26.03.2013 Views

Minigids Productfiscaliteiten 2011

Minigids Productfiscaliteiten 2011

Minigids Productfiscaliteiten 2011

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Minigids</strong> <strong>Productfiscaliteiten</strong> <strong>2011</strong><br />

kerncijfers voor de adviespraktijk


1. Algemeen • Fiscale cijfers | Sociale cijfers<br />

2. Eigen woning<br />

3. Kapitaalverzekeringen<br />

4. Lijfrente<br />

5. Gouden handdruk<br />

6. Pensioen<br />

7. Arbeidsongeschiktheid<br />

8. Levensloop<br />

9. Spaarloon<br />

10. Sparen en beleggen<br />

11. Schenking en successie<br />

12. Samenwonen/trouwen, scheiden en overlijden<br />

Begrippenlijst


1. Algemeen<br />

Fiscale cijfers<br />

Overzicht boxenstelsel<br />

2<br />

Box 1<br />

Belastbaar inkomen uit<br />

werk en woning<br />

Inkomstenbronnen:<br />

• winst uit onderneming<br />

• inkomsten uit arbeid (loon)<br />

• resultaat uit overige<br />

werkzaamheden<br />

• periodieke uitkeringen en<br />

verstrekkingen<br />

• inkomsten uit eigen woning<br />

• negatieve uitgaven voor<br />

inkomensvoorzieningen<br />

Aftrekposten:<br />

• uitgaven voor inkomensvoorzieningen<br />

• persoonsgebonden aftrek<br />

Box 2<br />

Belastbaar inkomen uit<br />

aanmerkelijk belang<br />

Inkomstenbronnen:<br />

• reguliere voordelen<br />

• vervreemdingsvoordelen<br />

Aftrekposten:<br />

• aftrekbare kosten<br />

Tarief: progressief (zie hieronder) Tarief: 25% Tarief: 30%<br />

Verliesverrekening:<br />

Alleen voor box 1­verliezen mogelijk<br />

Schijventarief box 1<br />

Jonger dan 65 jaar<br />

Belastbaar<br />

inkomen<br />

meer dan<br />

Maar niet meer<br />

dan<br />

Verliesverrekening:<br />

Alleen voor box 2­verliezen mogelijk<br />

Belastingtarief Tarief premie<br />

volksverzekering<br />

Box 3<br />

Belastbaar inkomen uit<br />

sparen en beleggen<br />

Inkomstenbronnen<br />

• forfaitair rendement =<br />

4% van (bezittingen<br />

minus schulden<br />

minus heffingvrij vermogen)<br />

Aftrekposten:<br />

• kosten zijn in deze box niet<br />

aftrekbaar<br />

Verliesverrekening:<br />

Verliesverrekening is niet mogelijk<br />

Totaal tarief Heffing over<br />

totaal van de<br />

schijven<br />

­ € 18.628 1,85% 31,15% 33% w 6.147<br />

€ 18.628 € 33.436 10,80% 31,15% 41,95% € 12.358<br />

€ 33.436 € 55.694 42% 42% € 21.706<br />

€ 55.694 ­ 52% 52%


65 jaar, geboren in of na 1946<br />

Belastbaar<br />

inkomen<br />

meer dan<br />

Maar niet meer<br />

dan<br />

Belastingtarief Tarief premie<br />

volksverzekering<br />

Totaal tarief Heffing over<br />

totaal van de<br />

schijven<br />

­ w 18.628 1,85% 13,25% 15,10% w 2.812<br />

w 18.628 w 33.436 10,80% 13,25% 24,05% w 6.373<br />

w 33.436 w 55.694 42% 42% w 15.721<br />

w 55.694 ­ 52% 52%<br />

65 jaar, geboren voor 1 januari 1946<br />

Belastbaar<br />

inkomen<br />

meer dan<br />

Maar niet meer<br />

dan<br />

Belastingtarief Tarief premie<br />

volksverzekering<br />

Totaal tarief Heffing over<br />

totaal van de<br />

schijven<br />

­ w 18.628 1,85% 13,25% 15,10% w 2.812<br />

w 18.628 w 33.485 10,80% 13,25% 24,05% w 6.385<br />

w 33.485 w 55.694 42% 42% w 15.712<br />

w 55.694 ­ 52% 52%<br />

Per <strong>2011</strong> wordt van mensen van 65 jaar en ouder en geboren op of na 1 januari 1946 een houdbaarheidsbijdrage<br />

gevraagd. Deze houdbaarheidsbijdrage wordt gerealiseerd door per <strong>2011</strong> de grens tussen de 2 e en 3 e<br />

schijf niet meer te indexeren. Hiervoor wordt per saldo de tweede schijf kleiner. Voor mensen geboren vóór<br />

1 januari 1946 loopt de indexatie van de grens tussen de 2 e en 3 e schijf wel door. De houdbaarheidsbijdrage<br />

bedraagt voor <strong>2011</strong> w 49,­.<br />

Heffingskortingen<br />

Bestanddelen Tot 65 jaar 65 jaar en ouder<br />

Algemene heffingskorting € 1.987 € 910<br />

Maximale arbeidskorting<br />

• Tot 57 jaar<br />

• 57 t/m 59 jaar<br />

• 60 t/m 61 jaar<br />

• 62 t/m 64 jaar<br />

• 65 jaar en ouder<br />

€ 1.574<br />

€ 1.838<br />

€ 2.100<br />

€ 2.362<br />

€ 1.081<br />

vervolg zie volgende pagina<br />

3


4<br />

Bestanddelen Tot 65 jaar 65 jaar en ouder<br />

Doorwerkbonus maximaal<br />

leeftijd bij aanvang van het kalenderjaar<br />

• 62 jaar (5%)<br />

• 63 jaar (7%)<br />

• 64 jaar (10%)<br />

• 65 en 66 jaar (2%)<br />

• 67 jaar en ouder (1%)<br />

€ 2.352<br />

€ 3.295<br />

€ 4.708<br />

Ouderschapsverlofkorting per verlofuur € 4,11<br />

Levensloopverlofkorting<br />

(per gespaard kalenderjaar)<br />

Inkomensafhankelijke combinatiekorting<br />

maximaal<br />

€ 201<br />

€ 942<br />

€ 471<br />

€ 1.871 € 857<br />

Alleenstaande ouderkorting € 931* € 427*<br />

Jonggehandicaptenkorting € 696<br />

Ouderenkorting € 739<br />

Alleenstaande ouderenkorting € 421<br />

Korting voor maatschappelijke beleggingen** 1% *** 1% ***<br />

Korting voor beleggingen in durfkapitaal** 1% *** 1% ***<br />

* vermeerderd met 4,3% van het arbeidsinkomen met een maximum van e 1.523 (voor 65­plussers e 697)<br />

** deze heffingskorting wordt in 4 stappen verlaagd. In <strong>2011</strong> naar 1%, in 2012 naar 0,7%, in 2013 naar 0,4% en in 2014 naar 0%<br />

*** van de vrijstelling in box 3<br />

Aanslaggrens voor de inkomstenbelasting<br />

Er wordt een verplichte aanslag inkomstenbelasting opgelegd als de verschuldigde belasting het saldo van<br />

gezamenlijke voorheffingen en voorlopige teruggaven die met het oog op de heffingskorting zijn vastgesteld,<br />

met meer dan € 44 te boven gaat.<br />

Teruggaafgrens bij te veel ingehouden voorheffingen: € 14.<br />

Termijn indienen T-biljet<br />

De termijn voor het indienen van een verzoek om teruggaaf bedraagt vijf jaar.


Regelingen voor IB ondernemers<br />

MKB vrijstelling<br />

Jaarlijks 12% over de winst ­/­ ondernemersaftrek, indien de ondernemer voldoet aan het urencriterium zoals<br />

opgenomen in de Wet IB2001.<br />

Zelfstandigenaftrek<br />

De zelfstandigenaftrek geldt voor de ondernemer die aan het urencriterium voldoet en die bij het begin van<br />

het kalenderjaar de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt. Voor vrouwelijke ondernemers geldt dat zij voor<br />

de toepassing van het urencriterium bij wijze van fictie geacht worden gedurende de periode van hun zwangerschap­<br />

en bevallingsverlof, doch maximaal 16 weken, hun werkzaamheden niet hebben onderbroken.<br />

Zelfstandigenaftrek voor <strong>2011</strong><br />

Winst Meer dan Maar niet meer dan Bedraagt de zelfstandigenaftrek<br />

­ € 14.045 € 9.484<br />

€ 14.045 € 16.295 € 8.817<br />

€ 16.295 € 18.540 € 8.154<br />

€ 18.540 € 53.070 € 7.266<br />

€ 53.070 € 55.315 € 6.633<br />

€ 55.315 € 57.565 € 5.931<br />

€ 57.565 € 59.810 € 5.236<br />

€ 59.810 ­ € 4.602<br />

Als een ondernemer in één of meer van de vijf voorafgaande kalenderjaren geen ondernemer was en bij hem<br />

in die periode niet meer dan tweemaal de zelfstandigenaftrek is toegepast, wordt de zelfstandigenaftrek<br />

verhoogd met € 2.123 (startersaftrek). Dit geldt niet voor (voormalige) aandeelhouders die de onderneming<br />

na geruisloze terugkeer uit de BV voortzetten in een IB onderneming.<br />

Tarief vennootschapsbelasting (rechtspersonen)<br />

Tarieven vennootschapsbelasting bij een winst van:<br />

Meer dan Maar niet meer dan Bedraagt het percentage<br />

­ € 200.000 20%<br />

€ 200.000 ­ 25%<br />

Fictief gebruikelijk loon<br />

De werknemer die in een vennootschap een aanmerkelijk belang heeft en arbeid verricht, krijgt in beginsel<br />

een bepaald minimumsalaris toegerekend. Voor <strong>2011</strong> bedraagt dat minimumsalaris € 41.000.<br />

5


Sociale cijfers<br />

AOW<br />

6<br />

Samenwonenden<br />

beiden 65+<br />

Alleenstaanden Per partner<br />

individueel<br />

Alleenstaanden<br />

met kind<br />

Werkelijke AOW € 17.052 € 12.413 € 8.526 € 15.747<br />

Vakantietoeslag € 1.005 € 703 € 502 € 904<br />

Totaal € 18.057 € 13.116 € 9.028 € 16.651<br />

Het kabinet heeft in het regeer­ en gedoogakkoord 2010 afgesproken dat de AOW­leeftijd wordt verhoogd<br />

van 65 naar 66 jaar. Het akkoord geeft echter niet aan wanneer dat gebeurt. Mensen, die op 1 januari 2010<br />

55 jaar of ouder zijn, merken niets van de verhoging. Zij blijven op 65­jarige leeftijd recht houden op AOW.<br />

ANW<br />

Werkelijk<br />

uitgekeerde bedragen<br />

Vakantie uitkering Totaal<br />

Nabestaandenuitkering € 13.175 € 842 € 14.017<br />

Halfwezenuitkering € 2.998 € 240 € 3.238<br />

Wezen tot 10 jaar € 4.216 € 269 € 4.485<br />

Wezen 10­16 jaar € 6.324 € 404 € 6.728<br />

Wezen 16­21/27 jaar € 8.432 € 539 € 8.971


Wajong, WAO/WIA, WW<br />

Wajong* WAO/WIA ** WW ***<br />

Maximum per dag € 65,49 € 188,88 € 188,88<br />

Aantal uitkeringsdagen 261 261 261<br />

Maximumuitkering 75% 75%*100/108 70%*100/108<br />

Maximumuitkering per jaar € 12.820 € 34.235 € 31.925<br />

Incl. vakantie­uitkering € 13.845 € 36.973 € 34.508<br />

Inkomensgrens ­ € 49.297 € 49.297<br />

* Grondslag Wajong is e 17.093.<br />

** De WAO is op 29 december 2005 vervangen door de WIA. De WIA bestaat uit twee onderdelen: de regeling Werkhervatting Gedeeltelijk<br />

Arbeidsgeschikten (WGA) en de regeling Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA). Werknemers die tenminste 35%<br />

arbeidsongeschikt zijn, komen in aanmerking voor een uitkering op basis van de WIA. De WAO blijft bestaan voor diegenen die vóór<br />

1 januari 2004 ziek zijn geworden en nu een WAO­uitkering hebben.<br />

***De eerste twee maanden bedraagt de WW­uitkering 75% van het laatstverdiende loon (maximaal e 188,88 per dag), daarna 70%.<br />

De maximumuitkering in het eerste jaar bedraagt e 34.919 (incl. vakantietoeslag).<br />

Brutominimumloon<br />

23 jaar en ouder € 17.093<br />

Vakantietoeslag € 1.367<br />

Totaal € 18.460<br />

Bruto-uitkeringen IOAW/IOAZ<br />

Jaarbedragen voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en zelfstandigen, inclusief vakantietoeslag<br />

Gehuwde en ongehuwde partners die beiden 21 jaar of ouder zijn € 18.259<br />

Alleenstaande van 21 jaar of ouder met kinderen € 17.672<br />

Alleenstaande van 23 jaar of ouder zonder kinderen € 14.034<br />

In tegenstelling tot de IOAW kent de IOAZ voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte ex­zelfstandigen<br />

een toets op inkomsten uit vermogen. Op de IOAZ­uitkering wordt in mindering gebracht een fictief inkomen<br />

van 4% van bij bedrijfsbeëindiging aanwezig vermogen boven € 122.094.<br />

Eigen vermogen bij bijstand<br />

Vrij te laten vermogen:<br />

­ voor gezinnen € 11.110<br />

­ voor alleenstaanden € 5.555<br />

­ eigen huis extra vrijgelaten € 46.900<br />

7


Premiepercentages<br />

8<br />

AOW 1<br />

Anw 1<br />

AWBZ 1<br />

Werkgever Werknemer Totaal Max.premie<br />

inkomen<br />

­ 17,90 17,90 € 33.436 p.j.<br />

­ 1,10 1,10 € 33.436 p.j.<br />

­ 12,15 12,15 € 33.436 p.j.<br />

WAO/WIA­basispremie (Aof) 5,1 ­ 5,1 € 189,60 p.d.<br />

WAO­rekenpremie 2 (Aok) ­ ­ ­ ­<br />

WGA­rekenpremie 0,62 ­ 0,62 € 189,60 p.d.<br />

AWf 3 (werkloosheidsverzekering) 4,20 ­ 4,20 € 189,60 p.d.<br />

WW Gemiddelde sectorpremie 1,90 ­ 1,90 € 189,60 p.d.<br />

ZVW 4<br />

(inkomensafhankelijke bijdrage)<br />

7,75 ­ 7,75 € 33.427p.j.<br />

KO (verplichte bijdrage kinderopvang) 0,34 ­ 0,34 € 189,60 p.d.<br />

1 Voor de volksverzekeringen AOW, Anw en AWBZ geldt geen premievrije voet. Het totale premiepercentage bedraagt 31,15%.<br />

2 De arbeidsongeschiktheidskas (Aok) is per <strong>2011</strong> opgeheven. De resterende rechten en plichten worden overgenomen door het Aof.<br />

3 De franchise voor zowel de marginale werkgevers­ als de werknemersbijdrage AWf in de premie bedraagt € 16.965 per jaar.<br />

4 De werknemer moet een inkomensafhankelijke bijdrage van 7,75% betalen. De werkgever vergoedt deze bijdrage en draagt dit af.<br />

Verzekerden zonder werkgeversvergoeding zijn een inkomensafhankelijke bijdrage verschuldigd van 5,65%.


2. Eigen woning<br />

Eigenwoningforfait<br />

De WOZ­waarde ligt tussen Eigenwoningforfaitpercentage<br />

< € 12.500 0,00%<br />

€ 12.500 ­ € 25.000 0,20%<br />

€ 25.000 ­ € 50.000 0,30%<br />

€ 50.000 ­ € 75.000 0,40%<br />

€ 75.000 ­ € 1.020.000 0,55%<br />

> € 1.020.000 € 5.610 vermeerderd met 1,05% van de eigenwoningwaarde<br />

voor zover deze uitgaat boven € 1.020.000<br />

Hypotheekrenteaftrek<br />

Maximale duur hypotheekrente­aftrek 30 jaar<br />

Bestaande hypotheken op 1 januari 2001 Aftrek tot en met 31 december 2030<br />

Soort woning Uitsluitend de eigen woning (hoofdverblijf)<br />

9


Overzicht aftrekbare kosten box 1 eigenwoningschuld<br />

10<br />

Kosten zelf aftrekbaar? Rente over de schuld bij<br />

financiering aftrekbaar?<br />

Koopsom Nee Ja<br />

Overdrachtsbelasting Nee Ja<br />

Roerende goederen Nee Nee<br />

Omzetbelasting grond Nee Ja<br />

Grond­ en bouwrente over de periode vóór het<br />

tijdstip van de koop­/aannemingsovereenkomst<br />

Grond­ en bouwrente over de periode na het tijdstip<br />

van de koop­/aannemingsovereenkomst<br />

Nee Ja<br />

Ja Nee<br />

Verschuldigde box 1­lening rente Ja Nee<br />

Verbouwing Nee Ja<br />

Taxatiekosten i.v.m. hypotheek Ja Ja<br />

Notariskosten hypotheekakte Ja Ja<br />

Kosten verkrijgen nationale hypotheekgarantie<br />

(t.b.v. hypotheek)<br />

Ja Ja<br />

Notariskosten transport Nee Ja<br />

Kosten hypotheekakte Ja Ja<br />

Afsluitprovisie /advieskosten Ja (beperkt) Ja<br />

Boeterente voor vervroegde aflossing Ja Nee<br />

Kosten wegens oversluiten/verlengen Ja Nee<br />

Administratiekosten Ja Ja<br />

Jaarlijks erfpacht canon Ja Ja<br />

Afkoopsom erfpacht Nee Ja<br />

Makelaarscourtage Nee Ja<br />

Bankgarantiekosten Nee Ja<br />

Bereidstellingsprovisie Ja Ja<br />

Annuleringskosten hypotheek Nee Nee


Verbouwingen<br />

Voor het aangaan van leningen voor verbouwingen gelden onderstaande specifieke goedkeuringen:<br />

• rente en kosten van een geldlening gesloten voor de verbouwing van de eigen woning zijn gedurende zes<br />

maanden na het afsluiten van de geldlening aftrekbaar in box 1, ongeacht of verbouwingsuitgaven daadwerkelijk<br />

uit de geldlening zijn betaald;<br />

• rente en kosten van de geldlening gesloten binnen zes maanden na aanvang van de verbouwing van de<br />

eigen woning zijn aftrekbaar in box 1, voorzover de geldlening niet meer bedraagt dan in die zes maanden<br />

gedane verbouwingsuitgaven;<br />

• Voor het verbouwingsdepot geldt dat in de eerste zes maanden na het afsluiten van de geldlening de rente<br />

en kosten volledig mogen worden afgetrokken. In het daaropvolgende anderhalf jaar worden de betaalde<br />

en ontvangen rente in box 1 gesaldeerd.<br />

Verhuizing<br />

Een woning die nog niet betrokken kan worden vanwege een verbouwing of een in aanbouw zijnde woning<br />

kan onder voorwaarden al aangemerkt worden als eigen woning. Een van de voorwaarden is dat de woning<br />

moet leegstaan. Een tweede voorwaarde is dat de woning in het kalenderjaar of in één van de twee volgende<br />

kalenderjaren als eigen woning moet gaan dienen. Hetzelfde geldt voor leegstaande woningen die in het<br />

kalenderjaar of in één van de twee voorafgaande jaren een eigen woning is geweest van belastingplichtige.<br />

De woning moet het hoofdverblijf zijn geweest, leegstaan en te koop worden aangeboden. De met deze<br />

woning samenhangende (hypotheek)rente is gedurende die tijd aftrekbaar. Bovendien is het eigenwoningforfait<br />

voor de nieuwe woning nihil.<br />

De hiervoor beschreven tweejaarstermijn is met ingang van 1 januari <strong>2011</strong> tijdelijk verlengd naar drie jaar.<br />

Na 31 december 2012 geldt weer de normale termijn van twee jaar.<br />

Bijleenregeling<br />

Als door verhuizing naar een nieuwe duurdere woning de schuld wordt verhoogd, wordt de aftrek van de<br />

rente alleen toegestaan voor zover de verhoging van de schuld daadwerkelijk nodig is om het verschil tussen<br />

de aankoopprijs van de nieuwe woning (inclusief aankoopkosten) en de opbrengst van de oude (na aftrek van<br />

kosten) te financieren. Dit is de eigenwoningschuld. Voor dit bedrag kan de rente worden afgetrokken.<br />

11


Met onderstaand schema kan worden bepaald of de bijleenregeling van toepassing is<br />

en wat de gevolgen zijn!<br />

12<br />

Stroomschema Bijleenregeling<br />

Dit schema moet per persoon worden doorgenomen! Je gaat uit van het juridisch eigendom per persoon.<br />

stap 1<br />

stap 2<br />

stap 3.1<br />

stap 3.2<br />

Is sprake van verwerving* van<br />

een (andere) eigen woning?<br />

ja<br />

Partnerregeling?<br />

Wordt er in de aan te kopen/aangekochte<br />

woning een duurzaam<br />

gezamenlijke huishouding gevoerd?<br />

Hebben zij in de te verkopen/verkochte<br />

eigen woning een duurzaam<br />

gezamenlijke huishouding gevoerd?<br />

ja<br />

Heeft de partner een niet benutte EWR<br />

afkomstig van een eigen woning<br />

waarin samen met de partner een<br />

duurzaam gezamenlijke huishoudig<br />

is gevoerd?<br />

ja<br />

Partnerregeling is van toepassing<br />

nee<br />

nee<br />

nee<br />

nee<br />

Is sprake van een verbouwing van<br />

of onderhoud aan de eigen woning?<br />

ja<br />

Is er nog een niet benutte EWR<br />

die korter dan 3 jaar bestaat**?<br />

ja<br />

Bepaal het (geschatte) VVS van de huidige eigen woning:<br />

verkoopprijs oude woning ­ verkoopkosten ­ EWS<br />

Bepaal EWR:<br />

VVS + niet benutte EWR die korter dan 3 jaar bestaat**<br />

Bepaal de maximale EWS***:<br />

aankoopprijs + aankoopkosten nieuwe eigen woning ­ EWR<br />

ja<br />

Schuld voor verbouwing/onderhoud<br />

minus EWR=EWS.<br />

Restant is box 3­schuld.<br />

Partnerregeling<br />

is niet van toepassing<br />

Partnerregeling<br />

is niet van toepassing<br />

Partnerregeling<br />

is niet van toepassing<br />

* Onder verwerving van een eigen woning wordt niet alleen de aankoop van een eigen woning verstaan,<br />

maar ook een woning die van box 3 naar box 1 verhuist.<br />

** Er kan bij de verkoop van een voorgaande eigen woning een niet benutte EWR zijn blijven staan.<br />

*** De aangegane EWS hoeft niet gelijk te zijn aan de maximale EWS.<br />

nee<br />

nee<br />

Consumptief<br />

Geen EWS<br />

Schuld voor verbouwing/<br />

onderhoud = EWS<br />

De bij stap 3.1 berekende<br />

maximale EWS***<br />

De bij stap 3.1 berekende<br />

maximale EWS***<br />

De bij stap 3.1 berekende<br />

maximale EWS***


Stroomschema Einde samenleving<br />

Gaan partners uit elkaar terwijl sprake was van een duurzame<br />

gezamenlijk huishouding in een eigen woning?<br />

ja<br />

Was de partnerregeling van toepassing<br />

bij de verwerving van deze eigen woning?<br />

ja<br />

Gaat het om de partner die rekening heeft moeten houden<br />

met de niet benutte EWR van de andere partner?<br />

ja<br />

Is er bij de financiering rekening gehouden met de verlaging<br />

van de maximale EWS door de partnerregeling?<br />

ja<br />

De rente over de aanwezige EWS na toepassing van de<br />

partneregeling is aftrekbaar. Bovendien kan de schuld voor<br />

de overname van het aandeel van de ex­partner in de eigen<br />

woning volledig fiscaal gefacilieerd worden aangegaan.<br />

nee<br />

nee<br />

nee<br />

nee<br />

Definities<br />

Eigen woning<br />

De eigen woning die de belastingplichtige anders<br />

dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat<br />

Partner in de zin van de partnerregeling<br />

• de fiscaal partner of<br />

• degene met wie duurzaam een gemeenschappelijke<br />

huishouding wordt gevoerd. Hierbij is fiscaal<br />

partnerschap niet vereist.<br />

Afkortingen<br />

EWR • eigenwoningreserve<br />

EWS • eigenwoningschuld<br />

VVS • vervreemdingssaldo<br />

Dit overzicht is niet relevant.<br />

Dit overzicht is niet relevant.<br />

Voor deze partner geldt dat als de 3 jaars­termijn niet is<br />

verstreken de niet benutte EWR weer herleeft. Dit kan<br />

gevolgen hebben bij verwerving van (een aandeel in)<br />

of verbouwing van een eigen woning.<br />

Blijft deze partner achter dan neemt de maximale EWS toe<br />

met het bedrag van de EWR waar rekening mee is gehouden<br />

in het kader van de partnerregeling. De schuld voor de overname<br />

van het aandeel van de ex­partner in de eigen woning<br />

kan volledig fiscaal gefacilieerd worden aangegaan.<br />

Vertrekt deze partner dan hoeft alleen rekening gehouden<br />

te worden met de eigen EWR.<br />

13


3. Kapitaalverzekering en overgangsrecht<br />

Kapitaalverzekering eigen woning/Spaarrekening eigen woning/Beleggingsrekening<br />

eigen woning (KEW/SEW/BEW)<br />

Voor de uitkering uit een KEW/SEW/BEW (box 1) kunnen de volgende vrijstellingen<br />

van toepassing zijn:<br />

• Bij 15 tot 20 jaar premiebetaling: maximaal f 34.300<br />

• Bij 20 jaar of meer premiebetaling: maximaal f 151.000<br />

De te benutten vrijstelling kan nooit meer bedragen dan de uiterlijk na 30 jaar met de eenmalige<br />

kapitaalsuitkering af te lossen eigenwoningschuld. Bovendien geldt de vrijstelling eenmaal per leven,<br />

is persoonsgebonden en mag de hoogste premie per verzekeringsjaar niet meer bedragen dan tien maal<br />

de laagste.<br />

De kapitaalvrijstelling is ook van toepassing op de uitkeringen bij overlijden. Hierbij mag de (restant) vrijstelling<br />

van de overleden partner worden gebruikt tot maximaal de uitkering ten gevolge van het overlijden<br />

van die partner.<br />

Imputatie<br />

De uitkering uit een kapitaalverzekering is onder voorwaarden vrijgesteld. Als er gebruik wordt gemaakt van<br />

een life­timevrijstelling komt de vrijgestelde uitkering in mindering op de in de toekomst nog te benutten<br />

life­timevrijstelling en de bezittingvrijstelling. Wordt gebruik gemaakt van een ongelimiteerde vrijstelling<br />

(pré BHW) dan heeft dit geen invloed op de in de toekomst te benutten life­time vrijstellingen en de bezittingvrijstelling.<br />

Uitkering uit:<br />

KEW­vrijstelling<br />

Pré BHW­vrijstelling<br />

BHW­vrijstelling<br />

Bezittingvrijstelling<br />

14<br />

KEW Pré BHW BHW<br />

= vrijgestelde uitkering vermindert vrijstelling niet<br />

= vrijgestelde uitkering komt in mindering op (resterende) vrijstelling


Overgangsrecht kapitaalverzekeringen<br />

Bestaat de verzekering op 31 december 2000?<br />

• pré­BHW verzekering overgangsregime van<br />

toepassing of<br />

• duur verzekering en premiebetaling<br />

minimaal 15 jaar en premie binnen 10:1<br />

• vanaf aanvang premie betaald binnen 10:1<br />

Verzocht om aanwijzing als<br />

kapitaalverzekering eigen woning (KEW)?<br />

Indien de uitkering hoger is dan de vrijstelling<br />

moet over het rentebestanddeel afgerekend<br />

worden. Belastbaar rentebestanddeel:<br />

((uitkering­vrijstelling)/uitkering) x (uitkeringbetaalde<br />

premies)<br />

ja<br />

ja<br />

ja<br />

nee<br />

nee<br />

nee<br />

Geen overgangsrecht.<br />

Regime Wet IB 2001 van toepassing.<br />

Het rentebestanddeel (uitkering minus<br />

premies) is volledig belast op expiratiedatum<br />

in box 1.<br />

Tijdens de looptijd belast in box 3<br />

• Verzekering bestond op 14 september<br />

1999 en is op of na die datum niet<br />

verhoogd of verlengd. Voor zover de<br />

waarde meer bedraagt dan f 123.428<br />

wordt deze waarde jaarlijks belast*.<br />

• Verzekering is na 14 september 1999<br />

tot stand gekomen en/of verhoogd of<br />

verlengd. Volledige waarde jaarlijks<br />

belast.<br />

Op expiratiedatum belast in box 1<br />

Rentebestanddeel is belast in box 1,<br />

onder voorwaarden recht op<br />

uitkeringsvrijstelling:<br />

­ pré BHW: ongelimiteerd<br />

­ BHW: f 123.428<br />

* Bij een voortzetting ­ conversiestorting ­ is het van belang dat het verzekerd kapitaal niet wordt verhoogd en de duur niet wordt<br />

verlengd. Bij de omzetting van een verzekering met een vast verzekerd kapitaal op einddatum in een beleggingsverzekering<br />

houdt de eerste eis in dat de in totaal overeengekomen en betaalde premies op jaarbasis ­ dus de premiedelen voor uitkering<br />

bij in leven zijn en bij overlijden tezamen ­ ná omzetting niet worden verhoogd. In uitzonderlijke situaties, zoals het wijzigen<br />

van het verzekerd lijf of het overeenkomen van een ongebruikelijk overlijdensrisicodekking, moet een prognoseberekening<br />

worden gemaakt.<br />

15


4. Lijfrente<br />

Uitgaven voor inkomensvoorziening<br />

Jaarruimte<br />

Als de belastingplichtige de inleg voor een lijfrente in aftrek wil brengen zal hij veelal gebruik moeten maken<br />

van de jaarruimte. Deze jaarruimte kan voor de laatste keer worden gebruikt in het jaar waarin de belastingplichtige<br />

65 jaar wordt. Voor buitenlandse belastingplichtigen bestaat geen recht op aftrek van de inleg, tenzij<br />

zij hebben gekozen voor de behandeling als binnenlands belastingplichtigen.<br />

De jaarruimte kan met behulp van de volgende formule worden bepaald:<br />

16<br />

Jaarruimte = (17% x PG) ­/­ 7,5 * A ­/­ F ­/­ BS<br />

Waarbij:<br />

PG = premiegrondslag is de inkomensgrondslag<br />

verminderd met een franchise van f 11.631.<br />

De inkomensgrondslag is de som van de in<br />

het voorafgaande kalenderjaar genoten winst<br />

uit onderneming, belastbare loon, belastbare<br />

resultaat uit overige werkzaamheden en belastbare<br />

periodieke uitkeringen en verstrekkingen.<br />

De premiegrondslag bedraagt maximaal<br />

f 159.741. De inkomensgrondslag bedraagt<br />

dus maximaal f 171.372.<br />

A = het bedrag van de aangroei van het pensioen<br />

in het voorafgaande jaar door toename van de<br />

diensttijd (zogenaamde factor A).<br />

F = de toename van de oudedagsreserve in het<br />

voorafgaande kalenderjaar.<br />

BS = het bedrag aan spaarloon dat in het voorafgaande<br />

jaar wordt gedeblokkeerd voor<br />

vrijwillige premiebetaling voor een individuele<br />

module van een pensioenregeling.<br />

De jaarruimte bedraagt maximaal f 27.156.<br />

Lijfrentefranchise<br />

De franchise is dat gedeelte<br />

van het inkomen waarover<br />

geen lijfrente kan worden<br />

opgebouwd omdat de<br />

AOW­uitkering hierin later<br />

voorziet. Deze franchise is<br />

door de wetgever gesteld<br />

op f 11.631. Het bedrag<br />

van de lijfrentefranchise is<br />

niet gelijk aan het minimale<br />

franchisebedrag dat bij een<br />

pensioenregeling moet<br />

worden gebruikt.


Inhaal jaarruimte (reserveringsregeling)<br />

De belastingplichtige die de aftrekruimte uit de jaarruimte van de zeven voorafgaande jaren niet (geheel)<br />

heeft gebruikt, kan gebruik maken van de reserveringsruimte. Hiervoor moet hij bij zijn aangifte inkomstenbelasting<br />

een verzoek indienen. De verzekeringnemer kan het laagste van de volgende drie bedragen als<br />

reserveringsruimte benutten:<br />

Jaar van<br />

aftrek<br />

Inkomensgegevens<br />

1. Het niet gebruikte deel van de<br />

jaarruimte van de afgelopen<br />

zeven jaar;<br />

2. f 6.872<br />

(bij 55 jaar en ouder: f 13.571); 13.571);<br />

3. 17% van de premiegrondslag.<br />

Factor A Franchise Maximale<br />

inkomensgrondslag<br />

Maximale<br />

jaarruimte<br />

Maximale reserveringsruimte<br />

Tot 55 jaar Vanaf 55 jaar<br />

2004 2003 2003 € 10.571 € 155.790 € 24.687 € 6.244 € 12.335<br />

2005 2004 2004 € 10.719 € 157.972 € 25.033 € 6.332 € 12.508<br />

2006 2005 2005 € 10.816 € 159.395 € 25.258 € 6.389 € 12.621<br />

2007 2006 2006 € 10.990 € 161.947 € 25.663 € 6.492 € 12.823<br />

2008 2007 2007 € 11.155 € 115.961 € 17.817 € 6.590 € 13.016<br />

2009 2008 2008 € 11.345 € 167.172 € 26.491 € 6.703 € 13.238<br />

2010 2009 2009 € 11.561 € 170.349 € 26.994 € 6.831 € 13.490<br />

<strong>2011</strong> 2010 2010 € 11.631 € 171.372 € 27.156 € 6.872 € 13.571<br />

Terugwentelingstermijn<br />

Inleg ter zake van de jaarruimte en de inhaalruimte dienen voor aftrek in het jaar 2010 uiterlijk op 31 maart <strong>2011</strong><br />

betaald te zijn. Met ingang van 1 januari 2012 is het niet langer mogelijk inleg ter zake van de jaarruimte en<br />

de inhaalruimte terug te wentelen. Oftewel inleg betaald na 31 december <strong>2011</strong> kan niet worden teruggewenteld<br />

voor aftrek in het jaar <strong>2011</strong>.<br />

Minimale jaarruimte<br />

In de onderstaande tabel staan de minimale jaarruimtes voor het jaar <strong>2011</strong> bij verschillende salarissen,<br />

opbouwpercentages en een pensioenleeftijd van 65 jaar (volgens de pensioenregeling). Daarbij is<br />

uitgegaan van een minimale franchise in de pensioenregeling (2010: f 12.674).<br />

17


18<br />

Pensioenleeftijd 65 jaar<br />

Opbouw per dienstjaar<br />

Inkomen 2,25% 2% 1,75%<br />

€ 20.000 186 323 461<br />

€ 25.000 192 423 654<br />

€ 30.000 198 523 848<br />

€ 35.000 205 623 1.042<br />

€ 40.000 211 723 1.236<br />

€ 45.000 217 823 1.429<br />

€ 50.000 223 923 1.623<br />

€ 55.000 230 1.023 1.817<br />

€ 60.000 236 1.123 2.011<br />

€ 65.000 242 1.223 2.204<br />

€ 70.000 248 1.323 2.398<br />

€ 75.000 255 1.423 2.592<br />

Bij jongere pensioenleeftijden in combinatie met de genoemde opbouwpercentages is de jaarruimte <strong>2011</strong> gering dan wel nihil.<br />

Premie arbeidsongeschiktheidsverzekering en lijfrente voor een invalide kind<br />

Premies voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering en premies ten behoeve van levenslange lijfrenten<br />

voor meerderjarige invalide (klein)kinderen zijn niet gebonden aan een maximaal aftrekbedrag.<br />

De beperkte saldomethode<br />

Voor lijfrenteverzekeringen waarvoor aftrek mogelijk is of was, geldt dat de verzekering in box 1 wordt belast.<br />

Als (een deel van) de premie niet in aftrek is gebracht, mag voor dat deel van de premie de saldomethode<br />

worden toegepast. Dat betekent dat in box 1 geen belasting verschuldigd is tot een bedrag ter grootte van<br />

de aantoonbaar niet in aftrek gebrachte premie. De niet­aftrekbare premie die na 1 januari 2010 is betaald<br />

en meer is dan f 2.269 per belastingplichtige per jaar, blijft echter buiten beschouwing. Voor dat deel van<br />

de premie is dus geen aftrek mogelijk en kan de saldomethode niet worden toegepast.


Overgangsregeling 2009<br />

Voor lijfrenteverzekeringen die vóór 14 september 1999 zijn afgesloten geldt dit bedrag per verzekering, mits<br />

de premie na deze datum niet is verhoogd (saldomethode 2001). Het verschil tussen vóór en na 14 september<br />

1999 afgesloten lijfrenteverzekeringen is dus dat de beperkte saldomethode geldt per belastingplichtige of<br />

per verzekering. Zodra de saldomethode 2001 per verzekering per 1 januari 2021 vervalt, zal de beperkte saldomethode<br />

per belastingplichtige van toepassing worden.<br />

Onbeperkte saldomethode<br />

Indien belastingplichtigen in de periode 2001 tot en met 2009 lijfrente­inleg hebben betaald en deze inleg<br />

niet (geheel) hebben afgetrokken, dan geldt voor deze niet afgetrokken inleg een onbeperkte saldomethode.<br />

Dan geldt de limiet van f 2.269 per jaar dus niet. De onbeperkte saldomethode is ook van toepassing op<br />

lijfrenten die vóór 1 januari 2001 zijn afgesloten.<br />

Saldomethode bij reguliere uitkering en afkoop<br />

De beperkte en de onbeperkte saldomethode geldt alleen als het opgebouwde lijfrentekapitaal wordt<br />

omgezet in reguliere lijfrentetermijnen of wordt afgekocht. Bij het niet voldoen aan de voorwaarden is<br />

de saldomethode niet van toepassing.<br />

Overgangsregeling saldolijfrente<br />

We spreken van een saldolijfrente als de verzekering vóór 1 januari 2001 is afgesloten en de verzekering bij<br />

het afsluiten al niet voldeed aan de voorwaarden voor aftrek van de premie. Saldolijfrenteverzekeringen die<br />

bestonden op 14 september 1999 en waarvan nadien de premies niet zijn verhoogd komen in aanmerking<br />

voor de saldomethode 2001. De saldomethode 2001 is van toepassing tot een bedrag aan niet aftrekbare<br />

premies van f 2.269 per kalenderjaar per verzekering in box 1. De saldomethode 2001 wil zeggen dat de<br />

toekomstige uitkeringen pas belast zijn als deze de premies ­ die onder het saldodeel vallen ­ overtreffen.<br />

Uitsluitend voor zogenaamde saldolijfrente verzekeringen die zijn afgesloten voor 14 september 1999, hierna<br />

nog premie is betaald en in 2001 is gekozen voor de saldomethode, kan een deel van de aanspraak gedurende<br />

de looptijd onderdeel uitmaken van de rendementsgrondslag voor box 3. De waarde van de aanspraak die<br />

wordt opgebouwd uit een eventueel hoger premiebedrag dan f 2.269, maakt dan onderdeel uit van de<br />

rendementsgrondslag voor box 3. Deze saldomethode eindigt per 31 december 2020.<br />

Lijfrentevoorzieningen en ondernemers<br />

Oudedagsreserve voor zelfstandigen<br />

Dotatie: 12% van de fiscale winst, doch maximaal f 11.882. Deze toevoeging wordt verminderd met de<br />

ten laste van de winst gekomen pensioenpremie. Voorts mag de reserve door de dotatie niet boven het<br />

ondernemingsvermogen uitkomen.<br />

Staking onderneming<br />

Stakingsaftrek bedraagt per ondernemer f 3.630.<br />

19


Omzetting stakingswinst in lijfrente<br />

De extra ruimte aan lijfrentepremieaftrek bij ondernemers die (een gedeelte van)<br />

hun onderneming staken bedraagt maximaal:<br />

20<br />

Bij:<br />

• overdrachten van ondernemers van 60 jaar of ouder f 435.652<br />

• óf overdrachten door invalide ondernemers<br />

• óf het staken van de onderneming door overlijden<br />

• overdrachten door ondernemers van 50 tot 60 jaar f 217.833<br />

• óf overdrachten door ondernemers indien de lijfrenteuitkeringen<br />

direct ingaan<br />

In overige gevallen f 108.922<br />

Ondernemers kunnen verzoeken om in het jaar dat zij (een deel van) hun onderneming staken bij de berekening<br />

van de jaarruimte uit te gaan van de gegevens van het kalenderjaar zelf. In het opvolgende kalenderjaar,<br />

waarin weer uitgegaan moet worden van de gegevens van het voorafgaande kalenderjaar, mag de stakingswinst<br />

dan niet nogmaals bij de berekening van de (inhaal)jaarruimte voor de aftrek van de lijfrente­inleg in<br />

aanmerking worden genomen.<br />

Terugwenteling lijfrente-inleg<br />

Als door een ondernemer bij staking verzocht is om bij de (inhaal)jaarruimteberekening uit te gaan van de<br />

gegevens van het jaar zelf dient de inleg voor aftrek in de aangifte over het jaar 2010 uiterlijk op 30 juni <strong>2011</strong> te zijn<br />

betaald. Inleg ter zake van een omzetting van de oudedagsreserve of stakingswinst dienen voor aftrek in de<br />

aangifte over het jaar 2010 uiterlijk op 30 juni <strong>2011</strong> betaald te zijn.


Lijfrentevormen<br />

Overbruggingslijfrente<br />

• tot pensioen óf 65 jr<br />

• maximaal f 63.288<br />

• ingang vrij<br />

Afgeschaft per 1/1/2006<br />

Oudedagslijfrente<br />

• levenslang<br />

• géén maximum<br />

• ingang vrij maar uiterlijk 70 jr<br />

Tijdelijke oudedagslijfrente<br />

• minimaal 5 jr<br />

• maximaal f 20.602<br />

• ingang tussen 65 en 70 jr *<br />

vrij 65 jaar 70 jaar<br />

Nabestaandenlijfrente<br />

• levenslang óf tijdelijk<br />

• géén maximum<br />

• ingang direct ná overlijden,<br />

tenzij Anw­uitkering<br />

* De 70­jaarsgrens geldt niet als in de BHW­verzekering vóór 1 januari 2001 al een latere ingangsdatum dan 70 jaar was opgenomen.<br />

Overbruggingslijfrente (afgeschaft per 1 januari 2006)<br />

De opgebouwde rechten per 31 december 2005 kunnen worden benut voor een overbruggingslijfrente.<br />

Hierbij gelden de volgende regels:<br />

• vanaf 2006 zijn geen premies meer betaald:<br />

het volledige expiratiekapitaal kan worden benut voor een overbruggingslijfrente;<br />

• vanaf 2006 zijn nog premies betaald:<br />

de waarde per 31 december 2005 kan worden benut voor een overbruggingslijfrente.<br />

Zijn de tot en met maart 2006 betaalde premies volledig teruggewenteld naar het belastingjaar 2005<br />

dan geldt het volgende:<br />

• vanaf april 2006 zijn geen premies meer betaald:<br />

het volledige expiratiekapitaal kan worden benut voor een overbruggingslijfrente;<br />

• vanaf april 2006 zijn nog premies betaald:<br />

de waarde per 31 december 2005 verhoogd met de naar belastingjaar 2005 teruggewentelde premies,<br />

kan worden benut voor een overbruggingslijfrente.<br />

21


Expirerend Lijfrentekapitaal<br />

In onderstaande schema’s zijn de mogelijkheden voor een lijfrenteverzekering per fiscaal regime aangegeven.<br />

Tevens is per fiscaal regime weergegeven aan welke eisen een lijfrenteverzekering moet voldoen.<br />

22<br />

Let op!<br />

Na de expiratiedatum heeft de begunstigde tot 31 december van het kalenderjaar<br />

volgend op het kalenderjaar waarin de expiratiedatum ligt om de uitkering te gebruiken<br />

voor een nieuwe lijfrenteverzekering. Als de verzekering tot uitkering komt<br />

omdat de verzekerde is overleden, heeft de begunstigde tot 31 december van het<br />

tweede kalenderjaar na de expiratie om een nieuwe lijfrenteverzekering af te sluiten.<br />

Doet de begunstigde dat niet? Dan wordt de verzekering geacht tot uitkering te zijn<br />

gekomen op het moment dat deze termijnen zijn verstreken.<br />

Schending van lijfrentevoorwaarden<br />

Om een lijfrenteverzekering voor premieaftrek in aanmerking te laten komen mag de verzekering niet worden<br />

vervreemd, afgekocht of tot voorwerp van zekerheid dienen. Daarnaast dient het lijfrente kapitaal gebruikt te<br />

worden voor aankoop van een toegestane lijfrentevorm. Wordt niet aan deze voorwaarden voldaan, dan leidt<br />

dit in het algemeen tot heffing en revisierente.<br />

Afkoop lijfrente<br />

Op de regel dat een lijfrenteverzekering niet mag worden afgekocht, bestaat een uitzondering. Een zogenaamde<br />

‘kleine lijfrente’ mag afkocht worden zonder dat dit leidt tot revisierente. Op de uitkering ineens is alleen<br />

inkomstenbelasting verschuldigd. Een lijfrente is een ‘kleine lijfrente’ als:<br />

­ er nog geen termijnen zijn uitgekeerd; en<br />

­ het totale lijfrentekapitaal bij de zelfde uitvoerder niet groter is dan f 4.171.<br />

Bij afkoop van een lijfrenteverzekering mag de saldomethode worden toegepast als (een deel van) de premie<br />

aantoonbaar niet in aftrek is gebracht. De saldomethode is ook van toepassing als een lijfrente niet voldoet aan<br />

de voorwaarden om een ‘kleine lijfrente’ te zijn.<br />

Expirerend Lijfrentekapitaal<br />

In onderstaande schema’s zijn de mogelijkheden voor een lijfrenteverzekering per fiscaal regime aangegeven.<br />

Tevens is per fiscaal regime weergegeven aan welke eisen een lijfrenteverzekering moet voldoen.<br />

Schema expirerend lijfrentekapitaal<br />

Kapitaalbron Lijfrentemogelijkheden<br />

Uitkering ineens Schenken Periodiek uitkeren Later uitkeren<br />

Lijfrente pre­BHW­regime Ja Ja Ja Ja<br />

Lijfrente BHW­regime Nee Nee Ja Ja<br />

Lijfrente IB 2001­regime Nee Nee Ja Ja


Lijfrente<br />

pre-BHW-regime<br />

Lijfrente<br />

BHW-regime<br />

Lijfrente<br />

IB 2001- regime<br />

Lijfrentevorm Ingangsdatum Looptijd Maximale uitkering<br />

Vrij te kiezen Vrij te kiezen Afhankelijk van<br />

leeftijd<br />

Oudedagslijfrente Vrij te kiezen als<br />

overeengekomen<br />

vóór 1 januari 2001<br />

Tijdelijke<br />

oudedagslijfrente<br />

Overbruggingslijfrente*<br />

Nabestaandenlijfrente<br />

Niet eerder dan in<br />

het jaar waarin de<br />

leeftijd van 65 jaar<br />

wordt bereikt en niet<br />

later dan in het jaar<br />

waarin de leeftijd<br />

van 70 jaar wordt<br />

bereikt.<br />

Onbeperkt<br />

Levenslang Onbeperkt<br />

Vrij te kiezen Einddatum 65 jaar<br />

of pensioendatum<br />

Direct na overlijden<br />

verzekerde, tenzij<br />

Anw­uitkering<br />

Oudedagslijfrente Uiterlijk het jaar<br />

waarin de 70­jarige<br />

leeftijd wordt bereikt<br />

Tijdelijke<br />

oudedagslijfrente<br />

Overbruggingslijfrente*<br />

Nabestaandenlijfrente<br />

Niet eerder dan in<br />

het jaar waarin de<br />

leeftijd van 65 jaar<br />

wordt bereikt en niet<br />

later dan in het jaar<br />

waarin de leeftijd<br />

van 70 jaar wordt<br />

bereikt.<br />

Minimaal 5 jaar € 20.602 per jaar<br />

Levenslang of<br />

tijdelijk**<br />

€ 63.288 per jaar<br />

Onbeperkt<br />

Levenslang Onbeperkt<br />

Minimaal 5 jaar € 20.602 per jaar<br />

Vrij te kiezen In het jaar van 65 jaar<br />

worden worden of het jaar<br />

waarin de pensioendatum<br />

ligt<br />

Direct na overlijden Levenslang of<br />

verzekerde, tenzij tenzij tijdelijk**<br />

Anw­uitkering<br />

* Vanaf 1 januari 2006 is het niet meer mogelijk de premies voor een overbruggingslijfrente af te trekken.<br />

** Afhankelijk van de bloed­ of aanverwantschap van de gerechtigde met de overledene.<br />

€ 63.288 per jaar<br />

Onbeperkt<br />

23


Bancaire lijfrente<br />

Met ingang van 2008 is het ook mogelijk geworden om een lijfrentetegoed op te bouwen via een bankrekening of<br />

met beleggingen. Ook kan het opgebouwde lijfrentetegoed worden uitgekeerd via een bankrekening.<br />

Hieronder is een overzicht opgenomen van de mogelijkheden van de bancaire uitkeringsvormen:<br />

Bancaire lijfrente<br />

Lijfrentevorm Ingangsdatum Looptijd Maximale uitkering<br />

Oudedagslijfrente Uiterljk het jaar waarin Ten minste 20 jaar + 65 jaar Onbeperkt<br />

de leeftijd van 70 jaar<br />

wordt bereikt<br />

­/­ leeftijd bij ingang<br />

Tijdelijke<br />

oudedagslijfrente<br />

24<br />

Niet eerder dan in het jaar<br />

waarin de leeftijd van 65 jaar<br />

wordt bereikt en niet later<br />

dan in het jaar waarin de<br />

leeftijd van 70 jaar wordt<br />

bereikt<br />

Nabestaandenlijfrente Direct na overlijden, tenzij<br />

Anw­uitkering<br />

* Afhankelijk van de bloed­ of aanverwantschap van de gerechtigde met de overledene.<br />

Minimaal 5 jaar € 20.602 per jaar<br />

Ten minste 5 of 20 jaar* Onbeperkt<br />

De bancaire lijfrente en de lijfrenteverzekering verschillen van elkaar. In onderstaand schema zijn de verschillende<br />

kenmerken tussen de bancaire lijfrente en de lijfrenteverzekering op een rij gezet.<br />

Verschil Bancaire lijfrente Lijfrenteverzekering<br />

Uitvoerder Bank Verzekeraar<br />

Product Rekening Levensverzekering<br />

Uitkeringsvorm Bancaire termijnen Lijfrentetermijnen<br />

Hoogte uitkering afhankelijk van Rente+storting Rente+storting+sterftekans+kosten<br />

Aanvang vóór 65 jaar 20 jaar + het aantal jaren dat de<br />

rekeninghouder jonger is dan 65 jaar<br />

op de ingangsdatum<br />

Aanvang tussen 65 ­ 70 jaar Tenminste 5 jaar (< € 20.602)<br />

of 20 jaar<br />

Uitkering bij overlijden in opbouwfase<br />

Uitkering bij overlijden in<br />

afbouwfase<br />

Levenslang<br />

Tenminste 5 jaar (


5. Gouden handdruk<br />

Een gouden handdruk is een schadeloosstelling bij ontslag ter vervanging van te derven loon van de vertrekkende<br />

werknemer. Als de gouden handdruk ineens wordt uitgekeerd, is deze uitkering bij de werknemer als<br />

loon belast in box 1 tegen het progressieve tarief. De werkgever is verplicht loonheffing in te houden over<br />

de uitkering. De werkgever en werknemer kunnen er ook voor kiezen de ontslagvergoeding (gedeeltelijk)<br />

aan te wenden als koopsom voor een stamrecht. Een stamrecht is een recht op periodieke uitkeringen. Is de<br />

ontslagvergoeding aangewend als een koopsom voor een stamrecht, dan is de ontslagvergoeding niet ineens<br />

belast, maar worden de toekomstige termijnen te zijner tijd progressief belast in box 1.<br />

Verzekerde stamrecht<br />

Het verzekerde stamrecht moet voldoen aan de volgende<br />

voorwaarden:<br />

• de periodieke uitkering ziet op de vervanging van gederfd of<br />

te derven loon;<br />

• de uitkeringen komen alleen toe aan de werknemer en gaan<br />

niet later in dan in het kalenderjaar waarin hij de leeftijd van<br />

65 jaar heeft bereikt;<br />

• in geval van overlijden van de werknemer mogen de<br />

termijnen alleen toekomen aan de (gewezen) partner,<br />

of aan zijn kinderen jonger dan 30 jaar;<br />

• er moet sprake zijn van meerdere uitkeringen, waarbij<br />

gedurende de looptijd de kans op overlijden van de<br />

verzekerde tenminste 1% is;<br />

• de periodieke uitkering is ondergebracht bij een toegelaten<br />

verzekeraar.<br />

Mogelijkheden onderbrenging stamrecht:<br />

• afstorten bij een verzekeringsmaatschappij;<br />

• afstorten bij een bank of beleggingsinstelling;<br />

• onderbrengen bij de ex-werkgever;<br />

• oprichten oprichten van van een stamrecht-BV.<br />

stamrecht-BV.<br />

Bancair stamrecht<br />

Vanaf 1 januari 2010 kan een gouden handdruk ook bij een bank of beleggingsinstelling worden ondergebracht.<br />

De eisen voor stamrechtspaarrekening en ­beleggingsrecht zijn vergelijkbaar met het verzekerde stamrecht.<br />

Het grootste verschil is echter dat als bij overlijden van de rekeninghouder de hierboven omschreven kring<br />

van gerechtigden ontbreekt, het tegoed toekomt aan de erfgenamen. Een ander verschil is dat de looptijd<br />

niet getoetst wordt aan de 1% sterftekans, maar minimaal moet voldoen aan een voorgeschreven duur<br />

(zie tabel hierna).<br />

25


Als de eerste uitkering op of na 1 januari <strong>2011</strong> plaatsvindt, geldt het volgende.<br />

Ingeval de gerechtigde de leeftijd<br />

heeft bereikt van<br />

26<br />

Maar nog niet de leeftijd heeft<br />

bereikt van<br />

­ 25 18<br />

25 30 15<br />

30 35 12<br />

35 40 9<br />

40 45 6<br />

45 50 4<br />

50 55 3<br />

55 60 2<br />

Bedraagt de minimale periode<br />

tussen de eerste en de laatste uitkering<br />

het in deze kolom vermelde<br />

aantal jaren<br />

60 ­ 1<br />

Als de uitkeringen toekomen aan kinderen van de werknemer die ten tijde van het ontvangen van de eerste<br />

uitkering jonger zijn dan 30 jaar, bedraagt het aantal jaren tussen de eerste en de laatste uitkering, nooit<br />

meer dan het aantal jaren dat het kind jonger is dan 30 jaar.<br />

Regeling voor vervroegde uittreding<br />

Als een gouden handdruk kan worden aangemerkt als een regeling voor vervroegde uittreding kan de werkgever<br />

een eindheffing verschuldigd zijn van 52% (tot en met 2010 was de eindheffing 26%). Is er sprake van een ontslag<br />

door bijvoorbeeld een reorganisatie of disfunctioneren, dan is er geen eindheffing verschuldigd. Bij een ontslag<br />

om een andere reden kan de kwantitatieve toets uitkomst bieden. Deze toets bestaat uit twee delen: de 55jaarstoets<br />

en de 70%­toets. Wordt aan een van deze toetsen voldaan dan is geen eindheffing verschuldigd.<br />

De 55-jaarstoets<br />

• de uitkeringen van het aan te kopen stamrecht eindigen uiterlijk op de dag voordat de ex­werknemer de<br />

55­jarige leeftijd bereikt; én<br />

• het jaarbedrag van de uitkeringen tezamen met de overige uitkeringen in een jaar blijft onder het laatstgenoten<br />

loon.<br />

De 70%-toets<br />

Aan de hand van het beschikbare kapitaal moet een berekening worden gemaakt waarbij<br />

• de uitkering uiterlijk moet ingaan op de dag die 24 maanden voorafgaat aan de AOW­datum of de eerdere<br />

pensioendatum; én<br />

• de jaarlijkse uitkering die kan worden aangekocht voor die periode die eindigt 24 maanden voorafgaand<br />

aan de AOW­datum of eerdere pensioendatum is ­ tezamen met de overige uitkeringen ­ lager dan 70% van<br />

het laatstgenoten loon; én<br />

• de laagste uitkering is niet minder dan 75% van de hoogste uitkering; én<br />

• de pensioendatum mag ná de berekening niet meer worden gewijzigd.


6. Pensioen<br />

Hoofdvormen pensioen<br />

Pensioenvormen Ingang Einde Wie<br />

Ouderdomspensioen 65 jaar, indien eerder<br />

actuarieel berekenen<br />

Overbruggingspensioen<br />

(1)<br />

Voor 65 jaar (gelijktijdig met<br />

het ouderdomspensioen)<br />

Prepensioen (2) Op z’n vroegst op 60 jaar,<br />

voor 65 jaar<br />

Partnerpensioen Na overlijden (gewezen)<br />

deelnemer<br />

Nabestaanden overbruggingspensioen<br />

Na overlijden (gewezen)<br />

deelnemer of na beëindiging<br />

van recht op uitkering Anw<br />

Wezenpensioen Na overlijden (gewezen)<br />

deelnemer<br />

Arbeidsongeschiktheidspensioen<br />

Na 2 jaar arbeidsongeschiktheid<br />

Bij overlijden (gewezen) deelnemer<br />

65 jaar (gewezen) deelnemer<br />

Op pensioendatum, echter<br />

uiterlijk op 65 jaar<br />

(gewezen) deelnemer<br />

Overlijden partner echtgenoot, geregistreerd<br />

partner, diegene met<br />

wie de werknemer een<br />

duurzame gezamenlijke<br />

huishouding voert (3)<br />

Uiterlijk op 65­jarige leeftijd<br />

van de nabestaande<br />

Uiterlijk tot 30­jarige<br />

leeftijd van het kind (4)<br />

echtgenoot, geregistreerd<br />

partner, diegene met<br />

wie de werknemer een<br />

duurzame gezamenlijke<br />

huishouding voert (3)<br />

(pleeg)kinderen jonger dan<br />

30 jaar (4)<br />

deelnemer<br />

1) Per 1 januari 2006 is het alleen nog mogelijk een overbruggingspensioen op te bouwen voor werknemers die<br />

geboren zijn vóór 1 januari 1950.<br />

In de praktijk worden de termen overbruggingspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen door elkaar gebruikt.<br />

2) Per 1 januari 2006 is het alleen nog mogelijk een prepensioen op te bouwen als deze pensioenvorm was toegezegd<br />

op 1 januari 2005 en de werknemer geboren is vóór 1 januari 1950.<br />

3) In het pensioenreglement kan een beperking van het partnerbegrip zijn opgenomen. Gebruikelijk is om aansluiting<br />

te zoeken bij het fiscale partnerbegrip van pensioen.<br />

4) In het pensioenreglement kan een jongere leeftijd zijn opgenomen. Gebruikelijk is 21 jaar of bij studerende<br />

kinderen tot 27 jaar.<br />

Wet VPL<br />

Per 1 januari 2005 is de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling<br />

(Wet VPL) ingevoerd. Deze wet heeft ten doel langer doorwerken te stimuleren. De Wet VPL maakt<br />

een einde aan de fiscale faciliëring van prepensioen­, overbruggingspensioen­ en VUT­regelingen. Pensioenregelingen<br />

zijn voortaan alleen fiscaal gefacilieerd als de pensioenopbouw gericht is op een pensioenleeftijd<br />

van 65 jaar. Bij een eerdere pensioenleeftijd moet actuariële herrekening plaatsvinden. Voor werknemers<br />

die geboren zijn vóór 1 januari 1950, hoeft er niets te veranderen. De premies voor overbruggingspensioen,<br />

prepensioen en VUT blijven voor deze groep werknemers aftrekbaar. Voor deze groep mag ook een eerdere<br />

pensioenleeftijd dan 65 jaar, zonder actuariële herrekening, gehandhaafd blijven.<br />

27


Belangrijke definities<br />

Salaris: De beloning die de werknemer van zijn werkgever ontvangt voor het verrichten van arbeid.<br />

Pensioengevend salaris: De salarisbestanddelen van de werknemer die voor de pensioenopbouw<br />

in aanmerking worden genomen.<br />

Franchise: Dat deel van het pensioengevend salaris waarover geen pensioen wordt opgebouwd,<br />

omdat na 65 jaar AOW wordt ontvangen.<br />

Pensioengrondslag: Pensioengevend salaris ­/­ de franchise.<br />

Diensttijd: De periode waarover pensioen kan worden opgebouwd.<br />

Let op! Over de bijtelling in verband met de auto van de zaak mag géén pensioen worden opgebouwd!<br />

Franchisebedragen pensioenregelingen<br />

28<br />

Geheel verzekerde pensioenen (Deels) eigen beheer<br />

Franchise “10/7 AOW” f 12.898 f 18.738<br />

Afwijkende franchisebedragen<br />

Maximaal opbouwpercentage Minimale franchise<br />

1,9% eindloon / 2,15% middelloon f 11.803<br />

1,8% eindloon / 2,05% middelloon f 10.667<br />

Vanaf 1 januari 2005 wordt niet meer gewerkt met voor­Oortse AOW bedragen.<br />

Pensioenstelsels<br />

Eindloon Middelloon<br />

Salarisstijgingen tellen terug tot de toetreding in de<br />

regeling en mee in de toekomst<br />

Backservice direct affinancieren Geen backservice<br />

Salarisstijgingen tellen alleen mee in de toekomst<br />

Onzekerheid over toekomstige lasten Meer zekerheid over toekomstige lasten<br />

In het algemeen hogere pensioenaanspraken In het algemeen lagere pensioenaanspraken<br />

Maximale opbouw 2% per dienstjaar Maximale opbouw 2,25% per dienstjaar<br />

Opbouw over variabele loonbestanddelen niet mogelijk Opbouw over variabele loonbestanddelen mogelijk<br />

Beschikbare premiestaffels<br />

Staffelbesluit van 21 december 2009 (nettostaffelbesluit)<br />

Dit besluit bevat netto beschikbare premiestaffels. De staffels zijn gelijk aan de bruto beschikbare premiestaffels,<br />

maar ontdaan van de kostenopslag van 10% en de opslag voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid<br />

(pva) van 8%. De premies uit de staffels mogen worden verhoogd met de werkelijke premie voor pva en<br />

de werkelijke kosten voor de pensioenregeling. Pensioenregelingen moeten uiterlijk 1 januari 2015 voldoen<br />

aan het netto staffelbesluit.


Netto staffels 2009 (rekenrente 4%)<br />

Beschikbare premiestaffels gericht op een opbouw op basis van 2,25% per dienstjaar bij middelloonstelsel<br />

Leeftijdsklassen<br />

tot 65 jaar<br />

Percentage van de pensioengrondslag (franchise f 12.898)<br />

OP OP en uitgesteld<br />

opgebouwd PP<br />

OP en direct ingaand<br />

opgebouwd PP<br />

OP en direct ingaand<br />

bereikbaar PP<br />

15 tot en met 19 4,3 5,2 6,0 6,4<br />

20 tot en met 24 5,0 6,0 6,9 7,5<br />

25 tot en met 29 6,1 7,3 8,3 9,1<br />

30 tot en met 34 7,4 8,9 10,0 10,7<br />

35 tot en met 39 9,0 10,9 12,1 12,7<br />

40 tot en met 44 11,0 13,3 14,6 15,3<br />

45 tot en met 49 13,4 16,3 17,7 18,5<br />

50 tot en met 54 16,5 20,0 21,4 22,3<br />

55 tot en met 59 20,4 24,8 26,0 26,8<br />

60 tot en met 64 25,5 31,1 31,7 32,0<br />

Staffelbesluit van 3 november 2007 (bruto staffelbesluit)<br />

Dit besluit bevat 3 beschikbare premietabellen. De eerste tabel is gebaseerd op een opbouw van 2,25%<br />

middelloon (zie hieronder). De andere tabellen zijn gebaseerd op 2,05% middelloon (franchise f 10.667)<br />

en 2,15% middelloon (franchise f 11.803). Alle tabellen zijn gericht op een pensioendatum op 65 jaar.<br />

Bruto staffels 2007 (rekenrente 4%)<br />

Beschikbare premiestaffels gericht op een opbouw op basis van 2,25% per dienstjaar bij middelloonstelsel<br />

Leeftijdsklassen<br />

tot 65 jaar<br />

Percentage van de pensioengrondslag (franchise f 12.898)<br />

OP OP en uitgesteld<br />

opgebouwd PP<br />

OP en direct ingaand<br />

opgebouwd PP<br />

OP en direct ingaand<br />

bereikbaar PP<br />

15 tot en met 19 5,2 6,3 7,2 7,6<br />

20 tot en met 24 5,9 7,2 8,2 9,0<br />

25 tot en met 29 7,2 8,8 9,9 10,8<br />

30 tot en met 34 8,8 10,7 12,0 12,7<br />

35 tot en met 39 10,8 13,0 14,4 15,2<br />

40 tot en met 44 13,1 15,9 17,5 18,3<br />

45 tot en met 49 16,1 19,5 21,1 22,1<br />

50 tot en met 54 19,7 24,0 25,6 26,6<br />

55 tot en met 59 24,4 29,7 31,0 32,0<br />

60 tot en met 64 30,5 37,2 37,9 38,3<br />

Afkoop<br />

Afkoopbedrag kleine pensioenen f 427,29.<br />

29


7. Arbeidsongeschiktheid<br />

Aftrekbare premie<br />

De premies voor aanspraken op periodieke uitkeringen en verstrekkingen bij invaliditeit, ziekte of ongeval<br />

zijn fiscaal aftrekbaar. Voorwaarde is dat de uitkeringen toekomen aan degene die de premies betaalt. De<br />

begunstigde van de periodieke uitkering moet dus dezelfde zijn als de verzekeringnemer/premiebetaler.<br />

Periodieke uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid<br />

De periodieke uitkering uit een arbeidsongeschiktheidsverzekering is belast in box 1 als de premie is afgetrokken.<br />

Vanaf <strong>2011</strong> moeten inkomensverzekeraars over deze<br />

uitkering loonheffing inhouden.<br />

Als de verzekeraar rechtstreeks aan de werknemer uitkeert, moet de verzekeraar over de uitkering loonheffing<br />

inhouden. Keert de verzekeraar aan de werkgever uit, dan wordt hierover geen loonheffing ingehouden.<br />

Over het bedrag dat de werkgever aan de werknemer betaalt, moet wel loonheffing worden ingehouden.<br />

Dit is immers loon.<br />

Verzekeringnemer en<br />

premiebetaler<br />

30<br />

Ontvanger uitkering Premie Inhouding van loonheffing<br />

BV DGA/werknemer Last voor de BV Ja*<br />

BV<br />

Stichting<br />

Gemeente<br />

BV<br />

Stichting<br />

Gemeente<br />

Last voor de BV<br />

Last voor de Stichting<br />

Last voor de Gemeente<br />

Stichting/Gemeente Verzekerde Last voor Stichting/<br />

Gemeente<br />

VOF<br />

Maatschap<br />

VOF/vennoot<br />

Maatschap/maat<br />

Uitgave voor inkomensvoorziening<br />

Eenmanszaak Ondernemers Uitgave voor inkomensvoorziening<br />

Natuurlijke persoon Natuurlijke persoon<br />

(zelfde)<br />

* heffing vindt plaats uit hoofde van de dienstbetrekking.<br />

Uitgave voor inkomensvoorziening<br />

Nee<br />

Ja*<br />

Ja (tnv verzekerde)<br />

Ja<br />

Ja


8. Levensloop<br />

Levensloopregeling<br />

De levensloopregeling is op 1 januari 2006 ingevoerd. De levensloopregeling is een wettelijk recht van de<br />

werknemer en biedt werknemers de mogelijkheid te sparen voor een periode van onbetaald verlof.<br />

Werknemers hebben recht op deelname aan de levensloopregeling, maar geen recht op opname van<br />

levensloopverlof. De verlofspaarregeling mag worden omgezet in de levensloopregeling. Werknemers<br />

mogen per kalenderjaar maximaal 12% van hun bruto­jaarsalaris laten inhouden in het kader van levensloop.<br />

Rechtstreekse inleg vanuit privé is niet toegestaan.<br />

Voor werknemers die op 31 december 2005 de leeftijd van 51 jaar maar nog niet de leeftijd van 56 jaar hebben<br />

bereikt, geldt de beperking van de jaarlijkse inleg tot 12% van het jaarsalaris niet. Voor deze categorie blijft<br />

wel het maximale tegoed van 210% van het jaarsalaris gelden.<br />

Bij de inleg van het levenslooptegoed zijn premies werknemersverzekeringen verschuldigd tot het maximumdagloon.<br />

Over opnamen van levenslooptegoed zijn premies volksverzekeringen en loonbelasting verschuldigd.<br />

Levensloopverlofkorting<br />

Bij reguliere opname van verlof<br />

dan wel bij de belastingheffing<br />

over het tegoed in verband met<br />

het bereiken van de 65­jarige leeftijd<br />

of de pensioenleeftijd heeft men<br />

recht op een heffingskorting: de<br />

levensloopverlofkorting.<br />

De levensloopverlofkorting bedraagt<br />

f 201 per jaar waarin een bedrag (hoe<br />

gering ook) is ingelegd in de levensloopregeling.<br />

Deze korting komt in mindering<br />

op de belasting die bij opname moet<br />

worden betaald. Het tegoed is geheel vrij<br />

van box 3­heffing. Per 1 januari 2009 is<br />

de ouderschapsverlofkorting niet langer<br />

gekoppeld aan de levensloopregeling. Het<br />

wettelijke recht op ouderschapsverlofkorting<br />

is met ingang van 1 januari 2009 uitgebreid<br />

naar 26 weken.<br />

Mogelijkheden met levenslooptegoed:<br />

• Opname voor een levensloopverlof;<br />

• Het tegoed aan te wenden voor de<br />

verbetering van het pensioen (mits die<br />

mogelijkheid ook in de<br />

pensioenregeling is opgenomen).<br />

• Bij het bereiken van de 65­jarige leeftijd<br />

of de eerdere pensioendatum wordt het<br />

levenslooptegoed tot het loon gerekend<br />

en dus progressief in box 1 belast.<br />

31


9. Spaarloon<br />

Maximum van spaarloon (tesamen met aandelenoptie­ en winstregeling): f 613.<br />

Heffing werkgever spaarloon 25%.<br />

De werknemer mag slechts bij één werkgever deelnemen aan de spaarloonregeling onder<br />

de volgende voorwaarden:<br />

• de werknemer was reeds op 1 januari <strong>2011</strong> bij die werkgever in dienst en<br />

• die werkgever past ten aanzien van die werknemer reeds sinds 1 januari <strong>2011</strong> de algemene<br />

heffingskorting toe.<br />

Als een werknemer na de eerste dag van het kalenderjaar bij een werkgever in dienst treedt, kan hij dat jaar<br />

dus niet van de spaarloonregeling van die werkgever gebruik maken. Als een werknemer van werkgever wisselt,<br />

mag het levenslooptegoed worden afgekocht. Vooralsnog is dan geen revisierente verschuldigd.<br />

Voor de gespaarde bedragen geldt een blokkeringstermijn van 4 jaar. Vanaf 15 september 2010 is het<br />

mogelijk het spaarloontegoed dat is opgebouwd in de periode 2006 tot en met 2009 vrij op te nemen.<br />

Dit spaarloontegoed kan dus ook voor consumptieve doeleinden worden gebruikt.<br />

In de inkomstenbelasting geldt een vrijstelling in box 3 van maximaal f 17.025 voor geblokkeerde<br />

spaartegoeden in het kader van een spaarloonregeling.<br />

Deblokkeringsmogelijkheden spaarloontegoed<br />

Aankoop eigen woning Ja<br />

Kosten verbouwing/verbetering eigen woning Nee<br />

Aflossing hypothecaire lening Nee<br />

Aankoop tweede woning Nee<br />

Lijfrenteverzekering/lijfrentespaarrekening Ja<br />

Kapitaalverzekering, waaronder KEW Ja<br />

Spaarrekening Eigen Woning (SEW) Ja<br />

Belegingsrekening Eigen Woning (BEW) Ja<br />

Vrijwillige premies pensioenverzekering Ja<br />

Start eigen onderneming Ja<br />

Studiekosten (opleiding, werkruimte, reiskosten) Ja<br />

Kosten kinderopvang Ja<br />

Onbetaald verlof Ja<br />

32


10. Sparen en beleggen<br />

Grondslag en tarief voor inkomen uit sparen en beleggen (box 3)<br />

Het voordeel uit sparen en beleggen wordt gesteld op 4% van de rendementsgrondslag op 1 januari.<br />

De rendementsgrondslag is het saldo van de waarde in het economisch verkeer van de bezittingen<br />

minus de waarde in het economisch verkeer van de schulden. Voor schulden geldt een aftrekbeperking.<br />

De drempel is f 2.900. Bij partners wordt het bedrag verdubbeld en wordt in totaal de eerste f 5.800<br />

aan schulden buiten beschouwing gelaten. De belasting op het forfaitaire rendement bedraagt 30%.<br />

Heffingvrij vermogen box 3<br />

Heffingvrij vermogen per belastingplichtige f 20.785.<br />

Na overdracht van heffingvrij vermogen partner op gezamenlijk verzoek f 41.570.<br />

Toeslag op heffingvrij vermogen per minderjarig kind f 2.779.<br />

Ouderentoeslag<br />

Voor belastingplichtigen die bij het einde van het kalenderjaar de leeftijd van 65 jaar bereikt hebben, kan<br />

het heffingvrije vermogen worden verhoogd met de ouderentoeslag. De ouderentoeslag geldt alleen als de<br />

rendementsgrondslag ­ na aftrek van het heffingvrije vermogen en de eventuele kindertoeslag ­ maximaal<br />

f 275.032 bedraagt.<br />

Bij een inkomen uit werk en woning (vóór inachtneming van de uitgaven voor kinderopvang en de persoonsgebonden<br />

aftrek) van:<br />

Meer dan Maar niet meer dan Bedraagt de ouderentoeslag<br />

f 14.062 f 27.516<br />

f 14.062 f 19.562 f 13.758<br />

f 19.562 – Nihil<br />

33


Vrijgesteld vermogen in box 3<br />

De volgende bezittingen zijn vrijgesteld van de vermogensrendementsheffing:<br />

­ voorwerpen van kunst en wetenschap, tenzij deze hoofdzakelijk (= meer dan 70%) als belegging dienen;<br />

­ roerende zaken voor eigen gebruik, zoals de inboedel, auto en caravan, tenzij deze hoofdzakelijk als<br />

belegging dienen;<br />

­ belastingvorderingen en ­schulden, tenzij in verband met erfrecht;<br />

­ contant geld en vergelijkbare vermogensrechten tot maximaal f 503,­ per belastingplichtige<br />

(f 1.006,­ voor partners);<br />

­ tegoeden op een spaarloonrekening tot maximaal f 17.025;<br />

­ op 14 september 1999 bestaande kapitaalverzekeringen (onder voorwaarden) tot maximaal f 123.428;<br />

­ uitvaartverzekeringen en bancaire uitvaartrekeningen, mits de totale warde hiervan lager dan f 6.744;<br />

­ rechten op kapitaaluitkeringen die uitsluitend kunnen plaatsvinden bij invaliditeit, ziekte of ongeval;<br />

­ bepaalde schuldvorderingen krachtens erfrecht;<br />

­ nog te vorderen of nog te betalen termijnen (van rente, pacht, huur) met een looptijd van maximaal 1 jaar;<br />

­ maatschappelijke beleggingen (‘groene’ en sociaal­ethische beleggingen) tot maximaal f 55.476;<br />

­ beleggingen in durfkapitaal (directe, indirecte en culturele beleggingen) tot maximaal f 55.476;<br />

­ bossen, natuurterreinen en landgoederen;<br />

­ aandelen in bepaalde participatie­maatschappijen;<br />

­ rechten op periodieke uitkeringen;<br />

­ geërfde rechten op roerende zaken.<br />

1% extra heffingskorting<br />

Voor maatschappelijke beleggingen, voor (in)directe beleggingen in durfkapitaal en voor culturele<br />

beleggingen kent box 3 een extra heffingskorting van 1%. De extra heffingskorting wordt tot 2014<br />

afgebouwd naar 0%.<br />

34<br />

Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (box 3)<br />

rendementsgronslag (op 1 januari) ……….<br />

af: heffingvrij vermogen + toeslagen ………. –<br />

grondslag forfaitair rendement (niet negatief) ……….<br />

voordeel uit sparen en beleggen (=4% forfaitair rendement) ……….<br />

af: persoonsgebonden aftrek ………. –<br />

belastbaar inkomen uit sparen en beleggen ……….


11. Schenk- en erfbelasting<br />

Tarief schenk- en erfbelasting<br />

Gedeelte van de belaste<br />

verkrijging<br />

I IA II<br />

€ 0 € 118.708 10% 18% 30%<br />

€ 118.708 en hoger 20% 36% 40%<br />

• tariefgroep I omvat de partner en (pleeg)kinderen. Onder voorwaarden de ex­partner of aanstaande echtgenoot.<br />

• tariefgroep IA omvat kleinkinderen en verdere nazaten.<br />

• tariefgroep II omvat alle overige verkrijgers<br />

Vrijstellingen<br />

Verkrijgingen schenkbelasting<br />

Schenkingen door ouders aan kinderen<br />

• per kalenderjaar<br />

• eenmalig voor kinderen tussen 18 en 35 jaar<br />

De vrijstelling kan worden verhoogd tot f 50.300.<br />

Dit kan alleen als:<br />

­ De schenking wordt gedaan voor de aankoop,<br />

verbetering of onderhoud van een eigen woning.<br />

De eigenwoningschuld wordt beperkt met de<br />

gebruikte vrijstelling (zie ook hoofdstuk 2), of<br />

­ voor studie of beroepsopleiding van dat kind<br />

waarvan de kosten hoger zijn dan f 20.000.<br />

Sociaal belang behartigende instelling of het<br />

algemeen nut beogende instellingen<br />

f 5.030<br />

f 24.144<br />

Volledig vrijgesteld*<br />

Alle overige gevallen f 2.012 per kalenderjaar<br />

* De verkrijging is volledig vrijgesteld indien en voorzover aan de verkrijging niet een opdracht is verbonden<br />

die aan de verkrijging het karakter ontneemt van te zijn geschiedt in het algemeen belang.<br />

35


Vrijstellingen erfbelasting<br />

Partner<br />

• na pensioenimputatie minimaal<br />

Kinderen die grotendeels op kosten van de overledene werden<br />

onderhouden en die als gevolg van ziekte of gebreken vermoedelijk<br />

de komende 3 jaar niet in staat zijn de helft te<br />

verdienen van hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde<br />

personen van gelijke leeftijd zouden kunnen verdienen.<br />

36<br />

f 603.600<br />

f 155.930<br />

f 57.342<br />

Kinderen en kleinkinderen f 19.114<br />

Ouders f 45.270<br />

Andere verkrijgers f 2.012


Gevolgen voor de Successiewet bij het schenken en erven van de eigen woning, verzekeringen en<br />

bancaire producten<br />

Gevolgen van schenking Gevolgen van overlijden<br />

Eigen woning Schenking = belast. Tarief is tenminste<br />

6% in verband met samenloop<br />

overdrachtsbelasting.<br />

Geldlening eigen<br />

woning<br />

Zakelijke geldlening tussen ouders en<br />

kind = onbelast.<br />

Kinderen kunnen rente aftrekken van de<br />

inkomstenbelasting in box 1 en de vordering<br />

is bij ouders vermogen in box 3.<br />

Direct opeisbare renteloze of laag rentende<br />

lening (<br />

belaste schenking<br />

Spaarrekening<br />

Schenking rekening = belast<br />

Bij SEW niet toegestaan. Gevolg is een fictieve<br />

uitkering en heffing over rentedeel in box 1.<br />

Uitkering<br />

Verkrijger van het saldo is een ander dan<br />

de rekeninghouder => belaste schenking.<br />

Vererving eigen woning = belast voor<br />

waarde onbewoond. De verkrijging is<br />

niet belast met overdrachtsbelasting.<br />

Constructies ter besparing van erfbelasting:<br />

• bij leven schenken/verkopen van<br />

de woning aan de kinderen en huurovereenkomst<br />

aangaan;<br />

Waardestijging van de woning blijft in deze<br />

situatie buiten de heffing van erfbelasting.<br />

Lening vormt schuld aan de nalatenschap<br />

en verlaagt voor het kind het aandeel in<br />

de nalatenschap.<br />

Verzekering<br />

Vererving verzekering door overlijden<br />

verzekeringnemer (niet zijnde verzekerde)<br />

= belast.<br />

Uitkering<br />

Uitkering door overlijden verzekerde =<br />

belast, tenzij niets onttrokken aan<br />

vermogen verzekerde. Dit is het geval als:<br />

• premieschuldige verzekerde<br />

(premiesplitsing), en<br />

• premieschuldige en verzekerde hebben<br />

elk een privévermogen. Bij overlijden<br />

van verzekerde wordt slechts de helft van<br />

de uitkering belast als sprake is van een<br />

huwelijk in gemeenschap van goederen.<br />

Spaarrekening<br />

Tegoed spaarrekening valt in nalatenschap.<br />

Voor erfgenamen erfrechtelijke verkrijging<br />

= belast.<br />

Uitkering<br />

Verkrijging door overlijden rekeninghouder<br />

= belast. Premiesplitsing is bij een SEW aan<br />

de orde.<br />

37


38<br />

Gevolgen van schenking Gevolgen van overlijden<br />

Lijfrente Verzekering<br />

Schenking = afkoop.<br />

Behalve bij pre­BHW­lijfrente gesloten<br />

vóór 16 oktober 1990 (premie) of vóór<br />

1 januari 1992 (koopsom). Bij schenking<br />

is waarde verminderd met 30% latentie<br />

belast.<br />

Termijnen<br />

Schenking niet toegestaan, behalve bij<br />

pre­BHW­lijfrente. Schenkbelasting wordt<br />

niet geheven als termijn belast is met<br />

inkomsten­ en/of loonbelasting.<br />

Bancaire lijfrente Spaarrekening<br />

Schenking = afkoop,<br />

Bij schenking is waarde verminderd met<br />

30% latentie belast.<br />

Bancaire termijnen<br />

Schenking van de termijnen is niet<br />

toegestaan.<br />

Pensioen Geen gevolgen bij toekenning binnen<br />

dienstbetrekking.<br />

Verzekering<br />

Vererving verzekering door overlijden<br />

verzekeringnemer (niet zijnde verzekerde)<br />

= belast voor de waarde (tenzij niets<br />

onttrokken is aan het vermogen van de<br />

verzekerde) verminderd met 30% latentie.<br />

Kapitaal bij overlijden<br />

Verkrijging is vrijgesteld als de lijfrente<br />

voldoet aan het Brede Herwaarderingsregime<br />

of de Wet IB 2001. De waarde van<br />

de aanspraak wordt wel in mindering<br />

gebracht op de algemene vrijstelling van<br />

erfbelasting (imputatie).<br />

Spaarrekening<br />

Tegoed spaarrekening valt in<br />

nalatenschap. Voor erfgenamen een<br />

erfrechtelijke verkrijging = belast voor<br />

de waarde verminderd met 30% latentie.<br />

Rekening bij overlijden<br />

Het bancaire tegoed is vrijgesteld van<br />

erfbelasting. De waarde van de rekening<br />

wordt wel in de mindering gebracht op<br />

de algemene vrijstelling van erfbelasting<br />

(imputatie).<br />

Verkrijging is vrijgesteld als het partnerpensioen<br />

voldoet aan definitie in loonbelasting.<br />

De waarde van de aanspraak<br />

wordt wel in mindering gebracht op de<br />

algemene vrijstelling van erfbelasting<br />

(imputatie).<br />

Gouden handdruk Schenking = afkoop. Verkrijging is vrijgesteld als gouden handdruk<br />

voldoet aan definitie in loonbelasting.<br />

De waarde van de aanspraak wordt wel<br />

in mindering gebracht op de algemene<br />

vrijstelling van erfbelasting (imputatie).<br />

Bancaire gouden<br />

handdruk<br />

Schenking = afkoop. Verkrijging is vrijgesteld als bancaire<br />

gouden handdruk voldoet aan definitie<br />

in loonbelasting. De waarde van de aanspraak<br />

wordt wel in mindering gebracht<br />

op de algemene vrijstelling van erfbelasting<br />

(imputatie).<br />

Levensloop Schenking = afkoop. Verkrijging is belast met erfbelasting.


12. Samenwonen/trouwen, scheiden en overlijden<br />

Samenwonen/trouwen Scheiden Overlijden<br />

Eigen woning Bij samenwonen is de<br />

partnerregeling mogelijk<br />

van toepassing.<br />

Zie hiervoor ook hoofdstuk 2<br />

van de Belastingbox.<br />

Normaal gesproken kan een<br />

woning voor de vertrekkende<br />

partner niet meer aangemerkt<br />

worden als eigen woning<br />

op het moment dat hij deze<br />

woning verlaat. De woning<br />

staat hem namelijk niet<br />

meer als hoofdverblijf ter<br />

beschikking. Bij vertrek door<br />

scheiding kan de vertrekkende<br />

partner de woning voor<br />

een periode van twee jaar<br />

nog beschouwen als eigen<br />

woning. De periode van twee<br />

jaar gaat in zodra de partner<br />

de woning verlaat. De rente<br />

over zijn/haar aandeel van<br />

de lening kan als inkomsten<br />

uit eigen woning in aftrek<br />

worden gebracht. Het eigenwoningforfait<br />

over zijn/haar<br />

aandeel wordt aangemerkt<br />

als betaalde alimentatie. De<br />

tweejaarsperiode geldt alleen<br />

voor de rente en kosten<br />

van de geldlening.<br />

Bij de vertrekkende partner<br />

kan een eigenwoningreserve<br />

ontstaan.<br />

De omvang van de verkrijging<br />

is met name afhankelijk<br />

van het huwelijksgoederenregime<br />

en een eventueel<br />

testament.<br />

39


Kapitaalverzekering<br />

eigen<br />

woning (KEW)<br />

Spaarrekening<br />

eigen woning<br />

(SEW)<br />

40<br />

Samenwonen/trouwen Scheiden Overlijden<br />

Het toevoegen van een<br />

tweede verzekeringnemer op<br />

de verzekering kan schenking<br />

tot gevolg hebben.<br />

Het toevoegen van een<br />

tweede rekeninghouder op<br />

de rekening kan schenking<br />

tot gevolg hebben.<br />

In het kader van echtscheiding<br />

kan de KEW als volgt<br />

worden aangepast:<br />

• wijziging verzekeringnemer;<br />

• wijziging verzekerde<br />

(is niet verplicht);<br />

• gedeeltelijk voortzetten<br />

in een andere KEW<br />

=> premieverleden gaat<br />

evenredig mee.<br />

Let op:<br />

• Uitkering uit KEW is<br />

beperkt vrijgesteld.<br />

• (Gedeeltelijke) afkoop is<br />

niet toegestaan => afkoop<br />

van de hele verzekering.<br />

In het kader van echtscheiding<br />

kan de SEW als volgt<br />

worden aangepast:<br />

• Wijziging rekeninghouder<br />

• Gedeeltelijke voortzetten<br />

in een andere SEW =><br />

inleg van de rekening gaat<br />

evenredig mee.<br />

Let op:<br />

• Uitkering uit een SEW is<br />

beperkt vrijgesteld.<br />

• (Gedeeltelijke) afkoop is<br />

niet toegestaan => afkoop<br />

van de hele rekening.<br />

Als een uitkering bij overlijden<br />

is meeverzekerd, komt<br />

deze tot uitkering. Als op<br />

dit deel van de verzekering<br />

de voorwaarden van de<br />

kapitaalverzekering eigen<br />

woning van toepassing zijn,<br />

is aflossing van de eigenwoningschuld<br />

met de uitkering<br />

noodzakelijk voor vrijstelling<br />

van de uitkering.<br />

De heffing van erfbelasting<br />

kan onder voorwaarden<br />

worden voorkomen door<br />

premiesplitsing.<br />

In geval van overlijden van<br />

de rekeninghouder doet<br />

de Belastingdienst alsof de<br />

rekening is gedeblokkeerd<br />

direct voorafgaand aan het<br />

overlijden. De deblokkering<br />

wordt dus toegerekend aan<br />

de overleden rekeninghouder.<br />

Deze maakt gebruik van<br />

zijn eigen vrijstelling.<br />

Bij partners is het mogelijk<br />

de SEW van de overleden<br />

partner voort te zetten.<br />

Premiesplitsing is niet<br />

mogelijk bij een SEW.


Kapitaalverzekering<br />

box 3<br />

Samenwonen/trouwen Scheiden Overlijden<br />

Het toevoegen van een<br />

tweede verzekeringnemer<br />

op de verzekering kan<br />

schenking tot gevolgen<br />

hebben.<br />

Gesloten vanaf 2001<br />

Echtscheiding heeft geen<br />

gevolgen bij splitsing verzekeringspolis.<br />

Gesloten vóór 2001<br />

In het kader van echtscheiding<br />

kan de kapitaalverzekering<br />

als volgt worden<br />

aangepast:<br />

• wijziging verzekeringnemer;<br />

• wijziging verzekerde =><br />

hoeft geen gevolgen te<br />

hebben voor overgangsrecht<br />

die geldt voor<br />

verzekeringen gesloten<br />

voor 14­9­1999;<br />

• gedeeltelijk voortzetten in<br />

een andere kapitaalverzekering<br />

=> premieverleden<br />

gaat evenredig mee.<br />

Let op:<br />

• Geldopname uit de<br />

verzekering is een<br />

(gedeeltelijke) afkoop<br />

tenzij rentevrijstelling van<br />

toepassing is.<br />

Samenwonen/trouwen Scheiden Overlijden<br />

Lijfrente Toevoegen tweede verzekeringnemer<br />

kan afkoop tot<br />

gevolg hebben.<br />

De gerichte lijfrenteverzekering<br />

kan als volgt worden<br />

aangepast:<br />

• splitsen in twee verzekeringen;<br />

• ex­echtgenoot wordt onherroepelijk<br />

begunstigde;<br />

• ex­echtgenoot krijgt<br />

verzekering toebedeeld.<br />

Let op:<br />

(Gedeeltelijke) afkoop is niet<br />

toegestaan.<br />

Gesloten vanaf 2001<br />

De uitkering is onbelast voor<br />

de inkomstenbelasting. De<br />

heffing van erfbelasting kan<br />

onder voorwaarden worden<br />

voorkomen door premiesplitsing.<br />

Gesloten vóór 2001<br />

Onder voorwaarden is de<br />

uitkering onbelast voor de<br />

inkomstenbelasting. De<br />

heffing van erfbelasting kan<br />

onder voorwaarden worden<br />

voorkomen door premiesplitsing.<br />

De uitkeringen uit een<br />

lijfrenteverzekering moeten<br />

direct na het overlijden van<br />

de verzekerde of na het<br />

beëindigen van het recht op<br />

een Anw­uitkering ingaan.<br />

De uitkering moet uiterlijk<br />

aanvangen voor het einde<br />

van het tweede kalenderjaar<br />

volgend op het jaar waarin<br />

de verzekerde is overleden.<br />

41


42<br />

Samenwonen/trouwen Scheiden Overlijden<br />

Bancaire lijfrente Toevoeging tweede rekeninghouder<br />

kan afkoop tot<br />

gevolg hebben.<br />

Alimentatielijfrente<br />

Is niet aan de orde bij<br />

samenwonen.<br />

De lijfrenterekening kan als<br />

volgt worden aangepast:<br />

• splitsen in twee<br />

rekeningen;<br />

• ex­echtgenoot krijgt<br />

rekening toebedeeld.<br />

Let op:<br />

(Gedeeltelijke) afkoop is<br />

niet toegestaan.<br />

Bij echtscheiding ontstaat<br />

een alimentatieverplichting.<br />

Looptijd is 12 jaar tenzij<br />

huwelijk < 5 jaar.<br />

Vormen alimentatie verplichting:<br />

1. Periodieke alimentatieuitkering<br />

2. Afkoop in bedrag ineens<br />

3. Alimentatielijfrente bij<br />

verzekeraar<br />

4. Lijfrente bij alimentatieplichtige.<br />

Aankoop alimentatielijfrente bij<br />

verzekeraar moet aan eisen voldoen:<br />

• professionele verzekeraar;<br />

• voldoen aan lijfrentedefinitie;<br />

• termijnen uitkeringen<br />

moeten direct ingaan;<br />

• ex­echtgenoot =<br />

verzekerde;<br />

• 1% sterftekans is niet van<br />

toepassing.<br />

Gevolg:<br />

• uitkering belast in box 1;<br />

• koopsom is aftrekbaar als<br />

onderhoudsverplichting<br />

in box 1.<br />

Opbouwfase rekening:<br />

De uitkeringen uit een<br />

lijfrenterekening moeten<br />

direct na het overlijden van<br />

de rekeninghouder of na het<br />

beëindigen van het recht op<br />

een Anw­uitkering ingaan.<br />

De uitkering moet uiterlijk<br />

aanvangen voor het einde<br />

van het tweede kalenderjaar<br />

volgend op het jaar<br />

waarin de rekeninghouder is<br />

overleden.<br />

Ingegane termijnen:<br />

Als de genieter van de<br />

termijnen overlijdt, gaat<br />

het recht op de nog niet<br />

uitgekeerde termijnen over<br />

op zijn erfgenamen.<br />

De uitkering stopt bij overlijden<br />

van de verzekerde.


Samenwonen/trouwen Scheiden Overlijden<br />

Pensioen Afhankelijk van de productvorm<br />

zal een partner zo<br />

spoedig mogelijk moeten<br />

worden aangemeld bij de<br />

pensioenuitvoerder.<br />

Verrekening<br />

pensioenrechten<br />

door betaling<br />

lijfrentepremie<br />

Is niet aan de orde bij<br />

samenwonen.<br />

De Wet VPS geeft de expartner<br />

recht op de helft van<br />

het ouderdomspensioen<br />

dat tijdens het huwelijk<br />

is opgebouwd. Om een<br />

rechtstreeks vorderingsrecht<br />

op de pensioenuitvoerder te<br />

krijgen, moet de scheiding<br />

binnen twee jaar worden<br />

gemeld. Daarnaast heeft de<br />

ex­partner recht op bijzonder<br />

partnerpensioen.<br />

Als Wet VPS niet van toepassing<br />

is, kunnen aanspraken<br />

worden verrekend. Dit<br />

kan door middel van een<br />

lijfrenteverzekering. Fiscale<br />

gevolgen zijn gelijk als bij<br />

alimentatielijfrente.<br />

De uitkeringen uit een<br />

pensioenverzekering moeten<br />

direct na het overlijden van<br />

de werknemer of na het<br />

beëindigen van het recht op<br />

een Anw­uitkering ingaan. In<br />

de pensioentoezegging ligt<br />

vast op welke van deze twee<br />

momenten de uitkeringen<br />

aanvangen. Er is na overlijden<br />

geen keuzemogelijkheid.<br />

De uitkering mag uitsluitend<br />

toekomen aan de (gewezen)<br />

partner en/of kinderen.<br />

Indien er geen partner of<br />

kind is, kan de uitkering toekomen<br />

aan de werkgever.<br />

Zie lijfrente.<br />

43


Gouden<br />

handdruk<br />

Bancaire gouden<br />

handdruk<br />

44<br />

Samenwonen/trouwen Scheiden Overlijden<br />

Zodra er sprake is van een<br />

partner, kan deze worden<br />

opgenomen als begunstigde<br />

bij overlijden van de goudenhanddrukverzekering.<br />

Zodra er sprake is van een<br />

partner, kan deze worden<br />

opgenomen als begunstigde<br />

bij overlijden van de gouden<br />

handdrukregeling.<br />

De waarde van de goudenhanddrukverzekering<br />

of<br />

­rekening kan bij scheiding<br />

zonder fiscale gevolgen<br />

worden toebedeeld aan de<br />

ex­partner. De (ex­)partner<br />

wordt na verdeling van het<br />

stamrecht aangemerkt als<br />

‘de werknemer’.<br />

De waarde van de gouden<br />

handdrukregeling kan bij<br />

scheiding zonder fiscale gevolgen<br />

worden toebedeeld<br />

aan de ex­partner. De (ex­)<br />

partner wordt na verdeling<br />

van het ‘stamrecht’ aangemerkt<br />

als ‘de werknemer’.<br />

Levensloop Geen gevolgen. Alleen de werknemer kan<br />

uitkeringen ontvangen uit<br />

een levensloopregeling.<br />

De ex­partner kan buiten<br />

de levensloopregeling om<br />

gecompenseerd worden.<br />

De uitkeringen uit een<br />

goudenhanddrukverzekering<br />

moeten direct na het<br />

overlijden van de werknemer<br />

ingaan. De uitkering mag<br />

uitsluitend toekomen aan<br />

de (gewezen) partner en/of<br />

kinderen jonger dan 30 jaar<br />

(kring van gerechtigden).<br />

De verzekeringsvorm is bepalend<br />

of er bij overlijden<br />

een uitkering voor de<br />

begunstigde volgt.<br />

Bij het bancaire gouden<br />

handdrukstamrecht komt<br />

het tegoed bij overlijden<br />

toe aan de in het contract<br />

genoemde personen uit<br />

de kring van gerechtigden.<br />

Ontbreken deze, dan komt<br />

het tegoed toe aan de<br />

erfgenamen.<br />

Bij overlijden van de gouden<br />

handdrukrekeninghouder<br />

komen de uitkeringen toe<br />

aan de in de overeenkomst<br />

benoemde personen. Dit<br />

mogen alleen zijn de (gewezen)<br />

partner en/of kinderen<br />

tot 30 jaar zijn. Als deze<br />

personen er niet meer zijn,<br />

dan erven de erfgenamen de<br />

gouden handdrukrekening.<br />

Het tegoed op een levenslooprekening<br />

komt toe<br />

aan de erfgenamen. Voor<br />

levensloopverzekeringen<br />

is de verzekeringsvorm<br />

bepalend of er bij overlijden<br />

een uitkering voor de<br />

begunstigde(n) volgt.


Begrippenlijst<br />

Echtgenoot Partners die gehuwd zijn of een geregistreerd<br />

partnerschap hebben.<br />

Eigen woning De eigen woning die de belastingplichtige anders<br />

dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat.<br />

Fiscaal partner Echtgenoten, geregistreerd partners en samenwonenden<br />

op hetzelfde woonadres in de Gemeentelijke<br />

Basis Administratie die:<br />

­ een notarieel samenlevingscontract hebben<br />

gesloten; of<br />

­ samen een kind hebben; of<br />

­ een kind van een van de partners hebben dat<br />

door beide partners is erkend; of<br />

­ als partners zijn aangemeld voor een pensioenregeling;<br />

of<br />

­ beiden eigenaar zijn van de woning die het hoofdverblijf<br />

is,<br />

worden automatisch aangemerkt als fiscaal partner.<br />

Gerichte lijfrente Lijfrenteverzekering gesloten na 01­01­1992 (koopsom)<br />

of 15­10­1990 (premiebetalend). De omvang<br />

van de termijnen staat nog niet vast. Bij het sluiten<br />

van de verzekeringsovereenkomst wordt bepaald<br />

van wiens leven de uitkeringen afhankelijk zullen<br />

zijn.<br />

Jaarruimte Wanneer een belastingplichtige, die bij aanvang<br />

van het kalenderjaar nog geen 65 jaar oud is, een<br />

pensioentekort heeft, kan hij gebruik maken van<br />

de jaarruimteberekening voor lijfrentepremieaftrek.<br />

Kapitaalverzekering Iedere levensverzekering waarbij de prestatie<br />

van de verzekeraar vast staat, ongeacht of er een<br />

bedrag ineens wordt uitgekeerd of een vast aantal<br />

termijnen.<br />

46


Levensverzekering Een verzekering die is gerelateerd aan leven en/of<br />

dood van de verzekerde persoon.<br />

Onherroepelijke begunstiging De begunstiging is conform de voorwaarden aanvaard,<br />

of de verzekering is tot uitkering gekomen<br />

doordat de begunstiging vast ligt. De begunstiging<br />

moet wel eerst “geaccepteerd” worden.<br />

Oudedagsreserve Dit is een bepaald bedrag dat een ondernemer van<br />

een eenmanszaak, maatschap of vof opzij mag zetten<br />

voor de oudedagsvoorziening. Over dat bedrag hoeft<br />

hij voorlopig geen belasting te betalen. De reserve<br />

is een uitstel van het betalen van belasting.<br />

Periodieke uitkering Recht op (toekomstige) uitkeringen die periodiek<br />

gedaan worden.<br />

Renseigneren Algemene term voor de informatieverplichting van<br />

verzekeraars en banken aan de Belastingdienst.<br />

Reserveringsruimte Lijfrentepremieaftrek in enig kalenderjaar in de<br />

situatie dat de belastingplichtige in de zeven<br />

voorafgaande kalenderjaren geen of niet volledig<br />

gebruik heeft gemaakt van de jaarruimte.<br />

Saldomethode Uitkeringen zijn onbelast zolang de som van de<br />

uitkeringen kleiner is dan de som van de niet aftrekbare<br />

premies.<br />

47


SNS REAAL is een innovatieve dienstverlener op het gebied van bankieren en verzekeren die zich vooral<br />

richt op de Nederlandse retailmarkt en het midden- en kleinbedrijf. Het aanbod bestaat uit drie kernproductgroepen:<br />

hypotheken en vastgoedfinanciering, vermogensopbouw (sparen en beleggen) en<br />

verzekeren.<br />

De <strong>Minigids</strong> <strong>Productfiscaliteiten</strong> verschijnt onder redactie van:<br />

mr. Nancy Struve en drs. Kees van Oostwaard<br />

Auteurs: Hans van den Berg, mr. Jasper Commandeur, mr. Sandy van Duinkerken, mr. Fien Gijsbertsen,<br />

drs. Manuela Lamot­van Blanken, mr. Deby Lie, mr. Pieter Maat, drs. Machteld van Miert­de Wit,<br />

drs. Kees van Oostwaard, mr. Niels Overduin, mr. Nancy Struve en mr. Jacqueline Verweij­Daemen.<br />

Allen zijn werkzaam bij de afdeling Productfiscaliteit, onderdeel van Fiscale Zaken SNS REAAL.<br />

© SNS REAAL <strong>2011</strong><br />

Concept & Productiemanagement - De Regiekamer Communicatie, Zaltbommel<br />

Ontwerp en vormgeving - Oranje boven, ’s-Hertogenbosch<br />

Drukwerk - NPN drukkers, Breda<br />

Papier - Deze gids is gedrukt op chloorvrij en FSC-gecertificeerd papier<br />

SNS REAAL<br />

Croeselaan 1<br />

3521 BJ Utrecht<br />

www.snsreaal.nl<br />

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze opgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd<br />

gegevens bestand of openbaar worden gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, zonder voorafgaande schriftelijke<br />

toestemming van SNS REAAL.<br />

De <strong>Minigids</strong> <strong>Productfiscaliteiten</strong> is met uiterste zorgvuldigheid samengesteld. Wij kunnen echter geen aansprakelijkheid<br />

aanvaarden voor eventuele onjuistheden of onvolledigheden hierin. Aan de inhoud van deze uitgave kunnen dan ook<br />

geen rechten worden ontleend.<br />

48

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!