Wederopbouw%20in%20Schiedam%20deel%201
Wederopbouw%20in%20Schiedam%20deel%201
Wederopbouw%20in%20Schiedam%20deel%201
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
import van onbewerkt materiaal. (...)<br />
Ondanks al deze initiatieven waren de nationale bouwplannen steevast te<br />
optimistisch: van de geplande 10.000 woningen in 1946 kwamen er niet meer dan<br />
1.100 gereed. In 1947 ongeveer 10.000 van de geplande 8.000. (...)<br />
Zolang de bouwproductie achterbleef bij het noodzakelijke peil – en dat zou<br />
nog jaren het geval zijn – moest worden volstaan met een paardenmiddel: een<br />
nationaal noodwoningprogramma. (...) De internationale mix van noodwoningen<br />
die tussen 1945 en 1948 in alle getroffen gebieden in Nederland verscheen, was<br />
in 1944 voorzien noch gewenst. Niettemin deden zowel de bouwondernemers als<br />
de leiding van de wederopbouw in deze periode ervaring op met de industrieel<br />
vervaardigde minimumwoning. Zoals in het volgende hoofdstuk zal blijken, vond<br />
de ongewenste verdringing van de streekeigen, ambachtelijk vervaardigde woning<br />
door het geprefabriceerde gestandaardiseerde huis ook in de nieuwbouwstromen<br />
plaats.’<br />
Hoofdstuk 3<br />
De woning als massaproduct<br />
Overheidsbeleid<br />
‘In de eerste tien jaar na de oorlog werd er gewoonweg veel te weinig gebouwd<br />
(...) Voor het achterblijven van de woningproductie zijn verschillende verklaringen<br />
te geven. In de eerste plaats moest de bouwnijverheid, die een aantal jaren<br />
stilgelegen had, weer worden opgebouwd. Bedrijven waren opgeheven en<br />
andere kampten met met een enorm tekort aanbouwmaterialen en geschoolde<br />
arbeidskrachten. In de tweede plaats was er een tekort aan financiële middelen en<br />
moesten er keuzes gemaakt worden. In het eerste jaar na de oorlog werd prioriteit<br />
gegeven aan de wederopbouw van economisch belangrijke bouwwerken.<br />
In 1946 begon Ringers met zijn pogingen volkshuisvesting onder te brengen bij zijn<br />
Ministerie van Openbare Werken en Wederopbouw. In de loop van 1947 – Ringers<br />
had toen al ontslag genomen – vond er inderdaad een ingrijpende verandering<br />
plaats, die ook tot uitdrukking kwam in de naamsverandering tot Ministerie<br />
van Wederopbouw en Volkshuisvesting.(...) Op provinciaal niveau werden de<br />
directies vamn de volkshuisvesting op dezelfde manier samengesmolten met<br />
de wederopbouwbureaus. De ook door de architecten van de Kerngroep zo<br />
gewenste centralisatie van de wederopbouw en volkshuisvesting leek hiermee<br />
gegarandeerd. Het ministerie stelde elk jaar een bouwprogramma op, bepaalde<br />
de omvang van de woningcontingenten (quota), hield scherp toezicht op de<br />
kosten van de woningbouwprojecten en nam commissies onder haar hoede, die<br />
de opdracht kregen te werken aan efficiënte woningbouwmethoden (normalisatie,<br />
standaardisatie, nieuwe productiewijzen). Het begrip “stedenbouw” kwam in de<br />
naam van het ministerie nier voor, hoewel dit wel onder haar hoede was gebracht.<br />
Het was kenmerkend voor de ondergeschoven positie die stedenbouw in de jaren<br />
veertig en vijftig in zou nemen.<br />
Pas in 1948, onder PvdA-minister In ’t Veld, kwam – onder andere door de<br />
Marshallhulp – de woningbouw enigszins op gang en overschreed in dat jaar<br />
zelfs het productieprogramma dat op 0.000 woningen gesteld was. In datzelfde<br />
jaar werd in opdracht van het Rijk en met medewerking van de Kerngroep<br />
Woningarchitectuur de ‘duplexwoning’ ontwikkeld en gepropagandeerd. (...)<br />
‘In 1949 verscheen het eerste meerjarenplan voor de woningbouw. Dit plan<br />
behelsde de bouw van 465.00 woningen in de periode 1950-1958, waarvan<br />
er 195.000 als duplex gebouwd zouden worden. (...) De woningproductie die<br />
[PvdA-minister] In ’t Veld nastreefde werd bij lange na niet gehaald. (...) Onder<br />
de opvolger van In ’t Veld, de KVP-er H.B.J. Witte (195 -1959) werd duidelijk, dat<br />
het woningtekort veel groter was dan eerder geraamd. Bovendien raakten bij de<br />
watersnoodramp van 195 enorm veel woningen beschadigd.<br />
In de troonrede van 1955 werd voor het eerst uitgesproken dat aan de woningbouw<br />
de hoogste prioriteit gegeven zou worden. In 1956 kon de wederopbouw vrijwel<br />
als afgerond worden beschouwd en kon het ministerie zich geheel en al richten op<br />
de volkswoningbouw. (...) In 1958 werd een topproductie gehaald: ruim 89.000.