dit getuigenis: „ PTO-<br />
„ LEMEUS, die de Aardrykskunde tot een<br />
„ geregeld Stelzel bragt, behandelt alles,<br />
„ wat tot dezelve behoort , niet loslyk,<br />
„ of enkel naar zyne eigene begrippen;<br />
„ maar, lettende op 't geen gefchreeven<br />
,, was door oudere Schryveren , nam hy<br />
„ van hun aan wat hy eenftemmig met de<br />
„ waarheid vondt." •— Uit hoofde van<br />
diezelfde bewondering zyns arbeids, vervaardigde<br />
AGATHODJEMON , een Kunftenaar<br />
van Alexandrie , een flel Kaarten<br />
ter opheldering van 't Werk van PTOLE<br />
MEUS; waar in de ligging van alle Plaatzen,<br />
door dien Aardrykskundigen vermeld,<br />
met derzelver Lengte en Breedte, volgens<br />
diens denkbeelden zich vertoonen (0) ]. —<br />
Geduurende de Middel-Eeuwen, onderwierp<br />
men zich, zo in Arabie, als in Europa,<br />
aan de beflisfingen van PTOLEMEUS, in<br />
alles wat de Aardrykskunde betrof, met<br />
eene zo ingewikkelde toeftemming, als men<br />
toedroeg aan de bepaalingen van ARISTO-<br />
TELES, in alle andere rakken van Weetenfchap.<br />
By de herleeving van een vryer<br />
geest van <strong>onderzoek</strong>, in de zestiende Eeuwe,<br />
werden de verdienflen der verbeteringen<br />
door PTOLEMEUS in de Aardrykskunde<br />
gebragt , nagegaan en erkend ; die<br />
taal<br />
(#) F ABRI c. Bib/. Grtc. Vol. III. p. 412. Dit<br />
is de XXVII Aantekening van ROBERTSQK.<br />
H 4
iso O N D E R Z O E K<br />
II. taal der weetenfchap, welke hy eerst alge-<br />
AFDEE - meen maakte, wordt nog gebruikt, en de<br />
LING. ligging der Plaatzen nog bep*gld op de-<br />
. zelfde onderfcheidende en beknopte wyze,<br />
door de Lengte en Breedte op te geeven.<br />
PTOLEMEUS, niet voldaan met de algemeene<br />
beginzels van HIPPARCHUS aan<br />
te neemen, ftreefde hem na in de toepasfing<br />
derzelven, en, gelyk die Wysgeer alle<br />
de Starrebeelden gefchikt hadt, waagde hy<br />
het, 'c welk geen min zwaare taak was ,<br />
alle de Gewesten der Aarde, toen bekend,<br />
te overzien, en hy bepaalde, met eene keurige<br />
en ftoute beflisfing, de Lengte en<br />
Breedte van de meest aanmerkelyke Plaatzen<br />
in elk Gewest. Alle zyne bepaalingen<br />
, egter, hebbe men niet aan te zien<br />
als de uitflag van daadlyke waarneeming;<br />
PTOLEMEUS gaf ze ook niet als zodanig<br />
op. De Starrekunde was, ten dien tyde,<br />
rot eenige weinige Landen bepaald. Een<br />
groot gedeelte der Wereld was weinig<br />
bezogt en gebrekkig befchreeven. De ligging<br />
van een klein getal Plaatzen, alleen,<br />
was met eenige maate van naauwkeurigheid<br />
bepaald. PTOLEMEUS vondt zich,<br />
derhalven, verplïgt de Wegwyzers en Opneemingen<br />
van het Romeinfche Ryk, welke<br />
de ilaatkundige wysheid van dien grooten<br />
Staat , met verbaazende moeite en<br />
groote kosten , hadt laaten vervaardigen,<br />
te raadpleegen.<br />
[Naardcmaal deeze openbaare Opneemingen<br />
en Wegwyzers aan de oude Aardryksbefchryvers<br />
het beste berigt verleenden ,<br />
we-
WEGENS OUD INDIE. 121<br />
wegens de ligging en den afftand van veele<br />
Plaatzen,.zal het niet ongepast zyn, hier /<br />
tusfehen beiden, met een kort woord , te<br />
doen zien, op welk eene wyze de Romei- -<br />
nen dezelve vervaardigden. Het denkbeeld<br />
eener algemeene Opneeming des geheelen<br />
Ryks werd eerst gevormd door JULIUS<br />
ca;SAR, en werd, onder zyne Regeering<br />
begonnen zynde, op gezag vaneen Raadsbefluic,<br />
voltooid door AUGUSTUS. Dewyl<br />
Rome in Weetenfchap voor Griekenland<br />
verre moest zwigten , gaf men de<br />
volvoering deezer groote onderneeming in<br />
handen van drie Grieken, Mannen van<br />
uitfteekende bekwaamheden, en bedreeven<br />
in alle deelen der Wysbegeerte. De Opneeming<br />
der Oostlyke Verdeeling des Ryks<br />
werd door ZENODOXUS voltooid in veertien<br />
jaaren , vyf maanden en negen dagen.<br />
Die van de Noordlyke verdeeling<br />
volbragt TKEODOTUS in twintig jaaren,<br />
acht maanden en tien dagen. De Zuidlyke<br />
Verdeeling bragt men ten einde in vyf<br />
en twintig jaaren, ééue maand en tien da<br />
i c w a s e e n e<br />
gen (ƒ>)• D onderneeming deeze<br />
groote Mannen waardig, en voegende<br />
aan den luister van een groot Volk.<br />
Behalven deeze algemeene Opneeming,bragt<br />
elke Oorlog eene nieuwe afbeelding en<br />
meeting mede van de Landen, die ten tooneele<br />
des Krygs geltrekt hadden. Wy<br />
mo-<br />
(/>_) /Ethici Cosmographia apud Gcographos, edifOS<br />
(t HEK». STEPHANO, 1577. p. I07.<br />
H 5<br />
IT.<br />
FM KE<br />
LING.
II.<br />
AFDEE-<br />
LING.<br />
132 O N D E R Z O E K<br />
mogen uit VEGETIUS befluiten , dat elk<br />
Landvoogd van een Romeinsch Wingewest<br />
'er eene Befchiyving van kreeg ; waar in<br />
de afftand der Plaatzen by mylen was afgemerkt<br />
, waar in men de wegen, de bywegen,<br />
de bergen, rivieren, enz. aantrof;<br />
alle deeze, zegt hy, waren niet alleen met<br />
woorden uitgedrukt, maar afgetekend in<br />
eene Kaart; ten einde de oogen eens Veldheers,<br />
in het raadpleegen over zyne krygsbeweegingen,<br />
de overleggingen van zynen<br />
geest mogten te hulp komen (f).]<br />
Buiten de grenzen des Keizerryks, hadt<br />
PTOLEMEUS niets waarop hy kon vertrouwen<br />
[ dan de Dagboeken en Verhaalen<br />
der Reizigeren. Op deeze grondde hy<br />
alle zyne bepaalingen : en dewyl hy te<br />
Alexandria woonde , ten tyde dat de Koophandel<br />
van die Stad op Indie in de grootfïe<br />
uitgebreidheid gedreeven werd, zou<br />
men ligt denken, dat deeze omftandigheid<br />
hem de middelen zou verfchafc hebben<br />
om des veelvuldige kundfchap op te doen.<br />
Maar, 't zy door de onvolkomene wyze,<br />
op welke dat Land , in zyn tyd, bezogt<br />
werd. 't Zy door te veel betrouwen te<br />
ftellen op de berigten van Perfoonen, die<br />
hetzelve met weinig aandagts of oordeels<br />
bezien hadden , is zyne algemeene Opgave<br />
van de gedaante des Indifchen Vastenlands,<br />
de gebrekkigfle, welke de Oudheid<br />
ons heeft opgeleverd. Eene verhaazende<br />
mis-<br />
( » V E G E T . Inftit.Rei Militarts, Lib. III. c. 6".<br />
Dit is de XXVIfl Aantekening van ROBERTSON.
WEGENS OUD INDIE. 123<br />
misflag doet hem het Schiereiland van In II.<br />
die van den Sinus Earygazenus , of Golf AFDREvan<br />
Cambay, van hec Westen na het Oos L1NG.<br />
. ten loopen , in ftede van de waare ftrekking,<br />
van hec Noorden na het Zuiden (V).<br />
Deeze misflag is te min verfchoonelyk als<br />
wy overweegen, dat MEGASTHENES eene<br />
meeting van het Indifche Schiereiland had<br />
uitgegeeven, die naby aan de waare kwam \<br />
en deeze, met eenige veranderingen, was aangenomen<br />
door ERATOSTHENES, STRA<br />
BO,DIODORUS sicuLus,en PLINIUS,<br />
die vóór den Leeftyd van PTOLEMEUS<br />
fchreeven (s).<br />
Hoewel PTOLEMEUS zich hadc laaten<br />
vervoeren , om zulk een dwaalend begrip<br />
te vormen , wegens de algemeene afmeetingen<br />
des Vastenlands van Indie, was zyne<br />
(V) Het gevolg van deezen misdag is opmerkeiyk.<br />
PTOLEMEUS, Lib.VIL c. 1, rekent de Lengte van<br />
Barysaza, of Baroach, op 17 0<br />
. 20', en die van Co*<br />
ry, of Kaap Comorin, op 13 0<br />
. 20/, 't welk een<br />
verfchil maakt van juist vier Graadeu; terwyl het weezenlyk<br />
verfchil tusfehen deeze twee Heatzen ten naasten-by<br />
veertien Graaden is.<br />
Cs) STRABO, Lib. XV. p. 1010. B. ARRIAN.////?<br />
Ind. c. III & IV. Droo. SICUL. Lib. II. p. 148<br />
PLIN. Nat. Hist. Lib. VI. c. 21. RA MUS 10, de<br />
Uitgeever van de oudite en misfehien hoogstfehntbaardt<br />
Verzameling van Reisbefchryvingen ,is de eerde, die<br />
zo verre my bekend is, deeze vreemde dwsaling vat<br />
TTOLEMEUS" heeft opgemerkt, Via;;gi Vel.-L p<br />
JSI. Hy tekent, met regt, op, dat de Schryver vat l<br />
de Omvaart der Erythrafche Zee veel naauwkeurige<br />
geweest is, en het Schicreürnd van Indie befchreevei<br />
ï dt, als van het Noorden na het Zuiden drekkende<br />
i'eripl. Mar. Erythr. p. 24. 20.
II.<br />
AKDEE-<br />
LING.<br />
124 O N D E R Z O E K<br />
ne kundfchap, ten aanziene van hec Land,<br />
meer in 'c by zonder, en de ligging van bepaalde<br />
Plaatzen , naauwkeuriger ; en hy is<br />
de eerfte Schryver, die zulk eene maate<br />
van kennis bezat, welke hem in ftaat ftelde<br />
om de Zeekust af ce tekenen, de meesc<br />
bekende Plaatzen op dezelve te vermelden,<br />
de Lengte en Breedte van ieder op te<br />
geeven, van de Kaap Comorin Oostwaards,<br />
coc de uiterfte gienzen der oude Scheepvaart.<br />
Ten opzigte van zommige ftreeken,<br />
byzonder langs de Oostzyde van het<br />
Schiereiland tot aan den mond van de<br />
Ganges, fchynen de berigten, hem medegedeeld,<br />
in zo verre juist geweest te zyn,<br />
dat zy, ten naasten by, misfchien meer<br />
overeenkomen met de weezenlyke gefteltenisfe<br />
des Lands , dan de befchryvingen,<br />
welke hy geeft van eenig ander deel van<br />
Indie. De Heer D'ANVILLE heeft, met<br />
zyne gewoone naarftigheid en oordeelkunde<br />
, de voornaamfte ftanden, zo als dezelve<br />
door hem bepaald worden , overwoogen<br />
, en bevonden dat zy beantwoorden<br />
aan Kilkare , Negapatam, de mond van<br />
de Rivier Cauveri, Mafulipatam, 't Punt<br />
Gordeware, enz. 't ls vreemd van het<br />
voorwerp deezes Onderzoeks tot dusdanige<br />
kleinigheden af te daalen; doch, in verfcheide<br />
gevallen, mogen wy aanmerken ,<br />
dat niet alleen de gclykvormigheid der Ligging<br />
, maar ook de gelykiuidenheid der<br />
oude en hedendaagfche Naamen, zeer treffend<br />
is. De groote Rivier Cauveri heet,<br />
by PTOLEMEUS, Chaberis; Arcot, binnen
WEGENS OUD INDIE. .125<br />
nen in het Land, is, by hem, Arcati Regia;<br />
en waarfchynlyk heeft de geheele A<br />
Kust haaren tegenwoordigen naam van<br />
Cormandei ontvangen van Sor Mandulam , .<br />
of het Koningryk van Sorce, 't welk daar<br />
op gelegen is (t\<br />
In het verloop van een honderd en zes<br />
en dertig Jaaren, die zints den dood van<br />
STRABO tot dien van PTOLEMEUS voorby<br />
fnelden , werd de Handelgemeenfchap<br />
met Indie zeer veel uitgebreid: de laatstgemelde<br />
Aardryksbefchryver hadt, ten aanziene<br />
van de Ganges, zulk eene vermeerdering<br />
van onderrigt bekomen , dat hy<br />
de naamen van zes onderfcheide Monden<br />
dier Riviere vermeldt, en derzelver ligging<br />
befchryft. Zyne afbeelding , nogthans ,<br />
van dat gedeelte van Indie, 't welk verder<br />
dan de Ganges ligt, is, ten opzigte<br />
van de algemeene gedaante, niet min verkeerd<br />
, dan die hy gaf van het Schiereiland<br />
, en komt even min overeen met de<br />
daadlyke ligging deezer Landen. Hy waagc<br />
het niet te min daar van eene Opgave te<br />
doen , gelyk aan die , welke hy gemaakt<br />
hadt van de andere groote afdeel ing van<br />
Indie , reeds door ons nagegaan. Hy vermeldt<br />
de Plaatzen van aangelegenheid langs<br />
de Kust; aan eenige derzelven geefc hy<br />
den onderfcheidenden naam van Emporia;<br />
dan of hy 'er dien naam aan toevoegt ,<br />
om dat zy Stapelplaatzen des Handels<br />
wa-<br />
CO PTOLEM. Geogr. Lib. VIL c, 1. U'AN-<br />
VILLE Antiq. de Pinde, p. 127, &c.<br />
II.<br />
FDEE-<br />
LING.
ia6 O N D E R Z O E K<br />
II. waren voor de Inboorelingén, in den H; n*<br />
/FDEE- del , welken het eene Land fchap van In<br />
LING. die met het andere dreef, dan of zy ILvens<br />
waren na welken de Schepen uit de<br />
Arabifche Golf rechtftreeks heenen zeilden<br />
, wordt niet onderfcheiden opgegeeven.<br />
3t Lnatfte , denk ik , is het denkbeeld<br />
'it geen PTOLEMEUS ten oogmeik<br />
heeft in te boezemen ; maar deeze Gewes-<br />
:en van Indie waren zo wyd afgelegen,<br />
en, door den fchroomvollen en traagen voortgang<br />
der oude Scheepvaart , tiaar allen<br />
fchyn, zo weinig bezogt, dat zyn berigt<br />
ieswegen allergebrekkigst is, en zyne befchryvingen<br />
duisterder , onnaauwkeuriger<br />
;n min overeenkomftig, zyn met de weesenlyke<br />
gefteltenisfe des Lands. dan in eenig<br />
gedeelte van zyne Aardrykskunde. — Dat<br />
schiereiland, waar aan hy den naam geeft<br />
ran het Gouden Cherfonefus, tekent hy af<br />
ils zich rechtftreeks van het Noorden na<br />
1 iet Zuiden ftrekkende, en bepaalt de Leng-<br />
I e van Sabana Emporium, den Zuidlykften<br />
l lithoek, op drie Graaden over de Linie,<br />
ren Oosten van dit Schiereiland, plaatst<br />
1 iy, 't geen hy de Groote Baay heet,<br />
< :n in het verfte gedeelte daar van ftelt hy<br />
( latigara, de verfte grens der Scheep-<br />
l r<br />
aart in ouden tyde, aan welke plaats hy<br />
1 liet minder dan acht en een halven Graad<br />
/ duider Breedte toefchryfc. Verderop ver<br />
I jaart hy, dat de Aarde geheel onbekend<br />
i $, en beweert dat het Land van daar Westwaards<br />
loopt , en in die ftrekking voorr<br />
8 aat tot het zich vereenigt met het Voorge-
WEGENS OUD INDIE. 127<br />
gebergte Prasfum in Ethiopië, 't welk ,<br />
naar zyn gevoelen , de eindpaal was des<br />
Vastenlands van Africa in 't Zuiden («).<br />
In gevolge van deeze dwaaling niet min<br />
onverantwoordelyk dan verbaazend , moest<br />
hy gelooid hebben , dat de &rytnra)cne<br />
; Zee, in haare geheele uitgestrektheid van<br />
j de Kust van Africa af, tot die van Cam-<br />
! bodia, een groote Kom ware, zonder eeni<br />
ge gemeenfchap met den Oceaan (V).<br />
Uit<br />
(u) PTOLEM. Geogr. Lib. VIL c. 3. 5. D'AN-<br />
YII.LE, Antiq. de Pinde, p. 187.<br />
(v) Deeze dvvaaling van PTOLEMEUS verdient,<br />
bnazender voorkomen, als wy bedenken, dat ny niet<br />
alleen kennis moet gehad hebben van 't geen 11 E R O-<br />
D o T u s verhaalt, wegens het omvaaren van Africa,<br />
op last van een der Egyptifche Koningen, Lib. IV.<br />
c. A; maar ook aan het gevoelen van ERATOSTHE-<br />
N E s , die beweerde , dat de groote uitgcftrektheid<br />
j van den Atlantifchen Oceaan de eenige zaak was,<br />
; die de gemeenfchap ter Zee tusfehen Europa en.Inj<br />
die belette ; STRABO , Geogr. Lib. I. p. 113. A.<br />
i Deeze dwaaling moet nogthans niet geheelenal PTO-<br />
I LEMEUS ten laste gelegd wbrden. HIPPARCHUS,<br />
. dien wy voor zyne Gids mogen houden, hadt geleeraard,<br />
dat de Aarde niet omringd wordt door een<br />
I geheel met elkander gemeenfchap hebbenden Oceaan;<br />
i maar dat dezelve gefcheiden is door verfchillende<br />
S. Landtongen, die den Oceaan verdeelen in veele groo-<br />
:i te Kommen; STRABO, Lib. I. p. 11. B. PTOLE-<br />
II MEUS, dit denkbeeld aangenomen hebbende, werd<br />
!l bewoogen om (taande te houden, dat een onbekend<br />
t Land zich uitltrekte van Catigara tot Prasfum, aan<br />
de Zuid-Oost kun van Africa; Geogr. Lib. VIL c.<br />
3 & 5. Naardemaal het Stelzel der Aardryks-<br />
I kunde van PTOLEMEUS algemeen werd aangenomen,<br />
verfpreidde zich ook deeze dwaaling. Overeen-<br />
II.<br />
AFDEE-<br />
LING.
128 O N D E R Z O E K<br />
IT. Uit de Verwarring deezer verwilderde<br />
AFDES- denkbeelden, in welke de berigten van on<br />
LING. kundige, of op fabelen verzotte, Reizigers<br />
de Aardrykskunde van PTOLEMEUS gedompeld<br />
hebben , heeft de Heer D'AN<br />
VILLE Orde poogen te fcheppen , en ,<br />
met veel fchranderheids, begrippen gevormd<br />
ten aanziene van eenige hoofdiiggingen ,<br />
die het voorkomen hebben van welgegrond<br />
te zyn. Het Schiereiland Malacca is ,<br />
volgens hem, het Gouden Cherfonefus van<br />
PTOLEMEUS; maar, in ftede van de ftrekking,<br />
welke hy daar aan gegeeven heeft,<br />
weeten wy, dat het eenige Graaden na het<br />
Oosten loopt, en dat de Kaap Romania,<br />
deszelfs Zuidlykfte Uithoek, meer dan een<br />
Graad ten Noorden van de Linie ligt. —<br />
De Golf van Stam merkt hy aan als de<br />
Groote Baay van PTOLEMEUS ; maar de<br />
ligging van de Oostzyde van die Baay,<br />
met Catigara overeenkomende, is, met de<br />
daad,<br />
eenkomdig met dezelve, leerde de Arabifche Aardryksbefchryver<br />
EDRISS», die iil de Twaalfde Eeuw<br />
fchreef, dat een aaneengehegte (treek Lands zich<br />
Oostwaards uitdrekt'e van Sofala aan de Africaanfche<br />
Kust,tot deeze zich vereenigde met eenig gedeelte<br />
van het vaste land in Indie; D'ANVILLE, Antiq.<br />
p. 18/. — By het eerde Deel des Werks, getyteld:<br />
Gesta. Dei per Francos, is een oude en zeer ruwe<br />
Kaart van den bewoonbaaren Aardbodem gevoegd ,<br />
getekend naar dit denkbeeld van PTOLEMEUS. D
WEGÉNS O U D I N D I E . iap<br />
daad; zo veele Graaden ten Noorden van H.<br />
den Equator , als hy dezelve ten Zuiden \FDEEftelde.<br />
Behalven dit , vermelde hy een LING.<br />
Landftad* waar aan hy den naam geeft van •<br />
Thince of '$ina Metropolis. De Lengte,<br />
welke hy daar aan toekent, is honderd en<br />
tachtig Graaden Van den eerden Meridiaan<br />
over de Gelukkige Eilanden getrokken , en<br />
het verfte punt in 't Oosten waar toe de<br />
Ouden ter \Zee gekomen waren ; de Breedte<br />
gist hy op drie Graaden ten Zuiden de<br />
Linie, indien wy met den Heer D'AN<br />
VILLE befluiten, dat de ligging van Sinhoa<br />
, in het Westlykfte gedeelte van het<br />
Koningryk Cochin • China dezelfde is, met<br />
die van Sinas Metropolis, heeft PTOLE<br />
MEUS , in de plaatsbepaaling, zich niet minder<br />
dan vyftig Graaden in de Lengte, en<br />
twintig in de Breedte, vergist (u>).<br />
Tingit gedeelte des Onderzoeks, zo wel<br />
als in de Kaart, vervaardigd om hetzelve op<br />
te helderen, heeft men de Aardrykskundige<br />
begrippen van den Heer D'ANVILLE, aan<br />
welke de Heer RENNELL het zegel zyner<br />
goedkeuring hing (x), aangenomen. Maar<br />
de Heer GOSSELIN heeft onlangs een<br />
werk uitgegeeven (3?), waarin hy de Stel<br />
sels Van ERATOSTHENES, STRABO en<br />
P T 0-<br />
(w) PTOLEM. Geogr. Lib. VII. c. 3. D'AN-<br />
VILLE Limit es du "Monde connues aux Anciens<br />
au de la Gange. Mem de Litèrat. XXXII. p. 604.'<br />
Ant. de Pinde, Supplem. I. p. 161, &c.<br />
f» RENNELL, Introd. p. XXXIX.<br />
(y) GOSSELIN, Geographie des Grecs analyjiej<br />
I
II.<br />
AFDEE'<br />
LING.<br />
130 O N D E R Z O E K<br />
PTOLEMEUS met elkander vergelykt, en<br />
met de kundigheden, welke de Hedendaagfche<br />
Aardryksbefchryvers verkreegen hebben<br />
; in welk geleerd en vernuftig Werk<br />
hy van zynen Landsgenoot , ten aanziene<br />
van veele bepaalingen door deezen gemaakt,<br />
verfchilt. Volgens den Heer GOSSKLIN,<br />
is het Magnum Promontorium, het Groote<br />
Foorgebergte, 't welk D'ANVILLE voor<br />
Kaap Romania houdt aan het Zuideinde<br />
van het Schiereiland Malacca , het Punt<br />
Bragu, aan den mond van de groote Rivier<br />
Ava, digt by 'c welk hy Zaba plaatst,<br />
door D'ANVILLE en door BARROS (Z)<br />
veronderfteld gelegen te zyn aan de Straat<br />
Sincapura, of Malacca. — De Magnus Si~<br />
nus, of Groote Baay van PTOLEMEUS,<br />
houdt hy voor dezelfde met de Golf van<br />
Martaban,en niet de Golf van Siam, volgens<br />
de bepaaling van D'ANVILLE. De<br />
ligging van Catigara beantwoordt, gelyk<br />
hy poogt te bewyzen , aan die van Mergui<br />
, eene groote Haven aan de Westkust<br />
van het Koningryk Siam , cn hy wil dac<br />
Thina of Sina Metropolis, door D'ANVIL<br />
LE zo verre als Sin-hoa, in het Koningryk<br />
Cochin • China geplaatst , gelegen is<br />
aan dezelfde rivier als Mergui, en nu den<br />
naam draagt van Tana Serim. — De lba~<br />
dij Infula van PTOLEMEUS , die D'AN<br />
VILLE Helt Sumatra te weezen, beweert<br />
hy dat een dier kleine hoopen Eilandjes is,<br />
(x) Dcead. II. Lib. FL c, li<br />
wel-
WEGENS OUD INDIE. 131<br />
welke aan dit gedeelte van de kust van IL<br />
Siam liggen (a).<br />
AFDEE"<br />
Volgens het Stelzel van den Heer cos- LI KG.<br />
SELIN, voeren de Ouden nimmer door de<br />
Straat van Malacca, hadden geen kennis<br />
van het Eiland Sumatra , en waren geheel<br />
onkundig van den Oosterfchen Oceaan.<br />
Indien deeze begrippen eenigen myner<br />
Leezeren welgegrond voorkomen, moet<br />
de Zeevaart en de Koophandel der Ouden<br />
Op indie in nog veel enger paaien omfchreeven<br />
worden , dan ik 'er aan heb<br />
toegedaan. Uit Aijeen Akbery fT)<br />
leeren wy , dat Cheen de oude naam was<br />
van het Koningryk Pegu: dewyl dat Land<br />
grenst aan de Ava waar GOSSELIN hec<br />
Groot Voorgebergte plaatst, zal deeze groote<br />
gelykvormigheid van naamen , misfchien,'<br />
zyn denkbeeld fchynen te bevestigen , dac<br />
Sinte Metropolis, of Thina, gelegen was<br />
aan die Kust, en niet zo verre Oostwaards<br />
als D ' A N V I L L E ftelc (V). J<br />
De<br />
(a) GOSSELIN, Geographie des Gr eet analyfée;<br />
-p. 137 - 148.<br />
(b) Vol. II. p. 7.<br />
(O Naardemaal de Aardryksb'efchryving van PTO<br />
LEMEUS, de Oostlyke Verdeeling van Af.a betreffende<br />
, meer met dwaalingen opgevuld, duisterder en te»<br />
jgenftrydiger is dan eenig ander gedeelte van zyn Werk,<br />
en dewyl alle de Handfchriften van 't zelve , beide<br />
Griekfche en Latyrifche, zeer onnaauwkeurig zyn in<br />
de twee Hoofdftukken, die de befchryving bevatten'<br />
van de Landen over de Ganges, heeft de Heer D AN-<br />
VILLE, in zyne Verhandeling over de Grenzen der<br />
wereld,den Ouden over de Ganges bekend,zich meer<br />
I a toe-
II.<br />
AFDEE-<br />
LING.<br />
132 O N D E R Z O E K<br />
De dwaalingen van PTOLEMEUS, wegens<br />
de afgelegene gedeelten van Afia ,<br />
hebben zich te zigtbaarder vertoond door<br />
een verkeerd gevoelen der Hedendaagfchen<br />
daarop als geënt. Sin te,. de verfte plaats<br />
vermeld in zyne Aardryksbefchryving, heeft<br />
zulk eene overeenkomst in klank met China,<br />
den naam by welken het grootfte en<br />
befchaafdfte Ryk in 't Oosten , onder de<br />
Europeaanen, bekend is, dat zy, toen zy<br />
eerst daar aan kennis kreegen, te voorbaarig<br />
beflooten , dat dit een en het zelfde<br />
was; ingevolge hier van veronderflelde men<br />
dat China by de Ouden bekend geweest<br />
was, fchoon geen ftuk zekerder fchynt te<br />
gaan dan dat zy ter Zee nooit verder kwamen<br />
dan de uitgeflxektheid door my aan<br />
hunne Scheepvaart toegekend.<br />
In deezer voege de Ontdekkingen van<br />
Indie naagegaan hebbende , welke de Ouden<br />
toegegeeven in gisfingen, dan wy aantreffen in de andere<br />
naafpeuringen van dien omzigtigen Aardryksbefchryver.<br />
Hy bouwt desgelyks meer dan anders op<br />
de overeenkomlten tusfehen de oude en hedendaagfche<br />
Naamen der Plaatzen , fchoon hy ten allen tyde, misfchien<br />
, eene te groote neiging betoone, om deeze af te<br />
leiden, en 'er op af te gaan. Deeze overeenkomlten<br />
Zyn, in de daad, menigmaal zeer treffend, en hebben<br />
hem tot gelukkige ontdekkingen gebragt. Maar, in het<br />
gebruik zyner Schriften, kan ik niet naalaaten te ontdekken,<br />
dat eenige Naamen, door hem vermeld, verrè<br />
gezogt zyn, en op verbeelding rusten. Wanneer ik<br />
hem volg, heb ik alleen zodanige gevolgtrekkingen<br />
aangenomen, als my toefcheenen met zyne gewoone<br />
naauwkeurighcid te Itrooken. . Dit is de XXXII<br />
Aantekening van ROBER'TSON.
WEGENS O U D I N D I E . 13$<br />
den ter Zee deeden, zal ik vervolgens on II»<br />
derzoeken welke vermeerdering van kennis fVFDEEdeezes<br />
Lands zy te land verkreegen. Het LING.<br />
blykt (gelyk ik voorheen vermeld heb.)<br />
dat 'er vroegtyds een Handel op Indie<br />
gedreeven wierd door de Landfchappen<br />
langs de Noordlyke Grenzen llrekkende.<br />
De veelvuldige Voortbrengzels en gewerkte<br />
Stoffen van Indie werden te land gevoerd<br />
in de binnenfte gedeelten der Perfifche<br />
Heerfchappye, of langs de bevaarbaare<br />
Rivieren, die door Opper-Afia vloeijen,<br />
na de Caspifche Zee gebragt, en van daar<br />
na de Euxinifche. Terwyl de Opvolgers<br />
van S E L E U C U S de Heerfchappy van het<br />
Oosten behielden, bleef dit de wyze waar<br />
op zy hunne Onderdaanen de Goederen<br />
van indie bezorgden. — Wanneer de Romeinen<br />
hunne vermeesteringen zo verre<br />
hadden uitgebreid , dat de Euphraat de<br />
Oostlykfte Grensfcheiding van hun Ryk<br />
uitmaakte , vonden zy deezen Handel nog<br />
gevestigd ; en vermids dezelve hun eene<br />
nieuwe gemeenfchap met het Oosten opende<br />
, waar door zy een meerderen toevoer<br />
van voortbrengzelen tot voldoening der<br />
in top gevoerde Weelde ontvingen , werd<br />
het een voorwerp hunner Staatkunde dien<br />
Handel te befchermen, en<br />
digen.<br />
aan te moe<br />
Naardemaal de optocht der Caravaanen,<br />
of Gezelfchappen van Kooplieden , die<br />
reisden na de. Landen, van waar zy de<br />
kostbaarfle gewerkte Stoffen, inzonderheid<br />
Zyde-ftoffen, ontvingen, dikwyls geftoord<br />
I 3 ei i
jr.<br />
AFDKË<br />
LING.<br />
134 O N D E R Z O E K<br />
en gevaarlyk werden door de Parthen, die<br />
zich meester gemaakt hadden van alle de<br />
Landfchappen (trekkende van de Caspifche.<br />
Zee tot dat gedeelte van Scythie, ol\ Tartarye,<br />
't welk aan China grenst, poogden<br />
de liomeinen deeze Gen eenfc hap veiliger<br />
te maaken dour eene Ohderhafldelirig mee<br />
een de: Mi i i phei var dat gr >ote R.yk.<br />
By de Griekfche , ol\' Romeinfche, Schryvers<br />
't is waar vinden wy deswegen geene<br />
voetllappen ; onze Kundigheid des betreffende<br />
is geheel ontleend uit de Chineefche<br />
Gefchiedboekeis, die ons berigten dat<br />
AN TOUN, (Keizer MAKCUS ANTO-<br />
NIUS.) de Koning des Volks aan den<br />
Wester Oceaan , ten dien einde een Gezantfehap<br />
afvaardigde aan OUN-II, die<br />
over China geboodt , in het honderd en<br />
zes en zestigile jaar der Christlyke Jaartellinge<br />
(d); welke de uitflug was deezer<br />
onderneeminge is niet bekend, en kunnen<br />
wy, gevolglyk, niet zeggen of dezelve zulk<br />
eene gemeenfchap gemaklyker maakte tusfehen<br />
deeze twee wydafgelegene Volken,<br />
als diende tot een gereeder vervulling der<br />
wederzydfche behoeften. De toeleg was<br />
zeker niet onwaardig aan den verlichten<br />
Romeinjchen Keizer , aan welke dezelve<br />
Wordt to-gefchreeven.<br />
Het is blykbaar, dat, in het voortzetten<br />
deezes Handels op China , een groot gedeel-<br />
(jT) Memoires fiir les Liaifons & le Commerce des<br />
Romair,s avec Is Tart art s cff les Chinois ,par M. DE<br />
«UIGNES. Mem. de Literat. XXXII. p. 355. &C.
WEGENS O U D I N D I E . 135<br />
deelte van de wyduitgeftrekteLandfchappen, II.<br />
ten Oosten van de Caspifche Zee, moest 1 iFDEEdoorgetrokken<br />
worden. En fchoon het LING.<br />
voornaamfte roerze!, om die verre Reis- -<br />
tochten te onderneemen , winst ware, moeten<br />
'er, nogthans, onder deeze Gelukzoekers,<br />
lieden' van een weetgierigen aart en<br />
bekwaamheid geweest zyn, die hunne aan»<br />
dagt van de voorwerpen des Handels konden<br />
aftrekken, om dezelve op andere, van<br />
een algemeener belang, te vestigen. Van<br />
hun kreeg men zodanige berigten, en onderwierp<br />
dezelve aan het <strong>onderzoek</strong> der<br />
kundigen, als PTOLEMEUS in ftaat ftelde<br />
om eene befchryving te vervaardigen van<br />
de verafgelegene Gewesten van Afia (V),<br />
volkomen zo naauwkeurig als die van verfcheide<br />
Landen, van welke hy , uit hoofde<br />
van derzelver nabyheid , veronderfteld<br />
mag worden onderfcheidener kundfehap bekomen<br />
te hebben. •— Het verfte punt<br />
Oostwaards, waar toe zyne kennis van-die<br />
gedeelte van Afia uitflrekte, is Sera Metropolis,<br />
't welk, uit verfcheide omftandigheden,<br />
blykt te zelfder plaatze gelegen te<br />
hebben als Kant- cheou,eene Stad van eenige<br />
aangelegenheid in Chen-fi, het Westlykfte<br />
Landfchap des Chineefchen Ryks.<br />
Deeze Stad plaatst hy op de Lengte van<br />
honderd zeven en zeventig Graaden en vyftien<br />
Minuuten , bykans drie Graaden ten<br />
Westen van Since Metropolis , door hem<br />
befchreeven als de uiterfte grenspaal van<br />
Afia<br />
(e) PXOLEM. Lib, FI. c. 11—18.<br />
I 4
136 O N D E R Z O E K<br />
II. Afia ter Zee ontdekt —- En bepaalde zich<br />
AFDEE- de kennis van PTOLEMEUS wegens dit<br />
LING gedeelte van Afia niet alleen tot dat ge-<br />
, deel te door 't welk de Caravaanen verondersteld<br />
mogen worden rechtftrceks op hunne<br />
reize Oostwa-.rds getrokken te zyn ; hy<br />
hadt desgelyks eenig algemeen onderrigc<br />
omtrent veiTcheide Volken Noordwaards<br />
gelegen, die, volgens de plaatzing, welke<br />
hy daar aan toefchrjft , gedeelten befloegen<br />
van de groote vlakte van Tartarye,<br />
zich veel verder uittrekkende dan Lasfa<br />
, de Hoofdftad van Thibet, en de Verblyfplaats<br />
van den Dalai Lama.<br />
De Breedten van verfcheide Plaatzen ,<br />
in dit gedeelte van Afia, zyn door PTOLE<br />
MEUS, met zulk eene ongemeene maate<br />
van naauwkeurigheid, opgegeeven, dat wy<br />
niet wel kunnen twyfelen of zy rusten op<br />
daadlyke waarneemingen. Uit veele voorbeelden<br />
, ten bewyze hier van, zal ik drie<br />
van de Plaatzen uitkiezen, gelegen in zeer<br />
onderfcheidene gedeelten van het Land ,<br />
met welks befchouwing wy ons bezig houden.<br />
De Breedte van Nagara aan de Rivier<br />
Cophenes, (heden Attock,) is, volgens<br />
PTOLEMEUS, twee en dertig Graaden en<br />
dertig JVJinuuten , 't welk volkomen zamenftemt<br />
met de waarneeming van een Ooster.'-ch<br />
Aardryksbefchryver. door den Heer<br />
D'ANV
WEGENS O U D I N D I E . 137<br />
door hem bepaald op negen en dertig Graaden<br />
en vyftien Minuuten. Volgens de A<br />
Starrekundige Tafelen van ULUG-BEG ,.<br />
den Kleinzoon van TIMUR, die in rieezë _<br />
Stad zyn Koninglyken Zetel hielde,is dezelve<br />
negen en dertig Graa'en en zeven en<br />
dertig Minuuten (g> De Breedte van<br />
Sera Metropolis is by PTOLEMEUS ach:<br />
en dertig Graaden en vyftien Minuuten ;<br />
die van Kant cheou wordt door de . Zendelingen<br />
der Jefuiten op negen en dertig<br />
Graaden gelteld. — Ik heb deeze treffen,<br />
de voorbeelden van de overeenkomst zyner<br />
Berekeningen , met die door hedendaagfche<br />
Waarneemingen zyn opgegeeven,<br />
bygebragt, om twee redenen. De eene,<br />
om dat zy klaar aanwyzen , dat deeze verafgelegene<br />
deelen van Afia met geene geringe<br />
maate van oplettenheid waren 1<br />
II.<br />
FDEEonderzogt;<br />
de andere, dewyl ik geen gering<br />
genoegen voel , om , naa dat ik my genoodzaakt<br />
gevonden heb, verfcheide dwaalingen<br />
en gebreken in de Aardryksbefchryving<br />
van PTOLEMEUS aan te wyzen ,« regt<br />
te laaten wedervaaren aan eenen Wysgeer,<br />
die zo veel heeft toegebragt tot verbetering<br />
van deeze Wee ten fchap. De nukken, door<br />
my aangevoerd , draagen het doorflaandst<br />
blyk, zo wel van de uicgeltrektheid zyner<br />
kennisneeming als van de juistheid zyner.<br />
befluiten, ten opzigte van Landen , hem ,<br />
uit hoofde van derzelver verren afftand,<br />
minst bekend.<br />
o t<br />
*<br />
(g-) Tab. Geogr. apud HUDSON. Geogr. Minor-es,<br />
III. p. 145.<br />
I 5
133 O N D E R Z O E K<br />
HL Tot dus verre heb ik myne naafpeurin-<br />
AFDEE- gen, wegens de kennis, die de Ouden van<br />
LING. Indie hadden , bepaald tot het Vasteland,<br />
Ik zet my thans, om te overweegen, welke<br />
Ontdekkingen zy gedaan hadden van de<br />
Eilanden, gelegen in verfcheide gedeelten<br />
van den Oceaan, die 't zelve omringt, en<br />
maak een aanvang me-c Taprobane, het<br />
grootfle en aangelegenfle van allen. Dit<br />
Eiland ligt zo rechtflreeks in den koers<br />
der Zeevaarenden, die het verder dan Kaap<br />
Comorin waagden, inzonderheid wanneer<br />
zy , volgens de oude wyze van Scheepvaart,<br />
zelden zich van de Kust verwyderden<br />
, dat de ligging van 't zelve , gelyk<br />
men veelligt zou denken, met de uiterfte<br />
naauwkeuiigheid moest bepaald weezen. —<br />
Vóór den tyd van ALEXANDER DEN<br />
GR o o TEN was de naam van Taprobane<br />
onbekend in Europa. In gevolge van de<br />
rustlooze weetgierigheid met welke die Vorst<br />
elk Land, 't geen hy vermeesterde of beïogt,<br />
fchynt men 'er eenig berigt van ge*<br />
ireegen te hebben. Zints zynen tyd, beeft<br />
sykans elk Schryver over de Aardryks<br />
]<br />
kunde daar van gewaagd; doch hunne ver j<br />
]<br />
malen, des betreffende, zyn zo verfchil.<br />
J<br />
end,en menigwerf zo tegenitrydig, dat wy<br />
I<br />
•ezwaarlyk kunnen gelooven, dat zy het<br />
elfde Eiland befchryven.<br />
2<br />
STRABO, de oudfte Schryver thans<br />
V oor handen, by wien wy eenig byzonder<br />
V erflag van het Eiland Taprobane aantreff<br />
;n , verzekert dat het zo groot was als<br />
l Irittanje, en gelegen op den afftand van<br />
ze-
WEGENS OUD INDIE. 139<br />
zeven, of, volgens anderer opgave, van twintig<br />
dagen zeilens van den Zuidlykften Uithoek<br />
des Indifchen Schiereilands : van<br />
waar hy, ftrydig met het geen wy weeten<br />
dat de weezenlyke ligging deezes Eilands<br />
is, 't zelve befchryft als zich Westwaards<br />
meer dan vyfhonderd Stadiën uititrekkenr<br />
de (/?)•<br />
POMPONIUS MELA, een Schryver m<br />
tydopvolging de naaste aan STRABO, is<br />
onzeker of hy Taprobane zou aanmerken<br />
als een Eiland, of als het begin eener andere<br />
Wereld: maar dewyl niemand, fchryft<br />
hy , het ooit omgezeild heeft, fchynt hy<br />
het meest tot het laatstgemelde gevoelen<br />
over te hellen (ï).<br />
PLINIUS verfchaft ons eene breedvoeriger<br />
befchry ving van Taprobane, die , in<br />
ftede van 'er meer lichts over te verfpreiden<br />
, alles , wat dit Eiland betreft , met<br />
meer duisternis omwindt. Naa de veelvuldige<br />
en llrydige gevoelens der Griekfche<br />
Schryveren opgegeeven te hebben , berigt<br />
hy ons, dat, door den Koning van dat Eiland,<br />
Gezanten gezonden werden aan Keizer<br />
CLAUDIUS, uit welken de Romeinen verfcheide<br />
voorheen onbekende dingen wegens<br />
dit Eiland verhamen: in 't byzonder<br />
dat 'er vyfhonderd Steden op 't zelve waren,<br />
en dat, in 'c middenpunt, een Meir was<br />
van drie honderd en vyf en zeventig Myler<br />
(K) STRABO, Lib. II. p- 124. B. p. 180. B. p<br />
102. A. Lib. XV. p. 1012. B.<br />
CO POMP. MELA, de Situ Orbis, Lib.III. c 7<br />
II.<br />
AFDEE-<br />
LING.
II.<br />
AFDEE<br />
LING,<br />
i4o O N D E R Z ' O E K<br />
len in den omtrek. Deeze Gezanten fton-<br />
- den verfteld op 't gezigt van den Groot en<br />
Beer en de Pleiades, Geftarnten , die zich<br />
. aan hunnen Hemel niet vertoonden ; nog<br />
meer waren zy ontzet, als zy vernamen,<br />
dat hunne Schaduwen na het Noorden weezen,<br />
en de Zon aan hunne {linkerhand opkwam,<br />
en aan hun rechterhand onderging.<br />
Zy verzekerden ook, dat, in hun Land, de<br />
Maan nimmer gezien wierd dan vóór den<br />
achtften dag naa Nieuwe Maan, en alleen<br />
tot den> zestienden zigtbaar bleef (F).<br />
Vreemd, in de daad, dat een Schryver, zo<br />
verftandig als PLINIUS, alle deeze byzonderheden<br />
verbaalt zonder eenige aanmerking<br />
daar op te maaken , en inzonderheid<br />
niet opi.ierkt, dat het geen deeze Gezanten<br />
vertelden, wegens het fchynen der<br />
Maane , op geene plaats des Aardbodems<br />
kon waar weezen.<br />
PTOLEMEUS, fchoon zo naby aan den<br />
tyd van PLINIUS leevende, fchynt geheel<br />
geene kennis van diens befchryving van<br />
Taprobane gehad, of iets van het Gezant,<br />
fchap aan Keizer CLAUDIUS, geweeten te<br />
hebben. Hy plaatst dit Eiland tegen over<br />
Kaap Comorin, op geen grooten afftand<br />
van het Vasteland, en befchryft het als van<br />
het Noorden na het Zuiden ftrekkende ter<br />
lengte van niet minder dan vyftien Graaden,<br />
twee van welken hy ten Zuiden van<br />
den Equator ftelt, en indien zyne opgave<br />
van de afmeeting juist geweest ware, mogt<br />
hec,<br />
(/F) PLINIUS, Nat. Hifi. Ui. VI. c. 22,
WEÖENS OUD INDIE. 141<br />
het, ten aanziene der grootte, regtmaatig li:<br />
met Brittanje vergeleeken worden (7). AFDEE-<br />
AG.\ THEMERUS, die laater dan PTO LING.<br />
LEMEUS fchreef, en wel bedreeven was<br />
in diens Aardrykskunde, houdt Taprobane<br />
voor het grootfte van alle Eilanden, en geeft<br />
Brittanje flegts de tweede plaats (m).<br />
Uit deeze verfcheidenheid der befchryvingen,<br />
door de oude 'Schryvers opgegeeven,<br />
is het geenzins te bevreemden, dat de<br />
hedendaagfchen zeer verfchillende gevoelens<br />
omhelsd hebben, ten opzigte van het Eiland<br />
in den Indif'chen Oceaan, 't geen men<br />
voor hetzelfde zou houden met het Taprobane<br />
der Grieken en Romeinen. Naardemaal<br />
en PLINIUS en PTOLEMEUS<br />
't zelve opgeeven als voor een gedeelte<br />
ten Zuiden van den Equator liggende, beweeren<br />
eenige Geleerden , dat Sumatra<br />
het Eiland is, 't welk aan deeze befchryving<br />
beantwoordt. Maar de groote afftand<br />
van Sumatra van het Schiereiland van<br />
Indie ftemt niet overeen met eenig berigt,<br />
door de Griekfche of Romeinfche Schry.<br />
vers gegeeven, wegens de ligging van Ta.<br />
probane, en wy hebben geen blyk dat de<br />
Scheepvaart der Ouden zich immer tot<br />
Sumatra uitftrekte. -Het meer algemeen<br />
aangenomen gevoelen is, dat het Taprobant<br />
dei<br />
(/) PTOL. lib. VIL c 4. D'ANVILLE, Ant. di<br />
Pinde, p. 142.<br />
(m) Lib. II.c. 8. apud HUDSON. Geogr. Minor<br />
Vol. II.
II.<br />
AF PEE<br />
LING.<br />
142 O N D E R Z O E K<br />
der Ouden, en het tegenwoordig Eiland<br />
Ceylon , voor 't zelfde moet gehouden worden<br />
; en, niet alleen de nabyheid aan het<br />
Vasteland van Indie , waar de algemeene<br />
gedaante van het Eiland , zo als dezelve<br />
wordt opgegeeven door PTOLEMEUS, alsmede<br />
de ligging van verfcheide Piaatzen<br />
öp 't zelve, fchenken aan dit gevoelen (ondanks<br />
verfcheide groote misdagen , waar<br />
van ik vervolgens zal fpreeken ,) eene<br />
groote maate van zekerheid.<br />
De andere Eilanden , ten Oosten van<br />
Taprobane, door PTOLEMEUS vermeld,<br />
zou men, (was zulk eene breedvoerigheid<br />
noodig,) kunnen toonen dat de Andamanfche<br />
en Nicobarfche Eilanden zyn in dé<br />
Golf van Bcngale.<br />
Naa dit lang, en, zo ik vreeze, vervee-<br />
Iend <strong>onderzoek</strong>, van de vordering door de<br />
Ouden gemaakt, in het opfpeuren der onderfcheide<br />
deelen van Indie. en naa opgegeeven<br />
te hebben hoe verre zy Oostwaards,<br />
of ter Zee of te Land, kwamen , zal ik<br />
eenige algemeene aanmerkingen voordraagen,<br />
wegens de wyze op welke zy hunne<br />
Ontdekkingen deeden , en de maate van<br />
vertrouwen waar mede wy mogen afgaan<br />
op hunne berigten deswegen ; 't geen<br />
ik met zo veel voordeels niet kon doen,<br />
voor dat ik deeze naafpeuring voleindigd<br />
had.<br />
De kunst om Kaarten te vervaardigen ,<br />
die of de gedaante der geheele Aarde, zo<br />
verre men dezelve onderzogt hadt, of die<br />
sran byzondere Landen, vertoonden, was, by<br />
de
W E G E N S OUD TNDIE. 143<br />
de Ouden, bekend ; en , buiten derzelver<br />
gebruik , om de verbeelding te hulpe te •<br />
komen, was het onmogelyk zich' een onderfcheiden<br />
denkbeeld van de eene of andere<br />
gevormd te hebben. Van eenige deezer<br />
Kaarten gewaagen H E R O D O T U S , en<br />
andere vroegtydige Griekfche Schryvers.<br />
Maar geene Kaarten, vóór die gemaakt werden,<br />
om de Aardrykskunde van P T O L E <br />
M E U S op te helderen, hebben onze dagen<br />
bereikt; in gevolge waarvan het zeer bezwaarlyk<br />
vak te begrypen, welke de betrekkelyke<br />
ligging was van de onderfcheidene<br />
Plaatzen, door de oude Aardryksbefchryvers<br />
vermeld; ten ware men door<br />
meeting des verzekering kreeg.<br />
[Dus heeft de Schryver van de Omvaart<br />
der Erpkrafche Zee de afftanden uitgemerkt<br />
van veele der Plaatzen door hem<br />
genoemd, met zulk eene naauvvkeurigheid,<br />
dat hy nader , dan 't geen men by eenig<br />
Schryver der Oudheid aantreft, komt by<br />
eene volkomene Opneeming van de Kust<br />
van Myos - hormus , aan de Westzyde van<br />
de Arabifche Golf, langs de Oevers van<br />
Ethiopië, Arabie, Perfie en Caramattie,<br />
tot den mond van den Indus, en van daar<br />
lan^s de Westkust van het Indisch Schiereiland<br />
tot Mufiris en Bar ace. Dit voege<br />
veel toe aan de waarde deezer korte Verhandeling<br />
. die , in alle andere opzigten,<br />
groote verdienden bezit. Het mag voor<br />
een opmerkelyk bewys van de uitgeftrekt-<br />
Héia en naauwkeurigheid der kundigheden<br />
van deezen Schryver, omtrent Indie,aangezien<br />
II.<br />
SLFDEE-<br />
LING.
AFDEE<br />
LING.<br />
H+ O N D E R Z O E K<br />
tl. zien worden , dat hy de éénigfte oudé<br />
.Schryver is, die blykt eenigermaate kennis<br />
gehad te hebben van de groote verdeeling<br />
, des Lands, welke nog plaats heeft, te<br />
weeten Eigenlyk Indofian ; bevattende de<br />
Noordlykfte Landfchappen van het Schiereiland<br />
en Deccan , behelzende de Zuidlyke<br />
Gewesten. „ Van Barygaza," fchryft<br />
hy , ,-, ftrekt het Vasteland Zuidwaards ;<br />
„ van hier wordt dit Land Dachinabades<br />
„ geheeten : want, in de taal des Lands,<br />
ü noemt men het Zuiden Dachanos " (#). ]<br />
Zo ras, egter, de wyze om de ligging<br />
van ieder Plaats uit te merken door de'opgave<br />
der Lengte en Breedte was ingevoerd,<br />
en algemeen werd aangenomen , kon elke<br />
ligging zeer kort en weetkundig befchreeven<br />
worden. Maar dan nog hangt de<br />
naauwkeurigheid van deeze nieuwe haudelwyze,<br />
en het voordeel, 't welk de Aardryksbefchryving<br />
daar van trekt, af van dé<br />
wyze , op welke de Ouden de Lengte en<br />
Breedte der Plaatzen berekenden.<br />
Schoon de Ouden , om de Lengte en<br />
Breed-<br />
(«) Perip. Mar. Erythr. p. 29. Dewyl de Grieken<br />
en- Romeinen, als zy een vreemden naam overnamen,<br />
altoos daar aan eenen uitgang gaven byzonder<br />
aan hunne Taal eigen, 't weïk de Taalvorming<br />
dier beide taaien eenigermaaie noodzaaklyk maakte ,<br />
is het blykbaar dat Dachanos het zelfde is met Decïan,<br />
welk woord tot nog dezelfde betekenis heeft •<br />
;n nog de Naam is van die Afdeeling des Schier'<br />
:ilands. De Noordlykfte Grensfcheiding van Deccan<br />
j s tegenwoordig de Rivier Nerbiiddah, wasr ook<br />
)nze Schryver dezelve plaatst; Perip. ibid. Dit<br />
i s de XXXIII Aantekening van ROBEUTSO*
WEfJErts OUD INDIE. 145<br />
Breedte der Plaatzen te bepaalen , op dezelfde<br />
beginzelen afgingen als de Hedendaagfchen,<br />
gefchiedde het, nogthans, door<br />
middel van Werktuigen veel flegter van<br />
maakzel dan die men thans gebruikt , en<br />
zonder die keurige oplettenheid op elke<br />
omftandigheid , welke invloed kan nebben<br />
op de juistheid eener waarneeming ; eene<br />
oplettenheid waar van eene langduurige ondervinding<br />
alleen de noodzaaklykheid kan<br />
aanwyzen. Ter bepaaling der Breedte van<br />
eenige Plaats, namen de Ouden de Middaghoogte<br />
der Zonne waar, of door de fchaduw<br />
van een rechtftandigen Zonnewyzer, of<br />
door een Astrolabium ; hier door viel het<br />
gemaklyk te berekenen hoe veele Graaden<br />
en Minuuten de Plaats der Waarneeminge<br />
af was van den Equator. Als zy zich van<br />
geen deezer middelen konden bedienen, leiden<br />
zy de Breedte eener Plaats af uit dé<br />
beste berigten , welke zy zich wisten té<br />
verfchaffen van de lengte des langden dags<br />
aldaar.<br />
Ten opzigte van het bepaalen der Lengte<br />
eeniger Plaatzen, vonden zy zich meer<br />
verlegen : dewyl 'er maar ééne foort van<br />
Verfchynzelen aan den hemel was , tot welken<br />
zy de toevlugt konden neemen. Deeze<br />
waren de Maansverduisteringen (want<br />
de Zonsverduisteringen werden niet genoegzaam<br />
begreepen om ze dienstbaar te maaken<br />
tot eenige oogmerken der Aardrykskunde)<br />
; het verfchil tusfehen den tyd op<br />
welken eene Maansverduistering waargenomen<br />
was, te beginnen en te eindigen op<br />
K- twéé<br />
ïï.<br />
AFDÉE-<br />
m
II.<br />
AKDEE-<br />
LING.<br />
146 O N D E R Z O E K<br />
twee onderfcheide Plaatzen , gaf terftond<br />
het verfchil tusfehen de Meridmanen dier<br />
Plaatzen. Maar de moeilykheid om deeze<br />
waarneemingen met mauwkeurigheid te<br />
doen, en de onmogelykheid om ze dikwyls<br />
te herhaalen, deeden ze van zo weinig gebruik<br />
in de Aardrykskunde worden , dat de<br />
Ouden , ter bepaaling van de Lengte ,<br />
meest daadlyke opneemingen moesten te<br />
baat neemen, of zich vergenoegen met de<br />
losfe berigten, die zy ontvingen uit de berekeningen<br />
der Zeevaarenden, of de dagboeken<br />
der Reizigeren.<br />
Maar, hoewel de Ouden , door behulp<br />
der bovengemelde bewerkingen, de ligging<br />
der Plaatzen met eene vry groote maate<br />
van naauwkeurigheid te land konden bepaalen<br />
, is het zeer onzeker of zy eenig middel,<br />
dan geheel niet, hadden, om dit ter Zee<br />
te doen. De Zeelieden der Oudheid fchynen<br />
zich zeldzaam van Starrekundige Waarneemingen<br />
bediend te hebben. Zy bezaten<br />
geene Werktuigen gefchikt voor eene beweegende<br />
en onvaste plaats van Waameeming;<br />
en fchoon hunne gewoonte, om veelvuldig<br />
te landen , eenigermaate dit gebrek<br />
kon verhelpen, heeft egter, zo verre my<br />
bewust is , geen oud Schryver eenig berigt<br />
gegeeven van eene Starrekundige Waarneeming<br />
op hunne Scheepstochten gedaan.<br />
Het fchynt te blyken uit PTOLEMEUS,<br />
die eenige Hoofdftukken befleedt om te<br />
toonen op welk eene wyze de Aardrykskunde<br />
zou kunnen verbeterd . en de misflagen<br />
te regc gebragt worden, van de berigten
WEGENS OUD INDIE. 147<br />
teri der Zeelieden (V), dac alle hunne opgaven<br />
alieen op Rekening fteunden, en de<br />
gevolgen niec waren van Waarneeming.<br />
Zelfs mee alle de verbeteringen , welke<br />
de Hedendaagfchen gemaakt hebben in de<br />
Zeevaardkunde, weet men, dat deeze wyze,<br />
van het by' rkrekening te doen , zoo los<br />
en onzeker gaat, dac men daar uit, alleen,<br />
mee eenige aanmerkelyke maate van naauwkeurigheid,<br />
geen gevolg kan afleiden. By<br />
de Ouden moec deeze onnaauwkeurigheid<br />
veel groocer geweesc zyn ; dewyl zy gewoon<br />
waren, op hunne reizen, in ftede<br />
van een rechten koers te houden, die veel<br />
gemaklyker vale af te meeten , langs de<br />
kust om te zeilen; zy hadden geen Kompas,<br />
of eenig ander werktuig, waar mede<br />
zy de ligging van de eene Zeekusc, ten opzigte<br />
van de andere,konden bepaalen. Overeenkomfcig<br />
hier mede, vinden wy de ligging<br />
van veele Plaatzen, die wy mogen<br />
veronderilellen op Zee bepaald te zyn, met<br />
weinig juistheids vastgefteld.<br />
Wanneer, in gevolge van een daadlyk gedreeven<br />
Handel, de Havens van eenig Land<br />
dikwyls bezogt werden , kunnen de berekeningen<br />
van onderfcheidene Reizigers gediend<br />
hebben orti eenigermaate elkander te<br />
Verbeteren, en de Aardrykskundigen in ïtaat<br />
te Hellen , om hunne befluiten, met eene<br />
grooter nadering aan de waarheid , op te<br />
maaken. Maar in wydafgelegene Landen,<br />
die nimmer het tooneel waren van Krygsver-<br />
(0) PTOLEM. Lib. I. c. 7-14.<br />
K 2<br />
II.<br />
AFDBE<br />
LING.<br />
• .4
II.<br />
AFDF-E-<br />
148 O N D E R Z O E K<br />
verrigtingen, noch bezogt werden van dïkwyls<br />
daar doortrekkende Caravaanen , is<br />
alles wilder en onbepaalder, en de overeenkomst<br />
tusfehen de Oude Befchryvingen<br />
van dezelve, en de daadlyke Gedaante, is<br />
menigmaal zo flaauw dat men dezelve bezwaarlyk<br />
konne vinden. Ook was de<br />
Breedte der Plaatzen , gelyk gereed te<br />
bevroeden is, in 't-algemeen, by de Ouden<br />
juister bekend dan derzelver Lengte. De<br />
Waarneemingen, welke de Breedte bepaalen,<br />
zyn eenvoudig, kunnen gemaklyk genomen<br />
worden , en ftaan voor niet veel<br />
dwaalings bloot. De Lengte kan men niet<br />
juist vastftellen, zonder meer zamengeftelde<br />
werkzaamheden, en het gebruik van Werktuigen<br />
volkomener dan eenige die de Ouden<br />
fchynen bezeten te hebben.<br />
[Schoon de oude Starrekundigen, in het<br />
afleiden van de Breedte der Plaatzen uit de<br />
Waarneemingen van de Zon of Starren, verfcheide<br />
verbeteringen verwaarloosd hebben,<br />
die zy hadden behooren te maaken, waren<br />
hunne opgaven zomtyds naauwkeurig op<br />
weinig Minuuten na; doch , op andere tyden,blykt<br />
het, dat zy tot twee of zelfs drie<br />
Graaden mistastten ; alles dooreen gerekend<br />
zouden zy, misfehien, op een halven Graad<br />
na , de waarheid getroffen hebben. Dit<br />
gedeelte van de oude Aardryksbefchryving<br />
zou, derhalven, draaglyk naauwkeurig mogen<br />
heeten, indien wy daarin een genoegzaam<br />
aantal van zulke bepaalingen aantroffen.<br />
Deeze egter waren verre van talryk te weezen,<br />
en fchynen zich alleen bepaald te<br />
heb-
WEGENS O U D I N D I E . 149<br />
hebben tot eenige der voornaamfte Plaatzen<br />
in Landen rondsom de Middellandfche<br />
Zee gelegen.<br />
Wanneer, by mangel van naauwkeurige<br />
Waarneemingen, de Breedte ontleend werd<br />
uit de Lengte van den langflen of koi'tften<br />
Dag, zo kon men, in geen van beide de<br />
gevallen , eene groote maate van juistheid<br />
verwagten, en allerminst in de nabyheid van<br />
den Equator. Een misflag van een vierendeel<br />
uurs, welke, zonder eene wyze om<br />
den tyd naauwkeuriger te meeten dan de<br />
oude Waarneemers konden gebruiken, niet<br />
gemaklyk te vermyden viel, kon, op die<br />
hoogte een misflag van vier Graaden in<br />
de bepaaling der Breedte veroorzaaken.<br />
Ten opzigte van de Plaatzen onder de<br />
Verzengde Luchtftreek, hadt men een ander<br />
midddel om zich van de Breedte te<br />
vergew'sfen; te weeten, door den tyd des<br />
Jaars waar te neemen wanneer de Zon toprecht<br />
boven eene plaats ftondt, of wanneer<br />
lichaamen, loodrecht op een vlakte<br />
gezet. geen Schaduw op den Middag gaven;<br />
de afftand der Zonne van den Eq'iator<br />
op dien tyd, welke bekend was uit de<br />
beginzelen der Starrekunde, was gelyk aan<br />
de Breedte van de Plaats. Wy hebben<br />
voorbeelden van het aanwenden deezes middels<br />
in de bepaaling der Parallellen van<br />
Syene en Meroe. De naauwkeurigheid ,<br />
welke deeze handelwyze toelaat , fchynt<br />
zich te bepaalen tot omtrent een halven<br />
Graad, en dit alleen op de veronderftelling,<br />
dat de Waarneemer ter plaatze zelve<br />
K 3 bfjfc;<br />
II.<br />
AFDEE-<br />
LING.
II.<br />
AFDEE<br />
LING.<br />
150 O N D E R Z O E K<br />
blyft; want, indien hy van de eene plaats<br />
. na de andere trok, en geene gelegenheid<br />
hadt om de waarneeming van, den eenen<br />
. dag door dien van den volgenden te verbeteren<br />
, zou hy zeer waarfchynlyk veel<br />
verder van de waarheid afdvvaalen.<br />
Wat de Lengte der Piaatzen betreft ,<br />
dewyl de Maansverduisteringen niet veelvuldig<br />
en zelden van gebruik konden zyn<br />
tot derzelver bepaaling, en alleen waar men<br />
Stirrckundigen vondt om die verfcbynzels<br />
met juistheid waar te neemen , mogen wy die<br />
wel onaangemerkt laaten, by het Onderzoek<br />
der Aardrykskunde van verafgelegene Landen.<br />
De verfchülen van de Meridiaanen<br />
der Plaatzen werden, daarom, oudtyds, geheel<br />
bepaald, door de Strekkingen en Afftanden<br />
der eene Plaats van de andere ; in<br />
gevolge hier van kwamen alle de misflagen<br />
der berekeningen, opneemingen, en wegwyzers,<br />
voornaamlyk op de Lengte neder,<br />
op dezelfde wyze als tegenwoordig op een<br />
Schip, 't welk geen middel heeft om de<br />
Lengte te vinden, behalven , door het vergeiyken<br />
van de LogJyn, met de waarneemingen<br />
van de Breedte ; hoewel met dit<br />
onderfcheid, dat de dwaalingen, voor welken<br />
de kundigfte Scheepslieden onder de<br />
Ouden bloot ftonden, veel grooter waren,<br />
dan de onkundigfte Schipper heden ten<br />
dage, met een Kompas voorzien, kan begaan.<br />
De Lengte van de Middellandfche<br />
Zee, in Graaden van Lengte, van de Pylaaren<br />
van Hercules tot de Baay van<br />
tsfus, Is minder dan veertig Graaden; maar,<br />
in
WEGENS O U D I N D I E . 151<br />
in de Kaarten van PTOLEMEUS,. meer dan<br />
zestig, en, in 't algemeen, zyn zyne Leng- .<br />
ten, gerekend van den Meridiaan van<br />
Alexandrie, inzonderheid Oostwaards, by- 1<br />
II.<br />
iFDEE»<br />
LING.<br />
kans in dezelfde evenredigheid verkeerd.<br />
Het blykt, dat,in vreemde Zeeën,de kusten<br />
dikwyls werden opgemaakt uit een onvolkomen<br />
berigt van de gezeilde aftanden,<br />
zonder de minite kennis van de trekkingen,<br />
of de treek, door't fchip gehouden.<br />
PTOLEMEUS, 't is waar , was gewoon<br />
omtrent een derde te tellen voor de bogtigheid<br />
van den Koers eens Schips (ƒ>);<br />
doch het is openbaar , dat de toepasfing<br />
van deezen algemeenen regel zelden tot een<br />
juist betuit bragt. Desaangaande hebben<br />
wy een doorteekend voorbeeld in de gedaante<br />
, welke die groote Aardrykskundige<br />
aan het Schiereiland van Indie geeft.<br />
Van het Voorgebergte Barygazenum tot<br />
de Plaats aangeduid door Locus unde fblyam<br />
in Chryfen navigantes , dat ii» van<br />
Suratte aan de Malabarfche Kust tot omtrent<br />
Narfapour op de Kust van Cormandel,<br />
is de aftand, gemeecen langs de Zeekust<br />
, ten naasten by dezelfde met die in<br />
de daad plaats heeft ; te weeten omtrent<br />
Vyfhonderd en twintig Mylen. Maar de<br />
misflag in de trekking is verbaazend;<br />
want de Malabarfche en Cormandelfchè<br />
Kust , in ftede van Zuid waards te loopen,<br />
en op Kaap Comorin elkander in een<br />
vry<br />
(ƒ>) PTOLEM. Geogr. Lib. I. c. 12.<br />
K 4
152 O N D E R Z O E K<br />
II. vry fcherpen hoek te fnyden , worden<br />
AFDEE- door PTOLEMEUS, bykans in dezelfde<br />
LING. rechte lyn, van hec Westen na het Oosten<br />
uitgeftrekt; een weinig na hec Zuiden afwykende.<br />
Deeze Kusc worde, ten zelfden<br />
tyde , uitgemerkt mee verfcheide ' Baayen<br />
en Voorgebergten ; in derzelver ligging<br />
ten naasten by overeenkomende<br />
men 'er daadlyk vindc.<br />
mee die<br />
Alle deeze omftandigheden, zamengenomen,<br />
wyzen ten klaarften aan, uic welke<br />
ftoffen de oude Kaarc van Indie werd zamengefteld.<br />
De Schepen , die de Kusc<br />
van dac Land bezogten , hadden aantekening<br />
gehouden van den tyd op welken zy<br />
van de eene na de andere Plaats onder<br />
zeil gingen, en opgemerkt , als zy hec<br />
ftrand langs voeren , aan welke zyde hec<br />
land lag , wanneer zy een Baay over/taken<br />
, of een Voorgebergte omzeilden. Dit<br />
gebrekkig dagverhaal , mee een onvolkomen<br />
berigc, misfehien van de Breedte van<br />
;en of twee Plaatzen , was waarfchynlyk<br />
il het onderrigt wegens de Kust van In.<br />
üe, 't welk PTOLEMEUS zich kon verghaffen.<br />
Dac hy een beeer zou hebben<br />
cunnen verkrygen van de Kooplieden, die,<br />
nee geen byzonder oogmerk om de KUSE<br />
i :e verkennen , voeren , zal ons niec verdonderen,<br />
als wy in aanmerking neemen,<br />
lac zelfs de beroemde Periplus van HANj<br />
ÜO een Aardryksbefchryver niec in ftaac<br />
;ou ftellen om de Kust van Africa met<br />
I iieer naauwkeurigheids af te. tekenen<br />
dan
WEGENS O U D I N D I E . 153<br />
dan PTOLEMEUS die van Indie gedaan II.<br />
heeft<br />
AFDEE-<br />
Met dit alles weet ik niet, of PTOLE L1NG.<br />
MEUS, onder het groot aantal Plaatzen ,<br />
welker ligging hy bepaald heeft, de waarheid<br />
in de Lengte van ééne zo naby komt,<br />
als hy daadlyk deedt in de bepaaling der<br />
Breedte van de drie Steden hier boven bygebragt<br />
, tot een treffend , fchoon niet<br />
zeldzaam, blyk van zyne naauwkeurigheid.<br />
Deeze waarneemingen beweegen my; om<br />
te blyven by een gevoelen door my elders<br />
voorgedraagen (V), dat de Grieken en<br />
Romeinen, in hun Handelgemeenfchap met<br />
Indie , zelden , of door nieuwsgierigheid,<br />
of door winzugt , gebragt werden om de<br />
meer Oostwaards gelegene deelen te bezoeken.<br />
Verfcheide byzonderheden komen<br />
ons te vooren tot ftaaving van dit denkbeeld.<br />
Schoon PTOLEMEUS den naam<br />
van Emporia geeft aan verfcheide Plaatzen<br />
gelegen op de Kust, die van den Oostlykften<br />
mond der Ganges na het uiterfle<br />
van het Gouden Cherfonefus ftrekt, is het<br />
onzeker , gelyk ik reeds heb opgemerkt,<br />
of wy uit deeze benaaming dezelve moeten<br />
aanmerken als Havens bezogt door Schepen<br />
uit Egypte, dan alleen door Schepen des<br />
Lands. Het verdient in opmerking genomen<br />
te worden, dat hy verder op dan het Gouden<br />
Cherfonefus maar van éênEmporium gewaagt<br />
,<br />
(?) Dit is de XXXIV Aantekening van R O B E RT S O N.<br />
(r) ROÏERTSON, Gefchiedenis van America,<br />
I. D. bl. iS. en 27.<br />
K 5
n.<br />
AFUF.I<br />
LiNG,<br />
154 O N D E R Z O E K<br />
waagt (Y) , 't geen duidlyk uicvvyst, dat<br />
- de Gemeenfchap met dat gedeelte van Indie<br />
niet veel betekend hebbe. Waren de<br />
- Scheepstochten uit de Arabifche Golf na<br />
deeze Gewesten van Indie zo veelvuldig<br />
geweest, dat zy PTOLEMEUS aanfpoorden<br />
om zo naauwkeurig de Lengte en<br />
Breedte der Plaatzen, door hem vermeld,<br />
op te geeven, hy moest, in gevolge derzelven,<br />
zulk een berigt ontvangen hebben als<br />
veele groote misdagen, door hem begaan,<br />
zou hebben voorgekomen. Was het gebruiklyk<br />
geweest Kaap Comorin om te vaaren<br />
, en de Baay van Bengale tot den<br />
mond van de Ganges op te zeilen, eenige<br />
der oude Aardryksbefchryveren zouden niet<br />
zo onzeker geweest zyn, en andere zo grof<br />
niet misgetast hebben, ten aanziene van de<br />
ligging en grootte des Eilands Ceylon. Indien<br />
de Kooplieden van Alexandrie dikwyls<br />
de Havens bezogt hadden van het<br />
Gouden Cherfonefus , en van de Groote<br />
Baay , moesten de befchryvingen , door<br />
PTOLEMEUS daar van gegec ven, meer overeengekomen<br />
hebben met derzelver waare<br />
gedaante , en kon hy niet geloofd hebben<br />
dat verfcheide Plaatzen over de Linie lagen<br />
, die men met de daad eenige Graaden<br />
aan deeze zyde van dezelve aantreft.<br />
Maar , fchoon de Scheepvaart der Ouden<br />
zich niet uitgeftrekt hebbe tot het verder<br />
gelegene Indie , zyn wy verzekerd ,<br />
dat verfcheide Voortbrengzels van dat Land<br />
in<br />
CO PTOLËM. Geogr. Lib, Vil. c. 2,
WEGENS OUD INDIE. 155<br />
in Egypte gevoerd, en van daar na Rome<br />
en andere deelen van hec Keizerryk ge- t<br />
bragt, wierden. Uic omftandigheden, reeds<br />
door ons vermeld , hebben wy grond om .<br />
te belluiten , dat men deeze in Schepen<br />
des Lands na Mufiris bragt, en na andere<br />
Havens op de Malabarfche Kust , die,<br />
ten dien dage, de Stapelplaatzen des Handels<br />
mee Egypte waren. — In een Land<br />
van die uitgeftrektheid als Indie , in 't<br />
welk de Natuurlyke Voortbrengzels veelvuldig<br />
zyn , en eene groote verfcheidenheid<br />
verkrygen door vlytbetoon en kunstbewerking,<br />
moet een daadlyke binnenlandfche<br />
Handel , zo ter Zee als te Land ,<br />
vroegtyds ftand gegreepen hebben tusfehen<br />
de onderfcheide Gewesten. — By de oude<br />
Schryvers ontmoeten wy daar van eenige<br />
fpooren ; en waar de bronnen van<br />
kundfehap zo weinig eri fchaars zyn, moeten<br />
wy ons vergenoegen met deeze aanduidingen.<br />
Onder de verfcheide Rangen,<br />
of Casten , in welken het Volk in Indie<br />
verdeeld was , werden de Kooplieden als<br />
een byzondere vermeld (f)\ waar uit wy<br />
mogen opmaaken, dat de Koophandel een<br />
der gevestigde Bezigheden, of Beroepen, by<br />
de Lieden diens Lands geweest hebbe. —<br />
Uit den Schryver van de Omvaart der Erythrafche<br />
Zee leeren wy , dac de lnwoonders<br />
van de Kust van Cormandel, mee<br />
hunne eigene Schepen Handel dreeven mee<br />
die van de Malabarfche ; dac de binnen-<br />
(0 Pt IN. Nat. Hht. Lib. VI. c. 22.<br />
land-<br />
II.<br />
kFDËE-<br />
LING.
156* O N D E R Z O E K<br />
II. landfche Handel van Barygaza groot was £<br />
AFDEE- en dac men , in alle Jaargetyden, een aan<br />
LING.<br />
tal van Schepen des Lands aantrof in de<br />
Haven van Mufiris («). — STRABO onderrigc<br />
ons , dac de kostbaarfte Voortbrengzels<br />
van Taprobane gevoerd wierden<br />
na de onderfcheidene Emporia, of Marktplaaczen,<br />
van Indie (V). Op deeze wyze<br />
kreegen de Egyptifche Handelaars die Goederen<br />
, en konden dus hunne reis binnen<br />
hec Jaar volbrengen , die veel langer zou<br />
hebben moeten duuren, hadt dezelve zich<br />
zo verre Oostwaards uitgeftrekc als men<br />
doorgaans veronderftelt.<br />
Uit dit alles krygt het eene groote waarfchynlykheid,<br />
dat PTOLEMEUS het berigt,<br />
wegens de Oostlykfte gedeelten van Indie,<br />
waarop hy zyne berekeningen grondde<br />
, niet zo zeer gekreegen hebbe door<br />
een rechtitreekfche en geregelde gemeenfchap<br />
tusfehen Egypte en deeze Gewesten,<br />
dan wel uit de befcheiden van eenige<br />
weinige Waaghalzen, die, dooreen onderneemzieken<br />
geest gedreeven, of door winzugt<br />
aangezet, buiten de gewoone grenzen<br />
der Scheepvaart gingen.<br />
Hoewel , zints den Leeftyd van PTO<br />
LEMEUS, de Handel op Indie bleef aanhouden<br />
door het voorige Kanaal, en beide<br />
Rome, de oude Hoofdftad des Ryks ,<br />
en Confiantinople, de nieuwe Zecel des<br />
Beftuurs , de kostbaare Voortbrengzelen<br />
diens<br />
(u) Peripl. Mar. Erythr. p. 30 en 34,<br />
WEGENS OUD INDIE. 157<br />
diens Lands, door de Kooplieden van A- II.<br />
lexandrie, kreegen, hebben wy, nogthans, AFDEEtot<br />
de Regeering van Keizer JUSTINIA- LING.<br />
NUS geen nieuwe onderrigting, wegens de<br />
Gemeenfchap met het Oosten ter Zee ,<br />
noch van de vorderingen gemaakt in de<br />
ontdekking van deszelfs verafgelegene Gewesten.<br />
Onder JUSTINIANUS deedt COSMAS,<br />
een Egyptisch Koopman, zyn handel dryvende,<br />
verfcheide reizen na Indie,van waar<br />
hy den bynaam van Indicopleustes kreeg 5<br />
doch naderhand Tiet hy, door eene verandering<br />
niet ongewoon in die bygeloovige<br />
Eeuw , alle tydlyke belangen vaaren , en.<br />
gaf zich aan het Kloosterleeven over. In<br />
de eenzaamheid en ledigheid van de Klooster<br />
- cel , fchreef hy verfcheide Werken;<br />
één derzelven, door hem met den tytel van<br />
Christlyke Plaatsbefchryving vereerd, heeft<br />
onzen tyd bereikt. Het hoofdoogmerk deezes<br />
Werks is het gevoelen te beftryden van<br />
die Wysgeeren , die ftaande houden , dat<br />
de Aarde eene Klootfche gedaante heeft,<br />
en te bewyzen, dat dezelve een langwerpig<br />
Vlak is, twaalf duizend Mylen in de Lengte<br />
van het Oosten na het Westen, en zes'<br />
duizend Mylen in de Breedte van het Noorden<br />
na het Zuiden, omringd door hoog(<br />
wallen, overdekt met het Uitfpanzel ah<br />
met een verwelfzel ; dat de verwisfelin^<br />
van dag en nagt veroorzaakt wierd dooi<br />
een Berg van eene verbaazen de hoogte<br />
gelegen in het uiterfle van het Noorden<br />
rondsom welken de Zon zich bewoog<br />
dat
ir.<br />
AFDEE<br />
LING.<br />
158 O N D E R Z O E K<br />
dat, Wanneer dezelve zich aan de eene zyde<br />
van dien Berg vertoonde , de Aarde<br />
verlicht was, en, als zy zich aan de ande-<br />
. re zyde verborg , de Aarde in duisternis<br />
gedompeld wierd (w~). — Dan, te midden<br />
van deeze verwilderde hersfenfehimmen ,<br />
meer voegende aan de ligtgeloovigheid van<br />
zyn Kloosterleeven, dan aan 't gezond verftand,<br />
't geen hy in zyn voorig Beroep betoonde,<br />
fchynt coSMAS te vernaaien wat<br />
hy zelve op zyne Reizen hadt waargenomen<br />
, of van anderen verdaan; en dit met<br />
alle opregtheid en waarheidsliefde.<br />
Het blykt, dat hy wel kennis gehad hebbe<br />
aan de Westkust van het Indifche Schiereiland<br />
, en noemt verfcheide Plaatzen op<br />
dezelve gelegen : hy befchryft die als de<br />
voornaamfte zetel des Peperhandels, en gewaagt<br />
in 't byzonder van Male, als een<br />
der meest bezogte Havens ter verkryging<br />
van die Koopwaaren (x). Van Male is<br />
het waarfchynlyk, dat deeze zyde des Vastenlands<br />
den hedendaagfehen Naam van Malabar<br />
ontleend, en dat de Eilanden, daar<br />
digt by gelegen, dien van de Maldivcs gekreegen<br />
hebben Uit hem leeren wy ook,<br />
dat het Eiland Taprobane, 't geen hy veronderftelt<br />
op een geiyken afftand te liggen<br />
van de Perfiaanfche Golf ten Westen, en 1<br />
het Land der Sina ten Oosten, in gevolge<br />
van deeze gereede ligging , een groote<br />
S ta-<br />
fV) COSMAS apild MONTFAUCON, Colkctt<br />
Patrum II. p. 113. &c. 138.<br />
O) COÏM. Lib. II. p. 138. Lib. XI. p. 337,
WEGENS OUD INDIE. 159<br />
Stapelplaats des Handels geworden was; dat<br />
derwaards gebragt wierd de Zyde van de Si- 1<br />
na, en de kostbaare Speceryen van de Oosterfche<br />
Landen, welke men van daar voer- -<br />
de na alle de deelen van Indie, na Perfie<br />
en na de Arabifche Golf. Aan dit Eiland<br />
geeft hy den naam van Sielediha Qf) ,<br />
dezelfde met dien van Selendib of Serendiby by welken het door 't geheele Oosten bekend<br />
is.<br />
Aan dien zelfden COSMAS zyn wy het<br />
eerfte berigt verfchuldigd, dat 'er een nieuwe<br />
Mededinger voor de Romeinen, in den<br />
Handel, zich opdeedt in de Indifche Zeeën.<br />
De Perfen, naa het Ryk der Parthen<br />
overweldigd, en de volgreeks hunner<br />
oude Monarchen herfteld te hebben,<br />
fchynen den afkeer hunner Voorvaderen<br />
van de Zee geheel te boven gekomen te<br />
zyn , en vroegtyds fterke poogingen gedaan<br />
te hebben , om deel te krygen in<br />
den winstryken handel op Indie. Alle de<br />
voornaame Havens van Indie werden bezogt<br />
door Handelaars uit Perfie, die, voor eenige<br />
voortbrengzels huns eigen Lands by de<br />
)ndiaanen gewild en gezogt, de kostbaare<br />
Indifche Goederen kreegen, die zy de<br />
Perfifche Golf opbragten, en, door middel<br />
van de groote Rivieren, de Euphraat en<br />
de Tigris , verfpreidden in alle Gewesten<br />
huns Ryks. Naardemaal de reis van Perfie<br />
na Indie veel korter was dan die van<br />
Egypte, met minder kosten, en minder gevaars<br />
,<br />
GO Co sa. Lik. XL p. 336.<br />
II.<br />
FDEE-<br />
LING.
II.<br />
AFDEE*<br />
LING.<br />
260 O N D E R Z O E K<br />
vaars, vergezeld ging, nam de Gemeenfchap,<br />
tusfehen die twee Landen , zeer fchielyk<br />
toe. CoSMAS brengt eene byzonderheid<br />
by , welke hiervan ten fpreekenden bewyze<br />
ftrekt. In de meeste Steden van eenigen<br />
naam in Indie, vondt hy Christen-<br />
Kerken opgerigt, waarin de Dienst verrigt<br />
wierd door Priesters geordend door<br />
den Aartsbisfchop van Seïeucia, de Hoofdftad<br />
des Per/ifchen Ryks, en die aan diens<br />
Regtsgebied onderworpen bleeven (z~) —<br />
Indie blykt in dit Tydperk meer bezogt<br />
geweest te zyn, dan ten tyde van PTO<br />
LEMEUS; een grooter getal Vreemdelingen<br />
zette 'er zich neder, 't Is nogthans merk<br />
waardig, dat, volgens het verflag van cos-<br />
MAS, geen deezer Vreemdelingen gewoon<br />
waren de Oostlykfte Gewesten van Afia<br />
te bezoeken; maar zich te vrede hielden<br />
hunne Zyde , hunne Speceryen, en andere<br />
kostbaare Voortbrengzels, te ontvangen zo<br />
als dezelve in Ceylon ingevoerd werden ,<br />
en van daar na de onderfcheide Marktplaatzen<br />
van' Indie gebragt (a).<br />
De veelvuldigheid der openbaare vyandlykheden<br />
tusfehen de Keizers van Conflantinople<br />
en de Monarchen van Perfie, gepaard<br />
met de aangroeiende mededinging<br />
hunner Onderdaanen in den Handel op Indie,<br />
gaf gelegenheid tot eene Gebeurtenis,<br />
welke eene groote verandering in de natuur<br />
van dien Handel veroorzaakte. Naarde-<br />
(s) Co SM. Lib. III. p. 178.<br />
(0) COSM. Lib. XI. p. 33?.
WEGÉNS O U D I N D I E . 161<br />
demaal het gebruik der Zyde, 7.0 in Kleeding<br />
als tot Huiscieraad', altengskens algemeenet<br />
werd ten Hove der Griekfche Keizeren<br />
, die de Vorften van Afia in fchitterenden<br />
luister van Hofhouding paayolgden<br />
en overtroffen ; en dewyl China .<br />
waar, volgens het eenpaarig getuigenis der<br />
Oosterfche Schryveren. de Zyde-teelt oorfpronglvk<br />
bekend was (£), nog het éénig<br />
Land bleef, 't welk die kostlyke Waar<br />
uitleverde, wisten de Perfen^. zich bedienende<br />
van de voordeelen , welke hunne<br />
ligging hun gaf boven de Kooplieden van<br />
de Arabifche Golf, deezen den voet te<br />
ligten op alle Marktplaarzen van Indie ,<br />
werwaards de Zyde ter Zee uit het Oosten<br />
gebragt werd. Het desgelyks in hunne<br />
magt "hebbende, om de Caravaanen ,<br />
die, om het Griekfche Ryk van Zyde te<br />
voorzien, te land na China trokken door<br />
de Noordlykfte Landfchappen huns Koningryks,<br />
lastig te vallen en af te fnyden,<br />
trokken zy dien geheelen Handeltak aan<br />
zich. Confïantinople nu werd afhangelyk<br />
van eene mededingende Magt ten aanziene<br />
van een Artykel , 't geen de Weelde<br />
aanzag als onmisbaar tot verfraaijing en<br />
opfchik , en diensvolgens flerk zogt.<br />
Met de greetigheid, Opkooperen eigen,<br />
deeden de Perfen den prys van de Zyde<br />
tot zulk eene verbaazende hoogte Hijgen<br />
(/), dat JUSTINIANÜS, 'er niet ah<br />
leen<br />
(F) HERBELOT, BiMioth. Oriënt. Art HIRIR.<br />
{/) PROCOP. Hiit. Jrean. c. 25.<br />
L<br />
II.<br />
AFDEE<br />
LING.
162 O N D E R Z O E K<br />
II. leen op gefield, om een voldoenden en zeker-<br />
AFDEE-<br />
LING.<br />
gaanden toevoer te' krygen eener Koopwaare<br />
van een onmisbaar gebruik geworden,<br />
maar ook begeerig om den Handel zyner<br />
Onderdaanen re ontheffen van de verdrukkingen<br />
zyner Vyanden , zyn best deedt,<br />
om , met hulpe van zynen Bondgenoot ,<br />
den Christen Monarch van Abysfinie, een<br />
gedeelte van den Zyde-handel den Perfen<br />
te ontweldigen. Deeze onderneeming mis<br />
A. D. lukte hem. Doch, toen hy 't het minst<br />
S5i. . verwagtte, verkreeg hy, door eene onvoorziene<br />
gebeurtenisje, eenigermaate het voorwerp<br />
zyner wenfchen.<br />
Twee Perfifche Monniken , als Zendelingen<br />
, afgevaardigd na eenige der Christen<br />
Kerken , volgens het berigt van cos-<br />
MAS in verfcheide deelen van Indie opgerigt<br />
, waren doorgedrongen tot het Land<br />
van de Seres, of China. Daar zagen zy<br />
het fpinnen der Zydewormen, en kreegen<br />
kennis aan alle de werkzaamheden der Menfcben,<br />
om het Voortbrengzel van deezen<br />
worm tot zo veelerlei fraaije Stoffen te<br />
vervaardigen. — Het vooruitzigt op winst,<br />
of misfchien een verontwaardigingvolle<br />
yver, verwekt door deezen ryke winst aanbrengenden<br />
Handeltak in handen van ongeloovige<br />
Volken te zien , zette hun aan<br />
om na Conftantinople weder te keeren.<br />
Hier verklaarden zy by den Keizer den oorfprong<br />
der Zyde, als mede de onderfcheidene<br />
wyzen van die te bereiden en te verwerken;<br />
verborgenheden tot dus lang on-<br />
be-
WEGÉNS OUD INDlÈ. ió"3<br />
bekend , of zeer onvolkomen in Europa<br />
begreepen*<br />
Aangemoedigd , door 's Keizers milde<br />
beloften , hamen zy het op zich een genoegzaam<br />
aantal van deeze wonderbaare<br />
ïnfecfen, aan welker arbeid de Mensch zo<br />
veel verfchuldigd is , in de Hoofdftad<br />
brengen. Zy volvoerden dit door de Eytjes<br />
van den Zydeworm in een hol riet<br />
te verbergen. Deeze werden uitgebroed<br />
door de warmte van een mesthoop, en<br />
gevoed met de bladeren van den wilden<br />
Moerbezieboom; zy vermenigvuldigden, en<br />
werkten op dezelfde wyze als in die Lugtflxeeken<br />
, waar zy eerst de voorwerpen wa*<br />
ren van der Menfchen aandagt en bezorging<br />
(d). Welhaast kweekte men, in verfcheide<br />
deelen van Griekenland, byzonder<br />
in Peloponefus, deeze Infecten in grooten<br />
getale. Op Sicilië ondernam men vervolgens,<br />
met een even gunftïgen uitflag, het<br />
teelen van Zydewormen, en het werd, van<br />
tyd tot tyd, in verfcheide Stéden van Italië<br />
gevolgd. Op alle deeze plaatzen rigtte<br />
men Handwerken op, en hieldt ze aan den<br />
gang met de Zyde, daar vallende. De vraag*<br />
om Zyde uit het Oosten nam gevolglyk af;<br />
de Onderdaanen der Griekfche Keizeren<br />
waren niet langer genoodzaakt zich tot de<br />
Perfen te vervoegen om voorraad van Zyde<br />
te verkrygen, en 'er greep een verbaazende<br />
verandering plaats in den aart des Handel*<br />
09 PROCOP. de Bello Gothit. Lib. lF. a. i? t<br />
L a<br />
It.<br />
AFDEE<br />
L-IN G.
II.<br />
AFDEE»<br />
LING.<br />
i64 ONDERZ. WEGENS O. I.<br />
delgemeenfchaps tusfehen Europa en Indie<br />
(ƒ).<br />
(e) De invoering van de Zydewormen in Europa<br />
en de uicvverkzels , welke dezelve voortbragt , kwamen<br />
onder 'c oog van den Heer GIBBON, by het<br />
fchryven der Gefchiedenisfe van Keizer JUSTINIAnus,<br />
en, fchoon dit een byzonder geval was, flegts<br />
van een ondergefchikt aanbelang , te midden van de<br />
groote menigte der gewigtige gebeurtenisfen. die zyne<br />
aandagc moesten bezig houden, heeft hy deeze byzonderheid<br />
naagegaan met eene naauwkeurigheid, die<br />
eere zou aangedaan hebben aan een Schryver die geen<br />
hooger bedoeling hadt. Vol. IV. p. 71, &c. 't Is hitr<br />
niet alleen, dat ik my verpligt vind hem deeze verdienlle<br />
toe te kennen. Het onderwerp myns Onderzoeks<br />
heeft my meennaalen gebragt op een grond ,<br />
door hem betreeden, en ik heb fteeds licht ontvangen<br />
uit de vlytigheid en het oordeel, met welke hy dien<br />
hadt opgenomen.<br />
G E
GESCHIEDKUNDIG<br />
ONDERZOEK<br />
WEGENS<br />
OUD INDIE.<br />
DERDE- AFDEELING.<br />
DE GEMEENSCHAP MET INDIE, ZINTS<br />
DE r.E MAG TI GING VAN EGYPTE DOOR.<br />
DE MAHOMEDAANEN, TOT DE ONT<br />
DEKKING VAN DEN WEG OM DE<br />
KAAP DE GOEDE HOOP, EN DE<br />
VESTIGING DER POR T U GE E'<br />
SCME IIEERSCHAPPY IN HET<br />
OOSTEN.<br />
O mtrent tachtig Jaaren naa den dood van JJ T_<br />
JUSTINIANUS, viel 'er eene gebeur- A F J 3Ê B.<br />
tenis voor, die eene nog veel grooter Om- L i K G ><br />
wenteling in de Gemeenfchap van Europa ,<br />
roet het Oosten te wege bragt. MAHO-<br />
MED fchynt , door het verkondigen van<br />
eenen nieuwen Godsdienst , zyne Landsgenooten<br />
met een nieuwen geest bezield, en<br />
de vonken van verborgene driften en bekwaamheden<br />
ontftooken te hebben. Het<br />
grootfte gedeelte der Arabieren , van de<br />
L 3 vroeg-
III.<br />
AFDEE<br />
LING.<br />
A. D.<br />
640.<br />
i66 O N D E R Z O E K<br />
vroegte tyden af, voldaan met Volks Onafhangeiykheid<br />
en Perlbonlyke Vryhcid ,<br />
paste hunne Kameelen op , of kweekte<br />
- Palmboomen , binnen de paaien van hun<br />
eigen Schiereiland, en hadden weinig Gemeenfchaps<br />
met de rest des Menschdoms,,<br />
dan alleen wanneer zy uitrukten om een<br />
Caravaan te plunderen, of een Reiziger te<br />
berooven. In eenige ftrecken , nogthans,<br />
hadden zy eenen aanvang gemaakt, om den<br />
arbeid des Landbouws, en de drukte des.<br />
Koophandels, te voegen by de bezigheden 1<br />
des Herderlyken Leevens. Alle deeze rangen<br />
van Menfchen betoonden , toen zy<br />
aangevuurd waren door de geestdrift, welke<br />
de aanmaaningen en het voorbeeld van<br />
MAHOMED hun inbliezen, op eenmaal al<br />
den yver van Zendelingen, en de eerzugt<br />
van Overmeesteraarcn. Zy verfpreidden de<br />
Leer van hunnen Propheet, en breidden de<br />
Heerfchappy van diens Opvolgers uit, van<br />
de Oevers der Atlantifche Zee tot de<br />
grenzen van China, met eene fnelheid van<br />
voorfpoed, waarvan de Gefchiedenis des<br />
Menschdoms geen wedergade oplevert.<br />
Egypte was een der eerfte vermeesteringen<br />
van de Mahomedaanen ; en , daar zy<br />
zich, in dat uitlokkend Land, nederzetten,<br />
en 't zelve in bezit hielden , werden de<br />
Grieken uitgeflooten vau alle Gemeenfchap<br />
met Alexandrie, werwaards zy zo lang<br />
heenen toogen, als de groote Marktplaats,<br />
van Indifche Goederen. Dit was de eenige<br />
uitwerking niet , welke de voortgang<br />
der Mahomedaanfche wapenen hadt op<br />
den
WEGENS OUD INDIE. i6><br />
den Koophandel van Europa met Indie<br />
gedreeven. De Arabieren hadden , vóór<br />
hun inval in Egypte, het groote Perfifche<br />
Ryk te ondergebragt, en 't zelve aan de<br />
Heerfchappye hunner Caliphs toegevoegd.<br />
Zy vonden hunne nieuwe Onderdaanen bezin-<br />
met het voortzetten van dien uitgebreiden<br />
Handel op Indie, en het Land ten<br />
Oosten van Indie gelegen, welks begin en<br />
voortgang in Perfie ik reeds vermeld heb;<br />
zy bevroedden dermaate de groote^ voordeelen<br />
daar aan verbonden, dat zy 'er in begeerden<br />
te deelen. Naardemaal de werkzaame<br />
vermogens van 's Menfchen geest,<br />
wanneer zy tot veel beduidende poogingen<br />
in één geval opgewekt zyn, bekwaamst<br />
gevonden worden om met kragt in andere<br />
rVningen te werken , werden de Arabieren,<br />
van doldriftige Oorlogshelden, welhaast<br />
veel onderneemende Kooplieden. : Zy<br />
voeren voort den Koophandel op Indie te<br />
dryven door het voorige Kanaal van de<br />
Perfifche Golf', doch het gefchiedde met<br />
dat vuur zo kenmerkend eigen aan alle de<br />
eerfte onderneemingen van MAHOMED'S<br />
Naavolgeren. Binnen korten tyd kwamen<br />
zy veel verder dan de oude grensperken<br />
der oude Scheepvaart, en bragten veele<br />
der kostbaarfte Goederen van het Oosten,<br />
rechtftreeks uit de Landen , die dezelve<br />
voortbragten. — Om al het voordeel, uit<br />
de verkoop ontftaande, op een te hoopen,<br />
deedt de Caliph OMAR (a) , weinig jaaren<br />
O) HERBELOT, Billiot 1<br />
. Odeut, Art. BAS RA H.<br />
L 4<br />
III.<br />
Ui DEE<br />
LING.
m.<br />
AFDKE-<br />
LING.<br />
168 O N D E R Z O E K<br />
ren naa de vermeestering van Perfie, da<br />
Stad Bas fora fh'gten , aan den Westlyken<br />
oever van den grooten Stroom , gevormd<br />
door de vereeniging van de Euphraat en<br />
de Tigris, met oogmerk om deeze twee<br />
Rivieren , langs welken de Goederen , uit<br />
Indie gebragt, van alle de deelen van Afia.<br />
gevoerd werden , in bedwang te houden.<br />
Deeze -gelegenheid was zo wel uitgekoozen<br />
, dat Basfora , in korten tyd, eene<br />
Handelplaats wierd • die naauwlyks voor<br />
Alexandrie behoefde te wyken.<br />
Dit algemeen verflag , ten opzigre van<br />
den Handel der Arabieren op Indie , 'c<br />
welk alles is , 't geen de Gefchiedfchryvers<br />
van dit Tydperk ons opleveren, wordt<br />
bevestigd en opgehelderd, door het Verhaal<br />
eener Reize üit de Perfifche Golf na<br />
het Oosten , gefchreeven door een Arabisch<br />
Koopman , in den Jaare DI11LI der<br />
Christen Jaartcllinge , omtrent twee Eeuwen<br />
naa dat Perfie onderworpen werd aan<br />
de Caliphs , en uitgelegd door de Verklaaring<br />
van een anderen Arabier , die<br />
mede de Oostïyklte deelen van Afia bezogr.<br />
Dit keurig Verhaal, 't geen ons in<br />
ftaat ftelt om eene gaaping in de Gefchiedenis<br />
der Haiidelgemeenfchap met Indie<br />
aan te vullen , verfchaft ftoffe tot eene<br />
meer byzondere befchryving van de Ontdekkingen<br />
der Arabieren in het Oosten ,<br />
en- van de wyze op welke zy dezelve<br />
deeden.<br />
[Naardemaal ik veel gebruik van dit Verhaal<br />
zal maaken, kan ik niet naalaaten om<br />
voor-
WEGENS O U D I N D I E . 169<br />
.vooraf iets te zeggen tot ftaaving van IIT.<br />
cltszelfs betwiste egtbeid. Deeze Reis, \FDEE"<br />
met de Waarneemingen van ABU ZEID LING.<br />
AL HASSAN van Siraf, werd uitgegeeven<br />
door den Heer RENAUDOT (h). Dewyl<br />
deeze Uitgeever , in zyne Aanmerkingen ,<br />
de Letter- -en Staatkunde der Chineefen met<br />
geheel andere kleuren voorftelt , dan ze<br />
vertoond waren in de fchitterende befchryvingen<br />
, door eene blinde bewondering der<br />
Jefuiten uitgegeeven, hebben twee yverige<br />
Zendelingen de egtbeid van deeze Verhaaien<br />
in twyfel getrokken , en beweerd ,<br />
dat de Schryvers nooit in China geweest<br />
waren (c). Eenige Geleerden in Engeland<br />
koesterden desgelyks eenige twyfelingen<br />
over derzelver egtheid : dewyl RE<br />
NAUDOT geene aanduiding hadt gegeeven<br />
van het Handfchrift door hem vertaald,<br />
dan dat hy het vondt in de Boekery vun<br />
den Graaf DE SEIGNELAY. Maar, vermids<br />
niemand het Handfchrift, zints dien<br />
tyd, gezien hadt namen de twyfelingea<br />
toe, en de Heer RENAUDOT werd be-<br />
fchul-<br />
(b) Onder den Ty tel van, Anciennes Relations des<br />
Iiuks, & de la Chine, de deux Foyageurs Maho-<br />
•methans, qui y allerent dans le Ncurieme Siècle ,<br />
traduit de Arabe, avi c remarqw s J'nr les princtpaux<br />
endroits de ces Relations , 1718. Dewyl ik geene<br />
Fravfche Uitgave bezat, heb ik myne Aanhaahngen<br />
gedaan volgens, de Engelfche Overzetting.<br />
(c) Vader PREMARE , Lcttr. édiliantes & e%rïeufès,<br />
Tom. XIX. p. 420, &c. en Vader PAREN-<br />
NIN, Ibid. Tom. XXI. p. 158» &c.<br />
L ï
AFUEt<br />
i?o O N D E R Z O E K<br />
in. fchuldigd met het misdryf van bedrog.<br />
. Dan de Handfchriften van COLBERT ter<br />
bewaaring overgegeeven zynde in 's Ko-<br />
. nings Boekery, gelyk, (ten gelukke der<br />
Letterkunde,) de meeste byzondere Verzamelingen<br />
van Handfchriften in Frankryh<br />
gedaan zyn , ontdekte de Heer DE GUI<br />
GNES, naa lang zoekens, het eigende<br />
Handfchrift , waar toe de Heer RENAU<br />
DOT wyst. Het blykt gefchreeven te zyn<br />
in de Twaalfde Eeuwe (V).<br />
Het Verhaal der twee Arabifche Reizigeren<br />
wordt, in veele byzonderheden, gestaafd<br />
door hunnen Landsgenoot MASSOU-<br />
DI, die eene Verhandeling uitgaf over de<br />
Algemeene Gefchiedenis, aan welke hy de<br />
wonder vreemd klinkenden Tytel geeft van<br />
Weiden van Goud en Mynen van Juweelen,<br />
honderd en zes jaaren laater gefchreeven.<br />
Uit hem ontvangen wy desgelyks<br />
zulk een verflag van Indie, in de Tiende<br />
Eeuwe, waar uit blykt , dat de Arabieren,<br />
toen ten tyde, eene uitgebreide kunde<br />
van dat Land gekreegen hadden.<br />
Volgens zyne Befchryving was het Schiereiland<br />
van Indie verdeeld in vier Koningryken.<br />
— Het eerde bedondt uit de Landfchappen<br />
aan den Indus gelecgen, als mede<br />
aan de Rivieren die in den Indus vallen<br />
; de Hoofddad was Moultan. — De<br />
Hoofdftad van het tweede Koningryk was<br />
Canoge, deeze blykt, uic de nog zigtbaare<br />
overblyfzelen , eene zeer groote Stad<br />
ge-<br />
(d) jfwnal des Scavans, Dcc. 1764.. p. 315. &c.
WEGENS OUD INDIE. 171<br />
geweest te zyn (e). Om een denkbeeld III,<br />
van de Volkrykheid deezer 'Stad te geeAFDEEven , verzekeren de Indifche Gefchiedfchry- LING.<br />
vers, dat 'er dertig duizend winkels waren<br />
in welke men de Betel - noot verkogt, en<br />
zestig duizend benden van Speellieden en<br />
Zangers, die eene belasting aan den Staat<br />
opbragten (ƒ). — Hec derde Koningryk<br />
was Cachemire. MASSOÜDI is, voor zo<br />
verre ik weec , de eerfte Schryver , die<br />
van dit Paradys van Indie gewaagt , waar<br />
van hy eene korte doch juiste befchryving<br />
geeft. — Het vierde is het Koningryk van<br />
Guzerate, 't geen hy vertoont als hec<br />
grootfte en magtigfte; en hy ftemt mee de.<br />
twee Arabifche Reizigeren overeen in aan<br />
de Soevereinen van 't zelve den naam van<br />
Balchara te geeven. — 't Geen MAS-<br />
SOUDI wegens Indie verhaak, is te opmerkenswaardiger,<br />
dewyl hy zelve dat Land<br />
bezogt (g). MASSOUDX bevestigt wac<br />
de twee Arabifche Reizigers gezegd hebben<br />
, wegers de groote vorderingen der<br />
Indiaanen in de Srarrekunde. Naar zyn<br />
verhaal was 'er, -onder de Regeering van<br />
BRAHMAN, den eerften Monarch van Indie,<br />
een Tempel gebouwd met cwaalf Toorens<br />
, verbeeldende de Twaalf Tekens van<br />
den Zodiak; en ia welken eene afbeelding<br />
was van alle de Scarren, zo als zy zich<br />
aas<br />
(Y) RENNELL'S Mem. p. 54.<br />
(ƒ) FERIS.HÏA,vertaald door oow,Yol. Lp.32.<br />
(2O Notices & Extrnits des Manvfcrits de laBiiliotheque<br />
du ii'ji. Tom. I. p. o, 10.
a.<br />
AFDEE-<br />
LING.<br />
172. O N D E R Z O E K<br />
aan het Uitfpanzel venoonen. Onder dezelfde<br />
Regeering werd hec beroemde Sind*<br />
Hind opgeteld , 'c welk de uitneemendlte<br />
Verhandeling van de Indifche Starrekunde<br />
fchynt te weezen (h). — Een ander<br />
Arabisch Schryver, die omtrent het<br />
midden van de veertiende Eeuw fchreef,<br />
verdeelt Indie in drie Deelen; het Noordlykfte<br />
alle de Landfchappen aan den Indus<br />
bevattende. — Hec Middelde zich van Guzerate<br />
tot de Ganges uittrekkende , —<br />
en het Zuidlykfte,' door hem Comar geheeten,<br />
naar Kaap Comorin (i). J<br />
Schoon zommigen zich verbeeld hebben,<br />
dat de wonderbaare eigenfchap van den<br />
Zeilfteen , door welke dezelve zulk eene<br />
kragt geefc aan een Naald of een dun<br />
Yzerdraad, dac dezelve altoos na de Poolen<br />
der Aarde wyze, in het Oosten bekend<br />
was langen tyd vóór dat men dezelve in<br />
Europa hadt waargenomen , is het openbaar<br />
beide uit het Verhaal des Mahoniedaanfchen<br />
Koopmans, en- uit veele andere<br />
daar mede zamenftemmende blykbaarheden,<br />
dat niet alleen de Arabieren , maar ook<br />
de Chineefen, ontbloot waren van deezen<br />
getrouwen Gids, en dat hunne wyze vaa<br />
Scheepvaard niet verder gevorderd was dan<br />
die der Grieken en Romeinen Ck). Zy<br />
Huurden beichroomd langs de kust heen;<br />
zeld-<br />
(h) Notices, &c.' Tom. I. p. 7.<br />
O') Notices, &c. Tom. II. p.46. Dit is de XXXVI<br />
Aantekening van ROBERTSON.<br />
{Je) Relatief!, p. 2. 8. &c.
WEGENS OUD INDIE 173<br />
zeldzaam waagden zy hec zo diep in Zee III.<br />
te fteeken dac zy hec Land uic hec oog AFDEEverlooren;<br />
en daar zy hun koers zo vreesagcig<br />
inrigtren, was hunne wyze van rekenen<br />
gebrekkig, en onderhevig aan dezelfde<br />
dwa3lingen als ik aanwees in die der<br />
LING.<br />
Grieken en Romeinen (/).<br />
Niettegenftaande deeze nadeelen, ftrekte<br />
zich de vordering der Arabieren, Ooscwaards,<br />
veel verder uic dan de Golf van<br />
Siam , de grenspaal van de Zeevaarc der<br />
Europeaanen. Zy kreegen kennis aan Sumatra<br />
, en de andere Eilanden van den<br />
Grooten lndifchen Archipel, en kwamen toe<br />
de Stad Canton in China. En hebbe men<br />
deeze Ontdekkingen niet aan te merken<br />
als het uitwerkzel van de onderneemende<br />
nieuwsgierigheid eeniger byzondere Perfoonen;<br />
zy moeten toegefchreeven worden aan<br />
een geregelden Koophandel uic de Perfifche<br />
Golf met China, en alle de. cusfehen<br />
beiden liggende Gewesten, gedreeven. Veele<br />
Mahomedaanen hec voorbeeld der Perfen,<br />
door COSMAS INDICOPLEUSTE!<br />
befchreeven, volgende, zecten zich in ln<br />
die, en de Landen daar omftreeks, neder<br />
Zy'waren zo talryk in de Stad Canton<br />
dac de Keizer , (volgens hec verhaal de;<br />
Arabifche St?hryveren,) hun coeftondc »<br />
een Cadi, of Regeer, van hun eigen Aan<br />
hang te hebben , die de Gefchillen _ onde r<br />
zyne Landsgenooten , overeenkomftig me c<br />
hun<br />
(/) RENAUDOT, Inquiry info the Time wen th t<br />
.Mahsmedans fint entirtd China, p. 143.
III.<br />
AFDEE<br />
LING.<br />
174 O N D E R Z O E K<br />
hunne eigene Wetten, befliste, en in alle<br />
• Godsdienstverrigtingen voorzat (m). Op<br />
andere Plaatzen won men Aankomelingen<br />
. tot het Mahomedaanfche Geloof, en de<br />
Arabifche Taal werd verflaan en gefprooken<br />
in meest alle Zee-havens van eenigen<br />
naam. Schepen van China, en verfcheide<br />
Plaatzen van Indie, handelden in<br />
de Perfifche Golf, en , door de veelvuldigheid<br />
van onderlinge gemeenfchap, wer*<br />
den alle de Volken van het Oosten beter<br />
met elkander bekend (V).<br />
[De Zeevaardkunde der Chineefen fchynt,<br />
op dat wy dit, in 't voorbygaan, wat omiïandiger<br />
toonen, en het voorheen gezegde<br />
wegens hunne onkunde van hec Kompas^<br />
nader ftaaven, die der Grieken en Romeinen<br />
niec overtroffen te hebben. De<br />
koers, welken zy hielden van Canton na<br />
Siraf, aan den mond van de Perfifche<br />
Golf, worde door hunne eigene Schryvers<br />
opgegeeven. Zy hielden zo naby moge*<br />
lyk hec ftrand langs, tot zy het Eiland Ceylon<br />
bereikten, en dan Kaap Comorin oirvaarende,<br />
zeilden zy langs de Westzyde<br />
van hec Schiereiland , coc den mond van<br />
dèn Indus, en Huurden de kusc langs tot<br />
de plaats hunner beftemminge (o). Eenige<br />
Schryvers hebben Haande gehouden, dat<br />
de Chineefen en de Arabieren hec Scheeps-<br />
kom-<br />
(V) Re lat ion, p. 7. Remarks, p. p. Inquiry, p,<br />
171, &c.<br />
C») Relation, p. 8.<br />
(
WEGENS OUD INDIE, 175<br />
kompas wel kenden, als mede hec gebruik<br />
daar van in de Zeevaart; doch hec is op<br />
merkelyk, dat 'er in de Arabifche, Turkfche<br />
of Perfifche, Taal geen oorfpronglyke<br />
Naam voor het Kompas is. Doorgaans<br />
noemen zy het Bosfola , de Italiaanfche<br />
Naam , 't geen toont, dat de aangeduide<br />
zaak, zo wel als het woord , hun vreemd<br />
is. Men vindt geen ééne waarneeming,<br />
van oude dagtekening, door de Arabieren<br />
gemaakt wegens de verandering van de<br />
Kompasnaald , of eenige onderrigting daar<br />
uit ten diende der Zeevaarenden afgeleid.<br />
De Heer j. CHARDIN, een der geleerdfte<br />
en best onderrigtfte Reizigeren, die hec<br />
Oosten bezogt hebben, op die ftuk ondervraagd<br />
zynde , geefc ten antwoord : ,, Ik<br />
„ durf voltirekt beweeren , dat de Afiaa-<br />
„' nen aan ons verpligt zyn voor dit won-<br />
„ derbaar Werktuig, 't geen zy uit Europa<br />
„ gekreegen hadden , langen tyd vóór de<br />
„ vermeesteringen der Portugeefen. Want,<br />
, voor eerst , zyn hunne Kompasfen vol-<br />
" maakt gelyk de onze, en zy koopen ze<br />
„ van de Europeaanen, zo veel zy kunnen<br />
„ krygen; hec naauwlyks durvende waagen<br />
„ aan de Naalden zelve iets te doen. <<br />
„ Ten tweeden, gaat het vast, dat de oude<br />
„ Zeelieden alle de kust langs kroopen,<br />
„ 'c geen ik coefchryf aan hec gebrek van<br />
„ die Werktuig, om hun te geleiden en<br />
„ te onderrigcen in 'c midden van den<br />
„ Oceaan. Wy kunnen niec zeggen dac<br />
„ zy fchroomden Reizen verre van huis te<br />
„ waagen; want de Arabieren , de eerfte<br />
55 iScc*<br />
III.<br />
AFDEE-<br />
LING.
176 O N D E R Z O E K .<br />
III. „ Zeelieden in de wereld , volgens myh<br />
AFDEE- „ begrip , ten minften wat de Indifche<br />
LING. „ Zeeën betreft, hebben , van onheuglyke<br />
„ tyden af, uit het verfte van de Roode<br />
„ Zee, langs de kust van Africa gezeild;<br />
„ en de Chineefen hebben altoos op Java<br />
„ en Sumatra gehandeld, 't welk een reis<br />
„ van aanbelang is. Zo veele onbewoonde,<br />
„ en nogthans vrugtbaare, Eilanden, zo<br />
„ veele Landen onbekend aan het Volk,<br />
„ van 't welk ik fpreek , leveren een be-<br />
,, wys op, dat de oude Zeelieden de kunst<br />
,, niet verftonden van de Groote Zee te<br />
„ bouwen. Ik kan niec dan redekavelend<br />
„ hier over fpreeken ; wanc nooic heb ik<br />
„ in Perfie, of Indie, iemand aangetroffen,<br />
„ die my kon berigten, wanneer het Kom-<br />
„ pas eerst by hun was bekend geworden,<br />
„ fchoon ik de kundigften in beide die<br />
„ Landen des ondervraagd heb. Ik ben<br />
„ uit Indie na Perfie gevaaren in Indiaan-<br />
„ fche Schepen, dac 'er zich, buiten my,<br />
„ geen Europeaan aan boord bevondt. De<br />
,, Stuurlieden waren alle Indiaanen ; zy<br />
,, bedienden zich, tot hec doen van Waar-<br />
,, neemingen, van den Graadboog en Qua-<br />
„ drant. Deeze Werktuigen hebben zy<br />
„ van ons ; ze zyn gemaakt door onze<br />
„ Kunftenaaren, en verfchillen niec in hec<br />
,, minsc van de onze, uitgenomen dat 'er<br />
„ Arabifche Letters op ftaan. De Ara-<br />
„ bieren zyn de kundigfte Zeelieden van<br />
„ alle Afiaanen en Africaanen; dan noch<br />
„ zy, noch de Indiaanen, gebruiken Kaari,<br />
ten; en hebben ze niec zeer noodig; zy<br />
„ be-
WEGENS OUD INDIE. 177<br />
i,, bezitten 'er eenige; doch deeze zyn naar<br />
„ de onze gemaakt : want zy zyn geheel<br />
onbedreeven in de Perfpectief Op)." —<br />
Toen de Heer NIEHBUHR te Cairo was ,<br />
vondt hy een Zeilfteennaald in 't bedt<br />
van een Mahomedaan , welke diende om<br />
de Kaaba aan te wyzen ; hy noemde<br />
dezelve El Magnatis, een duidelyk bewys.<br />
van den Europifchen oorfprong (q). ]<br />
Een treffend bewys van deeze nieuwe onderrigting,<br />
China en Indie betreffende, vinden<br />
wy by de Schryvers, van welken ik<br />
zo even fprak, vóór deeze tusfehen vallende<br />
Opheldering. Zy wyzen de ligging aan<br />
van Canton , nu by de Europeaanen zo<br />
wel bekend , met eene vry groote maate<br />
van naauwkeurigheid. Zy fpreeken van<br />
het algemeen gebruik der Zyde onder de<br />
Chineefen, Zy zyn de eerften die gewaagen<br />
van hun beroemd Porcelein - werk, 'c<br />
geen zy , uit hoofde van de dunheid en<br />
doorfchynendheid, by Glas vergelyken. Zy<br />
befchryven den Theeboom , en de wyze<br />
hoe men de Bladeren van denzelven gebruikt;<br />
en, de groote inkomften, fpruitende<br />
uit de belasting op de Thee gefield,<br />
(gelyk zy ons berigten,) fchynt de Thee zo<br />
algemeen de geliefde drank der Chineefen<br />
geweest te zyn in de Negende Eeuwe, al3<br />
in de tegenwoordige 0r\<br />
Zelfs<br />
(j>~) RENAUDOT, ïnquiry, p. 141. &C.<br />
Cjf) NIEHBUHR, Foyage en Arabie, Tom. II. p,<br />
169. Dit is XXXVII Aant. van ROBERTSÖK.<br />
Cr) Relation. p. 21. 25.<br />
M<br />
m.<br />
AFDEE-<br />
LING.
III.<br />
AFDEE<br />
LING.<br />
i-3 O N D E R Z O E K<br />
Zelfs ten aanziene van die gedeelren<br />
van Indie, welken de Grieken en Romeinen<br />
gewoon waren te bezoeken , hadden de<br />
, Arabieren eene volkornener kundfchap opgedaan.<br />
Zy gewaagen van een groot Ryk<br />
op de Malabarfche Kust, beheerscht door<br />
Monarchen , wier gezag zo volftrekt was als<br />
dat van alle Mogendheden in Indie. Deeze<br />
Monarchen waren onderfcheiden by de<br />
benaaming van Balchara , een naam nog<br />
in Indie bekend (Y), en het is waarfchynlyk,<br />
dat de Samorin, of Keizer van Calicut,<br />
zo dikwyls vermeld in de Verhaalen<br />
van de eerfte Reizen der Portugeefen na<br />
Indie, een gedeelte van de Landen hunner<br />
Heerfchappye bezat. — Zy verheffen de<br />
uitfleekende vorderingen, welke de Indiaanen<br />
gemaakt hadden in de Starrekunde,<br />
eene byzonderheid waarvan de Grieken en<br />
Romeinen niec fchynen geweeten te hebben.<br />
Zy beweeren dat de Indiaanen, in<br />
deezen tak van weetenfchap, de verlichtfte<br />
Volken van het Oosten verre overtroffen,<br />
uit welken hoofde hun Vorst den naam<br />
droeg van den Koning der ïFysheid (f).<br />
Andere byzonderheden, de ftaatkundige inrigtingen,<br />
de regtsbehandelingen, de tydkortintren<br />
en de bygeloovigheden, der Indiaanen<br />
betreffende, inzonderheid de pyr>ia;eride<br />
kwellingen en boetedoeningen der<br />
Fnqnirs, zou men kunnen aannaaien als be-<br />
\vyzen van de meerdere kunde, die de Ara-<br />
fO HET BEI.OT. Art. HEND. cn BELHAR.<br />
O) Rddtion , p. 37 , 53.<br />
bie
WEGENS OUD INDIE. ifo<br />
bieren van de Zeden diens Volks opgedaan<br />
hadden.<br />
Dezelfde geest van Koophandel, of Gods-<br />
dienstyver, welke de Mahomedaanen van ,<br />
Perfie aanzette om de verst afgeleegene<br />
Oorden van het Oosten te bezoeken, bezielde<br />
de Christenen van dat Koningryk.<br />
De Nestoriaanfcke Kerken, in Perfie geplant<br />
, eerst onder de befcherming van de<br />
Vorften daar te land gebooren, en vervolgens<br />
van derzelver Vermeesteraaren de Caliphs<br />
, waren veelvuldig , en werden beftuurd<br />
door agtenswaardige Geestlyken. Zy<br />
hadden vroeg Zendelingen na Indie afgevaardigd,<br />
en Kerken in verfcheide deelen<br />
diens Lands opgerigt; bovenal , gelyk ik<br />
reeds optekende, op het Eiland Ceylon*<br />
Toen de Arabieren hun Scheepvaart za<br />
verre als China uitltrekten , opende zich<br />
een ruimer veld aan hun oog, beide voor<br />
hun Koophandel en Godsdienstyver. Indien<br />
wy mogen afgaan op de zamenftemmende<br />
blykbaarheid der Christen Schryveren<br />
in het Oosten en in het Westen, bekragtigd<br />
door het getuigenis der twee Mahomedaanfche<br />
Reizigeren, werd hun Godsdienftige<br />
arbeid met zulk een gezegendea<br />
Uitflag bekroond, dat het getal der ^Christenen<br />
in Indie en China, in de Negende<br />
en Tiende Eeuwe, vry groot was.<br />
[De voortgang van het Christendom en<br />
van de Mahomedaanfche Leere, in China<br />
en Indie , wordt door zulke voldingende<br />
getuigenisfen bevestigd, dat 'er geen grond<br />
M a vari<br />
ui.<br />
AFDEE-<br />
LING.
III.<br />
AFI-EE-<br />
LING.<br />
180 O N D E R Z O E K<br />
van twyfel overblyve (V). —- Ten onzen<br />
tyde, nogthans, weeten wy dat het getal<br />
der Aankomelingen tot beide die Godsi<br />
dienscbelydenisfen zeer klein is , byzonder<br />
in Indie. Een Gentoo merkt alle de onderfcheidingen<br />
en voordeelen van zyn Cast<br />
aan als hem toebehoorende , volgens een<br />
uitfluitend en onmededeelbaar Regt. Te<br />
bekeeren r of bekeerd te worden, zyn denkbeelden<br />
even frrydig met de beginzelen,<br />
die hem diep in 'c harte geworteld zitten:<br />
en kunnen noch de Catholyke , noch de<br />
Prctestantfche, Zendelingen in Indie zich<br />
beroemen deeze vooroordeelen overwonnen<br />
te hebben, dan by eenigen van de laagfle<br />
Casten, of die hun Cast geheel verlooren<br />
hadden. Deeze laatlle omitandigheid is een<br />
groote hinderpaal tegen de voortplanting<br />
des Christendoms in Indie. Naardemaal<br />
de Europeaanen het vleesch eeten van het<br />
Dier 't welk de Hindoos heilig agten, en<br />
dronken fchap verwekkende Dranken drinken<br />
, in welke bedryven zy gevolgd worden<br />
door de Bekeerelingen tot het Christendom<br />
, doet hun dit tot dezelfde laagte<br />
zinken met de Pariars , de veragtften en<br />
gehaatften onder het Menschlyk geflachr.<br />
Ee-<br />
(u) Men vindt 2e byeen verzameld door ASSE-<br />
MANKUS, Biblioth. Orientalis, Vol. IV. p. 437-<br />
521. &c.; en by RENAUDOT in twee Verhandelingen,<br />
gehegt aan zyne Anciennes Relations; en<br />
door den Heer DE LA CROZE Histeire de Chris*<br />
tienisme des Jndes.
WEGENS O U D I N D I E . 181<br />
Eenige Catholyke Zendelingen bemerkten III.<br />
dit zo duidelyk, dat zy beüooten de Klee AFDEE»<br />
ding en Leevenswyze aan te neemen van LING.<br />
de Brahmins, en weigerden gemeenfchap<br />
te hebben met de Pariars, of hun tot het<br />
deelgenootfchap aan de Sacramenten toe te<br />
laaten. Doch dit werd afgekeurd door den<br />
Apostolifchen Gezant TOURNON, als onbeftaanbaar<br />
met den aart en de voorfchriften<br />
van den Christlyken Godsdienst (v).<br />
Niettegenftaande den arbeid der Zendelingen<br />
, meer dan twee honderd jaaren aangewend<br />
om de vastigheden van verfcheide<br />
Christen-Volken,die denzelven onderfchraagen<br />
en verdeedigen, zyn 'er, (volgens het<br />
getuigenis van een verftandig Schryver,)<br />
uit misfchien een honderd millioen Hindoos<br />
, geen twaalf duizend Christenen, en<br />
zyn deezen nog meestal uit Chancalas ,<br />
of Uitgeworpenen (w). — Het getal det<br />
Mahomedaanen, of Moor en, thans in Indoftan,<br />
wordt op omtrent tien Millioenen<br />
gerekend; doch deezen zyn geen oorfpronglyke<br />
Inwoonders des Lands, maar Afttammelingen<br />
van Gelukzoekers, die 'er gekomen<br />
zyn uit Tartarye, Perfie en Arabie,<br />
zints den inval van MAHMOÜD van Gazna,<br />
den eerften Mahomedaanfchen Vermees<br />
•<br />
(v~) Foyage aux Indes Oriënt ales, par M. s o N-<br />
NERAT, Tom. I. p. 58, Note.<br />
O) Sketches relating to the History , Religion,<br />
Learning and Manners, of the Hindoos, p. 48.<br />
M 3
III.<br />
AFDEE<br />
LING.<br />
182 O N D E R Z O E K<br />
meesteraar van Indie in 't MII jaar der<br />
Christen Jaartellinge (V),<br />
Naardemaal de Zeden der Indiaanen, in<br />
• oude tyden , ten allen opzigce, dezelfde<br />
fchynen geweest te zyn met die der tegenwoordige<br />
Eeuwe, is het waarfchynlyk<br />
, dat de Christenen en Mahomedaanen,<br />
die gezegd worden zo talryk in Indie<br />
en China geweest te zyn, meest Vreemdelingen<br />
waren , door een voordeeligen<br />
Handel derwaards gelokt , of hunne Naakomelingen.<br />
Het getal der Mahomedaanen<br />
in China is zeer vermeerderd door<br />
eene handelwyze by hun zeer algemeen,<br />
om, in jaaren van Hongersnood, Kinderen<br />
te koopen , die zy in den Mahomedaanfchen<br />
Godsdienst opbrengen (y). ]<br />
Vermids de Christen - Kerken in Indie en<br />
China, in ouden tyde, alle hunne Geestlyken<br />
uic Perfie kreegen , waar zy geordend<br />
werden door den Catholicos, of Nes.toriaanfchen<br />
Kerkvoogd, wiens opperhoofdigheid<br />
zy erkenden, werd dit het geregeld<br />
kanaal van Gemeenfchap en Verftandhouding;<br />
eri aan de vereenigde uitwerking van<br />
alle déeze omftandigheden, zyn wy de onderrigcing<br />
verfchuldigd, welke wy ontvangen<br />
van de twee Arabifche Schryvers (z),<br />
we-<br />
(x) ORME, Hist. of Military Transact, in Indoftan,<br />
Vol. I. p. 24. HERBËLOT, Biblioth. Oriënt.<br />
Art, GAZNAVIAH.<br />
(j) Hist. Gen. des Voyages, Tom. VI. p. 357pit<br />
is de XXXVIII Aantekening van ROBERTSON.<br />
(3) Relation , p. 30.
WEGENS O U D I N D I E . 183<br />
wegens deeze Ryken van Afia, door de<br />
Grieken en Romeinen nimmer bezogt.<br />
Maar terwyl beide de Mahomedaanfche<br />
en de Christen Onderdaanen der Caliphs<br />
voortvoeren met hunne kennis van het Oosten<br />
uit te breiden, vonden zich de Europeaanen<br />
bykans van alle Gemeenfchap met<br />
hetzelve uitgeflooten. Voor hun was nu<br />
de Groote Haven van Alexandrie digt, en<br />
de nieuwe Beheerfchers van de Per/iaanfche<br />
Golf, wel voldaan dat zy genoeg leverden<br />
om de vraag te vervullen na de<br />
voortbrengzelen van het Oosten, in hunne<br />
eigene wydltrekkende Heerfchappyen, verzuimden<br />
dezelve door een der gewoone<br />
kanaalen te voeren na de Handeldryvende<br />
Steden aan de Middellandfche Zee.<br />
De ryke Ingezetenen van Conftantinople,<br />
en andere groote Steden van Europa, verdroegen<br />
deeze berooving van weelde ftreclende<br />
Goederen, aan welker genot zy zints<br />
lang gewoon waren , met zulk een ongeduld<br />
, dat zy al de werkzaamheid van<br />
Koophandel infpanden , om een hulpmiddel<br />
te vinden tegen een kwaad, 't geen zy<br />
ondraagelyk oordeelden. De zwaarigheden,<br />
welke te boven gekomen moesten worden<br />
om dit einde te bereiken, leveren het fterkst<br />
bewys op van de hooge waarde, in welke<br />
men, ten dien dage, de Goederen van het<br />
Oosten hieldt. De Zyde van China werd<br />
gekogt in Chenfi, het Westlyksc Landfchap<br />
van dat Ryk, en van daar met een Caravaane,<br />
in tachtig of honderd dagen reizens,<br />
gebragt aan den oever van den Oxus; hier<br />
M 4 in<br />
IIT.<br />
AFDKE<br />
LING.
184 O N D E R Z O E K<br />
III. ingefcheept, zakte dezelve die Rivier af toe<br />
AFDEE - de Caspifche Zee. Naa eene gevaarlyke Rei<br />
LING. ze over die Zee, de Rivier Cyrus, zo verre<br />
. die bevaarbaar is, opvaarende, kwam men,<br />
de Goederen vyf dagen te land vervoerd<br />
hebbende, tot de Rivier Phafis fV) , die<br />
in den Euxinus. of Zwarte Zee, valt. Van<br />
hier bragt men de Goederen langs een gemaklyken<br />
en wel bekenden weg na CÖ«flantinople.<br />
— Hec overbrengen der Waa.<br />
ren uit dat Gewest van 'c Oosten , thans<br />
onder den naam van Indostan bekend ,<br />
ging eenigzins min verdrietig en min moeilyk<br />
toe. Deeze werden van de oevers<br />
van den Indus, langs een weg reeds vroeg<br />
genomen, en door my airede befchreeven,<br />
of na de Rivier Oxus, of rechtftreeks na<br />
de Caspifche Zee , gebragt, vanwaar zy<br />
denzelfden koers hielden tot<br />
•nople.<br />
Conftanti-><br />
Het is blykbaar dat alleen Goederen van<br />
een kleinen omflag, en van groote waarde,<br />
de kosten van zulk een overbrengen konden<br />
draagen; en, in het opmaaken van den<br />
prys dier Goederen, moesten niet alleen de<br />
kosten, maar ook hec gevaar van ze over<br />
te voeren, in aanmerking komen. Op den<br />
Tochc door de groote vlakte , zich uitftrekkende<br />
van Samarcanda toe de grenzen<br />
van China , vonden zich de Caravaanen<br />
blootgefteld om befprongen en beroofd te<br />
worden door de Tartaaren, de Hunnen, de<br />
Turken, en andere roofzieke Stammen, die het<br />
Noord-<br />
(*) PLIN. Nat. Hist. Lib. VI. c. 17.
WEGENS OUD INDIE. 185.<br />
Noord - Oosten van Afia onveilig maaken , III.<br />
en ten allen tyde den Koopman en den AF()F.t><br />
Reiziger aangezien hebben voor een wet LIN<br />
tigen prooy ; ook waren zy voor overlast<br />
en plondering niet vry op hunne Reize<br />
van den Cyrus tot de Thafis , door het<br />
Koningryk van Colchis ; een Land , zo in<br />
ouden tyde als heden ten dage, berugt<br />
van wegen den diefagtigen aart der Inwoonderen.<br />
Zelfs onder alle deeze hindernisfen,<br />
zette men den Handel op Indie<br />
met ernst voort. Confiantinople werd eene<br />
aanzienlyke Marktplaats van Indifche en<br />
Chineefche Waaren, en de Rykdom, die,<br />
in gevolge daar van , derwaards vloeide ,<br />
bragt niet alleen veel toe tot den luister<br />
van die groote Stad ; maar fchynt ook<br />
eenigen tyd den val des Ryks , waaraan<br />
zy ter Hoofdftad ftrekte, vertraagd te<br />
hebben.<br />
Zo verre wy mogen gisfen uit de onvolkomene<br />
berigten van gelyktydige Gefchiedboekers,<br />
werd Europa, voornaamiyk langs<br />
den aangeweezen weg , hoe gevaarlyk en<br />
-moeilyk dezelve ook ware , geduurende<br />
meer dan twee Eeuwen , met de voort'<br />
brengzelen uit het Oosten voorzien. Staande<br />
dit tydperk , waren de Christenen er I<br />
Mahomedaanen bykans in geduurige vyand<br />
lykheden ingewikkeld ; voortgezet met a .<br />
de heftigheid, die mededinging na magt<br />
aangevuurd door Godsdienstyver , natuur<br />
lyk opwekt. Onder omftandigheden, wel<br />
ke zulk eene verwydering veroorzaakten ><br />
kon de Handelgemeenfchap bezwaarlyk item l<br />
M 5 hou
iM O N D E R Z O E K<br />
III. houden, en de Christen Kooplieden gingen<br />
AFDEE' of geheel niet na Alexandrie, en de Ha<br />
LING. vens van Syrië , de oude Stapeiplaatzen<br />
• der Goederen uit hec Oosten, naa dac dezelve<br />
in handen der Mahomedaanen vervallen<br />
waren, of, indien de Winzugc, hun<br />
afkeer van de Ongeloovigen overwinnende,<br />
hun aanzette om na de zo lang bezogte<br />
Marktplaaczen te trekken, gefchiedde zulks<br />
met veel omzigtigheids en wantrouwens.<br />
Terwyl de moeilykheden, om zich de<br />
Voortbrengzels van hec Oosten te verfchaffen,<br />
dus aangroeiden, werden de Inwoonders<br />
van Europa, meer en meer, begeerig<br />
om dezelve te verkrvgen. Omtrent<br />
deezen tyd eenige Steden Van Italië, boven<br />
al Amalpi en Venetië, eene grootere<br />
maate van onafhangelykheid, dan zy voorheen<br />
bezaten , verworven hebbende , begonnen<br />
dezelve de Kunften van binnenlands<br />
vlytbetoon voort te zetten, met eene drift<br />
en fchranderheid, ongewoon in de Middel-<br />
Eeuwen. De uitwerking hiervan was<br />
zulk eene vermeerdering van Rykdom, die<br />
nieuwe behoeften en begeerten baarde,<br />
en een fmaak voor 't geen fraai was, en<br />
tot de weelde behoorde , deedt gebooren<br />
worden, welke hun aanporde om vreemde<br />
Landen te bezoeken ; ten einde daaraan<br />
voldoening te verfchaffen. Onder Menfchen<br />
op deezen trap van vordering , zyn<br />
de voortbrengzels van Indie altoos in groote<br />
waarde gehouden , en, zints dit Tydperk<br />
, werden zy, in grooter hoeveelheid<br />
in Italië ingevoerd en van algemeener gebruik,
WEGENS OUD INDIE. 187<br />
bruik. Verfcheide omftandigheden , welke<br />
deeze herleeving van den lust tot den<br />
Koophandel aanduiden, zyn verzameld door<br />
den naarftigen MURATORI, en, van hec<br />
einde der Zevende Eeuwe, kan een aandagtig<br />
opmerker de geringe voetftappen van<br />
deszelfs voortgang opfpeuren O).<br />
Zelfs in verlichte Eeuwen , wanneer de<br />
verrigdngen der Volken met de meeste<br />
zorgvuldigheid waargenomen en opgerekend<br />
worden, en de voorraad van Gefchiedkundige<br />
bouwftoffe overvloedig fchynt te weezen<br />
, heeft men zo weinig agts geflagen op<br />
de bedryven des Koophandels , dat alle<br />
pooging, om daarvan een geregeld verflag<br />
te geeven , eene zeer moeilyke taak gevonden<br />
wordt. Het Tydsbeftek, nogthans,<br />
waar toe ik dit Gefchiedkundig Onderzoek<br />
gebragt heb, is een der Tydperken in de<br />
Jaarboeken des Menschdoms, waaromtrent<br />
de Gefchiedenis de allerfchraalfte berigten<br />
oplevert. Dewyl het voornaamlyk in hec<br />
Griekfche Keizerryk, en in eenige Steden<br />
van halie, was, dat men poogingen deedt<br />
om de Goederen uic Indie, en andere Ryken<br />
van hec Oosten, te doen komen, kunnen<br />
wy alleen uic de Gefchiedboekers dier<br />
Landen verwagten, eenig verflag van dien<br />
Handel te zullen ontvangen. Maar van<br />
den Leeftyd van MA HOME D tot den tyd<br />
dat de COMNENI den Throon te Confianth<br />
r~b^ MURAT. Antiq. Ital. medii JEvi', II. p.<br />
400/408 410. 883. 885, 804. Rsr. Ital. Script.<br />
Xi. p. 487.<br />
IÏI.<br />
A l r<br />
l J KE-<br />
LI KG.
188 O N D E R Z O E K<br />
III. tinopk beklommen, een Tydperk meer dan<br />
AFDEE . vier en eene halve Eeuw Jang , beftaac<br />
LING. de liyzantynfche Gefchiedenis uic magere<br />
. Kronyken , welker Zamenbrengers zelden<br />
verder gaan dan toe Hofltreeken, de verdeeldheden<br />
op Schouwburg , of de Gefchillen<br />
der Godgeleerden. De Jaarboeken<br />
der Monniken van verfcheide Staaten en<br />
Steden in Italië, geduurende dit Tydvak,<br />
zyn, (indien mogelykO nog van veel minder<br />
beduidenis, en, in de vroege berigten<br />
dier Sceden, welke meesc beroemd werden,<br />
wegens de zugc toe den Koophandel, zoeken<br />
wy mee weinig vrugts na den oorfprong,of<br />
den aart, diens Handels, door<br />
welken zy tot die vermaardheid opklommen.<br />
[Uit de Kronyk van ANDREAS DAN-<br />
DULO, Doge van Venetië, toe dien hoogen<br />
Rang verheeven op een cyd, wanneer<br />
zyne Landgenooten een geregelden<br />
Handel op Alexandrie dreeven , en van<br />
daar alle voortbrengzelen van het Ooscen<br />
invoerden, zou men eigenaartig eenig befcheid<br />
verwagten, wegens hun vroegtydigen<br />
Handel op dat Gewesc; maar, uitgezonderd<br />
eene beuzelagtige vertelling, wegens<br />
eenige Fenetiaanfche Schepen, omtrent<br />
het Jaar DCCCXXV1II, tegen bevel<br />
van den Scaat na Alexandrie gelievend, en<br />
die van daar hec Lichaam van den H. MARc<br />
u s Hooien (V) , vind ik geen ander<br />
zweemzel wegens de Gemeenfchap eusfehen<br />
die<br />
(e) MURAT. Script. R
WEGENS OUD INDIE. 189<br />
die beide Gewesten. In tegendeel loopen<br />
'er omftandigheden zamen , welke uitwyzen,<br />
dat het vertrekken van Europeaanen<br />
na Egypte, voor eenigen tyd , bykans te<br />
eenemaal hadt opgehouden. Vóór de Zevende<br />
en Achtfte Eeuw, werd het meerendeel<br />
der openbaare Stukken, in Italië, en<br />
in andere Steden van Europa, gefchreeven<br />
op Papier, vervaardigd van den Egyptifchen<br />
Papyrus ; doch naa dien tyd werder<br />
meest alle Staatsftukken, en andere , gefchreeven<br />
op Pergament; dewyl de Europeaanen<br />
het niet langer waagden in Alexan<br />
drie handel te dryven Cd). ]<br />
Het is, nogthans, blykbaar, wanneer mer<br />
de minfte aandagt ftaat op de Gebeurte<br />
nisfen, in de Zevende en Achtfte Eeuwe i<br />
dat de Italiaanfche Staaten , terwyl hun<br />
ne Kusten fteeds ontrust werden door d<br />
Mahomedaanen , die 'er eenige Vastighc<br />
den , en Sicilië bykans geheel onder hu 1<br />
geweld gebragt hadden, met weinig zekei<br />
h'eids op Egypte en Syrië konden handelei 1.<br />
Met welk een onverzoenlyken haat c e<br />
Christenen de Mahomedaanen befchouyi<br />
den, als de Leerlingen van eenen Bedril<br />
ger, is te over bekend; en dewyl alle c e<br />
Volken, die het Christendom beleden , i o<br />
in 't Oosten als in 't Westen , den Ee r-<br />
dienst der Engelen en Heiligen met die n<br />
aan het Opperweezen gemengd, en hum ie<br />
Ke r-<br />
CHS MTJRAT. Anti* Ital. Medii/Evi, Vol. I! I.<br />
p. 832. Dit is de XXXIX Aantekening van R<br />
SERT50K.<br />
III.<br />
AFDEE-<br />
L1NG.
193 O N D E R Z O E K<br />
III. Kerken ruet Schilderyen en Beelden opge-<br />
AFDEfi , cierd hadden, merkten de waare Moslems<br />
LING. zich zei ven aan , als de eenige Voorrtan-<br />
. ders van GODS Eenheid , en hielden de<br />
Christenen, van alle Belydenisfen , voor<br />
Afgodendienaars , die zy een verregaanden<br />
afkeer toedroegen. Veel tyds werd 'er vereischt<br />
om deeze wederzydfche vyandfchap<br />
in zo verre te leenigen, dat zy eenigermaate<br />
op een draaglyken voet met elkander<br />
konden handelen (V).<br />
Ondertusfchen bleef de fmaak voor de<br />
Weelde flxeelende Goederen, uit het Oosten,<br />
niet alleen aanhouden zich in Italië<br />
wyder en wyder uit te fpreiden; maar, in<br />
naavolging der Italiaanen, of ter oorzaake<br />
van eenige verbetering in haar eigen toefland,<br />
werden de Inwoonders van Mar feilles,<br />
en van andere Steden aan de Middellandfche<br />
Zee , 'er even zeer op geiteld.<br />
Doch de voordeden die de Kooplieden<br />
van Amalphi of Venetië , van waar zy<br />
deeze kostbaare Goederen kreegen, bedongen<br />
, liepen zo hoog , dat zulks hun aanzette<br />
tot eene pooging om in hunne eigene<br />
(e) Ik vond my bewoogen, om deeze byzonderhe-<br />
WEGENS O U D INDIE. 191<br />
ne behoeften te voorzien. Met dit oogmerk<br />
openden zy niet alleen den Koophandel<br />
op Conjlantinople ; dan waagden het<br />
ook , van tyd tot tyd , de Havens van<br />
Egypte en Syrië te bezoeken (ƒ).<br />
De drift der Europeaanen, aan den eenen<br />
kant, om de Voortbrengzelen van het Oosten<br />
te verkrygen, en, aan den anderen kant ,<br />
de zeer groote voordeden, die de Caliphs<br />
en hunne Onderdaanen van derzelver verkoop<br />
trokken, bragt by den eenen en den<br />
anderen te wege, om in zo verre hunnen<br />
j wederzydfchen afkeer te bedekken, dat zy<br />
Handel dreeven , blykbaar ten onderlingen<br />
beste. Hoe verre zich die Handel uitbreidde,<br />
en op welk eene wyze dezelve voortgezet<br />
werd tusfehen deeze nieuwe Kooplieden,<br />
kan ik met geene naauwkeurigheid<br />
aanwyzen, uit hoofde van het fchaars berigt<br />
uit gelyktydige Schryvers. Het is, egter,<br />
waarf'chynlyk dat deeze Gemeenfchap ongevoelig<br />
de gewoone uitwerking baarde ,<br />
te weeten om menfehen, van vyandige be»<br />
ginzelen, en niet zamenftemmende Zeden,<br />
met elkander tè bevredigen en verdraagzaam<br />
te maaken; zo dat 'er allengskens een geregelde<br />
1 landel werd opgeregt tusfehen de<br />
Christenen en de Mahomedaanen , op zulke<br />
billyke voorwanden, dat de Volken van<br />
Europa alle de Weelde voldoende Goederen<br />
uit het Oosten kreegen , d.>or dezelfde<br />
Kanaalen , langs weiken dezelve<br />
voor-<br />
rf') Man. de LiLrat. Torn. XIILYII. p. 467.<br />
I &c. 483.<br />
III.<br />
AFDEE-<br />
LING.
ioa O N D E R Z O E K<br />
lil. voortyds tot hun kwamen , eerst door de<br />
ƒ FDEE . Tyriers, vervolgens door de Grieken van<br />
Alexandrie, naderhand door de Romeinen,<br />
. en ten laatften door de Onderdaanen van<br />
het Conftantinopolitaanfche Keizerryk.<br />
Maar welke ook de invloed van deeze<br />
aangroeiende Gemeenfchap moge geweest<br />
zyn , dezelve werd verhinderd eene volkotnene<br />
uitwerking te baaren door de<br />
Kruistochten, aangevangen tot herwinning<br />
van het Heilig Land, die , geduurende<br />
twee Eeuwen , de belyders van de twee<br />
mededingende Godsdienlten bezig hieldt, en<br />
Jtrekten om hun wyder dan ooit van elkander<br />
te vervreemden. — Ik heb, in een ander<br />
Werk (g),het Mensthdom befchouwd,<br />
terwyl het onder de beheerfching dier<br />
krankhoofdigheid woelde; de zonderlingfle.<br />
misfchien, en de Jangduurigfi:et die in de<br />
Gefchiedenis des Menschlyken Geflachts<br />
voorkomt. Ik heb aangeweezen, welke uitwerkingen<br />
dezelve hadt op hetStaatsbeftuur,<br />
den Eigendom, de Zeden en den Smaak,<br />
als het onderwerp van myn toenmaalig Onderzoek<br />
vorderde. Voor tegenwoordig moet<br />
ik my bepaalen tot de Gevolgen der Kruistochten<br />
op den Koophandel , en in hoe<br />
verre zy dienden om de Overbrenging der<br />
Indifche Waaren na Europa<br />
of te bevorderen.<br />
te vertraagen,<br />
Een denkbeeld van eene byzondere Heiligheid<br />
te hegten aan dat Land , 't welk<br />
de<br />
• Qg) Hht t van Carel den V. I. D. bl. 45. II.<br />
D. bl. 66.
WÉGÉNS O U D I N D I E . 193<br />
de Infteller van onzen Godsdienst tot zyne III.<br />
verblytplaats koos, terwyl hy op Aarde AFDEE'<br />
omwandelde, en waarin hy het groote LING.<br />
werk der Verlosfinge des Menschdoms<br />
volbragt , is een gevoelen zo eigen aan<br />
het menschlyk hart, dat, van den aanvang<br />
der Vastftellinge des Christendom* af, hec<br />
bezoeken der Heilige Plaatzen in Judea<br />
aangezien werd als eene daad van Godsvrugt;<br />
(trekkende om den geest van Godsdienstigheid<br />
kragtdaadig op te wekken en.<br />
te voldoen. In volgende Eeuwen hieldt<br />
deeze gewoonte aan, en nam toe in alle<br />
deelen der Christen wereld. Toen Jerufalem<br />
aan den Mahomedaanfchen fchepter<br />
onderworpen was, en gevaar zich mengde<br />
by de vermoeienis en kosten eener verre<br />
Bedevaart, werd het volbrengen daar van<br />
als nog verdienstlyker aangezien. Zom«<br />
tyds lag men dezelve fchriklyke fnoodaarts<br />
tot boetedoening op. Doch, doorgaans,<br />
dreef vry willige yver de Menfchen daar<br />
toe aan , en, in beide de gevallen, hielde<br />
men zulk een Bedevaart voor eene voldoening<br />
van alle voorgaande overtreedingen.<br />
Uit verfcheide oorzaaken, elders door<br />
my opgeteld (h~) , vermeerderden deeze<br />
Godvrugtige Bezoeken van het Heilig<br />
Land, op eene verbaazende wyze, geduurende<br />
de Tiende en Elfde Eeuw. Niet<br />
alleen byzondere Perfoonen van den laageren<br />
of middelbaaren Leevensfland; maar<br />
Lieden van hooger Rang, vergezeld doof<br />
(k) Hist. van Carel den V. Als boven.-<br />
N<br />
een
in.<br />
AFDEK-<br />
LING.<br />
194 O N D E R Z O E K<br />
een grooten fleep, en talryke Caravaanen<br />
van vermogende Bedevaarrgangers, trokken<br />
na jerufaiem.<br />
In alle hunne verrigtingen, hebben de<br />
Menfchen eene wondere behendigheid om<br />
eenige agtgeeving op Belang te mengen<br />
met die bedryven, welke bykans geheel<br />
Geestlyk fchynen. De Mahomedaanfche<br />
Caravaanen, die, uit kragte van de bevelen<br />
huns Godsdiensts, den heiligen Tempel<br />
van Mecca bezoeken, beftaan, gelyk ik<br />
vervolgens breeder zal ontvouwen, . niet<br />
alleen uit Godvrugtige Bedevaartgangers,<br />
mear uit Kooplieden, die, in 't heengaan<br />
cn wederkeeren, voorzien zyn van zodanige<br />
Koopmanfchappen, in welken zy Herken<br />
handel dryven (/). Zelfs de Faquirs<br />
in Indie, wier wilde Geestdryvery hun boven<br />
alle belangneeming omtrent de goederen<br />
deezer Wereld fchynt te verheffen,<br />
hebben hunne veelvuldige Bedevaarten<br />
dienstbaar gemaakt aan hun tydlyk Belang,<br />
met Handel te doen in alle Landen, welke<br />
zy doortrokken, [Het is opmerkens<br />
waardig , fchryft de Heer STEWART, dat<br />
de Indiaanen eene zeldzaame kunst bezitten<br />
om hun Godsdienst winst te doen aanbrengen<br />
: het is zeer algemeen onder de<br />
Faquirs, op hunne Bedevaarten van de<br />
Zeekusten na het binnenfte des Lands,<br />
Paarlen, Koraalen, Speceryen en andere<br />
kostbaare goederen, van kleinen omflag,<br />
met zich te neemen, welke zy, by hun<br />
we-<br />
(i) I'iajgi di Ramufio. Vol. I. p. 151. 152.
WEGENS OUD INDIE. 195<br />
wederkeeren, verruilen voor Stofgoud, ui.<br />
Muskus, en foortgelyke dingen; verberAFDEEgende dezelve gemaklyk in hun hair, en LING.<br />
in de kleederen om hun middel geflaagen;<br />
dryvende, op die wyze, in evenredigheid<br />
van hun aantal, geen geringen<br />
Handel (*)].<br />
Even zo was het niet door Godsdienftigheid<br />
alleen, dat zulk eene menigte van<br />
Christen Bedevaartgangers zich opgewekt<br />
vonden om Jerufaiem te bezoeken. By<br />
veelen was de Koophandel de voornaame<br />
dryfveer tot het onderneemen dier verre<br />
Reize, en, door het verruilen der voortbrengzelen<br />
van Europa voor de kostbaarder<br />
Goederen van Afia, byzonder die van<br />
Indie, welke, ten dien tyde, verfpreid<br />
waren door alle deelen van de Heerfchappy<br />
der Caliphs, verrykten zy zichzelven,<br />
en verfchaften hunnen Landgenooten zulk<br />
een meerderen toevoer van Oosterfche<br />
"Weelde voldoende Waaren, dat hun fmaak<br />
daar voor vermeerderde (/.)<br />
Maar hoe zwak de trekken mogen wee-*<br />
zen, die, vóór de Kruistochten, den invloed<br />
uitwyzen van de veelvuldige Bedevaartgangen<br />
na het Oosten, deeze worden<br />
zo zigtbaar, naa den aanvang deezer Heilige<br />
Oorlogen , dat zy elk waarneemer in<br />
'c<br />
(k) STEWART Account of the Kingdom, of Thibet.<br />
Phil. Transact. Vol. LXVII P. II. p. 483- üit is de<br />
XL Aantekening van ROBERTSON.<br />
CO GUL. TYR. Lib. XVII. c. 3 p. p33- A<br />
P- Gefit<br />
Bei per Francos.<br />
N 2
m.<br />
AFDEE-<br />
LING.<br />
ioö O N D E R Z O E K<br />
'toogloopen. Verfcheide oorzaaken wrogten<br />
hier toe mede; uit derzelver optelling<br />
zal blyken, dat door het agc geeven op<br />
den voortgang en de uitwerkzels der Kruistochten,<br />
een groot licht verfpreid wordt<br />
op het onderwerp myns tegenwoordigen<br />
Onderzoeks.<br />
Groote Legers, aangevoerd door de aanzienlyklte<br />
Edelen van Europa, en beftaande<br />
uit de onderneemendfte Mannen in alle<br />
de Koningryken van 'c zelve, toogen na<br />
Palestina , door Landen , in alle foorten<br />
van befchaafdheid veel verder gevorderd ,<br />
dan die welke zy verlaaten hadden. Zy<br />
aanfchouwden den dageraad van welvaard<br />
in de Gemeenebesten van Italië , die met<br />
elkander na den voorrang dongen in hec<br />
voortzetten van Kunften, en-in hunne poogingen<br />
om den Handel op het Oosten aan<br />
zich te trekken. — Zy bewonderden, vervolgens<br />
, den meer gevorderden Haat van<br />
Rykdom en Luister in Confïantinople; eene<br />
Stad, die het hoofd uitltak boven alle toen<br />
bekende Steden , door haaren wyd uitgebreiden<br />
Koophandel , en allermeest door<br />
dien zy dreef op Indie, en de daar omllreeks<br />
gelegene Gewesten. — Zy dienden,<br />
naderhand, in die Oorden van Afia, door<br />
welke de Waaren van het Oosten meestal<br />
gevoerd werden, en vermeesterden verfcheide<br />
Steden , Stapelplaatzen van dien<br />
Handel. — Zy vestigden het Koningryk<br />
van Jerufaiem, 'c welk bykans twee honderd<br />
jaaren ftondt. — Zy namen bezit van<br />
den Throon des Griekfchen Keizerryks,<br />
en
WEGENS O U D I N D I E . 197<br />
en beheerschten 't zelve langer dan eene III.<br />
halve Eeuw.<br />
AFDEE*<br />
Te raidden van zulk eene verfcheiden- LING.<br />
heid van Gebeurtenisfen en verrigtingen ,<br />
werden de denkbeelden der fiere Oorlogshelden<br />
van Europa allengskens uitgebreid<br />
en verbeterd ; zy kreegen kennis aan de<br />
Staatkunde en de Kuniten der Volken, door<br />
hun te onder gebragt; zy floegen de bronnen<br />
van hunnen voorfpoed gade, en maakten<br />
zich die kundigheden ten nutte. Antiochie<br />
en Tyrus waren , toen de Kruisvaarders<br />
dezelve vermeesterden , bloeiende<br />
Steden , bewoond door ryke Kooplieden ,<br />
die alle de Volken, op de Middellandfche<br />
Zee handelende, de voortbrengzelen van het<br />
Oosten verzorgden (m) , en , zo verre<br />
men kan opmaaken , uit tusfchenvallende<br />
gebeurtenisfen, vermeld door de Gefchiedfchryvers<br />
van den Heiligen Oorlog, die,<br />
meest Priesters en Monniken zynde, hunne<br />
aandagt op geheel andere voorwerpen,<br />
dan den Handel, gevestigd hadden, is 'er<br />
grond om te gelooven, dat en in Conflantinople<br />
, terwyl het onderworpen was aan<br />
de Franken, en in de Havens van Syrië,<br />
door de Christenen bemagtigd, de lang gevestigde<br />
Handel op het Oosten befchermd<br />
en aangemoedigd bleef.<br />
Dan, fchoon de Koophandel fiegts een<br />
bykomend voorwerp moge geweest zyn<br />
by de krygshaftige Aanvoerders der Kruistoch-<br />
C»0 GUL, TYR. Lib.XIII. c. 5. ALB. AGUENS.<br />
Hist. fflerof. ap. Gesta Dei. Vol. I, p. 247.<br />
N 3
III.<br />
AFDEE-<br />
LING.<br />
i 98 O N D E R Z O E K<br />
tochten , in geduurige Oorlogen ingewikkeld<br />
met de Turken aan den eenen, en met<br />
de Sultans van Egypte aan den anderen,<br />
kant , was deeze het hoofdvoorwerp by<br />
hunne Medegenooten, in gemeenfchap met<br />
welken zy hunne krygsverrigtingen voort<br />
zetten. Hoe talryk de Benden waren, die<br />
het Kruis opnamen, hoe onderneemvol de<br />
geestdryvende drift was , welke hun bezielde<br />
, zy konden hun oogmerk niet bereiken<br />
, of zelfs ter bedoelde plaats des<br />
Oorlogs komen, zonder verzekerd te zyn<br />
van den byftand der Italiaanfche Staaren.<br />
Geene van de andere Europifche Mogendheden<br />
kon *hun een genoegzaam aantal<br />
Schepen bezorgen om de Legers der Kruisvaarderen<br />
na de kust van Dalmatie over<br />
te voeren, van waar zy na Conftantinople,<br />
de algemeene Verzamelplaats , trokken.<br />
Geen der andere Europifche Mogendheden<br />
was in ftaat hun Krygsvoorraad en<br />
Leevensmiddelen in zulk eene ruimte te<br />
verfchaffen, als zy noodig hadden om in een<br />
verafgelegen Land te vallen.<br />
In alle de opeenvolgende Krygstochten<br />
hielden de Vlooten der Genueezen, der Pifaners,<br />
of der Venetiaanen, langs de kust,<br />
terwyl de Legers te land voorttrokken,<br />
en verzorgden dezelve , van tyd tot tyd,<br />
het noodige; alle de vrugten plukkende<br />
van een Handeltak, die, door alle eeuwen<br />
heen, ryke winst aanbragt. — Het was met<br />
al de fcherpziende aandagt van winstzoekende<br />
Kooplieden dat de Italiaanen hunne<br />
kuip verleenden. By de vermeestering van<br />
eene
WEGENS OUD INDIE. 199<br />
eene Plaats , die zy van aangelegenheid<br />
oordeelden om 'er zich neder te zetten ,<br />
verwierven zy, van de Kruisvaarders, groote<br />
voorregten van veelerlei aart; vryheid<br />
van Handel; vermindering van de gewoone<br />
belastingen op den uic- of invoer, of eene<br />
geheele ontheffing van dezelve; den eigendom<br />
van geheele Voorlieden in eenige<br />
Sceden, en van geheele Straaten in andere;<br />
en het voorregt, tocgeftaan aan een ieder<br />
die in derzelver omtrek woonde, of onder<br />
hunne befcherming Handel dreef, om beoordeeld<br />
te worden naar hunne eigene Wetten<br />
, en door eigen aangeflelde Rcgters (V).<br />
Wy mogen , ingevolge van zo veele<br />
voordeden, opmaaken, dat, gcduurende hec<br />
voortzetten der Kruistochten, alle de handeldryvende<br />
Staaten van Balie in IVlagt en<br />
Rykdom zeer fterk toenamen. Elke Haven,<br />
voor den Handel openltaande , werd bezogt<br />
door hunne Kooplieden , die, thans<br />
den geheelen Handel cp hec Oosten aan<br />
zich getrokken hebbende , met zulk een<br />
noesten yver ïlxeefden om nieuwe Markcplaatfen<br />
te vinden tot verkoop der Indifche<br />
Waaien, dat zy den fmaak voor dezelve<br />
invoerden in veele deelen van Europa,<br />
waar ze, tot nog, weinig bekend waren.<br />
Twee Gebeurtenisfen vielen 'er voor,<br />
eer de Heilige Oorlog eindigde, die de<br />
Venetiaanen en Genueefen, hun in 't bezit<br />
(rellende van verfcheide Landfchappen in<br />
hec Griekfche Keizerryk , bekwaam maakten<br />
(n) Bist. van CAREL DEN V. I D. bl. 53. 129.<br />
N 4<br />
III.<br />
AFDEE-<br />
LING.
soo O N D E R Z O E K<br />
IIÏ. ten om Europa overvloediger mee alle de<br />
AFDEE- Voortbrengzelen van het Oosten te voor<br />
LING. zien. De eerlte was de vermeestering van<br />
Conftantinople, in den Jaare MCCIV, doorde<br />
Venetiaanen, en de Aanvoerders van den<br />
vierden Kruistocht. Een verflag van de<br />
Staatkundige belangen en ftreeken , die<br />
deeze Verbintenis deeden gebooren worden,<br />
en de geheiligde wapenen, gefchikt<br />
om de Heilige Stad uit de handen der<br />
Ongehovigen te verlosfen , regen een Christen<br />
Monarch te wenden, is vreemd van het<br />
oogmerk deezes Onderzoeks. —. Conftantinople<br />
werd ftormenderhand ingenomen en<br />
geplunderd, door de Bond^enooten. Men<br />
zette een Graaf van Vlaanderen op den<br />
Keizerlyken Throon. De heerfchappyen,<br />
die tot nog onderworpen gebleeven waren<br />
aan de Opvolgers van CONSTANTIN us,<br />
werden in vier deelen gefmaldeeld. Een<br />
gedeelte kwam aan den nieuwen Keizer ,<br />
om zyn Staat op te houden, en de kosten<br />
des Ryksbeftuurs goed te maaken; een gelyk<br />
deel, van de andere drie deelen, kreegen<br />
de Venetiaanen, en de Hoofden van<br />
den Kruistocht. De eerstgemelden, die, zo<br />
in het beraamen als uitvoeren van deeze<br />
onderneeming , het oog gefladig gevestigd<br />
hielden op 't geen meest tot bevoordeeling<br />
van hunnen Koophandel zou kunnen<br />
ftrekken, befchikte hec in dier voege, dac<br />
zy de Landen kreegen van de grootfte<br />
waarde voor een handeldryvend Volk. Zy<br />
werden Bezitters van een gedeelte van Peloponnefus,<br />
ten dien dage de zetel van<br />
bloei-
WEGENS O U D I N D I E . 201<br />
bloeiende Handwerken , inzonderheid van III'<br />
Zyden ftoffen. Zy verwierven verfcheide AFDEEvan<br />
de grootfte en best bebouwde Eilanden LING.<br />
in den Archipel, en vormden een keten<br />
van vastigheden, deels van een kryg- deels<br />
van een handeldryvenden aart , die zich<br />
uitftrekte van de Adriati/che<br />
Bosphorus (V).<br />
Zee, tot den<br />
Veele Venetiaanen hadden zich te Conftantinople<br />
nedergezet, en maakten, zonder<br />
daar in geftoord te worden door hunne<br />
krygszugtige Medegenooten, weinig agt<br />
flaande op het geen naar vlytbetoon fmaakte,<br />
de verlcheide Handeltakken, die zo langen<br />
tyd die Hoofdftad verrykt hadden, zich<br />
eigen. Twee deezer trokken, inzonderheid,<br />
hunne aandagt; de Zyde-handel, en de handel<br />
op Indie. Zints de Regeering vat I<br />
jusTINIANUS, was het meest in Grieken<br />
land, en op eenige der nabygelegene Ei<br />
landen, dat men Zyde-wormen, door hen t<br />
eerst in Europa ingevoerd, kweekte. D<<br />
Zyde, door dezelve voortgebragt, werd to<br />
Stoffen van veelerhande foort verwerkt ii<br />
veele Steden des Ryks. Maar in Conftan<br />
tinople, den Zetel van Rykdom en Weel<br />
de, was de vraag na eene Waar van zul!<br />
een hoogen prys het meeste, en, by ee;<br />
zeer natuurlyk gevolg, daar het middelpun<br />
des Zyde-handels. De Venetiaanen had<br />
den, in het fchiften en gereedmaaken de<br />
Laa<br />
(o) DANDULI Ghronic. ap. MURAT. Scrip<br />
Rer. Ital. Vol. XII. p. 328. MAR. SANUTO VU e<br />
de Duchi di- Fcnet. MURAT. Vol. XXII. p. 532.<br />
N 5
202 O N D E R Z O E K<br />
III. Laadingen voor de onderfcheidene Havens,<br />
AFDEE' op welken zy handelden, eenigen tyd ge<br />
LING. leden , bevonden , dat de Zyde een zeer<br />
weezenlyk Artykel was , en dat de trek<br />
daarin, geheel Europa door , van dag toe<br />
dag fterker wierd. Door het verblyf van<br />
zo veelen hunner Medeburgeren in Con-<br />
Jlantinople , en door de vrydommen aan<br />
hun toegeftaan, verfchaften zy niet alleen<br />
Zyde in zulk een overvloed , en voor zodanigen<br />
prys , als hun in ftaat ftelde om<br />
den Handel wyder uit te ftrekken, en met<br />
meer voordeels dan eertyds; maar zy werden<br />
zo door en door bedreeven in alle takken<br />
van het bewerken der Zyde , dat zy<br />
het ondernamen, in hun eigen Land, Zydeftof<br />
- Fabrieken op te zetten. De maatregels,<br />
door byzondere Perfoonen ten dien<br />
einde genomen, zo wel als de inrigtingen<br />
door den Staat gemaakt , werden met zo<br />
veel voorzigtigheids beraamd, en met zulk<br />
een gelukkigen uitflag volvoerd , dat, in<br />
korten tyd, de Zyde-fabrieken van Venetië,<br />
met die van Griekenland en Sicilië,<br />
om den voorrang dongen, en ftrekten om<br />
het Gemeenebest te verryken, en den kring<br />
van deszelfs Koophandel uit te breiden.<br />
Ten zelfden tyde bedienden zich de Venetiaanen<br />
van den invloed dien zy in Con-<br />
(lantinople verkreegen hadden, om hun<br />
Handel op Indie te verbeteren. De Hoofdrad<br />
des Griekfchen Keizerryks ontving,<br />
behalven de middelen, welke zy gemeen<br />
hadt met de andere handeldryvende Steden<br />
fan Europa, om Goederen uit het Oosten<br />
te
WEGENS O U D I N D I E . 203<br />
III.<br />
te krygen, een groot gedeelte derzelven<br />
door een kanaal haar byzonder eigen. Ee\FDEEnige der kcstbaarfte Koopmanfchappen van LiNG,<br />
Indie en China, werden over land ge<br />
voerd, langs wegen hier boven vermeld,<br />
na de Zwarte Zee, en van daar, met eene<br />
korte vaart, na Confiantinople. Tot deeze<br />
Markt, de best voorziene van alle, uitgenomen<br />
Alexandrie, hadden de Venetiaanen<br />
thans den vryen toegang, en de Goederen,<br />
daar gekogt, maakten eene groote<br />
vermeerdering by 't geen zy gewoon waren<br />
in de Havens van Egypte en Syrië op<br />
te doen. Terwyl dus het Latynfche Ryk<br />
te Conpiantinople beftond, bezaten de Venetiaanen<br />
zo aanmerkelyke voordeden boven<br />
alle hunne Mededingers, dat hun<br />
Koophandel zich zeer wyd uitbreidde, en<br />
't was voornaamlyk Van hun, dat alle deelen<br />
van Europa<br />
ten ontvingen.<br />
de Waaren uit het Oos<br />
De andere gebeurtenis, op welke ik het<br />
oog had, was de Omkeering van de Heer<br />
fchappy der Latynen in Confiantinople, en<br />
de Hertelling van het Keizerlyk geflacot<br />
op den Throon. Deeze werd te wege<br />
gebragt naa een tydverloop van zeven en<br />
vyftig jaaren, deels door een korttondige<br />
kragtbetooning, waar mede de verontwaardiging<br />
van een vreemd juk te draagen<br />
de Grieken bezielde, en deels door den<br />
veelvermogenden byftand, dien zy van<br />
het Gemeenebest Genua ontvingen. De<br />
Genueefen voelden zich dermaace getroffen<br />
op 't gezigt van de voordeden,
III.<br />
AFDEE<br />
LING.<br />
ao4 O N D E R Z O E K<br />
welke de Venetiaanen, hunne Mededingers<br />
in den Handel, trokken van derzelver vereeniging<br />
^ met de Latynfche Keizers van<br />
Conflantinople, dat zy, om hun van dezelve<br />
te ontzetten, de diepst gewortelde<br />
vooroordeelen van dien tyd te onder bragten,<br />
en zich met de fcheurmaakende Grieken<br />
vereenigden ter ontthrooning van eenen<br />
Monarch, befchermd door Pauslyke Magt;<br />
de donders van het Vaticaan, die, ten<br />
deezen dage, de grootfte Vorften deeden<br />
beeven, uittarcende. Deeze Onderneeming,<br />
•hoe ftout en ongodsdienftig toen ook gekeurd,<br />
Haagde gelukkig. Ter belooning<br />
voor hunne veel beduidende dienilen, fchonk<br />
de Griekfche Keizer, door dankbaarheid of<br />
uit zwakheid, onder andere giften, Pera,<br />
de voornaamfte Voorftad van Conflantinople,<br />
aan de Gemieefen, om dezelve, als<br />
een Leen van het Keizerryk, te bezitten,<br />
met zulk eene ontheffing van de gewoone<br />
Belastingen op inkomende en uitgaande<br />
Goederen, dat zy eene befliste meerderheid<br />
verkreegen boven alle Mededingers in den<br />
Koophandel. Met de waakzaame oplettenheid<br />
van Kooplieden, bedienden zich de<br />
Genueefen van deeze gunftige omftandigheid.<br />
Zy omringden hunne nieuwe vastigheid<br />
in Pera met fchansfen. Zy maakten<br />
van hunne Handelplaatzen, op de<br />
byliggende kusten, fterkten (p). Meer<br />
dan de Grieken zelve waren zy meester<br />
van<br />
O) NlCEPH. GREGOR. Lib. XI. C. I. i. &<br />
Lib, XVII. c, I. §,2. '
WEGENS OUD INDIE. 20$<br />
van de Haven van Conflantinople. De<br />
geheele Handel van de Zwarte Zee kwam , iFOEEin<br />
hunne handen,* hier mede niet te vre LING.<br />
de , namen zy bezit van een gedeelte..<br />
van Cherfonefus Taurica, de hedendaagfche<br />
Crim, en maakten Caffa, de Hoofdftad,<br />
ten voornaamen zetel van hunnen Handel<br />
op het Oosten, en de Haven, waar zy<br />
alle de Goederen, na de Zwarte Zes<br />
gevoerd , langs de onderfcheiden wegen,<br />
hier boven befchreeven, byeen verzamelden<br />
In gevolge van deeze Omwenteling,<br />
werd Genua de grootfte handeldryvende<br />
Mogendheid in Europa; en, indien de onderneemende<br />
vlyt, en onverfchrokke moed,<br />
haarer Burgeren geftaan hadt onder hec<br />
be-<br />
FOLIETA, Hist. Genuenf. ap. GR/EV. Tkes.<br />
Ahtiq. Ital. I. 387. DE MARINIS de Genuenf.<br />
Dignit. ib. p. 1486. NICEPH. GREGOR. Lib.XIII.<br />
c. 12. MURAT. Annal. Ital. Lib. VII. c. 351. —<br />
Caffa is de gelegenfte plaats voor den Koophandel<br />
aan de Zwarte Zee. Terwyl deeze ftad in handen<br />
was van de Genueefen, die dezelve meer dan twee<br />
Ecuwen hielden, maakten zy Caffa tot den zetel<br />
van een uitgeftrekten en bloeienden Koophandel.<br />
Zelfs, met alle de nadeelen van derzelver tegenwoordige<br />
onderwerping aan het Turksch bewind, blyft zy<br />
een plaats van Herken Handel. J. j. CHARDIN, die<br />
deeze Plaats in den piare MDCLXXII bezogt, verhaalt,<br />
dat, ftaande zyn veertig daags verblyf aldaar,<br />
'er meer dan vierhonderd fclupen af- en aanvoeren ;<br />
Voyages, Vol. I. p. 48. Ify ontdekte !er verfcheide<br />
overblyfzels van de Germeefche Grootheide liet getal<br />
der lnwoonderen beloopt, volgens PEYSONNEL,<br />
nog tachtig duizend menfehen. Commerce de la<br />
Mer Noire. Tom. I. p. 15, I..y befchryft den Handel<br />
als zeer uitgebreid.<br />
Hl.
III.<br />
AFDEE-<br />
LING.<br />
206 O N D E R Z O E K<br />
beduur eener. verftandige Staatkunde, zoui<br />
dit Gemeenebest langen tyd dien rang<br />
hebben kunnen bewaaren. Maar nimmer<br />
was 'er iets ongelyker dan het inwendige<br />
beduur der twee Mededingende Gemeenebesten,<br />
Venetië en Genua. In het eerfte<br />
volgde men, in het Staatsbeftuur, beftendig<br />
het ftelzel van voorzigtigheid;<br />
het laatfte was in niets beftendig dan in<br />
eene gefteldheid op nieuwigheid, en neiging<br />
tot verandering. Het eene genoot<br />
eene aanhoudende rust; het ander werd<br />
gefchokt door alle de ftormen en locwisfelingen<br />
van parcyfchap. De vermeerdering<br />
van Rykdom, die, door den noes*<br />
ten vlyt der Kooplieden, Genua toevloeide,<br />
kon het gebrek in de Staatsgefteltenisfe<br />
niet opweegen; en, zelfs in den<br />
voorfpoedigften ftaat, deeden zich kentekens<br />
op, die eene vermindering van Rykdom<br />
en Magt voorfpelden.<br />
Zo lang, egter, de Genueefen de overhand,<br />
welk zy in het Griekfche Keizerryk<br />
gekreegen hadden, behielden, voelden de<br />
Venetiaanen dat zy den Handel op zo<br />
ongeiyken voet dreeven, dat hunne Kooplieden<br />
Conflanlinople zelden, en met tegenzin,<br />
bezogten; en, om de Goederen van het<br />
Oosten in zulk eene menigte te bekomen<br />
als de onderfcheiden deelen van Europa,<br />
welke zy gewoon waren des te bezorgen,<br />
vorderden, moesten zy zich vervoegen tot<br />
de oude Stapelplaatzen diens Handels. Van<br />
deeze was Alexandrie de voornaamfte en<br />
ryklykst voorziene: dewyl de overbrenging<br />
der
WEGENS OUD INDIE. 207<br />
der Indifche Goederen te land door Afia, ui.<br />
na een der Havenen aan de MiddellandAFDEEfche Zee, meenigmaal onvolvoerbaar ge LING.<br />
maakt werd door de invallen der Turken,<br />
Tartaaren en andere Horden, die de een<br />
naa den ander dat vrugtbaar land verwoestten,<br />
of {treeden om de beheerfching. Maar,<br />
onder het moedig krygsbeftuur der Sultans<br />
van de Mameluken, werd veiligheid en<br />
orde fteeds in Egypte gehandhaafd, en de<br />
Handel, fchoon met zwaare belastingen<br />
bezwaard, ftond voor allen open. Naar<br />
gelange van den voortgang der Genueefen<br />
in den Koophandel van Conflantinople<br />
en de Zwarte Zee geheel aan zich te<br />
trekken, vonden de Venetiaanen het meer<br />
en meer noodig hun Handelgemeenfchap<br />
men Alexandrie uit te breiden. — [NICE-<br />
PHORUS GREGORAS fchildert de inhaaligheid<br />
en onbefchoftheid der Gettueefen<br />
te Conflantinople, waar van hy ooggetuige<br />
was, met deeze fterke kleuren af:<br />
„ Thans, (dat is omtrent het Jaar MCCCXL)<br />
„ droomden zy, dat zy de Heerfchappy der<br />
„ Zee verkreegen hadden, en vorderden<br />
„ een uitfluitend regt om op den Euxi-<br />
,, nus te handelen; verbiedende de Grieken<br />
„ na Mceotis , Cherfonefus , of eenig ge-<br />
„ deelte van de kust verder dan den Mond<br />
„ des Donaus, te zeilen, zonder dat zy<br />
,, daar roe verlof gaven. Deeze uitfluiting<br />
„ ftrekren zy desgelyks tot de Venetiaa-<br />
„ nen uit, en hunne trotsheid gaat zo ver-<br />
„ re , dat zy een plan vormen , om een<br />
„ tol
III.<br />
AFDEE<br />
LING.<br />
2ö8 O N D E R Z O E K<br />
„ tol te leggen op ieder Schip , 't geen<br />
,, door den Bosphorus vaart (rj".2<br />
Maar die Handel op Alexandrie zulk<br />
, eene openlyk erkende Gemeenfchap influitende<br />
met de Ongeloovigen, welke men in<br />
deeze Eeuwe onbeftaanbaar rekende met<br />
het Charactef van Christenen , bewoog<br />
zulks den Raad van Venetië , om zyne eigene<br />
gemoedszwaarigheden, of die der<br />
Onderdaanen, uir den weg te ruimen, tot<br />
het neemen van toevlugt tot het onfeilbaar<br />
gezag van den Paus, die veronderfteld werd<br />
met de magt bekleed te zyn om zyne Onderhoorigen<br />
van de irrikte opvolging der<br />
heiligde Wetten te ontdaan ; en zy verwierven<br />
van hem verlof om 's jaarlyks een<br />
bepaald getal Schepen na de Havens van<br />
Egypte'en Syrië te zenden (Y). — Onder<br />
deeze wettiging, befloot het Gemeenebest<br />
van Venetië een Verdrag van Koophandel<br />
mee de Sultans van Egypte, op een billyken<br />
voet ; ingevolge van dit Mandelverdi\ig,<br />
benoemde de Raad een Conful, die<br />
Cr) N l C E P H . G R E G O R . Lib. XVIII. C. 2. § I,<br />
Dit is de XLII Aantekening van U O B E R T S O N .<br />
(O Eene Vergunning van den Paus werd zo noodzaaklyk<br />
gekeurd om de Handelgemeenfchnp met Ongeloovigen<br />
te wettigen, dat, lang naa dit Tydperk ,<br />
in den Jaare MCCCCLIV, Paus N I C O L A S D E V,<br />
in zyné berugte Bulle ten voordeele van Prins H E N -<br />
D R I E V A N P O R T U G A L , onder andere voórregten,<br />
hem de vryheid vergunt' van met de Mahomedaanen<br />
te mogen handelen, en zich beroept op dergelyke vergunningen<br />
van Paus M A R T I N U S D E N V, en E U G E -<br />
M U S , aan de Koningen van Portugal. L E I B N I T Z<br />
Codex Jur, Cent. Diplom at, P. I. p. 489.<br />
te
WEGENS OUD INDIE. *QQ<br />
te 'Alexandrie, en een anderen die te Da III.<br />
mascus, zyn verblyf zou houden j een open- / FDEEbaar<br />
Gharacter bekieeden , en , des gevolmagtigd<br />
door de Sultans, een Handel regts- -<br />
LING.<br />
gebied oefenen. Onder hunne befcherming<br />
zetten zich Venetiaanfche Kooplieden ren<br />
Kunftenaars in elk deezer Steden neder.<br />
Oude vooroordeelen en afkeerigheden werden<br />
vergeeten, en hun wederzyds belang<br />
vestigde, voor de eerde keer, een vryen<br />
en open Handel tusfehen de Christenen<br />
en de Mahomedaanen (t~).<br />
Terwyl de Venetiaanen en Genueefcn<br />
beurtlings deeze buieengewoone poogingen<br />
te werk fielden, om alle de voordcelen te<br />
erlangen, fpruitende uit het verzorgen van<br />
Europa met de Voortbrengzelen van hen<br />
Oosten, lag het Gemeenebest van Florence,<br />
oorfpronglyk eene handeldryvende<br />
Volksregeering, zich met zulk een onaflaatenden<br />
ernst op den Handel toe, en ds<br />
geaartheid des Volks, zo wel als de natuur<br />
hunner Infiellingen, was zo gefchikc<br />
om den voortgang daar van te bevorderen,<br />
dat deeze Staat fchielyk in Magt, en hec<br />
Volk in Rykdom, toenam. Maar, dewyl<br />
de Florentyners geen gefchikte Zee-Haven<br />
bezaten, ftrekte hun vlytbctoon zich voornaamlyk<br />
uit tot verbetering hunner Handwerken<br />
en binnenlandfchen Arbeid. Omtrent<br />
den aanvang der Veertiende Eeuwe $<br />
blyken, uic de optelling van een wel on-<br />
def-<br />
(t) SANDI, Storia Civilê Fenezlana. Lib. V<br />
III.<br />
AFDEE-<br />
LING.<br />
aiö O N D E R Z O E K<br />
derrigt Gefchiedboeker, de Handwerken<br />
van verfcheidenerleien aart, inzonderheid<br />
van Zyden en Wollen Stoffen, by de Florentyners<br />
zeer aanmerkelyk geweest te<br />
zyn. («).<br />
De verbintenis, welke zy vormden in<br />
verfcheide deelen van Europa, door hun<br />
met de Voortbrengzelen van hun eigen<br />
vlyt te voorzien, bewoog hun tot het oprigten<br />
van een anderen Handeltak, het<br />
Bankhouden. Hier in (laken zy welhaast<br />
zo zeer uit, dat de Geldhandel van bykan3<br />
elk Koningryk in Europa door hunne handen<br />
ging, en in veele derzelven werd het<br />
verzamelen en beftuuren der openbaare Inkomften<br />
aan hun toevertrouwd. —- Ingevolge<br />
van de werkzaamheid en voorfpoed,<br />
niet welke zy hunne Handwerken en Gejdhandel<br />
dreeven, de eerfte altoos vergezel^<br />
van een zeker, fchoon maatig, voordeel,<br />
en de laatfte winstgeevend in de hoogde<br />
maate, op een tyd toen noch de Intrest van<br />
't Geld, noch de Baat des Wisfels juist bepaald<br />
was, werd Florence eene der eerde<br />
Steden van de Christen-wereld, en veele haarer<br />
Burgers bezaten zeer groote tchatten.<br />
COSMO DI MEDICI, het Hoofd eens<br />
Geflachts, 't welk, door voorfpoed in den<br />
Handel, uit de duisternis met luister ten<br />
voorfchyn tradt, werd voor den rykften<br />
Koopman, dien men ooit in Europa (y)<br />
ken-<br />
Cii) Giov. VILLANI, Hist. Florent.zp. MURAT.<br />
Script. Rer. Ital. Vol. XIII. p. 823.<br />
(v) FR. MICH. BRUTUS, Hist. Flor. p. 37. 62,<br />
Chron. Eugubimm tip. MURAT. Script. Rer. Ital.<br />
Vol.
WEGENS O U D I N D I E . 211<br />
kende, gehouden, en, in daaden van openbaare<br />
weldaadigheid, zo wel als van heimlyker<br />
edelmoedigheid, in belchcrming van<br />
geleerdheid en aanmoediging van nutte en<br />
i'ruaye Kunften , kon geen Vorst dier<br />
Eeuwe by hem haaien. Of de MEDICI,<br />
in hun eerfte Handelbedryf , cenigen<br />
Handel op hec Oosten dreeven, heb ik<br />
niec kunnen ontdekken (w~). Ik zou hec<br />
voor<br />
Vol. XIV. p. 107. DENINA, Revol. d''Italië. TofSS<br />
IV. p. =63." &c.<br />
(y) Noeh JOVIUS, de openlyke Lofredenaar der<br />
.MEDICI, noch jo. M. BRUTUS htm Lasteraar, fchoon<br />
zy beiden vsn den verbaazenden Rykdom deezes Gefttchts<br />
gewaagen, verklaaren den aart des Handels, door<br />
welken zy denzelven verkreegen. Zelfs MACHIAv<br />
E L , wiens vernuft vermaak i'chiep in de opfpeuring<br />
van elke ömftandigheid, die medewerkte tot den<br />
bloei of ondergang der Volken, fchynt den Koophandel<br />
zyns Lands niet aangezien te hebben als eert<br />
onderwerp, 't welk eenige opheldering verdiende.<br />
DENINA, die het Eerfte Hoofdftuk, van zyn Achtité<br />
Boek, het Opfchrift geeft. De Oorfprong van de<br />
MEDICI, en het Begin van hunne Magt en Grootheid,<br />
fdienkt ons wéinig lichts ten opzigte Van den<br />
Handel door hun gedreeven. Dit ftilzwygen van zo<br />
veele Schryvers levert een bewys op, dat de Gefchiedboekers<br />
den Handel nog niet hadden leeren aanzien<br />
als een voorwerp van zo veel bekmgs in don<br />
Staatkundigen toeftand der Volken, om eenigermaate<br />
in een verflag te treeden van deszelfs aart en uitwerkzelen.<br />
Uit de verwyzingen van veele Schryvers<br />
tot SCIPIO AMMIRATO, Istorie Fiorentine; tot<br />
PAG.'IVI,' Della Decima ed altri gravezze della<br />
Alet catura, di Fiorentine; en tot BAI.DUCCI, Practica<br />
della Mercatura, zou ik my verbeelden da!<br />
iets meer voldoenends, zo wegens den Handel dés<br />
•Gemeenebests als het Gellacht der MEDICI, zot<br />
kunnen ontleend worden; maar ik kon deeze Boekei;<br />
noeh in Edinhurg, nóch in Londen, vindeai<br />
O ft<br />
III.<br />
M'DEE<br />
LING.
mv.<br />
AFDEE-<br />
BING.<br />
A. C.<br />
1405.<br />
A. C.<br />
14-5-<br />
ais O N D E R Z O E K<br />
voor ivaarfcf ynlyker houden, dac hun Han<br />
del bepaald was coC dezelfde Koopwaaren<br />
als die hunner Landsgenooten.<br />
Maar zo dra als het Gemeenebest van<br />
Florence, door de vermeestering van Pifa,<br />
gemeenfchap met den Oceaan verkreegen<br />
hadt, poogde cosrvio DI MEDICI, die<br />
het opperbewind der zaaken beheerde,<br />
voor zyn Land deel te ktygen in den<br />
winstryken Handel, die Venetië en Genua<br />
zo verre boven alle de andere Italiaanfche<br />
Staaten hadt doen opklimmen. JViet dit<br />
oogmerk, werden 'er Gezanten na Alexandrie<br />
gezonden om by den Sultan te bewerken<br />
het openen van die Haven en<br />
andere in de Landen zyner Heerfehappye,<br />
voor de Onderzaaten van Florence, en<br />
hun te vergunnen, alle de Handel voordeden,<br />
welke de Venetiaanen genooten.<br />
De Onderhandeling hadt ten gelukkigen<br />
gevolge, dac de Florentyners eenig deel<br />
in den Indifchen Handel fchynen gekreegen<br />
ce hebben; en, korc naa dit Tydperk,<br />
vinden wy Speceryen venreld onder<br />
de Koopwaaren door de Florentyners<br />
in Engeland gebragt (jf).<br />
[L E 1 B N 1 T z heeft ons een keurig fluk<br />
bewaard , behelzende den last aan de<br />
twee Afgezanten des Gemeenebests van<br />
Florence aan den Sultan van Egypte, om<br />
over dit verdrag met hem te handelen,<br />
mee hec verflag deezer Gezanten by hunne<br />
(jj IIAKLUVT, Vol. I. p. 103.
WEGENS O U D I N D I E . 213<br />
ne wederkomst. Het groot oogmerk van III.<br />
het Gemeenebest was een vryen Handel AFDEEte<br />
verwerven in alle deelen van des Sul L1NG.<br />
tans Gebied, op denzelfden voet als de<br />
Venetiaanen. De voornaamfte voorregten,<br />
welke zy verzogten, waren — Voor eerst.<br />
Eene volkomen vrye Invaart in alle de<br />
Havens, den Sultan toebehoorende ; befcherming<br />
terwyl zy zich daar onthielden<br />
; en een vry vertrek als zy het<br />
begeerden. — Ten tweeden. Verlof om<br />
een Conful te mogen hebben, met dezelfde<br />
Voorregten, cn 't zelfde Regtsgebicd,<br />
als die der Venetiaanen; en vryheid<br />
om eene Kerk, een Pakhuis, en een<br />
Bad te bouwen, op alle Plaatzen daar<br />
zy zich nederzetten. — Ten derden. Dat<br />
zy voor inkomende en uitgaande Goederen<br />
geen Kooger Belastingen zouden bemalen<br />
dan de Venetiaanen. — Ten vierden.<br />
Dat de Goederen van een Florentyner,<br />
die in de Landen des Sultans ftierf, aan<br />
den Conful zouden worden ter hand gefteld.<br />
— Ten vyf den, dat de Goud- en<br />
Zilvermunt van Florence in betaaling zou<br />
worden aangenomen. Alle deeze<br />
Voorwaarden, (die uitwyzen, onder welke<br />
billyke en ruime bedingen de Christenen<br />
en Mahomedaanen thans den Handel dreeven,)<br />
verwierven de Florentyners; doch zy<br />
fchynen nimmer een groot aandeel in den<br />
Handel op Indie gekreegen te hebben (2)].<br />
ln<br />
Os) LEIBNITZ, Mdntkfa Cod. Jar. Cent. Diplom.<br />
Pars altera, p, 163. Dit is de XLV Aantekening van<br />
ROliERÏSOS.<br />
O 3
lil<br />
AFDEE-<br />
LTRG.<br />
214 O N D E R Z O E K<br />
In eenige deelen van die Gefchiedkundig<br />
Onderzoek, wegens den aart en den<br />
loop des Handels op het Oosten, was<br />
ik verpligt al tastende mynen weg te zoeken,<br />
en dikwyls op 't geleide van zeer<br />
zwakke lichten af te gaan. Maar dewyl wy<br />
nu naderen tot het Tydperk, waarin de<br />
hedendaagfche denkbeelden, ten aanziene<br />
van het belang des Koophandels, zich<br />
begonnen te ontwikkelen, en het letten<br />
op deszelfs voortgang en aart een belangryk<br />
voorwerp werd van de Staatkunde,<br />
mogen wy hoop fcheppen, dat wy<br />
de nog voor handen zynde nafpeuringen,<br />
met meer zekerheids en naauwkeurigheids,<br />
zullen kunnen voortzetten. Aan deeze toeneemende<br />
oplettenheid hebben wy het<br />
berigt dank te weeten, 't welk MARINO.<br />
s A N u D o , een Venetiaansch Edelman ,<br />
van den Indifchen Handel geeft, zo als dezelve<br />
gedreeven werd door zyne Landgenooten,<br />
omtrent den aanvang van de Veertiende<br />
Eeuwe.<br />
De Venetiaanen kreegen, volgens zyn<br />
verflag, de Voortbrengzels van het Oosten,<br />
langs twee verfchillende wegen. Die van<br />
weinig omllags en groote waarde als<br />
Kruidnagelen, Muscaatnooten, Foeli, Edel-<br />
Gefleenten en Paarlen, enz. werden van de<br />
perfifche Golf langs de Tigris na Basfora,<br />
voorts mBagdat, gebrast, en van daar na<br />
eenige Havens aan és Middellandfche Zee<br />
gevoerd. Alle meer omfiagtige Goederen,<br />
als Peper, Gember, Kaneel, enz., met een<br />
gcleelte van kostbaarder Waaren, kwamen,
WEGENS O U D I N D I E . 215<br />
men, langs den ouden weg, aan de Roode<br />
Zee, en van daar door de Woescyne, / FDEEen<br />
den Nyl af, te Alexandrie. De Goe LING.<br />
deren langs den eerften weg waren, ge- -<br />
lyk SAN u DO opmerkt, van eene betere<br />
hoedanigheid; maar, door de moeilykheid<br />
en kosten van eene verre vervoering te<br />
land, was de voorraad dikwyls fchaars;<br />
en kan hy niet verheden, (fchoon hec<br />
aanliep tegen het geliefd ontwerp, t welk<br />
hy op 'c oog hadt, toen hy de Verhandeling,<br />
die ik hier aanhaal, fcbreefO<br />
dac, uit hoofde van den toeftand der<br />
Landen, door welke de Caravaanen trokken<br />
, deeze wyze van overbrenging menigmaal<br />
hachlyk, en met gevaar gemengd,<br />
w a s<br />
C a<br />
J' . , j rr<br />
Alleen te Alexandrie vonden de Venetiaanen<br />
altoos een vollen voorraad van<br />
Indifche Goederen; en vermids deeze aldaar<br />
meestal te water kwamen , zouden<br />
ze tot een maatigen prys te bekomen geweest<br />
zyn, hadden de Sultans dezelve<br />
niet bezwaard met Belastingen, die een<br />
derde gedeelte van de voile waarde beliepen.<br />
Niettegenftaande deeze en alle<br />
andere nadeden, was het noodig zich die<br />
Goederen aan te fchaffen: dewyl, door<br />
veele zamenloopende omftandigheden, en<br />
wel byzonder door de uitgeftrektere gemeenfchap<br />
-usfchen de onderfcheidene Volken<br />
van Europa, de vraag na dezelve,<br />
ge.<br />
Cd) M\R. SANUTI, Secreta Fidclium Cruds<br />
p. sa. &c. np. Bongarifum.<br />
O 4<br />
\\\.
Al'DEE<br />
LING.<br />
aict O N D E R Z O E K<br />
TIL geduurende de Veertiende Eeuwe, groot*<br />
. lyks bleef vermeerderen. Door de inval-,<br />
len van veele vyandlyke Hammen van Bar-<br />
. baar en, die het grootfte gedeelte van<br />
Europa in bezit namen, werd die fterke<br />
band. met welken de Romeinen alle de<br />
Volken van hun wyduitgeitrekt Ryk za*<br />
men verbonden hadden, geheel losgemaakt,<br />
en de Gemeenfchap van het eene Volk met<br />
het andere kreeg zulk een krak, dat dezelve<br />
geheel ongeloofbaar zou fchynen,<br />
indien de blykbaarheid daar van alleen berustte<br />
op het getuigenis der Gefchiedfchryveren,<br />
en niet bevestigd wierd door het<br />
meer gezags hebbende uitvaardigen van<br />
Wetten. Verfcheide Vastftellingen van deezen<br />
aart, die de Regtsgeleerdheid van<br />
meest alle Europifche Volken tot fchandvlekken<br />
dienen, heb ik opgeteld en ontvouwd<br />
in een ander Werk (&).<br />
Maar, toen de hehoeften en begeerten<br />
der Menfchen vermeerderden, en zy bevonden,'dat<br />
andere Landen hun de middelen<br />
konden verfchafièn om die te vervullen<br />
en te Voldoen, verminderden de<br />
vyandlyke gevoelens, welken de Volken<br />
op eenen afftand van elkander hielden;<br />
en eene onderlinge gemeenfchap greep al-<br />
Jengskeris plaats. Zints den tyd der<br />
Kruisvaarten, die eerst het haare toebragten,<br />
om Volken, naauwlyks aan elkander<br />
bekend, ie vereenigen, en, twee Eeuwen<br />
lang, een zeilde plan met den anderen<br />
voort<br />
0) Hisforie van CAREL den V* Ui D. bl. 15.
WEGENS O U D I N D I E . 217<br />
voort te zetten, hadden verfcheide om III.<br />
ftandigheden zamengewrogt om die algeAFüBEmeene verftandhouding te verhaasten. Het l.1 NO.<br />
Volk rondsom de Ballifche Zee, tot dus<br />
lans'-, door de rest van Europa, gevreesd<br />
en°met affchrik befchouwd, als Zeefchuimers<br />
en Geweldenaars, namen vreedzaamer<br />
zeden aan, en begonnen thans hunne<br />
Nabuurvolken, als Kooplieden, te bezoeken.<br />
— Voorvallen, vreemd van het<br />
Onderwerp myns tegenwoordigen Onderzoeks,<br />
vereenigden hun te zamen in het<br />
magtig Handeldryvend Gcnootfchap , zo<br />
beroemd ia de Middel - Keuwen , onder<br />
den naam van Hanze Verbond, en bragt<br />
bun tot het vestigen van den Stapel huns<br />
Handels met de Zuidlyke deelen van Europa<br />
te brugge. Derwaards vervoegden<br />
zich de Kooplieden uit Italië en byzons.<br />
der uit Venetië, en zy omvingen voor<br />
de Koopwaarcn uit hec Oosten, en de<br />
Handwerken huns eigen Lands, niet alleen<br />
het benoodigde tot den Scheepsbouw<br />
en andere Goederen van het Noorden;<br />
maar ook een goede hoeveelheid van<br />
Goud en Zilver uit de Myren in ver-<br />
Icheide Landfclappcn van Duitschland;<br />
de rykfte en overvloedigfte van alle op<br />
dien tyd in Europa bekend (cj. Brugge<br />
bleef de groote Koopmarkt en Voorraadplaats<br />
van den Europifchen Handel, Haande<br />
het Tydperk waartoe myn Onderzoek<br />
zich uitltrekt. Eene geregelde Gemeenfchap<br />
,<br />
(V Z1 M M E R M A is's, Polit. Syrrry cfEuropc. p. 102.<br />
O 5
III.<br />
AFDEE-<br />
LING.<br />
ai8 O N D E R Z O E K<br />
fchap, voorheen onbekend, werd 'er gaande<br />
gehouden, tusfehen alle de Koningryken,<br />
waarin ons Vasteland verdeeld is; en<br />
. wy vinden ons in ftaat gefield, om reden<br />
te geeven van de fchielyke vordering der<br />
Italiaanfche Staaten in Rykdom en Magt,<br />
door op te merken, hoe zeer hun Koophandel,<br />
de bron, waar uit die beide voortvloeiden,<br />
moet vermeerderd hebben by den<br />
verbaazenden aanwas des vertiers van Afia-*<br />
tifeke Goederen, toen alle de wyduitgeftrekte<br />
Landfchappen, in 't Noord Oosten<br />
van Europa, open ftonden om dezelve te<br />
ontvangen.<br />
Geduurende deeze voordeelige en toeneemende<br />
ftaat van den Indifehen Handel,<br />
kreeg Venetië, van een haarer Burgeren,<br />
zulk een nieuw berigt wegens de Landen,<br />
die deeze kostbaare Waaren uitleverden,<br />
welke het geldigfte Artykel van haaren<br />
Handel uitmaakten, als een denkbeeld gaf<br />
van derzelver Rykdom, Volkrykheid, en<br />
Uitgeltrektheid, verre alle de voorgaande<br />
bevattingen der Europeaanen overtreffende.<br />
Van dien tyd af dat de Maho~<br />
wedaanen meesters van Egypte wierden,<br />
hieldt de rechtftreekfche Gemeenfchap der<br />
Europeaanen met Indie geheel op; dewyl<br />
het geen Christen vergund werd door de<br />
Landen hunner Heerfchappye in 't Oosten<br />
te trekken (d). Het verhaal van Indie<br />
door cosMAS INDICOPLEUSTES, in de<br />
Zesde Eeuwe, is, voor zo verre ik weet,<br />
(dj SANUTO, p. 23,<br />
het
WEGENS O U D I N D I E . 219<br />
hec laatfte, 'c geen de Volken in hec Westen III,<br />
ontvingen van iemand, die dac Land be- / FDBEzogc<br />
hadc. Maar, omcrenc hec midden van -ING.<br />
de^ Dertiende Eeuwe, de geesc des Koop- -<br />
handels onderneemender,en greetiger gefield<br />
wordende, om nieuwe wegen, toe Rykdom<br />
leidende, ce ontdekken, bewoog MARCO<br />
POLO, een Veneüaa?i van Adelyken Stamme,<br />
naa eenigen tyd in veele der ryke<br />
Steden van Klein Afia handel gedreeven<br />
te hebben, door te dringen tot de Oostlyker<br />
Gedeelten van dac Land, en wel<br />
zo verre dac hy ten Hove kwam van<br />
den Grooten Khan, op de grenzen van<br />
China. In den tyd van zes- en- twintig<br />
jaaren, dien hy deels befteedde in Koopbedryf,<br />
en deels in het voortzetten van<br />
Onderhandelingen, die den Grooten Khan<br />
hem aanbeval, bezogt hy veele Ryken<br />
van het Oosten, door geen Europeaan<br />
ooit betreeden.<br />
MARCO POLO befchryft het groot<br />
Koningryk Cathay, onder welken naam<br />
China nog bekend is op veele plaatzen<br />
in het Oosten (V), en doorreisde hetzelve<br />
van Chambalu, of Peking, op de Noordfykfte<br />
Grenzen, tot eenige der Zuidlykfte<br />
Landfchappen. Hy bezogt verfcheide gedeelten<br />
van Indostan, en is de eerfte die<br />
Bsngale en Guzzerate , by derzelver tegen-<br />
(0 HERBELOT. Bibl. Oriënt, Art. KHATHAI.<br />
STEWAUT, Account of Thibet, fhilofoph. Transaéï.<br />
LX/71, p. 474. Foyage of A. JENKINSON; HA-<br />
KLUIT, I. p. 333.
III.<br />
AFDEE<br />
LING.<br />
229 O N D E R Z O E K<br />
genwoordige naamen vermeldt als groote en<br />
• vermogende Ryken. Behalven 'c geen hy<br />
op zyne reizen te land ontdekte , deedt<br />
. hy meer dan één tocht op den Indifchen<br />
Oceaan, en verkreeg eenig onderrigt wegens<br />
een Eiland, door hem Zipangri, of<br />
Cipango , geheeten , waarfchynlyk Japdn:<br />
Hy bezogt Java en verfcheide daar omllreeks<br />
gelegene Eilanden, het Eiland Ceylon<br />
en de Kust van Malabar rot de Golf<br />
van Cambay, aan welke alle hy de naamen<br />
geeft, welke zy thans draagen. — Die was<br />
de uitgebreidfte opneeming tot hier toe van<br />
het Oosten gemaakt, en de volkomenfte befchryving<br />
van 't zelve, ooit door een Europeaan<br />
gegeeven ; en in eene Eeuw, waar<br />
in men naauwlyks eenige kennis hadt van<br />
die Gewesten , behalven die men ontleende<br />
uit de Aardryksbefchryving van p T O-<br />
LEMF.us, Honden niet alleen de Venetiaanen,<br />
maar alle de Volken van Europa, met<br />
hun verbaasd, over de ontdekking van uitgebreide<br />
Landltreeken te hunner kennisfe<br />
gebragt, veel verder dan men tot hier toe<br />
de uiterfte grenspaal der Aarde, in dien<br />
oord. gefield hadt.<br />
[De Oostlykfte gedeelten van Afia zyn<br />
thans zo volkomen onderzogt, dat de eerfte<br />
onvolkomene berigten, deswegen van<br />
jviARCO P O L O , weinig van die aandagc<br />
trekken, welke, in den beginne, opgewekt<br />
werd door dc uitgave zyner Reizen \ en<br />
zorrmige byzonderheden, in zyn verhaal,<br />
hebben eenige Schryvers bewoogen om die<br />
vcrwaarloozing te regevaardigen \ door de<br />
waar-
WEGÉNS OUD INDIE. air<br />
Waarheid van 't geen hy vermelde in tvvyfel<br />
te trekken, en zelfs te beweeren , dat hy<br />
nimmer de Landen bezogt, welke hy voorgeeft<br />
te befchryven. Hy bepaalt , zeggen<br />
zy, de Ligging van geene 'Plaats, door de<br />
opgave van de Lengte en de Breedte. Hy<br />
geeft Naamen aan Landfchappen en Steden,<br />
bovenal in zyne befchryving van Cathay,<br />
die geene gelvkheid hebben met die zy tegenwoordig<br />
draagen. Wy mogen, egter,<br />
hier op aanmerken, dat, daar MARCO PO<br />
LO geenzins een lVlan was in Weeten-,<br />
fchappen bedreeven, het van hem niet verwagt<br />
kon worden, dat hy de Ligging der<br />
Piaatzen , met de naauwkeurigheid van eenen<br />
Aardrykskundigen, zou bepaalen. Dewyl hy<br />
door China reisde , of in het gevolg van<br />
den Grooten Khan, of tot volbrenging van<br />
diens bevelen, is het waarfchynlyk, dat de<br />
Naamen , met welke hy verfcheide Landfchappen<br />
en Steden benoemde, de Naamen<br />
waren , onder welken de Tartaaren , in<br />
wier dienst hy ftondt , dezelve kenden ,<br />
en niet derzelver oorfpronglyke Chineefche<br />
Naamen.<br />
Van eenige onnaauwkeurigheden, die men<br />
opgemerkt heeft in zyn Reisverhaal , kan<br />
men reden geeven, door op eene omftandigheid<br />
te letten, dat hy 't zelve niet op-<br />
Helde uit een geregeld Dagboek, 't geen,<br />
misichien , de verwisfeling van zyne omftandigheden,<br />
geduurende een lange reeks<br />
van lotgevallen , hem belette te houden ,<br />
of te bewaaren. Hy vervaardigde hetzelve<br />
naa zyne wederkomst in zyn Geboorteland,<br />
\FDEE*<br />
LINO*
III.<br />
AFDEE<br />
LING.<br />
222 O N D E R Z O E K<br />
land , en meest uit zyn geheugen. Maaf<br />
(niectegenftaande dit gebrek) behelst zyn<br />
Verhaal van die Gewesten in het Oosten,<br />
. waar toe myn Onderzoek my leide , een<br />
verflag van verfcheide byzonderheden, ten<br />
dien tyde geheel onbekend in Europa ,<br />
welker naauwkeurigheid thans ten vollen bevestigd<br />
wordt. Ik zal eenige derzelven opnaaien<br />
, die, fchoon zy geene zaaken van<br />
groote aangelegenheid betreffen , de beste<br />
proeve opleveren dat hy deeze Landen bezogt<br />
, als mede de zeden en gewoonten des<br />
Volks met aandagt gade geflaagen heeft. Hy<br />
geeft een onderfcheiden berigt wegens den<br />
aart en de bereiding van Sago, het voornaamfte<br />
middel van leevensonderhoud, onder<br />
alle Volken van den Malayanfchen<br />
Stam, en hy bragt het eerfte ftaal van dit<br />
zonderling Voortbrengzel in Venetië (ƒ'_).<br />
Hy neemt desgelyks in opmerking de algemeene<br />
gewoonte van Betel te kaamven,<br />
en zyne befchryving van de wyze van<br />
bereiden is dezelfde met die men thans<br />
volgt (g). Hy verledigt zich tot een verflag<br />
van de byzondere wyze waarop men<br />
de Paarden in Indie voedt, welke tot deezen<br />
dag ftand houdt (Ji). Doch, 't geen<br />
van meer belangs is, wy leeren uic hem,<br />
dac de Handel mee Alexandrie , eoen hy<br />
door Indie reisde, nog gedreeven wierd<br />
op denzelfden voet, als ik gisce dac dezelve,<br />
(ƒ) MARCO POLO, Lib. II. c. 16.<br />
(g) RAMUS, Fiaggi, I. p. 55. D. 56 B a<br />
(h) RAMUS, Fiaggi, p. 53. F.
WEGENS OUD INDIE. 223<br />
ve, in oude cyden, ging. De Goederen van<br />
het Oosten werden nog na de Malabarfche<br />
kust gebragt in eigen Schepen des<br />
Lands, en van daar, te gelyk met de Peper,<br />
en andere Voortbrengzelen byzonder<br />
aan dat gedeelte van Indie eigen, gebragc<br />
door Schepen, die uit de Roode Zee kwamen<br />
(ï). Dit geeft ons, misfchien , de<br />
reden aan de hand voor de betere hoedanigheid,<br />
welke SANÜDO toefchryft aan de<br />
Goederen aan de Kust van Syrië gevoerd<br />
uit de Per/iaanfche Golf, boven die, welke<br />
, door de Roode Zee in Egypte kwamen.<br />
De eerfte werden uitgezogt en gekogt ter<br />
plaatze waar dezelve groeiden, of bewerkt<br />
werden door de Perfifche Kooplieden, die<br />
hunne reizen na alle deelen van het Oosten<br />
bleeven voortzetten; terwyl de Egyptifche<br />
Kooplieden , in het gereed maaken<br />
hunner Laadingen, afhingen van de keuze<br />
der Goederen door de Inboorelingen aan de<br />
Malabarfche kust gebragt.<br />
't Geen MARCO POLO verhaalde wegens<br />
de talryke Legers, en onmeetelyke Inkomften<br />
der Oosterfche Vorften , kwam<br />
zommigen zyner Tydgenooten zo buitenfpoorig<br />
voor, dat zy hem den naam ga<br />
ven van MESSER M.ARCO MlLLIONlfT);<br />
fchoon dit geheel zamenftemt met het geen<br />
wy thans weeten van de Volkrykheid van<br />
China, en de fchatten van Indostan. Maar ,<br />
by beter verlichte Perfoonen, werd zyn<br />
' Ver-<br />
(7) MARCO POLO, Lib. III. c. sq.<br />
(k) ïrefat. is RAMUS, p. 4.<br />
III.<br />
AFDEÈ-<br />
LING.
III.<br />
AFDEE-<br />
LING.<br />
A. C.<br />
1453-<br />
a H O N D E R Z O E K •<br />
Verhaal anders ontvangen. COLUMBUS*<br />
ZO wel als de Mannen van kunde , meÉ<br />
welken hy briefwisfeling hielde, Helden zo<br />
veel vertrouwen op de waarheid zyner be<br />
rigten, dat de befpiegeüngen , welke aanleTding<br />
gaven tot het ontdekken der Nieuwe<br />
Wereld, grootendeels daar op gegrond<br />
zyn (/>]<br />
Maar, terwyl lieden, die tyd en lust tot<br />
betpiegeling hadden, zich onledig hielden<br />
met het <strong>onderzoek</strong> deezer Ontdekkingen<br />
vati MARCO POLO, die aanleiding gaven<br />
tot gistingen en befchouwingen , waar uit<br />
het even gemelde gewigtig gevolg deels<br />
voortvloeide , gebeurde 'er iets , 'e welk<br />
de aandagt van geheel Europa trok, en dé<br />
zigtbaarfte uitwerking hadc op den loop<br />
diens Handels, welks voortgang ik trage af<br />
te tekenen.<br />
De Gebeurtenis , op welke ik doel is<br />
de eindelyke vermeestering van het Griekfche<br />
Keizerryk door M A H O M Ë D ÓEN II,<br />
en de vestiging van het Turkfche Ryksbeftuur<br />
te Conftantinople. Het onmiddelyk<br />
uitwerkzel van deeze groote Omwenteling<br />
was, dat de Genueefen, in Pera woonagtig,<br />
in den algemeenen ramp ingewikkeld,<br />
genoodzaakt waren niec alleen die woonltede<br />
te verlaaten; maar ook alle de Vastigheden<br />
, door hun aangelegd aan de byliggende<br />
Zeekust; naa dezelve bykans twee<br />
Eeuwen bezeten te hebben. — Hec leed-c .<br />
niet<br />
(7) Life' óf Cohimbus, by bis Son, c. 7 & 8. Dis<br />
is de XLVI Aantekening van ROBKRTS,OJN. •,
WEGÉNS OUD INDIE. 225<br />
niet lang, of de overwinnende wapens van<br />
den Sultan dreeven hun uit Caffa, en alle<br />
Plaarzen , die zy in de Krim bezaten (m').<br />
Conjlantinople was niet langer eene Marktplaats<br />
van Indifche Waaren , open (taande<br />
voor alle Volken van het Westen, en geen<br />
voorraad van dezelve kon nu verkreegen<br />
worden dan in Egypte en de Havens van Syrië,<br />
onderworpen aan de Sultans der Mameiukken.<br />
De Venetiaanen dreeven , in<br />
gevolge van de befcherming en de voorregten,<br />
welke zy verworven hadden door hun<br />
Handelverdrag met deeze magtige Vorften,<br />
den Handel op alle deelen van derzelver<br />
Heerfchappyen, met zo veel voordeels, dat<br />
zy het van alle Mededingers wonnen.<br />
Genua, langen tyd de gedugefte Mededinger,<br />
vernederd door het verlies haarer<br />
Bezittingen in het Oosten , en verzwakt<br />
door binnenlandfche oneenigheden , nam<br />
dermaate af, dat het vreemde befcherming<br />
moest zoeken , en beurtelings zich onderwerpen<br />
aan de Heerfchappy der Hertogen<br />
van Milaan en der Koningen van Frankryk.<br />
In gevolge deezer vermindering van Staatkundig<br />
vermogen, verzwakte ook hec vlytbetoon<br />
in den Handel by de Genueefen.<br />
Eene zwakke pooging, om het aandeel in<br />
den Indifchen Handel , 't welk zy voorheen<br />
bezaten , te herkrygen , door hec<br />
aanbod, om een Verdrag met de Sultans:<br />
van Egypte aan te gaan , op denzelfden<br />
voet<br />
(7») F o LIET A, His?. Genuenf. p. 602. 626. MU<br />
RAT,- Annal. d'Ital, IX. p. 451.<br />
P<br />
\\ti<br />
AFDEE-<br />
LING.<br />
A. C.<br />
1474»
III.<br />
AFDEE-<br />
LING.<br />
fla6 O N D E R Z O E K<br />
voet als de Venetiaanen , liep vrugtloos<br />
af ; en , geduurende het overige van de<br />
Vyftiende Eeuwe , verzorgde Venetië het<br />
grootfte gedeelte van Europa met de Voortbrengzelen<br />
van het Oosten, en dreef den<br />
Koophandel veel uitgebreider, dan men, tot<br />
deezen tyd toe, gekend hadt.<br />
' De Staat der andere Europifche Volken<br />
was zeer gunftig aan den voortgang des<br />
Handels der Venetiaanen. Engeland, ver-<br />
Woest door de Burgeroorlogen, welke de<br />
ongelukkige twist tusfehen de Huizen van<br />
YORK en LANCAsTER verwekte , hadt<br />
naauwlyks begonnen de aandagt te wenden<br />
tot die voorwerpen en bedryven , waaraan<br />
het zyne tegenwoordige Rykdom en Magt<br />
heeft dank weeten. — In Frankryk werden<br />
de heillooze uitwerkzels nog gevoeld<br />
van de Engelfche wapenen en overwinningen<br />
, en de Koning hadt de magt, het<br />
Volk de lust, niet gekreegen, om de neiging<br />
des Landzaats te wenden tot werkzaamheid<br />
en het voortzetten van de kunften<br />
des Vredes. —— De vereeniging der onderfcheide<br />
Koningryken van Spanje was<br />
nog verre van voltooid; eenige der vrugtbaarfte<br />
Landfchappen ftonden nog onder<br />
de Heerfcbappye der Moor en, met welken<br />
de Spaanfche Vbrften geduurig kryg voerden;<br />
en, uitgenomen by de Cataloniers,<br />
• lloeg men luttel agts op buitenlandfchen<br />
Handel. — Portugal, fchoon het reeds de<br />
loopbaan van ontdekking was ingetreeden ,<br />
aan welker einde het zulk een heerlyken<br />
prys behaalde, hadt 'er die vordering nog<br />
niec
WEGENS OUD INDIE, 227<br />
niet in gemaakt, welke het geregtigde tot<br />
eenen hoogen rang onder de handeldryvende<br />
Scaacen van Europa. — In gevolge hier<br />
van, hadden de Venetiaanen, bykans zonder<br />
eenigen Mededinger, behalven eenige<br />
der kleindere Staaten van Italië, de handen<br />
rnim, om hunne ontwerpen van Koophandel<br />
te beraamen en te volvoeren; en de<br />
Handel met. de Hanze - Steden , die hec<br />
Noorden en Zuiden van Europa met elkander<br />
vereenigde, en tot dus lang gemeen<br />
geweest was aan alle Italiaanen, werd thans<br />
grootendeels door de Venetiaanen alleen<br />
bezeten.<br />
Terwyl de toeneemende vraag, na Voortbrengzelen<br />
van Afia, alle Volken van Europa<br />
aanzette om de Gemeenfchap mee de<br />
Venetiaanen zo vuurig te begeeren , dac<br />
zy hun , door het verkenen van veelerlei<br />
vrydommen , uitlokten om hunne Zeehavens<br />
te bezoeken , mogen wy hier in opmerking<br />
neemen , eene byzonderheid -in<br />
hun Handel op het Oosten, welke denzelven<br />
onderfcheidt van 't geen plaats gehad<br />
heeft in andere Landen, in eenig Tydperk<br />
der Gefchiedenisfe. In de oude wereld<br />
zeilden de Tyriers, de Grieken, die meesters<br />
waren van Egypte, en de Romeinen,<br />
na Indie, om de Goederen te haaien, welken<br />
zy de Westerfche Volken verzorgden.<br />
In laateren tyde, en heden ten dage, doeri<br />
de Portugeefen, de Hollanders, de Engelfchen<br />
, en , op hun voorbeeld, de andere<br />
Europifche Volken , 't zelfde. In beide<br />
die Tydperken , heeft men fchreeuv ende<br />
P 2 klag-<br />
iii.<br />
AFDEE-<br />
L1NG.
ni.<br />
AFDEE-<br />
LING.<br />
S23 O N D E R Z O E K<br />
klagten aangeheeven, dat, in hec voortzetten<br />
van deezen Handel, elke Staac berooid<br />
wierd van de kostbaare Mecaalen, die, in<br />
deszelfs loop, onophoudelyk van hec Westen<br />
na hec Ooscen gaan, en nooic wederkeeren.<br />
Van die verlies, 't geen mogt onc«<br />
ftaan uit deeze trapswyze, maar onvermydelyke,<br />
vermindering van hun Goud en<br />
Zilver , (of dit een weezenlyk of enkel<br />
een ingebeeld verlies moet geagt worden,<br />
ftaat my, te deezer plaatze , noch te <strong>onderzoek</strong>en<br />
, noch te bepaalen,) waren de<br />
Venetiaanen, grootendeels, ontheven. Zy<br />
hadden geene rechtftreekfche gemeenfchap<br />
met Indie. Zy vonden in Egypte, of in<br />
Syrië, Pakhuizen opgevuld mee allerlei Oosteifche<br />
Goederen, door de Mahomedaanen<br />
daar gebragc ; en uic de beste narigten ,<br />
welke wy bezitten, wegens de natuur van<br />
hunnen Handel , kogten zy dezelve meer<br />
by Ruiling dan voor gereed Geld. Egypte,<br />
de groote Markt der Indifche Waaren,<br />
fchoon een zeer vrugtbaar Land, derft veele<br />
dingen, in een gevorderden ftaat van Za«<br />
menieeving, tot gemak of cieraad vereischt.<br />
Al ce bepaald in uitgeftrektheid, en te wel<br />
bebouwd om plaats voor Bosfchen open<br />
te laaten ; te vlak om Mynen te bezitten<br />
tot het opleveren van nuttige Metaalen,<br />
moest hec uic andere Landen voorzien worden<br />
van Timmerhouc, Yzer, Lood en Tin.<br />
De Egyptenaars , terwyl zy onder de<br />
Heerfchappy der Mamelukken ftonden, fchynen<br />
zelve niet gehandeld te hebben op de<br />
Havens van eenigen Staac des Christen-<br />
ryks,
WEGENS O U D INDIE. 229<br />
ryks , en voornaamlyk van de Venetiaanen<br />
.kreegen zy de opgetelde Artykelen.<br />
Behalven deeze verzorgde het vernuft<br />
der Venetiaanfche Kunftenaaren, eene<br />
verfcheidenheid van Wollen- en Zydenftoffen,<br />
Spiegels, Wapenen, Cieraaden van<br />
Goud en Zilver, Glas, en veele andere<br />
Koopwaaren , tot welken zy gereed Koopers<br />
vonden in Egypte en Syrië. Voor<br />
die Goederen ontvingen zy van de Kooplieden,<br />
te Alexandrie, Speceryen en Droogeryen<br />
van allerlei foort, Edelgefteenten ,<br />
Paarlen, Yvoor , Katoen, ongewerkte en<br />
gewerkte Zyde , in veelerlei gedaanten ,<br />
en andere Voortbrengzelen van het Oosten<br />
, nevens verfcheide kostbaare Artykelen,<br />
in Egypte gegroeid of bewerkt.<br />
In Aleppo, Baruth , en andere Steden,<br />
voegden zy by de Goederen, daar te lande<br />
«it indie gebragt , by de Laadingen , de<br />
Perfifche Vloertapyten , de rykgewerkte<br />
Zyden-ltoffen van Damascus, nog bekend<br />
by den naam van die Stad ontleend, er<br />
verfcheide Voortbrengzels van Natuur en<br />
Kunst, byzonder eigen aan Syrië, Palestina<br />
en Arabie. Indien, ten eenigen tyde.<br />
hun vraag na de Goederen van het Oostet<br />
dat geen te boven ging , 't welk zy kon 1<br />
III.<br />
AFDEE-<br />
LING.<br />
1<br />
den maaken by Ruiling voor hunne eigens<br />
gemaakte Goederen, verfchafce de Handel,<br />
dien zy dreeven met de Steden van he<br />
Hanze Verbond, boven vermeld, hun ui<br />
de Mynen van Duitschland , een geregel<br />
den toevoer van Goud en Zilver, 't welli<br />
p 3<br />
z<br />
v<br />
1
ITT.<br />
AFDFIi,-<br />
LING.<br />
230 O N D E R Z O E K<br />
zy , met voordeel, op de Markten van<br />
Egypte cn Syrië, konden flyten.<br />
i Jvolgefls eene neiging, zigtbaar in alle<br />
Udryvende Staaten, om de werkzaam-<br />
1 c(Un des Koophandels aan Staatkundige regelen<br />
en bedwang te onderwerpen, fchynt<br />
her gezag der Regeering van Venetië, tusfehen<br />
beiden getreeden te zyn , zo ten aanziene<br />
van het beltuur des invoers van Aftatifche<br />
Goederen , als in de wyze om ze onder<br />
de verfchillende Volken van Europa te verfpreiden.<br />
Na ieder Stapelplaats van eenige<br />
aangelegenheid in de Middellanafche<br />
Zee , werd een zeker getal groote Schepen<br />
, bekend by de naamen van Galeoenen<br />
ofCarakken, vcor rekening van den Staat<br />
uitgerust ; zy keerden, met de rykfte Koop*<br />
manfehappen belaaden , weder («) ; het<br />
voordeel, nit derzelver verkoop , moet niet<br />
weinig de inkomften van het Gemeenebest<br />
vermeerderd hebben. Burgers, nogthans,<br />
van allerlei rang, byzonder Perfoonen van<br />
Edele Geflachten, werden aangemoedigd om<br />
deel te neemen in buitenlandfchen Handel,<br />
en wie een Schip van zekere grootte<br />
ten dien einde uitrustte, ontving eene aanmerkelyke<br />
belooning van den Staat (c-X<br />
'c Was op dezelfde wyze, deels in Schepen<br />
het Gemeenebest toebehoorende, deels<br />
C») SABEL neus, Hist. Rer. Fenet. Dec. IV.<br />
lib. HL p. 863. DENINA, Revo/, d'Italië, Tom.<br />
t'ï. p. 340.<br />
(O S.A!NVDI, Stor. Civ. Fenez, Lib. FIII, p. -Spi.<br />
in
W E G E N S OUD INDIE, 23*<br />
in die van byzondere Handelaaren , dat de<br />
Venetiaanen de Goederen, uit het Oosten<br />
ingevoerd , zo wel als de Voortbrengzels<br />
en bewerkte Stoffen van hun eigen Heer<br />
fchappye, door Europa vervoerden.<br />
Daar zyn twee onderfcheidene wegen,<br />
langs welken wy kunnen komen tot eenige<br />
kennis van de grootheid deezer Handeltakken<br />
van de Venetiaanen. — De eene,<br />
door agt te geeven op de groote verfcheidenheid,<br />
en den hoogen prys der Waaren<br />
, die zy te Brugge bragten ; eene Stad,<br />
die ten voorraadfchuur ftrekte, waar uit de<br />
andere Volken van Europa voorzien werden.<br />
Eene volkomene optelling derzelven<br />
wordt gegeeven door een wel onderrigt<br />
Schryver; deeze lyst behelst bykans elk<br />
Artykel, in die Eeuwe van aanbelang gekeurd<br />
tot gemak en cieraad O). De<br />
ander, door aan te merken, welke uitwerkzels<br />
de Venetiaanfche Handel hadt op de<br />
Steden, die het vergund werd in die voordeelen<br />
te deelen. Nimmer vertoonde zich<br />
de Rykdom zigtbaarder in den trein des<br />
Handels. De Burgers van Brugge, daar<br />
door verrykt , fpreidden in Kleeding, Gebouwen,<br />
en Leevenswyze, zulk een luister<br />
ten toone , dat zy den trots der Koninglyke<br />
waardigheid kwelling baarden, en den<br />
nyd gaande maakten. [Toen in den Jaare<br />
MCCCI JOANNA VAN N A V A R R Ë , Echtgenoote<br />
van PHILIP DEN SCHOONEN,<br />
6<br />
Kó-<br />
(p) I.UD. nuicciARDiNi, Defcript. de- P#fi<br />
Bas/, p. 173- 1;<br />
P 4<br />
III.<br />
AFDEE-<br />
L1ISG.
IIÏ.<br />
AFDEE<br />
I<br />
LING.<br />
23* O N D E R Z O E K<br />
Koning van Frankryk, zich eenige dagen<br />
in Brugge onthieldt, werd zy dermaate<br />
getroffen door de Grootschheid en den Rykdom<br />
dier Stad, en boven al door het<br />
fchitterend voorkomen der Burger - Vrouwen<br />
, dat zy, in vrouwlyken nyd ontfiooken,<br />
vol verontwaardiging uitriep : „ Ik<br />
„ dage dac ik hier alleen Koningin zou<br />
,, weezen ; maar ik vind 'er eenige hon-<br />
„ derden!" (^).] Antwerpen, toen<br />
de Handel derwaards verplaatst was, werd<br />
welhaast een Mededinger mee Brugge in<br />
Rykdom en Pragc — In fommige Steden<br />
van Duitschland, byzonder in Augsburg,<br />
de groote Marktplaats der Indifche Waaren,<br />
voor de binnenlandfche deelen deezes<br />
uitgeftrekten Lands, ontmoeten wy vroegtydig<br />
voorbeelden van zulke groote middelen,<br />
door Handelvlyt verzameld, dat de<br />
Bezitters daarvan tot hoogen rang in 't<br />
Ryk verheeven wierden.<br />
Uit aanmerking van deezen verbaazenden<br />
aanwas des Rykdoms in alle de Plaatzen,<br />
waar de Venetiaanen hunnen Handel gevestigd<br />
hadden, mogen wy befluiten, dat<br />
de voordeden, die zy zelve trokken uit de<br />
onderfcheide Handeltakken , inzonderheid<br />
van die op het Oosten , nog veel grooter<br />
waren, 't Is, nogthans, onmogelyk, zonder<br />
het behulp van meer tot byzonderheden<br />
afdaalende Narigten dan wy binnen bekomen,<br />
deeze mee naauwkeurigheid te bereed)-Lur>.<br />
GurcciARDiNi, Defcript. p. 40S.<br />
Dit is de XLVII Aantekening vsn ROBÜRÏSUA.
WEGENS O U D I N D I E . 233<br />
tekenen : doch verfcheide omftandigheden III.<br />
kunnen wy bybrengen, om, in 't algemeen, AFDEEde<br />
juistheid deezer gevolgtrekking te wet • !NG.<br />
tigen.<br />
Van het eerfte herleeven van den geest<br />
des Koophandels in Europa , bezaten de<br />
Venetiaanen een groot aandeel in den Handel<br />
op het Oosten. Dit bleef trapswyze<br />
aangroeijen, en, geduurende een groot gedeelte<br />
van de Vyftiende Eeuwe , hadden<br />
zy dien Handel bykans geheel in. Hieruit<br />
fprooten de gevolgen van alle Monopoliën.<br />
Waar geen Mededinger is, en de<br />
Koopman het in zyne hand heeft de markt<br />
te zetten, en den prys der Waaren, welke<br />
hy verkoopt, te bepaalen, zal zyne winst<br />
verbaazend groot zyn. Eenig denkbeeld<br />
van derzelver grootte , ftaande eenige Eeuwen,<br />
zullen wy ons kunnen vormen, door<br />
agt te liaan op de Intrest, toen voor 't<br />
gebruik van Geld betaald. Deeze is, buiten<br />
tegenfpraak, de netfte maatftok, om af<br />
te meeten, welk een voordeel men behaalt<br />
van het Geld in den Handel gelegd: want.<br />
Kaar gelange de Intrest van het Geld hoog<br />
of laag is, moet de winst, door 't gebruiken<br />
des Gelds behaald, veranderen, groot<br />
of gcmaatigd worden. Van het einde der<br />
Elfde Eeuwe tot het begin der Zestiende,<br />
het Tydperk waarin de Venetiaanen hun<br />
voornaamften Handel dreeven , was de Intrest<br />
verbaazend hoog: zomtyds twintig ten<br />
honderd, en daar boven: zo laat als het<br />
Jaar MD, was dezelve niet gedaald beneden<br />
tien of twaalf ten honderd, in eenig<br />
P 5 dee
m<br />
VFDEE-<br />
LING.<br />
234 O N D E R Z O E K<br />
deel van Europa (r). — Indien de voordeden<br />
van een Handel, zo uitgelTrekt als<br />
die der Venetiaanen , beantwoordden aan<br />
deeze hooge waarde van het Geld, kon<br />
het niet misfen, of dezelve moest een overvloeiende<br />
bron van Rykdom weezen, voor<br />
den Staat en voor den Burger Cs).<br />
De<br />
(r) Hist. van CAREL DENV. II D. bl. 2i
WEGENS OUD INDIE. 235<br />
De Staat van Venetië werdc , diensvolgens<br />
, geduurende het Tydperk, 't geen<br />
wy thans op 't ooge hebben, door Schryvers<br />
van die Eeuwe , voorgedraagen met<br />
uitdrukkingen, op geen ander Land in Europa<br />
toepasfelyk. Het Inkomen van het<br />
Gemeenebest, zo wel als de Rykdom der<br />
Ingezetenen, ging alles te boven wat men<br />
elders kende. In de pragt hunner Huizen,<br />
in de kostlykheid der Huiscieraaden, in de<br />
menigte van Zilverwerk , met één woord,<br />
in alles wat tot eene fraaye en pragtige Leevenswyze<br />
behoort, overtroffen de Edelen<br />
van Venetië den grootften Monarch over<br />
de Alpen. En was dit luisterryk vertoon<br />
het uitwerkzel niet van eene onbedagte verkwisting;<br />
maar het natuurlyk gevolg van<br />
gelukkigVlytbetoon, die, met gemak Rykdom<br />
verkreegen hebbende,geregtigd is, om<br />
denzelven met glans te genieten.<br />
[Twee Hukken moet ik hier nog byvoegen,<br />
tot bewyzen van de groote uitgeflrektheid<br />
des Venetiaanfchen Handels in dit<br />
Tydperk. — Voor eerst, vindt men by<br />
R Y MER (t), een reeks van vergunningen<br />
van de Koningen van Engeland; behelzende<br />
veele voorregten en vrydommen , ver<br />
leend aan de Venetiaanfche Kooplieden, op<br />
Engeland Handel dryvende; als mede verfcheide<br />
Handel verdragen met dat Gemeenebest,<br />
die duidlyk een grooten aanwas van<br />
Handel op dat Land aantoonen (tf). —•<br />
Ten<br />
(t~) RYMER'S Great Colhclion.<br />
Cu) De Heer ANDERSON, ar.n wiens geduldige<br />
vlyt en gezond oordeel, elk, die zich ;n eenig <strong>onderzoek</strong><br />
III;<br />
\FDEE-<br />
LING.
III.<br />
AFDEE-<br />
LING.<br />
236 O N D E R Z O E K<br />
Ten anderen'. Hec oprigren van een Bank<br />
op openbaar gezag, welker Credit gegrond<br />
was op dat van den Staat. In eene Eeuw,<br />
, en by een Volk zo door en door kundig<br />
van de voordeden, welken de Koophandel<br />
trekt van de inflelling der Banken , is het<br />
noodloos dezelve op te tellen. De Handelverrigtingen<br />
moeten veelvuldig en uitgebreid<br />
geweest zyn , eer men de nuttigheid<br />
van zulk eene Inrigting ten vollen<br />
kon bemerken , of de beginzels des Handels<br />
zo wel verftaan, dat men fchikkingen<br />
beraame om dezelve met voordeel te beftuuren.<br />
Venetië mag zich beroemen het eerite<br />
voorbeeld aan Europa gegeeven te hebben,<br />
van eene Inflelling, by de Ouden geheel<br />
onbekend, en de roem van het tegenwoordig<br />
Stelzel des Koophandels. De Bank<br />
van Venetië was oorfpronglyk op zulke<br />
regtmaatige beginzelen gebouwd, dat dezelve<br />
ten voorbedde diende van de Banken<br />
in andere Landen opgerigt, en werd de<br />
Venetiaanfche Bank met zo veel braafheids<br />
en eerlykheids beftuurd, dat het Credit van<br />
dezelve nimmer wankelde. Het nette Jaar,<br />
wanneer de Bank van Venetië, volgens een<br />
Staatswet, werd vastgefteld , kan ik niet<br />
bepaalen. ANDERSON veronderftelt, dat<br />
het gefchiedde in den Jaare MCLV1I fV). ]<br />
Nimzoek,<br />
den Koophandel betreffende, ingewikkeld vindt,<br />
by veele gelegenheden, dank zal moeten betuigen ,<br />
heeft ze in orde vermeld.<br />
f>) Chron. Deduct, Vol. I. p. 84. SANDI Stor.<br />
LiviLFemz. P.II. Vol. II. p. 768. Part. III. Vol. II.<br />
p. 802. — Dit is de XL1X Aant. van ROBERTSON.
WEGENS OUD INDIE. 237<br />
Nimmer leefden de Venetiaanen in een<br />
vaster geloof, dat de magt huns Lands wel<br />
gevestigd was, nimmer hadden zy een fterker<br />
vertrouwen op de volduuring en aanwas<br />
van deszelfs Rykdom, dan omtrent het<br />
afloopen der Vyftiende Eeuwe, wanneer 'er<br />
twee Gebeurtenisfen voorvielen , (die zy<br />
noch voorzien noch beletten kónden) voor<br />
hun Magt en Rykdom doodlyk. De eene<br />
was de Ontdekking van America. De andere<br />
het openen van een rechtftreekfche<br />
vaart op de Oost - Indien, om de Kaap de<br />
Goede Hoop. Van alle Gebeurtenisfen, in<br />
de Gefchiedenis des Menschlyken Geflachts,<br />
zyn deeze gewis onder de belangrykfte te<br />
rekenen \ en vermids zy eene aanmerkelyke<br />
verandering van Gemeenfchap tusfehen de<br />
onderfcheide deelen van den Aardkloot te<br />
wege bragten, en in 't einde die denkbeelden<br />
en fchikkingen in den Koophandel vastftelden,<br />
welke het groot onderfcheid maaken<br />
tusfehen de Zeden en Staatkunde van<br />
den Ouden en Hedendaagfchen tyd, is een<br />
verhaal derzelven ten naauwften verbonden<br />
met het Onderwerp deezes Onderzoeks, en<br />
zal dit hetzelve brengen tot dat Tydperk ,<br />
't geen ik ten grenspaal daarvan gefield<br />
heb. Maar, dewyl ik de Opkomst en<br />
Voortgang deezer gewigtige Ontdekkingen,<br />
breedvoerig ontvouwd heb in een ander<br />
Werk (w), zal hier niets meer dan een<br />
vlugtige befchouwing noodig weezen.<br />
De<br />
(v) Cefchiedenis van America, I & II Boek.<br />
m.<br />
AFDEE-<br />
LING.
iiu<br />
AFDEE<br />
LING.<br />
o 38 O N D E R Z O E K<br />
De bewondering, of nyd, met welken de<br />
andere Volken van Europa de Magt en den<br />
Rykdom van Venetië aanfchouwden, bragt<br />
hun eigenaartig in het <strong>onderzoek</strong> van de<br />
oorfprongen van die uitlteekenheid; onder<br />
deeze bleek de ryke winst geevende Handel<br />
op het Oosten, verre weg, de voornaamfte<br />
te weezen. Te verdrietig, dat zy verllooken<br />
waren van een bron des overvloeds,<br />
voor de Venetiaanen met zulk een rykheid<br />
ilroomende, hadden verfcheide Landen poogingen<br />
gedaan om deel in den Indifehen<br />
Handel te krygen. Eenige van de Italiaanfche<br />
Staaten, (gelyk ik voorheen aanduidde,)<br />
tragtten toegang in de Havens<br />
van Egypte en Syrië re verkrygen , op<br />
denzelfden voet als de Venetiaanen; maar,<br />
of door den meerderen invloed der Venetiaanen<br />
ten Hove der Sultans, liepen hunne<br />
onderhandelingen daar toe ingerigt,<br />
vrugtloos af; of door de menigvuldige<br />
voordeden, welke Kooplieden, lang in 't<br />
bezit van eenigen Handeltak gevestigd, hebben<br />
boven nieuwe Gelukzoekers, hadden<br />
alle hunne poogingen geene uitwerkzelen<br />
van eenig aanbelang.<br />
• [DENINA, een Italiaansch geloofwaar*<br />
dig Schryver, en een naarftig Onderzoekef<br />
Hl de oude Gefchiedenis der onderfcheidefie<br />
Sraatsbeftuuren van Italië, verzekert,<br />
dat, indien de veelvuldige Staaten, die op<br />
de Middellandfche Zee handelden , zich<br />
veréómgd hadden , Venetië alleen deeze<br />
alie zou overtroffen hebben , in Zeemagc<br />
en
WEGENS OUD INDIE. 239<br />
en uitgeftrektheid van Koophandel (V). —<br />
Omtrent het Jaar MCGCCXX, gaf de Doge<br />
MOCENIGO een fchets van de Zeemagt<br />
des Gemeenebests, die dit oordeel van<br />
DENINA bevestigt. Ten dien tyde beilondc<br />
dezelve, uit drie duizend Koopvaardyfchepen<br />
van verfchillende grootte, waar op zich<br />
zeventien duizend Matroozen bevonden ;<br />
uit drie honderd Schepen van meerder<br />
fterkte , bemand met acht duizend Koppen ;<br />
en vyf en veertig groote Galeasfen of Carakken,<br />
elf duizend Scheepslieden voerende.<br />
Op de Lands- en byzondere Scheepstimmerwerven<br />
arbeidden zestien duizend<br />
Timmerlieden fj).] ,<br />
In andere Landen werden verfcheide Ontwerpen,<br />
met hetzelfde oogmerk, gevormd.<br />
Reeds in den Jaare MCCCCLXXX, vatte<br />
het vindingryk en onderneemend vernuft<br />
van COLUMBDS het denkbeeld op, om een<br />
korter en zekerder Gemeenfchap met Indie<br />
te openen , door rechtftreeks Westwaards<br />
koers te zetten na die Landen , welke,<br />
volgens MARCO POLO en andere Reizigers,<br />
zich Oost waards veel verder uitftrekten<br />
dan de uicerfte Grenzen van Afia, by<br />
de Grieken- en Romeinen bekend. Dit<br />
plan , onderfchraagd door bewyzen , ont*<br />
leend uic zyne befpiegelende kennis der<br />
Aard-<br />
Cx~) DENINA Revolutions tT Italië, traduits par<br />
PAbbé JARDIN, Lib. XVIII. c 6. Tom. VI. p. 339-<br />
(V) MAR. SANUTO, Vite de Duchi di Venezia,<br />
ap. MURAT. Script. Rer. Ital. Vol. XXII. p. 059.<br />
Dit is de L Aantekening van ROBERTSON.<br />
III.<br />
AFDEE<br />
LING.
Itl.<br />
24o O N D E R Z O E K<br />
Aardrykskunde, uit zyne ondervinding in de<br />
. Zeevaard, uit de berigten van kundige Zee<br />
AFDEE<br />
lieden, en uit de befchouwingen en gisfïn-<br />
LING.<br />
. gen der Ouden , ftelde hy eerst voor aan<br />
de Genueefen, zyne Landsgenooten , en<br />
vervolgens aan 'den Koning van Portugal,<br />
in wiens dienst hy getreeden was. De eersrgemelden<br />
verwierpen het uit onkunde, en<br />
de laatfte wees het van de hand, op eene<br />
wyze allervernederendst voor een edelmoedig<br />
harr. Door aanhouden en bekwaamheid<br />
bewoog hy, in 't einde, het traagfte<br />
en minst waagend Hof van Europa, om<br />
dé~ uitvoering van zyn plan op zich te<br />
neemen; en Spanje hadt, als eene beloo.<br />
ning voor dit afwyken van zyne gewoone<br />
zeer verregaande omzigtige maatregelen,<br />
den Roem van eene Nieuwe Wereld te<br />
ontdekken, in grootte naauwlyks minder<br />
dan een derde gedeelte van den bewoonbaaren<br />
Aardkloot. Hoe verbaazend de gelukkige<br />
uitflag van COLUMBUS was, dezelve<br />
voldeedt niet aan zyne eigene wenfchen,<br />
noch bragt hem tot die Oosterfche Gewesten;<br />
de verwagting van welke aan te treffen<br />
het oorfpronglyk voorwerp was van zyn<br />
Reistocht. De uitwerkzels , nogthans ,<br />
, van zyne Ontdekkingen waren groot en<br />
verre (trekkende. Door aan Spanje het<br />
bezit te fchenken van onmeetelyke Landen<br />
, vol ryke Mynen, en veele kostbaare<br />
Voortbrengzels der Natuure opleverende,<br />
waar van men verfcheidene tot hier toe<br />
geoordeeld had byzonder eigen te weezen<br />
aan Indie, begon de Rykdom zodanig in<br />
dat
WEGENS O U D I N D I E . 241<br />
dat Koningryk te vloeien, en zich uit het III.<br />
zelve dermaate door Europa te verfpreiAFDEEden, dat zulks een algemeenen geest van L1NG.<br />
vlycbetoon opwekte , en tot onderneemingen<br />
deedt gebooren worden , die alleen<br />
welhaast den loop des Koophandels in<br />
nieuwe kanaalen zou hebben doen (troomen.<br />
Maar die werd fpoediger te wege gebragt<br />
, én volkomener bewerkt , door de<br />
andere groote Gebeurtenis, welke ik vermeldde<br />
, de Ontdekking van een nieuwen<br />
koers voor de Zeevaart na het Ousten, om<br />
de Kaap de Goede Hoop. Wanneer de Portugeefen<br />
, aan welken het Menschdom de<br />
opening van deeze Gemeenfchap, tusfehen<br />
wydsc van een gelegene deelen des Aardklooes,<br />
heeft dank ee weeren, hunne eerfte<br />
Reis ter ontdekkinge deeden, is het<br />
waarfchynlyk dat zy niets verder op 't oog<br />
hadden dan om die deelen der kust van<br />
Africa, welke digtst by hun eigen Land<br />
liggen , op te fpeuren. Maar een geest<br />
van onderneeming , ééns opgewekt en in<br />
beweeging gebragt, gaat altoos voort , en<br />
die der Portugeefen, fchoon traag en vreesagtig,<br />
in den beginne , kreeg allengskens<br />
kragt, en zette hun aan, om, langs den oever<br />
des Vastenlands van Africa, veel verder<br />
te ftevenen, dan de Ouden, in die rigting,<br />
gekomen waren. Door een gelukkigen uitflag<br />
aangemoedigd, werden zy ftouter, veragtten<br />
gevaaren die hun voorheen deeden<br />
verbleeken , en kwamen moeilykheden te<br />
boven, eenyds onoverkomelyk gekeurd.<br />
Toen de Portugeefen, in den Brandenden<br />
Q We-
Ml<br />
AFDEE-<br />
LING.<br />
s 4s O N D E R Z O E K<br />
Wereldgordel , of Verzengde Lugtfixeek,<br />
door de Ouden onbewoonbaar geoordeeld,<br />
yrugtbaare Gewesten vonden , door talryke<br />
Volken bewoond j en bemerkten , dat<br />
bet Vasteland van Africa , in ftede van<br />
zich in breedte Westwaards uit te ftrekken<br />
, volgens het gevoelen van PTOLE<br />
MEUS , vernaauwde en meer Oostwaards<br />
liep , deeden zich wydftrekkender oogmerken<br />
aan hun oog op , en zy voelden<br />
zich bezield met de hoope om Indie te bereiken<br />
, door te volharden in denzelfden<br />
koers, dus lang gehouden, te volgen.<br />
Naa verfcheide mislukte poogingen, om<br />
het oogmerk, 't geen zy bedoelden, te bereiken<br />
, zeilde eene kleine Vloot de Taag<br />
uit, onder het bevel van VASCO DE GA-<br />
M A , een Officier van rang , wiens bekwaamheid<br />
en moed hem gefchikt maak-,<br />
te, om, over de moeilykfte en'gevaarlykfte<br />
onderneemingen, het beleid te hebben. Uit<br />
onkunde, nogthans, van het gefchikte Jaargetyde<br />
, en van den koers dien hy moest<br />
houden in den grooten Oceaan, door welken<br />
hy ftondt heen te zeilen, was zyne Reis<br />
lang en gevaarlyk. In 't einde zeilde hy<br />
dat Voorgebergte om, 't welk, zints verfcheide<br />
jaaren, het voorwerp van den Schrik<br />
en de Hcope zyner Landgenooten geweest<br />
was. Van daar bereikte hy, naa een voorfpoedige<br />
vaart langs de Zuid-Oostkust<br />
van Africa, de Stad Meiinda, en fmaakte<br />
het genoegen, om daar , zo wel als op de<br />
andere Plaatzen , welke hy aandeedt, een<br />
Volk aan re treffen zeer verfchillende van<br />
ruu-
WEGENS O U D I N D I E . 243<br />
ruuwe Bewoonders des Westlyken oevers<br />
van dat Vasteland, door de Portugeefen tot<br />
hiertoe alleen bezogt. Deeze vondt hy zo<br />
verre gevorderd in Befchaafdheid, en kennis<br />
aan de verfcheide Kunften des leevens,<br />
dat zy een daadlyken Koophandel dreeven,<br />
niet alleen met de volken op hun eige<br />
kust ; maar met afgelegene Landen van<br />
Afia. Geleid door hunne Stuurlieden, die<br />
een koers hielden, hun door de Ondervinding<br />
geleerd, zeilde hy den Indifchen Oceaan<br />
dwars over, en landde te Calecuta aan<br />
te Malabarfche kust, op den twee en twin><br />
tigften van Mey des Jaars MCCCCXCVIII,<br />
tien maanden en twee dagen na zyn vertrek<br />
uit de Haven van Lisfabon.<br />
De Samorin, of Monarch des Lands ,<br />
verwonderd over het onverwagte bezoek<br />
'van een onbekend Volk, v/elks voorkomen,<br />
wapenen en zeden, geene gelykheid<br />
hadden met die van eenige der Volken,<br />
gewoon zyne Havens te bezoeken , en in<br />
zyne Heerfchappye kwam langs een weg<br />
tot hier toe onbevaarbaar gekeurd, ontving<br />
hun eerst met die bewondering, dikwyls<br />
door de nieuwigheid verwekt. Doch<br />
kort daar op, als hadt hy een vooruitzigt<br />
gehad van alle de rampen, nu Indie boven<br />
't hoofd hangende , door deeze heillooze<br />
Gemeenfchap met de Inwoonders van Europa<br />
, thans geopend, vormde hy verfcheide<br />
plans, om GA MA, en diens Tochtgenooten,<br />
af te fnyden. Dan de Portugeefche Admiraal<br />
redde zich met zonderlinge voorzigtigheid<br />
en onverfchrokkenheid, uit het ge-<br />
Q 2 vaar<br />
III.<br />
AFDEE<br />
LING.
644 O N D E R Z O E K<br />
IH. vaar der openbaare aanvallen en heimlyke<br />
AFDEE . treeken van de Indiaanen; en zeilde ten<br />
LING. laatften van Calecuta met zyne Vloot, be-<br />
. laaden niet alleen met de Waaren eigen<br />
aan die Kust; maar ook met veele der ryke<br />
Voortbrengzelen van de Oostlykfte Gedeelten<br />
van Indie.<br />
VASCO DE GA MA werd , by zyne wederkomst<br />
te Lisfabon, ontvangen met de<br />
bewondering en dankbaarheid, verfchuldigd<br />
aan een Man, die, door zyne uitfteekende<br />
Bekwaamheden en manmoedig Beiluit, eene<br />
ondernceming van het grootfte aanbelang gelukkig<br />
volvoerd hadt; eene onderneeming,<br />
die lang de gedagten van zyn Souverain bezig<br />
gehouden hadt, en de hoop geweest was<br />
zyner IVledelandgenooten (z). Deeze Gebeurtenis<br />
betrof de Portugeefen alleen niet.<br />
Geen Volk in Europa zag het met een onverfchillig<br />
oog aan. Want, fchoon de Ontdekking<br />
eener Nieuwe wereld, 't zy wy dezelve<br />
befchouwen als een blyk van fchranderheid<br />
in den Perfoon, die het eerst een<br />
o denkbeeld vormde van deeze onderneeming,<br />
welke het Menschdom tot de kennis van<br />
dezelve bragt ; 't zy wy den invloed daar<br />
van in agtneemen op de Weetenfchap, door<br />
een volkomener kundigheid te fchenken<br />
vap den Kloot, dien wy bewoonen; 't zy<br />
men de uitwerkzels daarvan gadeflaa op<br />
de Handelgemeenfchap des Menschdoms,<br />
eene Gebeurtenis yeel fchitterender dan de<br />
Reis<br />
(z) Aiia de joao DE BARROS, Dec.I. Lib. II".<br />
e. u. C ASTAGNED.A, Bilt. de F In de , trad. LH<br />
• Frar.gois, Liv. L c. 2-2$.
WEGJINS O U D I N D I E . 245'<br />
Reistocht van GAMA, fchynt deeze laatfte IIL<br />
oorfpronglyk algemeener de aandagt geAFDEEtrokken te hebben. De eerfte vervulde , LING.<br />
in de daad , de Menfchen met verbaasdheid<br />
; dan het leedt eenigen tyd eer zy<br />
zulk eene genoegzaame kennis kreegen van<br />
dat gedeelte der Aarde, nu aan hun oog<br />
ontdekt, om een juist denkbeeld te vormen<br />
, of zelfs eene waarfchynlyke gisting<br />
te maaken, ten aanziene van de gevolgen<br />
die uit de Gemeenfchap met de Nieuwe<br />
Wereld zouden ontftaan. Doch de onfchatbaare<br />
waarde van den Indifchen Handel ,<br />
die, zo in ouden als in laateren tyde, elk<br />
Volk, dat denzelven dreef, verrykt hadt,<br />
was een voorwerp, gemeenzaam voor den<br />
geest van ieder denkend Mensch, en zy<br />
begreepen terftond, dat de ontdekking van<br />
deezen nieuwen weg der Zeevaart, in het<br />
Oosten , groote omwentelingen moest te<br />
wege brengen, niet alleen in den loop des<br />
Koophandels, maar ook in den Staatkundigen<br />
toeftand van Europa,<br />
Welke deeze omwentelingen, waarfchynlyk,<br />
zouden weezen, en hoe zy zouden<br />
werken , waren ftukken , met byzonderc<br />
aandagt overwogen in de Steden Lisfabon<br />
en Venetië; doch met zeer wyd verfchillende<br />
aandoeningen. De Portugeefen, fteunende<br />
op de Regten, welke , in die Eeuwe<br />
, eene eerfte Ontdekking, bekragtigd<br />
door eene Pauslyke goedkeuring, veronderfteld<br />
werd mede te brengen ; zich geregtigd<br />
oordeelende, tot een uitfluitendenHandel<br />
op de Landen eerst door hun bezogt^<br />
Q 3 be.<br />
mt
III.<br />
AFDEE<br />
LT NG.<br />
aat? O N D E R Z O E K<br />
begonnen, by voorraad, alle de voordeden'<br />
daar van te fmaaken, en zich te verbeelden<br />
, dat hunne Hoofdftad welhaast zou<br />
, weezen 't geen Venetië toen was, de groote<br />
Verzamelplaats der Koopwaaren uit het<br />
Oosten voer geheel Europa, en de. Zetel<br />
van Rykdom en Magt. — Op de eerfte<br />
kundfehap van GA MA'S welgelukten Reistocht,<br />
voorzagen de Venetiaanen, met het<br />
fcherpziend oog van Kooplieden, dat het<br />
onmiddelyk gevolg daar van geen ander<br />
zou weezen dan de verdorring van dien<br />
Handeltak, welke zo gansch veel hadt toegebragt<br />
tot het verryken en vergrooten huns<br />
Lands; en zagen dit met des te hartgrievender<br />
aandoening, dewyl zy bemerkten geene<br />
kragtdaadige middelen te bezitten, om<br />
de doodlyke werking daarvan te voorkomen<br />
, of zelfs te vertraagen.<br />
Beider, hoop en vrees was wel gegrond.<br />
De Portugeefen traden de nieuwe loopbaane,<br />
hun geopend, in, met werkzaamheid<br />
en drift ; en voerden daaden uit , zo<br />
in den Koophandel, als in den Kryg, verre<br />
te boven ftreevende, 't geen men zou hebben<br />
kunnen verwagten van een Koningryk<br />
, zo klein in uitgeftrektheid. Alle<br />
deeze werden beftuurd door eenen Monarch,<br />
in ftaat om de grootfte Plans te vormen,met<br />
eene bedaarde, en een vast ftelzel volgende,<br />
wysheid, en dezelve voort te zetten met eene<br />
nimmer aflaatende volftandigheid. Gelukkig<br />
voor Portugal, koos het keurig onderfcheidend<br />
oog van EMANUEL eene volgreeks van<br />
Officieren, tot het voeren des Opperbevels<br />
in
WEGENS OUD INDIE. 247<br />
in Indie, die, door hunne onderneemvolle<br />
dapperheid, Krygs-en Staatkunde, gepaard<br />
met eene belanglooze braafheid, zugt voor<br />
't algemeene welweezen en vaderlandliefde,<br />
regt hebben om geplaatst te worden in den<br />
rang der Perfoonen, wegens deugd en bekwaamheden<br />
, in eenige Eeuw of onder eenig<br />
Volk vermaard. Zy voerden, misfchien,grooter<br />
zaakèn uit, dan ooit in zo korc een tyd<br />
volbragt wierden. Vóór het einde der Regeeringe<br />
van EMANUEL, vier en twintig<br />
jaaren naa den Reistocht van GA MA, hadden<br />
de Portugeefen zich meester gemaakt<br />
van de Stad Malacca, welke toen de Stapelplaats<br />
werd des Koophandels, gedreeven<br />
onder de Inwoonders van alle die Gewesten<br />
in Afia, door de Europeaanen onder<br />
den algemeenen naam van de Oost-Indien<br />
begreepen. Na deeze Haven, bykans<br />
op gelykeri afftand van de Oost- en<br />
Westerlyke einden deezer Landen, en in<br />
bedwang hebbende die Straat, door welke<br />
zy gemeenfchap met elkander hebben ,<br />
kwamen aldaar de Kooplieden van China,<br />
van Japan, van elk Koningryk, op het Vasteland,<br />
van de Moluccas, en alle de Eilanden<br />
in den Archipel, in 't Oosten; en die van<br />
Malabar, van Ceylon, van Cormandel en<br />
van Bengalen, in 't Westen (a).<br />
Deeze vermeestering verzekerde de Portugeefen<br />
van den grooten invloed over den<br />
binnenlandfchen Handel van Indie; terwyl<br />
(d) Decad. DE BARROS, Dec. I. Lm FIJI.c. 1,<br />
O soa... de reb. Ernan. Lib. Vlh p. 313. &c,<br />
Q 4<br />
m<br />
AFDEE-<br />
L1NG.<br />
tmm
lïï.<br />
AFDEE<br />
LING.<br />
248 O N D E R Z O E K<br />
zy, ten zelfden tyde, door hunne Vastig-<br />
• heden te Goa en Diu, zieh in Itaat vonden,<br />
om den Handel op de Malabarfche kust<br />
. aan zich te trekken, en grooten hinder toe<br />
te brengen aan de zo lang beftaan hebbende<br />
gemeenfchap van Egypte met Indie,<br />
door de Roode Zee. Hunne Schepen voeren<br />
op alle Havens in het Oosten , waar men<br />
kostbaare Koopmanfchappen vondt, van de<br />
Kaap de Goede Hoop tot de Rivier van<br />
Canton; en langs die ontzaglyk wyduitgeftrekte<br />
kust, meer dan vier duizend mylen<br />
bedraagende hadden zy, ter bevordering<br />
en befcherming des Handels , een reeks<br />
van Sterkten en Koopplaatzen aangelegd.<br />
Desgelyks hadden zy bezit genomen<br />
van de plaatzen gunltigst voor den Handel<br />
langs de Zuidkust van Africa, en op veele<br />
van de Eilanden tusfehen Madagascar en<br />
de Moluccas liggende.<br />
In alle deelen van het Oosten werden<br />
de Portugeefen met eerbied ontvangen, en<br />
in veele hadden zy een volttrekt gezag<br />
verkreegen. Zy dreeven hunnen Koophandel<br />
zonder mededinging of bedwang ; zy<br />
fchreeven aan de Ingezetenen de wetten der<br />
onderlinge gemeenfchap voor ; zy zetten<br />
dikwyls een prys, welke hun behaagde, op<br />
de Goederen door hun gekogt; en konden<br />
dus uit Indostan, en de daaromtrent gelegene<br />
Ryken, wat nuttig , wat zeldzaam , of<br />
gezogt was , in grooter hoeveelheid, en verscheidenheid,<br />
invoeren, dan voortyds in Europa<br />
bekend was. De<br />
Hist. Getier, des Foyages, Tom. I. p. 140,
WEGENS OUD INDIE. 249<br />
De Portugeefen , niet te vrede met de<br />
verkreegene meerderheid in Indie , vormden<br />
reeds vroegtyds een Plan , niet min<br />
ftout dan inhaaiig, om alle andere Volken<br />
uit te fluiten van eenig aandeel in de voordeden<br />
des Handels op het Oosten. Om dit<br />
te volvoeren, was het noodig bezit te krygen<br />
van zodanige Vastigheden aan de Ara*<br />
bifche en Perfifche Golf, die hun meester<br />
maakten van de Vaart op deeze twee binnenlandfche<br />
Zeeën, en hun in ftaat ftelde,<br />
om beide, de oude Handelgemeenfchap tusfehen<br />
Egypte en Indie te ftremmen , en<br />
om in hunne magt te hebben den ingang<br />
van de groote Rivieren, die het vervoeren<br />
der Indifche Goederen gemaklyk maakte,<br />
niet alleen door de binnenfte deelen van<br />
Afia, maar zo ver als Con/lantinople.<br />
Het beleid der maatregelen, tot volvoering<br />
van dit oogmerk, werd toevertrouwd<br />
aan ALPHONSO ALBUQUERQUE , den<br />
uitfleekendften van alle de l'ortugeefche Generaals<br />
, die zich in Indie deeden uitmunten.<br />
Met alle de poogingen van verftand<br />
en dapperheid, kon hy flegts de eene helft<br />
volvoeren, van het Plan door de Staatzugt<br />
zyner Landsgenooten ontworpen. Door het<br />
Eiland Ormus, 't welk den mond van de<br />
Perfifche Golf befchutte , te ontweldigen<br />
aan de kleine Vorflen, die, als cynsbaaren<br />
ter Perfifche Monarchen, aldaar hun gebied<br />
hadden opgerigt, verzekerde hy Portugal<br />
van dien uitgeftrekten Handel op het Oosten<br />
, welken , gelyk wy voorheen gezien<br />
hebben, de Perfen verlcheide Eeuwen lang<br />
Q 5 ge-<br />
III.<br />
AFDEE-<br />
LING.
III.<br />
AFDEE<br />
LING.<br />
250 O N D E R Z O E K<br />
gedreeven hadden. In de handen der Por-<br />
• tugeefen, werd Ormus welhaast de groote<br />
Markt, die het Perfisch Ryk, en alle de<br />
- Landfchappen van Afia, ten Westen van<br />
't zelve gelegen, met Indifche Waaren verzorgde;<br />
en een Stad, welke zy bouwden,<br />
op dat dorre Eiland, geheel onvoorzien,van<br />
water, werd een der hoofdzetels van Rykdom<br />
, Pragt en Weelde, in het Oosten (c).<br />
De Krygsverrigtingeh van ALBUQUER-<br />
QUE, in de Roode Zee, waren verre van zo<br />
gelukkig te flaagen. Deels door den moedigen<br />
wederftand der Arabifche Vorften ,<br />
wier Havens hy aantastte ; deels door de<br />
fchade , welke zyn Vloot leedc in eene<br />
Zee, zo moeilyk en gevaarlyk te bevaaren,<br />
vondt hy zich genoodzaakt te rug te keeren<br />
, zonder eenige vastigheid van aanbelang<br />
te krygen (d). — Het oude Kanaal<br />
van Gemeenfchap met Indie, door de Roode<br />
Zee, bleef fteeds den Egyptenaaren open;<br />
doch hun Handelbedryf in dat Land werd<br />
zeer beperkt en verhinderd, door den invloed<br />
, welken de Portugeefen verkreegen<br />
hadden in alle Havens , op welke zy gewoon<br />
waren Schepen te zenden.<br />
In gevolge hier van, begonnen de Venetiaanen<br />
welhaast te voelen, dat verloop<br />
van hun eigen Indifchen Handel, 't welk<br />
zy voorzien en gevreesd hadden. Om den<br />
ver-.<br />
Cc) OSORIUS, de rebus gestis Eman. Lib. X.<br />
p. 274. &c. TAVERNIER'S Travels, Book V. c.23.<br />
(d) OSORIUS, de rebus gestis Eman. Lib. IX.<br />
p. 248. &c.
WEGENS OUD INDIE. 251<br />
verderen loop deezes kwaads te fluiten<br />
haalden zy den Sultan der Mamelukken,<br />
even zeer als zy ontzet wegens den fchielyken<br />
opgang der Portugeefen in het Oosten,<br />
en niet min belangs hebbende om hun<br />
te beletten een Handel aan zich te trekken,<br />
die zo langen tyd de voornaame bron<br />
geweest was van Rykdom voor de Monarchen<br />
en het Volk van Egypte, over,<br />
om met den Paus en den Koning van Portugal<br />
in onderhandeling te treeden. — De<br />
toon , dien de Sultan in deeze onderhandeling<br />
aannam , voegde aan het moedig<br />
Opperhoofd eener Krygsregeering. Naa<br />
zyn uitfluitend Regc op den Indifchen<br />
Handel beweerd te hebben , waarfchuwde<br />
hy Paus JULIUS DEN II en Koning EMA-<br />
NUEL, dat hy, indien de Portugeefen niet<br />
afzagen van die nieuwe Vaart, door welke<br />
zy in den Indifchen Oceaan waren<br />
doorgedrongen, en niet ophielden met dien<br />
Handel aan zich te trekken, die , zints<br />
onheugelyke tyden , gedreeven was tusfehen<br />
het Oosten van Afia en de Landen<br />
zyner Heerfchappye, alle de Christenen in<br />
Egypte, Syrië en Palestina ten dood zou<br />
brengen , hunne Kerken verbranden, en hec<br />
Heilig Graf zelve verwoesten (
TIL<br />
AFDEE-<br />
LING.<br />
251 O N D E R Z O E K<br />
ben , dat de Venetiaanen, als een uiterst<br />
hulpmiddel , de toevJugt namen tot een<br />
ftap, in die Eeuwe niet alleen voor berispenswaardig<br />
gehouden, maar als Godloos<br />
gedoemd. Zy fpoorden den Sultan aan, om<br />
eene Vloot in de Roode Zee uit te lusten,<br />
en deeze onverwagte Indringers op een<br />
Handel, in welks ongeftoord genot hy en<br />
zyne Voorzaaten zo lang geweest waren ,<br />
aan te vallen. Naardemaal Egypte geen<br />
hout opleverde, gefchikc om fïerke Schepen<br />
te bouwen, Honden de Venetiaanen den<br />
Sultan toe Scheepstimmerhout te kappen<br />
in hunne Bosfchen van Dalmatie, van waar<br />
het overgevoerd werd na Alexandrie, en<br />
van daar, deels te land, deels te water, na<br />
Suez. Hier bouwde men twaalf Oorlogfchepen,<br />
aan welker boord een bende van<br />
Mamelukken bevel kreeg om te dienen ,<br />
onder het bevelhebberfchap eens Officiers<br />
tan verdienden. Deeze nieuwe Vyanden,<br />
veel gedugter dan de Inboorelingen van<br />
Indie, met welken de Portugeefen tot hier<br />
toe geftreeden hadden, gingen zy te heir<br />
met onbezweeken moed, en, naa eenige<br />
zwaare gevegten, vernielden zy de geheele<br />
Vloot, en bleeven meester van den Indifchen<br />
Oceaan (ƒ).<br />
Korten tyd naa deezen wederfpoed, werd<br />
de Heerfchappy der Mamelukken overweldigd;<br />
en Egypte, Syrië en Palestina werden<br />
Cf) Afia DE BARROS, Dec. II. Lib. II. c. 6.<br />
LAFITEAU, Hts', de Decouvertes des Portugais,<br />
Vol. I. p. 202. &c. OSOR. Lib. IV. p. 120.
WEGENS O U D I N D I E . 253<br />
den onderworpen aan het Turkfche Ryk,<br />
door de zegep raaien de wapenen van SE-<br />
LIM DEN I. Wederzydsch belang bewoog<br />
de Turken en Venetiaanen welhaast om<br />
hunne oude vyandelykheden te vergeeten,<br />
en vereenigd te werken, om den Handel<br />
dér Portugeefen in Indie te verdelgen.<br />
Met dit inzigt bevestigde S E LIM DE I de<br />
Venetiaanen in alle de uicgeftrekte Handelvoordeelen,<br />
welke zy genooten hadden<br />
onder de Heerfchappy der Mamelukken,<br />
en liet een Bevelfchrift uitgaan , 't welk<br />
den vryen invoer van Indifche Waaren, in<br />
alle deelen zyns Ryks, roeftondt, als zy<br />
rechtftreeks van Alexandrie kwamen ; terwyl<br />
dit zelfde Bevelfchrift zwaare Belastingen<br />
lag op die men van Lisfabon bragt (g).<br />
Maar alle deeze poogingen waren van<br />
geene beduidenis tegen de grootere voordeden<br />
, die de Portugeefen bezaten , om<br />
Europa met de Goederen van het Oosten<br />
te voorzien, in gevolge van den nieuwen<br />
weg der Gemeenfchap met hetzelve. Ten<br />
zelfden tyde waren de Venetiaanen , op<br />
den oever van hun ondergang gebragt door<br />
het heilloos Verbond van Kameryk, 'c welk<br />
de Magt van dit Gemeenebest knakte, en<br />
deszelfs Hoogmoed vernederde, buiten ftaat<br />
om zulke maatregelen te neemen tot behoud<br />
huns Koophandels, als zy in een<br />
bloeiender tydperk huns Staatsbeftuurs zou-<br />
• den hebben kunnen doen; zy moesten zich<br />
fre-<br />
Cg) SANDI, Stiir. D>. Fenez. Part. H. p. 901.<br />
Part. HL p. 433.<br />
III.<br />
AFOEE-<br />
LING.
III.<br />
AFDEE-<br />
LING.<br />
354 O N D E R Z O E K<br />
bepaalen toe de zwakke behulpzels van<br />
een ten val neigenden Staat. — Hier van<br />
treffen wy een optekenenswaardig voorbeeld<br />
aan in eene aanbieding, door de Ve*<br />
netiaanen gedaan aan den Koning van<br />
Portugal, in 't Jaar MDXXI, om,, voor<br />
een bepaalden prys, alle de Speceryen te<br />
koopen die in Lisfabon werden ingevoerd,<br />
boven die welke noodig , waren ten gebruike<br />
zyner eigene Onderdaanen. Indien<br />
EMANUEL onbedagt genoeg geweest was<br />
om deezen voorilag te aanvaarden, zou<br />
Venetië al het voordeel van de winstryke<br />
Monopolie, thans verlooren, wedergekreegen<br />
hebben ; maar het aanbod werd ontvangen<br />
op eene wyze die 't zelve verdiende,<br />
en, zonder in overleg te neemen, van<br />
de hand geweezen Qi).<br />
De Portugeefen zetten, bykans onverhinderd<br />
, hunne zaaken in het Oosten voort,<br />
tot zy daar een Handeldryvend Ryk op»<br />
rigtten; 't welk, 't zy wy het oog liaan<br />
op deszelfs uitgeftrektheid, deszelfs rykdom,<br />
en de kleine magt die het vormde,<br />
of op den luister met welken het Beduur<br />
daar van volvoerd werd, tot hier toe geene<br />
wedergade in de Gefchiedenisfen der Volken<br />
aantrof. EMANUEL, die den grondflag<br />
lag van dit verbaazend Gebouw,<br />
fmaakte het genoegen van het byna voltooid<br />
te zien. Elk gedeelte van Europa<br />
kreeg, uit handen der Portugeefen,de Voortbrengzelen<br />
van het Oosten; en, indien wy<br />
eene<br />
(K) OSOR, de rebus Eman. Lib, XII. p. 265. [
WEGENS OUD INDIE. 255<br />
eene kleine boeveelheid uitzonderen , die<br />
de Venetiaanen nog by aanhoudenheid ontvingen<br />
langs de oude kanaalen , hadt ons<br />
Werelddeel langer geen Handelgemeenfchap<br />
met Indie en de verdere Ryken van Afia,<br />
dan om de Kaap de Goede Hoop.<br />
Hoewel, van dit Tydperk af, de Europifche<br />
Volken voortgevaaren zyn om hun<br />
Handel op Indie ter Zee te dry ven, werdt<br />
nogthans een groot gedeelte der kostbaare<br />
Voortbrengzelen van het Oosten na andere<br />
Gewesten der Aarde te Land gebragt. In<br />
de opgave van den voortgang des Handels<br />
op Indie, is deeze tak van denzelven een<br />
voorwerp van overweegenswaardige grootheid<br />
, en tot nog niet met genoegzaame<br />
aandagt onderzogt. — Dat de Ouden, doorgaans,<br />
de toevlugt namen tot de verdrietige<br />
, langwylige en kostbaare; wyze, om de<br />
Goederen te land te vervoeren , zal niemand<br />
verwonderen, als hy in overweeging<br />
neemt hoe onvolkomen by hun de Scheepvaart<br />
was. De rede, dat deeze wyze van<br />
vervoering heden ten dage niet alleen Hand<br />
houdt, maar toeneemt, verdient eenige opheldering.<br />
Wanneer wy de Kaart van Afia inzien ,<br />
kunnen wy niet nalaaten te ontdekken, dat<br />
de Gemeenfchap door alle de deelen van<br />
"dat groote Vasteland ten Westen van Indostan<br />
en China , fchoon eenigermaata<br />
Zuidwaards geopend, door de bevaarbaare<br />
Rivieren de Euphraat en de Tigris, en<br />
Noordwaards door twee binnenlandfche<br />
Zeeën , de Enxinifche en de Caspifche,<br />
in<br />
III.<br />
\KDEE-<br />
LING.
ml<br />
AFDEE-<br />
LING.<br />
a 56 O N D E R Z O E K<br />
in veele wyduitgeftrekte Landfchappen geheel<br />
te land moet onderhouden worden.<br />
Deeze was, gelyk ik reeds opmerkte , de<br />
eerfte wyze van Gemeenfchap tusfehen verfcheide<br />
Landen, en bleef zulks, geduurende<br />
de kindschheid der Zeevaart, de éénige.<br />
Zelfs naa dat die kunst eenige maate van<br />
vordering bekomen hadt , ftrekte zich hec<br />
vervoeren der Goederen , langs de twee<br />
gemelde Rivieren, zo weinig uit tot de<br />
binnenfte gedeelten des Lands; en de Handel<br />
, op de Euxinifche en Caspifche Zee,<br />
werd zo menigmaal belemmerd door de<br />
Barbaarfche Volken , aan derzelver oevers<br />
verfpreid, dat, deels uit dien hoofde , en<br />
deels uit de verkleefdheid des Menschdoms<br />
aan oude Gewoonten, de Handel der verfcheide<br />
Landen van Afia, byzonder die<br />
van Indie, en de verderop gelegene Gewesten,<br />
te land volduurde.<br />
Dezelfde omftandigheden , die de Tnwoonders<br />
van Afia aanzetten, om zulk een<br />
aanmerkelyk gedeelte van hunnen Handel<br />
met den anderen op deeze wyze te dryven<br />
, werkten nog kragtiger in Africa.<br />
Dat Vasteland, 't welk weinig gelykt op<br />
de andere Deelen des Aardkloots , wordt<br />
niet doorfneeden met binnenlandfche Zeeën,<br />
gelyk Europa en Afia, of door eene<br />
menigte van Meiren, gelyk Noord-America<br />
, of geopend door Rivieren in eene<br />
groote uitgeftrektheid bevaarbaar; de Nyl<br />
alleen uitgezonderd. Het vormt eene eenpaarige<br />
en aan elkander verbonden oppervlakte,<br />
tusfehen de onderfcheidene gedeelten,
WEGENS OUD INDIE. 257<br />
ten, van welke 'er, van de vroegfle tyden III.<br />
af, geene Gemeenfchap, dan te land, kon AFDEEplaats<br />
hebben. Ruw , gelyk alle de Vol L1NG.<br />
ken van Africa zyn, en traag , gelyk de<br />
voortgang is , welken zy gemaakt hebben<br />
in de Kuniten des leevens, hielden zy altoos<br />
die Gemeenfchap open. Hoe verre zich<br />
dezelve uitftrekte in de vroegere Tydperken*<br />
op welke ik in dit Onderzoek myn oog<br />
vestigde, en langs welke wegen die gaande<br />
gehouden werd, kan ik, by mangel van berigten<br />
, met geene naauwkeurigheid bepaalen.<br />
Het is hoogwaarfchynlyk, dat, zints<br />
onheuglyke tyden , het Goud, Yvoor, de<br />
Reukwerken, beide uit de Zuidlykfte deelen<br />
van Africa en uit de Noordlyker gedeelten,<br />
of na de Arabifche Golf, óf na<br />
Egypte gevoerd werden ,en verruild voor de<br />
Speceryen, en andere Voortbrengzelen , van<br />
het Oosten.<br />
De Makomedaanfche Godsdienst, die zichi<br />
met eene verbaazende fnelheid, over geheel<br />
Afia, en een zeer groot gedeelte van Africa ,veripreidde,<br />
bragt veel toe aan den aanwas<br />
der Handelgemeenfchappe te land , in beide<br />
deeze Werelddeelen, en heeft daar aan<br />
meerder kragts bygezet, door 'er een nieuw<br />
beginzel van werkzaamheid mede te vermengen<br />
, en door dezelve te rigten tot een<br />
algemeen middelpunt. MAHOMED geboodt<br />
alle zyne Naa volgers, éénmaal in hun<br />
leeven, de Caaba, of het vierkant gebouw<br />
in den Tempel te Mecca, te bezoeken, hec<br />
onheugbaar voorwerp van Eerbiedenis onder<br />
zyne Landsgenooten; en ,• volgens hun-<br />
R na
a 5§ O N D E R Z O E K<br />
fff. ne Overlevering, de eerfte plek gronds op<br />
AFDEE- deezen Aardbodem , toegeheiligd aan den<br />
Dienst van GOD. Om fteeds in hunne ge-<br />
LING.<br />
. moederen te doen ftand houden het leevendig<br />
gevoel van hunne verpligting, tot het<br />
volbrengen van dit Godsdienftig bedryf,<br />
ftelde hy vast, dat, in hunne veelvuldige<br />
Godsdienstverrigtingen , de waare Gelocvigen<br />
altoos hun aangezigt na die Heilige<br />
Plaats zouden wenden (7). In gehoorzaamheid<br />
aan een Voorfchrift zo ftaatlyk<br />
gegeeven, en met zo veel ernsts ingeboezemd,<br />
verzamelen zich talryke Caravaanen<br />
van Bedevaartgangeren, 's jaarlyks, in alle<br />
Landen , waar het Mahomedaanfche Geloof<br />
gevestigd is. Van de oevers der Atlantlfche<br />
Zee aan den eenen , en van de<br />
wydst afgelegene Gewesten van het Oosten<br />
aan den anderen, kant, komen de Aankleevers<br />
diens Propheets te Mecca. Denkbeelden<br />
en inzigten van Koophandel vermengen<br />
zich met die van Godsdienstoefening.<br />
De veelvuldige Kameelen van ieder<br />
Caravaan worden bekaden met die Waaren<br />
van elk Land , welke gemaklykst te vervoeren<br />
zyn, en in het verkoopen gereedst van<br />
de hand willen. De Heilige Stad is niet<br />
alleen opgevuld met yverige Godvrugtigcn,<br />
maar ook met ryke Kooplieden. Staande<br />
de weinige dagen huns verblyfs aldaar,is de<br />
Ma»kt van Mecca, misfchien, de grootfte<br />
van den geheelen Aardbodem. Koopen van<br />
ver<br />
ft) HER BE LOT, Biblioth. OrientaZ.An. CAABA<br />
& KE3LAB.
0<br />
WEGENS O U D I N D I E . 259<br />
verbaazende waarde worden 'er geflooren ,<br />
waarvan de fpoed , de ftilte , hec onderling<br />
vertrouwen in hec volbrengen, een<br />
onlochenbaare bewyze ftrekken. De Voortbrengzels<br />
en Handwerken van Indie maaken<br />
een hoofdartykel uit in deezen zo veel beduidenden<br />
Handel; en de Caravaanen ver<<br />
fpreiden dezelve, op de c'huis reize, door<br />
alle deelen van Afia en Africa. Eenige<br />
deezer worden noodwendig gekeurd, niec<br />
alleen toe genoegen, maar coc onderhoud,<br />
des leevens, andere ftrekken coc verfraaijing<br />
en wellusc. Zy zyn zo verfcheideh,<br />
dac ze zich fchikken naar den fmaak des<br />
Menschdoms, onder alle Lugtftreeken, en<br />
in de onderfcheide ftanden van vordering<br />
in befchaafdheid ; zy worden zo zeer ge,<br />
zogt door de ruwe lnboorelingen van<br />
Africa, als door de veel weelderiger Inwoonderen<br />
van Afia. Om te voldoen aan<br />
de onderfcheiden begeerten, keeren de Caravaanen<br />
te fugge, belaaden met Neteldoeken<br />
en Chitzen van Bengale en de Deccan,<br />
de Katoenen van Cachemire, de Peper<br />
van Malabar, de Diamanten van Golconda<br />
'. de Paarlen van Kilkare, de Kaneel<br />
van Ceylon . de Muskaatnooten en Foelie<br />
van de Moluccas , en een onnoemelyk<br />
aantal van andere Indifche voortbrengzelen<br />
der Natuur en Kunst.<br />
Behalven deeze groote Caravaanen, gedeeltlyk<br />
aangelegd ,. uic eerbied voor een<br />
bevel van den Godsdienst, gedeeltlyk met<br />
oogmerk om een voordeeligen Handekak<br />
uic ce breiden, zyn 'er andere Caravaanen,<br />
R 2 eÉf<br />
UI.<br />
A.FDEE-<br />
LING.
1IÏ.<br />
AFDEE-<br />
IrlNG.<br />
•<br />
160 O N D E R Z O E K<br />
en geene kleine, geheel uit Kooplieden<br />
beftaande, die alleen den Handel ten oogmerke<br />
hebben. Deeze trekken, op bepaalde<br />
tyden, uit onderfcheide gedeelten van<br />
de Turkfche en Perfifche Heerfchappyen,<br />
en na Indostan, ja, zelfs tot China gaande,<br />
langs wegen van ouden tyde bekend, brengen<br />
zy, alles te land vervoerende, de kostbaarfte<br />
Goederen deezer Landfchappen, na<br />
de afgelegene Gewesten van beide de Ryken.<br />
Het is alleen , door in aanmerking<br />
te neemen, den afltand op welken groote<br />
vragten van deeze Waaren gevoerd worden<br />
, en dikwyls , door wyduitgeftrekte<br />
Woestynen , die, zonder het gebruik van<br />
Kameelen, ondoonrekbaar zouden weezen,<br />
dat wy eenig denkbeeld kunnen vormen<br />
van de grootheid des Handels op Indie te<br />
lar.d, en waar door wy kunnen begrypen,<br />
dat, in een Onderzoek, wegens de verfchillende<br />
wyzen, op welken men deezen Handel<br />
dryft, dezelve geregtigd is op de aandagt<br />
, die ik hefteed heb in de pooging<br />
om dezelve naa te gaan.<br />
[Ik merkte zo even op, dat, zonder de<br />
Kameelen, de Woestynen ondoortrekbaar<br />
zouden weezen; dit verdient eenige opheldering.<br />
Wanneer wy de gedaante en de<br />
ligging der bewoonbaare deelen van Afia<br />
en Africa in opmerking neemen , zul fen<br />
wy voldoende reden vinden om den Kameel<br />
te houden voor het nuttigfte van alle<br />
de Dieien over welken de Inwoonders<br />
deezer twee groote Werelddeelen de heerfchappy<br />
gekreegen hebben. In beide zyn<br />
eeni-
WEGENS O U D I N D I E . 261<br />
eenige der vrugtbaarfte Landftreeken van<br />
elkander gefcheiden door zulke wyduitgeftrekte<br />
Zand woestynen , de woonplaatzen<br />
van gebrek en droogte, dat ze de mogelykheid<br />
der Gemeenfchap tusfehen dezelve<br />
fchynen uit te fluiten. Maar, gelyk de<br />
Oceaan, die, in den eerften opflage , als<br />
't ware, ten onoverkomelyken feneidsmuur<br />
ftrekt, tusfehen de onderfcheide Gewesten<br />
des Aardbodems, door de Zeevaard dienstbaar<br />
gemaakt is tot derzelver onderlinge<br />
Gemeenfchap; zo worden, door middel van<br />
den Kameel, een Dier door de Arabieren,<br />
zeer eigenaartig, het Schip der IVoesïjne<br />
geheeten, de fchroomlyke Woestynen doorreisd<br />
, en de Volken , daar door van een<br />
gefcheiden, in ftaat gefield, om met elkander<br />
te handelen. Deeze moeilyke Reistochten,<br />
onvolbrengbaar voor eenig ander<br />
Dier, verrigt de Kameel met verbaazenden<br />
fpoed. Onder de zwaare lasten van zes,<br />
zeven en acht honderd Ponden gewigts ,<br />
kunnen de Kameelen een langen tyd loopen,<br />
met weinig voedzel en rust, en zomtyds<br />
zonder in acht of negen dagen water<br />
te proeven. Door de wyze fchikking der<br />
Voorzienigheid, fchynt de Kameel gevormd<br />
tot een Lastdier, in de Gewesten<br />
waar hy geplaatst , en zyn dienst meest<br />
noodig, is. In alle de deelen van Afia en<br />
Africa, waar men de meeste en grootfte<br />
Woestynen aantreft, heeft men Kameelen<br />
in menigte. Dit is de eigen ftandplaats<br />
deezer Dieren, en buiten dezelve ftrekt de<br />
kring hunner werkzaamheid zich niet verre<br />
R 3 uit<br />
III.<br />
AFDEE<br />
LING.
£rj2 O N D E R Z O E K<br />
III. uir. Zy fchuwen even zeer overmaat van<br />
AFDEE- Het te en van Koude, en komt hunne aart<br />
LING. zelfs niet overeen met de zagte Lugtsge.<br />
fteltenisfe onzes Gerhaatigden Wereidriems.<br />
Naardemaal de eerfte Handel in Indifche<br />
Waaren , van welken wy eenig egt befcheid<br />
hebben, gedreeven werd op Kameelen<br />
(jt); en dewyl het, door 't gebruiken<br />
deezer Dieren, is, dat de vervoering dier<br />
Koopmanfchappen , zich zo wyd en zyd<br />
verfpreid hebben over Afia en Africa,<br />
dagten my de vermelde byzonderheden,<br />
wegens dit zeldzaam Beest, noodig ter opheldering<br />
van die gedeelte myns onderwerps.<br />
Indien eenigen myner Leezeren een volkomener<br />
berigt verlangen, en wenfehen te<br />
weeten, hoe het vernuft en de kunst der<br />
Menfchen de oogmerken der Natuure onderfteund<br />
hebben, in den Kameel, van zyne<br />
geboorte af, op te brengen tot een<br />
leeven vol last en moeite, waar toe hy verordend<br />
is, dat zy dan den Graaf DE BUF-<br />
FON (7) raac.'pleegen , een der cierlykfte<br />
Schryveren, en, voor zo verre ik kan oorkelen<br />
uit het naaflaan der getuigei?>?fen<br />
loor hem aangehaald , een der naauwkeu.<br />
•igfte befchryvingen uit de pen diens be-<br />
3 •oemden Mans gevloeid. De Heer VOL-<br />
; SEY , wiens naauwkeurigheid wel bekend<br />
i s, vermeldt de wyze , op welke de Kameel<br />
O).GENEsis XXXVII: 25.<br />
(I) BIJFFON, Hist. Naturelle, Art. CHAMEA^<br />
i e DltOMEDAIRE. ,
WEGENS OUD INDIE. 263<br />
meel zyne Reis aflegt , in deezer voege:<br />
„ In het trekken door de Woestynen, be-<br />
„ dient men zich voornaamlyk van Kamee-<br />
„ len; vermids zy weinig gebruiken, en veel<br />
„ draagen. De last, hun doorgaans opge-<br />
„ legd,is omtrent zeven honderd en vyftig<br />
„ Ponden; het voedzel, dit Dier gegeeven,<br />
„ beilaat in Stroo , Distels , fteenen van<br />
„ Dadels. Boonen, Gerst, enz. Met één<br />
„ Pondeeten daags, en even zo veel water,<br />
„ kan hy weeken lang reizen. Op den weg<br />
„ van Cairo na Suez, tusfehen de veercig<br />
„ en zes en veertig uuren lang, eeten<br />
„ noch drinken deeze Lastbeesten : doch<br />
„ die langduurige onthoudingen , te dik-<br />
„ wyls herhaald, putten hunne kragten uit.<br />
,, Hun gewoone tred is zeer langzaam, en<br />
„ zy leggen naauwlyks meer dan twee my-<br />
„ len in één uur,af; het is vergeeffche<br />
„ arbeid, de Kameelen tot rasfer loopen<br />
„ aan te zetten ; doch, indien men hun<br />
„ eenige verpoozingen, om te rusten , ver-<br />
„ leent, kunnen zy van vyftien tot acht-<br />
„ tien uuren op één dag voorttrekken (m)."<br />
Om een volkomen denkbeeld te geeven<br />
van de uitgeflrekte verfpreiding der Indifche<br />
Koopwaaren , in welke het zo even<br />
befchreeven Lastdier zo veel diensts doet,<br />
zou het noodig zyn, den weg af te tekenen<br />
, en het getal der veelvuldige Caravaanen,<br />
hier toe gebruikt, te berekenen.<br />
Kon dit met juistheid gefchieden, het zou<br />
een keurig Onderwerp weezen voor Aardry<br />
ks-<br />
0») VOLNEV, Foyage, Tom. II. p. 383.<br />
R 4<br />
m<br />
AFDEB<br />
LING.
HL<br />
AFDEE<br />
LING.<br />
s64 O N D E R Z O E K<br />
rykskundige naafpeuring , zo wel als een<br />
wenschlyk toevoegzei toe de Gefchiedenis<br />
des Koophandels. Schoon het onbeftaanbaar<br />
zy, met de kortheid, welke ik eenpaarïg<br />
heb in agt genomen door het geheel<br />
beloop deezes Onderzoeks, my in te haten<br />
tot een verflag van die uitgebreidheid,<br />
zal het, nogthans, hier wel voegen, dat<br />
ik, tot opheldering van dit gedeelte myns<br />
onderwerps , zodanig eene befchryving<br />
geeve van twee Caravaanen , die Mecca<br />
bezoeken , als myne Leezers in ftaat zal<br />
{tellen , om een rechtmaatiger oordeel te<br />
ftryken over de grootheid van derzelver<br />
Koopbedryf.<br />
De eerfte is de Caravaan welke van<br />
Cairo in Egypte vertrekt, en de andere<br />
van Damascus in Syrië. Ik verkies deeze<br />
twee , dewyl zy de grootfte zyn , en bo<br />
fchreeven door Mannen die ten vollen geloof<br />
verdienen, en de beste gelegenheden<br />
hadden om desaangaande volkomen berigt<br />
te ontvangen. — De eerstgemelde beftaat,<br />
niet alleen, uit Bedevaartgangers, uit alle<br />
deelen van Egypte; maar ook uit die welke<br />
komen uit alle de kleine Mahomedaanfche<br />
Staaten aan de Africaanfche Kust van<br />
de Middellandfche Zee, uit het Ryk van<br />
Marocco en zelfs uit de Neger-Koningryken<br />
aan de Atlantïfche Zee. Zamen vergaderd<br />
zynde, beftaat de Caravaane ten minften<br />
uit vyftig duizend Menfchen , en het<br />
getal der Kameelen , gefchikt om Water,<br />
Leeftogt, en Koopmanfchap, te draagen, is<br />
nog grooter. De Reis, die, met heen eu<br />
we-
WEGENS OUD INDIE. 265<br />
wedertrekken van en na Cairo, in niet minder<br />
dan honderd dagen volbragt wordt ,<br />
Jegt men geheel te land af; en dewyl de<br />
weg meesHoopt door Zandwoestynen, of<br />
dorre onbewoonde Wildernisfen , die zelden<br />
iets tot Leevensonderhoud opleveren,<br />
en waar dikwyls geene Waterbronnen gevonden<br />
worden, moeten de Bedevaartgangers<br />
altoos veel vermoeienis ondergaan, en<br />
zomtyds ongelooflyk veel ongemaks uitharden<br />
(n~).<br />
De Caravaan van Damascus, zamengefteld<br />
uit Bedevaartgangeren van bykans eik<br />
Landfchap des Turkfchen Gebieds, behoeft,<br />
in getal, voor die van Cairo weinig onder<br />
te doen , en de Handel , welken dezelve<br />
dryft, is naauwlyks iets minder (V). Deeze<br />
Bedevaart werd, in den Jaare MDCCXLI<br />
volbragt door KHOJEII ABDULKUR-<br />
REEM, van wien ik hier boven fprak (j>).<br />
Hy geefc den gewoonen weg op van Damascus<br />
na Mecca, berekend by uuren, de<br />
gebruiklyke wyze van het opmaaken eener<br />
Reize in hec Oosten, door weinig bezogt(<br />
(_n) Zeer vroeg heeft HAKLUYT eene befchryvinc<br />
van die Oravaane uitgegeeven, Vol. II. p. 20a. &c<br />
MAILLET heeft zich verledigd om een, zeer rot kleinigheden<br />
afdaalend, berigt daar van op te ftellen, De<br />
fcription de F Egypte, Part. II. p. 212. &c. Po<br />
COCK vermeldt de Reiskoers, met de lengte eiker<br />
dag afgelegd, welke hy ontving van iemand die veer<br />
tien maaien te Mecca geweest was, Vol. I. p. 188<br />
261. &c.<br />
O) Voyage de VOLNEY, Tom. II. p. 251. &c<br />
(ƒ>) Zie hier boven, bi. 28.<br />
R 5<br />
III.<br />
AKDEE-<br />
LING.
III.<br />
AFDEE-<br />
L1NG.<br />
I<br />
&66 O N DE R Z O E K<br />
te Landen. Volgens de middelmaatigue<br />
berekening, moet de afftand tusfehen de<br />
twee Steden , naar dit verflag , meer dan<br />
duizend mylen weezen. Een groot gedeelte<br />
van de Reis gefchiedt door een Woestyn,<br />
en de Bedevaartgangers ftaan niet alleen<br />
veel vermoeienis uit ; maar vinden<br />
zich menigwerf blootgefteld aan groot gevaar<br />
van de wilde Arabieren — Het<br />
is een zonderling bewys van den roofzieken<br />
aart deezer Arabieren, dat, fchoon<br />
alle hunne onafhangelyke Stammen vol<br />
yverige Mahomedaanen zyn , zy , nogthans<br />
, geene zwaarigheid maaken om de<br />
Caravaanen van Bedevaartgangeren te berooven,<br />
terwyl zy bezig zyn met het volbrengen<br />
van een der onvermydelykfte Pligten<br />
van hunnen Godsdienst.<br />
Hoe groot deeze Caravaanen mogen weezen,<br />
moeten wy niet denken, dat alle de<br />
Bedevaartgangers, die Mecca bezoeken, tot<br />
dezelve behooren; hier by komen zo veelen<br />
uit de wydflrekkende Heerfchappyen<br />
van Perfie, uit elk Landfchap van Indostan<br />
en de Landen ten Oosten deezes Lands<br />
gelegen, uit Abysfinie, uit verfcheide Staaten<br />
aan de Zuidkust van Africa, cn uit<br />
alle deelen van Arabie, dat zy, te gader<br />
genomen, gerekend worden tweemaal honderd<br />
duizend te bedraagen. Op zommige<br />
jaaren wordt dit getal nog vermeerderd<br />
door kleine hoopen van Bedevaartgangeren,<br />
KHOTEI-I ABDULKURREEM, Memoin, p,<br />
Ui.. &c.
W E G E N S O U D I N D I E . 267<br />
reri, uic verfcheide binnenlandfche Landfchappen<br />
van Africa , welker naamen en<br />
ligging nu eersc in Europa beginnen bekend<br />
ce worden (r).<br />
Hec gaac vasc, dac de Koophandel, door<br />
de Caravaanen in de binnenfte gedeelten<br />
van Africa gedreeven, nier alleen wyduitgeftrekr,<br />
maar van groore waarde, is. Behalven<br />
de groote Caravaan , die na Cairo<br />
trekt, en by welke zich de Mahomedaanfche<br />
Bedevaartgangers , uit alle deelen van<br />
Africa, vervoegen , zyn 'er Caravaanen ,<br />
die geen ander oogmerk hebben, dan om<br />
Koophandel te dry ven ;• zy gaan van Fez,<br />
Algiers, Tunis, Tripoli, en andere Staaten<br />
aan de Zeekust, en dringen diep hec<br />
Land in. Eenige deezer befteeden niet minder<br />
dan vyftig dagen, om de plaats haarcr<br />
beftemminge te bererken: en dewyl de gemiddelde<br />
begrooting der Reize omtrent<br />
achttien mylen daags bedraagt,kan men de<br />
uitgeflrektheid van dezelve, gereedlyk, opmaaken.<br />
Naardemaal de tyd van den uittocht,<br />
en reisweg, bekend zyn, worden zy<br />
ontmoet, van het Volk van alle de Landen<br />
, door welke zy heen trekken, die met<br />
hun Handel dryven. Indifche Goederen ,<br />
van<br />
CO Deeze laatfte waarneeming zyn wy verfchuldigd<br />
tan de Asfociation for promoting the Discover) of<br />
the Interior Parts of Africa, opgerigt door eenige<br />
Heeren in Groot-Brittanje, op beginzels zo uitge*<br />
breid en met inzigten zo zeer het algemeene best bedoelende<br />
, dat zy hun en hun Land ter eere ftrekken.<br />
Procedings, &c. p. 174.<br />
III.<br />
AFDEE-<br />
L1NG.
a68 O N D E R Z O E K<br />
III. van allerlei foorc, maaken een gewigtig<br />
AFDEE- Arrykel uit in deezen Handel, in verruiling<br />
LING. voor welken zy meest Slaaven geeven (Y).<br />
Naardemaal de Reizen der Caravaanen,<br />
louter van eenen Handeidryvenden aart, op<br />
geen vastbepaalde tyden aanvangen , en<br />
de weg, dien zy neemen, verandert, naar<br />
het goedvinden, of de verbeelding der<br />
Kooplieden, uit welken zy beflaan , kan<br />
'er met dezelfde naauwkeurigheid geene<br />
befchryving van gegeeven worden. Door<br />
agt te liaan op de berigten van zommige<br />
Schryveren, en de wenken van anderen ,<br />
by gelegenheid voorkomende, kunnen wy<br />
genoeg kundfchaps opzamelen, om ons te<br />
verzekeren, dat het vertier der Oosterfche<br />
Goederen , door deeze Caravaanen , zeer<br />
groot is. Dezelfde Gemeenfchap, die oudtyds<br />
onderhouden werd, door de Landfchappen<br />
in het Noord Oosten van Afia<br />
met Indostan en China, welke ik voorheen<br />
befchreef, beflaat nog. — Onder alle<br />
de veelvuldige Stammen van Tartaaren,<br />
zelfs by die hunne herderlyke zeden in de<br />
grootfte zuiverheid bewaaren, is de Vraag,<br />
na de Voortbrengzelen dier twee Landen,<br />
zeer groot (;). Om hun dezelve te verfchaffen.<br />
trekken de Caravaanen 's jaarlyks<br />
uit Boghar (tï), Samarcant, Thibet, en<br />
ver-<br />
(J) Report of the Committee of the Privy Council<br />
on the S/ave Tra.de, Part. VI.<br />
f>) Voyages de PALLAS, Tom.I.p. 357. & Torn.<br />
II. p. 422.<br />
(>) HAKLUYT, Vol. I. p. 332.
WEGENS O U D ' I N D I E . 269<br />
verfcheide andere Plaatzen, en keeren weder<br />
met groote vragten van indifche en<br />
Chineefche Goederen.<br />
Maar de Handel, tusfehen Rusland en<br />
China, in dit gedeelte van Afia gedreeven,<br />
is verre weg de uitgeftrektfte, en meest<br />
bekendfte. Het is waarfchynlyk, dat eenige<br />
Gemeenfchap van dien aart tusfehen hun<br />
onderhouden werd, van den vroegften tyd<br />
her; maar deeze vermeerderde grootlyks,<br />
naa dat de binnenlte deelen van Rusland<br />
meer toeganglyk werden door de vermees<br />
teringen van ZIN GIS KHAN en TAMER-<br />
L A tv E. De Handel dry ven de Volken van<br />
Europa kenden zo wel de wyze van het<br />
dryven deezes Handels , dat , korten tyd<br />
naa de opening der Portugeefen van eene<br />
Gemeenfchap met het Oosten , de Kaap<br />
de Goede Hoop omvaarende, 'er eene pooling<br />
gedaan wierd , om de voordeden,<br />
welke zy van deeze Ontdekking trokken,<br />
te verminderen , door de Rusfeit over te<br />
haaien om de Indifche en Chineefche Waaren,<br />
door de geheele uirgellrektheid huns<br />
Ryks, te voeren, deels te land, deels door<br />
middel der bevaarbaare Rivieren, na eenige<br />
Haven aan de Baltifche Zee, van waar<br />
zy konden verfpreid worden door alle deelen<br />
van Europa (V).<br />
Dit ontwerp , te groot voor den Monarch<br />
, toen den Rusfifchen Throon bekleeden-<br />
(V) RAMUSIO, Raccclto da Fiaggi , Vo!. I. p.<br />
374- B.<br />
III.<br />
AFDEE-<br />
LING.
III.<br />
AFDEE-<br />
LING.<br />
270 O N D E R Z O E K<br />
dende , werd uitvoerlyk gemaakt door de<br />
Vermeesteringen van IVAN BASILOWITZ,<br />
en het vernuft van PETER DEN GROO<br />
TEN. Schoon de Hoofdlieden der beide<br />
Ryken, op den verbaazenden afftand van<br />
zes duizend drie honderd en acht en zeventig<br />
mylen van elkander liggen, en de weg<br />
voor meer dan vier honderd mylen, door<br />
eene onbewoonde Woestyn, loopt (w) ,<br />
reisden de Caravaanen van de eene na de<br />
andere. Maar, hoewel het bedongen was,<br />
by.de inrigting dier Gemeenfchap, dat het<br />
getal der Perfoonen , in ieder Caravaane,<br />
geen twee honderd zou te boven gaan, en<br />
hoewel zy befiooten waren binnen den omtrek<br />
der Caravanfera, geduurende den korten<br />
tyd, dien zy in Pekin bleeven, en alleen<br />
mogten handelen met weinige Kooplieden,<br />
aan welken de Monopolie van den<br />
Handel met hun was toegedaan , werd ,<br />
nogthans, niectegenftaande alle deeze voorzorgen<br />
en bepaalingen, de j'alourfche waakzaamheid,<br />
met welke het Chineefche Staatsbeftuur<br />
Vreemdelingen uitfluit , van den<br />
vryen ommegang met deszelfs Onderdaanen,<br />
ontrust, en de toelaating der Rusfi*<br />
fche Caravaanen, in het Chineefche Ryk,<br />
welhaast verboden.<br />
Naa verfcheide onderhandelingen, bedagc<br />
men in 't einde een redmiddel, waar door<br />
de voordeden van wederzydfchen Handel<br />
beveiligd werden, zonder inbreuk der omzigtige<br />
fchikkinge van de Chineefche Regee-<br />
(w) BELL'S Travth, Vol. II. p. 167.
WEGENS OUD INDIE. 271<br />
geering. Op de grenzen der beide Ryken,<br />
werden twee kleine Steden gebouwd, bykans<br />
tegen elkander liggende; de een om<br />
door de Rusfen , de ander om door de<br />
Chineefen. bewoond te worden. Na deeze<br />
Steden brengen de Onderdaanen van elk<br />
Ryk de ten Handel gefchikte Voortbrengzelen<br />
hunner Landen ; de Pelteryen, de<br />
Wollen en Linnen Stoffen, het Leder, hec<br />
Glas, enz. van Rusland, verruilt men voor<br />
de Zyde, het Katoen, de Thee, de Ryst,<br />
de Kostbaarheden, enz. van China.<br />
Door eenige met veel oordeels verleende<br />
vergunningen der thans regeerende Alleenheerfcheresfe<br />
aller Rusfen, wier groote<br />
Ziel verheeven is boven de bekrompene<br />
grondregelen eeniger haarer Voorgangeren,<br />
is deeze Handel zo bloeiende geworden,<br />
dat het jaarlyks beloop niet minder is dan<br />
acht honderd duizend Ponden Sterling, en<br />
het is de eenige Handel, dien China, bykans<br />
alleen hy ruiling, dryft (V).— En is<br />
deeze de eenige Plaats niet, waar Rusland<br />
voorzien wordt van Chineefche en Indifche<br />
Goederen. Een groote voorraad van beide<br />
wordt , door Caravaanen van onafhangelyke<br />
Tartaaren, gebragt te Orenburg ,<br />
aan de Rivier Jaik (y) te Troitzkaia aan<br />
(#) De Heer COXE heeft, in zyn Account of the<br />
Raspan Disctnveries, Chap. II. III. & IV, met zyn<br />
gewoone oplettenheid en oordeel , alles verzameld<br />
wat tot deezen Handeltak behoort, welks natuur en<br />
uitgebreidheid weinig in Europa bekend waren.<br />
GO Feyage de PAL LAS, Tom. I. p. 355. &c. -<br />
de<br />
III.<br />
AFDEE-<br />
LING.
iii.<br />
AFDEE-<br />
LING.<br />
a^a ONDERZOEK WEGENS O. L<br />
de Rivier Oui , en op andere Plaatzen,<br />
dien ik zou kunnen opnoemen. — Ik heb<br />
my te breeder uitgelaaten over de wyze<br />
waar op de Voortbrengzels van China en<br />
Indie door het Rus/ifche Ryk gevoerd<br />
worden ; dewyl deeze het treffendsc blyk<br />
oplevert, 't geen ik weet , van de groote<br />
uitgeftrektheid, op welke kostbaare Goederen<br />
te land kunnen vervoerd worden (Y). ]<br />
(z) Dit ingeflootene beheist de LI & Lil Aantekening<br />
van ROBEK.TSON.<br />
G E
GESCHIEDKUNDIG<br />
ONDERZOEK<br />
WEGENS<br />
OUD INDIE.<br />
VIERDE AFDEELING.<br />
ALGEMEENE AANMERKINGEN,<br />
us verre heb ik myne poogingen aan<br />
D gewend om den voortgang des Koophandels<br />
op Indie, zo ter Zee als te Land,<br />
te befchryven , van de vroegfle tyden af,<br />
in welke de Gefchiedenis desaangaande<br />
eenig echt berigt oplevert, tot dat 'er eene<br />
geheele Omwenteling kwam in deszelfs<br />
aart en de wyze van dien te dryven, door<br />
die groote Ontdekking, die ik, van den beginne<br />
af, (lelde als de uiterfte grenspaal<br />
myns Gefchiedkundigen Onderzoeks. Hier,<br />
derhalven , zou ik myn Werk voleindigd<br />
kunnen rekenen. Maar, dewyl ik myne<br />
Leezers gebragt heb tot dat Tydperk wanneer<br />
eene nieuwe wyze van denken opkwam<br />
, en nieuwe fchikkingen van Staatkunde<br />
in Europa werden ingevoerd, door-<br />
S dien<br />
IV.<br />
AFDEE<br />
LING.
IV.<br />
AFDEE<br />
LING.<br />
a 7 4 O N D E R Z O E K<br />
dien men de waarde en 't aanbelang des<br />
. Koophandels , zo door en door begon te<br />
verdaan , dat , bykans in elk Land , de<br />
. aanmoediging van denzelven het voorwerp<br />
wierd van de oplettendheid des algemeens,<br />
en der Staatsbeftuuren. — Vermids wy nu<br />
gevorderd zyn tot dat punt, vanwaar eene<br />
lyn kan getrokken worden, die het hoofdonderfcheid<br />
uitmerkt tusfehen de Zeden<br />
en de Staatkundige Inftellingen van den<br />
Ouden en Hedendaagfchen Tyd, zal het dit<br />
Werk Jeerzaamer en nuttiger maaken, wanneer<br />
ik het befluit met eenige Algemeene<br />
Aanmerkingen , welke eigenaartig voortvioeijen<br />
uit de be&houwing van .beiden, en<br />
eene vergeiyking van den eenen met den<br />
anderen. — Deeze Aanmerkingen , vertrouw<br />
ik , zal men niet alleen bevinden ,<br />
dat een onmiddelyk verband hebben met<br />
het onderwerp myns Onderzoeks , en 'er<br />
een bykomend licht over verfpreiden •, maar<br />
teffens dienen om veele byzonderheden op<br />
te helderen in de algemeene Gefchiedenis<br />
des Koophandels , en uitwerkzels of gevolgen<br />
aanwyzen van' verfcheide Gebeurtenisfen<br />
, die over 't algemeen niet waargenomen,<br />
of overwogen, zyn met de aandagt,<br />
welke zy verdienden.<br />
I. Voor een hedendaagsch befchouwer<br />
moge het, naa dat hy de groote en wydftrekkende<br />
Uitwerkzels van het vinden eens<br />
nieuwen wegs voor de Zeevaart na Indie,<br />
de Kaap de Goede Hoop omzeilende, overwogen<br />
heeft , vreemd fchynen , dat eene<br />
Ontdekking van zo veel aanbelangs met
WEGENS OUD INDIE. 275<br />
gedaan, of zelfs ondernomen was, door een IV.<br />
van de Handeldryvende Staaten der Oude ,<br />
Wereld. Maar, in onze oordeelvellingen,<br />
ten opzigte van het gedrag der Volken in .<br />
ver af gelegene Tydperken , dooien wy<br />
nooit wyder, dan wanneer wy, ten dien aanziene,<br />
beflisfen, niet volgens de denkbeelj<br />
den en oogmerken hunner Eeuwe , maar<br />
overeenkomftig met die van onze eigene.<br />
Die averechtfche oordeelvelling draalt, misfchien,<br />
in geen geval, zigtbaarder door, dan<br />
in 't geen wy thans voor oogen hebben.<br />
Het waren de Tyriers en de Grieken ,<br />
Meesters van Egypte, die de onderfcheide<br />
Volken van Europa eerst de Voortbrengzels<br />
van het Oosten bezorgden. Uit het verflag,<br />
reeds gegeeven, van de wyze waar op<br />
zy dezelve verkreegen , is het openbaar ,<br />
dat zy dezelfde beweegredenen, als de heëendaagfche<br />
Volken, niet hadden , om te<br />
wenfchen na een nieuwen weg van Gemeenfchap<br />
met Indie, noch ook dezelfde<br />
middelen om dien te ontdekken. Alle de<br />
Handelverrigtingen der Ouden, met hetOosten,<br />
bepaalden zich tot de Havens op de<br />
Malabarfche kust, -of ilrekten zich, ten verften<br />
genomen, uit tot het Eiland Ceylón.<br />
Na deeze Stapelplaatzen bragten de Inboorelingen<br />
, van alle de onderfcheidene<br />
Gewesten in de Oostlykfte Landfchapper<br />
v&nAfia, de Voortbrengzelen van Natuui<br />
en Kunst, by hun vallende, in hunne ei<br />
gene Schepen; van deeze maakten de Sche<br />
pen, uit Tyrus en Egypte gelievend, hun<br />
ne laadingen. Terwyl de werkzaamhedei 1<br />
Sa va<br />
U'DEE-<br />
LING.<br />
1
IV.<br />
AFDEE-<br />
LING.<br />
s;6 O N D E R Z O E K<br />
van hunnen Indifchen Handel in eenen zo<br />
engen kring omichreeven waren, was het<br />
vervoeren eener Laading over de Arabifche<br />
Golf, niet tegenltaande de onkosten<br />
van het brengen over land, 't zy van Elath<br />
na Rhinocolura , of door de Woestyn na<br />
den Nyl, zo veilig en gemaklyk , dat de<br />
Kooplieden te Tyrus en te Alexandrie ,<br />
weinig reden hadden om zich wegens de<br />
ontdekking van eenen anderen weg te bekommeren.<br />
De ligging van beide deeze Steden, zo<br />
wel als die van andere groote handeldryvende<br />
Staaten der Oudheid, verfchilde zeer<br />
veel van die der Landen , aan welken het<br />
Menschdom, in laateren tyde, het houden<br />
van Gemeenfchap met die wyd afgelegene<br />
deelen des Aardkloots , te danken hadt.<br />
Portugal, Spanje , Engeland , Holland,<br />
die het werkzaamst en gelukkigst geweest<br />
zyn in het vak deezer ondernceminge, liggen<br />
alle aan den Atlantifchen Oceaan, (in<br />
welken elke Europifche Zeetocht ter ontdekkinge<br />
moet beginnen,) of hebben 'er<br />
onmiddelyken toegang tot denzelven. Maar<br />
Tyrus lag aan het Oostlykst uiteinde van<br />
de Middellandfche Zee ; Alexandrie niet<br />
verre van daar; Rhodes, Athene, Corinthus<br />
, naderhand gerangfebikt onder de<br />
fterkst handeldryvende Stad der Oudheid,<br />
vindt men aan die Zee, vry hoog diezelfde<br />
ftreek op, gelegen. De Handel van alle<br />
deeze Staaten was lang bepaald binnen<br />
den omkring van de Middellandfche Zee,<br />
en die van zommige ftrekte zich nooit<br />
daar
WEGENS O U D I N D I E . 277<br />
daar buiten uit. De Pylaaren van Hercu IV.<br />
les , of de Straat van Gibraltar, werden AFDEElangen<br />
tyd aangemerkt als de uiterfte paa LING.<br />
ien , waartoe de Zeevaard reikte. Tot<br />
aan dezelve te zeilen , rekende men voor<br />
eene uitfleekende Proeve van Zeevaardkunde<br />
; en eer eenige van deeze Staaten een<br />
begin konden maaken van eene pooging,<br />
om den wyden onbekenden, buiten dezelve<br />
gelegen, Oceaan te <strong>onderzoek</strong>en , hadden<br />
zy eene Peis te volbrengen, (volgens<br />
hunne begrippen) zeer groot en vol gevaars.<br />
Dit was genoeg om hun af te fchrikken.<br />
van zo hachlyk een beiiaan , 'c welk<br />
zelfs, indien het gelukkig Haagde , hun ,<br />
aangemerkt hunne ligging, geen hoope gaf,<br />
om 'er veel voordeels van te trekken.<br />
[De éénige Reistocht ter Ontdekking in<br />
den Atlantifchen Oceaan Zuid waards, door<br />
eene der oude handeldryvende Staaten in<br />
de Middellandfche Zee, is die van HAN<br />
NO, ondernomen op last des Gemeenebests<br />
van Carthago. Naardemaal de ligging dier<br />
Stad , zo veel nader aan den Straat van<br />
Gibraltar, dan Tyrus, Alexandrie, en de<br />
andere hier boven opgenoemde Zetels van<br />
Koophandel in ouden tyd, een onmiddelyker<br />
toegang tot den Oceaan aanboodt ,<br />
zal die omllandigheid, gepaard met de verfcheide<br />
Vastigheden, welken de Carthaginenfers<br />
in verfcheide Landfchappen van<br />
Spanje opgerigt hadden, hun nacuurlyk<br />
deeze onderneeming ingeboezemd, en het<br />
vooruitzigt op groote voordeelen, van het<br />
welgelukken te wagten, gegeeven hebben,<br />
S 3 De
IV.<br />
AFDEE-<br />
LING.<br />
2 78 O N D E R Z O E K<br />
De Reis van HANNO dient veeleer rot<br />
verflerking dan tot verzwakking der redenen,<br />
welke ik gegeeven heb , waarom geene<br />
dergelyke pooging gedaan was door de<br />
andere handeldryvende Staaten aan de Middellandfche<br />
Zee (a) ]<br />
Maar, fchoon wy konden veronderftellen<br />
, dat de ontdekking van een nieuwen<br />
weg na Indie een begeerenswaardig voorwerp<br />
geweest ware by eene dier Staaten ,<br />
was hunne kunde en bedreevenheid, in de<br />
Zeevaart, zo gebrekkig , dat zy dit oogmerk<br />
met geene mogelykheid konden bereiken.<br />
De Schepen, die de Ouden in den<br />
Handel gebruikten, waren zo klein, dat ze<br />
geen ruimte genoeg hadden tot het bergen<br />
van leeftocht,genoegzaam voor hetScheeps.<br />
volk geduurende eene lange reize. Het<br />
maakzel dier Schepen, daarenboven, was<br />
zodanig, dat zy het zelden konden waagen<br />
verre van land te fteeken , en hunne gewoone<br />
handelwyze, om langs de kust heen<br />
te houden, (waar van ik reeds zo menigmaal<br />
heb moeten fpreeken,) deedt alles<br />
zo omzigtig en langwyüg toegaan, dat wy,<br />
uit deeze, zo wel als uic andere, omftandigheden<br />
, welke ik zou kunnen optellen<br />
(V), vrylyk mogen verklaaren, dat eene<br />
Reis, uit de Middellandfche Zee na Indie<br />
om de Kaap de Goede Hoop heenen,<br />
eene<br />
f~d) Het ingefiootene is de LUI Aantekening van<br />
1, OBERTSON.<br />
Cb) GOGUET, Orig. des Loix des Arts, &c. II.<br />
V- 303.3:9-
WEGENS OUD INDIE. s-o<br />
eene onderneeming was , die hun vermo IV.<br />
gen, om dezelve te volbrengen, op eene wyAFDEEze eenigzins ten voordeele van den Koop L1NG.<br />
handel «rekkende, verre te boven ging.<br />
Met deeze uitfpraake, kan naauwlyks<br />
als onbeftaanbaar worden aangemerkt hec<br />
berigcbyHERODOTUsbewaard, wegens<br />
een Reistocht volbragt door eenige Phemcifbhe<br />
Schepen , door een Koning van<br />
Ësypte daar toe gebruikt, die, uit de Ar*<br />
bifche Golf vertrekkende , het Zuidlyk<br />
voorgebergte van Africa omzeilden, en :<br />
naa eene reis van drie Jaaren , door der I<br />
Straat van Gades, of Gibraltar, in der<br />
mond des Nyls kwamen (V) : want verfcheide<br />
zeer beroemde Schryvers onder cu<br />
Ouden , en die hec meesc uieftaken wegen<br />
hunne vordering in de kennis der Aardryks<br />
kunde , merkten dit verhaal veeleer aai 1<br />
als een aartig fprookje, dan de Gefchiede<br />
nis van iets 't geen daadlyk gebeurd was »<br />
en zy twyfelden, of aan de mogeiykhen 1<br />
om den Uithoek van Africa rond te zei<br />
len, of zy ontkenden dezelve , met rond e<br />
woorden Cd). — Maar, indien 't geen HI<br />
Cc) HERODOT. Lib. IV. c. 42.<br />
Cd) POLYB. Lib. III. p. 193. Ed.<br />
'7.<br />
Cafau<br />
t-<br />
PLIN. Nat. Hist. Lib. IT. c. 6. PTOLEM. Ge<br />
«r Lib IV. c. 9. Schoon deeze Schryvers de Kt<br />
is<br />
der Pheniciëren voor een Fabel houden , vennel<br />
k<br />
.1-<br />
HERODOTUS eene onhandigheid dezelve betrefte<br />
et<br />
de, welke fchynt aan te duiden, dat die Tocht ni<br />
de daad gedaan is. „ De Pheniciers , fchryft h; tt<br />
„ verzekeren, dat zy, Africa omzeilende, de Z< >n<br />
aan hunne regterhand gezien hadden t geen n ijt<br />
„ niet gelooflyk toefchynt, fchoon het door ander :n<br />
RC<br />
S 4 »»•
s8o O N D E R Z O E K<br />
IV. RODOTvrs verhaak, wegens den koers door<br />
AFDEE' . deeze Phenicifche Schepen gehouden, door<br />
LING. de Ouden met algemeene toeftemming was<br />
, aangenomen , kunnen wy bezwaarlyk ver<br />
onderiïelien , dat eenige Staat zo in het<br />
wilde waagziek zou geweest zyn, om zich<br />
te verbeelden , dat eene Reis , tot welker<br />
volbrenging men drie jaaren belïeedde<br />
, ondernomen kon worden met uitzigt<br />
op Handelvoordeel.<br />
II. De fchielyke Voortgang der Hedendaagfchen<br />
in het doorzoeken van Indie ,<br />
zo wel als de uitgebreide Magt en de kostbaare<br />
Vastigheden daar vroegtydig verkreegen,<br />
duiden zulk een onderfcheid aan,<br />
tusfehen hunne wyze van beleid in Zeetochten,<br />
en dat der Ouden , als met aandagt<br />
verdient overwogen en uitgelegd te<br />
worden.<br />
Zints de Regeering van den eerden PTO<br />
LEMEUS, tot de Vermeestering van Egypte<br />
doör de Mahomedaanen , was Europa<br />
voorzien geworden met de Voortbrengzelen<br />
van het Oosten door de Grieken van<br />
Alex-<br />
„ gelooflyk geoordeeld moge worden." Lib. IF.<br />
p. 42. Dit moet zeker gebeurd weezen , indien zy<br />
>v<br />
yk die Reis voibragten. De kennis der Starrenmde<br />
was, nogthans, in dien vroegen tyd, zo onvolkomen,<br />
dar de Pkmiciers,, alleen door ondervin-<br />
i bng, tot de kennis van zulk eer verfchynzel konden<br />
i praaken; zonder dezelve zouden zy het niet hebben<br />
lurven waagen iets te verzekeren, 't welk het voor<br />
i ramen moest hebben van eene omvaaifehyiilyke vernering.<br />
Zelfs, naa hun verhaal, geloofde HERODO-<br />
•us het niet.
WEGENS O U D I N D I E . 281<br />
Alexandrie, door de Romeinen, terwyl zy<br />
Meesters waren van Egypte , en door de<br />
Onderdaanen der Keizeren van Confiantinople<br />
, toen dat Koningryk een Landfchap<br />
hunner Meerfchappye werd. Geduurende<br />
dit lange Tydperk , zich bykans tot duizend<br />
jaaren uitftrekkende, kwam geen deezer Volken<br />
, de verlichtfte. buiten twyfel, in de Oude<br />
Wereld , ter Zee Oostwaards verder dan de<br />
Golf van Siam, en hadt geen geregeld gevestigden<br />
Handel dan op de Havens aan de<br />
Kust van Malabar, of die op het Eiland<br />
Ceylon. — Zy ondernamen geene vermeesteringen<br />
in eenig gedeelte van Indie , zy<br />
bouwden geene vastigheden, zy lagen geene<br />
Sterkten aan. Te vrede met eene enkele<br />
Handelgemeenfchap, poogden zy geen<br />
Gezag, hoe genaamd, of Heerfchappy, te<br />
verkrygen in de Landen op welken zy Handel<br />
dreeven, fchoon het niet onwaarfcbynlyk<br />
is, dat zy dezelve zouden hebben kunnen<br />
krygen, zonder veel tegenftands van de<br />
Inboorelingen, een zagt verwyfd Volk, onder<br />
't welk , ten dien tyde , zich geen<br />
vreemd en oorlogzugtiger ilag van Menfchen<br />
vermengd hadt.<br />
Dan de veel onderneemende werkzaamheid<br />
der Portugeefen bleef niet lang binnen<br />
dezelfde grenzen beperkt ; weinig jaaren<br />
naa hunne aankomst te Calicut, toogen zy<br />
Oostwaards aan, en drongen door in Gewesten<br />
den Ouden onbekend. De Koningryken<br />
Cambodia, Cochin China , Tanquin,<br />
het groote Kyk van China, en alle<br />
de vrugthaare Eilanden in den wyden Indi-<br />
S 5 fchen<br />
IV.<br />
AFDEE-<br />
LING.
IV.<br />
AFDEE-<br />
a8a O N D E R Z O E K<br />
fchen Archipel, van Sumatra tot de Philippynfche<br />
Eilanden, werden ontdekt, en<br />
de Portuge zen , fchoon zy in alle oorden tegenibnd<br />
onta;oetten van de Mahomedaanen,<br />
vai Tart aarfche of Arabifche herkomst ,<br />
in verfcheide deelen van Indie gevestigd ,<br />
vvanden veel meer te dugten dan de Inboorelingen,<br />
vestigden daar dien uitgeftrekten<br />
invloed en heerfchappy, welke ik hier boven<br />
vermeldde.<br />
Van dit opmerklyk onderfcheid tusfehen<br />
den Voortgang en de Werkzaamheden der<br />
Ouden en Hedendaagfchen in Indie, lchynt<br />
de gebrekkige kunde der eerstgemelden, in<br />
het befchouwend en beoefenend deel der<br />
Zeevaart, de voornaamfte oorzaak geweest<br />
te zyn. Van de Kust van Malabar tot de<br />
Philippynfche Eilanden te zeilen , was<br />
eene Reis van eene uitgeftrektheid, de onderneeming<br />
der Ouden verre te boven gaande<br />
, en zou, volgens hunne wyze van zeevaaren,<br />
eenen langen tyd geduurd hebben.<br />
De aart huns Handels op Indie was zodanig,<br />
dat zy, (gelyk ik hier boven aanmerkte,)<br />
dezelfde beweegredenen niet hadden<br />
als de Hedendaagfchen, om de Ontdekking<br />
met kragt door te zetten; en , volgens<br />
de befchryving, ons gegeeven van de<br />
Schepen met welken de Kooplieden van<br />
Alexandrie hun Handel op de Arabifche<br />
Golf dreeven , blyken dezelve , tot dat<br />
oogmerk , geheel ongefchikt geweest te<br />
zyn. Om alle deeze redenen hielden de<br />
Ouden zich te vrede met eene gebrekkige<br />
kennis van Indie; en, door den invloed van<br />
re-
WEGENS OUD INDIE. 283<br />
redenen uit denzelfden oorfprong herkomftig,<br />
bedonden zy het niet aldaar vermeesteringen<br />
te doen, of Vastigheden op te rigten.<br />
Om een van beiden te volvoeren, moesten<br />
zy een groot aantal Volks na Indie overgefcheept<br />
hebben. Maar het flegt maakzei<br />
hunner Schepen, zo wel als hun ot><br />
bedreevenheid in dezelve te beftuuren,<br />
bragt te wege , dat de Ouden het zelden<br />
waagden eenig aanmerkelyk getal Krygsvolk<br />
ter zee verre te voeren. Van Berenice tot<br />
Mufiris was voor hun, zelfs naa dat HIP<br />
PALUS de wyze, om een rechten koers te<br />
ftuuren, ontdekt, en hunne Zeevaartkunde<br />
den hoogden trap van verbetering beklommen,<br />
hadt, eene Reis van niet minder dan<br />
zeventig dagen. Volgens den ouden koers,<br />
langs de kust van Perfie, moet een Reistocht<br />
van de Arabifche Golf na eenig gedeelte<br />
van Indie nog langer geduurd hebben,<br />
en nog langzamer volbragt geweest zyn.<br />
— Naardemaal 'er nooit een vyandlyke<br />
aanval ter-Zee op Indie gedaan is, of dooi<br />
de Griekfche Monarchen van Egypte .<br />
fchoon de twee eerden, ónder hun,bekwaame<br />
en eerzugtige Vorden Waren, of dooi<br />
de meest onderneemende der Romeinfche<br />
Keizeren . is het blykbaar, dat zy zulk eene<br />
onderneeming moeten aangezien hebben , ah<br />
boven hun vermogen om dezelve uit tc<br />
voeren. ALEXANDER DE GROOTE, en.<br />
op zyn voetfpoor, zyne Opvolgers, de Mo<br />
narchen van Syrië, waren de eenigde Per<br />
foonen, in de Oude Wereld, die een denk<br />
beeld vormden , om hunne Heerfchapp;<br />
ii<br />
IV.<br />
AFDEE"<br />
LiNG.
284 O N D E R Z O E K<br />
IV. in eenig deel van Indie te vestigen; doch<br />
AFDEE- het was door Legermagten, te Land aan<br />
LING. gevoerd , dat zy dit oogmerk poogden te<br />
bereiken.<br />
III. De fchielyke uitwerking van het openen<br />
eener rechtltreekfche Gemeenfchap met<br />
het Onsten, in het verlaagen van den prys<br />
der Indifche Waaren , moet onzer opmerking<br />
niet ontglippen. Hoe bekort ook de<br />
oude Gemeenfchap met Indie moge fchynen<br />
geweest te zyn , dezelve ging met<br />
groote kosten vergezeld. De Voortbrengzels<br />
der afgelegene deelen van Afia , op<br />
Ceylon, of in- de Havens op de Malabarfche<br />
Kust, gebragt, door de Inboorelingen,<br />
fcheepte men in vaartuigen , die uit de<br />
Arabifche Golf kwamen. Te Berenice<br />
werden dezelve ontfcheept, en op Kameelen<br />
, twee honderd en acht en vyftig mylen<br />
ver, na de oevers van den Nyl gedraagen.<br />
Hier gingen ze weder fcheep, en werden,<br />
de Rivier af, na Alexandrie gevoerd, en<br />
van daar na onderfcheide Marktplaatzen<br />
verzonden. De vermeerdering van den prys<br />
der Goederen, door zulk eene menigte<br />
van werkzaamheden moet verbaazend geweest<br />
zyn , inzonderheid wanneer de kosten<br />
, daar op loopende, bepaald werd door<br />
Monopolisten , aan geen bedwang onderworpen.<br />
Doch ,naa dat de Doortocht na Indie, om<br />
de Kaap de Goede Hoop, ontdekt was, kogt<br />
men de veelvuldige Voortbrengzelen uit de<br />
eerfte hand, in de Landen waar ze gegroeid<br />
of bewerkt waren. In alle deeze, byzonder
WEGENS OUD INDIE. 285<br />
der in Indostan en China, zyn de leevensmiddelen<br />
overvloediger dan in eenig ander<br />
gedeelte des Aardbodems. Het Volk leeft<br />
'er meest van Ryst, het veelvoudigst uitleverende<br />
van alle Graanen. De Volkrykheid<br />
is , in gevolge hiervan, zo groot ,<br />
en de arbeid zo goedkoop, dat alle Voortbrengzels<br />
van Natuur, of Kunst , op een<br />
zeer laagen prys te liaan komen. Deeze<br />
Goederen, gefcheept in onderfcheide deelen<br />
van Indie, werden rechtftreeks na Lisfabon<br />
gevoerd , op eene Zeereize , in de<br />
daad wel lang , doch onafgebrooken en<br />
veilig, en verfpreidde men dezelve vervolgens<br />
van daar door Europa. Het vervoeren<br />
van Koopmanfchappen, te water, valt<br />
zo veel minder kostbaar , dan op eenige<br />
andere wyze , dat, zo dra de Portugeefen<br />
de Voortbrengzels van Indie, in genoegzaame<br />
hoeveelheid, konden aanbrengen, om te<br />
voldoen aan de Vraag in Europa , zy dezelve<br />
tot zo laag eenen prys konden leveren<br />
, dat de mededinging der Venetiaanen<br />
bykans geheel ophieldt, en de volle Aroom<br />
des Handels, volgens de eigenaartige rigting,<br />
vloeide na de goedkoopfte Markt.<br />
In welk eene evenredigheid de Portugeefen<br />
den Prys der Indifche Waaren verlaagden<br />
, kan ik met geene zekerheid bepaalen<br />
; dewyl ik , ten aanziene van dit<br />
Huk , by gelyktydige Schryvers geene genoegzaame<br />
onderrigting gevonden heb.<br />
Eenig denkbeeld, nogthans, hier van, misfchien<br />
de naauwkeurigheid zeer naby komende,<br />
kunnen wy opmaaken, uit de bere*<br />
IV.<br />
&FDEE-<br />
LING.
IV.<br />
\FDE1-<br />
LING.<br />
a86<br />
O N D E R Z O E K<br />
rekeningen van den Heer MUNN, een kundig<br />
Engelsch Koopman. Hy heeft een Tafel<br />
uitgegeeven van de Pryzen in Indie, betaald<br />
voor verfcheide Artykelen van Koopwaaren,<br />
vergeleeken met de Pryzen voor<br />
welken ze verkogt werden te Aleppo; uit<br />
welke Tafel blykt, dat het verfchil bykans<br />
is als drie tot één, en hy berekent, dat,<br />
naa het ftellen van eene voeglyke fomme<br />
voor de kosten van de Reis uit Indie ,<br />
dezelfde Goederen in Engeland kunnen<br />
verkogt worden voor de helft van den Prys,<br />
welken men te Aleppo betaalt. De kosten<br />
van de Indifche Goederen op de Perfifche<br />
Golf na Bas fora, en van daar, of door de<br />
Groote of de Kleine Woestyn, na Aleppo<br />
te brengen, kunnen zo ik my verbeelde,<br />
niet zeer veel verfchillen van die over de<br />
Roede Zee na Alexandrie. — Wy mogen,<br />
derhal ven, veronderflellen , dat de Venetiaanen<br />
dezelve van de Handelaaren in die<br />
Staat, konden koopen voor bykans denzelfden<br />
Prys als' ze verkogt werden te Aleppo;<br />
en, wanneer wy hier by voegen , wat 'er<br />
op kwam, als hun eigen voordeel op alle<br />
de Markten, welke zy bezogten, is het blykbaar<br />
dat de Portugeefen de Goederen van<br />
het Oosten konden leveren beneden den<br />
gemelden Prys, en alle deelen van Europa<br />
daarmede, de helft goedkooper, dan voorheen,<br />
voorzien.<br />
Aan de veel onderneemende Plans der<br />
Portugeefche Monarchen, werd fchielyker<br />
en tellens volkomener beantwoord, dan zy,<br />
ten tyde van derzelver vorming, in het uur<br />
der
WEGENS OUD INDIE. 287<br />
der gloeiendfte hoope , konden vervvag- IV.<br />
ten. Reeds in de Zestiende Eeuwe , beAFOEEzaten hunne Onderdaanen eene Monopolie UNG.<br />
van den Indifchen Handel, gegrond op den<br />
billyken tytel , dat zy deeze Koopmanfchappen<br />
in grooter Overvloed, en tot een<br />
gemaatigder Prys, leverden.<br />
IV. Hier moeten wy aanmerken, dat, in<br />
gevolge van deezen grooten Overvloed van<br />
Indifche Waaren en den minderen Prys, de<br />
Vraag na dezelve , in alle deelen van Europa<br />
, fchielyk toenam. Deezen opgang ra<br />
het breede te ontvouwen, zou my verre<br />
vervoeren buiten het Tydperk, 't geen ik<br />
ten eindpaal van dit Gefchiedkundig Onderzoek<br />
gefield heb; doch eenige algemeene<br />
Aanmerkingen, desbetreffende, zal men<br />
o-ereedlyk van dien aart keuren, dat ze eene<br />
naauwe gemeenfchap hebben met het onderwerp<br />
myner Naafpeuringen.<br />
Welke de voornaamfte Artykelen waren,<br />
uit Indie aangevoerd toen de Romeinen<br />
het beftuur des Handels op dat Land hadden<br />
, heb ik reeds opgegeeven. Dan, naa<br />
den val des Romeinfchen Ryks, en de vestiging<br />
der fiere Oorlogshelden van Scythie<br />
en Germanie, in de onderfcheide Landen<br />
van Europa, werd de ftaat der Maatfchappye<br />
, zo wel als de ftand van byzondere<br />
Perfoonen, zo zeer verfchillend van dien<br />
in vroegeren tyde , dat de behoeften er<br />
begeerten der Menfchen niet langer dezelfde<br />
bleeven. Barbaaren , onder welken<br />
veelen, in 't geen men befchaafdheic i<br />
heet , niet verre gevorderd waren , bovet l<br />
dei l
IV.<br />
AFDEE-<br />
L-ING.<br />
288 O N D E R Z O E K<br />
den ruwften ftaat des gezelligen leevens,<br />
vonden weinig ftnaaks in de gemakken en<br />
cieraaden , zo vol aantrekkende bekoorelykheid<br />
voor befchaafde Volken. De keurlyk<br />
gewerkte Zyden-ftoffen , de kostbaare<br />
Gefteenten en Paarlen van het Oosten,<br />
die ten cieraad en praal geltrekt hadden<br />
der ryke en weelderige Burgeren van Rome<br />
, waren geene begeerde voorwerpen voor<br />
Menfchen, die nog langen tyd , naa het bezitneetnen<br />
hunner nieuwe Vermeesteringen,<br />
de oorfpronglyke eenvoudigheid van hunne<br />
herderlyke zeden behielden. Zy vorderden,<br />
egter, van ruwheid tot befchaafdheid<br />
, volgens den gewoonen loop die de<br />
Volken beftemd zyn te houden , en een<br />
aangroei van behoeften en begeerten nieuwe<br />
voorwerpen vorderende om dezelve<br />
te voldoen, begonnen zy fmaak te krygen<br />
in eenige der wellustigheden van het Oosten.<br />
Onder deezen gaven zy de voorkeuze<br />
aan de Speceryen en Reukwerken, welke<br />
dat Land in zo groot eene verfcheidenheid,<br />
en in zulk een verbaazenden overvloed ,<br />
oplevert. Vanwaar hunne gefteldheid op<br />
dezelve hervoortkwam is van geen aanbelang<br />
om te <strong>onderzoek</strong>en. Wie de Schryvers<br />
der Middel-Eeuwen leest zal veele<br />
byzonderheden aantreffen, die deeze waarneeming<br />
bevestigen. In alle optellingen<br />
van Indifche Waaren, welke zy geeven ,<br />
worden de Speceryen altoos vermeld als<br />
het voornaamfte en kostbaarfte Artykel (V).<br />
(e)jAC. DE VITRIAC. Hist. Hier of. np. BOS-<br />
GARAS, I. p. IOpO. WlLH. TYR. Lib. XII. C. 23.<br />
In
WEGENS O U D I N D I E , 289<br />
In hunne keukens werden alle fchotels 'er<br />
ruim en ryklyk mede voorzien. Op elk<br />
Feestönthaal , oordeelde men hec kwistig<br />
gebruik derzelven een noodig vereischte tot<br />
pragt. In aile voorfehriften der Geneeskunde<br />
maakten ze de voornaamite inmengzels<br />
uit (f).<br />
Maar hoe groot ook de Vraag na Speceryen<br />
geworden ware , was de wyze, op<br />
welke de Volken van Europa dezelve toe<br />
hiertoe kreegen, zeer nadeelig. De Schepen<br />
der Kooplieden van Alexandrie waagden<br />
het nimmer die afgelegene Gewesten te<br />
bezoeken, welke de koscbaarfte Speceryen<br />
voortbrengen. en, eer dezelve door Europa<br />
konden verfpreid worden , waren ze<br />
bezwaard met de winften getrokken van vier<br />
of vyf onderfcheide handen , door welke<br />
zy gaan moesten , vóór ze aan den man<br />
kwamen. Maar de Portugeefen, bezield<br />
met een ftouter geest om Zee te bouwen,<br />
in elk deel van Afia doorgedrongen zynde,<br />
namen hunne Laading van Speceryen in,<br />
ter plaatze waar dezelve groeiden, en konden<br />
ze leveren voor zulk eenen Prys , dat<br />
ze, van een kostbaare weelde, een Artykel<br />
wierden van zulk een algemeen gebruik<br />
, dat de Vraag na dezelve grootlyksvermeerderde.<br />
—Een uitwerk(èl,gelykfoortig<br />
hier mede, ontdekken wy in de Vraag<br />
om andere Waaren uit indie aangevoerd,<br />
naa de verlaaging van den Prys door de<br />
Por-<br />
(f) Du CA.NGE, Closfar. Ferb. AR OM AT A.-<br />
HENRY, Rist. of Gr. Britt. Volf IV. p. S? 7<br />
,59$*<br />
T<br />
IV.<br />
AFDEE-<br />
L1NG.
IV.<br />
AFDEE-<br />
LING.<br />
290 O N D E R Z O E K<br />
Portugeefen. Zints dien tyd mag de toe»<br />
neemende fmaak voor Ajiatifche weelde<br />
ftreelende Goederen, in elk Land van Europa<br />
, gedagtekend worden ; en het getal<br />
der Schepen tot dien Handel, te Lisfabon<br />
uitgerust, vermeerderde van Jaar tot Jaar.<br />
[Niettegenftaande dit toeneemende verlangen<br />
na de Voortbrengzelen van Indie,<br />
verdient het, in 't voorby gaan, onze aandagt,<br />
dat men , geduurende de Zestiende<br />
Eeuwe , eenige Koopwaaren , die tegenwoordig<br />
de Hoofdiirtykelen zyn des Invoers<br />
uit het Oosten, of geheel niet kende , of<br />
luttel rekende. De Thee, welker invoer<br />
thans verreweg die van eenig ander voorcbrengzel<br />
van het Oosten overtreft, is ,<br />
in geen Land van Europa , eene volle<br />
Eeuw in algemeen gebruik geweest; en,<br />
nogthans, is, in dat korte tydsbefiek,door<br />
eene zonderlinge grilligheid van Smaak, of<br />
de overheerfchende kragt der Gewoonte,<br />
het Aftrekzei van een Blad uit de verst<br />
afgelegenfte uiterften der Aarde , waarvan<br />
men, misfchien, den hoogften lof daar aan<br />
geevende, zou kunnen zeggen , dat het<br />
onfchadelyk is , bykans eene Leevensbeboefte<br />
geworden in veele deelen van Europa<br />
, en de zugt, om Thee te drinken , is<br />
van de hoogfte Leevensrangen tot de allerlaagfte<br />
afgedaald, (g). — Het Chineefche<br />
Por-<br />
(g) In den Jaare MDCCLXXXV, rekende men,<br />
dat de Thee, in 't geheel 'va .Europa uit China ingevoerd,<br />
omtrent negentien Millioenen Ponden bedroeg,<br />
van welke men giste dat twaalf Millioenen gebruikt<br />
wer-
WEGENS O U D INDIË. 291<br />
Porcelein, nu zo algemeen in veele deelen<br />
van Europa als of het een inlandsch maakzei<br />
ware, kenden de Ouden niet. MAR<br />
CO POLO is de eerfte, onder de Hedendaagfchen,<br />
die 'er van gewaagt. De Portugeefen<br />
begonnen het Porcelein in te voeren<br />
, niet lang naa hunne eerfte Reis na<br />
China, in den Jaare MDXV1I ; doch het<br />
leedt langen tyd, eer het gebruik algemeen<br />
werd (Ji). ]<br />
V. Daar de Handel op Indie zo ryke<br />
Winst gaf, en langen tyd voor dus eenen<br />
tak gehouden was, is het opmerkelyk, dac<br />
men de Portugeefen in het ongeftoord en<br />
uitfluitend bezit van denzelven, bykans eene<br />
geheele Eeuw lang, liet blyven. Schoon,<br />
in de Oude Wereld, Alexandrie, door de<br />
byzonder gelukkige ligging, eene Gemeenfchap<br />
ter Zee met het Oosten kon onderhouden<br />
, en de Voortbrengzels van 't zelve'<br />
door Europa verfpreiden, met zo veel voor-*<br />
deels, dat die Stad eene onbetwistbaars<br />
, meerderheid kreeg boven elkèn Mededinger,<br />
deedt men, nogthans, (gelyk ik zulks<br />
ter gepaster plaatze heb aangetekend,) van<br />
tyd tot tyd, verfcheide poogingen om deel<br />
te erlangen m een Handel , zo blykbaar<br />
voordeeiig. Uit de aangroeiende werkzaamheid<br />
des Handelgeests in de Zestiende Eeuwe;<br />
werden in Groot - Brittanje, en de daar aan onder-'<br />
worpene Heerfehappyen. DODSLEY'S Annual Register<br />
for 1784 & 1785. p. 156".<br />
Qi') Dit is de LV Aantekening van ROBERTSON^<br />
T 2<br />
IV.<br />
AFDEE-<br />
LING.
IV.<br />
AFDEE-<br />
.LING.<br />
A- C.<br />
1521.<br />
292 O N D E R Z O E K<br />
we, zo wel als uic hec voorbeeld van de<br />
verregaande bezorgdheid, door de Venetiaanen<br />
en Genueefen beurtlings ce werk gefield<br />
, om elkander van eenig deel in den<br />
Indifchen Handel uit te fluiten, zou men<br />
hebben mogen verwagten , dat 'er de een of<br />
andere Mededinger zou opflaan om den<br />
eisch der Portugeefen op een uitfluitend<br />
Regt des Handels op het Oosten in twyfel<br />
te trekken , 't zelve te betwisten, en<br />
een gedeelte van denzelven die Mogenheid<br />
te ontwringen.<br />
Er hadden,nogthans, ten dien tyde,eenige<br />
byzondere omftandigheden plaats in den<br />
Staatkundigen toeftand van alle die Volken<br />
in Europa , voor welker indringing ,<br />
als Mededingers , de Portugeefen eenigen<br />
grond van dugten hadden, en hun verzekerde<br />
in het gerust genot hunner Monopolie<br />
des Indifchen Handels , geduurende<br />
een zo lang Tydsbeftek. — Spanje was,<br />
zints de komsc van C A R E L DEN V op<br />
den Throon, of zo zeer bezig in eene menigte<br />
van Krygsverrigtingen , tot welke hec<br />
genoodzaakt werd door de Staatzugt van<br />
dien Monarch, en van diens Zoon P H I-<br />
Lips DEN II, of zo zeer lettende op het<br />
voortzetten van zyne eigene Ontdekkingen,<br />
en Vermeesteringen, in de Nieuwe Wereld,<br />
dat, fchoon, in gevolge der gelukkige onderneeming<br />
van M* G E L L A N , de Spaanfche<br />
Vloot onverwagt, door een nieuwen<br />
koers, in dat afgelegen Gewest van Indie<br />
aankwam , 't welk de . zetel was van den<br />
wmstgeevenften en aanloklykften tak des<br />
Han-
WEGENS O U D I N D I E . 293<br />
Handels door de Portugeefen gedreeven , IV.<br />
die Ryk geene pooging van aanbelang kon AFDEEdoen<br />
om zich te verzekeren van de Handel<br />
voordeden, welke het van die gebeurtenis<br />
zou hebben kunnen trekken. — De<br />
Koningen van Spanje werden, door de ver<br />
LING.<br />
kryging der Kroone van Portugal, in der<br />
Jaare MDLXXX , in ftede van Mededia<br />
gers, Befchermers van den Portugeefchet,<br />
Handel , en Bewaakers van deszelfs uitge<br />
{trekte Regten.<br />
Staande de Zestiende Eeuwe. waren d<<br />
kragt en middelen van Frankryk zodanij r<br />
><br />
verzwakt en uitgeput, door de vrugtloozi<br />
Krygstochten der Koningen van dat Ryl C<br />
in Italië , door hun ongelyken ftryd tegei 1<br />
de Magt en Staatkunde van C A R E L DEI )<br />
V, en door de' onheilen van Burgeroorlo<br />
gen, die het Ryk meer dan veertig jaare 1<br />
lang verwoestten, dat het niet veel aandagi s<br />
kon vestigen op voorwerpen van den Hat i-<br />
del, of zich inlaaten tot eenig plan van or<br />
derneeming, in wydafgelegene Landen.<br />
De Venetiaanen, hoe gevoelig zy mog<br />
ten geraakt weezen, door den kweilenda 1<br />
lotwisfel van bykans geheel verftooken t e<br />
zyn van den Indifchen Handel, aan welke a<br />
hun Hoofdftad voormaals ten opperzet<<br />
ftrekte, waren zo zeer verzwakt en verni .1<br />
derd door het Verbond van Kameryk, d<br />
zy zich buiten ftaat bevonden tot eenij lt<br />
onderneeming van aanbelang.<br />
,e<br />
Engeland, (gelyk ik hier boven vermeh l-<br />
de,) geknakt door den langduurigen kry g<br />
tusfehen de Huizen van YORK en LAI j-<br />
T 3 CA s-
IV.<br />
AFDEK-<br />
JiJK<br />
294 O N D E R Z O E K<br />
C A S T E R , en even bekomende tot voorige<br />
kt gten, werd, geduurende een gedeelte van<br />
di Zestiende Eeuwe , van alle betooning<br />
van werkzaamheid te rugge gehouden,door<br />
de omzigtige Grondregelen van H E N D R I K<br />
D E N VII; en fpilde, geduurende een ander<br />
gedeelte van dezelve , zyne fterkte ,<br />
door zich onbedagt te mengen in de Oor?<br />
logen der Voiften op 'r Vasteland.<br />
Het Volk, fchoon gefchikt orh Grondbezittingen<br />
in Indie te verkrygen , uïtgeftrekter<br />
en waardiger dan die ooit een Europifche<br />
Mogenheid bezat , hadt geen zodanig<br />
voorgevoel van zyne aanftaande uitfteekenheid<br />
aldaar, dat het vroegtydig deel<br />
nam in den Handel, of 't geen in dat Land<br />
omging ; en een groot gedeelte van die<br />
Eeuw verliep, voor het de aandagt na het<br />
Oosten begon te wenden.<br />
Terwyl de aanzienlykfle Volken in Europa,<br />
uit hoofde van de gemelde omftandigheden<br />
, het noodig vonden werklooze<br />
aanfchouwers te blyven, van 't geen in 't<br />
Oosten gebeurde, waagden het de Zeven<br />
Vereenigde Nederlanden , nieuwlings toe<br />
;en kleinen Staat gevormd, nog wortelende<br />
om een Staatkundig Beftaan te verkry-<br />
2,en , en nog in de kindschheid van haare<br />
magt , in den Indifchen Oceaan te ver-<br />
: "chynen , als Mededingers der Portugeefen;<br />
;n, derzelver voorwendzels eens uitfluiten -<br />
len Handelregts, op de uirgeftrekte Lanien<br />
ten Oosten van de Kaap de Goede<br />
h'cop, verfnaadende, wielen zy aan op die<br />
Vlonopoiie .door de Portugeefen, tot dus<br />
lang,
WEGENS OUD INDIE. 295<br />
lang, zo zorgvuldig bewaard.: — De En<br />
gelfchen volgden welhaast de voetftappen<br />
der Nederlanderen , en beide deeze Volken<br />
vorderden , eerst door den onderneemvollen<br />
vlyt van byzondcre Perfoonen , en,<br />
vervolgens, door de kragtdaadiger poogingen<br />
van Handeldryvende Maatfchappyen ,<br />
onder de befcherming van Openbaar Gezag,<br />
met verbaazenden fpoed; van den gelukkigften<br />
uitflag vergezeld, op de nieuwe<br />
loopbaan, hun geopend.-Hetgroot gevaarte<br />
van Magt, door de Portugeefen in het<br />
Oosten opgerigt, (een gebouw veel te uitgebreid<br />
voor den grondflag, waar op men<br />
'c zelve liet rusten,) werd bykans in zo<br />
kort een tyd, met zo veel gemaks omverre<br />
geworpen, als het was opgetrokken.<br />
— Engeland en Holland hebben, door de<br />
Portugeefen uit hunne voornaamfte Vastigheden<br />
te verdryven , en de voordeeligfte<br />
Handeltakken zich toe te eigenen , dien<br />
voorrang verworven in Zeemagt en Handelrykheid,<br />
door welken zy uitfteeken onder<br />
de Volken van Europa.<br />
VI. De Gelyktydigheid der Ontdekkingen,<br />
door COLTJMBUS in 't Westen gedaan,<br />
en die van GA MA in het Oosten, is<br />
eene zonderlinge omftandigheid, welke niet<br />
onopgemerkt mag voorby getreeden worden,<br />
uit hoofde , van den grooten invloed<br />
deezer Gebeurtenisfen, om het Handelverband<br />
der onderfcheide Werelddeelen met<br />
elkander te vormen, of te verfterken.<br />
Door alle Eeuwen heen, zyn Goud en<br />
Zilver 3 en byzonder het laatfte, met veel<br />
T 4 voor-<br />
IV.<br />
AFDEE-<br />
LING.
IV.<br />
AF DEE<br />
LING,<br />
2Q5 O N D E R Z O E K<br />
voordeels na Indie uitgevoerd. In geen<br />
gedeelte des Aardbols hangen de Inboorelingen<br />
zo weinig af van vreemde Landen,<br />
en ten aanziene van noodwendigheden , en<br />
ten opzigte van de aangenaamheden des<br />
leevens. De voordeelen van eene gunflige<br />
Lugtsgefteltenisfe en vrugtbaaren Grond,<br />
vermeerderd door hunne eigene fchranderheid,<br />
verfchaffen hun wat zy verlangen. In<br />
gevolge hiervan is de Handel met hun altoos<br />
op een eenpaarigen voet gedreeven;<br />
die kostbaare Metaalen zyn gebruikt ter verruilinge<br />
-voor 't geen Natuur en Kunst in<br />
Indie oplevert.<br />
Maar toen de Gemeenfchap met Indie zo<br />
veel gemaklyker geworden was, dat de Vraag<br />
na de Voortbrengzelen van dat Land veel<br />
grooter werd dan eertyds, zou Europa, indien<br />
het niet voorzien geworden ware met<br />
het Goud en Zilver, noodzaaklyk om na de<br />
Marktplaatzen van het Oosten te brengen,<br />
uit bronnen, ryker en overvloediger dan haar<br />
eigen fchraale en verarmde Mynen, of den<br />
Handel op Indie geheel hebben moeten<br />
ftaaken , of dien dryven met een zigtbaar<br />
nadeel. Door zulk een aanhoudende trek<br />
van Goud en Zilver, zo wel als door het<br />
onvermydelyk verlies , beiden in den omloop<br />
en in de handwerken, moest de hoeveelheid<br />
dier Metaalen verminderen , en<br />
derzelver waarde zou zo veel veranderd<br />
weezen, dat ze niet langer van denzelfden<br />
dienst konden blyven, in de Koopverrigtingen<br />
tus'chen de twee Landen. Doch, vóór<br />
dat de uitwerkzels van die vermindering gevoc
WEGENS O U D INDIE. 297<br />
voelig konden bemerkt worden , opende IV.<br />
America haare Mynen , en Hortte fchatten AFDF.Eover<br />
Europa uic , met een ftrcomender LtlS'G.<br />
overvloed dan hec Menschdom immer befpeurde.<br />
Deeze fchac vloeide, in fpyc van<br />
ontelbaar angflige voorzorgen om hec voor<br />
te komen, na de Markten, waar de Koopman<br />
fchappcn , noodig om de behoeften der<br />
Spanjaarden te vervullen, of hunne weelde<br />
te voldoen, te vinden waren; en, van dien<br />
tyd, tot den tegenwoordigen, hebben da<br />
Engelfchen en de Nederlanders de voortbrengzels<br />
van China en Indostan gekogt,<br />
voor Zilver, gehaald uit de Mynen van<br />
Mexico en Peru. De onmeetlyke uitvoer<br />
van Zilver na hec Oosten, geduurende den<br />
loop van twee Eeuwen, is niet alleen aangevuld<br />
door den geftadigen invoer uit America<br />
; maar de hoeveelheid is verbaazend<br />
vermeerderd, en, ten zelfden tyde, is de<br />
evenredige prys van deszelfs waarde,in Europa<br />
en in Indie, zo weinig veranderd ,<br />
dat veele van de Hoofd-artykelen, uit het<br />
Oosten ingevoerd , toe nog meestal voor<br />
Zilver gekogt worden,<br />
Terwyl America , in deezervoege aanhieldt<br />
om de Gemeenfchap van Europc.<br />
met Afia gemaklyk te maaken, en uit tc<br />
breiden. gaf dit aanleiding tot een Hande [<br />
met Africa , die uit kleine beginzelen zt 1<br />
groot geworden is, dat dezelve den voornaamflen<br />
band vormt van Hnndelgemeen<br />
fchap met dit Werelddeel. Kort naa da<br />
de Portugeefen hunne ontdekkingen uirge<br />
breid hadden , op de Kust van Africa,<br />
T 5 ver-
IV,<br />
AFDEE<br />
LïNG.<br />
SQ8 O N D E R Z O E K<br />
verder dan de Rivier Senegal, poogden zy<br />
eenig voordeel te trekken van hunne nieuwe<br />
Vastigheden abaar, door den Slaaven»<br />
, handel Verfcheide omftandigheden vereetiigden<br />
zich, ter beguniliging van dit haatlyk<br />
Koopbedryf. In alle gedeelten van<br />
ka, van welke de Spanjaarden bezie<br />
namen , bevonden zy dat de Inboorelingen,<br />
door de zwakheid hunner gefteltenisfe,<br />
door de luiheid hun eigen, of door de<br />
onverstandige wyze op welke men ze behandelde<br />
, niet in ftaat waren tot den arbeid,<br />
noodig om de Mynen te bewerken,<br />
of den grond te bouwen. De Spanjaarden<br />
, 'er greetig op gefteld om vlytiger en<br />
fterker handen te vinden , namen de toevlugt<br />
tot hunne Nabuuren de Portugeefen,<br />
en kogten van hun Neger - flaaven. Welhaast<br />
leerde de Ondervinding, dat deeze<br />
Menfchen waren van een fterker ras , en<br />
zo veel beter in ftaat om vermoeienis uit<br />
te harden , dat de arbeid van één Neger<br />
gelyk gefteld wierd met dien van vier Americaanen<br />
(Y) ,• van dien tyd is het getal, gebruikt<br />
in de Nieuwe Wereld, met een<br />
fchielyken voortgang toegenomen. — In<br />
dit bedryf, niec min ftrydig met de gevoelens<br />
der Menschlykheid , dan mee de<br />
beginzelen van den Godsdiensc, hebben alle<br />
de Volken van Europa , die Grondgebied<br />
verkreegen , in de warmer lugtftreeken<br />
van de Nieuwe Wereld, de voeeftappen<br />
(0 ROBERTSON'S Gefchiedenis van America,<br />
I D. bl. 351.
WEGENS OUD INDIE, 1299<br />
pen der Spanjaarden ongelukkig gevolgd.<br />
Tegenwoordig gaat hec getal der Negerflaaven<br />
op de Franfche en Groot- Brittannifche<br />
Vascigheden, in de IVest-Indien, een<br />
millioen te boven \ en dewyl de invoering<br />
der Slaavernye , zo in ouden als in laace<br />
ren cyde, zeer ongunftig bevonden is voor<br />
de bevolking, is 'er een jaarlykfchen roevoer<br />
uic- Africa, van een minften acht en<br />
vyftig duizend noodig , om het getal vol<br />
te houden (k\ Indien hec mogelyk ware<br />
, mee gelyke naauwkeurigheid, hec getal •<br />
te bepaalen van de Slaaven in de Spaanfche<br />
Heerfchappyen en in Noord-Ame-.<br />
rica, zou het geheel getal der Neger-flaaven<br />
op nog eens zo veel berekend mogen<br />
worden.<br />
Op deeze wyze heeft de Handelgeest van<br />
Europa, die aan dac Werelddeel eene zigcbaare<br />
meerderheid fchohk, boven de drie<br />
andere deelen des Aardkloots, door het onderfcheiden<br />
van derzelver behoeften en redmiddelen,<br />
en door dezelve wederkeerig aan<br />
elkander dienstbaar te maaken, tusfehen die<br />
wyd van een gelegene Wereldoorden, eene<br />
gemeenfchap opgerigt , waar uic hec een<br />
ongelooflyken aanwas van Rykdom, van<br />
Magc en Genietingen, haalde.<br />
VII. Schoon de Ontdekking van eene<br />
Nieuwe Wereld in het Westen , en hec<br />
openen van een gemaklyker en regtftreekfcher<br />
Gemeenfchap mee de afgelegene Rykui<br />
(k) Report of Lords of the Privy Council. A.<br />
D. 1788.<br />
IV.<br />
AFDKE-<br />
L1NG.
TV.<br />
AFDEE-<br />
LÏNG.<br />
300 O N D E R Z O E K<br />
ken van het Oosten, medewrogten tot hec<br />
uitbreiden des Koophandels en het vermeerderen<br />
der Genietingen van Europa, mogen<br />
wy, nogthans , een groot verfchil opmerken,<br />
zo ten aanzien van den ryd, als<br />
van de wyze, waarop, zy deeze uitwerkzels<br />
te wege bragten. Toen de Portugeefen<br />
eerst de onderfcheide Landen van Afia be*zogten,<br />
zich uittrekkende van de kust van<br />
Malabar tot China , vonden zy dezelve<br />
in 't bezit van zeer befchaafde Volken ,<br />
die vry groote vorderingen in fraaye, zo<br />
wel als nuttige, Kunflen gemaakt hadden,<br />
die gewoon waren aan den ommegang met<br />
Vreemdelingen, en wel bedreven in alle<br />
de voordeelen des Handels. • Maar,<br />
wanneer de Spanjaarden de Nieuwe Wereld,<br />
door hun ontdekt, begonnen te <strong>onderzoek</strong>en,<br />
boodt dezelve hun een geheel verfchillend<br />
gelaat aan. De Eilanden waren<br />
bewoond door naakte Wilden, zo gansch<br />
onkundig in de eenvoudigfte en noodzaaklykfte<br />
Kunflen des leevens, dat zy voornaamlyk<br />
beftonden uit de van zelfs voortkomende<br />
voortbrengzelen van een vrugtbaaren<br />
Grond, en zagte Lugtftreek. Het<br />
Vasteland fcheen hun een Bosch van onmeetlyke<br />
uitgeftrektheid, langs welks kust<br />
eenige zwakke Stammen verftrooid woonden<br />
, die in vlytbetoon, of vordering, de<br />
Eilanders niet verre te boven gingen. Zelfs<br />
de twee groote Monarchyen, met den naam<br />
van Befchaafde Staaten vereerd, waren, in<br />
dit ftuk, hunne Landsgenooten niet zo veel<br />
vooruit, dat zy, met regt, deezen naam<br />
mog.
WEGENS O U D I N D I E . 301<br />
tnogten voeren. De Inwoonders, zo van<br />
Mexico als van Peru, onkundig van de<br />
nuttige Metaalen , en verftooken van de<br />
bekwaamheid noodig om zulk eene heerfcbappy<br />
over de mindere Dieren te voeren<br />
, dat zy 'er eenige hulpe van erlangden<br />
in den arbeid, hadden zo weinig vordering<br />
in den Landbouw, de eerfte van<br />
alle Kunften, gemaakt, dat een der grootfte<br />
zwaarigheden, met welke het kléin getal<br />
Spanjaarden, die deeze Ryken , van<br />
waar men met zo veel ophefs gefprooken<br />
heeft, te worftelen hadt, beftondt in zich<br />
het noodige ten leevensonderhoud te verfchaffen.<br />
Het was, in gevolge hier van, met een<br />
zeer wydverfchillende geestgefteltenisfe, dac<br />
de Gemeenfchap mee twee Landen , op<br />
elkander zo weinig gelykende in derzelver<br />
maate van vordering, begonnen wierd en<br />
voortgezet. De Portugeefen , verzekerd<br />
dat zy in 't Oosten niet alleen de Voort<br />
brengzels zouden aantreffen, met welke de<br />
goede hand der Natuure dit gedeelte des<br />
Aardbodems verrykt heeft, maar ook de<br />
gewrogten der Kunst , reeds zints langen<br />
tyd in Europa bekend en bewonderd, vatten<br />
deezen uitlokkenden Handel, met de<br />
grooefte vuurigheid, aan. Het aanmoedigen<br />
van den zei ven , hielden de Koningen van<br />
Portugal voor het gewigtigfte oogmerk des<br />
S'aatsbeftuur* , ter bereiking van 't welke<br />
zy al de magc des Koningryks aanwendden<br />
en hunne Onderdaanen opwekten tot<br />
het dosn van zulke kragedaadige poogingen<br />
IV,<br />
AFDEE<br />
LT NG.
3o2 O N D E R Z O E K<br />
IV. gen, in het voortzetten van dien Handel,<br />
AFDEE- dat daaraan de verbaazend fchielyke op<br />
LING. gang , door ons vermeld , moet worden<br />
toegefchreeven. — De groote verwagtingen,<br />
met welke de Spanjaarden hun loopbaane<br />
van Ontdekking intraden, ontmoecte<br />
dezelfde fpoedige voldoening in geenen deele.<br />
Van het vlycbetoon der ruwe Inwoonderen<br />
van de Nieuwe Wereld , ontvingen<br />
zy geen één enkel artykel voor den Koophandel.<br />
Zelfs de natuurlyke Voortbrengzels<br />
van den Grond en de Lugtftreek hadden<br />
, niet aangekweekt en vermenigvuldigd<br />
door de koesterende en vlytige hand der<br />
Menfchen , weinig te beduiden. Hoop,<br />
eer dan gelukkig flaagen, zette hun aan toe<br />
het voortzetten van hunne nafpeuringen en<br />
vermeesteringen: en dewyl het Ryksbeftuur<br />
luttel onmiddelyk voordeel trok van al<br />
dien arbeid, werd dezelve meestal overgelaaten<br />
aan byzondere Gelukzoekers , door<br />
wier, zich veel onderwindende, werkzaamheid,<br />
meer dan door eenige pooging van<br />
den Staat, Spanje de meest waardige bezittingen<br />
in America verkreeg. —• In ftede<br />
van de oogenbliklyke en groote voordeelen,<br />
die de Portugeefen van hunne ontdekkingen<br />
trokken, verliep 'er meer dan eene<br />
halve Eeuw, eer de Spanjaarden eenige<br />
vrugt inzamelden van hunne vermeesteringen<br />
, behalven de kleine hoeveelheid van<br />
Goud, die de Eilanders gedwongen werden<br />
te verzamelen , en de plundering van het<br />
Goud en Zilver, door de Mexicaanen en<br />
Peruviaanen gebruikt tot eieraad van hunne
WEGENS O U D I N D I E . 303<br />
ne Perfoonen , Tempelen , en Vaten ten<br />
Huislyken-of Tempeldienst gefchikt. 't Was<br />
niet vóór de ontdekking der Mynen van<br />
Potofi in Peru , in den Jaare MDLIV,<br />
en die van Sacotecas in Mexico , korten<br />
tyd daar naa , dat de Spaanfche Bezittingen<br />
in de Nieuwe Wereld een beftendig,<br />
en een eenigzins beduidend, toevoegzei van<br />
Rykdom en Inkomften aan het Moederland<br />
opbragten.<br />
De Handel op Indie verfchilde van dien<br />
op America, ten opzigte van de byzondere<br />
vermelde omftandigheid, niec minder dan<br />
ten aanziene van de wyze op welke dezelve<br />
gedreeven werd , naa dat het Staatsbeftuur<br />
'er veel deels in nam. De Handel<br />
op het Oosten was eene enkele Koopverrigting,<br />
zich bepaalende coc den inkoop van<br />
de Natuurlyke Voortbrengzelen des Lands,<br />
als Speceryen , Edel-Gefteenten , Paarlen,<br />
enz. of van de bewerkte Stoffen, in ruimte<br />
voor handen by een vlytig Volk, als<br />
Zyden- en Katoenen-ftoffen, Porcelein, enz.<br />
Niecs meer was 'er noodig coc hec dryven<br />
van dien Handel, dan hec aanftellen van<br />
• eenige weinige kundige Lieden , op gefchikce<br />
plaatzen, om de foort van Goederen<br />
te fchiften en te vervaardigen tot de<br />
Laadingen der Schepen, zo ras dezelve uic<br />
Europa aankwamen, of ren meesten hec<br />
verkrygen des bevels in eenige weinige<br />
verfterkte Posten, die hun den ingang verzekerden<br />
in Havens. waar zy veilig konden<br />
leggen en befcherming vinden, tegen de<br />
aanvallen van eenige vyandlyke Magc. Zy<br />
had-<br />
IV.<br />
AFDEE-<br />
LING.
IV.<br />
AFDEE"<br />
LING.<br />
3o 4<br />
O N D E R Z O E K<br />
hadden niet noodig eenige poogingen te<br />
doen tot het aanleggen van Volkplantingen,<br />
of tot het bearbeiden van den Grond, of"<br />
tot het voortzetten der Handwerken. Deeze<br />
tweevoudige arbeid bleef, even als te<br />
vcoren , in de handen der Inboorelingen.<br />
Maar zo ras de wilde geest van onder*<br />
neemirg, welke de Spanjaarden, die eerst<br />
de Nieuwe Wereld doorzogten en te onderbragten,<br />
begon te bedaaren; en wanneer<br />
zy , in flede van, als Gelukzoekers , van<br />
Landfchap tot Landfchap te zwerven, om<br />
Goud en Zilver op te fpeuren, hunne gedagten<br />
in ernst vestigden, om hunne vermeesteringen<br />
, door aankweeking en ylytbetoon<br />
, heilzaam te maaken , vonden zy<br />
het noodig, Volkplantingen aan te leggen,<br />
in elk Landfchap, 't geen zy wenschten te<br />
verbeteren. — Andere Volken volgden der<br />
Spanjaarden voorbeeld , in de Vastigheden,<br />
welke zy naderhand maakten op eenige<br />
der Eilanden, en het Vasteland, van<br />
Noord-America. Europa begon de Nieuwe<br />
Wereld , naa dat zy dezelve ontvolkc<br />
hadt,
WEGENS O U D I N D I E . 305<br />
ge weinige Stammen op dezelfde wyze , IV.<br />
in 't Zuiderdeel leevende , uitzonderen , AFDEEhet<br />
Voortbrengzel van den vlyt der Euro LING.<br />
peaanen, die zich daar hebben nedergezet.<br />
Aan hunnen arbeid, of aan dien der handen,<br />
welken zy het werken leerden, of daar toe<br />
dwongen, zyn wy Zuiker, Rum, Katoen,<br />
Tabak, Indigo, Ryst, en zelfs het Goud<br />
en Zilver uit -'s aardryks ingewanden gehaald<br />
, verfchuldigd.<br />
De Inwoonders der Nieuwe Wereld ,<br />
geheel en al bedagt op deeze ryke winst<br />
geevende takken van vlytbetoon, bekreunen<br />
zich weinig omtrent die foort van arbeid,<br />
welke een groot gedeelte der leden<br />
van andere Maatfchappyen bezig houdt, en<br />
hangen eenigermaate , wat hun beftaan<br />
belangt, en geheel wat cieraad en weelde<br />
betreft, af van het oude Vasteland. In<br />
deezer voege zyn de Europeaanen, om zo<br />
te fpreeken , de Handwerkslieden voor<br />
America geworden , en hun vlytbetoon is<br />
grootlyks vermeerderd door de veelvuldige<br />
Vraag tot het vervullen der behoeften van<br />
wyduitgeftrekte Landen, welker Bevolking<br />
fteeds toeneemt. De invloed van deeze<br />
benoodigdheden bepaalt zich niet alleen tot<br />
de Volken die een meer onmiddelyke betrekking<br />
hebben op de Americaanfche<br />
Volkplantingen; dezelve wordt gevoeld in<br />
elk deel van Europa, 't welk Waaren uitlevert<br />
derwaards heen gevoerd , en verfchaft<br />
werkzaamheid aan de hand des Kunftenaais<br />
in de binnenlle deelen van Duitsch*<br />
land, zo wel als aan die van<br />
V<br />
Groot-Brittan-
IV.<br />
AFDEE-<br />
LING.<br />
3o«S O N D E R Z O E K<br />
tan je, en andere Landen, die rechtftreek*<br />
fchen Handel op de Nieuwe Wereld dryven.<br />
Dan terwyl de ontdekking en vermeestering<br />
van America erkend wordt voor eene<br />
hoofdoorzaak van den fchielyken aanwas<br />
van vlytbetoon en welvaart, die zich, geduurende<br />
de twee jongde Eeuwen, in Europa<br />
vertoonde , hebben eenige fchroorrvallige<br />
Befpiegelaars beweerd, dat Europa<br />
in dit zelfde tydsbedek, allengskens verarmd<br />
is, door het verminderen van haare Schatten<br />
, om den Handel op Indie voort te<br />
zetten. Maar deeze vrees is gebooren uit<br />
eene onoplettenheid op de natuur, en het<br />
gebruik, deezer kostbaare Metaalen. Zy<br />
mogen uit twee onderfcheide oogpunten<br />
befchouwd worden; of als tekens, omtrent<br />
welke alle befchaafde Volken overeengekomen<br />
zyn om ze te gebruiken tot het<br />
waardeeren , of vertoonen, der waarde, zo<br />
van arbeid , als van alle Voortbrengzelen,<br />
en dus om de verkryging van den eerden,<br />
en de overbrenging van de laatde , van<br />
den eenen eigenaar aan den anderen, gemaklyker<br />
te maaken; —-- of Goud en Zilver<br />
kunnen ook befchouwd worden als Waaren<br />
of Artykels van Koophandel op zichzelven,<br />
voor welke iets van gelyke waarde moet<br />
gegeeven worden, door de zodanigen, die<br />
deeze Metaalen wenfehen te verkrygen.<br />
In dit licht moet men den uitvoer van<br />
Goud en Zilver, na hec Oosten, befchouwen;<br />
want, dewyl het Volk, door 't welk<br />
die Metaalen worden uitgevoerd, ze moet<br />
koopen mee de voortbrengzelen van zyn<br />
ei-
WEGENS OUD INDIE. 307<br />
cigen arbeid en vernuft, moet deeze Han-<br />
. del , fchoon niet op dezelfde in 't oogloopende<br />
en rechtftreekfche wyze, als die<br />
op America, ftrekken tot het vermeerderen<br />
van het algemeen viytbetoon en den<br />
rykdom van Europa. Indien Engeland,<br />
als de prys van IVIexicaanfche en Peruvi~<br />
aanfche Dollars, die noodig zyn om den<br />
Handel met Indie te dry ven, eene zekere<br />
hoeveelheid van Wollen- of Katoenen-ftoffen<br />
of andere Waaren moet geeven , dan<br />
worden de handen van een grooter aantal<br />
Handwerkslieden aan den arbeid gebragt,<br />
en het werk moec tot zekere maate volvoerd<br />
worden, waarom, buiten dien Handel,<br />
geen Vraag altoos zou weezen. Het<br />
Volk trekt al het voordeel, ontftaande uit<br />
deeze nieuwe fchepping van vlytbetoon.<br />
Met het Goud en Zilver voor deezen Handenarbeid<br />
in 't Westen gekogt, zyn zy in<br />
ftaat om op de Markten in 't Oosten tehandelen<br />
, en de uitvoer van fchattcn na<br />
Indie, door veelen zo zeer als gedugt be»<br />
fchreeven, verrykt het Land, in ilede van<br />
't zelve te verarmen.<br />
VIII. Het is aan de Ontdekking van de<br />
Vaart op Indie over de Kaap de Goede<br />
Hoop , aan de kragt en het geluk, waar<br />
mede de Portugeefen hunne Vermeesteringen<br />
daar voortzetten en hunne Heerfchappy<br />
vestigden, dat Europa haare behoeding<br />
van de fchandelykfte en vernederendfte Slaaverny<br />
, die immer befchaafde Volken ketende<br />
, heeft dank te weeten. — Deeze<br />
waarneeming ben ik verfchuldigd aan een<br />
V s Schry-<br />
IV.<br />
AFDEE-<br />
LING.
ÏV.<br />
AFDES--<br />
LING.<br />
go8<br />
O N D E R Z O E K<br />
Schryver, wiens fchranderheid de Gefchiedenis<br />
der Vastigheden en des Koophandels<br />
der Hedendaagfche Volken, in de Oost- en<br />
West- Indien, opgehelderd, en wiens vvelverfneede<br />
pen dezelve vercierd heeft (/);<br />
en my zo wel gegrond voorkomt , dat<br />
dezelve eene verdere naafpeurïng verdient.<br />
Eenige weinige jaaren, na dat de Portugeefen<br />
zich eerst in Indie vertoonden, werd<br />
de Heerfchappy der Mamelukken overweldigd<br />
door de onwederfraanbaare magt der<br />
Turkfche waperen, en Egypte en Syrië werden<br />
als Wingewesten aan het Turkfche Ryk<br />
toegevoegd, indien , naa deeze gebeurtenisfe<br />
, de Handelgemeenfchap met Indie<br />
hadt blyven volduuren in dezelfde Kanaalen,<br />
dan zouden de Turkfche Sultans, door<br />
Meesters van Egypte en Syrië te weezen,<br />
dien Handel volitrekt in hun geweld gehad<br />
hebben, 't zy de Voortbrengzels van<br />
het Oosten over de Roode Zee gevoerd<br />
werden na Alexandrie, of te land overgebragt<br />
van de Perfifche Golf na Conflantinople<br />
, en de Havens van de Middellandfche<br />
Zee. De Vorlten , die toen het roer der<br />
Regeeringe diens grooten Ryks in handen<br />
hadden , ontbrak het niet aan doorzigt, om<br />
te bemerken welk een voorrang zulks hun<br />
zou gegeeven hebben , noch aan eerzugc<br />
om na denzelven te dingen. — SE LIM, de<br />
Vermeesteraar der Mamelukken , ontdekte<br />
reeds vroeg, door de oude Voorregten der<br />
Venetiaanen in Egypte en Syrië te be-<br />
er) De Abbé RAYNAL.<br />
klag
WEGENS OUD INDIE. 309<br />
kragtigen, en door zyne befchikkingen op<br />
de Tollen der Indifche Goederen (waarvan<br />
ik hier boven breeder gewaagde), zyne<br />
bezorgdheid, om alle de voordeden des<br />
Handels, op het Oosten, voor de Landen<br />
zyner Heerfchappye te verzekeren. — De<br />
aandagt van SOLYMAN, DEDOORLUG-<br />
TIGE, zyn Opvolger, fchynt zich even<br />
zeer op dat zelfde voorwerp gevestigd te<br />
hebben. Meer verlicht dan eenig ander<br />
Monarch van den Qttomannifchen Stam,<br />
floeg hy alle de verrigtingen der Europifche<br />
Staaten gade, en ontdekte welk eene<br />
Magt en Rykdom het Gemeenebest van<br />
Venetië gekregen hadt , door den Handel<br />
op het Oosten aan zich te trekken. Hy<br />
zag thans Portugal zich tot die zelfde hoog<br />
te opheffen , door die eigenffe middelen.<br />
Greetig 'er op gefteld om hun te volgen<br />
en den voet te ligten , ontwierp hy<br />
een plan, voegende aan zyn character, wegens<br />
Staatkunde beroemd , en de benaaming<br />
van lnfieller der Reglementen , dooi<br />
welke de Turkfche Gefchiedboekers hem<br />
onderfcheidden, en voerde van den aanvang<br />
zyner Regeeringe, een ftelzel van Handel<br />
wetten in de Landen zyner Heerfchappye<br />
in , waar duor hy hoopte Confïantinopk<br />
tot de groote Stapelplaats des Indifchei<br />
Handels te maaken, gelyk diè Stad gewees<br />
was in de bloeiendfte tyden des Griekfchet<br />
Keizerryks (nt). Om dit ontwerp uii<br />
u<br />
(m~) PAHUTA, Hist. Venet. Lib. VIL p. 580<br />
S A N D i, Stor. Civil. Vcdezl Part. II. p. po r.<br />
V 3<br />
IV.<br />
AFDEE-<br />
LING.<br />
m
3!d O N D E R Z O E K<br />
IV. te voeren , liet hy hec niet enkel aanko-<br />
AFDEE . men op de werking der Handelwetten al<br />
LING. leen ; hy ruscte , ten zelfden tyde , een<br />
. ontzaglyke Vloot uit in de Roode Zee ,<br />
A. C. onder het opperbevel eens vertrouwden<br />
'538. Officiers , met zulk een leger van Janitzaaren<br />
aan boord, als hy genoegzaam oordeelde,<br />
om niet alleen de Portugeefen uit<br />
hunne nieuwe Vastigheden in Indie te<br />
verdryven, maar om tevens een welgelegen<br />
(randplaats in dat Land in bezit te neemen,<br />
en, zyn Standaard aldaar op te rigten.<br />
De Portugeefen wederlïonden , door een<br />
moedbetoon en ftandvasrigheid , geregtigd<br />
tot den heerlyken uitflag , welke hunne<br />
poogingen bekroonde, deeze magtige toerusting<br />
ter zee in allé onderneemingen<br />
door dezelve aangewend, en dwongen de<br />
verftrooide overblyfzels van de Vloot en<br />
de Legermagc der Turken , met fchande<br />
overiaaden, weder te keeren na de Havens,<br />
uit welke zy afgevaaren waren, vol van de<br />
bemoedigendfle hoope om deezen tocht op<br />
eene geheel andere wyze te eindigen (V).<br />
. S O L Y M A N , fchoon hy nimmer het<br />
oogmerk om de Portugeefen uit Indie te<br />
verdryven , en in dat Gewest een vasten<br />
voet te krygen, liet vaaren , was, geduurende<br />
het overige zyner Regeeringe, zo<br />
zeer bezet door de menigvuldige ftoute<br />
onderneemingen, waarin een onverzaadlyke<br />
Staatzugt hem inwikkelde , dat hy nooit<br />
ge-<br />
(n) Afia de BARROS. Dec. IV. Lib. X. c. i.&c.
WEGENS OUD INDIE. 311<br />
gelegenheid hadt om dit werk andermaal<br />
met kragt aan te vangen.<br />
Indien, of de maatregels, door SE LIM<br />
genomen , de uitwerking gehad hadden ,<br />
welke hy verwagtte ; of, indien het meer<br />
gewaagde en uitgebreider Plan van SOLY<br />
MAN volvoerd ware, zou het bevel over<br />
de fchatten van Indie , te gelyk met zulk<br />
eene Zeemagt als de Monopolie des Handels<br />
op dat Ryk, door alle Eeuwen heen ,<br />
de Mogendheid, die dezelve bezat, in ftaat<br />
ftelde uit te rusten en te onderhouden ,<br />
zulk eene vermeerdering van magt gefchonken<br />
hebben aan een Ryk, reeds zo<br />
gedugt voor het Menschdom, dat het geheel<br />
onwederftaanbaar zou geworden zyn.<br />
.—- Europa bevondt zich , in dat Tydperk<br />
, niet in ftaat om zich te verdedigen<br />
tegen de vereenigde werkzaamheden<br />
van zulk eene Zee- en Krygsmagt, onderfteund<br />
door den Rykdom uit den ader<br />
des Handels voortvloeijende, en onder het<br />
beftuur van een Monarch , wiens veel bevattend<br />
verftand bekwaam was, om uit elke<br />
byzonderheid voordeel te haaien , en<br />
alles ten meesten nutte te doen dienen.<br />
Gelukkig voor het Menschdom , dat hei<br />
Dwinglandsch Stelzel des Turkfchen Ryksbeftuurs,<br />
gegrond op zulk eene bekronv<br />
pene Geestdryvery , als in Egypte , Asfy-<br />
rie en in Griekenland , de drie voortyd f<br />
begunftigde verblyfplaatzen der Weeten.<br />
fchappen, dezelve hebben uitgedoofd, be<br />
let wierd zyne heerfchappy over Europt i<br />
V 4 ui<br />
IV.<br />
AFOKF><br />
LING.<br />
I
IV.<br />
AFDEE-<br />
LING.<br />
312 ONDERZ. WEGENS O. I.<br />
uit te ftrekken , om 'er Vryheid , Geleerdheid<br />
en goeden Smaak te verdrukken,<br />
toen deeze gelukkige poogingen aanwendden<br />
om 'er te herleeven, en het Menschlyk<br />
Geflacht te zegenen , te verlichten, en<br />
te befchaaven.<br />
A A N -
AANHANGZEL<br />
O V E R .<br />
DE STAATKUNDE, DE WETTEN, DE REGTS-<br />
OEFENINGEN, DE KUNSTEN, DE WEE"<br />
TENSCHAPPEN EN GODSDIENSTIGE<br />
INSTELLINGEN, DER INDIAANEN.
A A N H A N G Z E L<br />
O V E R<br />
DE STAATKUNDE, DE W E T T E N , DE<br />
REGTSOEFENINGEN, DE KUNSTEN,<br />
DE WEE TENSCHAPPEN EN GODS<br />
DIENSTIGE INSTELLINGEN,DER<br />
INDIAANEN.<br />
Ik zal my thans bevlytigen, om te voldoen<br />
aan eene verbintenis onder welke<br />
ik my zeiven gelegd heb (a), om, naam-<br />
]yk, eenige Waarneemingen in 't midden te<br />
brengen, over den Aart, de Zeden en Inftellingen,<br />
der Indiaanen , voor zo verre<br />
deeze nagegaan kunnen worden van de<br />
vroegfle Tydperken tot welke onze kennis<br />
van dezelve reikt. Begaf ik my in dit<br />
wyduitgefirekte veld, met oogmerk, om 'c<br />
zelve in de geheele uitgebreidheid over te<br />
zien; had ik ten oogmerke elk Voorwerp,<br />
't geen zich aan 't oog des wysgeerigen<br />
Onderzoekers aanbied , te befchouwen uit<br />
alle de onderfcheidene gezigtspunten, het<br />
zou my leiden tot nafpeuringen en befpiegelingen,<br />
niet alleen van eene verbaazende<br />
lengte; maar geheel vreemd van het<br />
oogmerk myns Gefchiedkundigen Onderzoeks.<br />
Myne naafpeuringen, en aanmerkingen<br />
zal ik , derhalven, bepaalen tot het geen<br />
in een naauw verband ftaat met het oogmerk<br />
van dit Werk. Ik zal verzamelen wat<br />
de Ouden ons hebben nagelaaten, wegens<br />
de<br />
O), Zie hier boven, bladz. 41.<br />
AAN<br />
HANG<br />
ZEL.
AAN<br />
HANG<br />
SEL.<br />
3l
WEGENS O U D I N D I E . 317<br />
uitgenomen de Peper, een Artykel , 't<br />
welk niet gelochend kan worden van groot<br />
aanbelang te weezen, verfchïllen ze. weinig<br />
van die der andere Keerkring-Gewesten ;<br />
en Ethiopië, of Arabie, zou de Pheniciers,<br />
en andere handeldryvende Volken der Oudheid,<br />
ten vollen hebben kunnen voorzien<br />
van Speceryen , Reukwerken , Edel - Gefteenten<br />
, Goud en Zilver , die de voornaamfte<br />
gedeelten van hunnen Handel uitmaakten.<br />
Wie, derhalven , den Handel op Indie<br />
in deszelfs oorfprong wil opfpeuren, moet<br />
dien niet zo zeer zoeken in eenige byzonderheid<br />
der Natuurlyke Voortbrengzelen<br />
van dat Land, dan wel in den verder<br />
gevorderden ftaat der Inwoonderen. Veele,<br />
zeer veele, bewysftukken zyn ons overgehandreikt<br />
, die , wanneer wy dezelve met<br />
behoorelyke aandagt <strong>onderzoek</strong>en , overtuiglyk<br />
aantoonen, dat de Inboorelingen<br />
van Indie niet alleen vroeger befchaafd waren<br />
, maar ook grooter vorderingen in befchaafdheid<br />
gemaakt hadden, dan eenig ander<br />
Volk. Deeze zal ik tragten op te tellen,<br />
en in zodanig een gezigtspunt te plaatzen<br />
, dat ze teffens dienen om licht te verfpreidtn<br />
over de Inftellingen , Zeden en<br />
Kunften, der Indiaanen, en reden geeven<br />
van de drift aller Volken , om zich de Voortbrengzelen<br />
van hun vernuftig vlytbetoon<br />
eigen te maaken.<br />
Doof de Oude Heidenfche Schryvers ,<br />
werden de Indiaanen geteld onder die Gedachten<br />
van Menfchen, aan welken zy<br />
den<br />
AANt<br />
IIAivG-<br />
ZEL.
AAN<br />
HANG-<br />
ZEL.<br />
3i8 O N D E R Z O E K<br />
den naam van Autochthones', of Aborigines,<br />
gaven, die zy aanmerkten als uic den eigen<br />
grond gefprooten , of wier oorfprong niet<br />
kon naagefpeurd worden (by By de Heilige<br />
Schryvers was de Wysheid van het Oosten<br />
(eene uitdrukking, welke men te verftaan<br />
hebbe als eene befchryving van dier Volken<br />
buitengewoone vordering in Weetenfchappen<br />
en Kunften), van vroegen tyde af beroemd<br />
(f). — Om deeze uitdruklyke verklaaringen,<br />
wegens de oude en verregaande<br />
Befchaafdheid der Inwoonderen van Indie<br />
op te helderen en te ftaaven , zal ik<br />
my inlaaten tot eene befchouwing van hun<br />
rang en ftaat als byzondere Perfoonen ——<br />
van hun Burgerlyk Beftuur — van hunne<br />
Wetten en Geregtshandelingen —- van hunne<br />
nutte en fraaye Kunften -— van hunne<br />
Weetenfchappen —- en van hunne Godsdienftige<br />
Inftellingen, voor zo verre wy<br />
desaangaande berigten kunnen opzamelen<br />
uit de verhaalen der Griekfche en Romeinfche<br />
Schryveren, vergeleeken met het geen<br />
nog overig is van hunne oude Vorderingen<br />
en Inftellingen.<br />
I. Uit de oudfte befcheiden van Indie ><br />
leeren wy , dat het verfchil van Rangen,<br />
en de onderfcheiding van Beroepen, aldaar<br />
ten vollen ftand greep. Dit is eene der<br />
ontwyfelbaarfte bewyzen van eenen vry<br />
verre gevorderden ftaat der Maatfchappye.<br />
De Kunften^ in de vroegfle ftanden des gezel-<br />
(J>) DIOD. sic. Lib. II. p. 151.<br />
(V) 1 KONINGEN, IV: 31.
WEGENS OUD INDIE. 319<br />
zelligen leevens, zyn zo weinig en zo eenvoudig,<br />
dat ieder Mensch ze alle genoeg<br />
zaam verftaat, om de eifchen van zyne eigene<br />
bepaalde verlangens te voldoen. Een<br />
Wilde kan zyn Boog vormen, zyne Pylen<br />
fcherpen, zyn Hut bouwen , zyn Canoe<br />
uithoolen, zonder een hand, bedreevener<br />
dan de zyne, te hulp te roepen (
AAN<br />
HANG<br />
SEL.<br />
320 O N D E R Z O E K<br />
aandeel hec beoefenen der Beginzelen van<br />
den Godsdiensc ; hec volvoeren van deszelfs<br />
Plegtigheden , en hec aankweeken der<br />
Weetenfchappen. Zy waren de Priesters ,<br />
de Onderwyzers en de Wysgeeren , des<br />
Volks. — Den Leden van den tweeden<br />
Rang was het Staatsbeftuur, en de Verdediging<br />
des Lands opgedraagen. In Vredestyd<br />
waren zy Regeerders en Magiftraatsperfoonen,<br />
en in den Oorlog toogen zy ten<br />
ftryde. —• De derde beftondt uit Landlieden<br />
en Handelaars. — De vierde uit Kun-ftenaars<br />
, Werklieden en Slaaven. Geen<br />
van deezen kan ooit zyn eigen Cast verhaten<br />
, of in eene andere toegelaaten worden<br />
(e). De ftand van elk Perfoon is<br />
onveranderlyk bepaald; zyne beftemming is<br />
onherroepelyk; en zyn leevenspad afgebaakend<br />
binnen perken, waar hy niet buiten<br />
mag treeden. Die lyn van affcheiding is<br />
niec alleen vastgefteld door Burgerlyk Gezag<br />
, maar tevens bevestigd en geheiligd<br />
door den Godsdienst ; en ieder Rang, of<br />
Cast, wordt gezegd op zulk eene onderfcheidene<br />
wyze van de Godheid voortgekomen<br />
te zyn, dac dezelve ce vermengen,<br />
of te verwarren , zou aangezien worden<br />
als een daad van de vermetelfte Ongodsdienftigheid;<br />
/<br />
['c Geen ik van deeze onderfcheidene<br />
Casten gezegd heb , zal nog eenige toelichcing<br />
behoeven. Volgens alle Schryvers<br />
der<br />
(e) Ayeen Ak-bery. III p. 81. &c. Sketches<br />
re.'ating to the Hisiory &c. of the Hindoos, p. 107,
WEGENS OUD INDIE. 321<br />
der Oudheid, waren de Indiaanen in zeven<br />
Casten, of Stammen , verdeeld (ƒ). Naastdenkelyk<br />
vervielen zy tot deeze dwaaling,<br />
door eenige Onderverdeelingen der Casten<br />
aan te zien als daadlyk van elkander in oorfprong<br />
verfchillende. Doch dat 'er niet<br />
meer dan vier oorfpronglyke Casten waren<br />
, leeren wy uit het zamenfremmend<br />
getuigenis der best onderrigtte hedendaagfche<br />
Reizigeren. Een alleronderfcheidenst<br />
berigt, deswegen , treffen wy aan in een<br />
Werkje, vóór het midden der laatstverloopene<br />
Eeuwe opgefteld door ABRAHAM<br />
ROGER, Kapellaan der- Hollandfche Factory<br />
te Pullicate (g~). Door het vertrouwen<br />
te winnen van een kundig Brahmin,<br />
kreeg hy een echter en uitgebreider onderrigting<br />
wegens de Zeden en den Gódsdienst<br />
der Indiaanen^ dan de Europeaanen<br />
bezaten, vóór de onlangs verkreegene Overzettingen<br />
uit de Sanskreetfche taal. Ik gewaag<br />
van die Boek, dewyl het minder bekend<br />
is, dan 't zelve verdient.<br />
Thans blyft 'er geen twyfel altoos meer<br />
over , noch ten aanziene van het Getal ,<br />
noch aangaande de Bezigheden, der Casten:<br />
dewyl deeze beidé ftukken bekragtigd worden<br />
, door de oudfte en heiligfte Boeken<br />
der<br />
(ƒ) STRABO,- Lib. XF. p. 1029. C. &c. DIOD.<br />
SICUL. Lib. II. p. 153, &c. ARRIAN. Indie. c, ió;<br />
Cg) La Porte Ouvertè, oii la vraye Reprefs>:ta~<br />
tion de la Fie, des Mqeiirs, de la Religion, & d»<br />
Service des Bramins, qui demeurent [ar les Cesteé<br />
d'e Cer mandel, &c.<br />
AAN-<br />
HANG-<br />
ZEL.
326 O N D E R Z O E K<br />
AAN der Hindoos, en bevestigd door de berig<br />
HANG ten van hunne eigene Inftellingen, gegeeven<br />
door Brahminen, uitfteekende in ge-<br />
SEL.<br />
, leerdheid. Volgens hun, ontftaan de onderfcheide<br />
Casten van Brahma , den onmiddelyken<br />
werker der Seheppinge onder<br />
de Oppermagt, op de volgende wyze, die<br />
teffens den Rang aanwyst welken zy moeten<br />
bekleeden , en het werk 't geen elk<br />
derzelven te verrtgten ftaat.<br />
De Brahmin, van den Mond (JVysheid) ;<br />
om te bidden, te leezen en te onderwyzen.<br />
De Chehteree ,van de Armen (Sterkte);<br />
om den Boog te fpannen, te vegten,<br />
en te beftuuren.<br />
De Bice, van den Buik of Dy en (Voedzei);<br />
om te voorzien in de Leevensnoodwendigheden,<br />
door Landbouw en<br />
Kunstwerken.<br />
De Sooder, van de Voeten (Onderwer*<br />
ping); om te arbeiden en te dienen.<br />
De voorfchreevene Bezigheden van alle<br />
deeze Rangen zyn weezenlyk in een web<br />
pjè• egelden Burgerftaat. Ondergefchikt aan<br />
flëeze is eene vyfde, of bykomende, Rang,<br />
Ènrrün Sunker geheeten, de veronderftelde<br />
Al komst eener onwettige vereeniging<br />
tusfehen Perfoonen van onderfcheidene Casten<br />
Deeze Leden vinden meest hunne<br />
• bezigheid in het dry ven van Koopmanfchap<br />
in 't' klein (h). De laatstgemelde bykoomen-<br />
C%) Preface to the Code of Cent00 Laws, p.<br />
XLVÏ & XCIX.
WEGENS OUD INDIE. 323<br />
mende Cast is, voor zo verre ik weet ,<br />
door geen Europisch Schryver opgenoemd.<br />
De onderfcheiding was te gering om door<br />
hun waargenomen te Worden, en zy fchynen<br />
de Leden van deeze Cast aangemerkt<br />
te hebben, als behoorende tot de Sooder*<br />
Behalven deeze erkende Casten, is 'er<br />
een Gèflacht van ongelukkige Menfchen,<br />
op de Kust van Cormandel, Pariars, en,<br />
in andere oorden van Indie, Chandalas,<br />
geheeten. Deeze zyn Verwerpelingen uic<br />
hunne oorfpronglyke Cast, die, door wangedrag<br />
, alle de voorregten daarvan verbeurd<br />
hebben. Hun ftaat is, buiten twyfel,<br />
de laagfte vernedering der Menschlyké<br />
Natuur (/). Geen Mensch van eenige<br />
Cast wil de minfte gemeenfchap mee hun<br />
hebben (k). Indien een Pariar eenen<br />
Nayr, dat is een Krygsman vnn den hoogften<br />
Rang', op de Malabarfche kust, genaakt<br />
, mag deeze hem ilrafloos ter dood<br />
brengen. Water of Melk wordt ontheiligd<br />
geagt als hun fchaduw daar over gegaan<br />
is , en niet gebruikt dan naa eene'<br />
pleg-<br />
(t) Onder het overzetten kwam my in handen de<br />
Gefchir-clktiïidige Verhandeling over de Heidt ns, door<br />
den Hoogleeraar H. M. G. G REL MAN , die het tot<br />
een hoogen trap van waarfchyalyidieid brengt, dat de<br />
zogenaamde Heidens, in verfcheide irreckeri van Europa<br />
omzwervende, uit Indie afkomf'ig, en van de<br />
hiatstgeraelde Caste Sooder , of liever het uitfehot<br />
der Casten, Pariars zyn. Tweede Afd. HoofJjh Y e»<br />
VI. bl. 266 en 304. V E R T.<br />
Ck) SONNERAT, Tom. I. p. 55, $6»<br />
X 2<br />
AAN-<br />
IIANG-<br />
ZEL.
AAN-<br />
HANG-<br />
ZEL.<br />
3H O N D E R Z O E K<br />
plegtige zuivering Q). 'c Is bykans ortmogelyk<br />
met woorden uic te drukken, welk<br />
een gevoel van laagheid en verfmaading<br />
de naam van Pariar, of Chandala, in de<br />
ziel van een Hindoo verwekt. Ieder Hin*<br />
doo , die de Regels, of Inftellingen, van<br />
zyn Case overcreedc, zinkc neder in dien<br />
fmaadvollen ftaac. Die maakc de Hindoos<br />
zo fterk en moedig in hec ftandvascig aankleeven<br />
der Inftellingen van hun Scam ;<br />
dewyl hec verlies der Caste by hun hec<br />
verlies is van alle agting en vertroosting<br />
in de menschlyke zamenleeving ; en eene<br />
ftraffe, onvergelyklyk fterker dan de Ban<br />
ten tyde dat de Pauslyke Magc de grooc-<br />
"fte kragc oefende.<br />
In de Mahabarat, hec oudfte Boek der<br />
Hindoos, en van grooter gezag dan eenig<br />
tot nog toe aan de Europeaanen bekend,<br />
worden de Oorfpronglyke Casten opgenoemd,<br />
en derzelver werkzaamheden befe'ireeven<br />
QnX Dezelfde onderfcheiding in<br />
Casten , was bekend aan den Schryver van<br />
Heeto-pades, een ander Werk van verbaazende<br />
Oudheid, uit het Sanskreetisch vereaald<br />
(n).<br />
By die alles moec ik nog voegen,- dac,<br />
fchoon de lyn der Onderfcheiding in diervoege<br />
getrokken is, dat het opklimmen<br />
van een laager rot een hooger Case volitrekc<br />
onmogelyk zy, en aangezien zou<br />
wor-<br />
(/) Jyeen Akbery, Vol. HL p. 243.<br />
(m) Baghvat-Ceeta, p. 130.<br />
(n) Heeto-pades, p. 25L
WEGENS OUD INDIE. 325<br />
worden voor eene fchriklyke Godloosheid ,<br />
indien iemand, in laager Rang, hec zich<br />
onderwonde eenig bedryf uic te voeren ,<br />
toe een hooger behoorende , nogthans , in<br />
zekere gevallen, de Pundits hec geoorlofd<br />
keuren voor Perfoonen van een hoogen<br />
Rang, zommige bezigheden te verrigten aan<br />
een Rang,beneden den hunnen, toegeweezen,<br />
zonder hierdoor hun Cast-regt te verliezen<br />
(V). Overeenkomftig daar mede vinden<br />
wy Brahminen gebruikt in den diensc<br />
hunner Vorften , niec alleen als Staatsdienaars;<br />
maar in mindere posten (/>). De<br />
meeste Opper-officieren in het Leger van<br />
SEVAGI, den Grondvester van den Staat<br />
Mahratta, waren Brahminen, en eenigen<br />
hunner Pundits, of Geleerde Brahminen Qq),<br />
Veele der Seapoyen , in diensc der Oost-<br />
Indifche Maatfchappy , byzonder in Bengale<br />
, behooren toe de Case der Brahminen.<br />
Eene andere byzonderheid , de Casten<br />
betreffende, verdient onze opmerking. Een<br />
verbaazend getal Bedevaartgangeren, in zommige<br />
jaaren meer dan 150,000 beloopende,<br />
bezoekt de Pagoda van Jaggernaut, in<br />
Orisfa, (eene der oudfte en meest geëerbiedigde<br />
Plaatzen van den Hindoo-Eerdienst)<br />
, ten tyde van het Jaarlyks Feest<br />
eer<br />
(0) Pref. of Pundits to the Code of Gentoo Laies,<br />
r p. ICO.<br />
(_p) ORME'S Fragments, p. 207.<br />
ff) ORME'S Fragments, p. 97.<br />
X 3<br />
AAN-<br />
HANG-<br />
ZEL.
AAN'<br />
HANG<br />
ZEL.<br />
32Ó O N D E R Z O E K<br />
• ter eere van de Godheid aan welke die<br />
• Tempel is toegeheiligd. De Leden van de<br />
vier Casten hebben vryheid, om , dooreen<br />
- vermengd, het Altaar des Afgods te naderen<br />
, zich zonder onderfcheiding neder te<br />
zetten , en tellens aan dezelfde fpyze deel<br />
te neemen. Dit bedryf fchynt eenige herinnering<br />
aan te duiden van een Staat, vroeger<br />
dan de Inflelling der Casten, toen men<br />
alle Menfchen als gelyk aanmerkte. Ik<br />
heb geene toereikende berigten, om rede<br />
te geeven van eene handelwyze, zo rechtftreeks<br />
aanloopende tegen de eerfte denkbeelden<br />
en beginzelen der Hindoos, 't zy<br />
Qodsdienftige, 't zy Burgerlyke (r><br />
Eenige myner Leezeren zullen niet naagelaaten<br />
hebben op te merken, dat ik geen<br />
verflag gedaan heb, van de veelvuldige<br />
Ordes van Indifche Boetelingen, aan welke<br />
allen de Europifche Schryvers den naam<br />
van Faquirs geeven; een naam waar mede<br />
de Mahomedaanen de Geestdryvende Monniken<br />
van hun eigen Godsdienst beftempelen.<br />
Het licht, waarin ik de Godsdienflige<br />
Inftellingen der Hindoos befchouwd<br />
heb, maakte het niet noodzaaklyk de Indifche<br />
Faquirs byzonder in overweeging<br />
te neemen. Hun aantal , de ftrengheid<br />
hunner lyfskwelladien, de pynigende boetedoeningen<br />
, welke zy vry willig ondergaan ,<br />
en hec hoog gevoelen, 't geen het Volk<br />
van<br />
O) BERKIER, T-osn.il. p. 102. TAVERNIER,<br />
B. II. c. 9. AKQ_UETIL, Dm. Pnlim. p. 81. %f-<br />
//*.Ï, p. 96.
WEGENS OUD INDIE. 3*7<br />
van hunne heiligheid koesterc, hebben alle<br />
Reizigers, die Indie bezogten , getroffen,<br />
en de befchryvingen daarvan zyn te over<br />
bekend. De flerkwerkende invloed der<br />
Geestdryverye, de zugt om uit te munten,<br />
en de begeerte om eenig deel te erlangen<br />
aan die eerbiedbetooning tot welker genoc<br />
de Brahminen gebooren zyn , kan reden<br />
geeven van alle de bunengewoone dingen,<br />
welke zy doen en lyden. Eene byzor.»<br />
derheid, hun betreffende, kunnen wy niet<br />
naalaaten hier te plaatzen. Deeze Orde<br />
van Boetelingen fchynt zeer oud te zyn<br />
in Indie. De befchryving der Germani,<br />
door STRABO uit MEGASTHENES ontleend,<br />
past, bykans in elke omitandigheid,<br />
op de hedendaagfche Faquirs (/). ]<br />
Niet alleen zyn voor de vier onderfcheide<br />
Stammen, de gemelde en doorgaans or><br />
veranderlyk onoverfchreedbaare grenzen bepaald;<br />
maar ook de Leden van ieder Cast<br />
blyven beflendig het Beroep , of Bedryf,<br />
hunner Voorvaderen aankieeven. Van genacht<br />
tot gedacht, hebben dezelfde Familien<br />
eenzelfde Leevenswyze gevolgd, en zullen<br />
die blyven volgen.<br />
Zodanige willekeurige befchikkingen over<br />
de onderfcheide Leden , die eene Maatfchappye<br />
uitmaaken , fchynen, in den eerften<br />
opflage, aan te loopen tegen de vordering<br />
in Weeteufchappen of in Kunflen, en door<br />
rondsel)<br />
STRABO, Lib. XF. p. 1040. B. Ket ingefloo-<br />
tene is de I Aantekening van ROBERTSON op het<br />
Aanhangsel.<br />
X 4<br />
AAN<br />
HING<br />
ZEL.
AAN-<br />
HANG-<br />
ZEL.<br />
3a8 O N D E R Z O E K<br />
roncjsom de onderfcheide Ordes van Men*<br />
fchen, dusdanige grensfcheidingen op te<br />
rigten, welke het Godloosheid gerekend<br />
wordt te overtreeden, fchynt men de werkzaamheden<br />
van 's Menfchen geest binnen<br />
naamver kring te bepaalen dan de Natuur<br />
daaraan heeft toegeftaan. — Wanneer<br />
ieder Mensch volkomene vryheid gelaaten<br />
wordt om zyne poogingen aan te wenden<br />
omtrent die voorwerpen en tot die einden<br />
, waar toe de aandrift van zyn eigen<br />
geest hem by voorkeuze noopt, mag men<br />
verwagten dat hy dien hoogen trap van<br />
uitmuntenheid zal beklimmen , tot welken<br />
de onbedwongene uitoefeningen van verftand<br />
en vlytbetoon natuurlyk opleiden. —<br />
De Regelingen des Indifchen Burgerlyken<br />
Befluurs, ten opzigte van de onderfcheidene<br />
Rangen van Menfchen, moeten, noodwendig<br />
, zomtyds het vernuft in deszelfs<br />
loopbaan fluiten, en talenten, gefchikt om<br />
in een hooger kring te fchitteren, bepaalen<br />
tot bezigheden van eene laagere Cast.<br />
Doch, de fchikkingen deezes Burgerlyken<br />
Befluurs zyn niet gemaakt voor 't geen<br />
zeldzaam is; maar voor 't geen doorgaande<br />
plaats heeft; niet voor weinigen; maar voor<br />
de menigte.<br />
Het oogmerk der eerfte Indiaanfche Wetgeeveren<br />
was de kragtdaadigfte middelen<br />
in 't werk te ftellen om te voorzien in<br />
het onderhoud , de veiligheid , en het geluk,<br />
van alle de Leden der Maatfchappye ,<br />
onder hun op.zigt. Met dit oogmerk zonderden<br />
zy zekere Geflachccn van Menfchen<br />
«O.
WEGENS OUD INDIE. 329<br />
af, voor ieder der onderfcheidene Beroepen<br />
en Kunften, in een wel ingerigte Burgerftaatnoodig,en<br />
beftemden dac de uitoefening<br />
daarvan zou overgaan van Vader op<br />
Zoon, in eene beftendige opvolging. Die<br />
Scelzel, fchoon hoogsc ftrydig mee de denkbeelden<br />
, welke wy, in een geheel anderen<br />
ftaac van Maatfchappy geplaatst, gevormd<br />
hebben, zullen wy, by een nader inzien,<br />
beter gefchikt vinden, om het beoogde<br />
einde te bereiken, dan een bedagtloos befchouwer<br />
zich , in den eerften opflage ,<br />
kan verbeelden.<br />
's Menfchen geest buigt zich voor de<br />
wet der noodzaaklykheid,en is gewoon zich<br />
niet alleen te fchikken naar de bepaalingen<br />
welke de ftaat zyner Natuure, of de inftellingen<br />
zy'ns Lands, hem opleggen, maar ook<br />
daarin te berusten. Een Indiaan weet van<br />
het oogenblik dac hy ter wereld intreedt,<br />
den Stand hem toegefchikt, en tot welke<br />
Werkzaamheden hy,door zyne Geboorte,<br />
verordend is. De voorwerpen, hier toe<br />
betrekking hebbende , vertoonen zich al<br />
lereerst aan zyn oog. Zy houden zyn<<br />
gedagten bezig , of zyne handen onledig:<br />
en, van zyne vroegfte jaaren af, wordt h}<br />
opgebragt tot de hebbelykheid om met ge<br />
mak en vermaak te verrigten , 't geen d<<br />
bezigheid van zyn geheele leeven zal uit<br />
maaken. — Hier aan mag toegefchreevei<br />
worden die hooge trap van volmaaktheid<br />
zigtbaar in veele der Indifche Handwerken<br />
> '<br />
en, fchoon eerbied, voor de handel wyzi<br />
hunner Voorvaderen, den geest van uitvin<br />
X 5 din<br />
i<br />
I<br />
AAN<br />
HANG<br />
SEL.
AAN<br />
KAN G-<br />
ZEL.<br />
2<br />
l<br />
339 O N DïE R Z O E K<br />
ding moge verdooven, verkrygen zy, nogthans,<br />
door den voorvaderlyken trant aan te<br />
kleeven, zulk eene vaardigheid en kieschheid<br />
in de behandeling, dat de Europeaanen<br />
, met alle de voordeden van meerdere<br />
Weetenfchap, en hec behulp van volkomener<br />
werktuigen , nooit in ftaat geweesc<br />
zyn , om hunne keurlyke Werken naa te<br />
maaken. Terwyl deeze groote vordering<br />
hunner keurigfte Handwerken de bewondering<br />
van andere Volken verwekte, en<br />
derzelver Koophandel trok, verzekerde de<br />
onderfcheiding der Beroepen in Indie, en<br />
de vroegtydige verdeeling des Volks in<br />
Klasfen , ieder aan byzonderen arbeid<br />
bepaald, hun van zulk een overvloed der<br />
gemeenere en nuttige leevensgeryflykheden,<br />
als niet alleen hunne eigene behoeften<br />
vervulde, maar ook dezelve verfchafte aan<br />
de rondsom gelegene Eanden.<br />
Aan deeze zo vroege Verdeeling des<br />
Volks in Casten, moeten wy desgelyks<br />
toefchryven , eene treffende byzonderheid<br />
in den Staat van Indie; de Volftandigheid<br />
der daar gemaakte Inftellingen, en de Onveranderlykheid<br />
in de Zeden der Inwoonderen.<br />
Wat nu in Indie is , was daar altoos,<br />
en zal 'er waarfchynlyk altyd blyven;<br />
: loch hec woesc Geweld en de bekrompen-<br />
] ïeid der Geescdryverye van de Makome,<br />
4 iaanfche Ver mees ceraaren, noch de Magt<br />
( Ier Europifche Meesceren, hebben eenige<br />
1 'erandering van belang medegebragc. [Ik<br />
eg, mee voordagc, eenige verandering van<br />
elang, wanc hec is hec gevoelen van Heeren,
WEGENS O U D I N D I E , 33Ï<br />
ren, die veel in Indie gezien, en 't geen<br />
zy daar zagen met een onderfcbeidend oog<br />
waargenomen,hebben, dat de Vermeesteringen,<br />
1<br />
AAN-<br />
IUNG-<br />
ZEL.<br />
zo der Mahomedaanen als der Europeaanen,<br />
eenige uitwerking baarden op de<br />
Zeden en Gewoonten der Inboorelmgen.<br />
Zy verbeelden zich , dat de Klceding , die<br />
de Hindoos. tegenwoordig draagen , de Tulband<br />
, de Jummah, en de lange Broek,<br />
een naavolging is, van de Kleeding hunner<br />
Mahomedaanfche Vermeesteraaren. De<br />
oude Dragt der Indiaanen, gelyk dezelve<br />
befchreeven wordt by ARRIANUS (t),<br />
beftondt in eene Mousfeüne of Dundoeksch<br />
kleed, luchtig over de fchouderen geflaaeen,<br />
en een fchort van dezelfde (toffe, ter<br />
helft van de beenen reikende; hunne Baarden<br />
verfden zy met verfcheide kieuren, 'c<br />
geen tegenwoordig niet gebruiklyk is. —<br />
De gewoonte, om de Vrouwen opgefiocten<br />
te houden, en de ftriktheid met welke zy<br />
bewaard worden, veronderftelt men desgelyks<br />
van eene Mahomedaanfche herkomst te<br />
weezen. Deeze veronderftelling wordt eefrermaate<br />
bevestigd door het Tooneelfpeï<br />
van Sacontala. uit de Sanskreetfche taal<br />
vertolkt. In dit Toneelftuk worden verfcheide<br />
Vrouwlyke Characters ingevoerd,<br />
die zich in de verkeering mengen, en zo<br />
vry met de Mannen omgaan als de Vrouwen<br />
in Europa gewoon zyn.<br />
t i e i<br />
De Op '<br />
Ier van dit Huk, mogen wy veronderstellen,<br />
befchryft de Zeden, cn houdt zich aan<br />
ft) ARRIAN. His:. Indie. c i£,<br />
de
AAN<br />
HAK G-<br />
ZEL.<br />
332 O N D E R Z O E K<br />
de Gewoonten van zynen tyd. Maar,<br />
terwyl ik deeze aanmerking maak , komt<br />
het ter fneede desgelyks op te tekenen ,<br />
dat 'er, uit eene plaats by STRABO, reden<br />
is om te denken, dat, ten tyde van ALEX<br />
ANDER DEN GROOTEN, de Vrouwen in<br />
Indie met dezelfde jalourfche oplettenheid<br />
gade geflaagen wierden, als heden ten dage.<br />
„ Wanneer h'unne Vorften," fchryfc<br />
hy, MEGASTHENES volgende, „ op de<br />
55 J a c i n<br />
g ' c<br />
openbaar uitryden, worden zy<br />
„ vergezeld door eene menigte van hunne<br />
„ Vrouwen ; maar den weg , welken zy<br />
„ langs trekken, is te wederzyde met tou-<br />
„ wen afgeflooten, en, indien iemand de-<br />
„ zelve te naby komt, wordt hy terflond<br />
„ met den dood geiïraft («)." — De invloed<br />
van de Zeden der Europeaanen , begint<br />
zich te verwonen onder de Hindoos , die<br />
in de Stad Calcutta woonen. Eenigen<br />
hunner ryden in Engelfche Wagens , gebruiken<br />
Stoelen om op te zitten, en verderen<br />
hunne huizen met Spiegels. Verfcheide<br />
omftandigheden zou ik hier nevens<br />
kunnen voegen , indien dit de plaats<br />
was om daar over uit te weiden, die waar<br />
fchynlyk zullen medewerken , om deezen<br />
geest van Naavolging, te doen veld winnen<br />
(V).J<br />
Dan, dit in 't voorby gaan opgemerkt<br />
hebbende, blyven dezelfde Onderfcheidingen<br />
van Rang , dezelfde fchikkingen in<br />
het<br />
(ti) STRABO, Lib. XF. p. 1037. A.<br />
(_v) Dit is de II Aantekening van ROBERTS»^
WEGENS OUD INDIE. 333<br />
hec Burgerlyk en Huislyk Leeven ftand<br />
houden ; men eerbiedc dezelfde Beginzels<br />
van den Godsdiensc , en kweekt dezelfde<br />
Kunften en Weetenfchappen aan. Te deezer<br />
oorzaake is, door alle Eeuwen heen,<br />
de Handel op Indie dezelfde geweest ;<br />
Goud en Zilver is eenpaarig derwaards heen<br />
gevoerd om dezelfde Waaren te koopen ,<br />
welke het thans aan alle Volken verfchaft;<br />
en, zints den tyd van PLINIUS tot den<br />
tegenwoordigen , heeft men Indie altoos<br />
aangemerkt en gevloekt als een draaykolk,<br />
diefden Rykdom verflindende inzwelgt vari<br />
alle andere Landen, welke onophoudelyk<br />
derwaards heen vloeit , en nooit wederkeert.<br />
[Het is niet onaartig op te merken<br />
, hoe naauwkeurig de begrippen vari<br />
een Afiatisch Schryver met die der Europeaanen<br />
, ten deezen aanziene, overeenftemmen.<br />
„ Agt geevende," fchryft hy,<br />
„ op de Armoede van Turan , [de Lan-<br />
£ den over den Oxus geleegen, ] en Ara-<br />
„ bie, kon ik, in den beginne , de reden<br />
niet vinden, waarom deeze Landen nooit<br />
„ in ftaat geweest zyn, om fchatten te be-<br />
„ waaren , terwyl , in tegendeel, dezelve<br />
„ in Indostan ftaag toeneemen. TIMOUR<br />
„ bragt in Turan de Rykdommen van Tur-<br />
*' kyen, Perfie en Indostan ; maar ze zyr<br />
^ alle vervloogen; en , geduurende de Regeeringen<br />
van de vier eerfte Caliphs .<br />
„ waren Turkyen, Perfie, een gedeelte var i<br />
„ Arabie, Ethiopië, Egypte en Spanje ><br />
„ hunne Schatting-opbrengers ; maar noj<br />
„ werden zy niet ryk. 't ïs, derhalven,<br />
><br />
AAN<br />
HANG<br />
SEL.
AAN<br />
HANG-<br />
ZEL.<br />
334 O N D E R Z O E K<br />
,, blykbaar,dar. deeze vervloeijing des Ryk-<br />
,, doms uic een Staat, moeë ontitaan' uic<br />
„ buicengewoone afleidingen, of uic eenig<br />
, „ gebrek in hec Staacsbeftuur. Indostan<br />
,, is meermaalen uitgeplunderd door vreemde<br />
Invallers, en niec één hunner Konin-<br />
„ gen won daar by iets aan in Rykdom?<br />
,, hec Land heefc ook inwendig niec veele<br />
,, Goud- en Zilver - Mynen , en nogthans<br />
„ heeft Indostan overvloed van Geld, en<br />
„ alle andere tekenen van Welvaart. 'Dé<br />
„ overvloed van Geld moet ongetwyfdd<br />
„ toegefchreeven worden, aan den ruimen<br />
,, invoer van Goud en Zilver met de Sche-<br />
„ pen uic Europa komende, en van andere<br />
j, Volken; veelen van welken gereed Geld<br />
in verruiling brengen voor de Gewerkte<br />
,, Stoften en Natuurlyke Voortbrengzelen<br />
,, des Lands. Indien die de oorzaak niec<br />
„ is des bloeienden ftaacs van Indostan ,<br />
,, moec dezelve aan eenen byzonderen<br />
„ Zegen van GOD worden toegefchree-<br />
„ ven f » " ]<br />
Volgens de berigten, welke ik hier boven<br />
opgegeeven heb van de Laadingen,<br />
oudryds uic Indie aangevoerd, biyken dezelve<br />
ten naastenby bellaan te hebben, uic<br />
dezelfde Artykelen als die, in onzen tyd,<br />
gefcheept worden: en hec onderfcheid,<br />
*c welk wy daarin befpeuren , fchync niet<br />
zo zeer ee oneftaan uic eenige verfcheidenheid<br />
(w) Memoir.s of KHOJEH ABDUL-KURREEM,<br />
a Chasmeerian of difïinction. p. 42. Dit is de III<br />
Aantekening van ROBERTSON.
WEGENS OUD INDIE. 335<br />
heid in den aart der Goederen , die de<br />
Indiaanen ten Koophandel vervaardigen ,<br />
dan wel uit eene verandering in den fmaak,<br />
of in de behoeften, der Volken , die dezelve<br />
begeeren.<br />
II. Een ander bewys van de vroegtydigë<br />
en ver gevorderde Befchaafdheid des Volks<br />
in Indie, mogen wy ontkenen uic de befchouwing<br />
van deszelfs Staatkundigen toeftan<br />
d en Regeeringsvorm.<br />
De Indiaanen creeden in de Gefchiedenis<br />
huns eigen Lands te rugge, door eene<br />
verbaazende opeenvolging van Eeuwen, en<br />
beweeren , dnt geheel Afia, van den Mond<br />
van den Indus aan hec Westen , toe de<br />
Grenzen van China aan hec Oosten , en<br />
van het Gebergte Thibet ten Noorden, tot<br />
Kaap Comorin ten Zuiden, een groot Ryk<br />
uitmaakte , onderworpen aan één magtig<br />
Souverain , onder wien verfcheide erflyke<br />
Prinfen, of Rajahs, regeerden. Maar hunne<br />
Tydrekening, die den Leeftyd der Menfchen<br />
, in ouden tyde , by duizenden van<br />
jaareo, en de lengte van de onderfcheide<br />
Tydperken, in welke zy veronderftelt dat<br />
de Wereld beflaan hebbe , by Millioenen<br />
afmeet, is zo verregaande wild en buitenfpoorig<br />
, dat dezelve geen ernflig <strong>onderzoek</strong><br />
verdient.<br />
Wy moeten ons , derhalven , te vrede<br />
houden, tot dat men eene zekerder onder -<br />
rigting verkryL r<br />
t, wegens de Oude Gefchiedenis<br />
van indie , met de eerfte verhaa'en<br />
dat Land Kerreffende , die men voor echt<br />
kan aanmerken , van de Grieken . onder<br />
ALEX-<br />
AAM-<br />
HANQ-<br />
ZEL.
A AN-<br />
HANG-<br />
ZEL.<br />
336 O N D E R Z O E K<br />
ALEXANDER DEN GROOTEN. Zy vonden<br />
zeer groote Koningryken, in dat Land<br />
gevestigd. De Landen der Heerfchappyen<br />
van PO RUS en TAXI LES begreepen een<br />
groot gedeelte van de Panjab , een der<br />
vrugtbaarfte en best bebouwde Landen van<br />
Indie. Het Koningryk der Prafy, of Gandaridae,<br />
ftrekte zich zeer verre uit te we.<br />
derzyden van de Ganges. Deeze drie Ryken<br />
waren, naar uitwyzen der oude Griekfche<br />
Schryveren, magtig en volkryk;<br />
Deeze befchryving der verdeeling van Indie<br />
in Staaten van zulk eene grootte , is<br />
alleen eene befiisfende proeve van den ver<br />
gevorderden voortgang in Befchaafdheid.<br />
ïn alle de Gewesten der Aarde, zonder onderfcheid<br />
, waar men gelegenheid gehad<br />
heeft, om de vordering der Menfchen in<br />
het Maatfchappylyk Leeven naa te gaan,<br />
doen zich eerst kleine onafhangelyke Stammen,<br />
of Gemeenfchappen, voor. Hunne<br />
algemeene behoeften zetten hun ter vereeniging<br />
aan ; en hunne onderlinge jaloufien,<br />
zo wel als de noodzaaklykheid om zich van<br />
het noodig leevensonderhoud te verzekeren,<br />
dringen hun om op eenen afftand te<br />
verwyderen eiken Mededinger, die inbreuk<br />
maakt op een Grondgebied, 't geen zy als<br />
hun eigendom aanmerken. Veele Eeuwen<br />
verloopen 'er , eer zy zamenvloeijen , of<br />
een genoegzaam vopruitzigt krygen om te<br />
voorzien in hunne behoeften, of eene toereikende<br />
wysheid om de zaaken te beftuuren,<br />
van eene talryke Maatfchappy. — Zelfs<br />
onder de zagte Lugtftreek, en op den ry-<br />
ken
WEGENS O U D I N D I E . 337<br />
ken Grond van Indie, misfchien gunfliger<br />
voor de vereeniging en aanwas van hec<br />
Menschlyk Geilachc, dan eenige andere<br />
plaats des Aardbodems, moec hec vormen .<br />
van zulke uitgebreide Staaten , als gevestigd<br />
waren in dat Land, toen de Europeaanen<br />
't zelve eerst bezogten , hec werk<br />
van langen tyd geweest zyn , en de Leden,<br />
die dezelve uitmaakten, zich lang gewend<br />
hebben aan het uitoefenen van nuttig<br />
vlytbetoon.<br />
Schoon de Monarchaale Regeering vascgefteld<br />
was in alle de Landen van Indie;<br />
waar toe de kennis der Ouden zich uitftrekte,<br />
waren de Souverainen verre van<br />
een onbepaalde of eigendunklyke Magt te<br />
bezitten. Geen voetllappen , 'c is waar ;<br />
ontdekt men in die oorden , Van eenige<br />
Vergadering , of eenig openbaar Staatslichaam<br />
, welks Leden,,of van eigen regtswege,<br />
of ais Vertegenwoordigerst hunner<br />
Medeburgeren, item hadden in het maaken'<br />
van Wetten, of hec oog te houden op derzelver<br />
volvoering. Inrigtingen , gefchikc<br />
om de Regten, den Mensch in den Staat<br />
der Zamenleeving toekomende, te verzekeren<br />
en te handhaaven, hoe gemeenzaam dit<br />
denkbeeld moge weezen by de Volken iri<br />
Europa , maakte nimmer een gedeelte uit<br />
der Maackundige Gefteltenisfe in eenig<br />
groot Afiatisck Koningryk. Aan geheet<br />
andere beginzelen hadden de Inboorelingen<br />
van Indie, de beperkingen dank te weeten, 1<br />
AAN<br />
HANG-<br />
ZEL.<br />
die de- uitoefening der Koninglykè Magt<br />
bepaalden.<br />
Y Dfr
AAN<br />
HANG-<br />
ZEL-<br />
3 3S O N D E R Z O E K<br />
De Rang cler byzondere Perfoonen was<br />
onverandeviyk vastgefteld, en de Voorregten<br />
der onderlcheidene Casten werden onfchendbaar<br />
geoordeeld. De Monarchen van<br />
Indie , die allen genomen waren uit^den<br />
tweeden, van de vier boven befchreevene<br />
Rangen, als aan welken het Staatsbeftuur<br />
en het voeren van Oorlog werdt toevertrouwd<br />
, zagen, onder hunne Onderdaanen ,<br />
een Rang van Menfchen, verre boven hun<br />
in waardigheid verheeven, en zo wel bewust<br />
van hunne eigene uitmunienheid , zo<br />
in Rang als in Heiligheid, dat zy het eene<br />
verlaaging en befmetting zouden rekenen,<br />
indien zy hetzelfde Voedzel met hunnen<br />
Souverain nuttigden (V). Hunne Perfoonen<br />
zyn heilig , en kunnen zy , zelfs<br />
wegens de gruwzaamfte misdryven , niet<br />
met den dood geüraft worden ; men mag<br />
hun bloed nooit vergieten (y> — Menfchen,<br />
in zulk een verheeven ftand geplaatst,<br />
"moeten de Monarchen met eerbied<br />
sanzien , en hun eerbieden als de Bedienaars<br />
van den Godsdienst, en de Leeraars<br />
der Wysbeid. By gewigtige gelegenheden,<br />
is het de Pligt der Souverainen hun raad<br />
te pleegen , en zich door hunnen raad te<br />
laaten befluuren. Hunne vermaaningen, en<br />
Zelfs hunne beftraffmgen, moeren met onderwerplyke<br />
eerbiedenis ontvangen worden.<br />
Dit<br />
(V) ORME'S, Disfert. Vol. I. p. 4. Sketches<br />
&c. p. 113.<br />
(y) Code of Gent00 Laws. Cb. XXI. §. 10. p.<br />
575. 283. &e.
WEGENS O U D I N D I E . 339<br />
Dit Regt der Brahminen, om hun gevoeAANlen in te brengen , ten opzigte van het HANG-<br />
Beftuur der Staatzaaken , was by de Ou ZEL.<br />
den niet onbekend (z) ; en in zommige .<br />
verhaalen , in India bewaard, van de gebeurtenisfen<br />
in hun eigen Land voorgevallen<br />
, vinden wy gewaagd van Vorften,<br />
die , de Voorregten der Casten gefchonden,<br />
of de aanmaaningen der Brahminen<br />
in den wind geflaagen, hebbende, door derzelver<br />
Gezag afgezet, en met den dood<br />
geftrafc wierden (a).<br />
Terwyl de heilige Regten der Brahminen<br />
, aan den eenen kant, ten befchutzel<br />
dienden, tegen de ink'ruipingen der uitbreiding<br />
van Koninglyke Magt, was dezelve,<br />
aan den anderen kant , bepaald door de<br />
denkbeelden , welke zy , die de hoogde<br />
posten in de Maatfchappy bekleedden, vormden<br />
van hunne eigene waardigheid en voorregten.<br />
Naardemaal niemand , dan Leden<br />
van de Cast , naast in Rang aan die welke<br />
de Godsdienst heilig verklaard had; ,<br />
in eenige Staatsbedieningen konde gebruikt<br />
worden, vonden de Souverainen.der uïtge-<br />
Urekte Koningryken, oudtyds in Indie opgerigt,<br />
hec noodig, hun te bekleeden met<br />
het Opzigterfchap over de Steden en de<br />
Landfchappen , te verre afgelegen om onder<br />
hun eigen onmiddelyk opzigc te Haan.<br />
(z) STRABO, Lib. XV. p. ioap.C.<br />
Op<br />
(cï) Account of the Qualities requijite in a Magift<br />
rat e, prefixed by ' the Pundits to the Code of Genton<br />
Laws, p. CII & CXVI.<br />
Y 3
AAN<br />
HANG"<br />
ZEL.<br />
340 O N D E R Z O E K<br />
Op deeze posten gefteld, verkrcegen zy<br />
minigwerf zo veel rykdoms en invloeds,<br />
dat Bedieningen, opgedraagen tot wederopzcggens<br />
toe , in hunne Familien bleeven,<br />
en zy allengskens een Tusfehen-orde<br />
vormden, tusfehen den Souverain en diens<br />
Onderdaanen; en door den alcoos waakzaamen<br />
nayver, met welken zy hunne eigene<br />
waardigheid en voorregten handhaafden ,<br />
dwongen zy hunne Regeeiders hun te eerbieden,<br />
en met bilhkhetd den teugel der<br />
Regetringe te befiuuren.<br />
De voordeelen deezer Bedwangmiddelen,<br />
op de magt des Souverains, bepaalden zich<br />
niet geheel en al tot de twee Eerfte Rangen<br />
in den Staat , zy ftrekten zich eenigfrmaate<br />
uit tot Leden van den derden<br />
Rang , die met den Landbouw zich onledig<br />
hielden. De arbeid deezes talryken en<br />
nuttigen Lichaams van Menfchen behoort<br />
zo weezenlyk tot de behoudenis en hec<br />
geluk der Maatfchappye , dat men alle<br />
aandagt vestigde en alle moeite aanwendde,<br />
om hun ftaat veilig en genoeglyk te<br />
maaken. Volgens de heerfchende begripper<br />
onder de Inwoonders van indie, wordt<br />
(zo als ons de eerfte Europeaanen. die hun<br />
Lard bezogten , berigtei) de Souverain<br />
aangemerkt voor den éénigen algtmeeren<br />
Eig' naar van alle de Landen zo wyd zyne<br />
Meerfchappy zich uitftrekr, en van hem<br />
wordt allen bezit, welken zyne Onderdaanen<br />
daarvan kunnen hebbtn , ontleend.<br />
Deeze Landen werden uitgegeeven aan<br />
Landhoevenaaren, die dezelve bebouwden,<br />
voor
WEGENS O U D INDIE. 341<br />
voor een bepaalde Opbrenging en, doorgaans<br />
een vierde bedraagende van de jaa lykfcne<br />
vrugren, in de voortbrengzeien des lands<br />
betaald (b)<br />
In een Land, waar het Arbeidsloon zeer<br />
laag, en de arbeid des Landbouws geenzins<br />
zwaar, is: dewyl de grond de Gewasfen<br />
bykans van zelve voortbrengt waar de<br />
LeevensmiddeJen tot verbanzens toe g
AAN-<br />
HANG-<br />
ZEL.<br />
342 O N D E R Z O E K<br />
als beftendig duurend mag worden aangemerkt,<br />
en voor een prys, bepaald volgens<br />
oude opneemingen en waardeeringen. Dee-<br />
, ze fchikking heeft zo lang ftand gehouden<br />
, en ftrookt zo wel met de denkbeelden<br />
der ïnboorelingen, wegens de onderfcheiding<br />
in Casten, en de Bezigheden aan elk<br />
toegeweezen , dat men dezelve onfchendbaar<br />
vastgehouden heeft , in alle Landfchappen<br />
aan de Mahomedaanen, of Europeaanen,<br />
onderworpen. Voor beiden dient<br />
dezelve ten grondflag, op welken hun geheele<br />
ftelzel van Inkomen gebouwd is.<br />
[Wegens deezen Landeigendom in \<br />
Oosten, moet ik, uit hoofde van verfchillende<br />
gevoelens daar omtrent in 't midden<br />
gebragt , hier eene uitweiding maaken ,<br />
deels {trekkende tot opheldering van het<br />
oude gebruik, en deels van het geen tegenwoordig<br />
ftand grypt. Dat de Monarchen<br />
van Indie alleen de Eigenaars des<br />
Lands waren, wordt door de Ouden met de<br />
volftrektfte uitdrukkingen verzekerd. Het<br />
Volk,zeggen STRABO en DIODORUS SI-<br />
CÜLÜS(C), betaalt eene Landbelasting aan<br />
hunne Koningen ; om dat het Koningryk<br />
een Koninglyk Eigendom is. Zulks hadt<br />
niet alleen plaats in Indie. In alle de<br />
groote Monarchyen van het Oosten, fchynt<br />
de Eigendom des Lands te eenemaal by<br />
den Souverain gehuisvest te hebben , als<br />
xaltoosduurcnd Leenheer. Volgens CHAR-<br />
DIN,<br />
(c) Zie
WEGENS OUD INDIE. 343<br />
DIN, is dit de ftaat des eigendoms in Perfie;<br />
de Landen worden door den Monarch<br />
uitgegeeven aan de Landhoevenaars, welken<br />
dezelve bebouwen , op voorwaarden<br />
zeer gelykende aan die waar op de Indifche<br />
Ryots hunne landeryen verkrygen (V),<br />
De Heer VOLNEY geeft een dergelyk<br />
verflag van de Leenwyze, op welke de landen<br />
bezeten worden in een der groote<br />
Landfchappen des Turkfchen Ryks (V).<br />
De wyze, nogthans, op welke de Ryots<br />
van Indostan hunne Landbezittingen hebben,<br />
is eene byzonderheid in de oude Staat»<br />
kundige inrigting deezes Ryks , waaromtrent<br />
Ileeren van veel oordeels, die 'er zich<br />
Jangen tyd onthouden , en aanzienlyke<br />
Staatsposten bekleed, hebben, zeer verfchillende<br />
begrippen vormen. — Eenigen hebben<br />
zich verbeeld , dat vergunningen van<br />
Landeryen gedaan werden door den Souverain<br />
, aan Dorpen of kleine Gemeerw<br />
fchappen , welker Inwoonders, onder beftuuring<br />
van hunne eigene Hoofden, of Aanvoerders,<br />
in 't gemeen arbeidden, en de inkomst<br />
onderling in zekere evenredigheid<br />
verdeelden (f). — Anderen beweeren. dac<br />
de Eigendom des Lands van de Kroon overgebragc<br />
is aan erflyke Officieren, van uicftee-<br />
(V) CHARDIN, Voyages Tom. III. p. 339. &c.<br />
in 410.<br />
(O VOLNEY, Voyages en Syrië, &c. Tom. II.<br />
p. 369.<br />
(jO Defcript. de Pinde, par M. BERNOUILLI,<br />
Tpm. II, p. 223. &c.<br />
Y 4<br />
AAN-<br />
HANG-<br />
ZED.
AAN-<br />
HANGzm.<br />
344 O N D E R Z O E K<br />
{reekenden Rang en Magt, Zemindars ge?<br />
heeten, die de opbrengingen van de Ryots<br />
verzamelden, en de Landen onder hun verdeelden.<br />
Nog anderen houden {taande<br />
, dat de Bediening der Zemindars enkel<br />
voor een tyd, en ondergefchikt, is ; dat zy<br />
niet hooger moeten aangezien worden, dan<br />
als enkele Verzamelaars der Inkomften, die<br />
kunnen worden afgezet naar 't welgevallen<br />
van den Souverain , van wien de Ryots hunne<br />
Landbezittingen onmiddelyk krygen.<br />
Dit laatfte gevoelen wordt met zeer veel<br />
bekwaamheids verdeedigd doorMr. G R A N T<br />
Q). Dit gefchil wordt nog te Bengale<br />
gevoerd, en zulke waarfchynlyke bewyzen<br />
heeft men van wederzyden bygebragt tot"<br />
ftaaving der verfchillende begrippen, dat,<br />
fchoon dir een ftuk zy van de hoogfte aangele<br />
enheid, dewyl het volgend Stelzel van<br />
het Britfche Inkomen in Indie voorkomt ih<br />
een weezenlyken trap daar van af te hangen,<br />
Lieden , wel bedreeven in den Staat van<br />
Indie, nog niet ten vollen bekwaam zyn om<br />
hun gevoelen daar over te zeggen (k).<br />
Hoewel het gevoelen van het Committee<br />
of Revenu , of der Gelastigden over<br />
de Inkomften, beftaande uit Perfoonen van<br />
uitfteekende bekwaamheden , overhelde toe<br />
een<br />
O") Mr. GRANT'S Inquiry into the Nature of<br />
Zemindary tenures in the landed Property of<br />
Bengal. &c<br />
(K) Cr.pt. KIRK PATRICK'S Introd. to the Inftittites<br />
of GHAZAK KHAN. New Aftatic Mifcellan.<br />
Noi II, 'p. .130; -
WEGENS O U D I N D I E , 345<br />
een befluit tegen het Erf - regt der Zemindars<br />
op den grond, heeft, egter, het Suprème<br />
Council, of de Opper-Raad, in den<br />
Jaare MDCCLXXXVI -, om goede redenen,<br />
geweigerd eene beilisfende uitfpraak<br />
te doen, over een onderwerp van dat aanbelang.<br />
Terwyl ik dit onder handen heb , ontvang<br />
ik eene fchrandere en onderrigtende<br />
Verhandeling van Mr ROUSE, over den<br />
Landeigendom van Bengale fï). In dezelve<br />
omhelst hy een gevoelen , ilrydig<br />
met dat van Mr. GRANT, en beweert, met<br />
die opregtheid en vryheid van gevoelen,<br />
welke altoos doorftraalen , wanneer een<br />
Schryver geen ander oogmerk heeft dan<br />
om de waarheid te ontdekken, dat de Zemindars<br />
van Bengale hun Landeigendom by<br />
Erf-regt bezitten. — Eens genomen, dat<br />
ik zulk eene grondige kennis bezat . of<br />
van den Staat van Indie, of van het Stelzel<br />
des Staatsbeftuurs daar ingevoerd , als<br />
vereischt wordt , om deeze verfchillende<br />
befchouwingen van het ftuk te vergelyken,<br />
en te bepaalen welk van beiden de voor«<br />
jkeuze verdient, maakt het Onderwerp myns<br />
Gefchiedkundigen Onderzoeks het geenzins<br />
noodzaaklyk-roy daar toe in te laaten.<br />
Ik verbeeld my, nogthans, dat de Staat<br />
des Landeigendoms, in Indie, zeer veel<br />
kan worden opgehelderd, door eene nauwkeurige<br />
vergelyking van denzelven met den<br />
aart<br />
(/) Mr. ROUSE'S Disfertation concerning the<br />
ianded property. of Bengal.<br />
Y<br />
5<br />
AAN?<br />
HANG?<br />
ZEL.<br />
\
AAN<br />
HANG"<br />
ZEL.<br />
346 O N D E R Z O E K<br />
aart der Leen - bezittinge ; en ik begryp<br />
dat daar eene opeenvolging van veranderingen<br />
ftand gegreepen hebben, bykans in<br />
, dezelfde orde als men in Europa heeft waargenomen<br />
; waar uic zou kunnen blyken ,<br />
dat de Landbezitcing eersc gegeeven wierd<br />
tot wederopzeggens van den Schenker ,<br />
vervolgens voor iemands geheele leeven,<br />
terwyl dezelve * in 't einde , een blyvend<br />
en erflyk Eigendom werd. Maar zelfs onder<br />
deeze laatfte gedaante, wanneer het<br />
Land, of door Koop , of door Erfenisfe,<br />
verkreegen wordt, fchynt de wyze, op welke<br />
het Regt van Eigendom bevestiging<br />
en volkomenheid krygc , te weeten , in<br />
Europa door een Getuigfchrift. in Indie<br />
door een Sunnud van de Overheid , aan<br />
te wyzen, wat deszelfs oorfpronglyke ftaac<br />
was.<br />
Volgens elk deezer gemelde begrippen, is<br />
hec landbezic en de toeiland der Ryots<br />
zeer gelykende naar de befchryving door<br />
my hier boven opgegeeven. Hun ftaat is,<br />
gelyk de berigten van kundige waarneemers<br />
luiden , zo gelukkig en onafhangelyk als<br />
ten deele valt aan eenig flag van lieden ,<br />
die den Landbouw elders volbrengen. De<br />
oude Griekfche en Romeinfche Schryvers,<br />
wier kennis omtrent de binnenlandfche oorden<br />
van Indie vry onvolkomen was, ftellen<br />
het vierde gedeelte van de jaarlykfche<br />
voortbrengzelen des lands, als de gewoone<br />
fchatting aan den Souverain betaald.<br />
Op het gezag van een Indisch Schryver,<br />
die daar voor de Chrisdyke Jaartelling<br />
bloei-
WEGENS OUD INDIE. 347<br />
bloeide, mogen wy befluiten, dat een zesde<br />
gedeelte van 's Volks Inkomen, ten zynen<br />
dage, het gewoone deel was van den<br />
Opperheerfcher (&). En men weet tegenwoordig,<br />
dat het geen de Souverain van het<br />
Land trekt , in onderfcheide ftreeken des<br />
Lands zeer verfchilt , en geregeld wordt<br />
naar de vrugtbaarheid Of onvrugtbaarheid<br />
van den Grond, den aart der Lugtftreeke,<br />
den overvloed of fchaarsheid van Water,<br />
en veele andere in 't oog loopende omftandigheden.<br />
Uit de berigten deswegen<br />
ingekomen, zou ik my verbeelden dat die<br />
fchatting,in zommige oorden,boven de ge*<br />
paste evenredigheid loopt.<br />
Eene omftandigheid , ten aanziene van<br />
de beftuuring der Inkomften in Bengale,<br />
verdient onze opmerking ; dewyl dezelve<br />
tot eere ftrekt van den Keizer AKBER,<br />
de wysheid van wiens Ryksbeftuur ik meermaalen<br />
vermeld heb. Eene algemeene en<br />
geregelde fchatting der Inkomften in Bengale<br />
werd , onder zyne Regeering, opgemaakt.<br />
Alle de landen werden toen gewaardeerd<br />
, en de Opbrenging van ieder<br />
lnwoonder , in elk Dorp, bepaald. Men<br />
ftelde een geregelde berekening vast. De<br />
Opbrengingen van de onderfcheidene Inwoonders,<br />
die in ééne en dezelfde Nabuurfchap<br />
leefden, by elkander getrokken zynde<br />
, maakten de rekening van een Dorp<br />
uit; de Opbrengingen van verfcheide Dorpen<br />
, by den anderen gevoegd , vormden<br />
Q) Sacontala, Act. V. p. 53.<br />
de<br />
AAN-<br />
HANG-<br />
ZEL.
t<br />
AAN<br />
HANG-<br />
ZEL.<br />
348 O N D E R Z O E K<br />
de rekeningen van een uitgebreider gedeelte<br />
lands. De byeentrekking deezer rekeningen<br />
leverde dë Opbrenging uic van een<br />
Landfchap , en de geheele fom der Opbrengingen<br />
van alle de Landfchappen, in<br />
Bengale , gaf de fchatting van 't geheele<br />
Land. Van de Regeering van AKSER,<br />
tot die van JAFFEER ALI CAWN , in 't<br />
jaar MDCCLVil, bleef het jaarlyks beloop<br />
der Inkomften, en de wyze om dezelve<br />
te heffen , met weinig verandering dezelfde.<br />
Maar, om de fom te krygen, wel<br />
ke hy bepaald hadt dac by zyne Verheffing<br />
zou betaald wo r<br />
den , week hy af van de<br />
verftandige fchikkingen door AKBER vastgefteld,<br />
en voerde veele nieuwe wyzen van<br />
Belasting in , en de afknevelingen vermenigvuldigden<br />
(7) ]<br />
Om naa deezen uitftap weder ter zaak<br />
te treeden. In een afgelegener Tydperk,<br />
vóór dat de oorfpronglyke Inrigtingen van<br />
Indie omgekeerd waren, door vreemde<br />
Vermeesteraaren, was de arbeid des Landbouwers,<br />
van wien elk lid der Maatfchappye,<br />
ten aanziene van zyn leevensonderhoud,<br />
afhing, zo zeker, als de voorwaarde, op<br />
welke hy het land bezat , billyk: Oorlog<br />
zelfs ftoorde zynen arbeid niec, nog bragt<br />
zyn eigendom in gevaar. Hec was , haar<br />
ons berigc worde, niec zeldzaam, dac, eerwyl<br />
de vyandlyke Legers op hec eene ftuk<br />
lands elkander llag leverden, de Boeren op<br />
een<br />
(!) Dit ingeüopjene is de IV Aantekening van R O-<br />
ÏERTSO.N.
WEGENS O U D I N D I E . 249<br />
een naastgelegen veld , in de volkomenfte AANgerustheid<br />
. ploegden, of de vrugten inzaHANGmelden (jn).<br />
ZEL.<br />
Deeze grondregels en fchikkingen der<br />
oude Wetgeevers van Indie hebben zeer<br />
veel overeenkomsts met het ftelzel dier<br />
vernuftige befpiegelaaren in het ftuk van<br />
Staatkundige Huishoudkunde, die de voortbrengzels<br />
des gronds, als de eenige bron<br />
van Rykdom in elk Land, voordraagen; en<br />
die de ontdekking van dit beginzel, volgens<br />
't welk zy beweeren dat het Beituur<br />
der Volken moest geregeld worden , voor<br />
eender uitfteekendfte poogingen van menschlyke<br />
wysheid houden.<br />
Onder eene Regeeringsvorm, die zo veel,<br />
en zo naauw, agt floeg op alle de onderfcheide<br />
Rangen, uit welken de Maatfchap»<br />
py is zamengefteld, en bovenal op de Landbouwers,<br />
is het geen zins te verwonderen<br />
dat de Ouden de Indiaanen befchryven ,<br />
als het gelukkigst geflacht der Menfchen,<br />
en dat de kundigfte hedendaagfche Waarneemers<br />
de billykheid J de menschlievenheid<br />
en zagtheid, des Indiaan/chen Staatsbeftuurs,<br />
hemel hoog vei heffen. Een Hindoo<br />
Kajak, gelyk my bengr js door Perfoonen<br />
in de zaaken van Indie door en<br />
door bedreeven , gelykt veel meer op eert<br />
Vader, het beltuur hebbende over een talryk<br />
Huisgezin van zyne eiaene Kinderen,<br />
dan een Souverain, heerfchende over minderen,<br />
onderworpen aan zyne 1 .'eerfchappy.<br />
O'O STRABO, Lib. XF. p. 1030. A.
AAN-<br />
HANG-<br />
ZEL.<br />
SSo O N D E R Z O E K<br />
Hy trage hun geluk door eene waakzaame<br />
bezorgdheid te verzekeren; zy zyn aan hem<br />
verbonden door de tederfte toegenegenheid<br />
, en onfehendbaarfte trouwe. Wy<br />
kunnen ons naauwlyks Menfchen verbeelden<br />
, in een ftand geplaatst gunftiger tot<br />
het erlangen van alle de voordeden uit de<br />
vereeniging in eene Maatfchappy voorcfpruitende.<br />
't Is alleen wanneer de geest<br />
volkomen in gerustheid leeft, en noch verdrukking<br />
voelt of voor verdrukking vreest,<br />
dat dezelve zyne werkzaame vermogens infpant,<br />
om veele Staatkundige fchikkingen<br />
te beraamen, ftrekkende om het genot<br />
daarvan te verzekeren, en te doen toeneemen.<br />
Veele fchikkingen van dien aart<br />
hebben de Grieken , fchoon gewoon aan<br />
hunne eigene Inftellingen, de volmaaktfte<br />
van dien tyd in Europa, onder de Indiaanen<br />
waargenomen en bewonderd, en zy<br />
vermelden dezelve als beflisfende proeven<br />
van eene verre gevorderde Befchaafdheid,<br />
en verbetering in het gezellig leeven.<br />
Drie onderfcheide Rangen van Officieren<br />
vindt men onder de Indiaanen vastgefteld;<br />
een derzelven hadt tot zyne taak, het opzigt<br />
te houden over den Landbouw, en alles<br />
wat tot den Akkerarbeid behoorde. Zy<br />
namen de maat der Landverdeelingen- aan<br />
elk Landhoevenaar toegeweezen. Zy hadden<br />
in bewaaring de Tanks, of bpenbaare<br />
Waterverzamelplaatzen; dewyl, zonder eene<br />
geregelde verdeeling van water, de velden,<br />
in de verzengde Lugtftreeke, niet vrugtbaar<br />
kunnen gemaakt worden. Zy baakenden<br />
den
WEGENS OUD INDIE. 351<br />
den loop der openbaare Wegen af, langs<br />
welken zy , op zekere afftanden , fteenen<br />
plaatften, om den weg af te meeten , en den<br />
Reizigeren denzelven aan te wyzen. [Ik<br />
zal flegts één voorbeeld bybrengen van<br />
hunne oplettenheid in dit nuttig ftuk van<br />
landbeftuur. Lahore,'m de Panjab. ligt van<br />
Agra, de oude Hoofdftad van Indostan,<br />
vyf honderd mylen. Aan elke zyde van<br />
den weg tusfehen deeze twee groote Steden<br />
, is een ry lommerryke Boomen geplant<br />
, welke een laan vormt, die, 't zy<br />
men de uitgeftrektheid, de fchoonheid of<br />
de nutheid, in eene brandend heete Lugtftreeke<br />
in aanmerking neeme , geene wedergade<br />
in eenig land heeft (V).]<br />
Aan Officieren van een tweeden Rang<br />
was het toevoorzigt aanbevolen over het<br />
Stedelyk beftuur ; in gevolge hiervan waren<br />
hunne verrigtingen veelvuldig en verfcheiden;<br />
eenige der voornaamfte zal ik opnoemen.<br />
Zy maakten Huizen gereed, om<br />
Vreemdelingen in te ontvangen; zy befchermden<br />
deezen tegen allen overlast,<br />
droegen zorg voor hun leevensonderhoud,<br />
en befchikten , als zy door ziekte overvallen<br />
werden , Geneesheeren om hun op<br />
te psfen; was dood het einde hunner ziekte,<br />
zy bezorgden niet alleen eene voeglyke<br />
Begraafenisfe; maar namen hunne naagelaatene<br />
Goederen onder zich, en gaven ze<br />
weder aan der overledenen Bloedverwanten.<br />
(n~) RENNELL'S. Memoir, p. 69. Dit is de V<br />
Aantekening van ROBER.TS.ON.<br />
AAN-<br />
HANG-<br />
ZEL.
AAN<br />
HANG<br />
SEL.<br />
354 O N D E R Z O E K<br />
ten. Zy hielden nette lysten van de Geboorenen<br />
en Geftorvenen. Zy bezogten<br />
de openbaare Markten, en gingen na, of Je<br />
Maaten en Gewigten hielden 'c geen ze<br />
moesten bevatten.<br />
Een derde Rang van Officieren hielde<br />
het oog op alles wat het Krygsweezeri<br />
betrof; maar, dewyl de voorwerpen , op<br />
welken zy hunne aandagt vestigden, vreemd<br />
zyn van het Onderwerp myner Naafpeuringen,<br />
is het noodloos, ten dien opzigte *<br />
in een breeder verflag te treeden (V).<br />
Naardemaal de Zeden en Gewoonten<br />
in Indie, meestal, zonder verandering, van<br />
Eeuw tot Eeuw, van Geflacht tot Geilacht^<br />
overgingen , beftaan veele der byzondere<br />
Inrigtingen, welke ik opgeteld heb, aldaar<br />
nog heden ten dage. Nog flaan zy dezelfde<br />
aandagt op hec toeftellen en in ftand<br />
houden der Tanks, en de verfprejding des<br />
Waters uit die verzamelplaatzen. — Het<br />
regelen der Wegen , en het oprigten van<br />
Steenen langs dezelve, is nog een ftuk van<br />
Staatstoevoorzigt. —Choultries ,of Huizen<br />
gebouwd om Reizigers te ontvangen en te<br />
onthaalen, zyn nog veelvuldig in alle deelen<br />
des Lands, en ftrekken tot nuttige, zo<br />
wel als edele, gedenktekens van Indifche<br />
Weldaadigheid en Menschlievenheid. Het<br />
is alleen onder Menfchen in den verstgevorderden<br />
ftaat der Maatfchappye, en onder<br />
de beste Regeeringsvormen , dat wy<br />
ln-<br />
(0) STRABO, Lib. XV. p. 1034. A. &ev DIOD»-<br />
SICUL. Lib. II. p. i54«
WEGENS OUD INDIE. 353<br />
ïnrigtingen aantreffen van gelyken aart, als<br />
ik hier vermeld heb; en veele Volken hebben<br />
op de loopbaane der Befchaaving vry<br />
groote vorderingen gemaakt, zonder Staarsbefchikkingen<br />
vastgefteld te hebben, die in<br />
volkomenheid deeze evenaarem<br />
III. In het fchatten Van de vordering ,<br />
• welke eenig Volk in de Befchaafdheid gemaakt<br />
hebbe , is het voorwerp , 't geen ,<br />
naast de Staatkundige gefteltenisfe , de<br />
grootfte maate van opmerking verdient, de<br />
Aart der Wetten , alsmede de natuur en<br />
gedaante hunner Gerigtshandelingen<br />
ln de vroege en ruwe tyden der Maatfchappye<br />
, werden de weinige gefchillen ,<br />
die ten opzigte van Eigendom ontftonden,'<br />
beflist door de tusfchenkomst van Oude<br />
Lieden, of door het gezag der Hoofden in<br />
eiken kleinen Stam of Gemeenfchap: hunne<br />
beflisfingen werden voorgefchreeven , of<br />
door hunne eigene begrippen van het Betaamelyke,<br />
of waren gegrond op eenvoudige,<br />
en in 't oogloopende, grondregelen<br />
van Billykheid. Maar, wanneer de gefchillen<br />
vermenigvuldigen , moeten 'er gevallen,<br />
gelyk aan de voorheen uitgeweezene,<br />
weder voorkomen, en de Vonnisfen, over<br />
dezelve geftreeken, worden allengskens Gewysden<br />
, welke dienen om volgende Oordeelvellingen<br />
te regelen. In deezer voege<br />
is 'er . langen tyd vóór dat de natuur van<br />
Eigendom bepaald werd door vaste Inrigtingen,<br />
of men eenige Regels voorfchreef,<br />
omtrent de wyze van denzei ven te vc-krygen<br />
of over te geeven, in eiken Staat al-<br />
Z lehgs-<br />
AAN-<br />
HANG-<br />
ZEL.
AAN-<br />
HANG-<br />
ZEL.<br />
3 5 4 O N D E R Z O E K<br />
lengskens een Lichaam gevormd van gebruiklyke<br />
of gemeene Wetten , volgens<br />
welke de Geregtshandelingen liepen , en<br />
, aan elke uitfpraak , overeenkomftig daarmede<br />
gedaan , onderwierp men zich met<br />
eerbiedenisfe , als komende uit den mond<br />
van volklonkene Wysheid, en. de Ondervinding<br />
der Eeuwen.<br />
Ten tyde dat de Europeaanen de eerfte<br />
keer Indie bezogten, fchynt de Bediening<br />
des Regts zich daar in deezen ftaat bevonden<br />
te hebben. Hoewel de Indiaanen ,<br />
volgens het berigt dier eerfte Bezoekeren,<br />
geene gefchreevene Wetten hadden, maar<br />
elk gefchilft.uk beflisten, door zich te herinneren<br />
, welk eene uitfpraak voorheen deswege<br />
gedaan was (ƒ>) , verzekeren zy, dat het Regt,<br />
onder dat Volk, met groote naauwkeurigheid<br />
uitgeoefend wierd , en men de misdryven<br />
zeer zwaar ftrafte (q). — Maar in<br />
deeze algemeene waarneeming is al de<br />
kundfchap begreepen , welke de Ouden<br />
ons verfchaffen wegens de natuur en gedaante<br />
der Regtspleegingen in Indie. Zints<br />
den tyd van MEGASTHENES, fchynt geen<br />
Griek, of Romein, van eenigen naam, zich<br />
lang genoeg in Indie opgehouden, of zo<br />
veele kennis aan de gewoonten der Inboorelingen<br />
verkreegen te hebben, dat hy<br />
in ftaat ware om eenig breeder verflag te<br />
geeven, wegens een ftuk van zo veel aanbelangs<br />
in hunne Regeering.<br />
Ge«<br />
(p) STRABO, Lib. XF. p. 1035. D.<br />
(tf) DIOD. SICUL. Lib. II. p. 154.
WEGENS O U D I N D I E . 355<br />
Gelukkig wordt de gebreklykheid der AANberigten<br />
van de Ouden, ruim en rykelyk, HANGvergoed<br />
, door de naauwkeuriger en wyd- ZEL.<br />
ftrekkender naafpeuringen der Hedendaagfchen.<br />
Staande het verloop van bykans drie<br />
Eeuwen , is het getal der Perfoonen , un<br />
Europa na Indie getoogen, zeer groot geweest.<br />
Veelen hunner, die zich langen tyc [<br />
in dat Gewest onthielden, en Mannen warer l<br />
van opvoeding en een onbekrompen hart.<br />
hebben op zo gemeenzaam eene wyze me<br />
de Inboorelingen verkeerd , en zulk eene<br />
voldoende kennis aan hunne Taaien verkree<br />
gen als hun in ftaat ftelde, om hunne Inrig<br />
tingen met aandagt gade te flaan, en met ge<br />
trouwheid te befchryven. Hoe agtenswaar<br />
dig hun gezag oog moge weezen, zal ik \<br />
nogthans s in 't geen ik zal bybrengen, to C<br />
opheldering van de Geregtshandelingen de r<br />
Hindoos , het daar op alleen niet laatei i<br />
berusten; maar myne berigten uit hooge r<br />
en zuiverder bronnen ontleenen.<br />
Omtrent het midden der Zestiende Eeu<br />
we, beklom AKBER DE VI, Afftammelinj r<br />
><br />
van TAMERLANE, den Throon van In<br />
dostan. Hy is één van die weinige Sou<br />
veramen , die den tweevoudigen bynaar 1<br />
van den GROOTEN en den GOEDEN •><br />
met regt, verdient, en volftrekt de éénig<br />
fte van Mahomedaanfche afkomst , wien s<br />
ziel blykt zo verre verheeven geweest t 3<br />
zyn . boven alle de bekrompene vooi<br />
oordeelen van dien geestdryvenden Gods<br />
dienst, in welken hy was opgevoed.. d£ c<br />
hy in ftaat ware een Regeeringsplan i e<br />
Z % vo r-
AAN<br />
HANG<br />
SEL.<br />
356 O N D E R Z O E K<br />
vormen, waardig aan een Monarch , die<br />
zyn Volk beminde, en zyn besc deedt om<br />
deszelfs geluk te bevorderen. Dewyl, in<br />
elk Landfchap zyner wydffrekkende Heerfchappye,<br />
de Hindoos geen gering gedeelte<br />
zyner Onderdaanen uitmaakten, liet hy<br />
niets onbeproefd , om eene volkomene<br />
kennis te krygen van hunnen Godsdienst,<br />
van hunne Weetenfchappen , van hunne<br />
Wetten' en Inzettingen ; ten einde hy elk<br />
gedeelte zynes Ryksbefluurs, byzonder waE<br />
den Geregcshandel betrof, mógt beftuuren<br />
op eene wyze, zo veel mogelyk gefchoeid<br />
op de leest hunner eigene begrippen.<br />
[Het billyk en zagt Ryksbeftuur van<br />
AKBER kunnen wy in geen voordeeliger<br />
licht zetten , dan door het over te Hellen<br />
tegen het gedrag van andere Mahomedaanfche<br />
Prinfen. In geen Land vertoonde<br />
zich die ftrydigheid treffender dan in Indie.<br />
In het Jaar M der Christen-Jaartelling<br />
, Viel MAHMUD VAN GHAZN A<br />
aan wiens Heerfchappye dezelfde Landen,<br />
welke het oude Koningryk van Bactria<br />
uitmaakten , onderworpen waren , in dit<br />
Land. Elke flap, welken hy daar in vorderde,<br />
was met bloed geverfd, met verwoesting<br />
getekend. De beroemdfte Pagodas,<br />
de oude Gedenktekens van de Godsvrugt<br />
en Grootheid der Hindoos, werden verdelgd;<br />
de Bedienaars van den Godsdienst<br />
om 't leeven gebragt; de Landen met eene<br />
niets onderfcheidende woestheid vernield,<br />
en de Steden uitgeplunderd en verbrand.<br />
— Omtrent vier honderd jaaren naa MAH-<br />
MUD,
WEGENS O U D I N D I E . 357<br />
JIUD, wendde TIMUR, of TAMERLA- AAN<br />
NE', een meer befaamd Overweldiger, zyHANGne onwederftaanbaare wapenen tegen In ZEL.<br />
dostan, en , fchoon gebooren in eene befchaafde<br />
r Eeuwe, evenaarde hy niet alleen,<br />
maar overtrof, menigmaalen, zeer verre<br />
de wreede bedryven van MAHMÜD ; weshal<br />
ven hy regtmaatig , door de Hindoos,<br />
de onfchuldige ilachcoffers zyner woede ,<br />
met den haatlyken naam van den Verdel<br />
genden Vorst gebrandmerkt werd (V), De<br />
trotfche verfmaading, met welke de waan<br />
geloovige Mahomedaanen alle Volken aan<br />
zien, die den Godsdienst van hunnen ge<br />
eerbiedigden Propheet niet omhelsd heb<br />
ben, is de hoofdreden van de onaflaatendi<br />
woede, met welke MAHMUD en TAMER<br />
LANE tegen de Hindoos te werk. gingen<br />
en dient tevens grootlyks, om de verdien<br />
ften van den Geest van Verdraagzaamhcii i<br />
en Gemaatigdheid, met welken AKBER zy<br />
ne Onderdaanen regeerde, meer luisters b;<br />
f<br />
te zetten. Welk een indruk het zagt Be<br />
ftuur van AKBER op de Hindoos maakte<br />
7<br />
leeren wy uit een fraaijen Brief van j E s S<br />
WANT SING, Kajah van Joudpore, aa<br />
1<br />
AURENGZEBE, diens geestdryvenden e 1<br />
vervolgzieken Opvolger. „ Uw Koning<br />
(r) Eene korte, maar fraaije, Befchryving van dee5 e<br />
Verwoestinge, treft men aan in Mr. ORME'S Disfe.<br />
tation on the Etablishments, made by the Mah i-<br />
medan conquerors in Indostan. Mr. GIBBON hee ft<br />
'er ons een volkomener Verhaal van opgeleverd. Vt 1.<br />
V, p, 646. Vol. Vi. p. 339. &c.<br />
Z 3<br />
»<br />
r
AAN<br />
HANG'<br />
ZEL.<br />
353 O N D E R Z O E K<br />
„ Jyke Voorzaat, AKBER, wiens Throon<br />
„ thans in den Hemel is , beheerde zyne<br />
Ry!-szaaken in billykheid en vaste ge-<br />
„ rustheid, geduurende een Tydsverloop<br />
„ van twee en vyftig jaaren , bewaarende<br />
„ elke Stam van Menfchen by rust en in<br />
„ geluk ; 't zy ze Nauvolgers waren* van<br />
„ jEsus, of van MosEs, van DAVID, of<br />
„ van MAHOMED; waren zy Brahmins ,<br />
„ behoorden zy tot den aanhang der Dha-<br />
„ rianen\ welke de eeuwigheid der S^of-<br />
„ fe ontkent, of tot die welke de We-<br />
,, reldwording aan het geval toefch;yft ,<br />
,, zy allen genooten zyne befchermmg en<br />
„ gunfte; in zo verre dat zyn Volk , uit<br />
dankbaarheid, voor de geen ondeifcheid<br />
„ maakende Befchutting, welke hy hun<br />
„ verleende, hem van alle anderen onder-<br />
„ fcheidde met den naam van Juggut<br />
„ Grow, den Befcherm-engel des Mens ch-<br />
5, doms. — Indien uwe Majeileit eenig<br />
„ geloof flaat aan de Boeken, met onder-<br />
„ fcheiding Godlyk geheeten , zult Gy<br />
„ daar in geleerd vinden , dat GOD de<br />
„GOD des geheelen Menschdoms is, en<br />
i, niet de GOD der Mahomedaanen alleen.<br />
pfe Heiden en de LMuntlman zy. even<br />
,, zeer in zyne tegenwootdigueid. Verfchil<br />
„ van k eurt n order de Menfchen is van<br />
„ zyne btfchikking. 't Is Hy die het be-<br />
,, fiaan geeft. In uwe Tempelen , zynen<br />
„ Naam ter eere geftigt, wordt de fteminé<br />
„ des G beds opgeheevén'; ir eer Huis der<br />
,, BéeJdéh . wufr
WEGENS OUD INDIE. 359<br />
„ Den Godsdienst en de Godsdienst - geAANbruiken van andere Menfchen te veragcen, i [ANG-<br />
„ is het Welbehaagen des ALMAGTIGEN ZEL.<br />
" veragten. Wanneer men een fchilderftuk -<br />
bekladt, haalt men zich natuurlyk het<br />
„ misnoegen des fchilders op den halze ,<br />
„ en met het grootfte regt luidt de taai<br />
„ des Dichters : Vermeet u niet de veelal,<br />
vuldige Werken van de Godlyke Magt<br />
„ te bedillen, of te diep te onderzoe-<br />
" AKBER, wien een zo regtmaatig verdiende<br />
lof naagaat, werd in de edelmoedige<br />
onderneeming des gemelden billyken<br />
Ryksbeftuurs, met allen yver, onderfteund<br />
door zynen Vizier ABUL FAZEL ; een<br />
Staatsdienaar, wiens verftand niet min verlicht<br />
was dan dat zyns Meesters. Door<br />
hunne vlytige naafpeuringen, en raadpleegingen<br />
van geleerde Mannen (O > verkreegen<br />
zy zodanige berigten , als ABUL FA<br />
ZEL in ftaat ftelden , om een korten inhoud<br />
uit te geeven van de Hindoe-Regtsgeleerdheid<br />
in de Ayeen Akbery (u) , 't<br />
welk mag aangezien worden als de eerfte<br />
echte bekendmaaking . van derzelver begin-<br />
($) Dit zo bewaarenswaardig fluk zyn wy verfchuUigd<br />
aan den Heer ORME , Fragments, IStotes<br />
p. XCVII. Een Heer. die deezen Brief in 't öorfpronglyke<br />
geleezen foute, verzekerde my van de getrouwheid<br />
en fraaiheid der Overzettinge. - Dit is de<br />
VI Aantekening van ROBERTSON.<br />
(J) Ayeen Akbery. A. Vol. III. p. 95-<br />
(«) , Vol. III. p. 197. &c.<br />
Z 4
AAN<br />
HANG-<br />
ZEL.<br />
A. C.<br />
36b ONDERZOEK<br />
ginzelen aan Perfoonen van eene verfchillende<br />
Godsdienstbelydenisfe.<br />
Omtrent tweê Eeuwen kater, werd het<br />
. uitfteekend voorbeeld van AKBER gevolgd,<br />
en overtroffen, door den Heer HASTINGS,<br />
den Gouverneur Generaal der Britfche Vastigheden<br />
in Indie. Op zyn gezag, en onder<br />
zyn opzigt, vergaderden te "Calcutta ,<br />
de beroemdfle Pundits, of Wetgeleerde<br />
Brahminen uit de Landen, over welken hy<br />
het bevel voerde; en verzamelden, in den<br />
tyd van twee jaaren, uit hunne oudfle en<br />
bestgekeurdfte Schryveren , van woord tot<br />
woord, zonder toe- of afdoen, een volkomen<br />
Zamenltel van de Wetten der Hindoos<br />
(V), 't welk, buiten alle tegenfpraak,<br />
de besce en echrfte opheldering bevat, van<br />
de Indiaanfche Staatkunde en Zeden , tot<br />
dus lang aan Europa gefchonken.<br />
Volgens de Pundits leefden eenigen der<br />
Schryveren , op wier gezag zy de beduiten<br />
grondden , in het Wetboek te neder<br />
gelield, verfcheide millioenen van Jaaren<br />
vóór hunnen tyd (V), en zy roemen op<br />
een volgreeks van Uitleggeren hunner Wetten<br />
, van dat tydperk af, tot op heden.<br />
Zonder in een <strong>onderzoek</strong> te treeden van<br />
een voorgeeven zo buitenfpoorig , mo^en<br />
wy befluiten , dat de Hindoos Verhandelingen<br />
bezitten, over de Wetten en Regtsgeleerdheid<br />
huns Lands, van een veel hooger<br />
opklimmende oudheid , dan men aantreft<br />
(v) Preface to the Code. p. X.<br />
Cw) Ibid. p. XXXVIII.
WEGENS OUD IN DTE. 36*r<br />
treft by eenig ander Volk. Do waarheic . AAN»<br />
hier van rust niet op hun eigen getuige HANG"<br />
nis alleen; maar wordt buiten allen moge<br />
lyken twyfel gefteld , door ééne omftan<br />
digheid, naamlyk, dat alle deeze Verhande<br />
lingen gefchreeven zyn in de Sanskreetfclu<br />
Taal, welke, zints veele Eeuwen , in geei t<br />
gedeelte van Indostan gefprooken is , ei l<br />
tegenwoordig alleen verftaan wordt door d<<br />
geleerdfte Brak-mirten.<br />
Dat de Hindoos een Volk waren verr<br />
in Befchaafdheid gevorderd , ten tyde da C<br />
ZEL..<br />
hunne Wetten werden opgefteld , blyk c<br />
middagklaar uit eene inwendige blykbaar<br />
heid in het Wetboek zelve. Onder Vol<br />
ken , die eerst uit den ftaat van Barbaarsch<br />
heid opkomen . zyn de fchikkingen, door d<br />
"Wet gemaakt,zeer eenvoudig,en alleen toe<br />
pasfelyk tot eenige weinige gemaklyke, ei 1<br />
dagelyks voorkomende, gevallen. De Meri<br />
fchen moeten lang in den ftaat der Maai<br />
fchappye vereenigd geleefd hebben, hunn ï<br />
verrigtingen moeten veelvuldig en zamer.<br />
gefteld geweest zyn, en de Regters moete tl<br />
eene onnoemelyke verfcheidenheid van g<<br />
fchillen , waar toe dezelve aanleiding g:<br />
ven , beflist hebben , eer een Stelzel VÏ n<br />
Wetten zo uitgebreid en veel bevatter d<br />
wordt, dat het ftrekken kan om de Rei r-<br />
terlyke Handelingen te regelen , van e< ;n<br />
Volk , verre in Befchaafdheid opgeklor<br />
1-<br />
men.<br />
In dien vroegen tyd des Komeinfcln •n<br />
Gemeenebests , toen de Wet der Twaa lf<br />
Z 5<br />
T a*
AAN<br />
HANG<br />
ZEL.<br />
362 O N D E R Z O E K<br />
Tafelen werd aangekondigd, Was 'er niets<br />
. meer noodig dan de kortbondige voorfchriften,<br />
welke zy behelzen, om de Be-<br />
. flisfingen der Geregtshoven te regelen ;<br />
maar, in een laater Tydperk , werd een<br />
Lichaam van Burgerlyke Wetten, hoe uitgebreid<br />
ook van inhoud , naauwlyks toereikende,<br />
tot dat einde , gevonden. Het<br />
Wetboek der Hindoos heeft geene gelykheid<br />
altoos met de fchraale kortheid van<br />
de Wet der Twaalf Tafelen ; maar mag,<br />
ten opzigte van het aantal, en de verfcheidenheid,<br />
der Stukken, daar in overwoogen,<br />
vergeleeken worden met de beroemde Digesten<br />
van JUSTINIANUS, of met de Zamenftelzelen,<br />
van Regtsgeleerdheid, by de<br />
befchaafdlte Volken in-gebruik.<br />
De Artykelen, uit welke het Wetboek<br />
der Hindoos is zamengefteld , zyn in een<br />
natuurlyke en klaarheid fchenkende Orde<br />
gefchikt. Ze zyn veel in aantal en veel<br />
bevattend, en naagegaan met die keurige<br />
oplettenheid en juistheid van oordeel, welke<br />
natuurlyk eigen zyn aan een Volk, uitileekende<br />
in fcherpheïd en fchranderheid<br />
van vernuft, en 't geen langen tyd gewoon<br />
geweest is aan de naauwkeurigheid van<br />
Regterlyke Behandelingen, en bedreeven in<br />
alle de verfyningen der oefenende Regtsgeleerdheid.<br />
De Beflisfingen op elk Stuk<br />
zyn, (met uitzondering van eenige weinige<br />
gevallen , veroorzaakt door plaatslyke vooroordeelen<br />
en byzondere Gebruiken) , gegrond<br />
op de groote en onveranderlyke Begin-
WEGENS OUD INDTE 3^3<br />
einzelen van Regr, die het Mei schlyk<br />
Hart door alle Eeuwen heen, en m alle<br />
oorden der Weield, erkent en eerbiedr.<br />
Wie het geheele Werk nagaat, kan geen<br />
twyfel overhouden, of het behelst de Regtsgeleerdheid<br />
van een verlicht en haedeldryverd<br />
Volk. We eenig byzorder gedeelte<br />
inziet , zal verbaasd ftaan over de<br />
kleinigheden, waar toe deeze Wetten afdaalen<br />
, en de keurigheid van onderfcheiding,<br />
die, in veele gevallen , verder fchynt<br />
te gaan , dan de aandagt der Europifche<br />
Wetgeeving: en het is hoogst opmerkelyk<br />
\ dat eenige die.r Schikkingen en Bepa-dingen,<br />
welke de grootfte maate van verfyt.ing<br />
aanduiden , vastgefteld waren in<br />
Tydperken van de verafgelegenfte Oudheid.<br />
„ In de eerfte van de heilige Wet ver-<br />
„ handelingen," (gelyk waargenomen ft<br />
door een Man, aan wien de Oosterfche<br />
Letterkunde de grootfte verpligtingen heeft,)<br />
„ welke de Hindoos veronderftellen, eem-<br />
" ge Millioenen van Jaaren geleeden, door<br />
' M E N U geopenbaard'te zyn, is een keurlyke<br />
plaats over de Wettige Rente van<br />
,', Geld, en de bepaalde waardcering daarvan<br />
in onderfcheidene gevallen ; met<br />
„ eene uitzondering ten opzigie van de ge-<br />
„ vallen rer Zee ; eene uitzondering, die<br />
het gezond verftand terftond goedkeurt,<br />
en de Koophandel volftrekt vercischt ,<br />
fchoon het niet vóór de Regeer hg van<br />
„ C A R E L OEN 1 was, dac onze Engel-<br />
„ fche Reeibgcleerdheid dezelve tueitondt<br />
" J<br />
° „ ten<br />
AAN-<br />
H ' NG-<br />
ZEL.
364 O N D E R Z O E K<br />
AAN „ ten aanziene van Contracten , de Zee-<br />
HANG „ vaard betreffende (x). "<br />
SEL. Het is desgelyks opmerkenswaardig, dat,<br />
hoewel de lnboorelingen van Indie, door<br />
alle Eeuwen heen , uitgeblonken hebben<br />
in Menschlievenheid en zagtheid van aart,<br />
nogthans de bezorgdheid hunner Wetgeeveren,<br />
om de orde en rust der Maatfchap.<br />
pye te bewaaren, zo groot geweest is, dac<br />
de Straffen , welke zy de Misdaadigers<br />
aandoen, zeer flreng zyn, overeenkomftig<br />
met eene waarneeming der Ouden , reeds<br />
bygebragt. „ Straffe is , (volgens eene<br />
treffende perfoonsverbeelding in hec YVec-<br />
Boek der Hindoos,) „ de Magiflraat ;<br />
„ Straffe is de Inblaazer van fchrik. Straffe<br />
„ is de Voedfler der Onderdaanen; Straffe<br />
„ is de Affchutller van onheil; Straffe de<br />
„ Befcherm-engel der geenen die flaapen;.<br />
„ Straffe verfchrikt mee een zware aange-<br />
„ zigt, en een gloeiend rood oog , de<br />
„ Misdaaden (y)."<br />
IV. Naardemaal de toeftand der oude Inwoonderen<br />
van Indie , 't zy wy hun als<br />
byzondere Perfoonen aanmerken , of als<br />
Leden der Maatfchappye, uit de dusverre<br />
voortgezette naafpeuring, alleszins blykt<br />
hoogst gunftig geweest te zyn tot het<br />
aankweeken van nutte en fraaije Kunflen,<br />
worden wy natuurlyk opgeleid om te <strong>onderzoek</strong>en<br />
, of de vorderingen, welke zy daarin<br />
Cx) Sir WIL LI AM JONES, Third Discourfe, Afiat.<br />
Refearch. p. 428.<br />
Ö) Code, Ch. XXI. §. 8.
WEGENS OUD INDIE. 36*5<br />
in daadlyk gemaakt hebben , zodanig waAANren als men zou mogen verwagten van een i iANG-<br />
Volk in dien ftaat. In de onderneeming ZEL.<br />
om de vordering daarin aan te wyzen .erlangen<br />
wy het geluk niet om een geleide<br />
aan te treffen, gelyk aan 't geen onze naafpeuringen<br />
regelde, ten opzigte van de voorgaande<br />
gedeelten onzes Onderzoeks. — De<br />
Ouden konden, door hunne gebrekkige kennis<br />
aan den inwendigen ftaat van Indie ,<br />
ons flegts weinig berigts mededeelen, wegens<br />
de Kunften daar gekweekt, en, fchoon<br />
de Hedendaagfchen , ftaande hun aanhoudende<br />
Gemeenfchap met Indie, drie Eeuwen<br />
lang, toegang gehad hebben, om hun<br />
met meer aandagts gade te (laan , is het<br />
nogthans van zeer laate dagtekening , dat<br />
men, door zich toe te leggen op het leeren<br />
der Taal, tegenwoordig en voortyds in<br />
Indie gefprooken, als mede door het raadpleegen<br />
en overzetten hunner beroemdfte<br />
Schryveren, dat zy een pad van <strong>onderzoek</strong><br />
hebben opgeflaagen , 't welk mee zekerheid<br />
leidt tot eene volkomener kennis aan<br />
den ftaat der Kunften, in dat Gewest aangekweekt.<br />
Een der eerfte Kunften, welke 's Menfchen<br />
fchranderheid zogt te verbeteren ,<br />
boven 't geen enkele noodzaaklykheid vordert,<br />
was de Bouwkunst. In de korte aanmerkingen,<br />
tot welker bybrenging het onderwerp<br />
myner naafpeuringen my opleidt,<br />
over den voortgang deezer Kunften in/«die,<br />
zal ik myne aandagt geheel bepaalen<br />
tot die van de hoogfte Oudheid. De<br />
duur-
AAN<br />
(H NG-<br />
ZI' L.<br />
566 O N D E R Z O E K<br />
duurzaamfte Gedenktekens van 's Menfchen<br />
vlytbetoon, in dit ftuk, zyn de Openbaare<br />
Gcbounen. De Voortbrengzels der Kun-<br />
, ften, ten diende van het gewoon burgerlyk<br />
leevcn, verflyren en verdwynen onder het<br />
gebruik; maar Werken, gefchikt ten diende<br />
der Naakomelingfchap. blyven Eeuwen in<br />
ftand, en het is uit de wyze waarop dezelve<br />
gemaakt zyn , dat zy een oordeel vellen<br />
ten aanziene van de maate van vermogen,<br />
kunde en vordering, welke het Volk, 't<br />
geen dezelve vervaardigde , bereikt hadt.<br />
In alle gedeelten van Indie , worden<br />
Gedenktekens van hooge Oudheid gevonden.<br />
Dezelve zyn van twee foorten ; zy<br />
zyn geheiligd ten Godsdienftigen gebruike,<br />
of beftonden uit Sterkten, gebouwd tot<br />
beveiliging en verdeediging des Lands. —<br />
In de eerstgemelde, aan welke de Europeaanen,<br />
hoedanig ook derzelver maakzel<br />
moj>e weezen, den naam van Pagodas<br />
geeven , mogen wy eene verfcheidenheid<br />
van Bouwtrant opmerken, die de trapswyze<br />
vordering in de Bouwkunde aanwyst , en<br />
licht verfpreidt o^er den algemeenen ftaat<br />
der Kunften en Zeden , in onderfcheide<br />
Tydperken. De allervroegfte Pagodas blyken<br />
niets anders geweest te zyn dan<br />
Unhooiingen in bergagtige gedeelten des<br />
Lands, waarfchynlyk gevormd in naavolging<br />
van de natuurlyke Spelonken , waarin de<br />
eer'Je Bewoonders deezer aarde zich, veili<br />
ruidsbalve , begaven, geduurende den<br />
nagt, en waar zy befchutting vonden tegen<br />
de ongenade der Jaargetyden. De<br />
be-
WEGENS OUD INDIE. 367<br />
beroemdfte , en, gelyk 'er reden is om te<br />
gelooven , de oudfte, van alle deeze is de<br />
Paaoda op het Eiland Elephanta, niet<br />
verre van Bombay gelegen. Deeze Pagoda<br />
is door menfchen handen uit vaste<br />
rots gehouwen, omtrent ter halver hoogte<br />
van een hoogen berg, en vormt een ruim<br />
vertrek van omtrent honderd en twintig<br />
voeten in 't vierkant. Om het dak te<br />
onderfchraagen, en de zwaarte van het daar<br />
boven liggende gedeelte des bergs te onderftutten<br />
, heeft men een aantal zwaare<br />
Pylaaren , en van geene onfraaye gedaante,<br />
uit dezelfde rots gehouwen , op zulke<br />
geregelde afftanden , dat zy , by de eerfte<br />
intrede, in het oog des befchouwers, het<br />
vertoon van fchoonheid en fterkte beiden<br />
verwekken. Een groot gedeelte van den<br />
binnenkant is bedekt met Menfchelyke<br />
Gedaanten in hoog verheeven beeldwerk,<br />
van eene reusagtige grootte zo wel als zonderling<br />
van gedaante , en onderfcheiden<br />
door eene verfcheidenheid van Tekenen ;<br />
vertoonende , naar alle waarfchynlykheid ,<br />
de Eigenfchappen der Godheden, welken<br />
zy eerden , of de Bedryv«n der Helden ,<br />
die zy in eene bewonderende gedagtenis<br />
hielden. — Op het Eiland Salfette , nog<br />
digter by Bombay, zyn Uithoolingen, in denzelfden<br />
fmaak, weinig minder in pragt,en<br />
gefchikt tot dezelfde Godsdienftige oogmerken.<br />
Deeze verbaazende Werkftukken klimmen<br />
tot eene zo hooge Oudheid op, dat, daat<br />
de Inboorelingen, noch. uit de Gefchiedenis<br />
»<br />
AAN*<br />
HANG-<br />
ZEL.
$68 O N D E R Z O E K<br />
AAN nis , noch uit de Overlevering , in fraai<br />
HANG zyn eenig berigt te geeven , betreffende<br />
I ZEL. den tyd , wanneer die Pagodas gemaakt<br />
werden, zy derzelver wording toefchryven<br />
aan het kunstvermogen van hooger Weezens.<br />
— De uitgeftrektheid en grootte deezer<br />
orderaardfche Vei blyven, die kundige Reizigers<br />
vergelyken met de beroemdfte Gedcrkftukken<br />
van menschlyke Magt en<br />
Kunst, in eenig gedeelte der Aarde, duidt<br />
onfeilbaar aan , dat ze niet kunnen vervaardigd<br />
weezen , in dien ftaat des gezelligen<br />
leevens , wanneer de Menfchen irt<br />
kleine Stammen verdeeld blyven , ongewoon<br />
Werken te onderneemen, die volftandig<br />
vlytbetoon vorderen, 'r Is alleen in<br />
.Staaten van groote uitgebreidheid , en by<br />
Volken, zints lang, aan ondergefchiktheid<br />
gewoon, en geleerd om met vereend overleg<br />
te werken . dat het denkbeeld van<br />
zulke heerlyke Werkflukken opkomt , en<br />
het vermogen, om dezelve daar te<br />
kan gevonden worden.<br />
ftellen,<br />
Dat 'er zulk een magtïge Staat gegrondvest<br />
was in Indie, ten tyde van het vormen<br />
der Uithflolingen op de Eilanden<br />
Élephanta en Salfette, is het eenige befluit<br />
niet, 't welk wy mogen trekken uit<br />
derzelver befchouwing; de ftyl, waarin de<br />
Beeldhouwwerken, die dezelve vercieren,<br />
uitgevoerd zyn , wyst eene groote vordering<br />
in Kunst aan, in dat vroege Tydperk*<br />
Beeldhouwkunde is de nabootzende kunst,<br />
waarin de Mensch de eerfte proeve van zyne<br />
eigene bekwaamheden gegeeven heeft.<br />
Maar
WEGÉNS OUD INDIE. 369<br />
Maar zelfs in die Landen, waar die Kunst den<br />
hoogden trap van volmaaktheid beklommen<br />
heeft, zyn de vorderingen by uicdek traag<br />
geweest. Wie immer agt floeg op de Gefchiedenis<br />
deezer Kunde in Griekenland,<br />
weet hoe verre de eerde ruwe proeve, om<br />
een Menfchenbeeld te maaken, af was van<br />
eene volkomene aftekening der Menschlyke<br />
gedaante (Y). Maar de onderfcheidene Groepen<br />
van Beelden, die nog ongefchonden in<br />
de Pagoda van Elephanta gevonden worden<br />
, hoe laag ook te dellen in vergelyking<br />
met de Kunstdukken der Griekfche of zelfs<br />
Etrufchifche Kundenaaren , zyn vervaardigd<br />
in een ftyl verre overtreffende den harden<br />
en weinig uitdrukkenden trant der Egyptenaaren,<br />
of der Beelden in het beroemde<br />
Paleis van Perfepolis. In dit licht zyn ze<br />
voorgekomen aan Perfoonen te over in<br />
daat om derzelver waarde te fchatten; en<br />
uit verfcheide Tekeningen , byzonder die<br />
van NIEBUHR, een Reiziger even naauwkeurig<br />
in het waarneemen als getrouw in<br />
het befchryven, moeten wy een gundig<br />
denkbeeld vormen van den daat der Kunften<br />
in Indie in dat Tydperk.<br />
Het is der optekeninge waardig , dat,<br />
fchoon verfcheide der Beelden, in de Holen<br />
van Elephanta , dermaate verfchillen van<br />
die tegenwoordig in de Pagodas vertoond<br />
worden als voorwerpen van 'Eerbiedenis ,<br />
dac<br />
(z) WINKELMAN's Hist. de IArt. chez lesAth<br />
ciens, Tom. I. p. 32. &c.<br />
Aa<br />
AAN-<br />
HANG-<br />
ZEL»
370 O N D E R Z O E K<br />
AAN dac eenige Europifche Geleerden zich ver<br />
HANG' beeld hebben, dac zy Plegtigheden vercoo-<br />
ZEL. nen van eenen Godsdiensc veel ouder dan<br />
. die chans in Indostan is vascgefteld, nogthans,<br />
door de Hindoos zelve, deeze Holen<br />
aangemerkt worden als geheiligde Plaatzen<br />
van hun eigen Eerdiensc, en zy zich derwaards<br />
vervoegen tot volvoering hunner<br />
Godsdienscverrigtingen, terwyl zy de Beelden,<br />
daar voorkomende , op dezelfde wyze<br />
vereeren als die in hunne eigene Pagodas.<br />
Toe bevestiging hiervan , mag ik my beroepen<br />
op het Berigt my gegeeven van een<br />
^kundig Heer, die die onderaardfche Heiligdom<br />
, in den Jaare MDCCLXXXII, bezogc,<br />
vergezeld door een fchrander Br ahmin,<br />
een Inbooreling van Benares , die,<br />
Tioewel hy nooic voorheen in 'c zelve geweesc<br />
was, zeer wel de afkomsc, de opvoeding<br />
en 'c leeven, kende van elke Godheid,<br />
of Menschlyke Gedaanee,hem daar te<br />
vooren komende, en, op een vaardigen trant,<br />
eene uitlegging gaf van de beduidenis der<br />
verfchillende Tekenen die de Beelden van<br />
elkander onderfcheidden. Zulks mag aangemerkt<br />
worden als een uitmaakend bewys,<br />
dat het Stelzel der Beeldenfpraak, thans in<br />
Benares'va zwang,niet verfchilt van't geen<br />
afgetekend is in de Holen van Elephanta.<br />
— De Heer HO-NTER, die, in den Jaare<br />
MDCCLXX ><br />
XIV , Elephanta ging bezigtigen,<br />
fchynt de Beelden, daar voorkomende<br />
, aan te merken, als Afbeeldingen der<br />
Godheden , die nog heden ten dage de<br />
voorwerpen van Eerdienst zyn onder de<br />
Hifi'
WEGENS O U D INDIE. 371<br />
Hindoos (V). — Ééne hyzonderheid ftrekt<br />
om de juistheid van die denkbeeld te bevestigen.<br />
Verfcheide der meest in 'c oogloopende<br />
Perfoonadien, in de Groepen te .<br />
Elephanta, zyn vercierd met den Zennar,<br />
de heilige Streng of Koorde, byzonder eigen<br />
aan de Orde der Brahminen; een<br />
echt bewys van de onderfcheiding der<br />
Casten , reeds in Indie vastgefteld , ten<br />
tyde dac men deeze Werkftukken vervaardigde.<br />
[Ik heb my vergenoegd mee alleen eenig<br />
berigc ee geeven, van de onderaardfche<br />
Uitholingen op het Eiland Elephanta ;<br />
dewyl geene andere zo dikwyls bezogt, of<br />
zo naauwkeurig bezigtigd, zyn. Op verfcheide<br />
plaatzen in Indie trefc men, nogthans<br />
, verbaazende Werkftukken van denzelfden<br />
aarc aan. De uitgeftrektheid en<br />
grootsheid der Uitholingen, op het Eiland<br />
Salfette , zyn zodanig , dat de Tekenaar,<br />
door den Gouverneur BOON gebruikt om<br />
'er Aftekeningen van te vervaardigen, verzekerde<br />
dat de arbeid van veertig duizend<br />
Man, veertig jaaren agter den anderen, noodig<br />
zou weezen om ze te voltooijen (b).<br />
Hoe wild en onbepaald deeze wyze van<br />
begrooting ook moge weezen , dezelve<br />
geefc ons een denkbeeld van den indruk<br />
, welken hec gezigc dier voorwerpen<br />
op zynen geesc maakce. — De Pagodas<br />
van Ellore, achttien mylen van Aurunga-<br />
Ca) Archaologia, Vol. VII. p. 286. &C,<br />
(£) Ai'Qh l£ókgHai'So\. VII. p. 336.<br />
Aa a<br />
Bad,<br />
AAN<br />
HANG»<br />
ZEL.
AAN<br />
HANG<br />
SEL.<br />
37- O N D E R Z O E K<br />
bad, zyn desgelyks uic vasten rots gehouwen,<br />
en evenaaren zy die van Elephanta<br />
en Salfette niec in fraaiheid , zy gaan ze<br />
verre in uitgeftrektheid en aan cal ce boven.<br />
De Heer THEVKMOT, de eerfte, die eenige<br />
befchryving gaf van deeze zonderlinge<br />
Verblyfplaatzen, verzekert, dac men, verre<br />
boven de cwee mylen rondsom den Berg,<br />
niets anders ziet dan Pagodas (V). Deeze<br />
Pagodas te Ellore bezag de Heer ANQUE-<br />
TIL ou PERRON meer op zyn gemak,<br />
en met grooter aandagt; doch, daar zyne<br />
breedvoerige befchryving van dezelve niet<br />
vergezeld gaat van eenig plan , of tekening,<br />
kan ik my geen onderfcheiden denkbeeld<br />
van het geheel vormen, 'cis, echter,<br />
blykbaar, dat ze de Werkftukken zyn<br />
van een magtig Volk, en, onder de ontelbaare<br />
Figuuren in Beeldhouwwerk , waarmede<br />
de wanden bedekt zyn , kan men<br />
alle de Voorwerpen van den tegenwoordigen<br />
Hindoo - Godsdienst vinden Cd). — 'Er<br />
zyn opmerkingswaardige Uitholingen , in<br />
een Berg te Mavalipuram, niet verre van<br />
Sadras. Deeze Berg is op de Kust van<br />
Cormandel wel bekend, onder den naam van<br />
de Zeven Pagodas : en wy hebben een<br />
goede befchryving van de Werken aldaar,<br />
die groots zyn, en van eene zeer hooge<br />
oudheid (Y). Veele andere voorbeelden<br />
(c) THEVENOT, Foyag. Part. III. ch. 44.<br />
Cd) Zend-avesta, Disc. Pre lim. p. 233.<br />
(O Afiat. Refearches, Vol. I. p. 145. &c.<br />
van
WEGEKS OUD INDIE. 373<br />
van dergelyke Werkftukken, zou ik, des<br />
noods zynde, kunnen bybrengen (ƒ). ]<br />
In ftede van dusdanige onderaardfche<br />
Holen , de oorfpronglyke Plaatzen tot<br />
Godsdienftig Eerbewys beftemd, die alleen<br />
konden vervaardigd worden waar zich<br />
eene gunftige gelegenheid aanboodt, begon<br />
de Godsdienftigheid des Volks welhaast<br />
Tempels te bouwen ter eere hunner<br />
Godheden, in andere gedeelten van Indie.<br />
De aanleg derzelven was, in 't eerst, ten<br />
uiterften eenvoudig. Zy beftonden uit zeer<br />
groote Pyramiden , en hadden van binnen<br />
geen licht, behalven 't geen 'er inkwam,<br />
door eene kleine deur. De Indiaanen ,<br />
naa langen tyd gewoon geweest te zyn,<br />
om alle de Plegtigheden van hunnen<br />
Godsdienst in de duisternis der Spelonken<br />
te volbrengen , vielen eigenaartig in hec<br />
denkbeeld , om de ftaatlyke donkerheid<br />
van zulk een verblyf als heilig aan te<br />
zien. Eenige Pagodas, naar deezen eertien<br />
Bouwtrant, zyn nog in Indostan voorhanden.<br />
Afbeeldingen van twee derzelven te<br />
Deogur, en van eene derde naby Tanjore<br />
in de Carnatic , alle Werkftukken van<br />
hooge Oudheid, heeft de Heer HODGES<br />
uitgegeeven (g) ,• en , fchoon ruwe Gevaarten<br />
, zyn ze van zulk eene grootte,<br />
dac de magc van eenige aanmerklyke Scaat<br />
vereischc werd om ze-te ftigcen.<br />
Naat<br />
(f) Dit is een gedeelte det VII Aantekening van<br />
ROBERTSON.<br />
GO No. VJ.<br />
Aa 3<br />
AAN-<br />
HANG-<br />
ZEL.
AAN<br />
HANG'<br />
ZEL.<br />
374 O N D E R Z O E K<br />
Naar gelange verfcheide Gewesten van<br />
Indie , in Rykdom en Befchaafdheid, vorderden<br />
, verbeterde ook de BouwtranE<br />
hunner Tempelen allengskens. Van eenvoudige<br />
Gevaarten , veranderden zy in pragtig<br />
opgecierde Gebouwen, en zy ftrekten,<br />
door derzelver uitgeftrektheid en grootsheid<br />
beide, tot gedenktekenen van het Vermogen<br />
en den Smaak des Volks, dat dezelve<br />
vervaardigde. In deezen zeer verre gevorderden<br />
ftyl, vindt men Pagodas van hooge<br />
Oudheid , in verfcheide deelen van Indostan<br />
, bovenal in de Zuidlykfte Landfehappen,<br />
welke zich niet bloot gefteld vonden<br />
aan het vermetend en verdelgend geweld<br />
des Mahomedaanfchen Godsdienst-yvers.<br />
1<br />
Om mynen Leezeren te gemoec te komen<br />
, in het vormen van zulk een denkbeeld<br />
wegens deeze Gebouwen , als hun<br />
in Haat kan Hellen om te oordeelen over<br />
den vroegen toeftand der Kunften in Indie<br />
, zal ik 'er kortlyk twee befchryven ,<br />
van welke wy de naauwkeuriglie befcheiden<br />
hebben. • De ingang der Pagoda van<br />
Chillambrum digt by Porto Novo , op de<br />
Kust van Cormandel, in hoogen eerbied<br />
gehouden uit hoofde van derzelver oudheid,<br />
is, nevens een ftaatlyke poort onder<br />
een Pyramide , honderd en twee en twintig<br />
voeten hoog , gebouwd van groote<br />
fteenen meer dan veertig voeten lang, en<br />
meer dan vyf voeten vierkant, en alle overdekt<br />
met koperen Plaacen , vercierd met<br />
eene eindlooze verfcheidenheid van net uitgevoerde<br />
Figuuren. Het geheele Gebouw<br />
ftrekt
WEGENS OUD INDIE. 375<br />
ftrekt zich in de eene rigting uit ter lengte<br />
van een duizend drie honderd en twee en<br />
dertig voeten, en negenhonderd en zes en<br />
dertig voeten in de andere. Eenige van de .<br />
gedeelten, die tot cieraad dienen, zyn vol'<br />
voerd met eene fraaiheid, geregtigd tot de<br />
bewondering der keurigfte Kunftenaaren (¥).<br />
De Pagoda van Seringham, boven die<br />
van Chillambrum in heiligheid verheeven,<br />
gaat dezelve ook in grootte zeer verre te<br />
boven ; gelukkig vind ik my in ftaat van<br />
'er een volkomener denkbeeld van te geeven<br />
, door de woorden over te neemen van<br />
een ftaay en naauwkeurig Gefchiedboeker.<br />
Deeze Pagoda is omtrent eene myl van<br />
den Westiykften uithoek gelegen van het<br />
Eiland Seringham, gevormd door de verdeeling<br />
van de groote Rivier Caveri in<br />
twee kanaalen. „ Dezelve is famengefteld<br />
„ uit zeven vierkante bemuurde plaatzen,<br />
„ de eene binnen de andere opgehaald, de<br />
„ muuren zyn vyf en twintig voeten hoog,<br />
„ en vier voetten dik. Deeze bemuurde<br />
„ plaatzen liggen drie honderd en vyftig<br />
„ voeten van elkander, en elk derzelven<br />
heeft vier groote poorten, met een hoo-<br />
„ gen tooren, welke geplaatst zyn , een<br />
„ in 't midden van elke zyde der bemuu-<br />
„ ringe , en gefteld tegen over de vier<br />
„ hoofdwinden. De buitenmuur haalt by-<br />
„ kans<br />
(K) Mem. de Literat. Tem. XXXI. p. 44. &c.<br />
Voyage de M. SONNERAT, Tom. I. p. 21".<br />
Aa 4<br />
AAN<br />
BAN G-<br />
ZEL.
AAN-<br />
HANG-<br />
Z£L.<br />
375 O N D E R Z O E K<br />
„ kans vier mylen in den omtrek , en de<br />
„ poortweg, ten Zuiden, is vercierd met<br />
„ pylaaren; eenige deezer beftaan uit en-<br />
„ kele fteenen,drie en dertig voeten hoog,<br />
„ en bykans vyf voeten over 't kruis; die<br />
„ het dak vormen zyn nog grooter; en in<br />
,v de binnenfte bemuuringen zyn de Ka-<br />
„ pellen. — Omtrent eene halve myl ten<br />
„ Oosten van Seringham, en nader aan<br />
„ de Rivier Caveri dan de Coleroon , ia<br />
„ eene andere groote Pagoda, Jembikisma<br />
„ geheeten; doch deeze heeft flegts ééne<br />
„ bemuurde plaats. De uitfteekende eer-<br />
„ biedenis in welke Seringham gehouden<br />
„ wordt, ontflaat uic een geloof, dat in<br />
„ deeze Pagoda hec eigenlyk Beeld huis-<br />
„ vesc van den God WISTCHNU, 't welk<br />
„ Godsdienftig vereerd werd door den God<br />
„ BRAHMA. Bedevaartgangers,uit alle dee-<br />
„ len des Eilands, komen hier om zonden-<br />
„ vergiffenis te-verwerven, en geene zon-<br />
„ der geld te offeren; een groot gedeelte<br />
„ der Inkomften des Eilands is beftemd<br />
„ toe het onderhoud der Brahminen, die<br />
„ de Pagoda bewoonen; en maakten dee-<br />
„ zen , mee hunne Gezinnen , voortyds<br />
* eene menigte uit, van niet minder dan<br />
„ veertig duizend zielen, zonder eenigen<br />
arbeid te verrigten , gevoed en onder-<br />
„ houden door de ryklyke opbrengingen<br />
„ des Bygeloofs. Hier, gelyk in alle de<br />
,, groote Pagodas van Indie, leeven de<br />
„ Brahminen in eene ondergefchiktheid v<br />
„ welke geen wederftand kent, en flurme-<br />
» n ren
WEGENS OUD INDIE. 377<br />
„ ren in eene wellustigheid , welke van AAN-<br />
„ geene behoeften weet (*'). "<br />
HANG-<br />
['t Geen ik gezegd heb wegens de fraai ZEL.<br />
heid van eenige der Cieraaden in deeze<br />
Indiaanfche Geftigten, worde ten fterkftea<br />
bevestigd door den Collonel CALL, Opperïngenieur<br />
te Madras , die zulks aanvoert<br />
als een bewys van de vroegtydige<br />
en hooggeklommene Befchaafdheid der Indiaanen.<br />
„ Men mag vrylyk verklaaren",<br />
fchryft hy , „ dat men , in geen gedeelte<br />
„ der Wereld, meer kenmerken vindt van<br />
„ Oudheid in Kunflen , Weetenfchappen<br />
„ en Befchaafdheid , dan in het Schierei-<br />
,', land van Indie, van de Ganges tot Kaap<br />
„ Comorin. Ik denk dat de Cieraaden van<br />
„ eenige der Pagodas en Choultries, zo<br />
„ wel als de grootsheid van het werk ,<br />
„ alles overtreft wat heden ten dage ge-<br />
„ maakt wordt, niet alleen van wegen dé<br />
„ fraaiheid des Beitelwerks; maar ook ter<br />
„ oorzaake van de kosten der Bouwing,<br />
„ als men in aanmerking neemt tot welke<br />
„ verafgelegene plaatzen de Bouwiloffen<br />
5, gevoerd, en tot welk eene hoogte zy<br />
., opgetrokken zyn (£). 1"<br />
De andere foort van Openbaare Gebouwen<br />
, van welke ik gewaagde, waren die<br />
men tot Verdeediging des Lands vervaardigde.<br />
Uit de onmeetelyk wyde uitgeftrek-<br />
(0 ORME'S Hist. of Milit. Transact, of Indostan<br />
, Vol. I. p. 178,<br />
(k'J Philofophical Transactions, Vol. LXII. p. 354<br />
Dit is een gedeelte der VII Aant. van ROBERTSOSS<br />
Aa 5
R<br />
AAN<br />
HANG"<br />
ZEL.<br />
S7& O N D E R Z O E K<br />
ftrekte vlakten van Indostan . ryzen 'er,<br />
in onderfcheide gedeelten, Verhevenheden<br />
en Rotzen op , door de Natuur tot plaat-<br />
. zen van fterkte gevormd. Van deezen ,<br />
namen de Inboorelingen vroegtydig bezit,<br />
en, dezelve met werken van onderfcheiden<br />
nart verfrerkende, werden ze bykans onoverwinbaare<br />
Posten. Er fchynt, eeuwen<br />
geleden, een Tydperk van algemeene onlust<br />
en gevaar in Indie geweest te zyn ,<br />
wanneer zodanige wykplaatzen volitrekt<br />
noodig gekeurd werden tot algemeene veiligheid;<br />
want, onder de Pligten der Magiilraaten,<br />
door de Pundits voorgefclyeeven,<br />
is 'er eene, „ dat hy een fterk Fort zal<br />
„ oprigten, ter plaatze waar hy verkiest<br />
„ zyn verblyf te houden ; dat hy eene<br />
„ muur aan alle vier de zyden van 't zel-<br />
„ ve zal ophaalen, met toorens en fchans-<br />
„ fen, en 'er een graft omheen maa-<br />
„ ken (/)."<br />
Van deeze Forten zyn 'er nog verfcheidene<br />
in weezen , die , zo als den aanleg<br />
des gehouws uitwyst, en, volgens de Overlevering<br />
der Inboorelingen , in zeer lang<br />
verloopene tyden moeten gemaakt zyn.<br />
De Heer IIODGES heeft de Gezigten van<br />
drie derzelve in Plaat gebragt; de eerfte<br />
van Chunar Gur, gelegen aan de Rivier<br />
de Ganges , omtrent zestien mylen boven<br />
de Stad Benares (m); de tweede van<br />
Gwallior, omtrent achttien mylen ten Zuiden<br />
(7) Introd. to Code of Gentoo Laws, p. CXI.<br />
0*0 No. I.
WEGÉNS OUD INDIE. S79<br />
den van Agra f»* en de derde van Bidje«ur,ov<br />
hec Grondgebied van BenaresQo). i<br />
Zy zyn alle , inzonderheid Gwallior, werken<br />
van eene verbaazende grootte en fterkte. -<br />
De Forcen in Bengale kunnen egter^ niec<br />
vergeleeken worden met verfcheidene in de<br />
Deccan. — Asfeergur, Burhampour, en<br />
Dowlatabad, worden door de Inboorelingen<br />
voor onoverwinbaar gehouden (p); en iemand,<br />
een zeer bevoegd regter in deezen,<br />
heeft my verzekerd, dac Asfeergur, inde<br />
daad, een allerverbaazendsc werk is, en zo<br />
voordeelig gelegen , dac hec hoogstmoeilyk<br />
zou vallen , 't zelve met geweld te vermeesteren.<br />
Dan, het is niet alleen uit het belcnouwen<br />
der Openbaare Gebouwen, dat wy de<br />
regtmaatigheid en gegrondheid bewyzen van<br />
onzeftelling, betreffende de vroege vordering<br />
der Indiaanen, in fraaije en nutte<br />
Kunften; wy worden tot het vormen van<br />
'c zelfde befiuir opgeleid, door het gezigt<br />
dier Voortbrengzelen hunner fehrandere<br />
vinding, die de Hoofd - Artykels uitmaaken<br />
van hunnen Handel met vreemde Volken,<br />
Van deeze zyn de Werkftukken<br />
des'Indiaanfeiten Weefgetouws, en der Indiaanfche<br />
Naaide, door alle Eeuwen heen<br />
de voornaamfte geweest : het fyne Linnen<br />
worde, mee eenigen trap van waarfchynlykheid,<br />
gegist door de Ouden Stndon<br />
S e<br />
flAN-<br />
:ANG-<br />
ZEL.<br />
*<br />
O) No. II.<br />
f" No. III.<br />
ENSELL, Mem. p. 133- ^39
AAN<br />
HANG-<br />
ZEL.<br />
380 O N D E R Z O E K<br />
genaamd te weezen, naar de Rivier Indus,<br />
of Sindus, naby welke het allervolkomenfte<br />
geweeven werd Qq).<br />
De Katoenen - ftoffen van Indie fchynen<br />
oudtyds zo zeer bewonderd geweest te zyn,<br />
als heden ten dage; niet alleen van wegen<br />
derzelver keurig weefzel , maar ook uit<br />
hoofde van de fraaiheid, met welke eenige<br />
derzelven geborduurd, en de fchoonheid<br />
der bloemen , met welke andere vercierd<br />
waren. Van het vroegfte Tydperk der<br />
Gemeenfchap van de Europeaanen met<br />
Indie , heeft dat Land zich onderfcheiden<br />
door de menigte en de fraaiheid der Verfftoffen<br />
om fchoone Kleuren te leveren ;<br />
daar in overvloed voorkomende. (V). Eene<br />
zwaar Blaauwe Kleur, by de Romeinen in<br />
de hoogfte agting, droeg den naam van<br />
Indicum (s). Ook fchynt uit Indie eene<br />
Verfftoffe, gebruikt tot het vervaardigen<br />
van fchoon Rood, ingevoerd te weezen ;<br />
en het is eene bekende zaak , dat, zo in<br />
Katoenen-, als in Zyden-ftoffen, welke wy<br />
tegenwoordig uit Indie ontvangen, Blaauw<br />
en Rood de Kleuren zyn , die het meest<br />
in luister en fchoonheid uitfchitteren (V).<br />
[Indie, fchryft STRABO, levert eene<br />
verfcheidenheid van ftoffen , gefchikt om<br />
de<br />
($") Sir WIL LI AM JONES 's Third Discourfe, p.<br />
428.<br />
(r) STRABO, Lib. XF. p. 1018. A. 1024. B.<br />
CO PLIN. Nat. Hist. Lib. XXXF. c. 6. §. 27.<br />
(O SALMASIUS, Exercit. Ptinianat in Solin.<br />
180. &c. 810. SALMASIUS de Homionymis Hyles<br />
Jatrica. c. 107.
WEGENS OUD INDIE. 381<br />
de fchoonfte Kleuren te verwen. Dat het<br />
Indicum , 'c welk de heerlyke Blaauwe<br />
Kleur voortbrengt , het zelfde is met de<br />
Indigo der Hedendaagfchen , mogen wy ,<br />
niet alleen befluiten uit de gelykklankigheid<br />
van den Naam , en de gelykheid der<br />
uitwerkinge; maar ook uit de befchryving,<br />
door PLINIUS daar van gegeeven (u),<br />
Hy wist dat dezelve een bereidzel was uit<br />
het Groeiend Ryk, fchoon hy verkeerd<br />
onderrigt ware, en ten opzigte van de Plant<br />
zelve , en hoe men die ten gebruike gereed<br />
maakte; 't geen ons in 't minst niec<br />
zal bevreemden , indien wy ons te binnen<br />
brengen de verbaazende onkunde der Ouden<br />
, ten aanziene van den oorfprong, en<br />
het reeden, der Zyde. Uit hoofde van de<br />
Kleur der Indigo, in de gedaante in welke<br />
dezelve werdt ingevoerd , wordt ze, door<br />
zommige Schryvers, Atramentum Indicum,<br />
en Indicum Nigrum, geheeten (v), en onder<br />
deeze laatstgemelde benaaming opgenoemd,<br />
by de Artykelen der Goederen uit<br />
Indie gebragt (V). De Kleur van de hedendaagfche<br />
Indigo , niet ontbonden , gelyk<br />
t op die van het oude Indicum, zo<br />
donker gekleurd zynde , dat dezelve naby<br />
zwart komt fV).<br />
De Gum Lacca, of Gom-lak, tot het<br />
ver-<br />
00 PLIN. Nat. Hist. Lib. XXXF. c. 6. §. ar,<br />
AAN<br />
HANG*<br />
ZEL.<br />
(y) SALMASIUS, Exercit. p. 180.<br />
(V) Peripl. Mar. Erytbr. p. 22.<br />
, (#) DELAVAL'S Experim. Inquiry itito theCaii'<br />
fe, of the Changes ofCoiours, Pref. XXIII.
38a O N D E R Z O E K<br />
.AAN verwen van Rood gebruikt, was desgelyks<br />
HANG by de Ouden bekend , en onder denzelf<br />
SEL,. den naam dien dezelve thans draagc (y).<br />
Deeze kostbaare zelfftandigheid, van zulk<br />
een uitgebreid nut in 't fchilderen , verwen,<br />
vernisten, en het maaken van Zegellak,<br />
is het voortbrengzel van een zeer<br />
klein Infect. Deeze Infecten zetten zich<br />
op de vogtige uiteinden der takken van<br />
zekere boomen , en vinden zich fchielyk<br />
vastgelymd aan de plaats , waar zy zich<br />
nedergezet hebben, door dik doorfchynend<br />
vogt, 't welk uic derzelver lichaamen<br />
zweet, de trapswyze aangroei van 't welke<br />
een volkomen cel vormt voor elk Infect,<br />
.die ten Grafilede ftrekt van de Moeder ]<br />
•en ter Geboorteplaats van de Naakome'<br />
Jingfchap. Deeze lymerige zelfftandigheid,<br />
waar mede de takken der boomen geheel<br />
overdekt zyn, is de Gum Lacca, of Gomlak<br />
(z). CTESIAS fchync een vry onderfcheiden<br />
berigt ontvangen te hebben<br />
van het Infect, door 't welk de Gom-lak<br />
wordt voortgebragt, en roemt de fchoonheid<br />
van de Kleur, daar door geverfd (V).<br />
— Indiaanfche Verwers, was de oude<br />
naam welken zy droegen , die, of fchoon<br />
Blaauw , of fchoon Rood , verfden ; een<br />
naam<br />
Cjjj SALMASIUS, Exercit. p. 810.<br />
_ (2) Een beknopt,-naauwkeurig en voldoend, Berigt,<br />
wegens de formeering, den'aart, en 't gebruik<br />
van de Gom-lak, is voorhanden in de Philofophhal<br />
Transacïions, Vol. LXXI. T. II. p. 374.<br />
(aj Excerpta exlndic.ad calc. HERODOT.£/;V.<br />
WESSEIUNG. p. .830.
WEGENS OUD INDIE. 333<br />
naam die het Land uitwyst, van waar de AAN-<br />
Verfftoffen, door hun gebruikt, kwamen (7>). HANG-<br />
Uit het verwen van Katoenen - ftoffen ZEL.<br />
met onderfcheide Kleuren, is het blykbaar,<br />
dat de oude Indiaanen een vry groote vor <br />
dering moeten gemaakt hebben in de kennis<br />
der Scheidkunde. PLINIUS geeft een verflag<br />
van deeze Kunst, voor zo verre dezelve<br />
oudtyds bekend was ; en dit is juist<br />
hetzelfde, met het geen tegenwoordig gedaan<br />
word in het Katoendrukken (Y). ]<br />
Maar, hoe zeer de Ouden deeze voortbrengzelen<br />
der Indifche Kunstbewerking, in<br />
Stoffen te vervaardigen en te verwen, mogen<br />
bewonderd hebben, eenige omftandigheden<br />
, welke wy hier boven opgaven,<br />
maakten hun Vraag na Katoenen - ftoffen uic<br />
Indie, veel minder dan die heden ten dage,<br />
en zulks veroorzaakt , dat het berigt, 'c<br />
welk wy desaangaande van Griekfche en<br />
Romeinfche Schryvers ontvangen, zeer gebrekkig<br />
is. Wy mogen, nogthans , uit de<br />
verwonderenswaardige gelykheid van den<br />
ouden Staat van Indie , mee den tegenwoordigen,<br />
beiluicen, dac, door alle tyden<br />
heen , de voortbrengzels hunner Weefgetouwen<br />
zo veelvuldig, en verfcheiden, als<br />
fchoon, waren.<br />
Hec fchrander vernuft der Indiaanen in<br />
ander foorc van Kunstwerken , bovenal in<br />
Metaal en Ivoor, wordt door oude Schryvers<br />
(b) SALMASIUS, Exercit.p.'Sio.<br />
(O PLIN. Hist. Nat. Lib. XXXV. c. ÏI.i§.,42.<br />
Dit is de VIII Aantekening van ROBERTSON.
384 O N D E R Z O E K<br />
AAN vers met loffpraake vermeld; doch zonder<br />
HANG- dat zy ons eene byzondere befchryving<br />
ZEL. geeven van derzelver natuur (V). Van dee.<br />
. ze vroegtydige Werkftukken der Indiaanfche<br />
Kunftenaaren heeft men thans in Europa<br />
eenige Proeven ; uit welke blykt,<br />
dac zy de behandeling kenden om op het<br />
hardfte Edelgefteente te fnyden , en , zo<br />
in fraaiheid van tekening als in netheid<br />
van uitvoering , eenen aanmerkelyk hoogen<br />
trap van uitmuntenheid bereikt hadden.<br />
Een vernuftig Schryver beweerc, dac<br />
de Kunst, om op Edelgefteente ce fnyden ,<br />
waarfchynlyk eene Indiaanfche uicvinding<br />
was, en zeker daar ce Land, vroegcyds, in<br />
die Gewescen verbecerd werd, en hy onderfchraagc<br />
die zyn gevoelen mee verfcheide<br />
bewyzen, die geenzins verwerplyk<br />
zyn (e). D e<br />
Indiaanfche gegraveerde Edel-<br />
gefteencen , van welke hy befchryvingen<br />
heefc in 'c lichc gegeeven, blyken hec werk<br />
te weezen van een zeer vroegen cyd; naardemaal<br />
de Opfchrifcen in de Sanskreetfche<br />
Taal zyn (ƒ).<br />
Dan , hec is niec alleen uic den verre<br />
gevorderden ftaac der Handwerklyke Kunften<br />
in Indie, dac wy hec befluic van den<br />
hoogen trap der Befchaaving van de Inwoon-<br />
(V) STRABO, Lib. XF p. 1044. B. DIONYS.<br />
Periegies, verf. 1016.<br />
(
WEGENS OUD INDIE. 385<br />
Woonderen opmaaken: een nog overtuigender<br />
bewys hiervoor kan afgeleid worden 1<br />
uit de vroege en zonderlinge Voortbrengzelen<br />
van hun Vernuft in de Fraaije Kun- •<br />
flen. Deeze blykbaarheid is van te meer<br />
belangs, dewyl dezelve ontleend wordt uic<br />
een bron van kundigheid, die de pryswaardige<br />
weetgierigheid onzer Landgenooten<br />
voor de Volken van Europa thans, ilegts<br />
weinige jaaren geleeden, geopend heeft.<br />
Zints lang is het eene bekende zaak geweest,<br />
dac de Weetenfchap en Letterkunde<br />
, die de Brahminen bezaten , begreepen<br />
waren in Boeken, gefchreeven in eene<br />
Taal , alleen verftaan door eenige weinigen<br />
der Geleerdften onder hun ; en alle de<br />
Europeaanen , geduurende drie Eeuwen ,<br />
zich in Indie nedergezet hebbende , llorcten<br />
klagten uit, dat de Brahminen halftarrig<br />
weigerden , iemand in deeze Taal te<br />
onderwyzen. Maar, eindelyk, heefc men,<br />
door aanhouden, vrierjdlyke behandeling,en<br />
overreeding, dac de ernsc, met welken men<br />
daar in onderwys begeerde, niec voortfprooc<br />
uic eenig oogmerk om hun Godsdiensc<br />
belachlyk ten toon te (lellen, maar<br />
uit eene opregte begeerte om eene voikomene<br />
kennis te verkrygen van hunne Weetenfchappen<br />
en Letterkunde , hunne dus<br />
lang gemaakte zwaarigheden, en aanhoudende<br />
weigering , overwonnen. Verfcheide<br />
Ehgelfche Heeren verilaan tegenwoordig<br />
de Sanskreetfche Taal volkomen. D«<br />
lluier, die zo veel verborgens dekte, en ondoorzienbaar<br />
fcheen, is weggenomen % en,<br />
Bb ki<br />
1ANG-<br />
ZEL.
'AAN<br />
HANG<br />
ZEL.<br />
386 O N D E R Z O E K<br />
in 'c verloop van vyf jaaren , is de nieuwsgierigheid<br />
onthaald op de uitgave van twee<br />
Stukken, zo zonderling als onverwagt. —<br />
. Het een is eene Overzetting door den Heer<br />
WILKINS, van eene Epifode, uit de Mahabarat,<br />
een Heldendicht, in zeer hooge<br />
agting onder de Hindoos; volgens hun berigt<br />
opgefteld door KREESHNA DWYPAy<br />
EN VEI AS, den ui'fteekendften van alle<br />
hunne Brahminen, meer dan drie duizend<br />
jaaren vóór de Christlyke Jaartelling. ——•<br />
Het ar der is de Sacontala, een Tooneelftuk,<br />
omtrent eene Eeuw vóór de Geboorte<br />
van CHRISTUS gefchreeven , vertaald<br />
door den Heer WILLIAM JON ES. Ik zal<br />
tragten mynen Leezeren zulk eene opgave<br />
te doen van het onderwerp en de zamenftelling<br />
deezer beide ftukken , als hun in<br />
ftaat zal ftellen om de maate van verdienften<br />
, welke zy bezitten, op te maaken.<br />
De Mahabarat is een zeer wydloopig<br />
Dichtfruk, uit meer dan viermaal honderd<br />
duizend regelen beftaande. De Heer WIL<br />
KINS heeft meer dan een derde gedeelte<br />
van 't zelve overgezet ; maar flegts eene<br />
korte Epifode, Baghvat - Geeta getyteld,<br />
is tot hier toe uitgekomen, en uit dit ftaal<br />
moeten wy ons een denkbeeld van 't geheel<br />
vormen. Het onderwerp des Dichte<br />
ftuks is een veel gerugts maakende Burger-oorlog<br />
tusfehen twee takken des Ko-<br />
'ninglyken Huizes van BHAURAT, Toen<br />
de Legermagten, van wederzyden in 't veld<br />
getrokken , in flagorde gefchaard waren,<br />
gereed om het gefchil met het zwaard te<br />
be-
WEGENS OÜD INDIE. 387<br />
beflisfen, verzogt AR JOON, de Begunftigde<br />
en Kweekeling van den God KREESH-<br />
NA, die hem in dit uur vol gevaars vergezelde<br />
, d3t hy zynen wagen tusfehen de<br />
twee vyandlyke Legers zou doen heen ryden.<br />
Hy zag beide de Krygsmagten aan,<br />
en, aan wederzycen , geene anderen dan<br />
Grootvaders, Oomen, Neeven, Voorden,<br />
Zoonen en Broeders, naastbeftaande Bloedverwanten<br />
, of Boezemvrienden ; toen hy<br />
deezen voor eene wyl hadt aangezien.. en<br />
hun gereed bevondt ten irryde , werd hy<br />
aangegreepen door medclyden en droefenisfe<br />
, en drukte zyn boezemfmarre in de<br />
volgende bewoordingen u:i: — „ Gezien<br />
„ hebbende, 6 KREESHNA! dat myne<br />
„ Bloedverwanten zo heftig na het gevegt<br />
„ haaken , bezwyken myne ledemaaten ,<br />
„ myn gelaad verbleekt, myn hair ryst over<br />
„ einde, en myn geheele geile] beeft van<br />
„ fchrik! Zelfs Gandeev, myn Boog, valt<br />
„ uit myne hand, en myn huid droogt op.<br />
— Wanneer ik myne Bloedverwanten<br />
„ zal verdelgd hebben, zal ik dan langer<br />
„ op geluk kunnen uifzien? Ik wensch na<br />
geene Overwinning KREESHNA! Ik be-<br />
,, hoef geene heerfchappy ; my ontbreekt<br />
„ geen vermaak ; want wat is heerfchappy,<br />
„ wat zyn de genietingen des leevens, of<br />
„ wat is het leeven zelfs, wanneer zy, voor<br />
„ welken men heerfchappy, vermaak en ge-<br />
„ not, begeert, leeven en middelen verloo-<br />
„ ren hebben, en hier in 't veld ten itryde<br />
w.gereed ftaan. Voogden, Zoonen, Va-<br />
„ ders , Grootvaders en Kleinzoonen s<br />
Bb a „ Oo-<br />
AAN-<br />
HANG-<br />
ZFL.
AAN<br />
HANG-<br />
ZEL,<br />
388 O N D E R Z O E K<br />
„ Oomen , Neeven, Bloedverwanten, Vrien-<br />
„ den! Schoon zy my wilden dooden , ilc<br />
„ wensch hun niet te bevegten; neen,zelfs<br />
„ niet om de beheerfching van de drie<br />
p Ryken des Heelals, veelmin om deeze<br />
„ kleine Aarde (g)! "<br />
Om zyne bekoramernisfen weg te weeren<br />
, onderrigr KREESHNA hem, wat de<br />
pligt medebrengt van een Prins van Chehteree,<br />
of de Krygs Cast, als hy geroepen<br />
wordt om in zulk eene omftandigheid werkzaam<br />
te weezen, en zet hem aan om dien<br />
te volbrengen , door eene verfcheidenheid<br />
van zedekundige en wysgeerige bewyzen,<br />
welker inhoud en aart ik , in een ander<br />
gedeelte deezes Aanhangzels , byzonderder<br />
zal moeten overweegen. In deeze zamenfpraak<br />
, tusfehen KREESHNA en zynen<br />
Kweekeling, zyn verfcheide plaatzen , die<br />
een hoog denkbeeld inboezemen van het<br />
vernuft des Dichters. De Aanfpraak van<br />
AR JOON, zo even aangehaald, waarin hy<br />
zyne zielsfmerte uitboezemt, moet elk Leezer<br />
getroffen hebben als fchoon en hartroerend<br />
: en ik zal, vervolgens, eene befchryving<br />
bybrengen van het Opperweezen<br />
, en den Eerbied met welken 't zelve<br />
moet gediend worden die zeer verheeven<br />
is. — Maar, terwyl deeze onze verwondering<br />
opwekken, en ons bevestigen in hec<br />
gevoelen van eene hooge maate van Befchaafdheid<br />
in een Land , waar zulk een<br />
Werk te voorfchyn gebragt werd , Haan<br />
(ff) Baghvat-Ceeta. p. 30, 31.<br />
wy
WEGENS OUD INDIE. 389<br />
wy verfteld over het gebrek aan fmaak, en<br />
van kunstin de wyze op welke deeze<br />
Epifode wordt ingevoerd. Twee magtige<br />
Legers ftaan in dagorde gefchaard, brandende<br />
van begeerte om den ftryd aan te<br />
vangen; een jong Held en diens Onderwyzer<br />
worden befchreeven als ftaande op<br />
een Oorlogs - wagen tusfehen die twee<br />
Krygsmagten ; dit zeker was de tyd niec<br />
om hem de beginzelen der Wysbegeerte te<br />
leeren , en hem achttien lesfen te geeven,<br />
over de Bovennatuurkunde en de Godgeleerdheid.<br />
Ten opzigte, nogthans,zo van het Tooneel,<br />
als van het Heldendicht, der Hindoos,<br />
hebben wy het ongeluk, dat wy een denkbeeld<br />
moeten vormen, uic een enkel voorbeeld<br />
van beiden, en' een aanziene van hec<br />
laatfte nog wel, (daar hec alleen een gedeel<br />
ce is van een groocer werk) uic een onvolkomen<br />
ftuk. Maar, indien wy, in zulk<br />
eene fchaarsheid van proeven, het mogen<br />
waagen eenig oordeel te vellen , zal het<br />
hier op nederkomen, dat van deeze beiden<br />
hec Tooneelftuk, met een juister fmaak, is<br />
opgefteld. Zulks zal blyken uit de waarneemingen,<br />
welke ik nu gaa msdedeelen,<br />
over SACONTALA.<br />
'c Is alleen by Volken in Befchaafdheid<br />
verre gevorderd , dac hec Tooneelfpel een<br />
geliefde Uicfpanning worde. De Grieken<br />
waren een geruimen cyd een befchaafd Volk<br />
geweest; ALCJEUS en SAPPHO hadden<br />
hunne Lierzangen aangeheeven , en THA-<br />
&ES en ANAXIMANDER hunne Schooien<br />
Bb 3 geo-<br />
AAM-<br />
HANG-<br />
ZEL.
390 O N D E R Z O E K<br />
AAN geopend, eer het Treurfpel zyne eerfte ru<br />
HANG- we proeve deedt op de kar van THESPIS;<br />
ZEL. en 'er verliep een geruimen tyd eer het<br />
• Treurfpel by de Grieken eenen aanmerkelyken<br />
trap van uitmuntenheid bereikte. Uit<br />
hetTooneelft.uk,SACONTALA, moeten wy,<br />
derhalven , een voordeelig denkbeeld opvatten<br />
van den ftnat der vorderinge in die<br />
Maatfchappy,n3ar welks fmaak ditTooneclftuk<br />
gefchikt was.<br />
Nogthans behooren wy, in het opmaaken<br />
der verdienften deezes Werks, hetzelve<br />
niet ter toetze te brengen aan de oordeelkundige<br />
kunstregelen, ontleend uit de Letterkunde<br />
en Smaak van Volken , by den<br />
Dichter geheel onbekend; wy behooren 'er<br />
de Eenheden van het Griekfche Tooneel<br />
niet in te verwagten; wy behooren het niet<br />
af te meeten naar den maatftok van 't geen<br />
by ons welllandig en voeglyk gerekend<br />
wordt. Wy moeten toegeevenheid gebruiken<br />
omtrent plaatslyke gewoonten , en<br />
byzondere zeden , ontftaande uit een ftaat<br />
van huislyke Maatfchappy, uit een fchikking<br />
van Burgerlyk Beftuur, en uic Godsdienftige<br />
begrippen , wyd en verre veri'chillende<br />
van 't geen in Europa l plaats<br />
vindt. 0 At 1<br />
SACONTALA is geen geregeld Tooneelfpel;<br />
maar, gelyk eenige Spehhr, in vrocgeren<br />
tyde op de Spaanfche Öfi Engelfche<br />
Tconeeien vertoond, eene Gefchiedenis in<br />
Zamenfpraaken ; gebeurtenisfen ophaalende,<br />
die op verfchiliende plaaczen , en geduurende<br />
een reeks van jaaren, voorvielen. Uit<br />
dit
WEGENS OUD INDIE. 391<br />
dk oogpunt befchouwd, is de Fabel over<br />
't algemeen wel gefchikt, de tusfchenkomende<br />
voorvallen gelukkig gekoozen , en<br />
de lotverwisfelingen, in den itaac der voor- ,<br />
naamfte Perfoonadien, onverwagt en verrasfend<br />
De ontknooping, egter, van het<br />
{tuk wordt, fchoon eenige der voorbereidende<br />
omftandigheden met kunde zyn ingevoerd<br />
, eindelyk te wege gebragc door<br />
de tusfchenkomsc van hoogere Weezens, 't<br />
welk altoos eene ilegte uitwerking baart ,<br />
en eenig gebrek aan kunstvermogen verraadt.<br />
Maar, dewyl SACONTALA afftamde<br />
van eene Hemelfche Nymph, en onder<br />
de befcherming leefde van een heiligen<br />
Hermiet , kan deeze Hemelfche tusfchenkomst<br />
min vreemd voorkomen , en is dezelve<br />
zeer gefchikt naar den fmaak der<br />
Oosterlingen. Op veele plaatzen is dit<br />
Tooneelftuk eenvoudig en teder, op eenige<br />
hartroerend; en op andere vindt men een<br />
mengzel van het boertige met het ernftige.<br />
Van dit alles zou ik voorbeelden kunnen<br />
opleveren. Doch ik bepaal my om flegts<br />
eenige weinige trekken van de eerstgemelde<br />
foort te verzamelen , zo om dat de eenvoudigheid<br />
en tederheid de kenmerkende<br />
fchoonheden van het Stuk zyn , als om dac<br />
zy zo weinig gelyken naar de buiten het<br />
fpoor hollende verbeelding en zwellenden<br />
ftyl , welke men doorgaans in de Dichtwerken<br />
der Oosterlingen aantreft.<br />
SACONTALA, de Heldin van het Tooneelftuk,<br />
eene Prinfes van hooge geboorte,<br />
was opgevoed door een Hermiet,in een<br />
Bb 4 hei-<br />
AAN-<br />
3ANG?<br />
ZEL.
A AN<br />
TI ANG-<br />
ZEL.<br />
39» O N D E R Z O E K<br />
heilig bosch , en hadt haaren jeugdigen<br />
leeityd gefleeten in landbezigheden en herderlyke<br />
onfchuld. Toen zy gereed ftondc<br />
om deeze geliefde verblyfplaats te verlaaten,<br />
en heen te trekken na het Mof van<br />
een groot Monarch, aan wien zy getrouwd<br />
was, beweenen CANA, haar Voedftervader,<br />
en de Medgezellinnen haater Jeugd , hun<br />
eigen verlies, en boezemen hunne wenfchen<br />
voor haar geluk uit, met gevoelens, en in<br />
eene taal, volmaakt voegende aan hun herderlyk<br />
character.<br />
„ Hoort, ö Gy Boomen van dit heilig<br />
„ Bosch ! hoort , en roept uit , dat SA-<br />
„ CONTALA vertrekt na het Paleis van<br />
den Heer, dien zy getrouwd heeft; Zy,<br />
die fchoon haar dorstte, niet dronk voor<br />
„ dat zy u bevogtigd hadt; Zy die , uit<br />
„ liefde tot u , geen een van uwe frisfe<br />
bladen afplukte , fchoon zy gaarne met<br />
zulk een cieraad haare hairlokken zou<br />
„ opgepronkt hebben; Zy, die den hoog-<br />
„ ften wellust fmaakte, wanneer uwe takken<br />
„ met bloemen prykten ! "<br />
Choor van Bosch-Nymphen. „ 6<br />
Moge haar weg met voorfpoed vergezeld<br />
„ gaan! Mogten gunftige windjes, haar ten<br />
,, vermaake, de geurgeevende doffe van de<br />
„ mildfte bloemen verfpreiden ! Mogten<br />
,, poelen van helder water, groen doóv de<br />
,, bladeren van den Lotos, haar vertrisfen<br />
als zy wandelt! En mogen fehaduwryke<br />
takken haar ter befcherming dienen voor<br />
;„ de fchroeiende draaien der Zonne!"<br />
SACONTALA, ZO als zy gereed ÜS-M<br />
om
WEGENS OUD IN;DIE. 393<br />
394 O N D E R Z O E K<br />
AAN „ lngudi \ 'c geen Gy zo menigmaal ge-<br />
HANG- „ voed hebt, met een handvol Synmaka-<br />
ZEL. „ zaad, en nu de voetftappen van zyne<br />
„ Weldoenfter niec wil verlaaten."<br />
SACONTALA. „ Waarom zyc gy droe»<br />
„ vig , ceder Rheecje ! om my, die onzer<br />
„ beider verblyfplaacs moet verlaaten ? De-<br />
» wyl gy door my werd opgekweekt, als<br />
„ gy uwe Moeder verboren hadc , die<br />
„ fchielyk naa uwe Geboorte ftierf, zal<br />
„ myn Voedfter-vader u oppasfen , wan-<br />
„ neer wy gefcheiden zyn, met tedere zorg<br />
„ oppasfen. — Keer ce rug, arm Dier, —<br />
„ keer ce rug — wy moeten fcheiden..."<br />
[Sacontala barst in traanen uit. ]<br />
CANA. „ Uwe traanen , myn Kind.'<br />
„ voegen te deezer gelegenheid weinig ,<br />
„ wy zullen allen weder by elkander ko-<br />
„ men : hou u ftandvastig : zie den rech-<br />
„ ten weg voor u, en volg denzelven.<br />
„ Wanneer de dikzwellende traan beneden<br />
„ uwe fchoone oogleden hangt, laat dan<br />
» uw beOuic de eerfte poogingen infpani<br />
, nen, om u zelve los ce maaken. —-<br />
, In uwen doorcochc door deeze aarde,<br />
, waar de paden nu hoog, dan laag, zyn,<br />
, en hec rechce pad, zelden, zich onder-<br />
J , fcheidc, moecen de fchreden van uwen<br />
1 , voec, onvermydbaar, ongelyk weezen ;<br />
J , maar Deugd zal u rechc voorwaards<br />
, doen fpoeden (K). "<br />
, Uic dit voorbeeld van een Indiaansch<br />
rooneelfpel zal ieder Leeaer van goeden<br />
(h) Act. IV. p, 47. &c<br />
fmaak,
WEGENS OUD INDIE. 395<br />
fmaak, zo ik my verbeelde, zich ten vol- A<br />
len verzekerd houden, dat het alleen on- H<br />
der een Volk van befchaafde Zeden, en kie- - t<br />
fche Gevoelens, is, dat een opilel, zo een- -<br />
voudig en keurig, kon vervaardigd, of met<br />
genoegen ontvangen, worden. Ik ontdek,<br />
in dit ïooneelfpel één voorbeeld van die.<br />
wilde buitenfpoorigheid, zo veelvuldig in<br />
de Oosterfche Dichtftukken. De Vorsu<br />
een armband, die van SACONTALA'S<br />
arm gevallen was , 'er weder aanvoegende<br />
, fpreekt haar met deeze woorden aan ^<br />
„ Zie , Wellust myner ziele! dit is de<br />
„ nieuwe Maan, die het uitfpanzel verlaa-<br />
„ ten heefc ter eere van uwe alles over-<br />
" treffende fchoonheid , en nedergedaald<br />
„ zynde op uwen betoverenden arm, beide<br />
„ haare hoornen rondfom dezelve zamen-<br />
„ gevoegd heeft in de. gedaante van een<br />
M a a r d k i s d e<br />
„ Armcieraad! (0"<br />
taal van een verrukten Jongeling tot zyne<br />
Zielsvoogdesfe, en, door alle Eeuwen heen,<br />
by alle Volken, verwagt men vergrootende<br />
loffpraake uit den mond van Minnaars<br />
te hooren.<br />
Tooneelvertooningen fchynen het geheid<br />
vermaak der Hindoos, zo wel als van andere<br />
befchaafde Volken, geweest te zyn.<br />
„ De Treur- en Blyfpelen, de Klugten en<br />
„ Muzykftukken van het Indiaansen Too-<br />
„ neel zouden zo veele Boekdeelen vul-<br />
„ len , als die van eenig oud, of beden-.<br />
„ daagsch, Volk van Europa. Ze zyn alle<br />
m<br />
CO 4ct\ lil. p. 3&<br />
AN-<br />
EL.
AAN<br />
HANG<br />
SEL.<br />
396 O N D E R Z O E K<br />
„ in Verzen, wanneer de Zamenfpraak ver-<br />
„ heeven is, en in Ondicht,als dezelve op<br />
,, een gemeenzaamen trant voortgaat: de<br />
„ Lieden van Rang en Geleerdheid wor-<br />
„ den ten Tooneele gevoerd, ipreekende<br />
„ zuiver Sanskrit, en de Vrouwen Pra-<br />
„ crit, 't welk een weinig meer is dan<br />
„ de taal der Brahminen, door eenen zag-<br />
„ ten tongval tot de zagtheid van het Ita-<br />
„ liaansch gelenigd; terwyl geringe Per-<br />
„ foonen in het Tooneelfpel de gewoone<br />
„ Tongvallen fpreeken van de onderfchei-<br />
„ de Landfchappen, waar in zy veronder-<br />
,, fteld worden te woonen (JC)."<br />
[De Sanskreetfche Letterkunde is een<br />
geheel nieuwe aanwinst voor Europa.<br />
Baghvat - Geeta , de eerfte Overzetting<br />
zynde uit die Taal, niet vóór den ïaare<br />
MDCCLXXXV in 't licht gegeeven , is<br />
het onmiddelyk verknogt aan het onderwerp<br />
myner naafpeuringen, en zal het genoegen<br />
verfchafièn aan eenige myner Leezeren,<br />
indien ik hun, uit de twee aanmerkelykfte<br />
Werken in die Taal opgefteld, een<br />
en ander meer uitgewerkt voorbeeld bygebragt<br />
hebbende, hun een kort verflag geeve<br />
van andere Opftellen in het Sanskreetisck,<br />
te onzer kennisfe gebragt.<br />
Het wyduitgeftrekte gebruik van de Sanskreetfche<br />
Taal is -eene omftandigheid, welke<br />
onze byzondere opmerking verdient. „ De<br />
„ groote bron van Indifche Letterkunde,"<br />
fchryfc<br />
f» Pre face t$ Sacont. by Sir WILLIAM JO-<br />
3 iES, p. IX. *,
WEGENS OUD INDIE. 397<br />
fchryft de Heer HALHED , (de eerfte<br />
Engelschman die kennis aan het Sanskreetfche<br />
kreeg,) „ de moeder van bykans<br />
„ eiken Tongval van de Perfiaanfche Golf<br />
„ tot de Chineefche Zeeën , is de Sans-<br />
„ kreet; eene Taal van de eerwaardiglle<br />
„ en onnaagaanbaarfte oudheid, die, fchoon<br />
„ voor tegenwoordig in de Boekeryen der<br />
„ Brahminen opgeflooten , en enkel ge-<br />
„ bruikt tot de Gedenkboeken huns Gods-<br />
„ diensts , blykt de doorgaande Taal van<br />
„ byna geheel de Oosterfche Wereld ge-<br />
„ weest te zyn : en voetftappen van<br />
„ derzelver oorfpronglyke uitgeftrektheid<br />
„ kunnen nog, in bykans alle Landftreeken<br />
„ van Afia ontdekt worden. Menigmaal<br />
„ heb ik verbaasd geftaan over het vinden<br />
„ van de gelykheid der Sanskreetfche<br />
„ woorden, met die van het Per/isch, Ara-<br />
„ bisch, en van het Latyn en Grieksch:<br />
„ en deeze niet in Kunstwoorden, of ver-<br />
,, bloemde uitdrukkingen, die de mededee-<br />
„ ling van verfynde Kunften, en befchaaf-<br />
„ de Zeden, by gelegenheid, zou hebben<br />
„ kunnen overbrengen; maar in den grond<br />
„ der Taaie, in woorden van één Letter-<br />
,, greep, in de naamen van Getallen, en<br />
„ de Benaamingen van zodanige zaaken, als<br />
,, eerst onderfcheiden worden by den<br />
„ vroegst aanbreekenden dageraad der Be-<br />
„ fchaafdheid.<br />
,, De gelykheid , welke waargenomen<br />
„ mag worden in de Letteren op de Ge-<br />
„ denkpeftningen en Zegels van verfcheide<br />
„.Landfchappen in Afia; het licht, 'c<br />
„ welk<br />
AAtt-<br />
HANG-<br />
ZEL.
i<br />
AAtt-<br />
tHANG-<br />
ZEL.<br />
39S ÖN D E R Z O E K<br />
„ welk zy wederkeerig over elkander ver-<br />
„ fpreiden ,- en de algemeene overeen-<br />
„ komst, welke zy alle hebben toe het-<br />
„ zelfde groot eerst beginzel , opent een<br />
„ ander ruim veld voor de weeclust. De<br />
„ Geldmunten van Asfam, Napaul, Chasmeere<br />
, en van veele andere Koningry-<br />
„ ken , zyn alle met Sanskreetfche Lecce-<br />
„ ren; en de meesten behelzen zinfpeelin-<br />
„ gen op de oude -Sanskreetfche Mytho-<br />
„ logie. — Dezelfde overeenkomst heb ik<br />
„ waargenomen op de Afdrukzelen der Ze-<br />
„ gelen van Bootan en Thïbet*<br />
Een zydelings bewys mag desgelyks<br />
,, afgeleid worden uit de byzondere fchik»<br />
„ king van hec Sanskreetfche A, B, C,<br />
„ zo zeer verfchillende van die in eenig<br />
„ ander gedeelte der Wereld. Deeze zon»<br />
„ derlinge wyze van zamenvoeging grypt<br />
„ nog ftand in hec grootfte gedeelte van<br />
„ hec Oosten, van den Indus tot Pegu, in<br />
„ Taaien nu naar allen fchyn daar van on-<br />
„ derfcheiden, en in geheel daar aan onge-<br />
„ lyke Letteren; en levert zulks een krag-<br />
„ tig bewys op, dat ze alle van denzelf-<br />
„ den ooriprong voortkomen.<br />
„ Een ander voorwerp biedt zich der<br />
,, befpiegelinge aan , in de Naamen van<br />
„ Perfoonen en Plaatzen , van Tytels en<br />
,, Waardigheden , die ter algemeene ken-<br />
„ nisneeming openftaan, en in welke men,<br />
„ toe de meerite grenzen van Afia, duid*<br />
„ lyke trekken van hec Sanskreetfche<br />
„ vindc (7)." N a a<br />
QP Preface to the Crammar of the Bengal Lan*<br />
guage. p. 3.
WEGENS OUD INDIE. 399<br />
Naa dit weetenswaardig algemeen berigt<br />
wegens de Sanskreetfche Taal, zal ik nu<br />
de Werken optellen, die uit dezelve overgezet<br />
zyn, behalven de Baghvat-Geeta en<br />
de Sacontala.<br />
Vooreerst zyn wy aan den Heer WIL<br />
EI N s verfchuldigd de Heeto -pades , of<br />
het Vriendlyk Onderwys {[Amicabh In*<br />
flruBion) in een reeks opzichzelven Haande<br />
Fabelen , doormengd met zedekundige,<br />
onderwyzende en ftaatkundige, Grondregelen.<br />
Dit Werk is door geheel het<br />
Oosten zo hoog geagt, dat het overgezet<br />
wierd in elke Taal daar gefpr-ooken. Het<br />
ontglipte de aandagt niec van den Keizer<br />
AKBER , altoos naauwkeurig lettende op<br />
alles wat iets kon toebrengen tot bevordering<br />
van nutte kundigheden. Hy geboodc<br />
zyn behulpzaamen Vizier, ABUL FAZEL,<br />
om 'c zelve in een ftyl te brengen , gefchikt<br />
naar aller vatbaarheid , en om de<br />
duistere plaatzen in 't zelve op te helderen<br />
, welk bevel hy volvoerde, en aan het<br />
Boek den naam gaf van hec Kenmerk der<br />
fVysheid. Eindelyk kreegen deeze Fabelen<br />
ingang in Europa, en zyn daar verfpreid<br />
met byvoegzelen en veranderingen , onder<br />
de naamen van PILPAY en ESOPUS. —<br />
Veele der Sanskreetfche vercellingen zyn<br />
vernuftig en fchoon, en zyn uitgefchreeven ,<br />
of naagevolgd, door de Fabelfchryvers van<br />
andere Volken. Maar in eenige derzelven<br />
worden de Characters der ingevoerde Dieren<br />
niet wel in agt genomen , of doorgehouden.<br />
Een Tyger als zeer GodsdienlHg<br />
te<br />
AAN<br />
HANG»<br />
ZEL.
AAN<br />
KAN G-<br />
ZZh.<br />
400 O N D E R Z O E K<br />
te befchryven, en Liefde, met andere Gods-*<br />
dienstpligtcn te doen prediken (m) ; of<br />
een oude Muis wel bedroeven in de Neetee<br />
Saftras, dat is, de ftelzels van Zedeen<br />
Staatkunde (»j,en een Kat, die Boeken<br />
over den Godsdienst leest (0), in te voeren<br />
, verraadt gebrek aan fmaak, en onoplettenheid<br />
cp het welvoeglyke. — Veele<br />
van de Zedekundige Spreuken , als afgebrooke<br />
Grondregels aangemerkt , zyn gegrond<br />
op eene doorkr.eede kennis van het<br />
menscblyk hart en 't beloop der Wereld,<br />
en verich-ffen leering met eene fraaije eenvoudigheid.<br />
Maar, de pooging des Schryvers<br />
om zyn Werk in een aaneenvolgende<br />
reeks van Fabeien te brengen, en zyne wyze<br />
om dezelve te doorweeven met zulk<br />
een groot aantal van zedekundige bedenkingen<br />
in Dicht en Ondicht, maakt de zameniTelling<br />
van het geheel zo kunftïg, dat<br />
het leezen dikwyls verveeiend valt. AKBER<br />
merkte dit zo duidlyk op, dat hy zynen<br />
Vizier, behalven andere onderrigtingen, ten<br />
aanziene van dit Werk medegedeeld, raadde<br />
, de breedvoerige uitweidingen van 'c<br />
zelve op te korten.<br />
't Is verre van myn oogmerk , dat ik,<br />
met deeze aanmerkingen in 't midden te<br />
brengen, iets in 'c geringde zoek af te trekken<br />
van de verdienften van den Heer WIL-<br />
KINS. Zyn Vaderland is hem hoogst ver.<br />
pligt voor het openen eener nieuwe bronne<br />
vaa<br />
(m) Heeto-pades. p. 16,<br />
(«) Ibid. p. 24.<br />
(O Ibid. p. 35. &e. '
WEGENS' O U D I N D I E . 401<br />
van Weetenfchap en Smaak. De beroemdheid<br />
van de Heeto-pades, zo wel als de inwendige<br />
waarde des Werks , ondanks de<br />
aangelapte gebreken , regtvaardigen zyne<br />
keuze van 't zelve, als een Gefchrift, waardig<br />
om in de oorfpronglyke gedaante in Europa<br />
bekend te worden. Op het leezen<br />
van deeze en andere Vertaalingen van'dien<br />
Heer, zal niemand hem den lof ontzeggen,<br />
waartoe hy nederig zyne aanfpraak bepaalr,<br />
,j van eene Sehildery gemaakt te hebben,<br />
,, Welke wy veronderstellen een waar af-<br />
„ beeldzel te weezen, fchoon wy het oor-<br />
„ fpronglyk Huk niet kennen (p)."<br />
Ten tweeden. Hebben wy eene Overzetting<br />
van een beroemd Opftel 4 in 't Oosten<br />
bekend onder den Tytel van de vyf Edelgefleenten<br />
, (The Five Gems) (q). Hec<br />
beftaat uit Verzen van vyf Dichters , die*<br />
zich ten Hove onthielden Van ABISSURA,<br />
Koning van Bengale. Eenige deezer Verzen<br />
zyn eenvoudig en fraay.<br />
Ten derden. Een Lierzang van WÜE-<br />
M , waarin die buitenfpoorigheid van verbeeldingskragt,<br />
en die ver gezogte en onnatuurlyke<br />
begrippen j welke zo vaak de<br />
Europeaanen de Diehterlyke voortbrengzels<br />
van het Oosten, met wanfmaak, doen<br />
leezen , in ruime maate 1<br />
voorkomt. Dö<br />
Schryver van het Nieuw Afiatisch Mengelwerk<br />
, waarin wy de Overzetting van dé<br />
Verzen der gemelde vyf Dichteren, en vart<br />
(ƒ>) Preface, p. XIV»<br />
{q) Ne» JJiatic Mifcellavy, N. I.<br />
Ce<br />
deê-_<br />
AAN-<br />
IIANG-<br />
ZEL.<br />
urn
AAN-<br />
HANG-<br />
ZEL.<br />
402 O N D E R Z O E K<br />
deezen Lierzang, aantreffen, heeft ons niet<br />
onderrigt, aan wiens bedreevenheid, in dé<br />
Sanskreetfche Taaie,wy de Vertaaling dier<br />
Hukken te danken hebben.<br />
Ten vierden, Eenige oorfpronglyke<br />
Overdragten van Landeryen , van zeer vroege<br />
dagtekeningen, vertaald door den Heer<br />
WIL ui NS. Het moge vreemd voorkomen,<br />
dat een Brief van eene Wettige Overdragt<br />
van eenig Eigendom gerangfchikt wordt<br />
onder de Letterkundige Opflellen van eenig<br />
Volk. Maar zo wyd verfchillen de Zeden<br />
der Hindoos van die der Europeaanen,<br />
dat, daar onze Regtsgeleerden de woorden<br />
en de bedingen vermenigvuldigen om een<br />
Overdragt volkomen te maaken , en zorg<br />
te draagen tegen alles wat dezelve zou<br />
kunnen verzwakken , de Pundits het tot<br />
de Regten behoorende gedeelte, met alle<br />
mogelyke kortheid, opfleilen ; maar,in eene<br />
lange Vooraffpraak, of uitgewerkt Slot ,<br />
hunne eigene Geleerdheid , Welfpreekenheid,<br />
Kunst van opflellen, in rym en onrym,<br />
ten toon fpreiden. De Inleiding van<br />
een deezer Hukken behelst de Loffpraak<br />
van den Monarch, die het Land vergunt,<br />
in den Houten ftyl der Oosterfche vergrooting:<br />
„ Toen zyn ontelbaar Heirleger optrok,<br />
was de Hemel dermaate vervuld<br />
,-, met het opklimmend Hof hunner voeten,<br />
„ dat de Vogelen der lugt daar op konden<br />
„ rusten." — „ Zyne Olypbanten bewoo-<br />
„ gen zich als wandelende Bergen, en de<br />
„ Aarde, gedrukt door derzelver gewigt ,<br />
„ vergruisde in Hof." Het Huk befluic<br />
met
WEGENS OUD INDIE. 403<br />
friet de aankondiging van wraak tegen de<br />
zodanigen, die het zich zouden onderwinden<br />
deeze Overgifte aan te tasten: „ Ryk-<br />
„ dom en het Leeven der Menfchen zyn<br />
„ zo voorbygaande als de afrollende Wa-<br />
„ terdruppen op een blad van den Lotus,<br />
f,.Leert deeze waarheid, ö Menfchen! en<br />
„ onderwindt het u niet den Naasten van<br />
„ zyn Eigendom te berooven (>) ". De<br />
andere Giftbrief, welke van nog ouder<br />
dagtekening fchynt, is niet min opmerklyk.<br />
Beide worden zy gevonden op koperen<br />
plaaten gegraveerd (V).<br />
Ten vyfden. De Overzetting van een ge*<br />
deelte van den Shaster, door den Colonel<br />
DOW, in den Jaare MDCCLXVIII uitgegeeven<br />
, hadt , misfchien , in de eerfte<br />
plaats moeten vermeld worden. Maar dewyl<br />
deeze Vertaaling door hem niet gedaan<br />
is uit het Sanskreetisch; maar opgefchreeven<br />
uit den mond van een Brahmin, i<br />
die den Shaster in 't Perfïsch , of in de<br />
gewoone Bengaalfche Taal , verklaarde ,<br />
zal dezelve eigenaartiger onder onze opmerking<br />
vallen, wanneer wy den ftaat der<br />
Weetenfchappen by de Hindoos <strong>onderzoek</strong>en<br />
, dan te deezer plaatze , waar wy<br />
eenig berigt hebben zoeken te geeven van<br />
hun fmaak in het opftellen hunner Schriften<br />
(0- ]<br />
V. De<br />
(r) Afiatic Refearches, Vol. I. p. I23, &c.<br />
. (s) Ibid. Vol. I. p. 357.<br />
(t) Dit is de IX Aantekening van ROBERTSON.<br />
Cc 3<br />
AAN-<br />
HANG-<br />
ZEL.
AAN<br />
HANG-<br />
ZEL.<br />
4©4 O N D E R Z O E K<br />
V. De vorderingen der Indiaanen, in<br />
Weetenfchap , verfchaffen een bykomend<br />
bewys van hunne vroegtydige Befchaafdheid.<br />
Allen, die Indie in ouden tyde , of<br />
heden ten dage, bezogten , oordeelden, dac<br />
de Inwoonders, 't zy in hec verrigten hunner<br />
byzondere bezigheden , 't zy in hec<br />
beleid van Staatszaaken , voor geen Volk<br />
behoefden te wyken in fchranderheid ,<br />
fcherpheid van verffand, of behendigheid.<br />
Uit het aanwenden van zodanige Talenten<br />
op de beoefening van Weetenfchap, moge<br />
men zich eenen buitengewoonen trap van<br />
vordering belooven. — Overeenkomftig mee<br />
dit denkbeeld , waren de Indiaanen reeds<br />
vroeg, uit dien hoofde, beroemd, en eenigen<br />
der uitfleekendften onder de Griekfche<br />
Wysgeeren reisden na Indie, ten einde zy,<br />
door den ommegang met de Wyzen diens<br />
Lands, een gedeelte mogten opdoen van<br />
die kundigheden, waardoor zy vermaardheid<br />
verworven hadden<br />
De berigten, nogthans, welke wy van<br />
de Grieken en Romeinen ontvangen wegens<br />
de Weetenfchappen , die de aandagc<br />
der Indifche Wysgeeren meest trokken, of<br />
van de Ontdekkingen , welke zy daarin<br />
gemaakt hadden , zyn zeer onvolkomen.<br />
Aan de naafpeuringen van eenige weinige<br />
kundige Perfoonen, die Indie, geduurende<br />
de drie laatsc verloopene Eeuwen, bezogten,<br />
zyn wy breedvoeriger en echter kundfchap<br />
verfchuldigd. Maar, door den weder-<br />
(?) BRUCKÊRI, Hist. Phitofoph.Vo), I. p.ipo.
WEGENS OUD INDIE. 405<br />
derzin , waar mede de Brahminen hunne AAN-<br />
Weetenfchappen aan Vreemdelingen mede- HANt><br />
deelen , en de onbekwaamheid der Euro ZEL.<br />
peaanen om veel kennis daar van op te<br />
doen: dewyl zy, even als de Verborgenheden<br />
van hunnen Godsdienst , voor de<br />
oogen des Gemeens verborgen waren , in<br />
eene onbekende Taal, werd deeze kundig,<br />
heid langzaam, en mee veel moeite, verkreegen.<br />
— Dezelfde waarneeming, nogthans,<br />
welke ik maakte wegens onze kennis van<br />
den ftaat der fchoone Kunften onder hec<br />
Volk van Indie, past op dien van hunne<br />
vordering in Weetenfchap , en de tegenwoordige<br />
Eeuw is eerst voorzien met eene<br />
genoegzaame blykbaarheid, op welke men<br />
eene bellisfende oordeelvelling over beide<br />
kan gronden.<br />
Weetenfchap, wanneer men dezelve afgefcheiden<br />
befchouwc van den Godsdienst,<br />
welks overweeging ik toe een ander hoofdpunt<br />
myns Onderzoeks verfchuive, beftaat<br />
in de overweeging van de werkzaamheden<br />
des Verftands, of van de uitoefening onzei<br />
Zedelyke Vermogens, of van de natuur er I<br />
hoedanigheden der uitwendige Voorwerpen<br />
— De eerfte wordt de Redenkunst — d<<br />
tweede de Zedekunde — de derde de Na<br />
tuurkunde, of de kennis der Natuur, gehee<br />
ten. Ten aanziene nu van de vroegtydigs<br />
vorderingen in het aankweeken van efl<br />
deezer Weetenfchappen in Indie , hebbei<br />
I<br />
wy bewysftukken in handen, die aller op<br />
jnerking verdienen.<br />
Cc 3 Dan
4oS O N D E R Z O E K<br />
AAN Dan, eer wy tot derzelver overweeging<br />
HANG* treeden, zal het eigenaartig weezen, dé<br />
ZEL. denkbeelden der Brahminen, ten aanziene<br />
van de Ziel zelve, te <strong>onderzoek</strong>en; want,<br />
indien deeze niet rechtmaatig waren, zouden<br />
alle hunne befpiegelingen, wegens derzelver<br />
werkingen, verkeerd en ingebeeld<br />
weezen. De onderfcheiding, tusfehen Stof<br />
en Geest, fchynt vroeg by de Indifche<br />
Wysgeeren bekend geweest te zyn: aan<br />
den Geest fchreeven zy verfcheide vermogens<br />
toe, voor welke zyde Stof onbekwaam<br />
keurden : en , wanneer wy ons te binnen<br />
brengen, hoe onvolkomen onze denkbeelden<br />
zyn van elk voorwerp dat niet onder<br />
het bereik der zintuigen valt, mogen wy<br />
verzekeren, (indien wy eenige infchiklykheid<br />
gebruiken omtrent byzondere begrippen<br />
der Hindoos, welke wy vervolgens<br />
Zullen verklaaren,) dat geene befchryving<br />
van 's Menfchen Ziel gefchikter is, om de<br />
waardigheid van haare natuur uic te drukken<br />
, dan die ons gegeeven wordt , door<br />
den Schryver van het Heldendicht, Mahabarat••<br />
getyteld. „ Eenigen, zegt hy ,<br />
^, merken de Ziel aan als een'Wonder, anderen<br />
hooTén daar van met verbaasd-<br />
^, heid; maar niemand kent dezelve. Het<br />
„ Zwaard verdeelt dezelve niet; het Vuur<br />
„ verbrandt ze niet ; het Water verderft<br />
„ ze niet ; de Wind verdroogt ze niet;<br />
„ want de Ziel is ondeelbaar , onbrand-<br />
„ baar, onverderflyk; de Ziel is eeuwig,<br />
„ algemeen, volduurende, onbeweegelyk;<br />
- ».,<br />
d e i<br />
"
WEGENS O U D INDIE. 407<br />
•„ de Ziel is onzigtbaar, onbegrypelyk en AAN-<br />
„ onveranderlyk (y). "<br />
HANG-<br />
Naa deeze voordrage van de gevoelens ZEL.<br />
der Brahminen voor de Ziel zelve, kunnen<br />
wy voortgaan tot het overweegen van<br />
hunne denkbeelden , ten aanziene van elk<br />
der Weetenfchappen , in de opgegeevene<br />
drievoudige verdeeling.<br />
Vooreerst. REDENKUNST en BOVEN<br />
NATUURKUNDE. Ten aanziene van geen<br />
onderwerp heeft het Menschlyk Verftand<br />
zich meer beoefend, dan in het ontleeden<br />
van zyne eigene werkzaamheden. * De onderfcheide<br />
vermogens van de Ziel heeft<br />
men onderzogr. en bepaald; gefchikte Regels<br />
heeft men voorgefchreeven , om op<br />
de waarneeming van 't geen men ziet gebeuren<br />
, vervolgens Beginzelen te gronden,<br />
of, uit de kennis der Beginzelen, een<br />
plan van Weetenfchap te vormen. — De<br />
Wysgeeren van oud Griekenland waren<br />
zeer ' beroemd , wegens hunne vordering<br />
in deeze afgetrokkene befchouwingen ;<br />
en ontdekten , in hunne ontledingen en<br />
fchikkingen , zulk een diepte van denkingskragt,<br />
en fcherpheid van oordeel , dat<br />
hunne Stelzels van Redenkunst, en bovenal<br />
het Stelzel der Peripatetifche Schoole,<br />
geteld zyn onder de proeven van uitfteekendlle<br />
poogingen der Menschlyke Rede.<br />
Maar, zints wy eenigermaate kennis gekreegen<br />
hebben aan de Letterkunde en de<br />
Weetenfchap der Hindoos , bevinden wy,<br />
dat,<br />
(v) Baghvat • Gceta, p. 37.<br />
Cc 4
HANQ-<br />
ZLL.<br />
4Q8 O N D E R Z O E K<br />
dat, zo ras de Menfchen komen op die<br />
hoogte in hec gezellig leeven , dat zy<br />
hunne aandagc kunnen wenden op befpiegelende<br />
naafpeuringen , 's Menfchen Ziel,<br />
in alle Gewesten des Aardbodems, bykans<br />
dezelfde vermogens zal ten toon fpreiden,<br />
en in haare naafpeuringen en ontdekkingen<br />
mer. byna dezelfde Happen zal voortgaan.<br />
Uit ABUL FAZEL'S Korc Begrip van<br />
de Wysbegeerte der Hindoos (w) , waar<br />
van hy, volgens zyn verflag, kennis kreeg<br />
door eene zeer gemeenzaame verkecring,<br />
met de Geieerdflen diens Volks ; uic hec<br />
voorbeeld van hunne Redenkunftige ophelderingen<br />
, begreepen in dat gedeelte van<br />
den Shaster , door Colonel D o w (V)<br />
uitgegeeven; en uic veele plaaczen, in de<br />
Baghvat- Geeta, blykc ten vollen, dat dezelfde<br />
befpiegelingen , die de Griekfche<br />
Wysgeeren bezig hielden, ook de aandagt<br />
der Indiaanfche Brahminen hadden getrokken<br />
; en de befpiegelingen van de eerscgemelden,<br />
zo ten opzigte van de hoedanigheden<br />
der uitwendige voorwerpen , als<br />
ten aanziene van de natuur onzer eigene<br />
denkbeelden , waren niec vernuftiger dan<br />
die van de laatstgenoemden. Met naauw-<br />
Iseurigheid te bepaalen , mex fcherpzinnigheid<br />
te onderfcheiden , en met fchranderhetd<br />
te redenkavelen, kenmerkten Griekfche<br />
en Indiaanfche Wysgeeren; by beiden<br />
bragt dezelfde verregaande uicpluizing, ora<br />
(») Aycen Ahbery, Vol. III. p. 95. &c.<br />
(x) Dow>.Dtsfertatioti, p. XXXIX. &c.<br />
die
WEGENS O U D INDIE. 409<br />
die werkzaamheden der ziele te ontknooAANpen, tot welker bevatting de vermogens HANGder<br />
Menfchen niet gevormd zyn , hun ZEL.<br />
zomwylen tot valfche en gevaarlyke gevolgtrekkingen.<br />
Die twyfelende Wysbegeerte,<br />
welke het beftaan der ftoflyke Wereld<br />
lochent, en beweert dat 'er niets<br />
weezenlyks buiten onze denkbeelden beftaat,<br />
fchynt in Indie, zo wel als in Europa<br />
, bekend geweest te zyn (j) ; en<br />
de Wyzen van het Oosten , daar zy veel<br />
verfchuldigd waren aan de Wysbegeerte<br />
van wegen de kennis aan veele gewigtige<br />
waarheden, vonden zich niet meer, dan die<br />
van het Westen, ontheeven van haare begogelingen<br />
en dwaalingen.<br />
Ten tweeden. ZEDEKUNDE. — Deeze<br />
Weetenfchap , welke ten doelwit hsefc<br />
vast te ftellen , wat Deugd van Ondeugd<br />
onderfcheidt, naa te fpeuren welke Dryfveeren<br />
de Menfchen tot werkzaamheid aanzetten,<br />
en Regels voor het Leevensgedrag<br />
voor te fchryven, fchynt , daar zy de gewigtigfte<br />
van alle is , de opmerking der<br />
Brahminen ten fterkften getrokken te heb.ben.<br />
— Hunne gevoelens waren, met betrekking<br />
tot deeze Hukken, verfchillende ,<br />
en men vindt de Brahminen , even gelyk<br />
de Wysgeeren van Griekenland, in Aanhangen<br />
verdeeld , onderfcheiden door<br />
Grondregelen en Leerftellingen dikwyls<br />
rechtftreeks tegen elkander aangekant. —<br />
Die<br />
(j) Dow's Dhfertaiion, p. LVII. Ayen Ak-<br />
$trj, VoL Hl. p. 128.<br />
Cc $
4io O N D E R Z O E K<br />
AAN Die Aanhang, van wier gevoelens wy ge<br />
HANG? lukkig het meest weeten, hadt een Stelzel<br />
ZEL. van Zedekunde omhelsd , gegrond op de<br />
edelaartigfle en waardigfte beginzelen, welke<br />
'sMenfchen Rede, zonder bovennatuurlyken<br />
byftand, kan ontdekken. De Mensch,<br />
leeraarden zy, was gefchaapen, niet tot een<br />
befpiegelend en bèdryfloos leeven ; maar<br />
om te werken. Hy was gebooren , niet<br />
voor zichzelven alleen ; maar voor zyne<br />
Mederaenfchen. Het geluk der Maatfchap,<br />
pye , van welke hy een lid is , het heil<br />
des Menschdoms , zyn zyne hoogde en eindelyke<br />
bedoelingen. In de keuze, wat men<br />
den voorrang te geeven, of te verwerpen,<br />
hebbe, is de regtmaatigheid en voeglykheid<br />
der keuze de eenige zaak, waar op de<br />
Mensch moet agtgeeven. De gevolgen ,<br />
welke uit zyne bedryven kunnen voortvloeien<br />
, Haan niet in zyne magt, en, 't<br />
zy ze voordeelig of naadeelig zyn , kan<br />
hy, zo lang hy voldaan is over de zuiverheid<br />
der, beweegredenen , welken hem tot<br />
werkzaamheid aanfpoorden , die Goedkeuring<br />
van zyn eigen hart fmaaken , welke<br />
waar Geluk uitmaakt onafhangelyk van de<br />
magt der Fortuine, of de gevoelens van<br />
andere Menfchen.<br />
„ De Mensch," zegt de Schryver van<br />
den Mahabarat, „ heeft geene Vryheid<br />
„ van werking. Elk Mensch wordt onge-<br />
„ willig gedrongen te handelen, volgens<br />
„ die beginzelen , welke in zyne natuure<br />
„ huisvesten. Hy , die zyne werkzaame<br />
vermogens wederhoudt, en nederzit met<br />
n zy-
WEGENS OUD INDIE. 4u<br />
i zynen geest: alleen ftaaroogende op de<br />
l] voorwerpen zyner zintuigen , mag iemand<br />
van een verkeerde ziel genaamd<br />
'1 worden. Hy verdient lof, die, alle zyne<br />
„ driften te ondergebragt hebbende , met<br />
„ zyne werkzaame vermogens alle de be-<br />
„ dryven des leevens vervult, zonder zich<br />
„ over den uitflag te bekreunen 0><br />
„ Laat de beweegreden in de daad, en niet<br />
„ in de uitkomst, berusten. — Behoor niet<br />
„ onder de zodanigen , wier prikkel, om<br />
„ iets te doen, de hoop op belooning is. —<br />
„ Slyt uwe lcevensdagen niet in ledigheid.<br />
,' Stel alles, in het aanwenden uwer poo-<br />
„ gingen ; volbreng uw Pligt; verzaak<br />
j, alle gedagten wegens het gevolg. —-<br />
„ Laat het u hetzelfde weezen, welke de<br />
„ uitflag zy, of ten goede of ten kwaade;<br />
„ want zulk eene Gelykmaatigheid wordt<br />
„ Tog geheetcn , dat is , Aandagt op 't<br />
„ geen geestlyk is. — Zoek dan eene<br />
fchuilplaats' in Wysheid alleen: want de<br />
\] elendigen en ongelukkigen zyn zodanig<br />
„ ter oorzaake van den uitflag der dingen.<br />
„ — Menfchen , die de waare Wysheid<br />
„ bezitten , bekommeren zich niet over het<br />
„ goede of kwaade op deeze Wereld. «—-<br />
„ Bevlytig u dan om dit gebruik van uw<br />
„ Verftand te maaken; want dat gebruik in<br />
„ uw doen is een kostlyke Kunst. —• Wy-<br />
„ ze Menfchen, die alle gedagten verzaakt<br />
„ hebben van de vrugt, welke uic hunne<br />
„ werkzaamheden zal voortkomen, worden<br />
„ ont-<br />
(z) Baghvat-Geeta, p. 44.<br />
AAN-<br />
IIANG-<br />
ZEL.
AAN<br />
HANG"<br />
ZEL.<br />
4ia O N D E R Z O E K<br />
„ ontflaagen van de keten der Geboorte ,<br />
„ en gaan heenen na de Gewesten van eeu-<br />
„ wigduurende Gelukzaligheid (V)! "<br />
Uit deeze plaats, en veele andere, welke<br />
ik zou hebben kunnen aanvoeren , leeren<br />
wy, dat de onderfcheidende Leerftellingen<br />
der Stoicynfche Schoole in Indie onderweezen<br />
wierden, veele Eeuwen vóór de Geboorte<br />
van ZEN o, en teffens ingeboezemd<br />
met eene overtuigende ernsthaftigheid, zeer<br />
gelykende op die van EPICTETUS. En<br />
het is niet zonder verbaazing, dat wy de<br />
Stellingen van deeze manlyke en werkzaame<br />
Wysbegeerte , die alleen gefchikt fchynt<br />
voor Menfchen van eene kloeke en moedige<br />
geestgefteltenisfe , als een Leefregel<br />
voorgefchreeven vinden , aan een Geflacht<br />
van Menfchen, meer uitfteekende door de<br />
Zagtheid van hunnen Aart, dan wegens de<br />
Grootheid hunner Zielen.<br />
Tenderden. NATUURKUNDE. In alle<br />
Weetenfchappen, die ftrekken om onze<br />
kennis der Natuure uit te breiden, zo in<br />
de Wis- Werktuig- als Starrekunde, is de<br />
Rekenkunst een Grondweetenfchap. In een<br />
Land, derhalven, waar wy vinden dat men<br />
zo veel aandagts gevestigd heeft , op het<br />
verbeteren der Rekenkunde , om de be*<br />
werking van dezelve gemaklyk en juist te<br />
maaken, mogen wy vermoeden, dat de<br />
Weetenfchappen, daar van afhangende, eene<br />
hoogere maate van volkomenheid verkree-<br />
Cd) Baghvat-Geeta, p. 40.
WEGÉNS OUD INDIE. 413<br />
gen hebben. Zodanig eene verbetering dier<br />
Weetenfchap treffen wy in Indie aan.<br />
Terwyl, onder de Grieken en Romeinen,<br />
de eenige wyze om Getallen aan te duiden,<br />
beilondt in het te nederzetten der Letteren<br />
van het A, B, C, 't welk het berekenen<br />
ten uiterflen omflagtig en verdrietig<br />
maakte , hadden de Indiaanen , zints<br />
onheuchlyke tyden, tot het zelfde einde,<br />
zich bediend van de Tien Cyferletteren, of<br />
Figuuren , nu zo algemeen bekend ; door<br />
middel van deeze Tekenen, volvoerden zy<br />
alles in de Rekenkunde met allen gemak,<br />
en de grootfte vaardigheid. Door de gelukkige<br />
uitvinding van eene onderfcheide<br />
waarde aan eiken Cyferletter toe te kennen<br />
, naar gelange dezelve van plaats verandert,<br />
heeft men niet meer dan een Tiental<br />
noodig, in de zamengefteldfle en uitgeftrektfte<br />
berekeningen; en de Rekenkunde<br />
is de volmaaktfte van alle Weetenfchappen.<br />
De Arabieren voerden , niet lang naa<br />
dat zy zich in Spanje hadden nedergezet,<br />
deeze wyze van rekenen in Europa in, en<br />
waren opregt genoeg, om te erkennen, dac<br />
zy die kundigheid van de Indiaanen ontleend<br />
hadden. Hoewel de voordeden deezer<br />
Rekenwyze zeer in 't oog loopende en<br />
groot zyn , bleef egter , zo traag is het<br />
Menschdom in bet aanneemen van nieuwe<br />
uitvindingen, het gebruik daarvan eenigen<br />
tyd bepaald by de Beoefenaars van Weetenfchappen<br />
; allengskens , nogthans, lieten<br />
Menfchen, van Wereldlyk bedryf, de voorgaan-<br />
AATÏ-<br />
HANQ-<br />
ZELJ
AAN-<br />
HANO<br />
ZEL.<br />
414 O N D E R Z O E K<br />
gaande lastige wyze van rekenen, met Letteren<br />
, vaaren , en de Indiaanfche Rekentrant<br />
geraakte, door geheel Europa, in algemeen<br />
gebruik (V). Deeze Rekenwyze is<br />
tegenwoordig zo algemeen en eenvoudig,<br />
dat de fchranderheid der Indiaanen , aan<br />
wien wy' de uitvinding hebben dank te<br />
weeten, min opgemerkt en min gepreezen<br />
wordt , dan dezelve verdient.<br />
De Starrekunde der Indiaanen levert<br />
een nog in 't oog loopender biyk op van<br />
hunne meer dan gemeene vordering in<br />
Weetenfchap. De aandagt en de gelukkige<br />
uitflag, waar mede zy de Hemelfche<br />
Lichaamen waarnamen, waren zo weinig<br />
bekend by de Grieken en Romeinen , dat<br />
zy 'er niet dan zeer ter loops van gewaagen<br />
(V). — Maar zoo ras de Mahomedaanen<br />
eene geregelde Gemeenfchap met de<br />
Jnwoonderen van Indie onderhielden, ontdekten<br />
en roemden zy de uitfleekende vorderingen<br />
deezes Volks in de Starrekunde.<br />
Van de Europeaanen, die Indie bezogcen,'<br />
naa dat zy den weg over de Kaap de<br />
Goede Hoop ontdekt hadden, was de Heer<br />
EERNIER, een <strong>onderzoek</strong>end en wysgeerig<br />
Reiziger, een der eerften, die ons onderrigtte<br />
, dat de Indiaanen zich , zints<br />
lang, op de Starrekunde toegelegd, en in<br />
die Weetenfchap aanmerkelyke voortgangen<br />
g e<br />
-<br />
(f) MONTUCLA, Hist. des Mathemat. Tom. I.<br />
36b. &c.<br />
CO STRABO , Lib. XF. pi IO47. A. Dirné<br />
°erieg. v. U72.
WEGENS OUD INDIE. 415<br />
gemaakt hadden (d). Zyn berigt , nogthans,<br />
fchynt zeer algemeen en onvolkomen<br />
geweest te zyn. De eerfte volkomene<br />
proef van der Indiaanen verre vordering<br />
in de kennis der Starrekunde , zyn<br />
wy verfchuldigd aan den Heer DE LA<br />
LOUBERE, die, uit zyn Gezamfchap na<br />
Siam wederkeerende, een Uittrekfel medebragt<br />
van een Siamsch Handfchrift, 't welk<br />
Tafelen en Regels behelsde om de Plaatzen<br />
van de Zon en de Maan te berekenen.<br />
De wyze, op welke deeze Tafels waren<br />
zamengefteld, maakte de beginzelen, waarop<br />
ze fteunden, zeer duister, en vorderde<br />
een Verklaarder, zo bedreeven in<br />
Starrekundige berekeningen, als de beroemde<br />
CAssINI, om de meening van dit keurig<br />
Siamfche Fragment te verklaaren.<br />
Het Tydperk van deeze Siamfche Tafelen<br />
komt overeen met den' éé» en twintigften<br />
van Maart des Jaars DCXXXVIII<br />
onzer Jaartellinge. — Andere Tafels kreeg<br />
men van Chrisnabouram, in de Carnatic,<br />
welker Tydperk beantwoordt aan den tienden<br />
van Maart des Jaars MCCCCXCI onzer<br />
Jaartellinge. — Een derde foort van dusdanige<br />
Tafelen kwam van Narfapour, welker<br />
Tydperk niet verder rugwaards gaat dan tot<br />
hec Jaar MDLXIX onzer Jaarrekening. -—<br />
De vierde en keurigfte foort van Tafelen<br />
werden uitgegeeven door den Heer LE<br />
GEN TIL, aan wien zy medegedeeld waren<br />
door een geleerd Brahmin van Tirvalore,<br />
eene<br />
(X) BERNIER, Foyages, Tom. IJ. p. 145- &c,<br />
AAN<br />
HANG<br />
SEL.<br />
A. C.<br />
1687.
AAN<br />
HAK G-<br />
ZEL. •<br />
4'it5 O N D E R Z O E K<br />
eene kleine Stad, op de Kust van Cormandel,<br />
omtrent twaalf mylen ten Westen van<br />
Negapatnam. Het Tydperk deezer Tafelen<br />
klimt tot eene hooge Oudheid op, eti<br />
komt overeen met de beroemde Eeuw van<br />
de Calyougham of Cöllee Jogue, welke ,<br />
volgens het berigt der Indiaanen, honderd<br />
en twee jaaren vóór de Geboorte van<br />
CHRISTUS een aanvang nam.<br />
[Dewyl ik veilig mag veronderflellen ,<br />
dat veelen myner Leezeren onkundig zyn<br />
van de buiten fpoorige Lengte der vier<br />
Eeuwen, of Tydkringen, in de Indiaanfche<br />
Tydrekenkunde , zal het hier voegen een<br />
kleinen uitftap te doen , om hun des een<br />
verflag te geeven, volgens de opgave van<br />
den Heer HALBED.<br />
De Eerfte, de Suttee Jogue (of Eeuw<br />
van Zuiverheid), wordt gezegd drie Millioen<br />
, twee honderd duizend jaaren, geduurd<br />
te hebben : zy beweeren dat der<br />
Menfchen Leeftyd, in die Eeuwe, tot honderd<br />
duizend jaaren zich uitftrekte , en<br />
dat zyn geftalte één en twintig Cubiten<br />
hoog was.<br />
De Tweede, de Tirtah Jogue (de Eeuw<br />
waar in een derde gedeelte des Menschdoms<br />
bedorven was), ftellen zy, uit twee<br />
Millioen, vier honderd duizend jaaren, beftaan<br />
te hebben ; en de Menfchen toen<br />
tien duizend jaaren leefden.<br />
De Derde, de Dwapaar Jogue (de Eeuw<br />
waar in de helft des Menschlyken Geflachts*<br />
in 't bederf viel), duurde één Millioen, zes<br />
honderd duizend Jaaren j en 's Menfchen<br />
LeeÊ;
WEGENS OUD INDIE. 41?<br />
Leeftyd kromp toen in, tot één duizend<br />
De Vierde, de Colièe Jogue (de Eeuw,<br />
in welke het geheele Menschdom verdor- •<br />
ven , of verkleind, werd , want dat is de<br />
waare meening van Collee) is de tegenwoordige<br />
Eeuw, welke zy veronderftellen<br />
beftemd te zyn, om vier honderd duizend<br />
Jaaren te duuren, van welke *er reeds bykans<br />
vyf duizend verftreeken zyn: het Leeven<br />
der Menfchen in dat Tydperk is bepaald<br />
tot één honderd Jaaren (e).<br />
Indien wy veronderftellen dat de berekening<br />
des tyds, in de Indiaanfche Tydrekenkunde,<br />
gedaan is by Zonne- of zelfs<br />
by Maan-jaaren, kan 'er niets buitenfpooriger<br />
in zichzelve, of ftrydiger, zyn, met<br />
onze wyze van den duur der Wereld te<br />
berekenen , gegrond op heilig en onfeilbaar<br />
gezag. Eenige poogingen hebben<br />
Geleerden aangewend , en bovenal hierin<br />
de Heer BAILLY zich bevlytigd , om de<br />
Tydrekening der Hindoos eenigzins beter te<br />
doen zamenftemmen met die in de Schriften<br />
des Ouden Verbonds voorkomt; maar dewyl<br />
ik de beginzelen, op welken tiy zyne<br />
gevolgtrekkingen doet fteunen , niet kan<br />
ontvouwen, zonder my in te laaten tot breede<br />
en ingewikkelde uitpluizingen , vreemd<br />
van het Onderwerp myner tegenwoordige<br />
Verhandelinge , en vermids ik eenige<br />
zy-<br />
CO HALHED'S Prefaee to the Ceik of Gent of<br />
Uw*, h XZWl-<br />
Da<br />
AAN-<br />
3ANG-<br />
ZEL.
AAN<br />
HANG<br />
SEL,.<br />
4Ï8 O N D E R Z O E K<br />
zyner begrippen niet kan toeftemmen, laat<br />
ik het berusten by het wyzen tot zyn<br />
Werk, en myne Leezers voor zichzelven<br />
oordeelen (ƒ).<br />
Gelukkig ontdek ik, dat, in het Tweede<br />
Deel van de Transactions of the Society of<br />
Bengal, eene Verhandeling over de Tydrekenkunde<br />
der Hindoos ftaat geplaatst te<br />
worden; en ik hoop dat eenig geleerd Lid<br />
van dat Lichaam, door zyne kennis in de<br />
Taaien en Gefchiedenisfen van dat Land, in<br />
ftaat zal zyn om licht te verfpreiden over<br />
een onderwerp, 't welk door het verband,<br />
waarin het ftaat met Godsdienst en Weetenfchap,<br />
allerbelangrykst wordt.<br />
Uit ééne omftandigheid , egter , welke<br />
opmerking verdient, mogen wy befluiten,<br />
dat de onderrigting , welke wy tot nog ,<br />
wegens de Tydrekening der Hindoos-, ontvangen<br />
hebben , zeer onnaauwkeurig is.<br />
Wy bezitten, zo verre ik weet, niet meer<br />
dan vyf oorfpronglyke berigten van de onderfcheide<br />
Jogues, of Eeuwen, der Hindoos.<br />
— Het eerfte is ons gegeeven door den<br />
Heer ROGER, die 'c zelve ontving van de<br />
'Brahminen, op de kust van Cormandel.<br />
Volgens dit verflag, is de Suttee Jogue een<br />
Tydperk van één Millioen zeven honderd<br />
acht en twintig duizend Jaaren; de Tirtak<br />
Jogue één Millioen twee honderd en zes<br />
en negentig duizend Jaaren; de Dwapaar<br />
Jo-<br />
" (f) BAILLY, /istriti. Indknm , Disc. Prelimin.<br />
p. LXXVII.
WEGÉNS OUD INDIE. 419<br />
jogue acht honderd eh vier en zestig duizend<br />
Jaaren; den duur van de Collee Jogue<br />
geeft hy niet op (g).<br />
Het tweede berigt is dat van den Heer<br />
ÈERNIER, die 't zelve kreeg van de Br ahminen<br />
van Benares. Volgens diens opgave<br />
, duurt de Suttee Jogue twee Millioen<br />
vyf honderd duizend Jaaren; de Tirtah Jogue<br />
één Millioen twee honderd duizend<br />
Jaaren; de Dwapaar Jogue acht honderd<br />
yier en zestig duizend jaaren ; wegens hec<br />
Tydsbeloop van de Collee Jogue, zwygt hy<br />
mede geheel (Ji).<br />
Het derde berigt is dat van den Colonel<br />
Dow. Hy ftelt de Suttee Jogue een Tydperk<br />
van veertien Millioen Jaaren ; de Tirtah<br />
Jogue op één Millioen tachtig duizend<br />
; de Dwapaar Jogue op twee en zeventig<br />
duizend, en de Collee Jogue op zes;<br />
en dertig duizend, Jaaren (O-<br />
De Heer LE GENTIL verfchaft ons een<br />
vierde berigt, 't welk hy ontleende van de<br />
Brahminen op de Kust van Cormandel i<br />
en, dewyl hy zyn verflag kreeg in 't zelfde<br />
gedeelte van Indie,en uit dezelfde bron als<br />
de Heer ROG ER, flemt het in allen deele'<br />
daar mede overeen (&).<br />
Het vyfde berigt van dén Heer HAL-<br />
HED,'<br />
fg) ROGER, Porte Ouverte, p. 179.<br />
(h) BE KNIER, Foyages, Tom. II. p. iGo.<br />
(?) Dow, Hist. of Indostan , Vol. I. p. 3.<br />
• (k~) Mem. de t Academ. des Sciences, pour X~7
AAN<br />
HANG-<br />
ZEL.<br />
420 O N D E R Z O E K<br />
HED, heb ik, hier boven, in 't breede geplaatst.<br />
Uit dit verfchil, niet alleen ten opzigte<br />
van de geheele getallen, maar ook van vee-<br />
Ie der byzonderheden in de onderfcheiden<br />
opgaven, is het openbaar , dat de onderrigting,<br />
welke wy tot hiertoe van de Indiaanfche<br />
Tydrekening ontvangen hebben, zo<br />
onzeker is als het geheele ftelzel van dezelve<br />
wild en fabelagtig.<br />
Hoogstwaarfchynlyk komt het my voor,<br />
dat, wanneer wy meer kennis verkreegen<br />
hebben van de beginzelen, waar op men de<br />
gefmeede Eeuwen, of Jogues, der Hindoos<br />
gevormd heeft, wy beter in ftaat zullen<br />
weezen om hunne Tydrekening overeen te<br />
brengen met de waare wyze om den tyd<br />
te berekenen, gegrond op het gezag des<br />
Ouden Verbonds; en dat wy teffens reden<br />
zullen vinden om te befluiten, dat het verflag,<br />
door hunne Starrekundigen gegeeven<br />
van den ftand der Hemelfche Lichaamen,<br />
by den aanvang van de Collee Jogue., niet<br />
fteunt op daadlyke Waarneeming, maar<br />
opgemaakt is , uit eene te ruggaande Berekening.<br />
—- Wien het gelust de Tydrekening<br />
der Hindoos verder naa te fpeuren,<br />
zal veel hulps ontvangen door een Vertoog<br />
van den Heer MARSDEN , over dac<br />
onderwerp, waarin hy de natuur van hun<br />
Jaar, en van de verfcheide Eeuwen onder<br />
hun in gebruik, mee veel kunde en naauwkeurigheid<br />
ontvouwd heeft (0-3<br />
De<br />
(_f) Philofoph. Transact. Vol. LXXX. Part. IL.<br />
p. 560.. Dit is de X Aantekening van ROBERTSOJNU
WEGENS OUD INDIE. 421<br />
De vier foorten van Tafelen, van welke<br />
ik vóór deezen ophelderenden uitflap gefprooken<br />
heb, zyn onderzogt, en met elkanderen<br />
vergeleeken, door den Heer B A I L-<br />
I.Y, die, by een wonder gelukkig vernuft,<br />
een uitfteekende maate van welfpreekendheid<br />
gepaard heeft, met de geduldige <strong>onderzoek</strong>ingen<br />
van een Starrekundigen, en<br />
de diepe naafpeuringen eens Wiskundenaars.<br />
Zyne berekeningen zyn bekragcigd.<br />
en zyne redenkavelingen zyn opge heldere<br />
en uitgebreid, door den Heer PLAYFAIH<br />
in een meesterlyk opgeftelde Verhandeling<br />
f».<br />
In ftede van het te onderneemen, on [<br />
deeze Schryvers te volgen in hunne redenkavelingen<br />
en berekeningen , die , ui<br />
derzelver aart, dikwyls afgetrokken en in<br />
gewikkeld zyn , zal ik my vergenoeger |<br />
met zulk een algemeen verflag desweger L<br />
te verleenen , als gefchikt is voor eer t<br />
Werk van die natuur, gelyk het geen il<br />
thans onder handen heb. Dit zal, zo il<br />
hoop, een gepast denkbeeld opleveren vai l<br />
*t geen aan 't licht gekomen is , wegen<br />
!<br />
de Starrekunde in Indie; een onderwerp ti<br />
weetenswaardig en te gewigtig om overge<br />
flaagen te worden, in eenig berigt wegen S<br />
den ftaat der Weetenfchappen in dat Land »<br />
en , zonder eenige eigene oordeelvellin<br />
5<br />
daar in te mengen , zal ik het elk myne r<br />
Le<<br />
fm) Transactions of the Royal Society of Edi\<br />
iurgy Vol. LI. p. 135.<br />
Dd 3<br />
AAN<br />
HANG-<br />
ZEL.
42a O N D E R Z O E K<br />
AAN Leezeren overlaareh zyn eigen begrip des-<br />
HANG wegen te vormen.<br />
SEL. Het mag aangemerkt worden, al$, de algemeene<br />
uitkomst van alle de naafpeuringen<br />
, redeneeringen en berekeningen, ten opzigte<br />
van de Starrekunde der Indiaanen ,<br />
welke men, tot hier toe, heefc uitgegeeven,<br />
„ dat de Beweeging der Hemelfche Li-<br />
„ chaamen , en in 't byzonder derzelver<br />
„ Stand by den aanvange van de onder-<br />
„ fcheide Tydperken, tot welke deeze vier<br />
„ foorten van Tafelen wyzen , met groote<br />
„ naauwkeurjgheid bepaald zyn ; en dat<br />
veele van de beginzelen hunner bereke-<br />
„ ningen, inzonderheid wat zeer afgelegene<br />
„ Tyden betreft, bewaarheid worden ,<br />
„ door eene verbaazing verwekkende over-<br />
„ eenkomst met de Tafelen der heden-<br />
„ daagfche Starrekundigen in Europa, ver-<br />
„ beterd door de laatfte en keurigite waar-<br />
„ neemingen, uit befchouwing der Zwaarte-<br />
„ kragt ontleend." Deeze befluiten worden<br />
allerbelangrykst gemaakt, door de blykbaarheid<br />
, welke zy verfchaffen van eene<br />
i/ordering in Weetenfchap, die geene wedergade<br />
vindt in de Gefchiedenis van ruwe<br />
Volken. De Indiaanfche Brahminen, die<br />
jaarlyks eene foort van Almanach uitgeeven,<br />
behelzende Starrekundige Voorzeggingen<br />
van eenige der opmerkenswaardigrte Verrchynzelen<br />
aan den Hemel, als de Nieuwe<br />
en Volle Maan, de Zon- en Maan-verduis-<br />
:eringen, bezitten zekere wyzen van berekening,<br />
welke, by <strong>onderzoek</strong>, blonden<br />
worden te berusten op een zeer uitgei; - id
WEGENS OUD INDIE. 423<br />
ftelzel van Starrekunde. De Heer LE<br />
GEN TIL, een Fransch Starrekundige,<br />
hadt gelegenheid, terwyl hy in Indie was,<br />
om twee Maan - verduisteringen waar te<br />
neemen, door een Brahmin berekend, en<br />
hy vondï de misrekening,in beide, van zeer<br />
weinig beduidenis.<br />
De naauwkeurige beantwoording deezer<br />
uitkomften is min te bewonderen, dan de<br />
juistheid en welgegrondheid der beginzelen ,<br />
op welke de Tafels, waar volgens zy rekenen<br />
, zyn opgefteld. Want de wyze, waar<br />
op de Brahminen de Zon- en Maan-verduisteringen<br />
voorzeggen,is van eene geheel<br />
verfchillende foort met eenige die men<br />
aangetroffen heeft by ruwe Volken, in de<br />
kindschheid der Starrekunde. In Chaldea,<br />
en zelfs in Griekenland, was, in de vroegfle<br />
tyden, de wyze, om die Verduisteringen<br />
te berekenen, gegrond op de waarneeming<br />
van zekeren omloop, naa welken de Zonen<br />
Maan - verduisteringen , bykans, in dezelfde<br />
orde, wederkeeren; doch zy deeden<br />
geene pooging altoos, om de onderfcheidene<br />
omftandigheden , van welke de Verduistering<br />
afhangen, te ontvouwen, of het<br />
verfchynzel daar van af te leiden, uit eene<br />
naauwkeurige kennis der beweegingen van<br />
Zon en Maan. Dit laatfte was bewaard<br />
gebleeven voor een verder gevorderd tydperk,<br />
toen Wiskunde, zo wel als Rekenkunde,<br />
tot byftand geroepen werd van de<br />
Starrekunde, en, indien men het al ondername<br />
, fchynt het met geen goeden uitflag<br />
beftaan te weezen, vóór den tyd van<br />
Dd 4 HU-<br />
AAN<br />
HANG'<br />
ZEL.
AAN<br />
HANG<br />
SEL.<br />
4H O N D E R Z O E K<br />
HIPPARCHUS. Het is eene wyze van<br />
die verhevener foort , gegrond op beginzelen-<br />
en op eene ontvouwing van de beweegingen<br />
der Zon en Maan , welke de<br />
berekeningen der Brahminen ten gidfe<br />
ftrekt , en zy bedienen zich nimmer van<br />
eenige dier grovere berekeningen, op welke<br />
de eerfte Starrekundigen in Egypte en<br />
Chaldea roem droegen.<br />
De Brahminen van den tegenwoordigen<br />
tyd laaten zich , in hunne berekeningen,<br />
door deeze beginzelen leiden, fchoon zy<br />
ze thans niet verftaan ; zy kennen alleen<br />
het gebruik der Tafelen , welke zy bezitten<br />
; maar wee ten niet van de wyze op<br />
welke ze zyn zamengefteld. De Brahmin,<br />
die te Pondichery by den Heer LE GEN-<br />
TIL kwam, en hem onderrigting gaf in hec<br />
gebruik der Indiaanfche Tafelen, bezat<br />
geene kennis van de beginzelen zyner<br />
kunde, en hy gaf geen blyk van nieuws»<br />
gierigheid, omtrent den aart der Waarneemingen<br />
van den Heere LE GENTIL, of<br />
ten aanziene van de Werktuigen, door dien<br />
Heer gebezigd. Hy was ook geheel onkundig<br />
wegens de Opdellers van die Tafelen<br />
, en wat men kan te weeten komen<br />
ten opzigte van den tyd, of de plaats, waar<br />
ze vervaardigd worden, moet uic de Tafelen<br />
zelve worden opgemaakr. Een gedeelte<br />
deezer Tafelen roemc op eene Oudheid,<br />
(zo als wy reeds hebben opgemerkt,) zo<br />
hoog als het begin van de Calyougham, of<br />
dat dezelve te rug gaan toe het Jaar 3102<br />
T?5ór de Christlyke jaartelling $ maar dewyl<br />
niets,
WEGENS OUD INDIE. 425<br />
niets , (dit mag men vrylyk veronderftellen,)<br />
gemaklyker valt voor een Starrekundigen<br />
, dan om aan zyne Tafels eene Jaartekening<br />
te geeven, welke hem behaagt,<br />
en , door achterwaards te rekenen , een<br />
Tydperk van eene bepaalde Oudheid vast<br />
te ftellen, moeten de eifchen der Indiaanfche<br />
Starrekunde op eene zo hoog gryze<br />
Oudheid niet, zonder nader <strong>onderzoek</strong>,<br />
toegeftaan worden.<br />
Dit <strong>onderzoek</strong> is , diensvolgens , in 't<br />
werk gefteld door den Heer BAILLY,<br />
en de uitflag zyner naafpeuringen komt<br />
hier op neder: dat de Starrekunde in Indie<br />
gegrond is op Waarneemingen , die van<br />
niet veel laater Jaartekening dan het bovengemelde<br />
Tydperk kunnen weezen. Wam<br />
de Indiaanfche Tafels vertoonen den ftanc<br />
der Hemelen op dat Tydperk, met eene<br />
verbaazende naauwkeurigheid , en daar is<br />
tusfehen dezelve en de berekeningen var<br />
onze hedendaagfche Starrekunde, zulk een<<br />
overeenkomst, ten aanziene van die Eeu<br />
wen, als uit niets anders kan voortkomen i<br />
dan dat de Opftellers van die Tafelei<br />
dezelve juist volgens de natuur hebbei<br />
vervaardigd, en het gelaad des Hemels af<br />
getekend in de Eeuw toen zy leefden.<br />
Om eenig denkbeeld te geeven van d<br />
hooge maate van naauwkeurigheid in d<br />
Indiaanfche Tafelen, zal ik eenige weinig'<br />
voorbeelden byeen zamelen uit eene groo<br />
te menigte die aangevoerd zouden kunnei 1<br />
worden. De plaats der Zonne voor he t<br />
Starrekundig Tydperk, by der,\ aanvang vai 1<br />
Dd 5 d e<br />
J\AN-<br />
HANG-<br />
1<br />
I<br />
ZEL.
AAN<br />
HANG<br />
ZEL.<br />
426" O N D E R Z O E K<br />
de Calyougham , gelyk dezelve bepaald<br />
, wordt in de Tafelen van Tirvalore, is aileen<br />
zeven en veertig Minuuten grooter,<br />
. dan volgens de Tafelen van den Heer D E<br />
LA CAILLE , verbeterd door de berekeningen<br />
van den Heer OE LA GRANGE.<br />
— De plaats der Maane, in diezelfde Tafelen,<br />
voor het zelfde Tydperk, verfchile<br />
niet meer dan zeven en dertig Minuuten<br />
van de Tafelen van MAYER. — De Tafelen<br />
van PTOLEMEUS voor dat Tydperk<br />
dwaalen niet minder dan tien Graaden, ten<br />
opzigte van de plaats der Zonne, en elf<br />
Graaden omtrent die van de Maan. — De<br />
verfnelling van de Beweeging der Maane,<br />
te rekenen van het begin der Calyougham<br />
tot den tegenwoordigen tyd, ftemc in de<br />
Indiaanfche Tafelen met die van MAYER<br />
tot één enkele Minuut overeen. • De<br />
ongelykheid van de beweeging der Zonne,<br />
en de fchuinsheid, of helling, der Ecliptica,<br />
die beide , in vroegere Eeuwen , grooter<br />
waren dan tegenwoordig, zyn, zo als ze<br />
voorkomen in de Tafelen van Tirvalore,<br />
bykans van dezelfde hoeveelheid als de<br />
Befpiegeling der Zwaartekragt , daar aan<br />
toekent, drie duizend Jaaren vóór de Jaartelling<br />
der Chrisltenen. Het is, derhalven,<br />
in deeze lang voorheen verloopene Eeuwen<br />
, (omtrent vyf duizend Jaaren van de<br />
tegenwoordige verwyderd,) dat der Indiaanen<br />
Starrekunde het naauwkeurigst is, en,<br />
hoe nader wy aan onze tyden koman, hoe<br />
meer de overeenftemrning van derzelver<br />
uitkomden m-'jt de onze afneemt. Redelyk<br />
cu
WEGENS OUD INDIE. 427<br />
nu fchynt het, te onderftellen ,• dat de tyd,<br />
op welken de regels het naauwkeurigst<br />
zyn, de tyd is, wanneer de Waarneemingen<br />
gedaan werden , op welken men die<br />
Regels bouwde.<br />
Tot ftaaving van dit gevolg,, beweert de<br />
Heer BAII-LÏ, dat geen der Starrekundige<br />
Stelzelen van Griekenland, van Perfie of<br />
van Taftarye, uit welke men zou kunnen<br />
vermoeden dat de Indiaanfche Tafels opgemaakt<br />
werden, met dezelve kan worden<br />
overeengebragt; inzonderheid wanneer het<br />
de berekening van zeer vroege Eeuwen<br />
geldt. De meerdere volmaaktheid der Indiaanfche<br />
Tafelen ftraalt altoos te meer in<br />
't oog hoe hooger men in de Oudheid<br />
opklimt. Dit wyst desgelyks aan, hoe bezwaarlyk.<br />
het valle eenige Starrekundige<br />
Tafels op te Hellen , die zouden overeenkomen<br />
met den ftand des Hemels op een<br />
Tydperk , zo verre af van den .tyd, op<br />
welken de Tafels werden vervaardigd, als<br />
vier of vyf duizend Jaaren. 1 't Is alleen<br />
van de Starrekunde, in haaren verst gevorderden<br />
ftaat, en op die hoogte, als dezelve<br />
in het hedendaagsch Europa beklommen<br />
heeft, dat men zulk eene naauwkeurigheid<br />
kan verwagten.<br />
Wanneer men zich nederzet, om te overweegen,<br />
welk eene maate van Wiskunde<br />
'er noodwendig vereischt wordt tot hei<br />
opftellen der Indiaanfche Tafelen en Regelen,<br />
zal men bevinden dat dezdve zeer<br />
groot is. Behalven deeze kennis van de<br />
beginzelen der Geometrie, is 'er de platte<br />
I<br />
AAK:<br />
HANG-<br />
ZH.L.<br />
/
AAN<br />
[HANC<br />
ZEL.<br />
428 O N D E R Z O E K<br />
- en klootfche Trigonometrie , of iets daar<br />
'r aan gelyk, noodig , als mede zekere wyze<br />
om te naderen tot de waarde van Geome-<br />
- trifche Grootheden, die zeer verre fchynen<br />
te loopen boven de beginzelen van<br />
eenige deezer Weetenfchappen. Eenige van<br />
deeze laatfte wyzen ook zeer klaar uit,<br />
(fchoon dit niet opgemerkt is door den<br />
Heer B A I L L Y ,) dat de Plaatzen, voor welke<br />
deeze Tafels gefchikt zyn, tusfehen de<br />
Keerkringen moeten gelegen hebben : dewyl<br />
zy geheel niet pasfen op een grooter<br />
afftand van den Equator.<br />
Hec befluit, 't welk uit dit alles duid.<br />
lyk fchynt voort te vloeijen, is, dat de Indiaanfche<br />
Starrekunde rust op Waarneemingen<br />
, in zeer vroegen tyde gedaan; en,<br />
wanneer wy in aanmerking neemen de<br />
juiste overeenkomst der plaatzen , welke<br />
zy aan de Zon, de Maan, en andere Hemelfche<br />
Lichaamen, toekent, op dat Tydperk<br />
> met die men opmaakt uit de Tafelen<br />
van DELACAILLE en MAYER, bevestigt<br />
zulks ten fterkften de waarheid, welke<br />
ik wilde beweeren, wegens den vroegtydigen<br />
en ver gevorderden ftaat der Befchaafdheid<br />
in Indie.<br />
Eer ik van dit onderwerp afftappe, ftaat<br />
ons nog eene omftandigheid te overweegen,<br />
die byzondere opmerking verdient.<br />
Alle kundigheden, welke wy tot nog toe<br />
verkreegen hebben van de beginzelen en<br />
befluiten der Indiaanfche Starrekunde, zyn<br />
ontleend uit de Zuidlyke deelen van de<br />
Carnatk, en de Tafelen zyn gefchikt voor<br />
Plaat-
WEGENS OUD INDIE. 4-9<br />
Plaatzen , gelegen tusfehen de Middaglyn<br />
van Kaap Comorin, en die door het Oostlykst<br />
gedeelte van het Eiland Ceylon getrokken<br />
wordt f» De Brahminen in de<br />
Carnatic erkennen, dat zy hunne Starrekunde<br />
uit het Noorden ontleenden , en dac<br />
hunne wyze van berekenen, Fakiam, of<br />
Nieuw, genoemd wordt,om dezelve te onderfcheiden<br />
van de Siddantam, of Oude<br />
Rekenwyze, te Benares in gebruik, welke<br />
zy als veel volkomener opgeeven; en wy<br />
leeren uit ABUL FAZEL, dat alle de Starrekundigen<br />
van Indostan geheel afgaan op<br />
de voorfchriften , begreepen in een Boek<br />
Soorej Sudhant geheeten, in zeer vroegen<br />
tyde opgefteld (o). Het is duidlyk, dat, uic<br />
dit Boek, de wyze, aan welke de Brahmi»<br />
nen van het Zuiden den naam van Siddantam<br />
gaven, genomen is. Benares is,<br />
van onheuchlyke tyden af, het Athene van<br />
Indie geweest, de woonplaats der geleerdfte<br />
Brahminen, de Zetel van Weetenfchap<br />
en Letterkunde. Daar wordt, hoogstwaarfchynlyk,<br />
alles, wat 'er overbleef van de<br />
oude Starrekunde en Ontdekkingen der<br />
Brahminen, tot nog bewaard (p~).<br />
In eene verlichte Eeuwe , en by een<br />
verlicht Volk, onder eene Regeering die<br />
uitfteekt door een reeks der fchitterendfte<br />
en<br />
(n) BAILLY, Dise. Prelim. p. XVII.<br />
(o) Ayeen Akbery. III. p. 8.<br />
(p~) De Heer BERNIER zag, in den Jaare i
43o O N D E R Z O E K<br />
IAN- en gelukkigst geflaagdlre ondernéemingén,<br />
HANG- om de Kennis der Natuur uit te breiden, is<br />
ZEL. het een voorwerp der openbaare aandagt<br />
. waardig maatregelen te beraamen, öm in<br />
't bezit te geraaken van alles wat de tyd<br />
gefpaard heeft van de Wysbegeerte en de<br />
Uitvindingen des vroegcydigst en meest béfchaafdften<br />
Volks in het Oosten. Oridèr<br />
de begunftiging van zeer veel beloovende<br />
omflandigheden, kan Groot-Brittanje deeze<br />
loflyke onderneeming aanvangen. Benares<br />
is aan haare heerfchappy onderworpen;<br />
het vertrouwen der Brahminen is zo verre<br />
gewonnen j dat zy handelbaar geworden zyn,<br />
en gereed om kundigheden mede te deelen<br />
; eenigert onzer Landsgenooten veritaart<br />
de heilige Taal, in welke de verborgenheden,<br />
zo van Godsdienst als van Weetenfchap<br />
, befchreeven zyn; beweeging en<br />
werkzaamheid is gegeeven aan een geest<br />
van <strong>onderzoek</strong> door alle de Britfche Vastigheden<br />
in Indie; Perfoonen, die dat Land<br />
bezogten met andere inzigten, fchoon ge-<br />
'roepen tot, en ingewikkeld in, bezigheden,<br />
'van eenen geheel anderen aart , zetten<br />
thans nafpeüringert van Weetenfchap en<br />
Letterkunde met yver,en gelukkig flaagen,<br />
Voort. Niets fchynt 'er aan te ontbreeken,<br />
dan dat zy , die, van wegen Groot-Brit-<br />
'tanje, met het beftuur der zaaken in Indie<br />
belast zyn , iemand, door zyne bekwaamheden<br />
en onpartydigheid, bekwaam,<br />
om de afgecrokkene gedeelten der In*<br />
.diaanfche Wysbegeerte na te fpeuren en<br />
'te verklaaren , in ftaac fielden, om al zyn<br />
tyd
, WEGENS OUD INDIE. 431<br />
tyd aan een zo gewigtig onderwerp te<br />
koste te leggen. In deezer voege zal<br />
Groot - Brittanje de eer kunnen erlangen<br />
van ten vollen onderzogt te hebben, dat<br />
wyduitgeftrekte veld van onbekende Weetenfchap<br />
, 't welk de Franfche Academisten<br />
voor Europa eerst ontgonnen.<br />
[Ten Hot hegt ik hier nog aan , dac<br />
men, in de openbaare Gebouwen van Indie,<br />
bewyzen en gedenktekens aantreft van de<br />
vordering der Brahminen in Weetenfchappen<br />
, en byzonder van het letten op Starrekundige<br />
Waarneemingen. Hun Godsdienst<br />
fchryfc hun voor, dat de vier Zyden van<br />
een Pagoda gerigt moeten weezen na de<br />
vier Hoofdwinden. Om dit naauwkeurig<br />
te doen , bedienen zy zich van een handelwyze<br />
die eene groote maate van Weetenfchap<br />
aanduidt; de Heer LE GEN TIL<br />
heeft ze befchreeven, en hy onderzogt ten<br />
ftiptften de rigting der Zyden van een hunner<br />
Pagodas , en bevondt dezelve in den<br />
juistften ftand (q). Naardemaal eenige hunner<br />
Pagodas zeer oud zyn , moeten zy<br />
reeds vroeg zo veel kundigheids bezeten<br />
hebben , als vereischt word om deeze<br />
Gebouwen in de gevorderde richting te<br />
zetten.<br />
Menigmaal vindt men op de wanden der<br />
Choultries, en andere Oude Geftigten, de<br />
Twaalf Tekenen van den Dierenriem afgebeeld<br />
, en uit derzelver gelykvormigheid<br />
aan die , welke thans doorgaans daar toe<br />
ge-<br />
. (?) LE GENTIL, Ftjag. Tom, ï. p. 133* &c,<br />
AAN-<br />
HANG-<br />
ZEL.
432 O N D E R Z O E K<br />
AAN gebruikt worden, is het hoogwaarfcbyn-<br />
HANG . lyk, dat de kennis deezer willekeurige Zin<br />
ZEL. nebeelden uit het Oosten ontleend werd.<br />
. De Colonel CALL heeft ons eene Afbeelding<br />
gegeeven van de Zodiaks-Tekenen,<br />
welke hy vondt in een Choultrie te Ferdapettah,<br />
in het Land Madura (V). Ik bezit<br />
'er eene Tekening van , verfchillende<br />
van die des Colonels , in eenige der Beelden<br />
; doch kan niet bepaald zeggen te welker<br />
plaatze men dezelve aantrof.<br />
De Heer ROBERT BARKER befchryft<br />
een Obfervatorium te Benares, door hem,<br />
in den Jaare MDCCLXXIl, bezogt. In 't<br />
zelve vondt hy Werktuigen tot Starrekundige<br />
Waarneemingen van eene aanmerkelyke<br />
grootte , met veel kunst en verlland<br />
vervaardigd. Van alle deeze heeft hy Afbeeldingen<br />
gegeeven (V). Volgens overlevering<br />
was dit Obfervatorium gebouwd door<br />
den Keizer AKBER. De Heer BARKER<br />
bezag hetzelve in haast. Het verdient eene<br />
naauwkeuriger bezigtiging, om te bepaalen<br />
of het opgerigt werd door AKBER, of dat<br />
het van een ouder oorfprong zy. Deeze<br />
Heer geefc te verdaan, dat niemand, dan de<br />
Brahminen, die de Sanskreetfche Taal verftonden<br />
, en de Scarrekundige Tafels , in<br />
die Taal gefchreeven, konden raadpleegen,<br />
in ftaat waren om de Zon- en Maan-verduisteringen<br />
te berekenen. — Vader TIEFFEN-<br />
THALER befchryft, op eene zeer vlugtige<br />
wy-<br />
(r) Philofoph. Tratisactions, Vol. LXII. p. 353-<br />
(Ó Philofoph. Transactions, Vol. LXVII. p.
WEGËNS OUD INDIE. 433<br />
wyze , twee Obfervatorien , voorzien met<br />
Werktuigen van eene verbaazende grootte,<br />
te Jepour en Ou gein , in hec Land van<br />
Malwa (V) ; doch deeze zyn Gebouwen .<br />
des tegenwoordigen tyds (V). ]<br />
VI. De laatfte blykbaarheid, welke ik<br />
zal aanvoeren ten bewyze van de vroegtydige<br />
en verre gevorderde Befchaafdheid der<br />
oude Indiaanen, is ontleend uit de overweeging<br />
van hunne Godsdienitige Grondftellingen<br />
en Gebruiken.<br />
De Inftellingen van den Godsdienst,<br />
openlyk gevolgd in alle de uitgeftrekte<br />
Landen, loopende van de Oevers van den<br />
Indus toe Kaap Comorin, leveren een vry<br />
gelykvormig voorkomen op. Zy vormen<br />
een geregeld en volkomen Stelzel van By*<br />
geloof, verfterkt en ftaande gehouden door<br />
alles wat ftrekken kan om eerbied te verwekken,<br />
en de gehegtheid des Volks te<br />
verzekeren. De Tempels, aan hunne Godheden<br />
geheiligd , zyn grootsch , en niet<br />
alleen vercierd met ryke giften daar aan<br />
toegebragt, maar met de uitgezogtfte werken<br />
van Schilder- en Beeldhouwkunde,<br />
die de grootfte Meesters, onder hun, heb*<br />
ben kunnen vervaardigen. — De Piegtigheden<br />
van hunnen Eerdienst zyn pragtig<br />
en luisterryk , en de volvoering derzeiven<br />
mengt zich niet alleen in alle verrigtingen<br />
des gewoonen leevens j maar maaken 'er<br />
een weezenlyk gedeelte van. — De Brakmi'<br />
(7) BERNOUILLI. Tom. I. p. 316". 347.<br />
(*) Dit is de XI Aant. van ROBEIITSO».<br />
Ee<br />
AAN-<br />
1ANG<br />
ZEL.
AAN-<br />
HANG-<br />
ZEL.<br />
434 O N D E R Z O E K<br />
minen, die, als Bedienaars van den Godsdienst<br />
, in alle volvoeringen van denzelven,<br />
den voorrang hebben, zyn boven alle<br />
andere rangen van Menfchen verheeven,<br />
als van eene afkomst niet alleen edeler ,<br />
maar ook voor heilig erkend. Zy hebben<br />
onder elkander een geregelde Kerkheerfchappy<br />
en Rangfchikking, die, door het<br />
verzekeren der Ondergefchiktheid in honne<br />
eigene Orde, meer gewigts aan hun gezag<br />
byzet,en hun eene volflaagener heerfchappy<br />
geeft over de gemoederen des Volks.<br />
Deeze Heerfchappy onderfchraagen zy door<br />
de befchikking over de onmeetelyk groote<br />
inkomften , waar mede de milddaadigheid<br />
der Vorften , en de Godsdienstyver der<br />
Bedevaardgangeren en Boetelingen, hunne<br />
Pagodas verrykt hebben (V).<br />
Verre is het van myn oogmerk verwyderd<br />
, om in een breedvoerig verflag te<br />
treeden , ten aanziene van dit groot een<br />
zeer zamengevoegd Scelzel van Bygeloof.<br />
Eene pooging, om de menigte van Godheden<br />
, die tot Voorwerpen van Aanbidding<br />
in Indie ftrekken, op te tellen; om<br />
den luister van den Eerdienst in hunne<br />
Pagodas, en de verbaazende verfcheidenheid<br />
van hunne Plegtigheden en Tempelgebruiken,<br />
te befchryven; om de onderfcheidene<br />
hoedanigheden en verrigtingen,<br />
welke Priesterbedrog, of Volksbygeloof,<br />
aan hunne Godheden heeft toegefchreeven,<br />
op te haaien; en inzonderheid wanneer<br />
(y) ROG ER, Por te Ouverte, p. 30. aop. &c.
WEGENS OUD INDIE. -435<br />
lieer ik dit alles wilde doen gepaard gaan,<br />
met eene overweeging van de veelvuldige,<br />
en dikwyls verbeeldingvolle, befpiegelingen<br />
van geleerde Mannen over dit onderwerp,<br />
zou een Werk van grooten omflag vorderen.<br />
Ik zal, derhal ven , ten deezen aanziene,<br />
gelyk ik omtrent eenige der voorverhandelde<br />
hoofdbyzonderheden gedaan<br />
heb, my bepaalen tot de groote zaak, die<br />
ik beften dig in 't oog-hield, en, door hec<br />
overweegen van den ftaat des Godsdiensts<br />
in Indie, tragten niet alleen een toevoegzei<br />
van licht te verfchaffen over den ftaat<br />
der Befchaafdheid in dat Land ; maar ik<br />
vlei my dat ik tenens bekwaam zal weezen<br />
, om iets op te leveren, 't geen aangemerkt<br />
mag worden als eene Schets , en<br />
ruwe omtrek, van de Gefchiedenis en Voortgang<br />
desBygeloofs,en valfchen Godsdienst,<br />
in elk Gewest des Aardbodems.<br />
I. Mogen wy opmerken, dat, in elk<br />
Land , de aangenomene Mythologie , of<br />
Stelzel van Bygeloof, met alle de Gebruiken<br />
en Plegtigheden, welke hetzelve voorfchryft,<br />
gevormd is in de Kindschheid der<br />
Maatfchappye, in ruwe en barbaarfche tyden.<br />
Waare Godsdienst verfchilt van Bygeloof,<br />
zo wel in herkomst, als in natuur.—<br />
Waare Godsdienst is de Afftammeling der<br />
Rede, opgekweekt door Weetenfchap, en<br />
bereikt de grootfte hoogte in Eeuwen van<br />
licht en vordering. Onkunde en Vrees<br />
geeven de geboorte aan Bygeloof, en hec<br />
is altoos in de duisterfte Tydperken, dac<br />
hetzelve de meeste fterkte verkrygt.<br />
Ee 2 Dac<br />
AAN-<br />
HANG-<br />
ZEL.
AAN<br />
HAK G-<br />
ZEL.<br />
436 O N D E R Z O E K<br />
Dat groot aantal van Menfchen , wier<br />
lot is te arbeiden, wier voornaame, en bykans<br />
eenige, bezigheid heiraat, in het noodig<br />
leevensonderhoud te winnen , ziet de<br />
wonderbaare fchikking en de verbaazende<br />
werken der Natuure , met weinig opmerkings,<br />
en heeft noch lust noch bekwaamheid,<br />
om dat pad van keurige en diepzinnige<br />
befpiegeling in te liaan, 't welk hun<br />
brengt tot de kennis van de beginzelen<br />
des Natuurlyken Godsdiensts. In de vroegfte<br />
en ruwfte Tydperken des wilden Leevens,<br />
wist men niets van dusdanige <strong>onderzoek</strong>ingen.<br />
Wanneer de Verftandige Vermogens<br />
zich eerst beginnen te ontwikkelen<br />
, en derzelver eerfte zwakke poogingen<br />
gewend worden, rot eenige weinige voorwerpen<br />
van de hoogfte noodzaaklykheid<br />
en nuttig gebruik; wanneer de zielsbekwaamheden<br />
zo bepaald zyn, dat ze geene<br />
algemeene of afgetrokkene denkbeelden gevormd<br />
hebben; wanneer de Taal zo fchaars<br />
is , dat dezelve geene naamen heeft, om<br />
eenig ding, dan 't welk onder het bereik<br />
der zintuigen valt, te onderfcheiden , is<br />
het verkeerd en vergeefsch te wagten, dat<br />
de Menfchen bekwaam zullen weezen, om,<br />
met naauwkeurigheid , de betrekking tusfehen<br />
Oorzaaken, en derzelver Gewrogten,<br />
na te gaan; of te veronderftellen, dac zy,<br />
uit de befchouwing der laatstgemelde, tot<br />
de ontdekking der eerstgenoemde, zullen<br />
opklimmensen zich juiste begrippen vormen<br />
van een OPPERST WEEZEN, als dea<br />
Schepper en Beftuurder des Heelals. Het<br />
denk-
WEGENS OUD INDIE. 437<br />
denkbeeld van Schepping is zo gemeenzaam<br />
, daar de Ziel door Weetenfchap opgefchranderd,<br />
en door den glans der Openbaaringe<br />
verlicht, is, dat wy zelden in aanmerking<br />
neemen hoe diepzinnig en afgetrokken<br />
dit denkbeeld zy, of overweegen<br />
welke vorderingen de Mensch moet gemaakt<br />
hebben , in waarneemen en <strong>onderzoek</strong>en<br />
, eer hy kon komen tot eenige onderfcheide<br />
kennis van dit Grondbeginzel<br />
in den Godsdienst.<br />
Maar zelfs in dien ruwen ftaat, is het<br />
Menschlyk Gemoed, voor den Godsdienst<br />
gevormd , open voor het ontvangen van<br />
denkbeelden, die, verbeterd en befchaafd,<br />
gefchikt zyn, om tot bronnen van troost te<br />
dienen, te midden van de onheilen deezes<br />
leevens. Deeze bevattingen , nogthans ,<br />
zyn, oorfpronglyk, niet onderfcheiden en<br />
verward, en fchynen eer ingeboezemd door<br />
de Vrees voor dreigende Rampen, dan<br />
voort te vloeijen uit Dankerkentenis voor<br />
ontvangene Weldaaden. Zo lang de Natuur<br />
eenen eenpaafigen en ongeftuiten<br />
geregelden loop houde, genieten de Menfchen<br />
de voordeden daar uit herkomftig,<br />
zonder zich, wegens den Oorfprong, veel<br />
te bekreunen, of dien op te zoeken. Maar<br />
elke afwyking van dien geregelden loop<br />
wekt hunne aandag'r, en maakt hunne verbaasdheid<br />
gaande, v/anneer zy Uitkomften<br />
befchouwen , waaraan zy niet gewoon<br />
zyn , zoeken zy de reden daarvan met<br />
brandende nieuwsgierigheid. Hun Verftand<br />
is menigmaal onbekwaam, om tot dezelve<br />
Ee 3 door<br />
AAN-<br />
HANG-<br />
ZEL.
AAN<br />
HAN<<br />
ZEL.<br />
4 38 O N D E R Z O E K<br />
- door te dringen; maar de verbeeldingsi-<br />
kragc , een voorbaariger en vuuriger Verr<br />
mogen der Ziele, beflist zonder in twyfel<br />
— te hangen. Het fchryfc de buitengewoone<br />
voorvallen in de Natuur toe aan den invloed<br />
van onzigtbaare Weezens, en veronderllelt,<br />
dat Donder, Stormwind, en Aardbeeving<br />
de onmiddelyke gewrogten zyn<br />
van derzelver werkzaamheid. Verfchrikt<br />
door deeze natuurlyke onheilen , en. ten<br />
zelfden tyde blootgefteld aan veele gevaaren<br />
en rampen, onvermydelyk in den eer-<br />
Hen en onbefchaafden ftaat der Zamenleevinge<br />
, neemen de Menfchen de toevlugt,<br />
ter befcherming, tot eene Magt, boven de<br />
Menschlyke verheeven, en de eerfte Plegtigheden<br />
en Gebruiken, die eenigzins naar<br />
bedryven van Godsdienst zweemen , hebben<br />
ten voorwerpe , de rampen* die de<br />
Menfchen dreigen of drukken , af te weeren<br />
(V).<br />
II. Naardemaal Bygeloof en valfche Godsdienst<br />
, in elk Land , bykans uit dezelfde<br />
Gevoelens en Bevattingen den oorfprong<br />
ontkenen, hebben de onzigtbaare Weezens<br />
, die eerst ten Voorwerpe van Eerbiedenis<br />
ftrekten, eene zeer groote overeen-<br />
(«') In myne* Gefchiedenis van Amerika, II D.<br />
bl. 246. &c. "heb ik byria een dergelyk Berigt gegeeven<br />
van den oorfprong van valfchen Godsdienst; en ,<br />
jn ftede van my de moeite af te vergen, om dezelfde<br />
denkbeelden met andere woorden te omkleeden, heb<br />
ik hier eenige ammerkingen met de eigende woorden<br />
©pgegeeven; en mogen wy, tot een breeder ontvouwing<br />
deezer zaake, den Leezer derwaards wyzen.
WEGENS OUD INDIE. 439<br />
eenkomst en gelykvormigheid met elkanAANder. Het denkbeeld te vormen van één HANGalles<br />
overzienend en beheerfchendWeezen, ZEL.<br />
in ftaat om alle de veelvuldige werkingen<br />
der Natuure te fchikken, en te beftuuren,<br />
fchynt eene hoogte, verre buiten het bereik<br />
van de vermogens des Menfchen, in<br />
de vroegfte flappen zyner vorderinge. Zyne<br />
befpiegelingen, meer gefchikt naar den<br />
engbepaalden kring zyner eigene waarneemingen,<br />
zyn zo verfynd niet. Hy veronderftelt<br />
dat 'er eene onderfcheidene Oorzaak<br />
is voor elk merkwaardig Uitwerkzel,<br />
en fchryft, aan eene onderfcheidene Magt,<br />
elke Uitkomst toe, die zyne aandagt trekt,<br />
of zyne vrees gaande maakt, Hy verbeeldt<br />
zich, dat het tot het beftuur van de eene<br />
Godheid behoore , den Blixemfchigt te<br />
zwaaijen, en den onwederftaanbaaren Donderkloot,<br />
met een ontzettend geraas , te<br />
doen rollen op het hoofd des ftraffchuldigen;<br />
dat eene andere Godheid op de vleugelen<br />
des Stormwinds rydt, en, naar welgevallen<br />
, den Storm verwekt, of doet bedaaren<br />
; dat een derde over den Oceaan<br />
heerscht; dat een vierde de God des Krygs<br />
is ; dat, terwyl kwaadaartige Magten de<br />
zaaden van twist en tweedragt zaaijen. en<br />
in den boezem die felle driften ftooken,<br />
welke den Oorlog doen gebooïen worden,<br />
en uitloopen op verwoesting en verderf,<br />
andere Magten van een zagter en gucdertierener<br />
aart , door de harten der Menfchen<br />
met zagtmoedigheid en liefde te vervullen;<br />
de banden der gezellige vereeniging ver><br />
Ee 4 fter«
AAN<br />
HANG»<br />
ZEL.<br />
l<br />
44° O N D E R Z O E K<br />
Herken , het geluk en genoegen vermeerderen<br />
, en 't getal des Menschlyken Geflachts<br />
doen aangroeijen.<br />
Zonder in een verder Verflag te treeden,<br />
of hec te onderneemen om die oneindige menigte<br />
van Godheden op te tellen, aan welken<br />
de Verbeelding of de Vrees der Menfchen<br />
het bewind over de onderfcheidene<br />
gedeelten der Natuure in handen gefteld<br />
heeft, mogen wy eene treffende gelykvormigheid<br />
opmerken, in de trekken van de<br />
Stekels des Bygeloofs, over de geheele<br />
Aarde aangenomen.<br />
Hoe minder de Menfchen gevorderd waren<br />
van den ftaat des Wilden Leevens, hoe<br />
minder kennis zy hadden van de werkingen<br />
der Natuure, hoe het aantal der Godheden<br />
, door hun vereerd , kleinder was,<br />
en hun Godgeleerd Geloof beknopter;<br />
maar, toen zy allengskens den kring hunner<br />
kundigheden uitbreidden, vermenigvuldigden<br />
de Voorwerpen hunner Eerbiedeuisfe,<br />
en de Artykelen van hun Geloof<br />
vermeerderden. Dit hadt bovenal plaats<br />
ander de Grieken in Europa, en by de<br />
Indiaanen in Afia ; de twee Volken , in<br />
die groote Afdeelingen der Aarde, die het<br />
vroegst befchaafd waren , en toe welken<br />
k , te dier oorzaake, alle myne waarneé-<br />
; m'ngen zal bepaalen.<br />
Zy geloofden, dat, over ieder beweeging<br />
n de Natuurlyke Wereld, en over elk be-<br />
,i Iryf in 't Burgerlyk of Huislyk Leeven ,<br />
;elfs de gemeenfte en beuzelagtigfte niec<br />
Jhgezonderd, eene byzondere, Godheid het<br />
op-
WEGENS OUD INDIE. 441*<br />
opzigt hadr. De wyze , waar op zy de<br />
Posten deezer toevoorzigthebbende Magten i<br />
rangfchikten, en de werkzaamheden, welke<br />
zy aan ieder toefchreeven, waren in veele -<br />
opzigten dezelfde. Wat veronderfteld wordt<br />
het werk te zyn van JUPITER, van NEP.<br />
TUNUS, van J.OLÜS, van MARS, en van<br />
VENUS, volgens de Godenleer in 't fVesten,<br />
wordt in het Oosten tocgefchreeven aan de<br />
werkzaamheid van AGNÉE, den God des<br />
Vuurs: aan VAROON, den God des Oceaan<br />
s ; aan VAYOO, den God des Winds<br />
(x); aan c AMA, den God der Liefde , en<br />
eene verfcheidenheid van andere Godheden.<br />
De Onkunde en het Bygeloof der Menfchen<br />
, dus de Hemelen bevolkt hebbende<br />
met ingebeelde Weezens, fchreeven zy<br />
aan dezelve zulke hoedanigheden en bedryven<br />
toe, als zy oordeelden te ftrookeh mee<br />
derzelver characfer en verrigtingen. Het<br />
is een der voordeelen, van den waaren<br />
Godsdienst ontleend, dat deeze, door den<br />
Mensch een maatftaf van volftrekte Volmaaktheid<br />
voor te ftellen , die hy altoos<br />
in 't oog moet houden, en cragten "te gelyken,<br />
gezegd mag worden de Deugd van<br />
den Hemel op Aarde weder' tq brengen ,<br />
en het Mènschlyk Gemoed naar hee Godlyk<br />
voorbeeld te vormen. — In het vervaardigen<br />
van • Stelzels des valfchen Godsdienses<br />
, is de-werking rechtfixeeks hier<br />
tegen over gefteld. De Menfchen fchreeven<br />
aan de Weezens door hun tot den rang<br />
Jiud qó BOT o 1<br />
iJKjboifl - ' nes<br />
Baghvat-Geeta. p. 94.<br />
Ee 5<br />
AAN"<br />
1ANGV<br />
ZEL.
AAN<br />
HANG<br />
ZEL.<br />
44a O N D E R Z O E K<br />
• van Godheden verheven , zodanige bedry.<br />
ven toe als zy zelve bewonderden, en met<br />
roem vereerden. De Hoedanigheden of<br />
- Eigenfchappen der Goden, die de Voorwerpen<br />
zyn van Aanbidding, waren ontleend<br />
van die der Dienaaren, die zich voor<br />
hun nederboogen, en gevolglyk vonden<br />
veele der Onvolmaaktheden, eigen aan de<br />
Kinderen der Menfchen , toegang in den<br />
Hemel.<br />
Door dé kennis van de leevens- en lotgevallen<br />
en eigenfchappen eeniger valfche<br />
Godheid, kunnen wy , met eene zekere<br />
maate van gewisheid, uitfpraak doen, over<br />
den ftaat der Maatfchappy en Zeden, ten<br />
tyde dat zodanig eene Godheid in den rang<br />
der Goden geplaatst werd. De Mythologie<br />
van Griekenland wyst duidlyk aan,<br />
het Character der Eeuwe, waarin dezelve<br />
gevormd werd. Het moet, in tyden van<br />
de grootfte losbandigheid, regeeringloosheid<br />
en geweld, geweest zyn, dat Godheden<br />
van den hoogften rang veronderfteld<br />
konden worden in ftaat te weezen, om Daaden<br />
te doen, of zich door Driften te laaien<br />
beheerfchen , die men , in meer verlichte<br />
Tydperken, der Menschlyke Natuure<br />
tot lchandvlekken zou aangerekend hebben;<br />
het moet-geweest zyn, toen de Aarde<br />
nog vervuld - was met verwoestende Gedrogten,<br />
en de (Menfchen , onder Regeeringsvormen,<br />
ai tê zwa.< on hun befcherming<br />
te verleenen zich blootgefteld vonden<br />
aan de ftrooperyen van op buit verhitte<br />
roovers, of de" wreedheid van wilde<br />
on-
WEGENS OUD INDIE. 443<br />
onderdrukkers, dat de welbekende verrigAANtingen van HERCULES, om welken hy HANGvan<br />
de Aarde ten Hemel verheeven werd, ZEL.<br />
noodig konden zyn, of zulk een hoogen<br />
trap van verdienstlykheid waardig gekeurd<br />
worden. — Deeze zelfde aanmerking past<br />
op de oude Mythologie van Indie. Veele<br />
van de lotgevallen en daaden der In"<br />
diaanfche Godheden pasfen op de ruwfte<br />
Eeuwen , vol van geftaage onrust en roof.<br />
Het was, om wanorde te weeren, om verkeerdheden<br />
te regt te brengen , om den<br />
Aardbodem te zuiveren van magtige Onderdrukkers,<br />
dat VISHNOU, eene Godheid<br />
van den eerften rang, gezegd wordt een en<br />
andermaal vleesch geworden te zyn \ en<br />
onder verfcheide gedaanten , op Aarde ,<br />
verfcheenen te weezen (y><br />
III. Daar het Character en de Verngtingen<br />
deezer Godheden , welke het Bygeloof<br />
voor zichzelven fchiep , als voorwerpen<br />
van Eerbiedenisfe , overal zulk<br />
eene gelykvormigheid met elkander hadden.,<br />
zo waren ook de Plegtigheden van derzelver<br />
Eerdienst zeer gelykfoortig* Naardemaal<br />
de Goden uitftaken, of door de<br />
Wreedheid van hunnen Aart, of de Ongebondenheid<br />
van hun GerRr, valt het ligt<br />
op te maaken, welk een Eerdienst hun<br />
welgevalligst moést geoordeeld wordea,<br />
Om de gunst der eerstgemelden te verwerven,<br />
of hun wraak te verzagten, bediende<br />
men zich van Vasten, Lyfskwelladien, en<br />
Boe-<br />
(j) Feyages de SOHNERAT, Tom. L 15S.\&c. «
AAN<br />
HANG*<br />
ZEL*<br />
444 O N D E R Z O E K<br />
Boetedoeningen; alle ftreng, en veele in een<br />
• hoogen graad folterend. De Altaaren deezer<br />
Goden zwommen altoos van bloed, de<br />
, kostbaarfte llachtoffers bragt men toe , en<br />
geheele Hecatombes fïortten voor het Zoenalraar<br />
neder, Menfchenoffers zelfs waren<br />
niet onbekend , en hieldt men dezelve voor<br />
de kragtdaadigfte Verzoenmiddelen. Tot<br />
verwerving der goede genegenheid der Goden<br />
van een zagter Aart , nam- men de<br />
toevlugt tot inftellingen van eene geheel<br />
andere foort, tot luisterryke Plegtigheden,<br />
vrolyke Feesten, waar aan Dichtkunst,<br />
Muzyk en Dansfen, veel ter vermeerdering<br />
des vermaaks toebragten ; doch die menigmaal<br />
eindigden in tooneelen van dartelheid<br />
en ongebondenheid , welke de zedigheid<br />
verbiedt open te fchuiven. Van deeze beiden<br />
vindt men, in de Plegtigheden van den<br />
Eerdienst der Grieken en Romeinen , eene<br />
menigte voorbeelden,onnoodig op te haaien<br />
voor myne Leezeren , die eenige geleerdheid<br />
bezitten (z).<br />
In het Oosten is het plegtige des Bygeloofs<br />
, ten naasten by , van denzelfden<br />
ftempel. De Zeden der Indiaanen, fchoon,<br />
van den tyd af dat zy bekend werden by<br />
de Westerfche Volken, uitfteekende in zagtheid,<br />
fchynen, in een vroeger Tydperk,- in<br />
eene groote maate . gelyk geftaan te hebben<br />
met die van andere Volken. Veele hunner<br />
Goden waren woest en fchriklyk in hunne<br />
nafa)<br />
STRABO, Lib. VUL p. 581. A. Lib.<br />
XII. p. 837. C.
WEGENS OUD INDIE. 445<br />
natuure , en werden, in hunne Tempelen,<br />
vertoond onder de vreeslykfte gedaanten.<br />
Indien wy de heerfchappy des Bygeloofs<br />
over 's Menfchen geest niet kenden, zou- ,<br />
den wy naauwlyks gelooven, dat een Eerdienst<br />
, gefchikt naar het Character van zodanige<br />
Godheden , kon ingevoerd worden<br />
onder een zagtaartig Volk. Elk Godsdienftig<br />
bedryf, ter eere van zommigen hunner<br />
Godheden volvoerd , fchynt door Vreeze<br />
voorgefchreeven. Lyfskwelladien en boetedoeningen<br />
zo ftreng , zo pynlyk , en zo<br />
aanhoudend, dat wy de vernaaien van dezelve<br />
met verbaasdheid en fchrik leezen ,<br />
werden vermenigvuldigd. Hoe ftrydig hec<br />
is met den aandoenlyken aart van een Hindoe-<br />
, het bloed te ftorten van eenig dier dac<br />
leeven ontvangen heeft , werden veele en<br />
verfchillende Dieren, zelfs de nuttigde, als<br />
het Paard en de Koe, als Slachtoffers op<br />
de Altaaren van zommige hunner Goden<br />
toegebragt (V); en, 't geen nog vreemder<br />
klinkt, de Pagodas van het Oosten werden<br />
, zo wel als de Tempels van het Westen<br />
, bezoedeld met gruwzaam Menfchenoffer<br />
(b).<br />
Dan Godsdienst-Inftellingen en Plegtigheden<br />
, van eenen min ftrengen en wreeden<br />
aarc, kwamen meer overeen met de geaarcheid<br />
AAN-<br />
HANG-<br />
ZEL.<br />
Cd) Ayeen Akbery, Vol. III. p. 241. ROGER,<br />
Porte Ouverte. p. 251.<br />
Cb) Heeto-pades. p. 185-322. Ajiat. Refearches,<br />
p. 265. Voyage de SONNERAT, Vol. I. p.<br />
207. R.0GSR, Pene Ouverte, p. 251.
AAN*<br />
ZEL-<br />
446 O N D E R Z O E K<br />
beid van een Volk , door de verregaande<br />
iedere smdoenlykheid, zo van lichaams- als<br />
zielsgeftekenisfe , gevormd tot eene overnwatige<br />
zugt voor vermaak. In geen gedeelte<br />
des Aardbodems, werd het verband<br />
tusfehen de Voldoening van zinnelyken lust,<br />
en de Plegtigheden van openbaare Godsdienstoefening,<br />
met meer openlyke onbetaamlykheid<br />
ten toone gefpreid. In elke Pagoda<br />
bevondt zich eene menigte Vrouwen, gefchikt<br />
tot den dienst van den daar geëerden<br />
Afgod, en, van haare vroege jeugd, tot een<br />
wellustig leeven beftemd : hier toe brengen<br />
de Bralminen haar op , door eene<br />
Opvoeding aan deeze jonge Dogteren te<br />
geeven, die zo veel bevallige begaafdheden<br />
voegt by haare natuurlyke bekoorelykheden,<br />
dat het geen zy winnen, met zich ten<br />
beste te geeven , geen gering toevoegzei<br />
fchonk aan de inkomften des Tempels. In<br />
elke verrigting in de Pagodas volvoerd ,<br />
zo wel als in alle openbaare ommegangen,<br />
is het de taak deezer Vrouwen voor den<br />
Afgod te danfen, en lofzangen hem ter eere<br />
te zingen ;en het valt bezwaarlyk te beflisfen,<br />
of zy het meest tegen de welvoeglykheid<br />
en eerbaarheid zondigen door de Gebaaren,<br />
welke zy vertoonen, dan door de Gezangen<br />
, die zy aanheffen. De wanden der<br />
Pagodas zyn bedekt met Schilderyen in een<br />
even onkiefchen fmaak (V), en, in het binnenfte<br />
gedeelte des Tempels, want het zou<br />
on't-<br />
(Y) Foyages de GËNTIL , Vol. I. p. 244, 26e.<br />
Prefaee to Code of Cent00 Laws, p. i.V.1.
WEGENS OUD INDIE. 447<br />
ontëerend weezen, 't zelve hec Heiligdom<br />
te noemen, is de Lingam geplsatsc een<br />
zinnebeeld van 't voortteelend vermogen ,<br />
te ruw om eene verdere opheldering te<br />
gedoogen ([cf).<br />
IV. Hoe ongerymd de Geloofsartykelen<br />
ook mogten weezen, welke hec Bygeloof<br />
heeft aangenomen , en hoe onheilig de<br />
Plegcigheden, die 'c zelve voorfchryfc, de<br />
eerstgemelde werden, door alle Eeuwen<br />
heen, in alle Landen, met eene niet twyfelende<br />
toeftemming aangenomen , en de<br />
laatstgenoemde met de fchroomvalligfte<br />
ftiptheid onderhouden. In onze redenkavelingen<br />
wegens Godsdienftige Begrippen<br />
en Gebruiken, zo hemelsbreed van de onze<br />
verfchillende, kunnen wy zeer ligt mistasten.<br />
Zelve onderweezen zynde in de Beginzelen<br />
van eenen Godsdienst, in alle opzigten<br />
der Godlyke Wysheid , die ze ons<br />
voorfchreef, waardig , boezemen wy dikwyls<br />
onze verwondering uit over de Ligt- en<br />
Bygeloovigheid der Volken in het omhelzen<br />
van Geloofsbegrippen, zo lynrecht<br />
aanloopende tegen het gezond Verftand ,<br />
en wy vermoeden, zomwylen, dat Stellingen,<br />
zo wild en buitenfpoorigby hun,daadlyk,<br />
geen geloof vinden. Doch de ondervinding<br />
kan ons een vollen verzekeren, dac<br />
noch onze verwondering, noch ons vermoeden,<br />
welgegrond is.<br />
6 6<br />
Geen<br />
Cd) ROGER, Porte Ouverte, p. 157. Foyage de<br />
SONNERAT, Vol. t p. 41. 175- Sketches, p. 16Ï.<br />
HAMILTON'S Travel*, Vol. I. p. %79'<br />
AAN-<br />
HANG-<br />
ZEL.
AAN<br />
HANG-<br />
ZEL.<br />
448 O N D E R Z O E K<br />
Geen Artykel van den openbaar beleden<br />
Godsdienst werd in twyfel getrokken by<br />
die Volken in het oude Europa , welker<br />
Gefchiedenis wy best weeten; en geen Bedryf<br />
, daar door voorgefchreeven , kwam<br />
hun onvoeglyk te vooren. Ia tegendeel,<br />
elk Begrip 't welk ftrekte om den Eerbied<br />
der Menfchen voor de Goden huns Lands<br />
ce verminderen, of aanleiding gaf om hun<br />
van derzelver Dienst te vervreemden, verwekte,<br />
by Grieken en Romeinen, dien yver<br />
vol veroncwaardigings, eigen aan elk Volk<br />
gehegt aan zynen Godsdienst, door een<br />
vasc geloof in deszelfs waarheid.<br />
De gehegcheid der Indiaanen , zo in<br />
ouden ryde als heden een dage, aan de<br />
Leërftellingen en Godsdiensc - Gebruiken<br />
hunner Voorvaderen, is, zo mogelyk, nog<br />
fterker geweesc. In geen Land, van 'c welk<br />
wy eenig berigt hebben, werden, met zo<br />
veel bezorgdheids, voorbehoedzels in 't werk<br />
gefteld, om het gros des Volks buiten allen<br />
bereik te ftellen van eenige verzoeking<br />
tot twyfeling, of ongeloof. Zy werden<br />
niet alleen, (gelyk ik aangemerkt heb<br />
dat het geval is van den grooten hoop<br />
des Menschdoms in alle Landen,) wederhouden<br />
van zich tot een befpiegelend <strong>onderzoek</strong><br />
te zetten, door de veelvuldige bezigheden<br />
van een werkzaam en floovend<br />
leeven; maar alle pooging, om den kring<br />
hunner kundigheden wyder uit te breiden,<br />
werd uitdruklyk verboden. Indien iemand<br />
van de Sooder Cast, verre weg de<br />
talrykfte van de vier Casten , in welken<br />
het
WEGENS OUD INDIE. 449<br />
het geheele Volk verdeeld was , het zich<br />
onderwonde, eenig gedeelte van de Gewyde<br />
Boeken te leezen, waarin alle de -Weetenfchap,<br />
in Indie bekend, is opgeilooten,<br />
werd hy ftrenglyk geftraft; en, wanneer<br />
hy het waagde, 't zelve van buiten te leeren,<br />
moest hy zulk een beftaan met het<br />
leeven boeten f» Na eenige hooger<br />
maate van kennis te dingen, dan het den<br />
Brahminen behaagde te onderwyzen, werd<br />
niet alleen voor Vermetelheid gehouden,<br />
maar als Godloosheid gedoemd. Zelfs dt<br />
hooger Casten hangen , wat het onderwys<br />
betreft, geheel van de Brahminen af, er I<br />
kunnen geen gedeelte van Weetenfchap »<br />
bekomen, dan 't geen zy zich verwaardi<br />
gen hun mede te deelen. Door dusdanig!<br />
middelen , handhaafde men in 't algemeet l<br />
een diepen en Godsdienftigen eerbied voo<br />
die Inftellingen, welke men heilig keurde<br />
En, fchoon het Geloof der Hindoos dik<br />
wyls beproefd geworden is, door de druk<br />
kende en ftrenge vervolgingen , verwek c<br />
door den bygeloovigen Godsdienstyve r<br />
Jiunner Mahomedaanfche Vermeesteraaren »<br />
kleefde geen Volk immer, met groote t<br />
ftandvastigheid, de Leerbegrippen en God;<br />
dienst - Plegtigheden hunner Voorvadere n<br />
aan (f).<br />
V. Wy mogen, met vollen regt, aanme r-<br />
ken, dat , wanneer Weetenfchap en Wy s<br />
b i-<br />
(e) Code ofGentoo Lam, Ch. XXI. $* 7.<br />
(ƒ) ORME'S Fragment, p. 102. SONNERA<br />
Vol. I. p. 104.<br />
Ff<br />
t<br />
AAN-<br />
I1ANG-<br />
ZEL.
AAN-<br />
H.'.NÜ-<br />
ZEL.<br />
45o O N D E R Z O E K<br />
begeerte verfpreid worden , door eenig<br />
Land , het Steizel des Bygeloofs onderworpen<br />
geraakt aan een <strong>onderzoek</strong> , waar<br />
voor 't zelve eertyds fchootvry was, en gevoelens<br />
voet krygen, die, ongemerkt, deszelfs<br />
invloed op de gemoederen der Menfchen<br />
verminderen. Een vry en volkomen<br />
onbelemmerd <strong>onderzoek</strong> loopt altoos ten<br />
Voordeele der Waarheid uit; doch is even<br />
nadeel ig ^ r<br />
o^r Dwaaiing. 'c Geen , in Eeuwen<br />
van dikke duisternis, mee een ingewikkeld<br />
Geloof omhelsd wordt, zal veragting<br />
verwekken , of verontwaardiging gaande<br />
maaken, in een verlicht Tydperk.<br />
De Gefchiedenis van den Godsdienst in<br />
Griekenland en Italië, de eenige Landen<br />
van Europa, -die, in oude tyden, uirlraken<br />
van wegen hunne vorderingen in Weetenfchap<br />
, bevestigt de waarheid deezer<br />
waarneeming. Zo ras de Weetenfchap in<br />
Griekenland zo veel opgangs maakte , dat<br />
zy de Menfchen in Raat ftelde, om, met<br />
een onderfcheidend oog, op te merken, de<br />
Wysheid , het Vooruirzigt en de Goedheid,<br />
(en toon gefpreid in het fcheppen,<br />
onderhouden en befluuren , der Wereld ,<br />
moeten zy begreepen hebben, dar de Charafiers<br />
der Godheden , die, als Voorwerpen<br />
der Aanbidding, in hunne Tempelen,<br />
bun werden aangeboden, dezelve niet kondon<br />
i.eregtigen om aangezien re worden<br />
voor de gezagvoerende Magten in de Na-<br />
:uur. Een Dichter mogt ] Ü P I T E R acnfbi-eeken<br />
als den Vader der Goden en der<br />
Monfchen, die ze beiden door eeuwig©<br />
wet-
WEGENS OUD INDIE. 45!<br />
wetten beheerschte; maar, by eenen Wysgeer,moet<br />
de Zoon van SA TOR NU S, wiens<br />
geheele Leevensgefchiedenis eene aaneenfchakeling<br />
behelst van geweldige en ongebondene<br />
bedryven , die een Mensch haatlyk<br />
en veragtlyk zonden maaken, dien rang<br />
volftrekt onwaardig gekeurd zyn. De<br />
aart van het Godsdienftig eerbewys * in<br />
hunne Tempelen volvoerd, moest niet min<br />
aanftootelyk weezen voor een verlicht verftand<br />
, dan het Charaéter der Goden ter<br />
eere van welken men 't zelve verrigtte. In<br />
ftede van Inftellingen , ftrekkende om de<br />
Menfchen van Ondeugd te rug te roepen,<br />
hebbelykheden van Deugd in hunne zielen<br />
te vormen of te verfterken, of het gemoed<br />
te verheffen tot een gevoel van zyne eigene<br />
waardigheid, hieldt het Bygeloof zyne Aanhangers<br />
bezig met beuzelagtige en niets<br />
beduidende Plegtigheden, of voorgefchreevene<br />
Gebruiken, die, met een heilloozeu.<br />
invloed , werkten tot het ontfteeken der<br />
Driften, en het bederven van het Hart.<br />
't Gefchiedt, nogthans, met fchroom en<br />
behoedzaamheid, dat de Menfchen hec<br />
waagen den vastgeftelden Godsdienst huns<br />
Lands aan te tasten, of Gevoelens te beftryden<br />
, die men langen tyd voor heilig<br />
gehouden heeft. In den beginne poogden<br />
eenige Wysgeeren, door zinnebeeldige uil?<br />
leggingen en fyn uitgedagte verklaaringen,<br />
de Volks Godenleer te ontvouwen, als of<br />
dezelve eene befchryving geweest ware<br />
van de kragten der Natuure, en van de<br />
verfcheidene gebeurtenisfen en omwente*<br />
Ff a<br />
AAÜ-<br />
HANG-<br />
ZEL.
AAN<br />
HANG-<br />
ZEL.<br />
45a O N D E R Z O E K<br />
lingen r die plaats gegreepen hadden ia<br />
het Stelzel der ftoflyke Wereld, en poogden<br />
zy , door deeze uitvlugc , veele van<br />
die ongerymdheden te verzagten, en te vergoelyken.<br />
Allengskens gaf men aan meer<br />
gewaagde en ftouter befpiegelingen, den<br />
Godsdienst betreffende, plaats, in de Schooien<br />
der Geleerdheid. Wysgeeren van diep<br />
en ver inzigt, volkomen overtuigd van<br />
de Godloosheid der Volksbygeloovigheid,<br />
vormden denkbeelden wegens de Volmaaktheden<br />
van één Opperst Weezen , den<br />
Schepper en Regeerder des Heelals , zo<br />
juist en redelyk, als men immer bereikte<br />
door de vermogens der Menschlyke Rede,<br />
zonder eenigen hoogeren byitand.<br />
Indien wy nu van Europa na Afia onze<br />
gedagten wenden, zullen wy bevinden, dat<br />
de waarneeming , welke ik gemaakt heb,<br />
over de Gefchiedenis van den valfchen<br />
Godsdienst, ook daar even zeer doorgaat.<br />
In Indie, zo wel als in Griekenland, was<br />
het, door het aankweeken van Weetenfchap<br />
, dat de Menfchen eerst opgeleid<br />
wier den om te <strong>onderzoek</strong>en en twyfelingen<br />
te koesteren , ten aanziene van de<br />
vastgeftelde Leerbegrippen des Bygeloofs.<br />
En, wanneer wy in aanmerking neemen ,<br />
het groot verfchil tusfehen de Kerklyke Gefteltenisfe,<br />
(indien ik deeze benaaming mag<br />
bezigen,) dier beide Landen , zullen wy<br />
ons veelligt verbeelden, dat, in het laatstgemelde,<br />
het aangenomen Godsdienstftelzel<br />
meer voor <strong>onderzoek</strong> bloot lag , dan in<br />
het eerstgenoemde. — In Griekenland was<br />
geen
WEGENS OUD INDÏE. 453<br />
geen byzonder Geflacht, of Orde, van Menfchen<br />
afgezonderd toe het volvoeren der 5<br />
Godsdienstverrigtingen , of te dienen als<br />
erflyke en belanghebbende Bewaarders van .<br />
deszelfs Leeringen en Inftellingen. , Maar,<br />
in Indie, waren de Brahminen de geboorene<br />
Bedienaars van den Godsdienst, en zy<br />
bezaten een uitfluitend regt van Voorgangers<br />
te weezen , in alle de veelvuldige<br />
Godsdienstverrigtingen, welke het Bygeloof<br />
voorfchreef, als noodig om de Wraak<br />
des Hemels af te wenden , of denzei ven<br />
tot Gunst en Genabetoon te beweegen.<br />
Deeze onderfcheide wegen en voorregten<br />
verzekerden hun van een verbaazend bedwingend<br />
vermogen, over hunne Landsgenooten;<br />
en alle bedenkingen, die invloed<br />
kunnen hebben op 's Menfchen hart , de<br />
eer , het belang , de magt van hunne Orde<br />
, noodigden hun ten fterkften tot het<br />
vasthouden derLeerftellingen,en het handhaaven<br />
der Plegtigheden , waar mede de<br />
behoudenis van deeze langbezetene meerderheid,<br />
boven hunne Landsgenooten, zo<br />
onmiddelyk verbonden was.<br />
Maar, dewyl de voornaamfte Perfoonen<br />
van die Cast hun leeven toewydden aan<br />
het voortzetten en aankweeken der Weetenfchap,<br />
waren de vorderingen, welke zy<br />
in alle takken van dezelve maakten, (waar<br />
van ik reeds eenig verflag gegeeven heb,)<br />
groot, en ftelden hun in ftaat, om zulk<br />
een juist denkbeeld te vormen van het<br />
Stelzel der Natuure , als mede van de<br />
Magt ? Wypheid en Goedheid, uitfehitteren-<br />
Ff 3 de<br />
AA N-<br />
IANG-<br />
ZEL.
AAN<br />
HANG<br />
SEL.<br />
454 ONDERZOEK<br />
de in bet voortbrengen en onderhouden<br />
des Heelals, dat hunne gedagten zich verhieven<br />
boven de Volksbygeloovigheid, en<br />
hun opleidden tot het erkennen en eerbiedigen<br />
van één Opperst Weezen , „ den<br />
„ Schepper van alle dingen (om hunne<br />
„ eigene woorden te gebruiken, ) en vart<br />
„ Wien alle dingen voortkwamen (g)."<br />
Dit is het denkbeeld , 't welk A B U L<br />
F A Z E L , die de Gevoelens èzv Brahminen<br />
met de uïterfle aandagt en opregtheid onderzogt,<br />
van hunne Godgeleerdheid geeft,<br />
„ Zy allen,'' zegt hy , „ gelooven in de<br />
„ Eenheid van de Godheid, en, fchoon zy<br />
„ de Beelden in hooge eerbiedenisfe hou-<br />
„ den, gefchiedt zulks alleen, om dat zy<br />
„ Hemelfche Weezens vertoonen, en hun-<br />
„ ne gedagten voor afzwerven bewaa-<br />
„ ren (/i)-" De begrippen der verlichtfïe<br />
Europeaanen, die Indie bezogt hebben ,<br />
[temmen , in dit punt , volmaakt met die<br />
pan ABUL F A Z E L overeen. De berigten,<br />
welke de Heer BERNIER ontving van d'e<br />
Pundits van Benares, zo wegens hun uitwendigen<br />
Eerdienst, als dat één Opperheer<br />
het éénig voorwerp was van hun Eerbetoon,<br />
lu-'den 'er volmaakt eenftemmig melë<br />
(*'). De Heer WILKINS, misfehien betwaamer<br />
dan eenig Europeaan ooit was om<br />
ï-ver dit onderwerp te oordeelén, befchryfe<br />
ïe geléérde Brahminen van den tegenwoordi-<br />
(g) Baghvat -Geeta, p. 84.<br />
(A) yfyeen Akbery, Vol. III. p. 3.<br />
0 i'riiKifr., I'eyage, Tom. II. p. 15$»
WEGENS OUD INDIE, 455<br />
digen tyd als Theïsten , Geloovers in de<br />
Eenheid van GOD (A). In hetzelfde gevoeten<br />
ftaat de Heer SONNERAT, die<br />
zich zeven Jaaren in Indie onthielde met<br />
oogmerk om de Zeden, de Weetenfchappen<br />
en den Godsdienst der Hindoos, te <strong>onderzoek</strong>en<br />
(/> De Pundits, die het Wetboek<br />
der Hindoos overzetten, verklaaren ,<br />
„ daar het 'c Opper3t Weezen was, 't welk<br />
„ door zyne Magt alle Schepzelen van de<br />
„ dierlyke, groeiende en ftoflyke, Wereld<br />
„ vormde uit de vier Hoofdftoffen, Vuur,<br />
Water, Lugt en Aarde, om ten cieraad<br />
„ te ftrekken voor de verzamelplaats der<br />
„ Scheppinge, in wiens alomvattende Goe.<br />
„ dertierenheid, den Mensch, het middel-<br />
„ punt der kennisfe, verkoos, om gezag en<br />
„ heerfchappy over al het overige te voe-<br />
„ ren; en, aan dit begunftigd Voorwerp ver-<br />
„ ftand en oordeel gelchonken hebbende,<br />
„ gaf hy 't zelve het Oppergebied over de<br />
„ Aarde (*»)•"<br />
Men hebbe deeze begrippen niet aan te<br />
zien voor verfynde gevoelens van laatere<br />
tyden. De Brahminen, door de Makomedaanfche<br />
Vermeesteraaren van Indie aangezien<br />
voor de Bewaarders van den Volks-<br />
Godsdienst, zyn door hunnen geestdryvenden<br />
Godsdienscyver met zo veel voordagts<br />
verdrukt, dat de tegenwoordige Leden van<br />
die<br />
Qk) Pre face to Baghvat-Geeta, p. 24.<br />
(P) SONNERAT, Foyage, Toni. I. p. 198.<br />
(jif) Prelinu Discours, p. LXXIII.<br />
Ff 4<br />
AAN-<br />
RANG-<br />
ZEI.,
AAN<br />
HANG-<br />
ZEL.<br />
456 O N D E R Z O E K<br />
die Orde, zeer verre by hunne Voorvaders,<br />
zo in Weetenfchap als in Magt,agter liggen.<br />
Het is uit de Schriften van hunne oude<br />
Pundits , dat zy de redelykfte Gevoelens,<br />
welke zy thans omhelzen, haaien, en de<br />
Wysheid, die bun nu beroemd maakt, is<br />
tot hun overgekomen van zeer lang verftreekene<br />
Eeuwen.<br />
Dat deeze (telling welgegrond is, kunnen<br />
wy, met volkomene zekerheid, zeggen<br />
; naardemaal de diepstverborgene Geheimenisfen<br />
der Hindoo - Godgeleerdheid ,<br />
met de grootfte zorgvuldigheid voor 'r oog<br />
van 't gros des Volks bedekt, die fluier<br />
is afgenomen door de Vertaalingen,onlangs,<br />
uit de Sanskreetfche Taal, in 'c licht gegeeven.<br />
Het voornaam oogmerk van de<br />
Baghvat-Geeta, eene Epifode in de Mahabarat,<br />
een Dichtftuk van de hoogfte<br />
Oudheid , en van het grootfte gezag, in<br />
Indie, fchynt geweest te zyn , om de<br />
Leer van GODS Eenheid vast te ftellen,<br />
en, uit eene rechte befchouwing van de<br />
Godlyke Natuure , een denkbeeld af te<br />
leiden van den meest behaagelyken Dienst<br />
aan het Volmaakt Weezen. In deeze<br />
Baghvat-Geeta vinden wy , te midden<br />
van veel duistere bovennatuurkundige uitpluizing,<br />
te midden van eenige cieraaden<br />
der verbeeldingskragt niet gefchikt naar<br />
onzen fmaak, en te midden van eenige gedagten,<br />
opklimmende tot eene hoogte van<br />
verhevenheid waar toe hec ons bedaard<br />
oordeel bezwaarlyk valt zich te verheften,<br />
be-
WEGENS OUD INDIE. 457<br />
befchryvingen van het Opperweezen , ge AAN"<br />
reinigd tot denzelfden lof, dien wy gaven IIANGaan<br />
de befchryvingen der Griekfche Wys 7.EL.<br />
geeren. Van deeze zal ik 'er mynen<br />
Leezeren nu eene opgeeven , die ik hier<br />
boven beloofde,en,wegens de andere, hun<br />
tot het Werk zelve verzenden. „ O<br />
, magtig Weezen!" zegt ARJOON, „die<br />
" de eerfte Schepper zyt, eeuwige God<br />
* der Goden, s Werelds Verblyf Gy zyt<br />
' het onverderflyk Weezen, onderfcheiden<br />
" van alle voorbygaande dingen. Gy zyt<br />
' vóór alle Goden ; de oude Pooroosh,<br />
" [dat is Leevende Ziel,] en de Opper-<br />
'„ Onderfteunder van het Heelal. Gy kent<br />
' alle dingen , en zyt waardig gekend te<br />
, worden; Gy zyt het Opperst Verblyf,<br />
" en door u, ö Oneindige Gedaante,<br />
" werd het Geheelal uitgebreid. — Eer-<br />
" bied zy U toegebragt van vooren en van<br />
" agtejen ; Eerbied zy U toegebragt van<br />
, alle zyden. ó Gy, die alles in allen zyt!<br />
' >_ Oneindig is uwe Magt en uw Roem,<br />
" _ Gy zyt de Vader van alle dingen,<br />
" bezielde en onbezielde. Gy zyt de<br />
• wyze Leeraar van allen , waardig aangebeden<br />
te worden. — Daar is niemanc<br />
gelyk Gy; waar dan, in de drie We<br />
„ relden, is 'er één boven U? — Waar<br />
„ om ik nederkniel, en, met myn lichaan I<br />
„ op den grond uitgeftrekt, uwe Genad<<br />
„ affmeek, Heere! Aanbiddenswaardig: wan<br />
„ gy zult met my handelen als een Vadei<br />
„ met zyn Zoon, als een Vriend met zyt l<br />
„ Vriend, als een Minnaar met zyne Be<br />
Ff 5 „min
AAN<br />
HANG-<br />
ZEL.<br />
458 O N D E R Z O E K<br />
,, minde (V). " — Eene befchryving van<br />
hec Opperweezen wordt opgegeeven in een<br />
der Heilige Roeken van de Hindoos, waai?<br />
. uic blykt, welke de algemeene Begrippen<br />
der geleerde Brahminen waren , wegens<br />
de Godlyke Natuur en Volmaaktheden.<br />
„ Naardemaal GOD Onftoflyk is , is hy<br />
„ boven alle Bevatting, dewyl hy Onzigt-<br />
, baar is, kan hy geene gedaante hebben;<br />
„ maar uic hec geen wy befchouwen van<br />
„ zyne Werken, mogen wy befluiten, dar,<br />
„ Hy Eeuwig , Almagtig, Alweetend -en<br />
„ Overaltegenwoordig is (o)."<br />
Aan Menfchen, bekwaam om zodanige<br />
begrippen van de Godheid te vormen,<br />
moet de Openbaare Eerdienst in de Pagodas<br />
niet anders voorgekomen zyn dan<br />
een Afgodisch Eerbewys coegebragc aan<br />
Beelden, door eene bygeloovige vermenigvuldiging<br />
van beuzelagtige, of zedelooze ,<br />
Plegtigheden. Zy moeten gezien hebben,<br />
dac de Menfchen, alieen door Heiligheid<br />
des Harren, en Zuiverheid van Zeden, konden<br />
hoopen de goedkeuring weg te draagen<br />
van een Weezen, volmaakc in Goedheid.<br />
Deeze waarheid trage VEI AS in ce<br />
fcherpen in de Mahabarat; doch mee de<br />
omzigtige behoedzaamheid en kundige<br />
voorzo-gen, eigen aan een Brahmin, die<br />
het zorgvuldig vermydc zynen Landsgenooten<br />
ergernis te geeven, of den invloed van<br />
zyn eigen Orde ce verminderen, Zyne<br />
denkf»<br />
Baghvat Geeta, p. 94, 95.<br />
(«j Dow's D.sfertatian, p. XL,,
WEGENS OUD ï ND IE. 459<br />
denkbeelden over de wyze, om de Godheid<br />
te dienen, worden treffend ontvouwd<br />
op veele plaatzen in het Dichtftuk, waar<br />
toe ik, om de aanhaalingen niet te vermenigvuldigen,<br />
den Leezer wyze f »<br />
Wanneer wy ons voor den geest brengen<br />
, hoe traaglyk 's Menfchen Ziel zich<br />
opent voor afgetrokkene denkbeelden, en<br />
hoe moeilyk het valle (volgens eene waarneeming<br />
in de meermaals aangecoogene<br />
Mahabarat) voor lichaamlyke weezens een<br />
onzigtbaar pad te bewandelen, is het blykbaar,<br />
dat de Hindoos tot een hoogen trap<br />
van Befchaafdheid moeten opgeklommen<br />
geweest zyn , eer hunne gevoelens zo verre<br />
verheven werden boven de Volks Bygeloovigheid<br />
huns Lands. — De onderfcheide<br />
Staaten van Griekenland hadden langen tyd<br />
beftaan , en groote vordering in Befchaaving<br />
gemaakt, eer men de dwaalingen van<br />
valfchen Godsdienst begon te ontdekken.<br />
Het was niet vóór den leeftyd van «o»<br />
CRATES, en in de Schooien der Wysbegeerte<br />
door diens Leerlingen geopend, dat<br />
beginzels, aangekant tegen de Hellingen<br />
van 't Volks Bygeloof, veel velds wonnen.<br />
Een langer tydsverloop verltreek 'er, eer.<br />
de Romeinen, een Volk uit Krygshelden en<br />
Staatslieden beftaande, verlicht werden dooi<br />
Weetenfchap , of het waagen durfden een<br />
vry <strong>onderzoek</strong> te doen, ten opzigte var<br />
de Voorwerpen of Plegtigheden van ttei<br />
Eerdienst, gewettigd door hunne Voor<br />
va.<br />
Q) Baghvct-Geeta, p, 55- 75- 97* "?»<br />
AAN-<br />
HAtvG-<br />
i<br />
ZEL.
AAN-<br />
HANG-<br />
ZEL.<br />
46© O N D E R Z O E K<br />
vaderen. Maar, in Indie, waren de gelukkige<br />
uitwerkzels van vordering in Weetenfchap<br />
veel vroeger zigtbaar. Zonder de<br />
wilde berekeningen der Indiaanfche Tydrekenkunde<br />
aan te neemen, volgens welke<br />
è&Mahabarat, meer dan vier duizend Jaaren<br />
geleeden, werd opgelleld, moeten wy<br />
toeltaan, dat dit Dichtiïuk een Werk van<br />
hooge Oudheid is, als mede dat de Schryver<br />
van 't zelve toont eene kennis" te bezitten<br />
van beginzelen der Godgeleerdheid,<br />
der Zedekunde, en der Bovennatuurkunde,<br />
veel regtmaatiger en redelyker, dan op dac<br />
Tydperk fcheenen begreepen te worden<br />
door eenig Volk, waar van de Gefchiedenis<br />
melding maakt.<br />
Maar zo onbekwaam zyn de beperkte<br />
vermogens van 's Menfchen Geest, om zich<br />
een evenmaatig denkbeeld van de Volmaaktheden<br />
en Werkzaamheden des Allerhoogiten<br />
te vormen , dat wy , in alle de<br />
befpiegelende Stelzels , deswegens, van<br />
de uitmuntendfte Wysgeeren by de meest<br />
verlichte Volken , een bedroevenswaardig<br />
mengzel vinden van onkunde en dwaaling.<br />
Van deeze waren de Brahmins niet meer<br />
vry, dan de Wyzen van andere Landen.<br />
Naardemaal zy beweerden, dac het Stelzel<br />
der Natuur niet alleen oorfpronglyk in orde<br />
gefchikt was door de Magt en Wysheid<br />
van GOD; maar dat elke gebeurtenis, die<br />
voorviel, te wege gebragt wierd door GODS<br />
onmiddelyke cusfchenkomsc, en zy niet<br />
konden begrypen, hoe een Weezen kon werken<br />
op eenige plaats, of het moest daar<br />
te-
WEGENS OUD INDIE. 461<br />
tegenwoordig zyn, fielden zy vast dat de<br />
Godheid een leevenmaakend Beginzel was<br />
door de geheele Schepping verfpreid, eene<br />
algemeene Ziel, die elk gedeelte daarvan<br />
vervulde<br />
Elke verftandige Natuur , inzonderheid<br />
de Zielen der Menfchen, begreepen zy,<br />
deelen te weezen afgefcheiden van dien<br />
grooten Geest (Y) ; met welken zy, naa<br />
haare beftemming op aarde vervuld, en<br />
eene genoegzaame maate van zuiverheid<br />
verkreegen te hebben , weder zouden vereenigd<br />
worden. Om de vlekken , welke<br />
eene° Ziel, geduurende haar verblyf op aarde,<br />
kreeg, door het botvieren aan dierlyke<br />
en bedorvene lusten, uit te wisfchen,<br />
moest dezelve, naar hun begrip , een lange<br />
reeks van verhuizingen ondergaan ,<br />
door de Lichaamen van onderfcheide Dieren,<br />
tot zy, door 't geen ze leedt en leerde,<br />
in de onderfcheide gedaanten van beftaan,<br />
zo geheel bevryd ware van alle befmetting,<br />
dat zy gefchiktheid bezat om<br />
verzwolgen te worden in het Godlyk Weezen<br />
, gelyk een drup , wederkeerende in dien<br />
onbegrensden Oceaan, waar uit zy oor<br />
fpronglyk voortkwam (J).<br />
Deeze Leerfteljingen der Brahminen,<br />
we-<br />
Qq) Baghvat-Geeta, p. 65. 78. 85. B ER NIER<br />
Tom. II. p. 163.<br />
(r) Dow's Disfertation, p. XLIII.<br />
O) Voyages & SONNERAT, Vol. I. P- !9 2<br />
« 2 0 0<br />
Baghvat-Geeta , p. 39- »5«<br />
XLIII.<br />
Dow s Dtsjtrt. p<br />
AAN-<br />
HANG-<br />
ZEL.
46*2 O N D E R Z O E K<br />
AAN- wegens de Godheid, als de Ziel die door'<br />
HANG- de geheele Natuur beftaat, werkzaamheid<br />
ZEL. en kragt verleenende aan elk gedeelte van<br />
dezelve , zo wel als de eindeiyke Wedervereeniglng<br />
van alle verftandige Weezens<br />
met den eerllen Oorfprong, ftemmen volmaakt<br />
overeen met de Begrippen der Stoicynfche<br />
School. En 't is opmerkenswaardig,<br />
dat wy, na het waarneemen van zulk<br />
eene groote gelykvormigheid in de verhevenfie<br />
gevoelens hunner Zedeleere, desgelyks<br />
zulk eene overeenkomst ontdekken in<br />
de dwaalingen hunner Godgeleerde Befpie.»<br />
geliagen (/><br />
's Menie hen Geest, nogthans, als zy een<br />
hooger geleide derft, loopt gevaar, om in<br />
een dwaaling, het gedrag betrelfende , ten<br />
©p«gte van den Godsdienst, te vervallen,<br />
welke van een veel erger natuur is. Wanneer<br />
de Wysgeeren , door hunne vorderingen<br />
in Weetenfchap , begonnen zulke<br />
fechtmaarige denkbeelden te vormen, van de<br />
Natuur en de Volmaaktheden des AUerhooglten,als<br />
hun overtuigden dat hetVolksftelzel<br />
van Bygeloof niet alleen ongerymd^<br />
maar Godloos , was, begreepen zy ten vollen<br />
al het gevaar, 'c welk m gt ontftaan<br />
Dit het door hun ontdekte mede te deelen<br />
aan het Volk, onbekwaam om de kragt te<br />
vatten der redenen die hun bewoogen hadtien<br />
, en zo yverig gehegt aan de vastgeftel-<br />
(t) L i p s 11, Phyfiol. Stoicor. Lib. I. Disfirt. VUL-<br />
XXI. SENECA, ANTPNINUS, EP.ICTETÜS, Oj?<br />
veelvuldige plaatsen.
WEGENS OUD INDIE. 463<br />
Helde begrippen, dat het zich zou aankanten<br />
tegen alle pooging om derzelver valsehheid<br />
aan den dag te brengen.<br />
In ftede, derhal ven, van te gedoogen dat<br />
eenige ftraal van die kennis, welke hun eigene<br />
ziel verlichtte, hun bereikte, vorm<br />
AAN<br />
HANG-<br />
ZEL.<br />
464 ONDERZOEK<br />
ven. „ Wat verwonderlyk is in de Fabel*<br />
„ leer, " fchryft hy , „ wordt zomtyds<br />
„ gebruikt om te behaagen , en zomtyds<br />
„ om fchrik in te boezemen, en dit beide<br />
„, komt te ftade niet alleen by Kinderent<br />
„ maar ook by Lieden van rype jaaren.<br />
„ Den Kinderen houden wy de behaaglyke<br />
„ Verdichtzels voor om hun aan te fpoo-<br />
„ ren tot weldoen, en de verfchriklyke om<br />
hun van het kwaade af te trekken. In<br />
„ deezer voege, wanneer de Menfchen in<br />
„ Maatfchappy met elkander leeven, wor-<br />
„ den zy opgewekt om te beftaan 't geen<br />
loflyk is, als zy hooren hoe de Dichters<br />
„ de fchitterende heldendaaden der Fabelhistorie<br />
uitmeeten , als de verrigtingen<br />
'„ van HERCULES en THESEUS, ter be-<br />
„ looning van welke zy thans als Goden<br />
^ geëerd worden, of door het befchouwen<br />
„ hunner daaden in beeldhouw- of fchilderwerk.<br />
— Aan den anderen kant, worden<br />
„ zy van het kwaade afgefchrikt,wanneer<br />
„ deScraffen,door de Goden denBoosdoen-<br />
,. deren aangedaan, opgehaald, en de be-<br />
„ dreigingen tegen hun uitgedonderd wor-<br />
„ den in ontzettende woorden, of vertoond<br />
„ in fchroomverwekkende afbeeldingen, en<br />
„ wanneer de Menfchen gelooven , dat<br />
deeze bedreigingen weezenlyk volvoerd<br />
zyn aan de Straffchuldigen. — Want het<br />
„ is onmoogelyk Vrouwen . en het gros des<br />
„ Volks, te beftuuren, hun heilig, God-<br />
„ vrugcig en opregt, te maaken, door de<br />
„ vnorfchriften van Rede en Wysbegeerte;<br />
„ men moet Bygeloof, of de Vrees voor de<br />
Go-
WEGENS OUD INDIE. 465<br />
„ Goden, te hulp roepen, en de invloed<br />
„ daar van is gegrond op vercierzelen en<br />
„ Wondertekenen. Want de Donder van<br />
„ JUPITER, het Schild van MINERVA,<br />
„ de Drietand van NEPTUNUS, de ïoort-<br />
„ zen en Slangen der Furiën, de Speeren<br />
„ der Goden, met klimop bekransd, en de'<br />
„ geheele oude Godenleer, is niets anders<br />
„ dan Fabelen , welke de Wetgeevers ,<br />
„ die de Staaten oprigtten, gebruikten als<br />
„ Bullebakken, om de bygeloovigen en een»<br />
„ voudigen fchrik aan te jaagen («).<br />
Deeze denkbeelden der Wysgeeren , in<br />
Europa, waren volmaakt dezelfde, met die<br />
de Brahminen in Indie omhelsd hadden,<br />
en volgens welke zy hun gedrag regelden ,<br />
ten opzigte van het Gros des Volks. Naardemaal<br />
hunne Orde het uitfluitend regt<br />
bezat om de Heilige Boeken te leezen, de<br />
Weetenfchappen te beoefenen , en te onderwyzen,<br />
konden zy, op het kragtdaadigst,<br />
allen, die geen Leden van hunne Orde<br />
waren, beletten, om eenige de minde onderrigting<br />
te krygen buiten 't geen zy hun<br />
wilden mededeelen. ,<br />
Wanneer de vrye omloop van kundigheden<br />
niet begrensd wordt door dusdanige<br />
bepaalingen, trekt de geheele Maatfchappy<br />
voordeel van elke nieuwe aanwinst<br />
in Weetenfchap , de invloed van welke ,<br />
zo op 't verftand als op het gedrag, zich<br />
ongevoelig van weinigen tot veelen uitbreidt,<br />
(«) STRABO, Lib. I. p. 36. B.<br />
Gg<br />
AAN-<br />
HANG-<br />
ZEL.
AAN<br />
HANG<br />
SEL.<br />
466 O N D E R Z O E K<br />
breide, en van geleerden op ongeleerden overgaat.<br />
Doch, waar de heerfchappy van valfchen<br />
Godsdienst volkomen gevestigd is,<br />
wint het gros des Volks niets by de grootfte<br />
vorderingen in kennisfe. Hunne Wysgeeren<br />
bedekken voor hun, met de zorgvuldigfte<br />
behoedzaamheid, de Waarheden,<br />
welke zy ontdekt hebben, en doen hun<br />
best om het gebouw des Bygeloofs, welks<br />
omverwerping hun pligt van hun vorderde,<br />
te óndérfchraagen. Zy leggen niet alleen<br />
anderen op , om de Godsdienstplegtigheden,<br />
door de Wetten huns Lands voorgefchreeven,<br />
te volbrengen; maar fchikken 'er zich<br />
naar in hun eigen bedryf, en buigen zich,<br />
met alle uitwendige tekenen van Eerbied<br />
en Godvrugtigheid , neder voor de Altaaren<br />
van Godheden, die de voorwerpen hunner<br />
innerlykfte veragting behoorden te weezen»<br />
In ftede van te gelyken op de Leeraaren<br />
van den waaren Godsdienst, in den goeddaadigen<br />
yver met welken zy altoos aan<br />
hunnen Naasten de kennis medèdeelden<br />
van die gewigtige Waarheden , die hunne<br />
eigene Zielen beftraalden en gelukkig maakten,<br />
fmeedden de Wyzen van Griekenland',<br />
en de Brahminen van Indie, een plan van<br />
bedrog, 't welk zy met de daad volvoerden ,<br />
ën, volgens de klemmende uitdrukking van<br />
een heilig Schryver, ,, hielden zy de Waarheid<br />
in ongeregtigheid te onder (V). " Zy<br />
kenden en keurden goed wat Waarheid<br />
(V) PAULUS, Rtm. h iS.<br />
was;
WEGENS O U D INDIE. 467<br />
was; maar beyverden zich om de Valschheid<br />
by de rest des Menschdoms te onderfchraagen,<br />
en te doen volduuren.<br />
In deezer voege, heb ik alle de byzonderheden<br />
doorloopen , welke ik my, by den<br />
aanvange, voorllelde te <strong>onderzoek</strong>en , en<br />
heb getragt den ftaat der Inwoonderen van 1<br />
Indie, met betrekking tot alle, te ontdekken.<br />
Indien ik niets anders beoogd had,<br />
dan om eene befchryving te geeven van het<br />
Burgerlyk Beftuur, van de Kunften en Weetenfchappen<br />
, en van de Godsdienftige Inftellingen,<br />
van een der oudfte en talrykfte<br />
Geflachten onder de Kinderen der Menfchen,<br />
dit alleen zou my opgeleid hebben<br />
toe naafpeuringen en ontvouwingen, beide<br />
weetenswaardig en leerzaam. Ik beken ,<br />
nogthans, dat ik, doorgaande, een belangryker<br />
en gewigtiger onderwerp in 't oog<br />
gehad heb , en fchep hoope , dat, indien<br />
het berigt, door my gegeeven van de vroegtydige<br />
en verre gevorderde Befchaafdheid<br />
van Indie , en van de verbaazende voortgangen<br />
der Inwoonderen deezes Lands in<br />
fraaije Kunften en nutte Weetenfchappen,<br />
aangenoomen zal worden als juist en welgegrond<br />
, zulks eenigen invloed zal hebben<br />
op het gedrag der Europeaanen, omtrent<br />
dat Volk.<br />
Ongelukkig voor hetMenschlyk Geftachr^<br />
•hebben de Europeaanen in alle Wereldoorden,<br />
waar zy Heerfchappy kreegen, de<br />
Inwoonders niet alleen aangetroffen in een<br />
ftaat van Maatfchappy en Vordering, verre<br />
beneden hun eigenen; maar ook van eene<br />
Gg z 'ver-<br />
AAN-<br />
H^NG-<br />
ZEL.
AAN-<br />
HANG-<br />
ZEL.<br />
468 O N D E R Z O E K<br />
verfchillende Kleur, en eene andere Leevenswyze.<br />
De Menfchen zyn, op elke hoogte<br />
van de loopbaane, waarin zy zich geplaatst<br />
• vinden, zo voldaan over de vordering, gemaakt<br />
door de Maatfchappy van welke zy<br />
Leden zyn, dat zy gereedlyk deeze voor den<br />
maatftok van volmaaktheid neemen , en zeer<br />
gereed, alle Volken, wier ftaat daar aan niet<br />
gelyk is, met verfmaading, en zelfs met afkeer,<br />
aanzien.<br />
In Africa en America ftraalt deeze ongelykheid<br />
zoo zeer in 't ooge, dat de Europeaanen<br />
,in den trots hunner meerderheid,<br />
zich geregtigd oordeelden, om de Inwoon*<br />
ders van het eerstgemelde Werelddeel tot<br />
Slaaverry te doemen, en die van het laatstgenoemde<br />
uit te rooijen. Zelfs in Indie,<br />
fchoon de Inboorelingen zeer veel verder<br />
in Befchaafdheid gevorderd waren, dan die<br />
der twee andere Werelddeelen , bevestigde<br />
de kleur der Inwoonderen, hun verwyfd<br />
Voorkomen , hun weinig oorlogzugtige<br />
Geestgefteltenisfe, de buitenfpoorigheid<br />
hunner Godsdienftige Inftellingen en Plegtigheden,<br />
en veele andere omftandigheden,<br />
de Europeaanen dermaate in hun begrip<br />
van uirtnuntenheid boven hun , dat zy de<br />
Indiaanen altoos befchouwden en behandelden<br />
als een laager foort van Menfchen<br />
(w).<br />
Ge-<br />
(yi) De meermaals aangetoogene Schryver van de<br />
Sketches geeft ons een treffende Proeve van de fchriklyke<br />
Uitwerkzelen der Aüatifche Dwinglandy en Eurepeaanfche<br />
Schraapzugt, als hy den ftaat des gemeends
WEGENS OUD INDIE. 469<br />
Gelukkig zou het weezen, indien een<br />
der vier Europifche Volken, die agtereenvolgend<br />
een uitgeftrekt Grondgebied en<br />
groote Magt in Indie verkreegen, de blaam<br />
van dus gehandeld te hebben van zich konde<br />
weeren. Niets, egter, kan regtftreekfcher<br />
of kragtdaadiger ftrekken, om de Europeaanen,<br />
trocs op hunne eigene meerdere<br />
vorderingen in Staatkunde, Kunften en Weetenfchappen<br />
, met gepaste gevoelens omtrent<br />
het Volk in Indie te vervullen, en hun te<br />
leeren naar behooren agt te flaan op hunne<br />
Natuurlyke Regten als Menfchen, dan door<br />
zich te gewennen, niet alleen de Hindoos<br />
van den tegenwoordigen tyd aan te merken<br />
als een kundig en vernuftig foort van Menfchen<br />
; maar ook als de Afftammelingen<br />
van Voorouders, die gröote fchreden in<br />
de<br />
-nen Volks in Indie afmaalt. „ De Rints, of de Landbouwers,<br />
worden thans in veele Landen in een ftaat<br />
P, van de uiterfte armoede en elende gehouden; eene<br />
„ bedroevende bedenking, als wy in aanmerking neè-<br />
„ men, dat van hunnen arbeid alles, wat wy genieten,<br />
„ afhangt. Ik heb, op myne Reis, door behulp van,<br />
„ een Tolk, gefprooken met eenigen, die de hette van<br />
„ de fchroeiende middagzon ontwecken in een Tope,<br />
„ of Bosch, waar ik ftil hield. Zy gaven my een<br />
„ verüag van hunnen arbeid en ongelukken; een hunner,<br />
de gebaaren maakende , zo eigen aan de In-<br />
„ diaar.-en, en dikwyls zo veel beduidende, toonde<br />
„ my zyne voeten gansch vol blaaren, door nu in 'c<br />
„ water te liaan, dan den verfchroeiden grond te be-<br />
„ treeden, en, wyzende op eenige flegte Ryst en Peper,<br />
zeide hy: Dit is alles wat wy daar voor kry-<br />
.„ gen ! He; fmert my 'er te moeten by voegen , hoe ik<br />
„ vrees, dat dit vertoon, en die taal, eene maar al<br />
„ te getrouwe afbeelding is van eenige millioenen,<br />
^ die met hem in dit deeriyk lot deelen." VERT,<br />
Gg 3<br />
AAN<br />
HANG-<br />
ZEL.
AAN<br />
HANG-<br />
ZEL.<br />
47o ONDERZOEK WEGENS O. L<br />
de Befchaafdheid gevorderd waren, veele<br />
Eeuwen, vóór dat, in eenig gedeelte van<br />
Europa, daar toe den minffen ftap gedaan<br />
- was.<br />
Het was door een onpartydig en opregt<br />
<strong>onderzoek</strong> naa hunne Zeden, dat de Keizer<br />
AKBER opgeleid wierd om de Hindoos aan<br />
te merken als niet min geregtigd tot befcher*ming<br />
en gunfte dan zyne andere Onderdaanen<br />
, en hun te beftuuren met zo veel billyk*<br />
heids en goedheids, dat hy, van een dankbaar<br />
Volk, den Eernaam verwierf van den<br />
Befcherm-Engel des Menschdoms! Het was<br />
door eene volkomene kennis van hun character<br />
en bekwaamheden , dat de Vizier<br />
diens Keizers, ABUL FAZEL, met eene<br />
onbekrompenheid van ziel, onvoorbeeldlyk<br />
onder de Mahomedaanen , een verheven<br />
loffpraak uitboezemt over de Deugden<br />
der Hindoos, en als byzondere Perfoonen<br />
en als Leden der Maatfchappye , en met<br />
roem gewaagt van hunne vorderingen in<br />
allerlei Kunften en Weetenfchappen (V).<br />
Indien ik my zeiven mogt ftreelen met de<br />
hoope, dat de Befchryving, door my gegeeven,<br />
van de Zeden en Inrigtingen des Volks<br />
van Indie, iets in 't minfte kon toebrengen,<br />
en met een van verre komenden invloed<br />
werken, om hun Character meer eerwaardig<br />
, en hun Lot gelukkiger, te maaken, zal<br />
ik myn Letterarbeid befluiten , met de voldoening<br />
verfchaffende bedenking , dat ik<br />
«iet te vergeefsch geleefd, of gefchreeven,<br />
heb.<br />
C*0 A^een Miers > Vol» III, p, s. Si. 95-<br />
BLAD-
B L A D V Y Z E R<br />
D E R<br />
VOORNAAMSTE VOORNAAMS ZAAKEN.<br />
A.<br />
J4ardryhkunde, (Vorde.<br />
ringen der Ouden in de)<br />
en het vervaardigen van<br />
Kaarten , 14a, enz. hoezy<br />
de Lengte en Breedte<br />
der Plaatzen bepaalden,<br />
144; gebrekkigheid hunner<br />
Werktuigen, 145.<br />
AGATIÏODEMON , vervaardigt<br />
Kaarten tot de Aardrykskunde<br />
Van PTOLEMEpS ,<br />
119.<br />
AKBER. DE VI, loflyke inrigtingen<br />
van dien Vorst,<br />
355; zyn billyk en zagt<br />
Ryksbeftuur, 356.<br />
ALBUQUERQUE,CAt.PHONSE)<br />
wat hy ten diende des<br />
Portugeefchen Iiandels,als<br />
Krygsman, verrigt hebbej<br />
249.<br />
ALEXANDER DE GROOTE ,<br />
Grootheid en uitgeftrektheid<br />
van zyne Plans, 21;<br />
begrypt de voordeden van<br />
Zeevaard en Koophandel;<br />
ftigt Alexandrie, 22; zoekt<br />
den Indifchen handel in<br />
handen te krygen , ald.<br />
leert op zyne Krygstogtsa<br />
veele zaaken, Indie<br />
Gg<br />
betreffende , 23; langs<br />
welken weg hy in Indie<br />
kwam, 24; hoe hy voortrukte<br />
, en verfcheide Landen<br />
doortrok,25; moet,<br />
otn deongewilligheidzyns<br />
Krygsvolks , het verder<br />
inrukken ftaaken , 26 ;<br />
hoe verre hy in Indie<br />
kwam , 28 ; welke kundigheden<br />
hy daaropdeedt,<br />
29 ; vaart den Indus af<br />
na den Oceaan, 30; Opheldering<br />
over de mogelykheid<br />
van de talrykheid<br />
zyner Vloot onder NEAU-<br />
CHUS, 31; hoeveel hy op<br />
deezen Tocht van mdie<br />
leerde kennen, 324 zyne<br />
verbaasdheid aan den<br />
mond van den Indus over<br />
de Getyen, 36; ontfluit'<br />
de deur der kennisfe van<br />
Indie, 38; welk gedeelte<br />
van Indie wy door zyn<br />
Tocht keren kennen,41;<br />
zyn Plan omtrent Indie, en<br />
de welgepastheid zyner<br />
maatregelen ter volvoering,<br />
42, enz. hoe hy zyne<br />
Griekfche en Afiatifche<br />
Onderdaanen zogt te vereeuigen,43j<br />
Steden door<br />
4 heas
B L A D W Y Z E R,<br />
hem gebouwd totGemeen- daar, door de Europeaanen,<br />
fchap,46; of by in Indie • aangelegd, 304;verfchaft<br />
twee dan drie Steden ge- veel werks aan de Euroftigt<br />
hebbe ; Standplaatpeaanen , 305.<br />
fen ten Handel gefchikt, ANTIOCHUS DE GROOTE, zyn<br />
door hem gekoozen, 48 ; Inval in Indie heeft wei<br />
Gronden,die hem op een nig zekerheids, 64.<br />
elukkigen uitflag deeden ANTONIUS, (MARCUS) zendt<br />
Goopen, 50 ; zyne Op een Gezantfchap aan den<br />
volgers koozen ook de Chinetfchen Keizer, 134.<br />
beste plaatzen tot de Ste Antwerpen, wordt een Meden<br />
, en verfterkte Posten, dedinger van Brugge, 232.<br />
uit, 51; wat hy zich van D'ANVILLE'S en GOSSELIN 'S<br />
een tweeden Tocht mogt onderfcheide gedagten 0-<br />
belooven, ald, hoe 't ging ver veele Plaatzen in In<br />
onder zyne Opvolgers, 54. die, 128.<br />
'/tlexandria,&oov ALEXANDER Arabieren, over hun Spece-'<br />
DEN GROOTEN gefticht , ryhandel, 99; door MA-<br />
22; bloeit onder PTOLE HOMED met een nieuwe<br />
MEUS , den Zoon van geestdrift bezield , 166;<br />
LAGUS, 68; wat PTOLE hebben oudtyds geene<br />
MEUS PHILADELPHUS, tOt kennis gehad van liet<br />
verbetering van den Koop . Kompas; waren niet verre<br />
handel , doet, 69; waarom in de Zeevaard gevorderd,<br />
I men daar geen anderen 172, I74;krygen verdere<br />
weg tot den Indifclien kennis van Indie, 173;.<br />
Handel gezogt hebbe, wat zy des vermelden ,<br />
•276.<br />
177 ; wat zy ophaalen<br />
jflmalfi, zoekt den Indiaan- van een Ryk aan de Mafchen<br />
Handel, 186,192. labarfche Kust, 178.<br />
dmerica , door AiusTOTELES,zyne bekron^<br />
COLUMBLJS<br />
ontdekt, 240; welk eene<br />
pe denkbeelden ovër de<br />
aandoening die ontdek<br />
gelykheid der Menfchen,<br />
king eerst te wege bragt,<br />
44; wat hy over den Koophandel<br />
oordeelde, 96,<br />
244; welk een invloed<br />
ARRIANUS, welk licht zyn<br />
; dezelve hadt op het Han-<br />
Werk, de Omvaaring der<br />
delverband der onder<br />
Erythrcefche Zee, verfcheide<br />
Were ld deelen ,<br />
fchaft, 107, enz. waarde<br />
295; verfchaft Goud en<br />
zyns Werks, 143.,<br />
1 Zilver in ruimen overvloed,<br />
297 ; vastigheden<br />
Au*
B L A D W Y Z E R .<br />
AUGUSTUS, brengt Egypte<br />
onder de Heerfchappy der<br />
Rominèni hoe hoog hy<br />
Egypte fchatte, en waarom,<br />
83.<br />
B.<br />
TDactria (Berigten wegers<br />
het Koningryk), r<br />
PHILADELPHUS gebouwd ,<br />
69 ; word de Stapelplaats<br />
des Indifchen Handels,<br />
ald. verandering in de<br />
vaart daar door te wege<br />
gebragt,70; dezelfdeStad<br />
niet met Cos fier ,72; hoe<br />
de Handel op Indie daar<br />
65 i<br />
trotsheid der Koningen,<br />
66; hoe lang 't zelve gegevoerd<br />
, 72; onzekerheid<br />
omtrent de Havens door<br />
hun bezogt, 73 , 74.<br />
Haan hebbe , ald. met Beroepen , (Onderfcheide}<br />
het verlies daar van nam vonden reeds vroeg in<br />
de heerfchappy der Grie Indie plaats , 319 ; de<br />
ken in Indie een einde, Leden van ieder Cast bly<br />
ald.<br />
ven hetzelfde Beroep, of<br />
Baghvat-Geeta, een Dichtftuk<br />
, ingerigt om de Leer<br />
van Gods eenheid vast te<br />
fttllen, 456.<br />
Bediyf, hunner Voorvaderen<br />
aankleeven, 327; Aanmerkingen<br />
over deeze<br />
fchikking , 328.<br />
Bank, (De eerfte) in Venetië Bore, (Opheldering van een<br />
opgericht, 236.<br />
Watergety in Indie") ge-<br />
Bankhouden, eerst te Florence béeten, 36.<br />
ingevoerd, 210. Bouwkunst, hoedanig in Oud<br />
Bar ace , eene Stapelplaats, •Indie, 365,<br />
waar gelegen, 94. Bovennatuur kin 1 de, hoedanig<br />
Barygaza, een oude Koop- by de oude Indiaanen ,<br />
markt in Indie, 108; 407.<br />
Waaren daar vertierd , Brahminen, maaken,onder de<br />
109.<br />
Indiaanen , den eerden<br />
Basjora, geftigt, 168. Rang uit, 322; hun meer<br />
Beeldhouwkunde-, zeer vroeg derheid boven de Monar<br />
in Indie, 368.<br />
chen , 338;hunne levens-<br />
Benares, is het Athene van Inwyze in de Pagodas, 376;<br />
die geweest,429; van het baten zich beweegen om<br />
Obfervatorium aldaar.432. den Europeaanen de Sans<br />
Beygale, (Over den Landeikreetfche taal te keren,<br />
3B5.<br />
gendom in) 345; hoe Keizer<br />
AKBER daar de inkomften<br />
regelde, 347.<br />
Berenice, door PTOLEMEUS<br />
— • wat zy van dg<br />
Ziel gelooven, 406; vart<br />
hunne Reden- en Boven.<br />
'S 5 »a-
B L A D W Y Z E R .<br />
natuur-kunde, 407; van<br />
hunne Zedekunde, 409;<br />
Bedienaars van den Godsdienst,<br />
434; ten wellustige<br />
11 einde voedeti zy<br />
jonge Dogters op, 446;<br />
hoe zy de vordering in<br />
Godsdienstkennis beperken,<br />
449; hun Geloof ia<br />
den éénen GOD, 454;dit<br />
is reeds zeer oud, 450; verhevenheid<br />
boven Volksgevoelens<br />
, 459. Bekrompenheid<br />
hunner Begrippen<br />
ten opzigte van Gods<br />
Eigenfchappen, 460.<br />
Breedte, der Plaatzen; hoe de<br />
Ouden dezelve bepaalden,<br />
144; maate van naauwkeurigheid<br />
daarin, 148.<br />
Brugge, (Handelder Venetiaanen<br />
op) 217; hoe zeer<br />
daar door verrykt, 231;<br />
JOHANNA VAN NAVAütlE<br />
benyJt der Burgeren wel»<br />
vaard , ald.<br />
Bygeloof, hoe gebooren en<br />
opgekweekt, 438 ; hoe<br />
noodig door STRABO gekeurd,<br />
464.<br />
C.<br />
affa, door de Genueezen<br />
C tot een Handelitad gemaakt<br />
, 205.<br />
Cairo,(Dereis der Caravane<br />
uit) van daar befchreeven,<br />
264.<br />
Canoge , volkrykheid dier<br />
Stad, 171.<br />
Caravanen , eene verbeterde<br />
wyze van Koophandel,<br />
4; groote,die na<br />
Mekka trekken, welk een<br />
Handel dezelve dryven,<br />
258 ; andere , die deezen<br />
fterk voortzetten, 260; de<br />
Reize van die uit Cairo en<br />
Damascus vertrekt , befchreeven,<br />
264.<br />
Caravanferas, in deWoestyn<br />
van Thebais gebouwd ,73.<br />
Casten. Zie Rangen.<br />
Ceylon, beantwoordt beter ,<br />
dan Sumatra, aan de befchryving<br />
der Ouden van<br />
Taprobane, 141.<br />
Chandalas, of Verwerpelingen<br />
uit huu oorfpronglyke<br />
Cast; deerlyke weiland<br />
derzelven, 323.<br />
CHARDIN, zyn berigt wegens<br />
de Zeeyaart der Arabie*<br />
ren , 175.<br />
Chillambrum, eene Pagoda<br />
aldaar befchreeven, 374.<br />
China, langen tyd het Land<br />
waar men alleen Zyde<br />
maakte , 105 ; fverkeerd<br />
gevoelen, dat dit Land<br />
den Ouden bekend zou<br />
geweest, en door hun<br />
bevaaren zyn , ontftaari<br />
uit de gelykklankigheid<br />
van den naam Since, 132;<br />
MARCUS ANTONIUS zendt<br />
een Gezantfchap derwaards,<br />
134 ; twee Monniken<br />
ontdekken daar de<br />
Zydeteelt, en brengen de<br />
Zydewormen na Europa.<br />
over»
B L A D W Y Z E R .<br />
©ver, 162; het Kompas,<br />
daar oudtyds niet bekend,<br />
172, 174; de Arabieren<br />
d e<br />
komen aldaar , 173 5 .<br />
Mahomedaanen zetten zich<br />
daar neder-, ald. het Chris<br />
tendom en de Leer van<br />
MAHOMED daar voortgeplant,<br />
179; MARCO POLO<br />
bezoekt dit Gewest, en<br />
andere, in 't Oosten , 219;<br />
Verflag van den Handel<br />
tusfehen Rusland en China,<br />
269.<br />
Choultries, of Huizen, voor<br />
de Reizigers in Indie ,352.<br />
Christendom ,in Indie voortgeplant,<br />
179; oorzaaken<br />
van den traagen opgang,<br />
180.<br />
ICOLUBIBUS, onderflaat een<br />
nieuwen weg na 't Oosten<br />
te vinden , en ontdekt<br />
America, 240; welk een<br />
invloed die ontdekking<br />
hadt op het Handelverband<br />
der onderfcheide<br />
Werelddeelen, 295.<br />
Conjlantinopole , langs welke<br />
wegen met de goederen<br />
van het Oosten voorzien,<br />
183; door de Venetiaanen<br />
ingenoomen , 200 ; door<br />
MAHOMED DEN II Vernieesterd,<br />
224; SOLYMAN<br />
de Doorlugtige zoekt die<br />
Stad tot een Stapelplaats<br />
des Indifchen Handels te<br />
maaken, 309. ,<br />
COSMAS, Indicopleustes by<br />
genaamd; zyn vreemd begrip<br />
wegens de gedaante<br />
des Aardkloots, 157; v/elk<br />
een kennis hy gehad hebbe<br />
van de Westkust van Indie,<br />
if8.<br />
Cosfier, dezelfde Stad niet<br />
als Berenice, 72.<br />
Cous, verandert van een klein<br />
Dorp in eene Stad, 71,<br />
Cyfer letters, van Indifchen<br />
oorfpronge, 413.<br />
D.<br />
T"\ama;tr!ir,deReis der Caravane<br />
vau daar befchreeven,<br />
264.<br />
DANDULO, (ANDREAS) geeft<br />
fchaarfche berigten van<br />
den Handel der Venetiaanen<br />
, 188.<br />
DARIUS HYSTASPES, zoekt<br />
kennis van Indie te verkrygen,<br />
19 i SCYLAX , door<br />
hem als Scheepsvoogd<br />
uitgezonden, ald. wat hy<br />
in Indie volvoerde, 20.<br />
Duchanos , hetzelfde met<br />
Deccan, 144.<br />
E.<br />
Jpgypte, ( Handelgeraeen-<br />
*-~* fchap tusfehen) en Indie,<br />
68; hoe naderhand<br />
en hedendaagsch gevoerd,<br />
71; Rykdom en Magc<br />
door dit Ryk verkreegen,<br />
uit den Handel op indie,<br />
77; waarom Egypte dien<br />
Handel zonder Mededingers<br />
dreef, ald. door AU-<br />
GUS-
B L A D W Y Z E R .<br />
CUSTUS te ondcïgebragt,<br />
en waarom van hem in<br />
hooge waarde gehouden,<br />
83; op welke plaatzen de<br />
Schepen uit Egypte, oudtyds,<br />
handel dreeven, 107,<br />
enz. hoe zy de onderfcheide<br />
Waaren aauvoerden,<br />
155; de Sultans van<br />
Egypte fluiten een Handelverdrag<br />
met de Venetiaanen,<br />
208; last des Florentynjchen<br />
Gezantfchaps<br />
na den Sultan, 212.<br />
Egyptenaar*, (.De Oude)<br />
begunlligeti de Zeevaard<br />
«iet, 6 ; SESOSTRIS wil<br />
hun een Handeldryvend<br />
Volk doen worden, 7.<br />
Elephanta (Eene Pagoda op<br />
het Eiland) befchreeven,<br />
367.<br />
Ellore, verflag van de Pag*das<br />
aldaar, 371.<br />
EMANUEL , Koning van Portugal,<br />
diens wys beleid<br />
om zich in Indie te vestigen<br />
, 246; bedreigd door<br />
den Sultan der Mamelukken,<br />
251; laat zich door<br />
een aanbod der Venetiaanen<br />
niet verkloeken, 254.<br />
Engeland,verg\mn'mgen daar<br />
den Vénetiaanjchen Kooplieden<br />
verleend, 235; vermeestert,<br />
voor ten goed<br />
gedeelte, den Handel der<br />
Portugeefen op Indie, 294.<br />
Europa, vol werkzaamheids<br />
om America van Noodwendigheden<br />
te verzorgen ,<br />
305; of het verarmt, door<br />
het verminderen haarer<br />
Schatten om den Handel<br />
op Indie voort te zetten,<br />
onderzogt, 306; heeft aan<br />
de ontdekking van de<br />
Vaart na Indie, om de Kaap<br />
de Goede Hoop, de behoeding<br />
voor de Slaaverny<br />
dank te weeten, 307.<br />
F.<br />
E\ aquirs, hoezy by hunne<br />
" Bedevaarten den Koophandel<br />
voegen, 194; oudheid<br />
deezer Orde van<br />
Boetelingen in Indie, 327.<br />
FAZEL , (ABUL) waardig<br />
Staatsdienaar van AKBER,<br />
geeft een korten Inhoud<br />
uit van de Rindoo-Regtsgeleerdheid,<br />
359.<br />
Florentyners, leggen zich op<br />
den Handel en Fabrykcn<br />
toe , 209 ; richten het<br />
Bankhouden op , 210 ;<br />
zoeken, door een Gezantfchap<br />
na Alexandrie, Handelgemeenfchap<br />
met Indie,<br />
212; Last der Gezanten,<br />
ald.<br />
Forten, van hooge oudheid<br />
in Indie, 377-<br />
G.<br />
G AMA , (VASCO DE) zeilt<br />
de Kaap de Goede Hoop<br />
om , 242;hoe by zich,ia<br />
Indie geland , gedraagt,<br />
*43J
B L A D W Y Z E R .<br />
£43; hoe by zyne we Gefchiedenis, (Egte) klimt<br />
derkomst in Portugal ont- niet zeer hoog op, 1.<br />
vangen,244; welkemvloed Gefteenten, (Edel-) hou by<br />
zyn Scheepsbedryf hadt de Romeinen gezogt, 100.<br />
op het Handel verband der GIBBON, met lof vermeld j<br />
onderfcheide Werelddee- 164.<br />
len, 295.<br />
Godsdienst , (Oorfprongen<br />
Ganges, grootheid dierRi- van valfchen) 436.<br />
. viere, 58; twyfel, of de Golf,(Arabifche) gevaarlyk<br />
Egyptenaar* den Ganges te bevaaren; verfcbriklyke<br />
opgezeild hebben , 74; Naamen aan verfcheide<br />
STRABO's gebrekkige be gedeelten gegeeven, 70.<br />
rigten wegens deeze Ri Gomlak, welk een voortvier<br />
, 75, 115; PTOLE brengzel, 382.<br />
MEUS heeft 'er beter be GOSSELIN 'S en D'ANVILLE 'S<br />
rigten van, 125.<br />
onderfcheide gedagten<br />
Gentoos, wat hun belet het over veele plaatzen in<br />
Christendom te omhelzen, Indie, 128, enz.<br />
180.<br />
Grieken, dringen , onder A-<br />
Geldhandel:, moet uit twee LEXANDER DEN GROOTEN,<br />
onderfcheide oogpunten in/ntó,2i; hun heerfchap<br />
befchouwd worden, 306. py aldaar onder diens Op.<br />
Genueezen,bevooróee\en zich volgers, 54; wanneer'de<br />
in de Kruistochten, 198; zelve een einde nam, 66;<br />
krygen verfcheide Land- hoeverre Oostwaards hunfchappen<br />
in 't Griekjche ne kunde van Indie zich<br />
Ryk in bezit, 199; bieden<br />
den Grieken byftand, en<br />
uitftrekte, 153.<br />
verkrygen van hun groote<br />
Handelvoordeelen , 204;<br />
H.<br />
maaken Caffa tot een TJfandelfm 'tOosten vroeg<br />
Handelftad, 205; waarom gedreeven, en hoe, 3 ;<br />
in Staatsgefteltenisfe min op welk eene wyze door<br />
der dan de Venetiaanen , de Egyptenaaren,67;hoe<br />
so6; hunne inhaaligheid de Perfen den Handel op<br />
in den Handel, 207; ver- Indie te land dreeven, 78 ;<br />
liezen hunne Bezittingen hoe de -Romeinen , 85;<br />
jri het Oosten, 224; en fchaars fpreeken de oude<br />
invloed op den Koophan Gefchiedboekers van den<br />
del , dien zy vrugtloos Handel, p5; PLATO '$<br />
zoeken te herltelleu, 225.<br />
ge-
B L A D W Y Z E R .<br />
j g«Vóelen over den Handel,<br />
Kooplieden maaken<br />
v in Indie eene byzondere<br />
Cast, of Rang, uit, 155;<br />
10e met den Godsdienst<br />
gemengd, 194; welke gevolgen<br />
de Kruisvaarten<br />
op den Handel hadden,<br />
195; de Venetiaanen dreeven<br />
denzelven op 't Oosten<br />
, meer by Ruilinr;, dan<br />
met Geld, 227; de Staat<br />
trekt zich daar den Handel<br />
aan , 230 ; verandering<br />
daarin te wege gebragt<br />
door de ontdekking van Avimca,en<br />
het vaaren om<br />
de Kaap de Goede Hoop,<br />
237; hoewel, zints dit<br />
Tydperk, de Europifche<br />
Volken den Handel op Indie<br />
dreeven, bleeven egter<br />
Afia. en Africa te land<br />
dien onderhouden; oorfprong<br />
hier van,255;hoe<br />
. door de Cara vanen voortgezet,<br />
258.<br />
Handel, Onderzoek der oor.<br />
zaaken waarom de Handeldryvende<br />
Staaten der<br />
Oude Wereld geen nader<br />
weg ter Zee na de Indien<br />
gezogt hebben, 274; waarom<br />
de Pryzen der Goederen<br />
des Indifchen Handels •><br />
r.aa liet omzeilen van de<br />
Kaap de Goede Hoop, dermaate<br />
verminderden,284;<br />
verandering in de Goederen<br />
door den Indifchen<br />
T Handel ingevoerd, 287;<br />
waarom de Portugeefen zo<br />
lang ongehoord in 't bezit<br />
van dien Handel bleeven,<br />
292; verliezen denzelven<br />
aan de Nederlanders, en<br />
Engelfchen^ 394; hoe op<br />
Indie meest met Geld gedreeven,<br />
295; groot verfchil<br />
van den tyd en wyze,<br />
waarop de Handel door<br />
de Portugeefen en de Span*<br />
jaar den werd uitgebreid,<br />
300; of de Haudel, met<br />
geld, op de Indien, Europa<br />
verarmt, onderzogt, 306.<br />
HANNO , doet een Reistocht<br />
ter outdekkingeinden^flantij'clien<br />
Oceaan, 277.<br />
Hanze-Steden, (Handel der)<br />
met de Venetiaanen, 227 ,<br />
229.<br />
HASÏINGS , wat hy gedaan<br />
hebbe om ons het Zamenftel<br />
der Wetten van de<br />
Hindoos te bezorgen, 36.0.<br />
Heeto-pades, berigt van dit<br />
Sanskreetfche Werk, 399.<br />
HERODOTUS, van wien hy<br />
zyne Berigten omtrent<br />
Indie fchynt ontleend te<br />
hebben, 12; welk berigt<br />
hy van de inkomften der<br />
Per/ï/cfoMonarchen geeft,<br />
20,33; zyn verhaal eener<br />
Reize der Pheniciëren,<br />
't welk in twyfel getrokken<br />
wordt, 279; aanmerkelyka<br />
byzonderheid iu dat<br />
verhaal, ald..<br />
Hindoos,, wat hun belet het<br />
Christendom te omhelzen,<br />
1805
B L A D W Y Z E R .<br />
180 ; verflag van hunne<br />
Geregtshandelingen, 355;<br />
verflag van hun Wetboek,<br />
360.<br />
HIPPALUS, waagt het uit de<br />
Arabifche Golf den Oceaan<br />
over te fteeken, 91;<br />
hoe groot men deeze ontdekking<br />
hieldt, ald. Befchryving<br />
van den weg<br />
dien hy nam, 92.<br />
HIPPARCHUS , welk een<br />
dienst hy aan de Starreen<br />
Aardrykskunde gedaan<br />
, hebbe, 117.<br />
J en I.<br />
fY aggernaut, eene Pagoda<br />
J daar bezogt , ftelt op<br />
een Jaarlyks Feest alle<br />
Casten gelyk, 325;welk<br />
een verbaazend getal Bedevaartgangers<br />
daar heen<br />
trekt, ald.<br />
jerufaiem, yverig door Bedevaartgangers<br />
bezogt,<br />
193; Koophandel mengt<br />
'er zich onder, 195.<br />
Indie, (Twyfelingen wegens<br />
den Tocht van SESOSTRIS<br />
na) 8 ; vroegfle weg van<br />
Handelgemeenfchap der<br />
Pheniciëren ter Zee , 14;<br />
de Jooden hebben dezelve<br />
niet gehad , 18 ; tocht<br />
Van ALEXANDER DEN<br />
GROOTEN in Indie, 21; in<br />
't zelve waren , ten tyde<br />
van ALEXANDER , reeds<br />
groote Vorlïendomaien,<br />
39; diens Bevelhebbers<br />
deelen ons zeer goede Berigten<br />
wegens Indie mede ,<br />
ald. als mede van veele byzonderheden,<br />
de Landsgefteltenis<br />
en Volkszeden<br />
betreffende, 40;Plan van<br />
ALEXANDER omtrent lndi:,<br />
en de maatregels ter volvoeringe<br />
van 't zelve genomen<br />
, 42, enz. Heerfchappy<br />
der Grieken in<br />
Indie onder zyne Opvolgers,<br />
54; wanneer dezelve<br />
een einde nam , 66;<br />
in Egypte de Zetel van<br />
Handelgemeenfchap met<br />
Indie gevestigd, 67; langs<br />
welk een weg gevoerd ,<br />
71; de Perfen hebben ter<br />
Zee geen Handel op Indie<br />
gedreeven, maar te Lande-,<br />
en hoe, 78; hoe de Romeinen<br />
op Indie handelden,<br />
86; welke goederen<br />
zy van daar kreegen, 97 ;<br />
op welke plaatzen in Indie<br />
de Schepen uit Egypte<br />
handel dreeven, 107; onderfcheid<br />
des Handels der<br />
Ouden enHedendaagfchen<br />
op Indie ,110,111; STRA<br />
BO gebrekkig in zyne berigten<br />
van Indie, 114;<br />
PLINIUS de Oude desge»<br />
lyks , 116 ; PTOLEMEUS<br />
geeft een zeer gebrekkig<br />
berigt van het vaste<br />
Land in lndk , 122 ; is<br />
beter in de Zeekust te<br />
befcliryven , 123 ; welke<br />
ken-
B L A D W Y Z E R.<br />
kennis de Ouden te land<br />
kreegen, 132; wat ze van<br />
de Eilanden wisten, 138;<br />
welk eene Verdeeling eu<br />
Befchryving de Arabier<br />
MASSOUDI van Indie geeft,<br />
170; Vorderingen, doorkrabben<br />
, in de kennis van<br />
Indie gemaakt, 173; Indie<br />
door de Fortugeelen bevaaren<br />
om de Kaap de-<br />
Goede Hoop, 241 ; reden<br />
van het onderfcheid der<br />
werkzaamheden in , en<br />
kunde van, Indie, tusfehen<br />
de Ouden en Hedendaagfchen,<br />
opgegeeven, 281 ;<br />
hoe ruim voorzien van<br />
leevensnoodwendigheden<br />
285; hebben weinig van<br />
anderen noodig, 296; kry.<br />
gen daarom Geld voor<br />
Ihunne Waaren, ald. reeds<br />
vroeg heeft zulks ftand ge- *<br />
greepen, 333.<br />
Indiaanen, (Handelgemeenfchap<br />
met de) niet alleen ,<br />
van oudsher, gezogt, om<br />
de natuurlyke Voortbrengzelen<br />
huns Lands; maar<br />
om de verder gevorderde<br />
Befchaafdheid, en werken<br />
van Vlytbetoon, 316; hoe<br />
by ongewyde en gewyde<br />
Schryvers hoog geagt,317;<br />
by hun greep reeds vroeg<br />
het verfchil van Rangen,en<br />
de onderfcheiding van Beroepen,ftand,3i8;<br />
elk blyft<br />
by het Beroep zyner Voorvaderen<br />
. 327; oogmerk<br />
der Indiaanen hierin,' erj<br />
deeze fchikking beredeneerd<br />
, 327; voordeden<br />
daar uit herkomftig,329;<br />
onveranderlykheid hunner<br />
Zeden, 330; eenige weinige<br />
veranderingen door<br />
de Mahomedaanen en Europeaanen<br />
daarin te wege<br />
gebragt, ald. de Staatkundige<br />
toeftand en Regeeringsvorm,ten<br />
blyke var*<br />
hunne vroegtydige Befchaafdheid<br />
, aangevoerd ,<br />
335; reeds vroeg hadden<br />
zy uitgebreide Ryken ,<br />
336; Monarchale Regeering<br />
onder hun niet onbepaald<br />
, of eigendunklyk ,<br />
337; hoe de ftaat desLandbouws<br />
wordt gehandhaafd<br />
340; Officieren, aangefteld<br />
om over de Landen , de<br />
Steden , en het Krygswezen,<br />
cpzigt te hebben,<br />
352;de aart hunner Wetten<br />
en de gedaante derGeregtshandelingen<br />
wyzen hunne<br />
Befchaafdheid uit, 353 ;<br />
welke vordering zy , te&<br />
betoon daar van,in nutte<br />
en fraaije Kunften gemaakt<br />
hebben, 364; van hunne<br />
oude Bouwkunst , 365 ;<br />
van hunneWeefgetouwen,<br />
Verfftoffen, 380; van hec<br />
fnyden in Metaal, Ivoor,<br />
en Edelgefteenten, 384;<br />
Voortbrengzelen van vernuft<br />
van zeer oude herkomst,<br />
385; Heldendicht<br />
en
B L A D W Y Z E R .<br />
en Toneelfpel, 386, enz.<br />
Van hunne vorderingen in<br />
Weetenfchap, 404 ; RedenkunstenBovennatuurkunde,<br />
407;Zedekunde,<br />
409; Natuurkunde, 412;<br />
Eerfle Rekenaars met een<br />
tiental Cyferletters ,413;<br />
Starrekunde, 414; Tydrekenkunde<br />
, 416 ; van<br />
hunne Godsdienftige Inftellingen<br />
en Gebruiken,<br />
433; wegens hunne gehegtheid<br />
aan de Leerftellingen<br />
en Godsdienstgebruiken<br />
hunner Voorvaderen<br />
, 448.<br />
Indicum der Ouden , hetzelfde<br />
met de Indigo der<br />
Hedendaagfchen, 381.<br />
Indus, (Zwaare Getyen aan<br />
den mond van den) 36.<br />
Intrest van Geld, tot eene<br />
JULIUS II, (Paus) door den<br />
Sultan der Mamelukken<br />
bedreigd, 251.<br />
JUSÏINIANUS , (Keizer) tragt<br />
den Perfen den Zydehandel<br />
te ontweldigen , 162 ;<br />
hoe hy de Zydeteelt ia<br />
Europa krygt, 163.<br />
fff aap de Goede Hoop , doof<br />
de Portugeeaen omgezeild<br />
, 241; welke aandoening<br />
die gebeurtenis veroorzaakte<br />
, 244; welk een<br />
invloed die hadt op den.<br />
Handel, met de gelyktydige<br />
Ontdekking van Ame*<br />
rica.,295; aan deScheepvaard<br />
om die Kaap, heeft<br />
Europa de behoeding voor<br />
Slaaverny dankte weeten,<br />
verbaazende hoogte, 234; 3°7hoe<br />
by de Hindoos vroeg Kaarten, zeer vroeg vervaar<br />
eene uitzondering plaats digd , 142; welke dè<br />
vondt ten aanzien van geld<br />
oudfte zyn, die men bezit,<br />
en Zeezaaken, 363.<br />
143-<br />
JOANNA VAN NAVARRE , nV-<br />
Kameel , den Oosterlingen<br />
dig over de Welvaard en<br />
van grooten dienst in den<br />
den Rykdom der Brugge-<br />
Handel, 3 ; dit breeder<br />
naar en. 231.<br />
ontvouwd, 260; hoe dit<br />
Jooden , van hun Koophandel<br />
Dier reist, 262.<br />
ten tyde van David en<br />
Katoen , (Onderfcheid tus<br />
Salomo, 16; hebben toen<br />
geen Handelgemeenfchap<br />
fehen den Handel in) oud-<br />
met Indie gehad, 18.<br />
tyds en nu, 108, 11 r,<br />
Italië, begint den Handel op<br />
383.<br />
Indie, 186; hoe de Ste-<br />
Kompas, den Arabieren, oudi<br />
den van dit Land zich<br />
tyds, onbekend, 172; zo<br />
door de Kruisvaarten be<br />
ook by de Chineefen, 174voordeelden,<br />
198, ]<br />
Koophandel. Zu Handeh<br />
i h Krui**<br />
K.
B L A D W Y Z E r<br />
Kruistochten na het Heilig. MAHOMED , met welk een<br />
'Land, welke gevolgen nieuwen geestdrift hy de<br />
dezelve hadden op den Arabieren bezielt, 16$.<br />
:<br />
Koophandel, en hoe ver .— de II vermeestert<br />
re zy dienden om de het Griekfche Keizerryk,<br />
Overbrenging der Indi- 224.<br />
1<br />
fclie Waaren na Europa Mahomedaanen,vKemd voor<br />
te vertraagen , of te oordeel by hun omtrent<br />
bevorderen „ 192. kleederen van Zyde gemaakt<br />
, 107 ; welk eene<br />
ïodb • . .<br />
verandering zy op den Indifchen<br />
Handel te wege<br />
T andbouwers , hoe in 7«*'e bragten , 167 ; dryven<br />
bevoorregt, 340; welke Handel op Indie, en zetlasten<br />
zy aan den Souve- ' ten 'er zich neder, 173;<br />
rain, als Grondheer, moe planten 'er hun Godsten<br />
opbrengen , 341; dit dienstvoort, 179; waaroud<br />
gebruik houdt nog - om dezelve 'er geen groo<br />
ftand , ald. hoe ongeftoord ter opgang maakt, 180;<br />
". ' de Landbouwers daar houden de Christenen voor<br />
voortyds leefden , 348 , Afgodendienaars, 190.<br />
' 349 j Befchikkingen tot Malabar, oorfprong deezer<br />
« 'bevordering van hun ge benaaming, 158.<br />
luk, 350.<br />
Mamelukken , (De Sultan<br />
Landeigendom, (Aanmerkin- der) bedreigt den Paus en<br />
gen over den) in 't Oos- den Koning van Portugal,<br />
• ten, 342; in .Bengal, 345; indien de laatfte de vaart<br />
uit den aart der Leenbe- op Indie niet ftaakte ,251;<br />
* zittingen opgehelderd, ald. wordt door de Venetiaa<br />
Lengte der Plaatzen , hoe nen onderileund, ald. doch<br />
de Ouden dezelve bepaal te vergeefsch, 252; h unne<br />
den, 145; gebrekkigheid Heerfchappy overweldigd^<br />
hier in , 150.<br />
ald.<br />
"Linnen , vanwaar by de Marfeille, zoekt den Han<br />
Ouden Sindon geheeten , del in Indifche Waaren,<br />
379-<br />
190.<br />
M.<br />
MASSOUDI, welk eene befchryving<br />
en verdeeling<br />
Tijfihibarat, verllag van van Indie hy opgeeft, 170.<br />
dit oude Indiaanfche MEDICI, (COSMO D{y een<br />
Heldendicht, 386. groot Koopman, 211;<br />
. ., • • zoekt<br />
R.
B L A D W Y Z E R .<br />
zoekt door een Gezantfchap<br />
na Alexandrie deel in<br />
den Handel op Indie ,212.<br />
MEGASTHENES , Afgezant<br />
' van SELEUCUS , breidt<br />
de kennis van Indie uit,<br />
58; welke waarneemingen<br />
hy mededeelde, 61;<br />
Fabelagtige Vertellingen<br />
van hem afftammende ,<br />
61; juister berigten door<br />
hem gegeeven , ald.<br />
Mekka, moet door Mahomedaanen<br />
, pligtshalven, bezogt<br />
worden, 257; welk<br />
een invloed dit op den<br />
Koophandel heeft, 258.<br />
Monarclien in Indie, bezaten<br />
geen onbepaalde of eigen-<br />
heid in Plaatsbefchryviflgen,<br />
37.<br />
Nederlanden , (De Zeven<br />
Vereenigde} ontneemen<br />
den Portugeefen een gedeelte<br />
huns Handels op Indie<br />
, 294.<br />
P.<br />
"paarlen, by de Romeinen<br />
•*• zeer hoog gefchat, 101.<br />
Pagodas, (De oudfte) in In<br />
die befchreeven, 367; Berigt<br />
van de laatere, 373 ;<br />
derzelver vier zyden van<br />
zeer vroeg naar de vier<br />
Hoofdwinden gerigt ,43!»<br />
hoe inwendig gelleld,446.<br />
Palibothra, (Vérfchilleiide<br />
dunklyke Magt, 337 '•> gevoelens over de ligging<br />
waardoor beperkt, 338. van) 59; welk berigt ME<br />
Mufiris, eene Haven aan de GASTHENES van die Stad<br />
Malabarfche kust, eerst geeft, 63. ; .<br />
door HIPPALUS bezogt , Palmyra, gelukkige ligging<br />
91; waar geleegen , 94; dier Stad, tot den Han<br />
Koophandel daar gedreedel op Indie , 87 ; waar<br />
ven, 109, 15J.<br />
door zo zeer in vermogen<br />
toegenomen, 88; hoe lang<br />
N.<br />
deeze een vrye Staat bleef,<br />
ald. Ruïnen daar van ont<br />
EARCHUS, Vlootvoogd dekt, 89; grootheid aan<br />
N onder ALEXANDER DEN den Handel verfchuldigd ,<br />
GROOTEN, 30j diens ver- 90; hoe deerlyk thans gerigtingen,33;maakt<br />
geen ' fteld, ald.<br />
gewag van den Tocht van Pariars , ongelukkige ftaat<br />
v e r<br />
SCYLAX, 345 uit zy" " deezer Verwerpelin gen uit<br />
haal blykt de onkunde der hunne oorfpronglykeCast,<br />
Ouden van eenige Scheep 323.<br />
vaart , uitgenomen die van Patala, welk een handel de<br />
de Middellandfche Zee , Egyptijche fchepen daat<br />
35 ; zyne naauwkeurig- dreeven, 107.<br />
Hh 2 Pat*
•Paufen, verkenen den Christenen<br />
vrvheiJ om met de<br />
Mahomedaanen handel te<br />
dryven , aotf.<br />
Perfiaanen, hebben eerst ee<br />
L A D W Y Z E R.<br />
ne vastigheid in Itidie<br />
verkreegen , 18 ; welke<br />
Godsdienilige zwaarighe*<br />
den zy maakten omtrent<br />
het water en het reizen ter<br />
zee.,49; fchynen geen Han<br />
delgemeenfchap met Indie<br />
ter zee gedreeven te hebben,<br />
78; hoe zy denzelven<br />
voerden, ald. worden<br />
Mededingers óeiRomeinen<br />
in dien Handel, 159; trek-<br />
• ken den Zydehandel aan<br />
Zich, l6i; [UST1N1ANUS<br />
rragt huu deezen deels te<br />
ontweldigen, 162.<br />
Pheniciers, hoe ten Koophandel<br />
gefchikt, en op<br />
welk eene wyze zy dien op<br />
dé Indien voortzetten, 13;<br />
Oorzaaken dat wy des zo<br />
fchaars berigt hebben, 15;<br />
van hun Reistocht door<br />
HERODOTUS vermeld, 279.<br />
PLATO's gevoelen over den<br />
' Koophandel, 95.<br />
Plegtigheden , (Aart der<br />
Godsdienst-) in 't Oosten ,<br />
444-<br />
PLIN.US de Oude, wat hy<br />
ons, tot meerder kennis,<br />
dan vroegere Schryvers,<br />
van Indie verfchaft, 116;<br />
zyne befchryving van Ta*<br />
• probane, 139.<br />
POLO, (MARCO)dringt diep<br />
in 't Oosten door, 219welke<br />
berigten hy merie-<br />
• deelde , ald. de waardy<br />
zyner Berigten beoordeeld,<br />
- 220.<br />
Poatpowus MRLA, zyne twylingen<br />
overTAprobane,\
B L A D W Y Z E R .<br />
geeft een zeer gebrekkig<br />
berigt der Vastekust van<br />
Indie, 122; misilagen<br />
door hem begaan , ald.<br />
is gelukkiger in 't befchryven<br />
der Zeekust,<br />
123 ; doch begaat ook<br />
groote misflagen, 126;<br />
byzonder omtrent de<br />
Erythrcefche Zee , 127;<br />
hoe verre Oostwaards hy<br />
Afia kende, i35;naauwkeurigheid<br />
zyner Opgave<br />
van de breedten der<br />
Plaatzen aldaar, 136;<br />
ü-yne befchryving van Taprobane<br />
, 141; misüagen<br />
jn de Lengte der Piaatzen<br />
door hem begaan,<br />
150; hoe hy zyne Kaart<br />
van Indie vervaardigde,<br />
PTOLEMEUS PHILADELPHUS,<br />
doet den Koophandel te<br />
Alexandna bloeijen, 69;<br />
bouwt Berenice, ald.<br />
PTOLEMEUS, Zoon van LA-<br />
GUS , vestigt den Handel<br />
der Egyptenaaren op Indie<br />
, 68 ; hoe hy Alexanéria<br />
deedt bloeijen, ald.<br />
R.<br />
~ïï3ajah, (Een Hindoe) als<br />
een Vader zyns Volks<br />
befchreeven, 349.<br />
Hangen, of Cas ten, (Vier onderfcheide)<br />
by de Indiaanen<br />
reeds vroeg ftanrigry-<br />
hoe onveranderlyk ftand<br />
houdende, 320; op welk<br />
eene wyze ze volgens de<br />
Indiaanen ontftaan, 322;<br />
Een vyfde Cast is min<br />
opmerkenswaardig , ald.<br />
jammerlyke toeüand der<br />
zodanigen , die uit hun<br />
oorfpronglyke Cast verworpen<br />
zyn, 323; oudheid<br />
der Casten , 324;<br />
zonder het Cast-regt te<br />
verliezen is het fomtyds<br />
geoorlofd, het werk vafi<br />
laagere te verr-igten, 325 ;<br />
Feest, op 't welk alle Casten<br />
gelyk zyn , ald. de<br />
Leden van elke Cast blyven<br />
de Bedryven en Beroepen<br />
van hunne Voorvaderen<br />
aankleeven, 327;<br />
aanmerkingen op die<br />
fchikking, 328.<br />
Redekonst, (Verflag van de)<br />
by de Indiaanen, 407.<br />
Regentyd in Indie , waarneemingen<br />
deswegen, 27.<br />
Regt, hoe oudtyds in Indie<br />
bediend, 353.<br />
Reis, uit de Perfifche Golf<br />
na het Oosten, deor een<br />
Arabisch Koopman; egt •<br />
heid van dezelve onderzogt<br />
en beweerd, 168.<br />
Rekenkunde, Uitfleekenheid<br />
der Indiaanen hier in, met<br />
tien Cyferletters, 412»<br />
Reukwerken , hoe zeer by<br />
de Romeinen in gebruik,<br />
f>ende; eu welke, 319;<br />
98; hoe fterk by de meeste<br />
Volken gezogt, 288.<br />
llh 3 to*
K L A D W Y Z E Tl.<br />
ROGER . ("A.) zyn Werkje ,<br />
La Porte Oieverte, £«?
B L A D W Y Z E R.<br />
Seringham, verflag eener van der Indiaanen vorde<br />
Pagoda aldaar. 37$, ringen in de) 171.<br />
SESOSTRIS , wil de Egypte- Starrekunde, l<br />
(Van de) der<br />
naars een handeldryvend Indiaanen in ouden tyde,<br />
Volk doen worden , 7; 414; algemeene ontvou<br />
aanmerkingen over zyne wing daar van , 422;<br />
Zeemagt, 8; twyfelingen juistheid, 425.<br />
aangaande zynenTocht na 1 STRABO , geeft gebrekkige<br />
Indie, ald.<br />
berigten van indie, 75,<br />
Slaavenhandel op Afrka, 115; waarom hy in zyne<br />
hoe begonnen en voort Aardryksbefchryving HIPgezet,<br />
298; verbaazend PARCHUS verzuimt te vol<br />
aantal van Slaaven in de gen , 118; wat hy van<br />
West-Indifche Vastighe het Eiland Taprobane<br />
den der Europeaanen, zegt, 138; aanmerkelyke<br />
299. • • plaats uit hem bygebragt,<br />
SOLYMAN , de Doorlugtige, wegens het te hulp neezoekt<br />
Conftantivople, tot . men des Bygeloofs in den.<br />
de Stapelplaats des Indi. Godsdienst, 464.<br />
Jchen Handels te maaken, Straffe, hoe by de Hindoos<br />
309.<br />
perfoonsverbeeldlyk be<br />
Spanje , hoe zeer bevoorfchreeven, 364.<br />
deeld door de ontdekking Sumatra, beantwoordt min<br />
van America , 240; voert der dan Ceylon , aan de<br />
den Slaavenhandel in , befchryving der Ouden<br />
298; hoe het de Nieu van Taprobane, 141; de<br />
we Wereld by derzel Arabieren krygen 'er kenver<br />
ontdekking geüeld nis ,aan, 173.<br />
vondt, 300; moest Volkplantingen<br />
aanleggen,<br />
T.<br />
T<br />
Speceryen, hoe veelvuldig admor. Zie Palmyr*.<br />
by de Romeinen in ge Taprobane,(Het Eiland)<br />
bruik, 98; hoe zeer by vóór den tyd van ALEXde<br />
meeste Volken gezogt, ANDER DEN CROOTEN int<br />
288; de vraag na dezel Europa onbekend, 138;<br />
ve grootlyks vermeerderd, hoe vtrfchillend door de<br />
door den laageren prys, , Ouden als STRABO, POM-<br />
289.<br />
PONIUS MELA en PLI-<br />
Starrekunde, (Wat dc Ara* - NIUS, PTOLEMEUS en A-<br />
itfche Reizigers vernaaien 1 GATHÜMERUS , hefchree-<br />
Hh 4 ven,
B L A D' W Y Z E R.<br />
ven , 139 ; is Sumatra<br />
niet geweest, maar Cey-<br />
Ion, 141; wat COSMAS van<br />
' dit Eiland leert, 158.<br />
Thee, in China reeds lang<br />
een gewoone drank, 177;<br />
wanneer in Europa in al-<br />
- gemeen gebruik gekomen ,<br />
290; fterke invoer in Europa,<br />
ald.<br />
Tydrekenkunde , der oude<br />
Indiaanen, 416; verflag<br />
van hunne vier Eeuwen,<br />
of Tydkringen, ald.<br />
Tyrus, beroemdheid deezer<br />
Stad, door den Koophandel,<br />
14, 15 ; waarom<br />
de Tyriers geenen anderen<br />
weg ten Handel op<br />
de Indien zogten, 276.<br />
V.<br />
"TXenetiaanen, (De) be-<br />
* ginnen Handel op Indie<br />
te dry ven, 186; krygen<br />
verfcheide Landfchappen<br />
in 't Griekjche Keizerryk<br />
in bezit, 199; vermeesteren<br />
Conjiantinople, 200;<br />
hoe zy hun Handelöogmerken<br />
voortzetten, 201;<br />
voeren de Zyde Fabrieken<br />
in Venetië in, 202; vinden<br />
magtige Tegenftreevers<br />
in den Handel in<br />
de Genueezen, 203; moesten<br />
hun Handel verleggen,<br />
207; dry ven die op Alex*<br />
andria, en hoe zy des<br />
vryheid van den Paus ver-<br />
zogten, 208; fluiten eet»<br />
Handelverdrag met de Sultans<br />
van Egypte, ald.<br />
krygen de Florentyners tot<br />
Mededingers, 212; verflag<br />
van hunnen/wdi'/c/zerc Handel<br />
omtrent het begin der<br />
XIV Eeuwe , door MA<br />
RINO SANUDO,2I4; hua<br />
Handel op Brugge, 217;<br />
krygen, door MARCO POLO,<br />
nader kennis van Indie,<br />
219; blyven,naa den val<br />
der Genueezen, den Handel<br />
op 't Oosten voortzetten<br />
, 225; de Staat der<br />
Europifche Volken hunnen<br />
Handel gunftig , 226 ;<br />
dryven den Indifchen Handel<br />
meer by Ruiling dan<br />
met Geld, 227 ; hoe de<br />
Regeeriug zich den Handel<br />
aantrok , 230; verkoopen<br />
hunne Waaren tot<br />
hoogen prys,231; welke<br />
omftandigheden zamenliepen<br />
om hun dit Handelvoordeel<br />
te bezorgen, 233;<br />
hooge Intrest van Geld,<br />
234; hun gereedheid om<br />
voor laagen Intrest den<br />
Staat te helpen, ald.<br />
Rykdom der Venetiaanen ,<br />
235; Vergunningen door<br />
de Koningen van Engeland<br />
hun verleend, ald. zy<br />
richten de eerfte Bank op,<br />
236; de ontdekking van<br />
America, en de vaart na<br />
Indie om de Kaap de Goede<br />
Hoop, baart verloop van<br />
hua-
B L A D W Y Z E R.<br />
hunnen Handel , 237 ; Werk van ARRIANUS we<br />
Scheepsmast opgeteld , gens de omvaart dier Zee ,<br />
239 ; zoeken de Portu 107 , enz. verbaazendé<br />
geefen den Indijchen Han misdag van PTOLEMEUS<br />
del te belètten,door hulp deswegen, 127.<br />
van den Sultan der Ma Zee, (Roode) wat aanleiding<br />
melukken , 251; dit mis tot dien naam gegeeven<br />
lukt , 252 ; door SELIM hebbe, 38.<br />
DEN I, in hunne Handel- Zeevaart, hoe langzaam in<br />
voorregten, berfteld, 253; haar opkomst, 4; in.' 't<br />
hun magt door het Ver eerst niet uitgeftrekt, 5;<br />
bond van Kameryk geknakt der oude Egyptenaaren<br />
ald.; vrugtlooze poöging met veel duisterheid omom<br />
den Portugeefen den » geeven, 6; dien der P/ze-<br />
Handélaf tetroonen, 254. niciers heeft meer klaar<br />
Vtrfftoffen , van ouden tyde heids, 13; hoe zeer be<br />
af, -in'indie uitfteekend, krompen de begrippen der<br />
380.<br />
Zeevaard waren by A-<br />
W.<br />
LEXANDERen NEARCHUS,<br />
35; hoe verre die der Ou<br />
YTfysbegeerte, hoe dezelve den by de Hedendaagfchen<br />
tot verbetering des<br />
Godsdiensts werkt, 449;<br />
wat dezelve belet van een<br />
'- algemeener rrut baarendè<br />
werking te weezen, 462,<br />
465.<br />
Z.<br />
te kort fchiet, 94 ; hoe<br />
ongunftig PLATO over dezelve<br />
dagt, 95; de Ouden<br />
bedienden zich in de Zeevaart<br />
zelden van Starrekundige<br />
Waarneemingen »<br />
146; de Arabieren en<br />
Chineefen daarin niet ver<br />
Redekunde', der oude In» der gevorderd dan de Grie~<br />
diaanen, 409.<br />
ken en Romeinen , 172,<br />
Zee, (Caspifche) verkeerde 174 ; gebreklykheid der<br />
begrippen door veelen daar Ouden in dit link, 278 ;<br />
van gekoesterd, 79; wan het onderfcheid tusfehen<br />
neer, en hoe, men rechte het beleid der Ouden er»<br />
kundfchap daar van beko der Hedendaagfchen in<br />
men heeft ,81; Plan van de Zeetochten overwo<br />
SELEUCUS om dezelve gen, 280.<br />
met de Euxinifche Zeeën Zemindars, hoe ten aanzie<br />
te vereenigen, 82. ne van den Landeigen<br />
— (Erythrcefche) over het dom, in't Oosten, te befchou-
B L A D W Y Z E R.<br />
fchouwen, 344; hoe bepaald<br />
te Bengale, 345.<br />
Ziel, (Leer der Brahminen<br />
over de) 406, 461.<br />
Zizerus , verfchillende gevoelens<br />
over dee» plaats,<br />
73« ,<br />
Zyde, zeer gezogt door de<br />
'Romeinen, 104; oorzaak<br />
van de duurte der Zyde,<br />
ald. China, hoe lang het<br />
eenig Gewest waar men<br />
- de Zydeteelt verftondt, en<br />
dreef , 105; vreemde begrippen<br />
der Ouden wegens<br />
den oorfprong der<br />
Zyde, 106; Infecten ondcrfcheiden<br />
van de Zyde-<br />
-pötsb *)ib svrtv eod-jsfc<br />
«Vah»ïKbnsf--.ii oi-V'-i nab<br />
wormen, die Zyde voortbrengen<br />
, ald. vreemd<br />
vooroordeel der Man-omedaanen<br />
wegens Zyde kleederen<br />
, 107 ; de Perfen<br />
trekken den Zydehandel<br />
aan zich, 161 JJUSTINJA-<br />
KÜS tragt hun dezelve te<br />
ontweldigen, 162; twee<br />
Monniken, na China vertrokken,<br />
ontdekken daar<br />
de Zydeteelt, ald. brengen<br />
de Zydewormen in<br />
Griekenland en verder in<br />
Italië over, 163; de Venetiaanen<br />
trekken den Zydehandel<br />
aan zich, 201.<br />
De Kaart I. te plaatzen tegen over ; . bl. 1;<br />
-ÖÏÏ*J3 risv ' 'Was ti&H .töf, ttë$33«r ui'gutóütt<br />
— 1 1 • II. te plaatzen tegen over . M. 470.<br />
•