Masterproef - Laurens Serruys - t Groot Gedelf
Masterproef - Laurens Serruys - t Groot Gedelf
Masterproef - Laurens Serruys - t Groot Gedelf
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSWETENSCHAPPEN<br />
KATHOLIEKE<br />
UNIVERSITEIT<br />
LEUVEN<br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
- 2009-2010 -<br />
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
Handelsingenieur<br />
Promotor : Prof. dr. Marc Lambrecht<br />
Werkleider: Pieter Colen
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
Handelsingenieur<br />
Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen, Katholieke Universiteit Leuven<br />
In deze masterproef zal getracht worden inzicht te geven in de hedendaagse situatie van de Belgische<br />
binnenvaart. Het is een beschrijvend onderzoek van een transportsector die een grote economische rol<br />
kan betekenen voor het Belgische bedrijfsleven. Hierbij zal inleidend gekeken worden naar de huidige<br />
status van de binnenvaart als transportmodus, alsook naar haar toekomst en de voordelen die ze kan<br />
bieden ten opzichte van alternatieve transportwijzen. Daarna wordt gefocust op vijf cruciale proble-<br />
men waar de binnenvaart vandaag mee te kampen heeft en die haar verdere groei kunnen hypotheke-<br />
ren. Een groot deel hiervan zijn van infrastructurele aard, maar er wordt ook verder gekeken naar<br />
meer diepliggende problemen zoals de lage aantrekkelijkheid van werk in deze sector.<br />
Het eigenlijke doel van dit werk is om naast een beschrijving van de problemen ook aan te tonen<br />
waar en hoe de binnenvaart in België juist kan gestimuleerd worden. Daarvoor wordt er bij de behan-<br />
deling van de problemen ook een bespreking gegeven van al dan niet reeds geplande projecten die<br />
trachten deze transportsector te optimaliseren. Bij deze bespreking zullen die initiatieven die inspelen<br />
op de groei van de Belgische zeehavens het meest in detail uitgewerkt worden. Deze havens zijn im-<br />
mers de logistieke poorten van het binnenvaartnetwerk waardoor de groeikansen van dit complete net<br />
in feite afhankelijk zijn van de toevoer uit deze havens. Daarom dat er vooral nadruk zal gelegd wor-<br />
den op de Vlaamse kant van de binnenvaart.<br />
In de laatste secties tenslotte zullen twee van deze projecten onderworpen worden aan een eco-<br />
nomische studie waarbij hun haalbaarheid en zowel financiële als ruimtelijke impact zullen worden<br />
bestudeerd. Beide projecten hebben namelijk tot doel de bereikbaarheid van goederen uit zeehavens<br />
met het binnenvaartnetwerk te vergroten en wegens hun grootte worden ze geacht een belangrijke<br />
groeikans te vormen voor de gehele Belgische binnenvaart.<br />
1. Inleiding<br />
Door de aanwezigheid van het fijnmazige binnenvaartnetwerk vormen zee- en binnenvaart al eeuwen-<br />
lang een grote competitieve troef voor België. In de Middeleeuwen was het ook dankzij dit waterwe-<br />
gennet dat Vlaanderen een van de welvarendste regio’s ter wereld werd. Maar door de opkomst van<br />
het weg- en spoorvervoer, die transport aanboden aan hogere snelheden en dat aan steeds lagere kos-<br />
1
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
ten, kwam de focus hoe langer hoe meer op deze transportmoduli te liggen. Een belangrijk gevolg<br />
hiervan was dat binnenvaart vaak benadeeld werd in het investeringsbeleid.<br />
De steeds stijgende goederentrafiek echter begon na verloop van tijd grote druk te zetten op zo-<br />
wel weg- als spoorvervoer, met verkeerscongesties tot gevolg. Het werd dan ook duidelijk dat er drin-<br />
gend nood was aan de uitbouw van een alternatieve vervoersmogelijkheid om aan deze stijgende tra-<br />
fiek te beantwoorden, en de interesse in de binnenvaart kende opnieuw een heropleving. Deze ont-<br />
wikkeling kan duidelijk worden vastgesteld in de statistieken van Promotie Binnenvaart Vlaanderen<br />
VZW, voorgesteld in figuur 1.<br />
Figuur 1 Evolutie van de binnenvaart in tonkilometer<br />
Maar door toedoen van de eerdere desinteresse is de binnenvaart momenteel niet aangepast aan de<br />
hoge eisen die haar worden gesteld. Deze problemen zijn grotendeels van infrastructurele aard, waar-<br />
onder onvoldoende breedte en diepgang van kanalen, te lage bruggen en ontoereikende capaciteit van<br />
sluizen. Maar ook de lage aantrekkelijkheid voor werkzoekenden en onderbenutting van bepaalde<br />
kleinere kanalen spelen in op de beperkte rol die de binnenvaart momenteel maar kan betekenen. De<br />
behoefte aan een verbetering van deze situatie stelt zich dan ook dringend op.<br />
2
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
Het uitspelen van het aanwezige waterwegennet kan dus een rol spelen om de toenemende goe-<br />
derenstromen en bijhorende verkeerscongesties op te vangen. Voor veel bedrijven en industrieterrei-<br />
nen gelegen aan een kanaal kan de binnenvaart immers een betrouwbare bron van transport beteke-<br />
nen, daar files en vertragingen op kanalen momenteel nagenoeg onbestaande zijn. Maar zoals verder<br />
zal gezien worden heeft de binnenvaart ook nog andere troeven te bieden zoals haar geringe impact op<br />
het milieu. In het licht van de huidige publieke en politieke aandacht voor natuur en klimaat vergroot<br />
dit haar aantrekkelijkheid als alternatieve transportmodus.<br />
2. Probleemstelling en literatuuroverzicht<br />
2.1 Probleem en terminologie<br />
2.1.1 Probleemstelling<br />
Omdat het Belgische binnenvaartnetwerk met haar natuurlijke rivieren en gegraven kanalen zeer ruim<br />
en fijnmazig is, kan het onduidelijk zijn om te zien waar nu precies de knelpunten en de groeimoge-<br />
lijkheden zich bevinden. Het doel van dit werk is daarom een overzicht te geven van de belangrijkste<br />
beperkingen waardoor de binnenvaart vooralsnog altijd door velen niet gezien wordt als primaire<br />
transportmodus.<br />
De bijdrage van dit werk zal echter niet stoppen bij een overzicht van de problemen. Er zal daar-<br />
bij immers nog een beschrijving worden gegeven van enkele initiatieven die de opwaardering van de<br />
binnenvaart in het transportnet beogen. Hier zullen die projecten die mikken op de verbindingen tus-<br />
sen zeehavens en hinterland uitvoeriger behandeld worden. De reden hiertoe is dat de trafiek op het<br />
net immers voor een groot deel afhankelijk is van aan- en afvoer vanuit deze havens. Uitbreidingen in<br />
het binnenland zijn hierdoor dus pas nuttig wanneer invoer vanuit de havens op een vlotte manier kan<br />
verlopen.<br />
Twee van deze havengerelateerde projecten die wegens hun dimensie geacht worden een grote<br />
impact te hebben op de Belgische binnenvaart zullen uiteindelijk meer in detail uitgewerkt worden.<br />
Het eerste project (Seine-Schelde) dat aan bod zal komen is goedgekeurd door de overheid en de wer-<br />
ken zijn reeds gestart. De studie omtrent dit plan zal zich daarom hoofdzakelijk beperken tot haar fi-<br />
nanciële kost en economische impact op de omgeving. Desalniettemin wordt een kritische reflectie<br />
van het project geïntegreerd in de studie, waarbij het projectplan wordt geplaatst in de internationale<br />
context. Het tweede project tenslotte, Seine-Schelde West, is na lang onderzoek nog steeds niet goed-<br />
gekeurd. Hier zal dan ook onderzocht worden als dit project zowel haalbaar als wenselijk is op maat-<br />
schappelijk en economisch vlak.<br />
3
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
2.1.2 Terminologie<br />
Een belangrijke term die bij de bespreking van watertransport regelmatig zal terugkomen is de tonki-<br />
lometer. Dit is een hoeveelheidmaat die wordt gebruikt bij vervoersdata en betreft het aantal ton dat<br />
over een bepaald aantal kilometer wordt getransporteerd. Eén tonkilometer is het transport van 1 ton<br />
over 1 kilometer, terwijl het vervoeren van 10 ton over 100 kilometer duizend tonkilometer bedraagt<br />
Ook de TEU zal in deze studie een veelvoorkomende eenheid zijn. Een TEU staat gelijk aan een<br />
twintig-voet container (Twenty feet Equivalent Unit), en vormt de eenheid wanneer gesproken wordt<br />
over containervaart. Vaak worden andere goederenhoeveelheden ook in TEU omgerekend om een-<br />
zelfde eenheid te verkrijgen.<br />
Vermelding zal ook gemaakt worden van de Tweede Algemene Waterpassing (TAW). Deze<br />
wordt gebruikt om het waterpeil van kanalen weer te geven. Ter voorbeeld: 1 TAW is een waterpeil<br />
van 1 meter boven de zeespiegel bij laag water.<br />
Daarnaast zullen ook de CEMT klassen van schepen terugkomen. Dit zijn verschillende dimen-<br />
sies, vastgelegd door de Europese transportministers tijdens de Conférence Européenne des Ministres<br />
de Transport (CEMT), om de Europese binnenschepen te klasseren volgens hun grootte en capaciteit.<br />
Deze gaan van klasse 0 (kleine vaartuigen) tot klasse VII (duwvaart). Ook kanalen kregen een van<br />
deze klassen toegewezen om aan te geven welk type schepen ze aankunnen. Tabellen 1 en 2 geven<br />
hieronder de CEMT klassen voor schepen en Belgische kanalen weer volgens Promotie Binnenvaart<br />
Vlaanderen.<br />
Tabel 1 CEMT klassen van schepen<br />
Klasse Lengte<br />
(m)<br />
I 38,50<br />
II 50-55<br />
III 67-80<br />
IV 80-85<br />
Breedte<br />
(m)<br />
Diepgang<br />
(m)<br />
Hoogte<br />
(m)<br />
Laadvermogen<br />
(ton)<br />
5,05 1,8-2,2 4 250-400<br />
6,6 2,5 4-5 400-650<br />
8,2 2,5 4-5 650-1000<br />
9,5 2,5 5,25-7 1000-1500<br />
4
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
Va 95-110<br />
Vb 172-185<br />
VIa 95-110<br />
VIb 185-195<br />
VIc 193-200<br />
VII 195-285<br />
Tabel 2 CEMT van Vlaamse kanalen<br />
11,4 2,5-4,5 5,25-7 1500-3000<br />
11,4 2,5-4,5 9,1 3200<br />
22,8 2,5-4,5 7-9,1 3200-6000<br />
22,8 2,5-4,5 7-9,1 6400-12000<br />
34,2 2,5-4,5 9,1 9600-18000<br />
34,2 2,5-4,5 9,1 14.500-27.000<br />
Waterweg Klasse<br />
Albertkanaal VI<br />
Kanaal Dessel-Schoten II<br />
Kanaal Bocholt-Herentals II<br />
Kanaal Dessel-Kwaadmechelen IV<br />
Kanaal naar Beverlo II<br />
Beneden-Zeeschelde VI<br />
Boven-Zeeschelde IV tot VI<br />
Schelde-Rijnverbinding VI<br />
Zeekanaal Brussel-Schelde VI<br />
Kanaal Brussel-Charleroi IV<br />
Kanaal Leuven-Dijle II<br />
Beneden-Dijle IV<br />
Netekanaal en Beneden-Nete IV<br />
Rupel V<br />
Dender I tot II<br />
Kanaal Gent-Terneuzen VI<br />
5
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
Gentse ringvaart V<br />
Bovenschelde IV tot V<br />
Kanaal Bossuit-Kortrijk IV<br />
Leie I tot V<br />
Kanaal Roeselare-Leie V<br />
Afleidingskanaal van de Leie V<br />
Kanaal Gent-Bruge-Oostende IV tot V<br />
Boudewijnkanaal VI<br />
Kanaal Nieuwpoort-Duinkerke I<br />
Lokanaal I<br />
Ijzer I<br />
Kanaal Ieper-Ijzer I<br />
Kanaal Passendale-Nieuwpoort I<br />
Tenslotte is het vermeldenswaardig dat het beheer van de Vlaamse waterwegen verdeeld wordt over<br />
twee instanties: Waterwegen & Zeekanaal NV (WenZ) en NV De Scheepvaart (DS). DS voert het<br />
beheer uit over het Albertkanaal en de Kempense kanalen, terwijl WenZ instaat voor de overige<br />
Vlaamse waterwegen. Deze beheerders zijn verantwoordelijk voor zowel het onderhoud als het uit-<br />
voeren van verbeteringsinitiatieven op de waterwegen onder hun beheer.<br />
2.2 Literatuuroverzicht<br />
Een belangrijk deel van de literatuur omtrent de problematiek van de binnenvaart is te vinden in over-<br />
heidspublicaties waarin acties en voornemens ter verbetering gepland staan. De bevoegdheid van een<br />
waterweg ligt finaal immers bij de overheid van de desbetreffende regio, zodat aanpassingen aan het<br />
transportnet slechts kunnen uitgevoerd worden na goedkeuring van de staat. Deze publicaties vormen<br />
zodoende de basis van verbeteringsinitiatieven voor deze sector en zijn van uitermate belang bij dit<br />
werk.<br />
Op Europees niveau is er een geïntegreerd Europees actieplan voor de binnenvaart, het zoge-<br />
naamde Naiades actieplan (Navigation And Inland Waterway Action and Development in Europe)<br />
dat gelanceerd werd door de Commissie van de Europese Gemeenschappen. Dit plan richt zich op<br />
verschillende strategische doelen om de verdere ontwikkeling en uitbreiding van de Europese binnen-<br />
vaart te bevorderen. Er worden concrete acties voorgesteld die verder zullen uitgewerkt worden in<br />
samenwerking met de lidstaten. Dit plan zal in deze tekst meermaals aan bod komen.<br />
6
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
Daarnaast zijn er ook publicaties van de Vlaamse overheid die handelen over de binnenvaart. In<br />
het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV), raadpleegbaar via het ministerie van de Vlaamse<br />
Gemeenschap, wordt gefocust op de waterwegen die deel uitmaken van het hoofdwaterwegennet aan-<br />
gezien deze over een economische rol beschikken. Het Structuurplan beoogt deze te versterken via de<br />
wegwerking van knelpunten zoals de slechte hinterlandomsluiting van zeehavens en de beperkte wa-<br />
terwegcapaciteit. Daarnaast is er nog het secundaire net welke vooral een toeristisch-recreatieve func-<br />
tie vervult, maar evenzeer een beperkte binnenvaartfunctie heeft.<br />
Ook het Vlaamse regeerakkoord op haar beurt besteedt een speciale aandacht aan de binnen-<br />
vaart. Ze engageert zich namelijk te investeren in de mobiliteit van de Vlaamse waterwegen wat een<br />
betere ontsluiting van economische poorten en een lagere verkeerscongestie tot doel heeft. Daarnaast<br />
stelt ze ook het ecologische aspect van de waterwegen voorop en plant ze het Decreet Integraal Wa-<br />
terbeleid (zie verder) uit te voeren. Dit gehele regeerakkoord is net zoals het RSV terug te vinden via<br />
het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.<br />
De Ministeriële beleidsnota Openbare Werken vervolgens stelt enkele concrete projecten voor<br />
die een capaciteitsverhoging van de waterwegen, en een betere hinterlandomsluiting alsook werking<br />
van de zeehavens beoogt. Daarnaast wil ze ook een uitbouw van hoogtechnologische transportsyste-<br />
men, een planmatig onderhoud van de transportinfrastructuur en een stimulatie van het watertransport<br />
bereiken. Bijzondere melding wordt gemaakt van het project Seine-Schelde dat een methode aanbiedt<br />
om een aanzienlijk deel van de capaciteitsverhoging te verwezenlijken. Voor concrete informatie om-<br />
trent deze beleidsnota wordt verwezen naar de dienst Mobiliteit en Openbare Werken Vlaanderen.<br />
Het laatste document uitgegeven door de Vlaamse overheid is uiteindelijk het Decreet Integraal<br />
Waterbeleid, welke de contouren vastlegt volgens de Europese kaderrichtlijn Water waarbinnen de<br />
geplande watergebonden projecten moeten plaatsvinden. Het vestigt aandacht op aspecten van de om-<br />
geving en ijvert voor duurzaamheid. Gedetailleerde gegevens hierover zijn terug te vinden op de site<br />
van het Vlaamse Leefmilieubeleid.<br />
Naast deze publicaties van de Vlaamse overheid waren er echter nog andere documenten die een<br />
belangrijke meerwaarde boden voor dit werk, zoals de Logistieke Poortstudies van het Vlaams Insti-<br />
tuut voor de Logistiek (VIL). In deze studies wordt per Vlaamse provincie een omschrijving gegeven<br />
van de aanwezige logistieke (binnenvaart)netwerken en poorten, alsook hun problemen. Daarbij wor-<br />
den bovendien regio’s aangeduid die reeds een logistieke rol vervullen, maar die nog potentieel tonen<br />
om deze verder uit te breiden mits enkele ingrepen.<br />
Tenslotte komen enkele studies aan bod welke uitgegeven werden door Waterwegen en Zeeka-<br />
naal NV. Deze studies onderzoeken de economische en financiële implicaties van zowel het Seine-<br />
Schelde als het Seine-Schelde West project, en zullen de basis vormen van hun behandeling in deze<br />
tekst.<br />
7
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
3. Methodologie<br />
Voor de algemene opzet van deze studie werd vooreerst te rade gegaan bij het VIL. Hier werd inlei-<br />
dend inzicht gegeven over de algemene problematiek van de binnenvaart. Alsook werden hier de Lo-<br />
gistieke Poortstudies ter beschikking gesteld waarin logistieke groeipotentiëlen van de Vlaamse pro-<br />
vincies worden beschreven. Additionele informatie omtrent de rol van de overheid en haar logistieke<br />
initiatieven werd vervolgens verstrekt bij WenZ.<br />
Daarnaast bleek het internet een grote bron te zijn voor verdere informatie. Vooral sites van de<br />
overheid en waterwegbeheerders verschaften veel informatie omtrent vervoersstatistieken, projecten<br />
en algemene karakteristieken van de binnenvaart.<br />
Voor meer diepgaande informatie over zowel het Seine-Schelde en Seine-Schelde West project,<br />
als over uitbreidingsinitiatieven op het Albertkanaal werd contact opgenomen met de desbetreffende<br />
projectleiders, alsook met de verschillende zeehavens. De informatie en studies die door deze ter be-<br />
schikking werden gesteld vormen in deze tekst de basis voor de behandeling van deze projecten.<br />
De informatie van deze verschillende bronnen wordt in deze tekst bij elkaar gebracht en samen-<br />
gevat, om zo niet alleen te komen tot een compleet overzicht van de huidige status van de binnenvaart<br />
met de problemen die haar kenmerken, maar ook om een toekomstig beeld te schetsen van deze trans-<br />
portsector. Bij dit laatste spelen naast de groeiverwachtingen ook de verbeteringsmaatregelen die deze<br />
groei versterken een grote rol.<br />
4. De binnenvaart in beeld<br />
4.1 Trends en groeimogelijkheden<br />
4.1.1 Huidige trends<br />
Het belang van binnenvaart in België is het laatste decennium voelbaar toegenomen en een gestage<br />
groei in vervoerde tonnage was hiervan het gevolg. Aan deze groei kwam onlangs echter een einde,<br />
zoals kan worden afgelezen uit de maandstatistieken van Statbel. Volgens deze statistieken steeg de<br />
vervoerde tonnage in de binnenvaart met een indrukwekkende snelheid tot en met oktober 2008, maar<br />
vanaf toen werd een eerder neerwaartse trend ingezet. De evolutie in tonkilometer geeft een overzich-<br />
telijker beeld en toont ook dat er vanaf november 2008 een zekere daling merkbaar is. De grootste<br />
oorzaak van deze daling is te vinden in de economische crisis die de binnenvaart in het bijzonder sterk<br />
heeft getroffen.<br />
8
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
Vóór de crisis was de binnenvaart een van de sterkst groeiende vervoerssectoren in België, met<br />
cijfers van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer die spreken van een groei van 39% tus-<br />
sen 1999 en 2006 in tonkilometer, en zelfs 50% wanneer gesproken wordt over totale vervoerde ton-<br />
nage. Ook het aandeel in de nationale vervoersstatistieken van Statbel was aanzienlijk: in 2007 werd<br />
14% van het totale aantal tonkilometer in België verzorgd door de binnenvaart. Uitgedrukt in ver-<br />
voerde tonnage klimt dit cijfer zelfs tot 20% van het totaal.<br />
Maar sinds de crisis begon de evolutie in vervoerde tonnage en tonkilometer een dalende trend te<br />
vertonen. In 2008 reeds daalde de vervoerde hoeveelheid al met ongeveer 4 miljoen ton in vergelij-<br />
king met 2007 en het aantal tonkilometer daalde met iets meer dan 250 miljoen eenheden. Voor 2009<br />
zijn reeds cijfers bekend voor de waterwegen die beheerd worden door Waterwegen en Zeekanaal<br />
NV. Volgens hun statistieken is de trafiek in Vlaanderen in 2009 met ongeveer 12,9% gedaald. <strong>Groot</strong>-<br />
ste oorzaak van deze daling is de verlaagde maritieme overslag in de havens van Gent en Antwerpen<br />
wegens de crisis.<br />
Concrete sectorinformatie over de binnenvaart wordt vervolgens verschaft door het Departement<br />
Werk en Sociale Economie, waaruit blijkt dat in er 2008 welgeteld 595 werknemers actief waren in de<br />
Vlaamse binnenvaart. Daarmee is deze sector wel één van de kleinste transportsectoren met niet meer<br />
dan 0,03% van de totale werkgelegenheid, maar ook is te zien dat er een stevige groei in tewerkstel-<br />
ling was in vergelijking met 2006: de groei bedroeg namelijk 11,6%. Wanneer men dit vergelijkt met<br />
een globale werkgelegenheidsgroei van 1,5% in heel Vlaanderen kan men constateren dat de binnen-<br />
vaart één van de sterkst groeiende segmenten vormt.<br />
4.1.2 Trendverwachtingen<br />
Verschillende instanties hebben reeds onderzocht hoe het goederenvervoer zal evolueren, en allen<br />
berichten ze over een verwachte stijging over de komende jaren heen. Onderzoek van de Europese<br />
Commissie in het kader van het Naiades programma toonde bijvoorbeeld aan dat het totale goederen-<br />
vervoer in haar regio zal stijgen met een derde tot 2015. Het Federaal Planbureau op haar beurt voor-<br />
ziet ook een groei in goederentrafiek. In haar cijfers is er sprake van een groei van 60% tussen 2005<br />
en 2030. Naast deze globale stijging geeft ze ook het belang weer van de verschillende vervoersmodi<br />
in België. Het valt op dat een verschuiving zal optreden van wegvervoer, dat in belang daalt van 75%<br />
naar 70%, naar spoor en binnenvaart die respectievelijk stijgen naar 15% en 14%. Wegvervoer blijft<br />
dus de dominante vervoersmodus, maar haar belang zal afzwakken.<br />
In dit rapport is ook een technische variant bijgesloten die het effect op de transportsector meet<br />
van een lagere economische groei vanaf 2009. De resultaten hiervan zijn een verschuiving tegen 2030<br />
van spoorvervoer en binnenvaart terug naar de weg, en een daling van 20,2% in het aantal tonkilome-<br />
ter in vergelijking met het referentiescenario.<br />
9
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
Veel cijfers omtrent de impact van de economische crisis op de binnenvaartsector zijn evenwel<br />
niet voorhanden, maar volgens het Nederlandse kennisinstituut NEA is het aanneembaar dat de crisis<br />
de binnenvaartsector nog enkele jaren in haar ban zal houden wegens de grote overcapaciteit in Ne-<br />
derland en België. De afgelopen jaren werd er namelijk volop geïnvesteerd in de bouw van nieuwe<br />
schepen en uit cijfers van Piet Depuydt, financieel redacteur bij NRC Handelsblad, blijkt dat er hier-<br />
van in de periode 2000 tot 2005 ongeveer 800 nieuwe zijn bijgekomen in de West-Europese binnen-<br />
vaart, waarvan het grootste deel zich in Nederland, Duitsland en België bevindt. De belangrijkste re-<br />
denen voor deze grote nieuwbouw waren de hoge vraag naar binnenvaartschepen door de toenmalige<br />
toenemende trafiek, en de prijs van nieuwbouwschepen die sinds eind jaren 1990 met ongeveer 10%<br />
per jaar aanhoudend steeg. Door die prijsstijging kon veel geld verdiend worden met de verkoop van<br />
nieuwbouwschepen wat na verloop van tijd zorgde voor sterke speculatie.<br />
Mede dankzij deze overcapaciteit wordt aangenomen dat de crisis in de binnenvaart nog enkele<br />
jaren zal aanhouden, waardoor eerdere groeiverwachtingen niet zullen ingelost worden. Eenmaal de<br />
crisis echter zal gepasseerd zijn wordt wel aangenomen dat de situatie zich langzaamaan zal herpak-<br />
ken. Volgens NEA kan dit gebeuren rond 2014. De grootste moeilijkheden in dit verband liggen voor-<br />
al in de sector van grotere schepen, waar er in de komende jaren nog 165 stuks en 50 duwbakken bij-<br />
komen.<br />
4.1.3 Troeven van de binnenvaart<br />
Er zijn verschillende redenen waarom de binnenvaart een belangrijkere rol zou verdienen in het goe-<br />
derenvervoer van België. Allereerst is er de gunstige ligging in de drukbevaren range Hamburg – Le<br />
Havre die zeer goede kansen voor de binnenvaart biedt. België is niet alleen verbonden via de bin-<br />
nenwateren met haar buurlanden (en zo met de rest van Europa), deze buurlanden zijn zelf ook nog<br />
eens zeer bedrijvig in watergebonden trafiek. Cijfers in deze context van de Nationale Bank van Bel-<br />
gië spreken van een aandeel van 15,1% van de totale wereldtrafiek in de 10 havens van deze range in<br />
2002.<br />
Daarnaast is er ook nog het nationaal vlak, waar een fijnmazig net van rivieren en kanalen aan-<br />
wezig is dat geschikt is voor transport. Vlaanderen alleen telt bijvoorbeeld al 1078 km waterweg dat<br />
bruikbaar is voor beroepsvaart.<br />
De binnenvaart is tevens een milieuvriendelijk alternatief. In de context van vervuiling door<br />
transport wordt er vaak gekeken naar vier soorten vervuilende gassen: stikstofoxide (NOx), zwaveldi-<br />
oxide (SO2), koolstofdioxide (CO2) en PM (“fijn stof”). Een studie van de Vlaamse Instelling voor<br />
Technologisch Onderzoek (VITO), beschikbaar gesteld door Promotie Binnenvaart Vlaanderen, toont<br />
aan dat de uitstoot van NOx in de binnenvaart iets lager ligt dan bij een vlot rijdende vrachtwagen, en<br />
zelfs maar de helft bedraagt in vergelijking met een vrachtwagen die vaststaat in een file. Voor SO2 is<br />
10
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
het beeld ietwat minder rooskleurig: hier scoort de binnenvaart het slechtst in vergelijking met haar<br />
concurrenten, maar toch zijn de externe kosten hier nog verwaarloosbaar. Wanneer men daarentegen<br />
kijkt naar CO2 ligt dit beeld weer beduidend beter: een binnenschip stoot half zo veel CO2 uit als een<br />
dieseltrein en tot vier à zes keer zo weinig als een vrachtwagen. De grootste oorzaak van schade voor<br />
de omgeving bij de binnenvaart ligt echter bij de uitstoot van fijn stof. Maar de studie toont aan dat<br />
ondanks het feit dat deze nog steeds zorgt voor de grootste externe kosten, ze toch sterk lager ligt dan<br />
bij vrachtwagens, en daarenboven de laatste jaren fors gedaald is.<br />
Daarnaast is de binnenvaart ook nog eens meer ecologisch door haar lager verbruik van brand-<br />
stof: met 5 liter brandstof kan een binnenschip namelijk een ton goederen vervoeren over een afstand<br />
van 500 km terwijl een trein daarmee slechts 333 km ver raakt, een vrachtwagen 100 km en een vlieg-<br />
tuig nauwelijks 6,6 km.<br />
Men kan daarenboven nog vermelden dat de veiligheid van waterwegtransport hoger ligt dan bij<br />
andere vormen van transport. Redenen hiervoor zijn de hoge veiligheidsvoorschriften waar schepen<br />
aan moeten voldoen, de hoge trainingen van binnenschippers en het feit dat het goederen- en perso-<br />
nenvervoer op de waterweg gescheiden verloopt.<br />
In haar besluit stelt het VITO dan ook vast dat de totale externe kosten van milieu, congesties en<br />
ongevallen bij de binnenvaart ongeveer 7 keer lager liggen dan bij het wegverkeer.<br />
Naast deze troeven vormt haar lagere kost ook een voordeel voor de binnenvaart. Omdat de in-<br />
frastructuur van waterwegen namelijk intensiever gebruikt wordt dan bij wegvervoer of spoorvervoer<br />
ligt de kost lager. Er werd berekend dat er per kilometer infrastructuur ongeveer 3,5 miljoen ton ver-<br />
voerd kan worden via waterwegen, waar dit slechts 2,5 miljoen ton is in het geval van spoorwegen en<br />
1,5 bij gewone wegen. Daarbovenop komt het feit dat er per schip veel meer kan vervoerd worden dan<br />
via een vrachtwagen, wat schaalvoordelen kan opleveren: één binnenschip van 1500 ton kan immers<br />
70 vrachtwagens van de weg halen.<br />
Ook snelheid speelt een rol in dit verhaal: waar vrachtwagens en treinen sneller op locatie kun-<br />
nen raken, verslaat de binnenvaart deze wanneer men de getransporteerde hoeveelheid in relatie<br />
brengt met de snelheid: geen enkel ander transportmiddel kan grote hoeveelheden zo snel vervoeren<br />
als de binnenvaart. Bovendien is deze laatste ook betrouwbaarder daar congestie op waterwegen vrij-<br />
wel verwaarloosbaar is in vergelijking met deze op wegen.<br />
Een laatste, maar zeker niet te vergeten troef tenslotte is de innovatie. Er wordt namelijk volop<br />
geïnvesteerd in nieuwe motoren en brandstoffen die milieuvriendelijker zijn. Daarnaast worden sche-<br />
pen steeds groter zodat kleinere en verouderde modellen uit de vaart kunnen worden gehaald.<br />
Ook innovaties in informatietechnologie staan niet stil, met meer dienstverleningen die elektro-<br />
nisch gebeuren wat de bediening efficiënter en gebruiksvriendelijker maakt. Een bekend hulpmiddel<br />
11
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
hierbij is het River Information System (RIS) dat het verkeers- en vervoersmanagement op waterwe-<br />
gen vergemakkelijkt.<br />
4.2 Situatieschets van problemen in de binnenvaart<br />
4.2.1 Beperkte binnenvaartomsluiting van zeehavens<br />
België telt vier grote zeehavens: deze van Antwerpen, Gent, Oostende en Zeebrugge. De Vlaamse<br />
Havencommissie berichtte in 2007 dat deze havens een totale toegevoegde waarde van bijna 29,7 mil-<br />
jard euro hadden met een gemiddelde jaarlijkse groei van 6,8% gedurende de periode 2002-2007, en<br />
een totale directe en indirecte werkgelegenheid van 274.476 voltijds equivalenten. Hun belang voor<br />
de binnenvaart is duidelijk: ze zijn de poorten tot het netwerk via dewelke grote transportstromen toe-<br />
gang krijgen tot het hinterlandnetwerk. Maar zoals besproken zal worden hebben deze verbindingen<br />
vaak nog te maken met beperkingen die de groeikansen van het net in de weg staan.<br />
Ter verduidelijking geeft figuur 2 hierbij een kaart van alle waterwegen op Vlaams grondgebied.<br />
4.2.1.1 Momentopname van de havengerelateerde binnenvaart<br />
De binnenvaartverbinding van de haven van Antwerpen wordt verzorgd door verschillende grote ka-<br />
nalen, waaronder het Albertkanaal die de verbinding voorziet met de industrie en bedrijventerreinen<br />
in Limburg en Luik. Daarnaast zijn er ook het Zeekanaal, voor de verbinding met de haven van Brus-<br />
sel en het Centrumkanaal in Wallonië, en de Schelde-Rijnverbinding, die de haven in contact stelt met<br />
de Rijn en Rotterdam. Tenslotte is er nog de Schelde die in het noorden de verbinding met Nederland<br />
verzorgt (de Zeeschelde), en in het zuiden contact maakt met Gent en Noord-Frankrijk (Boven-<br />
Zeeschelde).<br />
Binnenvaart biedt dus een goede ontsluiting, wat ook blijkt uit cijfers van het masterplan van de<br />
Antwerpse haven welke spreken over een transport van 85 miljoen ton via de binnenvaart in 2006.<br />
De haven van Gent op haar beurt staat in directe verbinding met Nederland via het kanaal Gent-<br />
Terneuzen, met Antwerpen via de Boven-Zeeschelde, met Oostende via het kanaal Gent-Oostende en<br />
uiteindelijk met Frankrijk via de Leie en de Bovenschelde. Deze haven is naast een zeehaven dus ook<br />
belangrijke binnenhaven en in haar jaaroverzicht wordt gesproken over een totale overslag van 16,4<br />
miljoen ton goederen over de binnenwateren in 2009. Momenteel is vooral het Mercatordok belang-<br />
rijk voor de binnenvaart met haar Mercatordok Multimodal Terminal waar veel automotive activitei-<br />
ten worden uitgevoerd.<br />
12
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
Figuur 2 Vlaamse Waterwegen<br />
13
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
De havens van Oostende en Zeebrugge tenslotte worden via dezelfde manier ontsloten: binnenvaart<br />
vanuit deze havens moet vooreerst naar Brugge gaan en daar de ringvaart volgen om vervolgens in het<br />
kanaal Gent-Oostende uit te monden en door te stromen naar het binnenland.<br />
Zoals zal gezien worden kampt deze verbinding met verschillende beperkingen, waardoor de<br />
binnenvaart slechts een klein deel van het haventransport kan verwerken. Cijfers van de Oostendse<br />
haven uit 2008 berichten bijvoorbeeld dat slechts 0,42% van het maritiem transport (zijnde 35.247<br />
ton) verscheept werd via de binnenvaart, welke in totaal189.033 ton behandelde. Een gelijkaardige<br />
trend is zichtbaar in de haven van Zeebrugge waar uit het jaarverslag van 2008 blijkt dat slechts 0,8%<br />
(of 338.000 ton) van de goederen aangevoerd over zee werden verscheept via de binnenvaart. De tota-<br />
le binnenvaartgerelateerde trafiek ligt in deze haven op 846.187 ton.<br />
4.2.1.2 Problemen<br />
De haven van Antwerpen is reeds ontsloten met haar omliggende regio’s via verscheidene kanalen<br />
met grote capaciteiten, maar toch zijn er nog problemen bij deze ontsluiting. Het Albertkanaal ver-<br />
toont namelijk serieuze knelpunten die de binnenvaart belemmeren, en drie sluizen die binnenschepen<br />
toegang verlenen tot de haven van Antwerpen zijn niet aangepast aan de grote transportvraag. Het<br />
gaat om de Van Cauwelaertsluis, de Royerssluis en de Kattendijksluis, welke al vele decennia in ge-<br />
bruik zijn. Vernieuwing van deze sluizen werd uitgezet in het Masterplan Mobiliteit Antwerpen in<br />
samenwerking met NV De Scheepvaart. De Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel verzorgt hierbij<br />
de financiering. Deze vernieuwingswerken zullen de doorvoer van binnenvaart tussen de Schelde en<br />
de binnenvaartterminals, en tussen de haven en het Albertkanaal verder optimaliseren. Concreet zijn<br />
de werken aan de Van Cauwelaertsluis en aan de Kattendijksluis respectievelijk gestart in 2008 en<br />
2009, en beide zouden moeten klaar zijn tegen januari 2011. De werken aan de Royerssluis tenslotte<br />
staan gepland tussen 2014 en 2017.<br />
Wegens de omvang en de ernst van de knelpunten en bijhorende verbeteringswerken op het Al-<br />
bertkanaal zullen deze apart in sectie 4.2.3 behandeld worden. Bijkomende reden hiertoe is dat het in<br />
feite een concreet project vormt dat tot doel heeft de binnenvaartontsluiting van de Antwerpse haven<br />
te optimaliseren. Wegens de klemtoon die in deze tekst wordt gelegd op havengerelateerde projecten<br />
werd besloten hier een aparte sectie aan te wijden.<br />
Ook de haven van Gent is reeds goed bereikbaar via de binnenvaart, maar toch zijn er nog pro-<br />
jecten in het verschiet die deze binnenvaartontsluiting zullen verbeteren. Het gaat hier om het Seine-<br />
Schelde en Seine-Schelde West project. Een groot probleem hierbij is dat de huidige binnenvaartca-<br />
paciteit van de Gentse haven niet in staat is om de bijkomende trafiek gecreëerd door deze projecten<br />
14
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
aan te kunnen. De havenautoriteiten voorzagen dit probleem echter en de Gentse havenschepen meldt<br />
dat er plannen in de maak zijn voor enkele extra binnenvaartkaaien aan het Kluizendok.<br />
Daarnaast zou de ontsluiting nog verbeterd kunnen worden door een opwaardering van de Bo-<br />
venschelde, tussen Gent en Noord-Frankrijk, en van de Dender, waar momenteel nog capaciteit over<br />
is voor eventuele verdere uitbreiding (zie ook sectie 4.2.2 met betrekking tot de Dender).<br />
De grootste ontsluitingsproblemen voor de binnenvaart bevinden zich echter bij de havens van<br />
Oostende en Zeebrugge. Hier vormen zowel de doortocht langs de Brugse ringvaart als het kanaal<br />
Gent-Oostende voor capaciteitsbeperkingen. Op de Brugse ringvaart dienen namelijk enkele beweeg-<br />
bare bruggen te worden gekruist, wat vertraging veroorzaakt voor zowel binnenvaart als wegverkeer,<br />
en op het kanaal Gent-Oostende vervolgens bevinden zich enkele smalle en ondiepe stukken vaarweg.<br />
Door deze beperkingen zijn schepen van CEMT klasse IV, die hier normaal gezien kunnen varen, ge-<br />
noodzaakt om met onvolledige lading te varen, en dit aan lage snelheden.<br />
De gevolgen van deze knelpunten waren reeds duidelijk in vorige sectie, waar de beperkte aande-<br />
len van de binnenvaart in de kusthavens werd besproken. Door deze consequenties werden er op het<br />
vervolgcongres Haven- en Regio-ontsluiting enkele verbeteringsinitiatieven voorgesteld. Een korte<br />
termijnoplossing zou kunnen bestaan uit een verbetering van de passage door Brugge via de uitbrei-<br />
ding van de bedieningstijden van de bruggen, het stimuleren van nachtelijke doorvaarten en betere<br />
informatie voor het wegverkeer. Een groot probleem echter hier is de culturele waarde van de Brugse<br />
binnenstad, waardoor grote uitbreidingswerken moeilijk liggen.<br />
Wanneer men echter kijkt naar de vooruitzichten van de Zeebrugse haven, dan ziet men dat er<br />
nood is aan een meer duurzame oplossing. Cijfers van de haven spreken namelijk van een stijging in<br />
trafiek van 2,2 miljoen TEU in 2008 naar 5 miljoen TEU tegen 2030.<br />
Een oplossing die hiervoor vaak wordt aangehaald bestaat uit estuaire vaart. Dit is transport via<br />
een beperkt stuk van de kuststrook (over zee dus) met versterkte binnenschepen. Op 15 juli 2005 werd<br />
een principieel akkoord gegeven voor subsidiëring van dit project door de Vlaamse regering, en in<br />
2006 werd uiteindelijk een bedrag van 6,2 miljoen euro vrijgemaakt voor de bouw van de schepen en<br />
voor een degressieve exploitatiesubsidie. Sinds 2008 zijn er drie van deze estuaire vaartuigen die de<br />
verbinding verzorgen tussen Zeebrugge en Vlissingen: de Amberes, de Deseo en de Tripoli, samen<br />
goed voor 940 TEU per trip en 250.000 à 300.000 TEU op jaarbasis. De Amberes vaart voornamelijk<br />
tussen Zeebrugge en het Albertkanaal terwijl de Deseo en de Tripoli op hun beurt de verbinding tus-<br />
sen Zeebrugge en het Rijnbekken maken.<br />
Bijkomende ongesubsidieerde schepen kunnen bijgebouwd worden op privé-initiatief mocht blij-<br />
ken dat er vraag is om goederen via deze transportmodus te vervoeren.<br />
15
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
Het is wel duidelijk dat deze transportmodus alleen niet in staat zal zijn om de verwachte groei<br />
op te vangen. Enkel in samenwerking met de uitbreiding van andere transportmodi zou deze een blij-<br />
vende oplossing kunnen bieden.<br />
Een mogelijke uitkomst hiervoor wordt aangereikt door het Seine-Schelde West project. Dit plan<br />
voorziet namelijk een compleet nieuwe binnenvaartverbinding tussen beide kusthavens en het achter-<br />
land, waardoor de modus binnenvaart sterk zou worden uitgebreid. Dit project komt uitvoerig aan bod<br />
in een sectie 6.<br />
4.2.2 Beperkte capaciteit en overslagmogelijkheden<br />
In dit deel wordt gekeken naar wellicht één van de meest cruciale problemen op het binnenvaartnet,<br />
namelijk haar infrastructurele achterstand waardoor deze vervoersmodus niet aangepast is aan de hoge<br />
transportvraag. De ernst hiervan werd reeds onderkend en de Beleidsnota Openbare werken stelt en-<br />
kele doelstellingen ter verbetering waaronder het uitbreiden, vrijwaren en onderhouden van de capaci-<br />
teit op de waterwegen, en het stimuleren van het watertransport. Dit dient vooral te worden bereikt via<br />
investeringen in overslagmogelijkheden zoals overslagterminals en kaaimuren.<br />
Deze laatste zijn plaatsen aan de oever van een rivier waar boten gelost en geladen kunnen wor-<br />
den, en dus zo een belangrijk basiselement vormen van binnenvaartsector. Om de bouw van deze mu-<br />
ren te bevorderen heeft de Vlaamse overheid een speciaal Kaaimurenprogramma opgericht. Reden<br />
hiervoor is dat deze muren zeer duur zijn in aanleg (een investering die vaak pas na vele jaren is te-<br />
ruggewonnen), maar wel broodnodig om de binnenvaart te bevorderen. Het programma houdt een<br />
publiek-private samenwerking (PPS) in waarbij de overheid tot maximaal 80% van de kost van de<br />
kaaimuren op zich neemt. De privéonderneming betaalt de overige 20% en de nodige installaties om<br />
overslag inderdaad mogelijk te maken (zoals laad- en loskranen). De waterwegbeheerder blijft in dat<br />
opzicht de feitelijke eigenaar van de kaaimuren. Deze financiering wordt enkel toegekend aan projec-<br />
ten die geacht worden een zekere rendabiliteit te hebben. Hierbij wordt een bepaalde overslaggarantie<br />
gegeven door de privéonderneming voor de komende 10 jaar, en als deze niet gehaald wordt dient de<br />
overheidssteun terugbetaald te worden. Dit programma startte in 1998 en tegen 2008 waren er volgens<br />
de Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie reeds 63 projecten in werking, 13 in uit-<br />
voering en 45 in bespreking. Deze projecten hadden daarbij een gemiddelde kostprijs voor de regering<br />
van 0,56 miljoen euro, aldus de Sociaaleconomische Raad van Vlaanderen.<br />
In wat volgt wordt per provincie vooreerst een ruwe schets gegeven van de aanwezige infrastruc-<br />
tuur, zoals waterwegen en overslagmogelijkheden. Voor gedetailleerde informatie met betrekking tot<br />
de capaciteit van waterwegen wordt terug verwezen naar tabel 2.<br />
Nadien is het de bedoeling om, waar aanwezig, de problemen op het binnenvaartnetwerk te situe-<br />
ren. Daar de problemen van de havens reeds in sectie 4.2.1 besproken werden wordt hier gefocust op<br />
16
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
de knelpunten binnen het netwerk zelf. Uiteraard zullen vooral problemen in gebieden met veel logis-<br />
tieke activiteiten een grote impact hebben. Om die reden werd uitgegaan van de Logistieke Poortstu-<br />
dies van het VIL: deze duiden namelijk per Vlaamse provincie enkele clusters aan waar de voornaam-<br />
ste logistieke activiteiten geconcentreerd zijn. Dit zijn hotspots die naast hun huidig logistiek belang<br />
ook nog potentieel tonen om dit in de toekomst verder uit te spelen, mits enkele ingrepen. Doordat de<br />
belangrijkste logistieke activiteiten van de provincies zich telkens in deze clusters bevinden zullen<br />
deze de basis vormen voor de aanduiding van de problemen op het netwerk. Daarbij zullen ook moge-<br />
lijke initiatieven aangehaald worden die deze knelpunten kunnen wegwerken.<br />
Figuur 3 geeft een overzicht van de hotspots die door het VIL werden onderscheiden in Vlaande-<br />
ren. Alleen deze waar binnenvaartactiviteiten aanwezig zijn zullen in deze tekst worden belicht.<br />
4.2.2.1 West-Vlaanderen<br />
Deze provincie heeft een uitgebreid binnenvaartnetwerk op haar grondgebied voorhanden, met grote<br />
waterwegen zoals de Leie, de Bovenschelde, het kanaal Gent-Oostende en het Boudewijnkanaal.<br />
Daarnaast omvat ze nog enkele kleinere waterlopen met enig belang zoals het kanaal Roeselare-Leie<br />
en het kanaal Bossuit-Kortrijk.<br />
Qua grote overslagplaatsen is West-Vlaanderen allerminst onbelangrijk. Twee van de vier zeeha-<br />
vens bevinden zich immers in deze provincie, alsook de haven van Roeselare. Daarbij bevinden zich<br />
nog eens twee multimodale terminals in deze provincie, namelijk de River Terminal Wielsbeke aan de<br />
Leie, en de containerterminal van Avelgem langsheen de Schelde. Deze zorgen voor een belangrijke<br />
mogelijkheid tot overslag op de twee belangrijkste rivieren van deze provincie. In de River Terminal<br />
Wielsbeke (beheerd door Katoen Natie) is er bijvoorbeeld een kade van 255 meter en een capaciteit<br />
van 10 hectare beschikbaar wat in 2009 voor de behandeling van 60.000 ton bulkgoederen en een<br />
overslag van 7000 TEU zorgde. Ze richt zich vooral op de West-Vlaamse industrie en vervoert bij-<br />
voorbeeld textiel, graan en olie naar Antwerpen. In oktober van datzelfde jaar werd de behandeling<br />
van containers evenwel voorlopig stopgezet, omwille van de crisis en de zware subsidies die naar<br />
spoorterminals gaan waardoor spoorvervoer aantrekkelijker werd.<br />
De containerterminal in Avelgem op haar beurt heeft een grondgebied van 1,5 hectare, maar de<br />
totale overslag is hier moeilijk voor te stellen daar geen concrete cijfers worden vrijgegeven. Er wordt<br />
hier vooral gericht op de Noord-Franse en Waalse markt. De toelevering verloopt volledig via Rotter-<br />
dam, terwijl de afvoer voor 80% via Rotterdam en voor 20% via Antwerpen gebeurt.<br />
17
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
Figuur 3 Logistieke clusters in Vlaanderen<br />
18
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
Mede door deze overslagmogelijkheden worden in West-Vlaanderen twee grote binnenlandse<br />
clusters met logistieke groeipotentiëlen onderscheiden waarbij de binnenvaart een rol te spelen heeft:<br />
namelijk de industriële cluster centrum, rond Roeselare, Aardooie en Izegem, en de industriële cluster<br />
zuid, bij Kortrijk, Menen en Wevelgem. Deze twee clusters hebben beide een redelijk sterk industrieel<br />
karakter met de productie van voedsel, metaal en textiel.<br />
De industriële cluster centrum wordt ontsloten door het kanaal Roeselare-Leie, welke uitmondt<br />
in de haven van Roeselare. Deze haven is momenteel slechts bereikbaar voor schepen tot 600 ton,<br />
waardoor de meeste ondernemingen zich vestigden verderop in het kanaal aangezien deze bereikbaar<br />
is voor schepen tot 1350 ton. Het logistiek belang van dit gebied blijkt uit cijfers van de gemeenteraad<br />
van Roeselare die vertellen over een transport van ongeveer 3.64 miljoen ton goederen over dit kanaal<br />
in 2008. Dit betekende een groei van ongeveer een half miljoen ton sinds 2004. Een probleem echter<br />
is het nijpend tekort aan bedrijfsruimte en overslagmogelijkheden. Plannen werden daarvoor gemaakt<br />
om enkele bedrijventerreinen uit te breiden en een multimodale terminal te bouwen die in contact zal<br />
staan met de A17. Een ander probleem wordt gevormd door de lage Dorpsbrug in Ingelmunster die<br />
ervoor zorgt dat schepen op het kanaal Roeselare-Leie niet volledig beladen kunnen varen. Concrete<br />
plannen ter verbetering van dit probleem zijn er thans nog niet gemaakt.<br />
De industriële cluster zuid op haar beurt wordt doorsneden door de Leie, en het is deze rivier<br />
die het grote probleem vormt in deze regio. De Leie vormt namelijk een deel van de binnenlandver-<br />
binding tussen de Noord-Europese havens, en cijfers van deze havens spreken van een groter te ver-<br />
werken transport in de nabije toekomst. De huidige Leie, met onder andere haar problematische door-<br />
tocht te Kortrijk is hiervoor echter niet aangepast, en kan uiteindelijk een belemmering blijken te<br />
vormen voor deze stijgende transit. Hier tracht het Seine-Schelde project aan te verhelpen door een<br />
capaciteitsuitbreiding op dit traject te volbrengen, zoals zal gezien worden in sectie 5.<br />
De Logistieke Poortstudie erkent tenslotte nog een “runner-up” cluster: Wielsbeke en enkele om-<br />
liggende gemeenten. Deze zijn voorwaardelijk kansrijk om de overige clusters van West-Vlaanderen<br />
te versterken via de Leie wanneer het Seine-Schelde project is uitgevoerd. De River Terminal Wiels-<br />
beke vormt hier uiteraard een grote overslagspeler.<br />
4.2.2.2 Oost-Vlaanderen<br />
Verscheidene grote waterlopen doorkruisen deze provincie: het kanaal Gent-Terneuzen, de Leie, de<br />
Bovenschelde, het kanaal Gent-Oostende, de Boven-Zeeschelde en de Dender. Deze zorgen voor een<br />
directe verbinding met zowel de kusthavens en de haven van Antwerpen, als met belangrijke havens<br />
in Nederland en Frankrijk.<br />
De belangrijke overslagplaatsen in deze provincie zijn voornamelijk de overslagdokken in de<br />
Gentse haven. Verder wordt gebruik gemaakt van terminals in naburige provincies.<br />
19
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
De Logistieke Poortstudies van het VIL identificeerden ook hier enkele logistieke clusters die<br />
thans geen echte infrastructurele problemen hebben maar toch reële groeimogelijkheden vertonen.<br />
Om deze groei echter te bewerkstelligen zal vaak een capaciteitsuitbreiding noodzakelijk zijn.<br />
De eerste hotspot is het gebied rond Aalst aan de Dender. Deze regio herbergt voornamelijk<br />
kleine, gemengde terreinen met regionale focus, maar ook enkele internationale bedrijven. Een studie<br />
van de VUB, beschikbaar gesteld door Streekplatform Zuid-Oost-Vlaanderen, toonde aan dat de lo-<br />
gistieke activiteiten in deze regio in staat zouden kunnen zijn te groeien wanneer de Dender zou op-<br />
gewaardeerd worden. Ook zou de bouw van een overslagterminal te Aalst een extra stimulans vormen<br />
voor binnenvaartgerelateerde trafiek.<br />
Een tweede cluster wordt gevormd door de regio rond Aalter aan het kanaal Gent-Oostende. De<br />
logistiek in deze omgeving zou zich in de toekomst kunnen oriënteren op de voedingswarencluster uit<br />
het Meetjesland, zowel in bulk als in containers, maar daarvoor is er nood aan een overslagterminal.<br />
Hiervoor heeft Waterwegen en Zeekanaal NV echter al plannen gemaakt waarbij het bedrijventerrein<br />
Woestijne als locatie werd gekozen.<br />
De derde cluster bevindt zich in de regio Gent-Zuid rond de gemeentes Sint-Denijs-Westrem en<br />
Wetteren aan de samenvloeiing van de Bovenschelde en de Boven-Zeeschelde. Dit gebied ligt in het<br />
directe achterland van de haven van Gent en bevat kantoorzones, alsook industrie en logistieke activi-<br />
teiten. De logistieke kansen van deze regio worden momenteel nog niet optimaal benut en een belang-<br />
rijke verbetering van dit probleem zou kunnen bestaan uit de ontwikkeling van het nieuwe bedrijven-<br />
terrein Eilandje aan de Ringvaart.<br />
Een laatste cluster bevindt zich tenslotte in de Leieruimte rond Deinze welke aansluit bij de<br />
West-Vlaamse industriële hotspot langsheen de E17. Haar logistieke activiteiten worden reeds goed<br />
benut maar een terminalontsluiting (eventueel via het nabijgelegen Wielsbeke) kan dit nog versterken.<br />
Dit kan zeker van belang zijn daar de trafiek op de Leie met het vervolledigen van het Seine-Schelde<br />
project zal toenemen.<br />
4.2.2.3 Antwerpen<br />
Antwerpen is voorzien van verschillende grote waterlopen die deze provincie een draaischijf maken<br />
van internationaal belang. Vooreerst is er de Schelde die van Nederland, via deze provincie naar Gent<br />
loopt en onderverdeeld wordt in de Beneden-Zeeschelde en Boven-Zeeschelde. Alsook de Schelde-<br />
Rijnverbinding, het Albertkanaal en het Zeekanaal bevinden zich in deze regio. Tenslotte zijn er nog<br />
enkele kleinere rivieren die de ontsluiting van het stroomgebied van de Schelde aanvullen, namelijk<br />
de Rupel, het kanaal Leuven-Dijle, de Nete en de Kempense kanalen.<br />
Naast belangrijke binnenwateren telt Antwerpen ook nog een aantal overslagplaatsen, waarvan<br />
de haven van Antwerpen uiteraard de grootste is. Deze haven telt verschillende binnenvaarterminals<br />
20
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
zoals de Manuport Container Terminal aan het Kanaaldok die in 2006 ongeveer 87.000 TEU behan-<br />
delde. Naast de haven vormt de Water container Terminal in Meerhout de belangrijkste overslagter-<br />
minal. Dankzij haar ligging aan het Albertkanaal behandelde deze in 2007 namelijk meer dan 200.000<br />
TEU. Die ligging maakt haar aantrekkelijk doordat het haar in contact stelt met de havens van Ant-<br />
werpen en Rotterdam, en omdat het de mogelijkheid schept de terminal te bereiken met grote schepen.<br />
Daarnaast zijn er nog de Trimodale Container Terminal (TCT) in Willebroek aan het Zeekanaal,<br />
met in 2006 een overslag van 93.000 TEU, en de Gosselin Container Terminal in Schoten langs het<br />
Albertkanaal, met een overslag van meer dan 50.000 TEU per jaar.<br />
Tenslotte wordt er bijkomend nog gewerkt aan een extra terminal in Grobbendonk langs het Al-<br />
bertkanaal, de zogenaamde Antwerp East Port.<br />
Rekening houdend met deze overslagmogelijkheden werden in deze provincie uiteindelijk twee<br />
grote clusters opgetekend. De eerste betreft de gemeente Turnhout, welke ligt aan de Kempense ka-<br />
nalen en zo in contact staat met Antwerpen en het Albertkanaal. Logistieke activiteiten kunnen hier<br />
uitgebreid worden wegens de beschikbaarheid van terreinen, maar de Kempense kanalen worden ech-<br />
ter gekarakteriseerd door verschillende capaciteitsbeperkingen waardoor deze cluster in haar groei<br />
beperkt wordt. Verschillende projecten werden hiervoor reeds gepland en worden besproken in de<br />
sectie omtrent de provincie Limburg.<br />
Daarnaast is er nog het Economisch Netwerk Albertkanaal (ENA), dat zich uitstrekt over ver-<br />
schillende gemeentes rond het Albertkanaal. Wegens haar belang wordt deze cluster uitgebreid be-<br />
handeld in sectie 4.2.3.<br />
4.2.2.4 Vlaams-Brabant<br />
Vlaams-Brabant is slechts een kleine provincie zonder logistieke poorten, maar toch omvat ze enkele<br />
grote waterwegen zoals het Zeekanaal Brussel-Schelde en in het verlengde hiervan het kanaal Brus-<br />
sel-Charleroi. Ook het kleinere kanaal Leuven-Dijle bevindt zich in deze provincie.<br />
Daarnaast zijn er in deze regio enkele binnenvaartterminals te identificeren, zoals de trimodaal<br />
ontsloten haven van Brussel die in directe verbinding staat met de haven van Antwerpen en het Cen-<br />
trumkanaal in Wallonië. De containerterminal in deze haven bewijst het belang van Brussel als bin-<br />
nenhaven met een behandeling in 2008 volgens haar officiële cijfers van bijna 18.000 TEU.<br />
Daarnaast zijn nog twee bimodaal ontsloten, watergebonden terminals: de Cargovil Container<br />
Terminal(CCT) in Grimbergen-Vilvoorde aan het Zeekanaal, die in 2006 ongeveer 23.000 TEU over-<br />
sloeg, en de Batop Containerterminal in Herent aan het kanaal Leuven-Dijle die 8000 TEU behandel-<br />
de in datzelfde jaar voor het bedrijf Cargill.<br />
Tenslotte staat er nog een bijkomende bimodale terminal gepland in Wilsele langs het kanaal<br />
Leuven-Dijle die normaal enkel in dienst zal staan voor de afvoer van huishoudelijk afval.<br />
21
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
Via bovenvermelde terminals duiden Logistieke Poortstudies van het VIL in deze provincies vier<br />
clusters aan die verbonden zijn met het binnenvaartnetwerk, elk echter met maar een laag belang. De<br />
eerste cluster ligt ten noorden van Brussel en is de A12-E19 multimodale corridor rond de gemeen-<br />
tes Grimbergen, Londerzeel en Meise. Deze is ontsloten via het Zeekanaal maar beschikt momenteel<br />
niet over een terminal. Ze kan hier echter aan tegemoetkomen door gebruik te maken van nabijgele-<br />
gen terminals zoals de CCT, TCT en de terminal in Muizen.<br />
Daarnaast vormen de hoogtes van de bruggen over het Zeekanaal een groot probleem in het<br />
Brussels Gewest. Op enkele locaties is het momenteel namelijk nog niet mogelijk met twee lagen con-<br />
tainers te varen. Voor deze reden zijn er plannen, uitgaande van Brussels minister van Openbare Wer-<br />
ken Grouwels, om enkele bruggen te verhogen tot een minimale doorvaarthoogte van 5,25 meter. La-<br />
ter echter kan de grotere vraag naar goederen de nood tot het stapelen van drie lagen containers nood-<br />
zakelijk maken, en in dat geval zullen de bruggen nog eens moeten verhoogd worden tot 7,00 meter.<br />
Dit zal hoe dan ook nog voor problemen zorgen.<br />
Een tweede cluster is de luchthavenregio bij de gemeentes Vilvoorde en Zaventem. Deze ligt<br />
aan het Zeekanaal (met haar vermelde problemen) en heeft de bimodale CCT op haar grondgebied<br />
liggen voor overslag. De binnenvaart is hier afhankelijk van de aanvoer via de luchthaven, en speelt<br />
slechts een secundaire rol.<br />
Tenslotte zijn er nog de kleine E19 Zuid corridor aan het kanaal Brussel-Charleroi, weliswaar<br />
zonder overslagterminal, en de cluster Leuven, aan het kanaal Leuven-Dijle, die kan beschikken over<br />
de terminal in Herent en in de toekomst ook over één in Wilsele.<br />
4.2.2.5 Limburg<br />
Het belangrijkste kanaal in deze provincie is uiteraard het Albertkanaal, dewelke in het westen ver-<br />
bonden is met Antwerpen, Rotterdam en de Rijn, en in het oosten met Luik, de Maas, en het Juliana-<br />
kanaal. Daarnaast beschikt de provincie nog over de Kempense kanalen. Ondanks hun lage capaciteit<br />
heeft de synergie tussen deze kanalen en het Albertkanaal er volgens NV De Scheepvaart evenwel<br />
voor gezorgd dat dit netwerk veel in belang is toegenomen en in 2008 een trafiek opleverde van<br />
39.593.180 ton.<br />
Daar geen havens aanwezig zijn in deze provincie bevinden de belangrijkste overslagmogelijk-<br />
heden in deze provincie zich op de bedrijventerreinen langsheen het Albertkanaal.<br />
In deze provincie worden vervolgens opnieuw enkele clusters aangeduid die ontsloten worden<br />
via de binnenwateren. De eerste twee, beide langs het Albertkanaal, zijn de clusters Limburg-West,<br />
rond Lummen, Beringen en Tessenderlo, en Midden-Limburg, met Genk, Opglabbeek en Bilzen.<br />
Daarnaast zijn er nog Limburg-Noord, langsheen het Kanaal Bocholt-Herentals rond de steden<br />
Lommel, Overpelt en Mol, en Limburg-Oost, langs het Albertkanaal en de Zuid-Willemsvaart.<br />
22
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
Groeimogelijkheden van deze clusters worden beperkt door knelpunten op zowel het Albertka-<br />
naal (zie sectie 4.2.3) als de Kempense kanalen.<br />
Het gebruik van deze laatste waterwegen wordt momenteel beperkt door twee grote redenen: de<br />
lage capaciteit van de kanalen zelf (slechts CEMT klasse II) en de beperkende invloed van kunstwer-<br />
ken (zoals bruggen en sluizen). Daarenboven geeft men ook aan dat er te weinig overslagmogelijkhe-<br />
den aanwezig zijn, wat maakt dat watergebonden activiteiten beperkt blijven.<br />
Deze problemen werden erkend door de beheerder van deze waterwegen (NV de Scheepvaart) en<br />
verscheidene steunmaatregelen zijn genomen of liggen nog onder studie. Eén hiervan is de verdere<br />
uitdieping van het kanaal Dessel-Turnhout-Schoten in 2011 van een maximale diepgang van 1,90 naar<br />
2,10 meter, wat tot een betere bevaarbaarheid en dus benutting van dit kanaal zal leiden. Daarnaast<br />
werden op hetzelfde kanaal, via het Kaaimurenprogramma enkele bijkomende aanlegplaatsen ge-<br />
bouwd door dezelfde waterwegbeheerder, en werd de bediening van de sluizen gemechaniseerd wat<br />
leidde tot vlottere doorvoertijden voor binnenvaartschepen. Ook werd in het strategisch beleidsplan<br />
voor dit kanaal door NV De Scheepvaart duidelijk tot doel gesteld de binnenvaart aan te moedigen en<br />
te versterken door onder andere terreinen vrij te houden voor watergebonden activiteiten.<br />
Evenzeer zijn er plannen voor een ingrijpende capaciteitsverbetering op het kanaal Bocholt-<br />
Herentals, want een groot probleem hier is de beperkende impact van sluizencomplexen 1 tot en met<br />
3. Deze sluizen laten momenteel namelijk slechts schepen van 600 ton door, terwijl 1350 ton de nor-<br />
male Europese tonnenmaat is. Dit vormt problemen aangezien dit kanaal in contact staat met het Al-<br />
bertkanaal via het Kanaal Dessel-Kwaadmechelen dat een capaciteit van 1350 ton heeft. Er is daarom<br />
sprake om deze drie complexen van 600 ton te vervangen door één complex van 1350 ton. Ook werd<br />
er op dit kanaal een nieuwe kaaimuur aangelegd om extra overslagcapaciteit te bezorgen.<br />
4.2.3 Het Albertkanaal<br />
4.2.3.1 Vrijwaren van capaciteit<br />
Zoals reeds aangegeven is het Albertkanaal niet alleen een belangrijke transportader van de Antwerp-<br />
se haven, ze is daarenboven een van de grootste en drukst bevaren kanalen op het Belgisch grondge-<br />
bied, waarbij nog toenemende groei wordt verwacht. Dit kanaal wordt evenwel gekenmerkt door ver-<br />
schillende capaciteitsbeperkingen die de vlotte doorstroom van stijgende trafiek in de weg kan staan.<br />
Mocht men willen anticiperen op dit groter transport, dan zullen capaciteitsuitbreidingen noodzakelijk<br />
zijn.<br />
Het belang hiervan werd ingezien en enkele projecten ter uitbreiding werden opgesteld. Deze<br />
uitbreidingen zullen plaatsvinden in twee aparte delen van het kanaal: het vak Wijnegem-Antwerpen,<br />
en het deel opwaarts het sluizencomplex te Wijnegem.<br />
23
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
De geplande werken in het vak Wijnegem-Antwerpen vooreerst gaan uit van het Masterplan Mo-<br />
biliteit Antwerpen in samenwerking met NV De Scheepvaart, en betreffen de verhoging van 7 brug-<br />
gen en de verbreding van het kanaal onder deze bruggen. De financiering van deze projecten wordt<br />
gedaan via de Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel.<br />
De nieuwe hoogtes en breedtes zullen zorgen voor een vrije doorvaarthoogte van 9,10 meter en<br />
een doorvaartbreedte van 63 meter. Zo kunnen schepen met containers gestapeld in vier lagen onder<br />
de bruggen varen, en kunnen ze elkaar daarenboven kruisen onder deze bruggen.<br />
In het vak bij Wijnegem is er daarenboven in december 2009 ook begonnen met de aanleg van<br />
een wachthaven en de renovatie van de oeververdediging. De aanleg van de wachthaven heeft tot doel<br />
dat de schepen die in deze smalle strook wachten op nieuwe taken het overige verkeer niet hinderen.<br />
De renovatie van de oeververdediging aan de linkeroever moet gebeuren opdat men het kanaal verder<br />
zou kunnen verdiepen en om de veiligheid van uitvarende schepen te verhogen. Later zou er ook aan<br />
de rechteroever een oeververdediging komen.<br />
Opwaarts het sluizencomplex van Wijnegem vervolgens staan ook enkele projecten van NV De<br />
Scheepvaart op het programma, waaronder opnieuw de verhoging van bruggen tot 9,10 meter. Enkele<br />
bruggen werden reeds afgewerkt, maar op lange termijn (circa 2016) is het de bedoeling dat alle 60<br />
bruggen op het Vlaams gedeelte van het Albertkanaal 9,10 meter hoog zouden zijn.<br />
Ook gaan er stemmen op om de capaciteit van enkele sluizen in het deel opwaarts Wijnegem uit<br />
te breiden. Allereerst is er het sluizencomplex van Wijnegem zelf, waar momenteel een studie wordt<br />
uitgevoerd over de eventuele bouw van een vierde sluis. Ook wordt er gekeken om de capaciteit van<br />
de sluizen in Olen en Ham te verhogen. Deze zijn echter nog het onderwerp van verdere politieke be-<br />
slissingen.<br />
Al deze werken verhogen dus de capaciteit van het Albertkanaal, en zorgen zo voor een stijging<br />
van haar aantrekkelijkheid als logistiek netwerk, wat van belang zal zijn voor de logistieke cluster in<br />
dit gebied: het ENA.<br />
4.2.3.2 ENA<br />
Na de concrete projecten ter verbetering van de capaciteit op het Albertkanaal moet nog speciale ver-<br />
melding gemaakt worden van het Economisch Netwerk Albertkanaal (ENA) dat tracht een bijkomen-<br />
de stimulans te bieden voor de benutting van dit kanaal. Dit project staat in feite los van de capaci-<br />
teitsuitbreidingen, maar het is duidelijk dat een verbeterd Albertkanaal ruimere kansen zal bieden<br />
voor het ENA.<br />
Het ENA bestaat uit 25 gemeentes langsheen het Albertkanaal in de provincies Antwerpen en<br />
Limburg. Uitgaande van de Vlaamse overheid is het globale doel van het ENA het bedrijfsgebeuren<br />
en de logistieke activiteiten langsheen het Albertkanaal te optimaliseren. Daarbij speelt de binnenvaart<br />
24
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
uiteraard een belangrijk rol, en klemtoon zal gelegd worden op het gebruik van de waterweg in de<br />
transportketen. De reden waarom deze gemeentes samen in een netwerk werden verenigd komt vanuit<br />
het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, dat wijst op het belang om regio’s langsheen het Albertka-<br />
naal als een groot netwerk te beschouwen en inspanningen in dit gebied te coördineren vanuit gewes-<br />
telijk niveau.<br />
Momenteel wordt het gebied rond het ENA vooral gekenmerkt door industrie, maar er zijn ook<br />
belangrijke logistieke centra zoals de WCT in Meerhout, de Gosselin Container Terminal in Schoten,<br />
en de nieuwe Antwerp East Port in Grobbendonk. Het ENA is dan ook multimodaal ontsloten via<br />
weg, spoor en water, wat belangrijke voordelen biedt voor bedrijven in deze regio. Momenteel wordt<br />
al gebruik gemaakt van het Albertkanaal voor het transport van delfstoffen, bouwmaterialen, brand-<br />
stoffen en in de toekomst ook meer containers. Bedrijven geven daarenboven aan dat betrouwbaarheid<br />
in transport steeds belangrijker wordt in vergelijking met transporttijd, wat vervoer via de waterweg<br />
interessant maakt wegens haar lage congestieproblemen. Bedrijven kijken dan ook vaker hoe ze hun<br />
transport kunnen regelen via het Albertkanaal.<br />
Concreet doelt het actieplan van het ENA op een optimalisatie van het bedrijfsgebeuren in haar<br />
totale omslaggebied. Vooreerst staat de benutting van reeds bestaande bedrijventerreinen op het pro-<br />
gramma. Dit zal men trachten te verbeteren via een betere structurering en grondgebruik, en door de<br />
aanmoediging tot het gebruik van alternatieve vervoersmodi. Een tweede actie is het bestemmen van<br />
nieuwe bedrijventerreinen om optimaal gebruik te maken van deze regio met haar vele logistieke<br />
troeven. Tenslotte wordt ook werk gemaakt van een betere vervoersontsluiting van alle bedrijventer-<br />
reinen, opdat ze de aanwezige transportinfrastructuur optimaal kunnen benutten.<br />
Het ENA is dus een lokaal programma dat tracht de logistieke activiteiten in haar regio, waar<br />
reeds veel transport plaatsvindt, te bundelen in een multimodaal logistiek netwerk. Voordelen hiervan<br />
zijn de lagere kosten die bekomen worden door een efficiënter goederentransport en door de shift naar<br />
alternatieve, voordeligere vervoersmodi zoals de binnenvaart.<br />
4.2.4 Lage aantrekkelijkheid van werk in de binnenvaart<br />
Deze deelsectie behandelt een probleem van niet-infrastructurele aard, namelijk het feit dat slechts<br />
weinig mensen zich geroepen voelen om een carrière te beginnen in deze sector. Echter, door de aan-<br />
houdende productie van nieuwe schepen, de toenemende omvang van de schepen en de intrede van<br />
nieuwe technologieën is er juist sprake van een stijgende vraag naar werkkrachten. De Marktobserva-<br />
tie Binnenvaart 2009-I van de Centrale Commissie voor de Binnenvaart onderzocht de arbeidsmarkt<br />
van de binnenvaart en kwam tot de conclusie dat er wel een werkgelegenheidsdaling is bij kleine zelf-<br />
standige binnenvaartondernemingen, maar dat deze daling ruimschoots gecompenseerd wordt door de<br />
stijgende vraag bij grote ondernemingen. Daarnaast zullen wegens de leeftijdsstructuur op korte ter-<br />
25
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
mijn veel binnenvaartwerknemers op pensioen gaan terwijl deze uitstroom momenteel niet kan tegen-<br />
gegaan worden door een evenredige instroom doordat te weinig mensen kiezen voor een binnenvaart-<br />
opleiding. De aantrek van werknemers uit Oost-Europa en zelfs derde landen zal binnenkort noodza-<br />
kelijk blijken te zijn.<br />
Redenen voor deze lage interesse komen doordat veel mensen het werk in de binnenvaart ervaren<br />
als oncomfortabel en zelfs gevaarlijk, maar ook omdat de sector weinig groeimogelijkheden biedt.<br />
Door de huidige, en zeker ook toekomstige ernst die dit probleem heeft werden er reeds voorstel-<br />
len gedaan die beogen er iets aan te doen. Het Naiades programma bijvoorbeeld stelt het bevorderen<br />
van de tewerkstelling als één van haar vijf topprioriteiten. Hogere tewerkstelling zou enerzijds beko-<br />
men moeten worden door de aantrek van extra werknemers via onder andere de verbetering van de<br />
arbeids- en sociale omstandigheden en een ruimere bekendmaking van de carrièremogelijkheden. An-<br />
derzijds moet er ook geïnvesteerd worden in menselijk kapitaal via het bevorderen van de binnen-<br />
vaartopleidingen. Deze opleidingen moeten namelijk aangepast worden aan de huidige eisen die men<br />
stelt in de logistieke sector, en het aspect van de binnenvaart dient meer aan bod te komen in de ver-<br />
schillende studierichtingen. Ook levenslang leren dient te worden aangemoedigd via het Life Long<br />
Learning Programme van de Europese Unie.<br />
Deze Europese doelstellingen werden vertaald naar het Vlaams en federaal niveau waar enkele<br />
concrete acties werden voorgesteld. Op Vlaams niveau zouden de voorstellen uitgevoerd worden via<br />
het verruimen van de opleidingsmogelijkheden (door het aanpassen van de huidige leerplannen en het<br />
stimuleren van volwassenenonderwijs), en het informeren van het publiek via promotiecampagnes<br />
over het onderwijsaanbod. Op het federaal niveau wordt er gepleit voor de federale erkenning van het<br />
K.T.A. Zwijndrecht-Cenflumarin, de Vlaamse school voor binnenvaartopleidingen.<br />
Daarnaast wordt de kwestie op Vlaams niveau ook nog apart aangepakt in het Flanders Inland<br />
Shipping Network (FISN). Dit programma stelt voor de instroom te stimuleren via het doen samen-<br />
werken van opleidingscentra onderling en met binnenvaartondernemers. Maar daarnaast erkent ze ook<br />
de problemen die nieuwe zelfstandige ondernemers ervaren bij het toetreden tot de markt, waaronder<br />
talloze praktische drempels (zoals de toenemende kwaliteitseisen voor ondernemerschapmanage-<br />
ment), alsook de financiële kost. Voor beide soorten drempels plant het FISN onderzoek naar manie-<br />
ren waarop deze kunnen verlaagd worden.<br />
Die praktische drempels houden voornamelijk de zakelijke problemen in die elke nieuwe onder-<br />
neming ontmoet bij haar oprichting. Daarenboven komen echter ook nog een set regels die eigen zijn<br />
aan de binnenvaart, en vervat zitten in de Europese richtlijn 87/540/EEG en haar overeenkomstige<br />
regionale bepalingen.<br />
De financiële drempel is evenwel vaak nog het grootste probleem dat zich stelt bij de oprichting<br />
van een nieuw binnenvaartspeler. De benodigde schepen zijn immers niet goedkoop, en daar er reeds<br />
26
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
sprake is van overcapaciteit zijn banken niet geneigd om veel leningen te verstrekken, zeker niet ten<br />
tijde van economische crisis. Een initiatief in deze context is de financiering voor kleine schepen van-<br />
uit de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen. Dit wordt besproken in volgende sectie. Daarnaast ver-<br />
schaft de Vlaamse regering nog tal van andere steunmaatregelen voor de binnenvaart, samengevat in<br />
het programma Inland Waterway Transport Funding, zoals subsidies voor ecologische motoren, steun<br />
voor gebruik van containervaart en afvalvervoer, en de Publiek Private Samenwerkingsverbanden<br />
waarmee kaaimuren kunnen gebouwd worden.<br />
4.2.5 Lage benutting van kleine kanalen<br />
In deze laatste deelsectie wordt gekeken naar een probleem dat vaak over het hoofd wordt gezien.<br />
Men focust namelijk graag op grote kanalen daar deze bevaarbaar zijn via grote schepen die zo<br />
schaalvoordelen behalen. Maar Vlaanderen telt naast deze grote kanalen nog een heel bevaarbaar se-<br />
cundair net van kleinere rivieren dat in feite een aanvulling vormt voor het hoofdwaterwegennet.<br />
Het nut van dit secundaire net wordt erkend op Europees en Vlaams niveau, en zowel in het Nai-<br />
ades programma als in de Vlaamse Beleidsnota Openbare Werken wordt voorzien in het onderhoud<br />
en de stimulatie van binnenvaart op deze rivieren.<br />
Een goed voorbeeld van het belang van de kleinere kanalen werd gegeven in de sectie omtrent de<br />
Kempense Kanalen: het Vlaams gewest en andere spelers zagen namelijk de troeven van deze kanalen<br />
in en verschillende projecten werden gepland en uitgevoerd om de capaciteit en efficiëntie van dit<br />
netwerk te verbeteren.<br />
Speciale nadruk van de Vlaamse regering op deze problematiek wordt daarnaast ook gelegd in<br />
het FISN, waar de betere benutting van kleinere kanalen (tot CEMT klasse IV) één van de zes strate-<br />
gische doelstellingen vormt. Naast onderhoud is het de bedoeling het gebruik van deze waterwegen te<br />
stimuleren via in te werken op het tekort aan kleinere schepen. Het is een feit dat er momenteel een<br />
nijpend tekort is aan kleinere schepen, daar banken meer bereid zijn om leningen te verschaffen voor<br />
de bouw van grotere schepen omdat deze geacht worden een beter rendement te kunnen bereiken. Een<br />
oplossing hiervoor wordt gereikt vanuit de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV), in samen-<br />
werking met de Vlaamse waterwegbeheerders. De PMV kan namelijk de financiering van projecten<br />
met een goed businessplan vergemakkelijken. Het is in feite een samenwerkingsverband waar de<br />
PMV samen met de aanvrager een business case realiseren waarbij de partner haar eigenheid behoudt.<br />
De aangereikte financiering kan dienen voor zowel nieuwbouw als vernieuwbouw van schepen tot<br />
klasse IV.<br />
Een ander project, voorgesteld door het FISN, is het project Waterslag dat wordt uitgewerkt door<br />
het Zuid-Nederlandse platform Incodelta en de Vlaamse waterwegbeheerders. Het projectplan houdt<br />
de toevoeging in van een duwbak aan een klein binnenvaartschip, waardoor de capaciteit van kleine<br />
27
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
binnenschepen verdubbeld wordt. De voordelen hiervan beginnen bij de lagere vervoerstarieven door<br />
de hogere belading per vaart, wat zal kunnen leiden tot een stimulatie van het gebruik van de binnen-<br />
vaart. Daarenboven zorgt deze stimulans voor een sterkere link tussen de invoerhavens en het hinter-<br />
land. Tenslotte zijn er nog de reeds opgesomde voordelen eigen aan de binnenvaart die een grotere rol<br />
zullen spelen dankzij deze stimulans.<br />
Dit project is bedoeld om op korte termijn de binnenvaart op het secundaire net te verbeteren in<br />
Vlaanderen en Nederland, maar op langere termijn is het voorzien dat ook andere landen met kleine<br />
kanalen zullen kunnen profiteren van dit project.<br />
5. Seine-Schelde<br />
5.1 Probleemsituering en doel<br />
De havens van West-Europa vormen al jaren lang de belangrijkste toegangsweg voor maritieme goe-<br />
deren tot de Europese afzetmarkt. Vooral het belang van de havens in de range Hamburg - Le Havre,<br />
waar de vier Belgische zeehavens deel van uitmaken, dient hier te worden belicht. Hier werd in 2002<br />
immers 15,1% van de totale wereldtrafiek behandeld en uit cijfers blijkt ook dat deze nog aan het toe-<br />
nemen is. De Nederlandse havenraad toonde bijvoorbeeld aan dat de trafiek in de periode 2001-2007<br />
groeide met wel 30%, en met de verwachte stijgende wereldhandel zal deze range wellicht niet aan<br />
belang moeten inboeten de komende jaren. Een vertraagde groei wegens de crisis wordt wel verwacht.<br />
De stijgende trafiek in deze regio gaf de laatste jaren aanleiding tot grote noord-zuidstromen op<br />
de transportwegen van het Europese binnenland. Door de goede aansluitingen met de havens werden<br />
vooral weg en spoor gebruikt om deze stijgende stromen te verwerken, maar steeds meer werd men<br />
gewaar van de negatieve gevolgen hiervan. Stijgende ongevallencijfers en verkeerscongesties, met<br />
verhoogde levertijden en -onzekerheid werden een alledaags beeld. Stemmen gingen daarom op om te<br />
zoeken naar een alternatief om de stijgende trafiek van de West-Europese zeehavens te helpen door-<br />
stromen naar het binnenland en de binnenvaart leek een evidente keuze.<br />
Deze nood hiertoe, alsook de voordelen van een shift naar alternatieve vervoersmodi werden bei-<br />
de erkend door de Europese Commissie. Daarenboven werd ook geacht dat de vorming van een dege-<br />
lijk transportnetwerk over haar complete grondgebied de eenmaking van een sterk Europa zou verge-<br />
makkelijken. Als oplossing werd daardoor het TEN-T programma opgesteld (Trans-European Trans-<br />
port Network), een plan voor de uitbouw van een uitgebreid Europees transportnetwerk, waarin het<br />
Seine-Schelde project werd vastgelegd als één van de dertig prioritaire projecten. Ze werd ook voor-<br />
opgesteld in de Beleidsnota Openbare Werken onder het doel van wegwerken van capaciteitsbeper-<br />
28
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
kende knelpunten op het waterwegennet, en in 2006 werd ze tenslotte opgenomen in het Naiades pro-<br />
gramma.<br />
Het feitelijke doel van dit Seine-Schelde project nu is aanleiding te geven tot een trans-Europees<br />
netwerk van waterwegen, bevaarbaar voor grote schepen tot 4400 ton, dat zich uitstrekt van het Ka-<br />
naal tot aan de Zwarte Zee. Hierin zullen grote havens met elkaar worden verbonden en hun binnen-<br />
vaartverbindingen met het achterland zullen worden geoptimaliseerd, waardoor stijgende maritieme<br />
trafieken vlotter kunnen doordringen landinwaarts.<br />
Meer specifiek zal het Seine-Schelde project een verbeterde binnenvaartverbinding vormen via<br />
een nieuw kanaal in Noord-Frankrijk tussen Compiègne en Cambrai (Seine-Nord), langsheen de Leie<br />
en het kanaal Gent-Terneuzen in België, tot aan de Rijn in Nederland waar schepen kunnen doorsto-<br />
ten tot in Oost-Europa. Het resultaat van dit project zal zijn dat de havens van Noordwest- Europa<br />
beter in contact zullen liggen met elkaar en met de grote intra-Europese afzetmarkten.<br />
5.2 Het Vlaams project<br />
Het Vlaamse deel van het Seine-Schelde project beslaat twee grote gebieden waarvan het creëren van<br />
de verbeterde binnenvaartverbinding tussen Frankrijk en Nederland het eigenlijke doel vormt. Daar-<br />
naast is er echter nog het luik rivierherstel dat het herstel of de versterking beoogt van de structuren en<br />
processen die bijdragen tot het dynamisch evenwicht binnen het rivierecosysteem van de Leievallei.<br />
In wat volgt wordt van beide delen een korte beschrijving gegeven, te beginnen met de binnen-<br />
vaartverbinding, welke start aan de Leie in Deûlémont, en doorstroomt tot het kanaal Gent-<br />
Terneuzen om zo uit te monden in Nederland. Dit tracé bestaat feitelijk uit vijf grote delen, afhanke-<br />
lijk van de rivier die wordt gevolgd. Er wordt begonnen aan de Franse grens en via de Leie gaat men<br />
door tot in Deinze, waar het plan doorloopt langsheen het afleidingskanaal tot aan de kruising met het<br />
kanaal Gent-Oostende. Vervolgens wordt dit laatste kanaal doorlopen tot aan het noordervak van de<br />
Gentse ringvaart, welke dan gevolgd wordt om uiteindelijk uit te monden in het kanaal Gent-<br />
Terneuzen. Van daaruit wordt tenslotte doorgestoten tot aan de Rijn in Nederland, vanwaar gemakke-<br />
lijk kan doorgevaren worden tot in Oost-Europa.<br />
Het Seine-Schelde project bestaat er nu in om op dit traject ingrepen uit te voeren waardoor uit-<br />
eindelijk een gewenst vaarprofiel zal bereikt worden met hogere capaciteit dan het huidige. De exacte<br />
uitwerking hiervan zal echter afhangen van de economische studie, waar zal beslist worden welk<br />
vaarprofiel het gunstigst zal uitvallen. In sectie 5.4 zal hierover meer uitleg kunnen gegeven worden.<br />
In onderstaande figuur 4 wordt dit tracé weergegeven door Waterwegen en Zeekanaal NV. Het is<br />
deze waterwegbeheerder die de ingrepen uitgaande van Europees initiatief ter plaatste zal uitwerken.<br />
In de figuur is het trouwens opmerkelijk dat het vijfde deel van het tracé, het kanaal Gent-Terneuzen,<br />
29
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
niet wordt belicht. De reden hiertoe is dat dit kanaal reeds van CEMT klasse VI is, en daardoor geen<br />
aanpassingen meer vereist.<br />
Figuur 4 Seine-Schelde tracé<br />
Het tweede deel van het Seine-Schelde project, het luik rivierherstel, beperkt haar doelgebied tot de<br />
Leievallei tussen Wervik en Deinze. De Leie hier was oorspronkelijk een natuurlijke rivier, maar<br />
werd de voorbije decennia echter op gestage wijze omgevormd tot een kanaal geschikt voor binnen-<br />
vaart. Daardoor heeft de huidige toestand totaal het gevoel verloren met de natuurlijke situatie van<br />
weleer. De werken aan de nieuwe binnenvaartverbinding binnen het Seine-Schelde project bieden dan<br />
ook de geschikte kans om zoveel mogelijk deze oorspronkelijke toestand te herstellen. Daar een vol-<br />
ledige terugkeer echter onmogelijk is doordat dit ongunstig zou zijn voor de binnenvaart, werd geop-<br />
teerd om zoveel mogelijk de natuurlijke abiotische toestand van de rivier en haar omgeving te herstel-<br />
len zonder het nut van het kanaal als binnenvaartverbinding te beperken.<br />
Doelstellingen van dit plan zijn het verhogen van de natuurlijke samenhang en kwaliteit van het<br />
ecologische systeem, alsook het versterken van de relatie tussen de gekanaliseerde en de natuurlijke<br />
30
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
Leie. Concrete acties voor het rivierherstel situeren zich in ecologie, landbouw, recreatie, en enkele<br />
aanverwante projecten uitgaande van regionale organisaties.<br />
5.3 Projectstudie<br />
Het volgende onderzoek is gebaseerd op documenten, beschikbaar gesteld door ir. Willem Van<br />
Crombrugge, projectleider van Seine-Schelde.<br />
Deze studie zal trachten aan te tonen dat het Seine-Schelde project inderdaad een haalbaar project<br />
is, waarbij de kosten meer dan gecompenseerd worden door de baten. Daarbij worden vier verschil-<br />
lende projectalternatieven uitgebreid tegen elkaar afgewogen op basis van zowel monetaire als niet-<br />
monetaire kenmerken, en uiteindelijk zal een beslissing geveld worden omtrent de meest haalbare<br />
vormgeving van het project.<br />
Allereerst worden de basiselementen van de studie vastgelegd in een inleidend onderzoek, begin-<br />
nend met de situering van vier verschillende uitvoeringsalternatieven waartussen uiteindelijk zal moe-<br />
ten gekozen worden. Daarna wordt geschetst waaruit de projectkosten zullen bestaan en wordt een<br />
verwachte trafiekprognose opgesteld die een basis zal vormen voor de latere studies.<br />
Na dit inleidend onderzoek komen een kostenbaten analyse en een macro-economische impact-<br />
studie aan bod, die beide reeds een individuele vergelijking zullen presenteren van de vier mogelijk-<br />
heden. Tenslotte worden alle voorgaande data ingevoerd in een eclectische multi-criteria analyse,<br />
waar alles tegen elkaar zal worden afgewogen. Zo zal uiteindelijk een keuze kunnen geveld worden<br />
omtrent het meest gewenste alternatief.<br />
5.3.1 Inleidend onderzoek<br />
Het was de werkgroep Profiel en Oevers die vier alternatieven vooropstelde die zouden kunnen ge-<br />
bruikt worden om de verbinding Seine-Schelde te kunnen volbrengen. Het eerste hiervan laat twee-<br />
richtingsverkeer toe voor schepen van klasse Vb, met volwaardige diepgang van 4,00 meter en een<br />
breedte aan de waterlijn van 58,20 meter. Dit vereist echter de grootste uitdieping van alle alternatie-<br />
ven aangezien er een waterdiepte van 5,20 meter moet zijn. Alternatief 2 laat slechts een diepgang van<br />
3,50 meter toe. De vereiste waterdiepte bedraagt hier 4,50 meter. Alternatief 3 is de meest beperkende<br />
versie: hier is slechts eenrichtingsverkeer mogelijk voor klasse Vb doordat de huidige breedte niet<br />
wordt veranderd. In dit alternatief is de aanleg van passeerstroken wel noodzakelijk Alternatief 4 ten-<br />
slotte sluit aan bij het nieuwe Franse kanaal (Seine-Nord) en behelst een breedte aan de waterlijn van<br />
61,00 meter en tweerichtingsverkeer voor klasse Vb, maar dit slechts met een toegelaten diepgang van<br />
3,00 meter. Detailinformatie omtrent de verschillende alternatieven is te vinden in tabel 3, afkomstig<br />
van de Nota Kostenbegroting van de Seine-Schelde studie van WenZ NV.<br />
31
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
Tabel 3 Seine-Schelde alternatieven<br />
Huidig Alt. 1 Alt. 2 Alt. 3 Alt.4<br />
Waterdiepte 3,50 5,2 4,5 4,5 4,5<br />
Breedte aan wateroppervlak<br />
50,70 58,20 57,00 50,70 61,00<br />
Breedte aan bodem 28,00 27,00 30,00 25,00 34,00<br />
Taluds 2:5 en 1:3 1:3 1:3 2:5 en 1:3 1:3<br />
Diepgang klasse IV 2,50 3,00 3,00 3,00 3,00<br />
Diepgang Klasse Vb 4,00 3,50 3,50 3,00<br />
Mogelijke scheepvaart<br />
Klasse Vb<br />
2-richtings 2-richtings 1-richtings 2-richtings<br />
De kosten van deze verschillende alternatieven vervolgens worden opgedeeld in twee grote delen: de<br />
kosten voor de aanleg van de binnenvaartverbinding en voor het luik rivierherstel. Voor de binnen-<br />
vaartverbinding ten eerste werden de aanlegkosten verdeeld over volgende werken:<br />
- de verbreding en verdieping van de kanalen: het afgraven van grond, alsook het transport en de ver-<br />
werking hiervan.<br />
- de aanleg van passeerstroken (enkel voor alternatief 3).<br />
- de oeverherinrichting bij verbreding.<br />
- aanpassingen aan bruggen: de verhoging of heraanleg van bruggen opdat een doorvaarthoogte en –<br />
breedte van respectievelijk 7,00 en 35,00 meter zouden bekomen worden.<br />
- het herbouwen van sluizen: twee sluizen zullen wegens hun beperkte capaciteit herbouwd worden.<br />
- de verplaatsing van nutsleidingen en heraanleg van jaagpaden en wegenis bij verbreding.<br />
- de onteigening van gronden en het aanpassen van lozingsconstructies bij verbreding.<br />
De totale kosten van de binnenvaartverbinding zoals bekomen uit de studie van WenZ NV worden<br />
samengevat in tabel 4. Hier is duidelijk dat alternatief 3 de laagste investeringskosten heeft wegens<br />
haar beperkte verbredingswerken. Het verschil tussen de minimale en maximale kosten komt doordat<br />
schattingen nodig waren voor de kost van verwerking van afgegraven grond.<br />
Tabel 4 Projectkosten<br />
Minimum totaal<br />
(EUR)<br />
Maximum totaal<br />
(EUR)<br />
Gemiddeld totaal<br />
(EUR)<br />
Alt. 1 Alt. 2 Alt. 3 Alt. 4<br />
353.308.449 288.715.936 176.669.122 321.760.403<br />
446.285.609 353.222.832 213.031.107 401.959.419<br />
399.797.029 320.969.384 194.850.114 361.859.911<br />
32
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
De kosten van het luik rivierherstel op hun beurt worden onderverdeeld over volgende ingrepen:<br />
- het aansluiten van meanders: meanders van de oorspronkelijke Leie die werden afgesneden bij de<br />
kanalisering dienen heraangesloten te worden.<br />
- het verbreden van de waterweg: waar de gekanaliseerde Leie nauw aansluit bij de historische loop<br />
dient deze te worden verbreed en de oorspronkelijke meanders moeten worden geaccentueerd.<br />
- het afgraven van dijken: dijken zonder waterkerende functie worden afgegraven.<br />
- de aanleg natuurvriendelijke oevers: bij alternatief 3 komen daarenboven oeververstevigingen en de<br />
verplaatsing van nutsleidingen bij te pas (dit ook voor andere alternatieven, maar werden reeds<br />
voorzien bij de binnenvaartverbinding).<br />
- aanleg van vispassages: ter hoogte van sluizen die een knelpunt voor vismigratie vormen zullen vis-<br />
passages aangelegd worden.<br />
De totale kostprijs van deze werken, gebaseerd op de kostenbegroting van WenZ, is terug te vinden in<br />
tabel 5.<br />
Tabel 5 Kosten rivierherstel<br />
Alternatief 1,2,4 Alternatief 3<br />
(EUR)<br />
(EUR)<br />
TOTAAL:<br />
TOTAAL (indien gedempte kanalen slechts voor 20%<br />
69.118.742 92.588.742<br />
worden afgegraven): 62.197.910 85.667.910<br />
Tenslotte wordt een prognose gemaakt welk bijkomend verkeer het project zal induceren eenmaal de<br />
uitbreidingen volbracht zijn. Deze wordt daarbij vergeleken met het referentiealternatief. Dit laatste is<br />
de huidige situatie van de vaarweg waar wel verondersteld wordt dat werken die reeds in uitvoering<br />
zijn zullen worden afgewerkt. Ter informatie wordt via de Leie nu jaarlijks ongeveer 6,7 miljoen ton<br />
goederen vervoerd met 22.000 vrachtschepen.<br />
De verwachte toekomstige autonome trafiek van het referentiealternatief vooreerst gaat uit van<br />
een ongewijzigde industriële productie in België die jaarlijks met 1,37% stijgt en voor een evenredige<br />
stijging op het tracé zorgt. Daarnaast zijn er enkele maatregelen die de Leietrafiek kunnen doen uit-<br />
stijgen boven het Belgische gemiddelde zoals de bouw van twee nieuwe containerterminals, de bouw<br />
van extra kaaimuren, en een stimulans in watergebonden afvaltransport. In totaal zou de autonome<br />
trafiek zo 10,7 miljoen ton bedragen in 2025.<br />
Daarnaast komt nog het projectgeïnduceerde vervoer, welke groter is wegens twee belangrijke<br />
oorzaken. Ten eerste is er de kostendaling door schaalvergroting: wegens de ruimere capaciteit zullen<br />
immers grotere schepen kunnen gebruikt worden, die door schaaleffecten een lagere kost per tonkilo-<br />
meter hebben. De tweede reden is het effect van de nieuwe routekeuze die menig schipper zal kiezen.<br />
Veel trafiek van en naar Noord-Frankrijk verloopt momenteel namelijk via de Bovenschelde, maar<br />
33
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
eenmaal het project zal verwezenlijkt zijn zullen velen opteren voor deze vernieuwde route aangezien<br />
ze korter is. In totaal wordt verwacht dat met het project in 2025 ongeveer 13,6 miljoen ton zal ver-<br />
voerd worden over het tracé.<br />
5.3.2 Maatschappelijke kostenbaten analyse (MKBA)<br />
Deze studie presenteert een vergelijking van de vier alternatieven op basis van hun monetaire kosten<br />
en maatschappelijke baten.<br />
De kosten van het project bevatten enerzijds de aanlegkosten en anderzijds onderhoudskosten,<br />
waarvan wordt aangenomen dat ze 10% van de aanlegkosten bedragen.<br />
De baten daarnaast omvatten:<br />
- baten door schaalvergroting.<br />
- baten door capaciteitsverhoging: de kostendaling van deze schaalvergroting zal extra trafiek induce-<br />
ren op deze waterweg die ook zal genieten van de kostendaling.<br />
- baten door lagere emissies wegens de lagere uitstoot van watertransport.<br />
- negatieve baten door tijdsverlies tijdens kruising bij eenrichtingsverkeer (enkel voor alternatief 3).<br />
- baten door vlottere route.<br />
- baten door hogere veiligheid: er zal een shift zijn van wegverkeer naar het veiliger binnenvaarttrans-<br />
port en het aantal schepen zal dalen waardoor de kans op ongelukken afneemt.<br />
- baten door congestiereductie op de weg.<br />
Uiteindelijk wordt er nog een restwaarde aangerekend omdat aangenomen wordt dat het project nog<br />
een waarde van 35% zal hebben na afloop van de werken in.<br />
De resultaten van deze MKBA, gebaseerd op het actualisatierapport van WenZ NV, worden<br />
weergegeven in tabel 6.<br />
Kosten<br />
Tabel 6 Resultaten MKBA<br />
Alternatief 1 Alternatief 2 Alternatief 3 Alternatief 4<br />
Aanlegkosten 226 182 110 205<br />
Onderhoudskosten 23 18 11 20<br />
Totale kosten 249 200 121 225<br />
Baten schaalvergroting 20 19 17 14<br />
Baten capaciteitsuitbreiding 74 74 74 73<br />
Routekeuze effect 2 2 2 2<br />
Verkeersveiligheidsbaten 5 5 5 5<br />
Emissiebaten 56 56 56 56<br />
34
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
Congestiebaten 11 11 11 11<br />
Totale baten 168 167 162 161<br />
Saldo (excl. restwaarde) - 81 - 33 42 - 64<br />
Baten/kosten ratio 0,67 0,83 1,35 0,72<br />
Opbrengstratio - 0,36 - 0,18 0,38 -0,31<br />
Restwaarde 18 15 9 16<br />
Saldo (incl. restwaarde) - 63 - 19 50 - 48<br />
Baten/kosten ratio (incl. restwaarde) 0,73 0,90 1,45 0,77<br />
Opbrengstratio - 0,28 - 0,10 0,45 - 0,23<br />
Uit dit resultaat blijkt duidelijk dat alternatief 3 het beste scoort. Het is immers het enige alternatief<br />
waarbij de baten groter zijn dan de kosten.<br />
5.3.3 Macro-economische impactstudie (MEIS)<br />
Deze deelstudie focust op de macro-economische impact van het Seine-Schelde project. Dit houdt de<br />
invloed in op omzet, toegevoegde waarde en tewerkstelling in de transportsector, alsook de terugvloei<br />
naar de overheid onder de vorm van belastingen. Hier worden alleen de blijvende effecten in rekening<br />
gebracht die een impact hebben in België. Werkgelegenheidsbaten bij de aanleg worden dus niet<br />
meegerekend daar deze tijdelijk zijn, en voordelen van het project voor buurlanden vallen hier ook<br />
buiten.<br />
De directe macro-economische effecten van het project omvatten de grotere trafiek op het tracé<br />
en de evenredige trafiekverlaging bij het wegverkeer. Het netto-effect op de economie hiervan zal<br />
negatief zijn doordat de omzet bij de binnenvaart een daling zal kennen wegens de kostendalingen.<br />
Hierdoor zorgt een shift van weg naar water voor een algemene omzetdaling. Daarenboven zullen ook<br />
de totale tewerkstelling en toegevoegde waarde lager uitvallen doordat minder werkkrachten nodig<br />
zijn bij watertransport en doordat de toegevoegde waarde een kleiner deel van de omzet vertegen-<br />
woordigt in de binnenvaart.<br />
De effecten stroomopwaarts op hun beurt behelzen de indirecte effecten van een groter gebruik<br />
van waterwegtransport op toeleverende sectoren zoals de brandstofsector. Een toename van de bin-<br />
nenvaart heeft immers een groot indirect effect op de ondersteunende sector, waardoor een redelijk<br />
deel van het verlies aan toegevoegde waarde en tewerkstelling bij het wegverkeer gecompenseerd<br />
wordt.<br />
De effecten op stroomafwaartse sectoren op hun beurt houden de positieve effecten in van de<br />
prijsdaling van het transport. De afnemende sectoren zullen immers kunnen meeprofiteren van het<br />
goedkopere transport, wat voor hen een omzetstijging betekent.<br />
35
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
Ook de terugvloei naar de overheid kan naast de impact op de omzet, toegevoegde waarde en<br />
tewerkstelling gebruikt worden om de macro-economische impact van het project te beoordelen. Deze<br />
terugvloei bestaat uit inkomsten via vennootschapsbelasting en fiscale opbrengsten uit tewerkstelling.<br />
Beide inkomstenposten kennen een daling door het Seine-Schelde project wegens de lagere omzet en<br />
tewerkstelling.<br />
Tenslotte is er nog de bijdrage tot de werking van de interne markt. De markt poogt de con-<br />
currentie namelijk te doen stijgen binnen Europa door het openen van grenzen. Het Seine-Schelde<br />
project draagt hiertoe bij en het is vooral het Noord-Europese havennetwerk dat hierbij gebaat is. De<br />
verhoogde hinterlandverbindingen en grotere concurrentiedruk op binnenvaarders betekenen een<br />
voordeel voor de havens die gebruik maken van dit binnenvaartnetwerk.<br />
In conclusie kan gesteld worden dat het Seine-Schelde project een negatieve invloed zal hebben<br />
op de totale omzet van de transportsector, alsook haar toegevoegde waarde en tewerkstelling. Als ge-<br />
volg hiervan zal de overheid geconfronteerd worden met een daling van belastinginkomsten uit deze<br />
sector. Tabel 7, opgesteld door IDEA Consult in opdracht van WenZ NV, geeft schattingen weer van<br />
de impact van het project op de genoemde factoren.<br />
Tabel 7 Resultaten MEIS<br />
Omzet<br />
(in mio €)<br />
Toegevoegde<br />
waarde (in mio €)<br />
Tewerkstelling in<br />
# arbeidsplaatsen<br />
2003 0,00 0,00 0,0 0,00<br />
Terugvloei<br />
(in mio €)<br />
2010 - 0,52 - 0,31 - 3,1 - 0,08<br />
2015 - 6,66 - 3,80 - 38,3 - 0,97<br />
2020 - 12,60 - 7,09 - 70,8 - 1,79<br />
2025 - 18,12 - 10,10 - 100,3 - 2,55<br />
Deze schijnbaar negatieve effecten van het project op de Belgische economie dienen echter nog aan-<br />
gevuld te worden met de positieve effecten op de stroomafwaartse sectoren en de werking van de in-<br />
terne markt. Daar deze moeilijk te becijferen zijn werden deze hier buitengelaten.<br />
5.3.4 Samenvatting: eclectische multi-criteria analyse<br />
Deze deelstudie voegt alle vorige studies samen om vervolgens de vier verschillende alternatieven te<br />
rangschikken naargelang hun algemene impact. Ook milieueffecten zullen hierbij betrokken worden.<br />
Vooreerst worden de alternatieven beoordeeld op de kwantitatieve criteria. Deel hiervan is de<br />
bovenvermelde MKBA en de toegevoegde waarde, tewerkstelling en terugvloei naar de overheid uit<br />
de MEIS. Het derde alternatief komt hier als beste naar voren.<br />
36
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
De kwalitatieve criteria op hun beurt behelzen die beslissingsparameters waar geen duidelijk<br />
getal aan kan gegeven worden. Allereerst is er het effect op de stroomafwaartse sectoren uit voor-<br />
gaande MEIS. Dit uit zich in een hogere tewerkstelling en terugvloei naar de overheid in de vorm van<br />
fiscale inkomsten. Alternatief 1 zorgt hier voor de grootste baten. De impact van het project op haar<br />
omgeving speelt ook een rol. Hier scoort het derde alternatief wegens haar beperkte ingrepen het best.<br />
Omwille van dezelfde reden is ook haar impact op de fauna en flora het laagst. De reductie in geluids-<br />
hinder is dan weer gelijk voor alle alternatieven, doordat allen eenzelfde hoeveelheid wegverkeer<br />
weet te vervangen. Zo ook voor recreatie, doordat in alle opties ongeveer evenveel goederentrafiek op<br />
het traject zal zijn. De reductie van ongevallen in de binnenvaart vervolgens ligt het best bij het vierde<br />
alternatief, wegens de grote veiligheidsmarges die hier genomen worden. Het laatste criteria tenslotte<br />
is de totstandkoming van de interne markt, waar alternatief 1 als beste eindigt.<br />
Het resultaat van deze studie wordt weergegeven in figuur 5, opgesteld door Belconsulting NV in<br />
opdracht van WenZ NV.<br />
Alt 1<br />
Alt 2<br />
Alt 3<br />
Alt 4<br />
Figuur 5 Resultaat multi-criteria analyse<br />
0,216<br />
0,233<br />
0,222<br />
0,329<br />
Het blijkt duidelijk uit deze figuur dat het derde alternatief als beste naar voren komt. Vooral op mo-<br />
netaire waarden scoort deze oplossing sterk, zo ook voor milieu- en sociale effecten.<br />
5.4 Uitwerking van het project<br />
Uit voorgaande studies is duidelijk gebleken dat een verbeterde binnenvaartverbinding tussen de Sei-<br />
ne en de Schelde gunstige effecten te bieden heeft en dat bij de uitwerking ervan het derde alternatief<br />
als voordeligst zal uitkomen. Er werd dan ook geopteerd voor dit alternatief en in maart 2010 werd<br />
officieel begonnen aan de werkzaamheden.<br />
Zoals vermeld zal dit alternatief tweerichtingsverkeer mogelijk maken voor schepen van klasse<br />
IV en eenrichtingsverkeer voor klasse Vb. Voor de schepen van deze laatste klasse zal er daarboven<br />
een diepgangbeperking zijn tot 3,50 meter, wat betekent dat ze niet helemaal beladen kunnen zijn.<br />
Hiervoor zal er op het gehele traject een waterdiepte nodig zijn van 4,50 meter, een bodembreedte van<br />
37
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
24,75 meter en een oppervlaktebreedte van 50,70 meter. Daarbij zullen alle bruggen een vrije door-<br />
vaarthoogte en –breedte moeten hebben van respectievelijk 7,00 en 35,00 meter.<br />
Concreet zullen hiervoor de meeste werken op de Leie gebeuren, waar namelijk een verdieping<br />
van 1 meter moet gebeuren over de hele lengte, enkele bochtverbredingen en de aanleg van acht pas-<br />
seerstroken. Op het afleidingskanaal daarentegen zullen alleen enkele bochtverbredingen nodig zijn<br />
daar dit kanaal al de nodige diepgang bezit. Het kanaal Gent-Oostende op haar beurt is reeds volledig<br />
aangepast voor klasse V schepen dus verdere werken zijn hier dus niet nodig. Op het noordervak van<br />
de Gentse ringvaart tenslotte dienen vooral kaaimuren aangelegd te worden opdat de aanwezige indu-<br />
strie in staat zou zijn te profiteren van de verbeterde binnenvaartverbinding. Daarbij komen dan nog<br />
de aanpassingen aan negen bruggen (twee verhogingen en zeven nieuwe constructies), de bouw van<br />
twee nieuwe sluizen en het deelproject rivierherstel op de Leievallei.<br />
Het verloop van het project zal gaan van noord naar zuid, waarbij eerst begonnen wordt aan de<br />
werken in het noordervak om uiteindelijk te eindigen in Deûlémont. Hierbij zullen de aanpassingen<br />
aan bruggen en sluizen samenlopen met werken aan de plaatselijke vaarweg.<br />
Het totale Seine-Schelde plan houdt eigenlijk de uitvoering in van 48 aparte projecten. De eerste<br />
hiervan zijn de voorbereidende studies en werden hierboven beschreven. Na goedkeuring van de<br />
voortgebrachte resultaten werden in 2006 de eerste projecten van het luik rivierherstel reeds aangevat,<br />
alsook enkele voorbereidingen voor de binnenvaartverbinding. De feitelijke werken zijn zoals ver-<br />
meld begonnen in maart 2010 en het uiteindelijke plan is om de verbeterde rivierverbinding af te wer-<br />
ken tegen 2021 en het luik rivierherstel tegen 2025.<br />
Voor de financiering van het project kan gerekend worden op subsidiëring vanuit Europa, daar<br />
het eigenlijke initiatief van het Seine-Schelde project uitgaat van de Europese Commissie. Deze sub-<br />
sidie bedraagt alvast 46 miljoen euro voor de periode 2009-2013 terwijl voor de periode 2014-2020<br />
nog een nieuwe subsidieovereenkomst moet geregeld worden. De resterende financiering, zo’n 240<br />
miljoen euro, wordt tenslotte verzorgd via WenZ NV.<br />
5.5 Persoonlijke kritische kijk op Seine-Schelde<br />
Tot nu toe werd slechts het nut van Seine-Schelde binnen de Vlaamse landsgrenzen beoordeeld. Het<br />
feit echter dat dit Vlaams stuk maar een deel vormt van een groter internationaal project, noopt ons tot<br />
de conclusie dat er ook moet gekeken worden over de grenzen heen, naar grote geheel. Na onderzoek<br />
kwamen verbazend genoeg, daar het Vlaamse Seine-Schelde project in principe positief oogde, toch<br />
enkele zware kritieken te boven op internationaal vlak. In wat volgt zullen enkele van deze bemerkin-<br />
gen aan bod komen, en zal een redelijk veranderd beeld tot uiting gebracht worden.<br />
38
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
Het eerste belangrijke punt hierbij betreft het Franse Seine-Nord project (het graven van een<br />
nieuw kanaal tussen Compiègne en Cambrai). Het probleem dat zich hier situeert is namelijk dat de<br />
vorderingen aan dit nieuwe kanaal momenteel geblokkeerd zijn. Er zouden grote moeilijkheden zijn<br />
omtrent de financiering, en de werken liepen reeds grote vertragingen op. De kwestie hier is dat zon-<br />
der goede doorstroommogelijkheid naar Frankrijk, het Vlaamse Seine-Schelde deel redelijk nutteloos<br />
is. Vlaanderen zelf gaat wel kunnen beschikken over een goede binnenvaartweg, maar deze zal ruw-<br />
weg gezegd eindigen aan de Franse grens, wegens de huidige beperkte waterwegen aldaar.<br />
De problemen met Seine-Nord stoppen echter daar niet, want ook al zou dit kanaal er komen, dan<br />
nog zal de capaciteit van de Franse waterwegen nog steeds lager zal zijn dan deze van het Vlaamse<br />
luik. De maximale diepgang voor schepen zal er immers beperkt zijn tot slechts 3,00 meter terwijl<br />
schepen in Vlaanderen tot 3,50 meter diepgang kunnen hebben. Schepen die vanuit Vlaanderen zullen<br />
willen doorvaren tot in Frankrijk gaan zodoende hun belading grondig dienen te beperken om deze<br />
halve meter te kunnen vrijmaken.<br />
Die trafiek zal daarbovenop nog eens geconfronteerd worden met een vrije doorvaarthoogte on-<br />
der de Franse bruggen van amper 5,25 meter wanneer zij naar Frankrijk willen doorstoten. Dit bete-<br />
kent dat schepen slechts met twee lagen containers zullen kunnen varen, waar op Vlaams grondgebied<br />
gerust drie lagen mogelijk zijn.<br />
Deze beide begrenzingen maken dat binnenschepen die vanuit Vlaanderen naar Frankrijk willen<br />
doorreizen aan grote beperkingen zullen moeten voldoen, wat ervoor zorgt dat de kost per tonkilome-<br />
ter grondig zal stijgen. Dit zal tenslotte leiden tot een situatie in de transportsector waar binnenvaart-<br />
vervoer naar Frankrijk minder competitief zal zijn in vergelijking met andere transportmodi.<br />
Daarbovenop wordt het doel van een betere ontsluiting van zeehavens vooral toegepast in Frank-<br />
rijk en Nederland, waar Duinkerke en Rotterdam in direct contact liggen met het nieuwe tracé. In<br />
Vlaanderen echter zullen de grootste havens (Antwerpen en Zeebrugge) slechts in indirect contact<br />
staan ermee. In Frankrijk zal het Europese geld (circa 350 miljoen euro) zelfs gespendeerd worden<br />
aan een nieuw kanaal dat de toegang tot de haven van Duinkerke zal versterken, en dit ten nadele van<br />
de Vlaamse zeehavens. In dat opzicht zullen het uiteindelijk dus onze buurlanden zijn die het meest<br />
van de gunstige effecten van het project zullen kunnen genieten, terwijl wij slechts een eerder matige<br />
verbetering zullen ondervinden, en dat aan een hoge kostprijs.<br />
5.6 Besluit<br />
Het Seine-Schelde project belooft zonder meer een groeikans te betekenen voor het transport door-<br />
heen West-Europa. Wanneer de nieuwe binnenvaartverbinding er is zullen niet alleen huidige binnen-<br />
vaarttrafieken gebaat zijn bij de betere connectie, maar trafieken die momenteel nog de weg belasten<br />
39
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
zullen tevens ook gebruik kunnen maken van deze alternatieve verbindingswijze. Gevolgen hiervan<br />
zullen vlottere doorvaarttijden zijn, alsook een verlaagde wegcongestie en milieubelasting. Deze grote<br />
voordelen zullen in Vlaanderen vooral ten gunste komen van de haven van Gent en logistieke clusters<br />
die gelegen zijn in het projectgebied. Terugblikkend op sectie 4.2.2 kan gezien worden dat deze de<br />
regio’s rond Wielsbeke, Kortrijk en Deinze zijn.<br />
De kritieken die bij het onderzoek te boven kwamen worden evenwel best niet te licht opgevat<br />
aangezien ze immers een grens zullen stellen aan de mogelijke groei van de binnenvaart teweegge-<br />
bracht door het project. In de trafiekprognoses werd wel degelijk rekening gehouden met deze facto-<br />
ren en inderdaad kan verwacht worden dat de capaciteitsuitbreiding een kostendaling en bijhorende<br />
trafiekstijging zal teweeg brengen ondanks de limieten. De vermelde kosten en baten veranderen dus<br />
niet, maar besluitend kan toch gesteld worden dat de binnenvaart in België, zelfs met een groot pro-<br />
ject als dit, nog steeds niet de optimale kansen zal krijgen om te groeien tot één van de belangrijkste<br />
transportmodi. Pas wanneer goede contactpunten zullen gemaakt worden met buurlanden, via dewelke<br />
een vlotte internationale doorstroom voor binnenschepen mogelijk wordt, zal de binnenvaart competi-<br />
tief interessant worden in vergelijking met andere transportmodi.<br />
6. Seine-Schelde West (SSW)<br />
6.1 Probleem en doelstelling<br />
Zoals vermeld stevent de Zeebrugse haven af op een forse trafiekstijging tijdens de komende jaren.<br />
De aantrek van deze trafiek heeft weliswaar pas zin wanneer deze verder kan vervoerd worden naar<br />
binnenlandse afzetmarkten via goede transportontsluitingen met weg, spoor en waterweg. Het Ruim-<br />
telijk Structuurplan Vlaanderen stelde daarvoor de ontsluiting der kusthavens als één van haar priori-<br />
teiten en verschillende projecten ter verbetering, inspelend op de verwachte groei, werden besloten.<br />
Voorbeelden hiervan zijn de aanleg van de AX verbinding, die de N31 tegen 2015 zal verbinden met<br />
de N49 te Westkapelle, uitbreidingen aan het spoorwegstelsel, en estuaire vaart. Daarnaast werd er<br />
ook gekeken als de binnenvaart nog een bijkomende rol kon spelen bij deze ontsluiting.<br />
De huidige verbinding via deze transportwijze is vooralsnog echter niet goed geïntegreerd in het<br />
achterlandtransport van de twee kusthavens wegens verschillende knelpunten op het traject. Vooral de<br />
onoverkomelijke problemen op de Brugse ringvaart, waar uitbreidingswerken moeilijk zijn wegens de<br />
historische omgeving, zorgden ervoor dat men al ettelijke jaren nadenkt over een nieuwe waterweg-<br />
verbinding tussen de havens en het achterland. Dit idee kreeg uiteindelijk vaste grond toen bleek dat<br />
er een verbeterde binnenvaartverbinding ging komen tussen Frankrijk en Nederland (het Seine-<br />
40
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
Schelde project). Er werd namelijk geredeneerd dat het gunstig kon zijn om ook de kusthavens te la-<br />
ten aansluiten op dit verbeterde binnenvaartnetwerk.<br />
Concreet gezien stelde men een project op dat beoogt een nieuwe binnenvaartontsluiting te cr<br />
ëren voor de Belgische kusthavens, en deze te verbinden met het Seine-Schelde traject opdat de<br />
havens meteen in direct contact zouden staan met de grote Europese waterwegen. Hierdoor kreeg het<br />
de naam “Seine-Schelde West”. In figuur 6 hieronder, ter beschikking gesteld door WenZ NV worden<br />
zowel het Seine-Schelde project van sectie 5 aangeduid (het rode tracé) als de westelijke vertakking<br />
hiervan: Seine-Schelde West (in het groen).<br />
Figuur 6 Seine-Schelde West<br />
41
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
6.2 Het project<br />
Algemeen houdt het SSW project de aanleg in van een nieuwe binnenvaartverbinding tussen Zee-<br />
brugge en Schipdonk, alwaar aangesloten wordt bij het Seine-Schelde tracé. Het gevolgde kanaal is<br />
het afleidingskanaal van de Leie. In praktijk zou eenrichtingsverkeer mogelijk zijn voor schepen van<br />
klasse Vb met kruisingsplaatsen, en een doorvaarthoogte van 7,00 meter.<br />
Net zoals bij het Seine-Schelde project werden ook hier verschillende alternatieven voorgesteld<br />
voor de invulling van het project. Deze alternatieven handelen over het traject zelf en over de aanslui-<br />
ting met de Zeebrugse haven. Voor deze aansluiting vooreerst kan geopteerd worden voor een verbin-<br />
ding met het Boudewijnkanaal (variant A), een aansluiting met het Zuidelijke Insteekdok (variant B)<br />
of een doortrekking van het afleidingskanaal tot aan de Zeebrugse voorhaven (variant C). Voor het<br />
traject zelf kan dan gekozen worden tussen een samenvoeging van het afleidingskanaal en het Leo-<br />
poldkanaal met een waterhoogte van 1,50 of 3,50 meter (respectievelijk alternatieven 1 en 2) of een<br />
verbreding van alleen het afleidingskanaal (zonder betrekking van het Leopoldkanaal) met een diep-<br />
gang van 5,60 meter tussen Schipdonk en Balgerhoeke en 3,50 meter voor de rest van het tracé (alter-<br />
natief 3). Figuur 7, opgesteld door International Marine and Dredging Consultants, geeft een beeld<br />
van het project wanneer zou gekozen worden voor variant A.<br />
Figuur 7 Seine-Schelde West (variant A)<br />
42
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
Studies omtrent het SSW project werden ondernomen, en een complete haalbaarheidsstudie werd af-<br />
gerond in 2008. Een bespreking hiervan zal plaatsvinden in volgende sectie. Daarbij moet vermeld<br />
worden dat, zelfs bij bewezen haalbaarheid, een regeringsbesluit omtrent de effectieve uitvoering pas<br />
kan gemaakt worden nadat het projectplan wordt goedgekeurd op basis van een plan-<br />
milieueffectrapport (plan-MER). Dit rapport analyseert de impact van het plan op de plaatselijke om-<br />
geving en onderzoekt de mogelijke alternatieven. Pas wanneer het project een goede oplossing voor<br />
het probleem blijkt te bieden, kan goedkeuring verschaft worden.<br />
Het bereiken van deze beslissing verloopt echter niet eenvoudig omwille van verschillende rede-<br />
nen. Vooreerst werd het eerste plan-MER afgewerkt en ingediend, maar het controleorgaan keurde<br />
deze af wegens technische redenen. Daarenboven is het gehele project gewikkeld in zware protesten<br />
van buurtbewoners. In wat volgt zal daarom rekening worden gehouden met alle aspecten van het on-<br />
derzoek: sectie 6.3 vooreerst bespreekt de studies omtrent de technische en economische haalbaarheid<br />
van het project, zoals opgesteld door WenZ NV. Rond dit onderzoek is echter wat controverse ont-<br />
staan, en geuite kritieken hierop zullen daardoor ook in dit deel aan bod komen. Sectie 6.4 vervolgens<br />
bekijkt de impact van het project op haar omgeving, en in onderdeel 6.5 komt tenslotte een onderzoek<br />
aan bod van mogelijke alternatieven voor het project.<br />
6.3 Haalbaarheidsstudie<br />
6.3.1 Technische haalbaarheid<br />
In het eerste deel van de haalbaarheidsstudie worden de 3 alternatieven samen met de 3 aansluitings-<br />
varianten bekeken, en wordt bestudeerd welke combinatie op technisch vlak het meest haalbaar zou<br />
zijn. Deze studie onderzoekt in feite welke combinatie zowel de financiële als de ruimtelijke impact<br />
optimaliseert. Deze gevolgen worden hier weliswaar slechts rudimentair bestudeerd aangezien gron-<br />
diger onderzoek in latere deelstudies aan bod komt. Het doel hier is om de meest haalbare combinatie<br />
aan te reiken welke in latere studies verder kan bestudeerd worden.<br />
De keuze tussen de trajectalternatieven vooreerst verliep eerder vlot gezien het grote verschil tus-<br />
sen enerzijds alternatieven 1 en 2, en anderzijds alternatief 3. Wegens de afwijkingen tussen het Leo-<br />
poldkanaal en het afleidingskanaal bleek het beste te zijn deze gescheiden te houden. Daarenboven<br />
werd duidelijk dat het waterpeil op het verbrede afleidingskanaal liefst zo veel mogelijk aansluit bij<br />
het huidige peil, daar op die manier zowel de ecologische effecten als het grondverzet zouden worden<br />
geminimaliseerd, en dus ook de kostprijs. Zo werd besloten dat het derde alternatief het meest haal-<br />
baar is, en bijkomende maatregelen werden gevonden om ongunstige neveneffecten te minimaliseren.<br />
Voorbeelden hiervan zijn het gebruik van bakprofielen in woonkernen, de inplanting van beweegbare<br />
bruggen en boscompensaties.<br />
43
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
Bij de aansluiting op de Zeebrugse achterhaven vervolgens kunnen zich wel uitvoeringsproble-<br />
men voordoen. Door de aanwezigheid namelijk van de toekomstige AX-verbinding en spoorweg- en<br />
leidinginfrastructuren ligt een directe aansluiting op de haven moeilijk. De nieuwe binnenvaartverbin-<br />
ding zou namelijk deze infrastructuren moeten kruisen. Dit speelt een rol in de beoordeling van vari-<br />
anten B en C. Variant A echter zou parallel lopen met deze infrastructuren en aansluiten met het Bou-<br />
dewijnkanaal, waardoor die problemen zouden vermeden worden.<br />
Als besluit van deze deelstudie kwam daarom een combinatie van alternatief 3 met variant A als<br />
beste uit de bus. Dit plan minimaliseert immers niet alleen als beste de negatieve effecten, het blijft<br />
daarenboven binnen de reservatiezone van het project en het heeft de laagste kostprijs. Concreet ge-<br />
zien zou het kanaal in deze combinatie een breedte aan de waterlijn hebben van 52,00 meter en een<br />
waterpeil van 5,60 TAW tussen Schipdonk en Balgerhoeke, waar een sluis wordt voorzien, en 3,50<br />
TAW (zoals het huidige peil) op de rest van het traject. Finaal wordt een verbindingskanaal gegraven<br />
tussen het afleidingskanaal en het Boudewijnkanaal met een sluis in Dudzele.<br />
6.3.2 Economische haalbaarheid<br />
In dit deel van de haalbaarheidsstudie wordt gefocust op de economische aspecten van het project. Er<br />
wordt gestart met een studie omtrent de verwachte trafiek die het project zal teweegbrengen. Vervol-<br />
gens wordt een MKBA opgesteld, waarbij net zoals bij Seine-Schelde alle kosten en baten systema-<br />
tisch tegen elkaar worden afgewogen om te zien als het project voordelen biedt voor de maatschappij.<br />
De laatste deelsectie tenslotte bespreekt enkele kritieken, komende uit verschillende hoeken, op deze<br />
economische studie.<br />
Trafiekprognose<br />
Een project als dit is pas nuttig wanneer het voldoende verkeer zal weten aan te trekken. Deze studie<br />
vergelijkt daarvoor in het gebied tussen Zeebrugge, Oostende en Gent de trafiekprognoses van de au-<br />
tonome trafiek zonder project met de prognoses wanneer het SSW project wel zou uitgevoerd worden.<br />
Daarenboven maakt ze ook het onderscheid tussen een scenario met hoge en lage groei, waarbij de<br />
eerste een voortzetting is van groeivoeten vóór de crisis, terwijl de tweede een economische afvlak-<br />
king voorstelt. In deze studie wordt geacht dat het project afgewerkt wordt in 2020 en de onderzoeks-<br />
horizon is 2030.<br />
De autonome trafiek behelst de trafieken vanuit Zeebrugge en Oostende, alsook niet-<br />
havengebonden watertrafieken in de regio. In Zeebrugge vervoert de binnenvaart vooral Lo/Lo (Lift-<br />
on/Lift-off, ofwel containers die via kranen van schepen worden geladen), maar ook droge bulk (zoals<br />
bouwmaterialen), natte bulk (voornamelijk brandstoffen) en stukgoed (cellulose). In Oostende is de<br />
binnenvaarttrafiek een stuk lager doordat deze haven vooral Ro/Ro trafiek heeft (Roll-on/Roll-off,<br />
44
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
ofwel goederen die op het schip worden gereden, zoals auto’s), hetgeen niet getransporteerd wordt via<br />
binnenschepen. Ook veel containers worden in deze haven behandeld, maar deze maken eveneens<br />
geen gebruik van de binnenvaart wegens infrastructurele knelpunten op het kanaal Brugge-Oostende.<br />
De goederen die de binnenvaart voornamelijk afhandelt in deze haven betreffen bulkgoederen. Daar-<br />
naast wordt er ook rekening gehouden met de komst van het bedrijventerrein Plassendale dat voor<br />
extra trafiek zal zorgen in de Oostende. Tenslotte zijn er de niet-havengebonden trafieken welke gro-<br />
tendeels ontstaan via kaaimuren en bestaande bedrijventerreinen.<br />
De uiteindelijk bekomen autonome binnenvaarttrafiek in het projectgebied wordt geacht tot het<br />
jaar 2030 te stijgen tot ergens tussen 1.924.393 en 2.177.085 ton, afhankelijk van de globale trans-<br />
portgroei.<br />
De studie omtrent de projectgeïnduceerde trafiek begint bij Zeebrugge. De totale vervoerde<br />
Lo/Lo tonnage via de binnenvaart in deze haven wordt berekend via de mogelijkheid om deze goede-<br />
ren met de binnenvaart te transporteren naar verschillende locaties. De studie wijst uit dat met het<br />
SSW project in totaal 26,075% van die trafiek zal kunnen behandeld worden via binnenschepen.<br />
Daarenboven zijn er ook aanloopeffecten mogelijk aangezien bepaald maritiem Lo/Lo verkeer zal<br />
aangetrokken worden door de betere binnenvaartverbinding van Zeebrugge. Dit heeft de haven vooral<br />
te danken aan haar centrale ligging in West-Europa.<br />
De nieuwe binnenvaartverbinding zou daarenboven ook autovervoer via binnenschepen aantrek-<br />
ken. Momenteel wordt dit in Zeebrugge enkel gedaan via estuaire vaart, maar met de SSW verbinding<br />
wordt geacht dat enkele auto-vaartuigen zullen ingezet kunnen worden om transport via de binnen-<br />
vaart naar de Rijndelta te verzorgen.<br />
Tenslotte wordt ook verwacht dat de betere binnenvaartverbinding een bijkomende rol zal spelen<br />
in het transport van stukgoed en bulkgoederen. Hiervoor werd gebaseerd op data uit de havens van<br />
Antwerpen en Rotterdam, welke aangeven dat een verbeterde waterwegverbinding voor deze goede-<br />
ren een transportshift kan teweegbrengen van weg naar binnenvaart.<br />
In de haven van Oostende daarnaast blijft de binnenvaart vooral afhankelijk van droge en vloei-<br />
bare bulkgoederen, daar gemeend wordt dat containertrafiek nog steeds geen gebruik zal maken van<br />
de binnenvaart wegens de blijvende knelpunten op het kanaal Brugge-Oostende. De Oostendse trafiek<br />
over het SSW tracé zal daarom gewoon de verwacht stijgende maritieme bulktrafiek volgen.<br />
Nieuwe niet-havengebonden trafieken zouden ook kunnen ontstaan door het SSW project, maar<br />
door hun geringe aandeel en relatieve onzekerheid worden deze hier niet becijferd.<br />
In totaal zouden er met het SSW project in 2030 tussen 5.957.844 en 9.827.598 ton goederen<br />
verscheept worden via de binnenvaart terwijl haar aandeel zou stijgen van 2% naar 8-9% in de trafie-<br />
ken van Zeebrugge en verdubbelen naar 1% in Oostende.<br />
45
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
Maatschappelijke kostenbaten analyse (MKBA)<br />
Deze deelstudie beoordeelt de algemene economische haalbaarheid van het project via een afweging<br />
van haar kosten en baten, gebaseerd op de voorgaande trafiekprognoses. Hierbij wordt zowel gekeken<br />
naar de resultaten op internationaal/Europees niveau, als op binnenlands niveau.<br />
De directe baten van het project beginnen bij de transportbaten. De nieuwe binnenvaartverbin-<br />
ding maakt het namelijk mogelijk voor grotere schepen om de Vlaamse kusthavens sneller te bereiken<br />
met een lagere kost per tonkilometer als resultaat.<br />
Een tweede directe baat bestaat uit de extra havenontvangsten die gecreëerd worden via additio-<br />
nele maritieme trafieken. Er dient meegedeeld te worden dat dit slechts een baat is op nationaal vlak<br />
daar ze op Europees niveau gecompenseerd wordt door het verlies aan trafiek in andere havens.<br />
Een derde baat vervolgens zijn de netwerkeffecten. De betere binnenvaartontsluiting zal immers<br />
transport halen van andere infrastructuren en zo dalingen teweeg brengen in congestie, onderhouds-<br />
werken en gederfde belastingsinkomsten (negatieve baten). Er zijn daarenboven ook effecten op krui-<br />
send verkeer, aangezien de beweegbare bruggen over de Brugse ringvaart minder vaak in actie zullen<br />
moeten treden wat het wegverkeer ten goede komt.<br />
Een tweede deel van de baten vervolgens zijn de externe effecten van het project, namelijk de<br />
kostendaling door de modal shift naar binnenvaart. Deze houden de val in van luchtvervuiling, ge-<br />
luidsoverlast en aantal ongevallen bij weg- en spoorverkeer. Ook zijn er positieve effecten merkbaar<br />
op de waterhuishouding doordat het SSW project het waterpeil rond Gent zou verlagen en zo de kans<br />
op overstromingen doet afnemen.<br />
De indirecte effecten tenslotte houden de werkgelegenheidsbaten in door de extra maritieme tra-<br />
fieken in de kusthavens (wederom alleen een baat op nationaal niveau) en de negatieve werkgelegen-<br />
heidsbaten door de shift van wegverkeer naar de binnenvaart, waar minder werkkrachten nodig zijn.<br />
Enige notie dient gemaakt te worden van het feit dat sommige bedrijven zich eventueel zouden<br />
kunnen vestigen in het projectgebied door de verbeterde binnenvaartontsluiting en zo een extra baat<br />
zouden betekenen. Doordat het echter niet wenselijk wordt geacht over te gaan tot lintbebouwing in<br />
dit gebied werd deze niet gerekend bij de baten.<br />
De kosten van het project op hun beurt beginnen bij de negatieve kosten van uitbreidingswerken<br />
op het kanaal Gent-Oostende. Deze werken zullen immers niet moeten volbracht worden wegens de<br />
alternatieve verbinding via het afleidingskanaal en representeren dus een negatieve kost, ofwel een<br />
positieve baat.<br />
Daarnaast zijn er natuurlijk nog de aanlegkosten van de SSW verbinding met inbegrip van onder<br />
andere 16 bruggen en 2 sluizen.<br />
Daarenboven zijn er ook beheers-, onderhouds- en exploitatiekosten. Deze worden de eerste ne-<br />
gen jaar geschat op 0,75% van de investeringskosten, en 1,50% in de daaropvolgende jaren.<br />
46
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
Tenslotte zijn er nog de kosten voor grondinname en de werkgelegenheidsbaten: deze laatste zijn<br />
negatieve kosten ter waarde van 0,0994€ per gespendeerde euro omwille van de gecreëerde werkgele-<br />
genheid tijdens zowel aanleg als exploitatie van het project.<br />
Uit het resultaat van deze studie blijkt uiteindelijk dat het derde alternatief de beste kostenbaten<br />
ratio kan voorleggen. Op internationaal niveau scoort dit alternatief het beste bij zowel hoge als lage<br />
groei. Een gevoeligheidsanalyse, waarbij verondersteld wordt dat de kosten met 20% zouden stijgen,<br />
duidt evenwel aan dat alle alternatieven negatief scoren bij lage groei. Het Europees standpunt toont<br />
gelijkaardige scores, maar op nationaal niveau is er slechts een positief resultaat wanneer er hoge<br />
groei is en geopteerd wordt voor alternatief 3. In alle andere gevallen zou het dus best zijn het project<br />
niet uit te voeren.<br />
Het verschil tussen deze niveaus is dat, terwijl de kosten telkens dezelfde zijn, de baten slechts<br />
kunnen doorgerekend worden in functie van het betrokken gebied. Daardoor lijken de kosten op Bel-<br />
gisch vlak veel hoger te liggen met het slechter resultaat van dien.<br />
Besluitend kan gesteld worden dat het resultaat afhangt van het perspectief waarvoor men op-<br />
teert. De MKBA zelf besluit dat men het internationale standpunt dient in te nemen, aangezien het<br />
project grensoverschrijdende goederenstromen dient. In dat opzicht zouden combinaties 3A en 3B het<br />
gunstigst uitkomen.<br />
6.3.3Kritiek<br />
De eerste bezwaren bij de haalbaarheidsstudies komen vanuit de Bond Beter Leefmilieu (BBL) en<br />
betreffen de trafiekprognose. Volgens de BBL wordt in deze studie te weinig rekening gehouden met<br />
de concurrentie van andere vervoersmodi. De aanleg van de nieuwe AX verbinding bijvoorbeeld<br />
wordt niet meegerekend bij de verwachte shift van weg naar binnenvaart. Er kan echter wel aangeno-<br />
men worden dat deze de shift zal verkleinen. Daarnaast wordt ook aangegeven dat de binnenvaart<br />
40% van de trafiek naar Noord-Frankrijk op zich zal nemen. Dit is echter in tegenspraak tot de bevin-<br />
dingen van de zevende klankbordgroepvergadering van de SSW studie. Hier wordt gemeld dat con-<br />
tainertransport naar Noord-Frankrijk niet rendabel zal zijn wegens de te lage doorvaarthoogte van<br />
5,25 meter op de Franse waterwegen. Tenslotte worden volgens de BBL ook de aanloopeffecten van<br />
Lo/Lo trafieken en de groei in vloeibare bulkgoederen zeer ruim ingeschat zonder echte onderbou-<br />
wing.<br />
Een groot probleem bij de studie blijkt te zijn dat de vergelijking tussen de kostprijs van de bin-<br />
nenvaart en die van overige transportmodi in deze studie buiten beschouwing wordt gelaten. Een lage-<br />
re kostprijs is nochtans één van de primaire redenen waarom men tot de shift naar binnenvaart zou<br />
overgaan. Hierdoor komt de studie nogal aparte resultaten uit, zoals de bewering dat binnenvaart 40%<br />
van de trafiek naar Roeselare zal verzorgen, terwijl deze via de weg toch vlugger te bereiken is.<br />
47
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
Er blijkt dus een overschatting van de trafiekstromen teweeggebracht door het SSW project,<br />
waardoor de MKBA, welke gebaseerd werd op deze trafiekprognose, rooskleuriger voorgesteld wordt<br />
dan ze eigenlijk is. Daarenboven dient vermeld te worden dat er zich sinds deze prognose een econo-<br />
mische crisis heeft voorgedaan waardoor het hoge groei scenario grotendeels fantasie werd.<br />
Bij de MKBA zelf worden bovendien ook enkele kritieken geuit, met name door professor dr.<br />
Frank Naert van de UGent. Uit zijn studie blijkt dat er verschillende kostenposten buiten beschouwing<br />
werden gelaten, waaronder het wegvoeren en opslaan van grondverzet, de verbindingswegen naar en<br />
de vernieuwing van enkele bruggen en de aanleg van passeerstroken. Daarnaast wordt ook geen reke-<br />
ning gehouden met de meeste kosten om verzilting tegen te gaan, ook al wordt voorspeld dat deze zal<br />
optreden wanneer het project wordt uitgevoerd (zie sectie 6.4). Daarbovenop wordt er ook niet geke-<br />
ken naar de kosten van schade aan natuur- en woongebieden. Deze zijn weliswaar moeilijk te schat-<br />
ten, maar een zekere vermelding is op haar plaats. Aan de kant van de baten vervolgens kunnen werk-<br />
gelegenheidsbaten volgens dr. Naert slechts meegerekend worden indien ze werklozen aan werk hel-<br />
pen. In de huidige conjunctuur is er juist een redelijke vraag naar werkkrachten, zodat de extra werk-<br />
gelegenheid teweeggebracht door het project niet volledig als baat kan aanzien worden. Tenslotte<br />
wordt ook gepleit om bij de beoordeling het nationale standpunt in acht te nemen, daar dit een Vlaams<br />
project is dat gefinancierd wordt met Vlaams geld. Hierdoor zullen de baten wederom lager liggen.<br />
In conclusie, als men rekening houdt met deze kritieken zullen de kosten hoger liggen en de ba-<br />
ten lager. Daarbovenop zal de trafiek wellicht ook nog eens lager zal liggen dan voorspeld in de tra-<br />
fiekprognose. Men kan daardoor niet anders dan concluderen dat de economische studie veel positie-<br />
ver oogt dan ze in feite is. Vooral wanneer men op Vlaams niveau kijkt ziet men dat geen enkele netto<br />
actuele waarde nog positief kan uitvallen, en dus haalbaar is in economisch opzicht.<br />
6.4 Impact op de omgeving<br />
Een argument dat vaak wordt aangehaald bij protest tegen SSW gaat over de impact op de omliggen-<br />
de dorpskernen. De benodigde grond bij het derde alternatief zal weliswaar kleiner uitvallen dan de<br />
gereserveerde oppervlakte en de effecten van doorvaart doorheen woonkernen kunnen geminimali-<br />
seerd worden via bakprofielen die de kanaalbreedte beperken tot 35,00m. Daarnaast wordt geopteerd<br />
voor beweegbare bruggen, welke minder hoog moeten zijn, en boscompensaties. Ook wordt geargu-<br />
menteerd dat de werken aan het project een ideale gelegenheid vormen om de ruimtelijke kwaliteit<br />
van enkele woonkernen te verbeteren. Er wordt dus moeite gedaan om de impact voor de omwonen-<br />
den zoveel mogelijk te beperken, maar het is duidelijk dat deze hoe dan ook zullen te maken krijgen<br />
met veranderingen in hun omgeving. Dit is een onvermijdelijk feit bij werken van zo’n dimensie.<br />
48
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
Er zijn echter andere problemen waarvan de negatieve gevolgen voor minder interpretatie vatbaar<br />
zijn. Deze betreffen de impact van het project op de beschikbaarheid van zoet water in het systeem en<br />
de daarmee verbonden verzilting. Deze laatste is het fenomeen waarbij zout doordringt tot in de bo-<br />
dem, en zo schade berokkent aan landbouwgewassen en de veestapel. Volgens de haven van Zee-<br />
brugge zal het SSW project inderdaad zorgen voor een zoutlong tot aan Balgerhoeke wanneer geen<br />
maatregelen worden genomen. Er wordt echter gedacht aan een speciale sluis in het verbindingska-<br />
naal tussen het Boudewijnkanaal en het afleidingskanaal, welke de zoutinstroom zou weten te beper-<br />
ken tot maximum 10%. Zo zou een kleine verzilting optreden tot in Moerkerke waar de grond van<br />
nature al redelijk zout is. Daarnaast kan de impact ook nog beperkt worden via drainagegrachten en<br />
kanaalafdichtingen. Tenslotte wordt ook aangegeven dat met een constant bovendebiet van 0,50m³/s<br />
de verzilting grotendeels teruggedrongen zal worden tot het verbindingskanaal.<br />
Dit brengt de discussie bij het tweede probleem: de beschikbaarheid van zoet water in het sys-<br />
teem. Het water op Vlaamse bodem komt grotendeels vanuit het Franse Scheldebekken. De grote<br />
kwestie hierbij is dat er de laatste eeuwen veel kanalen zijn bijgekomen, waardoor de druk op dit bek-<br />
ken steeds meer toenam. Daardoor is er een grote vrees dat men afstevent op een tekort aan zoet wa-<br />
ter. Dit kan landbouwschade, verzilting en watertekorten voor industrie en steden tot gevolg hebben.<br />
Het verbreden van het afleidingskanaal zou een bijkomende druk zetten op dit systeem, maar volgens<br />
de Zeebrugse haven zijn de effecten hiervan grotendeels in te perken. Er zou namelijk slechts een de-<br />
biet nodig zijn van 0,55m³/s ’s winters en 0,70m³/s in de zomer. Dit laatste debiet is te halen door 10<br />
cm te bufferen op het <strong>Groot</strong> Pand te Gent en het afleidingskanaal. Als gevolg van deze lage benodigde<br />
debieten zou het SSW project geen extra druk moeten uitoefenen op het systeem.<br />
De heer Patrick Meire, hoofd van het Ecosystem Management Research Group van de Universi-<br />
teit Antwerpen schetst echter een ander beeld. Hij stelt dat het huidige systeem al geregeld tekorten<br />
toont. België is bijvoorbeeld via een overeenkomst met Nederland verplicht 13m³/s te leveren aan het<br />
kanaal Gent-Terneuzen. Reeds in 2003 en 2004 werd dit debiet meerdere malen niet gehaald wegens<br />
tekorten. Ook in het Vlaamse deel van de Schelde en op het kanaal Gent-Brugge bereikten de debieten<br />
al historische laagtes met negatieve gevolgen voor fauna en flora. Het afleidingskanaal op haar beurt<br />
volgt dezelfde trend: gemiddeld gezien haalt het haar normale debiet, maar de fluctuaties zijn zo groot<br />
dat deze een stuk lager ligt gedurende een redelijk aantal dagen per jaar. Kortom: in de huidige situa-<br />
tie is er reeds vaak een tekort aan zoet water, met gevolgen zoals aantasting aan natuur en verzilting.<br />
De watervraag, zoals aangegeven door de haven van Zeebrugge, geeft volgens dhr. Meire boven-<br />
dien slechts de gemiddelde waarden. Rekening houdend met fluctuaties in waterstanden, en met het<br />
benodigde water voor versassingen komt men uiteindelijk tot een watervraag van 2,5m³/s. Ook het<br />
bufferen en terugpompen van water voor droge periodes stelt hij in vraag, waardoor besluitend een<br />
49
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
zelfs nog eerder conservatieve watervraag wordt verkregen van 30m³/s. De plan-MER geeft reeds aan<br />
dat dit gedurende 10 dagen per jaar niet gehaald wordt.<br />
Ook voor verzilting schetst dhr. Meire geen al te positief beeld: zelfs met een speciale sluis zal<br />
het zout hoe dan ook doorstoten landinwaarts doordat het kanaal te weinig stroming zal hebben om<br />
het tegen te gaan. Dit fenomeen zal nog eens versterkt worden bij een laag debiet.<br />
Een speciaal punt wordt tenslotte gemaakt over de nieuwe zeesluis in Terneuzen en de klimaats-<br />
wijziging, welke beide niet worden meegerekend bij het onderzoek omtrent SSW. De klimaatswijzi-<br />
ging vooreerst zorgt niet alleen voor een stijging van de temperaturen waardoor een groot deel zoet<br />
water zal verdampen, maar ook voor een stijging van de zeespiegel waardoor juist meer zoet water<br />
nodig is om het zout terug te dringen. De nieuwe zeesluis op haar beurt zal deze zoetwatervraag daar-<br />
bovenop nog verder doen toenemen. Een zelfde punt kan gemaakt worden omtrent de kanaaluitbrei-<br />
ding in Noord-Frankrijk welke ook meer zoet water zal nodig hebben.<br />
Besluitend stelt dhr. Meire dat het SSW project geen goede oplossing biedt zolang niet beant-<br />
woord wordt aan de waterkwestie. Hij pleit er dan ook voor de huidige waternoden gronding in kaart<br />
te brengen, de waterwegen “climate proof“ te maken via het opvangen van water voor droge periodes<br />
en keuzes te maken omtrent prioritair watergebruik. Daarnaast kan België eventueel ook een traktaat<br />
aangaan met Frankrijk waarin de levering van een bepaalde hoeveelheid zoet water wordt gegaran-<br />
deerd.<br />
6.5 Alternatieven<br />
In vorige secties kwam naar voren dat het SSW project aan heel wat kritiek onderworpen is. Nochtans<br />
is het cruciaal dat er iets veranderd aan de huidige situatie van de Vlaamse kusthavens. Zoals vermeld<br />
verwacht de Zeebrugse haven immers een groei van 2 naar 5,6 miljoen TEU tegen 2030, maar haar<br />
huidige ontsluiting is te beperkt om deze trafiek efficiënt te laten doorstromen tot in het binnenland.<br />
Het SSW project zou hieraan tegemoet kunnen komen, maar tegenstanders argumenteren echter dat<br />
deze groei in Zeebrugge volledig is op te vangen via een uitbreiding van bestaande ontsluitingswijzen.<br />
In deze sectie zal daarom onderzocht worden als er een mix bestaat van vervoersmodi die deze ver-<br />
wachte trafiek kunnen opvangen, zonder dat een nieuwe binnenvaartverbinding dient te worden ge-<br />
creëerd. Hiervoor zal vooral gericht worden op de haven van Zeebrugge, welke momenteel ontsloten<br />
wordt via weg, spoor, kust- en binnenvaart.<br />
6.5.1 Weg<br />
Deze transportmodus zal geoptimaliseerd worden via de nieuwe AX verbinding. Dit betreft evenwel<br />
geen capaciteitsuitbreiding maar eerder een geoptimaliseerde verbinding tussen de haven en de E40,<br />
50
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
A17 en N49. In totaal zal zo jaarlijks 1,3 miljoen TEU vervoerd kunnen worden. Deze modus zal ze-<br />
ker een blijvend belangrijke rol spelen voor de haven wegens haar snelheid en gemakkelijke verbin-<br />
ding met nabijgelegen locaties. Er wordt daarom geschat dat ook in de toekomst een aanzienlijk deel<br />
van de trafiek zal blijven kiezen voor deze modus. Nadelig is wel dat de weg niet milieuvriendelijk is<br />
en momenteel reeds lijdt onder congestie. Een hoge extra trafiek vanuit de haven zal de situatie alleen<br />
maar erger maken.<br />
6.5.2 Binnenvaart<br />
Wegens de knelpunten op de verbinding van deze modus is haar rol momenteel klein en kan verwacht<br />
worden dat deze klein zal blijven. Stemmen gaan evenwel op om deze as toch te optimaliseren tot een<br />
volwaardig traject voor schepen van 1350 ton. De knelpunten op de Brugse ringvaart zullen echter<br />
een blijvend probleem vormen.<br />
6.5.3 Kustvaart<br />
Met kustvaart wordt gedoeld op transport vanuit de haven van Zeebrugge met kleine zeewaardige<br />
schepen naar nabijgelegen bestemmingen. Maritiem transport dat binnenkomt en meteen weer ver-<br />
trekt via grote zeeschepen (de “transhipment”) wordt hier niet meegerekend. Deze heeft immers geen<br />
hinterlandbestemming. De kustvaart die van belang is hier gebeurt via kruiplijncoasters, short-<br />
seaschepen en estuaire vaart. Zoals vermeld zijn er momenteel drie gesubsidieerde estuaire vaartuigen<br />
in gebruik en een vierde (ongesubsidieerd) is in aanbouw. Deze schepen worden gebouwd op privé-<br />
initiatief, en mocht de vraag hoog zijn kunnen er bijgebouwd worden in een tijdspanne die kleiner is<br />
dan deze van het SSW project. Minister Crevits bevestigde reeds eerder dat veertien van deze schepen<br />
jaarlijks 790.000 TEU zouden kunnen vervoeren.<br />
Voordeel van kustvaart is dat ze net zoals binnenvaart milieuvriendelijker is dan weg- en spoor-<br />
vervoer, maar in tegenstelling tot de binnenvaart leidt ze niet tot verzilting. Daarenboven kan ze via<br />
de Westerschelde vlot doorstoten tot Antwerpen, het Albertkanaal, Rotterdam en de Rijn. In de toe-<br />
komst komt daar bij dat ze ook gebruik zal kunnen maken van de zuidelijke Seine-Schelde verbin-<br />
ding. De binnenvaart daarentegen wordt gehinderd door wachttijden wanneer een sluis moet gepas-<br />
seerd worden. Op het SSW tracé bijvoorbeeld zouden vijf sluizen moeten gekruist worden, wat maakt<br />
dat veel regio’s vlugger bereikbaar zijn via estuaire vaart. Per estuair vaarschip kan bovendien ook<br />
meer vervoerd worden dan via binnenschepen.<br />
Daartegenover staat wel dat de kosten voor estuaire vaart hoger liggen waardoor vooral ingezet<br />
moet worden op grote ritten opdat deze meerkost zou terugverdiend worden. Daarbij is er momenteel<br />
ook een tekort aan geschoold estuair personeel. Tenslotte zijn deze schepen wegens hun grootte nutte-<br />
51
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
loos op kleine kanalen, en veel bruggen op het Albertkanaal zijn nog te laag om vier lagen containers<br />
te transporteren, wat in principe wel mogelijk is via deze schepen.<br />
6.5.4 Spoor<br />
Tenslotte is er het transport via spoorwegen. Infrabel lanceerde de laatste jaren verschillende projec-<br />
ten om de spoorcapaciteit van de Zeebrugse haven uit te breiden. In totaal wordt er voor bijna 0,7 mil-<br />
jard euro geïnvesteerd in en rond Zeebrugge, met als resultaten een toename van de sporen in het ach-<br />
terland, alsook een grotere capaciteit en betere spoorverbinding in de haven zelf. Concreet wordt het<br />
spoorwegstelsel in de haven uitgebreid en geoptimaliseerd, en komt er een derde spoor tussen Dudze-<br />
le en Brugge en een verdubbeling van de twee sporen tussen Brugge en Gent. Dit alles geeft volgens<br />
het strategisch plan een verdubbeling van de capaciteit waardoor tegen 2018 jaarlijks 1,5 miljoen TEU<br />
zou kunnen afgevoerd worden. Insiders voorspellen echter dat de maximumcapaciteit vele malen ho-<br />
ger kan liggen. De haven van Antwerpen bijvoorbeeld vervoert jaarlijks wel 2,27 miljoen TEU via<br />
slechts twee sporen. Volgens Infrabel is het probleem de haven zelf: de interne spoorcapaciteit en –<br />
verbindingen zijn niet aangepast aan een hogere trafiek. De geplande werken in de haven dienen hier<br />
echter aan te beantwoorden waardoor de toekomstige capaciteit volgens conservatieve schattingen<br />
zeker 2,35 miljoen TEU zal bedragen.<br />
De voordelen van het spoor beginnen bij het feit dat ze milieuvriendelijker is dan het wegver-<br />
keer, maar toch minder goed scoort dan de binnenvaart. Daarenboven is er in België een fijnmazig<br />
spoornet aanwezig: goederen vanuit Zeebrugge kunnen getransporteerd worden naar Brugge en daar<br />
zuidelijk gaan richting Kortrijk of westelijk naar Gent, Antwerpen en Brussel. Ook zal de liberalise-<br />
ring van het spoorvervoer ervoor zorgen dat prijzen zullen kunnen concurreren met die van het weg-<br />
vervoer. Tenslotte is er de grote capaciteitsuitbreiding welke reeds vastligt in het investeringsbeleid<br />
van de spoorwegen en dus geen nieuwe investeringen vereist.<br />
Nadelig aan het spoor is het feit dat goederen slechts tot die bestemmingen raken waar voorzie-<br />
ningen zijn om treinen te laden of te lossen. Dit maakt dat ze niet zo flexibel is als binnenvaart. Daar-<br />
bij kunnen spoorwegen geen 24/24u gebruikt worden wegens de geluidsoverlast. Tenslotte gebeuren<br />
werken aan het spoorwegstelsel aan een traag tempo wegens het Vlaamse vergunningsbeleid en het<br />
feit dat uitbreidingswerken vooreerst een hele resem studies moeten doorlopen.<br />
6.5.5 Conclusie: alternatieve oplossing<br />
Ter verduidelijking: de reden van deze studie was de verwachte trafiekstijging tot 5.600.000 TEU,<br />
maar wat houdt deze precies in? Specifiek omvat deze voorspelling zowel Ro/Ro als Lo/Lo trafiek.<br />
Ro/Ro wordt echter niet behandeld in de binnenvaart wegens het feit dat dit efficiënter kan via de we-<br />
gen, het spoor en estuaire vaart. Deze kan daardoor in het onderzoek naar SSW eigenlijk geen rol spe-<br />
52
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
len. Vanuit de jaarrekening van de Zeebrugse haven uit 2008 staat dat dit aandeel ongeveer 30% van<br />
het totaal bedraagt. Van de resterende trafiek dient de transhipment ook nog eens in mindering ge-<br />
bracht te worden, daar deze geen hinterlandbestemming tot doel heeft en dus geen contact heeft met<br />
binnenvaart. Uit cijfers blijkt dat transhipment ongeveer 23% van de Lo/Lo bedraagt. In totaal blijft er<br />
van de 5.600.000 TEU zo nog 3.018.400 TEU over die kan gebruik maken van de binnenvaart en dus<br />
een rol speelt in de beoordeling van het SSW project.<br />
Volgens de haven zijn de belangrijkste bestemmingen voor deze goederen België, Nederland,<br />
Duitsland en Frankrijk. Via het SSW tracé zouden binnenschepen kunnen doorvaren richting binnen-<br />
land, Nederland en Duitsland, maar voor deze bestemmingen echter geschiedt estuaire vaart niet al-<br />
leen sneller, maar er kan ook meer getransporteerd worden per rit. Daarnaast zijn er nog het spoor en<br />
de weg die een snel transport aanbieden, en de huidige binnenvaartverbinding. Voor Franse reisdoelen<br />
tenslotte biedt het SSW project geen verbetering wegens de lage Franse doorvaarthoogtes wat maakt<br />
dat men hiervoor, zelfs bij uitvoering van SSW, alternatieven moet vinden.<br />
De vraag is nu: beschikken de vermelde transportmodi over genoeg capaciteit om de trafiek te<br />
behandelen zonder SSW? Zoals gezien kan estuaire vaart via uitbreidingen een capaciteit van 790.000<br />
TEU verkrijgen terwijl het spoor minstens 2.350.000 TEU zal aankunnen. In totaal kan zo door deze<br />
twee transportmodi alleen al 3.140.000 TEU behandeld worden, wat meer is dan de voorspelde<br />
3.018.400 TEU. Wanneer men daarnaast rekening houdt dat nog een deel via het huidige binnenvaart-<br />
tracé kan getransporteerd worden, en dat een redelijk deel blijvend zal gebruik maken van de weg,<br />
dan blijkt dat de verwachte trafiek wel degelijk kan opgevangen worden zonder het afleidingskanaal<br />
te hoeven verbreden.<br />
Ook professor dr. Georges Allaert van de UGent kwam tot deze conclusie: volgens hem zou de<br />
maatschappij het best gebaat zijn met een ontsluiting van Zeebrugge via een mix van estuaire vaart,<br />
spoor en de huidige binnenvaartverbinding. Hiervoor dienen uiteraard de geplande uitbreidingen uit-<br />
gevoerd te worden en moet het binnenvaarttracé opgewaardeerd worden tot een 1350 ton traject. Extra<br />
onderzoek dient wel nog gedaan te worden naar de totale kostprijs, maar hij besluit dat deze mix<br />
goedkoper zou uitvallen dan het SSW project.<br />
6.6 Besluit<br />
Als conclusie van deze studie blijkt dat het SSW project redelijk wat nadelen bevat: niet alleen zijn de<br />
baten slechts beperkt voor Vlaanderen, haar kostprijs zal daarenboven hoger uitvallen dan voorzien en<br />
het milieu kan eronder lijden. Het moet echter duidelijk zijn dat als de haven bijkomende trafiek wil<br />
kunnen verwerken, er iets zal moeten gebeuren aan haar ontsluiting. Het SSW project bood hier in-<br />
derdaad een gedeeltelijk antwoord voor, maar wegens haar nadelen kan toch best gekeken naar een<br />
53
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
alternatieve oplossing. Binnenvaarttransport en wegverkeer kunnen helpen, maar wegens de nadelen<br />
(knelpunten en milieuonvriendelijkheid) is hun potentie slechts beperkt. Het zijn daarom vooral estu-<br />
aire vaart en spoortransport die een uitkomst aanbieden. Deze zijn evenwel niet zo flexibel als bin-<br />
nenvaart, maar hun grotere snelheden en capaciteiten maken hen tot een meer geloofwaardige oplos-<br />
sing voor het Zeebrugse ontsluitingsprobleem.<br />
7. Conclusie<br />
Het doel van dit werk was een beeld te geven van de huidige situatie van de binnenvaart in België en<br />
aan te tonen dat het de moeite loont om in deze transportmodus te investeren. Ze biedt namelijk een<br />
duurzame en milieuvriendelijke oplossing voor zowel het congestieprobleem als de onveiligheid op<br />
wegen, en kende daardoor de laatste jaren een grote bloei. Door dit groeiend gebruik echter werd dui-<br />
delijk dat deze sector, ondanks haar voordelen, vandaag nog te lijden heeft onder verschillende pro-<br />
blemen die haar verdere groei hypothekeren.<br />
Deze problemen omvatten niet alleen missing links op het netwerk, maar ook financiële en socia-<br />
le drempels, waardoor niet ten volle kan geprofiteerd worden van alle voordelen van het binnen-<br />
vaartransport. Overheden werden zich evenwel bewust van deze belemmeringen en zetten verschil-<br />
lende projecten op touw die beogen de mogelijkheden van deze sector optimaal uit te spelen. Vooral<br />
grote projecten die capaciteitsuitbreidingen beogen op het netwerk worden vaak aangehaald, maar er<br />
dient vermeld te worden dat ook kleinere projecten, zoals de financiële steun voor startende binnen-<br />
vaartondernemers en verbeterde binnenvaartopleidingen, van groot belang kunnen zijn voor de toe-<br />
komst van deze transportsector. Er wordt dus goed werk verricht om de binnenvaart een volwaardig<br />
lid te maken van de transportsector, maar wegens het feit dat deze projecten vaak van serieuze om-<br />
vang zijn, kan het nog een tijd duren vooraleer men zover raakt.<br />
Twee grote projecten werden in deze tekst onderworpen aan een kritische bespreking. Redenen<br />
tot keuze van deze projecten waren het feit dat ze trachten de ontsluiting van kusthavens te verbeteren<br />
en zo het binnenvaartnet toegankelijker maken, en omdat geacht werd dat ze wegens hun grootte een<br />
belangrijke impact zouden hebben op de binnenvaartgroei.<br />
Bij de beoordeling van de Seine-Schelde studie werd voornamelijk beschrijvend gebleven aange-<br />
zien dit project toch al in actie is getreden, maar desalniettemin kwamen verschillende kritieken te<br />
boven die de goede bedoelingen van het project wat limiteerden. Deze kritieken noopten ons te con-<br />
cluderen dat, doch het project goede kansen oplevert voor logistieke clusters in Vlaanderen, deze be-<br />
perkt zullen blijven wegens de slechte verbinding in het zuiden. Daarenboven gaan het vooral Frank-<br />
rijk en Nederland zijn die zullen kunnen profiteren van het project, en dit deels ten koste van België.<br />
54
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
Omtrent de studies van het SSW project vervolgens werd ook kritisch geoordeeld, vooral omdat<br />
dit project nog slechts in haar studiefase staat. Hieruit kwam men tot de conclusie dat situaties vaak<br />
gunstig worden voorgesteld, terwijl de feiten anders kunnen liggen. Het besluit hierover is dan ook dat<br />
wegens de vermelde kritieken op het project best verder onderzoek wordt verricht naar alternatieve<br />
ontsluitingsmogelijkheden, en daarenboven in te zetten om een alternatieve oplossing te optimalise-<br />
ren. Er wordt hier dan bijvoorbeeld ook gepleit voor een versnelde verhoging van de bruggen op het<br />
Albertkanaal, opdat estuaire vaarschepen volledig bevaren kunnen doorstoten overheen dit kanaal.<br />
Ook een versnelde uitbreiding van het spoorwegennet en eventueel het financieel aantrekkelijker ma-<br />
ken van estuaire vaart (via nieuwe subsidies) kunnen hierbij helpen.<br />
Finaal kan gesteld worden dat binnenvaart inderdaad een zeer goede bron van alternatief trans-<br />
port kan zijn, maar men moet blijvend in acht houden dat ze vaak een grote impact heeft op haar om-<br />
geving. België is reeds een zeer drukbevolkt gebied met een kwetsbaar milieu, wat maakt dat grote<br />
uitbreidingsprojecten soms moeilijk liggen. Nochtans kunnen kleine ingrepen al een groot verschil<br />
maken. We pleiten er dan ook vooral voor de bestaande structuur te optimaliseren, zoals de toegang<br />
tot het Albertkanaal en kleinere waterwegen, en grote uitbreidingsprojecten alleen op touw te zetten<br />
wanneer aangetoond kan worden dat de maatschappij erbij zal gebaat zijn.<br />
Dankwoord<br />
Mijn dankwoord gaat allereerst uit naar mijn ouders die me de hele tijd gesteund hebben doorheen dit<br />
jaar. Ook mijn promotor, professor Marc Lambrecht en werkleider Pieter Colen wil ik speciaal be-<br />
danken voor hun constante beschikbaarheid en hulp.<br />
Voor bijdragen tot dit werk dank ik graag dhr. Patrick Van Cauwenberghe van de haven van<br />
Zeebrugge voor de tijd die hij voor mij vrijmaakte en de documenten die hij mij verschafte, alsook<br />
dhr. Jan Allaert van de Oostendse haven. Van Waterwegen en Zeekanaal NV daarna gaat mijn grote<br />
dank allereerst uit naar dhr. Jan Cosyn en dhr. Willy Robijns omdat zij me zeer vriendelijk te woord<br />
stonden en me goed op weg hielpen. Ook dhr. Willem Van Crombrugge, projectleider van zowel Sei-<br />
ne-Schelde als Seine-Schelde West wil ik zeer hartelijk bedanken voor zijn hulp. De gedetailleerde<br />
informatie die hij me zeer vriendelijk ter beschikking stelde was onontbeerlijk bij dit werk. Zo ook<br />
dhr. Peter Agotha van NV De Scheepvaart en projectleider van de uitbreidingswerken over het Al-<br />
bertkanaal, voor de handige uitleg over de projecten onder zijn gezag.<br />
Voor specifieke informatie omtrent SSW dank ik bovendien graag dhr. Eddy Van de Walle van<br />
Infrabel voor de informatie omtrent de spoorprojecten in en rond Zeebrugge en natuurlijk dhr. Stefaan<br />
Declercq en dhr. Guy Plasschaert van ’t <strong>Groot</strong> <strong>Gedelf</strong>. De technische informatie omtrent het SSW<br />
project die zij me bezorgden bleken van verrassend grote meerwaarde te zijn voor dit werk.<br />
55
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
Tenslotte gaat mijn speciale dank uit naar dhr. Steve Sel van het Vlaams Instituut voor de Logis-<br />
tiek VZW, die me van in het begin zeer goed heeft gesteund en geholpen waar hij maar kon.<br />
Bibliografie<br />
Commissie van de Europese Gemeenschappen, 2006. Mededeling van de Commissie betreffende het<br />
bevorderen van de binnenvaart “Naiades”.<br />
http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2006:0006:FIN:NL:PDF<br />
Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, 2004. Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen.<br />
http://rsv.vlaanderen.be/web/nl/overRsv/downloads.html<br />
Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, 2009. De Vlaamse Regering 2009-2014. Een daadkrachtig<br />
Vlaanderen in beslissende tijden.<br />
http://www.vlaanderen.be/servlet/Satellite?c=Solution_C&cid=1247734278469&pagename=Info<br />
lijn%2FView<br />
Dienst Mobiliteit en Openbare Werken Vlaanderen, 2004. Beleidsnota Openbare Werken 2004-2009<br />
http://www.mobielvlaanderen.be/pdf/beleidsnota-brieven/beleidsnota_Openbare_Werken.pdf<br />
Vlaamse Leefmilieubeleid, 2003. Decreet betreffende het integraal waterbeleid.<br />
http://www.ciwvlaanderen.be/wetgeving/vlaamse-wetgeving-1/Decreet%20IWB%20def.pdf<br />
Statbel, 2009. Vervoer, Maandstatistieken.<br />
http://statbel.fgov.be/nl/binaries/NL-Vervoer%2006-%202009_tcm325-74891.pdf<br />
Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer. 2006. Statistieken Belgische Binnenvaart. Geraad-<br />
pleegd op 30 augustus, 2009,<br />
http://www.mobilit.fgov.be/nl/index.htm<br />
Schuttevaer.nl. 2010. Binnenvaart vervoert in Vlaanderen 13 procent minder. Geraadpleegd op 5 fe-<br />
bruari 2010,<br />
http://www.schuttevaer.nl/nieuws/actueel/nid13134-binnenvaart-vervoert-in-vlaanderen-dertien-<br />
procent-minder.html<br />
Departement Werk en Sociale Economie, 2008. Sectorfoto Binnenscheepvaart 2008.<br />
http://www.werk.be/assets/werk.be/cijfers-en-<br />
onderzoek/cijfers/sectoren/sectorfotos/sectorfoto_binnenscheepvaart_tag.pdf?SMSESSION=NO<br />
Federaal Planbureau, 2009. Langetermijnvooruitzichten voor transport in België: Referentiescenario.<br />
http://www.plan.be/press/Press_det.php?lang=nl&TM=30&KeyPub=812<br />
Nationale Bank van België, 2004. Economisch Belang van de Vlaamse Zeehavens: Verslag 2002.<br />
http://www.nbb.be/doc/ts/publications/WP/WP56Nl.pdf<br />
Promotie Binnenvaart Vlaanderen, 2004. Milieuprestaties van de Binnenvaart in Vlaanderen.<br />
56
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
http://www.binnenvaart.be/nl/downloads/documents/VITO%20Milieuprestaties%20samenvattin<br />
g%20versie%205.pdf<br />
Vlaamse Havencommissie, 2008. Jaaroverzicht Vlaamse havens 2008?<br />
http://www.serv.be/uitgaven/1550.pdf<br />
Haven van Gent. 2009 Jaaroverzicht Haven van Gent. Geraadpleegd op 6 februari 2010,<br />
http://www.portofghent.be/NL/index.php?option=com_content&task=view&id=95&Itemid=51<br />
Port Authority Zeebrugge, 2008. Jaarverslag 2008<br />
Masterplan Mobiliteit Antwerpen. 2008. De Antwerpse Toegangspoorten. Geraadpleegd op 13 fe-<br />
bruari 2010,<br />
http://www.antwerken.be/projecten/sluizen_algemeen/sluizenoverzicht.aspx<br />
Masterplan Mobiliteit Antwerpen. 2008. Documentatie Antwerpse Projecten. Geraadpleegd op 13<br />
februari 2010,<br />
http://www.antwerken.be/projecten/albertkanaal/documentatie.aspx<br />
Havenschepen van Gent. 2010. Cijfers van de Gentse haven voor 2009,<br />
http://www.christophepeeters.be/file.php?txt=1&ID=3517<br />
Havenbestuur Zeebrugge MBZ nv. 2008. Zeebrugse haven evenaart volume 2007. Geraadpleegd op<br />
14 september 2009,<br />
http://www.zeebruggeport.be/N/jaarresultaten2008.pdf<br />
Havenbestuur Zeebrugge MBZ nv, 2008. Seine-Schelde-West: omdat Zeebrugse haven en regio een<br />
binnenvaartontsluiting nodig hebben.<br />
http://www.zeebruggeport.be/E/Seine-Schelde-West.pdf<br />
Gemeenteraad Roeselare. 2009. Beperkingen kanaal Roeselare-Leie spelen bedrijven parten. Geraad-<br />
pleegd op 1 december 2009,<br />
http://users.telenet.be/bartdewitte/Persmededelingen2009/Persmededelingen2009-<br />
beperkingenkanaalroeselareleiespelenbedrijvenparten.htm<br />
Streekplatform Zuid-Oost-Vlaanderen, 2005. Economisch nut van de Dender.<br />
http://www.streekoverlegzov.be/pdf/EINDRAPPORT_DenderRevCMMD.pdf<br />
Waterwegen en Zeekanaal NV. Industrieterreinen Woesteine-Aalter. Geraadpleegd op 6 februari<br />
2010,<br />
http://www.wenz.be/Terreinen_Gebouwen/Industrieterreinen/aalter.html<br />
CDenV.be, 2009. Kris Peeters geeft spadesteek voor containterminal op het Albertkanaal. Geraad-<br />
pleegd op 5 september 2010,<br />
http://www.cdenv.be/actua/nieuws/kris-peeters-geeft-spadesteek-voor-containerterminal-op-het-<br />
albertkanaal<br />
Flanders Smart Hub, 2009. Logistech Vlaams-Brabant Swot-Analyse.<br />
57
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
http://www.flanderssmarthub.be/images/uploads/091002_-_FSH_-_SWOT_Logistech_-<br />
_WEBSITE.pdf<br />
NV De Scheepvaart, 2009. Jaarverslag 2008.<br />
http://www.descheepvaart.be/images/dbimages/docs/jaarverslag2009.pdf<br />
Vlacoro, 2007. Advies Vlaamse Commissie voor Ruimtelijke Ordening.<br />
http://www.vlacoro.be/docs/advies%20rup%20Albertkanaal%20Wijnegem%2029-5-07.pdf<br />
NV De Scheepvaart, 2008. RECOC Limburg: Themavergadering Mobiliteit.<br />
http://www.ersvlimburg.be/upload/40157148/downloads/2008-09-<br />
30_doc._205_presentatie_de_scheepvaart.pdf<br />
RSDelta.eu, 2008. Albertkanaal,<br />
http://www.rsdelta.eu/nl/UserFiles/Documenten/Leefmilieu/Landschap/5_P90930%20bruggen%<br />
20AK.pdf<br />
Promotie Binnenvaart Vlaanderen, 2009. Binnenvaart<br />
http://www.binnenvaart.be/nl/nieuws/documents/Binnenvaart43_juni2009.pdf<br />
Economisch Netwerk Albertkanaal. 2009. ENA,<br />
http://www2.vlaanderen.be/ruimtelijk/planningsprocessen/plpr_ec/ena/ena.html<br />
Centrale Commissie voor de Binnenvaart, 2009. Europese Binnenvaart: Marktobservatie.<br />
http://www.ccr-zkr.org/Files/om/om09I_nl.pdf<br />
Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie, 2009. Gedachtewisseling in de Commissie<br />
voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie over "Naiades, actieplan ter bevordering van de<br />
binnenvaart", in het kader van de bespreking van de "Vlaamse vinger aan de Europese Pols”.<br />
Geraadpleegd op 26 augustus 2009,<br />
http://www.vlaamsparlement.be/vp/informatie/diensteuropa/beleidsdomein/vervoer/binnenvaart/<br />
binnenvaart.html<br />
Commissie van de Europese Gemeenschappen. 2009. A Single Umbrella for Education and Training<br />
Programmes. Geraadpleegd op 15 februari 2010,<br />
http://ec.europa.eu/education/lifelong-learning-programme/doc78_en.htm<br />
Directorate-General for Energy and Transport, 2008. Inland Waterway Transport Funding.<br />
http://www.binnenvaart.be/nl/downloads/documents/funding%20handbook.pdf<br />
Waterslag.org. ECSWA Waterslag. Geraadpleegd op 5 februari 2010,<br />
http://www.waterslag.org/nl/downloads/Executive_Summary_waterslag_fase4.pdf<br />
Buck Consultants International, 2007. Waterslag: Onderzoek naar de Regionaal-Economische Meer-<br />
waarde.<br />
http://www.waterslag.org/nl/downloads/Executive_Summary_waterslag_fase4.pdf<br />
Havenraad.nl. 2008. Range Hamburg-Le Havre. Geraadpleegd op 19 februari 2010,<br />
58
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
http://www.havenraad.nl/images/HLH2001_2007v2_tcm226-215613.pdf<br />
Commissie van de Europese Gemeenschappen. 2009. 30 Priority Axes. Geraadpleegd op 27 februari<br />
2010,<br />
http://ec.europa.eu/transport/infrastructure/maps/30_priority_axes_en.htm<br />
Commissie van de Europese Gemeenschappen, 2001. White paper: European Transport Policy for<br />
2001: Time to Decide.<br />
Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, 2004. Lanngetermijnvisie voor het Vlaamse Zeehavenbe-<br />
leid. RA-8038-743-15-40<br />
Vlaams Instituut voor de Logistiek, 2008. Extended Gateway Vlaanderen. Logistieke Poort West-<br />
Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Antwerpen, Vlaams-Brabant, Limburg. VIL-series 008.005.<br />
Bureau Voorlichting Binnenvaart, 2006. De Maatschappelijke Betekenis van het Goederenvervoer en<br />
de Binnenvaart 2004-2005.<br />
Amez, B. 2007 Ruimtelijke Economische Analyse van de overslagmogelijkheden langsheen binnen-<br />
vaart in Vlaanderen. Universiteit Gent, faculteit Economie en Bedrijfskunde.<br />
Verenigde Naties, Economic Commission for Europe, Inland Transport Commission. 2008. Trans-<br />
portsituatie in België/2007.<br />
Depuydt, P. 2008. Varkenscyclus dreigt in de scheepsbouw. Kennisinstituut NEA, Nederland.<br />
http://www.nea.nl/_resources/content/963/varkenscyclus.pdf<br />
Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel. Alle Kansen voor de Scheepvaart. Waterwegen binnen het<br />
Masterplan.<br />
Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel. Masterplan Mobiliteit Antwerpen.<br />
Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel, 2008. Infodossier Projecten Noordoost Antwerpen.<br />
NV De Scheepvaart. De Verhoging van de Bruggen Over het Albertkanaal en de Verbreding van het<br />
Vak Wijnegem-Antwerpen.<br />
Commissie van de Europese Gemeenschappen, 2008. Marktobservatie voor de Europese Binnenvaart.<br />
Belconsulting NV in opdracht van Waterwegen en Zeekanaal NV, 2003. Actualisatie Seine-<br />
Scheldestudie voor het traject Grensleie – Kanaal Gent-Terneuzen.<br />
Belconsulting NV in opdracht van Waterwegen en Zeekanaal NV, 2005. Vervolgstudie Seine-Schelde.<br />
Geïntegreerd Strategisch Plan.<br />
T<strong>Groot</strong><strong>Gedelf</strong>.be. 2007. Technische informatie. Geraadpleegd op 9 maart, 2010.<br />
http://www.tgrootgedelf.be/pageread.php?id=14<br />
Waterwegen en Zeekanaal NV, 2008. Verslag Zevende Klankbordgroep Seine-Schelde West.<br />
Naert, F. 2008. De MKBA Seine-Schelde West: Een analyse van de analyse. Universiteit Gent.<br />
Waterwegen en Zeekanaal NV, 2008. Haalbaarheidsstudie Seine-Schelde West: Traffiekprognose,<br />
Maatschappelijke Kostenbaten Analyse, Financiering. 8101-519-128-03.<br />
59
<strong>Laurens</strong> <strong>Serruys</strong><br />
De Belemmeringen en Groeikansen van de Belgische Binnenvaart<br />
Promotor: Marc Lambrecht<br />
Waterwegen en Zeekanaal NV, 2008. Seine-Schelde West: Resultaten van de Haalbaarheidsstu-<br />
die.D/2008/3241/255.<br />
NEA. 2009.: “Crisis is van lange duur”. Geraadpleegd op 8 februari, 2010,<br />
http://www.schuttevaer.nl/nieuws/actueel/nid12107-nea-crisis-is-van-lange-duur.html<br />
Nea.nl. 2009. Effecten crisis binnenvaart. Geraadpleegd op 8 februari, 2010,<br />
http://www.nea.nl/index.cfm/16,1036,117,html<br />
VlaamsParlement.be, 2008. Vraag om uitleg over de uitbouw van kaaimuren in het hinterland, ge-<br />
raadpleegd op 7 november, 2009,<br />
http://jsp.vlaamsparlement.be/website/htm-vrg/521107.html<br />
Sociaaleconomische raad van Vlaanderen, 2007. Inforapport alternatieve financiering, overzicht en<br />
analyse van de verschillende programma’s, inforapport in aanvulling op het evaluatierapport<br />
over de begroting 2007, stand van zaken 2007.<br />
http://www.serv.be/uitgaven/1098.pdf<br />
Macharis, C. 2008. Watercontainerterminal WCT-Meerhout Vrije Universiteit Brussel.<br />
http://www.rsdelta.eu/en/UserFiles/File/RSD-Deltadag2008/d.namiddagdeel1DD031208.pdf<br />
DeLloyd.be. 2007. Volumegroei noopt TCT tot verdere uitbreiding terminal. Geraadpleegd op 5 ok-<br />
tober, 2009,<br />
http://www.delloyd.be/nieuws/id18931-<br />
Volumegroei_noopt_TCT_tot_verdere_uitbreiding_terminal.html<br />
Wijzers.be. 2009. Gosselin Containerterminal valt in de prijzen! Geraadpleegd op 8 oktober, 2009,<br />
http://www.wijzers.be/2009/03/gosselin-container-terminal-valt-in-de-prijzen/<br />
NiewsbladTransport.nl. 2007. Meer lege containers naar Antwerpen. Geraadpleegd op 8 oktober,<br />
2009,<br />
http://www.nieuwsbladtransport.nl/nieuws/id18106-Meer_lege_containers_naar_Antwerpen.html<br />
HildeCrevits.be. 2009. Kanaal wordt dieper in 2010-2011. Geraadpleegd op 19 februari, 2010,<br />
http://www.hildecrevits.be/nieuw/04pers/persDetail.php?id=1471<br />
NV De Scheepvaart en Provincie Antwerpen, 2009. Strategisch Beleidsplan voor het Kanaal Dessel-<br />
Turnhout-Schoten.<br />
http://www.provant.be/binaries/Strategisch%20beleidsplan%20kanaal%20DTS%2020090206_tc<br />
m7-89451.pdf<br />
Brigitte Grouwels. 2009. ‘Betere Bereikbaarheid in ons Voordeel’. Geraadpleegd op 17 november,<br />
2009,<br />
http://www.nieuwsblad.be/article/detail.aspx?articleid=TO29MTU4<br />
60