Transform your PDFs into Flipbooks and boost your revenue!
Leverage SEO-optimized Flipbooks, powerful backlinks, and multimedia content to professionally showcase your products and significantly increase your reach.
g^,—»—*—<br />
GESCHENK<br />
i i<br />
\ • *• I<br />
f D R<br />
. EhLCO VERWIJS. 1<br />
i i<br />
i 1880. }<br />
KR cö<br />
-* -- if— "i? - — • ^ - — - -
VADERLANDSCHE<br />
HISTORIE.<br />
TIENDE DEEL.
VADERLANDS C H E<br />
HISTORIE,<br />
V E R V A T T E N D E DE<br />
GESCHIEDE NISSEN<br />
D E R N U<br />
VEREENIGDE NEDERLANDEN,<br />
INZONDERHEID DIE VAN<br />
HOLLAND,<br />
VAN DE VROEGSTE TYDEN AFJ<br />
Uit de geloofwaardigfte Schryvers en egte<br />
Gcdenkftukken famengefteld,<br />
DOOR<br />
JAN WAGENAAR.<br />
Met Plaaten en Kaarten.<br />
T I E N D E D E E L ,<br />
N A<br />
"TW???^*'<br />
TWAALPJAARIG<br />
T S L U I<br />
' TEN VAN „ E T<br />
BESTAND, IN 'ï TAAR<br />
l6o9; EN EINDIGENDE, MET DE DOOD<br />
VAN WAURITS, PRINSE VAN<br />
ORANJE, IN 'T JAAR 1625.<br />
TE A M S T E R D A M , K Y<br />
JOHANNES ALL ART.<br />
M D C C X C I I r.<br />
Met Privilegie van de Ed. Gr. Moe. Heeren flL,<br />
van Holland en Westfriesland"<br />
S t < M t e H
VADERLANDSCHK<br />
HISTORIE.<br />
ZEVENENDERTIGSTE BOEK»<br />
I N H O Ü D»<br />
I. Gevolgen van't Befland. Vereffening eeniger<br />
Gefchillen. Gezantfchap van Marokko. HuS-<br />
[ons togt. II. Twist over de opvolging in d&<br />
Landen vanKleeyeen Giilik. lil. Ver haal van<br />
den oorfprong der gefchillen over den Godsdienst,<br />
hier te Lande. Gevoelens van Gomarus<br />
en Arminius. Zy worden voor den Hoogeit-<br />
Raad gehoord. Arminius flerft. IV. Beroerte<br />
te Alkmaar. Verandering inde Re geer ing<br />
aldaar. V. Opfchudding te Leeuwaarden.<br />
VI. Geweldige beweeging te Utrecht. De Stad<br />
wordt, door Graave Henrik, belegerd.: Samenzweering<br />
tegen de herftelde Regeering<br />
aldaar. VII. Remonflrantie van die van Arminius<br />
gevoelen. Vyf punten. VIII. Haagfche<br />
Conferentie. Contraremonftrantie. IX.<br />
Gezant fchap 7iaar Frankryk. Henrik de IV.<br />
vermoord. V:rbond met Frankryk vernieuwd.<br />
X. Handeling in Engeland en in Zweeden.<br />
XI. Prins Maurits belegert Gulik. De Stad<br />
geeft• sw£ over. Gezantfchap naar Venetië.<br />
Oostindtjche zaaken. Verrekykers gevonden.<br />
XII. Gezantfchap naar Zweeden. Verbond tus-
a VADERLANDSCHE XXXVII. BOEK.<br />
fchen den Grooten Heer en de Staaten. XIII.<br />
Onlusten tusfchen Graave Enno en de Stad<br />
Embden. XIV. Kerkelyke zaaken. Kerkenor-<br />
' de van Utrecht. Staat der Kerken in Gelderland,<br />
Overysfel, Zeeland, Friesland en<br />
Groningen. XV. Prins Maurits fchynt den<br />
Remonfranten niet gunftig. Zy vervoegen<br />
zig aan Oldenbarneveld. Conferentie te Delft.<br />
Nieuwe vertoogen der beide partyen. Be/luit<br />
der meerderheid in Holland tot de vrede der<br />
Kerke. XVI. Verbond met de Stad Lubek en<br />
met eenige Duitfche Vorflen. Walvischvangst.<br />
Noordfche Maatfchappy. Ontdekkers van<br />
nieuwe Landen bevoorregt. XVII. Handeling<br />
met Engeland, over zaaken , de Oostindifche<br />
Maatfchappy betreffende. XVIII. Staat der<br />
zaaken van Gulik en Kleeve. Krygsmagt der<br />
Aartshertogen en Staaten. XIX. Toejiand<br />
van Aken. Spinola neemt Aken, Duur en,<br />
Orfoi, Wezel en andere Plaatfen in. Maurits<br />
bezet Emmerik, Rees, Goch en andera<br />
Steden. Verdrag te Zante. XX. Gezantfchap<br />
vanMuskovie. Hooge School te Groningen opgeregt.<br />
Kerkelyke zaaken. Gerugten ten nadeele<br />
van den Advokaat. XXI. Handeling in<br />
de Vroedfchap te Amflerdam. XXII. De afzondering<br />
begint, in fommige Steden. XXflf.<br />
Beweeging te Leeuwaarden. De Regeering<br />
aldaar veranderd. XXIV. Nieuwe twist tusfchen<br />
den Hertog en de Stad van Brunswyk.<br />
Graaf Fredrik Henrik trekt derwaards.<br />
Verbond met de Hanze Steden. Ligtenvoords<br />
en Borkelo bezet. XXV. Gezantfchap naar<br />
Zweeden en Muskovie. Voordeelige flaat der<br />
Oostindifche Maatfchappye. XXVI. Huwe-<br />
lyks-
XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 3<br />
• lykshandeling tmfchen Spanje en Groot Britanje<br />
XXVlI. Oldenbameveld en Karon bewerken<br />
, dat Jakob de I. de Steden van verzekering<br />
inruimt. XX VIII. Staat van Frankryk.<br />
De Staaten bieden Lodewyk den XIII.<br />
hulp aan. XXIX. Zy onderfteunen Venetië<br />
tegen den Aartshertoge van Oostenryk.<br />
|\e Vereenigde Gewesten, zig nu, na \<br />
J_^/ fluiten van 't Beiïand, volkom en lyk •<br />
aanmerkende, als eenen vryen en onafhang- I.<br />
kelyken Staat, begonden zig, in alle opzig<br />
ten, als zodanig te gedraagen: alomme ge- ! r<br />
aa 'c<br />
zanten afwendende , met den titel van Am- ] 5e£tand.<br />
basfadeur, en geduuriglyk gezantfchappen<br />
van vreemde Vorften en vrye Staaten ontvangende.<br />
De onderlinge gemeenfchap tusfcheri<br />
den Vereenigden Staat en de Spaanfche<br />
Nederlanden ook herfteld zynde, bezogten<br />
de wederzydfche Ingezetenen eikanderen,<br />
zonder fchroom. Predikanten en Krygsbe'<br />
velhebbers gingen , van hier, hunne vrienden<br />
zien, in Brabant en in Vlaanderen. Doch<br />
't verblyf der eerften gaf, eerlang, gelegenheid<br />
, tot een Plakaat der Aartshertogen<br />
waarby hun en anderen Ingezetenen der Vereenigde<br />
Gewesten gelast werdt, zig ftil<br />
onergerlyk en Katholykelyk te gedraagen!<br />
Te gelyk, werdt ook het invoeren van Ketterfche<br />
fchriften verbooden (aj. Voorts<br />
zonden de Roomschgezinden der Vereenigde<br />
Gewesten hunne Kinderen, in grooten<br />
(.a) METEÜEN XXXI. Soek, f. 59a ycrf. 393.<br />
A 2<br />
ce-
4 VADERLANDS Cl IE XXXVII. BOEK.<br />
1609. getale, naar Brabant, om 't Bisfchoplyk<br />
vormfel te haaien, en de oefening der voorouderlyke<br />
Kerkzeden, voor eenen tyd, ten<br />
Filips minfte, by te woonen. Filips Willem, Prins<br />
Willem, van Oranje, nam, daarentegen, zyn verblyf<br />
Prins van<br />
te Breda , onder 't gebied der Vereenigde<br />
Oranje,<br />
komt te Staaten : Graaf Herman van den Berge, te<br />
Breda Bergen op Zoom, welks Markgraaffchap hy<br />
woonen. behuwelykt hadt. Doch hy overleedt hier,<br />
Dood in Oogstmaand des jaars 1611 Het<br />
vanGraaveHer<br />
wedergeeven der goederen , aan de eene en<br />
man van de andere zyde, gaf ook aanleiding, tot we<br />
den derzydfche handeling; doch te gelyk tot vee-<br />
Berge. Ie nieuwe gefchillen, konnende de bezitters,<br />
Vereffenins;^eni<br />
bezwaarlyk, bewoogen worden, om van hungeropenne<br />
goederen te fcheiden. Ook was de Koopftaandehandel<br />
zo wel niet geregeld , of daarover<br />
gefchil- ontftondt, van tyd tot tyd, merkelyke zwaaenna'trigheid,<br />
zoekende de Stad Antwerpen haare<br />
Beftand.<br />
neering te herftellen, op den voorigen voet:<br />
waartegen die van Zeeland begeerden, dat<br />
de laading der Zeefchepen, tot hunnent, verbodemd,<br />
en niet dan na 't betaalen van Ver-<br />
Jofgeld , de Schelde op gevoerd zou worden.<br />
Over de grensfcheiding, in Vlaanderen<br />
en in Gelderland, rees, insgelyks, gefchil<br />
(c). Gok fcheenen de Aartshertogen<br />
toeleg te maaken , om de Dorpen van het<br />
Land van Kuik te betrekken onder 't gebied<br />
van Brabant: waartegen de algemeene Staaten,<br />
in Oogstmaand, by openbaaren Plakaa-<br />
te,<br />
C>) MBTEREN XXXI. Boek, f. 581 verf. XXXII. Hoek,<br />
f. 619.<br />
• c ) Uefol. Huil 24 Noy, 23 D(C. I$op. il, 4. MSTEI15»<br />
XXXI. Boek, f. 5Ü0 verf.
XXXVII. BOEK. H I S T O R I E , f<br />
te, verklaarden , dat dit Land altoos e'éne<br />
Heerlykheid met de Stad Graave hadt uitgemaakt<br />
: den opgezetenen der gemelde Dorpen,<br />
te gelyk, beveelende, niemants hooge<br />
Overheid te erkennen, dan de hunne Cd).<br />
Willem, Prins van Oranje, hadt deeze Heerlykheid<br />
in pandfchap verkreegen van Koning<br />
Filips den II., in den jaare 1559; doch<br />
dit pandfchap werdt, in 't jaar 1611, door<br />
de algemeene Staaten, ten behoeve van Prinfe<br />
Maurits, vernietigd, en in een goed, onverfterflyk<br />
Erfleen veranderd Ce). Voorts,<br />
werden, om de gemelde en andere zwaarigheden,<br />
door het Beftand niet behoorlyk weggenomen,<br />
of uit het zelve van nieuws ryzende<br />
, te vereffenen, eerlang, van wederzyde,<br />
gemagtigden benoemd, die, in den<br />
Haage , vergaderden , en , in Louwmaand<br />
des • jaars 161 o, een Verdrag troffen , waarby<br />
eenige punten, over welken men, tot hiertoe,<br />
niet eens geweest was, nader geregeld<br />
werden (ƒ). Doch over eenige anderen, kon<br />
men eikanderen niet verftaan. Ook werdt<br />
'er, naderhand, meermaalen, van beide de<br />
zyden ; doch , inzonderheid , van de zyde<br />
der Staaten , geklaagd, over inbreuken op<br />
't Beftand.<br />
Ondertusfchen , befteedden de Vereenig- I<br />
1609.<br />
vestingen.<br />
Be Koning<br />
van<br />
Marokko<br />
zendt<br />
hun een<br />
gezant,<br />
en fluit<br />
een Verbond<br />
met<br />
beu.<br />
Öosthidl<br />
fche tydingen.<br />
6 VADERLANDSCHE XXXVIKBoEir:<br />
der fchanfe Lillo, op de Schelde. Ook werden<br />
de Haven en Vestingwerken van Vlisfingen<br />
merkelyk verbeterd. In Staats-Vlaanderen,<br />
herftelde men, van gelyken, de werken<br />
van Sluis, Yzendyke en Aardenburg..<br />
De Aartshertogen vermeerderden, daarentegen<br />
, de bezetting van 's Hertogenbosch;<br />
welk nu eene grensplaats tegen de Vereenigde<br />
Gewesten geworden was (g).<br />
In den Zomer deezes jaars, kwam 'er een<br />
gezant van Mulei Za'ulen, Koning van Marokko,<br />
in den Haage, aan , om een verbond<br />
van Koophandel te fluiten , met de Vereenigde<br />
Staaten, die hem, kort te vooren, twee<br />
Oorlogsfchepen ter hulpe (h), en eenige ge-<br />
fchenken toegezonden hadden. De gezant<br />
werdt heufchelyk bejegend. Hyhadt, daarbenevens,<br />
heimelyken last, om de Staaten in tewikkelen<br />
, in eene onderneeming tegen Spanje:<br />
waarin, ter oorzaake van 't Beftand, niet<br />
kon getreden worden (i). Doch, op den vier*<br />
entwintigften van Wintermaand des volgenden<br />
jaars, werdt 'er een Verbond van Vriendfchap<br />
en Koophandel tusfchen den Koning van<br />
Marokko en de Vereenigde Staaten gsflooten<br />
(&). Men heeft hem , eenige jaaren laater, wederom<br />
, met een Oorlogsfchip, onderfteund (/).<br />
Uit Oostindie , kwamen , dit jaar, vier<br />
fcheepen t'huis, rykelyk met Peper, Nagelen,<br />
Nooten en Foelie belaaden. Zy bragten<br />
ty-<br />
MUTEREN XXXI. Hoek, f.
XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 7<br />
tyding , dat de onzen zig van een der Molukfche<br />
Eilanden, Makjan genaamd, hadden<br />
meester gemaakt. De Maatfchappy befloot,<br />
hierop , wederom negen fchepen naar Indiete<br />
zenden , die , voorzien met vrygeleidébrieven<br />
van den Koning van Spanje en van<br />
de Aartshertogen , de tyding van 't geöooten<br />
Beftand, derwaards, ftonden te brengen.<br />
Pieter Both , aangefteld tot algemeenen "Bevélhebber<br />
in Indie , hadt het opperbewind<br />
over deeze Vloote, die ? in't laatst van Louwmaand<br />
des volgenden jaars, in zee ftak (in).<br />
In Grasmaand des jaars i6oy, hadt de Maatfchappy<br />
eenen Engelfchen Stuurman, Henry<br />
Hudfon genaamd, met een enkel fchip, uit- ;<br />
gezonden, om eene vaart naar China, door \<br />
't Noordwesten , en niet door 't Noordoos- i<br />
ten, daar men ze te vooren gezogt hadt, op'<br />
te fpooren, Hy ontdekte, op omtrent een- '<br />
enzestig graaden , eene fchoone Rivier of<br />
Baay, daarna, Hudfons Baay genaamd. Voorts,<br />
keerde hy, in 't najaar, te rug; doch niet<br />
naar Holland, maar naar Engeland, vanwaar<br />
men hem niet wilde laaten vertrekken,<br />
om zynen meesteren verflag te doen ('«). De<br />
Engelfchen zonden hem, in 't jaar i :<br />
1609.<br />
Flen ry<br />
rludfon<br />
:oekt eeie<br />
vaart<br />
ïaar Chila<br />
door<br />
tNoordvesten.<br />
6ïi, andermaal<br />
uit, op den zelfden togt; doch hy<br />
kwam wederom t'huis , zonder de begeerde<br />
doorvaart gevonden te hebben (o).<br />
De dood des Hertogs van Kleeve en Gu-<br />
lik, van welke wy, in 't voorgaande Boek (ƒ>), c<br />
ee- h<br />
CwO METEREN XXXI. Boei, f. 584, 591. 0<br />
rr.<br />
lefchil-<br />
11 over<br />
d e op-<br />
C'O METEREN XXXI. Boei, f. 500 verf,<br />
Co) MKTERUN XXXII. Boek, ƒ. 62*. '<br />
CP ) IX. Deel, Ut 435.<br />
A 4
8 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />
gewaagd hebben, hadt het fluiten van 't<br />
Beftand wel niet konnen verhinderen; doch<br />
volging, wikkelde , eerlang , de Vereenigde Gewes<br />
fn de ten in nieuwe krygstoerustingen in , waar<br />
Landen<br />
van Kleevan , reeds in dit jaar , voorbereidfels geve<br />
en zien werden. De Vorftendommen des o-<br />
Guiik. verleeden' Hertogs, Gulik, Kleeve, Berg,<br />
Mark en Ravenftein , mogten, volgens de<br />
Huwelyksvoorwaarden , geflooten tusfchen<br />
zynen Grootvader en Grootmoeder, Joan<br />
van Kleeve en Maria van Gulik, nimmer vaneen<br />
gefcheiden worden. De Hertog was nu ,•<br />
zonder kinderen , overleeden. Zyne oudfte<br />
Zuster, zynde zynen Broeder ongehuwd geftorven<br />
, was, in 't jaar 1572 , getrouwd<br />
met Albrecht Fredrik, Hertog van Pruisfen,<br />
wien zy geene Zoonen; maar alleenlyk vier<br />
Dogters gebaard hadt. Zelve waszy, reeds<br />
voor haaren Broeder, overleeden. Haare<br />
oudfte Dogter was met Joan Sigismond, Keurvorst<br />
van Brandenburg, getrouwd, en deeze<br />
vorderde , uit naam zyner Gemaalinne,<br />
die in de plaatfe haarer Moeder kwam, de<br />
gantfche nalaatenfchap des overleeden' Hertogs.<br />
Eene tweede Zuster van deezen leefde<br />
nog, en hadt Filips Lodewyk, Paltsgraaf van<br />
Nieuwburg, tot haaren man. Haar oudfte<br />
Zoon, Wolfgang Willem, maakte, van wege<br />
zyne Moeder , ook aanfpraak op de<br />
Kleeffche nalaatenfchap. Twee andere Zusters<br />
des Hertogs waren getrouwd met Joan i<br />
Hertog van Tweebrugge, en Broeder des Paltsgraafs<br />
van Nieuwburg; en met Karei, Markgraave<br />
van Burgau, die beide ten minften een<br />
deel der nalaatenfchap vorderden; doch, by<br />
man-
XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 9<br />
mangel van magt, hunnen eisch weinig konden<br />
doen gelden. De Vorften van Brandenburg<br />
en Nieuwburg waren , reeds in Bloeimaand<br />
, overeengekomen , dat zy zig, gezamenlyk,<br />
in 't bezit der Landen , ftellen<br />
zouden, en, binnen zekeren tyd, over derzelver<br />
verdeeling, minzaam, overeenkomen<br />
De tegenwoordige Regeering zogt zig,<br />
daartegen , te handhaaven in 't bewind,<br />
tot dat 'er geregtelyke uitfpraak gefchied<br />
zou zyn, over de nalaatenfchap; op een gedeelte<br />
van welke , behalve de genoemden,<br />
nog andere Vorlten aanfpraak maakten. Keizer<br />
Rudolf begreep , dat hem de nalaatenfchap<br />
in handen gefield moest worden , tot<br />
dat elks regt onderzogt was. De Amptman<br />
van Gulik maakte zig zelfs meester van deeze<br />
Stad, uit den naam des Keizers. Doch<br />
de Koningen van Frankrvk en Engeland, de<br />
S aaten der Vereenigde Gewesten en de Proteftantfche<br />
Vorften in Duitscbland (f) begunftigden<br />
't Verdrag der Vorften van Bran<br />
denburg en Nieuwburg, beloovende, daaraan<br />
de hand te zullen houden (J). Ook werden<br />
deeze Vorften , eerlang, in de Kleeffche<br />
Landen, gehuldigd. De Aartshertogen<br />
fchikten zig , daarentegen , om 's Keizers<br />
oogmerken te bevorderen: 't welk de Vorften<br />
bezitters bewoog , eenigen onderftand<br />
in Krygsbehoeften van de Vereenigde Staaten<br />
te verzoeken, die hun, op den vieren-<br />
twin-<br />
AITZEMA K Deel, Ü 24-, 254. Du MONT Corps Diplom.<br />
Tom. V. P. 11. p. 103, 133.<br />
Cr) Foiez Du MONT Corps Dipom. Tom. V. ƒ>. ]l. p.126.<br />
%tj R-elo!. Huil. 8 fÜr. — Aynl 161c. W 2, 5, 32,<br />
A 5<br />
lóeo.<br />
De Sraten"urklaaren<br />
zig voor<br />
Brandenburg<br />
en<br />
Nieuwburg.
i o VADERLANDSCHE XXXVII. BOEK.<br />
i6o9,<br />
i<br />
]<br />
i<br />
j<br />
<<br />
HL<br />
Oor- ]<br />
fprong |<br />
der verdeeld-<br />
£<br />
heidover £<br />
den r<br />
Gods- l<br />
dienst, in<br />
de Ver- c<br />
eenigde t<br />
Gewes- c<br />
ten.<br />
È<br />
twintigften van Wynmaand, beloofd werdt.<br />
Het Huis van Saxen, insgelyks , regt voorwendende<br />
op de Kleeffche Landen, zogt de<br />
Vereemgde Staaten te beweegen , om zig,<br />
met het gefchil over dezelven, niet te moeijen.<br />
Doch men fchroomde niet, den Saxifchen<br />
Gemagtigden te antwoorden „ dat het<br />
„ belang der Vereenigde Gewesten vorder-<br />
„ de, zorg te draagen, dat men goede nabuuren<br />
kreeg, in de Kleeffche en Gulik-<br />
„ fche Landen : waarom zy den Vorften<br />
„ van Brandenburg en Nieuwburg reeds<br />
„ hunne hulp hadden toegezeid." Onder-<br />
:usfchen, zogt men zig, van wederzyde, in<br />
te betwiste Landen te fterken. De Keizerthen,<br />
onder den Aartshertog Leopold van<br />
dostenryk , hielden zig binnen Guiik. De<br />
Paltsgraaf van Nieuwburg hadt Duuren ingekomen<br />
: waarna, de beide Vorften de Plaaten<br />
om Gulik , sloume, vervulden met<br />
ïCrygsvolk. Van tyd tot tyd, werdt 'er, met<br />
vederzydsch nadeel, gevogten : 't welk, tot in<br />
len Zomer des volgenden jaars, duurde (/).<br />
De verdeeldheid over de Leere der Goddeyke<br />
beiluiten en eenige andere punten van den<br />
Godsdienst, van welke wyreeds, in'tvoorby-<br />
;aan, een en andermaal (u), gewaagd hebben,<br />
;af, omtrentdeezentyd, aanleiding, totverre-<br />
;aande oproerigheid, in eenige Steden: waarom<br />
wy agten, dat hier deregte plaats zalzyn,<br />
m den oorfprong der gefchillen , welken<br />
lans, in de Vereenigde Gewesten, in zwang<br />
ingen, van de vroegfte tyden af, op te haaien.<br />
De<br />
CO MIJTEREN XXXT. Bnek, f. 598-1503. XXXII. Boik,f. 610,<br />
K.uj IX. Deel, bl. 375, 406., 426.
XXXVII. BOEK. HISTORIE, n<br />
De Christenen der vier eerfte eeuwen, welker<br />
fchriften tot ons gekomen zyn, hebben<br />
zig, over de punten, die thans in deVeree<br />
nigde Gewesten betwist werden , niet altoos<br />
even klaar , noch op eenerlei wyze, uitge<br />
drukt. In 't gemeen, fchynen zy egter, naar<br />
het eenftemmig oordeel van fchrandere on<br />
derzoekers der Kerkelyke oudheid , geleerd<br />
te hebben n dat de mensch, fchoon begaafd<br />
M met eenen vryen wil, om den Godsdienst<br />
M te omhelzen en aan te kleeven, nogtans,<br />
„ de hulp en medewerking der Goddelyke<br />
n genade, door welke hem de waarheid ge-<br />
„ openbaard was , geduuriglyk , behoefde :<br />
„ de kragt van welke genade, om den wil te<br />
„ buigen en te beweegen, zy, zo wel als de<br />
w vermogens, die God den mensch gefchonn<br />
ken hadt, beurtswyze, naar de gelegenhe-<br />
„ den, die 'er hun toe voorkwamen, hoog-<br />
„ lyk , plagten te verheffen («)." In 't<br />
naarfpooren van de oorzaak der zonde,<br />
beweerde men , dat God dezelve, geenszins<br />
, kon werken; gelyk Irenéus deedt,<br />
voor 't einde der tweede eeuwe (V). Omtrent<br />
de Goddelyke Befluiten, fchreeven de<br />
Griekfche Kerkvaders , en de Latynfchen,<br />
voor Auguftyns tyd „ dat God zulken ten eeuw<br />
wigen leeven voorfchikt hadt, welken hy<br />
„ hadt voorzien, dat deugdzaam leeven", of,<br />
gelyk anderen fpraaken n gelooven en voln<br />
harden zouden Doch in den aan<br />
vang<br />
C K) VOSSIUS irift. Pela?;. Libr. III. P. I. Thef. l.p. 278. &f,-q,j.<br />
Thef.Up.2',i, ê? feqq. P. U. Antith l.p. $aö&fefq. Libr. Vil.<br />
P. II. p 733 & feqq- GROTII Hift. Libr. XVII. p.&i. J. BAS-<br />
NAGE Hift. de 1'Eglife, Tom I. Livr. XI. CU. I Vï'.p. w-043.<br />
Cv) Fidc EUSEB. Hift. Eccl. Libr. V. Cap. XX p. m.237.<br />
l«0 Viile VOSSII Hili. Pelag. Libr. VI. Thef. VIII. a. 550.<br />
Ifjop.<br />
Leer der<br />
oude en<br />
laatere<br />
Christenen<br />
, omtrent<br />
de<br />
betwiste<br />
punten;
ïa VADERLANDSCHE XXXVII. BOEK.<br />
1609. vang der vyfde eeuwe, leerde Pelagius, een<br />
Schotsch Monnik „ dat een mensch, om<br />
„ heilig te leeven en zalig te worden, Gods<br />
„ genade niet behoefde ; maar dat men 't<br />
JJ een en 't ander 's menfchen vryen wil hadt<br />
„ toe te fchryven ; die , dagt hy, niet vry<br />
„ zou zyn, zo hy deeze uitwerkiels niet kon<br />
„ te wege brengen." Doch, nader geperst,<br />
erkende hy ook de werking der Godlyke genade;<br />
zig, zo men meent, niet altoos, even<br />
klaar uitdrukkende (x). Auguftyn kantte zig<br />
tegen deeze Leer, beweerende n dat bekee-<br />
„ ring en volharding niet van 's menfchen<br />
vryen wil; maar van Gods volftrekt 13 efluit<br />
afhingen : ook , dat men 't aan dit<br />
„ zelfde Befluit hadt toe te fchryven , dat<br />
?, Gods genade den eenen niet, den anderen<br />
n immers aangebooden werdt, en , in fomn<br />
migen, geene , in anderen , volkomen'kragt<br />
n hadt (;y)." Sommigen hebben, federt, geoordeeld<br />
, dat de Kerkvader, door de hitte<br />
van het twisten, verrukt, eene nieuwe Leer<br />
in de Kerke heeft ingevoerd; doch anderen<br />
meenen, dat hy, alleenlyk, nader verklaard<br />
en ontvouwd heeft, 't gene veelen , reeds<br />
voor hem , geloofd; doch zo duidelyk niet<br />
geleerd hadden (Y). In 't Westen, hadt Auguftyn<br />
veele navolgers. Doch in 't Oosten,<br />
behieldt men de lpreekwyzen , die , reeds<br />
voor Pelagius tyd, waren aangenomen geweest.<br />
Te Marfeille , waren 'er ook eenigen<br />
, die met Pelagius de noodzaaklykheid<br />
der<br />
O ) Vmim.lBr, m.r.V.Thr.\.p.»9\.Thtf.\V.p.?,G%.<br />
(y) Vossius Libr. VI. Thef X. *. 571.<br />
fz)GR
XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 13<br />
der voorkomende genade verwierpen, fchoon<br />
zy de medewerkende voor noodig hielden.<br />
Zy kreegen , hierom , den naam van halve<br />
Pelagiaanen. De Monnik Godefchalk, in de negende<br />
eeuwe, nog verder, zo men toen meende,<br />
gaande dan Augustyn, leerde „ dat God,<br />
„ niet wilde, dat eenige anderen tot kennis<br />
„ der waarheid kwamen en zalig werden ,<br />
„ dan die hy uitverkooren hadt; dat Chris-<br />
„ tus, voor deezen alleen, geftorven was, en<br />
„ dat de overigen, fchoon gedoopt, nimmer<br />
„ van den algemeenen hoop der verdoem-<br />
„ den waren afgezonderd geweest." Doch<br />
deeze Leer fmaakte toen zo weinig, dat zy,<br />
in verfcheiden' Kerkvergaderingen , veroordeeld<br />
werdt Ca). In laater' tyd, twistten de<br />
Franciskaanen en Dominikaanen , over den<br />
zin van Augustyns gevoelen ; welk de laatften<br />
begreepen, meer toe te eigenen aan<br />
Gods volftrekt befluit, min aan 's menfchen<br />
vryen wil, dan de eerften konden verftaan.<br />
De Jezuiten zeiven , arbeidende om deezen<br />
knoop te ontwarren, fcheenen veelen te verre<br />
af te wyken van Augustyns Leere, en liepen<br />
gevaar van , deswege , veroordeeld te<br />
worden, te Rome: 't welk zy niet dan met<br />
moeite ontgingen. In de Kerkvergadering<br />
van Trente, werdt de Leer van Gods Voorfchikking<br />
en Befluiten, en van de zekerheid<br />
der zaligheid, die 'er van afhing, op zulk<br />
eene wyze, beflist, dat beide de partyen, in<br />
de Roomfche Kerke, meenden, hun byzonder<br />
gevoelen , daarby, begunftigd te vinden<br />
Cb). Luther , midlerwyl, zynde opge-<br />
ftaan,<br />
fa) Vnssius libr. VII. P IV. p. 770".<br />
C*) FUA PAOLO Hift. d» Conc. de Trcitte Lj}r. II. ? 4 r<br />
9»
i 4 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />
1609. ftaan , uit een Klooster van Augustynen ,<br />
hieldt zig aan Augustyns gevoelen en fpreekwyzen<br />
; doch hy verwierp den naam van<br />
vryen wil, dien Augustyn nog behouden<br />
hadt, en fchreef een Boek van den Slaaffchen<br />
of Knegtelyken Wille. Erasmus hadt,<br />
reeds te vooren , tegen Luthers gevoelen<br />
gefchreeven, en deedt het nu andermaal.<br />
Melanchton , Luthers medehelper , werdt,<br />
door Erasmus redenen, in zo verre , overtuigd<br />
, dat hy , zo fommigen willen , Luther<br />
zeiven, of, gelyk vaster gaat, de Lutherfchen,<br />
bewoog, om afftand te doen van<br />
eene Leer, die ftelde, dat Gods Befluiten<br />
volftrekt, of zonder voorwaarden, gemaakt<br />
werden (V). Zy gebruikten egter het woord<br />
vryen wil niet; fchoon zy de zaak, die 'er<br />
door betekend werdt, genoegzaam fcheenen<br />
te erkennen. Maar Kalvyn, de voorganger<br />
van het ander deel der Protestanten, hieldt zig<br />
aan Luthers eerfte woorden, daarby leerende,<br />
't welk, zo men wil Cd), Augustyn zelf niet gedaan<br />
hadt „ dat het waar geloof nooit geheel-<br />
„ lyk verlooren kon worden." Sommigen zyner<br />
navolgeren, gelyk Beza, te Geneve, en<br />
Zanchius, Urfmus en Piscator, in Duitschland,<br />
drukten zig, fomtyds, op zulk eene wyze, uit,<br />
dat zy, naar fommiger oordeel, de noodzaaklykheid<br />
om te zondigen aan Gode, als eerfte<br />
oorzaak, fcheenen toe te fchryven ; hoewel zy<br />
hem, nimmer, de oorzaak der zonde noemden.<br />
Ook dagten anderen, dat men hunnen woorden<br />
eenen bekwaamen en Schriftuurlyken<br />
CO URANDT Reform. I. Deel, hl. 98, 99.<br />
GO Vdïsius Libr. VI. Thef. XII. p. 5ÜC.<br />
zin
XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 15<br />
zin geeven kon (d). Ondertusfchén, kwamen<br />
zulke fpreekwyzen den Lutherfchen zo aanftootelyk<br />
voor, dat zulks de verwydering over<br />
de Leer des Avondmaals, tusfchen hen en<br />
die van Kalvyns gevoelen ontllaan, nog grooter<br />
maakte. In de Vereenigde Gewesten, kreeg ,<br />
* Kalvyns Leer, van Geneve, en uit Frankryk, 1<br />
in Walsch Vlaanderen, en, daarna, ook uit de<br />
Palts en 't Graaffchap Nasfau, herwaards 1<br />
overgebragt, den meesten opgang: hoewel zig<br />
in de Hervormde Kerken, van tyd tot tyd,<br />
ook eenigen opdeeden, die, met Melanchton,<br />
een Godlyk Befluit en Voorfchikking onder<br />
voorwaarde leerden. Zodanigen waren Anaftafius<br />
Veluanus, in Gelderland; Gellius Snecanus,<br />
in Friesland; Huibrecht Duifhuis, te Utrecht;<br />
Joaimes Holmannus, Klement Maartszoon<br />
en Herman Herberts, in Holland. Doch<br />
de andere party, verre de fterkfte zynde in<br />
getal , begon , federt eenigen tyd, zulken,<br />
die Melanchtons gevoelen leerden , uit de<br />
Kerkelyke dienften, te houden, 't Was, nog- •<br />
tans, Jakobus Arminius van Oudewater, Pre- 1<br />
dikant te Amfterdam, die dit gevoelen voor- 1<br />
i
en Arminius<br />
leerden?<br />
Wat zy<br />
tlkunde-<br />
ren te las<br />
leiden? 1<br />
i6 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />
wie uit de menfchen zalig, wie verdoemd<br />
„ zouden worden. Dat, volgens dit befluit,<br />
„ eenigen tot het geloove en de godvrug-<br />
, ? tigheid getrokken, en, getrokken zynde,<br />
n voor afvallen, bewaard werden. Dat God<br />
„ alle de anderen , in de gemeene verdorn<br />
venheid der menfchelyke natuure en in<br />
„ hunne eigene misdaaden, leggen liet (ƒ)•"<br />
Arminius begreep, in tegendeel „ dat God,<br />
„ van eeuwigheid, dit onderfcheid, tusfchen<br />
„ 't gevallen menfchelyk. geilagt, gemaakt<br />
„ hadt, dat hy zulken, die van hunne zon-<br />
„ den afiïaan, en hun betrouwen op Chris-<br />
„ tus ftellen zouden, hunne misdaaden ver-<br />
„ geeven, en het eeuwige leeven fchenken ;<br />
doch zulken , die onboetvaardig bleeven,<br />
, ? ftraffen zou. Dat het, wyders , Gode<br />
„ aangenaam ware, dat alle menfchen zig<br />
„ bekeerden, en, tot kennisfe der waarheid<br />
„ gekomen zynde , daarby bleeven ; doch<br />
„ dat hy niemant dwong (g)." Voorts, lcide<br />
hy. Gomarus te last y) dat deeze de oorzaa-<br />
• n ken der zonde Gode toefchreef, en, door<br />
't infcherpen van een noodlot, de gemoe-<br />
„ den der menfchen verhardde." Gomarus<br />
befchuldigde , daarentegen , Arminius „ dat<br />
„ hy, door zyne Leer , den mensch veel<br />
opgeblaazener maakte, dan de Roomsch-<br />
„ gezinden , door de hunne ; niet gedoo-<br />
, ? gende , dat men Gode alleen de eer gave<br />
„ van 't gene , daar 't meest op aankwam,<br />
te weeten , een welgezind gemoed (/0-' r<br />
't Verfchil der twee Hoogleeraaren, die beide<br />
(•ƒ) Ftde G"MA'ti Opera P. I. p ^Z.P.U.p. 27, 277,aüo,<br />
(g) Vi e AHMINU Ojara p- 283, 28!!, 389, 943.<br />
£/
XXXVÏÏ. BOEK. H I S T O R I E . 17<br />
de voor mannen van uitfteekende- weetenfchap<br />
gehouden werden, maakte indruk op<br />
de jeugd , die aan hun onderwys was toevertrouwd<br />
, en eerlang werden de Predikanten<br />
ook, meer dan te vooren, betrokken<br />
in de partyfchap.<br />
Nieuwe aanleiding tot twisten gaven , ten 1<br />
2elfden tyde , de Heidelbergfche Catechis c<br />
mus, die.in de. Nederlanden ingevoerd was; 1<br />
1609.<br />
^erfchi!<br />
'ver de<br />
lelyde-<br />
en de Geloofsbelydenis der Hervormde Ker- \ is en<br />
?are-<br />
ken , die , in den aanvang der Nederland- c hismus.<br />
fche Beroerten, was opgefteld. De meesten<br />
merkten deeze twee fchriften aan, als Formulieren<br />
van eenigheid, zynde de Belydenis<br />
- daar voor, al vroeg, in verfcheiden' Sinoden,<br />
erkend, en door veele Predikanten ondertekend.<br />
Zy nu, die 't met Gomarus hielden,<br />
beweerden, dat Arminius van deeze Formulieren<br />
afweek. Hy en de zynen verftonden,<br />
daarentegen, dat beide de gevoelens, niet al<br />
te wel, met de Formulieren overeen gebragt<br />
konden worden, en dat het, hierom, dienftig<br />
was, dat men deeze Formulieren nader overzage.<br />
De algemeene Staaten, na lang aanhouden<br />
der Predikanten, eindelyk, in de Lente<br />
des jaars 1606, bewilligd hebbende, in 't houden<br />
van eene Nationaale Sinode (g), dat is,<br />
eene Vergadering der Kerken, uit alle de zeven<br />
Gewesten, hadden 'er, nogtans , deeze<br />
voorwaarde bygevoegd, dat de Belydenis en<br />
Catechismus, in deeze Sinode, zouden overzien<br />
worden (h). Doch Gomarus en de zynen<br />
hielden „ dat het vorderen deezer voor-<br />
m pfol. Holl. 1 May r(,. 7. hl.<br />
C*) BAÜUAIITS Mem. 1. Boek, bl 9.<br />
X. DEEL. B
18 VADERLANDS CHE XXXVII. BOEK.<br />
n waarde bewerkt was , door hunne par-<br />
?) tyen, als wilde men, hiermede, den dry-<br />
J? veren van nieuwigheden de leus geeven,<br />
„ waarnaar zy, in de Sinode, hadden tehann<br />
delen. Ook oordeelden ze , dat men de<br />
w banden van overeenftemming niet ligtej,<br />
lyk breeken of flaaken, maar veeleer vasw<br />
ter toehaalen moest, en niemant tot den<br />
J} Kerkendienst vorderen, dan die de twee<br />
n gemelde fchriften ondertekend hadt."<br />
Maar de aanhangers van Arminius verftonden<br />
„ dat het vryftondt, te twyfelen aan<br />
menfchelyke fchriften. Dat eene zaak van<br />
„ zo veel gewigts, als was het inftellen van<br />
„ Formulieren van eenigheid, in de eerfte<br />
„ tyden der Hervorminge , niet behoorlyk<br />
„ hadt konnen gefchieden ; noch ook daar-<br />
„ na, toen de Regeering, met den oorlog,<br />
w de handen vol werks hadt. Dat het ? ein-<br />
„ delyk, veel beter met de Christenheid gen<br />
fteld zyn zou , zo men geheel geene, of<br />
„ flegts korte Formulieren gebruikte." Van<br />
deezen kant, kwam , in 't jaar 1607 , te<br />
Gouda, een Boekje in't licht, Korte Onderwyzing<br />
der Kinderen in de Christelyke Religie<br />
, geheeten: waarin, alleenlyk weinige geloofstukken<br />
, vervat in woorden der Heilige<br />
Schrift, werden voorgefteld (/). Doch<br />
dit werk werdt, openlyk, veroordeeld, door<br />
Gomarus aanhang, die beweerde dat 'er<br />
w geen gevoelen zo gruwelyk was, welk<br />
„ men, met zulke woorden, niet zou kon-<br />
„ nen bewimpelen. Dat zulk eene eenvouw<br />
digheid voegde aan de eerfte tyden des<br />
li) BRANDT, II. Dtcl % W. 77'<br />
„ Chris
XXXVÏI. BOEK. HISTORIE, tjj<br />
^ Christendoms, toen de fchadelyke leerin-<br />
>, gen nog onbekend waren," en men, hier- •<br />
>> om, geene hulpmiddelen, tegen dezelven,<br />
ft behoefde in 't werk te ftellen. Doch, na<br />
dat elke eeuw nieuwe doolingen gebaard<br />
?, hadt , was men genoodzaakt geweest,<br />
j, fpreekwyzen uit te vinden , om de afge-<br />
}, dwaalden , uit hunne fchuilhoeken , té<br />
j, trekken." De aanhang van Gomarus {temde<br />
dus tegen het herzien van Belydenis en<br />
Catechismus; waarop de anderen gezet waren<br />
: noemende deeze dienstbaarheid j 't gene,<br />
by de eerden, vrede heette, die, daarentegen<br />
, verwarring noemden , 't gene by<br />
hunne partyen met den naam van redelyke<br />
1609.<br />
vryheid vereerd werdt (k). De verdeeldheid<br />
dus veld Winnende, beflooten de Staaten van<br />
Holland, op 't verzoek van Arminius (/), :<br />
Somari»<br />
ïii Armiüus<br />
rordan i<br />
Gomarus en hem , voor den Hoogen Raad ' TOOT den<br />
te doen hooren Cm). Dit gefchiedde, in Win- 1 loogen<br />
termaand des jaars 1608 Cn). Doch na eenen ] laad,gé.<br />
langen redenftryd, vonden de Staaten raad- 1 lOOIcU<br />
zaam, den Hoogleeraaren te beveelen „ het<br />
a verhandelde ftil te houden| de onderlinge<br />
?? vrede te bewaaren , en niets te leeren,<br />
„ ftrydig met de Schriftuur , Belydenis en<br />
j, Catechismus ; midlerwyl afwagtende , dat<br />
,j de gefchillen, in eene Nationaale, of bleef<br />
deeze te lang agter , in eene Provinciaalë<br />
„ Sinode, beflegt werden." Evenwel zweeg<br />
men niet, na dit gefprek. De beide gevoelens'<br />
CO OROTII Hifi. Libr. XVlt. p. 553.<br />
lO Refol. Holl. 30 April 1608. bl. 85;<br />
fm) Refol. Holl. 26 Janiiary en yery.' 1608. tl. 50i<br />
Cn > Rcfol. Holl. 12 Decemb. 1608. */, a. Ci BMNili Vifa<br />
Arminu. p. 352 j 359,<br />
B 2
1009.<br />
Hun verfchil,over<br />
't gezag<br />
der<br />
O /erheid,<br />
in<br />
't Kerkelyke.<br />
Arminius<br />
flerft.<br />
2o VADERLANDSCHE XXXVH.BOEK.<br />
lens drongen, meer en meer, door. De Predikanten<br />
waren, voor 't grootfte gedeelte,<br />
in 't gevoelen van Gomarus. Doch de meeste<br />
Wethouders hielden 't met Arminius ,<br />
wiens Leer gemakkelyker te bevatten fcheen.<br />
Ook ontftondt 'er, eerlang, nog een ander<br />
gefchil, waarby de Wethouders nader belang<br />
hadden, en 't welk hen meer genegen<br />
maakte, tot die van .Arminius gevoelen waren<br />
: want deezen fchreeven der burgerlyke<br />
Overheid het regt toe, om over Kerkelyke<br />
zaaken te oordeelen :" daar Gomarus en de<br />
zynen beweerden , dat Kerkelyke zaaken,<br />
in Kerkelyke Vergaderingen , behoorden<br />
verhandeld te worden. Hierover, werden,<br />
naderhand, zo wel als over de andere punten<br />
, verfcheiden' fchriften gewisfeld (o).<br />
Ondertusfchen, werden Gomarus en Arminius<br />
, ieder verzeld van vier Predikanten,<br />
in Oogstmaand des jaars 1609, nog eens gehoord<br />
, in de Vergadering der Staaten van<br />
Holland Qs). Arminius, die lang gekwynd<br />
hadt, overleedt, kort hierna, verklaarende,<br />
in zyn uiterfte, niets geleerd te hebben, dan<br />
't gene hy, na ernftig onderzoek , hieldt 0vereenkomftig<br />
te zyn met de H. Schrift, en<br />
te {trekken , tot vereeniging der Protestanten<br />
(q). Men beriep, in zyne plaats, Conradus<br />
Vorjlius, die, by veelen, gehouden werdt,<br />
[tellingen te leeren , nog veel meer van de<br />
gcmeene Leer der Hervormde Kerken dee-<br />
zer<br />
f<br />
o) GROTH Hift Libr. XVII. p. 553. VAN DEN SANDE V.<br />
Hoek, bl. 50.<br />
O 1 Reiól. Holl. 12 /lag. en vcrv. '609. hl. 194, T95, 197,<br />
Kg, 201, 202,203, 205,207, 208. ISRAMIT II, Üeel, bl.yj,<br />
Cf j C. BRAUTU Vit Artnini p. 431.
XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 21<br />
zer Landen verfchillende, dan die van Ar 1609.<br />
minius (r).<br />
De verdeeldheid , midlerwyl, wortel ge- iv.<br />
fchooten hebbende, borst, eerlang, uit, tot Beroerte<br />
openbaare beroerte. De Klasfis van Alkmaar te Alkmaar<br />
j.<br />
hadt beflooten, haare Leden , by ondertekening,<br />
te doen verklaaren, dat zy de Belydenis<br />
en Catechismus, in allen deel.e, hielden<br />
overeen te komen, met de Schriftuure;<br />
en vyf Predikanten , die deeze ondertekening<br />
geweigerd hadden, in hunnen dienst gefchorst.<br />
Tegen Adolf Venator, Predikant te<br />
Alkmaar , en één van de vyf, waren ook<br />
andere befchuldigingen ingebragt, van welken<br />
hy, egter, voor den Hoogen Pvaad, zuiver<br />
gefchouwen werdt. De Klasfis kreeg, federt,<br />
van de Staaten, die 't vreemd vonden,<br />
dat men, hier, op eigen gezag, eene nieuwe<br />
ondertekening invoerde, bevel, om de<br />
vyf Predikanten te herfteilen. Doch zy maakr<br />
te zwaarigheid , om dit bevel te gehoorzaamen.<br />
De Wethouderfchap van Alkmaar ontving<br />
, hierop, aanfchryvens, om de Klasfis<br />
te verpligten , tot onderwerping. Doch de<br />
Predikanten van Amfterdam en anderen<br />
werkten hiertegen aan :. en alzo 'er, by de<br />
jongfte verandering der Regeeringe , eenigen<br />
in de Wet waren geraakt, waaraan dè<br />
Klasfis ruggefteun vondt , werdt de zaak ,<br />
ondanks het fchryven der Staaten, fleepende<br />
gehouden (s). Tegen 't einde des jaars 1609,<br />
moest de Wet wederom vernieuwd worden:<br />
wanneer de zaaken derwyze werden beleid,<br />
CO IJVTENBOGAERT Kok. Hift, Ui .<br />
CO UïTENIiOGAIÏRT Kerk. Ifift bi. 45}, 4 56, 458-463. '<br />
B<br />
3
waaruit<br />
eene buitengewooneverandering<br />
der<br />
llegee-<br />
ringe<br />
ontftaat.<br />
22 VADERLANDSCHE XXXVII,BOEK.<br />
dat 'er luiden toe benoemd werden, die 'tmet<br />
de Klasfis, en luiden, die 't met de klaagende<br />
Predikanten hielden, 't Geviel, dat Prins.<br />
Maurits , die de verkiezing , naar gewoonte,<br />
doen moest, alleen luiden van de eerfte<br />
foort verkoos , die , op den vierentwintigften<br />
van Wintermaand, beëedigd werden<br />
(*)• Hierop, ontftondt veel gemors onder<br />
een groot gedeelte der Gemeente, welk 't<br />
met Venator hieldt. Men riep, dat 'er eenige<br />
Leden in de Vroedfchap waren ingedrongen<br />
, daartoe niet bevoegd , als eikanderen<br />
te na in den bloede beftaande. üok<br />
werdt 'er gemompeld, dat de Wethouders<br />
voorhadden, twee of drie vendels in de<br />
S'ad te laaten komen, tot verdrukking der<br />
gemeente. De Hopluiden der Schutterye<br />
gaven van dit misnoegen kennis aan de Regeering,<br />
en aan de Staaten van Holland, en<br />
bragten , terftond, hunne vendels op de<br />
heen, die 't Stadhuis bezetteden («), en,<br />
dag en nagt, de wagt hielden. Midkrwyl,<br />
trokken 'er eenigen uit de Hopluiden naar<br />
den Haage, die, op den vyfden van Louwmaand<br />
, met vier Gemagtigden van Prinfe<br />
Maurits en Gekommitteerde .Raaden (i), te<br />
rug keerden. De Gemagtigden, na verfcheiden'<br />
onderhandelingen , geene kans ziende<br />
pm de Wethouders te bevredigen met de Gemeen-<br />
Cf) TJlTENBOGAEltT, hl. 487.<br />
f u) VAN DEN SANDE Ned Flift V. Boek, hl. 57.<br />
( 1 ) Deezen waren Reinoud van Brederode , Heer<br />
van Feeribuizen, Prefident, Leonard de Vuogd eaRotnbout<br />
Hngerbeets, Rsadtheeren in den Hoogen Raa-<br />
^e , en Jonkheer Steven van der Dces, Heer va%<br />
Nqordwjk, Raadsheer in 't Hof.
XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 23<br />
meente, ontfloegen, uit last der Staaten, al<br />
1619,<br />
le Wethouders en Vroedfchappen van hunnen<br />
dienst, op den twee entwintigften van<br />
Sprokkelmaand , onder fchriftelyke verklaaring,<br />
dat zy, door dit ontflag, niet zouden<br />
geagt worden, in hunnen goeden naam, gekwetst<br />
te zyn , al werden fommigen niet<br />
wederom op nieuws verkooren. Voorts,<br />
werden , uit de ontflaagen' Vroedfchappen,<br />
Zes aangefteld, die 't met de Klasfis gehouden<br />
hadden, en elf, die Venator waren toegedaan<br />
: waarby tien nieuwen gevoegd werden.<br />
De Vroedfchap deedt, daarna, eene<br />
benoeming van een dubbel getal: waaruit de<br />
Gemagtigden de verkiezing van Burgemeesteren<br />
en Schepenen deeden : die ook, naar<br />
den zin der goedgunneren van Venator, uitviel.<br />
Eenigen uit de ontflaagen'Vroedfchappen<br />
waren, te vooren, naar den Haage gereisd,<br />
om zig te verdedigen, en om te bewerken,<br />
dat zy in 't bewind bleeven; doch<br />
fommigen (V) verhaalen, dat zy nergens gehoor<br />
vonden, dan op ééne plaats, vermoedelyk<br />
by den Prinfe , alwaar hun egter te<br />
verftaan gegeven werdt, dat het nog geen<br />
tyd was, om hun dienst te doen. De nieuwe<br />
Vroedfchap ftelde , vervolgens , eenen<br />
nieuwen Kerkenraad aan, ontfloeg twee Predikanten<br />
van hunnen dienst, en deedt Venator<br />
ftilftaan O); doch na eenig verloop,<br />
zynen dienst wederom waarnemen , niet<br />
Zonder ongenoegen van eenigen uit de Ge-<br />
" ; meen-<br />
(v) TIUGLAND Kerk. Gelch. hl. 507.<br />
(w) R.e[bl. Holl 8 Febr. — ?,Aprih6in. hl. 6, 50,00,75,<br />
na, ia
24 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />
IfjtO. meente , en van de Klasfen van Hoorn en<br />
Enkhuizen, die den Alkmaarfchen Kerkenraad<br />
voor wetteloos hieiden. Doch de Staaten<br />
van Holland keurden 't gedrag der tegenwoordige<br />
Alkmaarfche Regeeringe goed<br />
(V); waarna de hevigheid, aldaar, voor eenen<br />
tyd , bedaarde. Venator nogtans , in<br />
't jaar 1617, een Boekje in 't licht gegeven<br />
hebbende, welk men zeer onregtzinnig oordeelde<br />
, werdt van zynen dienst afgezet, en<br />
week, in 't volgende jaar, naar Frankryk,<br />
daar hy overleeden is fjy).<br />
V. Te "Leeuwaarden, was, omtrent den zelfGewelden<br />
tyd , diergelyke beweeging ontftaan :<br />
digeop ouder welker oorzaken ook, naar alle waar-,<br />
roer , te fchynlykheid , de verfchillen over de Leere<br />
Lec iawaaiden.<br />
te tellen zyn, hoewel zulks, onzes weetens,<br />
nergens, klaarlyk, aangetekend is. Eenigen<br />
uit de gezwooren' Gemeente waren , op 't<br />
einde van 't voorleeden jaar, klagtig gevallen<br />
aan de Gedeputeerde Staaten, en aan den<br />
Hove van Friesland, over de Wethouderfchap(z),<br />
onder anderen, aanwyzende, dat<br />
zy zekere voordeden naar zig ftreek, die in<br />
de Stads Kas behoorden te komen, 't Gefchil<br />
werdt, kort hierop, bygelegd. De Wethouderfdu.p<br />
deedt gewillig afltand van de genooten'<br />
voordeden, 't Misnoegen duurde<br />
epter, onder 't volk. Men riep, dat de Wethouders,<br />
door onbehoorlyke middelen, in de<br />
Redering bleeven. Op Nieuwjaarsdag ,<br />
ftreefden eenigen, ongewapend, naar 't<br />
Raadhuis , fmeeten de glazen in, braken<br />
(x) r.RANivr II. Deel, hl. 112, 113» H4-<br />
( v) Zie BUANDT II. Deel, hl. 52.8-S3!).<br />
(_~z) WINSEMIUS Cluon. XX. üoei, bh gyi_, 892,<br />
de
XXXVII.BOEK. HISTORIE. 25<br />
de Raadkamer op, en dreeven de Wethoudei<br />
fchap , bezig met het doen der Jaarlykfche<br />
verkiezinge, naar buiten (a). De Gilden<br />
, hierop byeengekomen zynde, bragten<br />
de Gemeente in de wapenen, en traden toen<br />
zeiven tot de aanitelling eener nieuwe Wethouderfchap,<br />
die, voor deeze-reize, en om<br />
meerder zwaarigheden te voorkomen, in de<br />
Regeering, bevestigd werdt. Doch op 't einde<br />
deezes jaars , vermaande Graaf Willem<br />
Lodewyk, Stadhouder van Friesland , den<br />
Gedeputeerden Staaten „ zorg te draagen<br />
„ voor diergelyke moeilykheid, de ontflaa-<br />
„ gen' Wethouders te vrede te ftellen, en,<br />
w voor alle dingen, te verhinderen, dat 'er<br />
?, geene Spaanschgezinden , Papisten , om-<br />
„ gekogten en andere vyanden van den Staat<br />
„ in 't bewind raakten (£)." Met welke naamen<br />
, by veelen , ten deezen tyde , zulken<br />
betekend werden, die 't gevoelen van Arminius<br />
waren toegedaan, 't Leedt egter nog<br />
eenige jaaren , eer 'er , te Leeuwaarden,<br />
nieuwe verandering kwam in de Regeeringe.<br />
In Louwmaand deezes jaars , was , te Utrecht,<br />
ook merkelyke beroerte ontftaan ,<br />
niet zonder dat 'er zig iet Kerkelyks onder<br />
mengde. De gelegenheid hiertoe moet, van<br />
wat hooger, opgehaald worden. By de ver<br />
ioor<br />
andering der Regeeringe te Utrecht, in den Dirk<br />
jaare 1588 (c), was Burgemeester geworden<br />
:n<br />
Jonkheer Dirk Kanter, die, van toen af, de<br />
Gemeente van S. Jakobs Kerke, welker Leeraars<br />
f O VAN DRN SANDE V. Hoek, bh 57. METER. XXXI.<br />
lUick, f. 595 yerf.<br />
(£) W NSEMJUS Cliron. XX. Boek, bh 804, 805» 8g
af5 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK,<br />
aars naast overeenkwamen met het gevoelen<br />
, federt, door Arminius , voorgeftaan ,<br />
de hand boven 't hoofd gehouden, en, daarentegen,<br />
zyn best gedaan hadt, om de Predikanten<br />
van de Confiftorie, gelyk men ze<br />
noemde, ter Stad uit, te doen vertrekken.<br />
Naderhand, afgegaan, in 't jaar 1593 (
XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 27<br />
„ den oorlog hadden helpen voeren, eene<br />
openbaare Kerk behoorde toe te ftaan."<br />
Tot medertander hadt hy Henrik van Hekelingen,<br />
dio ook Schepen en Raad geweest;doch,<br />
federt eenige jaaren, buiten bewind gehouden<br />
was (ƒ). En deezen twee bragten, eindelyk,<br />
in den aanvang deezes jaars, te wege,<br />
dat eenige Schutters hunne Hopluiden<br />
bewoogen, om, by de Regeering, aan te<br />
dringen , op herftelling der Privilegiën, 't<br />
Gefchiedde. De Regeering ftelde uit, te antwoorden<br />
, tot op de wederkomst van den<br />
eerden Burgemeester, Jonkheere Justus van<br />
Ryzenburg, die in den Haage was. Doch dit<br />
uitftel geviel der Gemeente niet. Men maakte<br />
haar diets, dat het gefchiedde, om, ondertusfehen,<br />
krygsvolk in de Stad te brengen,<br />
en eenigen 't hoofd voor de voeten te<br />
leggen. Straks daarna, loopt men te wapen<br />
, en maakt zig meester van de fleutels<br />
der Poorten, die dag en nagt bewaakt werden.<br />
Den Roomschgezinden werdt ingeboezemd,<br />
dat men ook voorhadt, hun vryheid<br />
van Godsdienst te bezorgen: waardoor zy<br />
zig lieten beweegen, om, insgelyks, de wa<br />
penen op te vatten. Tien of elf Gemagtigden<br />
der Burgerye, onder welken Kanter, en,<br />
Zy htffe.'ken<br />
zo ik meen, ook Helsdingen was, traden, den J ;ene vcr-<br />
eenentwintigden van Louwmaand , naar 't' ndering,<br />
Stadhuis, met een Vertoog, waarby zy ver- j n de Redering.<br />
zogten, dat de Regeering, terftond, afftand<br />
deedt van haare ampten, en der Gemeente,<br />
by fchriftelyke AEte, verlof gave, om, voor<br />
£ƒ) Regeer. Lyst ah tov-. U. 177.<br />
dee.<br />
Henrik<br />
van Helsdiugjn.
ÏÓ'IO.<br />
28 VADERLANDSCHE XXXVII. BOEJC.<br />
deeze reize, andere Wethouders te kiezen,<br />
• op dat dezelven, door Prinfe Maurits, als<br />
Stadhouder, bevestigd mogten worden. Van<br />
's Prinfen gezindheid hiertoe fcheenen zy<br />
zig, met of zonder grond, verzekerd te houden.<br />
De Maaiftraat moest hun te wille zyn.<br />
't Getal der Gemagtigden werdt, toen, met<br />
zestien anderen, vermeerderd ,< die, met eikanderen<br />
, de keuze der nieuwe Regeeringe<br />
doen zouden ; fchoon veele Burgers verklaarden,<br />
dat het hun niet zo zeer te doen<br />
geweest was, om verandering in de Regeering,<br />
als om herftelling der Privilegiën en<br />
affchaffing der Schattingen. De Gemagtigden<br />
ftemden, genoegzaam allen, eikanderen<br />
tot Regenten. Kanter en Helsdingen werden<br />
Burgemeesters. De Prins bevestigde deeze<br />
keuze; magtigende den Schout, om de<br />
nieuwe Regenten te beëedigen, gelyk, opden<br />
vierden van Sprokkelmaand, gefchiedde<br />
(g). Midlerwyl, bleef de Stad nog vol<br />
beweeging, vorderende de Gemeente affchaffing<br />
van eenige lasten. Kanter en de<br />
zynen, haar met de hoop hierop gevleid hebbende<br />
, moesten haar wel iet toegeeven.<br />
Doch men eischte nog andere nieuwigheden,<br />
't Volk, eens aan 't hollen gebragt, was niet<br />
wederom tot ftilftand te krygen. Prins Maurits<br />
zelf, federt in de Stad gekomen, fcheen<br />
de Gemeente niet te konnen brengen, tot het<br />
afleggen der wapenen. Zelfs begeerden eenigen<br />
uit de Regeering (2), den Prinfe, naar<br />
(g~) Regeer Lyst th hy. bh iZn.<br />
(2) Te weeteu Hugo Ruticbï Raad ia dsn Hove van<br />
U-<br />
't
XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 29<br />
't fchynt, grooter gezag willende doen geeven,<br />
dat hy van den eed, aan de algemeene<br />
Staaten en aan den Lande van Utrecht gedaan,<br />
zou ontflaagen worden. Den Prins<br />
hierop vertrokken zynde, beflooten de algemeene<br />
Staaten, Dagvaart, te Woerden,<br />
te befchryven, alwaar de Staaten van Utrecht,<br />
de nieuwe Regeering der Stad, en<br />
de Burgery, afzonderlyk, gehoord werden.<br />
De algemeene Staaten vorderden, hier, dat<br />
de gefchillen aan hun verbleeven werden;<br />
waartoe de Staaten van 't gewest beflooten;<br />
doch de Regeering en Burgery van Utrecht<br />
wilden 'er niet toe verftaan. De algemeene<br />
Staaten vonden , hierop , geraaden, 't gefchil<br />
te beflegten, met de wapenen. Graaf<br />
Henrik Fredrik, met eenig volk afgezonden<br />
zynde, kwam voor de Stad; daar men, in 't'<br />
eerst, nog aan 't fterken der wallen viel, als<br />
hadt men voorgehad, een beleg, te verduu-<br />
ren. De Roomfche geestelyken zeiven floe- i<br />
gen de hand aan de fpade. Doch men bedagt<br />
zig wel haast, en opende de poorten,<br />
op den zesden van Grasmaand: na dat men<br />
overeengekomen was „ dat 'er, voor den<br />
„ gewoonlyken tyd, zynde den eerften van<br />
„ Wynmaand, ouden ftyl, aanftaande, gee-<br />
„ ne verandering in de Regeering gefchien<br />
den zou; dat de vendels, onlangs aange-<br />
„ nomen, door de nieuwe Wethouderfchap,<br />
„ zouden worden afgedankt ; dat de Stad<br />
„ agt vendels zou inneemen, boven de twee,<br />
» die<br />
Utiecht, Anfelmus Salmius, Schepen, en Jakob van<br />
McdenMik, Raad der Stad,<br />
1610.<br />
Utrecht<br />
ivordt<br />
jelegcrd,<br />
rloor<br />
Graave<br />
ilenrik<br />
?<br />
redrik.
IfjlO.<br />
De oude<br />
Regeering<br />
wordt<br />
he: field.<br />
30 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK*<br />
„ die 'er, geduurende 't beleg, waren uit-<br />
„ getrokken, en dat de gereezen' gefchillen<br />
w verbleeven zouden worden, aan de uit-<br />
„ fpraak der Franfche en Engelfche Gezanten,<br />
der algemeene Staaten, en van Prin-<br />
„ fe Maurits en den Raade van Staate." De<br />
Stad, hierop, bezetting ingenomen hebbende<br />
, weigerde de Wethouderfchap, de Acte<br />
van onderwerping te tekenen, die haar,<br />
van wege den Raad van Staate, werdt voorgehouden.<br />
Ook fcheen zy, in andere opzigten,<br />
niet aan de hand te willen gaan: waarom<br />
de algemeene Staaten, die nu de magt<br />
in handen hadden, beflooten, de nieuwe Wet<br />
van den eed te ontflaan, en de oude te herftellen,<br />
gelyk, op eenen Brief van zyne<br />
Doorlugtigheid, door Graave Ernst van Nasfau<br />
en de Raaden van Staate, in 't begin<br />
van Bloeimaand, gefchiedde (/*). Elk, die<br />
iet in te brengen hadt, tegen de herftelde<br />
Regeeringe, werdt, toen, voor den Raad<br />
van Staate gedagvaard (?')• Niemant verfcheen<br />
hier dan Jonkheer Reinard van Aaswyn,<br />
Heer van Brakel, benevens Kanter en Helsdingen,<br />
die vierenzeventig punten van befchuldiging<br />
inleverden. Doch de Raad keurdeze<br />
allen ongegrond, of van klein belang,<br />
en beval, hierop, am elk een eeuwig ftiliwygen<br />
Voorts, werden 'er eenige<br />
punten geregeld, die, te vooren, aan de<br />
uitfpraak der Raaden van Staate, verbleeven<br />
C*) Reg^r Lwt a'.t icv. W. 180.<br />
C? ) rooc [Rr. Pfakjitb. J. ixd, ii. 738.<br />
(
XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 31<br />
yen waren (k). De Regeering vorderde ook<br />
den Burgeren eenen nieuwen eed van getrouwheid<br />
af, die, zelfs door Kanter en<br />
Helsdingen, gedaan werdt (l). Men hoopte<br />
dus de rust, eindelyk, herfteld te zullen zien.<br />
Doch veelen bleeven nog al woelen, met het<br />
houden van vergaderingen, en met het maaken<br />
en ftrooijen van fchotfchriften, tegen<br />
de Regeering. In Wintermaand, deedt men<br />
onderzoek naar eenigen van deeze luiden.<br />
Sommigen, voorvlugtfg zynde, werden, met<br />
de klok, ingedaagd. Eindelyk, ontdekte men<br />
eene 'geheele famenzweering, om den Kolonel<br />
Joan Ogle, Overite der bezetting, te<br />
vatten, het krygsvolk te overmeesteren, en,<br />
daarna, de Regeering, op nieuws, te veranderen:<br />
al 'twelk, gewapenderhand, ftondt<br />
te gefchieden. Ter oorzaake van deeze fa<br />
menzweering, raakten elf Perfoonen in hegtenis,<br />
en onder deezen Kanter en Helsdingen<br />
O). Vier van de elf beleeden „ dat zy zig,<br />
„ tot het voorgemelde, meermaalen, by<br />
w eede, verbonden hadden; ook gezwooren,<br />
„ dat hy des duivels eigen zyn zou, die den<br />
„ toeleg ontdekte." Deezen vier, te weeten<br />
Jan Gerritszcon Klinket, Jan Ruifch,<br />
Schoenmaaker, Gerrit Obyn, Postmeester, en<br />
Andries Henrikszoon, Schoolmeester en Koster<br />
der S. Nikolaas Kerke, werden ten zwaarde<br />
verweezen: doch Klinket, die 't geheim<br />
des aanflags, goedwillig, bekend hadt, verwierf<br />
CO Groot Utr. Plakaath. I. Deel, 11. igo, IQÏ.<br />
("O Rc-fol. Holl. 8 Febr. — 3 Apr. 1610. bl. 0-12. M F .<br />
TKRF.N XXXI. Hoek, f. 595 verf. 508.<br />
00 Uit de Sententiën, 'gedrukt te Utrethi, in 't jaar 1fi.11.<br />
Samenzweering<br />
om dezelve<br />
,<br />
met geweld<br />
,<br />
wederom<br />
te ont-<br />
zetten<br />
van't bewind.
ÏÓIQ.<br />
32 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />
wierf vergiffenis. De overigen drie kreegen,<br />
nog op de Strafplaats, verzagting van vonnis,<br />
en werden gebannen met verbeurd verklaaring<br />
hunner goederen. De Koster, niet<br />
dan de dood te gemoet ziende, beleedt, ongevergd,<br />
ten aanhooren van 't volk „ dat<br />
» hy, zo de verandering gelukt was, twee<br />
„ Predikanten, Speenhoven en Taurinus, bei-<br />
?> de in de gevoelens van Arminius , met<br />
» eigen' handen, van 't leeven beroofd zou<br />
„ hebben." Helsdingen, in den Haage gevat<br />
zynde, vervoegde zig met een fmeekfchrift<br />
aan den Prinfe, en werdt federt,<br />
naar Utrecht gezonden. Kanter en hy, die<br />
meer niet beleeden hadden, dan dat hun de<br />
toeleg bekend was geweest, en dat men,<br />
onder anderen, voorgehad hadt, hen beide<br />
wederom Burgemeesters te maaken, werden,<br />
in Bloeimaand des jaars 1611, insgelyks,<br />
gebannen. Kanters goederen werden<br />
geheel; die van Helsdingen, voor de helft,<br />
verbeurd verklaard (n). Prins Maurits, als<br />
Stadhouder, en de Staaten 'sLands van Utrecht<br />
gaven, in Bloeimaand des jaars 1612,<br />
een Plakaat uit, waarby aan elk verbooden<br />
werdt, de ballingen of voorvlugtigen ter<br />
Dorzaake der jongfte beroerte te herbergen,<br />
ofte huizen (0): waarop, in Oogstmaand,<br />
diergelyk Plakaat van de algemeene Staaten<br />
volgde O). Doch Kanter begaf zig, eerlang,<br />
naar<br />
CO METEREN XXXII. Hoek, f.<br />
; onn II. Deel. bl. 156<br />
6ZJ. verf. BRANDT lte-<br />
CO Groot Ut. Plakaatb. I. Deel, bl. 739.<br />
ipj Groot-P akaatb. I. Deel, kol. 429.<br />
7, 8 Maart ifin. bl. 2-5.<br />
Refol. Holl. 4. r..<br />
J
XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 3 3<br />
naar.Leeuwaarden, én Helsdingen naar Amfterdam<br />
: in welke twee Steden, zy beide geftorven<br />
zyn. Men getuigt, dat zy zig by de Gereformeerden,<br />
federt ook Contraremonftranten<br />
geheeten, gehouden hebben, en dat de<br />
tegenwoordige Regeering van Utrecht den Remonfiranten,<br />
gelyk die van Arminius gevoelen<br />
, naderhand , genoemd zyn , toegedaan<br />
was (q).<br />
Midlerwyl, befpeurden de Hollandfche Predikanten<br />
, die Arminius Leer aanhingen, en de ]<br />
minfte in getal waren, dat zy 't, op de mees- '<br />
te plaatfen, haast te kwaad zouden krygen, i<br />
wakkerende de verdeeldheid, dagelyks, aan, <<br />
tot zo verre, dat de Gemeente ook party koos, '<br />
en geene Predikanten hooren wilde, dan die f<br />
van haaren fmaak waren. Zy kwamen, hier- £<br />
om, in Louwmaand, in ftilte, byeen, en be- *<br />
flooten, een Vertoog of Remonftrantie in te ls<br />
leveren, aan de Staaten van Holland, waarby<br />
zy zig ontfchuldigden van 't verwyt, welk hun<br />
gedaan werdt, als of zy verandering zogten<br />
in den Godsdienst, en twist en beroerten verwekten.<br />
Voorts verklaarden zy hun gevoelen v<br />
in vyf punten, behelzende i. „ dat God van rt<br />
„ eeuwigheid beflooten hadt, zulken , die. n<br />
1619.<br />
VIL<br />
)ie vari<br />
Arminius<br />
jevoelea<br />
2 veren<br />
ene Re»<br />
ïtrn-<br />
'rantie<br />
1, san de<br />
taaten<br />
an Holnd.erlslaȕghuri-<br />
' r Lee-<br />
„ door zyne genade, in Jezus Christus geloo- p „ in vyf<br />
v ven, en, in geloove en gehoorzaamheid, intcfl.<br />
„ tot den einde toe , volharden zouden, te<br />
„ verkiezen ten eeuwigen leeven, en de ongex<br />
loovigen en onbekeerden te verwerpen, ter<br />
5, eeuwiger verdoemenisfe. 2. Dat Christus<br />
ft voor allen geftorven was; zo nogtans, dat<br />
C?) VAN DEN SAND* V. Jiaii, bl. 60.<br />
X. DEEL, C<br />
M m &<br />
~
34 VADERLANDSCHE XXXVII. BOEK,<br />
*» niemant, daadelyk, door zynen dood, ver-<br />
Ij, zoend werdt, dan de geloovigen. 3. Dat<br />
5) de mensch het zaligmakend geloof niet hadt<br />
» van zig zeiven, noch uit zynen vryen wil;<br />
5, maar dat hy, daartoe, Gods genade, in<br />
„ Christus, behoefde. 4. Dat deeze genade<br />
't begin, de voortgang en voltrekking van<br />
„ 'smenfchen zaligheid was; dat 'er alle goede<br />
daaden aan toegefchrecven moesten wor-<br />
„ den; doch dat zy egter niet onwederftandelyk<br />
werkte. 5. Dat Gods genade den waa-<br />
„ ren geloovigen genoegzaame kragt gaf, om<br />
„ het booze te overwinnen; maar, of zy de<br />
„ genade niet konden verliezen , zou nader<br />
„ onderzogt moeten worden, eer zy 't, met<br />
„ volle verzekerdheid, zouden durven lee-<br />
„ ren." Doch naderhand verklaarden zy zig<br />
duidelyker, wegens dit vyfde punt, zeggende<br />
„ dat een waar geloovige, door eigen'fchuld,<br />
„ geheellyk van God afwyken, en het ge-<br />
• „ loof verliezen kon (#•>" Voorts, baden<br />
Hun vei<br />
zoek. ze, „ dat hunne Edele Mogendheden, wien<br />
„ zy het hoogfte gebied over kerkelyke en<br />
„ weereldlyke zaaken toekenden , geliefden<br />
„ te maaken, dat zy, in eene wettige en<br />
„ vrye Sinode, gehoord werden: of, kon dit<br />
~ niet gevoeglyk gefchieden, dat men elkan-<br />
„ deren, ondertusfchen, broederlyk verdroe-<br />
„ge, waartoe zy zig, van hunnen kant,<br />
„ overboodig verklaarden (»•" Naar dee<br />
Zy kryze Remonftrantie, werden de overleveraars<br />
gen den n<br />
naam va en allen, die van hun gevoelen waren , fe<br />
Remon-<br />
dert,<br />
Aranten<br />
(rt Hanpfche Cowfer. bl. 425. HKANDT V. Deel, 61. 128.<br />
£»J Haagfchc Confer. */. li ümMtocAURT, M. 524.525»
XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 35<br />
dert, Remonjïranten genaamd, gelyk wy ze, I(Jlfe.<br />
in 't vervolg, ook noemen zullen. De Staaten<br />
van Holland beflooten, eerlang, by<br />
meerderheid van ftemmen, den Klasfen aan<br />
te fchryven „ dat zy, tot nader' last, nicj,<br />
mant iet, boven de vyf punten, in de Ren<br />
monftrantie ter neder gefleld, zouden ver-<br />
„ gen te belyden, en, ondertusfchen, arf<br />
i beiden, tot behoudenis der onderlinge een-<br />
„ dragt(7):" naar welk bevel, fommigeKlasfen<br />
, met naame die van Leiden, verklaarden,<br />
zig niet te konnen voegen (y).<br />
Daarna, werdt 'er, in de Lente des vol vim<br />
genden jaars, ten overftaan en aanhooren l laa^fche<br />
der Staaten van Holland, een Gefprek ge- (<br />
houden, over de vyf punten der Remonftran- 1<br />
ten, tusfchen zes Predikanten van elke zyde:<br />
welk gefprek, federt, by den naam van Haagfche<br />
Conferentie, vermaard geworden is. De<br />
Staaten, partyen gehoord hebbende, fchreeven<br />
geene van beide de overwinning toe;<br />
maar hielden de vyf punten in den ftaat,<br />
waarin zy, voor de famenkomst, geweest waren,<br />
elk, alleenlyk, tot onderlinge vrede en<br />
eendragt vermaanende : welke vermaaning<br />
van beide de partyen, die eikanderen toen<br />
nog broeders noemden, zonder tegenfpraak,<br />
aangenomen werdt (V). Doch voor den aan- v<br />
entie.<br />
' 'ttotrg<br />
r Pre-<br />
vang van 't gefprek, hadden de Hollandfche *<br />
ianterij<br />
Predikanten, die Gomarus gevoelen naast % ï naast<br />
waren, een Vertoog ingeleverd , tegen dat m, •t Gouw<br />
. . r, der<br />
CO UïTENBOGABRT, hl. 529. TwClANO. II. -j*^<br />
CO HRANBÏ Hi Deel, hl. 132.<br />
*r C<br />
&'.; TR I<br />
1 7 CLAND<br />
h<br />
54 H t\ UYTENBOGAERT */. 534. BnANDt<br />
ff. J)i*l, hl. i59, 160. SIËTEI'.EN JWXI. JJtek,/. 6^ y-,::<br />
C a<br />
lonfe.
eens waren,federt<br />
,<br />
Contraremonjïranten.<br />
genaamd.<br />
Hunne<br />
Leer, over<br />
de<br />
betwiste<br />
punten.<br />
-<br />
%6 VADERLANDSCHE XXXVILBOEK;<br />
der Remonftranten; waarna zy, federt, den<br />
naam van Contr ar emonflranten kreegen. In dit<br />
Vertoog, verklaarden ze, dat, aangaande de<br />
punten van gefchil, in hunne Kerken , zo<br />
veel hun bewust was, geleerd werdt, i.„ Dat<br />
» God, uit het menfchelyk geflagt, welk,<br />
•n in en met Adam, in zonde gevallen was,<br />
» en geen meer vermogen hadt, om te gen<br />
looven en zig te bekeeren, dan een doo-<br />
?, de, om zig in 't leeven te herftellen; eex><br />
nigen vsn eeuwigheid verkooren hadt, om<br />
n dezelven, door Christus, zalig temaaken;<br />
„ terwyl hy de overigen, door zyn regtvaar-<br />
„ dig oordeel, voorby ging, en in hunne<br />
„ zonden leggen liet. 2. Dat kinderen van<br />
w geloovige ouders , zo wel als volwasfen'<br />
ft geloovigen, voor uitverkoornen te houft<br />
den waren, zo lang zy, met der daad, het<br />
„ tegendeel niet beweezen. 3. Dat God, in<br />
„ zyne Verkiezing, niet op het geloof en de<br />
„ bekeering der uitverkoornen gezien; maar,<br />
„ in tegendeel, in zynen eeuwigen en 011-<br />
„ veranderlyken raad , beflooten hadt, den<br />
uitverkoornen het geloof en de volftandig-<br />
„ heid te geeven, en hen zo zalig te maa-<br />
„ ken. 4. Dat Hy hun, ten dien einde, voor-<br />
„ eerst, gefchonken hadt zynen eenigge-<br />
„ booren' Zoon , wiens lyden , fchoon ge-<br />
„ noegzaam, tot betaaling voor aller men-<br />
„ fchen zonden, egter, naar Gods befluit,<br />
„ alleen den uitverkoornen tot verzoening<br />
„ ftrekte. 5. Dat God hun, voorts, het Evangelie<br />
liet prediken , het zelve , door<br />
n den Heiligen Geest, van kragt maakende,<br />
„ op hunne gemoeden; zo dat zy niet flegt&<br />
0 ver.
XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 37<br />
» vermogen kreegen, om zig te bekeeren en<br />
„ te gelooven; maar ook, daadelyk en ge-<br />
» williglyk, zig bekeerden en geloofden.<br />
„ 6. Dat zulke uitverkoornen , door dezelf-<br />
„ :<br />
de Kragt des Heiligen Geests, door welke<br />
» zy eens bekeerd en geloovig geworden<br />
„ waren, zonder eenig hun toedoen, der-<br />
„ wyze bewaard werden , dat zy wel uit<br />
j, zwakheid in zwaare zonden vallen ; doch<br />
„ het waar-geloof nimmer, geheellyk en<br />
„ voor altoos , verliezen konden. 7. Dat<br />
„ waare geloovigen , hieruit, egter geene<br />
„ oorzaak namen, tot vleefchelyke gerast-<br />
„ heid , zynde het onmogelyk, dat zy , die<br />
„ Christus , door een waaragtig geloove ,<br />
„ waren ingeplant, geene vrugten der dank-<br />
„ baarheid zouden voortbrengen, en ftrek-<br />
„ kende de beloften van Goddelyken byftand<br />
„ en dè vermaaningen der Schrift, om hen<br />
„hunne zaligheid.te doen werken, in vree-<br />
„ zen en beeven,: en te ernftiger de hulp te<br />
„ doen begeeren van dien Geest, zonder wel-<br />
„ ken zy niets vermogten (V)." Voorts, floe- ]<br />
gen ze, als middelen tot wegneeming der ge- 1<br />
fchülen , voor, het houden van eene Na- 1<br />
tionaale Sinode, of het zenden der weder- 1<br />
iüü<br />
'oorflag,<br />
ot wegeeming<br />
zydfche punten aan de buitenlandfche Hoo- f er ge-<br />
^illen.<br />
ge Schooien, met belofte van zig derzelver<br />
uitfpraak te zullen onderwerpen. De Rernonftrantie<br />
en Contraremonftrantie werden,<br />
door de Staaten, aan de Edelen en Steden gezonden,<br />
om zig, daarop, te beraaden (y><br />
C*J TniCLANn. 11.<br />
BHANDT U, üe'ej,bl. 163.<br />
c 3<br />
Doch<br />
16 IS.
1610.<br />
IX.<br />
Gezaotfchap<br />
naar<br />
Franliryk.<br />
38 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />
Doch eer wy 't gevolg hiervan verhaalen ,<br />
eischt de orde der Hiftorie , dat wy tot de<br />
weereldlyke zaaken, en 't gebeurde, in den<br />
jaare 1610, te rug keeren.<br />
De gewigtige verandering, in Bloeimaand<br />
deezes jaars , in Frankryk , voorgevallen ,<br />
hadt merkelyken invloed op de zaaken van<br />
Europa, en van de Vereenigde Gewesten in<br />
't byzonder. Wy hebben reeds, in 't voorbygaan<br />
(z), gemeld, dat Koning Henrik zig<br />
de zaaken van Kleeve en Gulik, ernftelyk,<br />
aantrok, en voorhadt, het Verdrag der Vorften<br />
bezitteren te handhaaven. In Lentemaand<br />
deezes jaars, hadden de Staaten een<br />
buitengewoon Gezantfchap naar Frankryk<br />
gezonden, welk door Walraven, Heer van<br />
Brederode, Kornelis van der Myle en Jakob<br />
van Maldere bekleed werdt. Het was met<br />
veel eerbewyzing ontvangen, en, op den<br />
tweeëntwintigften van Grasmaand , ter gehoor<br />
ingeleid by den Koning, die den Staaten<br />
verzekerde, dat hy de zaak van Kleeve<br />
en Gulik ernftig ter hand neemen zou; doch<br />
verwagtte, van hunnen kant, behoorlyk, te<br />
worden bygeftaan. Midlerwyl, hadden de<br />
Staaten hem doen verzoeken, dat hy de<br />
Franfche troepen in hunnen dienst , voor<br />
eenen tyd, betaalen wilde; waarover hy een<br />
* Petits<br />
avari- weinig misnoegd fcheen, de Staaten noecteux.mende<br />
* kleine gierigaarts, en hun verzoek f een<br />
•\Unpeti ' klein fcwys van ondankbaarheid: daarby voetexmoigende<br />
„ dat het Lejrer, welk hy reeds op<br />
gnage<br />
„ de been gebragt ha'dt, en naar Duitsch-<br />
J'Inf.rotitude.<br />
„ land<br />
(z) Hier voor, W. 9.
XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 39<br />
„ land zenden wilde , hem , maandelyks ,<br />
„ op vierhonderdduizend Kroonen te ihian<br />
„ kwam: om welke kosten te voldoen, de<br />
„ fchatten van Frankryk , Spanje , Vene-<br />
„ tie en deezen Staat niet groot genoeg zou-<br />
„ den bevonden worden." Voorts, hadt hy<br />
te verftaan gegeven , dat hy gaarne eene<br />
nadere verbindtenis tegen Spanje , met de<br />
Staaten, zyne beste vrienden, zou aangaan;<br />
waartoe, zeide hy, nu nog gelegenheid was;<br />
die 'er niet zou zyn , als hy, die vast oud<br />
werdt, eens uit de tyd wezen zou. Doch<br />
de Gezanten, niet gelast tot het fluiten van<br />
eenige nadere verbindtenis, namen hun affcheid,<br />
op den zesden van Bloeimaand (jz).<br />
'sKonings Leger, welk op de grenzen byeen<br />
trok , zou , nogtans, zo men meende,<br />
voornaamlyk , dienen , om eenen inval in<br />
de Spaanfche Nederlanden te doen. De<br />
Aartshertogen vatteden , terftond , argwaan<br />
op over de toerustingen in Frankryk,<br />
welken zy hielden, tegen hen gerigt te zyn<br />
(b). Ook hadt Henrik de IV. openlyk misnoegen<br />
tegen hen getoond, doordien zy den<br />
Prins van Condé , in Slagtmaand des jaars<br />
1608, met zyne Gemaalin, op welke de Koning<br />
verliefd was, uit Frankryk geweeken,<br />
in de Nederlanden, ontvangen en befchermd<br />
hadden (V). De Koning, nu gereed om te<br />
velde te trekken , verzogt den Aartshertogen<br />
Tournael der Ambasf. W. v. Brederode, C. van der<br />
Myle cii J. de Maldeie. M. S.<br />
C'0 DANIËL Tom. X. fi. 4*3» 444-<br />
CO BENTIVOGHO Verhaalb. bl. 524. METER. XXXI. ftatë»<br />
f- 523.<br />
C 4<br />
1610,
16 ie.<br />
Henrik<br />
de IV.<br />
w rik<br />
ver<br />
anoord.<br />
49 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />
gen den doortogt door Luxemburg. De<br />
Aartshertogen , zulk een verzoek aanziende<br />
voor eene oorlogsverkiaaring , draalden met<br />
antwoorden. Midlerwyl, hadt Henrik , die<br />
den buitengewoonen Gezanten der Staaten<br />
verklaard hadt, dat hy zig aan 't hoofd zyns<br />
Legers dagt te ftellen (d) , de Regeering,<br />
geduurende zyn afwezen , opgedraagen aan<br />
de Koninginne , welke hy goedvondt, eer<br />
hy vertrok , plegtiglyk, te doen kroonen.<br />
Met de toebereidfels tot haare intrede binnen<br />
Parys, die op de Krooning volgen zou,<br />
hieldt de gantfche Stad zig bezig. Op den<br />
veertienden van Bloeimaand , reedt de Koning<br />
uit, om deeze toebereidfels te bezigtigen.<br />
Hy hadt de Koets rondsom doen opeuen.<br />
De knegten, die dezelve verzelden, waren<br />
, in zekere ftraat, daar de weg geftopï<br />
was door eene menigte van karren, ter zyde<br />
ge weeken. Twee bleeven 'er alleen omtrent<br />
de koets : waarvan een wat vooruit<br />
gegaan was, om plaats te doen maaken, terwyl<br />
de andere zyn' kousfeband verbondt, In<br />
ditoogenblik, OtzytFrangoisRavillac, geboortig<br />
van Angoulême, een fterk karei van omtrent<br />
drieëndertig jaaren, op één der wielen<br />
van de koets, en dryft den Koning een lang<br />
tweefnydend mes naar 't hert, waardoor de<br />
holle ader afgefteken werdt. De Koning ,<br />
die meer niet kon zeggen, dan ik ben gekwetst,<br />
viel, terftond, dood, voor over. Demoorder<br />
werdt, op heeter daad, gevat (e) 9 zonder»<br />
f «O Refol. ITnll. 28 May — IÏ J«t&' 1610. U. 2i<br />
CO'DANIEI. Tom. X. p> 44Ó-448.
XXXVII.BOEK. HISTORIE. 4t<br />
der, hoe zeer hy gepynigd werdt, ooit meer Ifjio,<br />
te willen bekennen, dan dat hy, uit eigen'<br />
beweeging, meenende een goed werk te<br />
doen, dat hy den Koning, die den Paus beoorloogen<br />
wilde, van kant hielp, tot deezen<br />
moord gekomen was. Lodewyk deXIII , zyn<br />
oudfte Zoon, die maar ruim negen jaaren<br />
bereikte, volgde hem op. Doch de Regeering<br />
werdt, geduurende zyne minderjaarigheid<br />
, der Koninginne Moeder, Maria de<br />
Medicis, opgedraagen<br />
De Vereenigde Staaten vaardigden, ter- Verhoud<br />
ftond, den Heer van der Myle, wederom, met<br />
naar Frankryk af, om de verbonden, met Frankryk<br />
ver-<br />
den overleeden' Koning gemaakt, te verlieuwd.nieuwen<br />
, 't welk, op den twintigften van<br />
Zomermaand, gefchiedde (g): ook zogtenze<br />
de tegenwoordige Regeering te beweegen,<br />
om de hand te blyven houden aan de<br />
zaak van Gulik en Kleeve. De Aartshertogen,<br />
den Graaf van Bucquoi naar Frankryk<br />
gezonden hebbende, tragtten, daarentegen,<br />
de Regeering te doen befluiten, tot het verlaaten<br />
van de zyde der Vorften bezitteren.<br />
Doch zy Haagden kwalyk(T). DeMaarfchalk<br />
de la Chatre werdt, kort hierna, afgezonden,<br />
aan 't hoofd van agtduizend knegten en tien<br />
of twaalf honderd Ruiters, om Gulik te helpen<br />
vermeesteren. De Staaten hadden nu ook<br />
Jast gegeven, om een nieuw en vast verbond<br />
te fluiten met Frankryk. Doch de verandering,<br />
hier, veroorzaakt, door den ontydi-<br />
Cf MPTERPN XXXfl. Hnehf. fin verf. 6iz<br />
{ö xxxuSr. Tm<br />
- * h »•<br />
C 5<br />
gen
ï6ïo.<br />
X.<br />
GezantiChip<br />
naar E)n<br />
geland,<br />
4* VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />
gen dood des Konings, liet zulks, voor tegenwoordig,<br />
niet toe Q).<br />
Naar Engeland, was, in Grasmaand, insgelyks,<br />
een Gezantfchap gezonden, welk, door<br />
den Koning, met ontblooten hoofde, ontvangen<br />
, en door de andere Gezanten, pleg»<br />
tiglyk, verwelkomd was. De Staatfchen<br />
hadden last, om van eenige zaaken , den<br />
Koophandel en Visfchery betreffende, te<br />
handelen* waarin zy, gedeeltelyk, Haagden<br />
naar genoegen, te wege brengende, dat het<br />
verbod der visfeherye, op de Engelfche Kusten<br />
, gefchórst werdt. By deeze gelegenheid,<br />
vertoonden zy den Koning „ dat de Haring-<br />
„ visfeherye, door de Hollanders en Zeeuy)<br />
wen, moest aangehouden worden, om dat<br />
w 'er wel twintigduizend zeevaarenden en<br />
„ veertigduizend andere ingezetenen , zig<br />
„ geneerende met het gene tot het maaken<br />
„ en uitrusten der buizen vereischt werdt,<br />
„ uit onderhouden werden : doch dat zy,<br />
„ voor de Reeders, dikwils fchade gif. Dat<br />
„ andere volken, met naame de Engelfchen,<br />
„ op zulken mageren huur, als de onzen ga-<br />
„ ven , niet ten Haring zouden willen vaa-<br />
„ ren , én dat deeze handel niemant voeg-<br />
„ de, dan die, daar by, van jongs af, op-<br />
„ gebragt was, en de vereischte gereed-<br />
„ fchappen hadt." Over eenige andere gefchillen<br />
, den Koophandel raakende , kwam<br />
men tot geen befluit. 't Voornaam oogmerk<br />
van dit gezantfchap was ook het handhaaven<br />
der zaaken van Gulik en Kleeve, waartoe<br />
£0 hapifeh van ikn Amnasfad. van der Myle.
XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 43<br />
Jakob de I. zig genegen verklaarde (k). Naar 161').<br />
Zweeden , hadden de Staaten , ten deezen<br />
tyde, ook een' Gezant gezonden , om den 'in naar<br />
Koophandel op Lyfland te regelen: 't welk, tweeden.<br />
tot genoegen der Vereenigde Gewesten, gefchiedde<br />
(O-<br />
De zaaken van Gulik en 'Kleeve namen XT.<br />
nu de zorgen der Staaten , grootendeels, in. Prins<br />
De Vorlten bezitters , van den Vorst van Vlaurit?<br />
laat het<br />
Anhalt geholpen , hadden, in den voorzo seleg<br />
mer, 't beleg geilaagen voor Gulik, wagten- voor<br />
de op onderftand van hunne Bondgenooten, Guiiic.<br />
die, door het onverwagt omkomen des Konings<br />
van Frankryk , traager bykwam , dan<br />
men gehoopt hadt. In 't begin van Hooimaand,<br />
kwam 'er, eindelyk, een Leger byeen,<br />
by Schenkenfchans, geheellyk uit Staatfche<br />
troepen beftaande, en uit zulke. Engelfchen<br />
en Franfchen , welken de Staaten in<br />
gewoonlyken dienst hadden. Op den zestienden,<br />
trok het Leger op, naar Gulik. De<br />
Aartshertogen, verklaard hebbende onzydig<br />
te willen blyven , hadden den Graave van<br />
Fuentes, Bevelhebber van Rynberk, gelast,<br />
zig van alle vyandlykheden te onthouden.<br />
Ook liet hy de Staatfche Voorraadfchepen,<br />
onbefchadigd, den Ryn op, voorby Rynberk,<br />
vaaren. Op den negenentwintigften,<br />
werdt Gulik berend, door het Staatfche Leger,<br />
waarby Prins Maurits zig, federt eenige<br />
dagen, gevoegd hadt. 't Beleg werdt vlytig<br />
voortgezet. Ondertusfchen , befpeurde<br />
men,<br />
ff) ReCol. Holl. 26 May — 12 funy 1610. bl. 27. METER.<br />
XXXII. /Soek, f. 608 veif- 609.<br />
CO METEHEN XXXII. Heek, f. 6o
l6:o.<br />
De Stad<br />
geeft zig<br />
over.<br />
44 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK;<br />
men, dat de la Chatre, die nog niet voor Gulik<br />
gekomen was, toeleg maakte, om de Stad,<br />
na de overgave, den Koning van Frankryk<br />
in handen te doen ftellen: 't welk den Vorften<br />
bezitteren en Prins Maurits zeer'tegen<br />
de borst was. De Prins deedt, hierom, 't<br />
beleg te vlytiger voortzetten. De Franfchen<br />
kwamen, eerst op den agttienden van Oogstmaand<br />
, in 't Leger. Doch 't liep aan tot<br />
den tweeden van Herfstmaand, eer de StaxL<br />
zig , by verdrag, overgaf. Zy werdt, hytt<br />
het zelve, den Vorften van Brandenburg eri<br />
Nieuwburg in handen gefteld Qn). Weinige<br />
dagen na deeze overgave, brak Prins.<br />
Maurits op, met het Staatfche Leger, welk<br />
veertienduizend knegten - en drieduizend<br />
paarden fterk was. De la Chatre keerde,<br />
insgelyks , met de Franfche benden , door<br />
Luxemburg , naar Frankryk , te rug. De<br />
Duitfche Vorften hadden , kort te vooren,<br />
eene byeenkonist te Keulen belegd, tot ver-,<br />
effening der Kleeffche en Gulikfche gefchillen.<br />
De Staaten hadden hier ook hunne gezanten.<br />
Doch men fcheidde, in Slagtmaand ,.<br />
zonder eikanderen te hebben konnen verftaan<br />
De verwagting, die men, in de<br />
Nederlanden, hadt, dat de Aartshertogen<br />
zig, vroeg of laat, in deeze gefchillen fteeken<br />
zouden, was oorzaak, dat men zig weinig<br />
beftendigheid beloofde van 't Beftand.<br />
Ook verminderde de gemeenzaamheid tusfchen*<br />
de wederzydfche onderzaaten der<br />
Aarts*<br />
f>") Zie Groot-P!al;Mtb. TI. Deel, kol, r>
XXXVIÏ.BOEK. HISTORIE. 4$<br />
Aartshertogen en Staaten , hand over hand.<br />
Elk ontdeedt zig van de goederen , welken •<br />
hem , onder de nabuurige Regeeringe, toe-<br />
.kwamen. Doch, die in de Vereenigde Gewesten<br />
lagen , werden , tot hooger' prys,<br />
verkogt, dan de anderen. Ook befpeurde men<br />
niet, dat 'er, onder den wederzydfchen adel,<br />
eenige Huwelyken gellooten werden : die,<br />
anders , veel toebrengen , om twee volken<br />
aan eikanderen te verbinden (0). 't Verfchil<br />
tusfchen Zeeland en Antwerpen, waarvan wy,<br />
boven (p), gewaagd hebben, duurde ook nog:<br />
't welk veel hielp, tot het verder verval van<br />
Antwerpen, terwyl de Koophandel en Scheepvaart<br />
, te Duinkerken, daar de binnenlandfche<br />
tollen afgefchaft waren , daarentegen,<br />
fterk begon toe te neemen (jf).<br />
De Staaten hadden, op den raad des Ko- c<br />
nings van Frankryk, reeds in 't voorleeden' f<br />
jaar, Kornelis van der Myle gezonden naar 11<br />
Venetië, om ook met deezen vryen Staat, een u<br />
16" IC':,<br />
tezarit-<br />
:hap<br />
isr Vestie*<br />
Verbond van Vriendfchap e n Koophandel<br />
te fluiten. De Gezant werdt heufchelyk ontvangen<br />
, fchoon de Paus het hadt zoeken te<br />
beletten (r). Doch 't maaken van een onderling<br />
Verbond werdt, by den Doge en<br />
den Raad van Venetië, nog ontydig geoordeeld.<br />
Nogtans, benoemde men Thomas Cotttarini,<br />
om , als Gezant van Venetië, herwaards<br />
te reizen (7); die in Bloeimaand weder-<br />
CO METEREN XXXII. Boek, f 620.<br />
(j>) Hl. 4.<br />
Cj METEREN XXXII. Raek, f. 6ao.<br />
CO MF.TEUEN XXXI. Doei,/. 580 verf.<br />
(O WBTEREN XXXII Boek, £606, 607.
16" i o.<br />
Oostindifche<br />
zaaken.<br />
46 VADERLANDS CHE XXXVII BOE K.<br />
derom te rug keerde, zonder dat 'er iet anders<br />
dan wederzydfche aanbiedingen van<br />
vriendfchap was voorgevallen Qt).<br />
In den Zomer deezes jaars, kwamen wederom<br />
vyf ryk gelaaden fchepen aan , uit<br />
Oostindie. Een der zeiven hadt in Japan<br />
gehandeld en een Verbond van Koophandel<br />
geflooten, met den Keizer, wiens Brieven,<br />
gerigt aan Prinfe Maurits, dien hy Forst van<br />
Holland noemde, met dit fchip, herwaards<br />
gebragt werden. Voorts, kreeg men, in 't<br />
volgende jaar, met andere fchepen, tyding,<br />
dat de Overfte Pieter Willemszoon Verhoef,<br />
op Banda , van de Indiaanen overvallen en<br />
doodgeflaagen , en dat de Admiraal Paulus<br />
van Kaarden , in Hooimaand deezes jaars,<br />
op Ternate , door de Spanjaards, gevangen<br />
genomen was. Te vooren, waren vier Nederlandfche<br />
fchepen, voor de Munillas, door<br />
eene Spaanfche Vloot, onder Don Juan da<br />
Silva, aangetast en overwonnen. De Engelfchen<br />
begonden, dit jaar, ook, fterker dan<br />
te vooren, op Oostindie te vaaren, hebbende<br />
zy zelfs twee onderzaaten van den Vereenigden<br />
Staat, Pieter Willemszoon van Elburg<br />
en Lukas Antoniszoon van Leeuwaarden ,<br />
die lang in Oostindie verkeerd hadden, bewoogen<br />
, om met hen aan te fpannen , en<br />
eenen nieuwen handel te beginnen , op de<br />
kust van Koromandel, die nog van geene<br />
Europifche volken bevaaren was («). \ Gebeurde<br />
, naderhand , meermaalen , dat onder<br />
ra O Refol. Holl. »3 May — Jmiy ifiio. bl, ifi, enz.<br />
(K) ME-BHEN XXXII. Hoek, f. 617 verf. öi8, 6.15. VAN<br />
OEN SANBE V. Hoek, bU 6i,
XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 47<br />
derzaaten van den Staat zig in dienst van<br />
vreemde Mogendheden begaven , om op<br />
Oostindie te vaaren ; waarom de algemeene<br />
Staaten zulks, in den jaare 1616, by openbaaren<br />
Plakaate , op ftraffe van ballingfchap<br />
en verbeurtenis van goederen, verbooden<br />
hebben (V).<br />
Omtrent deezen tyd, werden, door Zd~ ' /erreky-<br />
charias Janfèn, zig geneerende met glas fly- ' tersge pen en brillen maaken , te Middelburg in bonden, '<br />
e Mid-<br />
Zeeland, de Verrekykers gevonden (w), die, \ lelburg.<br />
federt, door anderen, merkelyk verbeterd en<br />
zeer gemeen geworden zyn. Sommigen plaatfen<br />
deeze nutte uitvinding, in dit jaar (x).<br />
Doch 't blykt, van elders, datzy, ten minften<br />
twee jaaren vroeger, geplaatst moet worden,<br />
hebbende de Staaten, reeds in den jaare<br />
1608 , twee Verrekykers, by den uitvinder,<br />
befteld, om dezclven aan den Koning<br />
van Frankryk te vereeren (y).<br />
In den Zomer des jaars 1610, was 'er een xir.<br />
Gezantfchap, uit Zweeden, herwaards ge- }nder- \<br />
komen, om een nader Verbond met de Staa- i ïandeing<br />
met<br />
ten aan te gaan: waartoe Karei de IX, die • 'wee-<br />
nog met Poolen in oorlog was, nu langs hoe « len.<br />
dringender redenen kreeg. De overwinning,<br />
door Koning Sigismond, behaald op de Muskoviten,<br />
die door Zweeden onderfteund werden<br />
, was oorzaak, dat Koning Karei de<br />
Staaten, in Herfstmaand, ernftelyk , verzoeken<br />
deedt, om onderftand. Doch men<br />
O) Groot-PIakaatb. J. Deel, iel. 540.<br />
O J Zie P. DE LA RUK Gelett. Zeel. II 483.<br />
(*) MEUREN XXXII. Hoek,/. 620 verf.<br />
IJÜ Ne^dat. de JEAWNIN 2>j» Hl. 917, s*o.<br />
vondt,
Ii5io.<br />
i<br />
Gcznmfchap<br />
«nar 't<br />
Noorden. <br />
Perfinanfcho<br />
Ge-<br />
48 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />
vondt, hierin , te veel zwaarigheid. Meri<br />
fchreef den Koning egter, in Louwmaand<br />
des volgenden jaars, dat men gezind was ,<br />
hem by te ftaan, zo zulks, ook door andere<br />
Mogendheden, gefchiedde, en. vooral,<br />
zo hy goed verftand hieldt met Deenemarke,<br />
aan welks vriendfchap den Staaten veel<br />
gelegen was. Ook hadt Christiaan de IV,<br />
Koning van Deenemarke, hun verzogt, dat<br />
zy , in 't handelen met Zweeden, op zyne<br />
belangen verdagt wilden zyn, 't welk zy hem<br />
beloofd hadden. De oorlog, die, kort hierop<br />
, tusfchen Zweeden en Deenemarke, ontftondt,<br />
gaf den Staaten aanleiding, tot het<br />
afzenden van een gezantfchap, om een Verdrag<br />
te bemiddelen. Hiertoe werden benoemd<br />
Jakob van Wasfenaar, Heer van Obdam<br />
, Rombout Hogerbeets , Raadsheer in<br />
den Hoogen Raad, en Doktor Dirk Bas, Burgemeester<br />
van Amfterdam , die , in Hooimaand<br />
, naar Koppenhagen vertrokken; doch,<br />
eerlang, te rug keerden , zonder de Vrede<br />
te hebben konnen bewerken (2). Karei de<br />
IX. overleedt, niet lang hierna, wordende,<br />
door zynen Zoon, Guftaaf Adolf', opgevolgd<br />
(a). De oorlog tusfchen de twee Ryken duurde<br />
nog, tot in 't volgende jaar (b~). Doch<br />
eindelyk werdt, in Louwmaand des jaars<br />
1613 , door bemiddeling des Konings van<br />
Groot-Britanje, de Vrede getroffen (V).<br />
De Turken en Perfiaanen zeiven , die, ten<br />
dee-<br />
O) MriTF.itF.N XXXII. Boe!;, f. 62.2. yeif. 623, 627.<br />
f e ) MF.TBHEN XXXII. lütek, f O9.Q verf.<br />
(*) 1'AUDART Mcmor. IV. Hoek, bl. 218.<br />
XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 49<br />
deezen tyde, ook over hoop lagen, zogten<br />
de vriendfchap van den Vereenigden Staat.<br />
Robert Cherling, een Engelschman, doch in<br />
Perfie gehuwd, kwam, deezen Zomer, herwaards,<br />
om de Staaten tot een Verbond tegen<br />
de Turken te beweegen. Ook deedt<br />
hy hun eenige opening van een Verdrag van<br />
Koophandel. Hy hadt diergelyke boodïchap<br />
ook aan andere Europifche Mogendheden.<br />
Doch alzo hy, hier, zyn Berigtfchrift weigerde<br />
te toonen , hieldt men hem verdagt,<br />
en deedt hem , zonder ter Staatsvergaderinge<br />
gehoord te zyn , wederom vertrekken.<br />
De Turkfche Admiraal Basfa hadt dén Staaten<br />
, reeds te vooren, in eenen Brief, te verftaan<br />
gegeven , dat de Groote Heer gezind<br />
was, een Verbond van Vriendfchap en vryen<br />
Koophandel met hen te fluiten. De Staaten<br />
zagen meer voordeel in zulk een verbond;<br />
waar door hun de handel op de Levant ftondt<br />
geopend te worden. Zy beflooten, hierom ,<br />
Kormlis Haga van Schiedam, tegen den winter<br />
, af te vaardigen naar Konftantinopel ,<br />
om een verbond te bewerken (d). Doch deez',<br />
in den aanvang des volgenden jaars, aldaar,<br />
aangekomen , • vondc de zaaken anders gefield<br />
, dan hy gehoopt hadt. De Admiraal<br />
Basfa, die den Staaten de eerfte opening tot<br />
een verbond gegeven hadt, was van zyn<br />
ampt verlaaten : de vreemde Gezanten, die<br />
zig aan het Turkfche Hof onthielden, zelfs<br />
de Franfchen en Engelfchen, hadden nadeelige<br />
gerugten verfpreid van de Vereenigde<br />
(V j METEr.EN XXXH. Hoek, ƒ. 624 verf,<br />
X. DÜEL. D<br />
Ne-<br />
I6*lt.
Verbond<br />
tusfchen<br />
den<br />
Grooten<br />
Heer en<br />
de Staaten.<br />
5 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />
Nederlanders , dezelven uitmaakende , voor<br />
.eenen hoop zeefchuimers en weêrfpannelingen<br />
, om geene andere reden , dan om dat<br />
zy hun den handel in het Turkfche Ryk misgunden,<br />
Men wilde Haga, hierom, flegts<br />
als een' byzonder' Perfoon , niet als een'<br />
Gezant van eenen vryen en onaf hangkelyken<br />
Staat, gehoor verleenen. Doch hy weigerde<br />
dit zo beftendig, dat hy, eindelyk, een plegtig<br />
gehoor verwierf. Ook daagde hy ge-<br />
lukkiglyk, in zyne handeling (e). In Hooimaand<br />
des jaars 1612 , floot hy een voordeelig<br />
Verbond van Vriendfchap en Koophandel<br />
met den Sultan, Achmet Chan, beftaande<br />
uit vyfenzestig punten. De voorregten<br />
, aan de Franfchen en Engelfchen, in<br />
het Turkfche Ryk, toegedaan, werden ook<br />
aan de Ingezetenen der Vereenigde Gewesten<br />
vergund, en verfcheiden' anderen, daarenboven<br />
(ƒ). Haga ftelde, federt, Confuïs<br />
aan , in de voornaamfte havens van de Levant<br />
, die, eerlang, last ontvingen van de algemeene<br />
Staaten, waarnaar zy zig, in verfcheiden'<br />
handelingen, omtrent Koopluiden<br />
en andere onderzaaten van den Vereenigden<br />
Staat aldaar, hadden te gedraagen (g). 't<br />
Verbond van Koophandel, waarvan wy gewaagd<br />
hebben , was zeer voordeelig voor<br />
de Hollanders en Zeeuwen, die, tot hiertoe,<br />
niet dan onder Franfche of Engelfche vlaggen,<br />
f«") BAtmART. Mcmor, IV. Hoek, bl. 170.<br />
("ƒ-. Zie llèfol Holl 26 Nnv. 21 Dcc. 1612. bl. 35. Groot-<br />
Plakaarh. III. heel, bl 383. Du MONT Corps Diplom. T1.1t,<br />
V. P. II p, 905.<br />
CS) Oroot-Plakaatb, II. Deel, ks!. 1331, 1331
XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 51<br />
gen, in het Turkfche Ryk, hadden mogen | itfii.<br />
handelen (h). Ook ftrekte het tot weering<br />
der zeerooveryen, die, federt eenigen tyd,<br />
fterk in zwang hadden gegaan, in de Middelandfche<br />
zee. Verfcheiden' Natiën, zelfs<br />
Engelfchen en Hollanders, voegden zig, hier,<br />
by de Turken , om de Koopvaardyfchepen<br />
van allerlei Landaart te berooven. Een Dor- Simon de<br />
drechtenaar, Simon de Danfer genaamd, was Danfer<br />
één der vermaardlten van deeze rooveren. ran Dordrecht<br />
,<br />
Deez' hadt zig , in 't jaar 1609 , met vier<br />
jefaamd<br />
fchepen , welken hy bemagtigd hadt, naar seefchui-<br />
Marfeille begeven. Hy wist zig, federt, de iiier.<br />
befcherming des Konings van Frankryk te<br />
verkrygen , en geneerde zig, eenigen tyd,<br />
met het geleiden der Franfehe Koopvaarderen<br />
naar en van de Levant. Doch men meent,<br />
dat hy, in 't volgende jaar, door de Turken,<br />
omtrent Tunis, gevat, en, in den kerker,<br />
aan zyn einde geraakt is (i). 't Zeefchuimen<br />
ging egter, nog in dit jaar 1611, zynen<br />
gang. In Oogstmaand, kwam 'er niet flegts<br />
een llreng Plakaat tegen uit (&); maar daar<br />
werdt ook eene Vloot van zeventien fchepen<br />
in zee gezonden, onder den Heere van<br />
Hautain , die de vaart haast veiliger maakte<br />
(/><br />
De Oostindifche Maatfchappy, onder- ;<br />
fteund door de algemeene Scaaten, zondt, O<br />
in 't najaar, eene Vloot van dertien fchepen, di<br />
rykelyk voorzien van Krygsbehoeften, naar za<br />
tin.<br />
;)S'inrche<br />
aken.<br />
Inf*)<br />
VAN DEN SANDE V. Hoek, 11. 04.<br />
O ) METEUEN XXXI. Hoek, •/. 58,,. XXXII. Soek, f. Blo.<br />
l6*ÏI.<br />
Onlusten<br />
tusfchen<br />
Graave<br />
Enno en<br />
de Stad<br />
E mb den,<br />
5a VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK;<br />
Indie, om de fchade te boeten, die zy, aldaar<br />
, in 't voorleed en jaar , geleeden hadt.<br />
In Wintermaand, verkogt zy omtrent agttienduizend<br />
baaien Pepers, tot negenentwintig,<br />
eenendertig en drie-endertig grooten 't pond,<br />
in agttien maanden, elke negen maanden<br />
de helft, te betaalen : waarvan zy , door<br />
den tyd , omtrent zeshonderdvierentwintigduizend<br />
guldens ontving (m). Men kan, hieruit<br />
, 't belang des Indifchen handels afneemen.<br />
De Vloot, die thans uitgerust werdt,<br />
of een gedeelte derzelve , ontmoette , omtrent<br />
de Kabo Verdifche Eilanden, zeventien<br />
Spaanfche Oorlogsfchepen , met welken zy<br />
ilaags raakte, 't Gevegt was hevig. Doch<br />
de Spaanfchen kreegen de nederlaag, verliezende<br />
alle hunne fchepen, op vier na (V).<br />
't Vuur van oneenigheid tusfchen den Graave<br />
van Oostfriesland en de Stad Embden was ,<br />
onaangezien de tusfchenfpraak der Veree<br />
i n d e n<br />
a a r e<br />
nigde Staaten Co), i 1609, wederom<br />
heviger 'ontfteken, dan te vooren (ƒ>).<br />
Graaf Enno hadt, in Herfstmaand des gemelden<br />
jaars , eénen Landdag befchreeven,<br />
te Aurik , eene beflooten' Stad , alwaar hy<br />
zelfs een Slot hadt. De Embders hielden dit<br />
te ftryden met hunne voorregten, volgens<br />
welken, de Stenden van Oostfriesland, niet<br />
dan in open* Plaatfen , behoeven te vergaderen.<br />
Hopman Herman Wesfels werdt, met<br />
een deel Krygsvolk , naar Aurik gezonden,<br />
ons<br />
Cm) METFUEN XXXII. Hoek, f. C29.<br />
(•O VAN DEN SANDE V. Boek, bl- 64.<br />
Co) Zie IX Deel, bl. 312.<br />
QO Kefol. Holt. 8 l'ebr. — 3 April ISIO. bl. 5.
XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 53<br />
om de aangelegde Byeenkomst te verftooren. «Ju.<br />
Hy raakte in de Stad , en handgemeen met<br />
's Graaven foldaaten , die op 't Slot lagen;<br />
doch wel haast verdreeven werden. Toen<br />
werdt het Slot geplonderd, en eenige Heeren<br />
gevangen genomen. De Raad van Embden<br />
veroordeelde nogtans dit bedryf, gelyk,<br />
federt, ook de algemeene Staaten deeden.<br />
De gevangenen werden, terftond, geflaakt*<br />
eenige geplonderde goederen te rug gegeven<br />
, en Wesfels in hegtenis genomen. De<br />
Gemagtigden van den Graave en van de<br />
Stad verfcheenen, wederom , in den Haage,<br />
in 't begin des jaars 1610 (cf). Men handelde<br />
, hier, eenen geruimen tyd. Doch<br />
de Staaten zonden, in de Lente des jaars<br />
16 n , zeven Gemagtigden naar Oostfriesland<br />
, om een Verdrag te doen fluiten, waarvan<br />
men , ondertnsfchen , de voorwaarden<br />
ontworpen hadt. Dit gefchiedde, op dentwintigften<br />
van Bloeimaand, te Oosterhuizen, 't<br />
Verdrag werdt eerst getekend door Graave<br />
Enno; toen, door de Gemagtigden der algemeene<br />
Staaten; vervolgens, door die van<br />
de Oostfiïefche Ridderfchap, van de Steden<br />
Embden, Norden en Aurik en van den Huismans<br />
ftand (r).<br />
De Kerkelyke gefchillen, in de Vereenigde<br />
Gewesten , begonden langs hoe zorgely- ]<br />
XIV.<br />
Jefluit<br />
c er Staaker<br />
te worden. Terwyl de ftukken , door t<br />
;n vnn<br />
beide de partyen , ter Staatsvergaderinge 1 rolland<br />
van Holland ingeleverd, aan de Edele en c p de<br />
Ste- 1 [erkely-<br />
C$0 METEREN XXXI. limk, f. *ai verf.<br />
Ir) METEIUÏN XXXI. Boek, f. '624 verf.<br />
D 3
tón.<br />
fce ge<br />
fchillen,<br />
Vorftius<br />
•wordt<br />
gefchorst<br />
i" zynen<br />
dienst.<br />
Gomarus<br />
venrek.t.<br />
Polyander<br />
en<br />
Episcopiuskomen<br />
in<br />
hunne<br />
plaats.<br />
Befluit<br />
der Staaten,<br />
om<br />
trent de<br />
JCerk m<br />
orde des<br />
jaars<br />
Ï59L<br />
54 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK;<br />
Steden waren overgezonden O), hadden de<br />
Sraaten , andermaal, den vyftienden van<br />
Slagtmaand, beflooten „ dat men niemant<br />
„ de vyf punten der Remonftranten opdrin-<br />
„ gen zou ; doch dat ook niemant boven<br />
„ dezelven bezwaard zou worden, en dat par-<br />
„ tyen eikanderen broederlyk zouden heb-<br />
b e n r<br />
v» e draagen (O-" Doch men fchikte<br />
zig luttel naar dit befluit. De Remonftranten<br />
verdedigden, meende men, Vorftius te<br />
fterk , die gehouden werdt, ruimer te gaan<br />
dan zyzeiven deeden, en eerlang, met behoudenis<br />
zyner wedde , gefchorst werdt in<br />
zyn Ampt, eer hy 't nog geoefend hadt Cu).<br />
Gomarus hadt, reeds te vooren, zynen dienst<br />
opgezeid en deeze Landen verlaaten Cv): in<br />
beider plaats, werden, in 't volgende jaar,<br />
beroepen Jqannes PAy ander, die 't gevoelen<br />
der^ Contraremonftranten aanhing, en Simon<br />
Episcopius (w), die dat der Remonftranten<br />
verdedigd hadt, in de Haagfche Conferentie.<br />
De Heeren Curateuren der Leidfche<br />
Hooge Schoole fcheenen dus, even als de<br />
Staaten, beiden den partyen gelyk voorregt<br />
te willen geeven , en, op deeze' wyze, de<br />
rust te willen bewaaren. De Advokaat Oldenbarneveld<br />
, die zeer drong op de vrede<br />
onder de Kerkelyken, hadt ook, op nieuws,<br />
op het tapyt gebragt, het Ontwerp der Kerkenordening<br />
van den jaare 1501 (x), waar-<br />
(s) Zie hiet voor, bl. 37.<br />
( t RAIIDAKT. Memor. If. Boei, bl 38»<br />
(u UYTE BOGAKRT, bl. 574.<br />
Cv) TniGI.AND Mi $35.<br />
(w) UY'KNK 'GAFUT, bl. 590.<br />
BAANÜT U, Deel, bl. 170,
XXXVII.BOEK. HISTORIE. 55<br />
by der burgerlyke Overheid groot gezag gelaaten<br />
werdt, over Kerkelyke zaaken, met<br />
naame, over 't beroep der Kerkendienaaren<br />
(y~). Hoognoodig hieldt hy, in deezen tyd,<br />
het vastfteilen deezer Kerkenordening, om<br />
dat men, door middel derzelve, met der tyd,<br />
alomme , vreedzaame Predikanten zou konnen<br />
bekomen. Ook werdt, in Sprokkelmaand<br />
des jaars 1612, beflooten „dat elke<br />
Stad of Dorp zig, zo "t de Regeering, al-<br />
„ daar, geraaden vondt, in 't beroepen der<br />
Kerkendienaaren , by voorraad, naar de<br />
„ gemelde Kerkenordening , zou mogen<br />
„ fehikken, uit den naame van 's Lands<br />
w Staaten (2)." By de Staaten van Utrecht,<br />
werdt, ten zelfden tyde , diergelyke Kerkenordening<br />
ontworpen , en , daarna , by<br />
voorraad, vastgefteld Ca). De Contraremonftranten<br />
vonden egter, in 't algemeen, geen<br />
gevallen in deeze Kerkenordeningen , en<br />
minst in de laatfte , die, omtrent de Leer,<br />
Plegtigheden en Kerkentugt, regels voorfchreef,<br />
welken zy hielden verder te gaan<br />
dan het der burgerlyke Overheid toeftondt.<br />
Zy verlangden , derhalve , naar eene Sinode<br />
, waarin alles kerkelyk geregeld zou<br />
worden : doch wilden niet hooren van het<br />
overzien der Belydenisfe en Catechismus,<br />
waarop de Remonftranten bleeven ftaan.<br />
Midlerwyl, arbeidde men, in verfcheiden'<br />
Steden, om de Predikanten te houden,<br />
Cy) Zie Groot-P'akaatb. 1H. Deel, bl. 459.<br />
(z) Oroot-Plaknatl». III. Deel. hl. 4-10.<br />
ia) Groot Utr. Plakaatb. I. Deel', >l, 359.<br />
D 4<br />
Ifjlï.<br />
I6"l2i<br />
Kerkenorde<br />
van<br />
Utrecht.<br />
tot het naarkomen der Staatsbefluiten , ter '<br />
be- 1<br />
'(omelij<br />
Sefeliu.«,<br />
üontraemon-Irantsch-
IfjI2. behoudenis van rust en eendragt genomen.<br />
Te Rotterdam was, in Wynmaand des voorPredikant<br />
te leeden jaars, de Predikant Kornelis Gefeüus,<br />
Rotter die, naar 't oordeel der Wethouderichap ,<br />
dam , te hevig uitvoer van den Predikiïoel tegen<br />
•wordt ter de Remonftranten, afgezet van zynen dienst.<br />
Stad uit<br />
gezet. Doch als hy, daarna, beftondt afgezonderde<br />
Vergaderingen te houden, en zig, en den<br />
zynen den naam van de Kruiskerk te geeven,<br />
werdr hem , in Sprokkelmaand daaraan, de<br />
Stad ontzeid. En toen hy weigerde te vertrekken<br />
, leide de Baljuw , met zyne dienaars,<br />
hem, des morgens voor zesi'en , ter<br />
poorte uit. Hy verdedigde zig, federt, in<br />
openbaaren druk, zeggende „ dat hy, flegts<br />
i n<br />
9 '<br />
I<br />
1<br />
1<br />
i<br />
i<br />
I<br />
i<br />
c<br />
algemeen en zonder iemant te noe-<br />
9 men, tegen verleiders en vyanden der Ker-<br />
,, ke, gepredikt hadt, 't welk men hadt goed-<br />
? gevonden toe te pasfen, op zyne Remon-<br />
, ftrantfche medeleeraars (T)." Voorts ving<br />
ly terftond aan te prediken te Schiedam en<br />
:e Delftshaven , daar hem veele Rotterdamners<br />
kwamen hooren, die, federt, ook by<br />
mdere_ Contraremonftrantfche Predikanten ,<br />
:e Schiedam en op de Dorpen , ter preeke<br />
;n ten Avondmaal gingen : waarom zy, by<br />
ie Remonftranten, den fcheldnaam van Slykreuzen<br />
kreegen (/). Gefelius werdt, eerlang,<br />
:e Edam, beroepen. Midlerwyl, hieldt men,<br />
jinnen Rotterdam , nog afgezonderde Vergaderingen,<br />
onaangezien de Wethouderfchap<br />
ie zeiven, op den vyfden van Lentemaand,<br />
t<br />
56" VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />
Cï" BRANDT JT- Deel, hl. rRr-184.<br />
CO VAN "EN SANDE V. gpek., U. 6j.<br />
Open-
XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 57<br />
openlyk verbooden hadt, eene boete Hellende<br />
van honderd guldens, op het aanleg- •<br />
gen van zulke Vergaderingen, en van tweehonderd<br />
guldens, op het leenen van eene<br />
plaats tot dezelven (/).<br />
Doch gelyk men, te Rotterdam, den Con- 1<br />
traremonftranten belet hadt, naar hunnen 1<br />
zin, te prediken,zogt men, op andere plaat- ]<br />
fen, de Remonftranten van den predikftoel<br />
te houden. Te Warmenhuizen, was Petrus 1<br />
Emilius, Remonftrantsgezind, naar de Ker- i<br />
kenordening des jaars 1591 , tot Predikant ]<br />
beroepen. Doch 't gemeen, van buiten opgemaakt,<br />
hieldt hem uit de Kerke. Men<br />
floot de kerkdeur, met nieuwe floten, en<br />
. floeg 'er paaien voor. Willem Bardes, Heer<br />
van Warmenhuizen, moest geweld gebruiken<br />
, om de Kerk open te krygen. Doch 't<br />
beroep op Emilius bleef fteeken: en 'thadt,<br />
naderhand, nog veele moeite in, eenen Predikant<br />
te krygen, tot redelyk genoegen van<br />
den Heer en van de Gemeente (e).<br />
In Gelderland en in Overysfel, begonden S<br />
zig, ten deezen tyde, verfcheiden' Predi } l<br />
'redi<br />
:ant.<br />
erken<br />
Gel-<br />
kanten te verklaaren, voor 't gevoelen der "l<br />
Remonftranten, met naame te Nieuwme- "<br />
gen, te Bommel, en te Tiel-,fchoon zy, kort<br />
te vooren, in eene Sinode, te Harderwyk,<br />
hadden helpen vast ftellen, dat de Belydenis<br />
en Catechismus, in allen deele, fchrifoiurlyk<br />
waren. In 't Kwartier der Veluwe, waren<br />
C-O JUÜDART. Mem. II. Donk, bh or. VAN DEN SANDE V.<br />
Boek, bl 66.<br />
(e 1 RHol. Hol). 6 Jog. 27 Sept. 1612. bl. TOT, 237. Uï-<br />
TKNBOG. bl. 600, 6c.i. JiRANDT II. D:el, bl. 186.<br />
P 5<br />
Woei te<br />
e War-<br />
neiihuilen, te<br />
;en een'<br />
lemon<br />
trant;ch<br />
:aat der<br />
irland.
en de meesten, in dat van Zutfen, alle de<br />
Predikanten den Contraremonftranten toegedaan.<br />
Te Arnhem alleen, hadt men twee<br />
Overys-<br />
Remonftrantfche Predikanten. In Overysfel,<br />
i'el,Zeeland, waren 'er verfchdden', met naame te DeFriesventer,<br />
te Kampen, en in eenige Dorpen.<br />
land en Doch in Zeeland, in Friesland, en in GroGroninningen<br />
en Ommelanden , hielden de Predigen.kanten<br />
allen de Contraremonftrantfche zvde<br />
(ƒ><br />
y<br />
Keizer<br />
Rudolf<br />
de TI.<br />
irerft.<br />
Matchias<br />
worde<br />
Keizer.<br />
XV.<br />
Prins<br />
Maurits<br />
fchynt<br />
den Remonftranten<br />
niet<br />
guuftig;<br />
die zig<br />
meest aan<br />
Olden-<br />
58 VADERLANDSCHE XXXVILBOEK.<br />
In 't weereldlyke, gebeurde, dit jaar, weinig<br />
van belang, welk wy niet, te vooren,<br />
gemeld hebben. Alleenlyk, moeten wy no.*aantekenen,<br />
dat Keizer Rudolf de II, op<br />
den tienden van Louwmaand, te Praag, overleeden<br />
zynde (g), door zynen Broeder,<br />
Matthias, Koning van Hongarye, den zelfden,<br />
die, in den jaare 1577, tot de Regeer<br />
ring der Nederlanden beroepen geweest was<br />
(A), in de Keizerlyke waardigheid, opgevolgd<br />
werdt (i).<br />
'lot hiertoe, hadt zig Prins Maurits weinig<br />
gemoeid met de Kerkelyke gefchillen. De<br />
Remonftranten hielden egter, dat hy hun<br />
niet gunstig was: voornaamlyk, zo zy dagten,<br />
om dat ze zig, te dikwils, aan Öldenbarneveld<br />
vervoegden, dien zy zagen, dat<br />
de onderlinge eendragt aanriedt, waartoe<br />
zy zig ook genegen verklaard hadden. Joannes<br />
Uitenbogaard, Remonftrantsch Predikant<br />
in den Haage,hadt,al van 't jaar 155,3<br />
af,<br />
(ƒ) VAN DF.M SANBB V. Itnek, bl. 05.<br />
Czr) MUTEREN XXXH. Hoe/:, f. 620. verf.<br />
(h . Zie VII. Deel, bl. 172.<br />
(i) me* Dö MONT Corps Diplom. Tom. V. P. If. p. 19&,
XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 59<br />
af, ingang gehad by den Advokaat (k), en<br />
hem ging na „ dat hy Oldenbarneveld be-<br />
„ las, en Oldenbarneveld de Staaten." Doch<br />
tegen 't aanhouden van Vorftius, hadt de<br />
Prins zig openlyk verklaard, te kennen gee<br />
vende „ dat Uitenbogaard hem deezen man,<br />
„ ten onregte,zo hoog hadt aangepreezen."<br />
Hieruit, werdt het eerfte vermoeden gefchept,<br />
dat de Prins den Remonftranten niet<br />
toegedaan was (/). Ook namen de Contraremonftranten,<br />
fchier van deezen tyd af, 'hunne<br />
toevlugt tot zyne Doorlugtigheid. Graaf<br />
Willem Lodewyk was den Remonftranten<br />
ook ongenegen. En Meiander, Geheimfchryver<br />
van Prinfe Maurits, hadt Uitenbogaard<br />
verhaald, dat deeze Graaf den Prins hadt<br />
zoeken te beweegen, om zig te ftellen tegen<br />
de Remonftranten, of tegen de Regenten,<br />
die hun gunftig waren (m). Nogtans floeg<br />
Graaf Willem, die zig, omtrent den aanvang<br />
des jaars 1613,in den Haage ophieldt,<br />
aan eenige Predikanten van beiderlei gezindheid<br />
het houden van eene Byeenkomst voor,<br />
om, in dezelve, in kleiner getal, dan zy,<br />
te vooren, in den Haage, vergaderd geweest<br />
waren, te arbeiden tot vrede en eenigheid.<br />
De Staaten zeiven hadden, reeds<br />
te vooren, hunnen Gekommitteerden Raaden<br />
gelast, zulk eene famenkomst te bevorderen.<br />
Drie Predikanten van elke zyde vergaderden,<br />
hierop, den zesentwintigften van<br />
Sprokkelmaand, te Delft. De Remonftranten<br />
CO UYTFNBon. lieven en Kerkel. bedien. Cup. II. bl. 14.<br />
CO BRANDT II. Veel, bl. 169, 170.<br />
{tsj UvrtuBOG. Dagregister by BRANDT II. Deel-, bl. ac.fi<br />
I612.<br />
barnevddvervoegen. <br />
Conferentie<br />
te<br />
Delft.
I6"i3.<br />
De Koning<br />
van<br />
Groot-<br />
JJrirtanje ;<br />
fchryft<br />
den Staa- (<br />
len, dat j<br />
hy de vyf<br />
punten<br />
ve'draag- <<br />
iyk ]<br />
hielde.<br />
60 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK,<br />
ten begeerden, dat men hunne vyf punten<br />
verdraaglyk verklaarde, waartoe de anderen<br />
niet verdaan konden. Een derzelven zeide<br />
ronduit het tegendeel. De Contraremonftranten<br />
vorderden, daarentegen, dat de anderen<br />
zig zouden verklaaren, op meer dan dertig<br />
punten, welken zy hun voorleiden. De<br />
Remonftranten verzogten tyd van beraad,<br />
waarmede de famenkomst fcheidde, houdende<br />
de Contraremonftranten voor zeker, dat<br />
de gefchillen, niet dan door eene Nationale<br />
Sinode, te bellegten waren. De Staaten van<br />
Holland vonden, daarna, ondienstig, dat<br />
men, van de Remonftrantfche zyde, op de<br />
voorgelegde punten, antwoordde, oordeelende<br />
zy, dat men de Remonftranten, by<br />
wyze van befchuldiging en bewys, niet by<br />
wyze van onderzoek, van vreemde Hellingen<br />
moest zoeken te overtuigen (n).<br />
Midlerwyl, hadt Oldenbarneveld den Koling<br />
van Groot-Brittanje, door den Staat-<br />
'chen Gezant, Noël de Karon, die, onangs,<br />
in Holland geweest was, den ftaat<br />
Ier Kerkelyke gefchillen, hier te Lande,<br />
3oen vertoonen,en te wege gebragt, dat de'<br />
Koning den algemeenen Staaten, en daarna<br />
)ok den Staaten van Holland fchreef, dat<br />
iy de Leer, die wederzyds betwist werdt,<br />
/erdraaglyk hieldt (0). Koning Jakob liet<br />
dg voorftaan, dat hy de Godgeleerde ge-<br />
"chillen in den grond verftondt. In 't jaar<br />
:<br />
röio, hadt hy den Staatfchen buitengewoonen<br />
r») Relirf. Holl. 5-29 jfaart ifii3. >/. 3, TRIGLAND. U.<br />
142-648- U'TBNnoo. bh 601-635.<br />
i t_« ; Zie Rtfol. Hoil. 5-29 Maart 1613. 11. 4, 23.
XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 6t<br />
nen gezanten reeds te kennen gegeven, dat<br />
men ze niet op den Predikftoel brengen,maar<br />
in ftilte dulden moest (p). Doch tegen Vorftius<br />
hadt hy zig, daarna, heftiglyk verklaard<br />
(V), in eenige brieven, in welken hy ook<br />
de Remonftranten in 't gemeen, als Ketters<br />
en Scheurmaakers, hadt afgemaald Cr). Men<br />
verwonderde zig, hierom, over de brieven,<br />
welken hy nu herwaards zondt. De Contraremonftranten<br />
hielden, dat de ontwerpen<br />
hier gemaakt waren, en dat men, daarop,<br />
's Konings goedkeuring, looslyk, hadt weeten<br />
te verkrygen. De beroemde Hugo de<br />
Groot,thans Advokaat Fiscaal der Staaten van<br />
Holland, werdt gehouden voor den opfteller<br />
van 't gefchrift, waarin men den Koning<br />
den ftaat der gefchillen vertoond hadt: zelfs<br />
zou hy de brieven ontworpen hebben, welken<br />
de Koning herwaards zondt; doch hy<br />
heeft dit beide, naderhand, duidelyk ontkend<br />
(s). Ondertusfchen, zogten de Contraremonftranten<br />
, door redenen en fchriften,<br />
den jongften raad des Konings van Groot-<br />
Brittanje vrugteloos te maaken. De Groot,<br />
die thans, om zaaken der Oostindifche Maatfchappy,<br />
in Engeland, was, arbeidde hiertegen,<br />
by verfcheiden' voornaame Engelfche<br />
Geestelyken, en by den Koning zeiven (t).<br />
Ook gaf hy, in dit zelfde jaar, een boek in<br />
't licht, getiteld Godsdienftigheid der Staaten<br />
(p~) GROTIUS Verantw. Hoofdjl'. VI. bl. 56.<br />
(qS RAI'IN Tom. Vil. p. 71, 72.<br />
. f r) BRANDT II. Dal, bl. 16?,.<br />
fs ) GROTIUS Verantw Hnofdjl. VI bl. cfi.<br />
(j) UirBNSoo. bl. Ó13-C17. TRIGLAND» bl, 665.<br />
van<br />
1613.<br />
DeGroot<br />
fchryfc<br />
de Godsdienjlig-
6z VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.-<br />
I«ï3. van Holland en Westfriesland, waarin hy 't<br />
gedrag der Staaten , in 't beveelen der ver<br />
beid der<br />
Staaten draagzaamheid aan de vcrfchillende partven<br />
van Hol geleerdelyk, verdedigde, 'c Werk was'<br />
land. voornaamlyk, gerigt, tegen Sibrandus Lubbertus,<br />
Profesfor te Franeker,die de Staaten<br />
in zekere opdragt, fcherp hadt doorgeftrceken.<br />
Hy antwoordde de Groot wederom:<br />
doch zyn boek werdt, door de Staaten van<br />
Holland, als een fameus libel, verbooden (u)<br />
Maar met dit fchryven werdt de rust, die<br />
De twee<br />
partyen men zogt, niet bevorderd. De Remonftrandoen<br />
:en en Contraremonftranten vervoegden zig,<br />
nieuwe serlang, met nieuweVertoogen, by de Staa'<br />
venoo- :en van Holland, in welken, de eerften vergen.<br />
.<br />
sogten, dat den laatften belet mogt worden,<br />
1 egen hen, uit te vaaren op den Predikftoel,<br />
< só hunne Leer voor onverdraaglyk te ver-<br />
1 daaren. Deezen fpraken, daarentegen, het<br />
( lulden der Remonftranten tegen, begeeren-<br />
( le, dat hun gelast mogt worden, te antwoorden<br />
op de punten, hun te Delft over-<br />
Raad- t<br />
eleverd. De Staaten verbooden het uifgee.<br />
pleegin- ^<br />
gen der en van beide deeze fchriften, op dat dezel-<br />
Staaten ^ en niet hinderlyk zyn mogten aan het be<br />
van Hol- f uk tot de vrede der Kerken, waarover zy<br />
ïsnd. t<<br />
igenwoordig raadpleegden. Hugo de Groot,<br />
d ie, in Zomermaand, Penfionaris van Rottl<br />
:rdam geworden, en, wegens deeze Stad,<br />
tl :r Dagvaart gezonden was, hadt dit Befluit<br />
c ntworpen; doch het werdt, meermaalen,<br />
ii i de Vergadering der Staaten, gelezen,her-<br />
h izen, veranderd en befchaafd, inzonderheid<br />
9<br />
C«> (Iroot-PIa kaart). I. Deel, kol. 457.
XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 63<br />
heid, op het aanhouden van Dordrecht , 1613.<br />
daar niet dan Contraremonftrantfche Predikanten<br />
waren (J>). In Louwmaand des volgenden<br />
jaars , werdt het, eindelyk, goedgekeurd<br />
, door de Edelen, Dordrecht, Haarlem,<br />
Delft, Leiden, Gouda, Rotterdam,<br />
Gornichem, Schiedam, Schoonhoven, Brie-<br />
Ie, Alkmaar, Hoorn en Medenblik: waarbyzig,<br />
eindelyk, ook Monnikendam en Purmerende<br />
voegden. Doch Arnlterdam verklaarde<br />
rondelyk „ niet te bewilligen in het<br />
„ befluit, begeerende, dat zulks op den kant<br />
zou worden aangetekend, of anders ver-<br />
„ klaard, dat het befluit , by meerderheid<br />
„ van ftemmen , genomen was." Die van<br />
Enkhuizen en Edam verklaarden, geenen last<br />
te hebben , om zig te voegen by de meerderheid<br />
O), 't Befluit liep op deezen zin: Merk<br />
5, Dat de Staaten, gebruikende de magt, die waardig<br />
„ hun , als wettige hooge Overheid, toe- Beduit<br />
derm-.'er-<br />
„ kwam, belastten, dat men, in 't uitleg- derheid,<br />
„ gen der H. Schriften, zou hebben te zor- tot vrede<br />
„ gen, om der Gemeente en goeden inge- d-r Ker<br />
„ zetenen in te fcherpen , dat het begin, ke.<br />
„ midden en einde van 's menfchen zalig-<br />
„ heid, met naame ook het geloof, niet<br />
,, 's menfchen natuurlyken kragten of wer-<br />
3, ken; maar Gods genade, in Christus, al-<br />
3, leen moest toegefchreeven worden ; dat<br />
„ God geene menfchen ter verdoemenisfe<br />
gefchaapen had; noch noodzaakte tot de<br />
3, zonde; noch noodigde tot de zaligheid,<br />
» ter-<br />
CO BRANDT IL Dtel, bl. 215.<br />
Cw) Zie BRANBT II. Dal, hl. 232.
64 VADERLANDSCHE XXXVII BOEK.<br />
16 • 3- „ terwyl hy beflooten hadt, hun die niet<br />
„ te geeven. Dat het, wyders, vry zou<br />
„ ftaan , over 't Leerftuk der Predestinatie<br />
„ of Godlyke Voorfchikking , in de Hoo-<br />
„ ge Schooien en onder de Leeraars en ge-<br />
„ leerden, vriendelyk te redentvvisten en te<br />
„ verfchillen; doch dat de Staaten niet ver-<br />
„ ftonden , dat deeze gefchillen , op den<br />
„ predikftoel of anders, onder 't gerneene<br />
„ volk, gebragt zouden worden : noch dat<br />
„ men iemant, die niet hooger leerde of<br />
„ gevoelde, dan dat God, van eeuwigheid,<br />
„ in Christus, ter eeuwiger zaligheid, ver-<br />
„ kooren hadt zulken, die, door zyne ge-<br />
„ nade, in Christus gelooven, en, by dit<br />
„ geloove, volharden zouden , en daaren-<br />
„ tegen ter verdoemenis verworpen zulken,<br />
„ die niet geloofden en in hun ongeloof<br />
„ bleeven; verder moeide, of drong hoo-<br />
„ ger te leeren: alzo de Staaten deeze Leer<br />
„ voor genoegzaam ter zaligheid en tot<br />
„ Christelyke ftigting bekwaam hielden. Ein-<br />
„ delyk, belastten ze den Kerkendienaaren,<br />
„ zig, in alle andere punten der Leere, te<br />
„ houden aan Gods Woord, en aan 't gene<br />
„ doorgaans , by de Hervormde Kerken,<br />
„ aangenomen, en, in dezelfde Kerken, hier<br />
„ te Lande, geleerd was, en zig, in liefde,<br />
„ eenigheid en goede ftigtinge , te gedraa-<br />
„ gen, naar 't gene, by de voorgaande Staats-<br />
» befluiten, was goedgevonden (V)." Op<br />
deeze wyze, meenden de meefte Leden van<br />
Hol-<br />
Z i<br />
'^ M<br />
\ H<br />
?} r<br />
- 4 m. lik — 23 yam/ar. 1614. U,<br />
«!, Grout-PlakMtb. III. Uml, VU 460.
XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 65<br />
Holland de rust in de Kerke te konnen herftellen.<br />
Doch eer wy verhaalen, hoe hun Befluit,<br />
welk nogtans hietblykt, als een Staatsbefluit,<br />
uitgegeven geweest te zyn fj>), opgenomen<br />
werdt , zal 't noodig zyn, tot het<br />
verhaal der weereldlyke zaaken van deezen<br />
tyd, te rug te keeren.<br />
Tusfchen den Koning van Deenemarke en<br />
de Stad Lubek , was eeniij; misverftand gereezen<br />
, over het heffen van de Zondfche<br />
tollen, die, ter gelegenheid van den ZweedfchenKryg,<br />
geweldig verhoogd waren. De<br />
ingezetenen der Vereenigde Gewesten leeden<br />
ook veel, door het verzwaaren deezer<br />
tollen ; waarom de Staaten, aangezogt door<br />
die van Lubek , zig ligtelyk lieten overhaalen<br />
, tot het maaken van een Verbond van<br />
onderlinge befcherminge met deeze Stad,<br />
voor den tyd van vyftien jaaren. Het werdt,<br />
op den negenden van Bloeimaand des jaars<br />
1613 , getekend, en ftrekte tot beveiliging<br />
der wederzydfche Scheepvaart en Koophandel<br />
, door de Oost- en Noordzee , tot aan<br />
de hoofden toe. De Staaten zouden 't opperbeleid<br />
hebben van't gene, ingevolge van<br />
dit Verbond, zou ondernomen worden: waartoe<br />
de Stad Lubek, egter, vryelyk zou mogen<br />
ftemmen (z). Sommigen voegen 'er by,<br />
dat de Staaten, tot de kosten des Verbonds,<br />
agt deelen , Lubek alleen een negende zou<br />
betaalen. Weinig dagen laater , flooten de V ê<br />
Staaten een diergelyk Verbond voor vyftien m e<br />
r > jaa- ni<br />
rborkl<br />
c ec-<br />
*<br />
CO TüIGLANI). bl. 6-/.Ï.<br />
n' Z<br />
mu<br />
r)J^m,<br />
1-23 3!ay l6t3<br />
' W<br />
* 28<br />
*' GTÖOt<br />
*' J<br />
* t<br />
w |<br />
X. P E E T,. ]?<br />
>-<br />
XVI.<br />
Verbond<br />
lusTcnen<br />
de Staa-<br />
:en en dé<br />
Stad<br />
Lubek.
Duitfche<br />
Vorlren.<br />
Vetbond<br />
«iet<br />
Zweeden.<br />
66 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />
jaaren met eenige Keur- en andere Vorften<br />
van Duitschland, te weeten , Palts, Wurtemberg,<br />
Hesfen, Baden, Anhalt, Branden»<br />
bnrg en Oatingen, welk, voornaamlyk, op<br />
de Kleeffche en Gulikfche zaaken, zag, en in<br />
't volgende jaar, nader verklaard en bevestigd<br />
werdt Qa~). De Duitfche Vorften beloofden<br />
, by dit Verbond, de Staaten, in geval<br />
van oorloge, met drieenveertigduizend<br />
guldens ter maand, te zullen onderfteunen.<br />
De Staaten zouden hun, daarentegen, met<br />
vierduizend man, byftaan (b).<br />
Doch Christiaan de IV, bedugt Voor de gevolgen<br />
van het Verbond met Lubek, fchreef<br />
den Staaten, terftond, dat hy de tollen verminderen<br />
zou, en hunnen onderzaaten niets,<br />
boven 't gene zy , twee jaaren te vooren,<br />
plagten te ge even, doen afvorderen : waarmede<br />
de gevreesde verwydering voorkomen<br />
werdt (c) : fchoon 't Verbond met Lubek<br />
niet nalaaten kon eenige verkoeling te maaken<br />
tusfchen Koning Christiaan en de Ver*<br />
eenigde Staaten (/). Doch het gaf, daarentegen<br />
, dén Koning van Zweeden, Gustaaf<br />
Adolf, aanleiding, om zynen Hofraad, Jakob<br />
van Dyk, herwaards te zenden, om, over<br />
diergelyk Verbond van onderlinge befcherraing<br />
, vriendfchap en koophandel, in onderhandeling<br />
te treeden. Het werdt, ins*<br />
gelyks, voor vyftien jaaren, op den vyfden<br />
van<br />
(a~) Zie fïroot-PIaUaatb. IV. Deel, li. 267, aft. ftcfol.Holl.<br />
1-23 Mxv irtis. tl. TÜ.<br />
(*) l'mez Du MONT Corps Diplom. Tom. V. P. It, p.«ï6.<br />
fc) VAN DEN SANOF. V. Boek, bl. 66. UAUDAIIT M.nnar. V«<br />
flfiék. bl. 44.<br />
(rfj Zie HENTIVO#L.IÜ Verhaaib. bh 206, 297.
XXXVIL BOEK. H I S T O R I E . 67<br />
van Grasmaand des jaars 1614, geflooten (e).<br />
By nader Verdrag van den zelfden dag, werdt<br />
verklaard, dat men eikanderen, in geval van<br />
oorloge , met vierduizend man, byftaan zou<br />
Cf). Te vooren, in Grasmaand des jaars<br />
1613, hadden de algemeene Staaten tweehonderd<br />
fchippond of zestigduizend ponden<br />
Zweedsch Koper, tot veertig Ryksdaalders<br />
het fchippond, van den Koning van Zweeden<br />
gekogt, om te Stokholm te ontvangen O),<br />
^n, waarfchynlyk, hier, tot het gieten van<br />
gefchut, of eenig ander werk, te gebruiken.<br />
Ondertusfchen, kon de Koning van Deenemarke<br />
zulk eene enge verbindtenis met Zweeden<br />
ook met geene gunftige oogen aanzien.<br />
De Verbonden met Zweeden en Lubek IJegiiifofs<br />
ier Wal-<br />
dienden tot beveiliging der Scheepvaart en<br />
i'sch<br />
Handel, die, omtrent deezen tyd, nog verder<br />
rtingst.<br />
Noordwaards werdt Voortgezet. Ter gelegenheid<br />
der verfcheiden' togten naar Nova<br />
Zembla en de Straat Waaigats, om eene<br />
Vaart naar China op te fpooren, hadt men<br />
ontdekt, dat zig, hoog in 't Noorden, menigte<br />
van walvisfchen, walrusfen, robben,<br />
zeehonden en andere dieren onthielden, wier<br />
fpek, huid en tanden * met merkelyk voordeel,<br />
verhandeld konden worden. Ook hadden<br />
de Engelfchen zig, al federt eenige jaaren<br />
, begonnen toe te leggen op de Walvischvangst,<br />
die zy nog bleeven aanhouden. De<br />
onzen kreegen 'er dan ook lugtop. Eenige'<br />
Hol<br />
(e~) Zie Cnot-PIakaatb. IV. Deel, bl. 27K.<br />
Cf") Zie Groot-Plaknatb. IV. Deel, bl. 278.<br />
c Ko<br />
•m'tQ'n' ' °P-Goiitraft by Du MONT Corp* piplo». Hm-<br />
T. f. 11. p. 223.<br />
% 2
Opregting<br />
der<br />
NoordfcheWiaatfchappye.<br />
6*8 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK,<br />
Hollandfche Koopluiden rustten twee fchepen<br />
uit op de Walvischvangst, die , nogtans<br />
, door twee Engelfchen, aangetast, en<br />
van vangst en vischwant beroofd werden ,<br />
zonder dat zy, in Engeland, hoe zeer 'er de<br />
Staatfche gezant Karon op aanhieldt, vergoeding<br />
van fchade bekomen konden Ch).<br />
Zy gaven, nogtans, den moed niet op. Lammert<br />
van Tv»'eenhuizen, Jacques Nicquet, Jacques<br />
Mercys, Gillis Dodeur, Leonard Rans,<br />
Tsbrand Dobbens, Nïkafius Kien, Antoni Monier,<br />
Dirk Adriaanszoon Leveflein, en veele<br />
andere ingezetenen der Vereenigde Gewesten<br />
maakten eene Maatfchappy uit, die, op den zeven<br />
entwintigften van Louwmaand des jaars<br />
1614, van de algemeene Staaten Oktroi verwierf,<br />
om, in dat en de twee volgende jaaren,<br />
alleen te mogen handelen en visfchen, op de<br />
kusten en Landen van NovaZembla, tot de<br />
Straat Davis toe, met Spitsbergen, 't Beeren<br />
Eiland , Groenland en de andere Eilanden<br />
hieromtrent daaronder begreepen. Dit Oktroi<br />
werdt, naderhand, meer dan eens, verlengd.<br />
Ook kreeg, in 't jaar 162.2., eene Zeeuwfche<br />
Maatfchappy verlof, om, dat jaar, nevens<br />
de Hollandfche , op 't Eiland Mauritius,<br />
anders Jan-Mayen-Eiland, te mogen<br />
visfchen (;')• De visichery bragt der Noordfche<br />
Maatfchappye , in 't eerst, merkelyke<br />
voordeden aan. Doch deezen verminderden,<br />
door den tyd; voornaamlyk, doordien men,<br />
gelyk vermoed werdt, met al te fterk te visfchen<br />
(7*) RAÜDART. ,Mein. V. Hoek, bl. 43.<br />
({'. Zie Oi-oot-Plak.-ünb. I. Deel, kol. 669, 671, (73, 6;Z.<br />
VELIL-S Hoorn, bl. ;;$o.
XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 69<br />
fchen , de walvisfchen fchuw gemaakt en<br />
verjaagd hadt. 't Laatfte Oktroi der Maatfchappye,<br />
welk, met het jaar 1642, ten einde<br />
liep, werdt niet wederom vernieuwd, en<br />
't leedt niet lang daarna, of de Maatfchappy<br />
was geheellyk vernietigd. Sedert, is de Walvischvangst<br />
omtrent Groenland en Straat Davis<br />
, door byzondere Koopluiden, voortgezet<br />
; gelyk nog tegenwoordig gefchiedt.<br />
Kort na het opregten der Noordfche Maat<br />
fchappye, welke men hoopte gelegenheid te<br />
zullen geeven tot het ontdekken van nieuwe<br />
Landen, verleenden de algemeene Staaten,<br />
by openbaaren Plakaate, aan elk, die eenig<br />
onbekend gewest opfpoorde , verlof, om,<br />
vier reizen agtereen , met uitfluiting van alle<br />
anderen, op het zelve te mogen handelen,<br />
mids hy, van de eerfte ontdekking fhuis gekomen,<br />
binnen veertien dagen, verflag van<br />
zyn wedervaaren deedt, aan de algemeene<br />
Staaten (T).<br />
In Oostindie, was, reeds meer dan eens,<br />
merkelyk misnoegen gereezen , tusfchen de <<br />
Engelfchen en Nederlanders, die elkande- 1<br />
ren befchuldigden van 't inflaan van flink J<br />
fche wegen, om eikanderen den handel te <<br />
bederven , of te beletten. De Engelfchen l<br />
vorderden vryen handel op zulke Plaatlèn, (<br />
alwaar de Indiaanen zig verbonden hadden, ]<br />
om hunne vrugten alleen aan de onzen te le- f<br />
veren; zonder dat zy iets wilden draagen in b<br />
de onkosten, die men hadt moeten doen, en f<br />
1613.<br />
Voorregt<br />
/oor de<br />
jntdekccrs<br />
van<br />
nieuwe<br />
Landen.<br />
XVII.<br />
ïezantchap<br />
aar Eneland<br />
,<br />
iverzaaen<br />
, de<br />
)oscinifche<br />
k'Iaat-<br />
:liappy<br />
etretnog<br />
doen zou , om den handel, tegen de<br />
vyand-<br />
(O Groof-Plakaath. h Deel, kol. 563. ^<br />
E3 '
70 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />
vyandlykheden der Spanjaarden en Portugeezen,<br />
te befchermen (7). Het berooven<br />
der Hollandfche Walvisclwangeren door de<br />
Engelfchen , die oordeelden, alleen regt te<br />
hebben, tot het bevisfchen der afgelegen'<br />
Noordfche gewesten , was hierby gekomen.<br />
Om beide deeze geichillen by te leggen ,<br />
zonden de algemeene Staaten, in de Lente<br />
deezes jaars, Reinier Pauw, Oud-Burgemeester<br />
van Amfterdam, Jakob Bortel, Oud Burgemeester<br />
van Middelburg, Dirk Meerman,<br />
Schepen en Raad van Delft, en Hugo de<br />
Groot, nu nog Advokaat Fiskaal der Staaten<br />
van Holland, naar Engeland af. De Koning,<br />
die, onlangs, Prins Maurits met de Ridderorde<br />
van den Kousfeband vereerd hadt (ni),<br />
fcheen genegen, tot het vereffenen der gefchillen<br />
(«). Ook werden de Oostindifchen,<br />
eerlang , tot genoegen der Maatfchappye,<br />
afgedaan: waarin de Groot zig zulks gekweeten<br />
hadt, dat hy , deswege , veel meende<br />
verdiend te hebben, by de Maatfchappye en<br />
by 't Vaderland (0). Doch de fchade, den<br />
Walvischvangeren toegebragt, fchynen de<br />
Engelfchen niet, te hebben willen vergoeden ;<br />
waarom de algemeene Staaten, federt, genaden<br />
vonden , der Noordfche Maatfchappye<br />
te beveelen, dat zy haare fchepen , na<br />
deezen, van gefchut en krygsbehoeften hadt<br />
te voorzien (ƒ>): 't welk van zulk een gevolg<br />
was,<br />
(O Refol. Holl. 4-17 Maart 1615. W. 5.<br />
(OT) RAPIN Tem. VII. p- 76, UITENBOGAERT, W.- 601.<br />
C n ) Vide Aft Publ. Angl. Tom. VII. P. II. p. 205.<br />
(e) GROTIUS Verantw. Boofdfl. Xli. bl. 209, 214. C<br />
BRANDT Leven van H. de Gtoivt, bl. 45.<br />
' dp) Gróot-Plakaatb. I. Deel, kol. 673.
XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 7.1<br />
was, dat haare Walvischvangers, in 't jaar JÓI3-.<br />
1617, wederom, door de Engelfchen, aangetast<br />
zynde, dezelven te magtig werden,<br />
een Engelsch fchip overmeesterden, en herwaards<br />
bragten. Doch 't werd,door s Lands<br />
Staaten, terftond, vry gegeven (
7
XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 73<br />
hy van zynen mededinger voorkomen werdt.<br />
Doch de aanflag werdt ontdekt, en mislukte.<br />
De Aartshertogen oordeelden, dat het<br />
nu tyd was om zig te wapenen, en zig de<br />
zaake van Kleeve en Gulik nader aan te<br />
trekken (y~). De Vereenigde Staaten kreegen<br />
'er zo dra geene kennis van, of zy maakten<br />
zig, insgelyks, gereed tot eenen veldtogt.<br />
Beide vermaanden zy, ondertusfchen,<br />
de Vorlten tot Vrede. Ook werdt 'er, in de<br />
Lente des jaars 1614, eene byeenkomst ge 1614.<br />
houden te Naumburg, zonder dat 'er egter<br />
iet geilooten werdt (z). Wat laater,in Zomermaand,<br />
kwam men nog eens te Wezel<br />
byeen, met gelyken uitfiag (V). De Vereenigde<br />
Staaten hadden hier ook hunne Gemagtigden<br />
gehad. De Keurvorst hadt, in<br />
Bloeimaand, op een vermoeden, dat de<br />
Paltsgraaf zig zogt meester te maaken van<br />
het Kasteel van Gulik, zynen ilag waargenomen,<br />
en 'er zig in geworpen, met eenig<br />
Staatsch volk, de Nieuwburgfche troepen<br />
uit het Kasteel en de Stad verdryvende, en<br />
de bezetting, met Staatfche knegten, verwerkende.<br />
Hierop, hadt de Paltsgraaf Dusfeldorp<br />
overmeesterd; waarmede de vyandlykheden,<br />
van wederzyde, openlyk, begonnen<br />
waren (b). De Vereenigde Staaten betuigden,<br />
nogtans, dat zy Gulik hadden helpen<br />
verzekeren, om de rust te beter te bewaaren,<br />
onder de Vorlten, die anders, door<br />
C.V") ÜEVTIVOGUO tl. 44a, 44-;.<br />
C.z~) BAUDAH.T. Meinor. VI. hoek, M. 34.<br />
ia) liENTivoo. l/l. 451. BAUD/UIT. Meinor. VI. SM*', W, 38.<br />
t*_) BENTIVOGLIO H. ,,45, 446.<br />
de
7+ VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK,<br />
1614. de wapenen,fcheen te zullen verhroken wor><br />
den. Doch de Aartshertogen dagten, dat zy<br />
voet,in de Kleeffche en Gulikfche Landen,<br />
zogten te krygen,tot hun eigen voordeel (c).<br />
De Spanjaards, die zig in Brabant onthielden,<br />
morden over de nadeelige gevolgen<br />
van 't Beftand, en hitften Albertus ten oorKrygsloge<br />
op (d). Hy hadt, in 't voorjaar, niet<br />
jnsgt der boven de agtduizend knegten en twaalfhonAartsherderd<br />
Ruiters in dienst, daar de Vereenigde<br />
togen en<br />
Staaten. Staaten, daadelyk, meer dan twintigduizend<br />
knegten en vyfentwintighonderd Ruiters op<br />
de been hadden (e). Men hadt, hierom, te<br />
Brusfel, beflooten, nog twaalfduizend knegten<br />
en dertienhonderd Ruiters te werven, en<br />
onderftand in geld uit Spanje verzogt en bekomen<br />
(ƒ). De gezanten van Frankryk en<br />
Engeland zogten deeze werving te ontraaden,<br />
den Aartshertogen verzekerende, dat<br />
de Staaten Gulik ruimen zouden, zo dra de<br />
Vorften zig zouden verdraagen hebben. Doch<br />
men hadt hier geene ooren naar (g). 't Leger<br />
der Aartshertogen trok te Maaftncht byeen.<br />
De Markgraaf Spinola ftelde zig aan 't hoofd<br />
van het zelve, en brak op van Maaftricht, in<br />
't begin van Oogstmaand, De Vereenigde<br />
Staaten, vermoedende, dat men 't op Gulik<br />
gemunt hadt, hadden zorg gedraagen om de.<br />
Stad, rykclyk, te voorzien van volk, welk,<br />
onder Graaye Fredrik Henrik, der waards.<br />
fc) BENTIVOOLIO bl. 459, 46j.<br />
(d) BENTIVOGLIO bl. 44.8.<br />
(c) UENTIVOGLIO bl. 451.<br />
(ƒ3 BENTIVOOLIO U. 456, 457,<br />
C£) BENTIVOÖLIO bl. 462,<br />
ge?
XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 75<br />
gezonden was Ook hadt men 'er zo groot<br />
een' voorraad van eetwaaren binnen gebragt.<br />
als of men voor een langdaurig beleg gevreesd<br />
hadt. Doch Spinola hadt andere oogmerken,<br />
die zig, welhaast, openbaarden.<br />
Wy hebben, te vooren (J),verhaald, hoe _ X!ï.<br />
de Hervormden, die te Aken in de Regee- '<br />
vciordiring<br />
plagten te zyn, in 't jaar van al- ] ;e 100<br />
Je bewind ontzet werden. Sedert, hadt men, i tand vaa<br />
in deeze Rykftad, alleen Roomschgezinde t<br />
Regenten gehad, die, in heimelyk Verbond<br />
ftaande met den Aartshertoge Albertus (£),<br />
de Hervormden in 't gemeen,en met naame<br />
ook de afgezette Regenten, zwaarlyk, ver-,<br />
drukten, dezelven, met gevangenis , geldi<br />
boeten en ballingfchap, ftraftendc (/)• Dit<br />
duurde, tot 'in 't jaar 1611; wanneer eenigen,<br />
zig in hunne ballingfchap niet konnende<br />
gerust houden, eene beweging verwek*<br />
ten, onder 't volk, welk, rennende naar 't<br />
Raadhuis, de Raaden in hegtenis nam; doch<br />
federt ontfloeg, mids zy behoorlyke rekening<br />
deeden, en der Burgerye, ook in andere<br />
opzigten, genoegen gaven. De beroerdte<br />
werdt egter niet geftild, dan door tusfchenfpraak<br />
des Konings van Frankryk, en der<br />
Vorften van Brandenburg en Nieuwburg (;«),<br />
De Hervormden werden, eerlang, herlteld<br />
in de Regeering, en verwierven de vrye oefening<br />
van hunnen Godsdienst. De Aartsher<br />
tfc<br />
CO Reli'i- Holl. 1-19 July 1614. bl. 60,70. ISAUDART, Me-<br />
Hior. VI. Koek, bl. .<br />
CO IX. Deel, bl. Ti.<br />
Ck ) OROÏM Hifi. libr. XVII. fl. 472.<br />
( O METEREN XXVI. liuek, f. 407, 490,,<br />
(GO MCTEHEN XXXII, Hoek, ƒ. 028,
76 VADERLANDSCHE XXXVII. BOEK.<br />
ICJ14. togen, die, gelyk hunne voörzaaten, de<br />
Hertogen van Brabant, Aken gaarne onder<br />
hunne gehoorzaamheid gebragt zouden hebben<br />
, zagen de omkeering binnen deeze Stad<br />
aan, met veel misnoegen. De Keizer zelf<br />
fprak een vonnis uit tegen Aken , in den<br />
aanvang deezes jaars 1614, en gaf den Aarts»<br />
hertoge Albertus en den Keurvorst van Keulen<br />
magt, om, in gevolge van het zelve ,<br />
alles,aldaar, iu den voorigen ftaat, te her-<br />
Spinola ftellen (V). Spinola hadt dan heimelyken last<br />
maakt zig<br />
gekreegen, om zig, in de eerfte plaats, van<br />
meester<br />
van dee Aken te verzekeren, gelyk hy, zonder flag<br />
ze Stad. of ftoot, uit 'sKeizers naam, deedt, op den<br />
Hy eenentwintigften van Oostmaand. Zo dra<br />
neemt<br />
Duuren, hy in de Stad gekomen was, verftelde hy de<br />
Orfoi, Wet,en deedt de oefening van den Onroom-<br />
Duisberg fchen Godsdienst ophouden (0). Naderhand,<br />
en ande werden er verfcheiden' Burgers, over de<br />
rePlaatfen in. /oorige beroerten, te regt gefteld, en, met<br />
Ook We le dood of met ballingfchap, geftraft (p ).<br />
zel. Ma 't inneemen van Aken en 't flegten van<br />
Mulheim, welk 'er op volgde, maakte hy<br />
dg, zonder moeite, meester van Duuren,<br />
Orfoi, Duisberg, Kaster, 's Greevenbroek<br />
?n Berchem. Eindelyk, toog hy, op den<br />
zevenden van Herfstmaand, voor Wezel, alwaar<br />
men hem, na eenigen geringen tegenftand,<br />
insgelyks, de poorten opende<br />
Prins<br />
Manrits<br />
Midlerwyl was ook Prins Maurits opgebroken<br />
met het Staatfche Leger, en te laat<br />
ge-<br />
C »") Fnfez Dtr Mo NT Corps Diplom. Tom. V. p. H, p, 235^<br />
(O BAUIMRT. Meinor. Vt liock, bl. 14, 40.<br />
lp) BAUUART. Mentor. VIU. Rnek, 61. 60 ent.<br />
(f J B,IÜIMRT. Meiaur. VI. Hoek, bl. ai.
XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 77<br />
gekomen zynde, om, binnen Wezel, ont 1614.<br />
vangen te worden, hadt hy zig meester gemaakt<br />
van Emmerik en Rees: naderhand, ook bezet<br />
Goch i Kraanenburg en Gennip, met Staatsch Emme<br />
of' Brandeuburgsch volk, bezettende. Zante, rik, Rees,<br />
Goch en<br />
alwaar hy, insgelyks, gaarne bezetting ge<br />
andere<br />
legd zou hebben, werdt, eer hy 't verwagt- Plaatfen.<br />
te, door Spinola, ingenomen (r). Prins<br />
, Maurits nam, daarna, ook verfcheiden' PlaaVfenin,<br />
in het Graaffchap Mark, terwyl Spinola,<br />
aan 't verfterken van Wezel, deedt<br />
arbeiden (*). Dit wederzydsch inneemen van<br />
Steden gefchiedde, zonder dat de Legers eikanderen<br />
eenigen tegenftand deeden. Men<br />
wilde het Beftand niet breeken, en de tegenwoordige<br />
krygsbedryven aangemerkt hebben,<br />
als gefchiedende alleenlyk, tot bevordering<br />
of herftelling der rust, in onzydige<br />
Landen. De bevelhebbers en krygsknegten<br />
van de eene en de andere partye ontmoetten<br />
en bejegenden eikanderen, dikwils , vriendelyk<br />
(t). De Legers lagen naauwlyks twee<br />
mylen van eikanderen. Spinola hadt zig by<br />
Wezel, Maurits by Rees nedergeflaagen.<br />
Terwyl de Staatfche bezetting in Goch lag, \ r<br />
oorva!<br />
werdt Goosfen Lxken, een der Burgemeefte- i t Goch.<br />
ren deezer Stad , die Roomschgezind was,<br />
door zekeren Weever , bedraagen, als of<br />
hy heimelyk handelde, om de Stad aan Spinola<br />
te leveren. De bevelhebber deedt hem<br />
en eenigen der zynen terftond vatten. Een derzelven<br />
werdt zwaarlyk gepynigd; doch ontkwam,<br />
f ?) "AUDART. Meinor. VI. Doek, bl, 42.<br />
O) ÜAUDART. Memor. VI. Doek, U, 41.ïtj<br />
ümnvoGUo, b!. 486.
16%<br />
Önciefliahdelin^'<br />
te !<br />
fÉ VADERLANDSCHE XXXVIÏ.BOEÏL<br />
kwam , kort hierop , uit de hegtenis , en<br />
bragt te wege, dat het ftuk, door Gemagtigden<br />
uit den Haage, nader onderzogt<br />
werdt. Men bevondt, eindelyk , dat de<br />
Weever tot het befchuldigen van Exken verleid<br />
was, door den Predikant Petrus Ceporims,<br />
gebeeten op den Burgemeester, om dat<br />
deeze hem de inkomften eener Roomfche<br />
Pastorye in Goch geweigerd hadt (ju).<br />
De Koningen van Frankryk en Groot-Britanje<br />
zonden, eerlang, hunne gezanten naar'<br />
de Legers , om eene vrede tusfchen de twee<br />
Vorsten te bemiddelen. De Aartshertogen en<br />
Staaten hadden hier ook hunne Gemagtigden.<br />
Men kwam, in 't begin van Wynmaand,<br />
by een, te Zante. De voornaamfte zwaarigheid<br />
in de handeling betrof het Kasteel van<br />
Gulik, welk, de fterkfte Plaats des gantfchen<br />
Lands zynde, de Vorsten eikanderen misgunden.<br />
Men floeg dan voor, het Kasteel<br />
te flegten, naar den kant der Stad, of het<br />
in bewaaringe te geeven aan de Staaten, terwyl<br />
Wezel in de handen der Aartshertogen<br />
blyven zou. De Franfche, Engelfche en Staat--<br />
1'che Gemagtigden neigden voor den eerften,<br />
de Aartshertogen voor den tweeden voorflag.<br />
Omtrent de regeering der Landen, begreep<br />
men* dat een der Vorsten de verdeeling<br />
zou doen, waaruit de andere de keus<br />
hebben zou : 't welk Nieuwburg best aanftondt:<br />
of, dat ieder de helft van 't Land,<br />
zes maanden in 't jaar, en de andere helft,<br />
de andere zes maanden, regeeren zou: waar-*<br />
ft*<br />
C'0 QtiiNtoLO Vcrantw. I. Deetj U. 171 *Ü8t
XXXVÏI. BOEK. H I S T O R I E . 79<br />
in Brandenburg en de Staatfchen meer gevallen<br />
hadden. Ook neigden 'er, eerlang,<br />
de Franfchen en Engelfchen toe (V). Nader<br />
hand, Veranderde men egtcr van gedagtett.<br />
„ Men verdeelde de Landen, in twee dee-<br />
„ len,ftellende Kleeve, Mark, Ravensberg,<br />
„ Kavenflein en eenige goederen in Brabant<br />
„ en Vlaanderen voor één deel, en Gulik<br />
„ en Berg* met het gene 'er toe behoort,<br />
„ voor het ander : om 't bezit van welke<br />
twee deelen, de Vorsten looten zouden."<br />
Voorts,kwam men overeen „dat het vreemd<br />
„ krygsvolk, terftond, vertrekken zou; dat<br />
„ de Vorsten geene Plaatfen in de magt van<br />
„ eenen derden zouden ftellen,endat de Ves-<br />
„ tingwerken , federt Bloeimaand laatstlee-<br />
,. den, begonnen, geflegt zouden worden."<br />
De Vorsten en de Gemagtigden van Frankryk,<br />
Groot -Britanje en de Staaten tekenden<br />
dit Verdrag (w). De Aartshertoglyken, last<br />
uit Spanje moetende afwagten, fielden 't uiu<br />
In Wintermaand, kwam 'er, eindelyk, bevel<br />
van Filips „ om geen verdrag te laaten flui-<br />
„ ter, zonder dat hy 'et deel in hadt; om<br />
„ Wezel niet over te geeven, en om alles<br />
„ in den zelfden ftaat te laaten, waarin het<br />
„ tegenwoordig was." De onderhandelingen<br />
werden, hierop, afgebroken (x). Men handelde,<br />
daarna, nog eenigen tyd, te Brusfel<br />
en in den Haage, zonder iets te konnen üaU<br />
ten. De Legers Waren, reeds in Slagtmaand,<br />
ge-<br />
O) BENtivoöLio bl. 489-494. BAUDART. M:tuor. VI. Bodk,<br />
f3. 42 , 43.<br />
(y)^ Voiez Du MONT Corps Dipl. Tom.V.P.Ü.p, 255, rtt*<br />
(O lÏBKTZVOBMOi bh 50»-503., 506.<br />
1614,<br />
Verdrag j<br />
aldaar<br />
gemaakt.
1014.<br />
XX.<br />
Gezantfchap<br />
van den<br />
Grootvorst<br />
van<br />
Musdovie. <br />
OpregtingeenerHiojicSchoole,<br />
te<br />
Groningen.<br />
66 VADERLANDSCHE XXXVII. BOEK.<br />
gefcheiden. Elk hieldt de ingenomen' Plaatfen<br />
fterk bezet. Prins Maurits zondt de overige<br />
knegten en eenige Ruiters naar Munfterland<br />
en 't Stigt Paderborn, alwaar hy<br />
zwaare brandfchattingen vorderen deedt (y).<br />
't Liet zig aanzien , dat het Krygsvolk der<br />
Aartshertogen en Staaten de Kleeffche en<br />
Gulikfche Landen niet zo haast verlaaten zou ,<br />
als het 'er ingekomen was.<br />
In de Lente deezes jaars, was 'er een Gezantfchap<br />
uit Muskovie aangekomen in den<br />
Haage, om de Staaten te verzoeken, dat zy<br />
den Grootvorst, Michaël Eederowitz, met eenige<br />
Oorlogfchepen en geld, wilden onderfteunen,<br />
en een vast Verbond met hem aangaan.<br />
Doch de Staaten weezen dit verzoek,<br />
heufchelyk, van de hand. De gezanten werden<br />
egter eerlyk onthaald, en, op hun vertrek,<br />
met gouden ketenen en penningen, befchonken<br />
(z).<br />
Tot hiertoe, waren 'er maar twee Hooge<br />
Schooien geweest, in de Vereenigde Gewesten<br />
, te Leiden, in Holland, en te Franeker,<br />
in Friesland. Doch in den Zomer deezes<br />
jaars, beflooten de Staaten van Groningen en<br />
de Ommelanden, op 't fterk aanraaden van<br />
Graave Willem LodeWyk , Stadhouder van<br />
dit gewest, eene derde Hooge School op te<br />
regten, binnen Groningen, die, opdendrieentwintigften<br />
van Oogstmaand , plegtiglyk<br />
werdt ingewyd Ik vind, dat 'er, in de<br />
Lente des volgenden jaars, reeds omtrent<br />
(y) BAUDAKT. MentOr. VF. Koek, bU 5T.<br />
t z) R'tmw.T. Memor. V!. /«rit, */. c$.<br />
(«, BAUDAIU* Meaicr. VI. floib, hl. aj.
&XXVÏI.BOEK. HISTORIE. 8i<br />
tagtig Studenten , op de Groninger Hooge<br />
Schoole, waren ingefchreeven (&).<br />
Dus nadert ons verhaal, ongevoelig, wederom<br />
tot de Kerkelyke zaaken, die nog al<br />
niet nalieten de Grooten, de Predikanten en<br />
't Gemeen in geduurige onrust te houden, "t<br />
Befluit der Staaten van Louwmaand laatstleeden<br />
werdt van de Remonftranten , in 't<br />
gemeen, gaarne ontvangen. Ook namen vee<br />
le Contraremonftranten aan , te myden , 't<br />
gene de Staaten hadden afgekeurd. Doch<br />
eenigen vonden hierin merkelyke zwaarigheid,<br />
oordeelende zy, dat de Kerk, by dit<br />
befluit, ten onregte befchuldigd, en hun<br />
verbooden werdt, de waarheid te prediken<br />
(e). De Klasfis van Hoorn veroordeelde drie<br />
Remonftrantfche Predikanten, fchoon het<br />
haar, door Gekommitteerde Raaden, verbooden<br />
was, en hieldt, federt, haare vergaderingen<br />
afzonderlyk. Ook werdt 'er , in de<br />
Stad, eene vergadering aangelegd, daar de<br />
Contraremonftrantfche Predikanten van de<br />
Klasfis, nu en dan, kwamen prediken Cd).<br />
Te Rotterdam , daar de openlyke Leeraars *<br />
vreedzaam waren, of Remonftrantsch, durf- £<br />
de zeker makelaar zeggen 4J dat hy liever r(<br />
n van een varken dan van een' der Predi fl<br />
n kanten getrouwd wilde worden." Doch t(<br />
1614.<br />
't Befluli<br />
der Staaten<br />
van<br />
Holland<br />
bp de<br />
Kerkenvrede<br />
geeft<br />
veeleü<br />
geen genoegtn.<br />
tondel<br />
!géd de<br />
'ontraraonraweit<br />
: Rot-<br />
hierom werdt hem het burgerregt, voor een rdam<br />
jaar, en het makelaarfchap , voor altoos, & 1 el-<br />
:rs.<br />
af-<br />
. f») VhH Epift. Seleét. e Mufao J. G. MEEUI Dec. III.JE?*.<br />
I. II- VI. p. 79, 81, 90.<br />
( O BRANDT. 'F. Deel, bl. 236. 237.<br />
C'l) VELIÜS Hoorn, bl. 548. TRIOIAND. bl, 834-84**<br />
X. DEEL* F
1614.<br />
Nadeeli-<br />
ge gerii;;<br />
ten van<br />
XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 83<br />
trent deezen tyd, zo men wil, laaten ontvallen,<br />
„ dat fommiger gezag zo niet gevestigd was,.<br />
5, of het kon wel ter neder geworpen vor-<br />
„ den (ƒ')•" Woorden, die naderhand bleken<br />
, voorboden geweest te zyn van den<br />
ramp, die den Advokaat befchooren was.<br />
Te Amfierdam, daar men zig, gelyk wy, XXL<br />
te vooren, zagen, fterkst verzet hadt, tegen l ïan le-<br />
het befluit der meeste Leden van Holland \ ini; in dc<br />
r<br />
roedvan<br />
Louwmaand laatstleeden, fcheen men }<br />
:lisp te<br />
ook andere Steden te willen aftrekken van 1 Lmfter-<br />
dit Befluit. In Louwmaand des jaars 1615, t am.<br />
werdt, aldaar, in de Vroedfchap, voorge- 1615.<br />
flaagen , of men, van Stads wege, niet iet "<br />
doen zou, ten behoeve van hun, die zig,<br />
te Hoorn, van de openbaare Kerke , hadden<br />
afgezonderd. De meeste Leden der<br />
Vroedfchap hielden hier de zyde der Contraremonftranten.<br />
Doch Kornelis Pieterszoon<br />
Hooft, Raad en Oud Burgemeester,<br />
beweerde „ dat, het onredelyk zyn zou ,<br />
>? zig te moeijen met de byzondere huishou-<br />
„ ding eener Stad ; daar men zelf niet ge-<br />
5, zind was toe te ftaan, dat de meeste Lc<br />
„ den der Vergaderinge van Holland hunne<br />
5, Befluiten, binnen Amfterdam, deeden gel-<br />
„ den." Wat 'er op den gemelden voorflag<br />
beflooten werdt, weet ik niet: doch 't is<br />
zeker, dat Hoofts raad, doorgaans tot gemaatigdheid<br />
ftrekkende, thans minder ingang<br />
vondt, dan voor eenige jaaren, en flegts van<br />
de minflen in getal werdt aangenomen. En<br />
z a l n i e t<br />
'* ondienftig zyn, hier, in 't voor-<br />
Gfj 15RANDT II. BUI, il. 245, 24Ö.<br />
F a<br />
by-
84 VADERLANDSCHE XXXVII. Boz&,<br />
bygaan , aan te wyzen, wat 'er, naar fom-<br />
- miger verhaal, de naaste oorzaak van geweest<br />
zy.<br />
Men hadt, al voor veele jaaren , befloo-<br />
De baat<br />
1<br />
zugt vai ten, de Stad voor de derde reize uit te leg<br />
eenige gen, en, in 't jaar 1601, eenen aanvang van<br />
Regentenal<br />
't werk gemaakt. Eenige Regenten , deeze<br />
daar is, uitlegging te gemoet ziende, hadden, kort<br />
Volgens te vooren, veele landen en erven, even buifommiten<br />
de Stad gelegen, opgekogt, welken zy,<br />
gen , oor<br />
zaak, da ! naderhand, op de fchatting van die van den<br />
men dei 1 Geregte, tot Stads gebruik, weigerden af te<br />
raad des (taan , gelyk andere gemeene burgers ver-<br />
Oud Bur<br />
' pligt werden te doen. Hooft en andere Wetgemeestershouders<br />
oordeelden , dat deeze Regenten<br />
Hooft zulks , insgelyks, behoorden te doen, zonverder<br />
merkelyke winst te vorderen. Doeh zy<br />
werpt.<br />
begreepen 't anders , en waren nog met de<br />
winst van vyftien guldens op de roede , of<br />
negenduizend op de morgen niet te vrede.<br />
Tegen dit hun gedrag nu, vondt Hooft geraaden<br />
, zig , in den vollen Raad , aan te<br />
kanten, onder anderen zeggende „ dat de<br />
Regenten der Stad, kans ziende, om, voor<br />
n zig zeiven , merkelyk voordeel te trek-<br />
„ ken, uit het beleid der Stads zaaken, over-<br />
„ leggen moesten , of zulks tot dienst, of<br />
tot ondienst van de Stad en Gemeente<br />
„ {trekken zou. Dat het byzonder belang<br />
„ wyken moest, voor 't gemeen. Dat de<br />
„ Raaden der Stad fchuldig waren te bezor-<br />
„ gen , dat de Stad of Gemeente , die by<br />
w weeskinderen vergeleeken werdt, en op<br />
„ aarde geenen anderen voorftand hadt dan<br />
« den Raad, geen ongelyk, noch door henzet<br />
» ven,
XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 85<br />
» ven , noch door anderen , wierdt aange- 161?.<br />
» daan. De Regenten ftonden , voer hy<br />
» voort, op een hoog tooneel, van waar<br />
» hunne handelingen, van groot en klein,<br />
» aanfchouwd en geoordeeld konden wor-<br />
» den. Al 't verftand der Gemeente werdt<br />
s> niet beflooten, binnen de kamers der Re»<br />
» geeringe. In de Stad , waren zeer veele<br />
n veriïandigen , die ook uit hunne oogen<br />
y> zagen. Waarom het te meer noodig was,<br />
» dat de Regenten hun doen en laaten, met<br />
n een goed geweeten , konden verantwoorsj<br />
den, buiten allen fchyn van byzonder<br />
» voordeel te zoeken , ten nadeele van 't<br />
» gemeen. Livius hadt, over dit ftuk, deen<br />
ze goede les nagelaaten: Gelyk de geheels<br />
» Magifiraat, zeide hy, den Raad, ende Raad<br />
JJ het volk in agtbaarheid overtreft, zo is zy ook<br />
n gehouden, in V opneemen van alle zwaar &<br />
>j zaaken, voor te gaan. Indien gy uwe mindew<br />
ren iet wilt beveelen; gy zult ze allen, te lig'<br />
fy ter, tot gehoorzaamheid brengen, zo gy eerst<br />
u zeiven en de uwen aan dielVet onderwerpt.<br />
w Ook valt hun de fchatting niet zwaar , alszy<br />
n zien, dat ieder der voornaamflen zig zeiven<br />
n meerderen last oplegt, dan elk, hoofd voor<br />
ft hoofd, draagen moet. Dat was wat anders,<br />
n dan, boven zyne gewoonlyke wedde, meer.<br />
ft voordeels dan andere burgers te willen<br />
„ genieten, of minder bezwaarnis draagen."<br />
Men meent, dat zy, die zig door deeze en<br />
diergelyke redenen geraakt vonden, federt,<br />
zo misnoegd werden op den Heere Hooft,<br />
ydat zy hem, die, van het jaar 158a, tot het<br />
jaar 1610, agt reizen Burgemeester geweest<br />
F 3 wasa
Ecu Re-<br />
311011ftratnsch <br />
Predikant<br />
, te<br />
Amiter<br />
dam ,<br />
gelchorst<br />
In zynen<br />
dienst.<br />
Vergaderingen<br />
der Contraremon-<br />
Irranten,<br />
te rttn<br />
fterdam.<br />
86 VADERLANDSCHE XXXVII,BOES.<br />
was, en van deeze agt, vier reizen, twee<br />
jaaren na eikanderen, geregeerd hadt , federt<br />
uit het Burgemeesterfchap wisten te houden<br />
; waardoor ook zyne item, in de Vroedfchap<br />
, minder klemde , en byzonderlyk over<br />
't ftuk der kerkelyke gefchillen kleinen<br />
ingang vondt. Sommigen erkenden , inderdaad,<br />
dat het gefchil over de opgekogte erven<br />
misnoegen tegen hem verwekt hadt.<br />
Doch 't was den meesten zeer naar den zin,<br />
dat zy hem dus onder de knie hadden weeten<br />
te krygen. Doktor Sebastiaan Egbertszoon<br />
en Jakob de Graaf, beide, gelyk hy, Oud<br />
Burgemeesters , waren de voornaarnrten uit<br />
den Raad, die 't, in gemaatigdheid , met<br />
Hooft, eens waren. Doch zy waren beide<br />
maar eens Burgemeester geweest, en werden,<br />
federt, niet wederom verkooren (g).<br />
D. Contraremoultranten hadden, derhalve,<br />
in deeze Stad, eenen Herken fteun aan de Regeeringe<br />
: waarom het hun , in dit zelfde<br />
jaar, nog gelukte, Simon Goulart, Predikant<br />
der W.ufche Kerke, die de Leer der algemeene<br />
genade gepredikt, en de verwerping<br />
der kleine kinderen tegengefproken hadt, te<br />
doen fchorfen in zynen dienst (hj. Ook hielden<br />
ze, hier, in den nazomer, eene of twee<br />
heimeiyke vergaderingen, buiten kennis, cn<br />
geheel tegen den zin der meeste Leden van<br />
Holland, die der Wethouderfchap aanfchreeven,<br />
dat zy zulke vergaderingen, zonder uitllel,<br />
beletten en doen fcheiden moesten»<br />
(g~) RnAvnT TT. Deel, hl. 747-251.<br />
(,S V ISRArrtiT Jï. Deel, bl, 261 tss.<br />
Sotj>
XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 87<br />
Sommigen melden, dat men, in deeze Byeenkomften<br />
, overwoogen hadt, door wat -<br />
middel, men best eene Nationale Sinode zou<br />
konnen verkrygen (/) ;. doch anderen meenen,<br />
dat 'er beflooten werdt, zig van de Remonftranten<br />
af te zonderen (£).<br />
In velheiden' andere Steden, als te Gouda<br />
, in den Haage , te Rotterdam , en te I<br />
Haarlem , begon het .zig reeds te fchikken, *<br />
tot deeze afzondering. Te Leiden, daaren- l<br />
tegen , fcheen men zig te vlyen tot onder- 1<br />
linge verdraagzaamheid. De Contraremon- t<br />
ftranten, in eenigen deezer Steden, daar de z<br />
Regeering de befluiten der Staaten zogt te r<br />
handhaaven , noemden zig de dolserende of<br />
klaagende Klerken (/). De meeste Leden van<br />
Holland hielden veelen van deeze dingen te<br />
ftrekken tot groote onrust, oneenigheid en<br />
fcheuring, en tot benadeeling van den welftand<br />
des Lands. Zy begreepen ook, dat de<br />
Kerkelyken in eenige Steden te zeer hadden<br />
iiitgevaaren tegen 't gezag der burgerlyke<br />
overheid , in kerkelyke zaaken: waartegen,<br />
naar 't oordeel van de Edelen en van alle de<br />
Steden, by tyds, behoorde voorzien te worden,<br />
overeenkomïtig met de voorgaande Befluiten<br />
O). Ook zonden ze, op \ einde des jaars, E<br />
de Kerkenordening van den jaare 1591 aan «<br />
alle de Steden en Dorpen , met verlof, om (1<br />
1615.<br />
XXII.<br />
n fomlige<br />
reden,<br />
:hiht<br />
len zig<br />
n afondeug.<br />
e Sraan<br />
zen-<br />
:n de<br />
zig daarnaar te mogen gedraagen. Hierby, „ erkenwerden<br />
gevoegd alle de Befluiten, tot en- e "dening<br />
1 hunne<br />
elluiten<br />
(O TsAUDATiT Mernor. VII, Doek, bl. u.<br />
(k ) UVTIVNB. Beri Ct op 't nader A v. U. 18.<br />
(O BRANDT II. Deel. hl. 27-, CJI.<br />
W BAÜDART Memor, VII. Doek, W. 8, ><br />
F 4
I«i5-<br />
aan rle<br />
Stede i,<br />
Dorpen ,<br />
KlasC-n<br />
en ICerkelyken.<br />
XXIII.<br />
Bewee-<br />
ing te<br />
f.eeuiwaarden. 88 VADERLANDSCHE XXXVII. BOEIT;<br />
derhouding van de eenigheid en vrede der.<br />
Kerken, ftaatswyze, genomen. Beide de<br />
Kerkenordening en Befluiten werden ook gezonden<br />
aan de Klasfen en Kerkdyken (n):<br />
en eenige Klasfen, met naame die van Woerden<br />
en Over Rynland, namen aan, zig naar<br />
dezelven te zullen gedraagen (o). In Hooimaand<br />
, hadden de algemeene Staaten wederom<br />
een Plakaat laaten uitgaan , tegen<br />
Blaauwboekjes en fchimpfchriften, die, ten<br />
deezen tyde, fterk in zwang gingen (ƒ>)•<br />
De beweegingen, die, thans, in 't klein,<br />
in fommige Steden, befpeurd werden, meenden<br />
eenige doorzigtige luiden aangelegd te<br />
zyn, tot verandering in de Regeering ; waarvan<br />
men, dit jaar, te Leeuwaarden, een merkwaardig<br />
voorbeeld zag. Wy hebben, hier<br />
voor (
XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 89<br />
ouden te last gelegd hadden, 't Bleek, ten 161$.<br />
muitte, klaar^ dat zy zig zeiven en die 't<br />
met hun hielden alleen in de Regeering zogten<br />
te handhaaven; anderen, die 't, naar<br />
veeier oordeel, beter /neenden met den<br />
Godsdienst, daar buiten fluitende. Die 't Geneef<br />
met deeze laatften eens waren, heette men, fche en<br />
politike<br />
hier, Geneeffche, de andere politike of ftaatGeuzen.<br />
kundige Geuzen (r). In Wintermaand des<br />
jaars 1614, hadden eenige Gemagtigden der<br />
Burgerye, zo als zy zig noemden, zig by de<br />
Wethouderfchap vervoegd, met een Vertoog<br />
, waarin zy klaagden „ dat de voorin<br />
ge misbruiken niet geweerd werden; dat<br />
men luiden van den Hervormden Godsdienst<br />
uit de Regeeringe hieldt, en 'ei<br />
w zulken toe riep, die, in 't ftuk der Lee-<br />
„ re, verdagt waren, of 'er weinig werks<br />
„ van maakten: voorts verzoekende, dat<br />
„ 'er, door Gemagtigden uit de Wethou-<br />
„ derfchap en uit de Burgerye, een onn<br />
partydige Raad mogt benoemd, en door<br />
s? den zeiven, de Regeering herfteld worj,<br />
den, op eenen beteren voet." De Wethouders<br />
hadden, hierop, geantwoord, dat<br />
zy zig houden wilden aan 't Oktroi op de<br />
beftelling der Magiftraat, ten tyde van Leicester,<br />
gegeven, 't welk fommigen hunner,<br />
nogthans, in 't jaar 1610, reeds gebroken<br />
hadden. Men was, hierop, getreden tot de<br />
verkiezing der jaarlykfche Wethouderfchap.<br />
De Gemagtigden der Burgerye hadden 'er<br />
eene * aantuiging tegen gedaan, waarop zy<br />
*!>re;ejl.<br />
in<br />
CO<br />
V A N N E<br />
N SANDE V. Soek. bl. 6p<br />
¥ 5
NÏI5.<br />
Da Stadhouder<br />
en de<br />
twee<br />
Kolle-<br />
£ien bellen<br />
orde<br />
op de<br />
lVJagi-<br />
flraatsbeflelling.<br />
90 VADERLANDSCHE XXXVII. BOEK.<br />
in hegtenis genomen, en niet geflaakt waren,<br />
voor dat zy de nieuwe Magiftraat voor<br />
wettig hadden erkend, 't Morren nam, ondertusfchen,<br />
toe O). De Staaten, op den<br />
Landdag, in Sprokkelmaand deezes jaars,<br />
byeen gekomen, namen 'er kennis van, en<br />
magtigden den Stadhouder, de Gedeputeerde<br />
Staaten en het Hof, om de twist, door<br />
gevoeglyke wegen, te flisfcn. Men tradt in<br />
anderhandeling met de Wethouders ; doch<br />
ion 't niet eens worden. Graaf Willem en<br />
Je twee Kollegien vonden, derhalve, geladen,<br />
zig van de magt, hun verleend, te<br />
jedienen, en ftelden vast „ dat de tegen-<br />
5 woordige Wethouders in 't bewind zou-<br />
? den blyven, tot den eerften van Louwj<br />
maand naastkomende, wanneer de Stad-<br />
> houder, de Gedeputeerde Staaten en het<br />
> Hof, voor deeze reize, eene nieuwe Ma-<br />
» giftraat en gezwooren' Gemeente beftel-<br />
> len zouden: waarna de Wet, jaarlyks, zou<br />
> veranderd worden, in deezer voege: dat<br />
> de dienende Wethouders, op den Nieuwi<br />
jaarsdag, eerst twaalf' Perfoonen noemen<br />
1 zouden, der Hervormde Leere, zo als<br />
t dezelve nu, openlyk, in de Kerke, ge-<br />
> leerd werdt, toegedaan, en vaste goede-<br />
1 ren in de Stad bezittende: dat zy, daar-<br />
1 enboven, nog vier Perfoonen noemen<br />
1 zouden; doch niet uit de gezwooren' Ge-<br />
, meente, of uit de twintig Hopluiden der<br />
1 fchuttery; dat de gezwooren' Gemeente<br />
en de Hopluiden by deeze vier, elk nog.*<br />
» v i e r<br />
(O WINSEN. Chron. XX. JSoci, bl. Co3.
XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 91<br />
j, vier Perfoonen zouden voegen : welke<br />
„ twaalf nog zes anderen tot zig kiezen, en<br />
„ daarna hun getal, by lotinge, tot op de<br />
„ helft, dat is, negen, verminderen zou-<br />
„ den; welke negen Ele&eurs of kiezers der<br />
„ nieuwe Wethouderen zouden zyn, en de<br />
„ plaats van eenen Burgemeester en twee<br />
„ Schepenen, die, jaarlyks, zouden afgaan,<br />
„ uit de eerstgenoemde twaalf Perfoonen<br />
9 ) vervullen." De tegenwoordige Regeering,<br />
voorziende, dat men haar uit het bewind<br />
Hellen zou, viel klagtig aan de algemeene<br />
Staaten; die, hierop, bewoogen, meent<br />
men, door den Advokaat Oldenbarneveld,<br />
eenen ernfligen brief naar Leeuwaarden lie<br />
ten afgaan, waarin, het gezag des Stadhouders<br />
en der twee Koïlegien, naar fommiger<br />
oordeel, veel te laag gefield werdt. Ook<br />
zondenze Christoffel Biesman, Burgemeester<br />
van Nieuwmegen, Adriaan Teding van Berkhout,<br />
Raad in den Hove van Holland, en Adolf<br />
van de JVaal, Heer van Moersbergen,<br />
naar Leeuwaarden af; die, alledrie den Remonflrantfchen<br />
toegedaan zynde, de verandering<br />
der tegenwoordige Regeeringe zos<br />
ten te voorkomen. Doch tegen 't einde des t<br />
jaars, ontflondt 'er zulk een geweldige op '<br />
loop, dat men voor een bloedbad begon te '<br />
vreezen, waarom zy 't bevorderen van hun 1<br />
ie egter<br />
r<br />
eran-<br />
'erd<br />
i/ordt.<br />
oogmerk moesten opgeeven. De Stadhouder<br />
en de twee Koïlegien veranderden de<br />
Wethouderfchap en gezwooren' Gemeente,<br />
flellende drie Burgemeesters aan, die, voor<br />
t jaar 1610, in 't bewind waren geweest,<br />
nevens eenen der tegenwoordigen, waarna<br />
zig<br />
I6I>5.<br />
!<br />
é<br />
De Algemeene<br />
Staar.ua<br />
zoeken<br />
:1e tegenwoordigeRederinghandiaavent
XXIV.<br />
Nieuwe<br />
twist tus<br />
fchen dei<br />
Hertoge<br />
en de<br />
Stad van<br />
Bninswyk.<br />
pa VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK,<br />
zig alles begon te fchikken tot rust (>).<br />
De twist tusfchen den Hertog en de Stad<br />
van Brunswyk, waarvan wy, op 't jaar 1606.<br />
gewaagd hebben («), was, omtrent deezen<br />
[tyd, wederom heviger ontfteken, dan te<br />
vooren. De Hertog vorderde de fleutels van<br />
de Stad, welken men hem niet begeerde in<br />
handen te laaten. De Stad werdt ook nu,<br />
gelyk te vooren, geftyfd door de Hanzesteden,<br />
die ongaarne zagen, dat de Hertog<br />
zo groot een gezag hadt, als hy begeerde,<br />
over een der Leden van hun Verbond. Met<br />
twee van deeze Hanze-Steden,waren de Vereenigde<br />
Staaten, onlangs, in verbond getreden;<br />
met Lubek, in 't jaar 1613 (V); en<br />
met Maagdenburg, in 't voorleeden' jaar;<br />
hoewel deeze laatfte Stad zig hierdoor, het<br />
ongenoegen van den Keizer en den Keurvorst<br />
van Saxen op den hals gehaald hadt. De Stad<br />
Brunswyk dagt, hierom, dat het tyd was,<br />
zig ook te verbinden met de Vereenigde<br />
Staaten, en hadt, ten dien einde, te gelyk<br />
met die van Maagdenburg, haare gemagtigden<br />
herwaards gezonden. De Staaten hadden<br />
den Hertoge, te vooren, bygeftaan,<br />
tegen de Stad; doch ziende hem geene eene<br />
iyn met hen trekken, in de zaaken van Gulik<br />
en Kleeve, waren ze nu genegener, om<br />
zig met de Stad te verbinden (V). Te Hanover<br />
werdt, in den voorzomer deezes jaars<br />
eene Byeenkomst gehouden tusfchen de Ge'<br />
dt) VAM DEN SANOK V. Roek, bl. 65.<br />
\K) IX. Deel, bl. 201.<br />
, Cr) Zie hier vwr, U. 65.<br />
S £>) ÜAUBAR.T. Mi-mor. VI. Boek, bl. 9.<br />
m a<br />
g
XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 93<br />
magtigden des Hertogs en die der Hanze 1615.<br />
steden , om de gefchillen by te leggen. Doch<br />
men fcheidde vrugteloos. In Oogstmaand, • De Stad<br />
floeg de Hertog, andermaal, 't beleg voor. wordt<br />
>elegerd.<br />
de Stad, haar befchietende met gloeiende<br />
kogels, waardoor de voornaamfte gebouwen<br />
deerlyk befchadigd werden. De algemeene<br />
Staaten, aangemaand door den Koning van<br />
Groot-Britanje, hadden, ondertusfchen, eenigen<br />
Gemagtigden, uit de Gelderfche en<br />
Overysfelfche Hanze-Steden naar Lubek ge*<br />
fchikt, last gegeven, om een Verdrag met<br />
deeze Steden te fluiten, ten behoeve van<br />
Brunswyk. Zy zonden, daarenboven, Graaf De alge*<br />
Fredrik Henrik, met een Leger, om de Stad ; neene<br />
>taateit<br />
te ontzetten (xj. De Graaf vertrok uit den \<br />
:enden<br />
Haage, op den tweeden van Slagtmaand, !
1&15.<br />
Verbond<br />
met de<br />
Hanzefteden.<br />
1616.<br />
De Staatenleggenbezetting<br />
in<br />
Lintenvoorde<br />
en Bortelo.<br />
94 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />
Wintermaand getekend werdt (y). Ten<br />
zelfden tyde, flooten de Gemagtigden der<br />
Vereenigde Gewesten ook een Verbond van<br />
vriendfchap en onderlinge befcherming, voor<br />
den tyd van twaalf jaaren, met de Hanze-Steden,<br />
Roftok, Straalzond, Wismar,<br />
Grypswalde, Maagdenburg, Brunswyk, Lunenburg<br />
en Anklam (z). Zy trokken, terftond<br />
hierop, naar Hamburg en Breemen ,<br />
met welke beide Steden, in Louwmaand des<br />
•volgenden jaars, een diergelyk Verbond geflooten<br />
werdt. Ook kwam men, eerlang,<br />
overeen, wegens het aandeel, welk de Vereenigde<br />
Staaten en ieder der Hanze-Steden,<br />
in de lasten des Verbonds, zouden hebben<br />
te draagen (a).<br />
Tusfchen de Munfterfchen en de Heeren<br />
van Bronkhorst, was lang gefchil geweest,<br />
over het regt tot de Heerlykheden van Borkelo<br />
en Ligtenvoorde. Het Hof van Gelderland,<br />
met eenige Raaden, uit de Hoven<br />
van Holland, Friesland en Utrecht, gefterkt<br />
(7), onlangs, uitfpraak over dit gefchil<br />
gedaan hebbende, in voordeel van Joost,<br />
Graave van Bronkhorst, beflooten de algemeene<br />
Staaten,zig meester te maaken van deeze twee<br />
Steden , die Munfterfche bezettinge inhadden.<br />
Herman Kry'mk, een deel der bezettinge uit<br />
Zutfen en de naaste Plaatfen geligt hebbende,<br />
bemagtigde Ligtenvoorde, op den tienden<br />
(y) Zie het by Du MINT Corps Dipl. Tom. V.p.u.p. 277,<br />
(z) AITZEMA I. Deel, bl. i8(5. DU MONT Corps Diplom.<br />
Ton. V. P. U p. 274. Groot Plakaatb. IV. Dttl, bl. 2S0.<br />
(a) BAUUART. Mcmor. VIII. lSock,bl. 44.<br />
C»>VAN D;:N SANUE V. Hoek, bl. .70,
XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 95<br />
den van Louwmaand. De Kolonel Dkderik<br />
van Dorth trok, met dertien vendelen knegten<br />
en negen kornetten paarden, in Sprokkelmaand,<br />
naar Borkelo. Men liet hem, terftond,<br />
in de Stad, en hielp hem, vervolgens,<br />
het Kasteel belegeren : welk, op den vyfentwintigften<br />
, by verdrag, opgegeven, en<br />
federt, zo wel als Ligtenvoorde , met Staatfche<br />
bezetting, voorzien werdt Cc).<br />
Met de Lente deezes jaars, bragten de<br />
Spaanfchen, in 't Land van Kleeve, een Leger<br />
te velde van zes- of zevenduizend man, onder<br />
Graave Henrik van den Berge: 't welk<br />
Prins Maurits bewoog , de bezettingen van<br />
Emmerik en Rees te vermeerderen, alzo hy<br />
voor eene belegering deezer Steden bedugt :<br />
was. Doch 't bleek, eerlang, dat men voorhadt<br />
zig te verzekeren van de Westfaall'che<br />
Steden, Zoest en Lfpftad, die, in Grasmaand,<br />
Spaanfche bezetting moesten inneemen Cd).<br />
De Staaten deeden, kort hierna, Emmerik<br />
en Rees merkelyk verlïerken. De Vestingwerken<br />
van Grol werden, daarentegen, op<br />
bevel der Aartshertogen, ook veel verbeterd<br />
Ce).<br />
Tegen de ftrooperyen en andere baldaa- 1 'lakaadigheden<br />
der Staatfche knegten, in de Lan- t :n tegen<br />
den van Gulik en Kleeve, werdt, in 't na- ' : ftroojaar,<br />
en naderhand meermaalen, door fcher- j >en der<br />
pe Plakaaten, voorzien (/'). Ook verbooden 1 [rygs-<br />
;nsgtcn.<br />
de algemeene Staaten, dugtende voor Ver-<br />
Ce) BAUIMRT. Meinor. VIII. Bock, hl. 35.<br />
(X, Itefol. Holl. 1 Maart — 26 April irtiö. hl. 7.<br />
fO Rcfol. Holl. 1 Maart — 26 April 1G16. bl. it. E Arn<br />
ïtfcmor. VIII. Boek, hl. 42, 44. • '<br />
(f) üroot-PJakaatb. II. Deel, M. 125, 139.<br />
A V<br />
"'<br />
1616»<br />
Zoest en<br />
Lipftad<br />
ivorden,<br />
Joor de<br />
kattsherogen<br />
,<br />
rerzeterd.
1616.<br />
XXV.<br />
Gezantfchnp<br />
11 aar<br />
Zweeden<br />
en Muskovie.<br />
Oploop<br />
te Delft.<br />
06 VADERLANDSCHE XXXVII. BOEK,<br />
loop hunner manfchap, omtrent deezen tyd,<br />
hunnen onderzaaten, zig in krygsdienst van<br />
uitheemfche Mogendheden te begeeven (g).<br />
De algemeene Staaten, in 'tvoorleedenjaar,<br />
een gezantfchap naaf Zweeden en Muskovie<br />
gezonden hebbende , om eene vrede te bemiddelen<br />
, tusfchen deeze Mogendheden,<br />
die in oorlog geraakt waren, zagen het, in<br />
Oogstmaand deezes jaars, genoegzaam onverrigter<br />
zaake, te rug keeren. AÜeenlyk was<br />
'er een Beftand, voor drie maanden, getroffen<br />
(A).<br />
't Verhoogen van den Xoorn-Excyns te<br />
Delft, tot verval der onkosten, op 't graaven<br />
eener nieuwe vaart ten behoeve der Stede,<br />
verwekte aldaar, in den Zomer deezes<br />
jaars, eene zorgelyke beroerte, 't Graauw<br />
was over deezen nieuwen last te meer misnoegd<br />
, om dat de Wethouderfchap, ten<br />
zelfden tyde, goedgevonden hadt, den Wyn-<br />
Excyns een weinig te verminderen. Vyf of<br />
zes wyven begaven zig naar 't Stadhuis, ftoutelyk<br />
eifchende , dat de nieuwe verhooging<br />
afgefchaft werdt. Men liet haar agter af, en<br />
in hegtenis brengen. Doch kort hierop raakte<br />
een heele hoop wyven, jongens en eenig<br />
manvolk op de been , trekkende, onder 't<br />
Haan op eenen koperen ketel, naar 't Excynshuis<br />
, dat opgebroken en geplonderd<br />
werdt. 't G?;regt liet wederom eenigen der<br />
ftoutfte Wyven vatten: 't welk den overigen<br />
hoop vrouwvolk, derwyze, verbitterde, dat<br />
zy<br />
(g) GrootPlakaatb. II. Öeel, kol. 294, 294. I. Deel, kol 551.<br />
(A) BAUIÏART- Meinor. VIU. ü»sk, W. 101. enz, VAN DES^<br />
SANDS V. Jluek, bl. 7L
XXXVII.BOEK. H I S T O R I E .<br />
Zy raazende naar 't Stadhuis liepen, de gevangenis<br />
los braken, en haare gezellinnen<br />
Verlosten. Voorts, werden de glazen van<br />
*t Stadhuis uitgefmeeten, en alles met vernieling<br />
gedreigd i 't welk de Wethouderfchap,<br />
eindelyk, noodzaakte, den nieuwen<br />
Excyns af te fchaffen, en vergiffenis te verkenen<br />
van 't gene 'er, in den oproer, misdreeven<br />
was. Doch 't Hof van Holland trok<br />
*ig, federt, deeze zaak aan, daagde eenige<br />
mannen, die men handdaadig hieldt aan<br />
den oproer, en verwees eenigen, die verfcheenen,<br />
in geldboeten Q% Den overigen<br />
werdt, daarna, door 's Lands Staaten, vergiffenis<br />
verleend (k).<br />
De zaaken der Ooftindifche Maatfchappye<br />
ftonden, ten deezen tyde, zeer voordeelig.<br />
Zy bezat nu vyfenveertig groote fchepen<br />
, voerde, op dezelven, en op haare fterkten,<br />
in Jndie, meer dan Vierhonderd metaalen,<br />
en omtrent zesendertighonderd yze- 1<br />
I6«6,<br />
Voor-<br />
Jeeligè<br />
iaat der<br />
DostinlifcheMaatchapren<br />
ftukkeh gefchuts, en hadt tienduizend l >ye.<br />
man, foldaaten en bootsgezellen, in haaren<br />
dienst (T). In Oogstmaand des jaars 1614, ,<br />
Ipilberhadt<br />
zy Joris van Spilbergen, met vier j ;ens<br />
fchepen, gezonden naar de Molukken. Hy 1 »gt,<br />
nam de reize door de Straat van Magellanes, \ loor de<br />
welke hy,in Grasmaand des volgenden jaars\ ' Zuidzee,<br />
doorzeilde. Voorts bezogt hy de kusten van<br />
Chili en Peru,de Portugeezen en Spanjaards,<br />
alomme, zo veel afbreuks doende, als hy<br />
kon. In Hooimaand, raakte hy, omtrent<br />
CO JUtroARf. Memor. VlII. flnek, bl. e».<br />
C» Refol. Holl. 1» Maart 1617. bl. 66<br />
C O liAUüAftT. Momor. /. lüo. Vg„ den eerfien Druk.<br />
X. DEEL, G<br />
Cal-
o8 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />
, 1616. Callao de Lima, flaags met eenige Spaanfche<br />
Gallioenen. Het Admiraals fchip derzelven<br />
werdt in den grond gefchooten: de<br />
overige Gallioenen genoodzaakt te wyken.<br />
Spilbergen, toen voortgezeild zynde, overviel,<br />
pionderde en verbrandde, in Oogstmaand,<br />
de Stad Payta: begaf zig, vervolgens,<br />
naar Aquapulco, daar de Spanjaards<br />
hem toelieten, zig te ververfchen, na dat<br />
men een onderling Verdrag gemaakt hadt.<br />
Van Aquapulco zeilde hy naar de Molukken,<br />
en kwam, in Lentemaand deezes jaars ,<br />
aan Ternate. Hier vondt hy de Stad Malaja<br />
in goeden ftaat. Daarna, naar Bantam<br />
verzeild, vernam hy, dat de Admiraal Steven<br />
van der Haagen drie Spaanfche Gallioenen<br />
en nog een groot Konings fchip verbrand<br />
hadt, voor Malakka. Ook hadt de<br />
Kommandeur Jan Dirkszoon Lam het Eiland<br />
Pulewai, een der rykfte Bandafche Eilanden,<br />
welk veel Nooten en Foelie uitleverde<br />
, overmeesterd. Spilbergen vertrok , in<br />
Wintermaand, wederom naar 't Vaderland,<br />
met twee fchepen, en kwam, in Zomermaand<br />
des jaars 1617, in Zeeland aan (ni).<br />
Men waardeerde de goederen, welke hy medebragt,<br />
op twee-entwintig tonnen fchats («).<br />
'tGewigtigfte, welk, dit jaar, door de Vereenigde<br />
Staaten, uitgevoerd werdt, was het<br />
losfen van Vlisfingen, Rammekens en Bricle,<br />
eertyds in verzekering gegeven aan Koningin<br />
Elizabet, en, tot hiertoe, bezet met<br />
En-<br />
{m) SPILBERG. Heïs rondsom den Aardk. VU ÈO, 39, 46,<br />
go, 61, 62, 63, 65, 66. BAUD ABT. Meinor. ƒ 170. van den<br />
tuften Druk.<br />
(*) BAUUART. Meirior. ƒ. 239. verf. van den eetjltn Drüi.
XXXVII BOEK. H I S T O R I E . 99<br />
Engelsch Krygsvolk. Men gaf den Advokaat<br />
Oldenbarneveld, in 't gemeen (V), de eer -<br />
Van 't gelukkig voltrekken eener handeling,<br />
die de Vereenigde Gewesten onthief van het<br />
eeniglle overblyffel hunner voorige afhangkelykheid<br />
van vreemde Mogendheden; en den<br />
Engelfchen ook den fchyn benam, waarop<br />
zy zig,buitens Lands, eenig gezag over deezen<br />
Staat plagten toe te fchryven. 't Zal der<br />
moeite wel waardig zyn, dat wy, beknoptelyk,<br />
ontvouwen, wat tot deeze gewigtige<br />
handeling aanleiding gegeven heeft.<br />
Wy hebben, reeds meer dan eens, aan- :<br />
d a t<br />
gemerkt (p), Jakob de I, van den aan- 1<br />
1616.<br />
IKVt<br />
luwafkshanr<br />
vang zyner Regeeringe af, fterke genegen- Jj<br />
eling<br />
heid getoond had, om zig, met Spanje, ti isfcheri<br />
door 't Huwelyk van zynen Zoon , Prinfe s lanje tw<br />
Henrik , met de Infante Anna Maria Mau- £ rooiritia,<br />
nader te verbinden. Doch deeze Prinfes<br />
was federt ondertrouwd, met Lodewyk<br />
den XIII, Koning van Frankryk Ook was<br />
Prins Henrik, in 't jaar 1612, overleeden<br />
(3). De Koning verloor, nogtans, de begeerte<br />
niet, die hy zo vroeg hadt aangekweekt.<br />
Filips de III. hadt nog eene Dogter,<br />
Maria genaamd, die merkelyk jonger<br />
was: en deeze hadt Jakob de L zynen Zoon *<br />
Karei, die, in Slagtmaand deezes jaars, tot<br />
Prins van Wales, verklaard werdt (rj, toegefchikt.<br />
Men meent, dat hy, de hoogfre<br />
verbeelding hebbende van de Koninglyké-<br />
CO Waat> Hift. van T. v. OLTIENCARNEV. ft m«<br />
CO IX. Dtel, tl. 360, 355.<br />
C?) RAPIN Tom. VII. p. 75.<br />
CO RAPIM Tom. VIÏ. p 105.<br />
G 2<br />
waar-
Bekommering,<br />
ioo VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK;<br />
waardigheid, juist een Konings Dogter,<br />
. voor zynen Zoon, begeerde: 't welk hem<br />
belette het oog te wenden naar een der Proteftantfche<br />
Hoven in Duitschland, en noodzaakte<br />
naar eene Roomfche Prinfesfe uit te<br />
zien. In Frankryk, waren ook nog drie Pnnfesfen,<br />
Zusters des jongen Konings. Doch<br />
de oudfte werdt, eerlang, den Prinfe van<br />
Spanje, de tweede den Prinfe van Piemont<br />
beloofd: zo dat de jongfte, nog in lang met<br />
huwbaar, alleenlyk overfchoot. Hy neigde<br />
hierom meer tot een Huwelyk met Spanje.<br />
Ook werdt hem, van daar, hoop gegeven,<br />
dat hy in zyn oogmerk flaagen zou: waarom<br />
hy, te eer, befloot, met Filips in onderhandeling<br />
te treeden, fchoon hy, om te beter<br />
voorwaarden te bedingen, te vooren goedgevonden<br />
hadt, aan 't Franfche Hof, over<br />
een Huwelyk met Katharina, tweede Dogter<br />
van Henrik den IV., te doen handelen<br />
0). Filips de III. hadt, meent men* in 't<br />
eerst, in 't aanbinden deezer handeh'nge, geen<br />
ander oogmerk, dan Koning Jakob, door<br />
de hoop op het Huwelyk, welk hy zogt, te<br />
wederhouden, van zig te moeijen met de<br />
zaaken van Gulik en Kleeve; fchoon hy, naderhand,<br />
van gedagten veranderd is. En<br />
dat men de Huwelykshandeling, van welke<br />
wy fpreeken, zeven jaaren lang, wist te rekken,<br />
aan 't Spaanfche Hof, geeft veel gronds,<br />
tot dit vermoeden (O-<br />
Zy was nog niet openlyk begonnen, ot<br />
men<br />
CO Aft. Publ. Anal. Tom. VII. P. II. p. 203, 213.<br />
CO RAPIN Tom. VII. f>. 105. 106.
XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 101<br />
men hadt 'er, in den Haage, de lugt van. 1616.<br />
De Advokaat Oldenbarneveld wist altoos<br />
middel, om kennis te krygen van de gehei hier te<br />
men des Engelfchen Hofs. En men maakte, Lande,<br />
5ver det<br />
daar, van dit voorgenoomen Huwelyk zo<br />
ze han<br />
groot een geheim niet; waarom hy 'er te deling.<br />
ligter agterkwam. Elk zag, hier, gevaar<br />
voor den Staat, in zulk een Huwelyk, In 't<br />
byzonder, vreesde men, dat Filips,'als een<br />
der voorwaarden van het zelve, de overlevering<br />
der Steden van verzekering in Holland<br />
en Zeeland vorderen mogt; cn dat Jakob,<br />
die voor vreedzaam gehouden werdt,<br />
en zeer op het Huwelyk gefteld was, veelligt,<br />
tot deeze overlevering befluiten zou.<br />
De Staaten hadden, al eenige jaaren, verlangd,<br />
om zig van de lastige Engelfche bezetting<br />
te ontflaan (u). Doch meer dan agt<br />
millioenen guldens te vinden, die Koning<br />
Jakob, volgens de jongfte afrekening (V),<br />
nog van hun te vorderen hadt, viel moeilyk,<br />
en was, tot hiertoe, ondoenlyk geweest.<br />
De vrees voor de gevolgen' van het ontworpen<br />
Huwelyk, en de inhoud van het vyfde<br />
punt van het verdrag van den jaare 1604,<br />
iusfchen Spanje en Groot - Britanje (V), welk<br />
men zig, by deeze gelegenheid, te binnen<br />
bragt,deedt de Staaten, nogtans, befluiten,<br />
om te beproeven, of men Koning Jakob voldoen<br />
, en de Steden van verzekering losfen zou<br />
konnen.<br />
De gelegenheid hiertoe was hun gunftig. ] ikob de<br />
De I heeft<br />
f u) Negotiat. de TEANNIN TMI. II. fl. 05.<br />
O ) Zie IX. Deel, U. 344.<br />
£ » IX. Deel, bl. 175.<br />
G 3
geld<br />
gebrek.<br />
loa VADERLANDSCHE XXXVII.JW.<br />
De Koning was in geduurige verlegenheid<br />
om geld, welk hy zo rykelyk fpilde, onder<br />
een groot getal van gunftelingen (.x), dat hy,<br />
naauwlyks, middel wist, om de kosten zyner<br />
Hofhoudinge, behoorlyk, goed te maaken.<br />
Het Parlement, weetende hoe kwalyk<br />
's Konings inkomsten hefteed werden, was,<br />
federt eenigen tyd, onwillig geweest, om<br />
hem te onderfteunen. Het laatfte was, in<br />
't jaar 1614, vrugteloos, gefcheiden (y) t en<br />
't volk was thans zo misnoegd op de Regeering,<br />
dat het niet te wagten was, dat de<br />
Koning een nieuw zou befchryven: 't welk,<br />
nogtans, vereischt werdt, om, met 's volks<br />
genoegen, aan penningen te geraaken. Dit<br />
alles wist men, in den Haage. De eenige<br />
zwaarigheid beftondt maar in de zaak derr<br />
wyze te beleiden, dat de Koning de herlevering<br />
der Steden zelf voorfloeg; wanneer<br />
men gelegenheid hebben zou, om hem, met<br />
minder dan agt millioenen, te voldoen, welken<br />
men ten volle zou hebben moeten betaalen,<br />
als de herlevering, van der Staaten zyde,<br />
begeerd was geworden. En om den Koning<br />
hiertoe te brengen, werdt het ftuk, zo men,<br />
meent, voornaamlyk door beftelling des Advokaats,<br />
op deeze wyze, aangelegd.<br />
XXVII. Men liet de Engelfche bezettingen, in de<br />
Beleid Steden van verzekering, eenigen tyd, onbe<br />
van Oltaald. Zy vielen, hierop, klagtig aan den<br />
denbarneveld<br />
Koning, die de Staaten vermaande, op hel<br />
ca Kaïoii .voldoen der knegten te pasfen. Men beriep<br />
zig<br />
O) RAT*IN Tom. VII. p. 107.<br />
Cy) RAPIN fq.it, VII. p, 9V
XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 103<br />
zig op den flegten ftaat van 's Lands geldmiddelen,<br />
veroorzaakt door den kryg. Aan<br />
't Krygsvolk gaf men goed befcheid; doch 1<br />
verfchoof hunne voldoening, van tyd tot tyd. ;<br />
1616.<br />
>m de<br />
iteden<br />
'an ver<br />
In Engeland, hieldt, men aan, met dringen ]<br />
zekering<br />
op betaaling, by den Staatfchen gezant Noël \ e losfeti.<br />
de Karon, die, eindelyk, als uit zig zeiven,<br />
voorfloeg n dat de Staaten, veelligt, beflui-<br />
„ ten zouden, het uiterfte hunner pooginn<br />
gen in 't werk te ftellen, om alle 's Konings<br />
agterftallen te voldoen, en 't geld, daartoe<br />
w noodig, tot eene hooge Rente, op te neen<br />
men; zo zyne Majesteit kon goedvinden,<br />
5, hun de herlevering der Steden van verze-<br />
„ kering aan te bieden." Deeze opening<br />
vond gehoor, by den Koning, die ontbloot<br />
was van geld; en by de Hovelingen, die hunnen<br />
mond reeds, om ftryd, maakten op deezen<br />
vetten buit. De Koning fchreef, kort<br />
hierna, aan de Staaten „dat hy, hen aan-<br />
„ ziende voor zyne goede vrienden en bond-<br />
„ genooten, die een' en denzelfden Gods-<br />
?, dienst met hem beleeden, en in de algen<br />
meene zaaken, het zelfde belang hadden<br />
„ als hy, geene reden hadt, om te dugten,<br />
„ dat 'er ooit eenig misverftand ontftaan zou ,<br />
w tusfchen hen beide: om welke oorzaak,<br />
w hy, zo zy begeerden zig in 't bezit te ftellen<br />
van hunne Sceden, genegen was, om<br />
„ hun dezelven weder te geeven." De Staaten<br />
draalden niet, met hun befluit. Karon<br />
kreeg last, om met den Koning te handelen.<br />
Jakob de I. magtigde zynen geheimen<br />
Raad, om de zaak met hem af te doen (z),<br />
C*) A& Publ. Angl. Turn. VII. P. II, p, zv*<br />
G 4<br />
en
iëi6.<br />
De Engel<br />
fche<br />
bezetting<br />
trekt uit<br />
Briele,<br />
Vlieringen<br />
en<br />
Rammekens.<br />
Oordcel<br />
van 't<br />
Franfche<br />
Hof,<br />
over 't<br />
herleveren<br />
der<br />
verpandeSteden.<br />
104 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />
en men was 't eens, binnen weinige dagen.<br />
De Staaten verbonden zig, den Koning, voor<br />
alle agterftallen, twee millioenen zevenhonderdagtentwintigduizend<br />
guldens eens te betaalen<br />
(a): en deeden 't, op den beftemden<br />
tyd. De bevelhebbers der Steden van verzekering<br />
kreegen, nog voor 't einde van<br />
Bloeimaand, last, om dezelven te ruimen (f).<br />
Prins Maurits toog, in Zomermaand, naar<br />
den Briele, om bezit van deeze Plaats en<br />
van de twee onderhoorige Sterkten te neemen.<br />
De Engelfche bezetting, driehonderdvyfenzestig<br />
man fterk, verliet de Stad, op<br />
den elfden. Ten zelfden dage, trok de bezetting<br />
van Vli'-fingen en Rammekens, die zeshonderd<br />
man fterk was, uit deeze twee Plaatfen.<br />
De Staaten hielden, nogtans, het Engelsch<br />
Krygsvolk in hunnen dienst, Hellende,<br />
ten verzoeke van Koning Jakob, Robert,<br />
Burggraaf l'Ile , die Bevelhebber van<br />
Vlisfingen en Rammekens geweest was, tot<br />
Overfte van het zelve aan (c). Horatio Vere,<br />
gewezen Bevelhebber van den Briele,<br />
bleef ook in den dienst deezer Landen. Aan<br />
't Franfche Hof, hieldt men het overleveren<br />
der verpande Steden voor zulk een' onvoorzigtigen<br />
ftap van Koning Jakob, dat<br />
fommigen niet fchroomden, aan den Engelfchen<br />
Gezant, Thomas Qdmonds, te verklaar<br />
ren „dat men, in Frankryk, jaarlyks, de<br />
„ Staa<br />
rt
XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 105<br />
j, Staaten met groote fommen onderfteunde,<br />
?, hun daarenboven veele millioenen , die<br />
s, voor deezen waren opgefchooten, kwyt-<br />
„ fcheldende, om hen te brengen tot de af-<br />
„ bangkelykheid , waartoe Groot - Britanje<br />
w hen , door het bezetten der verpande Ste-<br />
J} den , gebragt hadt : waarom Koning Jan<br />
kob zig nergens door moest hebben laa-<br />
„ ten beweegen , om deeze Steden te rui-<br />
?J men." Men voegde 'er by „ d-at Frankje<br />
ryk, tot hiertoe, geen' invloed gehad hadt<br />
„ op den Vereenigden Staat, dan door het<br />
n ftyven van Oldenbarnevelds aanhang ;<br />
w hebbende de Koning van Groot-Britanje,<br />
„ aldaar , de gunst der menigte weeten te<br />
M winnen: doch nu fcheen hy veel voordeels<br />
w aan Frankryk, boven Groot-Britanje, te<br />
„ willen afïlaan (/)." Zo fprak men, meer,<br />
veelligt, om Koning Jakob lpyt aan te doen,<br />
dan om dat men waarlyk dagt, dat hy, by<br />
de Staaten , veel gerekend geweest was.<br />
Nogtans keurden ook veele Engelfchen het<br />
overleveren der Steden af. En fommigen<br />
hebben gefchreeven, dat Koning Jakob, befpeurende<br />
, dat men hem , met het losfen<br />
deezer Steden, verkloekt hadt, na dien tyd,<br />
altoos, een kwaad gevoelen behouden heeft<br />
tegen den Advokaat Oldenbarneveld (e~).<br />
Over den Lakenhandel, was, federt eenigen<br />
tyd, ook wederom gefchil gereezen met<br />
*de Engelfchen , die geverwde Lakens herwaards<br />
voerden , welken men , hier , niet<br />
wil-<br />
fj) T. BIRCH Negniht. from 1591 te 1617. ƒ>. 39Ö.<br />
(>j AHBEUST Memair. p. 319.<br />
G 5<br />
Gefcbnlen<br />
met<br />
Engeand,oirer<br />
den<br />
Lakenhandel.
toé VADERLANDSCHE XXXVII. BOEK.<br />
wilde ingebxagt hebben, alzo zulks ftrekte tot<br />
benadeeling der verweryen deezer Landen.<br />
Koning Jakob hadt, hierop, wederom den<br />
uitvoer der witte en ongeverwde Lakenen verbooden<br />
5 't welk den verweren, met naame<br />
die van Middelburg , alwaar men den ftapel<br />
der Engelfche Lakenen hieldt, niet minder<br />
nadeelig was. De Staaten hadden toen hun<br />
verbod in zo verre veranderd, dat zy den invoer<br />
van gefprenkelde of gemengde Lakenen<br />
toebeten (ƒ> Voorts, werden de Engelfche<br />
Lakens ook zo fmal en flegt gemaakt, dat de<br />
Staaten dienftig oordeelden , hiertegen, by<br />
verfcheiden' Plakaaten op het onderzoek of de<br />
tarra der Lakenen, te voorzien (jg). Maar<br />
Koning Jakob hadt, ook hierover, ongenoegen<br />
opgevat (h): waarop, in Bloeimaand des<br />
laars 1617, een Plakaat volgde, by welk, de<br />
iroorigen, op de tarra der Engelfche Lakenen<br />
ijemaakt, een weinig gemaatigd werden (f).<br />
De Oktrojen , den Engelfchen Koopluiden<br />
rerleend, werden , ten zelfden tyde , vernieuwd<br />
(k). Te vooren, was reeds toege<br />
: daan , dat men allerlei geverwde Engelfche<br />
Lakens naar Middelburg voeren, en, aldaar,<br />
tan vreemdelingen, om buitens Lands verzon,<br />
( len te worden, verkoopen zou mogen: blyrende,<br />
voor 't overige, de voorige Plakaa-<br />
1 en, in genoegzaame kragt (7).<br />
TM?/lïeT^Ff^'<br />
U D<br />
' el<br />
'<br />
II7<br />
°' BAUDAJlT<br />
(g) Groot-PIakaatb. I. Deel, koi 776, 780.<br />
(ft ) BAUTMRT. Mcmor. VIII. Uuek, hl. 64.<br />
(O Grooc-Plakaatb. I. Deel, kol. 776, 7H0.<br />
(t) Gwot-Plakaatb. I. Deel, kol. 766.<br />
(O Gruot-Plakaatb. II. Deel, kol. «277, c?7p'<br />
-<br />
Mem0<br />
*<br />
In
XXXVII. BOEK. H I S T O R I E. 107<br />
In Frankryk 9 waren, na de dood van Hen-<br />
Tik den IV., veranderingen voorgevallen ,<br />
die niet zeer gunftig gehouden werden, voor xxvnr,<br />
den Vereenigden ötaat. De Koningin We Staat varj<br />
Frank*<br />
duwe , die 't Ryk, geduurende de minder- ryk.<br />
jaarigheid van Lodewyk den XIII., regeerde<br />
, volgde andere maatregels , dan Henrik<br />
de IV. gedaan hadt, Zy handelde, reeds in<br />
't jaar i 611, over een dubbel Huwelyk, tusfchen<br />
haaren Zoon en Anna, Infante van<br />
Spanje, en tusfchen den Infant, Filips, en<br />
haare Dogter, Elizabet (m). In 't volgende<br />
jaar, werden deeze Huwelyken geflooten,<br />
en , onder anderen, beraamd , dat Koning<br />
Lodewyk en de Infante, of derzelver nakomelingen<br />
nimmer regt zouden konnen verkrygen<br />
, op de Spaanfche Ryken en Heerlykheden,<br />
byzonderlyk niet op Vlaanderen<br />
(3) en de Graaffchappen van Bourgondie en<br />
Charolois, die, na 't affterven der Aartshertogen<br />
zonder nakomelingen , wederom aan<br />
Spanje zouden moeten vervallen. Van den anderen<br />
kant, werdt vastgefteld, dat de nakomelingen<br />
van Filips en Elizabet nimmer regt<br />
op Frankryk , of eenige Franfche bezittingen<br />
zouden mogen voorwenden (n). 't Sluiten<br />
van deeze twee Huwelyken verwekte,<br />
zo dra het rugtbaar werdt, veel gemorsin 't<br />
Ryk,<br />
Cm) Voiez Du MONT Orps Diplom. Tom. V. P. II. p. 165,166.<br />
(») Du MONT Corps Diplom. Tom. V. P. II. p. 2T5, 217.<br />
Snpplem- au Corps Diplom. Tom. 11. P. I. p. 283.<br />
(3) Omtrent deezen tyd, begon men het deel der<br />
Nederlanden, welk onder de Aartshertogen itondt,<br />
naar de voornaamfte gewesten, Vlmnfaren, of ook<br />
wel Brabant te noemen,
io3 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />
ifJifj. Ryk. De Hugenooten in 't byzonder vreesden,<br />
dat zulk eene naauwe verbindtenis met<br />
Spanje ftrekken zou, om hun de vryheid<br />
van Godsdienst, welke zy, federt eenige<br />
jaaren, genooten hadden, te doen verliezen.<br />
Biiinen- Henrik van Bourbon, Prins van Condé, mislandfchenoegd<br />
, dat men hem geen deel aan 't bewind<br />
oorlog.<br />
gaf, en den Florentyn Conchini, die, in 't<br />
jaar 1614 , tot Maarfchalk van Frankryk,<br />
verheeven, en federt Maarfchalk iAncre genoemd<br />
werdt, 't voornaam beleid der zaaken<br />
toevertrouwde, fpande famen, met Cezar<br />
van Bourbon, Hertog van Vendöme,<br />
Henrik van Orleans, Hertog van Longueville,<br />
Henrik van Lotharingen, Hertog van<br />
Mayenne, Karei van Gonzaga, Hertog van<br />
Nevers , Henrik van Luxemburg, Hertog<br />
iran Pinei, Henrik van la Tour dAuvergne,<br />
Hertog van Bouillon, en verfcheiden' andere<br />
Grooten , die zig allen van 't Hof ont-<br />
: lielden, en eenen opiland verwekten om de<br />
/oorgenomen' Huwelyken te beletten, welke,<br />
i edert, de kryg der Henrikken genoemd werdt,<br />
mi dat de voornaamfte Grooten deezen naam<br />
iroegen. Men trof wel een verdrag met dee-<br />
:e Grooten, in 't jaar 1Ó14; doch 't werdt<br />
i ïaast verbroken. Condé bemagtigde, in 't<br />
•\ volgende jaar , verfcheiden' fterke Plaatfen.<br />
] n Louwmaand des jaars 1616, werdt 'er,<br />
T wederom , een Verdrag gemaakt, tusfchen<br />
C len Koning, die nu, ruim een jaar gelee-<br />
< ien, meerderjaarig geworden was, en de Redering<br />
aanvaard hadt, en de misnoegden.<br />
i<br />
( 5eduurende den binnenlandfchen kryg in<br />
p<br />
rankryk, hadden de misnoegden, met naa<br />
J<br />
me
XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 109<br />
me de Hertog van Bouillonom onderlïand 1616.<br />
aangehouden , by de Vereenigde Staaten :<br />
doch hierop was niets geflooten (0). De Ko De Staa*<br />
ning hadt, daarentegen, Benjamin Aubery, ten biedenLo<br />
Heer vanMaurier, in 't voorleeden jaar, herdewykwaards gezonden : die de Staaten bewoog, den XIII.<br />
om den Koning hunne hulp aan te bieden; hurineii<br />
't welk veel toebragt , om de misnoegden byftatld<br />
aan.<br />
aan de hand te doen gaan. De Prins van<br />
Condé gaf den Staaten, terfïond, kennis van<br />
de getroffen' vrede, te gelyk verdedigende 't<br />
gedrag, welk hy gehouden hadt (p). Maurier<br />
deedt, van gelyken(q). Condé, zig op<br />
*t verdrag vertrouwende, verfcheen, in Hooimaand<br />
, ten Hove. Doch de Maarfchalk<br />
d'Ancre, die 't oor der Koninginne Moedel<br />
hadt, bragt te wege, dat hy gevat en in de<br />
.Baftille gezet werdt. Maurier deelde deö<br />
Staaten dit gewigtig nieuws, zonder uitftel,<br />
mede; en alzo men, ter deezer gelegenheid,<br />
nieuwe beweegingen in Frankryk te gemoet<br />
zag, begeerde hy, uit 'sKonings naam, dat<br />
de Franfche troepen, in Staaten dienst, naar<br />
Frankryk, te rug gezonden werden. Ook<br />
vorderde Lodewyk de XIII., dat men hem,<br />
van hier, met zes Oorlogsfchepen , onderfteunde.<br />
De Staaten bewilligden, in 't een<br />
en in 't ander. Doch het fluiten van 't Verdrag<br />
van Soisfons, daar het vermoorden van<br />
den Maarfchalk d'Ancre, met 'sKonings kennisfe,<br />
in Grasmaand des volgenden jaars, op<br />
volgde , maakte deezen onderftand noode-<br />
(e") BAUDAB-T. Memor. VIII. Boei, bl. 43.<br />
C/O ISAUDAHT. Memor. VIII. Boek, bl. 81.<br />
BAUDART. Memor. VIII. Bmk, bl. 9j,<br />
loos.
tms.<br />
XXIX.<br />
De Staatenonderfteunen<br />
de<br />
Venetiaanen,<br />
te^en den<br />
Aartshertoge<br />
van<br />
Oostenryk.<br />
t<br />
ï Ï ó VADKRL. MIST. XXXVII. BoEg,<br />
loos. De rust fcheen, door de dood van dee*<br />
zen gehaaten gunfteling, herfteld te zyn,<br />
in Frankryk (r). Doch zy duurde ilegts eene<br />
korte wyle.<br />
De zeefchuimeryen der Uskoken, ingezetenen<br />
van 't Landfchap Istrie, die Ferdinand*<br />
Aartshertog van Oostenryk en Heer van dit<br />
Landfchap , niet hadt willen of konhen beletten,<br />
hadden, in dit jaar, gelegenheid ge<br />
geven, tot eenen kryg, tusfchen dien Aarts<br />
hertog en den Staat van Venetië, De Venetiaanen<br />
vervoegden zig, om onderhand, by<br />
de Vereenigde Staaten, die hun toeftonden *<br />
dat zy hier drieduizend man liéten werven,<br />
welken, onder 't bevel van Graave Jan Ernst<br />
van Nasfau, in hunnen dienst, overgingen*<br />
Zy vertrokken te fchepe ; doch niet voof<br />
Sprokkelmaand des volgenden jaars. Al deele<br />
manfchap fmolt, door ziekte en ongemak,<br />
Dp eenige honderden na, in den kryg, die,<br />
3en gantfchen Zomer, vinnig voortgezet<br />
«rerdt. Graaf Jan zelf overleedt, in den na*<br />
Somer, te Venetië (f). Kort hierna, werdê<br />
er een Beftand getroffen (V).<br />
CO AUBERY Memoir. p. 383-39$- DANIËL Joum. de touti<br />
nil. p. m-vm.<br />
Cr) Refol. Holl. 30 Sept. — 22 OBob. 1616. bl. 22. tl'mnk<br />
j klemor. VW. Jlnek. bl. 61. IX. Roek, bl. 115.<br />
(,*) Fuiez Do MONT Corps Diplom. Tom. V. f. n. p. 304.'<br />
V A
VADERLANDSCHE<br />
HISTORIE.<br />
AGTENDERTIGSTE BOEK*<br />
I N H O U D .<br />
L De Staaten van Holland neemen een nieuW<br />
befluit tot weering van fcheuring. Zy doen<br />
eene bezending naar Amfterdam. II. Redevoering<br />
van Hugo de Groot, in de Vroedfchap<br />
aldaar. III. Befluit der Vroedfchap. De<br />
Staaten blyven by de voorige Refolutien. IV.<br />
Twist, op verfcheiden' Plaatfen, ter gelegenheid<br />
der flrydige Befluiten j onder de Leden<br />
van Holland. Keuren van Schieland. De<br />
Contraremonftranten winnen gunst. V. Hunne<br />
vergaderingen te Amfterdam en in den<br />
Haage. De Remonftranten vergaderen, insgelyks.<br />
Zy verbinden zig onderling. Vl.Oorfprong<br />
der afzonderinge, te Amfterdam. 'f<br />
Graauw ftoort aldaar der Remonftranten Vergadering,<br />
en piondert het Huis van Rem EgbertszoonBis/chop.Vll.DeContraremonftranten<br />
neemen de Kloosterkerk in den Haage in><br />
VIII. Prins Maurits gaat in deeze Kerke. Afzondering<br />
in andere Steden. IX. Raadpleegingen<br />
op het houden eener Nationaale Sinode. X.<br />
Onderftand aan den Hertoge van Savoye verleend.<br />
XI. Verfchil tusfchen de Vorften van<br />
Brandenburg en ISieuwburg. Inbreuk op V Be-<br />
ftand*
na VADERLANDSCHE XXXVUI.BOÈE.<br />
ftdnd. Zweeden Verzoekt kuip tegen Poolen.XIL<br />
Ontdekking van de Straat van le Maire. Walvis<br />
fchen ge ftr and. De Parmer bedykt. Xlïl.De<br />
fcheuring geeft aanleiding, tot ongewoone verandering<br />
in deRegeering.XW. Oor zaaken van<br />
'taanneemen van Waardgelders. Zogenaamde<br />
fcherpe Refolutie derStaaten vanHolland.XV.<br />
Hunne inzigten op V ftuk van den Godsdienst.<br />
Vyf Steden kanten zig hiertegen. XVI. Bezending<br />
naar Zeelanden naar Dordrecht, op<br />
ftuk van de Sinode. Ontfchuttering te Leiden.<br />
Oldenbarneveld te Utrecht. Waardgelders aldaar<br />
aangenomen. XVII. Verskillen met de<br />
Geregtshoven. Onlust te Haarlem. Te Nieuwkoop.<br />
Hogerbeets wordt Penftonaris te Leiden.<br />
XVIII Maurits brengt bezetting in den Briel.<br />
Gerugten ten laste van hem en van den Advokaat<br />
.XIX. Handelingover V houden eener JSationaale<br />
ofProvinciaale Sinode.Dordrecht hier<br />
toe benoemd. Aanmerkelyke woorden des Advokaats.<br />
XX. De Engelfche Gezant Karleton<br />
raadt de Sinode aan.WeegfchaalzynerRedetivoering.<br />
XXL Redevoering van den Frarfchen<br />
Gezant Maurier.Prins Maurits bezoekt eenige<br />
Steden. Schryftaandezelven. XXII. Voorflag<br />
van vyfSteden op"t ftuk der Sinode.Verklaaring<br />
van Haarlem. Oordeelen over dezelve. XXIII.<br />
Prins Maurits verandert de Regeering te<br />
Nieuwmegen. Overysfel bewilligt in de Sinode.<br />
XXIV. Schimpfchriften tegen den Advokaat*<br />
Merkwaardig zeggen van Prinfe Maurits. De<br />
Advokaat verdedigt zig. Schriften vanAarfens<br />
XXV. Beweegingen te Utrecht en ie Leiden*<br />
De Prins komt te Utrecht. Vertrekt wederom.<br />
Byeenhmst ten huize van Tref el. XXVI. Ver»<br />
toog
XXXVIII.BOEK. H I S T O R I E . 113<br />
tosg van Holland, op V pluk der IVaardgelders.<br />
XXVII. De algemeene Staaten en dit<br />
van Holland doen eene bezending naar Utrecht.<br />
XXVIII. Prins Maurits komt 'er,<br />
insgelyks. Handeling aldaar. XXIX. Amfterdam<br />
zendt ""er ook Gemagtigden. Ds<br />
Waardgelders worden afgedankt. Verandering<br />
der Regeeringe te Utrecht. XXX.Voorftel<br />
van Boiftfe. De Nationaale Sinode werdt<br />
byeen geroepen».<br />
TT\E Staaten van Holland, ziende de Ge-<br />
JL#/ meente, op verfcheiden' Plaatfen, zig<br />
fchikken tot afzondering, hadden, op den<br />
agttienden van Lentemaand, wederom een Befluit<br />
genomen, by meerderheid van ftemmen,<br />
bevestigende de voorgaande Befluiten op de<br />
vrede der Kerken, en verbiedende alle partyfchap,<br />
fcheuring en oneenigheid, onder bedreiging,<br />
dat de fchuldigen, als verftoorders<br />
der gemeene ruste, zouden geftraft worden (a).<br />
Amfterdam en eenige andere Leden hadden zig<br />
egter gekant tegen dit Befluit, waardoor het<br />
weinig klem kreeg (F). 'tSchyntook,datmen,<br />
ten deezen tyde, eenig vermoeden hadt, onder<br />
de Staaten, dat de tegenwoordige Regeering<br />
wankel ftortdt, ter gelegenheid van welk<br />
vermoeden , die van Amfterdam verklaard hadden,<br />
dezelve te willen handhaaven, alzozy,<br />
nevens de andere Leden, verftonden, dat dè<br />
opperfte magt, beide over kerkelyke en burgerlyke<br />
perfoonen en zaaken, den Staaten toekwam.-<br />
a~) Uefol. Holl. 1 Maart — 26 April 1616. il. 4.<br />
9) HAUDART Memor. VUl./Joei, bt.ij, UÏTENBÖG. b'. 343,'<br />
X. DEEL. H<br />
1616.<br />
1.<br />
De Smten<br />
van<br />
Holland<br />
neemen<br />
wederom<br />
een Befluit<br />
, tot<br />
weering<br />
van<br />
fcheuring<br />
en ver 1<br />
,<br />
deeldheid.-
Ï6Ï6.<br />
Zy doen<br />
eene bezending<br />
san Amfterdam.<br />
IL<br />
Redevoering<br />
van de<br />
Groot,<br />
Sn de<br />
Vroedfchap<br />
a'-<br />
XXXVIII.BOEK. H I S T O R I E . 115<br />
j, willen voegen by de meerderheid;" ver 1616.<br />
volgde hy te zeggen n dat de Staaten, met<br />
n blydfchap, verftaan hadden, dat de Stad de<br />
j, tegenwoordige Regeering wildé handhaaven,<br />
en misnoegd was op zulken, die, door<br />
, } woorden of fchriften , dezelve Regeering<br />
„ veragt of verdagt zogten te maaken: dat<br />
w hun ook zeer aangenaam geweest was, te<br />
verneemen, dat Amfterdam, nevens de anj,<br />
dere Leden, begreep, dat den Staaten de<br />
i, hoogfte magt toekwam, over kerkelyke eri<br />
?, burgerlyke perfoonen en zaaken : een beft<br />
grip, altoos voorgeftaan door de Evangen<br />
lifche Leeraars, en welks tegendeel alleen<br />
5, in de Roomfche Kerke gedreeven werdt ;<br />
j, een begrip ook, Welk vanwylenzyhëDoorn<br />
lugtigheid, altoos, was verdedigd, 't Was,<br />
ging hy voort, aan de andere zyde, kénlyk*<br />
dat de Staaten, menigwerf, opregtelyk vérj,<br />
klaard hadden , den waaren Christelyken<br />
,, Hervormden Godsdienst te Willen blyvefl<br />
„ Handhaaven, zonder te gedoogen, dat, op<br />
den zeiven, eenige de minfte inbreuk gen<br />
fchiedde. Uit het een en het ander nu, was<br />
„ op te maaken, dat men't, in denvoornaamr<br />
„ ften- inhoud der Refolutien, onlangs, overgew<br />
zonden aan de Steden, Dorpen en Klasfen,<br />
„ volkömenlyk eens was. Want dèeze Refolutien<br />
betroffen twee Hoofdpunten, de Regeen<br />
ring der Kerken, en het verdraagen van een<br />
nige Godgeleerde verfchillen. Op het eerfte,<br />
», punt was niets vastgefteld, dan 't gene be-<br />
9, greepen was in de Kerkenordening van den<br />
w jaare 1591, die, by zyne Doorlugtigheid,<br />
% by de twee Geregtshoven, en zelfs by my-<br />
H s „ ne
ii6 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK.<br />
löifj. » ne Heeren van Amfterdam was goedgekeurd.<br />
Delft, Gouda, Rotterdam en Md*<br />
» denblik begreepen toen, dat der burgerlyke<br />
Overheid, by deeze Kerkenordening, nog te<br />
» weinig gezags gelaaten was , waarom zy<br />
,, zwaarigheid gemaakt hadden, in 't aanned-<br />
„ men derzelve. Doch nu hadden zy berouw<br />
y, gekreegen van hunne voorgaande naauwge-<br />
„ zetheid, en in de Kerkenordening bewilligd,<br />
j, Ook was, by dezelve, genoeg gezorgd, voor<br />
«, 't belang van den Godsdienst, konnende<br />
„ niemant bevorderd worden tot den Kerken-<br />
„ dienst, dan na voorgaand kerkelyk onderzoek<br />
op zyne Leer en gedrag, en moetende<br />
„ de naameti van Leeraaren en Ouderlingen,<br />
voor derzelver bevestiging, der Gemeente<br />
„ worden voorgefteld, op dat elk, die iets op<br />
„ hen te zeggen wist, zig vryelyk zou mogen<br />
w openbaaren. Doch naardien de Kerk, de Steden<br />
en ft gantfche Land belang hadden, om<br />
w te weeten, wie den predikftoel betradt, en<br />
„ tot de gemeente fprak; zo moest de Over-<br />
„ heid hiervoor zonderlinge zofg draagen, die<br />
„ nogtans derwyze gemaatigd,was, by de ge-<br />
„ melde Kerkenordening, dat de Kerkenraad<br />
„ de helft, en de Gemagtigden der Overheid<br />
w de andere helft benoemden, mids deeze Ge-<br />
„ magtigden den welftand van Kerke en Gods-<br />
„ dienst toegedaan waren. Wat het verfchy-<br />
„ nen deezer Gemagtigden in de Kerkenraa-<br />
„ den aanging; zulks was, van 't begin der<br />
„ Hervorminge af, in eenige Steden, met<br />
„ naame te Enkhuizen, in gebruik geweest,<br />
en ftrekte tot bevordering van goede vers<br />
ftandhouding tusfchen de Overheden en
XXXVIII.BOEK. H I S T O R I E . 117<br />
» Kerkendienaars, die hunne bezwaarnisfen,<br />
» op deeze wyze, te ligter, voor de Overhe- •<br />
» den konden brengen. En nog werdt dit<br />
„ punt gelaaten aan de befcheidenheid der<br />
„ Wethouderen.. Wenfchelyk ware't, dat, op<br />
» deeze en andere punten, al voor veele jaa-<br />
*> ren, een vaste voet ware beraamd geweest,<br />
„ alzo elke Stad fchier eene byzondere wyze<br />
» volgde, in 't verkiezen der Kerkendienaa-<br />
„ ren, waaruit veele onlusten en beweeginn<br />
gen gereezen waren: waarom de Staaten niet<br />
langer hadden konnen nalaaten, eenige or-<br />
» de, by voorraad, te ftellen. Het tweede<br />
Hoofdpunt der Refolutien, 't verdraagen<br />
n der verfchillende gevoelens over Gods<br />
«, Voorfchikking met het gene 'er aankleefde,<br />
?, (leunde, klaarlyk, op deeze grondleer der<br />
„ Hervorminge, dat de Leerftukken waren, of<br />
„ tot den grondflag behoorende, of tot hetgen<br />
bouw. Dat de eerften weinig in getal, klaar<br />
„ om te verftaan, en noodzaakelyk om te gew<br />
looven waren. Dat de anderen, zo zy met<br />
Gods woord overeenkwamen, by goud en<br />
„ zilver; zo niet, by hooi en floppels, vergelee-<br />
„ ken werden; doch dat de bouwers van zulk<br />
„ hooi en ftoppels, nogtans, de zaligheid niet<br />
j, verliezen zouden: waarom zy ook in de Ker-<br />
„ ke behoorden gedraagen te worden, 't Stry-<br />
3, dig gedrag des Pausdoms, welk de luiden,<br />
?, om allerlei Leerlhikken, bande enverdoem-<br />
„ de, hadt men, by ons, altoos, den geest des<br />
„ Antichrists genoemd. En op 't verwyt van<br />
„ verfchillende Godsdienften onder ons, was<br />
„ altoos geantwoord, dat onze verfchillende<br />
j, gevoelens geenèn verfchillenden Godsdiensf<br />
H 3 „ maak-
ïfji6.<br />
ii 8 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK,<br />
55 maakten, noch de Kerkelyke eenigheid bran<br />
ken, alzo weinig, als zulks, vanouds,door<br />
» de verfchillende gevoelens der eerfte Chris-<br />
» ten - Leeraaren, plag te gefchieden. Ook<br />
» hadden de Evangelifche Kerken deeze ver-<br />
» draagzaamheid niet flegts geleerd -, maar met<br />
» der daad geoefend, 't Was, eenen tyd lang,<br />
„ gedaan , tusfchen Luther en de Zwitfers:<br />
„ daarna, in Poolen en Lithauwen, tusfchen de<br />
„ Kerken van de Augsburgfche, Boheemfche<br />
» en Zwitferfche belydenis , onder welken<br />
„men, tot heden toe, over en weder, ter<br />
„ preeke en ten Avondmaal ging, eikanderen<br />
» houdende voor regtzinnige kerken. ïus-<br />
„ fchen die van de Augsburgfche belydenis<br />
„ en de Husfiten en Waldenzen in Boheeme,<br />
„ was, insgelyks, kerkelyke eenigheid. De<br />
„ Hervormden in Duitschland hadden ze den<br />
„ Lutherfchen ,. meermaalen , aangebooden,<br />
„ De Nederlandfche Kerken zeiven hadden<br />
„ 'er toe gearbeid, met redenen en fchriften,<br />
„ by verfcheiden' gelegenheden. De Luther-<br />
„ fche Predikant te Woerden was, in den jaa-<br />
„ re zestienhonderd en vier, door deZuidhol-<br />
„ landfche Sinode, verzogt tot vereeniging.<br />
„ In Engeland, in Zwitferland en elders, wa-<br />
„ ren, over verfcheiden' punten, gefchillen<br />
„ gereezen, zonder dat daarom de kerkelyke<br />
W eenigheid verbroken was. Franciskus Ju-<br />
„ nius, Profesfor te Leiden, hadt een boek<br />
„ gefchreeven, tot aanpryzing der onderlinge<br />
„ verdraagzaamheid. De gemelde Sinode, ge-<br />
„ waarfchuwd door de Franfche Kerken, te-<br />
„ gen eenige doolingen van Piscator, Profes-<br />
„ for te Herborn, in 't Graaffchap Nasfau,
XXXVIII.BOEK. H I S T O R I E . 119<br />
• ö hadt deeze Kerken vermaand, de zaak bui-<br />
„ ten fcheuring te houden. Tilenus, Profes-<br />
„ for te Sedan, 't gevoelen van Piscator toe-<br />
„ gedaan , met Molin^us in gefchil geraakt<br />
M zynde, werdt, zo wel als zyne party, in eene<br />
JJ en de zelfde Kerke gedraagen. Hier te Lan-<br />
J3 de en eiders, waren zy ook altoos vereenigd<br />
n gebleeven, die de Predestinatie of Goddelyw<br />
ke Voorfchikking, onder en boven den val,<br />
en onder voor waaiden, leerden; gelyk, in de<br />
J3 Haagfche Conferentie, door de broeders,<br />
aldaar Contraremonftranten genoemd, ver-<br />
?) klaard was, dat, hierover, nooit, onder<br />
hen, eenig gefchil was geweest.<br />
, 3 Wie nu, vervolgde de Groot, was20 ver»<br />
w metel, dat hy, 't gene, in de gemelde Consj,<br />
ferentie, ter eeiier of ter andere zyde, over<br />
„ de vyf punten, beweerd was, voor noodzaakelyk<br />
ter zaligheid durfde houden ? Imw<br />
mers, moesten de noodzaakelyke punten<br />
w klaar zyn« voor elk : maar de Leer der Predestinatie<br />
verltonden veele eenvpudigen;<br />
5, niet. Zou men deeze allen uitlluiten van<br />
w de zaligheid? Beide de gevoelens kwamen<br />
j, hierin overeen, dat Gods befluiten en wer-<br />
53 kingen omtrent 's menfchen zaligheid ge-<br />
„ grond waren in Christus. Beide behielden<br />
s, ze, derhalve, het fondament, welk Christus<br />
„ is. 't Verfchil was, voornaamlyk, over de or-<br />
5? de van Gods befluiten en voprweetenfchap,<br />
„ die, nogtans, beide van eeuwigheid waren..<br />
„ En waren, hierover, zulke diepzinnige vraa-<br />
„ gen voorgefteld, dat 'er de geleerdften zig<br />
„ naauwlyks hadden weeten door te redden»<br />
v De verdraagzaamheid omtrent deeze pun-<br />
H 4 tzï\
i«o VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK,<br />
5« ten behoorde zig ook over de Leeraars uit<br />
5« te ftrekken, die zo wel hunne doolingen en<br />
p zwakheden hadden , als de gemeene Lidjj<br />
maaten. Ook was zy, met der daad, on-<br />
?? der de Leeraars, geoefend. Bullingerus en<br />
„ Melanchton verfchildenmetKalvynenBeza,<br />
n over de Leere der Predestinatie. Nogtans<br />
>3 onderhielden zy de eenigheid, en bejegenden<br />
eikanderen als broeders. De voorge-<br />
?) melde aanbiedingen van vrede aan de Lu-<br />
„ therfchen, die, behalve 't verfchil over 't Avondmaal,<br />
ook leerden de algemeene genade,<br />
de Predestinatie uit voorgezien geloow<br />
ve, en dat de geloovigen van de genade vers,<br />
vallen konden, beweezen, dat men deeze<br />
?, léeringen gehouden hadt voor verdraaglyk.<br />
Zulks hadden ook geoordeeld Perkins in<br />
n Engeland, en Params, te Heidelberg, beide<br />
„ in 't gevoelen der broederen, die men hier<br />
„ Contraremonftranten noemde. De Kerken<br />
jj van Anhalt en eenige Leeraars in Deene-<br />
„ marke, 't gevoelen houdende der broede-<br />
„ ren, die hierRemonftrahten genaamd wer-<br />
„ den, bleeven, nogtans, in eenigheid, met<br />
andere Hervormde Kerken en Leeraars. In<br />
„ Engeland, waren ook Leeraars van beider-<br />
„ lei gevoelen. Zyne Majefteit van. Groot-<br />
„ Britanje hadt zé beide, na ryp onderzoek,<br />
w beftaanbaar geoordeeld, met het waar geloove<br />
en 's menfchen zaligheid. In Frank-<br />
?, ryk, ftelde Molinaeus de gefchillen over de<br />
„ Predestinatie, onder de punten die verdraag-<br />
„ lyk waren. In Holland zelf, waren, voor<br />
„ meer' dan veertig jaaren, Leeraars aangeno-<br />
„ men geweest van het iaage gevoelen, nüdat
XXXVIII. BOEK. H I S T O R I E . 121<br />
? ? der Remonftranten genaamd. De Leidfche 1616.<br />
?> Hoogleeraars hadden, ten tyde van Armt •<br />
w nius, verklaard, dat, onder hen, geen vern<br />
fchil was, over de grondftukken der Leere.<br />
Na 't houden der Haagfche Conferentie,<br />
,, hadt men zelfs beloofd, onderling, broe-<br />
,, derfchap te zullen houden. De Sinode der<br />
p Franfche Kerken hadt ook betuigd, hiertoe<br />
, 5 gezind te zyn. De twist, daarna toegenon<br />
men, hadt de natuur der gevoelens niet ver-<br />
?, anderd. 't Gene te vooren verdraaglyk ge-<br />
„ weest was, bleef nog verdraaglyk: 't welk<br />
veele Leeraars van het hooger gevoelen, ja<br />
., veele Kerken en Klasfen, uit Leeraars van<br />
,3 beide de gevoelens beftaande, nog tegen-<br />
53 woordig zo bleeven inzien.<br />
Ook waren deeze gefchillen zo zwaar en<br />
» diep , dat 'er nooit eenige Kerkelyke uit-<br />
?? fpraak over gedaan was. In de yier eerfte<br />
75 eeuwen, yondt men 'er geheel geen gewag<br />
n van. Kalvinus, Beza en anderen hadden<br />
JJ zelfs beleeden, dat men 'er toen anders o-<br />
55 ver gefproken hadt, dan zy deeden. Augus-<br />
?5 tyn hadt, daarna, 't ftuk wat hooger gevat,<br />
?5 en eene volftrekte Predestinatie geleerd,<br />
7> niet zonder tegenkanting van veelen. De<br />
55 Kerkvergaderingen, gehouden tegen de ket-<br />
?5 ters, welken hy beftreedt, en tegen eenige<br />
55 anderen, hadden, nogtans, niets vastgefteld,<br />
p omtrent de volftrekte Predestinatie. De<br />
55 Roomfche Kerk liet de Dominikaanen met<br />
55 de Jezuiten, en de Jezuiten onder elkande-<br />
53 ren, over dit ftuk, twisten, zonder uitfpraak<br />
53 te doen. 't Was ook niet gefchied onder de<br />
33 Protestanten, "van 'it begin, der Heryormm-
122 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK,<br />
16*16*. ,, ge af. Hunne bejydenisfen fpraken niet op<br />
?, eenerlei wyze van deeze itoffe. De punten<br />
„ teLambeth waren zo gelteld, dat ze van de<br />
,, Leeraars van beide de gevoelens konden<br />
55 aangenomen worden , en desonaangezien<br />
„ hadt zyne tegenwoordige Majefteit dezel-<br />
5, ven niet willen laaten voegen, by de Gen<br />
loofsbelydenis der Engelfche Kerke.<br />
5, Om deeze redenen, hadden ook de Staa-<br />
» ten geoordeeld, dathethuntoeitondt,ampts-<br />
» halve, alle fcheuring ter oorzaake van deen<br />
ze gevoelens te beletten. Eene Sinode, waar-<br />
>? op eenigen ltonden, was hiertoe niet noo-<br />
» dig; 't welk, uit het gene, te vooren, over<br />
o het gezag der Overheid in 't Kerkelyke, o-<br />
>y vereenkomdig met Amfterdams verklaai)<br />
ring, gezeid was, kon worden afgenomen.<br />
9 Scheuring, om punten, niet noodig ter za-<br />
5 ligheid , was verbooden, in Gods woord*<br />
5 De tegenwoordige gefchillen waren, open-<br />
: , baarlyk, zodaanig bevonden. Weshalve, de<br />
5 hooge Overheid niet hadt konnen nalaaten.<br />
5 Gods Wet in 't werk te ftellen, en fcheuring<br />
5 te beletten. Alle Hervormde Leeraars oor-<br />
> deelden ook, dat het regt omSinoden tebe-<br />
3 > roepen der hooge Overheid toekwam. Hier-<br />
> onder was_ begreepen de vryheid om te oor-<br />
; > deelen, of de Sinode dienftig ware of niet,<br />
, welke men haar benam, als men de Sinode,<br />
; , ook na zulk een onderzoek, als te vooren<br />
) , gemeld is, nog voor noodzaakelyk hieldt. *t<br />
, Geftaadig gebruik ftreedt hier ook tegen, De<br />
s , Koningen van Juda hadden veele kerkelyj<br />
, ke zaaken geregeld. Keizer Theodofius hadt<br />
, eenige kerkelyke gefchillen beflist: naar 't<br />
» oor-
XXXVIII.BOEK. H I S T O R I E . 123<br />
- oordeel veeier Hervormde Leeraaren, met<br />
„ nuttiger uitllag, dan men van eenige Sino-<br />
„ de gehad hadt. De Hervorming zelve was<br />
n niet door Sinoden, maar door Koningen en<br />
w Overheden ingevoerd en verbeterd, 't Gen<br />
zag der Overheid was altoos geweest het<br />
n beste middel, om fcheuring te voorkomen.<br />
w Konftantyn en Honorius hadden, met de<br />
L meeste vrugt, gearbeid, om de fcheuring der<br />
„ Donatisten te heelen. Zyne Majefleit van<br />
„ Groot-Britanje hadt eenigen, die totfcheu-<br />
„ ring fcheenen te neigen, voor zig doen ko-<br />
„ men, te Hamptoncourt, en uitfpraak ge-<br />
?J daan, op hunne gefchillen, die, onder anden<br />
ren, de Predestinatie betroffen. De Raad<br />
n van Bern, eenig gefchil befpeurende over de<br />
, Predestinatie, beval, dat men daarvan, niet<br />
?j- onbedagtelyk , maar gemaatigd en zonder<br />
9 } ergernis, leeren zou: ook, dat niemant naar<br />
w Geneve, of elders ten Avondmaal loopen,<br />
A maar dat van den dienaar zyner kerke ontn<br />
vangen zou: waarmede de moeite een einn<br />
de genomen hadt, "<br />
% „ Te zeggen, dat de Sinode noodig zou zyn,<br />
„ om der Overheid onderrigting en goeden<br />
„ raad te geeven, floot niet, in alle gevallen:<br />
«, konnende eenjge zaaken zo klaar gefield zyn<br />
in Gods woord, dat de Overheid daarvan,<br />
?, uit zig zelve , zekere kennis kon hebben.<br />
5, Onder deeze zaaken, waren deezen twee:<br />
„ dat men eikanderen, in punten, niet noodig<br />
ter zaligheid, verdraagen moest, en dat<br />
n de betwiste punten onder de noodigen niet<br />
konden gerekend worden. Ook was, uit de<br />
„ overeenflemming van veele treffelyke Leer-<br />
„ aaren,<br />
1616.
iéifS.<br />
124 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOJSK;<br />
JJ aaren, wel zo goeden raad en vaste kennis<br />
n te haaien, als uit eene Sinode. Men hadt Kal-<br />
» vyn, Beza, Hyperius, Urfinus, Witaker, Pern<br />
kins, Juellius, Danams, Junius, Parjeus, Ca-<br />
» faubonus, Piscator, Molinteus flegts te vraa*<br />
•> gen, óf men eikanderen over deeze gefchiln<br />
len niet hadt te verdraagen; en zy zouden,<br />
?> in hunne fchriften, ja antwoorden. Drong<br />
» men dan nog op eene Sinode; veele Sino-<br />
„ den der voorgaande eeuwen, die niets om-<br />
„ trent de volftrekte Predestinatie beflist hadden,<br />
leerden ons de verdraagzaamheid. De<br />
„ Sinode te Woerden, de Sinode der Franfche<br />
„ kerken, te vooren gemeld, zo veele Klas-<br />
„ fen, die de verdraagzaamheid oefenden, waren,<br />
als men op de zaak, niet op den naam<br />
„ zag, als zo veele kleine Sinoden te agten.<br />
„ De Haagfche Samenfpreekers, die, elkan?<br />
„ deren gehoord hebbende, beloofd hadden,<br />
w broederfchap te zullen onderhouden, be-<br />
M hoorden in geen minder aanzien te zyn dan<br />
9 eene Sinode. Voorts, zou eene Sinode, ten<br />
„ deezen tyde, nietflegtsonnoodigzyn; maas<br />
„ ook geenen dienst doen: 't zy het uitfpraak<br />
„ deedt over de gefchillen, of de verdraag-<br />
5, zaamheid aanbeval. De gefchillen waren<br />
„ nooit gehouden van zulk een'aart, dat'e*<br />
„ uitfpraak over behoorde gedaan te worden,<br />
„ waartoe, in allen geval, een zuiver en be~<br />
„ daard oordeel vereischt zou worden; welk,<br />
„ uit het dagelyks en. driftig prediken en fchry-<br />
3, ven, bleek, hier, kwalyk te zullen konnen<br />
v gevonden worden. Dat de Sinode ook ee-<br />
„ nen voet van verdraagzaamheid zou kong,<br />
nenberaamen, die, by allen, aangenomen<br />
„ zou
XXXVIII.BOEK. HISTORIE. ias<br />
n zou worden •, mogt gehoopt, maar kon thans, 1616.<br />
•5 bezwaarlyk, verwagt worden. De ongemaa-<br />
55 tigden vervielen, of tot ongebondenheid in<br />
55 de leere, of tot fcheuring, en hadden gee-<br />
55 ne agting voor den raad der geraaatigden.<br />
53 Wat befcheidenheid, wat vreedzaamheid<br />
55 kon men dan wagten ? Hoe dik wils hadt men<br />
55 ook de Sinoden zien fcheuren; waarna elk<br />
55 deel het ander veroordeeld hadt. Hoe dik-<br />
55 wils hadden ze gediend, om 't kerkelyk ge-<br />
55 zag te ftyven, tegen dat der Overheid. Moei-<br />
55 lyk zou ook zyn het beroepen eener Sino-<br />
53 de. Zouden de gemagtigden daartoe, door<br />
53 de Klasfen, verkooren worden, of door de<br />
55 Overheid? Zo 't laatfte, zou de gantfche<br />
55 Vergadering, of elk Lid der Staaten de af-<br />
55 zending doen ? Zou men de Remonftranten,<br />
,3 of zulken, die eenig bedenken hadden op<br />
55 de Belydenis en Catechismus, hooren, als<br />
55 partyen, of zouden zy zitting hebben in dé<br />
„ Sinode ? Zou men daar de Belydenis en Ca-<br />
55 techismus overzien, of niet ? Wyders, zou<br />
35 de Sinode zyn moeten Provinciaal, Natio-<br />
5, naai of Generaal. In de Provinciaale, was<br />
95 deeze zwaarigheid, behalve de gemelden, dat<br />
99 fommige Klasfen gefcheurd waren, en elk<br />
5, deel, zig voor de regte Klasfe houdende,<br />
5, naar de Sinode zou willen afzenden; zo men<br />
55 anders begreep, dat deeze afzending, door<br />
,, de Klasfen, behoorde te gefchieden. Om-<br />
„ trent deNationaale Sinode, ftondt te dugten,<br />
95 dat de afgevaardigden uit fommige Gewes-<br />
,3 ten , die zig alreeds te openlyk verklaard<br />
9, hadden, verdagt gehouden zouden worden i<br />
15 ook zouden de HollandfcheKerken, aldaar,
126 VADERLANDS CHE XXXVIII.BOEX.<br />
1616. » ligtelyk overftemd, en by de meerderheid<br />
» een voet beraamd konnen worden, die niet<br />
n gepast was, op den tóeftand dier Kerken,<br />
•j Tot eene Generaale Sinode, zou te veel tyds<br />
vereischt worden. Ook zouden zyne Maje-<br />
„ fteit van Groot- Britanje en verfcheiden"<br />
„andere Vorlten oordeelen, dat, daartoe,<br />
„ ook de Lutherfchen behoorden befchreeven<br />
te worden: waaruit, veelligt, nieuwe zwaa-<br />
„ righeden zouden ryzen. Men kon ook vraa-<br />
„ gen, of, na 't eindigen der Sinode, de O-<br />
„ verheid derzelver befluiten, blooteiyk, zou<br />
hebben aan te neemen, of haar na-oordeel<br />
„ vry behouden ? 't Eerfte ftreedt met Gods<br />
>, woord, den grond der Hervorminge en 'ri<br />
„ regt des Lands. Het tweede zou nieuwe gen<br />
legenheid tot twist en oproer geeven kon-<br />
„ nen, wanneer 't gebeuren mogt, dat de Ö-<br />
„ verheid verfchilde met de Sinode. Al 't welk<br />
„ egter niet gezeid wérdt, om iemant te doen<br />
n wanhoopen, aan het beroepen en houden ee-<br />
?J ner nuttige Sinode; maar alleenlyk, om te<br />
,j doen zien,; dat zy, tegenwoordig, niet te<br />
„ wagten was. Zyne Majefteit van Groot-Brin<br />
tanje eri de Staaten van Gelderland en O*<br />
„ verysfel hadden ook begreepen, dat de te-<br />
„ genwoordige gefchillen behoorden te wor-<br />
„ den nedergelegd, door 't gezag der hooge<br />
„ Overheid.<br />
„ De Graaven van Holland hadden,' al van<br />
„ ouds, groot gezag geoefend over de Gees-<br />
„ telykheid, .haar gebiedende dienst te doen 3<br />
„ tegen 't Paufelyk verbod, en verbiedende,<br />
„ duistere en ergerlyke ftoiftm op den Predik-<br />
„ ftoel te bfengen. De Staaten zdven hadden 4<br />
„ eeni-
XXXVIII.BOEK. HISTORIE. 127<br />
j, eenige jaaren herwaards, verfcheiden' ge- 1616.<br />
n fchillen, uit den twist over de Predestinatie<br />
gereezen, in de Steden, door hun gezag,<br />
„ nedergelegd ; Gomarus en ' Arminius tot<br />
w vrede vermaand, en de fcheuring, die, uit<br />
„ het vergen eener ongewoone ondertekening<br />
n van dé Belydenis en Catechismus, te vreej,<br />
zen ftondt, gezogt te voorkomen. Den<br />
n Haagfchen Conferenten of Samenfpreekeren<br />
hadden ze liefde en eenigheid aanbevon<br />
len, te gelyk verklaarende, dat zy de vyf<br />
punten hielden ih ftaate. Naaf deeze ver-<br />
?, maaning hadden de wederzydfc'he Leeraars<br />
„ beloofd, zig te zullen voegen. En 't Befluit,<br />
„ toen, eenpaariglyk, en met goed genoegen<br />
van de eene en de andere partye, genomen,<br />
5> was de grondflag geweest van alle de volgen-<br />
„ de Befluiten, die 't zelfde einde bedoelden;<br />
,j tot op de Refolutie van Louw- en Lentej,<br />
maand des jaars 1614 (jP) : waarby 't gevoej.<br />
len, welk de Staaten verdraaglyk hielden,<br />
nader omfchreeven werdt, op dat niemant,<br />
p onder dekfel van het zelve, onverdraagly-<br />
}) ke leeringen invoeren mogt.<br />
„ Hunne Agtbaarheden hadden zwaarig-<br />
>, heid gemaakt, in het aanneemen deezerRej,<br />
folutie; doch egter verklaard, wel te mogen<br />
n lyden, dat anderen zig van dezelve bedienw<br />
den. Maar men hadt, hieruit, naar 't fcheeh,<br />
» gelegenheid genomen, om de Refolutie vern<br />
dagt te maaken, als 't werk van eenige Re-<br />
?j monftranten; als partydig en duister inge-<br />
P, Held, ja, als ftrydig met de waarheid, en<br />
„ met<br />
fjrf) Zie hier voor, W. iz>
12o VADERLANDSGHE XXXVIII BOEK-,-<br />
1616, n met de eer der Hervormde Kerken. Hunne<br />
» Edelheden wisten, dat de Refolutie geen'<br />
» werk der Remonftranten ware: ook, met<br />
n welk een ryp beraad, en na 't inneemender<br />
» verfchillende gedagten van Leiden, Rotter-<br />
» dam en anderen, ter eener, en van Dordrecht,<br />
» ter anderer zyde, men, tot dezelve, gekost<br />
men ware. Ook kon men zulk eene Refolun<br />
tie niet houden voor partydig, vooral niet<br />
j- by de broeders Contraremonftranten, alzo<br />
n veelen hunner de Refolutie hadden aange-<br />
» nomen. Men bezage de Refolutie zelve. Zy<br />
j» fprak van hevige twisten en wederzydfché<br />
-5 nageevingen. Zy vermaande elk, tot gemaa^<br />
„ tigde gevoelens. Maar hadden niet de Con-<br />
55 traremonftranten zeiven erkend, dat men<br />
55 van de Predestinatie, voorzigtiglyk en fo-<br />
55 berlyk, fpreeken moest ? De Refolutie ftelde<br />
,3 eenige paaien, maar zy ftelde ze, aan beide<br />
55 de zyden, en meer voor de Remonftranten<br />
,5 dan voor de Contraremonftranten , zynde<br />
5, deeze paaien dezelfde , welken, by de oudé<br />
„ Kerkvergaderingen, gefteld waren tegen gew<br />
voelens, die aan de Leere der genade nadee j<br />
5, lig zouden mogen zyn. De Leer, die de Refo-<br />
„ lutie voordroeg, was die der Remonftrann<br />
ten niet, voor zo ver zy verfchildeh van de<br />
Contraremonftranten; maar de Leer der Ge-<br />
„ reformeerden ,• ja der Christenen in 't ge-<br />
55 meen; want hoe men ook 't ftuk der Predes-<br />
„ tinatie begreepe, vast ging het, dat uit-<br />
„ verkoorenen, en opregte, ftandvastige gew<br />
loovigen ter eener; en verworpenen, en zul-<br />
„ ken, die ongeloövig ftierven, ter anderer<br />
# zyde, de zelfde perfoonen waren. En nog<br />
ff ver-
XXXVIILBOEK. H I S T O R I E . 129<br />
verboodt de Refolutie niet, hooger te lee-<br />
„ ren * fchoon zy de voorgeftelde Leer voor -<br />
genoegzaam hieldt. Zy vorderde, op ver-<br />
„ zoek der Contraremonftranten zeiven, dat<br />
>- men, in alle andere punten, bleeve by de<br />
„ Leer der Hervormde Kerken, zonderling<br />
„ in deeze Landen, 't Slot der Refolutie ftrekte<br />
alleen tot vrede en ftigting. Nergens<br />
,, bleek hier, derhalve, eenige partydigheid.<br />
,, Ook was de Refolutie met klaare woorden<br />
n ingefteld. 't Was waar, dat zy niet bepaalde,<br />
of de genade wederftaan kon worden,<br />
„ of niet; noch of 't geloof voor de verkie-<br />
,, zing, of de verkiezing voor 't geloof ging.<br />
Maar klaar te leeren, 't gene klaar was, en<br />
n het duistere onbeftist te laaten, was niet dub-<br />
1616,<br />
belzinnig, maar duidelyk fpreeken. Zulks<br />
,, was , in verfcheiden' Kerkvergaderingen,<br />
„ daar men tot geene beflisfing komen wilde,<br />
dienftig gevonden. Als ook de Koning van<br />
,, Groot-Britanje riedt, in de zaak eens te zyn ;<br />
doch de wyze niet naauwkeurig te onderzoeken,<br />
riedt hy niet dubbelzinnig te fpree-<br />
„ ken; maar iet te zeggen, en iet te zwygen.<br />
De Refolutie, leerende dat God niemant ter<br />
„ verdoemenisfegefchaapenhadt, nochiemant<br />
„ noodzaakte te zondigen, ontkende, daar-<br />
3, mede, Gods voorweeïenfchap of deerfzonj,<br />
de niet. Augustyn en Prosper hadden't zelf-<br />
3, de gezeid: en wie toch hadt Gods voorweetenfchap<br />
beter verdedigd, de erfzonde meer<br />
„ aangeweezen, dan zy? 't Zeggen derRefolutie,<br />
dat God niemant ter zaligheid noodigde,<br />
wien hy ze niet geeven wilde, was<br />
t i nok niet dubbelzinnig: want het tegendeel<br />
X..DEEL. I »van
i3o VADERLANDSCHE XXXVIILBOEK.<br />
1616. JJ van dit zeggen was niet, dat God allen,<br />
„ die hy noodigde, beflooten hadt, zalig te<br />
w maaken; maar dat hy niemant noodigde,<br />
„ dan dien hy de zaligheid eenigermaate gun-<br />
JJ de, of eenigszins beflooten hadt te geeven:<br />
't welk zeer wel, met het zeggen der Conw<br />
traremonftranten in de Haagfche Conferentie,<br />
en met de gevoelens van oude en nieuwe<br />
Kerkenleeraaren overeenkwam. Uit het<br />
w gezeide, bleek dan, dat de Leer der Refolu-<br />
JJ tie niet met de waarheid ftreedt. Ook wer-<br />
„ den 'er de Hervormde Kerken niet door gew<br />
brandmerkt, gelyk fommigen waanden. Im-<br />
„ mers zeiden de Staaten niet, datdeGerefor-<br />
„ meerden, of Contraremonftranten eenigen<br />
van de genoemde uiterften geloofden. De<br />
Belydenisfen, de Nederlandfche inzonder-<br />
„ heid, leerden duidelyk, dat God de oorzaak<br />
„ der zonde niet was: de Catechismus, dat hy<br />
den mensch gefchaapen hadt, om hem lief<br />
j, te hebben, en methem zalig te worden. Ver-<br />
„ fcheiden' Hervormde Leeraars veroordeeï-<br />
„ den de genoemde uiterften. De Refolutie hadt<br />
n 'er gewag van gemaakt, om de Hervormde<br />
w Kerken van allen blaam te zuiveren, en haar<br />
j, te waarfchuwen, dat zy, door haare ftreng,<br />
J5 tegen de wederparty, te fterk te trekken»<br />
„ niet te verre loopen zouden: gelyk Nikafius<br />
„ van der Schuuren gedaan hadt, die, geleerd<br />
„ hebbende, dat God den mensch tot de zonde<br />
bewoog, naar 't getuigenis der Contran<br />
remonftranten in de Haagfche Conferentie»<br />
„ door de Kerken, beftraft was. De Remonftranten<br />
werden ook vermaand, by de Rey,<br />
folutie; 't welk zy in 't goede namen, de<br />
«Re-
XXXVIII. BOEK. H I S T ö R I E. 131<br />
w Refolutie verdedigende. En 't zou den Staa- 1616.<br />
,j ten lief geweest zyn, zo de broeders 5 die .<br />
„ men Contraremonftranten noemde, ook de<br />
„ Refolutie verdedigd, en aangeweezen had-<br />
„ den, dat de uiterften, by de zelve afgekeurd,<br />
„ ook door de Hervormde Kerke, veroor-<br />
„ deeld werden. Men hieldt dan de Refolutie<br />
genoeg verdedigd, als zynde opgefteld in<br />
„ alle billykheid , niemant veroordeelende,<br />
de betwiste punten onbeflist laatende, o-<br />
„ vereenkomftig met de zuivere Leer, en tot<br />
„ eere en ftigting der Hervormde Kerken<br />
„ ftrekkende. Ook was zy, door den Koning<br />
J? van Groot-Britanje, en door verfcheiden'<br />
n Kerkvoogden in Engeland, goedgekeurd,<br />
M en hier, door veele Klasfen en Kerkendien<br />
naars, ook door Contraremonftranten, aanw<br />
genomen.<br />
„ Hunne Agtbaarheden, beter gedagtenhebbende<br />
dan veelen van het oogmerk der Hee><br />
55 ren Staaten, fcheenen slleenlyk te vreezen ,<br />
}, dat de verdraagzaamheid ongebondenheid<br />
5, en fchadelyke nieuwigheden voortbrengen<br />
w zou, tot benadeeling der Hervormde Lee-<br />
55 re. En deeze bezorgdheid was mynen Hee-<br />
5, ren den Staaten aangenaam: ook wilden de<br />
„ Edelen en de andere Steden der Stad Amj.<br />
fterdam, hierin, niet toegeeven. De ongev<br />
bondenheid ging, dit moesten ze bekennen,<br />
w reeds te ver. Doch dit was aan 't niet ver-<br />
„ draagen van verdraaglyke punten te wyten.<br />
Zo partyen, geen ander verfchil hebbende<br />
9, dan 't gene in de Conferentie verhandeld<br />
5, was, eikanderen de hand booden, niemant<br />
j5 zou 't hert hebben van nieuwigheden voor<br />
ia ijjte
132 VADERLANDSCHE XXXVIIÏ.BOEK<br />
te ftellen. De Klasfen, hier en daar zynde<br />
gefcheurd, konden geene Kerkentugt oefenen;<br />
waarom zy, ten fpoedigfte, behoorden<br />
hereenigd te worden. Andere ongebondenheid<br />
kon den Staaten niet geweeten<br />
worden, hebbende deezen geene fchorfing<br />
van kerkelyke ftraffen verleend, dan voor<br />
' zo veel ze zaaken,in de Conferentie verhandeld,<br />
betroffen. Wel was waar, dat de Staa-<br />
' ten ook verbooden hadden, tegen de Remon-<br />
, rtranten te handelen, by wyze van onderzoek;<br />
doch dit was gefchied, om dezelfde<br />
55<br />
reden, waarom de Contraremonftranten<br />
!' hadden geweigerd, te antwoorden op eenige<br />
vraagen aangaande de verwerpinge, hun<br />
voorgefteld, door de Remonftranten. Se-<br />
' 5<br />
dert, hadden de Staaten zeiven voorzien tegen<br />
ongebondenheid in de Leere, beveelende,<br />
dat men zig, in alle andere punten, zou<br />
' hebben te houden aan de Leer der Hervormde<br />
Kerken, met melding zelfs van de Bely-<br />
W<br />
denis en Catechismus, die van veel dienst<br />
f konden zyn, als zy, met befcheidenheid,<br />
gebruikt werden.<br />
„ Anderen fcheenen bekommerd, of deRew<br />
folutien ook ftrekken mogten, om de Con-<br />
„ traremonftranten te dringen uit de Kerken:<br />
„ doch zonder grond , willende de Staaten,<br />
„ duidelyk, beide de partyen geduld hebben.<br />
,5 Niemant was, om 't gevoelen der Contraremonftranten,<br />
geweerd van den dienst, ken-<br />
„ nertde men geene Stad in Holland, die al-<br />
„ leen van Remonftrantfche Leeraars bediend<br />
j, werdt. Ook was niemant, om 't een of't<br />
„ ander gevoelen, maar alleen om onverdraagnzaam-
XXXVIII.BOEK. H I S T O R I E . 133<br />
„ zaamheid en fcheuring afgezet: waartoe men \6\6.<br />
„ nog zeer noode gekomen was, en voortaan<br />
„ ook noode zou komen.<br />
„ Men bragt, eindelyk, ook als eene zwaan<br />
righeid in, dat, door 't naarkomen der Re-<br />
„ folutie, en gevolglyk door het voorftellen<br />
5, der verfchillende gevoelens in de zelfde Ker-<br />
„ ke, altoos onrust blyven zou in de Gemeen-<br />
> ? te. Doch 't gene aanftoot geeven kon be-<br />
5, hoefde men niet op den predikftoel te brenj,<br />
gen. Den Leeraaren werdt, by de eenvou-<br />
„ digheid, ook de voorzigtigheid aangepreey,<br />
zen, Waarom zouden zy, voor eenen tyd ten<br />
n minfte, niet konnen zwygen van de ge-<br />
„ fchilpunten? Dagt iemant anders; die be-<br />
„ hoorde, ten minfte, te begrypen, dat het<br />
ft verfchil zo groot niet was, als eenigen meen-<br />
5, den. Het eerfte der vyf punten ftondende<br />
ft Contraremonftranten toe \ alleenlyk zeg-<br />
„ gende, dat het de gantfche Predestinatie.<br />
„ niet vervatte, 't welk de Remonftranten ook<br />
„ erkenden, belydende zy zekere Predestinatie<br />
tot het geloove, en erkennende, dat God,<br />
„ in het roepen of niet roepen, in 't geeven<br />
„ van veel of weinig tyds ter bekeeringe, zy-<br />
„ ne vrymagtigheid gebruikte. Eenigen, den<br />
„ Contraremonftranten toegedaan, zeiden,da?<br />
„ men, over den rang van Gods befluiten om<br />
„ het geloof en om de zaligheid te geeven,<br />
ft niet behoorde te twisten. De Remonftran-<br />
„ ten ftonden toe, dat geloof en werken de<br />
ft oorzaak der verkiezinge niet waren, en»be-<br />
„ kenden, omtrent het tweede punt, dat, wat<br />
„ de toe-eigeningaanging, Christus alleen voor<br />
de geloovigen geftorven was. By de Con-<br />
I 3 „ tra^
134 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK.<br />
n traremonftranten, wederom, was zyn lyden<br />
n genoegzaam, om aller menfchen zonden te<br />
» verzoenen. Sommigen zeiden, dat God elks<br />
*> zaligheid wilde, onder zekere voorwaarde,<br />
•» en altoos meerder gaven fchonk aan die<br />
» de minderen wel gebruikte. Het derde punt<br />
?> was buiten gefchil. Over 't vierde, twistte<br />
r> men zo fyn, dat het verfchil naauwlykste<br />
» merken was. De Remonftranten erkenden,<br />
» dat God de verlichting des verftands, den<br />
«> lust en kragt ten goede, onwederftandelyk,<br />
» fchonk. De Contraremonftranten, dat hy<br />
„ den mensch tot hekeering bewoog, door<br />
s, inwendige aanraading, die, niet het vermo-<br />
» gen om te wederftaan, maar den wederftand<br />
„ zei ven wegnam, terwyl de wil, fchoon be-<br />
»} woogen door de genade, vry en onbedwon-*<br />
w gen medewerkte. Wederom, ftelden deRemonftranten,<br />
dat de genade niet flegts de<br />
n magt om te gelooven werkte, maar het gew<br />
loof zelf ; dat alle menfchen deeze genade<br />
„ niet ontvingen, maar eenigen, in wien zy<br />
den wederftand wegnam, hangende onze<br />
n bekeering ook niet aan onzen wil. OmtrenS<br />
„ het vyf de punt, leerden de Remonftranten,<br />
„ dat de geloovigen eenige zekerheid hadden<br />
„ van hunne zaligheid, die toenam, met het<br />
,3 toeneemen hunner Godsdienftigheid ; dat<br />
n zy vastelyk vertrouwen moesten op Gods<br />
barmhertigheïd , voor het tegenwoordige<br />
1 en voor het toekomende, en dat, door alle<br />
?5 zonden, de genade niet verlooren werdt,,<br />
5, De Contraremonftranten erkenden, aan den<br />
5, anderen kant, dat den roekeloozen de ze-<br />
9, kerheid der zaligheid niet toekwam: dat zy
XXXVIII. BOEK. H I S T O R I E . 135<br />
?} altoos met vreezen en beeven verzeld was; 1616.<br />
» dat eenige beginlels des waaren geloofs konw<br />
den verlooren worden ; dat 'er eene maat<br />
r> des geloofs was, binnen welke, een uitvern<br />
koorene niet zekerer zyn kon van zyne zan<br />
ligheid dan een verworpene; dat fommigen<br />
n deeze zekerheid, eerst kort voor hunnen<br />
» dood, verkreegen; dat de geloovigen, ten<br />
n opzigt van hun zeiven, konden uitvallen ;.<br />
» en dat zy, door zwaare zonden,devoornaa-<br />
55 me werking der genade verlooren. Uit al<br />
» het welke men zien kon , hoe lang men, we-<br />
» derzyds, zelfs over de Predestinatie, zou kon-<br />
55 nen prediken, zonder tot twist te vervallen,<br />
» vooral zo men zyne Leer ter betragting wil-<br />
39 de aandringen: waartoe alle leeringen ben<br />
hoorden te worden gerigt. De Contraremon-<br />
» ftranten beoogden, 't werk der zaligheid<br />
» Gode alleen toe te fchryven, den mensch<br />
» alle verdienften en roem te beneemen, de<br />
» waare geloovigen, voor alle wanhoop en<br />
» flaaffche vreeze, te bewaaren. Wie kon hier<br />
*j iet tegen hebben ? De Remonftranten oor-<br />
•3 deelden, dat men niemant de hoop der za-<br />
» ligheid behoorde af te ihyden. Zy zogten<br />
r> den mensch te vermaanen, tegen de verhar-<br />
«> ding en tegen de zorgeloosheid, en tot het<br />
5. vastmaaken zyner roepinge en verkiezinge,<br />
n door goede werken. Wat Contraremonftrant<br />
„ zou dit willen wederfpreeken ? En genomen,<br />
w dat men de verfchillen, ook op het naauwj)<br />
fte, begeerde te verhandelen; waarom zou<br />
zulks niet konnen gefchieden, behoudens de<br />
„ liefde.en vrede, als 't maar zonder fchelden<br />
„ en befcheidenlyk gedaan werdt, en als men<br />
„ tyd en plaatfe, voorzigtiglyk, in agt nam'^<br />
I 4 » Hun-
Z6Ï6.<br />
156 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK.<br />
Hunne Agtbaarheden hadden nu, ten be-<br />
» fluite, nog op 't gewigt der zaake te letj?<br />
ten. Zo men de verdraagzaamheid verwierp,<br />
» zou één van deeze drie dingen gefchieden<br />
» moeten. Men zou alle de Leeraars tot één<br />
» gevoelen moeten brengen; 't welk onmo-<br />
» gelyk was: of, men zou de eene party de<br />
y? andere moeten laaten veroordeelen: 't welk<br />
» noch Christelyk was, noch, ter oorzaake<br />
S9 van het groot getal der Predikanten van bei-<br />
«j de de partyen , gefchieden kon : of men<br />
?? zou twee Hervormde Kerken moeten toe-<br />
?« laaten; dat zeer verderfelyk zyn zou: alzo<br />
»j de fcheuring, eens gemaakt zynde, geduun<br />
rig grooter, en eindelyk ongeneeslyk wor-<br />
» den zou: ook veele nieuwe en gevaarlyke<br />
» doolingen uitbroeijen, waarvan de oude en<br />
w laatere gefehiedenisfen verfcheiden' voorn<br />
beelden uitleverden. Scheuringen teelden<br />
55 ook nieuwe fcheuringen. Stondt het vry,<br />
«3 over het verfchil tusfchen de Remonftranten<br />
en Contraremonftranten te fcheuren; waar-<br />
53 om ook niet over andere punten, waarin<br />
93 deeze laatften onderling verfchilden? Dit<br />
,3 zag men, aan "veele voorbeelden, met naa-^<br />
93 me aan de Herdoopers, die reeds in zo veer<br />
w le deelen gefcheurd waren, dat 'er naauw T<br />
5, lyks iemant gevonden werdt, die ze allen<br />
9, wist op te noemen. Ook zou de fcheuring<br />
9, gevaarlyk zyn voor den ftaat des Lands,<br />
93 die, voornaamlyk, door den band van Gods-<br />
9, dienst, verknogt gehouden werdt. Vyand-<br />
9, fchap van gewest tegen gewest, van Stad te-<br />
9, gen Stad, partyfchap in de Steden zeiven,<br />
ja tot in de huizen toe, was uit zulk eene<br />
a fcheuring te wagten. Verfcheidenheid vaa<br />
,3 open-
XXXVIII.BOEK. H I S T O R I E . 137<br />
r> openbaare Godsdienften was, in Koningry-<br />
» ken, fchadelyk; in vrye Staaten, ten hoog- •<br />
n fte \ erderfelyk. En wat moeilykheden, hierr><br />
uit, in deeze volkrykeStad, zoudenkonnen<br />
r> ryzen, liet men de Heeren zei ven nadenv><br />
ken. Meer andere zwaarigheden zou de<br />
s? fcheuring na zig fleepen, die beter bedagt<br />
59 dienden, dan gezeid. 't Omhelzen eener welw<br />
bepaalde verdraagzaamheid zou, daarente-<br />
» gen, terftond, rust en halte baaren. Leerin-<br />
» gen, ftrydig met het algemeen geloove, zou-<br />
-5 den, eendragtelyk, verbannen worden. De<br />
» Kerkendienaars zouden in vriendfchap met<br />
33 eikanderen omgaan, en das den weg berti-<br />
33 den, tot het houden eener wettige en onparn<br />
tydige Sinode , daar de gevoelens nader<br />
» vergeleeken zouden konnenworden. DeGe 7<br />
» meente zou geftigt, en tot liefde en gehoor-:<br />
» zaamheid vermaand worden. De vriendj?<br />
fchap en 't goed verftand, tusfchen de Ede-<br />
53 len en Steden, tusfchen de Steden onderling,<br />
n en tusfchen de beste ingezetenen, lief heb-<br />
33 bers van den waaren Christelyken Hervorm^<br />
n den Godsdienst, zouden, meer en meer,<br />
73 aanwasfen , tot grootmaaking van Gods<br />
33 naam, tot welftand des Vaderlands, en tot<br />
77 opbouwing der Kerke. Waartoe de Staaten<br />
>3 al wat van hun eenigszins kon gevorderd<br />
5, worden, en de Gemagtigden den dienst van<br />
3, hunne Perfoonen, als hiertoe herwaards ge-<br />
5, zonden, gaarne aanbooden; welken dienst<br />
3, zy baden , dat voor aangenaam gehouden<br />
w mogt worden (e~),"<br />
De<br />
CO Vcrhael der Deputatie n'aei Amfterd.-gedrukt I6I
I6Ï6.<br />
III.<br />
De bezending<br />
naar Am<br />
llerdam<br />
doetgee^<br />
ne vrugt.<br />
Befluit<br />
der Am'<br />
fterdamfcheVroedfchap.<br />
138 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK.<br />
De aanfpraak van de Groot werdt met veel<br />
aandagt aangehoord. De andere Gemagtigden<br />
bevestigden het goede oogmerk der Staaten.<br />
Muis, in 't byzonder, gaf te verftaan, dat die<br />
. van Dordrecht zig by de meerderheid hadden<br />
gevoegd, om goede redenen, van welken hy,<br />
zo 't begeerd werdt, nadere opening wilde<br />
doen. De Vroedfchap antwoordde, alleenlyk,<br />
dat zy op de zaak zou letten. Daarna zeide zy,<br />
datzy haare meening den Staaten, door haare<br />
afgevaardigden, zou doen verftaan. De Gemagtigden<br />
der Staaten zouden gaarne in nader<br />
onderhandeling gekomen zyn, om de zwaarigheden<br />
der Amfterdammeren op te losfen , ware<br />
't mogeiyk. Doch deezen deeden duidelyk<br />
genoeg merken, dat zy, hiertoe, niet gezind<br />
waren. Alleenlyk, gaven zy te kennen, datzy<br />
rust en vrede zogten, en niet gaarne zouden<br />
zien, dat dezelve, door iemant hunner ingezetenen,<br />
ergens, geltoord werdt (f).<br />
De Gemagtigden bemerkten, ligtelyk, dat<br />
men, met de bezending, niet gevorderd was,<br />
en keerden wederom naar den Haage. Midlerwyl,<br />
befloot de Vroedfchap, by meerderheid<br />
van weinige ftemmen (g) „ dat zy den waa-<br />
„ ren Christelyken Godsdienst, nu meer dan<br />
„ vyftig jaaren herwaards, hier te Lande, ge-<br />
„ oefend, zou handhaaven. Dat hetondienftig<br />
„ was voor den Staat, in denzelven, de min-<br />
„ fte verandering te gedoogen, dan by wege<br />
„ eener wettige Sinode. Dat men, hierom,<br />
„ niet hadt konnen bewilligen, in verfchein<br />
den*<br />
(ƒ; Vcriuel der Deput. bl. 94 enz. BRANDT II. Deel, fi<br />
583 enz.<br />
(£J GROTIUS Vei«ntw. HoofdjL Wil. bl. 89.
XXXVIII. BOEK. H I S T O R I E , I 39<br />
n den' voorftellingen, federt het jaar 1611,<br />
„ gedaan; ook niet in den voorflag van der<br />
«, Staaten Gemagtigden. Dat men, wyders, niet<br />
n kon toeftaan, dat, op den naam der Stad<br />
Amfterdam, eenige plakaaten werden gemaakt,<br />
veel min uitgevoerd, tegen die van<br />
„ de Religie, dan na het overweegen en ver-<br />
„ handelen der gefchillen, in eene wettige Si-<br />
„ node. Dat men, eindelyk, tot dien tyd toe,<br />
j, ook niet zou konnen gedoogen, dat eenige<br />
, 5 Contraremonftrantfche Predikanten in hunnen<br />
dienst gefchorst, of van den zei ven af-<br />
„ gezet werden, om dat zy, met de Remon-<br />
„ ftranten, geene kerkelyke eenigheid konden<br />
houden; noch dat de Contraremonftranten<br />
gehinderd werden, in hunnen Godsdienst,<br />
n onder dekfel van fcheuring, of als zy zwaarigheid<br />
maakten, om de Predikaatfien der<br />
n Remonftranten, of der zulken, die 't met de<br />
„ Remonftranten hielden, te hooren (A)." Men<br />
hragt dit Befluit in de Vergadering der Staaten<br />
van Holland, die, midlerwyl, wederom , by<br />
meerderheid van ftemmen, hadden vastgefteld,<br />
?, dat de voorige Refolutien op de vrede der<br />
„ Kerken zouden ftand grypen, met die mee-<br />
„ ning nogtans, dat het gene, in eenigen der-<br />
„ zeiven, van de Belydenis en Catechismus<br />
„. gezeid was, niet zo moest begreepen wor-<br />
„ den, als of men deeze twee fchriften gelyk<br />
„ ftelde met Gods woord: rnen hieldt ze alleen<br />
„ als'Formulieren van eenigheid, die, naar<br />
j, Gods woord, verklaard moesten worden.<br />
„ Voorts werden Gekommitteerde Raaden<br />
ik) TaiGLANU. U. 75^<br />
1616,<br />
De meerderheid<br />
der Staatenl>efluit<br />
de<br />
voorige<br />
Refolutien<br />
te<br />
doen agtervolgea.
IÓ16.<br />
IV.<br />
Twist op<br />
verfcheiden'<br />
Plaatfen,<br />
ter gelegenheid<br />
van de<br />
ftrydige<br />
Befluiten<br />
der Leden<br />
van<br />
Holland.<br />
i4o VADERLANDSCHE XXXVIILBOEK,<br />
„ gelast en gemagtigd, om de Refolutien, al-<br />
„ omme, in de Steden en ten platten Lande,<br />
„ te doen naarkomen (*)•"<br />
Zulke ftrydige Befluiten van de meerderheid<br />
der Staaten en van de Stad Amfterdam<br />
gaven, zo dra ze rugtbaar werden, geen gering<br />
voedfel aan de tweedragt. In fommige Steden ,<br />
werden Contraremonftrantfche Predikanten ,<br />
zwaarigheid maakende om in ééne Klasfis te;<br />
komen met Remonftrantfchen , afgezet van<br />
hunnen dienst, en belet te prediken (£_). Zekere<br />
Huisluiden, te Grosthuizen, de Kerk hebbende<br />
opgebroken, om eenen afgezetten Predikant<br />
aldaar te doen prediken, werden aan regte gevorderd<br />
: doch verwierven, by 't Hof van Holland<br />
, fchorling der regtspleeginge, op voorfchryvens<br />
der Steden Amfterdam en Enkhuizen.<br />
De Gekommitteerde Raaden namen dit<br />
den Hove zeer kwalyk. De zaak kwam, eindelyk<br />
, nog voor de Staaten, die ze afdeeden tot<br />
genoegen van den Predikant; hoewel de opbreekers<br />
der Kerke boete geeven moesten, die<br />
hun , door den Schout van Hoorn, met geweld<br />
, werdt afgehaald (7). Omtrent deezen<br />
tyd , kreeg ook Pieter Korneliszoon Hooft,<br />
Drosfaard van Muiden en Baljuw van Gooiland<br />
, beroemd door zyne treffelyke Nederlandfche<br />
Hiftorie en andere Schriften, aanfchryvens<br />
van Gekommitteerde Raaden, om<br />
den Gontraremonftrantfchen Predikanten in<br />
deezen oord, om vredes wille, te gemoet te komen,<br />
O") Zie Refol. Holl. 30 Sept.,— 22 Qèteb. ICI(>. bl, 15. enz*<br />
JIUANDT 11. Deel, bl. 387.<br />
C*) TRIGLAND bl.<br />
(. O BRANDT 11. Deel, bl. 407-414,.
XXXVIILBOEK. H I S T O R I E. 141<br />
men , in 't beroep van eenen Predikant te<br />
Huizen (m). Daarentegen, fielden Baljuw<br />
en Mannen van Schieland twee fcherpe Keuren<br />
, tegen de afgezonderde vergaderingen<br />
der Contraremonflranten te Zevenhuizen en<br />
elders. De plaats, daar men byeenkwam ,<br />
werdt, ten behoeve der armen , verbeurd<br />
verklaard: zulken, die in dezelve geleerd, en<br />
zulken , die de vergadering belegd hadden,<br />
verweezen , in eene boete van driehonderd<br />
guldens (11). De Groot hadt, op 't fterk aanhouden<br />
van Burgemeesteren van Rotterdam,<br />
de eerfte der twee Keuren, die de boete behelsde<br />
, ingefteld •, doch hy riedt egter de uitvoering<br />
af. Ondertusfchen, hadt de Baljuw<br />
eene fchuur, te Zevenhuizen, daar men gepredikt<br />
hadt, reeds doen toefpykeren. Te<br />
Schoonhoven, kwam, omtrent deezen tyd, of<br />
wat laater, een diergelyk fcherp verbod uit,<br />
op het houden en bedienen der afgezonderde<br />
Contraremonftrantfche Vergadering aldaar (0).<br />
De Staaten van Holland raadpleegden, midlerwyl,<br />
geduuriglyk, over 't wegneemen der<br />
Kerkelyke gefchillen; doch zonder tot eenig<br />
vast befluit te konnen komen, anders dan dat<br />
de meesten verklaarden, zig te houden aan de<br />
voorige Refolutien. Nogtans fcheenen de Contraremonftranten<br />
langs hoe meer begunftigers<br />
te vinden onder de Leden, en de Groot, die<br />
de Staaten Vergaderingen bywoonde, verklaarde<br />
, t'eenen dage, aan iemant „ dat Amv,<br />
fterdam en de voorftanders der Contrare-<br />
„ mon-<br />
Cm) HOOPTS Brieven N. 48. bl. 41.<br />
f«) TRIGLAND. bl. 765,<br />
C«) VAN DEN SANDE V. Hoek, bh 74. TRÏCLAND.<br />
iStö.<br />
Keuren'<br />
van<br />
Schielandtegen<br />
de<br />
ContraremonftrantfcheVergaderingen.<br />
De Contraremonflranten<br />
winnen<br />
ïunst,<br />
mi der de<br />
Leden<br />
van Holland.
Staat der<br />
Kerkelykegefchille.i<br />
in de<br />
andere<br />
gewesten.<br />
i 4 * VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK.<br />
„ monftranten ftoi.it, de Advokaat en de andere<br />
Steden flaau.w waren, en dat de Refolutie<br />
en alles in gevaar was fj>)." Men viel na<br />
den Staaten , dagelyks , lastig , met fmeekfchriften<br />
van fclaagende Contraremonftrantfchen,<br />
die om andere Predikanten verzogten,<br />
dan zy hadden. In Slagt- en Wintermaand,<br />
werden 'er ee.nigen gelezen, gefteld op den<br />
naam der bezwaarde en bedroefde Gemeenten<br />
in Gouda, Kotter dam, Schoonhoven, Briele, den<br />
Haage, Haz srswoude, Benthuizen, Zoetermeer,<br />
Zevenhuizen , Moordrecht en Maasland. Doch<br />
op deeze fm sekfchriften, welken men hieldt tot<br />
fcheuring te ftrekken, werdt niets beflooten<br />
In Overy'Sfel, daar men de beginfeis van diergelyke<br />
zwkarigheden ondervondt, volgden de<br />
Staaten ht;t voorbeeld van die van Holland,<br />
verbiedende, in Lentemaand deezes jaars, allen<br />
Predikanten het leeren der hooge gefchillen<br />
van Gods eeuwige Predestinatie (V). In<br />
Gelderland, hadt men in beraad geleid, of men<br />
de Klasfen hooren zou, op een bekwaam middel<br />
vrm vereeniging, dan of de Staaten zeiven<br />
iet, 'by voorraad , beraamen zouden : in welk<br />
laatf te, de Kerkelyken groot nrishaagen toonder,<br />
(*). Maar in Friesland, daar, na 't veranderen<br />
der Regeeringe te Leeuwaarden, de Staate-<br />
n genoegzaam allen de zyde hielden, welke<br />
men, in Holland, de Contraremonftrantfche<br />
bloemde, kreegen de Klasfen bevel, om geene<br />
Pref/O<br />
BRANDT 11. B-el, VI. 410.<br />
(q) Red)!. Holl. 4 Nov— 22 Decè I5IÖ. VI. 34. TRIGLAND.<br />
tl, 894- BRANDT II Deel, hl. 433.<br />
O BAUDART. Memor. Vin. hoek, bl 1. BRANDT II. Deel<br />
bl. 440.<br />
is) BAUDART. Memor. VIII. Ikek, W.11. UiTBN80G.^.70i.
XXXVIII.BOEK, H I S T O R I E . 143<br />
Predikanten te vorderen tot den Kerkendienst,<br />
dan die de Belydenis en Catechismus ondertekenden<br />
(0-<br />
Te Amfterdam , hielden de Contraremonftrantfche<br />
Predikanten, van tyd tot tyd, heimelyke<br />
Byeenkomften: in eene van welken,<br />
in Louwmaand des jaars 1617 , vastgefteld<br />
werdt, geene Kerkelyke eenigheid meer te onderhouden<br />
met de Remonftranten. Men ftelde<br />
dit Befluit in gefchrift, welk, doorveelen, getekend<br />
werdt. Eenigen, die zwaarigheid maakten<br />
, werden 'er, door bezending, toe overgehaald.<br />
Anderen bleeven weigerig («). Eenige<br />
maanden laater, verbonden veele Contraremonftrantfche<br />
Predikanten, in eene Byeenkomst<br />
in den Haage, de Vergadering van Correspondentie<br />
of onderlinge verftandhouding genoemd,<br />
zig aan eikanderen, tot verdediging<br />
van 't gene zy voor de zuivere Leere hielden,<br />
tegen de Remonftranten. Ook werdt hier, als<br />
een kenmerk van de waare broederfchap, vastgefteld<br />
, dat men zulken alleen voor broeders<br />
hadt te houden, die de Remonftranten en Remonftrantschgezinden<br />
voor valfche Leeraars<br />
verklaarden (y j. Doch zulke Vergaderingen<br />
hieldt men, omtrent deezen tyd en laater, ge-<br />
duuriglyk, in verfcheiden' Steden. De Remonftranten<br />
deeden het zelfde, te Rotterdam en<br />
elders. In Louwmaand, hadden ze wederom een<br />
Vertoog opgefteld, en den Staaten van Holland<br />
overgeleverd, waarby zy klaagden, dat<br />
Ct) BAUDART. Memor. VIII. HoeH, bl. 32.<br />
hun-<br />
f») UITENBOGABRT , bl. 701. TRIGLAND. bl. 689. BAUDART.<br />
Mem. IX. Hoek, bl. 1, 06.<br />
CO Zie de Acle by BRANDT II. Desl, bl. 462.<br />
1616.<br />
V.<br />
Vergaderingen<br />
der Contrare-<br />
monftranten<br />
te Amfterdam.<br />
1617.<br />
en in den<br />
Haage.<br />
De Remonftrantenvergaderen<br />
, in»gelyks.
l6if.<br />
Voor!Lig<br />
aan de<br />
Contrarcmonfcranten<br />
te Rotterdam. <br />
Verbindtenis<br />
der<br />
ltemonftranten.<br />
I 4 T VADERLANDSCHE XXXVIILBOEK,<br />
hunne partyen zig niet aan der Staaten Refolutien<br />
hielden : voorts, verlof begeerende, om<br />
'er, insgelyks, van ontflaagen te zyn (V). De<br />
Wethouderfchap te Rotterdam boodt, kort<br />
hierna, den afgezonderden Contraremonftranten<br />
aldaar eenen Predikant van hun gevoelen<br />
a£n, die in de openbaare Kerke leeren zou,<br />
mids zy geenen afgezonderden Kerkenraad<br />
hielden. Doch zy hadden zig nu reeds verbonden,<br />
om geene Kerkelyke gemeenfchap te houden<br />
met de Remonftranten. 't Voldeedt hun<br />
zelfs niet, dat Nikolaas Grevinkhoven, Remonftrantsch<br />
Predikant te Rotterdam , op wien<br />
men 't meest fcheen gelaaden te hebben, op<br />
raad van den Penfionaris de Groot, vrywillig<br />
afftand deedt van zynen dienst (je). De Remonftranten<br />
verbonden zig, eerlang, in den<br />
Haage, ook onderling nader aan eikanderen,<br />
ftellende zekere punten van eenigheid op ,<br />
welken zy, door de Predikanten, die gemeenfchap<br />
met hun houden wilden, lieten tekenen.<br />
Onder anderen, werdt, in dezelven,<br />
verklaard: dat zy, ziende hunne partyen ,<br />
n welken zy Scheurmaakers noemden, afwyken<br />
„ van de Refolutien der Staaten, zig ook niet<br />
g langer aan deeze Refolutien zouden konnen<br />
„ houden; maar hun gevoelen, openlyk,moev<br />
ten leeren, met wederlegging van 't gevoelen<br />
hunner partyen. Voorts, wilden zy<br />
Christelyke eenigheid houden met zulke<br />
n Predikanten van het verfchillend gevoelen,<br />
die hen begeerden te verdraagen (y)"<br />
( *0 Rp.ANnrr II. Deel, bl. 465.<br />
) BRAND r II. Deel, bl. 464-468.<br />
tyj Zie URANBT, II. Deel, bl. 513.<br />
Dö
XXXVIILBOEK. H I S T O R I E. 145<br />
De Staaten, in Lentemaand, in. 's Prinfen<br />
byzyn, raadpleegende, op de kerkelyke verfchillen,<br />
floeg zyne Doorlugtigheid voor „ dat<br />
j, men den Reügions verwanten," dus noemde<br />
hy de Contraremonftranten gemeenlyk moest<br />
?, toelaaten, vryelyk te prediken, en dat men<br />
w de verlaaten' Leeraars, by verdrag, weder-<br />
„ om moest aanneemen: of, kon dit niet gefchieden,<br />
anderen van dezelfde gezindheid<br />
9} beroepen, in derzelver plaatfe." Eenige Leden<br />
bewilligden in deezen voorflag (z); doch<br />
men kwam tot geen befluit.<br />
Tot hiertoe, was de fcheuring der twee partyen<br />
nog niet zeer openlyk gefchied, doch, na<br />
't neemen van de voorgemelde befluiten, in verfcheiden'<br />
Kerkelyke Byeenkomften, ging men<br />
verder, en kwam tot openbaare afzondering:<br />
waartoe ook de Remonftranten, opPlaatfen,<br />
daar zy de Wethouderfchap tegen hadden, al<br />
van den aanvang deezes jaars, hadden beflooten.<br />
Eenige Leden der Walfche Gemeente te<br />
Amfterdam, misnoegd om 't afzetten van Goulart,<br />
waarvan wy, te vooren (d), gewaagd hebben,<br />
vereenigden zig, federt, met de Remonftrantschgezinden,<br />
en hielden, in deeze Stad,<br />
de eerfte afgezonderde Byeenkomften, in kleinen<br />
getale, op afgelegen' Plaatfen. Hier predikte<br />
eerst voor hun, in de Franfche taaie Jakob<br />
Batelier, Student in 't Walfche Kollegie te<br />
Leiden. Doch de Nederlandfche Remonftranten<br />
te Amfterdam zogten, kort hierna, eenen<br />
Predikant van hun gevoelen op, die in 't Neder-<br />
(z) Refol. Holl. 2 Uittart 1617. by BRANDT II. Deel, ih<br />
468.<br />
Qa) m. 86.<br />
X. DEEL. K<br />
Voorflag<br />
van den<br />
Prinfe.ter<br />
Verga deringe<br />
van<br />
Holland.<br />
VT.<br />
Oor-<br />
(prong<br />
der afzondering,<br />
te Amfterdaiu»
i4
XXXVIII.BOEK. HISTORIE. Ï47<br />
dag, vondt men wederom verfcheiden' dreigende<br />
fchotfehriften aangeplakt, om de Remonftranten<br />
af te fchri'kken van 't prediken.<br />
Ook kwam 't graauw, op dien Zondag, zynde<br />
den negentienden van Sprokkelmaand, al een<br />
uur voor den opgang der Zonne, aan verfcheiden'<br />
oorden der Stad, op de been, om Arminiaanfche<br />
vergaderingen te ftooren. Een deel<br />
liep den Schout agter na, die juist toen goedgevonden<br />
hadt, naar Paapfche byeenkomften<br />
onderzoek te doen. Omtrent half negen uuren, j<br />
10-17.<br />
tHuis<br />
fchoolde een hoop volks famen voor 't huis ' rati Rem<br />
van Rem Egbertszoon Bisfchop, op den Singel ïgberts- of ,<br />
:oonJBis-<br />
Koningsgraft, het zesde ten noorden der Berg- \<br />
'chop<br />
ftraate. Deeze man, een broeder van den Pro- \ vordt<br />
fesforEpiscopius, was bekend voor yverig Re- 1 teplott*<br />
monftrantsch. De Predikant Sopingius hadt by ' lerd.<br />
hem t'huis gelegen. En men hadt het graauw<br />
diets gemaakt, dat hier gepredikt werdt: 't<br />
welk ligtelyk geloof vondt. Men viel dan aan<br />
op dit huis, eerst met fchellen tot de fchel brak,<br />
toen met werpen in de glazen, en met bonzen<br />
op de deur. De Schout Willem van der Does,<br />
verzogt, uit den naam van eenen der Regenten,<br />
tot het ftillen van den oproer, begaf zig,<br />
ten dien einde, derwaard. Zo deedt ook de<br />
Onderfchout Arent Elbertszoon Haan, met zyne<br />
dienaars. Doch zy vertrokken, na een half<br />
uur, wederom, zeggende, geenen last van Burgemeesteren<br />
te hebben, om daar, den gantfchen<br />
dag, te blyven. 't Graauw riep toen, dt<br />
Schout gaat weg; 't huis is ons tenprys, met al<br />
wat 'er in is. Straks werdt de deur, met een'<br />
balk, opgeramd. 't Geboefte viel in'thuis, daar<br />
alles geplonderd, vernield en geroofd werdt.<br />
K a Rem
7
XXXVIILBOEK. HISTORIE. 14$<br />
de te zyn (d). Voorts, raakten'er, te Amfterdam,<br />
eenigen in hegtenis, die men handdaadig<br />
hieldt aan de plondering, doch zy werden<br />
allen, met der tyd, zonder, of met eenigen<br />
borgtogt, ontflaagen. De Amfterdamfche ReVertoomonftranten vervoegden zig, in Lentemaand, jen det<br />
met twee Vertoogen, aan de Staaten van Hol\mfterlamfchaland , derzei ver befcherming verzoekende,<br />
Remon-<br />
midsgaders, dat hun, in de openbaare Kerke, eetrantennige Predikanten van hun gevoelen mogten ver- ! tan de<br />
gund worden, of, kon dit niet zyn, dat men hun ; Staaten<br />
fan Hol-<br />
vryheid gave tot het houden van afgezonderde j<br />
vergaderingen. De afgevaardigden van Amfterdam<br />
ter Dagvaart van Holland noemden<br />
de eerfte deezer twee vertoogen oproerig, en<br />
begeerden 'er zig niet nader op te uiten, voor<br />
dat de andere Leden zouden verklaard hebben,<br />
of de Stad Amfterdam kwalyk gedaan hadt,<br />
dat zy den ouden, waaren, opregten, Christelyken<br />
, Hervormden Godsdienst, tot hiertoe,<br />
hadt gehandhaafd. Men befloot, eindelyk, de<br />
verzoekers te wyzen aan de'Wethouders hunner<br />
Stad, wien zy een diergelyk fmeekfchrift<br />
overleverden. Doch hun verzoek vondt geenen<br />
ingang (e). Zy kreegen, hierom, van tyd<br />
tot tyd, grooter' afkeer van de Stads Predikanten,<br />
die fommigen hunner, met naame Rem<br />
Egbertszoon Bisfchop, eerlang, ook het Avondmaal<br />
ontzeiden. Sedert, gingen zy, nu en dan,<br />
naar Abkoude, naar Vreeland, en elders hieromtrent<br />
ter preeke (ƒ),<br />
IMaar<br />
(
150 VADERLANDSCHE XXXVIILBOEK<br />
' i6\7' Maar, op andere Plaatfen, gelukte het den<br />
Contraremonftranten beter, dan den Remon<br />
VIL ftranten te Amfterdam, afgezonderde vergaÖorderingen<br />
te houden. Zelfs maakten zy zig, aan<br />
fprong<br />
v,an 't in verfcheiden' oorden, van de openbaare Ker<br />
neemen ken meester. In den Haage, was, tot hiertoe,<br />
der de zetel der Remonftranten geweest. Want<br />
Klooster- fchoon hier, in de Nederduitfche Gemeente,<br />
Kérke, in<br />
den Haa drie Contraremonftrantfche Predikanten wage,<br />
doot ren , hielden twee derzelven gemeenfchap, met<br />
de Con den eenigen Remonftrantfchen Predikant ,<br />
tra:e- Joannes Uitenbogaard. Doch de derde en jongmonftranten.fte,<br />
Henrkus Rofeeus, was, federt eenigen tyd, in<br />
gefchil geraakt, met Uitenbogaard; 't welk zo<br />
hoog liep, dat Rofants zig onthieldt van 't Avondmaal,<br />
welk Uitenbogaard uitdeelen moest.<br />
De Staaten, geen middel hebbende konnen<br />
vinden, om Rofseus tot het opvolgen hunner<br />
Refolutien te beweegen met gemoede, hadden<br />
hem, hierop, gefchorst in zynen dienst. Sedert<br />
waren hy en de zynen naar Ryswyk ter preeke<br />
gegaan (g). Ook hadden de Raaden Kouwenburg,<br />
Rofa en Baarsdorp, de Griffier van<br />
den Hove Anthoni Buik en anderen verklaard,<br />
dat zy Uitenbogaard niet langer konden hooren<br />
prediken, met een goedgeweeten(^). De Advokaat<br />
Oldenbarneveld hadt hierop Prinfe<br />
Maurits, wien hy, tot hiertoe, over de kerkelyke<br />
gefchillen, niet gemoeid hadt, verzogt,<br />
„ dat hy zig voegen wilde by de Staaten, tot<br />
„ handhaaving van 't gezag der hooge Over-<br />
, w heid; alzo men klaarlyk zag, dat alles op<br />
» P' AR<br />
"<br />
(g~) UVTENBOG. Leven en Vcrantw. Cap. VIII. R-yo^loj*<br />
TRIGLAND. II. 874-888.<br />
(A.) UÏTENBUO. Leven 'Cap. IX. W. 107, id8.
XXXVIILBOEK. HISTORIE. 151<br />
^ partyfchap uitliep." Doch de Prins verklaarde<br />
zig altoos onzydig gehouden te hebben,<br />
te gelyk begeerende, dat men hem buiten 't<br />
" gefchil liete Uitenbogaard kwam ook<br />
te woorde met zyne Doorlugtigheid, en ontdekte<br />
klaarlyk, dat hy naar de zyde der Contraremonftranten<br />
helde, onder anderen beweerende,<br />
dat elke party eene Kerk hebben, en afzonderlyk<br />
Avondmaal houden moest: 't welk<br />
Uitenbogaard voor openbaare fcheuring hieldt<br />
(k\ De Haagfche Contraremonftranten verzogten<br />
, federt, om eene Kerk. De Staaten oordeelden<br />
wel, dat zy zig behoorden voldaan te<br />
houden met de openbaare Kerke, daar twee<br />
Predikanten van hun gevoelen leerden; doch<br />
ftonden hun egter de Gasthuiskerk toe, mids<br />
zy geenen afzonderlyken Kerkenraad hielden.<br />
Maar hierin maakte men zwaarigheid. 't Prediken<br />
in de Gasthuiskerke duurde egter (/) ,<br />
van den aanvang deezes jaars, tot in Hooimaand<br />
(m\ Toen werdt, op den negenden, de<br />
Klooster-Kerk ingenomen, door de Contraremonftranten<br />
f». Men wil, dat deeze Kerk,<br />
welke men niet gewoon was te gebruiken tot<br />
den Predikdienst, eenige maanden te vooren,<br />
bezigtigd was, door den Prinfe (0). Men was<br />
nu bezig om dezelve te herftellen, op last der<br />
Staaten van Holland O).<br />
De<br />
(i) Refol. Holl. 28 January 1617. bl. 15. UYTENBOG. Aant.<br />
iy BRANDT II. Heel, bl. 340.<br />
f,n UYTENBOG. Leven Cap. IX. bl. 108, 109.<br />
CO D<br />
1617,<br />
» CARLETONS Lettres ia the Cabala w Myftenes dj<br />
State P. I. P- '73'<br />
(m\ UYTENBOG. Leven Cap. IX- bl. 122, 123, 124, ISi-<br />
C B) Refol. HoU. 11, 27 July 1Ö17. bl. 1Ó4, 170.<br />
Co 5 UYTENBOG. Leven Cap. VI. bl. 135.<br />
£f> ) Rjifsl. HaU. es Mwt 1617-.il. 75-<br />
£ 4
1617. ,<br />
vm,<br />
Prins<br />
Maurits<br />
gaat in de<br />
Kloosterkerk.<br />
I<br />
5<br />
i<br />
c<br />
i<br />
V<br />
l<br />
Afzondering<br />
j<br />
in andere a<br />
Steden.<br />
g<br />
fl<br />
z<br />
\<br />
é<br />
t<<br />
O<br />
\<br />
D e P r i n s<br />
ging > den volgenden Zondag, voor<br />
t laatst, m 't gehoor van Uitenbogaard. Doch<br />
op den drieëntwintigften begaf hy zig naar de<br />
Klooster-Kerke Q), federt, de Prinfen Kerk<br />
(O, genoemd, verzeld van Graave Willem<br />
Lodewyk- en van een aanzienlyk gevolg van<br />
Heeren: welk, van tyd tot tyd, aanwies. Doch<br />
de Prinfes Weduwe van Oranje en haar Zoon<br />
Graaf Fredrik Henrik, de Advokaat Oldenaarneveld,<br />
de Heeren van Asperen, van Veenmizen,<br />
yan der Myle, van Groeneveld, de<br />
fonkheeren van Sevender en van Liere, de<br />
rfeerenHuigens, Meiander, Martini, de Wetïouders<br />
van den Haage en andere luiden van<br />
anzien hielden zig by de groote Kerke, daar<br />
Ie Remonftranten nog verdraagen werden Cr).<br />
daar men moet hier aanmerken, dat Groeneeld<br />
de oudfte Zoon, Veenhuizen en van derMy-<br />
: Schoonzoonen waren van den Advokaat Cs).<br />
De afzondering hadt dus, in den Haage, haae<br />
volkomen' gedaante gekreegen. In fommige<br />
ndere Steden, was zy nog geweldiger toegeaan.<br />
Te Oudewater, hadt de Contraremonrantfche<br />
Predikant Joannes Lydius ?ig afgeanderd<br />
van de Klasfis, zonder zig, door de<br />
Wethouderfchap, door de Staaten, of door<br />
erzelver afgezondenen, te laaten beweegen<br />
>t hereeniging. De opfchudding, die hieruit<br />
ntftondt, was op 't hevigst ten tyde der gewoon-<br />
(?) UYTENBOG. I.even Ceip. IX. bl. 141.<br />
( O BAUDART. Memor, IX. Boek, bl. 85. BRANDT II.Deel.<br />
556, 646, 647.<br />
u<br />
152 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEJT;<br />
: 's ) Remonft.« Je Waaragt. Hift. van T. v. OLDENBARN^V.<br />
168, 160.<br />
J<br />
CO Ik vind deezen naam , reeds in de Refohirtc»<br />
M n Heiland van den i6Novtmter 1618, K'366,
XXXVIILBOEK. H I S T O R I E . 153<br />
woonlyke verandering derWethouderen, wel 1617.<br />
ke men genoodzaakt werdt te doen, naar den •<br />
zin der yveraaren, die Lydius zyde hielden<br />
(V). Te Heusden, daar men, tegen dank der<br />
Wethouderen, Contraremonftrantfche Predikanten<br />
ingevoerd hadt., drong men den Drosfaard,<br />
wat laater, in eenen oploop, tot het<br />
maaken van merkelyke verandering , in de<br />
wettelykverkooren'Magiftraaten, welken men<br />
hieldt, niet te zyn van den ouden Hervormden<br />
Godsdienst (V). In den Briele, lieten eenigen<br />
zig verluiden, dat zy de Kerk zouden inneemen,<br />
daar kwame van wat 'er van wilde:<br />
't welk de Wethouders bewoog, op hunne verzekerdheid<br />
verdagt te zyn (w). Sommige fchippers<br />
fielden, in hunne vlaggen, 's Prinfen wapen<br />
, met dit byfchrift: Liever met Oranje te<br />
leggen in 't veld, dan langer met de Arminiaanen<br />
te zyn gekweld. Ook zag men, in openbaaren<br />
druk, een' lyst der Steden en Sterkten, die het<br />
hielden tegen de Arminiaanen (se). Doch deeze<br />
dingen fchynen laater gebeurd te zyn. Men<br />
wil, dat de Contraremonftranten fterk waren<br />
aangemoedigd , tot diergelyke onderneemingen<br />
, door eenen Brief des Konings van Groot-<br />
Britanje, in de Lente deezes jaars, in 't licht<br />
gekomen, en zeer veel verfchillende van den<br />
Brief, dien hy, te vooren, aan te Staaten gefchreeven<br />
hadt, alzo hy niet meer riedt, de gefchillen<br />
verdraaglyk te verklaaren, maar de-<br />
zel-<br />
(O Refol. Holl. 25 Febr. 22 Apr. 5, T2, 20, i\M*y 1617*<br />
fi!. 59, lort, 117, 123, 127, 130, 153. TRIGLAND. hl. 1024.<br />
(v) GROTIUS Verantw. Iloofdjl. IX'. hl. 90'.<br />
C«0 Refol. Ho!l. 5 A.ug. 1617. hl. 177.<br />
C*0 GROTIUS Verantw. I/oe/d/l. IX. hl. 96.<br />
K 5
IX.<br />
Rsadpieegingen<br />
op<br />
het hou<br />
den eener<br />
NationaaleSinode.<br />
154 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK/<br />
zeiven te beflïsfen, door eene Nationaale ft.<br />
.nodefj)- Sommigen meenden, dat men hem,<br />
van hier, te kennen gegeven hadt, dat, met het<br />
dryven der verdraagzaamheid, eene verandering<br />
in de Regeering deezer Landen beoogd<br />
werdt, ten zynen nadeele; en dat hy, hierdoor,<br />
tot het afzenden van zulk een' Brief bewoogen<br />
geworden was (2). Vast gaat het, dat de<br />
Engelfche Gezant, Dudlei Karleton, in Sprokkelmaand<br />
te vooren, uit den Haage, naar Engeland,<br />
gefchreeven hadt „ hoe verfcheiden"<br />
„ luiden op hem begeerd hadden, dat hy ee,<br />
„ nen brief van zyne Majefteit aan Prinfe Mau-<br />
„ rits moest zoeken te verwerven , waarby<br />
„ deeze aangezet werdt, om in zynen yver<br />
„ voor de waare Leere te volharden (V):" op<br />
welk fchryven, 's Konings brief gevolgd was.<br />
' 't Houden of niet houden eener Nationaale<br />
Sinode was , federt het ontvangen van den<br />
Brief des Konings van Groot-Britanje , de<br />
hoofdzaak geweest, die, tusfchen de Gewesten<br />
en Steden, betwist werdt. De Staaten van<br />
Zeeland zonden, in Bloeimaand, Gemagtigden<br />
naar den Haage, om ernftelyk aan te houden<br />
by die van Holland, op het fpoedig byeenroepen<br />
eener Nationaale Sinode. De Gemagtigden<br />
hadden hunnen last eerst geopend aan zyne<br />
Doorlugtigheid, die, bevindende dat dezelve,<br />
onder anderen, beftondt in ee.ne aanraading<br />
tor voorkoming en heeling van fcheuring<br />
, gezeid zou hebben, het is te laat; de fcheuring<br />
00 BAUDART. Memor. IX. Boek, ih
XXXVÏÏI. BOEK. HISTORIE. 155<br />
rine is V airede: waarop zy beflooten,had 1617.<br />
den, van cüt gedeelte vanhi^<br />
oen Eenige dagen laater, deeden ook de Staaten<br />
van Gelderland die van Holland verzoeken<br />
om te bewilligen in het houden eener Nationaale<br />
Sinode, onder't gezag hunner Hoog-Mosendheden,de<br />
Heeren algemeene Staaten. UoK<br />
hadden Friesland en Groningen en Ommelanden<br />
Gemagtigden naar den Haage gezonden,<br />
dringende, vangelyken, op het byeenroepen<br />
eener Nationaale Sinode,door de Vereenigde<br />
Gewesten (b\ 't Liep aan tot in Oogstmaand,<br />
eer de Staaten van Holland goedvonden te<br />
antwoorden op den voorflag, door die van Zeeland<br />
gedaan. Doch eer wy dit verhaalen, kee<br />
ren wy ons, kortelyk, tot het weinige ,welk, 1, -nic>l 89a<br />
omtrent deezen tyd, in algemeene en krygszaaken,<br />
voorgevallen is. .<br />
ffi fJX 5 S^fÊL Nmul. **1 r.<br />
I3 4<br />
,4 «• ot:rt A.TDART Memor. IX. **i Ut ioo, v,9. \'.<br />
J»EN S-iNUB V. Uoik, H. 72.<br />
, .rcec-'t<br />
t X.<br />
s Onder-5<br />
De Hertog van Savoye, m oorlog geraak<br />
met Spanje, deedt, in Lentemaand deeze ftand aan<br />
iaars door zynen Gezant,Gutllet de Mouchou ' den Herde<br />
algemeen Staaten verzoeken, om onder " toge van<br />
ftand Hy begeerde vierduizend knegten ei 1 Savoye.<br />
vierhonderd paarden, behalven eenige kryg;<br />
behoeften. Doch de Staaten, onlangs ondei<br />
vonden hebbende, hoe weinig nuts een Lege r<br />
van Nederlanders doen kon in Itahe,en m d é .<br />
aangrenzende gewesten , beflooten den He:<br />
tog, liever, met vyftigduizend guldens te |<br />
maand, te onderfteunen. Zo veel belang fte l-<br />
den ze'er in, dat hunnen ouden vyand af breu k •<br />
gedaan werdt (c). De Franfche Gezant^ d u<br />
l
ÏÓI7.<br />
XI.<br />
Verfchil<br />
tm.fchen<br />
Brandenburg<br />
en<br />
Nieuwburgover<br />
't<br />
heffen<br />
der tollen<br />
op<br />
den Rynftroom.<br />
. *^ j<br />
i<br />
1<br />
I<br />
j<br />
d<br />
V<br />
f<br />
Klakten<br />
over in- r<br />
t>reuk op J<br />
't Bc-<br />
0<br />
»5Ó* VADERLANDS CHE XXXVIII. BOEK:<br />
Maurier, hadt de Staaten, uit den naam zyhs<br />
Meesters ook kragtelyk, tot het onderfteu?<br />
nen des Hertogs yan Savoye, aangezet (d). In<br />
de Lente des volgenden jaars, werdt de vrede<br />
eerst getroffen, door bemiddeling van den<br />
Paus en^den Koning van Frankryk<br />
Over t heften der tollen op den Rynftroom,<br />
was onlangs gefchil gereezen tusfchen de<br />
Vorften van Brandenburg en Nieuwburg. De<br />
laatfte wilde den tol, die te Rees geheeven<br />
werdt te Burik doen heffen, daar 't van ouds<br />
plag te gefchieden: 't welk de eerfte niet eehengen<br />
wilde, alzo hymeer meefter was van<br />
t gene, te Rees,daar Staatfche bezetting hs<br />
ontvangen werdt,dan van 't gene, te Burik'<br />
werdt geheeven. Hy deedt, hierom, by Pl a!<br />
bat, verklaaren, dat de fchippers te Rees<br />
:ouden moeten vertollen, alfchoon ze zulks<br />
;eeds te Burik gedaan hadden. De Nederlandche<br />
Koophandel langs den Ryn werdt merkeyk<br />
belemmerd door deezen twist. De algemene<br />
Staaten zonden, eindelyk, in 't voorla*,<br />
Gemagtigden af, die te wege bragten<br />
at de fchippers, borg ftellende voor den tol!<br />
ryelyk voorby vaaren mogten, totdat het ge-<br />
:hil tusfchen de Vorften gevonden zou zyn (e)<br />
Het beflaan van eenige Nederlandfehe fcheen<br />
in Spanje gaf den Staaten, ten deezen tve<br />
% wederom ftoffe, tot klaagen over inbreuk<br />
ü^d. O p t Beftand. Ook reezen 'er, geduurig,ge-<br />
f( hillen op de grenzen, die nog niet behoorlvfe<br />
$ :regeldwaren. De Aartshertogen zonden, in<br />
't najaar, twee Gemagtigden naar den Haagea '
XXXVIILBOEK. H I S T O R I E . i 5f<br />
om deeze gefchillen te effenen (f), en veelligt<br />
bok, om den Haat der Kerkelyke oneenigheden,<br />
van naby, te befpieden, op dat ze'er, in<br />
tyd en wyle, hun voordeel mede zouden mogen<br />
doen. Doch ik vindt niet, dat zy iet van<br />
belang hebben uitgevoerd.<br />
In 't Noorden, ilondt het,dit jaar,zeer onrustig.<br />
De Koning van Deenemarke wapende<br />
zig, zo men vermoedde, tegen de Hanze-Steden,<br />
die ook volk aannamen en zig<br />
verfterkten; gelyk Hamburg, in't byzonder,<br />
deedt. De Koning van Poolen bereidde zig,<br />
insgelyks, ten oorloge, tegen den Koning van<br />
Zweeden, 't welk deezen bewoog, eenen gezant<br />
te zenden naar den Haage, die, op den<br />
zesden van Slagtmaand, gehoor verworven<br />
hebbende, de Staaten ernftelyk verzogt, om<br />
onderhand. Doch de zaaken ftonden, ten dien<br />
tyde,hier,zo verward, dat men het antwoord<br />
op zyn verzoek verfchoof (g). In 't begin des<br />
volgenden jaars, na dat de Poolen in Lyfland<br />
gevallen waren, ftondt men den Koning van<br />
Zweeden veertigduizend guldens toe ter<br />
maand. De Grootvorst van Muskovie, die beide<br />
met Poolen en Zweeden overhoop lag, verzogt<br />
toen de Staaten ook om onderftand, die<br />
hem egter geweigerd werdt, waarop hy vrede<br />
maakte met den Koning van Zweeden (Jï)*<br />
In Hooimaand deezes jaars, keerde Willem xir.<br />
Komeliszoon Schouten van Hoorn,terug in ZeeOntdekland, van eene reize rondsom den aardkloot, ting der<br />
Straat<br />
door nn Le-<br />
f/) I'AUDAUT. Metnor. IX. Boei, bl. 202.<br />
(s) BAUDAIIT. Memor. IX. Boek, bl. 126. Zie tok Refol.<br />
Hol!, 23 Maart 1617. bl. 76.<br />
CA) IMUDART. Memer. IX. Boek, bl. 100 lol.<br />
161/.<br />
De Ko.<br />
ning va»<br />
Zweeden<br />
verzoeke<br />
de Staaten<br />
om<br />
onderftandte<br />
gen POJJ.<br />
len.
1617.<br />
Maire en<br />
van eenigeEilandenomtrentdezelve. <br />
Walvisfchen<br />
voor<br />
Scheveningen<br />
geftrand.<br />
*$8 VADERLANDSCHEXXXVIÏÏ.BGZK,<br />
door hem en Jakob le Maire, Zoon van Izaak<br />
le Maire, voorheen Koopman te Amfterdam<br />
fY), doch nu te Egmond woonagtig, voor rekening<br />
van eenige byzondere Perfoonen, met<br />
twee fchepen, ondernomen. De vaart beoosten<br />
de Kaap de goede Hoop, en westwaards,<br />
door de Straat van Magellaan, was, hier te<br />
Lande, allen byzonderen Perfoonen verbooden,<br />
en ftondt alleen der Oostindifche Maatfchappye<br />
vry. Maar de oude Le Maire hadt gedagt,<br />
dat 'er een doortogt te vinden zou zyn, bezuiden<br />
de Straat van Magellaan. 't Ontdekken<br />
van deezen doortogt, federt de Straat van Le<br />
Maire genaamd, was het merkwaardigfte, welk<br />
op deeze reize voorviel. Schouten, die, voor<br />
Schipper, en Le Maire, die voor Opper - Koopman<br />
voer, op het grootfte der twee fchepen,<br />
deeden deeze merkwaardige ontdekking, in 't<br />
begin des jaars 1616 (k). Zy vonden ook eenige<br />
Eilanden; welken zy naar de Staaten, naar<br />
Prins Maurits, en naar Barneveld noemden,,<br />
Van de Straat zelve en van de Eilanden namen<br />
zy, ten zelfden tyde, by eene plegtige verklaaring,<br />
bezit, uit den naam van de algemeene<br />
Staaten en van Prinfe Maurits (/).<br />
Voor Scheveningen waren, dit jaar, vier<br />
Walvisfchen geftrand en gevangen (tn). Men<br />
hieldt dit toen, fchoon 't meermaalen gezien<br />
was, in 't gemeen, voor eene voorbode der<br />
naderende beroerten. Doch tegenwoordig zou<br />
men 'er eer uit befluiten, dat 'er overvloed van<br />
Wal*<br />
(O Z\e IX. Deel. bl. 337.<br />
(A) W. C. SCIIOUTENS Rc'ze U. 79, %e>.<br />
(i) l'iiez Supplcm. OU Corps Diplom. Tnm. II. Pt I. f. lS&(<br />
(IBJ R'iuDARr. Memor. IX. Hoek, bl. 97, 202.
XXXVlil. BOEK. H 1 S T O R I E. tgrj<br />
Walvisch in 't Noorden was, en onze Wal- 1617*<br />
vischvangers zouden 'er door aangemoedigd<br />
worden, om fterker ter visfeherye uit te rusten.<br />
Gelyk men, eenige jaaren geleeden, met De Pur-<br />
goeden uitflag, de Beemfter bedykt en droogmer wordt,<br />
gemaakt hadt, zo verwierven Edam en Mon<br />
bcdyku<br />
nikendam, in Zomermaand deezes jaars, Oktroi<br />
van de Staaten van Holland, om de Purmer,<br />
een kleiner Meer tusfchen de twee genoemde<br />
Steden, te doen bedyken (ji). 't Gefchiedde<br />
egter niet, voor den jaare 1620, waarvan<br />
de binnenlandfche onlusten, die ook de<br />
Regeeringen der twee gemelde Steden verdeeld<br />
hielden, vermoedelyk, eene der voornaamfte<br />
oorzaaken zullen geweest zyn.<br />
De draad der gefchiedenisfe leidt ons weder*<br />
om tot het verhaal deezer onlusten, die, ir.<br />
dit en eenige volgende jaaren, het gewigtigfte<br />
gedeelte onzer Vaderlandfche Hiftoriezul<br />
len uitmaaken.<br />
Men hadt nu, te Oudewater en elders, ge • XIÏI.<br />
zien, dat de onderlinge verdeeldheid niet al De<br />
leen uitliep, op fcheuring in de Kerke; maai . fcheu-<br />
' ring in de<br />
dat 'er ook ongewoone veranderingen in di ' Kerk<br />
Regeering der Steden door te wege gebrag • geeft<br />
werden. Zy, die, naderhand, de zyde der Re • aanleimonftranten<br />
hielden, hadden, al in den aan . ding tot<br />
ongevang<br />
der oneenigheid , ongewoone poogin<br />
' voone<br />
gen gedaan, om luiden van hunne gezindheii ' verandeop<br />
't kusfen te helpen, op Plaatfen, daar di ; ring in de<br />
meerderheid der Regenten hun tegen was (0) Regee-<br />
Te Utrecht, was 't ook, van de andere zyde<br />
' ring.<br />
><br />
a I<br />
Cn) Refol.Holl.S,gjuny 1617. II. 142,144. Croot-Platotli<br />
II- tieel, kul. 1719.<br />
(0) Zie hier vuor, bl. 32, 24.
i6o VADERLA,NDSCHE XXXVIII. BOEK;<br />
ï5i7.<br />
l<br />
<<br />
unt.i<br />
i<br />
<<br />
£<br />
1<br />
t<br />
}<br />
1<br />
1<br />
c 1<br />
al vroeg,ondernomen (p), hoewel 't imsïoïÉ<br />
was. Doch nu j flerker en openlyker onderfteund<br />
wordende, begonden de Contraremon'<br />
ftranten zulke veranderingen, aan verfcheiden'<br />
oorden,met beteren uitflag, in 't werk te Hellen.<br />
Men beproefde zyne kragt eerst in de<br />
kleine 3teden,die geene Hem hebben ter Staatsvergaderinge,<br />
van zins, naar 't fchynt, om,<br />
daarna, tot de Hemmende Steden van Holland,<br />
over te gaan. De Advokaat Oldenbarneveld<br />
befpeurde wel haast, waar 't op aangelegd ware.<br />
Verfcheiden' Leden der Vergaderinge ontlekten't,<br />
zowel als hy. En naardemaal weinigen<br />
geneigd waren, het bewind, hun toevertrouwd<br />
, af te Haan, raadpleegde men, terlond,<br />
op de beste middelen, om zig te versekeren,<br />
tegen beroerten in de Steden, waarlit<br />
verandering in de Regeering te dugten<br />
was. Veelen begonden zelfs te gelooven, dat<br />
le Godsdienst flegts tot een' dekmantel gestuikt<br />
werdt, om deeze verandering uit te<br />
verken (\q). Men kreeg vermoeden, "dat zyïe<br />
Doorlugtigheid zelve hieronder roeide, of<br />
lat, tenminflen, eenigen zyner voornaamfte<br />
anhangeren, hunne eigen' bevordering zoe-<br />
:ende door 's Prinfen verheffing, hem gaarne<br />
ot Graave van Hollaad, waartoe wylen Prins<br />
Villem zo goed als aangenomen was, of tot<br />
leere der Vereenigde Gewesten zouden heben<br />
zien verklaaren, dat zy meenden, niet<br />
an na 't veranderen der tegenwoordige Reeeringe,<br />
'twelk, dagtmen, alleen door op-<br />
ê<br />
aer te bewerken was, te zullen konnen ge-<br />
r<br />
fchie-<br />
O) Zie bl. 25.<br />
(ï) GROTIUS Verantw. C*p. XIX. il. 194. Zit «si it Vewss
XXXVIII. BOÈK. H I S T O R I E . 16I<br />
fcheiden. Ook hadt men den Prinfe doen gel.ooven,<br />
dat de Advokaat en de tegenwoordige<br />
Regeering de vermindering van zyn gezag<br />
zogten f>), immers niét ligt bewilligen zouden<br />
in zyne verheffing: en dat de Contraremonftranten,<br />
daarentegen, zeer op het vermeerderen<br />
van 'sPrinfen gezag gefield waren: waarom<br />
men hem, t' eenigen tyde, hadt hooren zeg<br />
gen ,dat hy ze hieldt voor de oude Gereformeerden<br />
, die zynen Vader op den /loei gezet hadden<br />
(Y). Op zulke vermoedens en redenen, beflooten<br />
dan de tegenwoordige Regenten, dat zy,<br />
voor de rust in de Steden, waarvan de behoudenis<br />
hunner agtbaarheid afhing, op eene byzon-<br />
dere wyze, behoorden te waaken.<br />
Dit kon gefchieden, door middel der ge-<br />
-CO UYTENBOG» Levenen Verantw. Cap. IX. bl. 122,124,13';,'<br />
tap. X. il. 156.<br />
(O UYTENBOG.. Dfïgre*. by BRANDT H, Heel, bl. 55H.<br />
X. DEEI, L<br />
lölfi<br />
XIV.<br />
Üorzaawoonlyke<br />
Lands foldaaten, of door de fchut-,<br />
ieti van 't<br />
teryen, of, door van nieuws geworven* kneglanneetert uit de Ingezetenen, welken men, hier te rce» der<br />
Lande j Waardgelders plag te noemen, veelWaardligt,<br />
om dat zy, zonder daadelyk te dienen, gelders.<br />
zig, om geld, gereed hielden, tot het voeren<br />
der wapenen in tyd van nood, tegen Welken<br />
zy bewaard werden. Doch de gewoonlyke<br />
Lands foldaaten lagen nietin alle Steden, alwaar<br />
men onraad vreesde. In Haarlem, in Leiden,<br />
in Hoorn, was geene bezetting. De Prins, ook ,<br />
die 't voornaamfte gezag oefende over 's Lands'<br />
Krygsvolk, hadt verklaard, dat hy verflondt,<br />
niet te doen jegens die van den Hervormden Godsdienst<br />
, waardoor hy de Contraremonftranten<br />
alleen betekende, van welken de tegenwoordig
1617.<br />
Befluit<br />
der Staaten<br />
van<br />
Holland<br />
van den<br />
vierden<br />
van<br />
Oogst<br />
maand ,<br />
de fcherpeRefolutiegenaamd.<br />
ifla VADERLANDSCHE XXXVIII. BOEK.<br />
dige Regeering de meeste opfchuddingeiï<br />
vreesde. Ook hadt zyne Doorlugtigheid zwaarigheid<br />
gemaakt, om die van Oudewater, na<br />
den moedwil aldaar gepleegd, op hun verzoek ,<br />
nog een vendel knegten toe te ftaan. En fommige<br />
Hopluiden, bezetting houdende in dei<br />
Steden, hadden verklaard, mondelingen of<br />
fchriftelyken last te hebben van den Prinfe,<br />
om de Wethouders niet te gehoorzamen, in<br />
zaaken, fpruitende uit het ftuk van den Godsdienst.<br />
Alle deeze redenen deeden de meefte<br />
Steden befluiten,dat zyzig,op de gewoonlyke<br />
bezettingen, al werden ze haar al toegedaan,<br />
niet zouden konnen verhaten (f) Opdefchutteryen,<br />
grootendeels, de zyde der Contraremonftranten<br />
toegedaan, was geheel geen ftaat<br />
te maaken. Men kwam, hierom, tot het aanneemèn<br />
van Waardgelders, in zulke Steden ,<br />
die dezelven oordeelden te behoeven. De<br />
meerderheid der Staaten van Holland nam, op<br />
den vierden van Oogstmaand, een befluit,<br />
welk de Contraremonftranten, federt, defcherpe<br />
Refolutie genoemd hebben, 't Liep op deezen<br />
zin: „ De Staaten, gezien hebbende 't ge-<br />
„ ne, dit jaar, in verfcheiden' Steden, als Haar-<br />
„ lem, Amfterdam, Schoonhoven, Briele, Ou-<br />
„ dewater, Woerden, Heusden, en vooral in<br />
den Haage, tegen de orde, vryheden en ge-<br />
„ regtigheden der Landen en Steden, voorge-<br />
„ vallen was; en te vergeefs, de Steden, wel-<br />
„ ke nog zwaarigheid maakten, om zig te<br />
„ voegen met de overige Leden, hebbende<br />
zoeken over te haaien tot eenigheid, zelfs<br />
„j door<br />
(O Gaonus Varantw. C«£>. X. W. 105.
XXXVIII. BOEK. H I S T O R I E . 163<br />
» door de aanbieding van 't beroepen eener 1617.<br />
» Provinciaale Sinode; hadden, eindelyk, be-<br />
» flooten, de Nationaale Sinode, door fomr><br />
migen verzogt,als ftrydig met de hoogheid<br />
95 en geregtigheid van Holland, af te flaan.<br />
» Voorts, vonden zy raadzaam, hunne inzign<br />
ten op 't ftuk van den Godsdienst in openn<br />
baaren druk te geeven; de gewesten, die de<br />
» Nationaale Sinode begeerd hadden, te ben<br />
antwoorden;de voorige Refolutien, met al-<br />
» le gemaatigdheid en befcheidenheid, te doen<br />
» agtervolgen, en alle daadelykheden, over<br />
„ Perfoonen, openbaare en andere Plaatfen<br />
„ en Goederen, te doen weeren. Ten welken<br />
„ einde, de Regenten der Steden, by voor-<br />
„ raad, en tot dat anders, ftaatswyze, zou<br />
„ worden beflooten, gelast, en, des noods,<br />
„ gemagtigd werden, tot het aanneemen var<br />
„ meer volk van wapenen, ter hunner verze-<br />
„ keringe en weeringe van daadelykheid : wor-<br />
„ dende, wyders, elk, die zig beklaagen mogt.<br />
„ over 't gene de Regenten der Steden, ui<br />
kragte deezer Refolutie, zouden doen, be<br />
volen, zig by niemant anders te vervoegei 1<br />
dan by de Staaten, alzo, op 't gene, by d<<br />
Geregtshoven, gedaan of voorgenomei 1<br />
„ mogt worden, geen agt zou worden geflaa<br />
gen. Eindelyk, befloot men, eene bezen<br />
„ ding te dóln aan Prinfe Maurits, aan d<br />
Prinfesfe Weduwe en aan Prinfe Henrik, or i<br />
„ dezelven te verzoeken, dat zy de hand let<br />
„ nen wilden, tot het uitvoeren deezer Refc<br />
D e e z e<br />
« lutie f»." bezending gefchiedde<br />
^ te<br />
00 Zie BAODART. Memor. IX. Boek, 11, 37.<br />
L 2,<br />
n
i<br />
XV.<br />
Verklaa- (<br />
ring van<br />
de inzlg- (<br />
ten der 1<br />
Staaten '<br />
van Hol- c<br />
land, op ,<br />
't ftuk r<br />
164 VADERLANDSCHE XXXVIILBOE*<br />
ten zelfden dage. Men verzekerde den Prins<br />
van het goede oogmerk der Edelen en meeste<br />
Steden, om de vryheden en geregtigheden van<br />
t Land en den waaren Christelyken Hervormden<br />
Godsdienst te handhaaven. Zyne Doorlugtigheid<br />
verfcheen, hierop, des anderendaags,<br />
m de Vergadering van Holland, om<br />
der Staaten meening nader teverftaan,diehem,<br />
zeide hy,in groote hevigheid, aangediend was;<br />
en om tevens te verklaaren, dat hy niet goedfondt,dat<br />
de Staaten, tegenwoordig, fcheiden<br />
zouden, gelyk hy verftaan hadt,° het vooraeemen<br />
te zyn. Sommigen antwoordden den<br />
Prinfe; doch verwardelyk, en zonder dat 'er<br />
omvraag gedaan, of befluit genomen werdt (y).<br />
De verklaaring van de inzigten der Staaten<br />
>p t ftuk van den Godsdienst, van welke in<br />
le Refolutie gewaagd werdt, was . den vyfden<br />
'an Oogstmaand, getekend, en kwam, verbolgens<br />
, in 't licht. Zy betuigden, by dezelve,<br />
len Hervormden Godsdienst te willen blyven<br />
landhaaven. Zy weezen aan, om welke rede-<br />
van den I len, hun het regt toekwame, om kerkelyke<br />
Gods- \<br />
dienst. g zetten te maaken, en wat hen bewoogen hadt,<br />
Dt het beveeJen der verdraagzaamheid, in de<br />
erfchillende punten. Ook gaven zy te ver<br />
f ban , in de Nationaale Sinode niet te konnen<br />
h ewilligen, om dat men toeleg maakte, om<br />
a daar punten te beflisfen, die in de Christe-<br />
b dce Kerke onbeflistgelaaten waren (w). Doch<br />
ir 1 deeze verklaaring, en in de voorgemelde<br />
B efolutie, hadden Amfterdam, Enkhuizen,<br />
E<br />
dam en Purmerende niet bewilligd. Op den<br />
naam<br />
. v 5 Refol. Holl. 4, 5 Aug. 1617. H. 176, 177,<br />
» U/iwMivT. memor. IX. Jkek, 6U 3*,
XXXVIILBOEK. H I S T O R I E . 165<br />
naam deezer vier Steden, kwam, in 't begin<br />
van Herfstmaand,een ernftig Protest ia 't licht<br />
tegen de Refolutie der Staaten, waarby zy zig<br />
rondlyk verklaarden voor 't houden eener<br />
Nationaale Sinode, tot beflisfmg der gereezen'<br />
gefchillen. Dordrecht voegde zig, eerlang, by<br />
de vier Steden, nevens dezelven, op eene Na<br />
tionaale Sinode dringende (V). De overige Leden<br />
deeden nieuwe poogingen, om de Stad<br />
Amfterdam, daar de befluiten, welken Burgemeesters<br />
en Vroedfchappen geduuriglyk namen,<br />
flegts door eene of twee ftemmen, overgehaald<br />
werden (y),van meening te doen veranderen.<br />
Men bediende zig, hiertoe, van de* 1<br />
arbeid van den Penfionaris de Groot, die voor<br />
floeg „dat men de gefchillen, i» eene Pro vin<br />
„ ciaale Sinode,moest tragten by te leggen •><br />
„ of, gelukte dit niet,eene algemeene Sinod<br />
beroepen, om-ze af te doen(z)." Doch mei l<br />
begreep ligtelyk, dat hiermede de zaak op d t<br />
lange baan gel'chooven weidt; ai-zo alle uit<br />
heemfche Mogendheden zig niet even fpoedi y<br />
zouden laaten beweegen, om in zulk eene S:<br />
node te bewilligen. Ook hadden de Contrart<br />
monftranien zo veel rede», om op eene N.<br />
fcionaale Sinode te dringen-, naardien zy zig<br />
•9..<br />
daarin, van de meerderheid verzekerd hie I-<br />
den, als de anderen om de algemeene Sinod<br />
beter te keuren,alwaar de Nederlandfche Ke<br />
ken ,maar céne ftemmoetende hebben,het bi e<br />
Qu<br />
it<br />
t>\) Refiil.WoH-. ag stug. 12 Sepi. 1617. li, 185, iyt. BA<br />
liART* Memor. IX. Boek, bl. CtZ.<br />
Cv) Zh C. P. HOOFTS Redev. bv BRANDT H» Deel, bl. 51<br />
(z) GROTIUS Veramw. C'ap.Vl.bl. 63-C3. BRANDT. 11. D>.<<br />
3/.
I<br />
i I<br />
166 VADERLANDS CHE XXXVIII. BOIK,<br />
xvr.<br />
Bezending<br />
naar<br />
Zeeland,<br />
over't<br />
ftuk der<br />
Sinode,<br />
naar Dordrecht.<br />
4<br />
i<br />
Verfcheiden'<br />
i<br />
Steden 1<br />
fluit der Sinode, niet zo ligt, ten nadeel? der<br />
Remonftranten, zoude konnen doen uitvallen<br />
(a). Deeze en diergelyke voorflagen waren ,<br />
derhalve, vergeefs. Amfterdam bleef by zyn<br />
gevoelen.<br />
Het antwoord aan' de Staaten van Zeeland,<br />
ftrekkende om de Nationaale Sinode af te flaan<br />
(&), werdt hun overgebragt, door Jan van Duivenvoorde<br />
, Heer van Duivenvoorde, en Hugo<br />
de Groot, welke laatfte, by deeze gelegenheid<br />
, eene aanfpraak deedt, tot verdediging van<br />
de jongfte Refolutie der Staaten van Holland<br />
gerigt. Ook floeg hy den Zeeuwen, daarna, het<br />
houdè'n eener algemeene Sinode voor (V). Doch<br />
men bleef, in Zeeland,fchoon met eenig verfchil<br />
van gevoelen, nog voor 't houden eener<br />
Nationaale Sinode (d). Duivenvoorde en de<br />
Grroot toogen ook naar Dordrecht, om deeze<br />
Stad, wederom, tot de zyde der Edelen en<br />
neeste Steden over te haaien. Dochzydeeden<br />
/ergeeffchen arbeid. Op deeze reize, werden<br />
ty, van 't graauw, te Veere in Zeeland, en te<br />
Dordrecht, fmaadelyk bejegend, en voor Arniniaanen<br />
gefcholden (e).<br />
Ondertusfchen,begon men, in verfcheiden'<br />
Jteden, hier vroeger, elders laater, een zeker<br />
;etal van Waardgelders aan te neemen, die eger<br />
over 't geheel, in gantsch Holland, nog geen<br />
igttienhonderd beliepen (ƒ). 't Gefchiedde te<br />
Haar-<br />
ügten i fiO RRANDT II. Deel, bl. 571.<br />
Waard- t C<br />
gelders. ;<br />
1<br />
') Zie hctby BAUDART. Memor. IX. Boek. tl.45en by BRANDT<br />
[. Deel, bl 572.<br />
(_c) Zie Notul. Zeal. 14. 17 A/tg.' 1617. II. 143, 143. 151.<br />
RANOT II. Deel, bi. 583.<br />
Cd) Notul. Zeel. u) 4ugi 1617. U. 150.«BRANDT ll.Deel,<br />
\. 501.(120.<br />
f e ) nRANDT II. Deel, IL 621, 622.<br />
Cf) GROTIUS Verantw. Csp. XIX. bl. 23!;
XXXVIII.BOEK. H I S T .0 R I E. 167<br />
Haarlem,te Leiden,te Gouda,te Rotterdam, 1617;<br />
te Schoonhoven, te Hoorn, en misfchien nog<br />
op eene of twee andere Plaatfen. Te Leiden, Te Lelden,wor<br />
boodt de Schuttery aan,dubbele wagt waar te deneeni neemen,zo men de Waardgelderswilde afdangeBurken. Doch de Wethouders waren hier zo weigersontnig gerust op de Schuttery, dat zy, eerlang, fclmtterd.<br />
't Stadhuis, met een fterk houten Staketfel,<br />
deeden befchanfen, den burgeren vernieuwing<br />
van eed afvorderden, en eenige honderden<br />
fchuttars, dien eed weigerende , ontfchutterden<br />
Q). Veelen van deezen ontwierpen Verbindfchriften,<br />
welken, niet van boven naar beneden,<br />
maar rondsom eenen kring, op lynen,<br />
van 't middelpunt afloopende, ondertekend<br />
waren, op dat men niet zou konnen zien, wie<br />
eerst getekend hadt. De Gemagtigden deezer<br />
luiden, welken men O- of Cirkeltekenaars<br />
noemde, vervoegden zig, daarna, aan den Hooien<br />
Raad, waarop, eerlang, het bannen en vangen<br />
van eenigen volgde. De ontfchutterden begaven<br />
zig,eindelyk,naar de Staaten van Holland,<br />
die hen vermaanden, tot gehoorzaamheid<br />
aan de Wethouderfchap, te gelyk verklaarende,<br />
dat hun niets onbehoorlyks gevergc i<br />
was. Doch dit gefchiedde eerst,in den Zomei<br />
des volgenden jaars O) Te Delft, kon men zij r<br />
><br />
luttel verlaaten, op de twee vendels gewoon<br />
lyke foldaaten, aldaar in bezetting leggende<br />
><br />
alzo zy,ter gelegenheid van den oploop over dei 1<br />
Kooren-Excyns (O, de Magiftraat niet had<br />
dei 1<br />
(s) VAN msn SANOE VI. Hoek , bl. 79.<br />
(h% UVTFNBOO. bl. S&7, 889. 905. enz. TMCI.AN» bl. tw. Cap. XIX. bl. 216. BRAMJT II. Deel, bl ja<br />
(O Zie bier veor, bl. 9*.<br />
L 4
ÏÖ*8 VADËRLANDSCHEXXXVIIÏ.BOB^<br />
Ï6V.<br />
<<br />
1<br />
t<br />
Olde'ibsrne-<br />
r<br />
veld reist<br />
naar<br />
Utrecht, Ë<br />
zo men ij<br />
meende, c<br />
om ook<br />
aldaar<br />
n<br />
den bygeftaan. Ook hadt een vreemd perfoon<br />
voorgeeyende last te hebben van zyne Door-<br />
Iugtigheid, aldaar, vergadering van Schutters<br />
belegd, zonder kennis der Wethouderfchap.<br />
Sommigen hadden, hierom, geoordeeld, dat<br />
men,ook hier, Waardgelders behoorde aan te<br />
neemeni (k). Nogtans meen ik niet, dat het<br />
gefchied is. Van twee vendels, leggende in<br />
Schoonhoven, alwaar, reeds in \ jaar I6I«<br />
merkelyke onlnst geweest was Ql), meende men'<br />
neer te vreezen dan te hoopen te hebben, al-<br />
;ozyzig,buiten weeten der Wethouderfchap,<br />
nn kruid en lood voorzien hadden f» In anlere<br />
Steden, hadt men ook byzondere redeien,<br />
om voor opfchudding te vreezen, of de<br />
ezettmg te mistrouwen.<br />
De Advokaat Oldenbarneveld, die dit aaneemen<br />
van Waardgelders bovenal ter herte<br />
am, vertrok, op den veertienden van Oogscïaand,<br />
naar Viane, en, van daar, naar Utrecht,<br />
lwaar hy, overvallen door eene zwakheid,<br />
ie hem eenige weeken bybleef, eenen geruiïen<br />
tyd vertoefde. Men heeft, nadeihand,<br />
Waard- g smeend, dat deeze zwakheid ilegrs voorge-<br />
gelders g evsn werdt, en dat hy naar Utrecht verreisd<br />
te doen ^ as, om dé aanneeming der Waardgelders<br />
Iigten. 0<br />
3k daar, te bevorderen (V). Doch hy heeft<br />
d m Geneesmeester genoemd,die hem bediend<br />
h idt(V). Naardemaalhy egter, tentyde van de<br />
| >tinge der Waardgelders, in Utrecht was, is<br />
'*) Zie GROTIUS Verantw. Cap. XIX. bl. »^0. t J) ÜRANDT II. Deel, ld. 252.<br />
. ( ni) GROTIUS Verantw. Cap. XIX. bl.. 3*0, '<br />
< JIAUDAKT. Memor. IX. tinei; bl HL<br />
' het
XXXVIILBOEK. H I S T O R I E . 169<br />
het ten hoogfte waarfchynlyk, dat men, met<br />
hem, over dit ftuk heeft geraadpleegd; zo,<br />
om dat de Heeren, die thans 't voornaam bewind<br />
hadden in 't Stigt, doorgaans met den<br />
Advokaat plagten te fpreeken over zaaken van<br />
gewigt, als om dat Gillis van Ledenberg, Sekretafls<br />
der Staaten van Utrecht, naderhand,<br />
verklaard heeft, dat het Befluit der Staaten<br />
den Advokaat bekend gemaakt en door hem<br />
goedgevonden was. Dezelfde Ledenberg, door<br />
wiens handen de gewigtigfte zaaken gingen,<br />
hadt, op het ontvangen van eenige berigten<br />
uit den Haage en van elders, wegens voorgevallen'<br />
en gevreesde beroerten, in verfcheir<br />
den' Hollandfche Steden (j>), den voorflag gedaan,<br />
om in Utrecht ook Waardgelders aan<br />
te neemen. En twee dagen hierna , beflooter.<br />
'>er de Staaten toe, op den agtentwintigftenvar<br />
Oogstmaand ouden, dat is, den zevenden var<br />
Herfstmaand nieuwen ftyl. De Raad der Stac<br />
bewilligde, ten zelfden dage, in dit befluit<br />
Men vondt goed, voor eerst, zeshonderd mar<br />
te bezoldigen (#); zónder hierin, gelyk verfcheiden'<br />
Leden der Vergadering, naderhand,<br />
verklaard hebben, eenig ander oogmerk te heb<br />
ben, dan de bewaaring der rust inden Staat ei I<br />
de befcherming der tegenwoordige Regeerin<br />
ge. Ook bragt de eed, dien de Waardgelder; i<br />
doen moesten, mede, datzy beloofden te dienen<br />
tegen den ghenen, die -den Staat van den Lan<br />
de van Utrecht, in kerkelyke ofpolitycke faecken<br />
fou<br />
Cp 3 Vcrclarin(.'e van LcdenU. den 27 Aus,. 1618. Styl. Vel. M. S.<br />
fj) I'.xtr. uit de Refol. der Staat, en dv-s R aads van Utrecht va<br />
zden 2!}//«.". 161",7!/» S. Zie ook Gr.oT. Vérèirtw, C^.XrX.W^<br />
L 5<br />
1617.<br />
't Gefchiedt,<br />
op den<br />
voorflag<br />
van Le- 1<br />
denberg.<br />
i
Ul7.<br />
XVII.<br />
Verfchil-<br />
Ien met<br />
den<br />
Hoogen<br />
Raad en<br />
,'t Hof.<br />
I<br />
Onlust te ]<br />
Haar- ]<br />
km.<br />
nfo VADERLANDSCHE XXXVIÏI.Boj!K.<br />
foudeu willen troubleren, ende tegens alle an<br />
ren des gemeene Lands vyanden (f).<br />
Op deeze wyze, werdt, in en buiten Holland,<br />
gehandeld, in overeenkomst van de Refolutie<br />
der Hollandfche Staaten van den vierden<br />
van Oogstmaand, 't Gene, by dezelve,<br />
verklaard was,--met opzigt op de Geregtshoven,<br />
hadt deeze reden. De Hooge Raad en 't<br />
Hof, 't zy ter oörzaake van den invloed, dien<br />
zyne Doorlugtigheid hadt, op deeze tweeGeregtshoven,<br />
of om andere redenen, hadden,<br />
tot hiertoe, geen genoegen konnen fcheppen,<br />
in de Refolutien, die, tot bevordering van de<br />
vrede der Kerken, door de Staaten, of door de<br />
meerderheid derzei ven, genomen waren. Zover<br />
?ing dit zelfs, dat zy, nu en dan, zulken ge<br />
lekt hadden, die, in gevolge van deezeRefo-<br />
] utien, door de Wethouders der Steden, van<br />
( ien predikdienst afgezet, of, op eenige andee<br />
wyze, geftraft geworden waren. Men hadt,<br />
liervan, onlangs, een merkwaardig voorbeeld<br />
;ezien, welk Haarlem betrof. De Wethouder-<br />
|<br />
i<br />
chap, de Kerkenordening van den jaare 1591<br />
villende invoeren, en, volgens dezelve, in den<br />
j lare 1615, eenen Predikant hebbende doen<br />
t eroepen, hadt, daarmede, zo veel misnoe-<br />
1 en verwekt, onder veele Contraremonftrant-<br />
I :he Leden der Gemeente, dat het gezag der<br />
taaten naauwlyks magtig was, om het, voor<br />
s :ne korte wyle, te ftillen (V). 't Gemor zig,<br />
e<br />
aarna, wederom verheffende, befloot men,<br />
d<br />
)t het aanneemen van eenige Waardgelders,<br />
t<<br />
en<br />
O") Verclar. van Roetcrt van Lnnscroon Cap. eener Corajs.<br />
w iardtreM. van 27 /luir. irtiï;. ouden flyl. M. S.<br />
(O UïIENlIOG. bl. 701-798. TlUGLAND. bl. 82I-834.
XXXVIILBOEK. H I S T O R I E . 171<br />
i?* VADERLANDSCHE XXXVIII.BOBK,<br />
zien voort met de regtspleeging, ftellende d*<br />
•Wethouders van Haarlem in 't ongelyk, en<br />
den Deurwaarder belastende, de Sentend ter<br />
uitvoering te leggen. De Wethouders, gedekt<br />
door de meerderheid der Staaten, verklaarden,<br />
daarentegen, de Sententien des Hoogen Raads<br />
voor nietig en van onwaarde, en herhaalden<br />
ïwn yonnu van uitzetting, onder zwaare bedreigwge<br />
( u); w a a r b y d è z a a k ^ ^<br />
J<br />
Vier Stellen<br />
ver- ,<br />
dedigen I<br />
de Geregrsho-<br />
'<br />
ven tegen \<br />
de meer- {<br />
derheid<br />
tfer Staa- 1<br />
ten, c<br />
V<br />
I<br />
De Uoo- t<br />
gejlaad z<br />
befluit de i<br />
Refolu-<br />
J<br />
tie van e<br />
Stad. Diergelyke verfchillen, fchoon niet van<br />
zo veel naileeps, hadt men, byna dagelyks,<br />
met de Geregtshoven, 't welk de meerderheid<br />
aer Staaten bewoogen hadt, in hunne Refolutie<br />
van den vierden van Oogstmaand, de<br />
re ^ifrT- S<br />
:<br />
b<br />
ts<br />
P lee<br />
Singen, uit hoofde hunler<br />
Refolutien, gefchied, te betrekken voor<br />
mnne Vergadering.<br />
Doch de vier Steden, Amfterdam, Enkhiü-<br />
*n ? üdam en Purmerende, verklaarden, in 't<br />
>egm van-Herfstmaand, aan beide deGeregtsiovendat<br />
de gemelde Refolutie genomen<br />
ras buiten haare bewilliging, en dat zy vertonden<br />
, dat allen klaageren de gewoonlyke<br />
ireg van regten openftaan moest. De vier Steen<br />
gaven, door deeze verklaaring, eenen ge,<br />
^eidigen krak aan. de Refolutie. De Hooge<br />
.aad, of eigenlyk zes Leden van denzelven,<br />
)en de Vergadering uitmaakende, befloot deslve<br />
met te agtervoigen. 'De Raadsheer Rom-<br />
Dut Hogerbeets en eenige anderen hadden,<br />
?ter, met bewilligd in dit beftuit. Hoger-<br />
?ets hadt 'er, 's daags te vooren, over ge-<br />
>) BK.,N-:>T n, D.-rt, hl. C, r, C-t-COs<br />
fpro?
XXXVIII.BOEK. H I S T O R I E . 173<br />
foroken met zyne Doorlugtigheid, die in den 1617*<br />
Raad verfcheenen was. Hy verklaarde den<br />
tien vier<br />
Prinfe „ dat hy niet tegenwoordig Kon zyn, den vatl<br />
l daar men 't gezag der Staaten vaj,1 Holland Oogst<br />
% welken hy hieldt voor zyne Hooge Overmaandl heid, ftondt in twyfel te trekken. De Prins niet ta<br />
agter-<br />
antwoordde, dat hy de Staaten daar'ook voor volgen.<br />
kende: doch dat men eikanderen wel mogthooren.<br />
Hierop was de Wethouderfchap van Haarlem,<br />
door eenige Raaden, zwaarlyk befchuldiïd.<br />
Ook beweerde men, dat de Staaten magt<br />
noch kennis hadden, om regt te oefenen. Doch<br />
Hocerbeets verklaarde, andermaal, zig aanae<br />
Refolutie, ftaatswyze, en by meerderheid van<br />
Hemmen genomen, en den beiden Raaden toegezonden^<br />
te willen houden, 't Mogt wemi;<br />
baaten. 't Gezag der Staaten, of der meerderheid<br />
onder dezelven was reeds zo verre veryai<br />
len, dat eene meerderheid der Leden des Hoo<br />
gen Raads zig, tegen het zelve, durfde ver<br />
zetten. Ondertusfchen, verwekte dit voorya 1 De<br />
I Raads-<br />
en diergelyken zo groot een misnoegen 11<br />
t heer Hö-<br />
Hogerbeets, dat hy, kort hierna, befloot, he gerbeets<br />
Penfionarisfchap van Leiden, welkhy, tevoo wordt<br />
Ten, bekleed hadt, op de aanbieding van dei l wederom<br />
, Penfio-<br />
Burgemeester Vrank van Torenvliet, weder naris van<br />
om te aanvaarden (v).<br />
Leidon.<br />
Midlerwyl, wies ook het ongenoegen tu: - Groote<br />
fchen de Leden van Holland. Amfterdam , verndceld-<br />
Enkhuizen, Edam en Purmerende verklaarde heid<br />
n<br />
zig tegen 't aanneemen der Waardgelders, te onder de<br />
koste van den Lande, in eenen tyd, dat men j Leden<br />
zeiden ze, 't gewoone volk van oorlogenaauv r« v9u IIol-<br />
-s land.<br />
/.<br />
fv~) Memor. van R. HOCERUEÉTS, £y BRAND r U. t)eeh \ C>.<br />
$62-666. /Je ook Refol. Holl. 3 Nay.tóDee.iOiy.iUi^,^
5<br />
174 VADERLANDS CHE XXXVIILBOEK.<br />
lyks betaalen kon. Dordrecht was 't, hierin, eens,<br />
met de vier Steden. Deezen hielden, veeltyds,<br />
afgezonderde Vergaderingen in den Haage.<br />
Doch dit deeden ook de andere Steden; zo dat<br />
'er fchier eene fcheuring kwam, in de Staatsvergadering<br />
van Holland. Agt Steden, Haarlem<br />
, Leiden, Gouda, Kotterdam, Briele,<br />
Schoonhoven, Alkmaar en Hoorn gaven eene<br />
verdediging in 't licht van de Refolutie van<br />
den vierden van Oogstmaand. Zy was ingefteld<br />
op den naam der Staaten. Men vondt het,<br />
in dezelve, vreemd „ dat de vier Steden, ge-<br />
„ woon, in haare Vroedfchappen, over de<br />
„ zweevende gefchillen, te befluiten, bymeer-<br />
„ derheid van ftemmen, niet konden gedoo-<br />
„ gen, dat zulks ook in de Vergadering der<br />
„ Staaten gedaan werdt. 't Was in te fchikn<br />
ken, dat zy Refolutien, by de meerderheid<br />
„ genomen, tot haarent, niet lieten ter uit-<br />
„ voering brengen; doch dat zy, de minften<br />
„ zynde m getal, de meerderheid noodzaaken<br />
„ wilden, haar oordeel, in derzelver Steden,<br />
,, op te volgen, was t'eenemaal onverdraagx<br />
lyk." Maar Amfterdam en anderen verftonlen<br />
„ dat men zig de vyf punten niet moest<br />
i<br />
, laaten opdringen, gelyk zy meenden, dat<br />
, de meeste Leden zogten te doen; veel min,<br />
, dat men, onder dekfel derzelven, vreemde<br />
, ftellingen liete invoeren, tot onteering der<br />
j oude Hervormde Leere (V)."<br />
XVIII. Onder dit ftribbeien, vondt Prins Maurits<br />
?nas < :eraaden, de party, die hy voorftondt, door<br />
Maurits ( laadelykheid, te fty ven. In den Briele, begon<br />
men,<br />
fw") HAUUART. Memor. IX. Boek, bl, 6;. IJR^NUT H. tieci,<br />
I !. 625 C-iO. f
XXXVIII.BOEK. H I S T O R I E . 1 7 5<br />
men, omtrent deezen tyd, zo zeer te vreezen<br />
voor opfchudding, dat men m beraadlei,om,<br />
of eenige wagten aan te neemen, of eenige<br />
vendels te verzoeken, die belooven zouden,<br />
de Wethouderfchap en de openbaare Plaatfen<br />
te zullen befchermen. Hangende deeze raadpleegingf»,<br />
of, gelyk anderen verha^alenö),<br />
en gelyk ook waarfchynlyker is, na dat de Gekommitteerde<br />
Raaden Rmkhaver en Meerman<br />
de bezetting reeds hadden doen zweeren<br />
dat zy den Staaten van Holland, en, m<br />
derzelver afzyn, den Gekomroitteerden Raa<br />
den en den Wethouderen der Stad getrouw<br />
1<br />
z v n, en de Kerken en openbaare Plaatfen teger<br />
allen overlast befchermen zouden (2) ; vertrol<br />
Me Prins, van zynen Broeder Fredrik Hennl<br />
verzeld, fchielyk, by nagt, op den negenen<br />
k<br />
twintigften van Herfstmaand, naar den Bneli<br />
I<br />
Ca). In de Stad zynde, deedt hy daar bmnei<br />
komen twee vendelen voetvolks, een van wel<br />
I-en den Wethouderen zeer onaangenaam was<br />
Men hadt verwyling verzogt van deeze vei<br />
meerdering van bezetting, of, ten minfte, da<br />
t<br />
de twee vendelen ook belooven mogten, d£<br />
t'<br />
zy de Magiftraat zouden befchermen. Doe<br />
1<br />
de Prins vondt geen van beide geraaden. Voc<br />
r<br />
reden van dit bezetten van den Briele gaf hy »<br />
ra<br />
federt dat hy, verftaan hebbende, hoe me<br />
van zins was, Waardgelders aan te neemen »<br />
n<br />
't welk hy onbehoorlyk hieldt, zulks, 0 P<br />
1 5<br />
» d e <<br />
O") GROTIUS Veiantw. Cap. XIX. li. 246.<br />
f v5 Zie UITENBOG. bl. Su. n„« m<br />
\l ) Notul. -Zeel. 14 Jig.1617. «9. 14°. 23»- BttANl<br />
11. Deel. bl. 506.<br />
O) Refol. Holl. 29 Sept. 1617. W. s«o, .<br />
1617.<br />
brengt<br />
meerder<br />
bezetting<br />
in den<br />
Briele.
i?6 VADERLANDSCHE XXXVIILBbÊfc<br />
».6*t7. „ deeze wyze, hadt willen voorkomen." Onder<br />
't volk werdt verfpreid , dat Oldenbar<br />
Gerugten neveld de Stad aan den Spanjaard verraaden<br />
ten na- hadt, en dat zy reeds zou zyn geleverd gedeele<br />
des<br />
weest, zo de Prins zulks, door zyne wakker<br />
Advo-<br />
Itaats en heid , niet hadt voorkomen Cb). Ten zelfden ty<br />
des Prinde, liep 'er een gerugt, dat Vlisïingen, door<br />
fen. beitel van den Advokaat, aan zekeren kant,,<br />
jpen lag, op dat het te ligter zou konnen ingenomen<br />
worden, door den Spanjaard Cc), 't<br />
i<br />
gemeen werdt geaasd met deeze gerugten j<br />
.1<br />
< lie, by de verftandigften, geenen ingang von-<br />
< len. Ondertusfchen, hadt de maar van 'sPrin-<br />
J en voorneemen om den Briel te bezetten, ee-<br />
i lige weeken te vooren, reeds gelegenheid geeven,<br />
dat mén hém, by den Graave van Lei<br />
< ester, vergeleeken, en gezeid hadt, dat hy<br />
2 lg meester zogt te maaken van het Land; 't<br />
\ /elk by, egter, verklaarde, niet gedagt, maar<br />
a He zyne^daaden, integendeel, gerigt te heb-<br />
* Cnrnmis- \ >en, om 't Land, naar den inhoud zyner * Last<br />
fielt. rieven, te dienen (d). In den Briele, bleef<br />
h et, federt, zo onrustig, dat de meerderheid<br />
d 2r Staaten, in> Louwmaand des volgenden<br />
ars, befloot, den Hoofden der bezettinge aan<br />
t< i fchryven, dat zy 't gezag der Wethouderen<br />
XIX.<br />
Üandé- „<br />
liirgcu<br />
h idden te handhaaven, en 'tinneemen vanKer-<br />
k ïn of andere openbaare Plaatfen te beletten Ce);<br />
De algemeene Staaten handelden, midleryl,<br />
m hunne Vergadering, over 'thouden der<br />
Na-<br />
C<br />
GROTIUS V e r a n t w<br />
U 63o ' Ca 2 l x<br />
P- - w<br />
- 246. BRANBT U.Dedj<br />
Ik) UïTJSNBOt. Memor. hy URANDT II. Deel, bl. 6%i.<br />
L bhm-<br />
1 4 A<br />
" S<br />
' m?<br />
' M<br />
' l<br />
'<br />
ie) BRANDT II. Deel, bl, O&j<br />
r4 hy ERANUT n :<br />
°*
k XXVIII. BoËk. H I S T O R I E . ïff<br />
Nationaale Sinode, terwyl men, ter Staatsvergaderinge<br />
van Holland,bezig was, óm de zaaken<br />
tot eene Provinciaale Sinode te bereiden. over 't<br />
VierGewesten,Gelderland,Zeeland (ƒ), Fries houden<br />
eenerNaland<br />
en Groningen en de Ommelanden zogtionaaleten de Nationaale Sinode, door de algemeene of Pro<br />
Staaten, te doert vastftellen, by meerderheid vinciaal^<br />
Sinode.<br />
van ftemmen: waartegen, de meeste Leder»<br />
van Holland begreepen, dat hun geene Sinode<br />
kon overdrongen worden, tégen hühnefl<br />
dank; alzo elk Gewest, by het dertiende Artikel<br />
van de Utrechtfche Vereeniging van den<br />
jaare 1579 , de befchikking der zaaken van<br />
den Godsdienst aan zig zelf behouden hadt.<br />
Utrecht en de meerderheid van Overysfel<br />
waren 't eens met Holland. Maar alle de<br />
Leden van Gelderland waren niet volkomen<br />
in een gevoelen met de drie overige Gewesten.<br />
Men. hadt, in dit Gewest, alleen by meerderheid<br />
van ftemmen, tot de Nationaale Sinode beflooten.<br />
Doch alzo de meeste Gewesten voor de<br />
Sinode ftemden, voer men, ter algemeene<br />
Staatsvergaderinge, voort, niet het maaken<br />
van voorbereidfels, tot het houden der zelve.<br />
Ernftig, nogtans, werdt hiertegen geprotesteerd,<br />
van wege de Staaten van Holland, Utrecht<br />
en Overysfel. Maar tegen dit Protest,<br />
deeden Dordrecht, Amfterdam, Enkhuizen»'<br />
Edara en Purmerende een ander aantekenen 4<br />
ter algemeene Staatsvergaderinge. Van den<br />
anderen kant, verklaarden aldaar Christofre]<br />
Biesman, Burgemeester van Nieuwmegen, en<br />
Henrik van Rrienen, wegens 't Kwartier der Ve-<br />
rawe,<br />
CD Inltr. voor en Rapp, van de Gedep, ter Gener. In
Dordrecht<br />
wordt<br />
benoemt<br />
tot de<br />
Plaats<br />
van<br />
het hou.<br />
den eenerNationaale<br />
Sinode.<br />
r/S VADERLANDSCHE XXXVIIÏ.BOE!G<br />
luwe, afgezonden ter algemeene Staatsvergaderinge<br />
, dat zy geenen last hadden, om de Sinode,<br />
in weerwil van Holland, door te dryven.<br />
Welke wederzydfche verklaaringen van<br />
byzondere Leden van een Gewest, inde Vergadering<br />
der algemeene Staaten, aanliepen tegen<br />
den gewoonen vorm der Regeeringe, volgens<br />
welken, elk Gewest hier maar ééne ftem<br />
heeft. Doch alles werdt. thans verwardelyk<br />
behandeld. Op den elfden van Slagtmaand^<br />
werdt het ontwerp op het houden eener Nationaale<br />
Sinode, by de meerderheid, ter<br />
algemeene Staatsvergaderinge, vastgefteld.<br />
Daarna werdt Dordrecht benoemd tot de<br />
Plaats, alwaar men de Sinode houden zou. Vervolgens,<br />
werden de brieven ontworpen, by<br />
welken, men eenige uitheemfche Mogendhe-:<br />
den nodigde, om de Sinode, door Gemagtigden<br />
van haare Kerken, te laaten bywoonen:<br />
ook de brieven van uitfchryving aan de byzondere<br />
Gewesten. Doch onder 't naleezen<br />
deezer brieven, vertrokken de Afgevaardigden<br />
van Holland, op één na (2); die van Utrecht en<br />
Overysfel, en de twee Afgevaardigden van Gelderland<br />
, uit de Vergadering. Van wege Holland<br />
en de twee andere Gewesten, werdt, des<br />
anderendaags, aangetekend dat men 't gej><br />
handelde van 'sdaags te vooren, over ker-<br />
5, kelyke zaaken, voor nietig en van onwaarde<br />
n hieldt." De twee Gelderfche Afgevaardigden<br />
betuigden ook, te bly ven by hunne voorige<br />
meening (g). Maar uit Overysfel waren, al<br />
(#) BAUDART. Memor. IX. Hoek, bl. 40 enz UYTF.NBOCAERT,<br />
bl. 865 enz. BRANDT II Deel, hl 632-638.<br />
(2) Cerrit Jakob IVitfen, die, wegens Amlterdamn<br />
I11 de Gekommitteerde Raaden zat.<br />
in
XXXVIILBOEK. H I S T O R I E . 179<br />
ïn. Wynmaand, Gemagtigden van Deventer en<br />
van de kleine Steedjes Hasfelt en Vollenhove,<br />
die geene ftera hebben op den Landdag, verfcheenen<br />
in de algemeene Staatsvergadering,<br />
zig verklaarende voor het houden eener Nationaale<br />
Sinode, tegen 't gevoelen der meeste<br />
Leden van hun Landfchap (h~). Al het welke<br />
zulk eene verwarde gedaante gaf aan den tegenwoordigen<br />
toeftand der Regeeringe, dat<br />
men 'er niet dan fcheuring onder de Gewesten<br />
en onder de byzondere Leden van elk Gewest<br />
uit fcheen te konnen verwagten. De fchranderfte<br />
Remonftranten voorfpelden ook, federt<br />
eenigen tyd, dat men de Sinode zou willen<br />
houden, al was 't met verandering der gantfche<br />
tegenwoordige Regeeringe,waaruit zyde<br />
verdrukking hunner partye te gemoet zagen,<br />
Uitenbogaard in 't byzonder hadt,hierom, de<br />
zynen gezogt te beweegen, om de Sinode in<br />
te willigen, zo als zy van de Contraremonftranten<br />
begeerd werdt. Zelfs hadt hy gepoogd dit<br />
den Advokaat te beduiden, met aanwyzing,<br />
dat men, de Sinode eenvoudiglyk inwilligen<br />
de , geene verandering van Regeering te wagten<br />
hadt, en meer hoop hieldt, om de zaak der<br />
Remonftranten eens herfteld te zien, al was zy<br />
fchoon in de Sinode veroordeeld. Doch de<br />
meeste Remonftranten begreepen, dat zy niets<br />
moeften helpen bevorderen, welk, huns oordeels,<br />
tot verdrukking der waarheid zou ftrekken.<br />
En Oldenbarneveld hadt den Leeraar te<br />
gemoet gevoerd, Wilt gy 's Lands geregtigheid<br />
•weg geeven; ik niet (f), De Sinode fcheen dan,<br />
O) BRANDT II. Deel, bl. r,~Z.<br />
Qij UYTENBOG. Leven. Cap. XIII. tl. aöl. Dagrcg. op o,<br />
pril 1617. by BRANDT 11. Deel, bl. 640.<br />
M 2<br />
in<br />
1617.<br />
Verwagting<br />
der<br />
Remonftranten<br />
van de<br />
Sinode.<br />
Aanmerkelyke<br />
redenen<br />
tusfchen<br />
den Ad<br />
vokaat en<br />
Uitenbogaard.
i&7.<br />
xx.<br />
t>e Engelfche<br />
Gezant<br />
Dudlei<br />
Karleton<br />
doet eene<br />
Rede tot<br />
aanraa<br />
ding der<br />
Sinode*<br />
•ito VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK;<br />
in weerwil der verfchillende Leden, te moe-<br />
• ten doorgedreeven worden, of men moest de<br />
eenparigheid zoeken, door het veranderen<br />
der Regeeringe. Het eerfte was gevaarlyk, en<br />
zou zeer veel hebben toegebragt, om de befluiten<br />
der Sinode te doen klein agten: waarom<br />
men tot het Iaatfte beflooten heeft.<br />
Doch eer 't hiertoe kwame, werden, van<br />
wederzyde, verfcheiden' andere middelen gebruikt<br />
, om de Leden der algemeene Staaten<br />
en die van Holland ih 't byzonder,te brengen<br />
tot eenpaarigheid. Van den kant der vier Ge><br />
westen, zogt men de Nationaale Sinode te vorderen<br />
, door tusfchenkomst van den raad des Konings<br />
van Groot-Britanje, wiens Gezant,Dudïei<br />
Karleton, op den zesden van Wynmaand,<br />
ter algemeene Staatsvergaderinge, eene Rede<br />
gevoerd hadt, waarin hy „ den oorfprong der<br />
p Remonftrantfche gevoelens niet hooger<br />
ft bragt, dan tot den tyd van Arminius, de Conn<br />
traremonftranten verklaarende voor aan-*<br />
ft hangers der zuivere oude Leere, die, door<br />
„ Refolutien, by meerderheid van ftemmen<br />
„ genomen, gekweld, verdrukt en tot afzon-<br />
,j dering, welke men met den haatelyken naam<br />
0 van fcheuring en oproer benoemde, gedron-<br />
4 gen werden." Voorts merkte hy „ de U-<br />
[j trechtfche Vereeniging aan, als gegrond op<br />
den Godsdienst: het punt, waarby elk gewest<br />
het regt gelaaten werdt, om over den<br />
f Godsdienst te befchikken, zag,meende hy,.<br />
5 alleen op de handhaaving der zuivere Lee-<br />
, re, niet op het invoeren van nieuwigheden."<br />
En naardemaal de gefchillen in verfcheiden<br />
Sewesten waren doorgedrongen, befloot hy,<br />
» dat
XXXVIII.BOEK. H I S T O R I E . 181<br />
„ datzy, niet door eene Provinciasle; maar<br />
M door eene Nationaale Sinode, moeften wegw<br />
genomen worden. Hethouden van welk eene<br />
„ Sinode hy den Staaten, uit den naam zyns<br />
„ Meesters," want zelf was hy, meent men,<br />
nader in 't gevoelen der Remonftranten, dan<br />
in dat van hunne partyen (k) „ ernftelyk, aan-<br />
„ prees (T)." De Staaten van Holland, of de<br />
meeste Leden derzelven, zig voelende geraakt<br />
door deeze Rede, verdedigden hunne Refolutien,<br />
vrymoediglyk, den Gezant voorhouden<br />
de „ dat de oorlog tegen Spanje, de oorzaak<br />
der Utrechtfche Vereeniging, niet om den ve.<br />
„ Godsdienst begonnen was, maar om't fchen-<br />
„ den der vryheden, handvesten en voorreg-<br />
„ ten, van welken geen der minften was het<br />
„ regt van elk Gewest, om orde te ftellen op<br />
„ de Kerkelyke zaaken; onder welk regt zy<br />
„ begreepen de magt om onwettige kerkely-<br />
„ ke beftraffingen te beletten; om Kerkendiew<br />
naars te ftellen en af te zetten; om zig te-<br />
„ gen in- en uitheemsch geweld te verzeke*<br />
„ ren, en om te verhinderen, dat de Geregtsw<br />
hoven provifisn verleenden tegen de Refow<br />
lutien der Staaten i het naarkomen van wel-<br />
„ ke Refolutien zy, overeenkomftig met den<br />
,j raad, hun, door zyne Majefteit van Groot-<br />
,, Britanje, voorheen gegeven, nog hielden<br />
„ voor het beste middel, om de Kerkelyke<br />
eendragt te verkrygen. De Nationaale S£<br />
„ node was, hiertoe, huns oordeels, geheel<br />
„ ondienftig, zo wel als de beflisfing der ge-<br />
» fchil-<br />
f *) T. RIRCH Negouai. front 1^92 tn tCn. p, 20=;.<br />
f O Zie IUUOART Memor. lX./joek, W.60. UffrcfiBOttAtsvr.<br />
M 3<br />
Antwoord<br />
.<br />
der StaaJ<br />
ten van<br />
Holland<br />
op dezek
1617.<br />
Weegfchaal<br />
van KarletonsRede<br />
voering<br />
komt in<br />
Uchc.<br />
XXI.<br />
Redevoerin<br />
182 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK:<br />
„ fchillen. Ook begreepen zy nog, dat deeze<br />
„ Sinode hun, door de andere Gewesten, niet<br />
n mogt overdrongen worden (m)."<br />
Doch , behalven in dit antwoord, werdt<br />
Karletons Redevoering wederlegd , in een<br />
Boekje, zonder naam des Schryvers, in Slagtmaand,<br />
in 't licht gegeven, onder den titel<br />
van Weegfchaal. De Gezant hieldt 'er zig<br />
tzeer over gebelgd. De Koning zelf fchreef<br />
'er over, aan de algemeene Staaten; die,<br />
eindelyk, fchoon zonder bewilliging van Holland,<br />
Utrecht en Overysfel, de Weegfchaal<br />
verbooden , duizend guldens beloovende aan<br />
hem, die den Schryver, en zeshonderd guldens<br />
aan hem, die den Drukker wist aan te<br />
wyzen. Doch 't Plakaat, waarby dit verbod<br />
gefchiedde, werdt, in verfcheiden' Steden,<br />
niet afgekondigd. Eenigen deeden, federt,<br />
fcherp onderzoek naar den Schryver,<br />
zonder hem te ontdekken (ti). De Sekretarjs<br />
der Staaten van Utrecht, Gillis van Ledenberg,<br />
werdt verdagt gehouden , dat hy de<br />
hand gehad hadt, in dit werkje (o). Doch,<br />
naderhand, is gebleeken, dat Jakobus Taurinus,<br />
Remonftrantsch Predikant te Utrecht,<br />
de Weegfchaal gefchreeven hadt (p).<br />
De Heer van Maurier, Gezant van Frankryk,<br />
deedt, op den derden van Slagtmaand,<br />
eene Rede, in de Vergadering der algemeene<br />
gen vat<br />
|j. Staaten, die, zonder dat 'er in gerept werdc<br />
den Fra<br />
fchen van eene Sinode, onder anderen ftrekte,om<br />
Gezant<br />
de<br />
(m) Zie dit Antwoord by UVTENBOC. bl. 832-859.<br />
( »5 UYTENBOG. bl. 850 enz.<br />
f 0 ) Interrog, van Suyiefteyn. Art. LXXXUI. Interrog, van<br />
Ledenb. ran 10 Sept. Kit'»; Art. I. II. MSS.<br />
C;0 UÏTKNBOÜ. teven Cap. XIII. bl. 163.Cap.XJV.W.268,
XXXVIILBOEK, H I S T O R I E . 183<br />
de Leden te vermaanen tot eendragt, en dus 1617.<br />
beiden den partyen even zeer betrof, hoewel<br />
zy egter meest ten voordeele der Remon- Ma ariër<br />
ftrantschgezinden geduid werdt Qq). Wat laa tot eendragtter,<br />
deedt hy diergelyke Redevoering, in de ftrekkea-<br />
Vergadering der Staaten van Holland, dienende.de om de Leden van dit Gewest te vermaanen<br />
tot het verfchuiven van de beflisfing derzweevende<br />
gefchillen, tot dat men 'er, met meer<br />
bedaardheid, over zou konnen oordeelen: 't<br />
-welk alles was, wat, van den kant der meeste<br />
Leden, begeerd werdt (r). Doch Frankryks<br />
raad vond thans, by de meeste Gewesten, by<br />
©enige Steden van Holland, en by Prinfe Maurits<br />
, veel minder ingang, dan ten tyde van<br />
Henrik den IV. De Koning was jong, en zyne<br />
Staatsdienaars zogten hunne eigen' grootheid<br />
meer, dan de eer des Koningkryks (V). Ook<br />
hadt men, hier, de vriendfchap van Frankryk<br />
thans zo noodig niet, als geduurende den oorlog.<br />
Des nagts na den zesentwintigften van<br />
De Prins<br />
Slagtmaand, vertrok Prins Maurits, in halte, bezoekt<br />
uit den Haage, om eenige Hollandfche Ste eenige<br />
den , in perfoon, te beweegen, tot bewilliging Steden in<br />
in de Nationaale Sinode. Van 't aanftaande perfoon.<br />
vertrek zyner Doorlugtigheid hadt men berigt<br />
gekreegen, te Leiden: doch niet van 't oogmerk<br />
zyner reize. Men was, hierom, bekomBekommerd,<br />
dat hy de Waardgelders mogt komen mering te<br />
afdanken, en, gelyk onlangs in den Briele ge- Leiden.<br />
fchied was, ander Krygsvolk in de Stad brengen;<br />
(a) Zie DR/VNIIT, U. Deel, bl. 643.<br />
CO Zie Refol, Holl. 15 Dcc. 161?. bl, 249. BRAfwr 11. Deel,<br />
ih 073.<br />
Cf } AUIERY Memor. p. 319, 370, 372.<br />
M 4
's Prinfen<br />
Brief<br />
aan de<br />
Steden,<br />
184 VADERLANDSGHE XXXVIII.BOEK,<br />
gen ; waaruit verandering in de Regeering<br />
geipeld werdt. Men vondt, hierom, in 't byzyn<br />
van Hogerbeets, die egter toen nog geen'<br />
eed aan de Stad gedaan hadt, geraaden, de<br />
Schuttery, zonder tromfiag, in de wapenen te<br />
brengen, de klok, tegen den morgenftond, op<br />
te houden, en de poorten niet vroeg te openen:<br />
ook, zo haast 'er nadere tyding komen<br />
zou van de aankomst zyner Doorlugtigheid,<br />
hem, door gemagtigden, te verzoeken, dathy<br />
Leiden, voor deeze reize, niet geliefde te vereeren<br />
met zyne komst. Eindelyk, beflootmen,<br />
de nabuurige Steden, Haarlem, Gouda en<br />
Woerden, kennis te geeven van s Prinfen reize,<br />
op dat zy,insgelyks, op haare hoede mogten<br />
zyn. Doch deeze voorzorg was vrugteloos.<br />
De Prins vertrok op Delft, en voorts op Schiedam,<br />
Rotterdam, Dordrecht en Gorinchem.<br />
In alle deeze Steden, vermaande hy de Vroedfchappen<br />
, tot bewilliging in de Nationaale<br />
Sinode. Ook verdedigde hy 't gedrag der Geregtshoven,<br />
in 't verleenen van provifien, te<br />
gen de Refolutien der S p<br />
aaten. Voorts, drong<br />
hy op 't afdanken der Waardgelders, die, in<br />
eenige Steden, waren aangenomen (t). Zaaken<br />
allen, die zyne Doorlugtigheid hadt doen aanroeren<br />
, in eenen Brief, op den zelfden zesentwintigften<br />
vanSlagtmaand, aan de Steden van<br />
Holland afgezonden: in weiken brief, hy ook<br />
klaagde „ dat men, hier en daar, tot verklei-<br />
M ning van 't gezag, welk hy, altoos, over. ft<br />
5, Krygsvolk gehad hadt, en hebben moest, den<br />
» b e<br />
"<br />
CO RAimAiiT. Memör. IX. Uoek, 11.'//. ÜRAHUT II. De^<br />
V, 666, 66>. ' '« ' ' • • . s \
XXXVIII.BOEK. H I S T O R I E . 185<br />
n bezettingen nieuwe beloften afgevergd hadt;<br />
't welk hy meende niet verdiend te hebben,<br />
fchoon hy, desonaangezien, befloo-<br />
.1 ten hadt, in zyne trouwe jegens de Lan<br />
den, te volharden (V),"<br />
De Prins hadt deeze reis en 't afvaardigen<br />
des gemelden briefs noodig geoordeeld, tegen<br />
den tyd der gewoonlyke Dagvaart van Holland,<br />
die nu aanftaande was, en, op welke,<br />
?t punt van de Sinode en anderen meer (tonden<br />
gebragt te worden, Midlerwyl, hadden de<br />
Afgevaardigden van Amfterdam, Enkhuizen,<br />
Edam en Purmerende den Gekommitteerdep<br />
Raaden, bezig met het ontwerpen der punten<br />
van befchryvinge , verzogt, in dezelven te<br />
doen ftellen eenige punten, 'tverfchütusfchen<br />
fommige Steden en de Geregtshoven, 't ftuk<br />
der Waardgelders, en 't ftellen van eenige orde,<br />
by voorraad, op de oefening van den Hervormden<br />
Godsdienst, op verfcheiden' Plaatfen,<br />
betreffende Doch de Afgevaardigden der Ste :<br />
den Haarlem, Leiden, Gouda, Rotterdam.<br />
Schoonhoven, Briele, Alkmaar en Hoorn,<br />
kennis van dit verzoek bekomen hebbende,<br />
begeerden, dat men deeze punten, als, haar?<br />
oordeels, ftrydig met 's Lands vryheden er<br />
met het gezag der Staaten, uit de befchryving<br />
laaten zou. Dordrechtverftondt, daarentegen,<br />
dar men den vier Steden te wille moest zyn. D.t<br />
Gekommitteerde Raaden, federt, vernomer<br />
hebbende, dat de Prins de punten, doordeviei<br />
Steden vporgefjaagen , ook goedgekeurd er<br />
verfcheiden' Steden aangepreezen hadt; zond'<br />
z<<br />
f'0 Zie den Brief !>y ÜPANDT II. Deel, bh 668.<br />
M 5<br />
\6\7.<br />
Verfchiï"<br />
onder de<br />
Steden<br />
over de.<br />
punten<br />
van befchryvinge-<br />
' '"'
185 VADERLANDS CHE XXXVIII.BOEK,<br />
ze den Leden der Vergaderinge toe, nevens de<br />
aanmerkingen, welken 'er, door de agt Steden ,<br />
tegen gemaakt waren (V). De Staaten vergaderden,<br />
hierop, den agtften van Wintermaand.<br />
Be Ad- De Advokaat Oldenbarneveld, federt eenige<br />
vokaat weeken, in den Haage te rug gekeerd, verzogt,<br />
zoekt, te<br />
vergeefs, op deeze Dagvaart, gelyk hy, te vooren, meer-<br />
van zyne maalen gedaan hadt, ontflaagen te worden van<br />
ampten zyne ampten, zig beroepende op zyne hooge<br />
ontflaa jaaren en zwakheid; doch men oordeelde, in<br />
gen te<br />
't gemeen, zynen dienst niet te konnen mis-<br />
worden.<br />
fen (w). Hy liet zig dan beweegen, om in<br />
denzelven te volharden.<br />
XXII. De vyf Steden, Dordrecht, Amfterdam, Enk-<br />
Voorflag<br />
ruizen, Edam en Purmerende, ziende de ove<br />
der vyf<br />
Steden rige Leden gezind tot het byeenroepen eener<br />
op 't (luk Provinciaale Sinode , floegen voor w dat de<br />
''er Sino- i , Staaten dezelve zouden konnen befchryven,<br />
de. ;<br />
mids zy, te gelyk, bewilligden, in het hou-<br />
, den der Nationaale Sinode, na dat de Pro-<br />
, vinciaale zou geëindigd zyn; van welke Na-<br />
, tionaale Sinode het ontwerp eerst zou her-<br />
) , zien worden, in de Vergadering van Hol-<br />
, land; en, daarna, in de Vergadering der<br />
, algemeene Staaten, worden vastgefteld." Dus<br />
neenden ze den meesten Leden wat nader ge-<br />
] urnen te zyn; doch deezen deeden, federt,<br />
enen anderen voorflag. Zy begeerden „ dat<br />
Andere *<br />
voorflag. , , men eene Provinciaale Sinode byeenriep,<br />
, niet om de gefchillen aldaar te beflislén;<br />
><br />
r , maar om eenen voet te beraamen, op wel-'<br />
x , ken men eikanderen zou konnen verdraa-<br />
Y> S<br />
i)<br />
en<br />
»<br />
fv ><br />
Refol. Holl. 31 N»y. 1617. tl. 253. TRISIAND. bl. o8u<br />
RANDT II. Ütfli bl. 671.<br />
iwj Refol.Holl. 13Dcc. lór/.hl.245. BHANBT II.Dicl,U.6j&
XXXVIII.BOEK. H I S T O R I E . 187<br />
„ gen, overeenkomftig met de genomen'be- 1617.<br />
fluiten " Maar men kon eikanderen niet overhaalen.<br />
De Steden, die voor de Nationaale<br />
Sinode yverden, werden, eerlang, geftyrd<br />
door de ftem van Schiedam, welk haare zyde<br />
koos f». Verfcheiden' andere Steden wankelden<br />
van gelyken. Doch die van Haarlem leMeikwaardigeverden, in Louwmaand des jaars 1618, eene Verklna-<br />
Verklaaring in, behelzende „ dat zy, m den ring van<br />
w aanvang en in 't heetst van den oorlog te- Haarlem.<br />
„ gen Spanje, de eerften geweest zynde, die t<br />
,, Spaansch geweld, lang en kloekmoedig,<br />
hadden wederftaan, om, ware t mogelyk,<br />
1 'sLands vryheden te befchermen; nu, met<br />
„ droefheid, befpeurden, dat de ftaatswyze<br />
Refolutien, eenigen tyd herwaards, wemg-<br />
' lyk, genomen, ten onregte, doorgeftieeken<br />
en vrugteloos gemaakt waren, tot ver-<br />
„ kleining van 't gezag der Staaten, en van dc<br />
voorregten en vryheden des Lands. Dat mei:<br />
„ dit zelfde gezag, in openbaaren druk, te<br />
keer ging. Dat de Geregtshoven provifiei<br />
!' verleenden, tegen de Refolutien der Staa<br />
%, ten, en tegen de Privilegiën, geregtigheder<br />
„ en gebruiken der Steden. Dat men de Wet<br />
houders, op verfcheiden' Plaatfen, gedreigd,<br />
„ op fommigen, openlyk, aangetast hadt. Da<br />
de verkiezing der zeiven, opfommige.Plaat<br />
' fen, niet vry geweest; maar, door oproer<br />
„ afgedrongen geworden was. Dat de Kerken<br />
4 dienaars en goede Gemeente, zig houden<br />
Z de aan den Hervormden Godsdienst, doel 1<br />
„ alleen in 't ftuk der Predestinatie verfchil<br />
» „len<br />
00TRIGLAND.bl. 963,1042enz. UÏTENBOG. bl.Ö80,331,85a,
188 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK.<br />
„ lende, door anderen, uit de Kerken gejaagd<br />
„ openlyk gehoond, mishandeld en beroofd*<br />
„ werden. Dat eenige Kerkendienaars zig zelfs<br />
„ afzonderden van hunne medebroeders, die<br />
„ 't, in dit ftuk, met hen eens; doch naar de<br />
„ Kerkenordening van den jaare 1591 beroe-<br />
„ pen waren, ofte werk gingen. Dat men, in<br />
„ gedrukte fchriften, andere verfchillendege-<br />
„ zindheden gedreigd hadt, met verjaaginge<br />
„ uit den Lande. Dat 'er, tegen dit alles, tot<br />
„ hiertoe, geene behoorlyke orde gefteld, of<br />
» ^gevoerd was ; maar dat, in tegendeel,<br />
„ fommige ongeruste Perfoonen, door de Wet-<br />
„ houders der Steden, zynde uitgezet, hy an-<br />
» deren, gehandhaafd werden. Dat eenige Ste-<br />
„ den, verre van den vyand gelegen, bezwaard<br />
„ bleeven met bezettingen , zonder dat men<br />
„ wist, of, by dezelven, niet ietzouonderno-<br />
„ men worden, tegen de Wethouders, of tq-<br />
„ gen de rust der Steden, onder dekfel van<br />
„ Godsdienst, in plaats van dat zy de Wet-.<br />
„ houders zouden behooren te befchermen:<br />
„ al het welke die van Haarlem bewoogeri<br />
„ hadt, om, voor het bewilligen in de ge-<br />
„ woone oorlogslasten , waartoe de tegen-<br />
„ woordige Dagvaart, onder anderen, aan,p<br />
gelegd was, te verklaaren;<br />
„ 1. Dat zy bereid waren, het regt en 't ge-,<br />
„ zag der Staaten van Holland en Westfries-,<br />
land, des Stadhouders en derGekommitteer-<br />
„ de Raaden, in zaaken van Staat, Oorlog, Re-<br />
9 geeringe en Geldmiddelen, met het gene 'er;<br />
aan vast was, ook het gezag der Geregtshoven,<br />
in 't gewoon beleid van 't Regt, en<br />
, der Officieren en Wethouderen, in de S.t$-<br />
„ de:i
jtKXVlil.BoEX. H I S T O R 1 E. 189<br />
^ den en ten platten lande, in al wat hun 1618.<br />
,j Ampt betrof,te helpen handhaaven, naarkomende<br />
en doende naarkornen de Refol<br />
lutien, die, by de Staaten, eenpaariglyk,<br />
of, buiten zaaken van belasting, aanneaft<br />
ming van oorloge en Regeeringe, by meer-<br />
„ derheid van ftemmen, genomen waren.<br />
ft 2. Dat zy de Uniè'n, verbindtenisfen en<br />
& verdragen + voor deezen, tusfchen de Lep<br />
den van Holland en Westfriesland, onderling,<br />
en met andere hunne Bondgenooten,<br />
p gemaakt, wilden naarkornen, én eikanderen<br />
byftaan, met goed en bloed, tegen de Spaann<br />
fche tiranny, en allerlei uit- en inheemsch\<br />
„ geweld, en verkragting der regten en vry^<br />
^ heden van 't Land en de Steden.<br />
„ 3.Dat zy, ten dien einde, de Regeerders<br />
P der groote en kleine Steden wilden handhaa-<br />
?? ven, by derzelver wettig gezag; befchermen<br />
iy tegen daadelykheid, en niet gedoógen, dat<br />
p iemant tot dë Regeering der Steden werdfi<br />
n gevorderd, anders dan door vrye en wettigs<br />
ft verkiezing: te gelyk doende herftellen,'t geft<br />
ne, hiermede ftrydig, ondernomen was.<br />
„ 4. Dat zy den Evangelifchen Hervormden<br />
ft Godsdienst wilden blyven verdedigen, zon-<br />
„ der egter toe te laaten, dat op iemants geft<br />
loof onderzoek werdt gedaan, noch dat def)<br />
andere Gewesten, buiten bewilliging van dié<br />
ft van Holland, hierop, eenige Ichikking beft<br />
raamden. Voorts wilden zy de zweevende<br />
ft gefchillen, met gevoeglyke middelen zoekenft<br />
neder te leggen -, terwyl zy nogtans verftonft<br />
den, dat de Kerken in t bezit van wettej,<br />
lyk beroepen' Dienaaren en va» derzelver'<br />
„ Ge~
IQO VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK,<br />
1618. „ Gemeenten bleeven, en dat alles wat daar<br />
„ tegen , geweldiglyk , ondernomen was ,<br />
n herfteld werdt.<br />
„ 5. Dat zy de Geregtshoven wilden erw<br />
kennen , en verdedigen , naar derzelver<br />
yy Lastbrieven en Berigtfchriften, mids zy<br />
„ geene provifien verleenden, tegen de Re-<br />
„ folutien der Staaten, of tegen de vryheden<br />
„ en geregtigheden der Steden, vooral niet<br />
„ tegen het oud gebruik, volgens welk de<br />
n Steden, in Crimineele zaaken, buiten ge.-<br />
„ woonlyk Regtsgeding, afgedaan, den Ho-<br />
„ ven niet onderworpen waren.<br />
„ 6. Dat 's Lands middelen gebruikt zouden<br />
„ worden, niet flegts tot afweering van uit-<br />
„ heemsch geweld, maar ook tot verdediging<br />
„ van alle goede ingezetenen, tegen allerlei over-<br />
„ last aan lyf'en goed, die hun, zelfs onder dekn<br />
fel van Godsdienst, mogt worden aangedaan.<br />
n 7. Dat het Krygsvolk, bezetting houdende<br />
„ in Holland, of ook in andere Gewesten, doch<br />
yy door Holland betaald wordende, des vern<br />
maand zynde, verpligt zou wezen, boven<br />
den algemeenen, volgens het zevende punt<br />
w der Unie, te doen eenen hyzonderen eed aan<br />
„ de Steden en Gewesten, daar zy lagen, en<br />
derzelver Regenten en ingezetenen te ben<br />
fchermen en by te ftaan.<br />
„ 8. Dat zy zig, uit kragte der voorheengen<br />
maakte Unien en Verbonden, verpligt reken-<br />
„ den, om elk, wicn, om de gemelde oorzaaken,<br />
„ eenig letfel aangedaan of gedreigd werdt, te<br />
„ befchermen, met lyf en goed, en 't gene, hiermej,<br />
de rtrydig, gefchieden mogt, fpoedigtehel-<br />
„ pen herftellen. Ten befluite, verzogten ze,<br />
» dat
XXXVIÏI.BOEK. H I S T O R I E. 191<br />
„ dat elk Lid, voor 't bewilligen in dekrygs- 16*1 S.<br />
„ lasten, zig, opde voorgemelde punten, ron-<br />
" delyk , geliefde te verklaaren , op dat de<br />
j, bewilliging eenpaariger mogt konnen ge-<br />
„ fchieden (y)."<br />
De zeven Steden, Leiden, Gouda, RotVerfcheiterdam, Schoonhoven, Briele, Alkmaar en den'Steden Hoorn, voegden zig met die van Haarlem,<br />
ftemmen<br />
in het doen der gemelde verklaaring. Ver de Verfcheiden'<br />
andere Leden betuigden, niets te klaaring<br />
gen dezelve te hebben, mids men, op de be van<br />
geerde herftelling, niet Verder dronge, dan<br />
dezelve gevoeglyk zou konnen gefchieden. De<br />
Steden zeiven, die, in 't Kerkelyke, verfchilden<br />
van de meerderheid, verklaarden, dat zy<br />
de Wethouders wilden handhaaven; 't welk<br />
het voornaamfte was , welk de anderen bedoeld<br />
hadden: waarop, na 't wegneemen van<br />
eenige andere zwaarigheden, de Steden allen<br />
in de gefneene lasten bewilligden (z).<br />
Doch eer dit nog gelukte, hadden Johan<br />
Haarlem<br />
toe.<br />
De Ge<br />
Skytten, Gezant des Konings van Zweeden, zanten<br />
van<br />
voor de eerfte, en de Franfche Gezant Mau- Frankryk<br />
rier, voor de tweede reize, ter Vergadering en Zwee<br />
van Holland verfcheenen zynde, de Leden, denver ernftelyk, vermaand, tot eendragt. Mauriei maanen<br />
die van<br />
ftondt hierop, in 't byzonder, ftil „ dat de Holland<br />
„ Kerkelyke gefchillen behoorden bygelegc tot een<br />
„ te worden, door zagte middelen, in eene dragt.<br />
„ Provinciaale Sinode (V)." Doch alzo de Ko<br />
nin-<br />
OO Zie deeze Verklaaring by. GROTIUS Verantw. Cap. XIX<br />
lil. -36 Verg. Refol- Holl. 27 Jan. \(n%. bl. 26.<br />
'z) GROTIUS Verantw. Cap. XIX, bl. 243. ISRANDT II. Deel<br />
U. 721 •<br />
Ca ) Zie BRANDT II. De.el, bl. 733, 722. en Refol. Holl. a<<br />
Ifnart ibïi. bl. 57.
dordeéleto<br />
over<br />
Verklinrirfg<br />
ïfcariem.<br />
i 9a V A D E R L A N D S C H E XXXVIII.BOEK<br />
rtingen van Frankryk en Zweeden beide, in<br />
deezen tyd, onderfteuning begeerden van den'<br />
Vereenigden Staat, die, zouden zy ze verkrygen<br />
, eenpaariglyk , zou moeten ingewüligdt<br />
worden, is 't ligtelyk te begrypen, waarom<br />
zy to zeer op de eendragt der Gewesten en<br />
Steden drongen.<br />
Maar fchoon de Leden tier Dagvaart van<br />
Holland zig niet fterk gekant hadden tegen de<br />
Verklaaring van Haarlem, opdat de bewilliging<br />
in de gemeene lasten, te ligter, doorgaan<br />
mogt, werdt dezelve, buiten de Vergadering,<br />
van allen, die der Contraremonftrantfche zyde<br />
waren toegedaan, fcherp overgehaald; gelyk<br />
de goedgunners der Remonftranten, daarentegen,<br />
deeze Verklaaring, die, eerlang, in<br />
't licht kwam, hooglyk preezen. Men geloofde,<br />
in 't gemeen, dat zy opgefteld was, door<br />
Joan de Haan, RomboutHogerbeets en Hugo<br />
de Groot, Penfionarisfen van Haarlem? Leiden<br />
en Rotterdam (b); en, uit den ftyl derzelve,<br />
vermoed ik, dat de laatfte daarin de<br />
voornaamfte hand gehad heeft. Ook ontkent<br />
hy dit niet, in zyne Verantwoording. Alleenlyk<br />
geeft hy te verftaan, dat de andere Afgevaardigden<br />
der agt Steden, midsgaders de Advokaat<br />
Oldenbarneveld hunne aanmerkingen<br />
over de Verklaaring hadden gemaakt, eer zy<br />
werdt ingeleverd (c). Men deedt ze, egter, op<br />
den naam van Haarlem, waarfchynlyk, om dat<br />
deeze Stad, na Dordrecht, de eerfte ftemmen<br />
moest. Voorts, werdt de Verklaaring, terftond,<br />
in het Fransen, overgezet, verinoedelyk door<br />
(b") GROTÏHS Verantw. Ca'pl X'X. bl. a"^<br />
Ct) GROTIUS Veramw. Cc//. XlX. bl. j
XXXVIÏIiBoBK. HISTORIE, i 9$<br />
Uitenbogaard (i), en, heimelyk, naar Frankryk<br />
en elders buitens Lands, verzonden. Ten<br />
minfte, werdt dit laatfte, uit den Haage, naar<br />
Ucrecht, gefchreeven (Y), fchoon de Groot,<br />
daarna, betuigd heeft, hiervan, geene kennis<br />
gehad te hebben (f). Doch in de Verklaaring,<br />
die, terftond, in elks handen kwam, vonden<br />
veelen bedenkelyk dat men voorhadt, 's<br />
5, Lands middelen te befteeden, tot het hand-<br />
?, haaven der tegenwoordige Regeeringe, wel-<br />
?J ke men, niet zonder vrye en wettelyke vern<br />
kiezing, wilde veranderd hebben; dat men<br />
n erkende, geen vertrouwen te ftellen op de<br />
,3 bezettingen, en fommige Steden aanmerkw<br />
te als daarmede bezwaard; en dat men de<br />
andere Gewesten geen gezag altoos, in 't Ker-<br />
„ kelyke, over Holland, wilde laaten oefenen."<br />
By al het welke nog kwam, dat men 't gene in<br />
de Verklaaring gezeid werdt van Unien en Verbindtenisfen,<br />
onder anderen, toepaste, op zekére<br />
heimelyke Verbonden, onlangs, tusfchen<br />
de agt Steden onderling, en met een of twee<br />
Gewesten, geflooten, 't welk men hieldt te<br />
ftrekken, tot fcheuring in den Staat. Maar<br />
fchoon 't my, uit vergelyking van verfcheiden'<br />
fchriften en ftukken , niet onwaarfchynlyk<br />
voorgekomen is, dat men, ten deezen tyde, over<br />
zulke verbonden, in heimelyke onderhandeling,<br />
geweest is, en, veelligt, reeds eenig<br />
onderwerp daarvan op 't papier gebragt hadt (g);<br />
heb<br />
Cd) Zie zyn Leven en Verantw. Cap. Xtlt. tl. 260.<br />
C e) 'k'itf der Gedep. van Utrecht ter Gener. van II Febr.<br />
I6i3. aanseh. in de Interro.üat. van J. van llenesfc van Suyleiteyn.<br />
Art. LXVW. LXIX- M. S.<br />
Cf) GROTJUS Verantw- Cap. XlX. bl. 245.<br />
Cg) Brief, bovengemeld, in de genoemde Interrogat. Art, LXX,<br />
LXX1. Zie ook UVTIJNBOG. Leven Cap- XIII. bl, aSo.<br />
X. DEEL. N<br />
it>i8;<br />
Agterdogt,<br />
door dazelve<br />
, in<br />
andere<br />
Steden<br />
verwekt.
1*8.<br />
XXIII.<br />
'rins<br />
1^4 VADERLANDSCHE XXXVIILBOEK.<br />
heb ik egter niet konnen ontdekken, dat men,<br />
• immer, tot het fluiten derzelven, gekomen is,<br />
ten ware men aan de Verklaaring van Haarlem<br />
zelve, die, door de zeven Steden, aangenomen<br />
was, den naam van afzonderlyk verbond<br />
geeven wilde: in welk geval, men, door de<br />
verbonden, in deeze Verklaaring gemeld, de<br />
oude verbonden, en, byzonderlyk, de Utrechtfche<br />
Vereeniging zou moeten verftaan. Doch<br />
deeze en veele andere uitdrukkingen in de Verklaaringe<br />
werden zo opgevat, als of de agt<br />
Steden en anderen eenig geweldig befluit genomen<br />
hadden, ten nadeele der gemeene Vereeniging<br />
, en tegen het wettig gezag zyner Doorlugtigheid.<br />
De Volmagt, in Bloeimaand hier<br />
aan volgende, door de agt Steden, aan haare<br />
Gemagtigden ter Dagvaart gegeven, {trekkende<br />
, om onderling en met de andere goede Steden<br />
te beraamen zodaanige middelen, als men,<br />
tot voorkoming van gedreigde of gevreesde<br />
daadelykheden, zou noodig of dienftig oordeelen,<br />
bragt ook veel toe, tot voedfel van<br />
de agterdogt, die men reeds tegen de voornaamften<br />
deezer Afgevaardigden hadt opgevat.<br />
Zy zeiven waren 'er niet onkundig van , en<br />
hadden, hierom, in 't byzonder, begeerd,<br />
dat de Steden, by deeze Volmagt, alles wat<br />
hun, wegens 't gene zy, uit kragte derzelve,<br />
verrigten zouden, overkomen mogt, ten haaren<br />
laste zouden neemen;gelyk gefchied was(A).<br />
Terwyl de gewoone Vergadering van Holland<br />
(70 Zie tleczc Procuratie hy BRANDT II.Deel, Ityvoegf. hl. 089.'<br />
BAUDART. Memor. X. Hoek, hl. 7. GROTIUS Verantw. Cep.XlX,
XXXVIILBOEK. H I S T O R I E . 195<br />
land nog zat, vertrok de Prins, in Lentemaand,<br />
naar Gelderland, en, in Bloeimaand, naarOverysfel,<br />
om de Landdagen, aldaar, byte woonen,<br />
en deeze Gewesten, tot eenpaarige bewilliging<br />
in de Nationaale Sinode, over te haaien.<br />
Ook porde zeker verfchil met eenige Nieuwmegenaars<br />
hem tot de reize naar Gelderland,<br />
't Getal der Remonstranten in dit Gewest was,<br />
federt eenige jaaren, fterk toegenomen, vooral<br />
in 't Kwartier van Nieuwmegen, daar zy,<br />
door de Regeering, begunftigd werden. Ook<br />
hebben wy gezien, dat Christoffel Biesman,<br />
Burgemeester van Nieuwmegen, zig, inden<br />
Haage, tegen 't beroepen eener Nationaale Sinode,<br />
buiten bewilliging van Holland, ver<br />
klaard hadt. De Regeering in deeze Stad was<br />
verdeeld. Tien Leden waren tegen, zeven voor<br />
't houden der Nationaale Sinode. Prins Maurits<br />
hadt , in Hooimaand en Slagtmaand des<br />
voorleeden jaars, de oneenigheid, reeds, door<br />
Gemagtigden, gezogt by te leggen; doch 't<br />
was niet gelukt. Eenigen uit de burgerye, die<br />
't met de minderheid hielden, hadden zyne<br />
Doorlugtigheid, federt, een'Lyst toegefchikt<br />
van zulken, die zy, by de aanftaande verandering<br />
der Regeeringe, in Louwmaand, gaarne<br />
tot Burgemeesters, Raaden en Gemeentsluiden<br />
aangefteld zagen; niet zonder, in een bygevoegd<br />
gefchrift, de meeste tegenwoordige<br />
Regenten lelyk af te fchilderen, en voor Arminiaanen<br />
uit te maaken. Doch deezen, hiervan<br />
kennis bekomen hebbende, vervoegden<br />
aig, insgelyks, by den Prinfe, hem verzoekende<br />
, in 't kiezen der nieuwe Wethouderen, agt<br />
te geeven op hun meeste genoegen: 't welkzy<br />
N a ver<br />
wijf.<br />
Maurits<br />
vertrekt<br />
naar den<br />
Landdag,<br />
te<br />
Arnhem.<br />
Verander<br />
ring der<br />
Regeeringe,<br />
ti<br />
Nieuw<br />
megen.
196 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK;<br />
1618. verklaarden te zyn, dat van het grootfte deel der<br />
Burgerye. Doch alzo hun verzoek niet uit den<br />
naam der gantfche Wethouderfchap gefchiedde<br />
, floeg 'er de Priné weinig agt op. Zy merkten<br />
't, en beflooten, federt, de Wet te veranderen,<br />
op den gewoonlyken tyd, zonder den Prins te<br />
kennen. Zie hier, op welken grond. Nieuwmegen<br />
hadt, als eene vrye Ryksftad, van oude tyden<br />
af, het regt gehad, om zyne eigen' Wethouders<br />
te ftellen; 't welk, door Gemagtigden der<br />
Burgerye of Gilden, plag te gefchieden. Men<br />
hadt dit regt zelfs voorbehouden, toen de Stad,<br />
in den jaare 1248, aan Otto den II, Graave<br />
van Gelder, verpand werdt (1). Doch by 'tovergaan<br />
der Stad aan Prinfe Maurits, in den<br />
jaare 1591, werdt deMagiftraatsbeftelling, geduurende<br />
den oorlog, verbleeven aan den Prinfe,<br />
als Stadhouder van Gelderland, van wege<br />
de algemeene Staaten Ook hadt hy ze, federt,<br />
gedaan; wordende hem de nieuwe Regenten,<br />
jaarlyks, voorgeflaagen, door de ouden.<br />
Maar het Beftand, dat, in veele opzigten,<br />
naar eene volkomen' vrede geleek, als waardoor<br />
veelen, zelfs in verbeurd verklaarde goederen<br />
en voorregten, herfteld werden, hadt,<br />
meende men, een einde van den oorlog gemaakt,<br />
en derhalven ook van het Verdag, wegens<br />
de beftelling der Wet (0- De Prins oordeelde,<br />
daarentegen, dat het Beftand niet;<br />
maar eene volkomen' Vrede alleen voor het<br />
einde van den oorlog kon gehouden worden ;<br />
en dat hy, hierom, het regt behieldt, welk hy, by<br />
CO ZU II. Deel, bl. 384.<br />
C*) Zie VIII. Deel, bl. 360.<br />
( O Rsmonftrantie der ontfl. Regent, aan de Staat. Gen. MS S<br />
't
XXXVIII.BOEK. HISTORIE. 197<br />
?<br />
t overgaan der Stad, bedongen hadt; gelyk<br />
men 't hem, verfcheiden' jaaren na 't fluiten<br />
van 't Beftand, onverhinderd, hadt laaten gebruiken.<br />
Hy begaf zig dan, tegen den tyd der<br />
gewoonlyke verandering, in Louwmaand deezes<br />
jaars, naar Nieuwmegen, verzeld van den<br />
Kantzier, twee Raaden en een' Rekenmeester<br />
van Gelderland, nevens den Rigter van Veluwen-Zoom.<br />
De bezetting kreeg last, om zig<br />
gereed te houden, tot het weeren van beroerte,<br />
voor welke zyne Doorlugtigheid bedugt<br />
was; alzo de burgers, in 't vermoeden geraakt,<br />
dat de Prins voorhadt, iet te doen tot krenking<br />
hunner Privilegiën, Vertoogen hiertegen<br />
gereed maakten, en tekenen lieten. Hierna begaf<br />
zig de Prins naar 't Raadhuis, daar de<br />
gantfche Wethouderfchap bedankt, doch te<br />
gelyk verzogt werdt, in een ander vertrek, nog<br />
een weinig te willen toeven. Zy verdeelde zig<br />
egter in twee byzondere Kamers; waarna de<br />
Prins eenigen uit de genen, die, te vooren, de<br />
minderheid gehad hadden, ontboodt, om ze,<br />
nevens eenige nieuwen, aan te ftellen. Doch<br />
zy weigerden, op éénen na, zig, van nieuws,<br />
te laaten beëedigen. Op hun verzoek, werden,<br />
daarna, alle de ontflaagen' Regenten ontbooden<br />
by den Prinfe: wienzy, by monde van den<br />
Syndicus, Joan Biel, voorhielden, dat de tegenwoordige<br />
wyze van handelen ftreedt met de<br />
Privilegiën, en dat het Verdrag van den jaare<br />
1591, met het Beftand, geëindigd was: 'twelk<br />
zyne Doorlugtigheid ontkende. Waarna Biel,<br />
uit den naam der ontflaagen'Regenten, prote<br />
fleerde tegen 't gene 'ergefchied was; zig van<br />
het zelve beroepende op de algemeene Staa-<br />
N 3<br />
te<br />
»s
198 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK,<br />
ten, uit welker naam de Prins, in 't jaar 1591,<br />
- verdraagen was, en van welken hy, meenden<br />
ze, nu gelast moest geweest zyn. Doch de Prins<br />
vondt niet geraaden, hun Protest te aanvaardden.<br />
Ondertusfchen, traden zy zei ven tot eene<br />
nieuwe Magiftraatsbeftelling. De Prins ftelde<br />
ook nieuwe Wethouders, onder welken, meen<br />
ik, maar één uit de ouden was. De Gemeentsluiden<br />
werden ook veranderd, door zyne Doorlugtigheid.<br />
De Sekretarisfen, de Roêdraagers,<br />
de Poortiers en Boden kreegen last, om geene<br />
andere Wethouders te erkennen, dan die, door<br />
den Prinfe, gefteld waren (jn). De anderen vervoegden<br />
zig, federt, aan de algemeene Staaten,<br />
en aan de Staaten van Holland, klaagende, over<br />
't fchenden hunner vryheden. De agt Steden beflooten<br />
, terftond, ten voordeele der klaagende<br />
Regenten, te fchryven aan de Staaten van Gelderland.<br />
Doch Dordrecht en de vier anderen<br />
wilden niet gedoogen, dat de Brief, op den<br />
naam der Staaten, afgezonden werdt: waarom<br />
hy te minder klem hadt, in Gelderland (n).<br />
Wat den algemeenen Staaten betreft, zy hoorden<br />
den Prins, in hunne Vergadering, tegen<br />
die van Nieuwmegen, en weezen deezen, daarop<br />
, naar de Staaten van Gelderland, die zyner<br />
Doorlugtigheid, in Lentemaand, in perfoon<br />
op den Landdag verfcheenen, in alles gelyk<br />
gaven, en dankten, voor 't gene hy, tot herftelling<br />
der orde en rustte Nieuwmegen, gedaan<br />
Cm*) Brief van Gcerück van Jen Capelle, Martin Gregory, llcnriek<br />
van Esfen, Goosfen van Pèriek en Jan van Golcjleyn aanhuil-<br />
3<br />
n-. Hoog. Mog in dat» T r Jtnuary I(5t8. lil&.<br />
O') Refol. Holl. 24 Fibr. 23, z^Maart 1618. bl. 49, 73)75»<br />
76, 77. BRANDT II. JJsel, bl. 709.
XXXVIILBOEK. HISTORIE. iep<br />
daan hadt. 't Gene Biesman en van Brienen,<br />
te vooren, in den Haage, verklaard hadden,<br />
werdt hier ook veroordeeld, als ftrydende met<br />
het befluit des Landfchaps. Voorts beflooten<br />
de Staaten, eenpaariglyk, hunnen Gemagtigden<br />
in den Haage te belasten, op het houden<br />
der Nationaale Sinode, ernftelyk, aan te dringen,<br />
en, te gelyk, overeenkomftig met eenen<br />
voorflag van'zyne Doorlugtigheid, op het afdanken<br />
der Waardgelders in Holland (V)-<br />
In Bloeimaand, vertrok de Prins naar den<br />
Landdag in Overysfel, die toen, te Deventer,<br />
gehouden werdt. Hy verzogt, hier, den Staa<br />
ten ,3 dat zy toch in het houden der Natio-<br />
,3 naale Sinode wilden bewilligen, alzo men<br />
„ niet voorhadt, dezelve te doen ftrekken,<br />
5, anders, dan tot bemiddeling der gefchillen<br />
s, in 't Kerkelyke, zonder de Gewesten, of der-<br />
„ zeiver Leden ergens in te verkorten, of ie-<br />
53 mant, terzaake van den Godsdienst, te be-<br />
• „ zwaaren." Hy voegde hierby „ dat men de<br />
„ Gewesten , die nog zwaarigheid maakten,<br />
j, met goede redenen, zou zoeken te brengen<br />
,3 tot bewilliging, en dat de befluiten der Si-<br />
„ node niet van waarde gehouden zouden<br />
n worden, dan na dat ze, door de Gewesten,<br />
goedgekeurd en bekragtigd waren." En onder<br />
deeze voorwaarden, bewilligden de Staaten,<br />
eindelyk, in 't houden der Sinode (J>),<br />
hoewel Kampen, daar men ftrengst was, tegen<br />
ro) BAUDART. Memor. X. Boei , bl. 7. Landd. Recesl". dei<br />
Staat, van Geld. van XIII. en XIV. Maan by BRA.NDÏ II. Dal,<br />
^'(p^zle Refol. van Ridd. en Steden by GROTIUS Verin»*<br />
Gap. V. bl. 49»<br />
N 4<br />
161%.<br />
De Prins<br />
haalt O-'<br />
veryslet<br />
over, tot<br />
bewilli<br />
ging in de<br />
Sinode.
XXIV.<br />
Schimpfchrifcen<br />
tegen<br />
den Advokaatgeitrooid.<br />
Kwaad<br />
vermoeden<br />
van<br />
den Prinfe<br />
op den<br />
Advokaat. <br />
Merkwaardigewoordeu,<br />
den<br />
Prinfe.<br />
ioo VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK,<br />
gen de Contraremonftranten, het befluit langst<br />
tegen hieldt. 't Befluit der Staaten werdt, egter,<br />
niet voor Oogstmaand (q), in den Haage<br />
gebragt; wanneer de zaaken, in Utrecht, reeds<br />
geheellyk veranderd waren van gedaante, en,<br />
in Holland, op 't punt ftonden van te veranderen,<br />
gelyk wy, wel haast, zien zullen.<br />
In deezen ftaat der zaaken, waren de Regenten<br />
van veele Steden van Holland, en die<br />
van de Stad Utrecht in merkelyke bekommering,<br />
ziende de dingen eenen gantsch anderen<br />
zwaai neemen , dan zy gehoopt hadden, 't<br />
Strooijen van fchotfehriften tegen den Advokaat<br />
Oldenbarneveld, nam, van tyd tot tyd, toe.<br />
Een kwam 'er, ten deezen tyde, in 't licht,<br />
getiteld Praktyk van den Spaanfchen Raad,<br />
waarby hy vertoond werdt, als hadt hy geld genooten<br />
van Spanje. Een ander, Noodwendig<br />
Discours genaamd, drong op eene geweldige<br />
verandering in de Regeering. Sommigen hebben<br />
Franeois van Aarfens voor den opfteller<br />
deezer fchriften gehouden (f). De Prinfesfe<br />
Weduwe van Oranje verhaalde aan iemant,, dat<br />
„ men Prinfe Maurits uit Brusfel gefchreeven<br />
„ hadt, dat Oldenbarneveld geld," fommigen<br />
fpraken van geheele koflèrs met gouden piftoletten<br />
(s~) n uit Spanje ontvangen hadt, en dat<br />
„ zyne Doorlugtigheid hieraan ten deele geloof<br />
„ floeg." Ook blèek dit, uit zeker zeggen van<br />
zyne Doorlugtigheid, 't welk Uitenbogaard<br />
fchryft, uit den mond van zekeren geloofwaardigen<br />
Edelman , die 't van den Graave van<br />
Kui-<br />
Xf) TIVTENEOG. bl. 0f)8. TRtOLAND. U. 1059, leöü.<br />
( r ) AOBEKY Memor. p. 30", ,;cx..<br />
' Csj'K. BRANDT Leven van U- ie Groot, bl. tig t
XXXVIILBOEK. HISTORIE. aai<br />
Kuilenburg verklaarde verftaan te hebben. Aan 16.8.<br />
,deezen Graave, hadt de Prins geraaden „ de<br />
j, party, welke hy toegedaan was, niet langer toege-<br />
n te volgen, of dat het hem fchadelyk zyn zou, fchrecven.<br />
n alzo deeze party," meenende daarmede,<br />
naar 't fchynt, den Advokaat en de zynen,<br />
M naar Spanje wilde." De Graaf vraagde naar<br />
bewys. 't Is nog geen tyd, werdt hem geantwoord,<br />
men moet eerst platte formen fcheeren<br />
over eenigen. ?o men, hernam toen de Graaf,<br />
dien weg in wil; dat''s regt naar Spanje: waarop<br />
hem te gemoet gevoerd werdt, Beter zo dan<br />
anders; men zal haast zien, wie de fty/fte beurs<br />
heeft (Y). Doch lang van de vooren (3), zoude<br />
Prins aan de Prinfesfe Weduwe, uit wier mond,<br />
Uitenbogaard het te boek fielt, gezeid hebben,<br />
dat het gefchil niet beflist zou worden, dan door<br />
de wapenen Cu). De Blaauwboekjes hielden Vuil<br />
geen' laager' toon. In zeker fchotfchrift, gefchotfchriftfchreeven met de eigen' hand en naamtekening<br />
van jan<br />
van Jan Dankerts, voorheen Notaris in den Dan<br />
Haage Cy), nu te Amfterdam; die, wegens een kerts.<br />
diergelyk, ten tyde van 't B eftand gemaakt, door<br />
voorfpraak van Uitenbogaard, vergiffenis verworven<br />
hadt(M'); werdt de Advokaat gedreigd ,<br />
met een Crimineel regtsgeding. Voorts las men<br />
'er in „ dat men hem voet by ftuk zetten, en<br />
te bewyzen zou, dat hy honderdentwintigdui-<br />
„ zend Dukaatjes ontvangen hadt. Uitenbo-<br />
» gaard,<br />
(O UYTENBOG. by I5nAf-'i)T II. Deel, bl. 744. Zie ook Ur-<br />
TF.NBOG Leven Cap. X. bl. 171.<br />
• O) UYTENBOG. hoven Cap. X. bl. 122.<br />
(.v) UYTENBOG. Leven cn Verantw. Cap. X. bl. 1*9.<br />
t'wj Zie Refol. Holl. lü, 11 Juny 1608. bl. 123, ia.].<br />
(3) Den agtften van Wiiuennaand des jaars 1616".<br />
N 5
ftoa VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK.<br />
Itfi8. „ gaard, ftondt 'er in, hadt tagtigduizend gul-<br />
„ dens, in gouden Albertinen, getrokken, 't<br />
„ welk men hem, in zyn bakhuis, hadt aan-<br />
„ gezeid." Gaat, las men verder, totBrusfel,<br />
't /iaat daar klaarlyk gefchreeven, op VRegister,<br />
daar de andere geflreeldenftaan, met naam,<br />
en toenaam. 'tGefchrift, welk deeze en andere<br />
dingen behelsde, was den maaker ontvallen, te<br />
Amfterdam, werwaards hy gevlugt was, uit<br />
vreeze voor den Fiskaal van den Hove, die, uit<br />
andere oorzaaken, onderzoek op hem deedt. 't<br />
Was opgeraapt, en den Advokaat ter hand gefield<br />
, die 't, in de volle Vergadering,bragt,te<br />
gelyk verklaarende n dat men hier een' fchry-<br />
„ ver hadt, die niet, gelykdiergelykenplagten<br />
„ te doen, zynen naam verzweeg, maar voet by<br />
ftuk zetten, en zyne befchuldigingen bewyzen<br />
„ wilde. Hiertoe was hy ook, van zynen kant<br />
n bereid. Uitenbogaard niet minder. Hy be-<br />
„ geerde dan, dat men Dankerts van Amfter-<br />
„ dam haalde, en bewys afvorderde van 'tgene,<br />
De „ hy gefchreeven hadt." Men befloot, hierop,<br />
maaker naar Amfterdam te fchryven. Dankerts werdt in<br />
raakt in de gyzeling gezet; doch men begeerde hem niet<br />
hegtenis. naar den Haage te zenden; zig beroepende op.<br />
het Privilegie der Stad, volgens welk, de misdaaden<br />
, aldaar begaan, voor de bank van Schepenen,<br />
geoordeeld moesten worden. De Fiskaal<br />
Kin/chot trok naar Amfterdam met het boekje<br />
, om Dankerts te ondervraagen; doch men<br />
vondt niet geraaden, dat hy zig kweet, zo als<br />
hy meende te behooren Dankers zat in de gyzeling,<br />
tot dat de Advokaat gevat was (x%<br />
waar-<br />
CO Itsfol. Holl. 7, II April zNoy. 1618. tl. 93, 98, 3S3«
XXXVIILBOEK. H I S T O R I E . 203<br />
waarna men hem losliet, en, eindelyk, nog beloonde<br />
, voor 't gene hy gedaan of geleeden<br />
hadt, zonder dat men den Advokaat immer<br />
iets van 't gene hem, door deezen mensch, aansewreeven<br />
was, geregtelyk, te last gelegd heeft<br />
fy\ Doch zulke en diergelyke befchuldigmgen,<br />
die, by't gemeen, veel te veel ingang vonden,<br />
bewoogen den Advokaat, op den raad dei<br />
Prinfesfe Weduwe van Oranje, tot het fchryven<br />
van eenen Brief aan Prinfe Maurits, die, eenige<br />
jaaren naderhand, gedrukt werdt. Hy was, der<br />
vierentwintigften van Grasmaand, getekend,<br />
en vervatte eene omftandige verdediging var<br />
des Advokaats gedrag, met eene fterke betui<br />
Cy~) UYTENBOG. Leven en Verantw. Cap. X. hl. 171 eni<br />
Hifi. hl. 918 enz.<br />
Cz) Ziedeezm Brief hy UYTENBOG. hl. 943 en m is Wasrag<br />
2 T N Z<br />
HUL. van OUINKHAÏINÜV. hU 13 '<br />
lf>i8.<br />
Wordt<br />
geflfiakt<br />
en beloond.<br />
De Advokaat<br />
verdedigt<br />
zig, in<br />
eenen<br />
Brief aan<br />
den Prinfe<br />
, en in<br />
een Vertoog<br />
aan<br />
de Staaging<br />
zyner genegenheid voor 't Huis van Nas ten van<br />
j Holland.<br />
fau (z> Te gelyk, fchreef hy een Vertoog aar<br />
de Staaten van Holland, welk, terftond, in t<br />
Kent kwam. Zyne bedryven en dienften wer<br />
den, in het zelve, omftandiglyk, vertoond<br />
><br />
van dat hy eerst in 's Lands dienst getreden was<br />
totopdentegenwoordigentyd. In 't byzonder ><br />
wees hy aan „ hoe zeer hy gearbeid hadt, on l<br />
goed verftand te onderhouden tusfchen d<br />
„ Staaten en zyne Doorlugtigheid. Ookberie] )<br />
„ hy zig, ten blyke van de dienften, door hem<br />
1<br />
„ den Huize van Nasfau gedaan, op de brie<br />
ven en befcheiden, welken hy in handel t<br />
hadt. Gefchenken verklaarde hy nooit be<br />
„ geerd of gezogt; maar fomtyds wel, voo C<br />
„ beweezen' dienften, ontvangen te hebben<br />
Zyne goederen waren, zeide hy, allen eei<br />
c
404 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK,<br />
„ lyk en wettiglyk verkreegen, waarop hy,<br />
9 zo men 't goedvonde, onderzoek wilde laa-<br />
9 ten doen. De verdere befchuldigingen, in<br />
„ Schotfchriften , tegen hem uitgeworpen,<br />
„ verklaarde hy voor openbaare lasteringen,<br />
„ zig, omtrent de meesten, beroepende op de<br />
„ kennisfe der Staaten zeiven." Ten befluite,<br />
riedt hy „ dat men den raad der Koningen<br />
„ van Frankryk en Zweeden volgde, en rust<br />
„ en eendragt zogt: dat de Gemagtigden ter<br />
n algemeene Staatsvergaderinge zig niet aan-<br />
„ trokken, 't gene niet aan hun gefield was;<br />
„ dat zyne Doorlugtigheid , de Raaden van<br />
„ Staate, de Raaden ter Admiraliteit en de<br />
„ Gekommitteerde Raaden zig hielden aan •<br />
„ derzelver Berigtfchriften; dat het Regt ge-<br />
„ handhaafd, en de Kamer van Rekening in<br />
„ goede orde gehouden werdt. Wanneer hier-<br />
„ by eenigheid kwam onder de Staaten, ver-<br />
„ trouwde hy, dat alles haast wederom her-<br />
„ fteld zou worden (V).<br />
ProviJIo- Doch het uitgeeven van dit Vertoog haalneele0de<br />
den Advokaat eene nieuwe fneeuwjagt<br />
pening,<br />
tegen dit van naamlooze fchriften op den hals. Een, ge<br />
Venoog titeld Provifioneele Opening, werdt zo lasteruitgegelyk<br />
geoordeeld by de Staaten, dat zy 't, by oven<br />
,<br />
penbaar Plakaat, verbooden, vyf honderd gul<br />
wordt<br />
verboodens beloovende aan elk, die Schryver of Drukden.ker<br />
ontdekte. By 't zelfde Plakaat, namen de<br />
Staaten den Advokaat, om zyne langduurige<br />
ÏX\ getrouwe dienften, in hunne byzondere be-<br />
Ccherming en hoede (b~). Doch fommigen te-
XXXVIILBOEK. H I S T O R I E. 205<br />
kenen aan, dat men dit Plakaat, te Amfterdam, I6IS.<br />
en in de Steden, die 't met deeze Stad eens .<br />
waren, niet liet afkondigen, 't welk de Schryvers<br />
van naamlooze fchriften, die zig, meent<br />
men, meest te Amfterdam onthielden, te ftouter<br />
maakte. Ook ftrooide men, ten deezen ty-<br />
-de, uit, dat de Prins gezeid zou hebben, dat<br />
hy den Advokaat en de zynen zo fyn vermaalen<br />
zou als ftof (V). De meerderheid der Staaten<br />
van Holland ontwierp, omtrent deezen tyd, een<br />
Ver: oog aan den Prinfe, om by hun gezag gehandhaafd<br />
te worden (d). Doch 't blykt niet,<br />
dat het eenig gevolg gehad heeft, welk aan<br />
hunne verwagting beantwoordde. Zelfs twyfel<br />
ik, of het den Prinfe wel overgeleverd zy. Men<br />
floeg, in Zomermaand, ter Vergadering van<br />
Holland voor,om zekere gedrukte Remonjlrantien<br />
vanFrangois vanAarfens op te haaien, en<br />
hem het verder fchryven te verbieden (e).<br />
Doch ik vind niet, dat hierop iet beflooten<br />
werdt. 't Verhaalde toont klaarlyk, welke redenen<br />
van bekommering de Regenten van verfcheiden'<br />
Hollandfche Steden en van Utrecht,<br />
ten deezen tyde, hadden. Doch 'twordt tyd,<br />
dat wy zien, welke middelen zy in 't werk fielden,<br />
om de gevreesde verandering der Regeeringe<br />
te voorkomen; en welk eene uitkomst dezelven<br />
hadden. Verfcheiden' ongedrukte ftukken<br />
en befcheiden my, gelukkiglyk, ter hand gekomen,<br />
ftellen my in ftaat, om dit naauwkeuriger<br />
te doen, dan tot hiertoe gefchied is.<br />
Zo dra men, in den Haage, tyding kreeg<br />
XXV.<br />
van 1 eweengen<br />
te<br />
O) Refol. Holl. 21 May 1618. bl. 122. UïTENBOG. tl. Q54, S<br />
p5i. BRANDT II. Deel. 'bl. 751.<br />
C/O Zie het by BRANDT II. Deel, bl. 75T.<br />
GO Refol. Holl. aa jfimy 1618. bl. 156,
It5i 3. van de verandering der Regeeringe te Nieuwmegen,<br />
in Louwmaand deezes jaars, was men<br />
Uirecht bedugt, voor diergelyke veranderingen , in<br />
en te Lei veele Hollandfche Steden en in Utrecht. Joan<br />
den, uit<br />
van Renesfe van Zuileflein en Justus van Ryzen-<br />
vreeze<br />
voor verburg, Heer van Ryzenburg, waren toen, weandering,gens<br />
Utrecht, afgevaardigd, in de Vergade<br />
in de Rering der algemeene Staaten. Ryzenburg fchreef,<br />
geeringe. over 't gebeurde te Nieuwmegen, eenen Brief<br />
naar Utrecht, die, door hem en Zuileftein, getekend<br />
werdt. In deezen Brief, werden de ontflaagen'<br />
Regenten genoemd * verdrukte Hee-<br />
* gepp-<br />
prcsfeerdt<br />
f by a'esfeitz. <br />
Voorflagen<br />
, oir,<br />
Schoonhoven<br />
,<br />
Woerden<br />
en<br />
andere<br />
Plaatfen<br />
te verze<br />
keren.<br />
.VXA<br />
ÖOS VADERLANDSCHE XXXVIILBOEK;<br />
'•ren, en vroomen, die men, f met opzet, voorhadt te<br />
verlaat en. Ook las men 'er in, dat zyne Doorlugtigheid<br />
, tegen reden en tst misnoegen van de<br />
goeden, op den voorflag vandievanNieuwme-><br />
gen, ter algemeene Staatsvergaderinge, toegelaaten<br />
was (ƒ). Men was, ten deezen tyde, in overleg,<br />
om zig van eenige Plaatfen te verzekeren,<br />
tot voorkoming eener gevreesde verandering in<br />
de Regeering. Te Utrecht, hadden eenigen<br />
voorgeflaagen, dat men Schoonhoven verzekeren<br />
moest; 't welk anderen, in den Haage,<br />
niet wel fcheen tefmaaken. Doch, te Leiden,<br />
zou men gaarne gezien hebben, dat Woerden<br />
verzekerd werdt. Hiervan hadt de Predikant<br />
Uitenbogaard, te Leiden zynde, kennis gekreegen,<br />
uit den mond van den Penfionaris<br />
Hogerbeets, die op hem begeerd hadt, zulks<br />
te willen berigten, aan Adolf van de Waal, Heer<br />
van Moersbergen, die, toen, wegens Utrecht,<br />
in den Haage was, met verzoek, dat hy 'er,<br />
heimelyk, kennis van geeven wilde aan den<br />
(ƒ) Interrog, rr.it Suylefteyn Art. LIX, —LXIII. SI. S.<br />
Se-
XXXVIILBOEK. HISTORIE, tof<br />
Sekretaris Ledenberg, op dat deeze, daartoe,<br />
in tyd en wyle, de behulpzaame hand bieden<br />
mogt; alzo men, te Leiden, voorhadt, met<br />
iemant van Woerden, wien men de zaak mogt<br />
toevertrouwen, deswege, in onderhandeling<br />
te treeden. Uitenbogaard deedt deeze boodfchap,<br />
en Moersbergen fchreef, 't gene men<br />
hem verzogt hadt, in Sprokkelmaand, aan<br />
Ledenberg (g): daarby voegende „ dat deeze<br />
zaak heimelyk behandeld moest worden,<br />
„ en dat 'er , in deeze tydsomftandigheden ,<br />
j, voorraad van wapenen noodig was; dat men<br />
„ ook de Huizen te Duurftede, ter Eem en te<br />
w Abkoude behoorde te bezetten;" 't zy dat<br />
men, hierdoor, gelyk, daarna, verklaard werdt,<br />
het platte Land van Utrecht, tegen oproer,<br />
zogt te beveiligen (h), 't zy dat men 'er eenig<br />
verder inzigt mede gehad hebbe. Doch deeze<br />
overleggingen hadden geen gevolg. Midlerwyl,<br />
bleef men, te Utrecht, in geduurige vrees<br />
voor de komst van den Prinfe, uit welke men<br />
verwagtte, dat gelegenheid tot opfchudding<br />
genomen zou worden, die, waarfchynlyk, uitïoopen<br />
zou, op verandering der Regeeringe.<br />
Men hadt, hierom, al in Herfstmaand des voorleeden<br />
jaars, toen 'sPrinfen reis naar eenige<br />
Zuidhollandfche Steden op handen was, op<br />
Ledenbergs voorflag , eenen Brief opgefteld<br />
aan zyne Doorlugtigheid , ftrekkende, om<br />
hem te verzoeken van, voor deeze reize, niet<br />
te Utrecht te willen komen. Doch deeze Brief,<br />
die toen niet overgegeven werdt, bleef,eenen<br />
tyd<br />
tg") UÏTENBOC. Leven en Verantw. Cap. XIII. U. vrj.sc'i,<br />
O) Interrog, van Suylefteyn Art. LXXIV.~-1,XXX1LM.S,<br />
i6i9.<br />
Vrees,te<br />
Utrecht,<br />
voor 's<br />
Prinfen<br />
komst.<br />
Men verzoekt<br />
liem, de-
zelve uit<br />
te Hellen.<br />
Hy komt<br />
'er nogtans.<br />
Doch<br />
vertrekt<br />
wederom.<br />
itó8 VADERLANDSCHE XXXVIILBOEK:<br />
tyd lang, open, in handen van de Utrechtfche<br />
Afgevaardigden in den Haage; werdt, een en<br />
andermaal, veranderd, ook, zo fommigen, naderhand,<br />
verklaard hebben, met kennis van<br />
den Advokaat, en, eindelyk, na dat Zuileftein<br />
naar Utrecht gefchreeven hadt, dat de Prins<br />
ftondt te vertrekken naar den Landdag te<br />
Arnhem, m Lentemaand deezes jaars, door<br />
Gerard ter Stein , behandigd aan zyne Doorlugtigheid<br />
(Y); wien dezelve, gelyk men denken<br />
kan, gantsch niet aangenaam was. Nogtans,<br />
begaf hy zig, door Utrecht, naar Arnhem.<br />
De poorten werden, op den dag zyner aankomfte,<br />
langer dan naar gewoonte, geflooten<br />
gehouden, en Ledenberg leide in beraad, om<br />
ze den Prinfe niet te openen. Doch hiertoe<br />
durfde men niet befluiten. De Prins kwam<br />
dan in de Stad. De wooning, daar hy zynen<br />
intrek nam, werdt, als ware 't om hem eer aan<br />
te doen, door eenige vendelen Schutters, bezet;<br />
vier van welken in de wapenen gebragt<br />
waren, om hem in te haaien. Doch eenigen<br />
hebben, naderhand, verklaard, dat dk bezetten<br />
gefchied was, om den toeloop van Contraremonftranten<br />
en anderen by den Prinfe te beletten,<br />
waaruit men opfchudding, inneeming<br />
van Eerken en verandering der Rerreeringe<br />
rreesde. Ook was, omtrent deezen tyd, beflooten<br />
, 't getal der Waardgelderen te vermeerderen<br />
(£). De Prins zette zyne reis toen voort,<br />
2on-<br />
C i) Interrog. Van Snylefteyn Art. XVI-XXX1II. Interrog, van<br />
F. van lïaexen', Heer van Conincxvry^«. XXVIII-XXXIV. Interr.<br />
van J. de Goyer Art. XVII—XXIII. Interrog, van Diriclt van Eelt<br />
Art XIII. Verclar. van Ledenb. van 27itfiS-O.S M. SS.<br />
dk) Interrog, van Conincxvry Art. XXXV-XXXVIII. van de<br />
Goyer Art. XXV-XXIX. van fohan van Grovefteyn Art. XXI."<br />
XXIV, van Diiick van Eek Art. XHI. XIV. MS3.
XXXVIII. BOEK. H I S T O R I E . 209<br />
zonder iet, openlyk, te Utrecht, te verrigten. 1618.<br />
't Ontbrak, nogtans, den Prinfe niet aan ee- •<br />
nige vertrouwde vrienden, in de Staaten van<br />
Utrecht, die hem, van tyd tot tyd, berigt gaven<br />
van 't gene 'er gehandeld werdt (7), zo<br />
ver zy'er kennis van krygen konden. Na dat llandeling<br />
ove<br />
men dan, ter algemeene Staatsvergaderinge,<br />
't afdan<br />
overeenkomftig met 's Prinfen meening, wat ken der<br />
laater, hadt begonnen te handelen, over de Waard<br />
noodzaakelykheid van het afdanken der gelders,<br />
Waardgelders, in Holland en in Utrecht, het<br />
aanneemen en aanhouden van welken, zyne<br />
Doorlugtigheid, naar fommiger verhaal (tn),<br />
rebellie genoemd hadt; werdt door eenigen,<br />
in de Staaten van Utrecht, voorgellaagen,<br />
M dat men, om kosten te fpaaren, de Waardij<br />
gelders behoorde aftedanken, en van den<br />
„ Prinfe eenige vendels te begeeren, ftaanw<br />
de ten laste van 't Stigt." Hiertoe werdt<br />
beflooten, zelfs door zulken, die voor 't aanneemen<br />
der Waardgelders geyverd hadden: 't<br />
zy dat deezen dagten, dat men genoeg beholpen<br />
zou zyn, met de gewoonlyke foldaaten,<br />
of dat zy hoop hadden, om eenige Steden van<br />
Holland te beweegen, tot het draagen van een<br />
gedeelte van den last der Waardgelderen, liever<br />
dan dat men dezelven zou zien afdanken.<br />
.3' ,ÜOV<br />
Men gaf dan den Afgevaardigden naar den<br />
Haage last, om, overeenkomftig met het befluit<br />
der Staaten, te fpreeken met zyne Doorlugtigheid.<br />
Sommigen fchryven, dat zy hiertoe<br />
flegts vryheid, geen' uitgedrukten last gehad<br />
f 1} Waarngt. Hift. van J. v Or.riF.NBAP.NFv. II, 214.<br />
(;«) UYTENBOG. by BRANDT II. Deel, bl. 804.<br />
X. DEEL. O
Ï6"I8.<br />
Eyeenkomst<br />
tusfchen<br />
de Hollandfche<br />
en StigtfcheGejiiagtigden,<br />
ten<br />
huize<br />
Van Daniël<br />
Trefel.<br />
Wat hie:<br />
gehandeld<br />
werdt.<br />
Voorflag<br />
der Hollandfchenj<br />
•fl i ó VADERLANDSCHE XXXVlILBOEIT.<br />
had hebben («). Doeh ik bezit een egt affchrift<br />
eener Verklaaringe van Ledenberg zeiven,<br />
waarin duidelyk erkend wordt, dat de Utrechtfche<br />
Afgevaardigden last hadden, om met den<br />
Prinfe te fpreeken (o). De Afgevaardigden van<br />
Utrecht waren toen Adolf van de Waal, Heer<br />
van Moersbergen, Jakobyan Zuilen vanNyveld,<br />
Heer va.nHoeüaken,WillemBor vanAmerongen,<br />
Heer van Zandenburg. Kornelis van de Poll, Pieter<br />
Ploos, Jakob de Gooyer, Willem vanNyenro<br />
en de Sekretaris Ledenberg. Zy, of ten minfte<br />
Hoeflaken, Nyenrode en Ledenberg hadden<br />
hunnen intrek inden Haage, ten huize van<br />
nielTrefel, eerften Klerk der algemeene .Staaten.<br />
Eer zy nog met den Prinfe gefproken hadden,<br />
lieten eenige Hollandfche Heeren, hun, door<br />
den Dienaar van Hogerbeets, vraagen, of zy<br />
hun, dien avond, 't was de vyfde van Hooimaand<br />
, konden fpreeken. Men kwam, ten zeven<br />
uuren, byeen. De Hollandfche Heeren waren de<br />
Lange, Burgemeester van Gouda, en de Penfionarisfen<br />
de Haan, Hogerbeets en de Groot. De<br />
laatfte voerde het woord; volgens het Verbaal,<br />
Welk, daarvan, federt, door de Utrechtfchen,<br />
gemaakt werdt, en waarvan ik een Affchrift<br />
in handen heb , in 't breede, vertoonende,<br />
„ hoe men thans, onder dekfel van Godsdienst,<br />
w met allerlei middelen van fcheuring, oproer,<br />
„ ïnultery en wederfpannigheid, de Staaten en<br />
>5 Wethouders, in derzelver hoogheden, vry-<br />
5j heden en geregtigheden, zogt te verkorten,<br />
5, en ze het gezag van anderen te onderwer-<br />
„ pen ; 't welk verfcheiden' Steden bewoo-<br />
f>i~) Zie ERANDT II. Deel, U. 804.<br />
(. o) Verel. van Lcdenb. ytm i? dvg. 1618. Styl. I'et.MS:
XXXVIII. BOEK. H I S T O R I E . 21 Ï<br />
» gen hadt, daartegen te voorzien, met aan-<br />
» neeminge van Waardgelders. Hierdoor ,<br />
» hadden ze zulke muiters gehouden tot hun-<br />
» nen pligt, gelyk, te Leiden, te Haarlem en<br />
w elders, gebleeken was. De Staaten van l<br />
w trecht hadden, vervolgde hy, uit die zelfde<br />
„ aanmerking, zig zeiven en hunnen Staat,<br />
?j insgelyks, door het aanneemen van nieuwe<br />
w knegten, verzekerd. Doch de kwaadgunw<br />
ftigen, zulks befpeurende, begonden, op<br />
„ allerlei wyze, in Holland, te arbeiden, om<br />
9 ) de Waardgelders, alomme, te doen afdan-<br />
5) ken. Men moest zig dan, hiertegen, met<br />
w moed, verzetten, en de Landen in verze-<br />
5, kerdheid bewaaren. Dit was het eerfte deel<br />
py van derzelver hoogheid en oppermagt, tot<br />
behoudenis van welke, men zig bedienen<br />
„ moest van 's Lands middelen. Vergeefs was<br />
3, 't, den vyand, buiten, te willen keeren, als<br />
9, men, binnen, niet veilig woonen mogt, gew<br />
lyk zulks, breeder, in de Verklaaring van<br />
n Haarlem, gezeid was, waarmede de Ede-<br />
03 len en meeste Steden van Holland overeen-<br />
M ftemden, zynde zy vastelyk van meening<br />
daarby te blyven. Maar nu, ging hy.voort,<br />
j, waren 'er tydingen gekomen van Utrecht,<br />
w meldende, dat de Staaten van dit Gewest<br />
5, beflooten hadden, hunne nieuwe knegten af<br />
jfj te danken; 't welk zy, met droefenis,. vei' •<br />
^ ftonden, alzo de kwaadgunftigen, hierdoor,<br />
w fterk zouden aangemoedigd de goeden ,<br />
?, daarentegen, zeer verflaagen gemaakt wor-<br />
P den, zo in 't Stigt, als in Holland, en in an<br />
5, dere nabuurige Landen , alwaar nog zeer<br />
fj veele goeden waren, 't Verheugde hun eg<br />
O 2 „ter-<br />
-161S.
Irti8.<br />
Antwoord<br />
der Utrechtfchen.<br />
sia VADERLANDSCHE XXXVilI. BOEK 4<br />
„ ter, dat de Staaten van Utrecht, tegenwoor-<br />
„ dig, in zo grooten getale, in den Haage,<br />
„ waren; waarom ook de goede Steden van<br />
„ Holland geraaden gevonden hadden, hun te<br />
„ doen verzoeken, dat zy 't ftuk nader wilden<br />
„ overleggen , en zig zeiven en Holland zo<br />
„, veel nadeels niet toebrengen: 't welk, daar-<br />
„ na, onherftelbaar zyn zou. De gelegenheid<br />
„ van 't Gewest van Ücrecht was hun tamelyk<br />
„ wel bekend, waarom zy ligtelyk konden afneemen,<br />
dat de nieuwe last zwaar genoeg<br />
„ drukte, gelyk zy zulks, in hunne Steden,<br />
„ ook gevoelden ; doch zy verftonden , dat<br />
„ men % Lands middelen , voor alle andere<br />
„zaaken, daartoe befteeden moest."<br />
De Utrechtfche Afgevaardigden , eerst afzonderlyk<br />
geraadpleegd hebbende, gaven den<br />
Hollandfchen te kennen n dat 'er groot onderfcheid<br />
was, tusfchen de Hollandfche Sre-<br />
„ den en de Stigtfchen. Dat Utrecht veel<br />
zwakker van gelegenheid was, dan de Ste-<br />
' den van Holland, en daarenboven belast met<br />
' eene talryke uitheemfche bezetting, daar zy<br />
zig, in nood, niet veel op zouden durven<br />
" verlaaten. Dat de Staaten van Utrecht, tot<br />
verzekerdheid van den Staat des Lands en<br />
" van de gemeene rust, genoodzaakt waren<br />
" geweest, te ligten zes vendels Neêrlandsch<br />
" Krygsvolk, ieder van honderdenvyftig kop-<br />
M<br />
pen , welker wapening en foldy , federt<br />
* Herfstmaand laatstleeden, hun eene groote<br />
" fomme gekost hadt. Dat zy, in 't eerst, ge-<br />
" hoopt hadden, fpoedig te zulleu konnen ont-<br />
" heeven worden van deezen last, dien zy,<br />
" boven de gewoonlyke en buitengewoonly-
XXXVIILBOEK. H I S T O R I E . 213<br />
» ke lasten des krygs, niet lang zouden kon- 1612.<br />
» nen draagen. Dat niemant hun, ondertus<br />
» fchen, eenigen onderftand aanboodt, daar<br />
j, zy, blyvende alleenlyk zig zeiven befcherr><br />
men, zeer kwalyk eenige nieuwe zwaarig-<br />
55 heid zouden konnen uitftaan, met welke<br />
„ zy, nogtans, van alle kanten, gedreigd wer-<br />
„ den. Dat zy 't misnoegen van den Prinfe<br />
» klaarlyk bemerken konden. Dat dealgemee-<br />
„ ne Staaten en de Raad van Staate hun niet<br />
5? alleen gefchreeven; maar ook bezonden had-<br />
„ den, om hen de nieuwe knegten te doen af-<br />
„ danken. Al het welke geheel anders gefteld<br />
, y was, in de Hollandfche.Steden. DatdeStaa-<br />
„ ten van Utrecht zig, hierom, genoodzaakt<br />
„ gevonden hadden , van twee kwaaden het<br />
„ minfte te kiezen , en hun hadden gelast,<br />
„ den Prinfe te verzoeken , de uitheemfche<br />
5, bezetting uit Utrecht te willen ligten, en de<br />
„ oude vendels Landzaaten, ftaande ter betaa-<br />
„ linge van 't Stigt, in de plaats, derwaards<br />
n zenden ; wanneer de Staaten de nieuwe<br />
„ knegten zouden ontflaan. Dat zy, hierop,<br />
„ den raad der Hollandfche Heeren verzog-<br />
„ ten, op dat zy, bedugt voor opfchudding<br />
„ aan de eene, en voor verloop van den Staat<br />
hunner geldmiddelen, aan de andere zyde,<br />
w weeten mogten, hoe zy den Staat des Lands<br />
„ best zouden mogen verzekeren. DatdeStaa-<br />
„ ten van Utrecht hiertoe gaarne wilden ar-<br />
„ beiden , zo zy geholpen en onderfteund<br />
w werden. Doch dat zy, zonder onderfteu-<br />
„ ning, de zaaken niet langer konden ftaande<br />
„ houden, en genoodzaakt zouden zyn, hun-<br />
„ nen last te openen aan zyne Doorlugtigheid."<br />
O 3 De
WederantwoorddetTIoIlandfghen,<br />
* g?detiaudiesrd.<br />
>i4 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK.<br />
De Hollandfche Gemagtigden antwoordden,<br />
hierop „ dat zy wel konden zien, dat de U-<br />
„ trechtfchen reden hadden , om op hunne<br />
„ zaaken te letten; doch dat de voorflag, dien<br />
„ zy den Prinfe zouden moeten doen, ook vol<br />
„ ge vaars ftak. Dat het niet te vermoeden<br />
„was, dat zyne Doorlugtigheid bewilligen<br />
„ zou in hun verzoek, alzo die van Holland<br />
hem onlangs verzogt hebbende, dat hy een<br />
„ vendel, ten hunnen laste ftaande, in zekere<br />
Stad, [Qudewater], wilde zenden, hy an-<br />
„ ders gedaan hadt. Dat de voorflag, aan zy-<br />
„ nè Doorlugtigheid gedaan zynde, niet lang<br />
„ geheim zou blyven, en, rugtbaar geworden,<br />
hen in grooter gevaar ftellen, dan zy<br />
,j nu waren. Dat de oude en nieuwe bezet-<br />
„ tingen zig beide gehoond zouden agten. Dat<br />
„ het njet vast ging, dat de Landzaaten, ter<br />
„ betaalinge van Utrecht ftaande, niet * ver-<br />
„ leid waren. Dat men, hierom, moed hou-<br />
,j den en ftandvastig blyven moest. Dat hun-<br />
„ ne Steden en anderen den Ptrechtfchen de<br />
„ hand zouden bieden. Dat de Staaten van<br />
„ Holland, die nog vergaderd waren, fpoe-<br />
„ dig fcheiden zouden; doch eerst op alles or-<br />
„ de ftellen, met naame op hun Krygsvolk, on-<br />
?? der welk zy de trouwen van de ontrouwen<br />
5j haast zouden weeten te onderfcheiden. Dat<br />
?) zy thans bezig waren, met het ftellen van<br />
„ zulke orde op hunne geldmiddelen, dat Un<br />
trecht daarvan ook verligting gevoelen zou.<br />
Dat zy, hierom, verzogten, dat men zig<br />
n niet verhaasten wilde, zullende zy hun, bin-<br />
£ nen weinige dagen, nader befcheidgeeven."<br />
Het gene, hier, gezeid weidt, wegens de verlitï-
XXXVIILBOEK. H I S T O R I E . 215<br />
liqting, die Utrecht, door de regeling van 't<br />
ftuk der Geldmiddelen in Holland, gevoelen<br />
zou, zag, zo de Groot, naderhand, verklaard<br />
heeft, op de raadpleeging, over het verzenden<br />
der Franfche troepen naar Frankryk; dat, zo<br />
't voortgang gehad hadt, tot verligting zou geftrekt<br />
hébben van Utreer. têt9.H S,<br />
(O Giumus Vcramw. Cap. XiX. iU *p5« Zie oottêl.«5§<br />
O 4<br />
1618.,<br />
Befluit<br />
der U.<br />
treehtfchen. <br />
Gelegen
240" VADERLANDSCHE XXXVIILBOEK,<br />
1618.' hoe de Hollandfche Heeren zo fpoedig kwamen<br />
aan de kennis van een geheim befluit, in<br />
de by- de Staaten van Utrecht genomen. Dit vind ik<br />
eenkomsi<br />
liyTrefel<br />
'er van. "Ledenberg, na 't neemen van dit befluit,<br />
met zes anderen, naar den Haage, vertrokken,<br />
was, den derden of vierden van Hooimaand<br />
, des nademiddags na vyf uuren, zeer<br />
vermoeid, gekomen ten huize van den Predikant<br />
Uitenbogaard, vraagende, of'er ge en kans.<br />
ware, om Hogerbeets, de Groot en de Haan,<br />
daar, dien avond, nog te fpreeken. Uitenbogaard<br />
nam aan, hiertoe, zyn best te zullen doen,<br />
en ging naar 't huis van de Haan, die, 's avonds<br />
na zevenen, met de twee anderen, tot<br />
zynent kwam. Ledenberg deedt bier, ten<br />
aanhooren van Uitenbogaard, die, een en andermaal<br />
, uit het vertrek gaan wilde; doch<br />
gedrongen werdt,te blyven; den drie Penfiorrarisfen<br />
opening van 't befluit en den last der<br />
Staaten van Utrecht; om, zo hy verklaarde,<br />
uit hun te verneemen, wat men, in Holland,<br />
doen zou, en of men den Utrechtfchen niet<br />
eenige penningen zou konnen fchieten. Men<br />
antwoordde hem „ dat de Hollandfche Ste-<br />
„ den nog niet genegen waren tot afdanking<br />
„ haarer Waardgelderen, en dat, over 'tfchie-<br />
„ ten van geld, met de Steden moest gefproken<br />
worden (/)." Dit gefchiedde, federt,<br />
na dat men eerst den Advokaat gehoord hadt<br />
(«), en hierop volgde de byeenkomst by Tre-.<br />
fel. Eenige Utrechtfchen, hier tegenwoordig ,<br />
hadden, te vooren, zeer gedrongen, op het<br />
fpree-<br />
C O UrTRNBos. JLeven en Verantw. Cap. XII. bl. 231. GROT.<br />
Vsraiuw. Cap. XIX. 252. ,<br />
O) GROTIUS VèTïntw, Cap. XIX. bl. 253.
XXXVIILBOEK. H I S T O R I E . 217<br />
fpreeken met den Prinfe. Nyenrode heeft,naderhand,<br />
verklaard, dat hy van de Poll, meermaalen,<br />
vermaand hadt, om te helpen doorzetten<br />
, dat men den last der Staaten volvoerde<br />
, naar behooren. Doch de Hollandfche<br />
Heeren hadden hen, zeidehy, daarvan afgetrokken,<br />
en zy hadden zig laaten overhaalen,<br />
doordien ook in hunnen last gefteld was, dat<br />
zy , zo hun iet anders voorkwam , daarvan<br />
verllag zouden doen aan de Staaten van Utrecht<br />
O). Men mag vermoeden, dat Ledenberg<br />
dit laatfte in den last hadt doen ftellen,<br />
om daaruit gelegenheid te neemen, tot het bewerken<br />
der opening, van wege de Hollandfche<br />
Steden gedaan.<br />
De Staaten van Holland, nu ook raadple<br />
gende. op het afdanken der Waardgelderen,<br />
waartoe de algemeene Staaten, zelfs met bewilliging<br />
van Overysfel, beflooten hadden,in<br />
Holland en in Utrecht, te arbeiden (w), kwamen,<br />
kort hierna, overeen, dat men den algemeenen<br />
Staaten, den Prinfe en Graave Willem<br />
vertoonen zou „ hoe zy, met het aanneemen<br />
„ van luiden van xvapenen, niet anders voor-<br />
„ hadden, dan zig zeiven te verzekeren tegen<br />
„ daadelykheden; hoe ook, naar zy onderrigt<br />
„ waren, de Staaten van Utrecht geen ander<br />
„ oogmerk hadden. Voorts, dat de zaak lig-<br />
„ telyk te vinden zou zyn, zo zyne Doorlug-<br />
„ tigheid eenige uitheemfche bezettingen ,<br />
„ daar 't beste vertrouwen niet op viel, wil-<br />
„ de wegneemen, en de Staaten van Utrecht,<br />
„ ne-<br />
(y} Ttitertognt. y an W. v. Nyenrode Art. XIV-XVI. &<br />
£w) IiiMNoï- II. lied, U. 3Q6.<br />
05<br />
1618.<br />
XXVI.<br />
Vertoog<br />
"van Holland<br />
aan<br />
den Prinfe,<br />
op "t<br />
ftuk der<br />
Waardgelders.
ai8 VADERLANDSCHE XXXVIILBOEK:,<br />
„ nevens de Steden van Holland, daar 't noodig<br />
zou zyn , met Nederlandfche vendels<br />
„ voorzien," Dertig Gemagtigden omtrent,<br />
uit de Edelen en Steden, deeden den Prinfe en<br />
den Graave deezen voorllag, by monde van<br />
den Advokaat. Men fpeurt 'er uit, dat de meening<br />
der Hollandfche Steden nog niet was, Utrecht<br />
met geld te onderfteunen; maar dat zy<br />
alleenlyk begeerd hadden, dat de Utrechtfchen<br />
't voltrekken van hunnen last verfchuiven zouden,<br />
op dat men 'teenpaariglyk doen mogt, en<br />
't voorftel dus te beter ingang doen vinden. De<br />
Prins zou met het toeftaan van twintig vendelen<br />
de Staaten van Utrecht en de Hollandfche<br />
Steden hebben konnen vergenoegen (ar). Doch<br />
zyne Doorlugtigheid vondt het ongeraaden.<br />
De Utrechtfche Afgevaardigden vertrokken,<br />
hierop, naar huis, zonder den Prinfe hunnen<br />
byzonderen last geopend te hebben.<br />
XXVII, Weinige dagen laater, beflootmen, ter al<br />
Dc al?e gemeene Staatsvergaderinge , buiten bewillig<br />
jneene ging der Hollandfche Afgevaardigden, en, in<br />
Staaten<br />
't afzyn van die van Utrecht, eenigen uit die<br />
befluiten<br />
tot eene Vergadering te benoemen, om, nevens zyne<br />
bezen<br />
: ding naa<br />
Utrecht.<br />
Die van<br />
Holland<br />
insgelyks.<br />
Doorlugtigheid, naar Utrecht te trekken,en<br />
de Staaten, met de beste, gevoeglyklte, en<br />
bekwaamde middelen, te beweegen, tot afdanking<br />
der geligte Waardgelders. 's Daags na<br />
> dit befluit, welk, den drieëntwintigften van<br />
Hooimaand, vastgefteldwas(30, bedienden de<br />
Afgevaardigden van eenige Hollandfche Steden<br />
zig ook van de gelegenheid, dat verfcheiden*<br />
r>") ttejol, Holl. ii. 12 Juiy iöi.l. U. 181, 1H5. GROTIUS<br />
Verantw. '(flip. XIX. H. iffe.<br />
(y) Ucloi, Holl. 16, 24 yülj) 161Ü. VI. 1K8, iy>
XXXVIILBOEK. HISTORIE. 219<br />
den' afgevaardigden eenen keer naar huis dee 1618.<br />
den ; om, ter Vergaderinge van Holland, insgelyks,<br />
te doen befluiten, tot eene bezending<br />
naar Utrecht, met welke men beoogde, het<br />
neemen van een eenpaarig befluit, op 't ftuk<br />
der Waardgelders, te bewerken. De Vergadering<br />
beftondt toen alleenlyk uit de Edelen<br />
en uit de Steden Haarlem , Delft, Leiden,<br />
Amfterdam, Gouda, Rotterdam en Alkmaar;<br />
die, eenpaariglyk, op Amfterdam na, tot de<br />
gemelde bezending bt-flonten (2). De Leden,<br />
die naar huis gekeerd waren, hadden, voor<br />
hun vertrek, verklaard, dat zy de Vergadering<br />
hielden voor gefcheiden, en voor nietig en<br />
van onwaarde, 'tgene, in hun afzyn, in dezelve<br />
, beflooten zou worden. Doch de meerderheid<br />
hadt, hiertegen, beweerd, dat de Vergadering<br />
nog duurde (V), Men benoemde-dan,<br />
om naar Utrecht te gaan, Vrank van Torenvliet<br />
. Burgemeester, en Rombout Hogerbeets,<br />
Penfionaris van Leiden. Dirkjakobszoan Schoon?<br />
hoven, en Hugo de Groot, Gekommitteerde<br />
Raaden. Zy kreegcm last, om, in alleryl, te<br />
vertrekken. Vooraf, nogtans, verzogt de Groot,<br />
uit naame van die van Holland. aan de algemeene<br />
Staaten, dat zy hunne bezending geliefden<br />
uitte ftellen, tot dat de Vergadering van<br />
Holland talryker, en de Gemagtigden van Utrecht<br />
te rug gekeerd zouden zyn. Ook floeg<br />
hy voor „ dat op de afdanking der Waardgel-<br />
5, deren geene zwaarigheid zou vallen, zo men<br />
Ï, den Regeerderen beide van Holland en van<br />
»V-<br />
(z) GROTJPS Verantw. Cap. JWlrf bl. tyr. Cap. XIX. W.261.<br />
Cf3 Reïol; Holl. 21 Jnly 1618. bl. u j7.
2ÖI§.<br />
De Hollandfche<br />
Geraag<br />
tigders<br />
komen te<br />
Utrecht.<br />
aao VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK.<br />
„ Utrecht goeden byftand belooven wilde, te-<br />
„ gen alle daadelykheid , zelfs tegen zulke,<br />
„ die ora den Godsdienst zou heeten te ge-<br />
„ fchieden (£)." Doch hierop kwam geen antwoord.<br />
Men ftelde dan brieven op, gerigt aan<br />
den Kolonel Joan Ogle, die over't Krygsvolk,<br />
binnen Utrecht leggende, en ftaande ter betaalinge<br />
van Holland, geboodt, hem belastende,<br />
niets te doen, noch voor te neemen, dan 't<br />
gene hem, by de Staaten van Utrecht, of, by<br />
de Afgevaardigden der Staaten van Holland,<br />
zyne betaalsheeren, bevolen zou worden.<br />
Terftond hierop , vertrokken de vier Afgevaardigden,<br />
die, in 't doorreizen van Leiden,<br />
bunnen last openden aan Burgemeesteren, welke<br />
dien ook goed vonden (Y). Des anderendaags,<br />
den vyfentwintigften van Hooimaand,<br />
les morgens ten agt uuren, kwamen ze binnen<br />
[Jtrecht, hunnen intrek neemende in de Herberg<br />
van Aart van Schendel, daar Montfoort<br />
uithing. Hier ontbooden ze, terftond, by zig<br />
Jen Sekretaris Ledenberg, hem openende,<br />
waartoe ze waren afgezonden, met verzoek,<br />
dat hy te wege brengen wilde, dat zy, terftond ,<br />
mogten gehoord worden. Hy nam dit aan, verklaarende,<br />
te gelyk, dat hunne komst zynen<br />
Meesteren zeer aangenaam zou zyn, naardien<br />
zy, kennis gekreegen hebbende van het befluit<br />
der algemeene Staaten tot de bezending, Moersbergen<br />
afgevaardigd hadden naar den Haage,<br />
om den raad en hulp van eenige Gemagtigden<br />
uit Holland te verzoeken. Voorts vraagde de<br />
fl'l PefVl- Holl- 94 jHfy itflB. bl. igp.<br />
Groot<br />
£ #) U. Höt»IRM*TI Aürit. */ HBANOT li. Deel, U. 8oJU
XXXVIII.BOEK, H I S T O R I E. aai<br />
Groot aan Ledenberg, of de Staaten van Utrecht<br />
niet eenige middelen bedagt haddon, om zyner<br />
Doorlugtigheid en den Gemagtigden der algemeene<br />
Staaten genoegen te geeven: waarop deeze<br />
antwoordde, dat men, daarover, beter in Hol<br />
land dan te Utrecht, zou konnen handelen (d).<br />
Omtrent den middag, verfcheenen de Hollandfche<br />
Gemagtigden in de Vergadering der<br />
Staaten van Utrecht. De Groot, hier het woord<br />
voerende, hieldt den Staaten voor 5, hoe die<br />
„ van Holland, ongaarne, verftaan hadden, dat<br />
-3, eenige Afgevaardigden ter algemeene Staatsj,<br />
vergaderinge beflooten hadden, de knegten,<br />
te Utrecht, om goede redenen, aangenomen ,<br />
55 te doen afdanken, niettegenftaande hun, by<br />
w de gantfche Vergadering van Holland, ver-<br />
5, toond ware het regt, welk elk Gewest heeft,<br />
„ om orde te ftellen tot zyne eigen'verzeke-<br />
„ ring, welk regt men , onder anderen, by het<br />
j, eerfte punt der Utrechtfche Vereeniging,<br />
„ en by het zevende en tweeëndertigfte van<br />
„ de Inftructie des Raads van Staate, uitdruk-<br />
„ kelykaan zig behouden hadt. Datmen,des-<br />
„ wege, nog nadere Vertoogen, zo aan de al-<br />
„ gemeene Staatsvergaderinge , als aan den<br />
„ Prinfe hadt gedaan: doch dat, hierop, niets<br />
„ dan een befluit tot het bezenden der Staa-<br />
„ ten van Utrecht gevolgd was: waarom de<br />
„ Staaten van Holland, bezeffende, hoe naauw<br />
„ zy, door de nader Vereeniging en door ou-<br />
5) der Overeenkomften, verbonden waren met<br />
„ die van Utrecht, niet hadden konnen naw<br />
laaten, hen herwaards te zenden, om den<br />
ft) GROTIUS Verantw. Cap. XIX. hf. 2C6.<br />
?J Staa<br />
1618.<br />
Hun<br />
voordel<br />
aan de<br />
Scaatea,
i.<br />
(£) GJIOTIUS Verantw. O». XIX. VU 277.
XXXVIII.BOEK. H I S T O R I E . 223<br />
hy, terftond, door dé Staaten en Wethouders<br />
der Stad, werdt verwelkomd. Des anderendaags<br />
verfcheen hy, Nihlaas de Voogd, uit Gelden<br />
der<br />
derland , Adriaan Manmaaker, uit Zeeland, en algemeeneStaa<br />
Willem, Heer tot Zwartfenburg, uit Frieslanden tenko de Vergadering der Staaten van Utrecht. Hun men,in3- voorftel ftrekte, om de Staaten te beweegen, gelyks,tö<br />
tot afdanking der Waardgelders en tot bewil Utrecht.<br />
liging in de Nationaale Sinode. Ledenberg DeHol-<br />
gaf, hiervan, terftond, kennis aan de Hollandlandfche Afgevaardigden, die den Prins, na fchen<br />
den middag, gingen verwelkomen, hem te gebegroeten zyne<br />
lyk bekend maakende dat zy daar gekomen Doorlug<br />
j, waren, om, met die van Utrecht te raadtigheid.je pleegen over eene eenpaarige orde op't ftuk<br />
ju van de Waardgelders, en op de verzekerdw<br />
heid der Steden, waarover zy, op 't be-<br />
„ geeren der Utrechtfchen, verzogten, dat,<br />
in Holland, gehandeld mogt worden." De Gelprefc<br />
Groot verhaalt, in zekere Aantekeningen , tusfchen<br />
dat de Prins, by deeze gelegenheid, zeide, den Prin^<br />
Men zou de Magifiraaten wel befchermen; maar fe, de<br />
Groot,<br />
eerst willen weeten, hoe zy regeer en zouden. Men<br />
en de<br />
hadt vyf valfchepunten zoeken in te voeren anderen.<br />
in den<br />
Godsdienst; men hadt hem willen ontzetten van<br />
zyn Stadhouderfchap, en ten Lande uitjaagen.<br />
Doch hy hadt hierin orde gefield, hy wist wel, wat<br />
hy deedt. Hy hadt vyfGewesten voor zig, en de zes<br />
Steden van Holland zouden Gemagtigden naar<br />
Utrecht zenden, om hem te onderpleunen. DeHollandfche<br />
Gemagtigden antwoordden hierop<br />
5, dat niemant, huns weetens, eenig voorneemen<br />
5, hadt, ten nadeele zyner Vorftelyke waardig-<br />
*> heid; dat men bereid was, zyneverdienften<br />
t s te erkennen, naar vermogenj doch dat de<br />
?5 arg
£24 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK;<br />
Ï6*I 3. „ argwaan, ter wederzyde, federt de algemee-<br />
„ ne fcheuring over kerkelyke gefchillen, ont-<br />
„ ftaan, verdwynen zou, zo men de zaaken,<br />
niet tot beilisfing, maar tot bylegging wilde<br />
beleiden: 'twelk, huns bedunkens, ligt<br />
„ te doen ware." Maar de Prins drong fterk,<br />
op de Nationaale Sinode. Wilden, zeide hy,<br />
de Utrechtfchen daarin bewilligen; men zou hen<br />
met hunne Kerken in de Stad bewor den laaten: zo<br />
niet; dan moesten de afgezonderden ook Kerken<br />
hebben. De Waardgelders waren erger dan de<br />
Spaanfche Kasteelen. Die moesten af. Wyders<br />
vraagde zyne Doorlugtigheid hun, ofzy last<br />
hadden, om met de afgevaardigden der algemeene<br />
Staaten te fpreeken ? Zy zeiden, Neen. Ook<br />
fchryft de Groot, dat de Prins, onder 't fpreeken,<br />
zig ontvallen liet, dat alles defchuldwas van den<br />
Advokaat. Waarop geantwoord werdt „ dat zy<br />
„ allen, zo de Advokaat dood was, zig verpligt<br />
?3 zouden rekenen, 'sLands geregtigheidvoor<br />
te ftaan." Ook zeide de Groot, dat men Holland<br />
fcheen te veragten, en den anderen Gewesten<br />
te willen onderwerpen: waarop de Prins hernam ,<br />
dat de Advokaat, daarentegen,mn Holland fcheen<br />
te willen maakende algemeene Staaten Qi). Uit<br />
dit gefprek, welk nog andere by zonderheden behelsde<br />
, was ligtelyk op te maaken, dat de komst<br />
der Hollandfche afgevaardigden, te Utrecht,<br />
Onge van kleinen dienst zyn zou. 't Gene de Prins<br />
grond gezeid hadt, dat men hem van zyne waardigheid<br />
van<br />
heden dagt te ontzetten, hadt, ook naar 't ge<br />
't vermoedentuigenis<br />
van anderen (i), geenen den minften<br />
«lat men ' grond. 'tSchynt nogtans, dat men Zyne Door-<br />
fS) H. DE GROOT Memor. in zyn Leven door K. BRANDT bl.u6><br />
(i) UITENBOG. Leven en Verantw. Cap. XII. bi. 232.
fcXXVIII.BoÉK. H I S T O R I E . 225<br />
lugtigheid in zulk een vermoeden gebragt<br />
hadt. Immers ik vind, dat men, naderhand,<br />
onderzogt heeft * of 'er, in de Stad of Regeering<br />
van Utrecht, nimmer voorflag ware gedaan<br />
, om den Prins te ontzetten van 't Stad<br />
houderfchap, en het den Graave van Kuilenburg<br />
op te draagen (£). Ook fcheen men be<br />
denkelyk te houden, of fommigen het oog niet<br />
op Graave Fredrik Henrik hebben mogten:<br />
waarvan wy* hierna, nog iets zullen aantekenen.<br />
's Daags na dit gefprek met den Prinfe, den<br />
zevenentwiritigften van Hooimaand, kwam<br />
Moersbergen wederom te rug te Utrecht, be<br />
rigtende, dat de Vergadering van Holland,<br />
in welke men hem, den vyfentwintigften , gehoor<br />
hadt verleend (7), beflooten hadt, haare<br />
vryheid te handhaaven, vertrouwende, dat<br />
die van Utrecht van gelyken zouden doen (in).<br />
Doch Dordrecht hadt, in dit antwoord, niet<br />
bewilligd, begeerende, dat men 't uitftelde,<br />
tot dat de Vergadering voltalliger was< Ten<br />
zelfden dage, antwoordden de Staaten van Uttrechtop<br />
het voorftel, hun vanwege de algemeene<br />
Staaten gedaan. In dit antwoord, welk<br />
de Groot ontworpen hadt, werden de Afgevaardigden<br />
genoemd Heeren <br />
tien Prins<br />
vsn zyne<br />
waardigheden<br />
dagt te<br />
ontzetten. <br />
Antwoord<br />
der Staaten<br />
van<br />
Utrecht j<br />
op 's<br />
Prinfen<br />
voonlajri
E6Ï8.<br />
XXIX.<br />
Amlterdambewerkt<br />
eene bezending<br />
naar<br />
Utrecht,<br />
tot onderfhuning<br />
van<br />
zyne<br />
Doorlug<br />
tigheid.<br />
*a6 VADERLANDSCHE XXXVIII. BOEK.<br />
ren Staaten Generaal, die zy zig zei ven toe-<br />
• fchreeven,noch duidelyk ontzeid,noch toegeftaan<br />
werdt («). In 't antwoord zelf, beweerden<br />
ze regt te hebben, om op hunne verzekerdheid<br />
orde te ftellen; wyders verzoekende, dat de<br />
Prins en de andere Heeren zig, wegens 't ftuk<br />
der Waardgelders, geliefden te openen aan de<br />
Staaten van Holland, met aanbieding van hunne<br />
Afgevaardigden , tegen den tyd, daar toe te beftemmen,<br />
te willen zenden naar den Haage, en<br />
hun last te geeven , om niet alleen voorflagen te<br />
hooren; maar ook op dezelven te helpen befluiten<br />
, zo als, tot de meeste verzekerdheid, rust<br />
en eenigheid van de Landen, Steden en Leden,<br />
zou bevonden worden te behooren. 'tByeenroepen<br />
eener Nationaale Sinode hielden zy ondienstig<br />
en gevaarlyk : ook kon het, meenden<br />
ze, niet wettiglyk gefchieden, buiten eenpaarige<br />
bewilliging der Gewesten (o).<br />
Terwyl dit, te Utrecht, voorviel, was de<br />
Stad Amfterdam, aanfchryvens van den Prinfen<br />
bekomen hebbende, bezig, om, nevens de<br />
Steden, die 't met haar eens waren, Gemagtigden<br />
te fchikken naar deeze Stad, die, in<br />
der Staaten Vergadering aldaar, de bezending,<br />
uit Holland gedaan, zouden tegenfpreeken.<br />
Daarentegen, hadt deeze bezending kennis<br />
haarer handeling overgefchreeven naar den<br />
Haage, alwaar zy werdt goedgekeurd, door<br />
de meeste Leden; die, ten zelfden tyde, beflooten<br />
, nog twee Gemagtigden, Wesfel van Boetfelaar,<br />
Heer van Asperen, en Maarten Ruikha-<br />
f») GROTIUS Verantw. Caf. XlX. bit 269, 270.<br />
(,») BRANDT II. Deel, bl. öil.
XXXVIILBOEK. H I S T O R I E , as?<br />
haver, Oud- Burgemeester van Haarlem, naar ittti<br />
Utrecht te zenden. Doch in Boetfelaars plaats, •<br />
vertrok, federt, Jan Janszoon Engelsman, Oud-<br />
Burgemeester van Hoorn, reeds te vooren benoemd<br />
(f). Dordrecht en Amfterdam j daarna<br />
ingevolgd van Schiedam, Enkhuizen, Edam<br />
en Purmerende, hadden, ondertusfchen, de<br />
bezending, door de andere Leden beraamd,<br />
tegengefproken en voor nietig verklaard, zig<br />
voorts,ook bereidende,tot de reize naar Utrecht<br />
(q~).<br />
Hier, gaven de Hollandfche Gemagtigden Vefdeeld<br />
den Staaten, den zevenentwintigften, te verheidonftaan<br />
n dat 'er gerugten liepen van eenig voorder de<br />
neemen om eene Kerk te vermeesteren, Staaten<br />
jj vraagende, wyders, of 't niet geraaden zou van Utrecht»<br />
„ zyn, nader orde te ftellen op de wagten, en<br />
n op 't bezetten der poorten en andere plaatfen<br />
van belang, mids men hiervan fprake met<br />
n zyne Doorlugtigheid (>)." Doch men befpeurde,<br />
ten deezen tyde, zo groote oneenigheid,<br />
verwarring en drift, in de Vergadering<br />
der Staaten, dat 'er niets beflooten werdt, op<br />
deezen voorflag (V). Men begon, onder de<br />
Staaten, te vermoeden, dat zyne Doorlugtigheid<br />
voorhadt, de Waardgelders, daadelyk,<br />
af te danken, en vraagde elkander en, wat men<br />
in zulk een geval, doen moest? Eenigen meenden<br />
, dat men 't zou moeten aanzien, gemerkt<br />
de Prins altoos groot gezag over 't Krygsvolk<br />
ge-<br />
f p~) GROTIUS Verantw. Cap. XIX'. bl. 262.<br />
Cj) Refol. Holl. 27, 28, 29, 30, July 1618. bl. 20j, 204;<br />
söf>, 208, 210. UÏTENBOG.W. y&isnz. TRIGLAND. bl. 1089 «se».<br />
(t) GROTIUS Verantw. Ca» XlX. bl. 2(16.<br />
R.' HOGERBEETS by BRANDT II. Deel, bl. 313*<br />
P 8
Vergadering<br />
ten<br />
223 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEX,<br />
geoefend hadt, en de Groot heeft, naderhand<br />
gefchreeven, dat hy van dit gevoelen was,<br />
fchoon hy niet dagt, dat de Prins tot daadelyke<br />
afdanking befluiten zou (/). Doch anderen<br />
zagen 't ftuk anders in. Zy vreesden, dat<br />
de Prins, gefterkt door de uitheemfche bezetting<br />
binnen Utrecht, of veelligt ook, door<br />
ander Krygsvolk, welk hy, van buiten,derwaards<br />
, ontbieden zou mogen, de Waardgelders<br />
daadelyk zou afdanken. Over den weg,<br />
dien men hadt in te flaan, om dit, of, ten minfte<br />
. de zwaarigheden, die 'er uit zouden volgen<br />
, te voorkomen, was men in woorden geraakt<br />
onder de Staaten; daar fommigen fchynen<br />
te hebben uitgeflaagen van zig te willen<br />
verzetten tegen 't gene de Prins .mogt voorneemen,<br />
terwyl anderen begreepen, dat men<br />
behoorde te wyken, zonder dat men eikanderen<br />
verftaan, of tot een eenpaarig befluit komen<br />
kon. In deezen onzekeren toeftand, hebben<br />
eenigen,byzonderlyk Ledenberg,den Pander<br />
Jakob van Door, naar Nieuwerfluis, en anderen<br />
, naar elders gezonden, om het Krygsvolk<br />
, dat naar of over 't Stigt trekken mogt,<br />
op te houden,en den Staaten, zonder uitftel,<br />
kennis te geeven van hun wedervaaren («).<br />
Ook vergaderden, op den dertigftenvan Hooi<br />
maand, verfcheiden' Leden der Regeeringe<br />
huize van ten huize van Joan vanRenesfe van Zuiïeftein,<br />
Zuile-<br />
om raad te pleegen. Des morgens verfcheeilein.nen<br />
hier, behalve Zuiïeftein zeiven, Koningsvry,<br />
Hoenaken, Zandenburg, Ryzenburg,<br />
Moers-<br />
CO GROTIUS Verantw. Cap. XIX. bl. 1172-<br />
Cu) Interrog, vnn Suylettcyn. Art. XXIX. XXX. ven Conincxvry<br />
Art. XXIII. BfSS.
XXXVIII. BOEK. H I S T O R I E , aap<br />
Moersbergen, de Gooyer, Groveftein, van I
itfiS.<br />
De Hol- i<br />
landfche •<br />
Gemag- '<br />
tigden '<br />
geeven i<br />
der be- |<br />
zetting,<br />
ten laste '<br />
van Hol- 1<br />
030 VADERLANDSCHE XXXVIILBOEK*<br />
ook een brief gelezen, door den Advokaat<br />
gefchreeven aan Ledenberg, en meldende,<br />
„ dat hy, voor deezen tyd, geene hulp wist<br />
„ te doen aan de Stad; doch dat de Franfche<br />
„ gezanten gekomen of voorhanden waren,<br />
„ door welker middel, men zyne Doorlugtig-<br />
„ heid uit Utrecht zou zoeken te trekken (V)."<br />
Moersbergen, Groveftein en Ledenberg begaven<br />
zig, hierop, naar de Hollandfche Gemagtigden<br />
, welken zy aandienden, 't gene hun<br />
van Harteveld voorgehouden was, De Hollandfche<br />
Gemagtigden veroordeelden 't gedrag<br />
van Harteveld, zeggende, zo Groveftein<br />
verklaard heeft, dat hy zynen meesteren, die hem<br />
betaalden, getrouwer behoorde te zyn. Doch<br />
de Groot heeft naderhand, gefchreeven, dat<br />
hun flegts gezeidwas, dat Harteveld zwaarigheid<br />
maakte, de wagten waar te neemen, die<br />
hem, by de Staaten, en by de Wethouderfchap<br />
der Stad, zouden belast worden; en dat zy, hierop<br />
, diergelyk antwoord gegeven hadden (j><br />
r/erftond hierop, ontboeiden ze eenige Hopuiden<br />
der gewoonlyke bezetting, ftaande ter<br />
jetaalinge van Holland (2), welken zy den eed<br />
/oorhielden, en bevel gaven, om den Staaten<br />
/an Utrecht gehoorzaam te zyn. Ook leverlen<br />
ze hun toen de brieven over, waar by hun<br />
liergelyk bevel gegeven werdt, door de Staa-<br />
land 1 en van Holland, gelyk zig de meerderheid<br />
ftaande, : •loemde. Vooraf, hadden ze den Prinfe ver<br />
bevel i gaard 5, dat zy de uitvoering van dit gedeelom<br />
den<br />
Staaten 5 , te van hunne last, tot hiertoe, hebbende<br />
» uitfaO<br />
Interrog, ynn D. van Eek. Art. XV. IU. S.<br />
Cr) GROTIUS Verantw. Cap. XIX. bl. 273.<br />
t*j Interrog, ven Grovelteyn. Art. XXXIII. S,
XXXVIII.BOEK. H I S T O R I E . 231<br />
„ uitgefteld, nu daarmede niet langer draalen<br />
durfden, uit vreeze dat de fchade, by ver<br />
der verzuim te wagten, hun mogt geweeten<br />
worden (a). n<br />
van Uttrecht<br />
te<br />
Men vindt, dat de Prins hier g ehonrop<br />
gezeid zou hebben, dat, zo zy den foldaaten zaamen.<br />
betaaling weigerden, hy andere Afgevaardigden<br />
uit Holland te gemoet zag.die zulks geen gehand<br />
zouden doen. Ook hadden de Bevelheb<br />
bers Ernst van Nasfau,Ogle, Vereen anderen<br />
twyfelagtig antwoord gegeven. Men verftondt,<br />
ten zelfden tyde, dat de Prins, des anderendaags,<br />
zelf de afdanking der Waardgelderen<br />
doen zou. Tegen den avond,kreegende Overften<br />
der gewoonlyke bezettinge last, om, des<br />
anderendaags,voor vier uuren,met hun volk,<br />
in de wapenen te komen, op de Neude of 't<br />
Marktveld. Ogle kwam den Hollandfchen Gemagtigden<br />
nog eens vraagen, wat hem te doen<br />
ftondt? Zy rieden hem, zorg te draagen, dat<br />
alles zonder bloedftorting afliep. Met den<br />
dag, kwam de bezetting in 't geweer (b). De<br />
Hollandfche Gemagtigden, toen in Utrecht<br />
niets meer te verrigten hebbende, en verneemende,<br />
dat de meeste Leden der Regeeringe,<br />
ook Ledenberg, bedugt voor erger, de<br />
Stad verlaaten hadden, beflooten, insgelyks,<br />
te vertrekken Voor dat zy afreeden, zager<br />
zy de Afgevaardigden van Dordrecht, Amfterdam,<br />
Schiedam, Enkhuizen, Edam en Pur<br />
merende, voor de Herbergde Hulk, van dt<br />
wagen ftappen. Naderhand vernamen ze, da<br />
zy geen halfuur langer in Utrecht moesten ge^<br />
blee<br />
(«) CnoTirs Verantw. Cap. XIX. bl. 274, 275. K. BRASÏJ*<br />
' even van H. de Gïout. bl. 129.<br />
ibj BnANDT II. Dtel, II. 3iS, 81C.<br />
P 4<br />
161S.<br />
Men verneemt,<br />
dat de<br />
Prins<br />
voorheeft<br />
,de<br />
Waardgelders<br />
af<br />
te dan<br />
ken.<br />
De TJttrechtfcheStaaten<br />
en<br />
HollandfcheGemagiigdenbefluiten<br />
te<br />
wyken.
»Ó"I8.<br />
De<br />
Waardgelders<br />
Worden.,<br />
te (J-<br />
{trecht afgedankt.<br />
s 3a VADERLANDSCHE XXXVIII. BOEK,<br />
bleeven zyn, of men zou ben op Haazenb'erg<br />
gebragt hebben O). In den Haage gekomen,<br />
deeden zy verflag van hunne verrigtingen;<br />
waarin de meerderheid genoegen nam<br />
doch die, door de zes Steden, wederom werden<br />
afgekeurd (
XXXVIILBOEK. HISTORIE. 233<br />
gemeene Staaten, orde wilde ftellen op de verzekerdheid<br />
van 't Gewest en de Stad. Des anderendaags<br />
, vervoegde de Prins zig in de Kamer der<br />
Wethouderfchap van Utrecht, daar eenige Burpers,<br />
zig noemende Gemagtigden der Gemeente<br />
, kwamen begeeren, dat de Regeering veranderd<br />
mogt worden: hoewel men,naderhand,<br />
zeide, dat zy alleenlyk last hadden, eene Kerk<br />
te verzoeken, voor de Contraremonftranten<br />
(g). Hierop volgde, den vierden van Oogstmaand,<br />
de verandering der Regeeringe: aan<br />
welke zelfs eene nieuwe gedaante gegeven<br />
werdt, wordende de Vroedfchap, uit veertig<br />
Raaden beftaande, nu voor haar leeven aangefteld<br />
(h~), daar zy, te vooren, jaarlyks, plag<br />
vernieuwd te worden. De Prins ftelde deezen<br />
Raad, voor deeze reize, uit de dienende Raaden<br />
, en uit eene benoeming van veertig ande^<br />
ren, door deeze Raaden, en van twintig, door<br />
zyne Doorlugtigheid zelve, gedaan. In het Lid<br />
der Gekoorenen en in dat der Ridderfchap, gefchiedden,<br />
naderhand, ook merkelyke veranderingen<br />
; zo dat men, eerlang, eene geheele<br />
nieuwe Staatsvergadering kreeg. De Sekretaris<br />
Ledenberg werdt ook verlaaten van zyn<br />
Ampt (;')• De voornaamften, die, ten deezen<br />
tyde, uit het bewind raakten, waren Joan de<br />
Gooyer en Jonker Joan van Groveftein, die tot<br />
het Lid der Gekoorenen behoord hadden. In<br />
hunne plaats, kwamen eerlang Jonker Gysbrecht<br />
van Harteveld, die eerfte Hopman der<br />
Waardgelders geweest was, en Meester J&an<br />
(g~) BRANDT II. Deel, bl. 818.<br />
f*J Zie Groot Utr. Plakaatu. IH, Deel, bl. t)f>.<br />
Zie USAND^ Ij, bul) 11, J318, yi/ü, coi^ W\<br />
Strik<br />
I6l8.<br />
De Regeering<br />
wordt,<br />
veran»<br />
derd.
ft 34 VADERLANDSCHE XXXVIII. BOEJE,<br />
1618. Strik (k). Uit het Lid der Ridderfchap, werden<br />
verhaten Jonkheeren Justus van Ryzenburg,<br />
Heer tot Ryzenburg, Willem Bor va»<br />
Amerongen, Heer van Zandenburg, Adolf<br />
van de Waal, Heer van Moersbergen, en Fredrik<br />
van Baexen, Heer tot Koningsvry. Te<br />
vooren was het Lid der Ridderlchap reeds<br />
met zeven nieuwe Edelen vermeerderd (/).<br />
De voorouders der ontflaagen' Heeren hadden<br />
ook het ongeluk gehad van in de ongunst<br />
manden Graave van Leicester gevallen te "zyn,<br />
;n, in den jaare 15 87, gevangen genomen te<br />
worden; gelyk wy, op zyne plaats (V)> hebben<br />
aangetekend. Voorts, werdt Nikolaas van<br />
Berk Burgemeester der Stad, in de plaats van<br />
Ryzenburg. Hy was, in 't jaar 1611, uit het<br />
Lid der Gekoorenen ontflaagen («), en, felert,<br />
buiten bewind gehouden. Kornelis van<br />
« le Poll bleef,nevens hem,Burgemeester. Hy<br />
vas ook in de byeenkomst by Trefel geweest.<br />
Sn de Groot heeft, meen ik, op hem het oog<br />
jehad, als hy van eenen fpreekt „ die, van<br />
i<br />
, toen af, reeds voorgenomen hadt, de Re-<br />
, folutien, welken hy hadt helpen neemen,<br />
, te vernietigen, en de Staaten van Utrecht<br />
, ten beste te geeven, om zyn voordeel te<br />
, doen, met de verandering der Regeerin-<br />
> g<br />
{<br />
De Con- ><br />
tiare-<br />
e<br />
00-" Ook blykt, van elders, dat hy, we-<br />
;ens 't verhandelde by Trefel, ten nadeele<br />
•an de Groot, getuigd heeft (ƒ>_). De nieuwe<br />
Vroed-<br />
(k~) Groot UT. Plakaatb. I. Deel, bl. 200, 202.<br />
(O Groot Ucr. Plakaatb. I. Deel, bl. 304, 305, 306.<br />
(;«; VIII. Deel. hl. 247.<br />
l;Ó Groot Utr. Plakaatb. I. Deel, bl 199.<br />
Co') GROTlfjs Verantw. Cap. XIX. bl. 255.<br />
Cf) Gitonus Verantw. Cap. XIX. W. 271.
XXXVIII. BOEK. H I S T O R I E . 235<br />
Vroedfchap was zodra niet gefteld, ofdeCon"<br />
traremonftranten verzogten en verkreegen de<br />
Buurkerk tot hun gebruik. Daarna, werdt den<br />
Remonftranten gelast, hun de Domkerk in te<br />
ruimen, en zig te behelpen in de Buurkerk (#).<br />
De groote verandering in Utrecht baande den<br />
weg tot de gevolgde verandering in Holland, 1<br />
en tot het houden der Nationaale Sinode.<br />
Te Leiden, was men bedugt geweest voor<br />
de komst van den Prinfe, die, den twaalfden<br />
van Oogstmaand, van Utrecht vertrokken was.<br />
Doch hy deedt de Stad, voor deeze reize, niet<br />
aan (r).<br />
In den Haage te rug.gekeerd, werden hy<br />
en de Gemagtigden, ter algemeene Staatsvergaderinge',<br />
verflag van 't gehandelde te U<br />
trecht gedaan hebbende, plegtiglyk bedankt.<br />
Zulks gefchiedde ook, door de zes Hollandfche<br />
Steden, Dordrecht, Amfterdam, Schiedam<br />
, Enkhuizen, Edam en Purmerende. Men<br />
drong toen de andere Leden wederom tot het<br />
afdanken der Waardgelderen in Holland. Terwyl<br />
zy 'er over raadpleegden, en Rotterdam,<br />
op den raad van de Groot, reeds tot de afdan- .<br />
king beflooten hadt (Y), vervoegden zig eenige<br />
Leidfche Burgers, met een fmeekfehrift,<br />
aan de Vergadering der algemeene Staaten,<br />
waarin zeer geklaagd werdt, over den moedwil<br />
der Waardgelderen, binnen deeze Stad, en<br />
over de Wethouders en Staaten van Holland,<br />
die deezen moedwil niet bedwongen. De meerderheid<br />
der algemeene Staaten befloot, hierop,<br />
(?) BRANDT II. Deel, hl. Ri«, ETO, 820.<br />
(r) R ilooERBEi'.TS, hy BRANDT 1*. bed, V, 820.<br />
£4'; K. BRANDT Leven van li. de Groot W. ija.<br />
I6i3.<br />
mon-<br />
Iranten<br />
bekome*<br />
:1e Buur-,<br />
sn daarna<br />
le Domkerk.<br />
De algemeene<br />
Staaten<br />
beveelen<br />
het afiankea<br />
Jer<br />
Waardgelder*<br />
in Holland,<br />
daar 't,<br />
insgeyksgeschiedt.
ï«i8.<br />
XXX.<br />
Voordel<br />
van den<br />
Franfehen<br />
Gezant<br />
Boifife.<br />
Antwoord<br />
der Staaten.<br />
336 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK;<br />
op, het afdanken der Waardgelderen, by een<br />
- ftreng Plakaat, te beveelen. Die van Hulland<br />
hadden gaarne gezien, dat het vastftellen en<br />
afkondigen van dit Plakaat, nog eenige dagen,<br />
uitgefteld was geworden. Doch hun" verzoek<br />
vondt geenen ingang, 't Plakaat werdt, den<br />
eenentwintiglten van Oogstmaand, in den Haage,<br />
afgekondigd. Te Leiden, hadt men de verdeelde<br />
fchuttery wederom vereenigd, eer 't<br />
Plakaat in de Stad kwam: waarop men, den<br />
drie-entwintigften , aldaar, de Waardgelders<br />
afdankte. De afdanking volgde ook, in de andere<br />
Steden (V), op goede toezegging, fchryft<br />
de Groot (u), dat alles, hiermede, in rust<br />
blyven zou.<br />
De Koning van Frankryk hadt, kort te vooren<br />
, eenen buitengewoonen Gezant, J. de Thumery,<br />
Heer van Boijife, herwaards gezonden,<br />
om de Staaten wederom te vermaanen, tot<br />
eendragt in den Staat, en tot gemaatigdheid,<br />
in 't ftuk der Kerkelyke verfchillen. Hy deedt<br />
zyn voorftel ter algemeene Staatsvergaderinge<br />
, op den veertienden van Oogstmaand (v).<br />
De Staaten antwoordden hem, den vyfentwin-<br />
tigften „ dat de inwendige oneenigheden, op<br />
„ verre na, zo gcvaarlyk niet waren, als men,<br />
buitens Lands, fcheen verfpreid te hebben.<br />
„ Dat zy 'er anders zyne Majefteit wel van<br />
„ zouden onderrigt hebben, en dat zy, alleen-<br />
5, lyk, verzogten, dat-hy drie of vier Hervorm-<br />
„ de Godgeleerden herwaards wilde zenden<br />
» op<br />
t-0 increMBOo. bl. 991. TRIGLAND. bl. 101)1. BRANDT II,<br />
Deel. bl. 8afi ent..<br />
00 GROTIUS Veranrw. Cap. X 11. ic6. Cap. XlX. bl. aüo.<br />
(v) Zit het hy BKANDT 11. Djel s bl. 8ai en aiuleitin. Ifyez<br />
yfljjj Ai.'Bïaï Memo;*., p. 3-4..
XXXVlII. BOÊK. H I S T O R I E . 237<br />
n op de Nationaale Sinode, die te Dordrecht<br />
ftondt gehouden te worden." Doch die van<br />
Holland hadden niet bewilligd , in dit antwoord<br />
Cv). Wat laater, fchreef de Heer van<br />
Langerak. uit Frankryk „ dat de Koning geene<br />
Predikanten uit zyn Ryk op de Sinode<br />
wille laaten gaan, om dat men hem geene<br />
voldoening gegeven hadt, omtrent zyne klag-<br />
B ten, over Fr mcois van Aarfens, Heerevan<br />
„ Sommelsdyk O)."<br />
't Stuk der Sinode werdt, terftond na t af Laatfte<br />
danken der Waardgelderen, ernftigdoorgezet,<br />
raadpleegingen<br />
,<br />
ter algemeene Staatsvergaderinge. De Remon op't (hik<br />
ftranten hadden, al in 't voorjaar, gezien, dat der Sino<br />
zy 'er niets goeds van te hoopen hadden, en de.<br />
zulks den Staaten van Holland, in een wydluftig<br />
vertoog, te kennen gegeven (V). Doch<br />
de magt deezer Staaten nam dagelyks af, en de<br />
Advokaat zelf wist den Remonftranten geenen<br />
moed meer te geeven (y). Die van Amfterdam,<br />
met eenige Kerkelyken geraadpleegd hebbende<br />
(2), hadden, reeds in Lentemaand, ter<br />
Staatsvergaderinge van Holland, in tweebreedfpraakige<br />
vertoogen, beweerd, dat de gefchillen<br />
niet te regten waren, dan door eene Nationaale<br />
Sinode (a). Enkhuizen hadt hier een<br />
byzonder gefchrift bygevoegd (&) ; welke<br />
fchriften, door de Groot, werden beantwoord<br />
Cc), zonder dat my bekend is, of zyne redenen,<br />
(v) UITÏ.NBOO. bl. 993-<br />
(w^ Notul. Zeel. 26 OScob. \6iS. bl. tri.),<br />
f*) Zie BRANDT Tl Deel, bl 733<br />
(y ) UYTENBOG. A.mt. by BRANDTII. Deel, bl, 755,75(1,8s
238 VADERLANDSCHE XXXVIII. BOEK;<br />
I6I3. nen, toen, het licht zagen. Ook fchreef hy<br />
eene wederlegging der Amfterdamfche bedenkingen<br />
tegen het houden eener Provinciaale<br />
Sinode tot bylegging der gefchillen; welken,<br />
wat laater, ter Staatsvergaderinge, waren<br />
ingeleverd Cd). Daarna, kwam 'er nog een<br />
andere voorflag uit zyne pen, dïe den Prinfe<br />
behandigd werdt, en Strekte, om eene Kerkelyke<br />
Vergadering te beroepen in Holland,<br />
waarin men onderzoeken zou, hoe verre de<br />
gefchillen tot den grondflag der Leere behoorden<br />
, hoe verre niet: en zo men 't hierover<br />
niet eens worden kon, moest men, dagt hy,<br />
daarna, eene algemeene Kerkelyke Vergadering<br />
tragten byeen te brengen (V). Niet veel<br />
verfchilde hiermede de voorflag, welken die<br />
van Holland, op 't einde van Zomermaand,<br />
ter algemeene Staatsvergaderinge, deeden, in<br />
de tegenwoordigheid van den Prinfe en van<br />
Graave Willem (ƒ) Doch de andere Gewes<br />
De Nationaaleten<br />
hadden nu reeds tot de Nationaale Sinode<br />
Sinode beflooten, en veranderden niet van gevoelen.<br />
wordt De brieven van Uitfchryving, den vyfentwinbyeengetigften<br />
van Zomermaand gedagtekend, waren<br />
roepen.<br />
naar de byzondere Gewesten afgezonden : ook<br />
aan den Koning van Groot-Britanje, aan de<br />
Kerken van Frankryk, en aan verfcheiden*<br />
Vorften en Staaten, die den Hervormden<br />
Godsdienst befchermden of toelieten , met<br />
verzoek , dat zy ook eenige Godgeleerden<br />
op de Sinode zenden wilden. Doch die van<br />
Holland, oordeelende, dat de algemeene Staaten<br />
$<br />
(V) HRANUT II. Beet, bl. 78©, 784, 700.<br />
("O Zie GROTIUS Verantw. Cap. Vf. bl CV,.<br />
(J) UÏÏENBOQ. bl. 9>j7, G&tWltN Verantw. Cap.Vl. bl. ?t*
XXXVIILBOEK. H I S T O R I E . 239<br />
ten, zonder hunne bewilliging, eene Kerkelyke<br />
Vergadering befchryvende, binnen eene<br />
Stad van hun Gewest, zig een gezag aanmaatigden,<br />
welk hun niet toekwam (g), zonden<br />
de Brieven van uitfchryving, ongeopend, te<br />
rug; 't welk ze, daarna, nog eens deeden (h).<br />
Ook vaardigden ze Brieven af aan de Koningen<br />
van Frankryk en van Groot Britanje, en aan<br />
de andere Mogendheden, welken de algemeene<br />
Staaten, over de Sinode, hadden gefchreeven.<br />
In deeze brieven, verzogtenze, dat men<br />
niemant wilde toelaaten, herwaards te komen,<br />
tot ftyvinge van eenen toeleg, die aan 't gezag<br />
der O verheden en aan de vrede der Kerken<br />
nadeelig was (f). Doch dit alles was, voor<br />
het afdanken der Waardgelderen , gebeurd.<br />
Terftond daarna, gaven de meeste Leden van<br />
Holland den moed op, om het houden der Nationaale<br />
Sinode te beletten. De raadpleegingen<br />
op dit ftuk werden, met nieuwen ernst,<br />
hervat. De Edelen en alle de Steden, op Gouda<br />
na, bewilligden in de Sinode, op den vyfentwintigften<br />
van Oogstmaand: doch met eenige<br />
bepaalingen, die meest hierop uitliepen,<br />
dat de zaaken, aldaar, tot bylegging, niet tot<br />
befliffing, zouden moeten beleid worden, en<br />
dat de handelingen der Sinode van geene kragt<br />
zouden zyn, dan na dat ze, ftaatswyze, waren<br />
goedgekeurd (k). Men handelde nog over dit<br />
ftuk,<br />
(g) GROTIUS Verantw. Cap, XIX. bl. 202Ï<br />
()i) UYTENBOG. bl. 959, 965. TRIGLAND. bl. 10(7. BAUDART.<br />
Memor. IX. Soek, bl. 75'.<br />
(j ) UYTENBOG. bl. 905, BRANDT II. Deel, bl Zo?,. GROT.<br />
Verantw- Cap. XIX. bl. ia-., 208.<br />
( k Refol. Holl. 24, 25 Aug, IÖIS. II. 242, 247. by BRANDT<br />
li. Deel, bl. 831-830.<br />
1618.<br />
De Le<br />
den van<br />
Holland<br />
bewilli<br />
gen allen,<br />
behalve<br />
Gouda ,<br />
op zeke«<br />
re wy<br />
ze , in de<br />
Sinode.
240 VADERL. HIST, XXXVIII. BOEK,<br />
ftuk, tot op den negenentwintigften, en de<br />
gevoelens waren toen zo na tot één gebragt,<br />
dat men, zo de Advokaat, naderhand, verklaard<br />
heeft (/), binnen drie uuren, ten vol^<br />
le, üi de Sinode bewilligd zou hebben; wanneer<br />
een ongemeen voorval de raadpleegingen<br />
van Holland, voor eene poos, geheellyk<br />
ftremde. Ik zie op de gevangenis van den Advokaat<br />
Oldenbarneveld, en van de Penfionarisfen<br />
Hogerbeets en de Groot. Doch de omftandigheden<br />
en gevolgen deezer vreemde gebeurtenis<br />
zyn zo gewigtig geweest, dat wy ze<br />
liever, geheellyk, in 't volgende Boek begrypen<br />
, dan met het verhaal van een gedeelte<br />
derzelven, het tegenwoordige Boek vergroot<br />
ten willen.<br />
( O UlTENBOG. U. 1204.<br />
V A
VADERLANDSCHË<br />
HISTORIE.<br />
NEGENENDERTIGSTE BOEK.<br />
I N H O U D .<br />
L öorzaaken der gevangenis van Oldenbarneveld<br />
, Hogerbeets en de Groot. Verfchillende inzigten<br />
van Prinfe Maurits èn den Advokaat.<br />
Toeleg, om Graaf Fredrik Henrik, in 'tLid der<br />
Edelen, te befchryven. lï.De verfchillen in den<br />
Godsdienst dienen beide den partyen tot bevordering<br />
haarer oogmerken. Redenen van misnoegen<br />
tegen den Advokaat. Kwaad vermoeden<br />
•op hem. III. Hy wordt gevat. Ook de Groot, Hogerbeets<br />
en Ledenberg. Wat de Staaten van<br />
Holland, hierop, befluiten. IV. Men zoekt den<br />
Advokaat te doen flaaken. Van der Myle, Uitenbogaard<br />
en anderen wyken. Schotfchriften<br />
tegen de gevangenen. V. Men pleituit, hen te<br />
onderzoeken. Öorzaaken eener buitengewoons<br />
verandering der Regeeringe in de Steden. Poogingen<br />
van eenigen, ten voordeele der gevangenen.<br />
Vl.PrinsMaurits verfielt deWetteSchoonhoven,Briele,Delft,Schiedam,Gorinchem,Oudewater,<br />
Woerden, Monnikendam, Hoórn,Medenblik<br />
en Alkmaar. VII. Hy wordt hiervoor<br />
door de meeste Leden der Staaten bedankt, en<br />
* tot diergelyke verandering in andere Steden<br />
verzogt. Vill. Hy maakt ze, te Leiden, teHaarlem<br />
v te Rotterdam, te Gouda en te Amfterdam,<br />
X, DEEL. Q T*
fl4a VADERLANDS CHE XXXIX.BOEK.<br />
Te Dordrecht wordt ze voorkomen. IX. Oordeelen<br />
over deeze verandering. DePrins wordt 'er,<br />
plegtiglyk, voor bedankt. X. De Franfche Gezanten<br />
arbeiden, ten yoordeele der gevangenen.<br />
XI. Hogerbeets wordt verhoord. Ook Ledenberg<br />
teUtrecht, die zig zeW het leeven beneemt. XII.<br />
Tweede ondervraaging van Hogerbeets. De<br />
Groot wordt verhoor d.Zyn gefprek rnetdeVwgd<br />
enManmaaker. XIII. Gemagtigden tot onderzoek<br />
der gevangenen aan gefield. De Advokaat<br />
•wordt ondervraagd. XIV. Derde ver hoor ing<br />
yanflogerbeets.De Groot word verder gehoord.<br />
XN .VoorftelderFranfcheGezanten. Antwoord<br />
op hetzelve.VondvanScriverius,om den gevangenen<br />
iet teberigten. XVI. Verlof tot opregting<br />
eener Westindifche Maatfchappye. Handel met<br />
EngelandenDeenemarke. Venetië onderfleund.<br />
Grondflagen eener oude Stad, by Goereede, ont<br />
dekt. PrinsFilipsWillem fterji..XVII Staat der<br />
Kerkelyke zaaken.XVUl Aanvang der Nationaale<br />
Sinode, te Dordrecht. Handelingen derzelve.<br />
De Remonftranten worden 'eruitgezet.<br />
XlX.Zy komen teRotterdam byeen.HunneLeer<br />
wordt, in de Sinode, veroordeeld. De Sinode<br />
fcheidt. XX. Onderzoek te Utrecht. Hogerbeets<br />
ten vierde maalegehoord. DeEngelfcheGezant<br />
arbeidt tegen de gevangenen.XXl. V Lid der Edelen<br />
wordt, ten verzoeke van Prinfe Maurits,<br />
met twee nieuwe Heeren, vermeerderd.XXll.<br />
Raadpleegingen op het ftellen van Regteren<br />
over de gevangenen.Naamen der vierentwintig<br />
Regteren. Zy hoor en Hogerbeets. De Heer van<br />
Moersbergenwordtgevat. De Groot komt voor<br />
de Regters. XXIll.OokOldenbarneveld.XXïV.<br />
Verklaaringen van den Griffier Aarfens en den<br />
Buv
XXXIX.BOEK. HISTORIE. 243<br />
Burgemeester Berk: waaruit de Advokaat befchuldigd<br />
wordt. XXV. Belydenis des Advokaats,<br />
voor deRegters. XXVI. Bededag uit*<br />
gefchreeven. XXVJJ. Boifife en Maurierfpreeken<br />
voor de gevangenen. De Advokaat wilgeent<br />
vergiffenis verzoeken Zyn gedrag, inzynuiterfte.<br />
XXVIII. Inhoud van zyn vonnis. Hy<br />
wordt onthalsd. Oordeel over hem en zyn vonnis<br />
, in Frankryk. XXIX. De Grooten Hogerbeets<br />
laaten zig ook niet beweegen, tot het verzoeken<br />
van vergifenis. Zy worden tot'eene eeuwige<br />
gevangenis verweezen, en naar Loevefte'm<br />
gevoerd. Vonnis over Ledenbergs Lyk. XXX.<br />
Moersbergen verwerft eene foort van vergifenis.<br />
XXXI. Vonnisfen over de Haan, Trefel<br />
en Uitenbogaard. XXXII. Gerugten wegens<br />
eene aangaande verhef ng van Prinfe Maurits.<br />
Bedenkingen over de vonnisfen van Oldenbarneveld,<br />
Hogerbeets en de Groot.<br />
>t /"^ evangen neemen van den Advokaat 1618.<br />
VJT kwam veelen niet onverwagt voor.<br />
Men wist, in 't gemeen, dat Prins Maurits mis I.<br />
Ondernoegd<br />
op hem was. En veelen hielden hem<br />
zoek<br />
fchuldig, aan flinkfchen handel met den naar de<br />
Spanjaard. Doch over 't vatten van Hogeröorzaabeets en de Groot ftondt elk verbaasd ken der<br />
De eerfte was, maar weinige maanden, in gevangenis<br />
van<br />
zaaken van Stads Regeeringe, gebruikt geOldenweest. De andere wel eenige jaaren; doch zonbarneder zig, geduurende dien tyd, zeer verdagt veld,Ho- gemaakt te hebben, by 't gemeen. Alleenlyk gerbeeta<br />
en de<br />
was Groöt*<br />
f» K. BRANDT Leven van H. de Groot, 11. 136.<br />
Q 2
óts.<br />
Gezag<br />
van Prin<br />
fe Maurits<br />
en<br />
van den<br />
Advokaat.<br />
H'.innj<br />
onderlingverfchillendeinzigten.<br />
244 VADERLANDSCHE XXXIX. BOEK,<br />
was hy, door eenige uitgegeven' fchriften,<br />
- voor eenen voorftander der Remonftranten,<br />
bekend geworden. Maar men begreep nog niet,<br />
dat hy, hierom, verdiend hadt, in hegtenis te<br />
worden genomen, 't Zal dan niet ondienftig<br />
zyn, agt ik, de öorzaaken van den ramp deezer<br />
drie mannen, hier, wat omftandiger, en, zo<br />
veeldoenlykzy, naar waarheid, te ontvouwen.<br />
Het voorig gedeelte deezer gefchiedenisfe<br />
heeft ons doen zien, dat'er, in deezen Staat,<br />
niemant was, met zo veel gezags bekleed, als<br />
Prins Maurits en de Advokaat Oldenbarneveld.<br />
Zo bekend was dit, dat Graaf Willem<br />
Lodewyk hen, by Uitenbogaard, genoemd<br />
hadt „twee Perfonaadjen, op welken 's Lands<br />
„ welvaart genoegzaam rustte (T)." De waardigheden<br />
en ampten, welken zy bekleedden,<br />
gaven hun dit aanzien alleen niet; maar zy hadden<br />
't, voornaamlyk, te danken, aan menigvuldige<br />
gewigtige dienften, door Maurits, in den<br />
oorlog; door Oldenbarneveld, in verfcheiden'<br />
Staatshandelingen , den Landen gedaan (V><br />
Doch 't ongeluk wilde, dat deeze tweePerfoonaadjen,<br />
meermaalen, verfchillende inzigten<br />
hadden; waaruit, dikwils, merkelyk misnoegen<br />
gereezen was, tot agterdeel van 't Land.<br />
Zigtbaarst was dit befpeurd, in den handel over'tBeftand,<br />
welk de Advokaat hadt weeten<br />
door te dryven, in weerwil van den Prinfe,<br />
die, hierover, een misnoegen tegen hem opvatte,<br />
welk hy, zo fommigen willen(4),nimmer<br />
heeft konnen afleggen. Het naderend einde<br />
C O UYTENBOG. Leven en Verantw. Cap. X. W.157.<br />
(O GKOTJUS Verantw. Cap. XX. U. aoi.<br />
(«O AUBEUY Memor. p. 2^5
XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 245<br />
de van 't Beftand, waarna, de voorige gefchil.<br />
len over 't hervatten van den kryg, ofhetflui- •<br />
ten van de Vrede, wederom leevendig ftonden<br />
te worden, gaf beide den Prinfe en den Advokaat<br />
aanleiding, om, by tyds, verdagtte zyn,<br />
op de bekwaamfte middelen, om zig, tot het<br />
doorzetten der maatregelen , die elk hunner<br />
heilzaamst hieldt, in ftaat te ftellen. De Advokaat<br />
zogt zyn gezag te behouden by de Steden,<br />
welker belang haar tot vrede neigde, en wist,<br />
door zyne aanpryzing, in veelen derzelven,<br />
Wethouders en Amptenaars in 't bewind te<br />
doen ftellen, welker inzigten hy kende, en<br />
die, door hem bevorderd zynde, ook byzondere<br />
verpligting aan hem hadden. Maar Amfterdam<br />
; de aanzienlykfte Stad van Holland,<br />
en, hierom, meer dan eenige andere, gebelgd<br />
over 't groot gezag des Advokaats; ten tyde<br />
der handelinge van 'tBeftand, teroorzaake van.<br />
het Koopbelang, met hem oneens gewordenzynde;<br />
hadt hy, nimmer, federt, konnen winnen.<br />
In 't Lid der Edelen, welk eerst ftcmt,,<br />
ter Vergaderinge van Holland , waren zyne<br />
twee Schoonzoonen, de Heeren van Veenhuizen<br />
en van der Myle, befchree ven geweest. Ook<br />
hadt hy 'er nog andere vrienden: 't welk de<br />
voornaame reden was, waarom dit Lid, waarin<br />
, ten deezen tyde, weinige Edelen befchree-<br />
ven waren, tot hiertoe, zobeftendig, de zyde.<br />
gevolgd hadt van den Advokaat. Men was, federt<br />
eenigen tyd, in overleg geweest, om het<br />
gezag van het Lid der Edelen nog meer te ver<br />
grooten, en een Perfonaadje van merkelyk<br />
aanzien, in het zelve, te befchryven, die, deeze<br />
eer, voornaamlyk, zullende te danken hsb*<br />
Q 3 ben<br />
i(5i3.<br />
tn vloed<br />
des Advokaats<br />
op deLedcn<br />
van<br />
Hoiland.<br />
Overleg-,<br />
om Graat'<br />
Frediik<br />
Henrik<br />
in't Lid.<br />
der Edelen<br />
te he-<br />
(chryveu.
Ï6I8.<br />
Prins<br />
Maurits<br />
Vermoedt,<br />
dat de<br />
Advo-<br />
«46* VADERLANDSCHE XXXIX. BOEK<br />
ben aan het beleid van de vrienden des Advokaats,<br />
ook gefchaapen ftondt, zyne zyde te houden.<br />
Graaf Fredrik Henrik was, in den jaare<br />
161 a, door koop, eigenaar geworden der Heerlykheid<br />
van Naaldwyk in Delfland (1), aan<br />
welke, van ouds, de eer vr.n Erfmaarfchalk ,<br />
of, gelyk men nu fpreeken zou, Erfgrootftalmeester<br />
des Graaven van Holland, plag verknogt<br />
te zyn (e). Men leide dan in heimelyk<br />
beraad, om hem, als Heer van Naaldwyk, onder<br />
de Edelen te befchry ven: waarvan de Groot<br />
iet ontdekt hadt, uit van der Myle. Doch 't<br />
bleef agter, om dat men 't niet zonder kennis<br />
van Prinfe Maurits durfde doen, en bedugt<br />
was, dat hy 't afkeuren zou, als men 'er hem<br />
over fprak (ƒ). Ondertusfchen was dit over-;<br />
leg zo bedekt niet gebleeven, of het hadt eenige<br />
vrienden van den Prinfe, en, veelligt, zyne<br />
Doorlugtigheid zelve in 't vermoeden gebragt,<br />
dat men hem den voet dagt te ligten,<br />
en eenen anderen te bekleeden, met zyne<br />
waardigheden (g): welk vermoeden, egter,<br />
van de zyde des Advokaats, altoos, als geheel<br />
ongegrond, is aangemerkt.<br />
Doch, 't zy hieruit, of uit eenige andere oorzaak,<br />
't is zeker genoeg, dat Prins Maurits,<br />
al federt lang, in 't begrip was geweest, dat de<br />
Advokaat en de zynen toeleg maakten, op het<br />
verminderen van zyn gezag, onaangezien zy<br />
alre)<br />
Zie VAN LOON Aloude Regeer. V. Deel, 11. 514. ert<br />
hier voor III. Deel, bl. 548. , „ „ ,<br />
( ƒ) H. DE GROOT Memor. m zyn Leven tloorh.- BRANDT*/. i/S.<br />
r>") UYTFNBOC. Brief aan zyne Bxó.ia zyn Lcv.Cetp. XII. #ajs.<br />
CO Graaf Fredrik Henrik hadt deeze Heerlykhcid gckogt<br />
van den Graave van Aremberg, voor driehonderdenzestigduizend<br />
guldens, Refol, Holl. 6 Aug. 1612. bl. Jfj®*
XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 247<br />
altoos beweerd hebben, dat zy 'sPrinfen wet 16*18.<br />
tig verkreegen gezag veel eer gezogt hebben<br />
Icaat hom<br />
te handhaaven (k). Men hadt zyne Doorlug ien voet<br />
tigheid , in Louwmaand des jaars 1617, in woor zoekt te<br />
den geraakt zynde, met den Advokaat, hoo- ligten.<br />
ren zeggen „ MonfieurBarneveld, ik heb my-<br />
_ ne eer zo lief, als gy de uwe." En des anderendaags,<br />
tegen eenigen uit de Geregtshoven<br />
„ Ik weet wel, dat men my kan kleiner<br />
s, maaken; maar zyn dit myneverdienften (t)i<br />
Zyne vrienden, die geene vrienden des Advokaats<br />
waren, fterkten hem in deeze gedagten.<br />
Wy hebben, te vooren (A), verhaald^dat,<br />
men, omtrent den tyd van 't fluiten van tbeftand,<br />
gefproken hebbende, over t veranderen<br />
van den vorm der Regeeringe, en 't vermeerderen<br />
van 't gezag zyner Doorlugtigheid:<br />
zulken, die toen aan 't roer zaten, hadden<br />
weeten te wege te brengen, dat deeze raadpleegingen<br />
verfchooven, en eindelyk veriloii<br />
waren. Men weet dit den Advokaat, meer dar<br />
iemant, en men hieldt zig verzekerd, dat hj<br />
zig voorgefteld hadt, den Prins kleiner te maaken.<br />
Eenigen van's Prinfen vrienden, met naame<br />
Reinier Pauw, Burgemeester van Amfterdam,<br />
en Francois Franken, Raadsheer in der 1<br />
Hoogen Raade, hadden, omtrent dien tyd.<br />
eenige poogingen aangewend, ftrekkende.<br />
naar 't fcheen, om den Advokaat, door mid<br />
del van Uitenbogaard, te beweegen, tot handeling<br />
met den Prinfe, op gelyken voet, ak<br />
waarop men, weleer, met wylen Prinfe Wil<br />
r<br />
lem<br />
(b) GROTIUS Verantw. Cap. IX. li. ofi.<br />
ri) UYTENBOG. Leven Ce-. 'X. II. 134.<br />
£4J LX. Deel, IU 455> _<br />
Q 4
«Si 8.<br />
II.<br />
Men bedient<br />
zig<br />
van de<br />
verfchil-<br />
len in den<br />
Godsdienst,<br />
tot bevorderingzyneroogmerken.<br />
«48 VADERLANDSCHE XXXIX. BOEK,<br />
lem, gehandeld hadt. Doch Uitenbogaard<br />
hieldt zig hier buiten (7). Louis Aubery, Zoon<br />
van Benjamin Aubery, Heere van Maurier, en,<br />
federt het jaar 1613, Ambasfadeur van 't Hof<br />
van Frankryk in den Haage, verhaalt, dat de<br />
Prinfesfe Weduwe van Oranje Oldenbarneveld,<br />
over dit ftuk, ook getoetst hadt; doch dat de<br />
Advokaat haar, met veele redenen, hadt getoond,<br />
dat de Prins, de opperfte magtzoeken?<br />
de over den Vereenigden Staat, zyn eigen ver^<br />
derf zogt; waarna zy afgelaaten hadt, hierop<br />
verder te dringen. Zy en Oldenbarneveld beide<br />
zouden, naderhand, dit voorval aan den<br />
Heere van Maurier verhaald hebben (?«).<br />
De verfchillen over den Godsdienst gaven,<br />
eerlang, der eene en andere party e gelegenheid,<br />
om aan de bevordering haarer byzondere in-<br />
zigten te arbeiden, 's Prinfen vrienden bedienden<br />
'er zig van, om het gezag zyner Doorlugtigheid<br />
te vestigen en te vermeerderen : de Advokaat<br />
en de zynen, om hunne eigen'partye<br />
te ftyven. 'tMisnoegen onder 'tgemeen.werdt,<br />
wederzyds, verwekt, gevoed of gebruikt, om<br />
verandering te bewerken, in de Regeeringe.<br />
der Steden: gelyk, al vroeg, te Utrecht, te<br />
Alkmaar en te Leeuwaarden, gezien was (n).<br />
Doch onder de Predikanten, die over 't ftuk<br />
van den Godsdienst verfchilden, en onder de<br />
Gemeenten, die hun toegedaan waren, hadden<br />
's Prinfen vrienden den fterkften aanhang.<br />
Men hadt, hier te Lande, toen 't getal op zyn<br />
grootst was, nog geene tweehonderd Remork<br />
ftramfche Predikanten. De overigen waren allen<br />
(_h UYTBNB-G. Leven Cap. X. bl. i 5$, 155,<br />
(m) AUBERY Memóir. p aoa» 205, 300,<br />
f » Zie hier voor, bl, ai, sij, 85.
XXXIX. BOEK. H I S T O R I E .<br />
len Contraremonftranten, by welken de Prins, 1618.<br />
en verre de meesten van 's Prinfen vrienden<br />
en dienaars zig gevoegd hadden. Veelen van<br />
deeze Contraremonftrantfche Predikanten waren,<br />
van ouds, gebeeten op Oldenbarneveld,<br />
die, dagten ze, door het dringen op de vastftelling<br />
en invoering der Kerkenordening van den<br />
jaare 1591, het Kerkelyk gezag te na gekomen<br />
was(o). Hierom, lloegenzeteligterover<br />
tot 's Prinfen zyde, welke zy merkelyk fterkten.<br />
De Advokaat, hiervan niet onbewust, hadt<br />
des te fterker geyverd, om de Kerkenordening voornaaraeöor<br />
van 't jaar 1591 te doen invoeren, verzekerd dat zaaken<br />
men, door middel derzelve, met der tyd, alom- van het<br />
me in Holland, vreedzaame en gemaatigdePremisnoedikanten zou konnen bekomen, en minder te gentegen den<br />
dugten hebben, voor beroerten onder 't gemeen.<br />
Advo<br />
Hy begunftigde, om gelyke reden, de zyde der kaat en<br />
Remonftranten, die der Overheid groot gezag dszynen:<br />
toefchreeven in Kerkelyke zaaken; en hy bragt, 1. 't begunftigen<br />
door middel van den invloed, dien hy onder<br />
der Re<br />
de Edelen en onder de Burgemeesters van Lei mon<br />
den hadt, te wege, dat 'er, na Arminius, Pro ftranten,<br />
fesfors in de Godgeleerdheid op 's Lands Hooge<br />
Schoole gekooren werden, die men oordeelde<br />
of wist, het gevoelen der Remonftranten te zyn<br />
toegedaan : waardoor ook het getal der Remonftrantfche<br />
Predikanten, van tyd tot tyd, aanwasfen<br />
moest. De Wethouders der meeste Steden<br />
waren, insgelyks, den Remonftranten gunftig;<br />
en alzo deezen de minften in getal bleeven<br />
, zogt men, door verfcheiden' Staatsbefluiten,<br />
te wege te brengen, dat zy, ten minften ,<br />
in de Kerke, verdraagen werden. Doch<br />
fV) Zie UÏTEKBCG. Leven en Verantw. Ca[u 11. bl. 16,17*
2. het<br />
aanneemen<br />
der<br />
Waardgelders,<br />
3- het<br />
vorderen<br />
van ee<br />
nen nieuwen<br />
eed<br />
of belofte<br />
van de<br />
gewoone<br />
bezettingen,<br />
4. 't gebeurde,<br />
sgo VADERLANDSCHE XXXIX. SOEK;<br />
Doch toen men zag, dat de Contraremonftranten<br />
zig niet hielden aan de Refolutien %<br />
ftaatswyze genomen, en zelfs zig kanteden tegen<br />
de Wethouderfchap van verfcheiden' Steden<br />
, welke, haars oordeels, niet genoeg befchermd<br />
werdt, door den Prinfe; befloot men<br />
tot het aanneemen van Waardgelders, die eenen<br />
byzonderen eed deeden aan de Magiftraaten.<br />
Zulk een eed, of, ten minften, eene belofte<br />
van gelyke betekenis werdt ook den gewoonen<br />
bezettingen, hier en daar, afgevorderd.<br />
Al het welke, voornaamlyk, gefchiedde, door<br />
't beleid des Advokaats. Doch dit was nieuwwe<br />
ftof tot misnoegen voor den Prinfe, die<br />
begreep, dat men, op deeze wyze, het gewoonlyk<br />
krygsvolk ontfloeg van den eed,<br />
hem als Kapitein Generaal gedaan: en dat men<br />
de Waardgelders bezigen wilde, om geloofsdwang<br />
omtrent de Contraremonftranten in te<br />
voeren. Van de andere zyde, bragt men, hiertegen<br />
, wel in, dat de nieuwe eed niet onbeftaanbaar<br />
was met den eed aan den Prinfe; die,<br />
onder anderen, tot het zelfde einde ftrekte,<br />
en dat de Waardgelders, alleenlyk, gebruikt<br />
zouden worden, om oproeren te beletten en<br />
de Wethouders te befchermen ; doch men<br />
fcheen den Prins niet te konnen diets maaken<br />
, dat hieronder niet iet anders fchool.<br />
Ook hadden fommigen hem zo fterk verzekerd,<br />
dat Oldenbarneveld zyn gezag zogt te.<br />
befnoeijen, dat hy het vergen van den nieuwen<br />
eed en het aanneemen der Waardgelders<br />
als een' ftap daartoe aanzag.<br />
't Gebeurde te Utrecht, kort voor het afdanken<br />
der Waardgelders aldaar, fterktehem<br />
in
XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . *S«<br />
ïn ipe/e eedaeten. 't Was klaar genoeg, dat<br />
ïïlïhferrard werdt, door den Advokaat;<br />
Se weetende dat de Prins arbeidde, tot het<br />
afdanken der Waardgelders, desonaangezien<br />
bewerkt hadt, dat 'er eene bezending naar Uitrecht<br />
gefchied was, om dit te voorkomen; of,<br />
en minfte, de Regeering aldaar zo welte verzekeren,<br />
als, door de Waardgelders, hebben<br />
konnen gefchieden. De last, aan debezetop<br />
Hollandfche betaaling baande, om<br />
de Staaten van Utrecht te gehoorzaamen, was<br />
ook doorhem,verworven Hogerbeets en de<br />
Groot waren de bekwaamften onder de afgezondenen<br />
naar Utrecht, en deelden, hierom<br />
in het misnoegen, welk de Advokaatzig dooi<br />
deeze bezending, op den hals hadt gehaald. Zy<br />
hadden, te Utrecht zynde, genaden, de poot<br />
en te bezetten en de wagten te verdubbelen<br />
en de onwilligheid der Waardgelders om d<br />
Staaten en Regeering te befchermen ernftely<br />
veroordeeld: ;<br />
1C1I.<br />
:e Utiecbt.<br />
t welk de Prins aanmerkte, al<br />
lenen geweldigen tegenftand tegen hem, ei 1<br />
tegen de Gemagtigden der algemeene Staaten<br />
Al dit gaf dan de naaste gelegenheid tothe C<br />
befluit, om zig van den Advokaat en van Ho<br />
gerbeets en de Groot te verzekeren (£><br />
Ik heb, tot hiertoe, nog geen gewag gemaak<br />
van het vermoeden van Landverraaderye<br />
Q) Notul. Zeel, 17 typt. 1Ö1S. U- H7-<br />
t Iet,wegens<br />
't<br />
' vermoe-<br />
1<br />
welk veelen van Oldenbarneveld hadden, or den van<br />
dat het my twyfelagtig gebleeyen is, of he t Landver-<br />
. raaderye.<br />
ooit regt by den Prinfe heeft gehuisvest Nog<br />
tTns was, te Utrecht, onlangs, wt verklaard »<br />
welk dit vermoeden, eenigszins, fcheen i e<br />
hebben verleevendigd. Wy zullen, hier 01 t-<br />
1
III.<br />
Oldenbarneveld<br />
wordt<br />
gewaarfchuwd<br />
wegens<br />
zyne aan- ,<br />
ftaande<br />
gevangenis.<br />
1(<br />
252 VADERLANDSCHE XXXIX. BOEK.<br />
der, melden, wat 'er ons van voorgekomen zy.<br />
Ondertusfchen, is, uit het gezeide, op te maaken<br />
, dat het voorftaan der Remonftranten, 't<br />
veranderen van den eed of 't vergen eener<br />
nieuwe belofte van de bezettingen, het aanneemen<br />
der Waardgelders, en het gebeurde te U.<br />
trecht, al het welke 's Prinfen vrienden hielden<br />
te ftrekken tot onredelyke verkleining van<br />
'sPrinfen gezag, voor de voornaamfte öorzaaken<br />
van de gevangenis der drie Heeren gehouden<br />
moet worden. Wy komen nu, tot het verhaal<br />
der omftandigheden deezer gevangenis.<br />
De Groot hadt, voor zyne reize naar Utrecht,<br />
reeds hooren mompelen, dat men den<br />
Prinfe eenen voorflag gedaan hadt, om eenigen<br />
uit de Vergadering van Holland by 't hoofd<br />
te vatten, en aan regte te vorderen. Hy deedt<br />
'er den Advokaat opening van, hem te gelyk<br />
:e bedenken geevende, of hy niet wel zou doen<br />
/an zig naar eene goede en verzekerde Stad<br />
:e begeeven. Doch de Advokaat meende, dat<br />
nen, met het afdanken der Waardgelders, en,<br />
1 net het bewilligen in de Sinode, den Prinfe<br />
i en volle zou vergenoegen. Beide dagten ze,<br />
( lat men hen, zo 't al ten ergfte loopen mogt,<br />
1 ekerlyk, in een gewoon Regtsgeding ontvani<br />
;en zou (q). Alle de Leden van Holland, gee-<br />
1 icn uitgezonderd, hadden ook, voor weinig<br />
t yds, den Advokaat, wederom, in hunne by-,<br />
2 ondere befcherming genomen (f). De Ver-<br />
£ adering ftondt nu op 't fcheiden, voor eenige<br />
C agen, en de meeste Leden hadden geraaden<br />
evonden, den Prins te verzoeken, om, mid-<br />
g<br />
:rwyl, de zaaken, derwyze, te beleiden, dat<br />
C?) H. DE GROOT Memor in zyn Leven. bi. lu.<br />
CO Refol. Holl. 7 Aug. iG,8. L 225.<br />
al.
XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 1*53<br />
alle daadelykheid vermyd werdt (»• Doch ik<br />
weet niet, of 't gefchied, noch hoe 't opgenomen<br />
zy. De Leden kwamen, ten beftemden<br />
tyde, wederom famen. 's Daags voor de gevangenis,<br />
kwam de Raadsheer Berkhout, met<br />
nog iemant, by den Advokaat, hem aanzeggende<br />
, dat hy voor zeker zou gevangen worden<br />
: waarop deeze, zittende op zyn koelvat,<br />
met zyn Hokje in de hand, zeide, 't zyn hooze<br />
menfchen, daarby voegende, onder 't ligten<br />
van zynen hoed, myne Heeren, ik bedank u voor<br />
de waarfchuwing (/). Nogtans vondt hy niet<br />
raadzaam te wyken. Op den dag der gevangenis<br />
zelve, zynde zondag, den negenentwintigften<br />
van Oogstmaand, kwam Uitenbogaard,<br />
des morgens ten zeven uuren, by den Advokaat,<br />
om hem het inleveren van zeker Vertoogvoorde<br />
Remonftranten te verzoeken. Hy<br />
vondt hem treuriger, dan naar gewoonte, en<br />
zittende met zyne rug tegen de tafel; 't welk<br />
den Predikant bewoog, den ouden Heer te<br />
troosten, met de voorbeelden van veele treffelyke<br />
mannen, die, hun Vaderland de beste<br />
dienften gedaan hebbende, flegtst beloond waren<br />
geworden (V). Een half uur na 't vertrek<br />
van Uitenbogaard, tradt de Advokaat in zyne<br />
koets, en reedt, voor 't laatst, naar 'tHof. Hy<br />
was 'er naauwlyks, of een Kamerling kwam<br />
hem aanzeggen, dat zyne Doorlugtigheid hem<br />
begeerde te fpreeken. Ten dien einde, begaf<br />
hy zig naar 't vertrek, daar zulks plag te gefchieden.<br />
Doch, uit dit, werdt hy, terftond, in<br />
een<br />
Cs) Refol. Holl. \f>$Aug. 1018. bl. 238.<br />
( O UYTFNBOG. Dagreg, by BIMNIJT. II. Deel, bl. 841.<br />
( v ' UYTÏ-.NBOG. Leven Cap. IX. bl. 14?. Dagreg. iv ERANOT<br />
II. Deel, bl. «41.<br />
It.18.<br />
Hy<br />
wordt<br />
gevat 5
Ook de<br />
Groot,<br />
en Hogerbeets,<br />
I\Ten ver<br />
zekert<br />
zig, ins<br />
getyks,<br />
van Ledenberg<br />
s>54 VADERLANDSCHE XXXIX. BOES<br />
een ander vertrek geleid, daar hem Nythof,<br />
Luitenant van 's Prinfen Lyfwagt («0, uit<br />
naame der algemeene Staaten, gevangen nam.<br />
Hy verzogt, den Prinfe te mogen fpreeken.<br />
Doch 't werdt hem afgeflaagen (x). De Groot,<br />
kort daarna, in de Vergadering der Gekommitteerde<br />
Raaden gekomen, en ftaande om te<br />
gaan naar die der Staaten van Holland, werdt,<br />
op gelyke wyze, ontbooden by den Prinfe,<br />
daar, zeide men, de Advokaat ook was. Doch<br />
hy was pas boven gekomen, of de Kapitein des<br />
Armes, Pieter van der Meul&n, zeide hem aan,<br />
dat hy hem, van wege de algemeene Staaten,<br />
in hegtenis nam. Men bragt hem eerst op een'<br />
Kamer, daar hy, door twee Hellebaardiers, bewaard<br />
werdt: daarna op een klein kamertje,<br />
uitkomende op het binnenhof, en , 's avonds,<br />
op eene andere Kamer, daarhy, drie dagen en<br />
drie nagten, bleef, metgellooten' venfters fjy).<br />
Met Hogerbeets, die zig ook omtrent de Ka<br />
mer der Gekommitteerde Raaden onthielde.,<br />
handelde men, op gelyke wyze. Elk werdt in<br />
een afzonderlyk vertrek gezet, zonder dat zy<br />
iet weeten mogten van elkanders hegtenis.<br />
. Dien zelfden morgen, was 'er iemant naar Utrecht<br />
gezonden, om den Sekretaris Leden-<br />
' berg te vangen (z), die, eenige weeken in zyn<br />
huis verzekerd geweest zynde, ondereen fterk<br />
geleide, naar den Haage gebragt, en ook, in<br />
een vertrek van't Hof, opgeflooten werdt f».<br />
Wie,<br />
fdO VELTUS Hoorn, bl. 562.<br />
(x) BAHOART. Mw'iior.X.Vfo**, bl. 62. UYTENB. Hift. bl.995.-<br />
O") K. BRANDT Leven van H. de Groot, b' ijjj.<br />
\z , GROTIUS Verantw. Cap. Xlll P**rf4l. UÏTENBOIS. bh P95-<br />
Ca) UYTÏÏKBUG. bL 1005. K. BRANDT Leven vanH. DE GROOT.<br />
U. 14?-
XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . &5S<br />
Wie, eieenlyk, het gevangen neemen der 161S.<br />
drie Heeren, Oldenbarneveld,Hogerbeets en •<br />
)nder*<br />
de Groot, beflooten hadden, ftaat ons hier, <<br />
ock,<br />
wat nader, aan te wyzen. Sommigen fchryven, i de de<br />
dat zulks gefchied is, door 't beleid van wei- , ;evange-<br />
meen uit de algemeene Staaten, met zyne, n's der<br />
Doorlugtigheid, buiten kennis van die van Hol- •<br />
Irie Hee><br />
en be-<br />
land Cb\ Doch Hogerbeets zelf heeft aange- , looten<br />
tekendfV), dat het beftemd was, door dezelf wddv-n»<br />
den, die, wegens de algemeene Staaten , te Utrecht<br />
waren geweest, te weeten de Voogd,<br />
Manmaaker en Zwartfenburg; en dat zy t hadden<br />
uitgevoerd, door den Prinfe, en daarna<br />
eerst, ter algemeene Staatsvergaderinge, alwaar<br />
het te vooren nooit voorgefteld was,<br />
doen goedvinden. En dit komt, na genoeg, De Sta**<br />
overeen met het Register der Refolutien van ! en van<br />
Holland, alwaar men, op deezen zelfden dag, j Holland<br />
crygen<br />
aangetekend vindt, dat „ by de Heeren van .<br />
er ken-<br />
Mathenes en andere Gedeputeerden, hui-1 lis van.<br />
den deezen morgen, geweest zynde in de<br />
Vergaderinge van de Heeren Staaten Gene-<br />
" raai, gerapporteerd werdt, dat, by den Pre-<br />
" fident vermaan gedaan was, dat, by<br />
Z zyne Excellentie en de Gedeputeerden tot<br />
" afdanking van de Waardgelders tot Utrecht<br />
" geweest zynde, by last van de Vergadennge<br />
van de Heeren Staaten Generaal, goed-<br />
W<br />
gevonden was, te doen in arrest neemen de<br />
perfoonen van den Heere van Oldenbarne-<br />
I? veld, Advokaat van 't Land van Holland,<br />
Z en de Penfionarisfen Mrs. Rombout Hoger-<br />
9 3<br />
„ beets<br />
Ci) UYTENBOG. Leven cn Verantw- Cap. XIII.*/. 244»<br />
ie ) Memor. by URVNDT II. Deel, bl. 84L
I6I8.<br />
VADERLANDSCHE XXXIX. BOEK*<br />
„ beets en Hugo de Groot (V)." Doch men<br />
• moet dan de woorden, by last van de Vergadering<br />
van de Heeren Staaten Generaal, niet aan<br />
de onmiddelyk volgenden, maar aan de onmiddelyk<br />
voorgaanden hegten. Ten zelfden dage,<br />
werden de Heeren Reintze, Lients, Zwartfenburg,<br />
Hemen en Dusfum, door de algemeene<br />
Staaten, gezonden aan die van Holland (e), om<br />
hun aan te zeggen „ dat het vasthouden der<br />
„ drie Perfoonen, ten dienfte van den Lande,<br />
j, gefchied was, hebbende men bevonden, dat<br />
„ de Kerkelyke gefchillen, allengskens aan-<br />
0 gewasfen zynde, in den Staat der Regeerh><br />
n § E<br />
5 gebragt waren; dat de zaak, daarna,<br />
„ met gezag gehandhaafd was, door het aanneemen<br />
der Waardgelders, die 't gantfche<br />
„ Land beroerd hadden, en die men, tot her-<br />
„ Helling der rust, en om de Sinode beter te<br />
„ doen vorderen, hadt moeten afdanken; dat<br />
„ hier nu bygekomen was, 't gene men te U-<br />
„ trecht ontdekt hadt, dat men den band der<br />
„ Vereeniging hadt zoeken te breeken, waar-<br />
„ van de drie gevangenen de hoofdbeleiders<br />
„ geweest waren; dat men, met zulke ver-<br />
„ deeldheden, 't Land niet houden kon; dat,<br />
„ eindelyk, by 't onderzoeken der gevange-<br />
„ nen, van alles nader blyken zou, waartoe<br />
„ men verzogt, dat deeze Vergadering de hand<br />
„ bieden wilde." De Edele en meefte Steden<br />
antwoordden, hierop „ dat hun 't gebeurde<br />
„ bedroefde, en van hun als eene fchending<br />
>, van<br />
f d *\ Refol. Holl. 20 Aug. 1618. bl. 257. by BRANDT II. l)cel f<br />
bl 843-<br />
< e) Refol. Gener, 20 Aug. 1618. by K. BRANDT Leven van d&<br />
Groot, bl. 237.
XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . «57<br />
n van 's Lands vryheid en geregtighéid werdt 1618.<br />
u aangemerkt; waarom zy begeerden, dat dé<br />
h gevangenen terftond geflaakt werden." Doch<br />
de zes Steden, Dordrecht, Amfterdam, Schiedam,<br />
Enkhuizen, Edam én Purmerende, zeiden,<br />
alleenlyk „dat zy van 't voorgevallene<br />
„ verflag zouden doen; begeerende, dat alj,<br />
les,midlerwyl, bleeve in ftaate." Ten zelf Bè'fluij;<br />
den dage, beflooten de Edelen en meeste Ste by hëri|<br />
den, den Prinfe,vrymoediglyk, te kennen te hierop'<br />
geno<br />
geeven „ dat men, door deeze handelwyze, men/.<br />
^ de hoogheid, vryheid en geregtighéid van<br />
ft 't Land van Holland hieldt gekwetst te zyn;<br />
„ en hem te verzoeken, dat hy 't, als Stadhoun<br />
der, geliefde te regten." 't Gefchiedde. Doch<br />
de zes Stederi deedén 'èr, ten zelfden tyde, eene<br />
verklaaring tegen, waarby zy de klagten en<br />
't verzoek der andere Leden niet goedkeurden.-<br />
DePrins antwoordde ?> dat het gebeurde, niet<br />
„ by zyne orde, maar van wege de algemeen<br />
ne Staaten vöfrigt was; die geloofd moesten<br />
i9 worden, zulks niet zonder grond gedaan te<br />
iy hebben; dat hy 't regt Van Holland niet be-<br />
„ twisten wilde, en dat de Heeren Staaten van<br />
^ Holland 't'gefchil, welk hierover gevallen<br />
^ mogt zyn, met de Heeren Staaten Genen<br />
raai,wel zouden weeten te vinden." Waarop<br />
men befloot, te wagten,- met het verder<br />
voorftaan van 's Lands geregtighéid, tot op de<br />
wederkomst van eenige Leden, die verflag aan<br />
hunne Steden deeden; en ondertusfchen, zorg<br />
te draagen, dat de gevangenen, van Wege de<br />
algemeene Staaten,wel werden behandeld (/').<br />
De<br />
(/") Refol. Holl. 29,30 Aug. I6~l8. bl. 25H, 260. byM\W>^<br />
tï. Deel, bl. 843, 8.41, 845.<br />
X. DEEL. R
558 VADERLANDSCHE XXXÏX.BOEIT.<br />
iÖiS. De tyding van het gevangen neemen des Advokaats<br />
hadt, gelyk men denken kan, zyne oude<br />
IV. huisvrouw, zyne kinderen en verder gezin gefoogindompeld<br />
in eene diepe verflagenheid. De Heefien<br />
om<br />
den Adren van der Myle en Veenhuizen, zyne Schoonvokaatzoonen,<br />
en de Heer van Groeneveld, zyn oudfte<br />
te doen Zoon, begaven zig, des nademiddags, by zy<br />
los laane Doorlugtigheid, verzoekende, dat men hunten".nen<br />
Vader, om zynen ouderdom, zyn huis tot<br />
eene gevangenis gave: waarop de Prins antwoordde<br />
, *t is het werk van de Staaten Gene<br />
raai. Uwen Vader zal geen leed gefchieden, n<br />
meer dan my zelf. Veenhuizen, midler wyl, verfchoonen<br />
willende,dat zyn Schoonvader tegen<br />
de Kloofterkerk was geweest; hoorde de Prins<br />
haauwlyks 't woord Kloofterkerk reppen, of hy<br />
borst wït,die zig tegen de Kloofterkerk wil ftellen,<br />
zyne voeten zullen hem niet van hier dra<br />
gen. Immers op deeze wyze, vindt men deeze<br />
by zonderheden, in Uitenbogaards Dagregister<br />
(g), uit den mond van van der Myle zeiven, aangetekend.<br />
Ik heb eene Aantekening in handen,<br />
waarin, nog gemeld wordt,dat van der Myle,<br />
Veenhuizen en Groeneveld zig, des nademiddags<br />
, by de algemeene Staaten, vervoegd; doch<br />
geen antwoord, op hun verzoek, gekreegen<br />
hebben. Maar de Heeren van Schaagen en<br />
van Asperen, beide befchreeven in de Ridderfchap,<br />
ondernamen, omtrent deezen zelfden<br />
tyd, Oldenbarneveld te doen ontftaan.<br />
Doorgedrongen tot aan de Kamer, daar de<br />
Advokaat zat, begeerden zy, dat men hem<br />
Josliete. \ Gerugt, welk dit maakte, deedt<br />
den Prins uitkomen,en bevelen, dat men den<br />
(.Cj CMRDT. II. Deel, Mé 842.<br />
E-
XXXIX. BOEK. H I S T O R I É . 2^9<br />
Edelen 't geweer afname, hen voorts, bewaarende,<br />
tot dat men, hierop, het goedvinden der .<br />
algemeene Staaten verftaan zou hebben. Te<br />
gelyk,verklaarde hy, dat men hen, zyns bedunkens,<br />
met eenebeftrafiïng, onder handtasting,<br />
zou mogen ontflaan: gelyk gefchiedde<br />
}h\ Van der Myle, federt, onder de hand, ge- •<br />
waarfchuwd, dat men naauw op hem lette,<br />
week uit den Haage naar Rotterdam, van waar<br />
hy den Thefaurier de Bye kennis gaf, dat hy,<br />
uit droefenis over 't gebeurde, zig, voor eene<br />
poos, buiten den Haage dagt te onthouden.<br />
Hy vertrok, terftond, naar Frankryk, alwaar<br />
hy,den negenden van Herfstmaand,aankwam.<br />
Doch, in 't volgende jaar, keerde hy wederom<br />
in den Haage (O- Verfcheiden' andere Perfoonen,<br />
vriendfchap gehouden hebbende met den<br />
Advokaat, weeken, ten deezen tyde, ook ten<br />
Lande uit. Uitenbogaard verliet den Haage,<br />
op den zelfden dag,dat de Advokaat gevangen<br />
werdt (k). Ook toog de Heer van Moersbergen<br />
, zyne brieven, uit den Haage naar Utrecht<br />
gefchreeven, te vooren, gelige hebbende uit<br />
der Staaten Kamer (l), naar Munfterland r».<br />
Trefel zelf nam de vlugt: ook de Predikant<br />
Taurinus, Schryver der Weegfchaale, die,<br />
kort hierna, te Antwerpen, overleedt («> Eenige<br />
anderen waren in vreeze van te zullen ge-<br />
Vat worden ; fchoon zy niet wyken durfden,<br />
't Gemeen werdt haast van de gevangenis deidrie<br />
fA) BRANDT If. heet, bl. 842.<br />
ti\ Gefchrcv. Memorie wegens den Hre. van der Myle.<br />
(kS UYTENBOG.. Leven en Verantw. Cap. IX. bl. 1471<br />
Cl) interoff. van f. de Goyer. Art. LXU M. S,<br />
Cm) GROTÏUS Veranrw. Ctip.XV.bl. 154.<br />
(«) BRANDT U. Heel, bl. 820i 933-<br />
R »<br />
7an der<br />
Myle<br />
Vykt<br />
;taar<br />
Frankryk. <br />
Uitenbogaard<br />
iit<br />
anderen<br />
vlugten j<br />
ins^etyks,<br />
[nnoud.<br />
nè ze»
aöo VADERLANDSCHE XXXIX. BOÊK*,<br />
I5I8. drie Perfonaadjen onderrigt, door eene ge-*<br />
drukte Verklaaring, die, op den dag der ge<br />
licre vervangenis, zonder ondertekening of drukkers<br />
klaaring , naam, by der Staaten drukker, uitkwam, en<br />
op den<br />
dag der voor het werk gehouden werdt van eenige<br />
gevange Heeren, uit de algemeene Staatsvergadering<br />
nis ver- (o), veelligt dezelfden drie, die te Utrecht<br />
Ipreid» geweest waren. In deeze verklaaring, werdt<br />
voor reden van de gevangenis gegeven „ het<br />
j, ontdekken van verfcheiden' zaaken, te U j<br />
treeht en elders, waar van voor deezen groot<br />
„ agterdenken geweest was, en die firekten,<br />
„ tot nadeel der Gewesten in 't gemeen, en<br />
n van elk byzonder Gewest, niet zonder ver-<br />
„ moedelyk gevaar van den ftaat van 't Land<br />
,j en van een bloedbad, in Utrecht en in ver*<br />
fcheiden' Steden van Holland: van welke<br />
ontdekte zaaken Oldenbarneveld, Hoger-<br />
„ beets en de Groot voor hoofdbeleiders wer-<br />
„ den gehouden: :<br />
waarom zy, door de alge-<br />
„ meeneStaaten,gevat waren,op dat men hen<br />
„ hunne bedryven, uit hunne hegtenis, mogt<br />
ft doen verantwoorden, naar behooren (ƒ>)."<br />
£fë ge Met het uitkomen deezer Verklaarrng, wervangeden<br />
de verdenkingen en befchuldigingen van<br />
nenwor Landveraad en handel met Spanje wederom<br />
den , in<br />
leevendig ouder 't gemeen. De gevangenen<br />
Schotfchrifce:t<br />
werden Ielyk ten toon gefield, in allerlei<br />
f<br />
fiefchul- Blaauwboekjes, rymeu, liedjes, die nu eenen<br />
digd vati vryen loop hadden (q). Veelen fielden voor<br />
l/andver* zeker,dat men gruwelyke ftukken, te Utrecht,<br />
on>-<br />
(o~) Zie Kepeft. der Gener. Plakaat. U. 94.<br />
(pi Zie dit Biljcjt by BRANDT Hiil der Reehtspl bl. 2.<br />
(q~) GROTIUS Verantw. Cap. IX. bl. 94. Cap. XV.- bl. iftj<br />
BAUDART. tileiuor. X. Hvek, bl, 63, 64.
XXXIX. BOEK. H I S T O R I E .
y.<br />
.Oorzaak<br />
van hec<br />
iiitftellen<br />
van 'c onderzoek<br />
der gevangeilen.<br />
VADERLANDSCHE XXXIX. BOEK,<br />
„ een verdrag met den Aartshertoge zou kon-<br />
„ nen maaken, waarby vryheid van Godsdienst<br />
„ bedongen , en alle vrees voor dwinglandy<br />
„ voorkomen werdt: al het welk hy verklaar-<br />
„ de, niet uit zig zeiven te zeggen; maar, ter-<br />
„ ftond, van goeder hand, uit de voornaamften,<br />
„ verftaan te hebben (r)." Doch uit deeze veridaaring,<br />
die in zig zelf weinig om 't lyf hadt,<br />
kon nog minder, ten laste van Oldenbarneveld,<br />
worden beflooten. Voorts hadt, veelligt, Nikolaas<br />
van Berk, die nu Burgemeester te Utrecht<br />
geworden was, reeds iets gezeid, ten laste des<br />
Advokaats, waarvan hy, wat laater, ook eene<br />
fchriftelyke verklaaring gaf, welker inhoud en<br />
klemwy, hierna, onderzoeken zullen.<br />
De gevangenen zaten, eenige weeken, eer<br />
zy onderzogt werden. De Groot heeft, hierover,<br />
naderhand, geklaagd in zyne Verantwoor<br />
ding (Y). Doch veelligt, zonder genoegzaamen<br />
grond. De Leden van Holland, die begeerd<br />
hadden te ftaan over dit onderzoek, warengefcheiden,<br />
op reces, om over eenige dagen weder<br />
te vergaderen; en hadden gevorderd, dat<br />
de zaaken, midlerwyl, blyven zouden, in den<br />
ftaat, waarin zy waren (O- Hieruit moest uitftel<br />
van de verhooring volgen: ook weigering<br />
van toegang van vrienden, 't welk, in<br />
diergelyke gevallen, voor de verhooring,nimmer,<br />
te gefchieden plag. Doch in deeze tusfchentyd,<br />
vondt Prins Maurits geraaden, de<br />
Regeering, in verfcheiden' Hollandfche Steden,<br />
CO Atteft. van G. van Hartev. en J. de Weede van XXIV,<br />
fuly ifiié. ouden jlyl M. S.<br />
(O Cap. XIV. bl. f 42. . " "<br />
CO Itefol. Holl. 30, 31 Aug. 1618. bh 201, 263.
XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . *6 3<br />
den, te veranderen, buitens tyds. Hiermede<br />
werden ook twee maanden gefieeten, t welk<br />
het onderzoek der gevangenen, dat, mjcüerwvl,<br />
aangevangen was, van tyd tot tyd, verfchuiven<br />
deedt? Veelen kwam dit veranderen<br />
der Regeeringe onverwagt voor. Men meende<br />
, dat de Steden , door het afdanken der<br />
Waardgelders, en door het genoegzaam bewilligen<br />
in de Nationaale Sinode, den Prinfe volkomen<br />
voldaan zouden hebben. De Ledenhadden<br />
zelfs, op den dertigften van Oogstmaand,<br />
met genoegzaame eenpaarigheid van ftemmen ,<br />
beflooten, de twee ProvinciaaleSinoden, die<br />
de Nationaale Sinode moesten voorgaan, t£<br />
doen befchryven: 'twelk, weinige dagen daar<br />
na, gefchiedde. Want, fchoon Gouda, Schoon<br />
hoven, Briele en Alkmaar zig ongelast ver<br />
klaard, en Leiden en Rotterdam zig op hun<br />
ne Penfionarisfen beroepen hadeten, hadden zy<br />
nogtans, verftaan, dat men de twee Sinodei<br />
befchryven zou, zo zy, in vier of vyf dagen<br />
fO ReM. Holl. -KV, 3t Aug. ito** ft*, * B<br />
^N<br />
\ D<br />
yj l<br />
iltan Leve- v*A »• de Groot. U, m .<br />
R 4<br />
1618.<br />
Reden<br />
van de?<br />
buitengewoonsverandering<br />
der<br />
Regeeringe,<br />
ia<br />
verfcheiden'<br />
Ste»<br />
den van<br />
Holland,<br />
geen nader befcheid bragten («): t welk me d<br />
gevolgd was. De eenigheid onder de Lede 1<br />
van Holland fcheen, derhalve, herfteld, m d<br />
eewigtigfte punten, waarover men, te vooren<br />
verfchild hadt. Doch de zaak der drie gevat<br />
genen hadt een nieuw verfclul veroorzaak<br />
Die van Rotterdam hadden fterk aangehoude n Pooglnbv<br />
den Prinfe, dat men de Groot ontflaan,oi ' gen van<br />
ten minften, in zyn huis te Rotterdam, ve<br />
' verfcheir<br />
' den' Ste*<br />
zekeren zou (v). Die van Leiden begeerde 1* den,ten<br />
dat Hogerbeets, volgens de Privilegiën, bn 1- voorde^'<br />
; N 1Q des
Iöi8.<br />
gevangenen.<br />
-<br />
J.<br />
aö 4 VADERLANDSCHE XXXIX. BOEK,<br />
nen hunne Stad, te regt gefteld werdt. De Prins<br />
wees hen naar de algemeene Staaten. Doch zy<br />
beweerden beide, dat zyne Doorlugtigheid,<br />
als Stadhouder van Holland, gehouden was,<br />
de Privilegiën voor tp ftaan. Maar de Prins<br />
bleef by zyn eerfte antwoord (V). Van fommigen<br />
wordt ook verhaald, dat, in eenige Steden,<br />
beflooten was, ter naaster Dagvaart, aan<br />
te houden op het ontflag der gevangenen, en<br />
te verklaaren „dat men, daarna, befchnldi-<br />
5, gingen, in orde, tegen hen hooren wilde,<br />
„ die, ZQ ze binnenlandfche zaaken betroffen,<br />
„ door die van Holland alleen, zouden moe-<br />
„ ten geoordeeld worden. Voorts, dat menden<br />
„ Prins verzoeken ZQU , tot handhouding der<br />
„ voorregten. Doch zo zulks, ten eerfte, niet<br />
„ vallen wilde, zou men geen onderzoek<br />
„ der gevangenen toelaaten, dan in 't bywe-<br />
9 zen der Ambasfadeuren van Frankryk, En-<br />
9 geland en Zweeden, en ten overftaan van<br />
9 Gedeputeerden van alle de Leden van Hol-<br />
„ land . en Westfriesland, ?onder welker ken-<br />
9 nis en bewilliging, ten voprnaamften dee-<br />
, le, nipt zou worden voortgevaaren. Doch,<br />
, zo de gevangens, of eenigen derzelven ver-<br />
, ftand gehouden mogten hebben met de<br />
, Spaanfchen , A<br />
5<br />
J<br />
J<br />
5<br />
artsn<br />
ertogen , of derzelver<br />
, aanhangers, ten nadeele der Vereenigde Ge-<br />
, westen, en zulks klaar en genoegzaam be-<br />
, weezen werdt; zou men ze handelen, gelyk<br />
, men fchelmen en verraaders behoorde te han-<br />
? del en, anderen ten voorbedde, zondereenig<br />
, mededoogen (V)." Maar de zes Steden ver-<br />
fton-<br />
(w) R. IIOGERIIF.ETS Memor. ly BRANDT II. Deel, lil. 846.<br />
< x~) IJVTÜMUÓO 01. ioat).
XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 265<br />
Honden niet, dat men den gevangenen zo veel 1618.<br />
gunst behoorde te doen van hun ontflag en te<br />
regtftelling, in de byzondere Steden, of voor<br />
Hollandfche Regters alleen, te bevorderen.<br />
Dit gefchil ftondt, naar fommiger begrip, nieuwe<br />
zwaarigheden naar zig te lleepen, om welken<br />
te voorkomen, zyne Doorlugtigheid en<br />
eenige Leden van Holland beflooten 00, eene<br />
ongewoone verandering te maaken in de Regeering<br />
van de meeste Steden Men begon dit<br />
werk, zonder uitftel, met het begin van Herfstmaand.<br />
De Predikant Henricus Armldi, die te Merk-<br />
Delft ftondt, en thans in den Haage was, waardig<br />
fchreef, den vierden, xmMartinusGregorius, fchryven<br />
van den<br />
Raadsheer in den Hove van Gelderland, wePredigens den toefland deezes tyds „ dat hy, dien kantAr- „ dag, den Prinfe gefproken, en hem bekom- noldi.<br />
„ merd gevonden hadt; dat de Steden van<br />
„ Holland begeerden, dat men de gevangens,<br />
„ voor derzelver eigen' Vierfchaar, te regt<br />
„ ftelde, zo men haaren Privilegiën geen ge-<br />
„ weid aan wilde doen; dat de gevangens, on-<br />
„ dertusfchen, buiten alle zwaarigheid waren,<br />
„ en de Staat verlooren, zo de Prins haar,<br />
• hierin, te wille was: doch dat men, veel-<br />
„ ligt, in eenige Steden, den Vroedfchappen re-<br />
L kenfchap van hun bedryf afvorderen, en tot<br />
„ zifting komen zou: en dat men hoopte, dat<br />
„ alles wel zou uitvallen, zo dit gebeuren mogt<br />
„ (2)." Ook gebeurde het laatfte, kort hierop.<br />
Den zevenden van Herfstmaand , maak<br />
VI.<br />
te de Prins de eerfte verandering, binnen Prins<br />
Schoon- Maurits<br />
(y) SATJDE VI. Hoek, bl. Zo.<br />
• z) Zie ilerjen Jiricf êy IlRAsmr II. Heel, bl. 848. Zie ook<br />
UÏTENBOO. Leven Cap. XI. bl- 20I.<br />
R 5.
16(8.<br />
veranderi<br />
de<br />
Regeering<br />
te<br />
Schoonhoven<br />
,<br />
* Elf*<br />
tenrs<br />
in den<br />
Jkielc,<br />
te Delft,<br />
te Schiedam,<br />
te<br />
Gorinchem,<br />
te<br />
Oudewater,<br />
te<br />
Woerden<br />
, en<br />
te Mon<br />
nikendaiü.<br />
Moeite<br />
met deezeverandering,<br />
te<br />
Heem.<br />
a66 VADER.LANDSCHE XXXIX.BOER,<br />
Schoonhoven, daar de dienende Wethouders,<br />
Vroedfchappen en * Kiezers ontflaagen werden<br />
, en anderen, door den Prinfe, in derzelver<br />
plaatfen gefteld. Op den tienden, gefchiedde<br />
het zelfde, in den Briele. In beide deeze Steden<br />
, lag eene bezetting van eenige vendelen,<br />
die t'eenemaal afhingen van den Prinfe. Zyne<br />
Doorlugtigheid, van hier, naar Delft getrokken<br />
, deedt, aldaar, gelyke verandering, op den<br />
vyftienden. Hier lag, insgelyks, gewoone bezetting.<br />
Van Delft, toog hy naar Schiedam,<br />
naar Gorinchem, naar Oudewater, en naar<br />
Woerden, op alle welke Plaatfen, nog in Herfstmaand,<br />
verandering gefchiedde in de Regeering.<br />
Te Monnikendam, volgde zulks, op den<br />
eerften van Wynmaand. In deeze kleine Steden,<br />
was de Prins genoeg befchermd door zyne<br />
Lyfwagt, die, onlangs, ter gelegenheid van een<br />
los gerugt wegens een'toeleg op 's Prinfen leeven<br />
? merkelyk vergroot zynde (a), toen hy, den<br />
dertigften van Herfstmaand, binnen Monnikendam<br />
kwam, uit driehonderd foldaaten beftondt<br />
(è). Tegen welke menigte, niemant het hert<br />
hadt, zig te verzetten. De verandering gefchiedde,<br />
derhalve, hier, en in grooter en fterker<br />
Steden, daar bezetting lag, zonder eenige moeite.<br />
Maar, te Hoorn, hadt dit werk meer voeten in<br />
de aarde. Hier lag geene bezetting, en het voornaamfte<br />
lighaam der burgerye hieldt het me^<br />
de tegenwoordige Regeeringe. Sommigen melden<br />
, dat de Prins, al vroeg in 't voorjaar, bezetting<br />
in Hoorn hadt zoeken te werpen; doch<br />
dat<br />
((t~l UvTF.NBor.. bl. roti.<br />
( bi IIIMND? |1> Ueel, bl, 8.5c, 851, 852. Jlyvoe^f. bl. yjz*
XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 267<br />
dat de knegten, door 't ys en tegenwind, belet<br />
zynde gelykelyk aan te komen, op bevel<br />
van Burgemeesteren , buiten gehouden waren<br />
(c). De Prins bevondt zig, na 't veranderen<br />
der Regeeringe te Monnikendam, in de<br />
nabuurige Stad Edam, daar egter geene verandering<br />
gemaakt werdt, zo ver my gebleeken<br />
is. Hier kreeg hy kennis, dat men, te Hoorn,<br />
Vroedfchap belegd, en in dezelve beflooten<br />
hadt, hem te ontvangen, zo hy zig derwaards<br />
begave: Hy vertrok dan, des anderendaags,<br />
den tweeden van Wynmaand, van Edam, en<br />
was reeds naby Hoorn, toen men hem, uit den<br />
naam der Wethouderen en Raaden, verzogt,<br />
dat hy toch met geen groot gevolg in de Stad<br />
komen wilde. De Prins vondt dit verzoek zeer<br />
ontydig. Hy antwoordde „ dat hy bereid was,<br />
eenen anderen weg te neemen, zo die van<br />
Hoorn hem niet in de Stad hebben wilden.<br />
„ Doch dan zou hv zien, wat hem, naderhand,<br />
te doen ftondt. 'Wat zyn gevolg betrof, dat<br />
wilde hy niet verminderen , ook niet van<br />
„ een' eenigen Paadje." De afgezondenen<br />
hieldt hy, ondertusfchen, by zig, tot dat hy<br />
aan de Stad gekomen was. Hier was de Poort<br />
geilooten, op 't winket na. De afgezondenen<br />
vooruit getreden zynde, om der Wethouderfchap,<br />
die, buiten de poort, op 't Hoofd,<br />
ftondt, verflag te doen, beflootmen, terftond.<br />
den Prins, met zyn gevolg, binnen te laaten<br />
De Schuttery was in de wapenen : tusfchen twee<br />
ryeu van welke, de Prins begeleid werdt, to<br />
aan zyne herbe-rge, tegen pver welke, eene<br />
(c) VEpus Hoprn, bl. 559,<br />
hou<br />
9e Prins<br />
:rekt vaa<br />
Edam<br />
derwaards.<br />
Men laat<br />
hem binnen<br />
met<br />
zyn gevolg.
Ï6(8.<br />
Schuttery<br />
bezet<br />
eenige<br />
plaatfen.<br />
De<br />
Vroedfchap<br />
verzot kt<br />
dat 'er<br />
geene<br />
veranderinggemaakt<br />
M'orde<br />
dan door<br />
«68 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK,<br />
houten Loots, voor '5 Prinfen muskettiers, opgeflaagen<br />
was. Men hieldt de maakyd met zyne<br />
Doorlugtigheid, met groot betoog van wederzydfche<br />
vriendelykheid. Doch 't bezetten van<br />
't Stadhuis, de Waage, de wagthuizen en<br />
poorten , door twee vendelen Schutters, op<br />
heimelyk bevel der Wethouderfchap, baarde<br />
byfter omzien, onder den Adel van 'sPrinfen<br />
gevolg. Ook haakten veele fchutters, om aan<br />
den man te komen met de muskettiers; en de<br />
Stad ftondt in gevaar van in eene zorgelyke<br />
beroerte te vallen, hadden de Wethouders, hiertoe<br />
, maar het minfte verlof willen draagen,<br />
Doch zy vonden raadzaamer, zig ftil te houden.<br />
Ook hielden zig eenige Burgers gereed,<br />
om den Prinfe de hand te bieden, zo men hem<br />
tegenftand wilde doen. Des morgens, ontboodt<br />
zyne Doorlugtigheid de Hopluiden der Schut-r<br />
terye, hun afvraagende, waarom zy zo fterk<br />
waakten ? daar hy hun, immers, geene reden<br />
gegeven hadt, om hem te mistrouwen. Zy berie<br />
pen zigopdenlastvanBurgemeesteren, en deezen<br />
op de Vroedfchap, die, terftond, byeengeroepen<br />
zynde, den Prins, gelykerhand, kwam<br />
verzoeken „ dat hy geene verandering maaken<br />
„ wilde in de Wethouderfchap," daar by voegende<br />
„dat zulks met de Privilegiën ftreedt,<br />
„ welken zy verpligt waren voor te ftaan; dat<br />
„ 'er ook groot misnoegen, twist en onrust uit<br />
„ ontftaan zou, onder de burgerye. Hadt men<br />
„ op iemant iet te zeggen5 men zou hem aan-<br />
„ klaagen, en zyne verantwoording hooren,<br />
„ Den fchuldigen mogt de Prins afzetten, of<br />
„ anders ftraffen. Zy waren bereid, zig met<br />
„ eede te zuiveren van 't gene hun nagegeven,<br />
„ werdt,
3CXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 269<br />
j, werdt, dat zy zyner Doorlugtigheid zouden<br />
hebben willen den voet ligten, of zyn voo-<br />
5, rig gezag verminderen." Eindelyk, baden<br />
ze ,jdat, zo hy immers iet wilde veranderen, hy<br />
„ liever 't getal der Vroedfchappen vermeern<br />
deren wilde, met eenige Perfoonen, ter zy-<br />
„ ner keuze." Deeze laatfte voorflag fcheen<br />
den Prinfe te behaagen, waarna men, op zyn<br />
fterk aanhouden, den fchutteren beval naar<br />
huis te gaan. Toen, vernieuwde de Vroedfchap<br />
haar voorig verzoek. De Prins nam aan,<br />
zig daarop, met den eerften* te zullen beraaden,<br />
en haar dan wederom te ontbieden. Dus<br />
verliep deeze dag, en de volgende. Maar op<br />
den derden dag, zynde den vyfden van Wynmaand,<br />
wanneer nu verfcheiden' vendelen<br />
knegten, uit Friesland en van elders, te fchepe,<br />
aangekomen waren in de haven; liet de<br />
Prins de Magiftraat byeen roepen op 't Stad<br />
huis, om zyne meening te verftaan. Zy was zo De Re<br />
dra niet vergaderd, of de Prins, verzeld van geering<br />
veele Edelen, en van eenige honderden foldaa wordt<br />
veranten<br />
, die zig, in eene halve maan, op de markt deid.<br />
plaatften, tradt naar 't Stadhuis, bedankte de<br />
geheele Vroedfchap, en ontfloeg ze van eed en<br />
dienst Doch agt oude Vroedfchappen werden,<br />
terftond, wederom aangenomen, en de plaats<br />
der twaalf, die verlaaten bleeven, met twaalf<br />
nieuwen, gevuld. Voorts, werden 'er vier nieuwe<br />
Burgemeesters gefteld; Na den middag,<br />
zette de Prins ook eenige Hopluiden der fchutterye<br />
af. Doch de Schepens, Weesmeesters en<br />
andere Amptenaars liet men hunne ampten<br />
behouden, onaangezien 'er verfcheiden' ontiïaagen'<br />
Vroedfchappen onder waren. Da<br />
Schoul<br />
1618.<br />
vermeerdering<br />
van hasr<br />
getal.<br />
De<br />
Schutterstrekken<br />
af.-
1618.<br />
Dit gefchiedc<br />
ook te<br />
lVIedenblik,<br />
en te<br />
Alkmaar.<br />
&?o VADERLANDSCHE XXXIX BOEK.<br />
Schout, den Prinfe gevraagd hebbende, hoe V<br />
daarmede gaan zou ? kreeg tot befcheid, daar<br />
Is al genoeg veranderd, ja al te veel. Zyne Doorlugtigheid<br />
, eene bezetting van negenhonderd<br />
of duizend man, onderden Luitenant Kolonel<br />
Ei/inga, een' gefchikt' Friesch' Edelmap, binnen<br />
Hoorn, gelaaten hebbende (£), begaf zig,<br />
des anderendaags, naar Enkhuizen, daar geene<br />
verandering gefchiedde. Van hier toog hy<br />
op Medenblik, alwaar, op den agtften, elf'<br />
Wethouders verlaaten bleeven, en vyf ouden<br />
van nieuws aangefteld (e). Van Medenblik,<br />
nam de Prins zynereize naar Purmerende, en,<br />
van daar, zonder iet veranderd te hebben, naar<br />
Alkmaar. Hier was zyne Lyfwagt, den agtften,<br />
reeds binnen gekomen. Hy volgde, den<br />
tienden, verzeld met omtrent honderd wagens,<br />
van welken eenigen der voorften omtrent honderd<br />
muskettiers voerden. De Schuttery was<br />
in de wapenen. Doch 's Prinfen Lyfwagt hadt<br />
het Stadhuis bezet. Ook lag 'er een vendel<br />
Schotten in de Stad, welk, insgelyks, in't geweer<br />
ftondt. De Prins, op den elfden, verfeheenen<br />
zynde in de Vroedfchap, die toen uit zevenentwintig<br />
Leden beftondt, ontlloeg ze allen<br />
van eed en dienst; en ftelde, van nieuws, ee*<br />
ne Vroedfchap van vierentwintig Perfoonen<br />
aan, onder welken, maar agt ouden waren*<br />
Onder de zestien nieuwe Vroedfchappen, waren<br />
'er vyf, die, in den jaare 1610, door Gemagtigden<br />
der Staaten van Holland, van hunne ampten<br />
verlaaten geweest waren. Voorts werden,<br />
hier*<br />
(V) Vattin Hoorn* bU r.r,f.<br />
(r) BAUDART. Memor. X. Kwl* bU 68. KRASDT II. Bee! t<br />
Ui 857. Bjv bL w
XXXIX. BOEK. HISTORIE. a?l<br />
hier, ook nieuwe Burgemeesters en Schepens I5I8»<br />
gefteld Cf).<br />
Na dat, in zo veele Steden, de hekken der VU<br />
Regeeringe verhangen waren, keerde de Prins De Prini<br />
wordt,<br />
naar den Haage, alwaar de Staaten van Hol<br />
door de<br />
land, reeds, gedeeltelyk, uit afgevaardigden meeste<br />
der nieuwe Regeeringe, beftaande, al in Herfst Leden,<br />
maand, byeen gekomen waren. Zyne Door der Staaten<br />
, belugtigheid,<br />
den twaalfden, te rug gekomen, dankt, en<br />
en, door de Staaten verwelkomd zynde, deedt verzogt ,<br />
hun, vervolgens, aandienen „ dat hy, hoewel gelyke<br />
>? ongaarne , genoodzaakt was geweest, tot verandering,<br />
in<br />
n wederbrenging van de rust en eenigheid in andere<br />
5, den Lande, zig, met groote moeite, en, Steden,<br />
„ niet zonder gevaar, te begeeven naar eeni te doen.<br />
}, ge Steden van Holland en Westfriesland, en,<br />
„ aldaar, voor eenen korten tyd, de Burge-<br />
„ meesters, Schepens en Vroedfchappen te<br />
w ontdaan, en dezelfden, of anderen, in derzel-<br />
„ ver plaatfen, te herftellen, zonder, daarby,<br />
nogtans, te verftaan, der byzondere Steden<br />
„ geregtighéid of privilegiën , eenigermaate,<br />
„ verkort, of iets byzonders daarin gezogt te<br />
„ hebben, anders dan de vordering van den<br />
i 9 dienst van den Lande. Dat deeze verandeft<br />
ring, in eenige Steden, nog niet was gefchied,<br />
ft alwaar zyne Doorlugtigheid dezelve niet<br />
f, minder noodig hieldt, dan in de Steden, daar<br />
ft zy gefchied was. Waarop hy de meening van<br />
„ de Vergadering begeerde te verftaan, op<br />
dat hy alles, met de beste orde, en, tot de<br />
ft meeste rust en dienst van den Lande, mogs<br />
„ konnen verrigten." De Edelen en meeste<br />
Le-<br />
(ƒ") BBANtïT II» Detl, tl. 857»
)6I8.<br />
VIII.<br />
Zyne<br />
Doorlugtigheidverandert<br />
de<br />
Redering<br />
te<br />
Leiden,<br />
272 VADERLANDSCHE XXXIX. BOEK;<br />
Leden verftonden ,3 dat men den Prins, voor<br />
^ de genomen' moeite, bedanken' zoü, te<br />
ft gelyk , verklaarende j dat men vertrouw-<br />
„ de, dat hy in alles, 's Lands best beoogd<br />
„ hadt, en ten zynen goedvinden fbJ.le, of<br />
„ hem, zo hy 't noodig vondt, verzogt, in<br />
„ andere Steden en Plaatfen, van gelyken, te<br />
ft willen doeh: waartoe men hem Wilde onft<br />
derfteunen." Maar Haarlem, Leiden eft Rotterdam<br />
verklaarden zig ongelast, om hierop te<br />
ftemmen. Gouda ftelde de zaak ter befcheidenheid<br />
van den Prinfe. 't Befluit der Leden<br />
den Prinfe zynde aangediend, verklaarde hy,<br />
op nieuws ,5 in 't gene gedaan en nog te doen<br />
ft was, geen ander inzigt te hebben,- dan de<br />
„ vordering van den dienst en rust van den<br />
n Lande, zonder dat 'er iet byzonders onder<br />
*, gemeend of gemengd ware, Ook buiten bc-<br />
' n nadeeling van de geregtigheden en Privile-<br />
„ gien des Lands en der Steden." Voorts, begeerende<br />
„ dat van deeze zyne verklaaring<br />
„ aantekening gehouden mogt worden , tot<br />
„ meerder kennisfe van zyne goede en opregft<br />
te meeninge (g)"<br />
Hierna, zondt de Prins zyne Lyfwagt en<br />
eenig ander Krygsvolk naar Leiden, en begaf<br />
zig, opdentwee-éntwintigften, in perfoon der-<br />
waards. Nu, of al vroeger, hadt hy zynen broeder,<br />
Fredrik Henrik, gevergd, hem té verzeilen;<br />
doch deeze hadt zulks, heufchelyk .geweigerd<br />
, begeerende, dat zyne Doorlugtigheid hem<br />
toch niet zou medeneemen, in eenige Steden van<br />
Hol-<br />
(g) Refol. Hol'f. 12,- 19 O,7o'. i6i8. , 307. fyBRAm>¥<br />
II.- ü'.el, bl, »52«
XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 273<br />
Holland (/O- Des anderendaags, werdt de<br />
Vroedfchap, te Leiden, ontflaagen: en, ter- -<br />
ftond daarna, eenigen wederom herfteld. Doch<br />
twee-entwintig van de veertig bleeven geheel<br />
verlaaten. Onder de nieuwe Vroedfchappen ,<br />
waren 'er eenigen, die zig, wegens t ftuk der<br />
Waardgelders, gekant hadden tegen de voorige<br />
Regeering, en een, die zynen naam getekend<br />
hadt, in den kring, waarvan wy boven<br />
m gewaagden. De Hopluiden der Schuterye,<br />
Èv den Prinfe ontbooden zynde, werden tot<br />
eenigheid en onderwerping aan de Wethouderfchap<br />
vermaand. Om 't graauw, welk reeds<br />
gaande werdt tegen de Remonftranten, te fluiten,<br />
deedt de Prins, met goedvinden der Magiftraat,<br />
allen overlast en moedwil, by open<br />
baare afkondiging, verbieden (k). .<br />
Van Leiden, trok zyne Doorlugtigheid naar<br />
Haarlem. Binnen deeze Stad, waren, den vierentwintigften<br />
, drie vendelen gezonden, behalve<br />
'sPrinfen Lyfwagt. Dit volk ftondt, by<br />
de aankomst van den Prinfe, in 't geweer. Doch<br />
den fchutteren, die ook in de wapenen gekomen<br />
waren, hadt de Prins belast, af te trekken<br />
m. Hy kwam, ten vier uuren, met een<br />
gevolg van omtrent tagtig wagens, in de Stad.<br />
Voorts, de gantfche Vroedfchap, tegen s anderendaags,<br />
op 't Stadhuis ontbooden hebbende<br />
ontfloeg hy ze van eed en dienst. Daarna<br />
ontboodt hy de nieuwe Vroedfchappen, onder<br />
f*) UYTENBOO. Dagreg. ly BRANDT II. Deel, 11. 873.<br />
[k] QaiWs Leyden, bl. 507. BAUDART. Memor. X. Boek«<br />
bl. />», 69. UYTENBOG. bl. oio, 10x0.<br />
(-/) BAUDART. Memor. X. Soek, bl. 09.<br />
X. DEEL. S<br />
te Haai-;<br />
lem,
tói 8.<br />
te Rotterdam<br />
,<br />
m VADERLANDSCHE XXXLX.BOEK:<br />
der welken hy dertien ouden herftelde. Negentien<br />
bleeven 'er verlaaten. Ook werden 'er<br />
nieuwe Burgemeesters en Schepens gefteld. De<br />
Hopluiden der Schutterye tot gehoorzaamheid<br />
vermaand, en allen overlast, gelyk te Leiden<br />
gefchied was, by afkondiging, verbooden hebbende<br />
(tri), keerde de Prins naar den Haage. 's<br />
Daags na de verandering der Regeeringe te<br />
Haarlem, kwam de Penftonaris de Haan, te<br />
rug gekeerd van de Dagvaart, welke hy, tot<br />
hiertoe, bygewoond hadt, in de Kamer van<br />
Burgemeesteren. Arend Meindertszoon, die<br />
toen voorzat, vraagde hem, wat hy daar te doen<br />
hadt. Ik kom, was het antwoord, om, naar gewoonte,<br />
verflag te doen van V gene op de Dag<br />
vaart is voorgevallen. Doch de Burgemeester<br />
zondt hem naar huis, zeggende, dat men hem<br />
wel ontbieden zou-, als men hem noodig hadt.<br />
Maar als niemant, in twee maanden tyds, zynen<br />
dienst vereischte, verftoutte hy zig, den Burgemeester<br />
te vraagen, wat men met hem voorhadt ?<br />
U te verlaaten van uw ampt, zeide men hem ,<br />
zonder dat men zig gehouden agt, u reden te gee<br />
ven. Dit gefchiedde ook, terftond. Naderhand ,<br />
van verfcheiden' kanten, gewaarfchuwd, dat<br />
men hem zou vasthouden, week hy, in den aanvang<br />
des volgenden jaars, ten Lande uit (n).<br />
Van Haarlem, begaven zig, op 'sPrinfen last,<br />
twee vendelen, onder deGraaven Ernst en Jan<br />
van Nasfau, naar Rotterdam : alwaar nog een<br />
Fransch vendel lag. Zy kwamen 'er, op den negenentwintigften<br />
van Wynmaand, gevolgd van 's<br />
Prin-<br />
Cm) AMPZIN'Ó ttaarl. bl. 484. SCHREVEL. Haaxl. 153,<br />
BRANOT II. D cl. bl. 862. Byy.. bl. 005,<br />
C'ij BRANUT Recbtspl, bl. 242 enz.
XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . a? 5<br />
PrinfenLyfwagt: en eerlang van den Prinfe zelv'.<br />
Des anderendaags, werdt de Regeering veranderd<br />
Zeven oude Vroedfchappen werden,<br />
óp nieuws, aangenomen: vyftien geheel verlaaten:<br />
twee waren overleeden: voorts, werden<br />
'er nieuwe Burgemeesters en Schepens ge<br />
fteld, en de Hopluiden der Schutterye, naai<br />
gewoonte, tot gehoorzaamheid vermaand.<br />
Ten zelfden dage, zondt de Prins een vendel<br />
knegten naar Gouda, en, den volgenden dag.<br />
zyne Lyfwagt (o> Doch eer hy zelf, derwaards, ><br />
vertrok, ontdekte hy iet, te Rotterdam, twelk<br />
hem, zo men meent, zeer misnoegd maakte, »<br />
op de Groot. In het Eedboek der Stad, wa;<br />
de gewoonlyke eed der Amptenaaren gefteld »<br />
in eenen tyd, dat Prinfe Willem de hooge O<br />
verheid was opgedraagen: waarom, in deeze:<br />
eed, gewaagd was van getrouw te zyn aan de:<br />
Prinfe van Oranje. Doch na 's Prinfen dood<br />
hadt Oldenbarneveld, die toen hier PenfionJ<br />
ris was, volgens een befluit der Vroedfchap i<br />
in den eed, gefteld, in plaats van aan denPrit<br />
fe van Oranje, aan de Hooge Overheid van Ho<br />
f_<br />
land. In de Groots tyd, in 't jaar 16x6, w; IS<br />
hierby nog eene kleine verandering gekomen<br />
in gevolge van een befluit der Vroedfchar *<br />
gefchreeven met de hand van den Sekretai is<br />
Anthony van der Aa, ter gelegenheid, datfoti 1-<br />
migen den algemeenen Staaten de hooge ( )-<br />
verheid der Landen begonden toe te fchryvei i><br />
Men ftelde, naamlyk, agter de woorden Hoo. re<br />
Overheid, tot verklaaring, dat is, de Staaten vt m<br />
Holland. Nu hadt men den Prinfe diets g e-<br />
maak<br />
BRANDT II. Deel, bh 864.<br />
S 2<br />
'£ 1618.<br />
» •
276" VADERLANDS CHE XXXIX. BOEK?<br />
1618. maakt, dat de Groot den naam zyner Doorlugtigheid<br />
, met eigen' hand, in den eed, doorgefchrabt<br />
hadt. Hy begeerde dan, enkelyk, het<br />
Eedboek te zien, en vondt'er de gemelde veranderingen<br />
; die de Groot, zo hy zelf, naderhand,<br />
begreep, veel kwaads deeden by den<br />
Prinfe, by wien hy, hier,thans geenen verdediger<br />
hadt (/>).<br />
en te Zyne Doorlugtigheid, van Rotterdam naar<br />
Gouda. Gouda vertrokken , veranderde, aldaar, de<br />
Hegeering, op den eerften van Slagtmaand.<br />
Fien Vroedfchappen bleeven hier verlaaten.<br />
koorts, werden 'er vier nieuwe Burgemeesters<br />
i jefteld. Doch de Schepens bleeven in hunne<br />
1 )edieningen. De Hopluiden der Schutterye<br />
( leeden ook belofte van getrouwheid aan dete-<br />
De Prins | ;enwoordige Regeeringe (jf). Van Gouda, trok<br />
kouu ie ( le Prins naar Amfterdam, daar hy, den tweeAmtierlen<br />
van Slagtmaand, werdt ingehaald, metaldain.<br />
j<br />
e betoog van eere, ftaande de twintig vende<br />
1 en fchutters en de drie vendelen Stads foldaa-<br />
t en in 't geweer. In deeze Stad, die, federt ee-<br />
1 iige jaaren , de meening, welke nu boven-<br />
C reef, gevolgd hadt, in 't ftemmen ter Dagr<br />
\ aart, fcheen geene verandering der Regeeinge<br />
vereischt te worden, gelyk ze ook niet<br />
X<br />
efchied was, te Enkhuizen, te Edam, en te<br />
i 'urmerende, die, altoos, met Amfterdam ge<br />
i<br />
temd hadden. Doch als men zig herinnert, 't<br />
;ene wy, te vooren, hebben aangemerkt, dat<br />
i<br />
e befluiten der Vroedfchap, hier, geduurig-<br />
c<br />
yk, door eene meerderheid van zeer weinige<br />
1<br />
temmen, gemaakt waren, en daarby bezeft,<br />
f<br />
hoe<br />
(_p) IC BRANDT Leven van H, de Groot, bl, 156,<br />
DIUNDT, II. Deel, bl. iój.
XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . '277<br />
hoe ligt zulk eene meerderheid, door derven \6i%.<br />
of andere toevallen , de minderheid worden<br />
kan, zalmen, zonder moeite, begrypen,dat<br />
de meerderheid hier ook belang vondt by de<br />
verandering; waarom zy 'er, meent men, den<br />
Prins toe bewoogen heeft. Op den derden van Hy ont-<br />
Slagtmaand, 's morgens ten tien uuren, verflaat hie<br />
ook de<br />
fcheen de Prins in de Raadkamer, alwaar de<br />
Vroed<br />
Vroedfchap, door zynen last, byeengeroepen fchap.<br />
was. Hy deedt 'er dit voordel: „ myne Hee-<br />
„ ren, dewyl hier, in den Raad, gelyk ook in<br />
„ andere Steden, groot verfchil is geweest, o-<br />
„ ver zaaken en gefchillen van Godsdienst en<br />
„ Regeeringe, waaruit verdere zwaarigheden<br />
„ zouden mogen ontdaan; zo ben ik hier ge-<br />
„ komen, uit last van de Regeerders des Lands,<br />
s? om ook daarin te voorzien, gelyk ik, in an-<br />
„ dere Steden, gedaan heb. Ten dien einde,<br />
5, bedank ik deeze zesendertig Raaden voor<br />
„ hunnen dienst, en ontda ze van hunnen eed,<br />
„ ook van den eed en 'tregt, welk hun, als<br />
„ Schepenen geweest zynde, in 't kiezen van<br />
„ Burgemeesteren, toekomt." Hierby, voegde<br />
hy „ dat hy van deezen last en moeite gaarne<br />
„ verfchoond was geweest; maar dat de hooge<br />
„ nood en dienst van den Lande dit vereisch-<br />
„ ten, om alle misverdanden en oneenighen<br />
den, die 't Land kwelden, weg te neemen<br />
„ en voor te komen (r)." Terwyl de Raaden<br />
vast opdonden, om te vertrekken, vraagde de<br />
Oud - Burgemeester , Kornelis Pieterszoon<br />
Hooft, den Burgemeesteren, JakobHoing en<br />
Dirk Bas, of zy, daarop, niets begeerden te<br />
BAUDART. Memor. X. Boek, hl 69, 70.<br />
s 3 :<br />
zeg,
078 VADERLANDSCHE XXXDLBOEK.<br />
zeggen. Zy zeiden neen; en niemant anders o<br />
penbaarde zig. Hooft verklaarde toen, dat hy<br />
Aan zig verpligt vondt, kortelyk, iet voor te ftelspraaklen<br />
: waartoe verlof verzogt en verkreegen heb<br />
van den<br />
Oud-Burbende van zyne Doorlugtigheid, hief hy aan,<br />
gemees op deezen zin: „ 't Zal, doorlugtige Vorst, op<br />
terKor- „ Lichtmisfe eerstkomende, vyfendertig jaanelbPie<br />
„ ren zyn, dat ik in den Raad ben beroepen,<br />
terszoon<br />
„ en, geduurende al dien tyd, heb ik myne<br />
Hooft<br />
aan zyne „ genegenheid tot het Huis van Nasfau dik-<br />
Doorlug „ wils betoond. Dikwils ben ik, van deezer<br />
tigheid.<br />
n Stede wege, ter Vergaderinge van Holland^<br />
ook ter Generaliteit verfcheenen. Verfchei*<br />
„ den' misverftanden zyn, in dien tyd, tusn<br />
fchen deeZe Stad en de Steden Haarlem en<br />
n Leiden, ontftaan, die ter fcherpe, geregten<br />
lyke en andere handelingen uitborften; zo<br />
„ dat men goedvondt, uwe Vorftelyke Door-<br />
„ lugtigheids tusfchenfpraak en bemiddeling *<br />
n daarover , te verzoeken, waardoor die vern<br />
fchillen, eindelyk, waren nêergeleid (a);<br />
„ Des agt ik my gelukkig, dat ik myn ge-<br />
„ moed, in deeze gefteltenis van zaaken, voor<br />
„ uwe Vorftelyke Doorlugtigheid, mag ont-<br />
SJ lasten. Ik zal anders niet zeggen, danditwei-<br />
, ? nigc. De geheele Vergadering van deezen<br />
v Raad was,by duuren eede, verbonden, tot<br />
' voorftand van de voorregten en vryheden<br />
J5 deezer Stede. De Heeren Raaden hebben<br />
„ zig, hierin, totnogtoe, naarbehooren, en,<br />
L met groote eendragt en zorgvuldigheid, ge-<br />
kwee-<br />
^s) Hooft zag , hiermede, op de gefchillen over dm<br />
Overtoom, die, voor eenige jaaren, aan den Prinfe<br />
vcrbleeven waren. Zie Refol. Holl. y April n en xt<br />
Decemb. 1604. bl. 123, 316, 331.
XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . a 7 9<br />
n kweeten, met naame omtrent drie punten, 1618.<br />
» die my nu in den zin komen: eerst, om, by<br />
» middel van * beflag op perfoonen of goede * drrest.<br />
„ ren, alhier, regtsgebied te vestigen, en a><br />
v lerlei zaaken bankvast te maaken: 't welk,<br />
tj fomtyds, met groote moeite en onlust, te-<br />
?7 gen eenige Steden, met naame tegen Rot-<br />
5, terdam en Middelburg, is gehandhaafd: ten<br />
n anderen, het Privilegie de non evocando, me-<br />
„ debrengende, dat men geene burgers voor<br />
„ eene vreemde vierfchaar of regtbank mag<br />
5, betrekken: ten derden, dat geene burgers in<br />
„ gevangenis mogen gehouden worden, als<br />
„ zy vermogen borg te ftellen van, teraan-<br />
„ maaninge des Regters, voor 't geregt te ver-<br />
„ fchynen. Doch deeze punten zyn niet te ver-<br />
„ gelyken, by de punten, die nu in gefchil<br />
„ ftaan. 't Is wel waar, dat het welvaaren van<br />
„ den Staat de opperfte Wet moet zyn ; maar<br />
„ ik houde het daar voor, dat zelfs niemant<br />
?, uit den Raad, ter zaake van de ftrydigheid<br />
„ der gevoelens, die, fomtyds, in den Raad<br />
w zyn geweest, eenig befluit poogde te maa-<br />
„ ken, ten nadeele van de Leden, diedemin-<br />
„ fte ftemmen nitbragten, als of die niet, zo<br />
„ wel als de anderen, voor eerlyke en vroo-<br />
„ me luiden, voor goede Patriotten en tegens,<br />
ftanders van Spanje mogten beftaan. En<br />
„ hoewel die Heeren, welken de minfte ftem-<br />
„ men hadden, hun inzigt en gevoelen over<br />
„ de zweevende gefchillen, met goeden ernst,<br />
„ volgens hunnen pligt, voorftelden :> zo heeft,<br />
nogtans, niemant uit hun zig ooit eenige f fa-<br />
•fCtmjplM.<br />
„ menrotting, of iet diergelyks, in \ minfte,<br />
n onderwonden, om de anderen, metflinkfche<br />
S 4 » mid-
28o VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />
1618. n middelen, te verkloeken: waardoor de zaa-<br />
• fy ken ook zyn uitgevallen, gelyk men nu ziet.<br />
w Die ook de Vergaderingen van Holland en<br />
ter Generaliteit wat veel bezogten, weeten,<br />
„ wat ftrydigheden en hevigheden, daar, me-<br />
„ nigmaal, onder de Leden voorvielen; hoe<br />
„ dikwils de zaaken werden uitgefteld, van de<br />
eene dagvaart en vergadering tot de ande-<br />
„ re, tot dat ze, na lang geduld, nog, einde-<br />
„ lyk, tot eene goede uitkomst zyn gebragt,<br />
„ zonder dat men ooit heeft gepoogd, op<br />
„ dusdaanige wyze, tegen iemant te handelen.<br />
„ Indien men zulks, in diergelyke verfchei-<br />
„ denheid van gevoelens, zou hebben gedaan,<br />
„ 't zou een werk zonder einde, en dikwils te<br />
„ doen geweest zyn. Dies bid ik uwe Vorfte-<br />
„ lyke Doorlugtigheid, dat het hem gelieve,<br />
' deeze goede Stad en deeze eerlyke Verga-<br />
M dering te verfchoonen, naar behooren." 's<br />
Prinfen antwoord was kort: Bestevaêr, zeide<br />
hy, V moet nu voor deez'tydzo zyn. De nood en<br />
dienst van 'tLand vereischt het. Op dit woord,<br />
fcheidde de Vergadering (s). Zeven Raaden<br />
bleeven verlaaten van 't Vroedfchaps ampt, te<br />
weeten Tsbrand Ben, Herman van de Poll en<br />
PieterMatthyszoon, Oud Schepens; Doktor Sebastiaan<br />
Egbertszoon en Jakob de Graaf, Oud<br />
Burgemeesters-, Dirk de Vlaming van Oudshoorn<br />
, Oud Schepen, en Laurens JanszoonSpiegeU<br />
regeerend Schepen. De Burgemeesters en<br />
Schepens bleeven in hunne bedieningen. Spiegel<br />
behieldt het Schepens - ampt, en de andere<br />
ontflaagen' Vroedfchappen bleeven in hunne andere<br />
O Aantck. van C. P. HOOFT by BRANDT II. Deel, bl. 8,67*
XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 281<br />
dere ampten CO-<br />
D e l a a t f t e<br />
verandering ge<br />
fchiedde in 'sGraavenhaage, op welks Regeering<br />
de Prins ook misnoegd was, om den tegenftand,<br />
voorheen, den Contraremonftranten<br />
daar ter Stede gedaan. Eenigen hadden gaarne<br />
gezien, dat te Dordrecht ook verandering gemaakt<br />
was. Reinier Pauw, Burgemeester van<br />
Amfterdam, dreef dit fterk, tegen Hugo Muis<br />
van Holy, Schout van Dordrecht. Beide waren<br />
zy zeer gezien by den Prinfe. Men hadt<br />
reeds een' Lyst gemaakt van elf Perfoonen,<br />
welken men meende, dat uit de Vroedfchap<br />
moesten gezet worden. Burgemeester Willem<br />
van Beveren was 'er onder. Doch Muis hieldt<br />
de verandering tegen, aanwyzende „ dat de<br />
„ Wethouders, te Dordrecht, aan eikanderen,<br />
„ door huwelyken en bloed ver vvantfchap ,<br />
n naauw verknogt waren; waarom het onge-<br />
„ lyk van eenigen allen treffen zou." Veelligt,<br />
gebruikte hy nog andere redenen, die bedekt<br />
gebleeven zyn. De Prins, federt, te Dordrecht<br />
gekomen, werdt, door Muis en den Thefaurier<br />
(3), verwelkomd. Zyne Doorlugtigheid<br />
begeerde, na eenige redenwisfeling, het Magazyn<br />
te zien. Toen hy omtrent het Stadhuis<br />
gekomen was, traden zyne Hellebaardiers, gelyk<br />
ze in andere Steden gewoon waren, de<br />
trappen op. Doch de Prins beval hun, datzy te<br />
rug keeren zouden. En als zy 't niet fcheenen<br />
te verftaan, riep de Thefaurier, veel luider,<br />
dat zv, aan de andere zyde, zouden afgaan,<br />
Waar-<br />
CO Lyst der Ilaaden voor de Handv. van Amlt. op 't jaar<br />
Ifii8. BRANDT II. Deel, bl. Só> enz.<br />
(3) Deeze was, meen ik, Kornelis van Terenflein<br />
Aariaamioon.<br />
S 5<br />
If5i8.<br />
Te Dordrecht<br />
,<br />
voor<br />
komt<br />
men de<br />
verandering.
* gecasfterd.<br />
IX.<br />
Oordeelen<br />
o vet<br />
deeze<br />
veranrie<br />
ring JU.<br />
cSa VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />
Waarop de Prins , lagchende , zeide, Heer<br />
Thefaurier , gy zoudt niet gaarne * afgedankt,<br />
zyn. Burgemeester van Beveren, die verandering<br />
vreesde, hadt zig in huis gehouden. Doch<br />
de Prins verzogt hem, des avonds, by zig, bejegende<br />
hem vriendeiyk, en, als 't gefprek, by<br />
geval, op de Indien viel, deedt hy hem een<br />
treffelyk Boek fchenken, welk van de Indifche<br />
zaaken handelde («). Voorts, vertrok hy uit<br />
Dordrecht, zonder eenige verandering gemaakt<br />
te hebben. Midlerwyl, was, op 's Prinfen<br />
begeercn, het Lid der Ridderfchap van<br />
Holland, in 't begin van Wynmaand, met vyf<br />
van nieuws befchreeven' Edelen vermeerderd :<br />
te weeten, Walraven van Brederode, Heer tot<br />
Brederode, Adriaan van Zwieten, Heer van<br />
Zwieten, Nikolaas van Boekhorst, Heer van<br />
Wimmenum, Henrik van Raaphorst, Heer tot<br />
Raaphorst, en Anthonis van Lynden, Heer van<br />
Kroonenburgen Loenen (j>). Omtrent zes weeken<br />
te vooren, waren de Heeren van Schagen<br />
en Warmond, naar 't fchynt, voornaamlyk,<br />
door 't beleid des Advokaats, onder de Edelen<br />
befchreeven geworden (w): waarom zyne<br />
Doorlugtigheid te noodiger hieldt, de eenigheid<br />
onder dit Lid te bevorderen, door eene<br />
byvoeging van vyf nieuwe Edelen.<br />
In alle de Steden, daar de Prins, ten deezen<br />
tyde, de Wet veranderde, verklaarde hy n dat<br />
„ zulks gefchiedde, om dat de nood en 's Lands<br />
„ dienst zulks vorderden, zonder dat het in ge-<br />
» volg getrokken, of der Steden Privilegiën,<br />
„ d aarra)<br />
Bp.vitiW. Dordrecht, bl. 360. BRANDT U.Deel, bl. 873»<br />
( v 1 Refol. Holl. 15Sept.161R.bl. 286. BAUB.X.Bask, W.70.<br />
(»; Refol. Holl. 2 Aug. 1618. bl. 214.
XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . £§3<br />
5, daardoor, benadeeld gerekend zouden worw<br />
den: ook. buiten krenking van de eere, goeden<br />
5, naam en faam der zulken, die verlaaten werw<br />
den (V)." In 't kiezen der nieuwe Wethouderen,<br />
bediende zyne Doorlugtigheid zig, gemeenlyk,<br />
van den raad der zulken, die, in elke<br />
Stad, meest voor de Contraremonftranten gey<br />
verd hadden, en gerekend werden, zulken, die<br />
't met hen eens waren, best te kennen. Zy<br />
voorzagen den Prins, gemeenlyk, vaneen'lyst<br />
der geenen, die zy bekwaam hielden tot de Regeeringe;<br />
waarnaar zyne Doorlugtigheid zig,<br />
doorgaans, fchikte, in het doen der keuze (y).<br />
Doch van de verandering over 't geheel oordeelde<br />
elk, naar hy gezind was. De Contraremonftranten<br />
preezen dit werk, hemelhoog,<br />
en hielden 't voor den grootften dienst, dien<br />
de Prins den Staat en der Kerke immer gedaan<br />
hadt (z). De Remonftranten, en zy, die<br />
der Remonrtrantfche zyde toegedaan waren,<br />
fpraken 'er, daarentegen, kwalyk van, oordeelende,<br />
dat men de beste en eerlykfte Liefhebbers<br />
des Vaderlands, onder welken "er waren<br />
, die de belegeringen van Haarlem, Leiden<br />
en Alkmaar hadden doorgedaan, uit het be<br />
wind , gezet hadt, om hunne zaak, te zekerer, te<br />
onderdrukken (
It5i8.<br />
fa, plegtiglyk,<br />
over.<br />
284 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK,<br />
werdt eene Akte gemaakt, waarby de Staaten<br />
verklaarden „dat zy, na ryp beraad, meteen-<br />
„ paarige bewilliging en volkomen' magt,<br />
„ verftonden , dat zyne Doorlugtigheid, in<br />
„ deeze niet min dan in zyne voorgaande be-<br />
„ dry ven, zyne opregte zugt, zorge en trou-<br />
„ w e, jegens de Landen van Holland en West-<br />
» friesland, onaangezien menigvuldige ge-<br />
„ vaaren en zwaarigheden , getoond hadt:<br />
„ waarom zy hem, deswege, bedankten; het<br />
„ verrigtte goedkeurden en bekragtigden; met<br />
„ belofte van de nieuwe Magiftraaten, in der-<br />
„ zeiver wettig gezag, te erkennen, te doen<br />
w erkennen en te handhaaven; zullende zulke<br />
„ ingezetenen, die dezelven weigerden te ee-<br />
„ ren en te gehoorzaamen , als verftoorders<br />
„ der gemeene ruste worden geftraft. Ook<br />
„ zouden alle hooge Amptenaars van Regee-<br />
„ ringe, Regt en Oorloge gehouden zyn, hier-<br />
„ toe de hand te bieden, en zyneDoorlugtig-<br />
„ heid in 't byzonder verzogt worden, ten<br />
„ deezen einde, al wat van zyne hooge ampten<br />
en gezag afhing toe te willen brengen,<br />
„ Wyders, zouden 't de Staaten voor aange-<br />
„ naam houden, en 's Prinfen goed oogmerk<br />
„ onderfteunen, zo zyne Doorlugtigheid goed-<br />
5, vinden mogt, op de nadere verzekerdheid en<br />
rust van eenige Steden, nog eenige voorziening<br />
te doen : fchoon zy, met dit alles, vol-<br />
„ grens verfcheiden' verklaaringen van den<br />
„ Prinfe, niet verftonden, de Traktaaten, Pri-<br />
„ vilegien , vryheden en geregtigheden der<br />
„ Landen in 't gemeen, of der Steden of Ingezetenen<br />
in 't byzonder , eemgszins ver-<br />
„ minderd, of eenige Ingezetenen, in hunne
XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 285<br />
5, eere, goeden naam en faam, gekwetst te<br />
„ zyn; maar dat dit alles, zo in 't byzonder<br />
„ als in 't gemeen, ftand grypen zou, alzo zulks<br />
voor de rust en dienst der Landen, noodft<br />
zaakelyk, vereischt werdt, en by de Staaten<br />
n verftaan was, alzo te behooren (&)."<br />
Doch 't wordt tyd, dat wy wederkeeren tot<br />
de gevangenen van Staat, op welker zaak de<br />
verandering der Regeeringe van merkelyken<br />
invloed was. Kort na 't vatten des Advokaats,<br />
leverde een der Franfche Gezanten een Vertoog<br />
in , ter algemeene Staatsvergaderinge,<br />
waarby hy verklaarde, verwonderd te zyn 0- [<br />
ver 't gebeurde, en bedugt, dat de Koning, zyn ,<br />
meester, zig daaraan ftooten, en den Advokaat,<br />
mogelyk, in zyne befcherming neemen<br />
zou (c). Doch welk befcheid hierop kwam,<br />
is my niet gebleeken. Weinigtydshierna, vertrok<br />
de buitengewoone Gezant, Boifife, uit<br />
den Haage, misnoegd, om dat de Staaten hem,<br />
zyns oordeels, geen behoorlyk regt deeden,<br />
op de klagten, uit 'sKonings naam, gedaan,<br />
over Francois van Aarfens, nu, door koop,<br />
geworden Heer van Sommelsdyk; wien hy befchuldigd<br />
hadt van, in zeker naamloos gefchrift,<br />
der Majefteit van Frankryk te na gefproken<br />
te hebben (V). Doch de Gezant was<br />
naauwlyks te Antwerpen, of hy keerde, op 's<br />
Konings uitdrukkelyken last, naar den Haage<br />
te rug. Frankryk hadt nog te veel belang, by<br />
de vriendfchap der Vereenigde Gewesten. Boifife<br />
C*) ZzeUefol. Holl. 7, 16, 17 Nay. 1618.bl.341;, 366, 372.<br />
RAUD. Memor. X. Hoek, bl. 70. UYTENBOG. bl. 1012.<br />
(e ) Zie BRANDT II. Deel, bl. 876.<br />
(d) Refol. Holl. 30 Aug. 1618. bl. 260. UYTENBOC. U, 1002,<br />
?M>3, loor, 1008.'<br />
i6it.<br />
X.<br />
Pooftingen<br />
der<br />
Franfche<br />
Gezanten<br />
, ten<br />
jehoeve<br />
Ier gerangeien.
De gevangens<br />
krygen<br />
kennis<br />
van de<br />
Verklaa<br />
s86 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />
fife dan, op den zeventienden van Herfstmaand ,<br />
op nieuws, gehoor verworven hebbende, ter<br />
algemeene Staatsvergaderinge, verzogt ronde<br />
opening van den tegenwoordigen toeftand der<br />
zaaken; den Staaten zyns meesters raad en hulp<br />
aanbiedende. Voor deeze aanbieding werdt zyne<br />
Majefteit, heufchelyk, bedankt. Doch wegens<br />
den liaat der zaaken deedt men flegts algemeene<br />
opening, onder anderen verklaarende<br />
, dat de burgerlyke regeering, door het<br />
voorzigtig beleid des Prinfen, reeds, grootendeels^op<br />
eenen goeden voet herfteld was (
XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 287<br />
gen fpreeken. Doch hy kreeg geen antwoord<br />
(&)• Van 't veranderen der Regeeringe gaf men<br />
den gevangenen ook heimelyk berigt. De<br />
Groot kreeg 'er kennis van, door fchryvens<br />
zyner Huisvrouwe (h). De Advokaat ontving<br />
eenige Briefjes, die, omvat in eene dunne<br />
fchagt, in fchoone Saffraanpeeren, geileken<br />
waren. Doch dit middel werdt ontdekt. Een<br />
der bewaarderen des Advokaats, een'peer naar<br />
zig genomen hebbende, vondt 'er een briefje<br />
in, welk deezen zin, in 't Latyn, vervatte:<br />
Verlaat 11 niet op de Staaten van Holland; want<br />
de Prins van Oranje heeft, in veele Steden, de<br />
Magiflraaten veranderd. Dudlei Karleton is<br />
uw vriend niet (t). De oude man friet zig zeer<br />
aan dit veranderen der Wethouderen, 't welk hy<br />
hieldt voor eene daad van oppergezag, welke<br />
hem verfterkte in de vrees, diehy, lang te vooren<br />
, gehad hadt, dat Prins Maurits ftondt naar<br />
de Souverainiteit; fchoon hy verklaarde, nooit<br />
gedagt te hebben, dat hyzig, op zulk eene wyze<br />
, zou hebben meester gemaakt. Zyn dienaar<br />
heeft, ten minfte, lang hierna, gefchreeven,<br />
dat hy zig, in deezer voege, uitliet, in zyn byzyn<br />
(£)• Midlerwyl, was de Advokaat, op den<br />
zevenden van Herfstmaand, overgebragt in de<br />
Kamer, daar de Admirant van Arragon voor<br />
deezen gezeten hadt. Zy was nu tot een'<br />
vasten kerker herbouwd.<br />
Tot hiertoe, waren de gevangens nog niet<br />
ondervraagd. Men begon dit werk eerst met<br />
Hotg)<br />
K. HRANDT Leven van H. de Groot, bl. 139-148.<br />
. (.hj I;RANDT Reclitspl bl. 8.<br />
( i ) ÜAUDAIIT. Memor. X. Hoek, bl. 70.<br />
fk) Aantek. van JAN FRANKEN in ie Wasrast. Hifi. W. 548,<br />
55 1<br />
» 552. 553.<br />
1618.<br />
en van de<br />
veiandering<br />
der Regeeringe.<br />
xr.<br />
Eerfte<br />
jnder-<br />
/raaging
a8§ VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />
16* [8. Hogerbeets , op den zevenentwintigften van<br />
Herfstmaand. De algemeene Staaten, aan wel<br />
van Hoken en aan zyne Doorlugtigheid, de Staaten<br />
gerbeets. van Holland, al op den vyftienden, de zaak<br />
der gevangenen, by meerderheid van ftemmen,<br />
verbleeven hadden (/), hadden 'er twee Fiskaaien<br />
toe benoemd, Laurens Sylla, uit Gelderland<br />
, en Pieter van Leeuwen, uit Utrecht f»,<br />
waarby, daarna, Anthonis Duik', uit Holland,<br />
gevoegd werdt. Veelligt, verkoos men ze, uit<br />
deeze drie gewesten, om dat deezen het meefte<br />
belang hadden, by 't gene te onderzoeken<br />
ftondt. Nevens de twee eerstgemelde Fiskaalen,<br />
kwamen, in de Kamer van Hogerbeets,<br />
des avonds ten zes uuren, de Voogd uit Gelderland;<br />
Manmaaker uit Zeeland; Adriaan<br />
Ploos, van Utrecht; Zwartfenburguit Friesland,<br />
en Koenders van Groningen. Van welken vyf,<br />
drie, nevens den Prinfe, te Utrecht geweest<br />
waren. De Griffier Henrik Pots verzelde hsn.<br />
Eer Hogerbeets antwoordde, beriep hy zig op<br />
zyn inboorlingfchap van Holland, en op zyn<br />
poorterfchap te Leiden, en verklaarde, door<br />
zyn antwoorden voor vreemden, zyne Privilegiën<br />
niet te buiten te willen gaan. Voorts,<br />
vraagde van Leeuwen, of de Advokaat hemniet<br />
geraaden hadt, het Penfwnarisfchap van Leiden<br />
aan te neemen? Hy ztids neen; doch hy hadt,<br />
uit zig zei ven, des Advokaats raad verzogt, die<br />
hem de zwaarigheden ter wederzyde voorgefteld,<br />
en voorts de vrye keuze gelaaten hadt.<br />
Wegens de Waardgelders, te Leiden aangenomen<br />
, beleedt hy „ dat zulks al gefchied was,<br />
„ voor<br />
( O RRro1.HolMs>S««.'öi8.W.277.JvBa/\NBTlI.O^iW.87'f<br />
f>;) BRANDT Rechispl. bl. 4.
XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 289<br />
„ voor hy in den dienst der Stede was gekon<br />
men, en dat hy nietgeraaden hadt,dezelven<br />
„ af te danken, om dat hy niet bevondt, dat<br />
„ zulks tot gerustheid en dienst van de Stad<br />
„ zou hebben geftrekt." Omtrent de handeling<br />
met de Utrechtfche Afgevaardigden, in den<br />
Haage, en met de Staaten, te Utrecht, verklaarde<br />
hy zig, met onderfcheid; doch Ploos<br />
beweerde, meermaalen, dat hy catagorice, of<br />
met ja of neen, behoorde te antwoorden. Dit<br />
was 't voornaamfte, welk, in dit onderzoek,voorviel,<br />
zo ver Hogerbeets zelf zig het, eenen geruimen<br />
tyd daama,wist te binnen te brengen («).<br />
Omtrent deezen tyd, werdt ook Ledenberg<br />
ondervraagd. Zulks was reeds, te Utrecht, gefchied,<br />
op den zesden en tienden van Herfstmaand,<br />
uit den naam zyner Doorlugtigheid.<br />
Hier, hadt hy beleeden „dat de Waardgel-<br />
„ ders, te Utrecht, op aanfchryvens van de<br />
Utrechtfche Afgevaardigden in den Haage,<br />
„ met kennisfe van Oldenbarneveld, en, in ge-<br />
„ volge van een befluit der Staaten, waren<br />
ft aangenomen, tot voorkoming van inwen-<br />
9, dige beroerten. Dat de Advokaat ook geraaden<br />
hadt, in Lentemaand laastleeden,<br />
„ den Prins te verzoeken, dat hy niet te U-<br />
„ trecht wilde komen. Dat het openen van<br />
„ den last aan zyne Doorlugtigheid op het af-<br />
„ danken der Waardgelders uitgefteld was,na<br />
„ dat de Gemagtigden der Hollandfche Sta-<br />
„ den verzogt hadden, de afdanking, nog ee-<br />
„ nigen tyd, te willen ophouden. Dat deeze<br />
ft Gemagtigden, uit zig zeiven, te Utrecht,<br />
» ge-<br />
00 R<br />
- HOGERB. Gertenkfchr. by BRANDT Rechtspl. bl. A«<br />
X. DEEL. T<br />
irStS.<br />
Ondermuigirig<br />
ran Leienbergj<br />
:e U-<br />
[recht.
I6i8.<br />
Men<br />
dreigt<br />
hem me<br />
de pynbank.<br />
s 9o VADERLANDSC11E XXXIX. BOEK.<br />
» gekomen waren;fchoon de Staaten, kort te<br />
55 vooren, op den raad, onder anderen, van<br />
5) Ryzenburg én Moersbergen, beflooten had-<br />
5? den, om eenige Gemagtigden uit Holland<br />
5? te verzoeken (o). Dat deeze Gemagtigden<br />
55 geoordeeld hadden, alles, te Utrecht, in ftaat<br />
55 te zullen konnen houden, als de bezetting,<br />
55 op Hollandfche betaaling ftaande, zig ftil<br />
55 hieldt, en als de Staaten van Utrecht gelyk<br />
55 bevel gaven aan de Waardgelders; alzo zy<br />
55 niet dagten, dat zyne Doorlugtigheid volk<br />
JJ van buiten zou doen komen. Dat hy niet<br />
n wist van eenig befluit, om der bezetting ee-<br />
» nen nieuwen eed af te vergen. Dat de Ad-<br />
„ vokaat, laatftelyk, te Utrecht zynde, de<br />
w Staaten, naar zyne gewoonte, vermaand<br />
n hadt, hunne vryheden en geregtigheden te<br />
w handhaaven, hun vertoonende, dat hun het<br />
5, regt der Sinode en der Waardgelders beide<br />
„ toekwam. Dat hy den Schryver der Wetg-<br />
„ fchaale niet kende dan door het gemeen<br />
„ gerugt. DatTaurinus, die 'er voor ging,<br />
„ veel ommegang plag te hebben, met de<br />
„ Groot, Uitenbogaard, Bor, Grevinkho-<br />
„ ven en anderen (p)." Doch men begeerde<br />
1<br />
meer uit hem te weeten, dan in deeze ant-<br />
woorden, vervat was. De Groot heeft aange<br />
tekend, dat hem, toen hy eenige weeken ge<br />
vangen gezeten hadt, door den luitenant Nyt<br />
hof, verhaald was ,datLedenberg -<br />
,te Utrecht,<br />
met depalei, gedreigd, en zelfs, door den<br />
fcherpregter, aangeraakt was De Fiskaal<br />
van<br />
Co) Vercl. van Ledeubergli van vj Aug. 161". ftyl, vet. MS.<br />
O) Interrogat.ycnLedcuV. van Aug. 1618.oudenjlyUMS.<br />
C?) lijDKUKOOTMciuw.intynhtiv
XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 291<br />
van Leeuwen, die, zig gemengd hebbende m 1618.<br />
de beweegingen van den jaare 1610, door beleid<br />
, zo hy dagt, van Ledenberg, van zyn<br />
ampt ontzet; doch nu, met de verandering,,<br />
wederom herfteldwas, gebruikte, meent men,<br />
te groote flrengheid tegen den gevangen. Men<br />
wil, dat hy hem, ook in den Haage , op den<br />
zevenentwintigften , nevens anderen, gekomen<br />
zynde, om hem te ondervraagen, tegen<br />
'sanderendaags, fcherp gedreigd hadt met de<br />
pynbank, zo hy niet meer belyden wilde, dan<br />
hy, tot nog toe, gedaan hadt. En deeze bedreigingen<br />
houden fommigen voor de naaste<br />
oorzaak van zynen deerlyken dood, kort daarna,<br />
voorgevallenfY): hoewel anderen dien dood<br />
aan bewustheid van fchuld en vrees voor 0penbaare<br />
ftraffe toefchryven (0- Ook hebben<br />
de Fiskaalen, van Leeuwen en Sylla, naderhand<br />
, verklaard, geene bedreigingen of hardigheid,<br />
tegen den gevangen, gebruikt te hebben.<br />
Wat'er van zy; Ledenberg begaf zig, na<br />
dat de Fiskaalen vertrokken waren, eenigen<br />
tyd, in 't gebed. Daarna, gaf hy zynen Zoon, Hy be<br />
Joost, wien men vergund hadt, hem gezelfchap neemt<br />
te mogen houden, een open briefje,gefchree zig zeiven<br />
het<br />
ven in 't Fransch, welke taal de jonge Leden<br />
leeven»<br />
berg niet verftondt, hem belastende,hetzelve<br />
wel te bewaaren, en niet op te ftaan, als 'er<br />
'snagts, eenig gerugt gemaakt werdt, alzohy,<br />
veelligt, eens ter ftoel zou moeten gaan. Doch<br />
in dien nagt en den volgenden dag, gebeurde<br />
'er niets. "Maar in den nagt tusfchen den agt-<br />
(¥ j UYTENBOG. bl. 1005. GROTIUS Veranuv. Cap. XIV. bl. 145f?)<br />
BAUDART. Memor. X. Hoek, bl. 65. TRIGLAND. bl. 109a.<br />
T z<br />
en
292 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK,<br />
1618. en negenentwintigften, hoorde de Zoon zynen<br />
Vader zulk een ongewoon geluid maaken, dat<br />
hy oprees, en aan de wagt om licht riep. Men<br />
vondt toen den elendigen, die zig, met een<br />
broodmes, twee wonden in den buik gegeven,<br />
en den hals afgefteken hadt, wentelende in zyn<br />
bloed, en alreeds overleeden. Op het briefje,<br />
welk de Zoon, daarna, te voorfchyn bragt, las<br />
men deeze woorden : „ Je fgai que Vinclinan<br />
tion est de flatuer en ma perfonne Vexemple<br />
}, me confronter avecq mes meilleurs amis, m<br />
n torturer, apres me convaincre de contrariete<br />
n & de fausfetez, comme on dicl. & apres fur de<br />
5? poin&s & poinclilles fonder une fentence ign<br />
5j minieufe, car ainfy fault ilfaire, pour juflifer<br />
5j le fdifisfement & emprifonnement. Pourech<br />
j , per tout cela, je me vay rendre a Dieu par<br />
w plus court chemin. Contre IViomme mort<br />
ft tombe fentence de onfiscation des biens. A<br />
ft turn XVIISeptembris 1618 ftil.vet. Dat is:<br />
ft Ik weet, dat de meening is, in mynen perfoon,<br />
ft het voorbeeld te ftellen, mytehooren tegen<br />
,) myne beste vrienden, my te pynigen, my,<br />
„ daarna, te agterhaalen op tegenftrydigheden<br />
„ en valschheden, gelyk men fpreekt; en dan, op<br />
ft punten en puntjes, een fchandelyk vonnis te<br />
ft bouwen: want zo moet men doen, om het<br />
ft vangen en opfluiten te regtvaardigen. Om<br />
ft dit alles te ontwyken, ga ik tot God, door<br />
„ korter'weg. Tegen eenen dooden, valt geen<br />
„ vonnis van verbeurdverklaaring van goede-<br />
„ ren. Gedaan den zeventienden van Herfst-<br />
„ maand 1618, ouden ftyl." De vrienden vaa<br />
den dooden verzogten den algemeenen Staaten,<br />
dat hun het lyk gegund mogt worden ter be-<br />
graa-
XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 293<br />
graavinge. Doch alzo de Prins afwezig was,<br />
oordeelde men, dat hierin niet kon gedaan<br />
worden. Het Lyk werdt dan gekist en bewaard<br />
, tot dat 'er, in 't volgende jaar, over<br />
gevonnist werdt<br />
Op den derden en vierden van Wynmaand,<br />
werdt Hogerbeets, voor de tweede reize, gehoord,<br />
door de gemelde Gemagtigden, Koenders<br />
uitgenomen, 't Onderzoek betrof nu, voornaamlyk,<br />
't gebeurde, te Utrecht. Men vraagde<br />
hem, of de Kolonel Ogle, des nagts voor<br />
de afdanking der Waardgelders, niet in de Herberge<br />
der Hollandfche Gemagtigden geweest<br />
was. Doch hy ontkende zulks. Meervindtmen<br />
niet aangetekend wegens dit onderzoek, in 't<br />
Gedenkfchrift van Hogerbeets (V), dien men<br />
toen negen volle weeken wagten liet, eer men<br />
hem verder ondervraagde. Men vondt ook nog<br />
geraaden , hem toegang van Huisvrouw en<br />
vrienden te ontzeggen , hoe ernftig 'er om<br />
verzogt werdt.<br />
't Liep aan tot den derden van Slagtmaand,<br />
eerde Groot, voor 't eerst, ondervraagd werdt.<br />
Eenigen uit de algemeene Staaten, zonder dat<br />
'er nog iemant uit Holland by was, benevens<br />
Griffier Pots, hoorden hem, over verfcheiden''<br />
punten. Hy beriep zig ook eerst op zyn inboorlingfchap<br />
in Holland, waarom hy voor geene<br />
vreemden behoefde te regt te ftaan (v), en bekende<br />
toen n op last der Vroedfchap van Roteer-<br />
f O UYTENBOG. II. 1003, 1006, 1007. TRIL AND. tl, loijp,<br />
BRANDT U. Deel, U. 875.<br />
O) By BRANDT Rechtspl. bl, 6.<br />
Cv) GROTIUS Veramiy. Cap. XV. bl. 153,<br />
T 3<br />
1618.<br />
XII.<br />
rweede<br />
andervraatin;;<br />
van Hogerbeets.<br />
DeGrooc<br />
wordt,<br />
voor de<br />
;er(te<br />
eize ,<br />
de Fiskaalen van Leeuwen en Sylla en den ^er- <<br />
word»
,1618.<br />
•Heeft<br />
294 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />
» terdam, die van Utrecht eenige redenen te<br />
r> hebben voorgehouden , die hen befluiten<br />
n deeden, het openen van hunnen last uit te<br />
55 ftellen: houdende Rotterdam voor dienfti-<br />
» ger, met den Prinfe te handelen, voorHoln<br />
land en Utrecht famen. Ook, dathy, in-<br />
» gevolge van eenen algemeenen last, om goed<br />
» verftand en eenigheid te onderhouden; al-<br />
» gemeene beloften van vriendfchap en by-<br />
» ftand, in overeenkomst met de oude Unien<br />
» en Traktaaten, aan die van Utrecht gedaan<br />
» hadt. Dat men Waardgelders hadt aangenor<br />
» men, om dat de gerugten liepen, dat fom-<br />
» migen de Remonftrantschgezinde Wethoun<br />
ders wilden doen afzetten. Dat, zelfs te<br />
n Gouda , hooge woorden gevoerd waren ,<br />
n door de Contraremonftranten, voorgeeven-<br />
» de, de bezetting op hunne zyde te hebben.<br />
> ? Dat het zenden van volk uit Rotterdam naar<br />
» Schoonhoven buiten zyn' raad en in zyn af-<br />
». zyn gefchied was, en dat hy niet wist, of<br />
ry die van Rotterdam aan die van Schoonho-<br />
» ven geld gegeven hadden, tot onderhouding<br />
,5 der Waardgelderen. Dat de Afgevaardigden<br />
n van Holland aan Ogle, flegts in 't algemeen,<br />
„ belast hadden, goede zorg te draagen. Dat<br />
>, hy niet wist, tegen Ogle gezeid te hebben,<br />
n wat zou men in Holland zeggen, zo de Prins<br />
„ de Waardgelders wilde afdanken ? noch, of<br />
„ hy hem gevraagd hadt, wat middel 'er zyn<br />
>5 zou, om den Prins te leletten, dat hy geene be-<br />
„ zetting in Utrecht bragt? ook niet, ofHoger-<br />
„ beets, des nagts, e en briefje aan Ogle gezon-<br />
„ den hadt." Dus liep deeze eerfte ondervraaging<br />
af. Des anderendaags, kwam de Voogd, de<br />
eer-
XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 295<br />
eerfte der ondervraageren, hem fpreeken. Deez'<br />
hieldt hem voor „ dat men blyken hadt van<br />
de punten, die den Advokaat, onlangs in<br />
Z zekere gedrukte fchriften , te last gelegd<br />
Z waren, met naame, dathygeldvandeSpaanfche<br />
zyde getrokken hadt, om 't Beftand te<br />
„ vorderen, en hetopregten der Westindifche<br />
„ Maatfchappye te beletten", hem te gelyk<br />
vermaanende, te openbaaren, 't gene hy hiervan<br />
weeten mogt. De Groot, dit zeggen geloovende,<br />
begon zelf arg vermoeden te kry<br />
T 4<br />
1618.<br />
een byzonder<br />
gefprek<br />
met de •<br />
Voogd,<br />
gen van zekere handelingen des Advokaats,<br />
die tweezins uitgelegd, en ten kwaadfte 1<br />
geduid<br />
konden worden, zomen, van elders, blyk<br />
zyner ontrouwe hadt. Het gantfche beleid der<br />
Kerkelyke zaaken kon men, dagt hy, hieronder<br />
rekenen. Ook gaf hy van deeze twyfelagtige<br />
handelingen, naderhand, fchriftelyke opening.<br />
Doch daarna hieldt hy, 't gene hem,<br />
ten nadeele des Advokaats , gezeid was, voor<br />
een konstftreek der onderzoekeren (V), ORT<br />
?<br />
hem moedeloos te maaken, of te doen klappen,<br />
zo hy eenige geheimen wist. Manmaaker. en met<br />
zyn oude vriend, kwam hem, den volgender Manraaa-"<br />
dag, bezoeken, tragtende iets uit hem te trek ker.<br />
ken, dat Graave Fredrik Henrik betrof, ér<br />
de gefprekken, welken men, deezen aangaande<br />
, gehouden mogt hebben. Doch de Groot be<br />
tuigde, ernftelyk, dat men deezen Prins en d(<br />
Prinfesfe Weduwe ten onregte verdagt hieldt<br />
Manmaaker liet zig hierop ontvallen, dat Pr in<br />
Henrik zeer ftyfzinnig was; doch dat zyne moeder<br />
leedwezen hadt van haar beleid. De Groo t<br />
her<br />
(HO GROTIUS Verantw. Cap. XX. bl. 288.
296 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK;<br />
hernam, toen „ dat hy Prins Henrik nooit hadt<br />
- „ hooren fpreeken, dan tot rust en vrede van<br />
„ 'tLand. Doch dat 'er, in deszelfs afzyn, by<br />
„ de Prinfesfe Weduwe , wel eenig gefprek<br />
w gevallen was, waarvan hy, des belast, nade-<br />
„ re opening doen zou (V)-" Dit zag, naar 't.<br />
fchynt, op de voorgenomen' befchryving in 't<br />
Lid der Edelen, waarvan wy, te voorenfjy) ,<br />
gewaagd hebben, en welke hy, wat laater,<br />
aan Manmaaker openbaarde (z).<br />
XIII. 't Liep aan tot den negenden van Slagt-<br />
De Staa • maand, eer de Staaten van Holland beflooten,<br />
ten van<br />
ook eenigen uit dit Gewest aan te ftellen, tot<br />
Holland<br />
ftellen onderzoek der gevangenen. Zyverkooren hier<br />
ook eetoe den Heer van Zwieten, uit de Edelen; Hugo<br />
nige Ge Muis van Holy, wegens Dordrecht; Reinier<br />
magtig- Pauw, wegens Amfterdam, en den Sekretaris<br />
den tot<br />
onder Albrecht Bruinink, wegens Enkhuizen: welken<br />
zo, k de: • de Griffier van den Hove van Holland, An-^<br />
gevange thonis Duik, als Fiskaal, toegevoegd werdt,<br />
nen. alzo de Fiskaal Kinfchot, met den Advokaat,<br />
vermaagfchapt was. Duik gebruikte veele redenen<br />
, om zig van deezen last te doen ontdaan.<br />
Doch men begreep, dat hy dien, ten dienfte<br />
des Lands, behoorde op zig te neemen. De andere<br />
Gewesten voegden 'er verfcheiden' Perfoonen<br />
by, onder welken ik, behalve de gei<br />
melde, ook Schotte, Salmius, Aitsma, Van<br />
den Sande, Sloot, Schaffer en anderen gemeld<br />
vind. De Staaten van Holland ftonden,<br />
voor deeze reize, toe, dat de Lastbrief, door<br />
de<br />
( x) K. IIRANDT Leven van H. c!e Groot, 11. 151-155.<br />
fyj]/il. -4.-5.<br />
(.zj K BRANDT Leven van H. de Groot, Ut 17*.
XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 297<br />
de algemeene Staaten, gegeven werdt (V). Terftond<br />
hierna, begon men den Advokaat te ondervraagen,<br />
op den vyftienden van Slagtmaand,<br />
in de tegenwoordigheid van Zwieten, Muis,<br />
Pauw en Bruinink. Voor 't onderzoek, verklaarde<br />
de Advokaat „ dat het gene hy zou<br />
zeggen ftrekken zou tot voorftand der reg-<br />
„ ten zyner meesteren, de Staaten van Holland<br />
en Westfriesland." Voorts, beweerde hy,<br />
„ dat den algemeenen Staaten geen regt toe-<br />
„ kwam, om zynen perfoon vast te houden.<br />
Het onderzoek duurde wel twintig dagen agtereen,<br />
dikwils voor- en nademiddag. Doch<br />
van 't gene hem, in dien tyd, over verfcheiden'<br />
zaaken, lang en kort voorleeden, verrigt<br />
of gefproken, gevraagd werdt, en van 't gene<br />
hy 'er op antwoordde, vindt men, myns weetens,<br />
nergens, iet byzonders gemeld. Terwyl<br />
hy, de eerfte reize, verhoord werdt, deedt men<br />
alle zyne papieren en aantekeningen, uit zyne<br />
kamer, haaien, waarvan hem, daarna, alleenlyk<br />
een gedeelte wedergegeven werdt (£)<br />
Hogerbeets onderging dit zelfde lot, nadatmer<br />
ontdekt hadt, dat hy eenige berigten, van bui<br />
ten, hadt weeten te bekomen. Zwieten ,Man<br />
maaker en Sylla, op den dertigften van Slagt<br />
(tl) Refol. Holl. 9, 13, 14. 17 A'ov. l&lS. W. 348 S35Ö,3M<br />
J7'l> 37S- BRANDT Rechtspl. II. 16.<br />
( k) BSANBT Rechtspl. tl. 17 enz.<br />
I6I3.<br />
De Advokaat<br />
wordt<br />
ondervraagd.<br />
Men ontbloot<br />
hem en<br />
Hogerbeets<br />
van<br />
alle hunneaantekeningen<br />
en papieren.<br />
Gefprek<br />
maand , by hem gekomen zynde, vraagden hem tusfchen<br />
wat brieven hy, in Bloeimaand laastleeden, naai [ eenige<br />
Gemng-<br />
Antwerpen gezonden hadt, en aan wien ? Hj tigden<br />
antwoordde, dat hy nooit eenige brieven, aan ie en Ho<br />
mant, in vyanden landen woonende, naar Ant gerbeets.<br />
werpen of naar elders, gefchreeven of gezonde}<br />
hadt
208 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK,<br />
161S.<br />
XIV.<br />
Derde<br />
ondervraaging<br />
van Hogerbeets.<br />
1<br />
tofr, Zwieten riedt hem, voor zig te zien, naardemaal<br />
de Heeren wel onderrigt waren van 't<br />
gene zy hem voorftelden. Doch hy bleef by zyn<br />
voorig antwoord. Sylla hervraagde, wat kennis<br />
hy aan Pater Tempel hadt? Hogerbeets antwoordde<br />
, dat hy hem niet kende, noch ooit, zyn<br />
weetens, gezien hadt? Waarop de Heeren vertrokken<br />
, zonder iet aan te tekenen (V).<br />
Maar op den zesden en zevenden van Wintermaand,<br />
werdt Hogerbeets, voor de derde<br />
reize, gehoord; waarby nu Muis en Pauw, beïalve<br />
de Heeren uit de andere Gewesten, en<br />
ie drie Fiskaalen, van Leeuwen, Sylla en Duik,<br />
1 egenwoordig waren. Duik ondervraagde hem,<br />
seer fcherp, op alles, waarover hy, reeds te<br />
I rooren, gehoord was. Hy klaagde zeer, dat<br />
1 nen hem dus lang hadt laaten zitten, zig be-<br />
1 oepende op een Privilegie, welk vorderde,<br />
J , dat men, iemant, van wege de Graaflykheid,<br />
! , willende befchuldigen van zynen ly ve, zulks,<br />
! , binnen zes weeken, doen moest." Duikantvoordde,<br />
dat dit Privilegie in geen gebruik<br />
iras, voorts fterk dringende op verklaaring,<br />
^ iregens eenige byzondere meeningen, ter Ver-<br />
;aderinge van Holland, voorgefteld: en den<br />
;evangenen befchuldigende „ dat zy met de<br />
, regeeringe gefpeeld hadden, naar hun wels:<br />
, gevallen, en nu beweerden, dat de algemee-<br />
*<br />
, ne Staaten, in de byzondere Gewesten, met<br />
J:<br />
, naame in Holland, geen gezag hadden, daar<br />
?:<br />
, men 't, voorheen, gantsch anders verftaan<br />
s:<br />
hadt, toen men te Groningen een Kasteel<br />
x<br />
wilde bouwen." Hogerbeets hernam, dat'er<br />
«<br />
groot<br />
C*3 R, HOGERE. Gedenkfchr. by BRANDT Rechtspl, W,a2 enz.
XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 299<br />
proot onderfcheidw as, tusfchen Holland en 1618. Groningen,<br />
en dat, in allen geval, verjchillende gevoelens<br />
in 't ftuk van Regeeringe geene halszaaken<br />
waren: waarop geantwoord werdt, dat het<br />
bv geene gevoelens gebleeven was (d). ,<br />
Midlerwyl, werdt de Groot ook verfchei De Groot.<br />
wordt<br />
den' reizen gehoord, waarvan men den juisten<br />
verder<br />
tvd niet aangetekend vindt. De ondervraagers onder-<br />
fcheenen 't nu meest te hebben toegelegd, op zogt.<br />
het ontdekken van eenig zonderling voorneemen,<br />
door den Advokaat en door de agt Steden,<br />
gefmeed, tegen den Prinfe. De Groot betuigde<br />
dat de Advokaat hem, altoos, met<br />
agtinge gefproken hadt van zyne Doorlug-<br />
" tigheid: en, meenende, dat 'er, onder de<br />
' opfchuddingen, onlangs te Utrecht en el-<br />
!' ders voorgevallen , eenig voorneemen<br />
' fchool , om den Prinfe meerder gezag or.<br />
„ te draagen ; hadt hy genegenheid getoond,<br />
„ om, daarover, ftaatswyze, te handelen, hou<br />
dende zulks beter, dan verandering, uit verwarring<br />
en oproer, te wagten. DeagtSteder 1<br />
, hadden, zeide hy, geen ander oogmerk ge<br />
: had, dan tot eenig redelyk verdrag te ko<br />
men, met den Prinfe. Doch na 't opregtei l<br />
" der Kloosterkerke, hadden zy gevreesd 1<br />
dat zyne Doorlugtigheid eenig voorneemei 1<br />
" ten haaren nadeele hadt; waarom zy eei (<br />
" Vertoog hadden ingefteld , ftrekkende on 1<br />
J den Prins te beweegen , tot befchermmg »<br />
" der Wethouderen; doch 't was niet overge<br />
" leverd, om dat de Gemagtigden der Verga<br />
" deringe, federt, met den Prinfe, over dezeli<br />
» „d<br />
3<br />
(d) 11. IIooüRii. GccUiikfclir. by BRANDT Rechtspl. bh 24 enz.
300 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK;<br />
ip Oldenbarneveld, dien men hieldt het oog-<br />
r aar Spanje gehad te hebben. Doch de Groot<br />
v erklaarde hiervan nimmer iet te hebben ge-<br />
r ïerkt. Men drong hem fterk, en herhaalde<br />
z ulks, naderhand, in verfcheiden' byzondere ge-<br />
f irekken, die de Voogd, Gokkinga en Duik<br />
Ti iet hem hielden. Maar de Groot verklaarde<br />
b eftendiglyk, geene kennis te hebben van eeni-<br />
§ en heimelyken handel met den vyand. Voorts ,<br />
r<br />
v erdt hy naauw ondertast, over 't gehandelde<br />
it 1 de byeenkomst by Trefel, waarvan men 't<br />
\ 'erbaal, door Ledenberg opgefteld, bekomen<br />
h idt. Hy beleedt „ dat verfcheiden' redenen,<br />
die den Hollandfchen Gemagtigden en hem<br />
'O Zu hier vor>r 3 W. 261,
XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 301<br />
„ in 't byzonder, by het zelve, werden toege- 1618.<br />
fchreeven, door Ledenberg, eerst, waren<br />
aangeroerd; als, dat de last der Utrechtfchen<br />
gevaarlyk was; dat 'er zwaarigheid was in<br />
dien den Prinfe te openen, om dat de oude<br />
vendels dan zien zouden, dat zy mistrouwd<br />
werden; dat men aan de trouwe van eenige<br />
„ vendels twyfelde, en dat de onderhandeling<br />
„ met den Prinfe niet geheim blyven zou.<br />
Voorts, verklaarde hy „ dat zy, in de vermaa-<br />
„ ning aan de Utrechtfchen, tot voortand van<br />
hun regt tegen elk, den naam zyner Door-<br />
„ lugtigheid niet hadden gebruikt: gelyk men<br />
„ meende." Op de vraage, hoe veele Waardgelders<br />
men gedagt hadt aan te neemen; antwoordde<br />
hy „ dat, hierop, naar de gelegen-<br />
M heid en nood der Steden, by de Vroedfchap-<br />
„ pen, zou beflooten geworden zyn." Het onderzoek<br />
betrof nog eenige andere punten van<br />
minder belang, en eindigde, met den eenentwintigden<br />
van Wintermaand (ƒ).<br />
Eenige dagen te vooren (4) •> hadden de Fran XV.<br />
Voordel<br />
fche gezanten, Boifife en Maurier, op welker der Fran<br />
voorfpraak, de gevangens, thans, nog groote fchege hoop vestigden; vernomen hebbende, dat de Nazantentionaale Sinode, te Dordrecht, reeds aangevan aan de algemeenegen<br />
was, wederom een Vertoog gedaan aan de Staaten.<br />
algemeene Staaten, (trekkende „ om hen, van<br />
„ 's Konings wege, te vermaanen tot eendragt,<br />
„ tot maatigheid in 't behandelen der Kerke-<br />
„ lyke gefchillen op de Sinode, en tot het doen<br />
ft van goed en kort regt aan de gevangenen<br />
„om*-<br />
(ƒ") K. rsRAtroT Leven van II. de Groot, bl. iSl-lêfi.<br />
(4) Den twaalfden van Wintermaand.
ói 8.<br />
Antwoord<br />
der Staaten<br />
op<br />
riet zelve.<br />
302 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK<br />
„ omtrent welken, zy begreepen, dat men, met<br />
„ veele zagtmoedigheid, te werk gaan moest.<br />
„ Oldenbarneveld in 't byzonder was, huns<br />
„ oordeels , om zyne langduurige dienften,<br />
„ eene gunftige bejegening waardig, en kon<br />
„ bezwaarlyk verdagt gehouden worden van<br />
„ verraaderye, zo men dit woord verftondt, in<br />
^ zyne eigenlyke betekenis , en 'er geene on-<br />
„ eenigheid over 't behandelen van Staatszaa-<br />
» ken, geen argwaan over iemants groot ge-<br />
„ zag, noch ftaatzugt, die de menfchen dik-<br />
„ wils meer doet onderneemen dan hun be-<br />
„ taamt, toe betrokke." Voorts, drongen zy<br />
ook „ op het ftellen van onpartydige Regters<br />
„ over de gevangenen , en vermaanden de<br />
„ nieuwe Wethouders tot regtvaardigheid<br />
„ en goedertierenheid, omtrent het volk in 't<br />
„ gemeen, en tot gemaatigdheid jegens hen r<br />
„ die afgezet waren; op dat, zeiden ze, de ongeftadige<br />
Gemeente geene reden hebben<br />
„ mogt, om over 't wegneemen der oude or-<br />
„ de te klaagen, en opdat zy, die van hunne<br />
„ bedieningen ontzet waren, de verandering,<br />
„ geduldiglyk, draagen mogten (g)."<br />
Op dit voorftel, antwoordden de algemeene<br />
Staaten , den negentienden van Wintermaand<br />
„dat hun toeleg altoos geweest was^<br />
„ en nog bleef, de onderlinge eendragt te hand-<br />
„ haaven; dat de verandering der Wethoude-<br />
„ ren , waarvan , misfehien, buitens Lands<br />
„ meer gerugt gemaakt was, dan de zaak verij,<br />
diende, met voorzigtigheid, gemaatigdheid,<br />
w en zonder eenig geweld of gevaar van bloed-<br />
„ floret)<br />
Zie de ï'ropefitie ly BRANDT H. Deel, tl. 963.
XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 303<br />
» ftorting was verrigt: dat 's Lands gezag, de 1618.<br />
*, onderlinge eendragt en de verzekerdheid<br />
„ tegen die van buiten, welken eenige ftaatn<br />
zugtige en twistgierige geesten hadden zoen<br />
ken te ftooren, niet zonder groot gevaar<br />
w voor den geheelen Staat, daardoor, herfteld<br />
j, geworden was. Dat men, in het kiezen van<br />
M nieuwe Wethouderen, gezien hadt, op ben<br />
voegde en vertrouwde luiden, die den wel*<br />
„ ftand des Vaderlands beminden, en, zonder<br />
« twyfel, 's volks genegenheid zouden zoeken<br />
n te winnen. Dat men, hiervan, reeds, in<br />
'n veele Steden, blyken zag. Dat de Staaten<br />
y, altoos gehoopt hadden, dat, in de Sinode,<br />
w een middel tot vrede eh eendragt zou gew<br />
vonden worden, en dat zy 'er zig nog eenen<br />
w goeden uitflag van beloofden, ter oorzaake<br />
n van het groot getal van geleerde en godza-<br />
M lige mannen, in dezelve vergaderd. Dat de<br />
5, Staaten, onledig met het vastftellen der Re-<br />
?, geeringe, en, bevindendede *famenfpanning * Confi<br />
5, zo groot, dat zy byna allesbefmethadt; den ratie,<br />
„ gevangenen niet wel zulk kort regt hadden<br />
„ konnen bezorgen, als zy anders zouden ge-<br />
„ daan hebben. Dat zy, nogtans, geen' tyd<br />
hadden verzuimd, en nu haast in ftaat zou-<br />
„ den zyn, om een vonnis te vellen, over welks<br />
s, regtmaatigheid, elk, die den Staat lief hadt.<br />
„ met naame zyne Majefteit van Frankryk.<br />
„ voldaan zou zyn: als waarin zy ook plaatj<br />
zouden geeven aan behoorlyke zagtheid er<br />
j ? genade, waartoe zy, van natuure, geneigc<br />
n waren." Zy beflooten, met een verzoek<br />
><br />
„ dat zyne Majefteit hun liever dan anderen<br />
w in zaaken hunne Regeeringe aangaande, ge<br />
>'<br />
loo<br />
l
3o4 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK»<br />
„ loof wilde geeven (£)." Op gelyken zin ,<br />
fchreeven ze eenen Brief aan den Koning van<br />
Frankryk, hem, met algemeene betuigingen,<br />
verzekerende, dat hy, de uitkomst ziende,<br />
genoegen zou hebben aan hunne handelingen<br />
(i).<br />
Schran Het antwoord der algemeene Staaten op den<br />
dere voorflag der Franfche gezanten voorfpelde den<br />
vond van gevangenen niet goeds. Zy kreegen van desScrivetius<br />
om zelfs inhoud eenige kennis, door middel van<br />
den ge eenen geestigen vond van den vermaarden Pe~<br />
vange trus Scriverius, die toen, te Leiden, woonde.<br />
nen,be- Hy hieldt zig, hier, ten deezen tyde, bezig,<br />
dektelyk,ee<br />
met het vervaardigen eener uitgaave der Lanigedin<br />
:ynfche Digtwerken van den Haagfchen Diggen<br />
te :er, Joannes Secundus, en beftondt, onder 't<br />
berigten. , irukken, in eenige proefbladen, fommige rebels<br />
uit te werpen, en de plaats te vullen met<br />
tnderen, vervattende, 't gene hy den gevangenen<br />
wilde bekend maaken. De bladen, die 't<br />
geheim inhielden, met voordagt, derwyze,<br />
jynde ingenaaid, dat ze, in 't affnyden, niet<br />
reraaktwerden, maargeflootenbleeven; zondt<br />
J nen het werk aan Hogerbeets en de Groot.<br />
3e ingevoegde regels gaven den gevangenen<br />
3 niddel aan de hand, om heimelyke berigten te<br />
1 gekomen, meldende hun voorts „ dat het on-<br />
, dervraagen des Advokaats langzaam voort-<br />
, ging; dat men nog iet goeds hoopte van het<br />
, misnoegen des Franfchen Konings , wiens<br />
, gezanten de zaak der gevangenen zeer toe-<br />
, gedaan waren, en tot befcheid gekreegen<br />
, hadden, dat men hun, in 't kort, regt doen<br />
(h~) Zie dit Antw. by BRANDT TT. Deel, bl, 9C5.<br />
£0 Zie BRANDT II. Deel, bl. 970.<br />
„ zou,
XXXIX. BOEK, H I S T O R I E . 305<br />
«, zou. Dat de Staaten van Holland, tegen den<br />
, ? vyftienden van Louwmaand , vergaderen .<br />
„ zouden, wanneer men, gewisfelyk, beflui-<br />
„ ten zou, tot het aanfteilen van Regters. Dat<br />
„ de Predikanten, hier, [te Leiden,] veragt<br />
werden, en dat men fterk van oorlog fprak;<br />
n Dat de beroerte, te Rotterdam voorgevaln<br />
len* mogelyk, eenig nut voortbrengen zou."<br />
Dit laatfte zag op zekere opfchudding onder<br />
de Remonftrantschgezinde burgery deezer Stad^<br />
ter gelegenheid, dat de Predikant Grevinkhoyen,<br />
afgezet zynde van zynen dienst, naar den<br />
Haage ontbooden was; waar over veel te doen<br />
viel, ter Staatsvergaderinge (Ar). Voorts waren<br />
de gemelde berigten, in deeze Latynfehe verzen,<br />
begreepen*<br />
Nsjïoris examen tardum sjl, longumque gubernal;<br />
himen ad offenfum fubftitit icta nape.<br />
Seria Liligeri juvat indignatio Regis ,<br />
Et facit huc aliquid motus in urbe tua.<br />
Spernitur intérpres facer hic, Gradivus amatuf;<br />
Ét terquinque duces , fï numerentur, erimt.<br />
Plee retro quosdam fua vertere lumina cögunt.<br />
Siqua fides' diSlis, jam citb finis erit.<br />
Talia Iegati Hectoridum refponfa tulera<br />
Quospronos cauftt feito favere tute.<br />
Conventum patrié mox nojira Batavia cernet,<br />
Quindcclthum dederis tu modi Jane diem.<br />
Tune de Judieibus certum eji difponere vcfiris.<br />
De<br />
(A ', Rc(ql. Holl. 14 A'er. U. 350. BRANDT II. bal, bi; ifi \<br />
X. DEEL,. V
io6 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />
De Groot, jonger en Iugtiger van geest dan<br />
Hogerbeets, merkte 't geheim haast, en bediende<br />
zig van de middelen, hem aangeweezen,<br />
om nieuwe berigten te bekomen. Doch<br />
Hogerbeets leide het boek aan een' kant. Men<br />
liet hem, een en andermaal, vraagen, of hy<br />
't al eens gelezen hadt, en deedt 'er hem fterlc<br />
toe aanfpooren. Doch dit gaf agterdogt. t Boek<br />
werdt hem afgevorderd, en met naauwkeurigheid<br />
nagelezen , wanneer deeze welbelegde<br />
list ontdekt werdt, eerzy, by Hogerbeets, ee<br />
Zyn Lofnige uitwerking gedaan hadt(/). Scriverius<br />
digc op ftelde, wat laater, een Latynsch Lofv rs, onHogerder<br />
een af beeldfel van Hogerbeets, welk, ten<br />
beets. deezen tyde, in plaat gebragt was : waarin hy ,<br />
'smans bedryven, kortelyk, hebbende opgeteld,<br />
ten befluite, vraagde, waar nu 't kon<br />
bleef van zo veele verdienften? Hierover, werdt<br />
hy, geregtelyk, aangefproken, en in eene boete<br />
van tweehonderd guldens verweezen, diehy<br />
zig, by * panding, af haaien liet. De drukker, Go-<br />
* Executie.vert<br />
Basfbn, moest gelyke boete opbrengen<br />
XVI. De gevangenis des Advokaats hadt ook in<br />
Verlof vloed op den Westindifchen handel. Hy hadt<br />
rot dc de opregting eener Westindilche Maatfchapopregtingeepye,<br />
waarop fommige Koopluiden, onlangs,<br />
nerWest- wederom gedrongen hadden, tot hiertoe, wetindifeheten<br />
te ftremmen, oordeelende, dat zy onbeMaatftaanbaar<br />
was met het Beftand. Doch, in Slagtfchappy©.maand<br />
deezes jaars, gaven 'er de algemeen©<br />
Staaten verlof toe. 't Verlof werdt egter eerst<br />
aan de byzondere Gewesten gezonden (»),<br />
waar-<br />
(l~ NRANDT Rechtspl. IU 26 enz. K. BRANDT Leven van<br />
H. de Groot bl. 164.<br />
Qnj Rei'ol 1 lol!. '>'• Maarutv). M.53. BRANDTRechtspl.W.5öf»ai<br />
ia) BA*.iART. Memor. XIII. Uvek, bl. 74.
XXXIX.BOEK. HISTORIE. 307<br />
waardoor 'er nog eenige jaaren verliepen, eer<br />
de Maatfchappy in ftand kwam.<br />
Men hadt, in dit jaar, twee Gezantfchappen<br />
afgezonden, een naar Deenemarke, om de gefchillen<br />
over den Zondfchen tol te regelen, en<br />
een naar Engeland, tot vereffening, onder anderen<br />
, van eenige gefchillen, van nieuws ontftaan,<br />
over den handel in Oostindie, over de<br />
vaart op Groenland en Spitsbergen, over den<br />
Lakenhandel, en over de Haringvisfcherye (0).<br />
De onzen voeren ten Haring op de Engelfche<br />
kusten, zonder, na dat Koning Jakob de Steden<br />
van verzekering te rug gegeven hadt,verlof<br />
daartoe te verzoeken van den Bevelhebber<br />
van Scarborough; gelyk zy te vooren plagten.<br />
Zy dekten zelfs hunne buizen, door eenige<br />
Oorlogsfchepen , die niet fchroomden, zig,<br />
onder Engeland , te vertoonen. 't Gemeen<br />
vondt dit vreemd in Engeland. Doch de Ko<br />
ning trok het zig niet aan (ƒ>)• Ten deezen ty<br />
de, werdt ook. gehandeld, om de Nederlandfche<br />
Oostindifche Maatfchappy, met de Engelfche,<br />
te vereenigen (q) : hoewel dit werk.<br />
nimmer, tot ftand kwam.<br />
161%.<br />
Gezantfchappen<br />
naar Deenemarke<br />
en naar<br />
Engeland,<br />
j<br />
Tegen de zeefchuimeryen in de Middeland- Toerus-<br />
[ ting tefche<br />
zee, die niet nalieten, wederom, fterkir<br />
gen de<br />
zwang te gaan, hadden de Vereenigde Staater 1<br />
zeefchui-<br />
eenige fchepen uitgerust, onder den Admiraa meryeu,<br />
Hillebrand Gerritszoon Quast, die, in 't voor<br />
jaar, eenen Turkfchen Ro'over bemagtigde, om<br />
trent Algiers. Eenentagtig Turken enMoorei 1<br />
wer<br />
O) VAN nm SANDE VI. Hoek, bl. 81. BAUDART. Meraoi<br />
X. Itnek, bl. 122 , 1 $6.<br />
(p) RAPIN Tom. VII. p. laa.<br />
(q~) Refol. Holl. i?, May 18 Sept. irtiS. bl. 127, 28a. H.D<br />
CaooT Brief aan zyne Exc in zyn Leven, bl. 140,<br />
V 2
1618.<br />
Onderftiind<br />
aan<br />
Venetic<br />
gedaan.<br />
Ontdekkingdergrondflageueeneroveroude<br />
Stad, by<br />
Goereede.<br />
3o8 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK<br />
werden in zee geworpen, en zeventien Chriten<br />
Slaaven, te Alikante, aan land gezet (V).<br />
Den kryg, tusfchen den Aartshertoge Ferdinand<br />
en den Staat van Venetië, wederom ontfteken<br />
zynde, gaven de Vereenigde Gewesten<br />
deezen Staat vryheid, tot het koopen en uitrusten<br />
van eenige Oorlogsfchepen, en tot het<br />
werven van tweeduizend man hier te Lande.<br />
De Nederlandfche fchepen, die dit volk naar<br />
Italië hadden overgevoerd, geraakten, in 't<br />
wederkomen , op den vierentwintigften van<br />
Zomermaand, in een gevegt met agt Spaanfche<br />
Oorlogsfchepen, met wederzydfche fchade.<br />
De onzen, over welken Melchior van den<br />
Kerkhove, als Admiraal, geboodt, zeilden toen<br />
naar Korfu, om zig te herftellen. Wat laater,<br />
deedt de Nederlandfche Admiraal, MooiLambert,<br />
den Turkfchen zeefchuimeren, wederom ,<br />
merkelyke afbreuk. Hy hieldt zig, den meesten<br />
Zomer, op, in de Middeilandfche zee, die<br />
hy, eerlang, wederom, voor eenen tyd, veilig<br />
maakte voor de Koopvaarders (j).<br />
Omtrent Goereede, werden, deezen Zomer,<br />
by zeer laag water, ontdekt de grondllagen<br />
van eene overoude Stad, van welker gelegenheid<br />
en ondergang men geen befcheid vindt<br />
in oude fchriften, ten ware men, hier, zoeken<br />
moest de vermaarde Koopftad Witlam aan de<br />
Maaze, waarvan, in fchriften der negende<br />
eeuwe, gewaagd wordt (?). Men vondt, in<br />
deeze blootgeraakte grondllagen, eenige Romeinfche<br />
munten en andere oudheden, waaruit<br />
afgenomen werdt, dat de Plaats, ten tyde<br />
der<br />
(r) BAUDART. Memor. X. fliek, M. 0!'.<br />
O ) BADDAUT. Memor. X. Boek, bi. \ad.<br />
(O Zie I. Deel, bl. 2-4. II. Deel, bl. SA'
XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 309<br />
der Romeinfche Regeeringe hier te Lande,<br />
gebloeid hadt (u).<br />
Dit jaar, vertoonden zig, hier te Lande,<br />
twee Komeeten , een , in den Zomer, die<br />
maar agt dagen fcheen, en een op het einde<br />
van Slagtmaand, die grooter was, en langer<br />
gezien werdt. Wyzen en onwyzen maakten<br />
'er uitleggingen over , en fcheenen ze voor<br />
voorboden te houden van 's Lands ongevallen<br />
: hoewel eenigen toen reeds zagen, dat<br />
'er, uit zulke verfchynfelen der natuure,<br />
niets, met grond, te voorfpellen ware (v).<br />
Op den twintigften van Sprokkelmaand deezes<br />
jaars, was, binnen Brusfel, overleeden<br />
Filips Willem, Prins van Oranje, zonder kin<br />
deren (w). Hy hadt, by uiterften wil, tot<br />
zynen algemeenen Erfgenaam, verklaard zynen<br />
Broeder, Prins Maurits (V), die, terftond<br />
, de titels zyns overleeden' broeders,<br />
aannam, en zig in 't bezit ftelde van Breda,<br />
Buuren, Ysfelftein, Leerdam en andere Heerlykheden,<br />
hier te Lande.<br />
De Kerkelyke zaaken, in de Vereenisde Gewesten,<br />
begonden, na ?<br />
t uitfchryven der Nationaale<br />
Sinode, en vooral na 't veranderen<br />
der Wethouderen in de Steden, eenen. eenpaa<br />
riger gang te gaan. De nieuwe Staaten van<br />
Holland bewilligden, terftond, in de Sinode,<br />
zonder eenige voorwaarden. Alleenlyk hieldt<br />
Gouda zig aan zyne voorige verklaaring (V).<br />
Al-<br />
O) DAUDART. Memor. X. Koek, bl. iet.<br />
O) BRANDT [l.Deel. bl. 971. BAUO. Memor,. X- Soek, bl. 102.<br />
(v) UAODART. Memor. X.Huek, W. 99. AuoBRV;3VJempr.f>.236.<br />
) Voïcz Du MONT Corps Diplom. Turn. V. P. II. p. 305.<br />
eu AIT?F.MA I. Deel, bl. 444,<br />
Qy j Refol. Holl. 3,ïfOffoi.ifa 8^291,325.e«liiervoor,i/.a39«<br />
V 3<br />
1618.<br />
Dood<br />
vanFi-<br />
HpsWil»<br />
lem,<br />
Prinfe<br />
van Oranje.<br />
XVII.<br />
Staat de»<br />
Kerkelykezaaken.
i6ifl.<br />
310 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK,<br />
Alles fchikte zig ten nadeele der Remonftranten.<br />
In de Plaatfen, daar zy de meeste Predikanten<br />
hadden , liet men den Contraremonftranten,<br />
terftond, toe, beurtswyze, met de<br />
Remonftranten, te prediken (2). Op andere<br />
Plaatfen, werden eenige Remonftrantfche Predikanten<br />
gefchorst in, of afgezet van hunnen<br />
dienst: dat, in de Provinciaale Sinoden, die,<br />
reeds in Zomermaand, in Gelderland, begonnen<br />
waren (a), nog fterker aanging: alzo men,<br />
vastftellende, dat de Contraremonftranten de<br />
oudfte brieven hadden zorg gedraagen<br />
hadt, dat zy, in de Zuidhollandfche Sinode,<br />
die te Delft gehouden werdt, verre het grootfte<br />
getal uitmaakten. Uitenbogaard, Grevinkhoven<br />
en verfcheiden' andere Remontftrantfche<br />
Predikanten werden, in deeze Sinode, afgezet<br />
of gefchorst (V). In de Noordhollandfche<br />
Sinode, werden verfcheiden' Predikanten beftraft,<br />
om dat zy zig gehouden hadden, aan<br />
de Refolutien der voorige Regeeringe, in<br />
Kerkelyke zaaken. Anderen werden afgezet<br />
(d). Doch in 't Stigt en in Overysfel, daar<br />
de Remonftranten de meesten waren, weigerden<br />
de Contraremonftranten Sinode met<br />
hen te houden (e). In 't afzenden naar de Nationaale<br />
Sinode, 't welk het voornaamfte was,<br />
dat, in de Provinciaale Sinoden, gefchieden<br />
moest, ging men, overal, de Remonftrantfche<br />
Predikanten voorby. Alleenlyk, werden, in 't<br />
Stigt,<br />
(z~) BAUDART. X. Boei, bl.67. BRANDT II. Heel, hl. 884.<br />
(«) BAUDART. Memor. X. P.ttk, bl. 38.<br />
(bj Zie TRIGLAND. bl. nco, 1101.<br />
C ó TRIUT,ANP. bl. HOI. BRANDT \l.Deel,bl.
XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 311<br />
Stigt, de Predikanten verdeeld in drie foorten, 161%,<br />
Remonftranten, Contraremonftranten en Neu- •<br />
tralisten, of Stilzitters. De twee eerfte foor ten<br />
zonden elk haare afgevaardigden naar de Nationaale<br />
Sinode. De laatften hielden zig ftil<br />
(f). De Remonftrantfche afgezondenen van<br />
't Stigt waren dus de eenigften van dit gevoelen,<br />
die op de Nationaale Sinode, als afgezonden'<br />
Leden, verfcheenen. Wy konnen niet<br />
voorby, van de voornaamfte handelingen deezer<br />
vermaarde Sinode, hier, een kort verhaal<br />
jn te voegen.<br />
Tegen 't begin van Slagtmaand, zag men de xviir.<br />
afgevaardigden tot de Sinode, na eikanderen, Aanvang<br />
te Dordrecht, aankomen. Van de uitheem- der Nationaalefchen<br />
kwamen de Engelfchen eerst: daarna,<br />
Sinode,<br />
ook die van de Palts, Hesfen, Zwitferland, te Dor<br />
Geneve, Brandenburg, Nasfau, Oostfriesland drecht.<br />
en Breemen Van Frankryk, kwam niemant,<br />
en die van Anhalt waren niet genodigd (g).<br />
Ook hadt men veel werks moeten doen, om<br />
de Zwitferfche Kerken, tot de afvaardiging<br />
herwaards, over te haaien. Die van Zurich,<br />
Bern, Bazel en Schaf huizen hadden, eenpaariglyk,<br />
zig hiertegen verklaard. n De gefchilw<br />
len, die de Nederlandfche Kerken verdeeln<br />
den, betroffen, zeiden ze, Zwitferland niet.<br />
„ Ook plag men, vanouds, weinig nut te trekj,<br />
ken van Kerkelyke Vergaderingen en Sino-<br />
„ den. En was de raad, door den Koning van<br />
j, Groot Britanje, voor eenige jaaren, gegeven,<br />
„ om de gefchillen te houden van den Predik-<br />
Cf) BRANDT II. Deel, bl. 917.<br />
, Ig) BRANDT UI. Deel, bf. 4, 10, &,<br />
V 4<br />
» «oei
3ia VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />
„ ftoel, hoog te agten." Zy gebruikten UOPandere<br />
redenen , tegen de afvaardiging naar<br />
Holland. Doch de Heer Pieter van Brederode ,<br />
wat laater, uit den naam der algemeene Staaten,<br />
in Zwitferland gekomen, hadt de Regeenng<br />
bewoogen, zonder dat men wist door welke<br />
redenen , om in het afzenden van eenige<br />
Godgeleerden te bewilligen (A). Op den dertienden<br />
van Slagtmaand, werdt de Sinode aangevangen,<br />
met twee Predikaatfien, eene in de<br />
Nederduitfche, en eene in de Walfche fpraake.<br />
De eerfte gefchiedde, door BalthazarLydms,<br />
Predikant te Dordrecht. Daarna, begaven<br />
zig de Gemagtigden der algemeene Staaten,<br />
de Profesforen, Predikanten en Ouderlingen<br />
, die tot de Sinode gezonden waren, naar<br />
de Stads Doele , daar men vergaderen zou.<br />
Van hier, werden eenigen gezonden, om de<br />
mtheemfche Godgeleerden af te haaien. Zy<br />
werden, in de Doele, verwelkomd, door de<br />
Heeren Politiken of Gemagtigden der algemeene<br />
Staaten. Deezen waren, in't geheel, agttien<br />
in getal: doch fommigen woonden de Si<br />
Getal der node niet by. De inlandfche Kerkelyken wa<br />
Leden. ren vyf Profesforen, zesendertig Predikanten<br />
en twintig Ouderlingen, boven de twee Remonftrantfche<br />
Predikanten en een' Ouderling,<br />
uit het Stigt. 't Getal der uitheemfchen beliep<br />
agtentwintig (7). De Leden gezeten zynde,<br />
deedt Balrhazar Lydius, Predikant te Dordrecht<br />
, een gebed (*), cn Martinus Gregorius ,<br />
die thans onder de Politiken voorzat, eeneaan-<br />
fpraak<br />
(A) Acfta Synodal. Deput. Helvet. DiSS.<br />
(i ) BRANDT III. Deel, bl. 15.<br />
CO Handel.derNation.Sinujk.&/.I. £'.2,3,4,5,6,-,'3,
XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 313<br />
fpraak, tot opening van de Sinode : waarna hy<br />
den last, hun door de algemeene Staaten gegeven,<br />
deedt voorleezen (/). Alles gefchiedde,<br />
in de Latvnfche taaie, ten dienfte der uitheemfchen.<br />
In de tweede zitting, die, 's andeVerkierendaags, gehouden werdt, verkoos men Joan zing van<br />
een' Pro<br />
nes Bogerman, Predikant te Leeuwaarden, tot<br />
fes, twee<br />
Prales, of Voorzitter; Jakobus Rolandus en Asfesfo-<br />
'Hermannus Faukelius, Predikanten te Amfterren en<br />
dam en te Middelburg, tot Asjesforen:, of Byzit- twee<br />
Sctibetj,<br />
ters; en Sebastiaan Damman en Festus Hommius,<br />
Predikanten te Zutfen en te Leiden, tot<br />
Scriben of Schryvers (1»). Alle deezen waren<br />
voor yverigeContraremonftranten bekend; hoewel<br />
Damman, voor deezen, Arminius hadt aangehangen<br />
(»)• Voorts, tradt men,in de derde zitting,<br />
des nademiddags, tot het onderzoek der<br />
Geloofsbrieven van de Sinodaale Leden (0),<br />
En alzo men, reeds te vooren, vastgefteldhadt,<br />
voornaamlyk van de vyf punten te handelen,<br />
werdt, terftond hierna, beraadüaagd, om eenige<br />
Remonftranten te daagen voor de Sinode<br />
(/>). Deezen, midlerwyl, te Leiden vergaderd,<br />
ontwierpen een Vertoog aan de Sinode, waarby<br />
zy verzogten, als Leden, in dezelve, te mogen<br />
verfchynen j niet als gedaagden. Doch dit<br />
Vertoog vondt geen' ingang (q). De brieven,<br />
waarmede dertien Remonftranten werden ge.<br />
daagd, werden, terftond hierna, afgezonden,<br />
Terwyl men naar de gedaagden toefde, hanAfhandeldeling r O Zie hunne geheime fnflr. by BRANDT III. Deel, bl. 18.<br />
O) Sinod. Handel. Sef. 11. bl. 11.<br />
OO BRANDT 111. Deel, bl. 27, a8.<br />
f oh Sinod. Handel. Sef III. bl. 13. Sef, IV. h1.:x%<br />
(p) Sinod. Handel- Sef. IV. bl. 20, 21. Sef. V. bl. si.<br />
. £j) BRANDT III. Deel, bl, 3r-49»
16*18.<br />
van verfcheiden'<br />
zaaken.<br />
De gedaagdeRemonftranten<br />
komen<br />
te Dordrecht.<br />
Re:'e-<br />
314 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />
delde men, in verfcheiden' zittingen, over eene<br />
nieuwe Nederduitfche overzetting der H.<br />
Schriften, die, federt, by de hand genomen ,<br />
en uitgevoerd werdt; over 't prediken van den<br />
Catechismus.; over de Catechifatien; over 't<br />
doopen der Kinderen van Heideniche ouderen ;<br />
over 't voorbereiden der Studenten in de Godgeleerdheid<br />
, en over 't drukken van ergerlyke<br />
boeken (r).<br />
De gedaagde Remonftranten en eenige anderen<br />
, midlerwyl, binnen Rotterdam, geraadpleegd<br />
hebbende, op 't gene hun, in de Sinode<br />
, te doen ftondt (f), begaven de eerften zig<br />
naar Dordrecht, daarzy, den vyfden van Wintermaand,<br />
aankwamen. De Profesfor Simon Episkopius<br />
was één deezer gedaagden; fchoon<br />
hy, te vooren, nevens Polyander, als een medelid<br />
der Sinode, tot dezelve, genodigd geweest<br />
was (?), in welke hoedaanigheid, hy nu ,<br />
te vergeefs, zogt erkend te worden. Hy en de<br />
anderen gingen, terftond, deuitheemfchenbegroeten<br />
, hun, te gelyk, een fchriftelyk Berigt<br />
overleverende van den ftaat der gefchillen («).<br />
De Utrechtfche afgezondenen uit de Remonftranten<br />
, die, tot hiertoe, als Leden der Sinode<br />
, waren aangemerkt, werden, in de drieëntwintigfte<br />
zitting, door den Voorzitter Bogerman<br />
, vermaand, om zig by de gedaagden te<br />
voegen, waartoe de twee Predikanten, des<br />
anderendaags, beflooten (j>).<br />
Doch, in deeze zelfde zitting, op den zeven-<br />
O) Sinod. Handel. Sef. VJ. — jptH. W. 2472.<br />
Is) Hiflorisch Verhaal,/. 10.<br />
( t~) P. A. LTMKOKCII Vit. Episcopü p. n8.<br />
( « ) Hiftorlsch Verhaal, f. 14.<br />
fyj Sinod Handel.J^.XXIH.W.73. IJALEsBriev.ê/.jtjios»
XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 315<br />
venden van Wintermaand, verfcheenen de gedaagde<br />
Remonftranten voor de Sinode. Episkoplus<br />
deedt toen eene lierlyke en wydluftige<br />
Redevoering, ftrekkende, om de inzigten der<br />
Remonftranten, tot voortplanting der waarheid,<br />
en tot verhoeding van fcheuring , te verdedigen<br />
, en de Contraremonftranten in 't ongelyk<br />
te ftellen. 't Kort begrip kwam uit, op<br />
deeze drie punten. „ 1. Dat de Remonftranten<br />
w de raauwe of harde gevoelens van fommi-<br />
„ gen, over 't ftuk der Goddelyke Voorfchik-<br />
„ king, altoos hadden tegengelproken. 2. Dat<br />
„ zy de fcheuring, hierom, Voor eenig Sino-<br />
„ daal oordeel, gemaakt, mispreezen hadden.<br />
„ 3. Dat zy de onderlinge verdraagzaamheid<br />
„ over de verfchillende punten hadden voorgeftaan:<br />
waarby nog gekomen was het toe-<br />
„ fchryven van de hoogfte magt aan de Overn<br />
heid, in Kerkelyke zaaken." Hy floot, met<br />
een verzoek „ dat men zig aan hun kleen getal<br />
niet ftooten wilde, en zig alleen met de<br />
H. Schrift en gezonde reden tegen hen behelpen<br />
(V)." ToenEpiskopius uit hadt, begeerde<br />
Bogerman, dat hy een affchrift der Rede<br />
overleveren zou. Hy antwoordde, dat hy<br />
''er geen hadt, welk net genoeg gefteld was,<br />
of, gelyk elders (x) gemeld wordt, dat hy 't<br />
netter zou uit fchryven. Men verftondt hem zo,<br />
Waar<br />
dathy ontkende, eenig ander affchriftin'tgeover hy<br />
heel te hebben : 't welk, toen men 't naderhand beftraft<br />
gewaar werdt, gelegenheid gaf, dat hy, voor wordt.<br />
de Sinode, wegens onopregtheid en kwaade<br />
trouf>)<br />
Sinod. Handel. Sejf. XXIII. bl. 75 '»*• Acta Synnd. Renionftr.<br />
p. 24 £? feil'<br />
O) Afta Synodal. Deput. Heivet. MSS.<br />
voering<br />
van Episkopiui,<br />
in<br />
de Sinode.
I«I8.<br />
Sinodaale<br />
eed of<br />
belofte.<br />
De Remonllranten<br />
weigeren<br />
deSinode<br />
voor<br />
Regter te<br />
erkennen.<br />
3i 6 VADERLANDSCHE XXXIX. BOEK.<br />
trouwe, beftraft werdt Q0. Maar nu vorderde<br />
DanielHeinfius, Sekretaris der Politiken, dat hy<br />
't affchrift, welk hy voor zig hadt, overgaf,<br />
nadat het eerst, door alle de gedaagden,getekend<br />
was. Dit gefchiedde, terftond. Bogerman<br />
beftrafte hem ook „ dat hy anderhalf uur ge-<br />
„ fproken hadt, zonder, op zyn verzoek om<br />
„ verlof tot fpreeken, behoorlyk antwoordaf-<br />
„ te wagten; daarby voegende, dat het gedaag-<br />
„ den niet paste eerst te fpreeken; maartehoo-<br />
U ren , wat men hun hadt voor te houden (2)."<br />
Hierna, werdt de Sinodaale eed gedaan, waarby<br />
beloofd werdt „ in het oordeel over de gen<br />
loofsgefchillen , geenerlei menfchelyke<br />
„ fchriften, maar Gods woord alleen, voor<br />
„ eenen zekeren en onfeilbaaren regel des ge-<br />
„ loofs, te zullen gebruiken, en, in deeze gantfche<br />
handeling, niet dan Gods eer, de rust<br />
der Kerke, en, bovenal, de behoudenis van<br />
9 de zuiverheid der Leere te zullen voor 00ij<br />
gen hebben." Doch in 't vorderen van dee^.<br />
ïen eed, werden de Utrechtfche Remonftranten<br />
voorbygegaan (V). In de volgende zitting ,<br />
deeden de Remonftranten een tweede Vertoog,<br />
waarin zy beweerden, dat de Sinode hun<br />
wettige Regter niet zyn kon, te gelyk, eenige<br />
voorwaarden opgeevende, welken zy, in eene<br />
wettige Sinode, vorderden Doch over dit<br />
Vertoog werden zy fcherp beftraft, door den<br />
Prefident, dien zy, op hunne beurt, onbechroomd,<br />
te keer gingen. Ook verwierpen de<br />
Pa.<br />
OO Sjnorl. Hand. Sef. XXX. II 154, AetaSynöd.Rem.f.GlL<br />
f z~) HAL ES Brieven , tl. isi.<br />
Ca) Sinod. Handel. Sef, XXIir. M. y t.<br />
tij Aeta Synxl. Rir.ioi.ftr. p. 38 ci
XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 317<br />
Politiken de voorwaarden, door hen gevorderd.<br />
De Remonftranten verdedigden zig,<br />
daarna, fchriftelyk, tegen de beftraffing, die<br />
hun gedaan was, en flooten, met ernftige aantuiging,<br />
dat zy de Sinode voor geenen wettigen<br />
Regter konden houden; fchoon zy, desonaangezien,<br />
bereid waren, hunne Leer, voor dezelve<br />
, te verdedigen. Doch de Sinode, met<br />
naame de uitheemfchen, hielden deeze aantuiging<br />
voor ongegrond (c).<br />
De Remonftranten kwamen toen, in de eenendertigde<br />
zitting, op den dertienden van<br />
Wintermaand, tot het voorftellen van hun gevoelen,<br />
op het eerfte der vyf punten. Daarna<br />
gaven ze hun begrip van de vier andere punten<br />
, te gelyk, over : daarby voegende eenige<br />
redenen , waarom zy niet ilegts verklaarder<br />
wat zy gevoelden, maar ook wat zy niet gevoelden,<br />
aangaande de betwiste Leeringen,<br />
en in 't byzonder, waarom zy ook, tegen de<br />
vermaaning des Prefidents, van de Verwerping<br />
gehandeld hadden (/). Toen vorderde Bogerman<br />
hun ook hunne bedenkingen af, op de Belydenis<br />
en Catechismus. Doch zy weigerden<br />
zig, deswege, te verklaaren, voor het afhandelen<br />
der vyf punten. Heinfiüs geboodt het<br />
hun, daarna, uit den naam der Politiken. Doch<br />
zy bleeven 't nog al weigeren. Men ondervraagde<br />
hen, hoofd voor hoofd, of ze eenige<br />
bedenkingen hadden ? fommigen zeiden, neer/.<br />
Anderen antwoordden, met onderfcheiding<br />
(
kingen<br />
op de<br />
jiely de-<br />
Mis en<br />
Catechismus.<br />
Verfchil<br />
tusichen<br />
ie Sino<br />
deen de<br />
Reraonftraiuen,<br />
over de<br />
verdere<br />
wyze val<br />
handelea.<br />
318 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />
hen gevreesd werdt, beflooten zy, daarna,<br />
• hunne Bedenkingen over te geeven (ƒ).<br />
Nu moest men komen, tot het verdedigen<br />
en wederleggen van de punten, door de Remonftranten<br />
ingeleverd, waaromtrent zy meer<br />
vryheid vorderden , dan de Sinode hun wilde<br />
toeftaan. Zy begeerden, dat men hun toeliete,<br />
nevens het voordellen van hun gevoelen,<br />
ook dat van hunne partyen te wederleggen.<br />
Doch dit laatfte werdt hun, door de Sinode,<br />
geweigerd. De Gemagtigden der Staaten gebooden<br />
hun, zig naar 't befluit der Sinode te<br />
voegen. Doch zy verklaarden, dit van zigzel-<br />
1 ven niet te konnen verkrygen. Ook gaven ze<br />
redenen van deeze hunne weigering, in eenen<br />
beflooten Brief, die, niet voor 'snademiddags,<br />
in de Sinode, gelezen werdt. Men hadt toen<br />
eenige boeken der Remonftranten in de Sinode<br />
gebragt, uit welken men hen begon te ondervraagen.<br />
Doch zy weigerden, op deeze ondervraagingen<br />
, te antwoorden (g). Na veel over-<br />
en wederfpraak, gaf men hun nog eenige<br />
uuren tyds, om zig nader te bedenken. De Sinode<br />
raadpleegde, midlerwyl, ook, op 't gene<br />
haar te doen ftondt, met geflooten'deuren (A).<br />
Zy befloot, eindelyk, den Remonftrantenaantebieden<br />
„dat zy, over de punten, die men<br />
„ hun voor te houden hadt, meest zulken zou<br />
5, vraagen, die, onder hen, voor de vaardig-<br />
5, ften en geoefendften gehouden werden, en<br />
dat deezen, in 't antwoorden, ook zouden<br />
„mo-<br />
(ƒ) Afta Synod. Rcinonftr. p. 83 & feqq-<br />
(g) Hilroriscli Verhaal, f. 96, 97, 98, 99, 102, I03, 106»<br />
107- HALKS Brieven, bl. 115 enz.<br />
{h) H.'.LES Brieven, bl. 140.
XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 319<br />
n mogen aanwyzing doen van Leeringen, die,<br />
„ hier te Lande, door Hervormde Leeraars,<br />
j, voorgcftaan werden, en, huns oordeels, met<br />
„ Gods woord ftreeden." De Remonftranten<br />
verzogten tyd van beraad, en verklaarden ,<br />
daarna, fchriftelyk, op den negenentwintigften<br />
van Wintermaand „ dat zy gezind waren, eerst<br />
M van de Verkiezing te handelen, en daarna<br />
„ van de Verwerping, met verdediging van<br />
„ hun eigen, en wederlegging van het ftrydig<br />
„ gevoelen." Doch de Sinode begeerde hun<br />
dit niet toe te ftaan. Men vraagde hun of<br />
M zy zig aan het jongfte Befluit der Sinode wiln<br />
den onderwerpenof niet ?" Zy antwoordden<br />
„ dat zy zulks niet konden doen, dan in<br />
w overeenkomst met de fchriftelyke Verklaaw<br />
ring, door hen ingeleverd (i)." De Gemagtigden<br />
der Staaten hielden dit hun gedrag voor<br />
ongehoorzaamheid, en deeden, terftond, eene<br />
bezending naar den Haage, om het goeddunken<br />
der algemeene Staaten hierop te verftaan<br />
Deezen begreepen J7 dat de Remonftran-<br />
„ ten zig behoorden te onderwerpen, of dat<br />
„ de Sinode, deeden zy 'tniet, hunne Leer,<br />
w uit hunne overgeleverde en andere Schrif-<br />
„ ten, oordeelen mogt." Men gaf hun hiervan<br />
kennis, op den derden van Louwmaand des "<br />
volgenden jaars. DePrefidentBogerman deedt<br />
hun toen ook verfcheiden' vraagen, aangaande<br />
de Leere; waarop zy weigerden te antwoorden.<br />
Hierop, ontftondt veel over en wederfpraak.<br />
Eindelyk, vermaande de Raadsheer<br />
Martinus Gregorius de Remonftranten tot<br />
ge-<br />
CO Hiftor. Verh. ƒ. 107, ir:8, 109, no, UT, 112,11}, IÏ4, U5*<br />
(.£) £1 RANDT III. Deel, tl. 233.<br />
1619.
3»o VADERLANDSGHE XXXIX.BOEK.<br />
gehoorzaamheid, alzo men hun, zeide hy, vry-<br />
• heid liet, tot vooritellen en wederleggen. Laat<br />
men ons dit toe, vraagde Episkopius, zo veel, als<br />
wy zeiven zullen noodig agten ? Neen, hernam<br />
n de Raadsheer, zo veel als deóinode zal noo-<br />
„ dig agten." Kort hierna, fcheidde de Vergadering<br />
(/). Men hieldt, federt, eenige zittingen,<br />
waarin overlegd werdt, hoe men verder<br />
hadt te handelen met de Remonftranten (ni)\<br />
Daarna, werden zy wederom geroepen. Dé<br />
Prelident zeide toen „ dat het gantfche ver-<br />
5, fchil de orde betrof. De Remonftranten wilden<br />
eerst hun gevoelen verklaaren * en de<br />
n Sinode wilde, dat zy eerst, op eenige vraaw<br />
gen, antwoorden zouden : " waarop Episko^<br />
pius hernam, zo dit alleen''t verfchilis; men leyere<br />
ons de vraagen; wy zullen 'er op antwoorden<br />
, en, 'tgene wy meer te zeggen hebben, in ons"<br />
antwoord, invoegen. Veelen meenden, dat men<br />
't toen gevonden hadt. Maar de Prelident weigerde<br />
, de vraagen over te geeven, beweerende *<br />
dat zulks, naar regte, niet gebruikelyk was.<br />
De Remonftranten vertrokken zynde, vraagde<br />
de Preftdent „ of men hen, ziende hunnë<br />
5, hardnekkigheid, niet uit hunne fchriften'<br />
„ behoorde te oordeelen?" In de volgende zitting<br />
, deedt hy den zelfden voorflag. Veelen<br />
onder de uitheemfchen meenden, dat men den<br />
Remonftranten de vraagen behoorde te leveren<br />
, en hen, daarop, naar welgevallen, laaten<br />
antwoorden. Doch de meeste ïnlandfchen begreepen<br />
't anders. Ook ftemden de Politiken ,<br />
dat<br />
f O Sinod. Handel. 6ef, XXXIX. — >.LVI. U. 10Ö-253. HÏftV<br />
Verhaal, /. uil enz.<br />
UAIKS Blieven,. */. 140 enz,
XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 321<br />
dat men de Remonftranten oordeelen zou, uit<br />
hunne fchriften. 't Befluit, hierop, door de<br />
Politiken, genomen, werdt hun, den elfden<br />
van Louwmaand, aangekondigd. Men gaf hun ,<br />
voorts, nog eenige dagen tyd, om nog iets over<br />
het eerfte der vyf punten over te leveren, 't<br />
gene omtrent gereed was. Midlerwyl, handelden<br />
de Heeren Politiken, in 't byzonder, met<br />
de Remonftranten. Doch zonder vrugt. De Remonftranten<br />
booden aan „ op de vraagen,<br />
n hun, door den Prefident, over de vyf punn<br />
ten, voorgefteld, of nog voor te ftellen, te<br />
zullen antwoorden : en hun antwoord, te ge-<br />
„ lyk met hunne verklaaring over ieder punt,<br />
„ fchriftelyk, te zullen overleveren; mids men<br />
hun toeliete, zulks, op zulk eene wyze, te<br />
n doen, als zy, den negenentwintigften van<br />
n Wintermaand, begeerd hadden." Maar men<br />
vorderde „ dat zy, op de vraagen, by monde<br />
j, of gefchrifte, naar gelegenheid van zaaken,<br />
n antwoorden zouden," zonder dat men repte<br />
van de wyze, te vooren, door hen voorgeflaagen.<br />
En hierin konden de Remonftranten niet<br />
bewilligen («). Men ontboodt hen, den veertienden<br />
van Louwmaand, in de zevenenvyftigfte<br />
zitting der Sinode. Zy bemerkten ras, dat<br />
de uitheemfchen, oordeelende, dat zy te ftyf<br />
ftonden op de wyze der handelinge, hun nu tegen<br />
gevallen waren. Zy gaven de redenen van<br />
hun voorig befluit, in gefchrifte, over: ook<br />
hunne Verklaaring over het eerfte der vyf Artikelen,<br />
met aanbieding van, op gelyken voet,<br />
> te<br />
OO Synod. Hand. Sef. LIV. LV. tl. 358, 266. Hiftor, Vjrh.<br />
/. iS=. 130.<br />
X. DEEL. X<br />
1619;<br />
Laatfte<br />
annb ioding<br />
der<br />
Remon-<br />
[hanten.<br />
Ei.sch der<br />
Sinode.
gas VADERLANDSCHE XXXIX. BOEK.<br />
1619. te willen voortgaan, tot de overigen. De Prelident<br />
vraagde hun, of zy nog bleeven, by 't<br />
gene zy, in dit Gefchrift, ter nedergefteldhadden.<br />
Zy verklaarden, van ja. Toen deedt hy<br />
De Re- 't hen allen ondertekenen : waarna hy hen, met<br />
mon eene fcherpe Rede, uit de Sinode zettede, welk<br />
ltranrcn lot zy, zeide hy, hunner eigene ftyfzinnigheid<br />
worden<br />
uit de<br />
hadden te wyten. Ook verzuimde hy niet, hun<br />
Sinode met de Kerkelyke ftraffen, te bedreigen, flui<br />
gezet. tende , eindelyk, met deeze woorden, Ik geefu<br />
dan, uit den naam der Heeren Gemagtigden en<br />
der Sinode, uw affcheid. Men ontflaat u. Gaai<br />
heenen. Zy deeden 't, terftond : doch kreegen ,<br />
in 't uitgaan, bevel van de Politiken, welk hun,<br />
ook te vooren, reeds meer dan eens, gegeven<br />
was, om,zonder nader'last, niet uit Dordrecht<br />
te vertrekken (0 ).<br />
't Gefchil, by welks gelegenheid, de Remonftranten<br />
uit de Sinode gezet werden, fcheen,<br />
in den eerften opflag, van klein gewigt. 't Betrof<br />
alleen de wyze, waarop zy hunne Leer<br />
verdedigen, en de Leer hunner partyen wederleggen<br />
zouden mogen. De Sinode wilde hun,<br />
omtrent deeze wyze, de wet ftellen. Zy begeerden<br />
zig, daarin, naar hun welgevallen, te<br />
gedraagen. Doch als men aanmerkt, dat alle<br />
de Leden der Sinode geen eenerlei begrip hadden,<br />
omtrent het Leerituk der Goddelyke<br />
Voorfchikking, en dat de Leer der Verwerpinge,<br />
in 't byzonder, waarvan de Remonftranten,<br />
uitvoerig, wilden handelen, aan merkelyke<br />
zwaarigheden onderhevig was, kan men ligtelyk<br />
begrypen, waarom de Sinode den Remon-<br />
(0) Synod. Hand. Sef. LVII. H. 268 enz. Hiftor. Vcrh. ft<br />
140, 141, 142, 143.
XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 323<br />
monftranten de wyze van verdedigen en wederleggen<br />
wilde voorfchryven, en waarom zydie<br />
aan zig zeiven houden wilde. De Remonftranten<br />
meenden, hun voordeel te zullen konnen<br />
doen met de verfchillende begrippen der<br />
Leden van de Sinode; wanneer men hun toeliet,<br />
breedfpraakig, te handelen van de Verwerpinge.<br />
Maar de Sinode vondt niet geraa-<br />
den, hun zo veel voordeels te gunnen.<br />
Na dat zy uit de Sinode gellooten waren,<br />
liet men hun aanzeggen, dat zy hunne Verklaaring,<br />
over de vier overige punten, in gefchrift<br />
ftellen en der Sinode overleveren konden. Zy<br />
deeden dit, zo uitvoerig, dat men veele zittingen<br />
doorbragt, met hunne fchriften te leezen<br />
en te overvveegen, by welke gelegenheid,<br />
nu en dan, hevige gefchillen ontftonden, tusfchen<br />
eenige Leden der Sinode (/>). De algemeene<br />
Staaten, federt, de handelingen der Sinode,<br />
tot hiertoe gehouden, hebbende goedgekeurd,<br />
deedt haar egter, door den Sekretaris<br />
Heinfius, vermaanen, dat zy zig zou haasten<br />
Mentradtdan, tot het onderzoek en de<br />
wederlegging der vyf Remonftrantfche punten<br />
; zonder egter ailes te leezen, wat de Remonftranten,<br />
ter hunner verdediging, hadden<br />
ingeleverd. De Politiken en veele Leden der<br />
Sinode klaagden zeer, over de langheid hunner<br />
fchriften. Sommigen zeiden, dat de Sinodt<br />
vel twaalf jaaren zitten mogt, zo menze allen<br />
zou moeten onderzoeken (r).<br />
Doch terwyl men, met dit werk, in de Si- xrx.<br />
nc- ^ 'ergadong<br />
dei<br />
QO HALES Briev. bl. 170. BALCANQUALS Briev. il. S25, 343. r<br />
Cf) BRANDT III, Deel', bl. 401, 493.<br />
Qrj BRANDT UI. Deel, bL 441.<br />
X a<br />
1619.<br />
Defchrif-<br />
:en der<br />
itemon-<br />
Iranteii<br />
worden,<br />
:en dee-<br />
8, in de<br />
Sinode,<br />
gelezen»
Remonftranten<br />
te Rotterdam.<br />
De oorcieelen<br />
324 VADERLANDSCHE XXXIX. BOEK.<br />
node, bezig was, en de Remonftranten, eerftdaags,<br />
de veroordeeling hunner Leere te gemoet<br />
zagen, vergaderden, te Rotterdam, op<br />
den vyfden van Lentemaand , tien Remonftrantfche<br />
Predikanten en eenige Ouderlingen<br />
en Diakenen, om orde te ftellen, op hunne zaaken.<br />
In deeze byeenkomst, by veelen eene Tegen<br />
- Sinode genaamd, befloot men, het houden<br />
van afgezonderde Godsdienftige oefeningen,<br />
die, hier en daar, reeds aangevangen, doch geftoord<br />
en verbooden waren (O, ernftelyk, door<br />
te zetten, onaangezien de Piakaaten, daartegen<br />
gemaakt of nog te maaken. Voorts werden,<br />
hier, op 't behaagen der andere Predikanten<br />
, Kerken en Kerkendienaaren van het Remonftrantsch<br />
gevoelen, eenige regels ontworpen<br />
, waarnaar men zig, in 't byeenhouden,<br />
leeren en bellieren der Gemeenten, zou hebben<br />
te gedraagen. Onder anderen, befloot men een<br />
Vertoog te doen aan de algemeene Staaten en<br />
aan den Prinfe van Oranje, waarin men den<br />
onwettigen handel, dus fprak men, der Sinode<br />
van Dordrecht voorhadt aan te wyzen (»•<br />
Doch de gedaagde Remonftranten, te Dordrecht,<br />
een affchrift bekomen hebbende van<br />
't gehandelde te Rotterdam, oordeelden zulk<br />
een vertoog, voor deezen tyd,ongeraaden(a).<br />
De Rotterdamfche Byeenkomst, kort hierna,<br />
rugtbaar geworden, werdt zeer kwalyk genomen<br />
door de Overheid, en voor oproerig ver-<br />
In de Sinode, kwam men nu, eindelyk, tot<br />
het<br />
f*) RnANnT II. Dell, bl. 941, 94.-.<br />
(/) UYTENBOG. bl. "5*. H5P.<br />
Oj BRANDT. III. Diel,bl. 4y°«
XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 325<br />
brt leezen der oordeelen over de vyf punten.<br />
De Engelfchen begeerden, dat dit openlyk,<br />
gefchieden zou. Doch de Prelident Bogerman, over de<br />
niet dienftig vindende, dat elk de verfchillen<br />
vyf pmi.<br />
:en worde<br />
gedagten der Leden hoorde, drong door, den in de<br />
dat men 't, met beflooten' deuren, deedt (V). sinode,<br />
Men bevondt toen, dat alle de uitheemfchen gelezen.<br />
en verfcheiden' inlandfchen, met Gomarus,<br />
die, na zyn vertrek van Leiden, Profesfor te<br />
Groningen geworden, en, van daar, naar de<br />
Sinode gezonden was, verfchilden, over het<br />
onderwerp der Goddelyke Voorfchikking:<br />
waarvoor hy den mensch nam, eer dezelve gevallen<br />
was, en de anderen den zelfden mensch ,<br />
na zynen val (w). Met dit leezen, werden eenige<br />
zittingen gefleeten („r). Daarna, ging men<br />
over, tot het Itellen der Sinodaale Kanons, of<br />
Wetten, waartoe eenige Gemagtigden be.<br />
noemd werden: tegen 't gevoelen van Bogerman,<br />
die dit werk gaarne alleen gedaan, en<br />
het, daarna, den Leden voorgelegd zou hebben<br />
; om 'er hun placet of non placet, goed- of<br />
afkeuring,met een enkel woord, op te hooren<br />
(jy). Drie weeken werden.'er gefleeten, met<br />
het opftellen der Kanons, die, daarna, in drie<br />
verfcheiden' zittingen, in Grasmaand, gelezenwerden<br />
(z). Zy behelsden , voor eerst, de vastftelling<br />
der Leere, die voor regtzinnig gehouden<br />
werdt: en, ten anderen, de verwerping<br />
van 't gene men als dooling aanmerkte. Toen<br />
las<br />
Cv) BALCANQIMLS Briev. bl. 262 enz.<br />
Cu") IALCANQÖALS Briev. bl. 272.<br />
C*5 Sinod. Hand. Sef. CII—CXXV. bl. 326-335.<br />
OO Aöa Synod. Depur. Helvet. MSS. BALCANQUAIS Briev.<br />
hl. 300. en Aantek. bl. 323.<br />
(•O Zie Groot-Plakaati>. I. Deel, kol. 135.<br />
X 3
$i6 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />
1619.<br />
Ook de<br />
Kanon 1<br />
las men ook een ontwerp van afkeuring etaiger<br />
harde fpreekwyzen. Alles werdt met genoegzaame<br />
eenftemmigheid goedgevonden, en<br />
onderfchreeven (a). Voorts, kwam men tot het<br />
; leezen van een Sinodaal vonnis tegen de Per<br />
derLerr, foonen der Remonftranten : waaraan de meeste<br />
hc-t Vonnis<br />
tegen uitheemfchen, en alle de inlandfchen hun ze<br />
de Regel hingen. Doch de Politiken verklaarden,<br />
mon dat zy hunne toeftemming, op dit vonnis, niet<br />
ftranten,<br />
geeven konden: maar dat men 't, van de alge<br />
enz.<br />
meene Staaten, afwagten moest. Ook werdt<br />
het vonnis, alleenlyk, door de twee Scriben of<br />
Schryvers, Damman en Festus, ondertekend ,<br />
en door Heinfius, tot getuigenis van 't gene 'er<br />
gefchied was (£). Doch, na 't eindigen der Sinode,<br />
werdt het, door de algemeene Staaten,<br />
volkomenlyk goedgekeurd en bekragtigd (V).<br />
Voorts, werden de Belydenis en Catechismusgelezen<br />
en goedgekeurd (d). Ook tradt men,<br />
tot het afdoen van eenige byzondere zaaken,<br />
IVIakko- die voor de Sinode gebragt waren. Makkovius,<br />
viusvry- ' Profesfor te Franeker, befchuldigd, dat hy God<br />
gefpro<br />
tot eene oorzaak der zonde ftelde, werdt van<br />
ken<br />
Vorstius Ketterye zuiver gefchouwen (e): de Leer van<br />
veroor Vorstius, daarentegen, als onregtzinnig, verdeeld.oordeeld<br />
, en hy onwaardig verklaard, om het<br />
ampt van Doktor en Profesfor der Godgeleerdheid,<br />
in de Hervormde Kerke, te bekleeden:<br />
welk vonnis, daarna, door de algemeene Staaten,<br />
bevestigd werdt (ƒ). Ondertusfchen,hadt<br />
de<br />
(«) BALCANQUA/.S Aant. bl. 336.<br />
( b , Zie Groot-Plakaatb. I- Deel, kei. 164.<br />
(O Groot-Plakaatb T. Deel, kol. 167.<br />
(d) BALCANQUALS Aant. bl. 330 enz.<br />
\e) Afta Synod. Deput. Helvet. HISS. BALCANIJUALS Aant."<br />
bl. 3V.. enz. 367 enz.<br />
(f) Synod. Hand. Sef. CL1I. bl. 416.
XXXIX.BOEK. H I S T O R I E ,<br />
de Sinode beflooten, de Leeraars der Hervormde<br />
Kerken te vermaanen, dat zy zig onthielden<br />
van fpreekwyzen, die de paaien van den<br />
regten zin der Schriftuurete buitengingen, en<br />
dertelen verftanden regtvaardige oorzaak gaven,<br />
om de waare Leer te lasteren. Ook gefchiedde<br />
dit, federt(g). En hieldt men, hiermede,<br />
voldaan te hebben aan de begeerte van<br />
eenige uitheemfchen, die fterk gedrongen hadden<br />
op de veroordeeling van eenige fpreekwyzen,<br />
eertyds, gebruikt, door Leeraars, die<br />
voor regtzinnig gehouden werden (A). Al het<br />
gemelde was afgehandeld, in honderd tweeënvyftig<br />
zittingen. Nu fchoot het Ituk der Ker De uitkenordening<br />
nog over, welk men niet geraaden heem<br />
vondt, te verhandelen, in de tegenwoordigfchenvertrekheid der uitheemfchen; waarom men befloot.<br />
ken uit<br />
deezen hun affcheid te geeven: 't welk zeei de Sino<br />
plegtiglyk gefchiedde. Vooraf, tradt de Sinode.de , in orde, op den negenden van Bloeimaand.<br />
uit de Doele , haare gewoonlyke Vergader<br />
plaats, naar de groote Kerke, daar Bogermar<br />
eerst een gebed, toen eene aanfpraak deedt aar<br />
't volk, dat, in groote menigte, van alle kanten ;<br />
was famengevloeid. De Sinodaale Kanons over<br />
de vyf punten en het vonnis van afzetting<br />
over de Remonftrantfche Hoogleeraar en Predikanten<br />
werden, vervolgens, door de Scriben,<br />
Damman en Festus, openlyk, gelezen : ook hei<br />
getuigenis der Politiken, waarbyzy, alleenlyk,<br />
verklaarden, dat de Kanons beflooten waren,<br />
en het vonnis gefteld, in de Sinode. Toen<br />
deedt<br />
Cr,) Zie Groot-Plakaatb. T. Deel, kol. 163.<br />
C/O Synod. Hand. Sef. CXXX1I. bl. 333- EALCADO.. Aantek.<br />
U. j34.<br />
X 4
328 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />
deedt Bogerman de dankzegging, en de Ver-<br />
• gadering fcheidde. Doch de Leden der Sinode<br />
kwamen, na den middag, in hunne gewoone<br />
Vergaderplaats, byeen, daar de honderdvierenvyftigfte<br />
zitting gehouden werdt. Hier<br />
deedt de Raadsheer Martinus Gregorius, Prelident<br />
der Politiken, na het gewoonlykgebed,<br />
eerst eene korte dankzegging aan Gode, en<br />
eene bede, om verderen byl tand, tot behoudenis<br />
der waarheid en herilelling der vrede.<br />
Daarna, keerde hy zig tot de uitheemfchen,<br />
dezelven dankende, voor de hulpe , nu zes<br />
maandenlang, der Sinode beweezen. De Prefident<br />
Bogerman nam toen het woord, en deedt<br />
nog uitgebreider dankzegging aan de uitheemfchen<br />
, welken hy, vervolgens, hun affcheid<br />
gaf, en behouden'reizewenschte. De uitheemfchen<br />
namen toen ook, na eikanderen, hun affcheid<br />
van de Sinode. Bogerman befloot alles,<br />
met een gebed en dankzegging aan Gode. Hierna<br />
, ftonden de Politiken eerst op, groetende<br />
alle de uitheemfchen in rang, met het geeven<br />
van de regterhand. De Prefident, Asfesforen,<br />
Scriben en alle de inlandfchen volgden dit<br />
voorbeeld. Eindelyk, ging men ter maaltyd,<br />
onder 't houden van welke,de oorengefixeerd<br />
werden, met een bevallig muzyk van ftemmen<br />
en fnaarenfpel. Des anderendaags, werden de<br />
uitheemfchen, van wege de algemeene Staaten ,<br />
befchonken ieder met eenen gouden penning ,<br />
ter waarde van honderdenvyftig giddens, hangende<br />
aan eenen keten van vyftig (f).<br />
De<br />
(O Synod. Hand. Sef. CLIII. CUV. tl. 4*8-437. nift.VeFlk<br />
f. 212 - 215.
XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 329<br />
De inlandfchen hielden, na 't vertrek der<br />
uitheemfchen , nog zesentwintig zittingen ,<br />
voornaamlyk over 't ftuk der Kerkenordeninge,<br />
en over eenige byzondere zaaken (&). Zy<br />
ontwierpen eene nieuwe Kerkenordening, op<br />
den voet van die des jaars 1586. Doch ze werdt<br />
niet goedgekeurd, by de byzondere Staaten (/).<br />
De laatfte zitting , zynde de honderdentagtigfte,<br />
werdt, den negenentwintigften van Bloeimaand<br />
, gehouden. Men tradt toen, in orde,<br />
naar de groote Kerk, alwaar Lydius, wederom,<br />
de preeke deedt. De Wethouderfchap van Dordrecht,<br />
uit de Kerk, naar 't Raadhuis gegaan<br />
zynde, werdt, hier, door Bogerman en de Asfesforen,<br />
bedankt voor de gunst en beleefdheid<br />
aan de Sinode, in haare Stad, beweezen. De<br />
Sinode, daarna, in haare gewoone Vergaderplaats,<br />
zynde wedergekeerd, werdt bedankt,<br />
door de Gemagtigden der algemeene Staaten,<br />
die, op hunne beurt, door den Prefident Bogerman<br />
, bedankt werden. Ook bedankte deeze<br />
de gantfche Sinode: waarna hy de byeenkomst<br />
met een gebed en dankzegging aan Gode<br />
befloot. Men fcheidde, met het toefteeken<br />
van de regterhand der broederfchap, en met<br />
betuigingen van onderlinge eendragt en liefde,<br />
van eikanderen (111). En dit was 't befluit deezer<br />
vermaarde Sinode: de kosten van welke, door<br />
fommigen, op een millioen guldens, door anderen<br />
, nog hooger berekend zyn («). Vier<br />
(k)Vide Poft-Ach Synod. Nation. in 't Groot Plakaatb. III.<br />
Peel, tl. 416.<br />
CO Zie UOR Autli. Stnkk. III. Deel, bl. II enz. en Groot-<br />
Plakaatb. III. Veel, bl. 404.<br />
C»0 Hifloriscb Verbaal, f. 518.<br />
CO ^»>Poft-Aéta^/.CLXXX./»VGroot-Plakaatb.IH.jD«/.<br />
bl. 440. en URANDT UI, Deel, bl- 66i.<br />
x 5<br />
1(513.<br />
De Sinode<br />
fcheidt,
330 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />
Vier dagen na dat men den uitheemfchen hun<br />
> affcheid gegeven hadt, welker fommigen, terftond<br />
, naar den Haage reisden, om, zo ze zeiden,<br />
iet vreemds te zien (o), geraakte de Advokaat<br />
Oldenbarneveld aan zyn deerlyk einde.<br />
Doch eer wy dit vernaaien, moeten wy den<br />
draad van 't verhaal der Regtspleeginge over<br />
hem eh de andere gevangenen, wederom aanhegten,<br />
daar wy dien afgebroken hebben.<br />
XX. Op het einde des voorleeden jaars, maakten<br />
De Fis de Fiskaalen, met naame Pieter van Leeuwen ,<br />
kaal van hun werk van het hooren en ondervraagen van<br />
Leeuwen<br />
doe t verfcheiden' Perfoonen, die gemengd waren<br />
eenift ot . geweest in 't gene omtrent het ftuk der Waardderzoek<br />
, gelders, te Utrecht, was voorgevallen. Zuiïe<br />
te Uftein, Nyenrode, van Berk, Koningsvry, de<br />
trecht.<br />
Goyer, Groveftein, van Eek, Hoeflaken, en<br />
anderen werden, in Wintermaand, onder beeedigde<br />
belofte van 't gene men hun voorftellen<br />
zou geheim te zullen houden, op verfcheiden'vraagftukken,<br />
gehoord, en wy hebben, in<br />
't voorgaande Boek, reeds gebruik gemaakt<br />
van 't gene zy, omtrent het gebeurde, te Utrecht,<br />
en in den Haage met de Utrechtfche<br />
Gemagtigden, beleeden. Van 't gene, waarop<br />
iet van belang kon te zeggen vallen, gaven zy<br />
Ledenberg de meeste fchuld. Ook ontkenden<br />
de meesten niet, en fommigen bevestigden,<br />
rondelyk, dat hy, over de voornaamfte zaaken,<br />
met den Advokaat, plag te raadpleegen (/>).<br />
Doch van iet, dat naar handel met den vyand<br />
zweemde, beleedt niemant een woord, ten zynen<br />
fO Wftorisch Verha.il,/. 216.<br />
(p) Interrog, ran Snylefteyn. Art. V. ym ConincxvfJ' Art. V»<br />
*«* van Eek, Art. IX. KSS.
XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 331<br />
nen laste, uitgenomen Berk, van wiens getuigenis<br />
wy, hierna, zullen fpreeken. Uit deeze verfcheiden'<br />
verklaaringen, ondervraagde men,<br />
daarna, de gevangenen, in den Haage. Hogerbeets<br />
werdt, voor de vierde reize, gehoord,<br />
op den vyf zes en zevenentwintigften van<br />
Louwmaand, over het gebeurde in den Haage,<br />
ten huize van Trefel; waaromtrent hy zig gedroeg<br />
aan de bejydenis van de Groot; welke<br />
hy begeerde, dat, in regte, ook voor de zyne<br />
genomen werdt. Voorts, onderzogt men hem,<br />
over het gene, in Slagtmaand des jaars 1617,<br />
op de tyding, dat de Prins, veelligt, te Leiden<br />
ftondt te komen, in deeze Stad, gehandeld ware,<br />
en wat men, aan de Steden Haarlem,Gouda<br />
en Woerden, gefchreeven hadt (q). Doch<br />
ik vind niet, wat hierop geantwoord werdt. De<br />
twee andere gevangenen werden niet gehoord,<br />
voor het aanftellen der Regteren; waarop, in<br />
deeze maand, ernftelyk, geraadpleegd werdt.<br />
Doch eer 't hiertoe kwame, vielen 'er nog eenige<br />
zaaken voor, die ons hier te melden ftaan.<br />
De Koningen van Frankryk en van Groot-<br />
Britanje, die verfchillende inzigten hadden op<br />
fj) R. HOGERBEETS (Jcdenkfchr. hy BKANDT Keehtspl. tl. 47.<br />
1619.<br />
Hogerbeets<br />
wordt<br />
wederom<br />
gehoord^<br />
De Gezanten<br />
van<br />
*t ftuk der gevangenen, deeden ook hunne ge<br />
Frankryk<br />
zanten , op verfchillende wyzen, werken, om en Engetrent<br />
dezelven. üudlei Karleton deedt, op den landwer twaalfden van Louwmaand, een voorltel ter ken voor<br />
algemeene Staatsvergaderinge, waarin hy kwa- en tegen<br />
ós gelyk<br />
fprak van de Groot; doch niets tot zyn navangedeel wist te noemen, dan dat hy de vryheid nen.<br />
der zeevaart en visfeherye gedreeven hadt,<br />
waardoor zyne Majefteit van Groot-Britanje,<br />
d&
i6ï9-<br />
XXI.<br />
Het Lid<br />
derRidderfchap<br />
wordt<br />
met twee<br />
Heeren<br />
vermeerderd. <br />
Omstandigverhaal<br />
der<br />
iumde-<br />
33a VADERLANDSCHE XXXIX. BOEK.<br />
de grootfte Eiland Forst, die ""er was, zig gehoond<br />
rekende (r). De Franfche Gezanten<br />
deeden, daarentegen, op den drieëntwintigften,<br />
een Voorftel, waarin, zy den Staaten, tot het<br />
ftellen van onzydige Regters, en tot voorzigtigheid<br />
en gemaatigdheid vermaanden (f).<br />
Maar terwyl men op 't ftellen der Regteren<br />
raadpleegde , vondt de Prins dienftig, het<br />
Lid der Ridderfchap, welk, reeds in Wynmaand<br />
laatstleeden, met vyf Hollandfche Edelen,<br />
vermeerderd was, met nog twee Heeren<br />
te vermeerderen; die, beide buitengeboofenen<br />
zynde, eenigen tyd geleeden, genaturalifeerd<br />
waren. Deezen waren Daniël de Hartaing,<br />
eigenaar, door koop , der Heerlykheid van<br />
Heemskerk, welke hy, met bewilliging der '<br />
Staaten van Holland, in den jaare 1612, naar<br />
zeker heerlyk goed in Henegouwen, hem toebehoord<br />
hebbende, Marquette vernoemd hadt<br />
(?); enFrancois van Aarlens, Heere van Sommelsdyk<br />
("«). Zy hadden reeds verzogt, in 't<br />
Lid der Ridderfchap, te mogen befchreeven<br />
worden, en de Prins, de Edelen, op den zeventienden<br />
van Louwmaand, by zig ontbooden<br />
hebbende, onderfteunde hun verzoek. Men<br />
verwierf tyd van beraad, tot'sanderendaags.<br />
De Vergadering beftondt toen uit veertien Edelen.<br />
Zeven verftonden, dat men Marquette<br />
befchryven; zeven anderen, dat men 't nalaaten<br />
(r") Zie TïRANDT Rechtspl. bl. 43. GROTIUS Verantw. Cafu<br />
XIX. hl. EI4-<br />
Cr) 7.ie de Propof. in 't Leven van Oldenbarneveld, bl 271).<br />
(O fiHe A. IVÏATTiiAït Fund. Sacr. /Ediurn. Fumi. XÏII. in<br />
Anal. Tom. Tlf. p. 498.<br />
• u, Refnt. Holl. ig08ob, 1618. bl. 308. GROTIUS Verantw».<br />
C/ip. IX. bl. 103, 104.
XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 333<br />
ten zou. 't Verzoek van Sommelsdyk werdt, 1619.<br />
door agt, afgeflaagen; door zes, toegeftaan.<br />
Men gaf 'er den Prinfe kennis van, door An- linge<br />
dries de JVith, Penfionaris van Dordrecht, wiens hierov*<br />
eigen Verbaalwy, hier, volgel^Zyne Doorlugtigheid<br />
antwoordde „dat de gevoelens der<br />
Heeren Edelen, in de Vergadering van Hol-<br />
„ land, eenen tyd lang, uitgeloopen waren op<br />
„ verandering van Godsdienst, en om hem ten<br />
„ Lande uit te dry ven; dat zy, eerst, hunne<br />
„ item hadden gegeven tot de Refolutie van<br />
n den vierden van Oogstmaand des jaars 1617,<br />
n daarna, tot den last, den Gemagtigden naar<br />
n Utrecht medegegeven. Dat hy, hierin, moest<br />
n voorzien: en fchoon hy, by eene A&e der<br />
n Staaten van Holland, gemagtigd was, om<br />
„ nog eenige verandering te doen, daar hy<br />
M zulks zou goedvinden; dat hy 't, nogtans, niet<br />
?) gaarne, in de Vergadering der Edelen, doen<br />
„ zou." De Heeren, die hier by waren, zig geraakt<br />
voelende, verfchoonden zig, ten besten,<br />
en keerden toen naar de Vergadering te rug.<br />
Men deedt, op nieuws, omvraage. De Heer<br />
van Brederode verklaarde, fchriftelyk, van<br />
meening te zyn, dat men den Prinfe volkomen<br />
genoegen geeven moest, en Marquette en Sommelsdyk<br />
beide befchryven. De Heeren van Asperen,<br />
Noordwyk, Benthuizen, Wezenburg,<br />
Duivenvoorde en Wimmenum voegden zig<br />
met hem. Doch de Heeren van Mathenes, Obdam,<br />
Schagen, Warmond, Zwieten, Raaphorst<br />
en Kroonenburg hielden, zulks te ftryden met<br />
hunnen eed, en met 'sLands en hunne Privilegiën<br />
; waarom zy 't niet konden goedvinden.<br />
De ftemmen bleeven dus fteeken. De<br />
With
i
XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 335<br />
?, zoek, als ftrydig met 'sLands geregtighéid, 1619.<br />
„ niét bewilligen." Zy voegden 'erby, datzy •<br />
ook geene Vergadering op dit ftuk beleggen<br />
konden; gelyk de With hun , uit 's Prinfen<br />
naam, verzogt hadt. De Prins moest zelf hiertoe<br />
komen, en deedt de Edelen, tegen 's anderendaags<br />
, zynde den negentienden van Louwmaand<br />
, in de Kamer der Staaten, byeen komen.<br />
Van daar, ontboodt hy hen by zig, en<br />
hieldt hun, in tegenwoordigheid van Graave<br />
Willem, voor hoe hy, tot rust en dienst des<br />
„ Lands, de Magiftraaten, in eenige Steden ,<br />
?, veranderd hebbende, diergelyke verande-<br />
„ ring , onder de Edelen, 'ook wel noodig<br />
« hieldt; doch, om minder misnoegen te geen<br />
ven, gedagt hadt, zulks te konnen voorko-<br />
„ men, door het verfterken van hunne Ver-<br />
„ gadering , met de Heeren van Marquette<br />
w en Sommelsdyk: waarom hy verzogt en bew<br />
geerde, dat zy deeze Heeren aanneemen<br />
# zouden, onder fchriftelyke verklaaring, dat<br />
„ hun zulks, voor het toekomende, niet tot<br />
w nadeel zou ftrekken: ook, dat ze 'er, terftond,<br />
„ op beflooten, terwyl hy in zyne Kamer gaan<br />
„ zou." Men deedt dan, wederom, omvraag.<br />
De With nam de ftemmen op, die ik, in zyn<br />
(Verbaal, genoegzaam woordelyk, op deeze wyze<br />
, vinde aangetekend. Brederode ftemde „ onw<br />
der Acte van non prejudicie en zonder confe-<br />
„ quentie, beide de Heeren te admitteeren, tot<br />
n contentement van zyne Excellentie:" Mathenes<br />
„ dat hy'tniet kon goedvinden; en, zo<br />
„ hy overftemd werdt, protefteerde van 'tge-<br />
„ ne aldaar gefchiedde: anders te willen bly-<br />
59 ven en zyn een trouw Vasfal van 't Landen<br />
» Die-
336 VADERLANDSCHE XXXIX. BOEK.<br />
w Dienaar van zyne Excellentie." Obdam verklaarde<br />
„ zyn goed en bloed te zyn tot dienst<br />
„ van zyne Excellentie; maar dat hy niet kon<br />
„ doen, tegen zynen eed en confcientie." Duivenvoorde<br />
„ dat den Heeren bekend waren de<br />
» redenen, by zyne Excellentie geallegeerd,<br />
„ en dat hy zig conformeerde, met het avis<br />
» van den Heere van Brederode:" Wezenburg,<br />
» dewyl zyne Excellentie het zo ernftig be-<br />
„ geerde, dat hy den Heer van Marquette zou<br />
„ admitteeren; maar alzo hem niet bleek van<br />
„ de qualiteit des Heeren van Sommelsdyk,<br />
„ verhoopte hy, dat zyne Excellentie zougoed-<br />
„ vinden, dat hy dien niet kon admitteeren:<br />
„ ook om te ontgaan de offenfie van deMa-<br />
„ jefteit van Frankryk, die gemiscontenteerd<br />
„ was , tegen den Heere van Sommelsdyk<br />
5, voornoemd." Noordwyk „ dat hy de twee<br />
„ Heeren zou admitteeren ; dewyl het zyne<br />
„ Excellentie zo ernftig begeerde, onder Ac-.<br />
„ tedenonprejuditie." Asperen „ conformeer-<br />
„ de zig met het avis van den Heere van Bren<br />
derode." Benthuizen zeide dat hy in con-<br />
„ fideratie hadt gehad het verzoek van zyne.<br />
Excellentie, en dat hy beide de Heeren zou<br />
„ admitteeren, onder Aéte van. non prejudi-<br />
„ tie." Schagen verklaarde „dat, als het we-<br />
„ zen moest, hy het dan zou aanzien." Warmond<br />
„ dat hy als nog niet kon verftaan, zulks<br />
„ in de magt van hun Edelen te zyn, en zig te<br />
„ conformeeren met het avis van den Heer<br />
„ van Obdam. Zwieten conformeerde zig met<br />
n het avis van den Heer van Brederode, dej,<br />
wyl der Prinfen begeerten commandemenn<br />
ten waren." Wimmenum verklaarde „ dat<br />
» h<br />
y
XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 337<br />
„ hy oorbaar en dienftig voor het Land be- 1619.<br />
„ vondt te zyn, dat de twee Heeren werden<br />
„ geadmitteerd, en zig te conformeeren met<br />
het avis van den Heer van Brederode."<br />
Raaphorst meende „ dat 'er Hollandfche Edelen<br />
genoeg in 't Land waren, om te mogen<br />
„ befchryven, en dat men geene vreemdelingen<br />
behoorde te admitteeren." Kroonenburg<br />
verklaarde , ten laatfte „ dat hy 'er niet te-<br />
„ gen kon zyn, als zyne Excellentie zulks be-<br />
K liefde: en, gedrongen zynde, om zig duidew<br />
lyker te verklaaren, heeft hy de admiéfie,<br />
„ hoewel ongaarne, toegeflaan." Alle deeze<br />
ftemmen werden, daarna, den Prinfe voorgelezen,<br />
en, by de meerderheid derzelven, beflooten<br />
, dat de Heeren van Marquette en Sommelsdyk,<br />
onder de Ridderfchap en Edelen,<br />
zouden worden toegelaaten, ter begeerte van<br />
den Prinfe, en onder uitdrukkelyke verklaaring<br />
van niet in gevolge te zullen getrokken<br />
worden (V). De twee Heeren werden, hierop,<br />
in 't Lid der Edelen befchreeven. De fchriftelyke<br />
Verklaaring, of ASte van nonprejuditie<br />
luidde, van woord tot woord, als volgt:<br />
Alzo, volgens de oude Privilegiën, Regt en, Aéte van<br />
non pre<br />
Vryheden en loffelyke obfervantien deezer Lanjuditie<br />
,<br />
den, niemant toe en komt, noch en competeert hét wegens<br />
recht, om onder de Ridderfchap en Edelen van het toe-<br />
Llolland en IVestvriesland befchreeven te worlaaten<br />
der twee<br />
den, dan alleen degeenen, die gebooren Hollan Heeren<br />
ders zyn, van oude adelyke en Ridderlyke Hol in het<br />
landfche flammen, bezittende heerlyke of adelyke Lid der<br />
l< idder-<br />
Stamgoederen in den zeiven Lande, alles. na<br />
febap. <br />
ouf<br />
v ) Verbaal gehouden fo ANDMES DE WITH, Unadpenf. van<br />
Bordrecht MS.<br />
X. DEEL. Y
338 VADERLANDSCHE XXXIX. BOEK,<br />
oude cos turnen en herkomen; en midsdienwelen<br />
te regt gefuftineert is, dat Jonker Daniël de Heftaing,<br />
Heer van Marquette, Lieut. Gener. van de<br />
Cavallerie en Ritmeester, zynde een Edelman<br />
uit Henegouwen, buiten Hollandgebooren, en<br />
Heer Francois Aarsfens, Heer van Sommelsdyk,<br />
eertyds Ambasfadeur der Hoog-moog. Heeren<br />
Staaten Generaal by de Majefteit van Vrankryk,<br />
mede buiten Holland gebooren zynde, tot den<br />
voorn, (laat, by hen lieden, verzogt, niet geadmitteerd<br />
konnen worden, zonder de bovengenoemde<br />
obfervantien te buiten te gaan. Nogtans, aanmerkende<br />
de ernflige begeerte van Zyne doorlugtige<br />
Excellentie,den Prinfe van Oranje, zeer<br />
inftantelyk begeerende, dat men de voorn. Heeren<br />
van Marquette en van Sommelsdyk mede<br />
onder de Ridderfchap en Edelen zoude willen befchryven<br />
, ende de Capaciteit van der beide voorn.<br />
Heeren Perfoonen , met vaste toezegginge, V zelve<br />
niet getrokken te zullen worden in eenige consequentie<br />
; zo is 't, dat wy, Ridderfchappen en Edelen<br />
van den Lande voornoemd, nodig geagt<br />
hebben van dies Acte gemaakt te worden van<br />
Non prejuditie; by welke wy mede malkanderen,<br />
by adelyke trouwe, eer en vroomigheid, beloofd<br />
hebben en belooven, by deezen, voor ons, onze erven<br />
en nakomelingen, de voorn, oude Privilegiën,<br />
Rekten, Vryheden en loffelyke obfervantien, in<br />
alle toekomende tyden, voortaan,ftri&elyk, teobferveeren<br />
en doen obferveeren, zonder dezelveft<br />
meer te laaten infringeeren, dire&elyk ofindi-<br />
* ter alre&elyk: welken volgende, wy ook hebben goedgetoosduuvonden,<br />
te verzoeken zyn hooggemelde Vorftelyke<br />
rendege- Doorlugtigheid, de voornoemde Atle mede geliedagtenisve<br />
te confirmeer en en tekenen, op dat zulks de Posfc<br />
van 't<br />
gebeurde. teriteit en alk anderen dienen moge * adperpetuam-
XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 339<br />
tuam rei gesta? memoriam. In kennisfe, deezen<br />
ondertekend, op den 21 January 1619.<br />
Den volgenden dag, verfcheenen de twee<br />
Heeren , in de Vergadering van Holland.<br />
Men was, hier, toen bezig, met raadpleegen<br />
pp het ftuk der gevangenen, en het ftellen vrn<br />
Regteren overdezelven. De Leden begreepen,<br />
eenpaariglyk, dat men de zaak voor de Vergadering<br />
der Staaten behoorde te brengen, of,<br />
ten minfte, zorg te draagen, dat de meeste<br />
Regters, door Holland, gefteld werden. Doch<br />
de Holiandfche Gemagtigden tot. het onderzoek<br />
der gevangenen vertoonden den Staaten,<br />
dat de zaak den anderen Gewesten zo wel als<br />
Holland betrof; waarom zy oordeelden, dat<br />
men de regtfpraak den algemeenen Staaten be-<br />
Jioorde te laaten, zorgdraagende, nogtans, om<br />
zo veele Hollandfche Regters te Hellen, dathe<br />
regt van Holland bewaard bleevè. Hiertoe<br />
neigden toen ook de meeste Leden. Doch Leiden<br />
, Rotterdam en Schiedam verklaarden zig,<br />
op het afftaan der regtfpraak, niet volkomen<br />
gelast, 't Is aanmerkelyk, dat de Heeren van<br />
Veenhuizen en van Sommelsdyk uit de Vergadering<br />
vertrokken, toen men, op den tweeentwintigften,<br />
over 't ftuk der gevangenen \<br />
begon te raadpleegen (w). De eerfte beftondt<br />
den Advokaat te na. Wegens den tweeden,<br />
hadden de Huisvrouw en Kinderen des Advokaats<br />
den Staaten van Holland vertoond, of<br />
deeden't, kort hierna, dat hy den Advokaat<br />
n en die van zynen huize, eenige jaaren her-<br />
5, waards, een vyandlykherttoegedraagen, en<br />
„ zulks,<br />
O) Retor. Holl. 22, 23, 25. 27 'fan. iöia. hl. 5, 6, 9, IK<br />
y 2<br />
XXII.<br />
Raadpleegingen<br />
op<br />
het aauftellen<br />
van Regteren. <br />
Veenhuizen<br />
en<br />
Sonimelsïtyfcvertrekken<br />
uit<br />
^e Vergadering,-
340 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />
1619. „ zulks, nog onlangs, met gedrukte boekjes,<br />
• „ bekend gemaakt hadt; waarom zy begeer-<br />
„ den, dat hy, nevens Muis en Pauw, die zy<br />
„ voor befchuldigers en partyen des Advo-<br />
„ kaats hielden, zig zeiven kenden en uit de<br />
„ Vergadering bleeven, terwyl de zaak des Adj,<br />
vokaats overwoogen werdt." De Staaten<br />
Helden 't, hierop, ter befcheidenheid van. den<br />
Heere van Sommelsdyk, of hy blyven of vertrekken<br />
wilde. Maar Muis en Pauw werden,<br />
meenden ze, ten onregte, verdagt gehouden (V).<br />
Wegens 't ftellen van Regteren, werdt, eindelyk,<br />
op 't einde van Louwmaand, beflooten,<br />
dat zy, in 't geheel, vierentwintig zouden<br />
zyn , twaalf uit Holland, en twee uit ieder<br />
der zes andere Gewesten (31). Doch Holland<br />
deedt, ter algemeene Staatsvergaderinge, verklaaren<br />
„ dat men haar , flegts voor deeze<br />
„ reize , regtfpraak over de gevangenen af-<br />
„ ftondt, zullende zulks niet in gevolg mogen<br />
Naamen „ getrokken worden (z)." 't Liep, ondertus-<br />
der vierfchen, nog aan tot diep in Sprokkelmaand, eer<br />
entwin men de Regters ftelde, en van Last- en BerigttigRegfchriftvoorzage.<br />
Men verkoos, tot deeze merkteren.waardige<br />
bediening, uit Gelderland, Henrik<br />
van Esfen, Raad in denHove aldaar, enNikolaas<br />
de Voogd, Burgemeester van Arnhem; uit<br />
Holland, Nikolaas Kromhout, eerften voorzittenden<br />
Raad in den Hove, Adriaan jfunius, Pieter<br />
Kouwenburg van Belois (5) en Henrik Ro-<br />
Ja,<br />
(x) Zie RHANDT Rechtspl. bl. 41.<br />
(y) Refol. Holl. 30, 51 January 1619. bl. 13, 15.<br />
(2) GROTIUS Verantw. Cap XV. bl. 150.<br />
(?) De Raadsheer Kouwenburg, de Groot in den<br />
graad van Agter-Ziuters-Kinderen beftaande, verzogt verfchoond
XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 341<br />
fa, Raaden in den zelfden Hove, Adriaan van 161,9.<br />
Zwieten,Heex van Zwieten, Baljuw en Dykgraaf -<br />
van Rynland, Hugo Muis van Holy, Schout van<br />
Dordrecht, Baljuw en Dykgraaf der Landen<br />
van Stryen, Arend Meinardszoon, Burgemeester<br />
van Haarlem, GerardBeukelszoon van Zanten<br />
en Jakob van Broekhoven, Gekommitteerde<br />
Raaden van Holland, Reinier Pauw, Burgemeester<br />
van Amfterdam, Pieter Janszoon Schagen,<br />
Vroedfchap van Alkmaar, en Albrecht Bruinink<br />
, Sekretaris der Stad Enkhuizen : uit Zeeland<br />
, Adriaan Manmaaker, Ridder ,_en vertoonende,<br />
van wege den Prinfe van Oranje, den eerften<br />
Edele, in Zeeland, en Jakob Schotte, Burgemeester<br />
van Middelburg, en Afgevaardigde ter<br />
algemeene Staatsvergaderinge: uit het Stigt, Adriaan<br />
Ploos, Raad in den Hove van Utrecht en<br />
Afgevaardigde ter algemeene Staatsvergaderinge<br />
, en Anfelmus Salmius, Raad en Penfionaris<br />
der Stad Utrecht: uit Friesland, Johan van<br />
den Sande, Raad in den Hove aldaar, en Rink<br />
Aitsma, Afgevaardigde ter algemeene Staatsvergaderinge<br />
en Burgemeester van Leeuwaarden:<br />
uit Overysfel, Volhert Sloot tot Vollenhove,<br />
en Johan van Hemer*,Burgemeester van Deventer<br />
, beide Afgevaardigden ter Vergadering<br />
hunner Hoog-Mogendheden: en uit Groningen<br />
en de Ommelanden, Goosfen Schaf er, Raadsheer<br />
der Stad Groningen, en Schato Gokkinga 9<br />
Raad en Syndicus der Ommelanden, ook beide<br />
fchooiid te worden van over zyne zaak, als Regter, te<br />
zitten-, doch het Hof verftondt, dat hiertoe geene genoe.^zaame<br />
reden was, te minder, om dat hy, by partye,<br />
niet gewraakt werdt. Zie Decif. en Refol. van den Hv*t<br />
van Holland gedrukt 1751. N. 138. èl. 7Ü.<br />
Y 3
Hun Las:.<br />
Moersbergen<br />
wordt<br />
gevangen. <br />
Hogerbeets<br />
wordt,<br />
342 VADERL ANDS Cl IE XXXIX.BOEK,<br />
de Afgevaardigden ter algemeene Staatsvergaderinge.<br />
De algemeene Staaten, van welken de :<br />
Regters hunnen last ontvingen, verleenden hun<br />
ook gezegelde Brieven, waarby men beloofde<br />
hen te dekken, voor alle fchade, die hun of<br />
den hunnen, t'eenigen tyde, ter oorzaake van<br />
het voltrekken van hunnen last, zou mogen 0verkomen.<br />
Ook verbonden zy zig, byeede,<br />
om niets te openbaaren van "t gene voor hunne<br />
Regtbank omgaan zou (a). By ziekte, af-:<br />
fterven, of ander wettelyk belet van eenen of<br />
eenigen der Regteren, hadden de anderen voort<br />
te vaaren, en, by meerderheid van ftemmen,<br />
te befluiten. Hunne Sententien zouden ze doen<br />
uitvoeren , d,oor Amptenaars der algemeene<br />
Staaten (b~). Voorts ftrekte hun last zig niét<br />
flegts, om regt te doen over Oldenbarneveld,<br />
Hogerbeets, de Groot en 't Lyk van Ledenberg<br />
; maar ook over Adolf van de Waal, Heer<br />
van Moersbergen, die, in Louwmaand, door<br />
eenige Ruiters, in het Stigt van Munfter, en<br />
dus buiten der Staaten gebied, betrapt, en eerst<br />
naar Zutfen, en, van daar, onder een fterk ge •<br />
leide, naar den Haage gebragt was (c), alwaar<br />
hem de Gemagtigden en de drie Fiskaalen,<br />
drie weeken agtereen, byna dagelyks, ondervraagd<br />
hadden (d). Doch na't ftellen der Regteren,<br />
werden hy en de andere gevangenen alleen<br />
voor hun gehoord.<br />
Hogerbeets verfcheen, de eerfte, voor deeze<br />
nieuwe Regtbank, op den laatften van Sprokkel-<br />
(yO OROTii» Verantw. CriH XVf. hl. 158.<br />
(b) Zie de Comm blie by (JÏTKNBOC;. bl. norT.<br />
v. C O 'BAUDART. Meiiior. XI. Hoek. bl. 6.<br />
\'
XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 343<br />
kelmaand. Ook werdt hy, voor dezelve, onder 1619*<br />
vraagd, op den eerften en vyfden van Lente<br />
door de<br />
maand, meest op het aanneemen en onderhou<br />
Regters,<br />
den der Waardgelderen. Hieromtrent beleedt ver<br />
hv „ dat zy, te Leiden, geligt waren, om behoord.roerte te beletten, en wel voor zyne aan-<br />
!' komst aldaar." Waarop Broekhoven zeide.<br />
Was dit zo; dan hadt men ze, grootelyks, mtshruikt,<br />
in V bezetten van zyn huis, tot tweemaa<br />
len toe. Voorts beweerde Hogerbeets „ da<br />
„ Leiden en de andere Steden geoordeeld had<br />
" den, dat haar zowel vryftondt, deaangeno<br />
„ men'Waardgelders te betaalen uit de mid * Cnitrt"<br />
_ butien.<br />
delen van Holland, als Amfterdam en de ande<br />
re Steden van 't Noorderkwartier de hunne: 1<br />
" daar uit betaalden." Doch Pauw merkt<br />
hiertegen aan, dat Amfterdam zulks deedt, u: t<br />
kraste der f Voldoening (e): 't welk Hogei •_ f Stltfi*<br />
beets zeide, ligtelyk, te konnen wederlegd wol<br />
, m faftie.<br />
den (ƒ> My is niet gebleeken, dat men hen:<br />
na deezen, verder ondervraagd heeft. 1<br />
Op den vyfden van Lentemaand, werdt c e Gefprek<br />
Groot voor de Regters ontbooden. Doch een : tusfcheii<br />
" Manman»<br />
gen tyd te vooren, was Manmaaker hem k(<br />
ker en de<br />
men bezoeken, en hadt hem, door verfche i- Groot.<br />
den' bedekte redenen, getragt te beweeger<br />
om vergiffenis te begeeren, waarnaar de Gro< )t<br />
niet luisteren wilde. Manmaaker was toen w<br />
derom gevallen, op 't ftuk van Prinfe Hennl •»<br />
zeggende, onder anderen, dat hy buiten $gelo »" %Credp»<br />
ye was by zyne Doorlugtigheid, enbydeGewe s-<br />
ten; en dat men bevondt, dat Maurier, Meegaf !<br />
S<br />
n<br />
're) Zie VII. Deel, bl. 371.<br />
\f) R. HOGERBEKTS Gcdciiklchr. by BRANDT RocutsyL b.. 5<br />
V 4
1619.<br />
De Groot<br />
komt<br />
voor de<br />
Regters.<br />
344 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />
en Uitenbogaard veel kwaads in de zaak gedaan<br />
hadden: " Voorts begeerde hy te verftaan, wat<br />
de gevangen hier van wift. De Groot antwoordde<br />
„ dathy metMeegang nimmer woor-<br />
„ den gewisfeldhadt,en met Uitenbogaard niet<br />
„ over deeze ftofFe, en dat Maurier, in 't by-<br />
9<br />
z o n d e r<br />
? niet anders dan in 't operbaar, ge-<br />
» fprokenhadt, raadende, naamlyk, tot byjeg-<br />
„ ging der gefchillen." Ook verklaarde hy<br />
hem, by deeze gelegenheid, de overleggingen<br />
van eenigen, om Prins Henrik in 't Lid der Edelen<br />
te befchryven, waarvan wy, boven (g), gewaagd<br />
hebben. Doch dit gefprek was het laatfte,<br />
welk de Groot, met iemant uit de algemeene<br />
Staaten, in 't byzonder, hieldt. Voor de<br />
Regters verfcheenen, maakte hy verfcheiden'<br />
aanmerkingen op derzelver wettelykheid, onder<br />
roderen zeggende „ dat eenigen belang hadden<br />
b v d e<br />
9 zaaken, welken zyoordeelenzouden;<br />
„ als hebbende, te vooren , verftaan, dat men<br />
„ de Waardgelders moest afdanken, tegen den<br />
wil der Staaten van Utrecht: ook, dat eenie<br />
n d e r<br />
9 g Regteren hem en anderen [met de<br />
9 paleye] gedreigd hadden." Op het eerfte<br />
intwoordde Duik „ dat hy, dus redeneerende,<br />
9 de meeste Regters verdagt fcheen te willen<br />
, maaken:" op het tweede „ dat dreigen min-<br />
,, der was dan Waardgelders." 't Voornaamfte,<br />
waarover hy, wyders, gehoord werdt, kwam<br />
lierop uit. Men vraagde, of de Advokaat hem<br />
niet gezeid hadt, dat de Prins naar de Souver ainiteit<br />
ftondt, en d0P men zulks behoor de te beletten?<br />
Waarop de Groot antwoordde n dat de<br />
(S) nu S45.<br />
» Ad-
XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 345<br />
n Advokaat hem te kennen gegeven hadt, be- 1619.<br />
n denking te hebben, of onder de burgerlyke<br />
yy beweegingen, ook iet zulks fchuilen mogt,<br />
n daarby voegende, dat alle veranderingen, by<br />
n wege van oproer, gevaarlyk waren,zonder<br />
„ iet meer." Men hernam te vraagen, of hy zelf<br />
aan niemant ooit gezeid hadt, dat zyne Doorlugtigheidftondt<br />
naar de Souverainiteit ? 't Antwoord<br />
was Neen; fchoon hy veelligt aan een<br />
nige vertrouwde Perfoonen wel verhaald<br />
„ hadt, dat hy vreesde, voor eenige verande-<br />
?? ring uit oproer, zonder iet vast te ftellen.<br />
ji. Voorts, hadt hy van den Prinfe altoos gefproken<br />
met behoorlyken eerbied, gelyk zyyy<br />
ne hoedaanigheden en verdienften vereisch-<br />
„ ten." Wyders, beleedt de Groot, op verfcheiden'<br />
vraagen „ dat de Advokaat hem<br />
„ nimmer gefproken hadt van eenen aanflag op<br />
?> Woerden, fchoon hy, uit fommigen, ver-<br />
„ ftaan hadt, dat die van Leiden wenschten,<br />
n dat Woerden, door eenige vertrouwde ven-<br />
„ dels, mogt verzekerd worden. Dat hy niet<br />
wist van eenige Vergaderingen ten huize<br />
„ van van der Myle; fchoon hy 'er, fomtyds,<br />
„ geweest was, en 'er Briemen, Biefeman,<br />
„ Bafius, de Haan, Hogerbeets of Uitenbo-<br />
„ gaard aangetroffen hadt; doch dan waren<br />
yy 'er alleen gemeene gefprekken gevallen.<br />
yy Dat Oldenbarneveld hem nimmer gefproken<br />
yy hadt over de bekwaamfte middelen, om een<br />
„ einde van den oorlog te vinden; en gantsch<br />
„ niet, van zig onder Spanje en 't Huis van Oosyy<br />
tenryk te l>egeeven: ook niet van zyn voorw<br />
neemen om de Kerkelyke gefchillen te rekn<br />
ken, en, daardoor - de verlenging van 't Be-<br />
Y 5 „ ftand
346 VADERLANDSCHE XXXIX. BOEK<br />
IÓIO. „ ftand te beter door te dringen (h)." Dit was<br />
• 't voornaamfte, welk, ten deezen tyde, voor<br />
Hy viel. De Groot, federt, verfcheiden' reizen<br />
wordt<br />
andermaalgehoord.<br />
hebbende aangehouden, om op nieuws gehoord<br />
te worden, verfcheen, andermaal, voor de<br />
Regters, op den zestienden van Grasmaand,<br />
Hy deedt hun toen eene wydluftige Verklaaring<br />
zyner inzigten, op de zaaken, waarover<br />
gefchil viel, en verzogt zulks fchriftelyk te<br />
mogen doen; waartoe hem vyf uuren tyds en<br />
een blad of vel papiers vergund werdt (ij. Wyders,<br />
beleedt hy, op eenige vraagen „ de Brie-<br />
„ ven ontworpen te hebben, die men, op 't<br />
„ ftuk der Sinode, aan den Koning en aan de<br />
fy Kerken van Frankryk wilde fchryven; ook,<br />
dat men, te Rotterdam, nooit voorgehad<br />
yy hadt, den Godsdienst te verdrukken, door<br />
yy middel van de foldaaten; maar alleen, de<br />
yy verdraagzaamheid te bevorderen en de Ker-?<br />
„ ken en Wethouders te befchermen; en dat<br />
yy die van Rotterdam, in 't begin, genegen ge-e<br />
„ weest waren tot eene Sinode, uit een gelyk<br />
getal van Remonftranten en Contraremon*<br />
v ftranten beftaande. Doch dat hy hen bewoo ;<br />
f> gen hadt, om toe te laaten, dat de verkiezing<br />
gefchiedde door de Klasfen; mids de<br />
yy Staaten van Holland, daarby, eenige vreed-<br />
„ zaame Predikanten voegden (T)." En deeze<br />
was de laatfte reize, dat men de Groot onder^<br />
vraagde. Hy hadt zig, in de gevangenis, meest<br />
bezig gehouden met het opftellen eeniger<br />
fchrif.<br />
(70 Memor, van H, vs, GROOT hy IC. URANDT is zyn L,ev A<br />
I75-I7'9.<br />
( i) Zie deczo Deductie hy K. RRINDT Leven van H. i£><br />
ploot, bl. ïi, enz:<br />
(A) M.inor. van II. vr. GROOT in zyn Lcv. U. lyj,
XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 347<br />
Schriften en Gedigten, die, naderhand, het<br />
licht zagen (/).<br />
De Regters begonden den Advokaat te on<br />
derzoeken 0<br />
, op den zevenden van Lentemaand.<br />
Hy hieldt zig, eer hy antwoordde, wel drie<br />
dagen bezig, met het betwisten van de wettigheid<br />
der Regteren. Daarna, vraagde men hem,<br />
„ naar zeker fchryvens aan die van Leiden<br />
„ en Utrecht, in Wynmaand des jaars 1617,<br />
„ wanneer men meende, dat de Prins der-<br />
„ waards komen zou (W): midsgaders, naar het<br />
„ oogmerk der byeenkomst by van der My-<br />
„ le," waarover men de Groot ook ondervraagd<br />
hadt. Van t fchryven naar Leiden,<br />
welk aan van der Myle, toen aldaar zynde,<br />
gefchied was,beleedthyniets,dan dat hy derwaards<br />
hadt gezonden, om op de beweegingen<br />
des volks te doen waaken. Van 't andere,<br />
verklaarde hy geen geheugenis te hebben.<br />
Voorts, gevraagd zynde, of van der Myle,<br />
op zyne reize naar Frankryk, in den jaare 1614,<br />
den Marquis d'Ancre der Landen magt tegen<br />
de Prinfen en die van den Hervormden Godsdienst<br />
niet aangebooden hadt, antwoordde<br />
hy, dat zyn last, aan den Koning, aan de<br />
Kcminginne Moeder, en aan de Heeren alleen<br />
complimenten inhieldt. Ook verklaarde hy te<br />
gedenken van zeker Berigt voor den Koning<br />
van Groot - Britanje, gezonden aan Karon,om<br />
zyne Majefteit, naar waarheid, te onderregter;<br />
en deszelfs gunst te verzoeken. Uit zyne Brieven<br />
aan Karon, trok men veel tot zyne bez<br />
waarnis: ook werdt hy, gelyk hy z^lf fchreef,<br />
«e-<br />
BRANDT Rechtspl. W. 79.<br />
\_ \jn) Zie hier voor, bl. ïii;, 207.<br />
xxiir.<br />
Ondervraaging<br />
van Oldenbarnevold<br />
voor de<br />
Regters,
I
XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 349<br />
n die zulks gedaan hadden, te weeten Beeren 1619.<br />
fleiit, Burgemeester te Delft, en Ruikhaver,<br />
M Burgemeester te Haarlem : dat de eerfte een?<br />
„ kostbaaren diamant ontvangen hadt, zonder<br />
n dat hy wist, wat de andere hadt ontvangen ;<br />
„ maar de diamant was gekogt van eenen<br />
„ Duarte Fernando, Juwelier. Dat hy, Aar-<br />
„ ftns, dit den Advokaat te kennen gegeven<br />
2 hadt, die daarop hadt gezeid, zwygt daarvan<br />
n fiil; ik zal het zelfs eens onderzoeken. Dat hy ,<br />
„ ettelyke dagen daarna, den Advokaat, deswege,<br />
wederom hadtaangefproken, diehemzei-<br />
„ de, dat hy 'er naar gevraagd hadt, en dat 'tT<br />
* iet aan wasQ>>" 'lot hiertoe gaat myn Affchriftvan<br />
deeze Verklaaring. Wat Burgemeester<br />
van Berk betreft; deeze hadt, op den agtentwintigften<br />
van Herfstmaand ouden ftyl des<br />
voorleeden jaars, ook eene Verklaaring gegeven<br />
, waarvan ik geen Affchrift heb konnen<br />
magtig worden. Doch op den eenentwintigften<br />
van Wintermaand, werdt hy, wegens deeze<br />
Verklaaring, onder eede, op zekere vraagen,<br />
gehoord, die my, nevens de antwoorden, tei<br />
hand gekomen zyn. Hy erkende, toen „ dat<br />
„ de Verklaaring*, zo als zy lag, waaragtig was;<br />
J in 't byzonder, dat de Advokaat hem gezeid<br />
f, hadt, dat het verfchil over den Godsdienst<br />
„ zo groot niet was, of t kon ligtelyk byge-<br />
„ legd worden, hem, daarbenevens, vraagen'<br />
„ de, of 't niet beter ware, dat wy ons wederom<br />
„ begaven onder den Koning van Spanje? ook.<br />
„ 'tgene verhaald ftondt, op de handelingen<br />
„ van den zelfden Koning, in Portugal, jegens<br />
Cf) Dcpufitie van den Greffier Acrsfens MS.<br />
» hen.
1610.<br />
Wat Berk<br />
togen Uitenbogaard<br />
verklaard<br />
hadt.<br />
35° VADERLANDS CHE XXXLX.BOEK.<br />
„ hen, die hem tot dit Ryk hadden helpen bren-<br />
• „ gen. Doeh den tyd, jaar en maand, wan-<br />
„ neer de Advokaat dus tot hem gefproken<br />
„ hadt, wist hy niet naauwkeuriglyk te noe-<br />
^, men. Alleenlyk bragt hy zig te binnen, dat<br />
„ het gefchied was, toen de Advokaat nog in<br />
n de Spuyftraat in den Haage woonde (6), en'<br />
dat, hy ingelaaten zynde in de zaale ter zy-<br />
„ de het voorhuis, de Advokaat hem, langs<br />
„ een klein trapje, gebragt hadt tot in zyri<br />
„ Comptoir. Voorts, waren hem, Berk, van<br />
wege den Koning van Spanje of Aartsherw<br />
togen, geene aanbiedingen gedaan, dan 'C<br />
gene hem wedervaaren was van den voor-<br />
„ noemden Advokaat, uitgedrukt in de gemelde<br />
Verklaaringe. Ook hadt de Advo-<br />
„ kaat, federt dit gefprek, hem, nimmer,we-<br />
„ derom, over diergelyke zaaken, gefproken<br />
„ (#)." Meer is my van Berks Verklaaringe<br />
ten laste des Advokaats niet voorgekomen.<br />
Doch op den zelfden eenentwintigden van<br />
Wintermaand, verklaarde hy ook „ dat Ui-<br />
„ tenbogaard, omtrent drie jaaren geleeden,<br />
n tegen hem gezeid hadt, dat men't met Span-je<br />
al eens was ; dat men niet meer oorloo-<br />
„ gen zou; dat men wel zag, hoe 't in'tLand*<br />
van Kleeve toeging; dat ons volk en dé<br />
„ vyand eikanderen verftonden; en den buit<br />
„ deelden; dat Gelderland al verdraagen was i<br />
„ ook<br />
(?) Interrog, van N. van Berct, Arl. \J II. III. IV. MS.<br />
(6) Dit moet al eenige jaaren geleeden geweest<br />
zyn, alzo men vindt, dat de Advokaat, in de Lentd<br />
des jaars ióii, het Huis van Aremb;rg gekogt heeft »<br />
't welk hy, federt, bewoonde, liefs/. Holl. o April<br />
I6II. bl. s'At
XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 351<br />
„ ook Overysfel: dat de poorten aldaar zou-<br />
„ den open ftaan, als 'er de vyand voorkwam;<br />
u dat hy, Berk, wel zien kon, hoe 't, hier in<br />
„ de Stad [Utrecht], gefteld was; dat men<br />
den vyand,als hy kwam, hier ook niet we-<br />
„ derftaan zou; dat elk bedieningen zogt, om<br />
„ eigen voordeel; dat de voornaamften, die<br />
y9 te Nagtmaal gingen, zig de eerften omkee-<br />
„ ren zouden, als de vyand kwam, om in hun-<br />
5, ne ampten te mogen blyven; dat men, tegenwoordig,<br />
eene andere wyze van leeven<br />
ft moest houden, dan men plag, en zien, hoe<br />
„ 'trondsomme toeging, en op zyn eigen be-<br />
„ lang agt geeven (r)." Doch Uitenbogaard<br />
heeft, in eenen Brief aan den Prinfe, in Wynmaand<br />
des voorleeden jaars gefchreeven, ontkend,<br />
op zulk eene wyze, gefproken te hebben<br />
, of 'er eenen goeden zin aan gegeven (f).<br />
Ook gewaagt hy, in dien Brief, van zekere aan Onder<br />
biedingen, welken hy aan Berk, zo deeze te zoek , op<br />
vooren gezeid hadt, van wege de Spaanfchen, de geloof<br />
gedaan zou hebben. Doch op deeze befchul waardig<br />
diging verdedigt hy zig dus. V Geen Berck feydt heid van<br />
van V gunt ick hem [oude hebben geprefenteert,<br />
Berks<br />
is louter verfiert. Hy raeskalt ,daaris in''t Verklaa. min<br />
ringe.<br />
fie niet aan, niet het minfte. Alleenlyk, verhaalt<br />
hy,dat, ter gelegenheid van de gefchenken,<br />
„ die de Staatfche Gemagtigden op de hande-<br />
„ ling van 't Beftand, met kennisfe der hooge<br />
„ Overheid, van de Aartshertogen ontvingen,<br />
„ eenig gefchil gereezen was , tusfchen den<br />
„ Heere Renesfe van der Aa, die laatst, en den<br />
„ Heere Berk, die eerst in de handeling ge-<br />
„ bruikt<br />
(r) Interrog, van N. van Berck. Art. V. MS.-<br />
£0 7.U den' Brief in zyn Leven Cap. XI. bl. 188, Vj\.
35* VADERLANDS CHE XXXIX.BOEK.<br />
tankt) was, en die beide oordeelden, dat<br />
„ hun die gefchenk geheel toekwam : dat men<br />
zig, daarna, van Uitenbogaard bediend hadt<br />
„.om den twist, hieruit, voornaamlyk, ont-<br />
„ liaan, te bemiddelen, en dat het wel zyn<br />
„ kon, dat hy Berk, ter deezer gelegenheid,<br />
„ hadt aangeraaden, zig met de helft van het<br />
„ gemelde gefchenk te laaten vergenoegen "<br />
En, vervolgt hy, indien dit is ; och Godt! watboosheyt<br />
ware dat van dien mensch, den onnofelen,<br />
die poochde fyne begeerlicheit te breydelen, over<br />
een prefent der Spanjaarden, om t welck in zyne<br />
handen te krygen, hy felvegingh queflie moveren<br />
tegen andere, na, V verloop van negen jaren<br />
te gaenbefwaren, als ofhy diegheenware,<br />
die hem eemgh pref ent of gek van 'svyants wegen<br />
hadde aangeboden (tj. Ook heeft hy niet<br />
verzuimd, op eene andere plaats, aan te merken,,<br />
dat Berk, op den eenentwintigden van<br />
Wintermaand, verklaard heeft, dat hem van nie <br />
mant eenige aanbiedingen, uit naam der Spaanfchen,<br />
gedaan waren, buiten 't gene hem van<br />
den Advokaat wedervaaren was f». Waaruit,<br />
ten minste bleek, hoe weinig ftaats 'er<br />
te maaken ware op 't gene hy, te vooren, van<br />
Uitenbogaards aanbiedingen verhaald hadt.<br />
Veelhgt, is 'er ook uit af te neemen, wat men<br />
van zyne Verklaaring, wegens de aanbiedingen<br />
des Advokaats, te houden hebbe. Uit alles,<br />
kan men zien, tot welke foort van ondervraagingen<br />
des Advokaats, de Verklaaringen<br />
van Aarfens en Berk gelegenheid gegeven<br />
hebben.<br />
CO Zie den geineMen Brief //. 191, 19?.<br />
(.«) UÏTENBOG.. Leven en Veftötw. Cef>, XIII. U, 253.<br />
Ill-
XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 353<br />
In Grasmaand, werdt de Advokaat, wederom<br />
ï verfcheiden' dagen, fomtyds twee en •<br />
drie reizen 'sdaags, gehoord. Hy weigerde . XXV.<br />
De Ad-<br />
toen, andermaal, de Regters te erkennen, en yokaac<br />
beriep zig op de byzondere Gewesten 5 welker wordt<br />
Afgevaardigden ter algemeene Staatsvergade ang ag«<br />
ringe alleenlyk de Regters gefteld hadden. cereen<br />
gehoord<br />
Doch ziende, dathy, hiermede, niet vorder<br />
iroor de<br />
de, befloot hy, behoudens zyn regt, te ant Regters»<br />
woorden , en beleedt toen „ eën gefchenk van Zyne be<br />
n den Koning van Frankryk ontvangen te heb- lydenis-.<br />
„ ben, ter waarde van twintigduizend guldens,<br />
n in gevolge van eene belofte, hem, in den<br />
jaare 1598, gedaan. Ook hadt hy van eeni-<br />
„ ge Heeren, wegens gedaane dienften, ge-<br />
„ fchenken genooten. Van anderen hadt hy ze<br />
„ geweigerd. Maar van de Spaanfche zyde,<br />
„ hadt hy niets getrokken: ook niemant an-<br />
„ ders» met zyne kennis. Het zeggen van Aarfens<br />
of Berk, van woorden, over twaalf jaa-<br />
„ ren, gefproken, kon, dagt hy, niet ten zy-<br />
„ nen laste komen. Hadden zy gedagt, dat<br />
daaraan der Landen dienst gelegen was, zy<br />
zouden ze geene twaalf jaaren hebben moft<br />
gen verzwygen. Op de overdragt der Sou-<br />
„ verainiteit aan den Koning van Frankryk,<br />
h hadt hy, nimmer, met iemant, 'tzymetden<br />
„ Hertoge vanSully of met Buzanval* iet ge-<br />
„ handeld. Dat zyne Doorlugtigheid naar de<br />
Souverainiieit of naar meerder gezag ftondt,<br />
„ hadt hy gevreesd. Zo egter de Prins, zo wel<br />
n als zyne Raaden, zig, deswege, aan hem<br />
„ hadt willen verklaaren , en, na 't hooren<br />
„ zyner bedenkingen daartegen , de opening<br />
hadt goedgevonden, zou hy die, met gené-<br />
X. DEEL, Z „ gen-
1619.<br />
554 VADERLANDS CHE XXXLX.BOEK.<br />
» genheid, gedaan hebben. Nu hadt hy 'er<br />
» flegts in 't byzonder van gefproken, en ge-<br />
» regelde handeling over zulk een gewigtig<br />
j3 punt goedgevonden; doch een fchrik gehad,<br />
„ voor oproer en verwarring. Hyhadt, uit de<br />
?j fchotfehriften, eenige jaaren herwaards ge-<br />
» ftrooid, en uit eenige daadelykheden, vreen<br />
ze gefchept, dat men verandering van Rejj<br />
geeringe zogt, door oproer; en daarvan, nu<br />
•j drie of vier jaaren gele eden, opening ge-<br />
„ daan in de Vergadering van Holland; ook<br />
» hadt hy 'er den Prinfe, vrymoediglyk, over<br />
n gefproken, hem zeggende, dat 'ergerugten<br />
?? liepen, dat de Contraremonftranten niet te<br />
>, vrede zouden zyn, of zyne Doorlugtigheid<br />
y ? moest Graaf van Holland wezen, en dat<br />
„ hem, van goederhand, gezeid was, datzew<br />
ker Burgemeester van eene goede Stad (7)<br />
?? geoordeeld hadt, dat het aan den Advokaat<br />
n ftondt, zulks voor te liaan; hoewel deeze<br />
w Burgemeester, daarover, op zyn verzoek,<br />
$, gefproken zynde, verklaard hadt, zulks een<br />
9 misverftand te wezen, 't Zelfde hadt hy ook<br />
w aan Graave Willem voorgehouden. In zyne<br />
w Brieven aan Karon, die, met een bedroefd<br />
„ gemoed , gefchreeven waren, en hierom,<br />
j, meende hy, verfchooning verdienden,hadt<br />
?, hy gezien op zulke Kerkelyken, Puriteinen<br />
w en vreemdelingen, die der Overheid 't ge-<br />
5, zag in Kerkelyke zaaken onttrekken wilden.<br />
J5 De Refolutien tot vrede en verdraagzaam-<br />
„ heid<br />
C7) Hiermede worde, denk ik, Reinier Pauw, Burgemeester<br />
van Amfterdam, gemeend. ZieÜYTENBOGAERTS<br />
laven en Fcrantzv. Cap. X. bl. 155 , 156, 157, i$8.
XXXIX. BoEtc. H I S T O R I E . 355<br />
» heid hadt hy bevorderd, met een goed oog-<br />
» merk, oordeelende hy de gefchillen niet<br />
n van zulk een gewigt, dat 'er de vrede der<br />
„ Kerke om behoorde geftoord te worden: en<br />
n te minder, om dat, by 't aanneemen der wa-<br />
„ penen , niet flegts vryheid van geweeten;<br />
» maar ook oefening van verfcheiden' Godsw<br />
dienst was toegedaan; hebbende de Luther-<br />
„ fchen en alle foorten van Doopsgezinden,<br />
» by goede kennisfe, hunnen Godsdienst, van<br />
„ 't begin des oorlogs, geoefend. De verklaa-<br />
1619.<br />
j, ring der drie Gewesten, Holland, Utrecht<br />
„ en Overysfel, tegen de Sinode hadt hy op-<br />
„ gegeven, de Groot gefchreeven, tot bewaa-<br />
M ring van het regt der Gewesten. Holland en<br />
„ Utrecht hadden ook, beweerde hy, regt,<br />
om Waardgelders, ter hunner verzekering,<br />
j, aan te neemen, en mogten dezelven, niet<br />
n buiten hunne bewilliging, worden afgedankt.<br />
Hy hadt ook aan eenige Kolonellen<br />
„ gezeid, dat zy vooral aan de Staaten, hunne<br />
ft betaalsheeren, en aan de Staaten en Wet-<br />
„ houders der Steden, daar zy lagen, gehouw<br />
ft en getrouw zyn moesten, volgens hunnen<br />
„ eed, in zaaken, de hoogheid en wetten der<br />
5, byzondere Gewesten, en niet de algemeene<br />
ft Staaten betreffende." Dit was 't voornaam-<br />
Ite, welk de Advokaat, zo ver men weet, in<br />
deeze, ondervraagingen, beleeden heeft. Men<br />
vindt, wyders, dat hem nog eenige vraagen gedaan<br />
zyn „ omtrent zyne woorden tegen de<br />
„ Sinode, 't verkrygen van Brieven van den<br />
ft Köning van Groot-Britanje in den jaare 1612,<br />
s, en 't verzoeken van gelyke Brieven, in den<br />
„ jaare 161 omtrent zekeren zynen voorflag,<br />
Z J „ ora
ai<br />
ir<br />
d<br />
356 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK,<br />
>, om twee Bisfchoppen te zenden van de Re»<br />
„ monftranten, en omtrent verfcheiden' andey)<br />
re punten," zonder dat men gemeld vindt,<br />
wat hy op dit alles antwoordde (v).<br />
XXVI. Tot hiertoe , maakte Oldenbarneveld noa<br />
Uitfchryving<br />
van geene gedagten altoos, dat men voorhadt, hem<br />
eenen te doen fterven; doch onder deeze laatfte on-<br />
Biddag. dervraagingen, werdt'er, door de algemeene<br />
btaaten, een biddag uitgefchreeven, tegen den<br />
zeventienden van Grasmaand ; waarvan hy ,<br />
ivat laater, kennis kreeg, en 't welk hem deedt<br />
i lenken, om zig ter dood te bereiden («'). In<br />
< leeze uitfchryving las men „dat de Kerk en<br />
, de Staat, eenige jaaren herwaards, door ee-<br />
5 , mge ftaatzugtigen, tot bevordering hunner<br />
3 , byzondere ftaatzugtige oogmerken, in groot<br />
J , gevaar van het uiterfte verderf gebragt zyn-<br />
> , de, door het byeenroepen der Nationaale<br />
, Sinode, genoegzaam gered waren; dat men<br />
, ook, met den eerften, een wettig oordeel ver-<br />
V. wagtte, over hen, die den ftaat van 'tLand<br />
v. hadden beroerd; waardoor alles zig tot rust<br />
fcheen te zullen fchikken: dat men God hier<br />
S5<br />
voor te danken hadt, en hem, onder anderen,<br />
53<br />
S te bidden, dat hy der vyanden raadflagen en<br />
« beleidingen tegen deeze Landen geliefde te<br />
verbreeken (x)." En 't was gantsch geen<br />
5?<br />
w onder, dat de Advokaat, uit zulk eene uit-<br />
ft liryving, opmaakte, dat het kwalyk met hem<br />
loopen zou. Veele anderen zagen 't eveneens<br />
!, en men vondt verfcheiden' Predikanten,<br />
e zwaarigheid maakten, om zulk een'Biddag<br />
fvl BRANDT Rechtspl. bl. 87 enz.<br />
fwQ UYTEHBOG. Leven en Verantw. Cap. XVIU. bl. *tl7.<br />
[*J UYTCMROC. bl. 1143. Achabs Bkld, bl. y.<br />
1<br />
af
XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 357<br />
af te kondigen. Ook werden, in Gelderland (y),<br />
in 't Stigt, in Overysfel, en elders, de Brieven<br />
van Uitfchryving,derwyze, veranderd, dat de<br />
afkondiging, daar, gemakkelyker doorging.<br />
Doch veelePredikanten keurden de eerfte .Brieven<br />
goed, en predikten, op den zelfden zin:<br />
God ook dankende, dat hy de oogmerken der<br />
ftaatzugtigen geftuit, en 't bloedbad, dat zy<br />
maaken wilden, belet hadt (z).<br />
Na 't houden van deezen Biddag, begreep XXVII.<br />
Boiflfe<br />
elk, dat de zaak der gevangenen naar 't einde<br />
en Mau<br />
liep. De Franfche Gezant Maurier verzogt, rier<br />
derhalve , wederom , gehoor ter algemeene fpreeken<br />
Staatsvergaderinge, op den eerden van Bloeiwedermaand. Boifife was reeds naar Frankryk te rug om voor<br />
de gevan<br />
gekeerd, en hadt, in zyne Affcheidrede, op genen.<br />
den drie- entwintigden van Lentemaand, zyne<br />
voorige vermaaningen tot zagtheid omtrent de<br />
gevangenen herhaald. Doch de Staaten hadden,<br />
in hun antwoord, genoegzaam, te verftaan gegeven,<br />
dat hun die herhaalde vermaaningen<br />
verveelden, en dat zy ftonden, om tot ftrengheid<br />
over te Haan (a). Zy fpiaken ftouter, doordien<br />
zy Lodewyk den XIII, die, thans, met de<br />
inwendige verwarringen zynsRyks, de handen<br />
vol werks hadt, minder ontzagen; om dat hy<br />
hun minder dienst doen kon. Doch Maurier<br />
was, door dit antwoord, niet afgefchrikt. Hy<br />
deedt eene deftige en uitvoerige Rede, in 's<br />
Prinfen tegenwoordigheid, (trekkende, om te<br />
toonen, dat men de gevangenen behoorde te<br />
verfchoonen, zo zy aan geene ontrouw fchul-<br />
Cy") Zie BAUDART. Memor. XT. /loei, bl. 22.<br />
(z) BRANDT Rechtspl. bl. 99, ico.<br />
(.«O BRANDT Rechtspl. bl, 101,102.<br />
Z 3<br />
dig
Men<br />
zoekt<br />
den Advokaai<br />
te<br />
beweegen,<br />
om<br />
vergiffenistebegeeren.<br />
358 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK<br />
dig bevonden werden. Ook beweerde hy,dat<br />
men zo veele agting behoorde te hebben voor<br />
'sKonings vooripraak, als men, eertyds, getoond<br />
hadt voor die der Koninginne van Engeland<br />
, om wier wille , men den Admiraal<br />
Treslong hadtgeflaakt Prins Maurits, in<br />
t byzonder, zogt hy te doen zien, hoe edelmoedig<br />
en Vorftelyk hy zig gedraagen zou, zo hy<br />
zyne gunst bewees aan zulken, door welken hy<br />
meende verongelykt te zyn (e). Doch deeze<br />
aanfpraak deedt geene vrugt. De Huisvrouw<br />
en Kinderen des Advokaats, reeds dikwils Verzoekfchriften<br />
in zyn voordeel hebbende ingeleverd,<br />
gaven nu drie Vertoogen, na eikanderen,<br />
over aan de Regters, waarin zy hem, te r<br />
gen de voornaamfte befchuldigingen, verdedigden<br />
(V). Doch alle deeze poogingen waren<br />
vergeefs. De Advokaat zelf hadt, op den eerften<br />
van Bloeimaand, voor de Regters verfcheenen<br />
zynde, begeerd, op nieuws, over eenige<br />
punten gehoord te worden. Doch ik vind niet,<br />
dat hem dit verzoek werdt ingewilligd (i). Men<br />
was nu bezig, met het opmaaken van zyn vonnis,<br />
en'hy vernam, uit berigten, hemjheimelyk,<br />
op den elfden van Bloeimaand, toegekomen<br />
, dat het reeds geveld lag, en den veertienden<br />
of vyftienden zou uitgefproken worden.<br />
Doch 't gefchiedde nog eerder. Omtrent deesen<br />
tyd, arbeidden Graaf Willem en de Fiskaal<br />
Duik, by Prinfe Maurits, om Oldenbarneveld<br />
ay 't leeven te bewaaren. De Prins bewilligde<br />
i<br />
'er<br />
(b~ Zie VIII. Deel, W. 8(5.<br />
(O BRANBT Rechtspl. bl. 104 enz.<br />
(d) Leven van Oldenbarn. */. 184 enz. BEAKDT Rechtspl.<br />
113, 120, 125.<br />
-Leven van Oldenbarnev. bl. 225.
XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 359<br />
'erin, mids de vrienden des Advokaats ver 1619.<br />
giffenis voor hem verzogten. Dit werdt hun, .<br />
door dePrinfesfe Weduwe, bedektelyk, inden<br />
mond gegeven. Zy fpraken 'er, onderling, over:<br />
doch konden 'er niet toe verftaan. Zelfs<br />
verklaarden zy der Prinfesfe, dat zy 'er niet<br />
een' voet om verzetten wilden, al zou hy er<br />
den hals moeten laaten (ƒ'). Men ging dan<br />
voort, met het vonnis.<br />
letn<br />
De Advokaat was, des Zondags, den twaalf- J<br />
;ordt da<br />
den van Bloeimaand, een groot deel van den . ood<br />
dag bezig geweest, met het leezen derontvan- a an ge-<br />
gen' berigten, en met het verfteeken van zyn ieid. s<br />
geheim fchryfgereedichap, fchriften en aantekeningen,<br />
welke laatften, voor een groot gedeelte,<br />
onder een Spaanschftoeltje, enagterde<br />
tapyten, genaaid werden (g). Doch des avoncss,<br />
omtrent half zes uuren, kwamen de Fiskaalen<br />
van Leeuwen en Sylla in zyne kamer. Van<br />
Leeuwen voerde het woord: hem, uit den naam<br />
der algemeene Staaten en der Heeren Regteren,<br />
aanzeggende, dat hy, op morgen, hadt te<br />
komen hooren de Sententie des doods. Hy zeide<br />
, hierop, meer verwonderd dan verflaagen,<br />
de Sententie des doods! de Sententie des doods!<br />
Dat hadt ik nietverv/agt. Ik meende, dat men<br />
my nog zou hebben gehoord. Ik hadt fommige<br />
dingen gefteld, die ik meende te veranderen, als<br />
door gramfchap verrukt zynde. Daarna, verzogt Zyn ge<br />
hy verlof, om zyne Huisvrouw, voor 't laatst, te drag en<br />
mogen fchryven. 't Werdt hem vergund. Onder gefprokken,<br />
kort<br />
't fchryven, hoorde men hem zeggen, dat ik toch voor zyil<br />
•wist, einde.<br />
( f) Aantek. van VOLK. OVERLANOER, Schepen van AmiU<br />
ly BRANDT Reduspl. bl. 133.<br />
Qg~) Leven van OWenbarnev. tl. 220, 227.<br />
Z 4
j6"io.<br />
Zyne<br />
boodfchap<br />
aan<br />
Prinfe<br />
Maurits. 1<br />
3Öo VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />
vist , waarom ik fïerven zal? waarop een der<br />
fiskaalen zeide, gy weet het wel; doch zult het,<br />
hierna, nog byzonder erhoor en. Hy fchreef nog<br />
toen Anthonius WaUus, Predikant en Profesfor<br />
te Middelburg, binnen tradt. Deez hadt men,<br />
van Dordrecht, uit de Sinode, gehaald, om den<br />
Advokaat, m zyn uiterfte, te troosten. Hywas<br />
een befcheiden en verftandig Leeraar, en een<br />
der bek waamllen, dien men, tot deezen dienst,<br />
zou hebben konnen verkiezen. Ook hadt de Advokaat<br />
goed genoegen in de gefprekken, wel.<br />
ken hy, den volgenden nagt, met hem hieldt.<br />
Voorts, werden 'er twee foldaaten in de kamer<br />
gefteld, die den Advokaat beletteden, in 't<br />
tieimelyk, met zynen dienaar, te fpreeken. De<br />
Advokaat begeerde op Walanis, dat hy den<br />
Prinfe van Oranje,uit zynen naam, twee dingen<br />
verzoeken zou, eerst,vergifenis, zo hy iet te*<br />
%en hem misdaan mogt hebben ; en, ten anderen,<br />
lat hy zynen kinderen gun/lig wilde zyn. Wa-<br />
92US vraagde, ofhy, door vergifenis, ook verlandt<br />
, het ophouden van het vonnis des doods?<br />
J<br />
vaarop de Advokaat, zig een weinig bêdagt<br />
| ïebbende, antwoordde, dat zyn verzoek zover<br />
liet flrekte. Omtrent tien uuren des avonds,<br />
< leedt Walauis deeze boodfehap aan den Prinfe ,<br />
-t erwyl de Haagfche Predikanten, Lamotius en<br />
's Prinfen j 3eyerus, den Advokaat gezelfchap hielden. Zj ,<br />
ant- j ie Doorlugtigheid, Walanis gehoord hebbende,<br />
woord. „ ntwoordde, met traanen in de oogen: V ongeluk<br />
« an den Advokaat is my leed. Ik heb hemaltyd<br />
9 'ef gehad, en dikwils vermaand anders te doen.<br />
l<br />
hwyl hy, eenigen tyd herwaards, eenen ande<br />
1<br />
en vorm van Regeeringe heeft zoeken in té f (te-<br />
' r<br />
in , die Kerk en Staat zou hebben t" onder ge<br />
r<br />
bragt ,
XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 361<br />
br agt,heb ik my tegen hem moeten (lellen. Maar 16(0.<br />
''tgene hy,tegen my, misdaan heeft,vergeef'ik<br />
hem, gaarne: hoewel hy zulks wel zonder voorwaarde<br />
hadt konnen verzoeken; want hy heeft<br />
het krygsvolk van den eed,dien zy my,als hunnen<br />
Veldoverfie, fchuldig waren, zoeken af te trekken.<br />
Twee dingen hebben my wat gefpeeten: het<br />
eene, dat hy gezeid heeft, dat ik fondt naar de<br />
Souverainiteit: het ander,dat hy my, te Utrecht,<br />
in zulk een gevaar heeft gebragt. Dan ik beveel<br />
'taan uwe voorzigtigheid ,ofgy hem deeze dingen<br />
bekend wilt maaken, of niet; want ik zoek<br />
niet anders dan 's mans zaligheid. Ook heb ik op<br />
de Regters begeerd, dat het gene hij tegen my<br />
heeft misdaan hem tot geene misdaad zou toegerekend<br />
worden. Wat zyne kinderen aangaat^<br />
die zal ik gunstig zyn, zo lang zy wel doen. Walams,<br />
met dit befcheid vertrekken willende,<br />
werdt te rug geroepen door den Prinfe, die hem<br />
vraagde, fpreekt hy van geen pardon ? De Predi Aanmer<br />
kant antwoordde, dat hy daarvan, met waarking des<br />
heid, niet hadt verftaan. Voorts,bragt hy's PrinAdvokaats<br />
op<br />
fen zeggen den Advokaat, voorzigtiglyk, over: , het zel<br />
die 'er op antwoordde „ dat hy, voor zyne kin- ve.<br />
5? deren, niet meer begeerde: en dat zyne Door<br />
n lugtigheid miste, als hy dagt,dat hy voor zij<br />
„ zeiven pardon zogt. Dathy, waarlyk,al feder<br />
„ het jaar 1600, gevreesd hadt, dat de Prin<br />
„ ftondt naar de Souverainiteit, of meerder ge<<br />
„ zag. Doch dat het gene te Utrecht gedaan wai<br />
5, ftrekte, tot voorkominge van oproer." Na di<br />
C Hy be<br />
gefprek,bereidde de Advokaat zig,geheellyk reidt zig<br />
tot fterven; fchoon de Predikanten hem niet kon \ ter dood,<br />
den doen bekennen, dat hy de dood verdienc<br />
l<br />
hadt. Voorts, hielden ze eenig gefprek over ds<br />
Z s God
362 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />
i<br />
(<br />
1<br />
Zyne<br />
1<br />
Goddelyke Voorfchikking, waaromtrent de Advokaat<br />
zig zo verklaarde,dat Wateus hem hieldt<br />
te zynm't gevoelen der Contraremonftranten.<br />
Doch anderen meenen, dat hy zig wat zagter<br />
uitdrukte. Byzekeregelegenheid,toonde hy zy-<br />
11e zugt voor de andere gevangenen ,vraagende,<br />
zal myn Grotius ook flerven? en ook Hogerbeets?<br />
Doch Beyerus zeide „ hiervan nog niet verno-<br />
„ men te hebben." 'tZou my van hun jammere»,<br />
hernam de Advokaat, zy zyn nog jong, er,<br />
zouden den Landen nog veel dienst konnen doen.<br />
Ook zogt hy,toen 't nu laat inden nagt werdt.<br />
wat te rusten. Doch 't mogt hem niet gebeuren.<br />
Bes las hy, eene lange wyle, in zyn Fransch<br />
i lalmboek. Ook liet hy zig, door Beyerus, iet<br />
voorleezen. Omtrent vyf uuren, werden de<br />
Predikanten ontbooden voor de Regters, die<br />
reeds vergaderd waren. De Advokaat rees'toen<br />
sok uit het bedde, en deedt zyn hemd, door<br />
synen dienaar,van vooren,open fnyden: ook<br />
ïafhy deezen zyneflaapmuts,omzehemterug<br />
e geeven, als hy ze eifchen zou. Alles gefchiedle,<br />
inde grootfte bedaardheid. De Predikanen,wederom,by<br />
hem gekomen zynde, deedt<br />
Va!a?us het morgen - gebed. Voor vier uuren,<br />
vriendin {• adden^de Huisvrouw en Kinderen des Advo-<br />
verzoe- , aats, 's avonds te vooren, zynen bitteren af-<br />
ten hora * eheidbrief ontvangen hebbende, verzogt, hem,<br />
(e (pree- ' og eens, voor 't laatst, te mogen fpreeken. De<br />
ken. r Legters hadden den ouden man, hierop, doen<br />
I<br />
raagen,of hy ook lust hadt,om zyneHuisvrouw,<br />
\<br />
inderen of kindskinderen nog eens te zien ?<br />
li<br />
I )och hy, niet weetende datzy zeiven 'tbegeeren,vondt<br />
zulks ongeraaden. Dit antwoord dee-<br />
*t Wordt d<br />
afgewee- r_} de Regters ftellen op 't Verzoekfchrift der<br />
zen.<br />
vrien-
XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 563<br />
vrienden, die hierop afhielden. De Prinfesfe<br />
Weduwe, vernecmende, dat de Advokaat fter- -<br />
ven zou, zogt hem nog,door haare voorbede, te<br />
redden. Doch kon geen gehoor krygen, by<br />
Prinfe Maurits. De Franfche Gezant Maurier<br />
verzogt, ten vyf uuren des morgens, gehoor<br />
by de algemeene Staaten. Doch 't werdt hem<br />
geweigerd. Des fchreef hy, terftond, eenen<br />
Brief aan de Staaten, waarin hy verzogt, dat<br />
de doodftraf in ballingfchap mogt veranderd<br />
worden. Maar zyn verzoek vondt geen'ingang.<br />
Ten zeven uuren, fchreef de Advokaat nog<br />
een briefje aan zyne Huisvrouw en Kinderen,<br />
voornaamlyk om zynen dienaar, Jan Franken,<br />
aan hunne gunst te beveelen ,en hun kennisje<br />
geeven van 't verzoek, welk hy aan den Prinfe<br />
gedaan hadt.<br />
Het binnen- en buitenhof was, met het aanbrecken<br />
van den dag, reeds met foldaaten bezet.<br />
Ten vier uuren, begon men 't fchavot te<br />
maaken op 't binnenhof, voor de venfters van<br />
den trap der groote zaale, ter regterzyde. Kort<br />
voor agt uuren, vermaande Walrus den Advokaat<br />
, om zig te bereiden. Hy tradt,terftond,<br />
uit, naar de Kamer der Regteren. Doch daar<br />
vernam hy, dat het een misverftand, en nog<br />
wat te vroeg was. Hy keerde dan wederom<br />
naar zyne Kamer, en las nog wel een half<br />
uur of langer, in zyn Fransch Psalmboek.]<br />
Tusfchen agt en negen uuren, bragt men hem<br />
op de Rolle van 't Hof, daar de vierentwintig<br />
Regters, de drie Fiskaalen en de Grif<br />
fier Pots zaten. Zyn vonnis, welk Pots hem<br />
voorlas Qi), was gegrond n op zyne bekente-<br />
O) BRANDT Rechts»!. H. 133-164.<br />
6l$t.<br />
Kxvni.<br />
't Hof<br />
wordt<br />
bezet.<br />
Wen leest<br />
den Advokaat<br />
zyn voanis.
364 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK;<br />
» nis en op 't gene den Regteren verder ge-<br />
• „ bleeken was." In het zelve, werdt hem,<br />
Inhoud<br />
van het voor misdaad, toegerekend „dat hy gedreezelve.<br />
„ ven hadt, dat elk Gewest, in 't zyne , alleen<br />
„ magt hadt, om over Kerkelyke zaaken te<br />
„ befchikken- en dat hy 't Protest der drie Ge-<br />
„ westen,zonderlastsopgegevenhadt. Voorts,<br />
„ het verzoeken en verwerven van byzonde-<br />
„ re Brieven van den Koning van Groot-Bri-<br />
„ tanje; het fchryven aan den Koning van<br />
„ Frankrijk,op den naam der algemeene Staa-<br />
„ ten; het bevorderen van onregtzinnige Leer-<br />
„ aars; het beleggen van afzonderlyke Verga-<br />
„ deringen; het niet verhinderen der ftrenge<br />
„ Plakaaten tegen de belyders van den waaren<br />
„ Godsdienst, die hy vreemdelingen, Puritei-<br />
„ nen en Vlaamschgezinden genoemd hadt; het<br />
„ bewerken eener famenfpanning tusfchen agt<br />
„ Steden van Holland; het inftellen der fcher-<br />
0 P<br />
J<br />
j<br />
ï<br />
9<br />
r<br />
K<br />
e<br />
Refolutie van den vierden van Oogst-<br />
„ maand 1617, waarop het aanneemen der<br />
Waardgelderen gevolgd was; het zenden<br />
van Gemagtigden naar den Briele, tot het<br />
, vorderen van eenen nieuwen eed van de be-<br />
, zetting;het raaden tot ligtinge van Krygs-<br />
, volk in Utrecht; het goedkeuren van een<br />
, nieuw Berigtfchrift voor dit Krygsvolk,<br />
, waarby het zelve verbonden werdt, tegen<br />
, elk te dienen;het kennen van eenen Brief,<br />
, te Utrecht ontworpen, om den Prins te ver-<br />
, zoeken van niet in de Stad te willen komen;<br />
, het vermaanen tot waaken aan de poorten<br />
, van Utrecht, en op 'tkrygsvolk, welk van<br />
buiten komen mogt, in een Briefje aan Ledenberg,<br />
welk hy begeerd hadt, dat ver-<br />
„ brand
XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 3Ó5<br />
» brand zou worden; het bewerken van een<br />
» Verbond tusfchen de agt Steden, en het ar-<br />
» beiden, ten zelfden einde, te Utrecht, door<br />
n Moersbergen en van de Poll; het ontraaden<br />
» van de opening aan den Prinfe, op het afn<br />
danken der Waardgelderen te Utrecht; het<br />
?; weeten en goedkeuren van 't verhandelde<br />
» ten huize van Uitenbogaard en Trefel: het<br />
n toeftaan, dat de Stad Schoonhoven 's Lands<br />
» middelen gebruikte, tot betaalinge haarer<br />
n Waardgelderen, en dat andere Steden on-<br />
» gewoone voorwaarden by haare confenten<br />
„ gevoegd hadden; het belasteren van zyne<br />
» Doorlugtigheid, als of dezelve ftont naar<br />
j) de Souvereiniteit ;het kennis geeven aan die<br />
n van Leiden van 's Prinfen vermoedelyke.<br />
„ komst aldaar5, het bedroefd zyn over 't ben<br />
zetten van den Briele door den Prinfe, en 't<br />
vermaanen aan Gekommitteerden Raaden,<br />
n om andere Steden, tegen diergelyke onder -<br />
» neemingen, te waarfchuwen; het vorderen ,<br />
» dat het gewoonlyk krygsvolk den Staaten<br />
n betaalsheeren, en den byzonderen Staaten<br />
» van 't Gewest, daar het lag, getrouw ware<br />
» en diende, ook tegen de algemeene Staaten<br />
„ en den Prinfe; het bewerken der bezending<br />
» naar Utrecht, als de Prins derwaards ftondt<br />
» te gaan, om de Waardgelders af te danken,<br />
5j welk afdanken hy hieldt voor geweld, dat<br />
„ men, met geweld, wederftaan mogt; het<br />
„ ontdekken der geheimen van den Staat; het<br />
w afftaan, op eigen gezag, van zeker merkn<br />
waardig Verbond, waar aan den Staat veel<br />
» gelegen was; het bewerken van handfluiting<br />
„ aan verfcheiden' Geregtshoven, en, einde-<br />
/
366 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK,<br />
I6"ip.<br />
Hy<br />
fpreckt<br />
iet op<br />
zyn vonnis,<br />
treedt<br />
naar 't<br />
fchavot,<br />
i<br />
<<br />
fpreekt i<br />
„ lyk, het ontvangen van groote gefchenken<br />
„ van eenige uitheemfche Mogendheden,<br />
„ Heeren en Koïlegien, zonder daarvan be-<br />
„ hoorlyke kennis te geeven." Om al het welke,<br />
hy veroordeeld werdt tot het zwaard, met<br />
verbeurdverklaring zyner goederen (f):<br />
De Advokaat hadt zig, onder 't leezen van<br />
deeze Sententie, zitten keeren en draaijen,<br />
ichynende, fomtyds, iet te willen zeggen.<br />
Doch hy bedwong zig, tot dat alles gelezen<br />
was. Toen gaf hy te verftaan, dat men hem<br />
meer te last leide, dan men uit zyne bekentemsfe<br />
trekken kon. Ook had hy 'er iet tegen,<br />
dat men zyne goederen verbeurd verklaarde.<br />
Maar de Voogd, een der Regteren, viel hem<br />
in de reden, zeggende, uwe fententie is gelezen,<br />
voort,voort. Toen tradt de oude man, met zyn<br />
ftokje in de hand, zeer kloekelyk, van de Rolle,<br />
over de zaale, naar 't fchavot. Hier gekomen<br />
, iloeg hy 't gezigt hemelwaards, zeggende<br />
, 0 God, wat komt 'er van den mensch ! Toen<br />
knielde hy neder, op de bloote planken, alzo<br />
er geenkusfen by der hand was. Terwyl fprak<br />
Lamotius het gebed,welk omtrent een vierenleel<br />
uurs duurde. Daarna, fcheen hy beter genoed<br />
dan te vooren; ontkleedde zig, met hulp<br />
nn zynen dienaar, en fprak, toen, of voor het<br />
mtkleeden, het volk aan, met deeze woorden,<br />
Wannen, gelooft niet, dat ik eenLandverraaier<br />
ien. Ik heb opregt en vroom gehandeld, als een<br />
het volk i<br />
aan, ^ \oed Patriot ;en die zal ik ft erven. Daarna, eisch-<br />
t ehy zyneflüweelenilaapmuts, die hy voor zy-<br />
t<br />
ie oogentrok. In 'tgaan naar'tzand, fprak hy<br />
eeni-<br />
(O Zie de Seutent. ly BRANDT Rechtspl. tl. «54 enz.
Is.TlHION dtvaMfft-,
XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 367<br />
eenige fchietgebeden. Of hy, ten deezen tyde,<br />
nog eenige hoop hadt van den dood te zullen •<br />
ontgaan, en, hierom, zynen knegt gevraagd<br />
zou hebben, of V niemant kwam, is twyfel-<br />
agtig. Nog voor half tien uuren, knielde hy<br />
neder, zeggende, tegen den fcherpregter, maak<br />
het kort, maak het kort. Met een, hief hy de handen,<br />
al biddende, zo na aan den hals, dat hem,<br />
met het hoofd, ook eenige ftwkjes van de vingeren<br />
afgehouwen werden. Veelen doopten<br />
hunne neusdoeken in het bloed, dat, met drie<br />
of vier fterke ftraalen, uit het lighaam liep;<br />
anderen bonden 'er 't bloedig zand in ,en droegen<br />
't met zig, of verkogten 't. Zelfs fneedt men<br />
bloedige fpaanders van de planken, ten gelyken<br />
einde (&): al het welke egter gefchiedde,<br />
met verfchillende inzigten van liefde, haat of<br />
wraakgierigheid. De Groot heeft ook, eenige<br />
jaaren laater, openlyk, gefchreeven, dat Oldenbarnevelds<br />
vyand, waarmede hy den Prins<br />
fchynt te meenen , zynen dood aanfchouwd<br />
heeft (0- 't Lighaam werdt, den volgenden nagt,<br />
in ftilte begraaven. De papieren, die in zyne<br />
gevangenkamer verfteken waren, werden daarna,<br />
door de Regters, gevonden, 't Is twyfelagtig,<br />
of zy nog ergens voorhanden, of reeds<br />
voorlang vernietigd zyn. De Advokaat was ,<br />
in den ouderdom van eenenzeventig jaaren,<br />
zeven maanden en agttien dagen geftorven Qn~).<br />
wordt<br />
onthalsd,<br />
en begraaven»<br />
De algemeene Staaten, de Sententie des Advokaats,<br />
die terftond gedrukt werdt, zendende<br />
aan de byzondere Gewesten,fchreeven, te<br />
g e<br />
Zyne<br />
Sententie<br />
word<br />
aan de<br />
"<br />
. (i) Achr.bs nidilagh hl. 38.<br />
il) CL. S.uutAvn Epist. P. IQO".<br />
£#0 BRANDT Recluspi. W.
I6lp.<br />
358 VADERLANDSCHE XXXIX. BOM;<br />
gelyk „ hoe hun door de Regters, getoond<br />
byzon " 2"ïï<br />
dereGewesten en naar<br />
Frankryk<br />
gezonden.<br />
i<br />
'i<br />
1<br />
t<br />
i<br />
c<br />
I<br />
d<br />
8<br />
li<br />
v<br />
k<br />
C<br />
Vi<br />
n:<br />
F<br />
Vf<br />
vc<br />
(<br />
(<br />
(<br />
£ v e r f c h e i<br />
c ^»' punten, niet ver-<br />
„ meld in de Sententie, ten zynen lastegebragt<br />
„ waren, die groot vermoeden gaven, of hv<br />
* de^vS^^tT Im<br />
° §t<br />
g eha<br />
dhebbennaar<br />
„ den vyand;doch dat men, daarop, naar reg-<br />
„ ten, geen vonnis Z 0 U hebben konnen vellen ,<br />
» zonder fcherper onderzoek ; waarvan men<br />
y hem, om zynen hoogen ouderdom en ande-<br />
>, re redenen, hadt willen verfchoonen f«V'<br />
Doch de Groot merkt aan, dat dit fchryven<br />
XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 369<br />
ven werdt. Ook nam de Koning het zeer kwalyk,<br />
dat men, hier, zo weinig agt geflaagen hadt<br />
op zyn verzoek Jeannin en 15oifife, naderhand,<br />
in Frankryk, met Uitenbogaard, fpreekende,<br />
over de dood des Advokaats, oordeelden<br />
beide, dat hyze onfchuldig geleeden hadt, en<br />
voornaamlyk, om dat hy zig te fterk gekant<br />
hadt tegen den Prinfe: waarin hy zig, naar Jeannins<br />
gevoelen, wel wat hadt behooren te maatigen<br />
(r). Doch het deerlyk lot deezes mans<br />
heeft ons reeds lang genoeg bezig gehouden.<br />
Van zyne perfoonlyke hoedaanigheden zal ik,<br />
alleenlyk, fpreeken met de Refolutien van Holland<br />
, in welken zyn dood, op den dertienden van<br />
Bloeimaand, aangetekend ftaat: waarna deeze<br />
Cq ; UYTENUOO. II. 1208.<br />
fcha<br />
( r ) UYTËUBOG. Leven en Verantw. Cap. XV. bi. 30», 302,30;<br />
(.O Refol. Holl. 13 May 1610. hl. 102,<br />
X DESL. Aa<br />
161.9.<br />
Oordeel<br />
in Frankryk<br />
over<br />
dezelve.<br />
* handeling.<br />
f geheugen.<br />
woorden volgen: een man van grooten bedry-<br />
ger-<br />
de vrienden van deezen twee, bedektelyk, te beets te<br />
beweegen, om hen vergiffenis te doen verzoe bewee<br />
ken. Drie van de Regters vervoegden zig, ter gen, om<br />
vergiffe<br />
deezen einde,by Hogerbeets,vorderende, dal nis te<br />
hyof zelf vergiffenis verzoeken zou, of't zyverzoenen vrienden voor hem laaten doen. Doch hj . ken.<br />
floeg 't beide, kloekmoedig, af: waarop de Reg<br />
ters,verftoord vertrekkende,in'tuitgaan, zei<br />
den, zo zult gy dan vaar en als Bameveld:
370 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />
16*19. fchavot ftaat 'er nog O). De Huisvrouw van de<br />
Groot werdt ook, van hooger hand, aangepord,<br />
om vergiffenis te begeeren voor haaren man.<br />
Dan zy wees deezen raad, rustig, van de hand,<br />
zeggende. Ik zal''t niet doen: en heeft hy't ve<br />
dient ; men fla hem V hoofd af. Nogtans, fprak<br />
zy den Prinfe, die haar meer niet zeide dan dat<br />
men den weg van regt of genade moest inflaan.<br />
t Stuk werdt, daarna, in ernftige overweeging<br />
genomen by de vrienden van Hogerbeets en de<br />
Groot, onder welken, gelyk het gaat, eenig<br />
/erfchil viel. 'tBefluit was, nogtans, geen vergiffenis<br />
te verzoeken; maar 't vonnis te verwag<br />
Sententie I en («). Midlerwyl, was 'er, op den vyftien-<br />
over 't ( len, Sententie gegaan, over het Lyk van Le-<br />
Lyk van ienberg, welk, met de kist, op eene horde,<br />
Leden- '<br />
borg. iaar buiten gefleept zynde, aan eene halve galg<br />
gehangen werdt. Doch 't werdt, kort daarna,<br />
leimelyk, weggehaald, en buiten Utrecht, in<br />
le Kapelle van 't Huis te Zuilen, zynen Schoonzon<br />
Lokhorst toebehoorende,begraaven(j>).<br />
)e reden, waarom men hem deeze fchande,<br />
ia zynen dood, waardig oordeelde, is, uit het<br />
r<br />
oorig gedeelte deezer gefchiedenisfe, ligteyk,<br />
op te maaken; en, in de Sententie (w), uit-<br />
;edrukt. By dezelve werden, tegen zyne verragting,<br />
alle zyne goederen verbeurd verlaard.<br />
De Groot hadt het leezen deezer Senïntie<br />
op de rolle, gelyk, te vooren, die des<br />
Ldvokaats, in zyne Kamer, konnen hooren,<br />
)ok zeide men 'er Hogerbeets iet van; waarop<br />
(<br />
zy<br />
CO Zie RitANDT Rechtspl. bU 205, 206.<br />
( a) K- BRANDT Leven van II. de Groot, VU 195,<br />
Cv) UYTENBOO. bl. 1007.<br />
(»') By TRIÜLAND Mi 109a.
XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 371<br />
Zy zig beide een doodelyk vonnis voorftelden.<br />
Op den agttienden van Bloeimaand, werdt de<br />
Groot, door den Fisknal Sylla, voor de Regters<br />
, ontbooden, om zyne Sententie te hooren:<br />
en, terftond, na hem, Hogerbeets, door den<br />
geweldigen Provoost, Karei Nys. Zy werden<br />
beide verweezen ter eeuwiger gevangenisfe,<br />
met verbeurdverklaaring hunner goederen (#)•<br />
't Gene men hun, als misdaad, te last leide is,<br />
uit het gene wy van hunne bekentenisfen en<br />
van de Sententie des Advokaats gemeld hebben,<br />
genoeg op te maaken. De Groot werdt,<br />
in 't byzonder, bezwaard, over 't ontwerpen<br />
der Keure van Schieland fjy): Hogerbeets,<br />
over 't raadpleegen om Woerden te verzekeren.<br />
Da Groot fprak niets op de Sententie. Maar,<br />
eenige jaaren laater, heeft hyze uitvoerig<br />
wederlegd, in openbaaren druk. Hogerbeets,<br />
onder 't leezen,zeerontfteldgeworden, zeide,<br />
dat zyne Sententie niet overeenkwam met het<br />
gene hy verklaard hadt, en dat hy betering derzelve<br />
verzogt. En als men hemgeboodt te zwy^<br />
gen, floeg hy met de hand op de borst, onder<br />
't gebruiken van HORATIUS woorden<br />
Hicmurus aheneus efïo:<br />
NU confcire jibi, nulla pallescere culpa.<br />
dat is,<br />
„ Dit zy een kop'ren muur, zig niets bewust<br />
te wezen,<br />
„ w En door geen' misdaad te verbleeken, of U<br />
vreezen.<br />
Dod<br />
Zie de Sententien by RRANöT'Rechtsnl.'/. 207,210. eneli*<br />
tjO Zie htót voor, 'bi. 141.<br />
Aa s<br />
1619.<br />
3e Groot<br />
en Hogerbeets<br />
worden<br />
tot eene<br />
eeuwige<br />
gevangenisveroor<br />
deeld.<br />
[
I6ia.<br />
Zy worden<br />
raar<br />
Loevefteingevoerd.<br />
XXX.<br />
Moersbergen<br />
verwerft<br />
eene<br />
foor/van<br />
vergiffenis.<br />
37* VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />
Doch hy begreep, naderhand, dat deeze hevigheid<br />
te ver gegaan was, waarom hy, deswege,<br />
vergiffenis verzogt van hunne Hoog-<br />
Mogendheden. Daarna, gunde men hem en de<br />
Groot t bezoek hunner naastbeftaanden. Op<br />
den vyfden van Zomermaand, des nagts omtrent<br />
elf uuren, werden zy beide, onder een<br />
gelelde van vyfentwintig foldaaten, op wagens,<br />
gevoerd naar Delftshaven, en van daar»,<br />
te lchepe, naar Dordrecht, en voorts, wederom<br />
op wagens, door Papendrecht en Gorinchem,<br />
naar 't Huis te Loeveftein (z), aan 't<br />
Westemde der Bommelerwaard, op Hollandfchen<br />
bodem, fchuins over Woudrichem. Hier<br />
werden zy, elk afzonderjyk, opgeflooten. Loeveftein<br />
is, van toen af, eerst regt vermaard geworden<br />
in 's Lands Gefchiedenisfen, en heeft,<br />
naderhand, meermaalen, gediend, tot eene gevangenis<br />
van Staat.<br />
Na wordt het tyd, dat wy zien, hoe 't met<br />
den Heere van Moersbergen afliep. Hy was,<br />
in Lentemaand, gehoord voor de Regters, en<br />
hadt^ gemerkt, dat zyne onderhandelingen over<br />
't verzekeren van Woerden zwaarst gewoo -<br />
gen werden. Hiervan hadt hy zyne Huisvrouwe<br />
kennis gegeven, en haar tevens geraaden<br />
de gunst van zyne Doorlugtigheid, van Graave<br />
Willem, van Karleton en van de Regteren<br />
te zoeken. Nogtans, hieldt hy zig voor geheel<br />
onfchuldig f». Maar ziende, dat het fchavot,<br />
tien dagen na des Advokaats dood, ftaan, en<br />
de Beuls in den Haage bleeven, liet hy zig,<br />
door medelyden met zyne Huisvrouwe, en ,<br />
door<br />
fjr.Z\ IRAKIW Rechtspl. bl 232.<br />
CO Zit zyn' Brief by «RANDT Rechtspl. bl, Qi enz,
XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 373<br />
door den raad zyner vrienden, beweegen, om<br />
vergiffenis te verzoeken van de algemeene<br />
w e l k e<br />
Staaten (»> hem, op dennegenentwintigften<br />
van Bloeimaand, verleend werdt: doch,<br />
onder deeze heimelyke voorwaarden „ dat hy<br />
zig eene maand onthouden zou op zyn» Huis<br />
„ te Moersbergen, tot befchikking zyner byzondere<br />
zaaken, zonder, aldaar, met iemant,<br />
„ te mogen fpreeken, buiten bewilliging van<br />
„ Grave Ernst Kafimir van Nasfau, die, ten<br />
„ dien einde, vier of vyf foldaaten op 't Huis<br />
„ zou leggen. Dat hy, daarna, ten Lande uit<br />
vertrekken, en 'er zes jaaren buiten blyven<br />
„ zou, zonder egter, na verloop van dien tyd,<br />
daar wederom binnen te mogen komen, dan<br />
„ op uitdrukkelyk verlof van hunne Hoog-<br />
„ Mogendheden, en van de Staaten van U-<br />
, trecht." Hy werdt dan naar zyn Huis, te<br />
'Moersbergen, gevoerd, en van daar, den vyfden<br />
van Hooimaand, naar Welle, in 't Land<br />
van Kleeve. Van hier trok hy, eerlang, naar<br />
Holfteindaar hy eenige jaaren verbleef, tot<br />
dat de zaaken, hier te Lande, derwyze, veranderden,<br />
dat hem vergund werdt, zyne dagen<br />
in zyn Vaderland te eindigen (e)-<br />
1619.<br />
De gewezen Penfionaris van Haarlem, de XXXI.<br />
Haan, ingedaagd en niet verfcheenen zynde, De Haan<br />
worde<br />
was, op den vierentwintigften van Bloeimaand, voor<br />
door de Heeren Regters, voor vyftien jaaren, vyfden,<br />
op lyfftraffe, gebannen, met verbeurdverklaa- Trefel<br />
ring van. de helft zyner goederen. Hy begaf voor<br />
twee jaa<br />
zig, federt, in dienst van den Vorst van Holren,<br />
en<br />
ftein . Uitenbo-<br />
(J) Refol. Holl. May Iftio. bU ion".<br />
\\c) Zie BRANDT Rechtspl. tl. 237-242.<br />
Aa 3
16 :p.<br />
gaard<br />
voor<br />
eeuwig<br />
gebannen.<br />
374 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />
ftein, die hem tot zynen geheimen Raad aannam,<br />
en aan wiens Hof hy, den vyfden van<br />
óiagtmaand des jaars 1624, overleedt (dj Uitenbogaard<br />
werdt, op den zelfden dag, als de<br />
Haan, ten eeuwigen dage, gebannen, met<br />
verbeurdverklaaring van alle zyne goed-ren -<br />
zonder dat, in zyne Sententie, eenige misdaad<br />
gemeld werdt: V welk de Regters, zeide Sylla<br />
naderhand , hadden nagelaaten, om dat zy met<br />
geene blaauwboekjes of verantwoordingen bediend<br />
waren (e). Zelfs werdt Trefel, ten wiens<br />
huize de byeenkomst, die zo veel gerugts gemaakt<br />
hadt, gehouden was, omtrent deezen tyd,<br />
ter oorzaake van zyn agterblyven, voor twee<br />
jaaren, gebannen, en in eene boete van tweeduizend<br />
guldens verweezen, insgelyks, zonder<br />
dat er eenige misdaad, in zyne Sententie, was<br />
uitgedrukt (ƒ). Ook fchryft de Groot, dathy<br />
met kon bevroeden, waarom men hem fchuldig<br />
hieldt, alzo hy, by de famenkomst ten zynen<br />
huize , niet tegenwoordig geweest was '(g)<br />
Doch men begreep, veelligt, dathy, zynde in<br />
dienst der algemeene Staaten, zulk eene byeenkomst<br />
tot zynent niet hadt moeten toeiaaten,<br />
of 'er zynen meesteren kennis van geeven.<br />
Dus liep het werk deezer vermaarde Regtbank<br />
ten einde. Zy kostte , naar fommiger<br />
verhaal, den Landen meer dan zeventigduizend<br />
guldens Uit egte Berigten blykt, dat<br />
er tweeënzewntigduizend guldens toe opgenomen<br />
waren, die, naderhand, uit de verbeurd-<br />
, , vererf)<br />
Bil.wnT Rechtspl. bl. 24^-254,<br />
(e ) UrTENBOS. Cap. XII f. bl. 238.<br />
(/) BAUDARI'. Memnr. X'l. floèk, M. 74.<br />
( g) C-ROTIDS Verantw. Cap. X. bl. 2y.<br />
OJ OROHUS Vemmw. Cap. XV. bi. 157, Cap. XIX. «.aü 3.
XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 375<br />
verklaarde goederen werden afgelost (7). Elke<br />
Regter ontving vierentwintighonderd guldens,<br />
uit de Kasfe der algemeene Staaten, en honderdenvyftig,<br />
uit die van elk Gewest. De<br />
Fiskaalen, de Griffier Pots, de Luitenant Nythof,<br />
de geweldige Karei Nys en anderen, die<br />
eenigen dienst, in deeze Regtspleeging, gedaan<br />
hadden, werden ook beloond en bevorderd.<br />
Aan Graave Ernst Kafimir van Nasfai<br />
was, omtrent twee weeken voor de dood de;<br />
Advokaats, voor zekere gedraagen' lasten ei<br />
dienften, vermoedeiyk, te Utrecht, ter gelegen<br />
heid der veranderinge aldaar, eene fomme vat 1<br />
veertigduizend guldens toegeftaan (£).<br />
Ten deezen tyde, werdt ook fterk gefpro XXXII.<br />
, Gerugken,<br />
vooral by zulken, die dagten, dat de Prin ' ten, wevan<br />
Oranje hierop het oog gehad hadt, van ver ' gens eedere<br />
verandering in den vorm der Regeeringe , neaan-<br />
In de Vergaderingen van elk Gewest, werdt, ge . ftaande<br />
. verhef<br />
arbeid, en zou verder gearbeid worden, aan *<br />
fing van<br />
herfrneeden der Unie van Utrecht (7), en, zeidf • den Prin<br />
men, om den Prins te verheffen, tot Vorst oi fe van<br />
Hoofd der Vereenigde Gewesten, of der Gene Oranje.<br />
raliteit. Hierby werdt gevoegd, dat men ook bezig<br />
was, met het opnaaien der oude eisfehen var [<br />
den Huize van Nasfau op Gelderland: en dat,<br />
de gifte der Staaten van dit Gewest daarby ko<br />
mende, men eenen Hertog van Gelder hebben<br />
zou. Voorts, fprak men van een Huwelyl<br />
tusfchen den Prinfe en eene Dogter van Bran<br />
denburg; aan welke alle de eifchen haars Vader!<br />
f i ) Refol. Holl. .11 Maart 1623 bl. 39- 3 Oiïo'j. 1624. bl. 127<br />
C*J BHANOT Rechtspl. bl. 2rtil, 209.<br />
CO tie Refol. Holl. 14 Maan 26 Jng. 21 Dsc. 1619. bl. 64<br />
&9> 313.<br />
Aa 4
i6l$.<br />
96 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK<br />
ZZn^T^<br />
Z o u d e<br />
" morden<br />
e<br />
" B e r<br />
digeitaan. jjan alle deeze genieten S verdun<br />
nL n<br />
dent<br />
fDt? v . yd<br />
e g<br />
deldf Amft "nf - e f c h d d e n<br />
oeeat Amfterdam, in<br />
^<br />
't volgende<br />
- Alleenlyk.<br />
iaar<br />
' Vehéim ^n vT<br />
ren M<br />
«- oivfiSMïS:<br />
b S t r 0 f<br />
9 b y Z y n V a n d<br />
'<br />
C n o m<br />
welken, in<br />
enPrinfe, tel oo-<br />
q U e t t e e n d r i e H e e r e n<br />
/la ƒ ' T<br />
van Dordrecht,<br />
611 H<br />
r R b<br />
itf om W ,°° .<br />
'funderen.<br />
:<br />
1<br />
I<br />
e n o e m d<br />
last, om er, zonder verflag te doen<br />
werden;<br />
on te<br />
me<br />
mn<br />
gen befluiten f/*). Doch if weeS % dee-"<br />
ze voorflag mhieldt, veel min, of 'erie7S,bL<br />
flooten werdt. Eenige maanden laater, w?rdt,<br />
dam tJefT?" 9 d r H a a r l e n i e n<br />
dam ingeleverd, en, naar't<br />
°°<br />
fchynt, deezen<br />
Amfter^<br />
elfden voorflag betreffende, beflooten, eikanderen<br />
eerst, daarop, nog nader te *polfen, om<br />
f hvnf l°u ëm en t e ve<br />
/? ^an(
XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 37?<br />
ming van zulk een' toeleg voor te komen<br />
Dat den ge vonnisten het vreezen en zeggen,<br />
dat zvne Doorlugtigheid naar de Souverainiteit<br />
ftondt, openlyk, tot misdaad toegerekend<br />
was, maakt het ook onwaarfchynlykdat de<br />
Vorst, of iemant zyner vertrouwde vrienden,<br />
ten deezen tyde, zulk een oogmerk gehad<br />
zou hebben. a-o 0«»c<br />
Doch eer wy van deeze merkwaardige Regrs<br />
pleeging, geheellyk, afftappen, en dit Boek<br />
befluiten; konnen wy niet nalaaten aan te mer<br />
ken, dat men, in laater' tyden, onder grooten<br />
en kleinen, de vonnisfen der drie gevangenen<br />
onbillyk geoordeeld heeft. Een beroemd Regts<br />
geleerde heeft zig verwonderd „ met welkeen<br />
aansrezkt, de Regters den Advokaat en an<br />
" deiln tm eene hoofdmisdaad hebben dur<br />
ven toerekenen het begrip, dat elk Gewest<br />
het regt heeft, om over Kerkelyke zaaken<br />
" te befchikken; daar men, in de nader verklaarin?<br />
op het dertiende Artikel der U-<br />
Z trechtfche Vereeniging , met ronde woor-<br />
den, las, de meening niet te zyn, dat de eene<br />
1 Provincie of Stad hem V fait van de andere,<br />
" in V point van de Religie, zou onderwinden<br />
frV' Voorts, ftelt hy vast „ dat Hogerbeets<br />
Z en de Groot, ja Oldenbarneveld zelf, naauw-<br />
Z Ivks om eenige andere reden, veroordeelc<br />
' zyn, dan om den raad, dien zy den Staaten , oi<br />
Z den by/.onderen Magiftraaten gegeven had<br />
, den, of om de uitvoering van 't gene hun, dooi<br />
n de Staaten of Magiftraaten, gelast was, alle:<br />
XVill. p. 3iö, 3'7«<br />
Aa 5<br />
1619.<br />
Gedagten<br />
van<br />
den PrefidentBynkershoek,over<br />
de<br />
Sen-entien<br />
der<br />
drie Heeren.
10*1p.<br />
3;3 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />
9 zonder eenige kvvaade trouwe: v W e]k ook<br />
, oorzaak geweest is, datrnén, na S d a t<br />
5<br />
J , ïcnap van Leiden en Rotterdam, door den<br />
?. i Hoogen Raade, heeft zien veroordeden<br />
?: . om den erfgenaamen van Hogerbeetfen 1'<br />
x • Groot betaaling te doen der Wedden die<br />
K men deezen Penfionarisfen nog fchuld"<br />
Ook zou den erfgenaamen des Advffi<br />
ai<br />
d<<br />
w<br />
»<br />
»<br />
du<br />
oc<br />
aa:<br />
we<br />
da<br />
ter<br />
va<br />
de<br />
ove<br />
vai<br />
flai<br />
» c<br />
5? e<br />
erdt
XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 3?9<br />
a zen ook dan, wanneer hy onregtvaardiglyk<br />
«, vonnist («)."<br />
Ten befluite, 't gantfche gefchil over de<br />
reisvaardigheid of onregtvaardigheid der von<br />
nisfen, van welken wy fpreeken, hangt af van<br />
dit ander, of den algemeenen Staaten de opperfte<br />
magt toekomt, over de Vereenigde Gewesten<br />
, dan of de Staaten van elk Gewest,<br />
binnen elk Gewest, de opperfte magt hebben,<br />
over alles , wat niet aan 't bondgenootfchap<br />
afgeftaan is. 't Laatfte is nu 't gemeen gevoelen<br />
, en 't was ook 't gevoelen van Oldenbarneveld<br />
en van hun, die't met hem hielden f»<br />
't Eerfte werdt, door Prinfe Maurits en dooi<br />
veele anderen, ftaande gehouden. En wy hebben,<br />
by eene andere gelegenheid, aangemerki<br />
(wO, dat dit ftuk, ook in vroeger' tyd, niet eveneens<br />
begreepen geweest is ; waarom he<br />
niet vreemd fchynen moet, dat men, deswege,<br />
ook in den tyd, waarvan wy handelen,<br />
verfchillende gedagten hadt. Maar hierui<br />
moest ook een verfchillend oordeel volgen,<br />
over 't gedrag der befehuldigden. Zo den al<br />
pemeenen Staaten de opperfte magt toekwa<br />
me, waren zy, zekerlyk, fchuldig, om dat z]<br />
zig dikwils gekant hadden, tegen de bedui<br />
ten der algemeene Staaten. Doch zo de op<br />
perfte magt ware, by de Staaten der byzon<br />
dere Gewesten, waren zy onfchuldig, om da<br />
zy niets gedaan hadden, dan op last dier Staa<br />
ten, en binnen de paaien van derzelver ge<br />
bied<br />
O) ld. eod. Oper. Libr. IT. Cap. 11. p. tnt*<br />
Cv) GROTIUS Verantw. Cap. 1. 11. bl. 1,14. Set a'fo LüRNE r<br />
Hift. of his own Time. Pol. I. p. 13»<br />
O) VIII. Deel, bl, 335.<br />
1619-<br />
Punt van<br />
't gefchil,<br />
over de<br />
reisvaar<br />
digheid<br />
of otiregtvaariii,-heiddc-rzelven.
t6lp,<br />
38o VADERL. HIST. XXXIX. BOEK,<br />
bied En hiertegen dient niet, datzy zeiven<br />
tot het geeven van zulk een''last, ger aden<br />
hadden, om dat zy om te raaden wafen aangenomen,<br />
en, zo veel gebleekenis, met "r<br />
r a a d e<br />
h e b b e n D e A<br />
a^tdt^T-f ," ' ^o-<br />
i iaat hadt, agt ik, op dit verfchillend begrip<br />
i >ver de opperfte magt het oog, als hy, Sa?<br />
ommiger verhaal, in den jongften na^'t van<br />
i<br />
yn leeven, tegen de Predikanten, zeide, /"<br />
vil de Regters niet befchuldigen; maar ik kom<br />
i<br />
n eenen tyd, waarin men andere grondregels<br />
an Regeeringe volgt dan men plag : welkzW<br />
v anVem<br />
d<br />
n<br />
1<br />
b<br />
a;<br />
P<br />
^<br />
an hem in deezervoege, beantwoord werdt:<br />
6 f t d k<br />
if t f ^ondregels in den Staai<br />
W gevonden; maar zoeken in te voeren (J)<br />
fiens raeening naast aan de waarheid kwame<br />
0 r d e e l<br />
0 n p a<br />
e n L e<br />
Svot.° ^ "^ ^<br />
C*3 BAUDART. Memor. XI. Boek, bl. 55,<br />
V A-
VADERLANDSCHE<br />
HISTORIE.<br />
VEERTIGSTE BOEK.<br />
I N H O U D .<br />
I. Opfchudding onder de Remonftranten, te Alkmaar<br />
en te Hoorn. De gedaagde Remonftranten<br />
worden gebannen. II. Veranderitg in<br />
's Lands Hooge Schoole, te Leiden. BL Virgader<br />
in g der Remonftranten, te Antwerpen. De<br />
Zoonen des Advokaats worden verlaaten van<br />
hunne ampten Verfcheiden Schouten en Sekretarisfen<br />
afgezet. IV. Klagten over "t krenken<br />
vant Beftand. Zeefchuimeryen. Verdrag tusfchen<br />
de Engelfche en Nederlandfche Oostindifche<br />
Maatfchappy. Verovering van Jakatra.<br />
Batavia geftigt. V. Oorfprong van den Oorlog<br />
in Boheeme.DePaltsgraaf, Fredrik. Zusterszoon<br />
van Prinfe Maurits, wordt tot Koning van<br />
Boheeme verhoren. VI. De Staaten neemen<br />
deel in de zaaken van dit Ryk. Staat des oor logs<br />
aldaar. VIl.De Aartshertogen verzameleneen<br />
Leger ten dienfte des Keizers. Spinolavalt in de<br />
Neder palts. Paapenmuts geftigt. Koning Fredrik<br />
wykt naar Holland. VIII. Dood der Prinfesfe<br />
Weduwe van Oranje. Van GraaveWillem<br />
Lodewyk. Berigtfchriftvoor Graave ErnstKafimir,<br />
zyn opvolger in 't Stadhmiderfchap van<br />
Friesland. Prins Maurits wordt Stadhouder<br />
van Groningen en Drente. Antoni Duik wordt<br />
Raad-
382 VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />
Raadpenfionaris.lX. Oldenbarneveld, Hogerbeets<br />
en de Groot worden verklaard, misdaad<br />
van gekwetfte hoogheid begaan te hcbbZ Vervolging<br />
^ der Remonftranten. X. Zonderlinge<br />
ontkomm g van Hugo de Groot uit het Slot te<br />
Loeveftein XI. Einde van het Beftand. Foorflagder<br />
Aartshertogen, dieafgeweezen wordt.<br />
^Jerraadopl iel0raft. Doodvan Filips<br />
denin. ZynZoon, Filips de IF.volgt hem op.<br />
He Aartshertog Albertus fterft. Feldtogt der<br />
Spaanfehen. Guhk verloor en. Aanftag op Sluis.<br />
A lil. Staat van Boheeme en de Palts. XIV<br />
Verbond met Deenemarke, welk nietbekras-<br />
Maatfchappye. XVI. Onlusten in Frankryk.<br />
XVLi Togt naar Brabant. Spinola belegert<br />
freenopZoom.Steenbergenverlooren.XVm<br />
Bedryf vanMansfeld in de Neder-Palts. Hv'<br />
trekt naar Brabant. Slag by Fleuri. Bergen ol<br />
^omverlaatenlnvalindeZevenwoldenXlI.<br />
Vostfrtefche onlusten. De Staaten verfchuiven<br />
t ontruimen van Lieroord. Mansfeld valt in<br />
Oostfriesland. Ruimt het wederom. XX Aan<br />
/lag van Prinje Maurits. Paapenmuts verloorenVerdrag<br />
met die van Tunis en Algiers.<br />
Ver fchil met Gelderland enOverysfel, over de<br />
gemeene lasten. XXI. De Groot fchryft zyne<br />
fi<br />
6<br />
wïTxxitJr/<br />
r n<br />
^k Verb00den<br />
*ot W. AXil. Aanftag op het keven van Prinfe<br />
Maurits ,tn eenige hoofdbeleiders en medeplL<br />
tigen, geftraft. XXlh.Nederlaagvan Hert oh<br />
Lnrisuaan van Brunswyk. XXIV. Handeling<br />
van Konmg Jakob den 1. te Brusfèl. V Keizers<br />
bezending aan de Staaten. XXV. Klagtenvan<br />
Hamburg enBreemen. Toerustingen XXVI.<br />
ter zee.
XL. BOEK. H I S T O R I E . 383<br />
XXVl.Gefchilonder de Leden der hooge Regeeringe<br />
in Friesland. XXVII. Aanflagen om<br />
Amfterdam in brand te fieeken. _ Duurte.<br />
Strenge Forst. Hooge Vloed. Inval in deVeluwe.<br />
Breda belegerd. XXVIII. Verbond van<br />
onderlinge befcherming met Groot-Britanje.<br />
XXIX. Gelyk Verbond met Frankryk. XXX.<br />
Prins Maurits zoekt, vergeefs, Breda te ontvetten.<br />
Zyn vrugtelooze aanflag op Antwerpen.<br />
XXXI. Hy wordt ziek. Dringt zynen<br />
Broeder tot een Huwelyk. Sterft. Zyne- natuurlyke<br />
Kinderen. Uiterflewil. XXXII. Zyne<br />
gedaante, aart, deugden en gebreken.<br />
TErwyl de Sinode nog zat, ontftondt 'er,<br />
hier en daar, met naame te Alkmaar en<br />
te Hoorn, merkelyke beweeging onder de Re<br />
monftranten, of onder 't graauw, welk hun<br />
toegedaan was, en met moeite verdroeg, dat<br />
de Predikanten van hun gevoelen, alomme, gefchorst<br />
of afgezet werden. Te Alkmaar, werdt,<br />
in Lentemaand, de Kerk overweldigd , de<br />
Klaslis kist opgebroken, het Klasfisboek gefcheurd.<br />
Ook tastte men zekeren Contraremonftrant<br />
aan; die op een fchuif kar gezet, enfpottelyk<br />
herom gevoerd werdt. Joannes Evertszoon<br />
Geejleranus, Remonftrantsch Predikant te<br />
Alkmaar, naderhand, voor Gemagtigden der<br />
Staaten en der Kerken, ondervraagd zynde, over<br />
de oorzaak deezer beroerte, werdt, daaraan,<br />
onfchuldig bevonden; doch egter afgezet van<br />
zynen dienst O). In Sprokkelmaand, te vooren,<br />
waren de Remonftrantfche Predikanten<br />
te<br />
f » BAUDART. XI. Botk., II. iG. BRANDT III. £>.-
384 VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />
I6Ï9. te Utrecht ook allen van hunne ampten verlaaten<br />
, door de Vroedfchap. Doch hier ont<br />
en te ftondt geene beroerte Te Hoorn, liep het<br />
Hoorn. erger af. De Magiftraat hadt, hier, der Huistrouwe<br />
van Dominikus Sapma, eenen der gejaagde<br />
Remonftranten op de Sinode, haare<br />
wooning opgezeid. De man was, hierop, zonïer<br />
verlof, ichoon niet zonder kennis der Poïtike<br />
Gemagtigden, van Dordrecht vertrokken,<br />
om orde te ftellen op zyne huisfelyke zaacen.<br />
Zo dra hy te Hoorn kwam, werdt hem<br />
)elast, geene Vergaderingen aan te leggen of<br />
>y te woonen, en zig van alk K.rkelyke dienten<br />
te onthouden. Daarna, kreeg hy bevel om<br />
Ie Stad te verlaaten, en wederom naar Dor-<br />
Irecht tekeeren. Den tienden van Lentemaand,<br />
irerdt hy, des morgens ten agt uuren, door den<br />
»chout, voor zyne deur, op de Stads wa^en<br />
;ezet; terwyl de bezetting in 't geweer ftondt.<br />
: Volk was ook, in grooten getale, famenge-<br />
•loeid, om dit fchouwfpd te zien, en men veriaalt,<br />
dat fommige Contraremonftranten de<br />
lemonftranten zeer tergden, als durfden ze<br />
iets beftaan, tot redding van hunnen ouden<br />
.eeraar. Wat 'er van zy, eenigen, gaande ge<br />
r lakt, greepen de paarden by den toom, fnee-<br />
c en de zeelen aanftukken, ligttenS ipma, met<br />
z yne vrouw en kind, van de wagen, enflooptl<br />
:n de wielen. Toen rukien de foldaaten aan ,<br />
f mietende, met los kruid, op den hoop, die,<br />
Tl ïerkende dat 'er niemant gt kwetst werdt, te<br />
fl dier aandrong, en't Krvgsvolk, met pannen<br />
n aar 't hoofd wierp. De Magiftraat, toen ander<br />
O) BRANDT III. Deel, 11. 390 enz.<br />
volk
XL. BOEK. H I S T O R I E . 385<br />
volk doende aantrekken, gaf bevel, om met 16191<br />
fcherp te fchieten. 't Gefchiedde. Zes of zeven<br />
werden dood gefchooten : veertig omtrent gekwetst.<br />
De overigen namen de vlugt. De foldaaten,<br />
eens gaande geraakt, hielden geene<br />
maat meer; fchietende langs verfcheiden' ftraaten,<br />
en in en door de huizen, waardoor ook eenige<br />
onfchuldigen getroffen werden. Nar 't ftillen<br />
van den oploop, en toen men Sapma, met<br />
eenen tweeden wagen, vervoerde, werdt nog<br />
eenen Smid, die hem vaar wel toeriep, met een*<br />
geveerden kogel, de kin van 't hoofd gefchooten<br />
; zo dat hy dood ter aarde viel. Sommigen<br />
gekwetften werdt, naderhand, door Gemagtigden<br />
der Staaten, afgevraagd, of zy niet van eenigen<br />
uit de Remonftranten, of uit de afgezette<br />
Wethouders waren opgemaakt, om Sapma,<br />
met geweld, in de Stad te houden. Ook zaten<br />
zy eenige weeken in hegtenis, waarna zy, mids<br />
de kosten der gevangenisfe betaalende,Werden<br />
ontflaagen. Sapma, wederom te Dordrecht gekomen<br />
, werdt ook aangefproken over zyn vertrek,<br />
van daar, zonder uitdrukkelyk verlof.<br />
Doch men liet deeze zaak, eerlabg, fteeken, alzo<br />
hy bybragt, dat de Prefident der Politiken hem,<br />
te vooren, beloofd hadt, zyn vertrek by de<br />
andere Heeren, te zullen verontfchuldigen (c).<br />
De gedaagde Remonftranten hadden bevel<br />
gekreegen, om te Dordrecht te vertoeven tot<br />
X. DEEL. Bb<br />
De gedaagde<br />
nader' last (d), die hun, eerst eenige dagen na Remonftranten<br />
't vertrek der uitheemfchen, gebragt werdt, worden<br />
door geban-<br />
(c) BAUDART. Memor. XI. Hoek, hl. ao. TRIGLAN]). bl. 1141. nen.<br />
VELIUS Hoorn, */. 572 enz. Ilülorisch Verhaal, f. 177 enz.<br />
BJIANDT III. Deel, bl. 472 enz.<br />
r^rf) BRANOT UI. Deel, bl. 502.
38
XL. BOEK. H I S T O R I E . 387<br />
Vergaderingen, op verfcheiden' Plaatfen, door<br />
Soldaaten en Geregtsdienaars, geftoord; zonder<br />
dat zy, door herhaalde Vertoogen, aan de<br />
Staaten van Holland en aan de Wethouders van<br />
verfcheiden' Steden, eenige vryheid zagen te<br />
verwerven. De Eerken en Plaatfen der afge-<br />
'zetten werden , door Contraremonftrantfche<br />
Predikanten, ingenomen: 'twelk, in fommige<br />
Steden, gelyk te Gouda, en in verfcheiden<br />
Dorpen, daar de Remonitrantschgezinden een<br />
groot getal uitmaakten, niet zonder veel te-<br />
genfporreling der Gemeente, gefchieden kon<br />
(T). De heimelyke Vergaderingen der Remonftranten<br />
werden, ondertusfchen, aangehouden,<br />
en 't leedt niet lang* of verfcheiden' gebannen'<br />
en vervoerde Predikanten keerden wederom<br />
in 't Land, om hunne of andere Gemeenten, in<br />
ftilte, naar hunne begrippen, te ftigten.<br />
Na 't veroordeelen der Remonftrantfche<br />
Leere en Leeraaren op de Sinode,- vondt men<br />
ook raadzaam, 's Lands Hooge Schoole, te Lei<br />
den, te hervormen. Om hiertoe den weg te<br />
baanen, was 'er, in Slagtmaand des voorleeden<br />
jaars, reeds eenige verandering gemaakt, in<br />
het Kollegie der Heeren Curateuren of Bezorgeren<br />
der Hooge Schoole, die de zaak der Remonftranten,<br />
naar men dagt, te zeer, waren<br />
toegedaan geweest. De Staaten van Holland<br />
hadden, by raade zyner Doorlugtigheid, beflooten,<br />
dat de Bezorgers, om de drie jaaren,<br />
zouden afgaan, en voor de eerfte reize, in<br />
Sprokkelmaand deezes jaars. Hierdoor, raakten<br />
de Heeren van Mathenes en van der Myle<br />
BRANDT IU. Deel, W. 8091<br />
£b s<br />
De Res<br />
raon-<br />
[Iranten<br />
houden<br />
heimelykeVergaderingen*<br />
II.<br />
Veranderingen<br />
in<br />
's Lands<br />
Hooge<br />
Schoole,<br />
te Leiden.
uit het bewind der Hooge Schoole, en Jonkheer<br />
Joan van Wasfenaar en Duivenvoorde,<br />
Heer van Duivenvoorde, Heer Adriaan Pauw,<br />
Ridder, en Meester Rochus van den Honaart,<br />
Haad in den Hoogen Raade, werden tot nieuwe<br />
i<br />
Curateuren benoemd (i). Deezen helden, in<br />
hooimaand, Gerardus Joannes Fos/ïus, Rejent,<br />
enKaspar Barlaus, Onder Regent van<br />
I iet Theologisch Kollegie, uit hunne ampten.<br />
3 )e eerfte werdt, daarna, Profesfor der Welfpree-<br />
I endheid, te Leiden, en vervolgens Profesfor<br />
d er Hiftorien op de Doorlugtige Schoole te<br />
/ onfterdam. De andere, die,door deZuidhol-<br />
h ndfche Sinode, tot alle Kerkelyke diensten,<br />
o nbekwaam verklaard was, tekende de Acre van<br />
S ilftand, en werdt, na eenigen tyd, ook tot<br />
P fofesfor der Welfpreekendheid, op dezelfde<br />
r oorlugtige Schoole, te Amfterdam, beroepen.<br />
F ;stus Hommius, die Scriba op de Sinode ge<br />
w lest was, werdt Regent in Vosfius ftede.<br />
D e Remonftrantschgezinde Studenten werden<br />
oc k uit het Kollegie gezet (Jf). Voorts, werdt<br />
de Hooge Schoole voorzien van Profesforen,<br />
dii : der Sinodaale Leere waren toegedaan. Mid-<br />
lei wyl, hielden de byzondere Sinoden zig bezij.<br />
;, met het fchorfen en afzetten van Predikan-<br />
ter t, die voor Remonftrantsch bekend waren,<br />
of<br />
verdagt gehouden werden. De Reftoren en<br />
Sc<br />
boormeesters derLatynfche en andere Schoo-<br />
lei:<br />
liet men, daarna, ook de Sinodaale Kanons<br />
aai<br />
meemen, by fchriftelyke Afte. Ook werdt<br />
zul<br />
ks, op fommige plaatfen, den Orgelistenafge-<br />
5 lp.<br />
f<br />
388 VADERLANDSCHE XL. BoÉE.<br />
:<br />
) Refol. Holl. 17 A'ov. I(5I8. bl. 375.<br />
0 BUANDT III. Uiel, bl. 841-852, 888-898, 918-9*5.
XL, BOEK. H I S T O R I E . 38$<br />
gevorderd (/). In Holland niet alleen ; maar<br />
ook in 't Stigt, in Gelderland en in Overysfel,<br />
werden de Remonftrantfchgezinde Predikanten<br />
afgezet van hunnen dienst (m). 't Getal derzelven<br />
beliep, in 't geheel, omtrent tweehonderd<br />
, van welken 'er omtrent tagtig ten Lande<br />
uit gebannen werden. Zeventig omtrent tekenden<br />
de A&e van Stilftand: van welken 'er omtrent<br />
twintig hunne tekening herriepen. Ruim<br />
veertig weeken, in deezen tyd en federt, af<br />
van de Remonftranten, onder welken 'er eenige<br />
weinigen waren, die tot de Roomfche Kerke<br />
overgingen, of tot een ergerlyk leeven vervielen.<br />
De meeften koozen de zyde der Contraremonftranten.<br />
Eenigen hielden zig op zig zeiven,<br />
zonder zigby eenige gezindheid te voegen (K).<br />
Te Waalwyk, werwaards verfcheiden' gebannen'<br />
Remonftrantfche Predikanten gebragt<br />
waren, kwam, eindelyk, zo groot een' toevloed<br />
van deeze Broederfchap, dat men befloot eene<br />
Vergadering te beleggen, te Antwerpen; alwaar<br />
Uitenbogaard en eenige anderen zig onthielden.<br />
Hier werdt, omtrent den aanvang van<br />
Wynmaand, onder anderen, orde gefteld op de<br />
bediening der Kerken in 't Land. Ook regtte<br />
men een Kollegie op, beftaande uit zes Directeurs<br />
of Beftierders, Uitenbogaard, Episkopius,<br />
Grevinkhoven, Eduard Poppius, Karei<br />
Nietiius en Joannes Arnoldm Corvinus. Door<br />
dit Kollegie, of door de drie eerstgenoemde Directeurs,<br />
kreegen fommige Remonftrantfche<br />
Leeraars last, om de Gemeenten in 't Land, heimelyk,<br />
CO BRANDT ITT. Deel, bl. 851-888 912-917. 925-939.<br />
(j>0 BRANDT III. Deel, bl. 939-976. IV. Ded, bl. I '«a»<br />
(») BRANDT IV. Deel, bl. 16.<br />
Bb 3<br />
1619.<br />
• u.j,;.',<br />
i'!0 • UW<br />
'iï> 13 li<br />
III.<br />
Vergadering<br />
der<br />
Remonftranten<br />
,<br />
te Antwerpen,
Veenhuizen<br />
en<br />
van der<br />
Myle<br />
niet meer<br />
befchreeven,on<br />
der de<br />
Edelen.<br />
De Zoo-<br />
pen des 1<br />
Advo-<br />
390 VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />
melyk, te gaan bedienen: gelyk, door eenigen,<br />
• met veele vrymoedigheid gefchiedde (0). Buiten<br />
Rotterdam, buiten Hoorn, en te Leiden ,<br />
werden de Vergaderingen der Remonftranten,<br />
meermaalen, geweldiglyk geftoord; by welke<br />
gelegenheid , ook fommigen doorfchooten ,<br />
of, op andere wyzen, mishandeld en beroofd<br />
zyn, door het Krygsvolk f».<br />
Omtrent deezen tyd, befloot het Lid der<br />
Ridderfchap van Holland, by meerderheid van<br />
ftemmen, de Heeren van Veenhuizen en van<br />
der Myle, die elk met eene Dogter van den<br />
onthalsden Advokaat gehuwd waren, niet meer<br />
onder de Edelen te befchryven (q). Van der<br />
Myle, die eenige maanden in Frankryk geweest<br />
, en nu wederom herwaards gekeerd was ,<br />
werdt, om het fchryven van eenige brieven,<br />
welken men hieldt der tegenwoordige Regeeringe<br />
en den Prinfe te na te fpreeken, opGoereede<br />
gebannen (V). De verdreeven Koning<br />
van Boheeme verzogt, op 't einde des jaars 1621,<br />
aan de algemeene Staaten, of hy wederom in<br />
den Haage mogt komen woonen. Doch dit verzoek<br />
werdt van de hand ge weezen (sj. In't volgende<br />
jaar, vergunde men hem egter, op herhaald<br />
verzoek der Koninginne van Boheeme,<br />
iat hy zyn verblyf houden mogt, in de BeverivykfY).<br />
Doch nu, in 't jaar 1610, floegen de<br />
gekommitteerde Raaden den Prinfe ook voor,<br />
O) BRANDT IV. Deel, 11 40-51.<br />
(p~) BRANDT IV. Del, bl. savv', 60-?T.<br />
C?3 Refol. IJoll, ji!, 29 Octob. 14 Dec. itfty. W. 240, 243, 244,<br />
90. BIUNÜT IV. Deel, bl. 157. »<br />
f O Refol. Holl. 16 Decemb. 1620. hl. 2(15.<br />
O) Refol. Holl. 21 hecemb. 1641. bl. 15,'!<br />
CO R-efol. Holl. 25 Maart 4 May 1G22. bl. 55, 85.<br />
of
XL. BOEK. H I S T O R I E . 39*<br />
of't niet geraaden ware, Reinier van Oldenbarneveld,<br />
Heer van Groeneveld, oudften<br />
Zoon des Advokaats, te verlaaten van zyn<br />
ampt van Luitenant-Houtvester: doch zyne<br />
Doorlugtigheid befloot hiertoe eerst m den volgenden<br />
Zomer; wanneer de Heer van Groeneveld<br />
ook van zyne waardigheid van Heemraad<br />
van Delfland ontzet werdt (u\ Ten zelfden tyde,<br />
werdt zynen Broeder, Willem van Oldenbarneveld,<br />
Heere van Stoutenburg, het Bevelhebberfchap<br />
over Bergen op Zoom benomen.<br />
Doch zyn Ritmeesterfchap heeft hy verkogt<br />
(vj In Wintermaand, te vooren, was er, op<br />
n>uws, door Gemagtigden van den Prinfe en<br />
Gekommitteerde Raaden, buitens tyds, verandering<br />
gemaakt, in de Wethouderfchap te Gouda<br />
, alwaar men, tot hiertoe, de Remonftranten,<br />
onverhinderd, hadt laten byeenkomen f » Te<br />
Leiden, werdt de Schout, Lot Huigenszoon den'<br />
Gaal, dien men hieldt te flap te zyn in 't ftooren<br />
der Remonftrantfche Byeenkomften, verpligt,<br />
zvn ampt af te leggen, welk toen gegeven werdt<br />
aan Meester Willem de Bont, die fterker y verde<br />
Car) Ook kwam men, eerlang, tot het afzetten<br />
van verfcheiden' Baljuwen, Schouten en Sekretarisfenten<br />
plattenLande; die of ilemonftrantfch<br />
waren, of geagt werden, te veel oogluiking te<br />
gebruiken , omtrent de Remonftranten (yj.<br />
Ook werdt Lancelot van Brederode, Raadsheer<br />
in den Hove van Holland, die merkelyk<br />
van<br />
r>) Refol.Hoii.31 oaoh ifiip. u. 246.7,iQjyy<br />
120,126. ,<br />
( y) BRANDT IV. Deel, bl. 20*.<br />
Cw') RRANDT IV. Deel, bl. 7».<br />
( x\ Refol Holl. 2 Aug. 1,1,20 Oee. ïfilO- «.194.8831,290,3"5<br />
Bb 4<br />
1619;<br />
taats van<br />
hunne<br />
ampten<br />
verlaaten. <br />
Verfchei<br />
Schouten<br />
en Sekretarisfen<br />
afgezet.<br />
l 6 2<br />
°' V-
IV.<br />
Klagten<br />
3
XL. BOEK. H I S T O R I E . 393<br />
anderingen in Kerk en Staat der hooge Regeeringe<br />
geduurig werk verfchaften, viel 'er, in<br />
andere gemeene zaaken, weinig voor. Men<br />
hieldt, van onzen kant, nog aan metklaagen,<br />
over het kwalyk houden van 't Beftand, dooide<br />
Spaanfchen. De algemeene Staaten hadden,<br />
in Sprokkelmaand, den Koïlegien ter Admiraliteit<br />
aangefchreeven, dat zy den Koopluiden<br />
en Schippers, welken men, door het aanhouden<br />
en neemen hunner Schepen, merkelyke nadeden<br />
toegebragt hadt, aanzetten zouden, tot<br />
het begrooten en opgeeven hunner fchade, binnen<br />
den tyd van vier maanden (V). Doch 't zeefchuimen<br />
der Biskaaijeren en Duinkerkeren<br />
hieldt, het gantfche jaar, aan. Ook deeden die<br />
van Algiers den onzen veel afbreuk ter zee.<br />
Doch in Oogstmaand, werden eenige Algierfche<br />
zeefchuimers, te Amfterdam, opgebragt.<br />
Ten zelfden tyde, deedt de Regeering van Algiers<br />
eenen voorflag van Vrede aan de Vereenigde<br />
Staaten (e) : doch 't liep nog tot in't jaar<br />
162a aan, eer dezelve geflooten werdt. Midlerwyl,<br />
hieldt het zeefchuimen aan, waardoor<br />
die van Hoorn, in den Herfst en Winter des<br />
jaars 1610, wel omtrent veertig fchepen verlooren<br />
Qf). De fterke toerusting ter zee in Spanje<br />
maakte de Vereenigde Staaten ook ongerust,<br />
alzo men niet wist op wienzy gemunt ware<br />
(g): doch deeze ongerustheid verdween,<br />
door den tyd.<br />
De onlusten tusfchen de Engelfche en Nederland<br />
en) BAUDART. Memor. XI. Hoek, 11. 6.<br />
(e) BAUDART. Memor. XI. /loei, U. 7, 95,<br />
Cf) v<br />
&Liys Hoorn, U. SQÓ.<br />
BAUDART. Memor. XI. /loei, tl. 23. jj<br />
Bb 5<br />
1619.<br />
over 't<br />
krenken<br />
van 't<br />
liefland.<br />
Zeefchuimev<br />
ryeu.<br />
Verdrag<br />
tusfchen
39* VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />
IÖIO. landfche Oostindifche Maatfchappy, welken<br />
in de jaaren 1613 en 1615, niet hadden kon<br />
de Ennen<br />
bygelegd worden, werden, eindelyk, in<br />
gelfche<br />
cn Ne Zomermaand deezes jaars, gelukkiglyk, gederlandflist.<br />
Eenigen uit de Bewindhebbers en de Adfchevokaat<br />
der Nederlandfche Maatfchappy e, WilOostinlem<br />
Boreel, hadden zig, eenige maanden te voodifcheMaatren,<br />
naar Londen begeven, alwaar zy, met de<br />
fcliap Engelfche Bewindhebbers, in onderhandeling<br />
pye. traden. Men trof, eindelyk, op den tweeden<br />
van Zomermaand, een Verdrag, voor den tyd<br />
van twintig jaaren, binnen welken, de handel<br />
in de Indien den beiden Maatfchappyen vry zou<br />
ftaan, zonder datzy dien eikanderen, door verdragen<br />
metIndifcheMogendheden, doorfterkten,<br />
of op eenige andere wy zen, zouden zoeken<br />
te beletten. Ook werdt beftemd, dat men onderling<br />
overeenkomen zou, wegens den prys, dien<br />
beide de Maatfchappyen befteeden zouden<br />
voorde Peper, te Bantam, en op andere plaatfen<br />
van Groot Java. Elke Maatfchappy zou tien<br />
Oorlogsfchepen onderhouden, tot befcherming<br />
van den handel. Elk zou in 't bezit blyven van<br />
de Vestingen in de Indien, welken zy tegenwoordig<br />
bezat. De Sterkten en bezettingen, in<br />
de Molukken,Bandaen Amboina, zouden onderhouden<br />
worden, uit eene belasting, door eenen<br />
gemeenen Raad, uit beide de Maatfchappyen<br />
aangefteld, te leggen op de waaren, die<br />
uit deeze Eilanden zouden vervoerd worden.<br />
Het Verdrag vervatte nog verfcheiden' andere<br />
punten, welker fommigen, naderhand, na-<br />
3er verklaard werden (hj. Doch ik meen, dat<br />
\S)~d A<br />
fi , P<br />
." b!<br />
'<br />
het<br />
T0!<br />
"' P<br />
' ' AlTZKBA
XL. BOEK. H I S T O R I E . 395<br />
het nimmer volkomen onderhouden is,<br />
Terwyl men, hier, aan dit Verdrag arbeidde<br />
, gaf het onderling misnoegen tusfchen de<br />
twee volken inlndie, onder anderen, gelegen<br />
heid, tot het ftigten van Batavia, op t Eiland<br />
lava, alwaar de Nederlandfche Maatfchappy,<br />
federt, den zetel haars handels gevestigd heeft.<br />
'tZal niet ondienftig zyn, hier, van den aanleg<br />
deezer beroemde Koopftad, waarvan, dat met<br />
reden vreemd fchynen mag, onze Hiftoriefchryvers,<br />
die deezen tyd beleefd hebben ,<br />
naauwlyks eenig gewag maaken, een beknopt<br />
berigt te geeven.<br />
De Maatfchappy hadt haaren bevelhebberen<br />
in Indie, reeds in 't jaar 1617, gelast, een<br />
bekwaam ftuk Lands van den Koning van Jakatra<br />
of eenige andere Javaanfche Mogendheid<br />
te koopen, tot het ftigten eener Stad en Sterkte,<br />
alwaar men den voorraad der Indifche en Nederlandfche<br />
waaren zou mogen ontvangen en<br />
bewaaren (/)• Eenige jaaren te vooren, hadder<br />
de onzen reeds eene wooning gehad, te Jakatn<br />
aan den zeekant, beoosten de Rivier Tangerang,<br />
waartoe zy den grond van den Koning gekogi<br />
hadden (£)• Doch Jan Pieterszoon Koert, in '1<br />
jaar 1618, het opperbevel over Nederlandse! 1<br />
Indie bekomen hebbende, zogt, hieromtrent,<br />
eene nieuwe Stad en Sterkte aan te leggen, en,<br />
daartoe, insgelyks, verlof te bekomen van det l<br />
Koning vanjakatra. Terwyl men hierover han<br />
delde, kreeg Koen vermoeden, dat de Koning »<br />
met de Bantammers en met de Engelfchen, di<<br />
(i) T. CAHPHIJYS Batavias Grondvefl, in VALENTYN Oostmil<br />
IV. heel, 1. Stuk, bl. 4»y.<br />
(i) CAMPHUYS bl. 435.<br />
zit<br />
Verhaal<br />
van hec<br />
innee-<br />
men van<br />
Jakatra<br />
en hec<br />
ftigten<br />
van Ba<br />
tavia.
$96 VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />
t6l(>. zig te Bantam en te Jakatra onthielden, in heimelyke<br />
onderhandeling getreden was , om<br />
hem en de zynen, die 't reeds te Bantam naauwlyks<br />
houden konden, ook van Jakatra te verdryven.<br />
Hy valt hierop, bedektelyk, aan 't<br />
yerfterken van de wooning derMaatfchappye:<br />
't welk, toen 't gemerkt werdt, groote agterdogt<br />
verwekte by de Engelfchen en Javaanen.<br />
De Stad Jakatra werdt toen ook gelterkt.<br />
Men befloot zelfs de Sterkte der Nederlanderen<br />
, met eenige Schanfen, daar Engelsch gefchut<br />
op geplant werdt. Maar Koen vernielde<br />
ze, eerlang, vernomen hebbende, dat de Engelfchen<br />
een fchip der Maatfchappye genomen<br />
hadden, en verdere vyandlykheden dreigden.<br />
Kort hierna, verliet hy de nieuwe Vesting,<br />
op de tyding van 't naderen eener Engelfche<br />
Vloote, 't bevel over dezelve laatendeaan<br />
Pieter van den Broeke. Hy ltak, opdenlaatften<br />
van Wintermaand des jaars 1618, met zeven<br />
fchepen, in zee, raakte flaags met de Engelfchen;<br />
doch week, eerlang, naarAmboina, alzo<br />
de Engelfchen, nieuwe verflerking van fchepen<br />
gekreegen hebbende, hem veel te magtig<br />
geworden waren. De Vesting te Jakatra, toen ,<br />
door de Engelfchen, te water, en door de Javaanen,<br />
te lande, belegerd zynde, werdt 'er,<br />
op den negentienden van Louwmaand deezes<br />
jaars, een Verdrag getroffen; waarby den Koning<br />
van Jakatra zesduizend Ryksdaalders werien<br />
toegelegd, en voorts bedongen, dat de<br />
Wooning der Maatfchappye niet verder verkerkt<br />
zou worden (7). Alles fcheen nu in rust:<br />
(O CAMPHUYS hl. 421-434.<br />
toen
XL. BOEK. H I S T O R I E . 397<br />
toen van den Broeke, ter maaltyd genodigd 1617.<br />
by den Koning, met eenigen der zynen, vast- •<br />
gehouden en in boeijen gefmeeten werdt. Dit<br />
fcheen 't bedryf der Engelfchen, die de onzen<br />
haast noodzaakten tot een Verdrag, waarby men<br />
beloofde, hun de Vesting te zullen opgeeven.<br />
Doch 's daags na 't fluiten van dit Verdrag, welk<br />
op den eerften van Sprokkelmaand gefchied<br />
was, rukken de Bantammers, of aangepord<br />
door de onzen, of, om dat zy den Koning van<br />
Jakatra de Sterkte en fchatten der Nederlandfche<br />
Maatfchappye misgunden, onverhoeds,<br />
in Jakatra, berooven den Koning, die flegt<br />
werdt bygeftaan van dezynen,ineenenoogenblik,<br />
van zyn gebied, en verzenden hem in ballingfchap.<br />
Van den Broeke en de andere gevangenen<br />
werden toen naar Bantam gevoerd; daar<br />
zy nog eenige weeken zaten. Midlerwyl, bleef<br />
de nieuwe Vesting nog in de magt der onzen,<br />
die, federt, handelden, om zig onder de befcherming<br />
des Konings van Bantam te begeeven.<br />
Doch 't liep aan tot den elfden van Lentemaand,<br />
eer men omtrent de voorwaarden overeen<br />
kwam (tn). De Koning van Bantam weigerde<br />
ze nogtans te bevestigen. Ook dreigde hy,<br />
federt, de Vesting, met geweld, aan te tasten.<br />
De Javaanen arbeidden zelfs reeds aan eene<br />
fchans of bolwerk, niet verre van de Wooning<br />
der Engelfchen: doch de onzen verdreeven hen<br />
uit hun voordeel, 't Leedt egter niet lang, of zy<br />
vielen op nieuws aan 't werk. Doch 't verfchynen<br />
van Jan Pieterszoon Koen, met eene Vloot<br />
van agttien fchepen, op de reede van Jakatra,<br />
fjm) CAMPHUÏS tl. (135-457.<br />
deedt
3S,3 VADERLANDSCHE XL.BOEJC.<br />
1619. deedt de zaaken veranderen van gedaante. De<br />
Engelfche Vloot, die, tothiertoe, in de Straat<br />
van Sunda, gekruist hadt, was, op zyne aankomst<br />
, van daar, geweeken. Koen, zig gelaatende<br />
op Jakatra, niet op den Koning van Bantam<br />
verftoord te zyn, liet deezen weeten, dat<br />
hy zig onzydig hadt te houden. En, zonder hierop<br />
befcheid te wagten, of hem tyd van beraad<br />
te geeven, valt hy, uit de Vesting, aan 'thoofd<br />
van omtrent duizend man, in dertien vendels<br />
verdeeld, aan op de Stad, die ilegts door een<br />
fteenen bolwerk, aan de Noordzyde, en aan<br />
eenen anderen oord, door eene fchutting vandikke<br />
planken, befchermd werdt. Zy was in<br />
een oogenblik veroverd. Koen nam 'er bezit<br />
van, uit den naam der Nederlandfche Oostindifche<br />
Maatfchappye, op den dertigften van<br />
Bloeimaand (»). Hy vorderde, federt, hetflaaken<br />
der gevangenen te Bantam, waarin de Koning<br />
bewilligen moest. De Engelfchen verlie*<br />
ten deeze Stad, kort hierna. Doch de Koning ,<br />
ien onzen den handel te Jakatra belemmerende,<br />
haalde zig, eerlang, eene Oorlogsverklaring<br />
op den hals. Ook duurden de onlusten tus-<br />
'chen de Maatfchappy en hem verfcheiden jaaren<br />
(a). Wy zullen, hierna, de gelegenheid<br />
vaarneemen, om 'er eenig nader verflag van<br />
I e doen.<br />
Twee maanden omtrent voor Koens aan<br />
] komst , hadden de hoofden der bezettinge, op de<br />
3 lieuwe Vesting te Jakatra, beflooten, aan de-<br />
:elve den naam vm Batavia te geeven (J>), in-<br />
CO CAMPHUYS VI. 459-4.83.<br />
(0) CAMPHITYS bl. 484-489.<br />
(/>) CAMPHUYS bl. 457.
XL. BOEK. H I S T O R I E . 399<br />
gevolge van eenen last, reeds in't jaar 1617<br />
gegeven, door de Maatfchappye, behelzende,<br />
s> dat de Plaats of het Landfchap, alwaar men<br />
w het Hoofdkantoor der Maatfchappye vestij,<br />
gen zou, Batavia^, en de inwoonersBatavie-<br />
„ ren geheeten zouden worden." Doch Koen<br />
toonde zig misnoegd, dat zulks zonder zyne<br />
kennis gefchied was. Ook deedt hy den nieuwen<br />
naam, dien men boven de poort van 't Huis<br />
Mauritius gefchreeven hadt, terftond, uitveegen<br />
Qf), voorts, zorg draagende, dat de naam<br />
Batavia, in geene openbaare fchriften, gefpeld<br />
werdt, voor Oogstmaand des jaars 1621,wanneer<br />
'er bevel kwam uit het Vaderland 5, dat de<br />
5, Stad en 't Kasteel, gebouwd in 't Koningkryk<br />
n van Jakatra, voortaan, Batavia genoemd zou<br />
„ worden (r)." En't is dit Batavia, dat, federt,<br />
in getal en aanzienlykheid van gebouwen, van<br />
tyd tot tyd, zynde aangegroeid, veele jaaren agtereen,<br />
en nog tegenwoordig, onder de voornaamfte<br />
Kooplieden der 4 weereld gerekend is<br />
geworden. De Opper-Landvoogd en Raaden<br />
van Nederlandsch Indie houden 'er hun gewoon<br />
verblyf, en de Maatfchappy voorziet,<br />
van daar, en Indie en het Vaderland van veelerlei<br />
Koopwaaren.<br />
öorzaaken deezes krygs.<br />
Men hadt, in dit Koningkryk, federt meer dan<br />
eene<br />
(f) P. VAN DEN BROECKB Voyagie, tl. 993<br />
CAMPHUYS tl. 489-491.<br />
1619.<br />
De binnenlandfche kryg in Boheeme, die, V.<br />
reeds in'tvoorleeden jaar, ontfteken was, hadt Oorïprong<br />
merkelyken invloed op den ftaat der Veree<br />
van den<br />
nigde Nederlanden: waarom wy niet voorby oorlog In<br />
konnen, hier, eenig verflag te doen van de Boheeme.
400 VADERLANDSCHE XL. BOEK,<br />
16 i.p. eene eeuw, openlyk, belydenis gedaan van tweederlei<br />
Godsdienst. De Husüten, welker belydenis/ub<br />
Utraque genoemd werdt, om datzy het<br />
Avondmaal onder beide de gedaanten ontvingen,<br />
en de Roomsch Katholyken, welker Leer<br />
men fubUna noemde, om dat zy't Avondmaal<br />
bedienden onder de gedaante van brood alleen j<br />
beleefden hun begrip even vry volgens de wetten.<br />
Zelfs was Keizer Sigismond niet voor Koning<br />
erkend, dan na hy toegedaan hadt, dat<br />
niemant dan die in't gevoelen der Husiiten was,<br />
Burger in Praag zyn mogt. Menonderhieldtdit<br />
Verdrag, tot in 't jaar 1570, wanneer Maximiliaan<br />
de II. te wege bragt, dat een Roomsch-<br />
Katholyk, met het Burgerfchap, vereerd werdt.<br />
Een ander verwierf dezelfde gunst, in 't jaar<br />
1599. Daarna, werdt het Verdrag met Sigismond,<br />
meer dan eens, gekrenkt. De Jezuiten<br />
werden, in Praag, ontvangen, 't Getal der<br />
Roomschgezinden nam, door den tyd, zo fterk<br />
toe, dat de Hervormden zig te vrede moesten<br />
houden, dat hun, door Rudolf den II, vergund<br />
werdt de Ampten van Regeering, te gelyk met<br />
de Roomschgezinden, te mogen bekleeden. De<br />
Keizerlyke Amptenaars in Boheeme weigerden<br />
egter dit Verdrag af te kondigen, beweerende,<br />
dat het te nadeelig ware voor den Roomfchen<br />
Godsdienst, en dat men 't den Keizer, belemmerd<br />
met den kryg tegen de Turken, zyns ondanks,<br />
hadt afgedrongen. Matthias, zynen<br />
Broeder Rudolf, in 't jaar 1614, zynde opgevolgd<br />
, gaf den Hervormden nog meer ftof tot<br />
klaagen, over 't fchenden hunner voorregten.<br />
De Keizer daarna, zynen Neef, Ferdinand, tot<br />
zynen aanftaanden opvolger in 't Koningkryk,<br />
wil-
XL. BOEK. H I S T O R I E . 401<br />
willende doen verklaaren, befchreef, ten dien 1619.<br />
éinde, de Stenden van Boheeme alleen, zon- •<br />
der daaronder te rekenen, die vanSilefie, Moravie<br />
en Opper-en Neder-Lausnits, 1'choonze<br />
met die van Boheeme vereenigd waren. DeBoheemfche<br />
Hervormden, hierover te onvrede,<br />
verfcheenen, in kleinen getale, op den Landdag,<br />
alwaar de Roomfchen, verre de meerderheid<br />
hebbende, volkomen voldeeden aan 's<br />
Keizers begeerte. Ferdinand werdt zelfs gekroond<br />
binnen Praag (s~), en hieldt, federt, zyn<br />
hof teGrats. Maar de Verdedigers desKoningkryks,<br />
een zeker getal van aanzienlyke luiden,<br />
aangefteld door de Stenden, om de hand te houden<br />
aan 't naarkornen der oude voorregten, befchreeven<br />
de Stenden des Ryks en der ingelyfde<br />
gewesten , in welker Vergadering een<br />
fmeekfehrift werdt ingefteld, waarby men den<br />
Keizer, om 't herftellen der voorregten, verzogt.<br />
Voorts, befloot men, inden Zomer der jaars<br />
1618, wederom te vergaderen, om'sKeizers<br />
antwoord te overweegen. Maar Matthias gaf,<br />
in plaats van te antwoorden, zynen Stedehouder<br />
in Boheeme bevel om den Stenden het byeenkomen<br />
te beletten. Deez' vondt zig, hiertoe ,<br />
nogtans niet magtig. De Stenden, zyns ondanks,<br />
vergaderd zynde, hadden hertsgenoeg, om zig<br />
van eenige Keizerlyke Amptenaars te verzekeren,<br />
drie van welken, uit de vensters van 't Kasteel<br />
, werden dood gefmeeten. Terftond daarna,<br />
verbonden zy zig, onderling, tegen elk, die hun<br />
zou willen aantasten; en, verneemende, dat de<br />
Kei-<br />
fO Apol. Ordin. Regm Boliem. fub mraque edit.l6uj. STW-<br />
yil Corp. Hift. Germ. Tem. II. p. 2051.<br />
X. DEEL. CC
1619<br />
Keizer<br />
Matthias<br />
ilerft.<br />
Ferdinarid<br />
de<br />
II. volgt<br />
hem op.<br />
Fredrik<br />
de V.<br />
Paltsgraaf<br />
aan<br />
de:i Ryn,<br />
Zusters<br />
Zoon van<br />
Prinfe<br />
Maurits,<br />
wordt tot<br />
Koning<br />
van BoheemevedtOO-<br />
rLMl<br />
VI.<br />
De Staa<br />
ten nee-<br />
4-o2 VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />
Keizer zig tegen hen toerustte ten oorloge, ftel-<br />
- denze vierentwintig Befchermers aan, die magt<br />
kreegen, om krygsvolk te werven, en belastingen<br />
te leggen op de onderzaaten des Koningkryksen<br />
der ingelyfdeLandichappen. De Aartshertogen<br />
Albertus en Izabelle deeden ook een<br />
Leger verzamelen ten dienste des Keizers, die<br />
den Graave van Bucquoi het opperbevel gaf<br />
over den voorgenomen togt naar Boheeme. De<br />
Graaf Emft van Mansfeld hadt het gebied over<br />
't Leger der Stenden.<br />
In deezen ftand der zaaken, overleedt Keizer<br />
Matthias, op den twintigften van Lentemaand<br />
deezes jaars 1619 (7). Ferdinand deedt<br />
zig, terftond, uitroepen voor Koning van Boheeme,<br />
en kwam, in die hoedaanigheid, te<br />
Frankfort, alwaar hy, op den agtentwintigften<br />
van Oogstmaand, ook tot de Keizerlyke waardigheid<br />
verheeven werdt (u). Maar de Stenden<br />
van Boheeme, gezwooren hebbende, dat zy<br />
hem niet voor Koning erkennen zouden, verkooren,<br />
tot deeze hoogheid, Fredrik, Paltsgraaf<br />
aan denRyn, die, in den jaare 1612, getrouwd<br />
was, met Elizabet, Dogter van Jakob<br />
den I, Koning van Groot- Britanje. Hy begaf zig,<br />
terftond, naar Praag, al waar hy, in Slagtmaand ,<br />
gekroond werdt. Midlerwyl, hadden ook de<br />
Stenden van Hongarye Ferdinand verworpen ,<br />
en Bethlehem Gabor, Vorst van Zevenbergen,<br />
met de Koningklyke waardigheid, vereerd.<br />
De Staaten der Vereenigde Nederlanden, uit<br />
deeze beweegingen, eenen oorlog in Duitsch.<br />
land te gemoet ziende, waarin de zaak der Protes-<br />
CO BAUDART. Memor. XI. Boek, VI. 24.<br />
00 SIRUVH Corp. Hift. Germ. Tm. 11. p. 2059.
XL. BOEK. H I S T O R I E . 403<br />
teftanten, en gevolglyk ook de hunne veel zou<br />
konnen te lyden hebben, zogten Koning Jakob<br />
te beweegen, om zynen Schoonzoon by te ftaan.<br />
Ook hielden zy een waakend oog op den togt<br />
van 't Leger der Aartshertogen, welk, in 't Land<br />
van Luxemburg verzameld zynde, omtrent den<br />
aanvang van Herfstmaand, gereed was, om, onder<br />
Graave Henrik van den Berg, naarDuitschland<br />
te trekken. Prins Maurits, die zig 't belang<br />
van den verkooren Koning van Boheeme, eenen<br />
Zoon zyner halve Zuster, Louife Juliana, ook<br />
zeer ter herte liet gaan , gaf aan alle de Staatfche<br />
Ruitery en aan duizend of twaalf honderd<br />
Muskettieren bevel, om het Leger der Aartshertogen<br />
op zyde te blyven, en zorg te draageu,<br />
dat het den Duitfchen Bondgenooten der<br />
Staaten geen nadeel deedt. Doch eenige opfchuddingen,<br />
inBrusfel en elders, gereezen, over<br />
't opftellen van nieuwe belastingen, ftremden<br />
deezen togt, en noodzaakten de Aartshertogen,<br />
om het Leger te doen fcheiden, en in<br />
de oproerige Steden teverdeelen (v). De Vereenigde<br />
Staaten, midlerwyl, hun volk by der<br />
hand willende houden, hadden, reeds in Grasmaand,<br />
hunnen onderzaaten verbooden, zig in<br />
eenigen vreemden Krygsdienst te begeeven (w).<br />
Hagchelyk ftonden, omtrent het einde dee<br />
zes jaars, de zaaken van Ferdinand en Fredrik<br />
beide. De laatfte hadt verfcheiden' Duitfche<br />
Vorsten, en de Vereenigde Gewesten op zyne<br />
zyde, die allen Krygsvolk, ten zynen behoeve,<br />
verzamelden. Ook hadt hy zelf in de Palrstien-<br />
O*) RAUDART. Memor. XI. Hoek, U. 24.<br />
O) Groot-Plakiiacb. II. JJMI, kol. 304<br />
Cc 2<br />
t6ig.<br />
uien deei<br />
in de zaaken<br />
van<br />
Boheeme.<br />
Staat van<br />
den kryg<br />
in Boheeme»
404 VADERLANDSCHE XL. BOEK<br />
t€iy. tienduizend man op de been gebragt, die naar<br />
• Boheeme gefchikt werden. Men wil, dathy,<br />
zynen mededinger te magtig geweest zou zyn,<br />
zo zyn Schoonvader hem hehoorlyk hadt willen<br />
byftaan. Doch deeze was thans met Filips<br />
den III, Koning van Spanje, fterk in onderhandeling,<br />
over een Huwelyk tusfchen Karei, Prinfe<br />
van Wales, en eene Dogter van Filips; welk<br />
hy hgtelyk begrypen kon, geenen voortgang<br />
te zullen hebben, zo hy zig tegen de oogmerken<br />
van 'tHuisvanOostenryk,inDuitschland,<br />
wilde verzetten. Ook wist het Hof van Spanje<br />
deeze Huwelykshandeling zo lang te rekken,<br />
dat de zaaken van den Keurvorst-Paltsgraave'<br />
eenen gantsch nadeeligen keer genomen hadden.<br />
Wat Ferdinand betreft, de afval derHongaaren<br />
belemmerde hem zeer. Ook kwam hec<br />
hem kwalyk, dat het Leger, in Luxemburg verzameld,<br />
wederom gefcheiden was. Doch Maximiliaan,<br />
Hertog van Beyeren, en de drie Kerkelyke<br />
Keurvorsten hielden zyne zyde. De<br />
Keurvorst van Saxen, die zig te vooren onzydig<br />
verklaard hadt, werdt, door de aanbieding<br />
van de Opper-Lausnits, mids hyze overmeesterde,<br />
bewoogen, om 's Keizers zyde te kiezen.<br />
De Paus zondt hem eenig geld toe, en de Koning<br />
van Spanje eenige manfchap uit Napels<br />
en uit het Hertogdom Milaan (Y).<br />
VII. De Aartshertogen bragten, tegen 't volgende<br />
De Aarts- najaar, een aanzienlyk Leger op de been, ten<br />
d i e n f t e d e s K e i z e r s<br />
wam? - M e n<br />
begrootte het op zesïen<br />
een entwmtigduizend knegten en vierduizend<br />
Leger, paarden. De Markgraaf Spinola hadt 'er 't bevel<br />
O) RAPIN 7e»;. VII. f>. 125-129, 130-133,
XL. BOEK. HISTORIE. 405<br />
vel over. 't Volk was tusfchen Rynberk en We 1620.<br />
zel byeen gebragt. Terwyl het verzameldwerdt,<br />
hieldt Prins Maurits zig, met zestien * :n dien-<br />
:e des<br />
vendelen knegten en dertig kornetten paarden, j Leizers,<br />
een uur gaans beneden Wezel, om op de beweegingen<br />
des Markgraafs te waaken, en zig, daarna<br />
, met de benden, door de Duitfche Vorften<br />
byeen gebragt, te vereenigen. Koning Jakob<br />
hadt zig laaten overhaalen, om vierentwintighonderd<br />
Engelfchen herwaards te zenden, ouder<br />
Horatio Vere. Doch eer zy zig met de Staat- i ïpinoia<br />
fche troepen vereenigen konden, hadt Spinola '. ralt in de<br />
reeds eenen inval gedaan in de Neder-Palts,<br />
welke hy, in eene maand tyds, op Heidelberg,<br />
Manheim en Frankendaal na, geheellyk bemagtigde.<br />
Te vooren, hadt hy zig meester gemaakt<br />
van Dietz, in 't Graaffchap Nasfau, 't.<br />
welk deerlyk geplonderd was (j). In Wynmaand,<br />
kwamen de Engelfchen, verzeld door<br />
de Staatfchen, onder Prins Fredrik Henrik,<br />
eerst byhet Duitfche Leger, onder den Markgraave<br />
van Anfpach, in de Palts. Dochoneenigheid<br />
onder de Opperhoofden was oorzaak ,<br />
dat 'er weinig kon uitgevoerd worden. Ook<br />
vorderde het ruwe jaargetyde, dat men de<br />
Staatfche Ruitery te rug ontboodt. Doch de<br />
Knegten en Engelfchen betrokken de Winterlegeringen,<br />
in de drie genoemde Plaatfen van<br />
de Palts (3). Prins Maurits wierp, om Spinola<br />
den aftogt langs den Ryn naar Kees te beletten,<br />
eene fchans op, tusfchen Bon en Keulen, op<br />
een Eilandje, Romperwaar d genaamd. Men gaf,<br />
aan<br />
:<br />
Meder-<br />
LMts.<br />
Pnapenmutsgeniet,<br />
door<br />
Prinfe<br />
Maurits.<br />
fy) Refol. Holl. SI iÖ2o. U. 194,.<br />
(z) RW"» Tom. VU. p. 133. 135-<br />
Cc
VIII.<br />
4o6 VADERLANDSCHE XL. BOEK,<br />
1620, aan deeze fchanfe, naar haare vierkante gedaante,<br />
den naam vznPaapemnuts fV).DeKeurvorst<br />
van Saxen was, in Wynmaand, ook in de<br />
Neder-Lausnits gevallen, welke hy zig geheeld<br />
lyk onderworpen hadt. De Hertog van Beyeren,<br />
Opper-Oostenryk bemagtigd hebbende ,<br />
voegde zig, omtrent den zelfden tyd, by het<br />
Leger onder den Graave van Bucquoi. DeverNederkooren'Koning<br />
Fredrik hadt zyne magt in Bolaag<br />
van heeme byeen gebragt. De vereenigde Legers ,<br />
Koning eenige Plaatfen in dit Ryk hebbende veroverd,<br />
Fredrik.<br />
by Praa- trokken regtaan op de Hoofdftad, omtrent welge.ke,<br />
in Slagtmaand, een bloedige flag voorviel,<br />
waarin Fredriks Leger de nederlaag kreeg. Hy<br />
zelf, in Praag gebleeven zynde, week, na<br />
't ontvangen der fmertelyke tyding, met zyne<br />
Gemaalin, Kinderen en eenigen Hofftoet, ter<br />
Stad uit, zynen weg neemende naar de Veree<br />
Hy wykt nigde Gewesten, De Staaten, van zyne reize<br />
naar Hol "verwittigd, zonden hem eenige Ruitery te gemoet,<br />
die hem tot Emmerik begeleidde. Van<br />
hier werdt hy, in een Jagt van den Prinfe van<br />
Oranje, den ftroom afgevoerd fT). In de Lente<br />
des volgenden jaars, kwam hy inden Haage<br />
aan. De algemeene Staaten ontvingen hem be-'<br />
leefdelyk, "en deeden hem zynen intrek neemen<br />
in 't Huis van den Heere van der Myle (V).<br />
Wy zullen, hierna, gelegenheid hebben, om'te<br />
melden, hoe "t verder met de zaaken van den<br />
verdreeven Vorst afliep.<br />
Fredrik Henrik was nog op den togt naar de<br />
Palts,<br />
(a~) VAN DEN SANDE VI. Boek, M. Ho".<br />
(b) VAN DEN SANDE VI. Hack. tl. 87.<br />
r O Refol. Hol!. 9 Wan — 8 April 1621. II. 45. AITZÜMA<br />
y Beet, bl. 46.
1 • 7jaxm=e
XL. BOEK. H I S T O R I E . W<br />
Palts toen zyne Moeder, die, in Grasmaand te<br />
tainebleau, in eene krankte viel, die haai^op prin_<br />
den negenden van Wynmaand, uit het leeven f e s f e W e.<br />
SS. De togt haars eenigen Zoons maakte haar d u^<br />
Swylzy'tbedde hieldt, zeer bekommerd Zy JJJOmeende,<br />
dat men hem, die, zeide zy, te voo- ^nje.<br />
Sn ook om de zaakder Reiuonitonten, inge-<br />
op devleeschbank te brengen. Zo vu liep de<br />
ZOTO- deezer tedere Moeder. Zy hadt, m Hol-<br />
Szvnde, den Remonftranten, metnaame UitenboS',<br />
groote gunst toegedraagen, en<br />
r#»mrtve den naam van eeneGodsdienitige,<br />
beleefóemLaame Prinfesfe nagelaaten<br />
Eenige yveraars hadden haar egter zo Myk<br />
weeten af te maaien, datzy, t'eemgen tyde,<br />
IS -Helft rvdende, met flyk geworpen, en<br />
voo S R Hoer |efcholden werd.<br />
Haar Lvk, naar Holland gevoerd zynde , weidt,<br />
nogtans, in Bloeimaand des volgenden jaars in<br />
Seze fdeStad, in't graf van haaren overleeden<br />
Egtgenoot, Prinfe Willem van Oranje, by-<br />
^Eedge maanden te vooren, op den tienden<br />
van Zomermaand deezes jaars 1620, was ook L o d e.<br />
Gmf Willem Lodewyk, Stadhouder van Fries- wy, c<br />
2d. Groningen en Drente<br />
overleeden aan eene beroerte, die hem, zo lom Fries_<br />
mimi melden, aangekomen was, onder tkhry- l a n d )<br />
venvan eenen Brief aan Prinfe Maurits, ovat fterfc.<br />
CD BAUDAI.T. Memor. XII. Bo#, hl.69. BBANDT. IV. Deel,<br />
H,,394-31)0. AÜBBRY Mcmoir p. 197 ff J uiV<br />
-<br />
Cc 4
408 VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />
ifao. gene 'er te doen zou ftaan, in geval hy, Maurits,<br />
—— ichielykaflyvig werdt ( Hy hadt den Vereenigden<br />
Gewesten, veele jaaren agtereen, verfcheiden<br />
gewigtige dienften gedaan, met naame<br />
m den tyd van Leicester. Ook hadt hy de<br />
nieuwe krygskunde eerst in gebruik gebragt;<br />
die Maurits, op zyn voorbeeld, in grooter' vola<br />
a k t h e i d<br />
Ernst Ka ' oefende. Zyn Broeder, Graaf Emll<br />
fimir Kafimir van Nasfau, werdt, meest door bewer-<br />
k l<br />
wordt "g der Steden (ƒ), na hem, Stadhouder van<br />
Siadhou- Friesland. Doch 't Stadhouderfchap van Groder<br />
jan mngen en Drente werdt aan Prinfe Maurits oplandgedraagen<br />
(g). De Stad Groningen bedong, by<br />
d e e z e<br />
Prins gelegenheid, de vrye Raadsbeftelling,<br />
Maurits gelyk van ouds; welke zy, te vooren, aan Graavan<br />
Gro- v e Willem hadt moeten afftaan f». De vooren<br />
Drèn- n<br />
_, aarafte<br />
P unter<br />
< van het Berigtfchrift voor<br />
te. Graave Ernst Kafimir liepen op deezen zin.<br />
Beriizt- » Hy was gehouden, 'sLands Staaten en dervïo?<br />
" f l v e r A f<br />
* § e v a a r d i<br />
gden te eeren naar beh<br />
o o r e n<br />
Graave » ' Z1<br />
g geenerlei gezag aanmaatigende,<br />
Ernst. r> over de f Oppermagt en Hoogheid des Land-<br />
futeer. , ? vaardigden der Staaten, 'sLands Voorreg-<br />
t e n<br />
t Smf " en Vryheden voorftaan ; op de Sterkten,<br />
ruim- » rf<br />
ie ter bezorging van Friesland ftonden, goe-<br />
tdi. „ de toezigt hebben ; de Krygsampten, die de<br />
„ Staaten zeiven niet vervulden, begeeven;,<br />
„ niet, dan by raade der Staaten of der Afge.<br />
„ vaardigden, eenig Bevelhebberfchap over<br />
„ eene Sterkte vervullen, en, in 't verleggen<br />
» des<br />
(
XL. BOEK. H I S T O R I E . 409<br />
„ der bezettingen, zig gedraagen naar het Be- ifoo.<br />
„ rigtfchrift der Afgevaardigden. Nog was •<br />
n hem 't aankoopen van vaste goederen binnen<br />
het Gewest ontzeid: 't welk den voor-<br />
„ gaanden Stadhouderen ook niet hadt vry ge-<br />
„ ftaan. Eindelyk, was hy gehouden den Her-<br />
„ vormden Godsdienst, zo als dezelve thans<br />
„ openlyk geleerd werdt, en in de Dordrecht-<br />
„ fche Sinode vastgefteld was, doch alleen met<br />
„ opzigt op de Leer , niet met opzigt op te<br />
n Kerkenordening , te handhaaven , zonder<br />
„ daarin eenige verandering te maaken, of te<br />
„ gedoogen (0"<br />
Meester Adriaan Duik, Sekretaris derStaa- ^«"jj<br />
ten van Holland, was ook, in deezen jaare, o- j ^ 0<br />
" 1<br />
*<br />
verleeden. Meester Andries de With, Penflo w,, rd t<br />
naris van Dordrecht, die 't ampt van 's Lands Raad-<br />
Advokaat, reeds eenigen tyd, by voorraad, P&ffiobekleed<br />
hadt, werdt toen ook aangefteld om ^[J^<br />
de pen te voeren, als Sekretaris (k). Men hadt,<br />
federt eenen geruimen tyd, reeds gearbeid aan<br />
een nieuw Berigtfchrift voor den Advokaat,<br />
dien men, in Oldenbarnevelds plaats, zou moeten<br />
aanftellen (7). En men verkoor, in Louwmaand<br />
des volgenden jaars 1621, na veele en<br />
herhaalde raadpleegingen, tot dit gewigtig<br />
Ampt, den Raadsheer Anthmis Duik. Doch<br />
men vondt geraaden, hem niet meer Advokaat,<br />
maar Raad Penfionaris te noemen (m) : 'tzy om<br />
dat de naam van Advokaat, by 't gemeen, nu gehaat<br />
was, of om dat, aan een Ampt, welk men,<br />
door<br />
(O WINSEM. Cliron. XX. Itftk, bl. 910.<br />
li) Refol. Holl. 2, 7 hec. Tfteo. bl. 245, 254.<br />
f/) Refol. Holl. 17 Dec. iölo. bl. 202.<br />
O) Refol. Holl. 13, 21 July, 17, 21 Die. 1620. bl, 132.,<br />
ÏSl, 363, 274. 21 January 1621. bl. 16.<br />
Cc 5
41 o VADERLANDSCHE XL. BOEK,<br />
i<br />
I52O. door een nieuw Berigtfchrift, eenigszins van na-<br />
— tuur deedt veranderen, niet kwalyk een nieuwe<br />
naam voegde. Aan Meester Andries de With,<br />
die 't Ampt van Advokaat, twee en een halfjaar,<br />
by voorraad , waargenomen hadt, werden,<br />
voor deezen dienst, vyfduizend guldens toegelegd<br />
f »<br />
IX. De Weduwe en Kinderen des onthalsden Ad-<br />
Olden- vokaats en de Huisvrouwen van Hogerbeets en<br />
veiT*<br />
d e<br />
Groot, eenigen tyd te vooren, verzogtheb-<br />
Hogér- bende, de verbeurdverklaaring van de goedebeetsen<br />
ren der gevonnisten, met zekere ponden, te<br />
de Groot m 0gen afkoopen, volgens de Privilegiën, ga-<br />
1<br />
geoorv<br />
e n e l e e n h e<br />
g S id, dat de gewezen' Regters, in<br />
a'eeid Zomermaand, verklaarden, by 't vastftellen der<br />
misdaad Sententien, van verftand geweest te zyn, dat de<br />
t a<br />
" f" veroordeelden, Daniël Trefel uitgenomen, mis-<br />
2<br />
Hoogd<br />
a a d v a n e k w e t f t<br />
g e hoogheid begaan hadden,<br />
heidbe- Op welke verklaaring, de Groot, daarna, ongaan<br />
te der anderen, aanmerkte, dat zy te laat, en niet<br />
hebben, ^oor alle de Regters gefchied was (o). Doch de<br />
Staaten verftonden, dat de verbeurdgemaakte<br />
goederen, ingevolge deezer Verklaaringe,<br />
niet konden worden gelost (ƒ>). 't Verzoek van<br />
de vrienden der drie Heeren werdt nog eens<br />
herhaald, in 't volgende jaar, en toen, door voorfchryvens<br />
des Heeren van Puyfieux, Sekretaris<br />
van Staat des Konings van Frankryk, van 's Konings<br />
wege, onderfteund (q). Doch 't was 'er<br />
zo ver van af, dat 'er eenig gunftig antwoord op<br />
zou gekomen zyn, dat men, in tegendeel, ter al-<br />
( n~) Refol. Holl. i, Maart — 3 April ifar. 1,1. Q.<br />
f») GROTIUS Verantw. Cap. XVill. bl. 166, 167, ïCS.<br />
(p) r.ttANDT IV. Deel, bl. üütf.<br />
(.?) l.it den ei^cnliand. JJritf, gedekt. Jomaine'/leau ïü Anr,<br />
1621.
XL. BOEK. H I S T O R I E . 4"<br />
gemeene Staatsvergaderinge, befloot, in zes 1620..<br />
faaren tvds, geene voorfpraak noch verzoek<br />
voor de verweezen' en gebannen' Perfoonen toe<br />
te laaten. Men nam, kort hierop, ook dierge-<br />
Ivk Befluit in de Vergadering van Holland, vast*<br />
ftellende, in gelyken tyd van zes jaaren, geene<br />
verzoeken te ontvangen, tegen Ordonnantiën<br />
of bevelen over veroordeelde, gebannen ot<br />
vastgezette Perfoonen, door de Regters, de<br />
algemeene Staaten, of die der byzondere Gewesten,<br />
gegeven (r): waardoor de weg tot alle<br />
verder verzoek , vooreerst, geheellyk aigefneeden<br />
werdt. "'. • _<br />
De Vergaderingen der Remonftranten, bin- De Kenen<br />
en buiten verfcheiden'groote Steden, wer- jon-^<br />
den, dit jaar, en het volgende, fterk voortge- w o r d e n<br />
zet, onaangezien zy, dikwils, geweldiglyk ge- v
4ia VADERLANDS CHE XL.BOEK.<br />
1630. den Haage gevoerd, werwaards, wat laater, ook<br />
— gevangen gebragt werdt Joannes Grevius, voorheen<br />
Predikantte Heusden, dien men, te Emmerik<br />
, gevat hadt. Ook voerde men, gevangkelyk,<br />
derwaards Bernherus Vezekius, gewezen Predikant<br />
te Egteld, in Gelderland. Menfmeetdeezen<br />
in een afzigtelyk gat, daar hy agt of negen dagen<br />
eenen ftank verdroeg, die, zo hy fchreef, naauwlyks<br />
te lyden was (O- Grevius en Prince werden<br />
, eerlang, door de algemeene Staaten, gevonnist,<br />
om in het Rasphuis te Amfterdam bewaard<br />
, en als andere Tugtelingen gehandeld te<br />
worden. Vezekius werdt, te Haarlem, in 't ïugt-.<br />
1621. huisgezet. Zy zaten tot in't volgende jaar. Toen<br />
raakte, in Zomermaand, ook Ifaak Wel/ing,.<br />
weleer Predikant te Hoorn, te Gouda, inheg-<br />
Sorami-<br />
t e m s<br />
- ^<br />
v w e r d t n a a r<br />
den Haage en op de Ge-<br />
jrenont- vangenpoort gebragt, en daarna voor 't Hof te<br />
komen. regt gefteld. Doch na eenige weeken zittens,<br />
ontkwam hy, by nagt, uit de gevangenis, door<br />
hulp van twee Saay werkers van Leiden; die zig ,<br />
hiertoe, door den afgezetten Predikant, Bernardus<br />
Dwinglo, hadden laaten beweegen (V).<br />
In Oogstmaand daarna, werdt Sapma, te Amfterdam<br />
, gevat, en meer dan eens verhoord voor<br />
Schepenen, die met den man verlegen fcheenen.<br />
Hy zat tot den tweeëntwintigften van<br />
Herfstmaand. Op dien dag, kwam zyne Huisr<br />
vrouw hem in de gevangenis bezoeken, en<br />
deedt hem haare kleederen aantrekken , in<br />
welken hy, tegen den avond, uit de gevangenis<br />
ging, zonder van iemant gekend te worden; alzo<br />
hy een' doek digt om de kin gefpeld hadt,<br />
met<br />
(O Oneven van Verm. mannen, gedrukt 1662, bl, 2,46.<br />
(«) BRANDT IV. Deel, bl, 474.
XL.BOEE. H I S T O R I E . 413<br />
met welken, zyne vrouw, als of zy met tand- i (C 4T.<br />
pyn gekweld geweest was, hem, te vooren,<br />
was komen zien f». Zy bleef eenige dagen zitten:<br />
doch werdt toen los gelaaten. Twee dagen<br />
voor 't uitkomen van Sapma, was Vezekius,<br />
eenen verroesten fleutel hebbende weeten te<br />
bekomen, met welken hy de deur openen kon,<br />
uit het Tugthuis te Haarlem ontfnapt (w).<br />
Doch dit ontkomen gaf den Staaten van Holland<br />
aanleiding tot een befluit, om de gebannen'<br />
Predikanten, die men in handen kreeg,<br />
voortaan, naarLoeveftein te voeren: welkbe- Anderen<br />
fluit eerst te werk gefteld werdt Simon Lu- worden<br />
teeByjlerus, gewezen Predikant te Ingeu, inde wgto*<br />
Betuwe, die, in Oogstmaand, buiten Rotter- g e v ü C r d,<br />
dam gevat en naar den Haage gebragt was, alwaar<br />
"hy, eerlang, tot eene eeuwige gevangenis<br />
, veroordeeld werdt. Men voerde hem, in<br />
Wynmaand, naar Loeveftein, daar hy omtrent<br />
tien jaaren gezeten heeft (*). Grevius en Pnnce,<br />
die te Amfterdam in 't Rasphuis zaten, zouden,<br />
meent men, ook derwaards gebragt geweest<br />
zyn, zo Sapma en eenige anderen geen<br />
middel gevonden hadden, om hen, des nagts<br />
tusfchen den twaalfden en dertienden van<br />
Wynmaand, te verlosfen. Men hadt defleuteis<br />
van de Kamers, daar zy zaten, weeten naargemaakt<br />
te krygen; en hielp hen, met touwladders<br />
op het dak, en langs houten ladders, zwart<br />
geverwd, om in den donker minder gezien te<br />
worden, naar beneden (yj. 't Ontkomen van<br />
tyl BRANDT IV. Deel, 11. 560-577.<br />
f » BRANDT IV. Deel, tl. 577, 578.<br />
fx) BRANDT IV. Deel, tl 543 . 558.<br />
iy) BRANDT IV. Deel, bl. 57ir-58ï.<br />
ver
414 VADERLANDSCHE XL.EOBK^<br />
nfcn. verfcheiden' Predikanten agtereen , uit de gei<br />
vangenisfen en Tugthuizen, was oorzaak» dat<br />
er, naderhand, weinigen in hegtenis raakten<br />
5<br />
die niet naar Loeveftein gebragt werden. Nog<br />
tans fcheenen ze, in deezen kerker, ook niet wel<br />
genoeg bewaard te zyn: 'twelk, eenige maanden<br />
te vooren, gebleeken was aan de zonderlinge<br />
ontkoming van Hugo de Groot, die ons,<br />
hier, een weinig omftandiger, ftaat te verhaalen,<br />
X. Hogerbeets en de Groot zaten, op 't Slot te<br />
Zonder- Loeveftein, elk in een afzonderlyk vertrek,<br />
ïinge Hunne Huisvrouwen, die zig, nevens hen, lie-<br />
t e n<br />
jntagvan °pfl u<br />
i ten<br />
» hadden vryheid om de fpys te<br />
Hugo de bereiden en te kooken, en, op zekere dagen,<br />
Groot, naar Woudrichem of Gorinchem te gaan, tot<br />
tót de ket koopen van behoeften. Te Gorinchem,<br />
fteinfche hadden ze gemeenlyk haaren intrek by Abra*<br />
gevange- ham Daatfelaar, Koopman in lint en garen,<br />
nis. wiens vrouw, Joanna van Erp, eene Zuster was<br />
vmThomas Erpenius, Hoogleeraar der Oosterfche<br />
taaien te Leiden, en boezemvriend van<br />
beide de gevangenen, inzonderheid van de<br />
Groot (z) Doch de Huisvrouw van Hogerbeets<br />
overleedt op 't Slot, in Wynmaand des jaars<br />
1620 (a). Maria Reigersbergen, Huisvrouw<br />
van de Groot, onderhieldt de vriendfchap met<br />
Daatfelaar, te Gorinchem. Alles wat de Groot<br />
van 't Slot naar Holland zondt, en alles wat<br />
hem, van buiten, toegezonden werdt, deedt zy<br />
ten huize van Daatfelaar beftellen, die 't verder<br />
voortfchikte. Langs deezen weg, was, meermaalen,<br />
af en aan gebragt een koffer met boeken,<br />
die, door Erpenius, Vosfius en anderen,<br />
(2) K- RIIANDT Leven van H. dc Groot, bi. 217.<br />
(a) K. IlRANDr als boy. bl. 231.<br />
aan
Mipbe tCroolzuj beradende tofóc y^'u^'^r^t^cAAae^^, m'tja ar s6zi.<br />
V 9 & %Xfim-~a*» :
XL. BOEK. H I S T O R I E , 415<br />
aan de Groot geleend, en, na 't gebruiken, te 1C21.<br />
rug gezonden werden. Want terwyl hy hier<br />
zat, fchreef hy verfcheiden'geleerde en godvrugtige<br />
werken : waartoe hy veele boeken<br />
noodig hadt (T). De Koramandeur van 'tSlot,<br />
Jakob Prwnink gezeid Deventer, Zoon van<br />
den berugten Utrechtfchen Burgemeester, Gerard<br />
Prounink Deventer, plag dit koffer, in 't<br />
eerst, te doen openen, doch alzo hy 'er niets dan<br />
boeken in vondt, liethy't, tenlaatften, op en<br />
afgaan, zonder 'er naauwer agt op te geeven. De<br />
Groots Huisvrouw kreeg den eerften inval,<br />
om haaren man, in dit koffer, van 't Slotte<br />
laaten draagen. De vond geviel den gevangen'<br />
niet kwalyk. Men bragt de kist in zynSchryfvertrek,<br />
en bezogt, verfcheiden' reizen, ofhy<br />
'er in leggen, en hoe lang hy 't 'er, beflooten, in<br />
harden kon. Toen nam men eenen dag waar,<br />
dat Prounink naar Heusden verreisd was, zynde<br />
den tweeëntwintigften van Lentemaand, en<br />
verzogt zyne vrouw verlof, om een koffer met<br />
Arminiaanfche boeken te verzenden: 't welk<br />
gereedelyk verleend werdt. Met het aanbreeken<br />
van den dag, begaf de Groot, na 't Horten<br />
van een vuurig gebed, zig in de kist, daar<br />
hy zeer ongemakkelyk in lag, alzo zy maar vier<br />
voet min twee duim lang was, en geene lugt<br />
inliet dan door 't fleutelgat. Hy was in linnen<br />
onderkleeding, en men hadt de holligheden in<br />
de kist, met boeken en eenig garen, gevuld.<br />
In 't afdraagen, klaagden de foldaaten over de<br />
zwaarte van 't koffer, vraagende eikanderen,<br />
of 'er de Arminiaan ook in mogt zyn? waarop<br />
(*) K. BRANDT 11. ai?» 235> 236, s<br />
17<<br />
de
416- VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />
Wfai. de Groots Huisvrouw antwoordde, 't zyn Armi*<br />
• niaanfche boeken. Men bragt dan 't koffer<br />
fcheep, om, over den ftroom, naar Gorinchem<br />
gevoerd te worden. Elsje van Houwening,<br />
Dienstmaagd van de Groot, die van 't geheim<br />
wist, hadt last om mede over te vaaren, en de<br />
vereischte zorg voor 't koffer te draagen. 't<br />
Kwam gelukkiglyk en fpoedig te Gorinchem:<br />
en werdt daar , door den Schipper en zyn*<br />
Zoon, agter in 't huis van Daatfelaar gebragt*<br />
Elsje, de draagers betaald hebbende, liep naar<br />
vooren, en luisterde der Vrouwe van Daatfelaar<br />
in 't oor, dat zy haaren Heer daar agter ineen<br />
koffer hadt, dien men weg helpen moest. De<br />
Vrouw tradt, zeer öntfteld,met de Dienstmaagd,<br />
naar agteren. Men opende het koffer; daar de<br />
Groot omtrent twee uuren in gelegen hadt, en<br />
flegts wat flaauw en verzet wederom uitkwam.<br />
Terftond, verzogt hy, Daatfelaar zelv' te mogen<br />
fpreeken; doch deeze vondt zulks ongeraaden,<br />
zyner vrouwe de zaak geheellyk bevolen<br />
hatende, die, in korten tyd, door middel van<br />
haaren Zwager, Kornelis Jakobszoon van der<br />
Veen, de Groot een metfelaars kleed wist te befchikken.<br />
Hiermede vermomd, tradt hy, verzeld<br />
van Jan Lambertszoon, Meester Metfelaar, met<br />
een' maatftok in de hand, over eene volle markt,<br />
alzo 't juist kermis was, naar het veer, daar men<br />
hem voor een' metfelaars knegt nam. Overgevaaren<br />
zynde, werdt de Groot, van den Metfelaar,<br />
te voet, naar Waalwyk gebragt, daar<br />
zy met het vallen van den avond aankwamen.<br />
Hier huurde men een' wagen, die de Groot, den<br />
volgenden dag, op den middag, te Antwerpen<br />
bragt, daar hy terftond, vanGrevinkhoven en<br />
Epis-
XL. BOEK. H I S T O R I E , A*?<br />
Episkopius ontvangen en geherbergd werdt. 1621.<br />
Van hier fchreef hy aan de Prinfen Maurits en ;<br />
Fredrik Henrik; ook aan de algemeene Staaten,<br />
tot verontfchuldiging van zyne ontkomin-<br />
Ce dat de trek tot vryheid elk natuurlyk was;<br />
f, en dat hyze zig verworven hadt, zonder te<br />
7 breeken,ofiemantomtekoopen. Hybegat<br />
zk, eerlang, naar Parys, daar hy verfcheiden<br />
ballingen vondt, en onder anderen Uitenbogaard.<br />
De Bevelhebber Prounink, in den avond,<br />
van Heusden te rug gekeerd, en geen licht<br />
verneemende in 't fchryfvertrek van de Groot,<br />
kreeg arg vermoeden, en ontdekte haast, dat<br />
de gevangen hem ontfnapt was. De wyze van<br />
zyne ontkoming kon toen niet bedekt blyven.<br />
Prounink begaf zig, terftond, naar Gorinchem,<br />
daarDaatfelaars huis bezet en doorzogt werdt,<br />
zonder dat men vondt,'t gene men meest zogt.<br />
't Koffer werdt egter agterhaald, in't Delftfche<br />
Veerfchip; doch daar was niet in, dan garen en<br />
doek. De Groots Huisvrouw zat noch eenigen<br />
tyd op Loeveftein: doch werdt, eerlang, ontflaagen,<br />
en kwam, in Herfstmaand, by haaren<br />
man, te Parys (c).<br />
Het twaalfjaarig Beftand, met den aanvang xi.<br />
deezes jaars, naar't eindeloopende, begonden JJj*^<br />
de Vereenigde Staaten zig gereed te maaken Beftand.<br />
om verweerender wyze te oorlogen. Men befloot<br />
, de vendels van vvfenzeventig tot honderdentwintig<br />
, en van honderdenvyftig tot<br />
tweehonderd koppen te verfterken. Men rustte<br />
ook eenige Oorlogfchepen uit, onder Hautain<br />
en Lambert Henrikszoon. De eerfte kruiste<br />
CO K. BRANDT Leven van II. de Groot, W. 244-280.<br />
X. DEEL. Dd
4Ï8 VADERLANDSCHE XL. BOEK,<br />
i«ai. te in de Middellandfche zee: de andere voor<br />
Duinkerken (d). Voorts werdt 'er eene Byeenkomst<br />
gehouden, te Watervliet, tusfchen<br />
Gemagtigden der Aartshertogen en der Staaten,<br />
alwaar de onzen vergoeding vorderden<br />
van de fchade, die hun, geduurende het Beftand<br />
, was aangedaan. Doch hier werdt niets<br />
geflooten (e). De Aartshertogen bereidden zig,<br />
van hunnen kant, tot eenige onderneeming, te-<br />
Handel gen 't uitgaan van't Beftand. Zy hadden, in't<br />
in Bra- voorleeden jaar, de Remonftranten, die zig<br />
bant met t o e n j n T3rav, ant ophielden, reeds poogen af te<br />
bannen trekken van de Staatfche zyde, zig Iaatende<br />
Remon- verluiden, gelyk Pieter Pekkius, Kanfelier van<br />
ftranten. Brabant, tegen Uitenbogaard deedt, dat men<br />
niet ongenegen was, om, in de Plaatfen, welken<br />
men op de Staaten veroveren zou, den Remonftranten<br />
vryheid -van Godsdienst toe te ftaan,<br />
en zelfs in de Regèèring te ftellen; hoewel, omtrent<br />
dit 'laatfte, dog niets beflooten was. Ook<br />
hadden Spinola, de Spaanfche Gezant en de<br />
Penfionaris van Antwerpen met Uitenbogaard<br />
gefproken; de eerfte hadt hem een jaargeld, dè<br />
ander een papier vol gouds aangebooden :doch<br />
hy, befpeurende waarop alles aangelegd was,<br />
wees deeze aanbiedingen van de hand. In<br />
een van deeze gefprekken, hadt Spinola aan<br />
Uitenbogaard gevraagd, of Graaf Henrik van<br />
de zynen ware? wr.arop Uitenbogaard verklaarde<br />
, zulks niet te weeten; maar te vermoe<br />
den, dat zyne Doorlugtigheid niet ongenegen z<br />
zyn, om de Remonftranten te helpen, indien hy<br />
konen")<br />
Refol. Holl. iö2t. bl. 35, 104, 121, 140. VAN DEN SAN-<br />
DE VU iiui'k, bl. 86 VELIUS Hoorn 600.<br />
V A N U E N<br />
CO SANDK VI. Hoek, bl. Üj.
XL. BOEK. H I S T O R I E . 4*9<br />
ionJeCf) Men deedt> dit jaar, nog eenige tdai.<br />
moeite om hem, Episkopius en Grevmkno- —<br />
ven in Brabant te houden. Doch zy begaven<br />
zk, eerlang, naar Frankryk (g).<br />
Midlerwyl, hadden de Aartshertogen, waa- Voorltag<br />
hende, dat de ongelukkige uitflag ferzaakenin<br />
Boheeme de Vereenigde Staaten, hgtelyk, zou t o g e n ?<br />
ïnen luifteren naar voorflagen van bevredi- d o o r den<br />
S oD voorwaarden, welken zy, te vooren, Kanfeiu*<br />
fan de hand geweezen'hadden O), in Lente- PeWa«.<br />
maand deezes 8<br />
jaars, den Kanfelier Pieter Pek-<br />
SS naar den Haage gezonden, met last om<br />
den Staaten tevertoonen, hoe dienftig het wave<br />
dat de Nederlanden allen onder een Hoofd<br />
vereenigd werden, hierby voegende „ datzy,<br />
hiernaar willende luifteren, alle redelyke<br />
S voorwaarden te wagten hadden : die , niet<br />
" alleen door de Aartshertogen, maar ook door<br />
" den Koning van Spanje, bekragtigd zouden<br />
" worden " Doch men hoorde deezen voorflag A n t.<br />
met ongeduld,en beantwoordde dien, volgens woord<br />
? goedvinden vanPrinfe Maurits op den vyf- ^St*<br />
entwintigften, in zulker voege, dat duidelyk<br />
Week « hoe ongezind men ware, om de opperfte<br />
magt en hoogheid der Vereenigde<br />
" Landen, welke men, dus lang, door de wa-<br />
" r,enen, ftaande gehouden hadt, en die,door<br />
" zo veele Mogendheden, en, zeide men, door<br />
5 de Aartshertogen en Spanje zelve, erkend<br />
* was, wederom af te ftaan." Zelfs werden zy,<br />
» ' 5, die,<br />
rn UÏTENBOG. Leven en Verantw. Cap. XIV. U. 279 aSÓ.<br />
BRANDT- IV, M>fj**Jföj* i L 2 G. W A . BRANDT IV.<br />
(_g ) UÏTENBOO. Lev. Lap. AIV. M. -yi, *j+><br />
Bed, bl. 43°. 434, 492» 493.<br />
fi") VAN DEN SANDS VI. itaek-, «• «»•<br />
Dd a
42o VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />
ïtfai. „ die, in 't toekomende, de oppermagt der<br />
» Vereenigde Landen, op eenigerhande wy-<br />
„ ze, zouden zoeken in twyfel te trekken, met<br />
w ronde woorden, onbekwaam verklaard, om<br />
„ tot eenige onderhandelingen met hunne<br />
„ Hoog- Mogendheden te worden toegelaaj,<br />
ten." De Staaten van Holland hadden, in 't<br />
eerst, geoordeeld, dat men, in dit antwoord ,<br />
verklaaren moest, ook Pekkius onbekwaam te<br />
houden, om meer met de Staaten te handelen.<br />
Doch Gelderland, Friesland, Overysfel en Stad<br />
'en Lande konden hiertoe niet verftaan, waarom<br />
het agter bleef. Pekkius keerde, met dit<br />
antwoord, te rug naar Brusfel, nadat hy nog<br />
eerst, in 't geheim, gefproken hadt met Prinfe<br />
Maurits (/)• Te ] )elft, was zyn gevolg, in 't<br />
komen naar den Haage, eenigszins fmaadelyk<br />
bejegend, door het graauw: waartegen nu,<br />
door den Prinfe en door de Wethouderfchap,<br />
zorg gedraagen werdt In de volgende<br />
maand, den tienden van welke 't Beftand ten<br />
einde liep, hieldt men zig, hier te Lande, gereed<br />
tot hetafweerendervyandlykheden, welken<br />
men te gemoet zag. Zy waren egter, dit<br />
voorjaar, van klein belang, beftaande flegts in<br />
eenige fchutgevegten tusfchen de wederzydfche<br />
partven, in Brabant, in Vlaanderen, en<br />
elders (/).<br />
XII. Doch de vyand hadt, al voor 't uitgaan van<br />
Verraad > t j^eftand, heimelyk verftand gehouden met<br />
ontdek? 3<br />
akoh M o m<br />
'<br />
A m<br />
P<br />
t m a n v a n<br />
£ L a n d<br />
'<br />
tusfchen<br />
' Maas<br />
(OAantek. Van ilcezen tyd.<br />
(k~) Refol. Holl. 9 Maart — 8 April IÖ2I. bl. 23, 20, 28.<br />
Notul. Zeel. 26, 29 Maart 16;I. bl. 71, 75. AITZEMA 1. Vetl*<br />
bl. 37. WASSENAAR Hift- Verli. I. Deel,f. ao, 2,1, 22.<br />
('Ó WASSBNAAR I. Deal,/. 74 verf. 75.
XL. BOEK. H I S T O R I E . 4*»<br />
Maas en Waal, die aangenomen hadt, Tielaan I«5»N<br />
de Aartshertogen te leveren. Eibert van Bot- ——<br />
bergen, Geldersch Edelman, Adriaan van enge.<br />
Eindhouts, Schout in 't Overampt van Ruik, en ltrait<br />
-<br />
eenige anderen hadden kennis van deezen flinkfchen<br />
toeleg, die, even voor 't einde van 't Beftand<br />
, gelukkiglyk, ontdekt, en, in de drie genoemden,<br />
met denhals geboet werdt. Zy werden<br />
, op den zeventienden van Grasmaand, in<br />
den Haage, geregt r».<br />
Kort hierna, kreeg men hier tyding van het Dood<br />
overlyden van Filips den III, Koning van Span- {><br />
je, voorgevallen te Madrid, op den eenender- Z y n<br />
tigften van Lentemaand (»). Hy werdt, door zoon,<br />
zynen Zoon, Filips den IF, opgevolgd (V). Op filips;de<br />
den dertienden van Hooimaand, hieraan, ftierf, * ^ _f<br />
B e i<br />
te Brusfel, de Aartshertog Albertus r» " DeAartsde<br />
deeze fterfgevallen, zo kort op eikanderen, hertog<br />
bragten te wege, dat de krygsbedryven flaauwer Albertus<br />
er c<br />
werden voortgezegd an anders gefchied zou zyn. -<br />
Nogtans hadt men, van 'svyands zyde, al Veidtogt<br />
vroeg, verfpreid, dat men, dit jaar, met drie ^ paan_<br />
Legers, dagt te velde te komen, één omtrent f c h £ r u<br />
Sluis, één aan denllyn, en één omtrent Friesland.<br />
Men meent, dat de eigenlyke toeleg der<br />
Spaanfchen was in de Veluwe te dringen, waartoe<br />
hun zeer te ftade kwam, dat zy van Grol,<br />
Oldenzeel en Lingen meester waren. Doch<br />
Maurits befchanfte de Doesburgfche Waard,<br />
en verfterkte de linkerzyde van den Ysfel. Ook<br />
viel 'er, in 't najaar, zo veel regen, dat de vyand,<br />
aan<br />
f>) Sententiën van J. Mom, E. v. Rotbergcn en A.v.Eindliouts,<br />
gedrukt 162'.<br />
OO Cabala nr Myfteries of State P. I. ƒ>. 233.<br />
(0) WASSENAAR !. Deel, f. 12.<br />
CpS WASSENAAR I. Deel, )'. 65.<br />
Dd *
42* VADERL ANDS CHE XL. BOEK<br />
it5ar. aan de regterzyde des Rynftrooms, weinig kon<br />
• uitregten. Doch aan de linkerzyde dier Riviere<br />
gelukten hem zyneaanflagen beter. Spinola,<br />
voorhebbende Gulik, welk Staatfche bezetting<br />
inhadt, te belegeren, zondt Graaf Henrik van<br />
e n<br />
't Hulst» ^<br />
v a n<br />
Berge,<br />
omtrent Wezel, daar't gros des<br />
Reide in- Legers lag, met eenige Ruitery, om 't Huis te<br />
peno- Reide in te neemen. Dit Huis kwam Floris,<br />
men. Vryheere van Boetfelaar, Heere te Odenkerken,<br />
toe, die Staatfche bezetting, op het zelve ,<br />
ontvangen hadt. De Bevelhebber, Reinardvan<br />
Bitford, werdt overgehaald, om het Huis, den<br />
dertigften van Oogstmaand, op te geeven, zonder<br />
éénenfchoot af te wagten (q). Ook hadt de<br />
Graaf van den Berge geen gróf gefchut byzig.<br />
Doch men hadt Ditfort last tot de overgave<br />
gebragt, uit den naam des Heeren van Odenkerken,<br />
wien hy, volgens eenefchriftelyke orde<br />
der algemeene Staaten , gehoorzaamheid<br />
fchuldig was. Maar deeze orde verontfchuldigde<br />
hem niet by Prinfe Maurits. Men be<br />
Gutik<br />
greep , dat zy alleen op burgerlyke niet op<br />
krygsmans gehoorzaamheid zag. Ditfort werdt,<br />
in 't Leger by Doornik, in de Over-Betuwe, te<br />
regt gefteld, en, door den Krygsraad, gevonnist<br />
, om onthalsd te worden (r), 't welk, op den<br />
veertienden van Herfstmaand, gefchiedde (V).<br />
Na het bemagtigen van Reide, iloeg Graaf<br />
verioo- Henrik van den Berge 't beleg voor Gulik. Spit<br />
e n #<br />
nola zelf kwam, met het gros des Legers, te<br />
Glabbeek. De Stad was redelyk voorzien van<br />
voorraad (t). Ook ftondt zy't beleg door, totia<br />
ff) Refol. Holl. .1 Sept. ifet. II. I7O.<br />
O i Memoir. de Fred. Herin p. 2. 3, 4.<br />
O) AITZEMAI.Deel, M.49,50. WASSENAAR I. Deel, . 7$,<br />
(tj AITZÏMA X. Deel, 11. 50. .
XL. BOEK. H I S T O R I E . 423<br />
in den aanvang des volgenden jaars; wanneer ' itov<br />
7 V bv verdrag, op den twee-entwmtigiten<br />
van Louwmaand getekend, werdt opgegeven<br />
De Bevelhebber, Fredrik Pithan, hadt niet<br />
flests alle krygseer voor de bezetting bedongen;<br />
maar ook twaalf dagentyds, om ontzetvan<br />
Prinfe Maurits af te wagten, eer hy de Plaats<br />
behoefde te leveren: 't welk, alzo 't ontzetagterbleef,<br />
ten beftemden tyde, gefchiedde Cu).<br />
TerwylSpinola op weg wasnaar Gulik, on- A«fl.g<br />
dernam Don Inigo de Borgia, Bevelhebber van °P Sluis<br />
'<br />
Antwerpen, eenen aanflag op Sluis, op welke<br />
Stad, hy, langs twee wegen, aantrok: doch t<br />
sefchut der naaste Sterkte, van den eenen,<br />
en de aankomst van eenen hoop Zeeuwlcne<br />
Schutters, van den anderen kant, maar bovenal<br />
de zwaare regen hebben den toeleg geftuit (vj.<br />
In Boheeme en de Palts, hepen de zaaken Xffl.^<br />
van Koning Fredrik, meer en meer, agter- z a a k e n i n<br />
waards. Hy hadt, op den twintigften van Gras- Boheeme<br />
maand, gehoor gehad ter algemeene Staatsver- en de<br />
gaderingi en ernftelyk aangehouden om on- N » ,<br />
derftand Doch men maakte hier zwaangheid,<br />
om hem merkelyk te onderfteunen. Hy was<br />
niet alleen in den Ryks ban gedaan, door den<br />
Keizer O), maar , federt, verlaaten van zyne<br />
meeste Duitfche Bondgenooten, die zig met<br />
Spinola verdraagen hadden. Nogtans werden,<br />
in /Zomermaand , op aanraadinge van Prinfe<br />
Maurits (*), honderdenvyfüg duizend guldens<br />
(v) WASSENAAR. II. Deel, ĥ 10.<br />
r<br />
cS HfSSL 9 5S5*-ï S» * *» - * 7m «<br />
Sept. i'ZZ Dcc. löai. bl. Ü, ii5 . 174, 238,<br />
1<br />
Dd 4
424 VADERLANDS CHE XL. BOEK;<br />
ISSI. voor hem opgenomen (yj. Doch dit hielp weinig,<br />
om 't verval zyner zaaken te herftellen.<br />
Bucquoi hadt, in 't voorjaar, Moravie bemagtigd.<br />
Van daar trok hy naar Hongarye, alwaar<br />
hy, na 't behaalen van eenige voordeden, omkwam<br />
in een gevegt. Silefie hadt zig, kort te<br />
vooren, aan den Keizer onderworpen. De Graaf<br />
van Mansfeld, genoodzaakt Boheeme te ruimen,<br />
kreeg last van Koning Fredrik, om de<br />
Opper-Palts, die, door den Hertoge vanBeyeren,<br />
met eenen inval, gedreigd werdt, te befchermen.<br />
Hy begaf zig, in den nazomer, derwaards.<br />
Doch hy kon niet beletten, dat Graaf<br />
Joan van Tilly, die de Beyerfche troepen geboodt,<br />
zig van Bamberg en andere Plaatfen<br />
meester maakte. Spinola, zyne overwinningen<br />
in de Neder-Palts vervolgende, bemagtigde<br />
Stein, Ladenburg en Keizerslautern, eniloeg,<br />
in Wynmaand, het beleg voor Frankendaal.<br />
Hierdoor noodzaakte hy Mansfeld, de Opper-<br />
Palts te verlaaten, die toen Tilly geheel in handen<br />
viel. Mansfeld trok naar de Neder- Palts.<br />
Op zyne aankomst, werdt het beleg van Frankendaal<br />
opgebroken. Doch alzo Tilly hem op<br />
de hielen volgde, werdt hy genoodzaakt, de<br />
wyk te neemen naardeElzas. De voornaamfte<br />
Plaatfen van de Neder-Palts, Manheim, Heidelberg<br />
en Frankendaal, bleeven egter nog<br />
in de magt des Paltsgraafs. De Koning van<br />
Groot-Britanje hadt, ondertusfchen, den Ridder<br />
Digby gezonden naar Weenen, om een<br />
Verdrag tusfchen den Keizer en den Paltsgraa,ve<br />
te bemiddelen. Doch Ferdinand, ftout ge-<br />
wor-<br />
(y ) Ai rzBMA I. Deel, tt. 46-4 S, 52-61. WASSENAAR I. Deel,<br />
f.'i.s.z verf. a
XL. BOEK. H I S T O R I E . 425<br />
worden opzynen voorfboed, hadt'er geene 00- 1621;<br />
ren naar (z). Om den Koning van Groot-Bri- 1<br />
tanie op te houden en fiaauw te maaken, zondt<br />
hv federt, den Graaf van Schwartfenburg naar<br />
Engeland, die den gantfchen Winter fleet met<br />
handelen, zonder iet te fluiten (V). :<br />
De algemeene Staaten hadden, tegen t uit- xiy.<br />
gaan van 't Beftand, en ter gelegenheid der Bo- f c h a p p e n<br />
heemfche onlusten, geraaden gevonden, ver-naar fcheiden' Gezantfchappen af te vaardigen, om Frankde<br />
voorige verbindtenisfen met eenige Mo- ryk^bngendheden<br />
te vernieuwen. Tot het Gezant- d c D u i t.<br />
fchap naar Frankryk, werden, zo fommigen f c h e Hofchryven,<br />
benoemd Frarcois van Aarfens, Heer ven.<br />
van Sommelsdyk, en Gideon van Boetjelaar,<br />
Heer van Langerak Q). Doch, naderhand,<br />
moet hierin verandering gekomen zyn. Immers<br />
my is, uit de egte ftukken van dit gezantfchap,<br />
welken ik, gefchreeven, in handen gehad heb,<br />
gebleeken , dat het, door Nikolaas van der<br />
Boekhorst, Heere van Noordwyk, Adriaan<br />
Pauw, Ridder, Raad en Penfionaris van Amfterdam,<br />
Adriaan van Manmaaker, Ridder, eerfte<br />
en vertoonende den Adel in Zeeland, en Adriaan<br />
Ploos, Thefaurier en gewoonlyken Raad in den<br />
Hove van Utrecht, bekleed geweest is. Zy verwierven<br />
eene Verklaaring van den Koning, gedagtekend<br />
den vierentwintigften van Grasmaand,<br />
„ dat hy gezind was, het Verbond van<br />
Vriendfchap, met de Staaten gemaakt, teon-<br />
„ derhouden, en hunnen onderzaaien vryen<br />
73<br />
„ han-<br />
O) WASSENAAR T. Deel,}. 30-33. 34 verf. -%6,fff)> 7»<br />
73, 75-77- »• f' el<br />
><br />
2 l<br />
f- '3-«y> " 2 6<br />
' I 8 4 y<br />
' '<br />
5 I<br />
'<br />
O) KAPIN Tum. VII. p. 15
4s6* VADERLANDSCHE XL.BoEKi<br />
i6u. y, handel in zyn Ryk toe te laaten: 't welk hy<br />
„ zig, van hunnen kant, insgelyks, beloofde."<br />
Voorts, hadden de gezanten ook last gehad, om,<br />
met de deelgenooten in den handel op Oostindie,<br />
overeen te komen, wegens het ongelyk,<br />
welk deezen zig hielden aangedaan te zyn, door<br />
de Nederlandfche Oostindifche Maatfchappye,<br />
die een hunner fchepen in de Indien bemagtigd<br />
hadt. Doch of hun dit gelukte, heb ik niet konnen<br />
vinden. De wederzydfche onderzaaten hadden<br />
eikanderen nog andere fchade ter zee aangedaan<br />
; waarover ook klagten vielen. Eindelyk,<br />
hadden de gezanten byzonderen last van<br />
Prinfe Maurits, om den Koning genoegen te<br />
geeven, wegens het gedrag van den Heere Gaspar<br />
van Vosbergen, die, door zyne Doorlugtigheid<br />
, naar Oranje gezonden was, en befchuldigd<br />
werdt, den Roomsen-Katholyken aldaar niet<br />
wel gehandeld te hebben (
XL.BOEK; H I S T O R I E . 42?<br />
werüng, Penfionaris van Delft, Alben Sonk, 1621.<br />
'AVbert Bruinink, Jakob Schotte en Jonkheer •<br />
Fredrik van Ferwou tot Martenabuis (/). De<br />
Heeren van Randwyk en Joachimi trokken naar<br />
de Duitfche Hoven (e). Daarentegen was Jakob<br />
van Ulefeld, Rykskanfelier van Deenemarke,<br />
in Lentemaand, herwaards gekomen, om,<br />
uit naam van den Koning, zynen meester,<br />
een Verbond van Vriendfchap en onderlinge befcherming<br />
te fluiten met de Vereenigde Gewesten<br />
(ƒ). Wy hebben, te vooren (g), gezien,<br />
dat de verbindtenisfen met Zweeden, de Hanzesteden<br />
en de Duitfche Hoven, voor eenige jaaren,<br />
gemaakt, de vriendfchap tusfchen Deenemarke<br />
en deezen Staat niet weinig hadden doen<br />
verkoelen. Doch het aanwasfend gezag van t<br />
Huis van Oostenryk deedt Christiaan den IV.<br />
omzien naar eene nieuwe verbindtenis met de<br />
Vereenigde Gewesten. Men trof ook een Ver- herbond<br />
bond, op den negenden van Oogstmaand, waar- n e m a r k e.<br />
by, onder anderen, bedongen werdt, dat de<br />
Verdragen, met de nabuuren der Deenen, in<br />
den jaare 1613 en federt geflooten, niet ten<br />
nadeele van Deenemarke zouden mogen uitgelegd<br />
worden. Voorts, zou men, wegens den<br />
onderftand, dien men eikanderen verfchaffen<br />
zou, nader overeenkomen, in eene Byeenkomst<br />
van wederzydfche Gemagtigden, die, federt,<br />
teBreemen, gehouden werdt. Doch men kwam<br />
hier niet volkomen overeen. Ook werdt het welk niet<br />
getroffen Verbond niet bekragtigd, door Ko- b<br />
C
4*8 VADERLANDSCHE XL.BOÉK.<br />
162I. ning Christiaan C[hj. De gezanten van Lubek<br />
en Hamburg, die in den Haage waren, deeden<br />
hun best, om het bevestigen van dit Verbond<br />
te beletten. Ook maakte Amfterdam zwaarigheid<br />
in eenige uitdrukkingen, die in hetzelve<br />
gevonden werden (i). Wyders, ontving men,<br />
dit jaar, inden Haage, gezanten van de Graauwbunders,<br />
van Geneve (k), en van den Keurvorst<br />
van Brandenburg, die allen, op hun verzoek,<br />
met geld onderfteund werden. Ook deedt de<br />
Koning van Poolen den Staaten wederom zyne<br />
bemiddeling aanbieden (7), die, gelyk meermaalen,<br />
beleefdelyk afgeweezen werdt (mj.<br />
Verbond Met den Keurvorst van Brandenburg werdt,<br />
met den 0p den vierden van Zomermaand des jaars<br />
l 6 2 2 e e n V e r<br />
vorst van ' °ond van onderlinge Belcher-<br />
Branden- mm<br />
g getroffen. De Staaten beloofden, byhet<br />
burg. zelve, den Keurvorst te zullen handhaaven in<br />
zyn Regt op Kleeve, Gulik en Berg: waartegen<br />
de Keurvorst een Regement van duizend knegten,<br />
in der Staaten dienst, zou onderhouden,<br />
zo lang dit Verdrag duurde, 't welk bepaald<br />
was op twintig jaaren, na dat hy in ?<br />
t gerust be-<br />
• zit der gemelde Landen gefteld zou zyn; en<br />
nog vyf honderd man, voor den tyd van een<br />
jaar. Voorts zou hy den Staaten een derde voldoen<br />
van de buitengewoone kosten, vereischt<br />
tot het bemagtigen van eenige Plaatfen, in de<br />
genoemde Landen (»).<br />
'tHer-<br />
W Refol. Hol!. 24 J an. 1622. bl. 24.<br />
CO .WZF.MA 1. Deei, bl. 40-44.<br />
U) Refol. Holl. 17,20/^.1621. «.254,257. 15, 24 Maart<br />
1025. bl. 4.3, 58. "<br />
(O Refol. HoH. 25 May — 2r, Juny 1621. bl. 135.<br />
(m) AITZEMA 1. Deel, bl. 48, 49.<br />
(«O Zie AifaeMA I. Deel, bl. 114,
%l. BOEK. H I S T O R I E . 429<br />
't Hervatten van den oorlog met Spanje en 1691.<br />
feièt de Spaanfche Nederlanden gaf gelegen<br />
heid tot de opregting der Westindifche Maat- XV.<br />
fchappye, waarover men, tot hiertoe, geraad- Oprcg.<br />
B<br />
pleegd hadt. Het Oktroi voor vierentwintig n e r W e w,<br />
jaaren, welk deeze Maatfchappy verwierf, was, indifche<br />
op den derden van Zomermaand, getekend. Maat..<br />
De Maatfchappy werdt in vyf Kamers ver- £ c<br />
' ia<br />
P-<br />
p y<br />
deeld. De Kamer Amfterdam, die vier negen- *<br />
de deelen der Maatfchappye uitmaakte, zou<br />
Beftierd worden door twintig Bewindhebbers:<br />
de Kamer Zeeland beftierde twee negende deelen<br />
,door twaalf Bewindhebbers, en de Kamer<br />
van de Maaze, van 't Noorderkwartier, en van<br />
Friesland met Stad en Lande, ieder een negende<br />
, door veertien Bewindhebbers. Op zaaken<br />
van gewigt, zou eene Vergadering van negentien<br />
Perfoonen befchreeven worden,agt uit de<br />
Kamer Amfterdam, vier uit Zeeland, en twee<br />
uit ieder der drie andere Kamers: waarby de<br />
algemeene Staaten den negentienden voegen<br />
zouden. Elke Bewindhebber en Hoofddeelgenoot<br />
moest, in de Kamer Amfterdam, zesduizend<br />
, en in ieder der andere Kameren, vierduizend<br />
guldens aandeel hebben in de Maatfchappye.<br />
Zy werdt, voor den tyd van agt jaaren<br />
, vry verklaard van inkomende en uitgaande<br />
regten. Voorts, zou zy, door de Staaten,<br />
met zestien Oorlogsfchepen en vier Jagten befchermd<br />
worden; waarby zy een gelyk getal<br />
van Oorlogsfchepen en Jagten voegen moest.<br />
De overige punten van het Oktroi hadden veele<br />
overeenkomst met dat der Oostindifche Maatfchappy<br />
(0). Een jaar laater, werdt der Westin-<br />
(
430 VADERLANDSCHE XL. BOEIT.-<br />
II52Ï.'. indifche Maatfchappye, met uitfluiting van f<br />
le anderen, de Zout vaart op delRey tot.-<br />
'geftaan Q>). Maar die van Hoorn, gehoipen<br />
van die van Enkhuizen en Medenblik, kantten<br />
• zig hier zo ernftelyk tegen, dat hun de vrye<br />
Zoutvaart vergund werdt; lchoon zy 'er, belemmerd<br />
door de Spanjaards, niet veel voordeels<br />
uit haalden(*7).'tLiep, ondertusfchen, aan,<br />
e e r<br />
tot in 't jaar 1623, de Maatfchappy in ftaat<br />
•was, om eene Vloot in zee te brengen. Wy<br />
zullen, in 't vervolg, meermaalen, gelegenheid<br />
.. hebben, om van haare verrigtingen te gewaa-<br />
. ' gen. De algemeene Staaten maakten, dit jaar,<br />
ook verfcheiden' fchikkingen op de beveiliging<br />
van de vaart in de Middellandfche zee,<br />
die niet dan met. kennisfe der Admiraliteits-<br />
Kollegien, en door Koopvaardyfchepen, welken<br />
behoorlyk van manfchap en gefchut voorzien<br />
waren, mogt ondernomen worden (r).<br />
XVI. In Frankryk, was, dit jaar, wederom een<br />
omwen binnenlandfche Kryg ontftaan tusfchen denKoïn<br />
Frank- n i n g e n d e Hugenooten, die, federt het her-<br />
I,k<br />
* ftellen van den Roomfchen Godsdienst in Bearn,<br />
gemord hadden, over'tfchenden van verfcheiden'vryheden,<br />
hun, by plegtige overeenkomften,<br />
beloofd; en die, tegen 's Konings verbod,<br />
Vergaderingen hielden., te Rochelle, om orde<br />
te ftellen op hunne zaaken. Zy waren, hierop,<br />
voor weêrfpannelingen verklaard. De Koning<br />
maakte zig, in dit jaar, meester van verfcheiden<br />
fterke Plaatfen, die hun, te vooren, tot<br />
hunne verzekering, waren afgeftaan. Midler-<br />
wyl,<br />
f » Groot-Plakaat!). l.D.-el, kol. 579. AITZEMA I. Dtei,bl.6u<br />
e<br />
\q) VELIUS Hoorn, bl. 605.<br />
CO Gtoot-Plakaatb. I. Deel, kol. ,896, .898, 90a, 022,
%t. BOEK. HISTORIE. 431<br />
wyl, zonden die van Rochelle Gemagtigden i6au<br />
herwaardjs, om onderftand te verwerven van -<br />
de Staaten; die wel ongaarne zagen, dat hunde<br />
geloofsgenooten, in Frankryk, verdrukt<br />
werden; doch met den Koning in een Verbond<br />
ftonden; welk het belang van den Koophandel<br />
en andere redenen niet gedoogden, dat gefchonden<br />
werdt. Zy lieten de Rochelfche Gemagtigden<br />
egter zo lang in den Haage, dat<br />
zulks den Franfchen Gezant, Du Maurier, in<br />
't oog ftak. Hy viel 'er klagtig over aan de<br />
Staaten: te gelyk gewaagende van zeker fchip<br />
met wapenen, welk men, van hier, naar Rochelle<br />
hadt zoeken te voeren, en van zekere<br />
fchimprymen óp zyne Majefteit van Frankryk,<br />
die, hier te Lande, verfpreid werden. Doch<br />
men wees hem aan, dat de Rochelfche Gemagtigden<br />
hier nooit openlyk waren aangenomen,<br />
en dat het voeren van wapenen naar Rochelle,<br />
buiten kennis der Staaten, gefchied ware: ook<br />
werdt 'er onderzoek gedaan op de verfpreiders<br />
van het Schotfchrift (j); doch het digten en<br />
verfpreiden van diergelyke werkjes,fchoon't,<br />
in den aanvang deezes jaars, wederom, by openbaaren<br />
Plakaate, verbooden was (V), ging<br />
thans zo zeer in zwang, dat men den Heere<br />
van Sommelsdyk,in Herfstmaand,eenfchimpfchrift<br />
t'huis zondt, waarin hy zelf, met lely- "<br />
ke trekken , Werdt afgemaald. Hét Hof deedt<br />
onderzoek op den maaker en drukker («); doch<br />
ik weet niet, dat zy ontdekt werden. Wat den<br />
•binnenlandfchen kryg in Frankryk betreft; hy<br />
ein-<br />
C O Refol. Holl. 11 Sept.ZOïïob. 2Dee.i6ig. H. I75t2i4ji29'<br />
f t~) Groot-Plakaatb. I. Deel, kei. 439.<br />
Ca) Refol. Holl. 24 Sept, idzi. il. vjZ,
432 VADERLANDSCHE XL. BOEK;<br />
7óai. eindigde, in Wynmaand des volgenden jaars,<br />
h met een Verdrag, volgens welk, alle de Sterkten<br />
der Hugenooten geflegt moesten worden.<br />
Rochelle zelf, de eenigfte fterke Stad , die zy<br />
nog behielden, werdt genoegzaam in bedwang<br />
gehouden, door het Fort Louis, welk de Koning<br />
bezet hadt (V).<br />
XVII. In de Nederlanden, werdt de veldtogt des<br />
Togt volgenden jaars, niet voor Bloeimaand, aannaar<br />
Bra- gevangen. Prins Maurits fchikte zynen Broe-<br />
!<br />
" lt#<br />
der, Fredrik Henrik, met vyftienhonderd kneg-<br />
1622. t e n e n Zeven Kornetten Paarden, naar klein Brabant,<br />
't Huis Rustenburg aan de Demer werdt<br />
ingenomen, verfcheiden' Dorpen gebrand, en<br />
drie- of vierhonderd boeren, die 'brandfchatting<br />
weigerden, gevangen genomen, welken<br />
egter, om een gering losgeld, genaakt werden.<br />
Marquette, die deezen togt by woonde, ftroopte<br />
tot voor de poorten van Brusfel. Fredrik<br />
Henrik zelf toog tot voor Leuven. Doch de<br />
vyandlyke Ruitery, die zeer fterk was, kwam<br />
haast op de been, en noodzaakte de onzen de<br />
wyk te neemen naar Breda. Men wil, dat het<br />
voornaam oogmerk van deezen togt geweest<br />
zy, den Graaf van den Berge, die, met zyne<br />
Ruitery, de wervingen des Hertogs van Brunswyk<br />
belemmerde, van den Ry nkant, herwaards<br />
te trekken (M>).<br />
Spinola Van 's vyands zyde, werdt 'er iet wigt/gers<br />
belegert ondernomen. Spinola hadt het oog geworpen<br />
Bergen 0p j3 ergen op Zoom : doch om de onzen te misopZoora.<br />
,<br />
O) DANIËL Journal Hift. de Louis XIII. p. xxij. WASSE.<br />
NAAR. ƒ. Deel, ƒ. 49, 71. III. Vul, f. 38, 73, yi. IV. Deel a<br />
/. 64. /IITZEMA I. Deel, bl. 04-<br />
O) Memoir. de Fredcr. Henri./. 6, 7
&L. BOEK. H I S T O R I E . 4 3 i<br />
leiden, zondt hy Graaf Henrik van den Berge, lóaarï<br />
in Hooimaand, naar Kleefsland, die zig, op ;<br />
-<br />
den zeventienden, van Goch meefter maakte.<br />
Prins Maurits was hem gevolgd, met de Staatfche<br />
manfchap, die by Schenkenfchans verzameld<br />
was. Zyn Broeder lag omtrent Rees, met<br />
de rest van 't Leger (V). Zo Weinig kommer<br />
hadt Maurits voor Bergen op Zoom, dat hy het<br />
grootrte deel der bezettinge de Stad hadt doen<br />
ruimen, om 't Leger by Rees te verfterken;<br />
niet meer dan vyf vendelen Voetvolks binnen<br />
de Vesting en de naafte Sterkten laatende,<br />
nevens drie kornetten Paarden. De Ruitery<br />
kreeg ook, federt, last om te vertrekken. Doch<br />
Juftinus van Nasfau, Bevelhebber van Breda,<br />
verzekerde Ryhove, die dit Paardenvolk geboodt,<br />
dat Spinola op Bergen loerde, en drong<br />
hem te rug te keeren. Allengskens kreeg men<br />
'er volkomen e zekerheid van: waarop de Stad,<br />
fchielyk, van nieuwe bezetting, uit Zeeland,<br />
uit Rotterdam, en uit Breda, voorzien werdt<br />
Op den agttienden, ontdekte men deii vyand<br />
tusfchen de Stad en Wouw. Don Louis de Ve- Steenlasko<br />
maakte zig, dien dag, meefter van Steenbergen,<br />
dat onverzien was van manfchap, eft r e n ><br />
niet verfterkt (y). Voorts rukte hy voor de'<br />
Stad, die nu dagelyks van volk en voorraad<br />
voorzien werdt. De belegerden deeden eenen<br />
moedigen uitval met drieduizend man. 't Gefchut<br />
der Spaanfchen begon eerlang te fbeelenopde<br />
Stad;doch veroorzaakte weinigfchade.<br />
Men deedt zyn best, om hun den toevoer<br />
iê<br />
(x) Memoir. de Frcder. Heiiri p. 7.<br />
OO Memoir. de Freder. Heuri {1, 3, o<<br />
X. DEEL. Ee
434 VADERLANDSCHE XL. BOES.<br />
«fes. af te fnyden, waarop het verloopen van veele<br />
r<br />
~' vyandlyke knegten volgde. Nogtans naderden<br />
de belegeraars de Vesting, dagelyks, meer en<br />
meer,maakende zig, in Oogstmaand, meefter<br />
van eenige buitenwerken, niet zonder verlies<br />
van wederzyde. In de Stad, liet men niet af<br />
XVIII.<br />
van fchieten en arbeiden aan de werken (z):<br />
in welken ftaat, de belegering bleef, tot op<br />
het einde van Oogstmaand, wanneer de Graaf<br />
van Mansfeld, met een' aanzienlyken hoop<br />
volks, naar Bergen kwam, tot ontzet (
XL. BOEK. H I S T O R I E . 435<br />
de been hadt (bj. Hy maakte zig meefter van 1622.<br />
eenige Plaatien m het liraaticftap van der -<br />
Mark. Doch de Graaf van Tilly en Bon Genzales<br />
de Cordua beletteden hem en den Prins van<br />
Baden zig te vereenigen met het Leger onder<br />
Mansfeld, welk tot aan Germersheim genaderd<br />
was, toen Koning Fredrik zig, onverwagt, by<br />
het zelve vervoegde. Den Prins van Baden, den<br />
zesden van Bloeimaand, geflaagen zynde, viel<br />
Tilly op het Leger, onder Koning Fredrik- en<br />
den Graave van Mansfeld, welk, insgelyks,<br />
op de vlugt gejaagd werdt. Dit gebeurde op<br />
den elfden van Zomermaand. Weinige dagen<br />
laater, behaalde Tilly ook eenig voordeel op<br />
Hertog Christiaan, dien hy egter niet verhinderen<br />
kon, met een goed deel van zyn volk,<br />
tot by Manheim, door te dringen. De Keizerfchen,<br />
federt, eene merkelykeverfterking van<br />
volk bekomen hebbende, hielden deMansfeldfchen<br />
en Brunswykfchen genoegzaam ingeüooten,<br />
tusfchen Manheim en Heidelberg. In deezen<br />
ftaat der zaaken, kwam 'er een gezant van<br />
den Koning van Groot-Britanje in't Leger, om<br />
Koning Fredrik te raaden tot het afdanken van<br />
Mansfeld, en tot het vereffenen van zyn gefchil<br />
met den Keizer, door onderhandeling. Hy,<br />
ziende geenen kans, om eenig voordeel te be-.<br />
haaien, op zyne vyanden, befloot hiertoe gereedelyk.<br />
De algemeene Staaten zogten Mansfeld<br />
toen aan, om, met zyn Leger,in hunnen<br />
dienst over te gaan, hem, in drie maanden tyds,<br />
zesmaalhonderdduizend guldens béloovende.<br />
Hy liet zig ligtelyk beweegen. Alleenlyk was<br />
£i) Memoir. de Freder. Henri p. 5.<br />
Ee 2<br />
't
43
XL. BOEK. H I S T O R I E . 437<br />
gebrek van mondbehoeften, omtrent vierdui- i'2.<br />
Ee 3
43§ VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />
«622. komst van Prinfe Maurits, met het Staatfche<br />
*= Leger, deedt hem 't beleg opbreeken. De<br />
Prins hadt, in Oogstmaand, ondernomen, 's<br />
Hertogenbosch te verrasfen ; doch deezen toeleg<br />
mislukt zynde, was hy wederom geweeken<br />
naar 's Graaven waard: van hier brak hy op,<br />
in 't laatst van Herfstmaand, doende 't Leger<br />
te fchepe afzakken tot voor Geertruidenberg.<br />
Hy leidde het, van daar, naar Roozendaal in<br />
de Baronnye van Breda, alwaar de Graaf van<br />
Mansfeld zig, op.den tweeden van Wynmaand,<br />
by hem voegde. Dien zelfden dag, werdt het<br />
. beleg opgebroken, onaangezien Graaf Henrik<br />
van den Berge, tot verfterking van hetSpaanfche<br />
Leger, van den Rynkant herwaards gekomen<br />
was. Prins Maurits vondt niet geraaden,<br />
'<br />
:<br />
den wykenden vyand te vervolgen. Zyn Le-<br />
» bleef, tot den drie-cntwintigften, by Roozendaal,<br />
waarna het de winterlegeringen betrok<br />
:,'t welk de vyand, eenigen tyd te vooren,<br />
in de onzydige Landen van Gulik en Kleeve<br />
, reeds gedaan hadt (f). Kort te vooren, hadt<br />
Graaf Ernst van Nasfau, in twee dagen tyds,<br />
Hautains .Steenbergen herwonnen (g). In Herfstmaand,<br />
to«t te- :deedt/ r<br />
//^j/'/eZo^e,gezeid//^//tf//;,Bevelhebgen<br />
de bcr van Sluis , eenen togt tegen de Keurlingen<br />
ten.<br />
e e n e f o o i t van<br />
-foldaaten, in Vlaanderen aan<br />
genomen, om 't Land van brandfchatting te<br />
vryen, en gewoon, geen kwartier te geeven.<br />
Ook gelukte het hem, eenen Hopman en honderdentwintig<br />
gemeenen te vangen: doch de<br />
boeren waren zo fterk op de been gekomen,<br />
•:<br />
1<br />
dat<br />
(O Memoir. de Freder. Hcnri p. 15, 16. AITEEMA I. licc%<br />
11. 122. *4
XL. BOEK. H I S T O R I E . 439<br />
dat hy geenen kans zag, om verdere brand- t&i.<br />
fchatting op te haaien (» Ten zelfden tyde,<br />
deeden de vyandlyke bezettingen van Lingen, J«g<br />
Grol en Oldenzeel eenen inval in de Zevenwol- Z e v e n.<br />
den; daar zy egter, derwyze, ontvangen wer- woiden.<br />
den, datzy'haast te rug moesten. Eenig volk,<br />
door Prinfe Maurits afgezonden, trof hen op<br />
den hertogt aan, te Ommen. Hier waren zy<br />
geweeken, in de Kerk, die egter niet te houden<br />
was. Ook gaven zy zig fpoedigover , agterlaatende<br />
hun geweer; en eene maandfolds, tot<br />
losgeld, beloovende. Te Ommen, werdt federt<br />
eene fchans gelegd (O > die nog onder- c<br />
houden wordt.<br />
De Graaf van Mansfeld hadt zig, na 't ontzet<br />
van Bergen op Zoom, naar den Haage begeven,<br />
om betaaling te vorderen, en&mte verneemen,<br />
wathy, met zyne benden, die 't veld<br />
nog hielden, ten dienfte der Staaten en des Konings<br />
van Boheeme, die nu wederom in den<br />
Haage was, verrigten zou. Men voldeedt hem,<br />
zonder uitftel, en men vondt haast gelegenheid,<br />
om zig, op nieuws, van hem te dienen.<br />
't Verdrag, in den jaare 1611, door Gemag- XIX.<br />
tigden der Staaten, bewerkt, tusfchen Graave g » <br />
Enno en dc Stad Embden (*), bleef niet lang in l u s t e Q <<br />
iragt. De onlusten reezen, door den tyd, zo<br />
hoog, dat die van Embden den Graaf, in't jaar<br />
1618, in hegtenis namen. De algemeene Staaten,<br />
gewoone middelaars in deeze gefchillen,<br />
deeden hem, egter, op vrye voeten ftellen (/) , -<br />
CO AlTZP.MA h Titel, bl, 122. '•<br />
l O Memoir. de Fred. Henri p. 14. AITZEMA I. Den, bl.izz.<br />
Zie XXXVII. Boek, bl. 5><br />
C O BAUDART. Memor. XI. Boek, «, 95«<br />
Ee 4<br />
en
440 VADERLANDSCHE XL. BOEK,<br />
J f l £ kerkten, in Zomermaand des volgenden<br />
E ' een meuw Verdrag, aan welks fa a r k c!<br />
mu g, de Staaten de hand hielden, door debe-<br />
«W.diezyindeSadEmbdeneifa^S^<br />
LvT^ f legd D o c h<br />
« "'fukgaan<br />
van tBeftand zogtGraafEnnozigenzyn Graaf-<br />
e r k e<br />
a l s o n z i g :<br />
S hv °dir i "' ^
XL. BOEK. H I S T O R I E . 44»<br />
de Stenden en vooral met Embden moesten, ub&*<br />
zyns oordeels, door 't Keizerlyk Hofgerigt,<br />
niet door de Staaten, beflist worden. Amama's<br />
voorftel werdt onderfteund, door den Groot-<br />
Britannifchen Gezant Karleton. Prins Maurits<br />
en de Gemagtigden tot de Oostfriefche zaaken<br />
oordeelden, eindelyk, dat men verpligt was,<br />
Lieroord te ruimen, en den Graave Afte van<br />
onzydigheid te geeven, zo hy belooven wilde ,<br />
de buitenwerken der Vesting te doen flegten,<br />
en 't Huis niet wederom te doen bezetten door<br />
krygsvolk van deSpaaniche zyde. Doch deeze<br />
voorwaarden werden niet aangenomen. Hierop<br />
volgde, in 't begin deezes jaars, 't beflaan van<br />
eenige Embder fchepen in Spanje, 't welk de<br />
Staaten agterlyker maakte, in 't handelen, met<br />
den Graave: die, in Bloeimaand daaraan, eenen<br />
feherpen Brief fchreef aan de Staaten, waarin<br />
hy klaar en onbewimpeld antwoord verzogt,<br />
of men Embden en Lieroord begeerde te ruimen,<br />
of niet; zullende hy, na't ontvangen van<br />
zulk een antwoord, met zyne vrienden en<br />
bloedverwanten, overleggen, wat hem te doen<br />
zou ftaan. Op dit fchryven, verzogten de Staaten<br />
den Graave, Gemagtigden naar den Haage<br />
te willen fchikken, om de hangende gefchillen<br />
aldaar af te doen. Hy antwoordde,<br />
dat hy van geene gefchillen wist, die niet,<br />
door den gewoonen weg van Regte, beflist<br />
konden worden; dat hy, hierom, de bezending<br />
naar den Haage noodeloos hieldt, en nogmaals<br />
verzogt, dat men Lieroord, zonder langer<br />
uitftel, ontledigde van bezetting.<br />
In deezen ftaat der zaaken, was de Graaf Manlid<br />
• van Mansfeld in den Haage gekomen: dien >
442 VADERLANDS CHE XL. BOEK<br />
IÖ22. men eerst afbetaalde, en van eenig gefchut<br />
—— voorzag. Toen zondt men hem, met zyne<br />
friesland. Ruitery, naar den Rynkant (m), om aldaar de<br />
Wmterlegeringen te betrekken. Doch de Keizerfche<br />
troepen beletteden hem dit, hemnoodzaakende,<br />
van Schenkenfchans, den Ysfel langs,<br />
benedenwaards, te trekken. In Slagtmaand<br />
viel hy in Oostfriesland, niet zonder kennis,<br />
. meent men, van Prinfe Maurits en vandevoornaamften<br />
uit de Regeeringe der Vereenigde Gewesten<br />
, en tot heimelyk genoegen vandegantfche<br />
Vergadering der Staaten, die lang een<br />
kwaad oog gehad hadden , op den bedekten<br />
handel van Graave Enno en Spinola. Mansfeld<br />
eischte driemaalhonderdduizend Ryksdaalers<br />
van Graave Enno, of overlevering zyner<br />
vaste Huizen, van welken hyzig, kort hierop,<br />
meester maakte, den Graaf zeiven, op een deezer<br />
Huizen, zo goed als gevangen houdende.<br />
Kiagten, Enno viel terftond klagtig aan de Vereenigde<br />
aan de Staaten, over deezen vyandlyken inval. Uit de<br />
t a d<br />
olerdêe- « E m b d e n kwamen zelfs Gemagtigden in<br />
zen in- d<br />
enHaage, die gelyke klagten deeden. DeStaaval.,<br />
ten verklaarden, geene kennis te hebben van<br />
Mansfelds onderneeming; gelyk 'er de Vergadering<br />
ook geene kennis van'fchynt gehad°te<br />
hebben. Doch zy deeden geene ernftige poogingen,<br />
om Mansfeld uit Oost-friesland te doen<br />
verhuizen. Midlerwyl, handelde men, in den<br />
Haage, wederom, over de gefchillen tusfchen<br />
den Graave en de Stenden: welke handeling<br />
lang gerekt werdt. Rudolf Christiaan, 'sGraaven<br />
oudfte Zoon, kwam, op't einde des jaars,<br />
C«0 Memoir. de Freder. Hèliri f. i^.<br />
in
XL. BOEK. H I S T O R I E . 443<br />
in den Haage, begeerende, dat de Staaten hun- 1621.<br />
ne magt gebruiken zouden, om Mansfeld, uit<br />
een onzydig Land, gelyk Oostfriesland was,<br />
te verjaagen. Doch de Staaten verklaarden, dat<br />
zy, uit aanmerking van de dienften, hun, voorheen<br />
. door Mansfeld, gedaan, hiertoe niet beftuiten<br />
konden. Nogtans zonden zy, m Louwmaanddes<br />
jaars 1623, de Heeren Muis en Schatfer<br />
naar Oostfriesland, die egter geenen uitdrukkelyken<br />
last hadden, om Mansfeld te doen vertrekken<br />
\ maar alleen om eenen beteren voet te<br />
beraamen, op het invorderen der brandfchattingen.<br />
De Staaten oordeelden 'tt van hun belang,<br />
dat Mansfelds Leger op de been gehouden<br />
werdt, en zogten, mid'erwyl, hunne Bondfrenooten<br />
te beweegen, om hiertoe de hand te<br />
{eenen. 'tLiep tot diep in't najaar aan, eer men<br />
ernftelyk begon te handelen, over 't vertrek<br />
der Mansfeldfchen, uit Oostfriesland, 't Gewest<br />
was nu kaalgefchoorenO), en Graaf Enno<br />
gedwee gemaakt. Groot-Britanje en Zweeden<br />
drongen de Staaten fterk, tot het bevorderen<br />
der ontruiminge. De Staaten van Stad en<br />
•Lande klaagden ook, dat zy 't Leger van Mansfeld<br />
niet langer voorzien konden van mondbehoeften.<br />
Men vreesde, daarenboven, voor eenen<br />
inyal desGraaven van Tilly, die deOostfriefche<br />
grenzen reeds naderde. Ook hadt men,<br />
in Hooimaand, beflooten, voor rekening van<br />
de Ridderfchap, de Steden Norden en Aurik<br />
en den Huismans Stand van Oostfriesland, benevens<br />
de Heerlykheden Ezens en Witmund,<br />
drie tonnen Schats op te neemen, tot voldoening<br />
O) Misfive van A Toschiini en enteren in & Notul. van Zeel.<br />
II &•///. ïö A'ey. 1623. bl. 213, 274, i75>
l 6 2 2<br />
_<br />
444 VADERLANDSCHE XL. BOEK;<br />
i n<br />
' "<br />
v a n d e<br />
f Mansfeldfche troepen (n), e n vvftigduizend<br />
Ryksdaalers te fchieten, to't<br />
ze tang houdende/ Doch 't liep nog lang aan<br />
d rom ^;i d<br />
f n<br />
m d<br />
' °<br />
J dl<br />
ie t o n n e n f c h a t<br />
' * we-<br />
derom af te leggen. Zy kwamen 'er egter, allengskens,<br />
toe, op Ezens en Witmund na• %<br />
we k gelegenheid £f, dat de SteZetZ*<br />
de Huizen m deeze twee Heerlykheden en et<br />
n.ge anderen bezetten deeden, nadat derrfv^<br />
Sen e<br />
^ S f C h e n<br />
rr vc<br />
a<br />
XL. BOËK. H I S T O R I E . 445<br />
Lieroord bleef, derhalven, in de magt der Staa- ifea.<br />
ten, en Graaf Enno deedt, federt, niet dan ver<br />
eeeffche poogingen, om hen dit Huis te doen<br />
ruimen (o). Doch zyne andere vastigheden werden<br />
hem wederom overgeleverd 't Verhaal<br />
derOostfriefche zaaken, dat niet wel afgebroken<br />
kon worden, heeft ons gevoerd buiten de<br />
orde van verfcheiden' andere gebeurtenisfen,<br />
van welken wy nu verflag zullen doen.<br />
Weinige weeken na 't ontzet van Bergen op xx.<br />
Zoom, ondernam Prins Maurits, in Slagtmaand Aanftag<br />
des jaars 1622, eenen aanflagop Huist, of, voleens<br />
geloofwaardiger berigten (?), op Antwer- lits><br />
pen. Hy deedt agtentwintig vendelen knegten<br />
fcheep gaan. Doch een fchielyke opkomende<br />
vorst, en felle Noordoostenwind verhinderden<br />
den toeleg (V).<br />
AandenRynkant,was , dit par, weinig voor- Paapeneevallen.<br />
Alleenlyk hadt de Prins van Chimai, muts ve*r<br />
in Sprokkelmaand, 't beleg gellaagen voor de<br />
o o r e n<br />
fchans Paapenmuts, die, in 'tjaar 1620, door<br />
Prinfe Maurits, geftigt was. Doch de fchans<br />
werdt niet regt aangetast, voor Slagtmaand,<br />
wanneer Graaf Henrik van den Berge 't beleg<br />
geboodt. 't Liep nogtans aan tot den derden<br />
van Louwmaand des volgenden jaars, eer zy<br />
zig overgaf, by verdrag waarby de bezetting<br />
alle krygseer bedong (O-<br />
De aanhoudende kaaperyen van die van Al- Verdrag<br />
giers en Tunis hadden de Vereenigde Staaten JJJ*^<br />
O ) AITZEMA I. Deel, hl. 97-105,13 1, 1G6, 224-22« .343-.VO.<br />
• (p) Refol. Hoü. 7 Maart JO, 15 May IÓSA. bl. u, 99, O5.<br />
(q) Memoir. de Freder. Henri p. 17.<br />
f h WASSENAAR IV. Deel, f. 72. AITZEMA I. Deel, II. w.<br />
CO WASSENAAR h Deel, f. 63. II. Deel, f. 7>j- A-H^EMA I.<br />
Peel., H, tC6.<br />
*
44«^,Hoogieeraar te Groningen, naar<br />
en AI. deeze twee Zeelieden (t). Hy vertrok in Hooimaand,<br />
met last om te bearbeiden, dat de Nederlandfche<br />
Koopvaardyfchepen niet meer onderzogt<br />
werden door de Turkfche Kaapers, en<br />
dat de gevangen' flaaven werden vrygegeven.<br />
Hy flaagde gelukkiglyk , in zyne handeling ,<br />
flpoteen Verdrag met die van Tunis O) en Algiers,<br />
en keerde in Grasmaand des volgenden<br />
jaars te rug. Sedert gaven de Staaten verfcheiden'<br />
Ordonnantiën in 't licht, tot beveiliging<br />
van de vaart en handel in de Middellandfche<br />
zee en Levant, 't Voeren van Spaanfche goederen<br />
derwaards werdt verbooden. Ook werden<br />
de fchepen voorzien van Zeebrieven, waarby<br />
verklaard werdt,datzy geene vyanden goederen<br />
inhadden (V).<br />
Verfciiif In de Vereenigde Gewesten, was, dit jaar,<br />
w e d e r o m v e r f d l i l<br />
«nde»l gereezen, over het aandeel,<br />
d a t e i k i n d e<br />
vnn Gel- ' gemeene lasten, te draagen hadt.<br />
deriand Gelderland en Overysfel, die vyf en een halve<br />
en Over- en drie en een halve guldens in de honderd<br />
ga ia droegen, beweerden, datzy, voor een merke-<br />
l v k<br />
meene gedeelte, brandfchatting moetende betaalden,<br />
len aan den vyand, ieder een ten honderd minder<br />
behoorden op te brengen. De meefte Gewesten<br />
bewilligden in deeze vermindering,<br />
voor den tyd van een jaar; doch Friesland en<br />
Stad en Lande ftemden 'er tegen. De twee Gewesten<br />
droegen egter, verfcheiden' jaaren agtereen,<br />
maar vier en een halve en twee en een<br />
(O Refol. IIoII. 12 lifiy jf,22. bt, 93.<br />
(u) Groot-PIakaacb. U.Deel, kul 229»<br />
(.O AITZEMA I. Deel, bl. j 3 5 ) 142-152.
XL. BOEK. H I S T O R I E . 447<br />
halve guldens in de honderd. Doch zo dra zy, 1622.<br />
na 't herwinnen van verfcheiden' Steden, ont- —<br />
heeven werden van 't betaalen der vyandlyke<br />
brandfchattingen, werden zy wederom hooger<br />
gefteld in de gemeene lasten f »<br />
De Plakaaten tegen de Remonftranten wer- Verfcheiden,<br />
ten deezen tyde, in de meefte Steden, ^ Rnogftrengelyk<br />
uitgevoerd. In Lentemaand, was rtrant.<br />
te Rotterdam gevat Joannes Nars/ius, voorheen f c h e V t e m<br />
Predikant te Bommel, en zig nu met de oefe- dikante»<br />
ning derGeneeskonstgeneerende. Hy zateeni- naarLoege<br />
weeken in hegtenis: doch toen, de gelegen- gê v o e r d.<br />
heid waarneemende, dat zyne Huisvrouw hem<br />
kwam bezoeken, ontnam hy des Cipiers Dogter,<br />
die hem fpyze bragt, al lagchende, de fleutels,<br />
floot haar in zyne kamer, opende de overige<br />
deuren, en vertrok(x). Poppius en Nielhus,<br />
twee van de Beftierders offlireiïeurs derRemonftrantfche<br />
Broederfchap, werden, in Louwmaand<br />
des volgenden jaars, te Haarlem, gevangen,<br />
aan gebragt zynde, door zekeren J'M<br />
Janszoon Foklet, die zig yverig Remonftrantsch<br />
veinsde, en Grevius enPrince uit het<br />
Rasphuis te Amfterdam hadt helpen verlosfen.<br />
Zy zaten lang in hegtenis, eer zy hun vonnis<br />
kreegen; 't welk hen, op den tienden van Bloeimaand<br />
, verwees tot eene eeuwige gevangenis.<br />
Zy werden, kort hierna, naar Loeveftein gebragt<br />
(y): werwaards men Paulus Lindenius,<br />
voorheen Predikant teZoest, en nu te Kampen<br />
gevangen, eerlang, ook voerde (2).<br />
Hugo<br />
(V) AITZEMA I- Deel, bl. 153.<br />
fin.MMT IV. Deel, bl 7°4, 7 l<br />
1, 7 L<br />
5'<br />
ly) BRANDT IV. Deel, bl- 874-894» 1062-1093';<br />
(.2 ) HRANBT IV. Deel, bl, 1096-1100.
448 VADKRLANDSCHE XL. BOES;<br />
t** HugodeGroot,die,in'tjaar 1621 ,uitdeeze'<br />
— - gevang ems, ontkomen was,en zignuteParys<br />
x<br />
» e<br />
èLz e<br />
arbeidd v' f' aldaar<br />
> e e n i<br />
^ n<br />
fehryft ^ene Verantwoording van zig zeiven en van<br />
zyne Ver-hun, die, ten zynen tyde, aan 'troer der Reeee-<br />
JJJOOP. nnge gezeten hadden, 't Werk, afgefchreeven<br />
Ö<br />
W- zynde,werdt, heimelyk,herwaardLezonden,<br />
en te Amfterdam, op de drukpers gelegd, 't<br />
Was nog niet afgedrukt, toen men, te Lillo eenige<br />
Brieven van den Schryver hebbende'aangehouden,<br />
uit dezelven, ontdek^ dathy eene<br />
apologie of Verdediging, in Holland, op de pershadt.<br />
Voorts, vondt men, onder deeze Brieven ,<br />
ook eenen aan den Heere van Groeneveld, oudften<br />
Zoon des onthalsden Advokaats; welken<br />
brief men verftondt, eenige bedenkelyke uitdrukkingen<br />
m te houden; en eenen aan den Hee<br />
re vanStoutenburg,GroeneveldsBroeder, in cvï<br />
Dr<br />
ü k<br />
" ?- r g erchreeven<br />
0O-Doch deGrootfchreef, kort<br />
den der- hierop, aan de Staaten van Zeeland, dat deeze<br />
wordt B<br />
"even geen ander geheim dan dat van 't druk-<br />
k e n z e r<br />
ontdekt. y" Verantwoording behelsden Men<br />
deedt, ondertusfchen, zo veele moeite, met<br />
vraagen en uitvorfchen, dat men de Drukkery,<br />
daar 'twerk op de pers lag, ontdekte. Men<br />
moesthierdan tdrukken ftaaken;doch 'twerdt,.<br />
te Hoorn, door den Drukker Izaak Willemszoon<br />
XL. BOEK. H I S T O R I E . 44$<br />
brengen, dat het boek niet meermaalen ge- ,g 2i;<br />
drukt en van veelen gelezen is, en, in laater'<br />
tyd, de algemeene goedkeuring weggedraagen<br />
heeft, 't Plakaat, waarby dit Boek verbooden<br />
werdt, verklaarde den Schryver ook ftraf baar<br />
aan lyf en goed: 't welk hem gelegenheid gaf,<br />
om Koning Lodewyk den XIII. te verzoeken,<br />
om deszelfs befcherming, die hem, gunstig-<br />
Jyk, verleend werdt (d). Joan de Haan, gewezen<br />
Penfionaris van Haarlem en nu Raad van<br />
den Hertoge van Holftein, meende, dat de<br />
Groot, in deeze zyne Verantwoording, niet<br />
klaar genoeg gefproken hadt van de eigenlyke<br />
öorzaaken der veranderinge in den ftaat des<br />
Lands. Hy moest, zyns oordeels, vooral, duidelyk<br />
getoond hebben, „wie dien toeleg overn<br />
lang by zig zeiven hadt bedagt, om, met<br />
w vernietiging van 's Lands vry- en geregtighe-<br />
„ den, en verdrukking der voornaamfte, oud-<br />
„ fte en getrouwfte Patriotten, te geraaken<br />
tot meerder of onbepaald gezag." Doch de<br />
Groot was van gedagten, dat de tegenwoordige<br />
toeftand der zaaken in Frankryk niet gehengde,<br />
dat hy vryer en openlyker fchreeve<br />
(V). Ondertusfchen, ziet men hieruit,hoezeer<br />
fommigen van hun, die der oude Regeeringe<br />
gunst toedroegen, gebeeten waren op hem,<br />
dien zy voor de voornaamfte oorzaak hielden<br />
van de verandering des jaars 161b'. Doch dit<br />
bleek nog veel duidelyker, in Sprokkelmaand<br />
des volgenden jaars, toen men eenen aanftag<br />
op het leeven van Prinfe Maurits ontdekte,<br />
fd~) K. BRANDT Leven van H. de Groot, 11. 306-310.<br />
1 CO IJRANDT II. Deel, bl. 824.<br />
X. DEEL. Ff<br />
aan
450 VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />
ió22. aan welken eenigen, die, by de gemelde veran-<br />
—— dering, hunne ampten kwyt geraakt waren, en<br />
eenige bekende Remonftranten deel hadden,<br />
't Zal der moeite wel waardig zyn, dat wy den<br />
aanleg, voortgang en uitflag deezer roekelooze<br />
onderneeming, omftandiglyk, ontvouwen.<br />
XXII. Willem van Oldenbarneveld, Heer van Stou-<br />
Aanilag tenburg, jongfte Zoon des Advokaats, was de<br />
leeven voort,<br />
aarigfte aandryver des aanflags, in wei<br />
k e n l i v<br />
van Prin- ook zynen Broeder, Reinier, Heer van<br />
fe Man- Groeneveld, met moeite, hadt ingewikkeld,<br />
rits, ge- Beide warenze, na den jammerlyken dood 'van<br />
fmeed hunnen Vader, ontzet geworden van hunne<br />
Willem ampten. Hunne vaderlyke goederen, uit weivan<br />
01- ken Stoutenburg tweeduizend guldens in't jaar<br />
denbar- trekken moest, waren verbeurd verklaard ,<br />
w a a r d o o r<br />
"leer van hy fchier het eenig inkomen miste,<br />
Stomen- welk hem overgefchooten was. Elk, dienaar<br />
burg. ampten haakte, fchuwde'tgezelfchap der twee<br />
broederen, welker zwagers, Veenhuizen en van<br />
der Myle, ook niet meer onder 'sLands Edelen<br />
befchreeven werden. Al dit, gevoegd by<br />
den dood huns ouden Vaders, ontftak zo veel<br />
haat en gramfehap in 't gemoed van Stoutenburg<br />
in 't byzonder, dat hy befloot, het leed ,<br />
hem en zyner maagfchap aangedaan, te wreeken<br />
op Prinfe Maurits, dien hy voor de oorzaak<br />
van het zelve hieldt. Hy begreep ook, dat<br />
de Prins, den Advokaat, kort voor deszelfs<br />
einde, beloofd hebbende,dat hy zynen kinderen<br />
gunstig zyn zou, zo lang zy wel deeden,<br />
zyn woord niet hieldt,'twelk hem te meer tegen<br />
zyne Doorlugtigheid verbitterde. Hy fpitfte<br />
dan zyne zinnen op nieuwe verandering in<br />
de Regeering, die, dagt hy, niet kon te wege<br />
ge-
XL. BOEK. H I S T O R I E . 451<br />
gebragt worden, of de Prins moest eerst van<br />
kant zyn : waarna men, zo hy waande, de hek- .<br />
ken der Regeeringe ligtelyk zou konnen verhangen.<br />
Niet onwaarfchynlyk is 't zelfs, dat<br />
hy vermoed heeft, Prins Fredrik Henrik, die,<br />
na zyns Broeders dood, in 't bewind zou moeten<br />
komen, deeze verandering te konnen doen<br />
goedvinden. Hy kreeg, eerlang, luiden aan<br />
zyne koorde, die,gelyk hy,geleeden hebbende<br />
by de omwenteling der Regeeringe, verlangden<br />
naar herftelling. Onder deezen, warende Andere<br />
voornaamfte dryvers, beleiders en helpers, voomaa-<br />
Adriaan Adriaanszoon van Dyk, cewezeu Se- me drykretaris<br />
van Bleiswyk, David Koorenmnder J^" E'<br />
gewezen Sekretaris te Berkel, Heerlykheid der helpers.<br />
Vrouwe van Oldenbarneveld, Adriaan van der<br />
DusIen, gehuwd met eene Dogter van wylen<br />
Elias van Oldenbarneveld, Penfionaris van Rotterdam,<br />
en Broeder des Advokaats, Korsjansznonvan<br />
Alfen, Haringkooper te Rotterdam,<br />
Henrik Sïatius, gewezen Predikant te Bleiswyk,<br />
en zyn Zwager Komelis Gerritszcon van Woerden,<br />
Schrynwerker te Rotterdam. Onder de<br />
medewustigen, vondt men Jan en Abraham<br />
Blanjaan, Willem Janszoon Parthy, en eenige<br />
anderen, hierna te melden : ook eenige een vou- 1<br />
dige luiden, die 't gene hun van den aanflag ter<br />
ooren gekomen was niet geloofd of verfoeid<br />
hadden; doch om datze 'tniet ontdekten in lyden<br />
kwamen. De bovengenoemde Perfoonen<br />
waren allen Remonftrantschgezind, behalve<br />
Koorenwinderen vanderDusfen,diederRoomfchen<br />
belydenis waren toegedaan. Stoutenburg c-efprtk<br />
hadt, in den nazomer des jaars 1621, een gefprek van stov><br />
gehadte Leiden, met den Predikant Bernardus teiiburg<br />
n D i V i n<br />
Ff a Dwin-* -<br />
glO.
4§a VADERLANDS CHE XL. BOEK;<br />
Dwinglo, die met Koorenwinders Zuster ge-<br />
• trouwd was, hierop uitkomende, dat 'er goede<br />
hoop was op verlosfing en vryheid van gewee-<br />
. ten, door verandering in de Regeering. Groeneveld<br />
heeft, naderhand, bekend, uit Stoutenburg,<br />
te hebben verftaan, dat Dwinglo gezeid<br />
zou hebben, dat Leiden wel volgen zou, ais<br />
de andere Steden begonden (ƒ). Doch Dwinglo<br />
ontkent, in zekere zyne Verantwoording,<br />
immer zulk een antwoord gegeven te hebben.<br />
Ook verhaalt hy 't gefprek met Stoutenburg<br />
geheel anders, en voegt 'er zelfs by, dat Stoutenburg<br />
, daarna, met een briefje, genoegzaam<br />
wederriep, 't gene hy hem mondeling voorgehouden<br />
hadt (g). Ook overleide Stoutenburg<br />
zyn ftuk, federt, meest met van Dyk enKoo-<br />
Gerugt, renwinder. Omtrent deezen tyd, liep 'er een<br />
wegens gerugt, te Leiden en elders, dat de gewézen'<br />
voor'e- Sekretarisfen van Hazertswoude, Berkel, Bleisnomén<br />
• wyk en andere Plaatfen zeker getal van boeren<br />
opftand zouden aanneemen, tot het uitvoeren van eeonder<br />
de nen aanflag, die niet genoemd werdt, in den<br />
boeren, j.j aag e 0f e^ers. Wat laater, viel, tusfchen<br />
Stoutenburg, van Dyk, Koorenwinder en Kors<br />
Janszoon van Alfen, overleg, om den Prins,<br />
van zekeren togt te rug keerende, te Rotterdam<br />
, aan te tasten, of ten minsten aldaar eenigen<br />
opftand te verwekken, tot voorftand der<br />
vryheid, gelyk men 't noemde. Doch deeze<br />
toeleg liep te niet. Men liet egter niet na, elkanderen<br />
, by monde en bedekte briefjes, op<br />
te hitfen, tot, het ombrengen van den Prinfe.<br />
Stoutenburg fprak 'er geduuriglyk van, met<br />
zy»<br />
00 Sentent:, van R. van Oldenbarneveld. gedr. 1623.<br />
iS ~) ÜWINGLO Verantw. W. 22a, 223-229, 240, 304»3061
XL. BOEK. H I S T O R I E . 453<br />
zynen Broeder, Groeneveld. Eindelyk, werdt, i6mi<br />
in 't laatst van het jaar 162a, vastgefteld, dat<br />
men eenige Perfoonen huuren zou, die den<br />
Prins ,te Ryswyk, daar hy dagelyks naar toe<br />
reedt, in'top- of aftreeden van de koets, van<br />
kant zouden helpen. Doch tot het omkoopen<br />
van deeze luiden rekende men zesduizend guldens<br />
noodig te hebben, welken Koorenwinder<br />
ligtte, op 't geloove van den Heere van Groeneveld,<br />
die zig, met moeite, hadt laaten beweegen,<br />
om hier in te bewilligen (A). Klaas Michielszoon<br />
Bontebal, gewezen Sekretaris van<br />
Zevenhuizen, verfchafte tweeduizend guldens<br />
van deeze zes, die Klaas Janszoon van Alfen,<br />
gewezen Schout van Zevenhuizen, exiKornelis<br />
Olshoorn, Stiefvader van Bontebals Huisvrou-<br />
we, opfchooten. De rest van T<br />
t geld ontving<br />
Koorenwinder van anderen. Op aandryvenvan<br />
Stoutenburg, verftrekte hy dit geld aan van<br />
Dyk, die 't volk tot den aanflag zou omkoopen.<br />
En deeze ontboodt, op den negentienden v an Dyfc<br />
van Louwmaand, te Bleiswyk, by zig Jan Blan- koopt<br />
faart, Saay werker te Leiden en Proponent on- een<br />
igen<br />
der de Remonftranten, dien hy te kennen gaf,<br />
dat 'er iet in til ware, ten voordeele der Remon- flag. ftranten, en, eenige dagen laater, den toeleg 1623.<br />
om den Prins van kant te helpen ontdekte.<br />
Voorts, gaf hy hem eenig geld, en deedt hem<br />
belooven, dat hy zynen broeder, Abraham<br />
Blanfaart,ennog eenige andere Leidenaars zou<br />
inwikkelen in den toeleg. De Blanfaarts opraken<br />
'er van met Willem Janszoon Parthy, ook<br />
een Saay werker, gelyk zy, die, nevens Abraham<br />
C*3 P. SciuvERius Oud Batav. Amh, U, 15a,<br />
Ff $
454 VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />
•1613. ham Blanfaart, den Predikant Welfing, voor-<br />
: heen, verlost hadt uit de Haagfche gevangenen<br />
(£_). Doch de twee Broeders hebben, naderhand,<br />
beleeden, dat zy niet anders voorhadden,<br />
dan van Dyk op te ligten, en geld van<br />
hem te trekken. Nogtans, trok Jan Blanfaart,<br />
federt, naar den Haage, daar hy fprak met van<br />
Dyk, die, nevens hem, de gelegenheid van<br />
Ryswyk bezigtigde; doch hy weigerde een Pistooltje<br />
of Zinkroertje aan te neemen, welk<br />
van Dyk hem wilde ter hand ftellen. Hy keerde<br />
toen naar Leiden, beloovende, tegen den<br />
vierden van Sprokkelmaand, wederom in den<br />
Haage te zullen zyn.<br />
De ge- Midlerwyl, hadt van Dyk, meer volks tot<br />
wezen den aanflag zoekende te werven, Kornelis<br />
kant'sia- Gerritszoon, Schrynwerkerte Rotterdam, den<br />
ti u s zesentwintigften van Louwmaand, ten zynen<br />
neemt 'er huize, ontbooden, en hem daar kennis gegedeei<br />
in. v e n v a n den aanflag. De Schrynwerker beloofde<br />
'er de hand toe te leanen, en eenige anderen<br />
op te zoeken, welken hy, zonder van Dyk<br />
te melden, elk honderd of honderdenvyftig<br />
guldens vooruit zou geeven, en nog twee- of<br />
driehonderd guldens, als zy in den Haage komen<br />
zouden, om 't ftuk uit te voeren. De Zuster<br />
van den gewezen Predikant van Bleiswyk,<br />
Henrik Slatius, was met deezen Schrynwerker<br />
getrouwd; en Slatius kreeg, omtrent deezen<br />
tyd of eerder, 't zy uit Kornelis Gerritszoon,<br />
of uit van Dyk, of uit Stoutenburg zeiven, kennis<br />
van den toeleg tegen den Prinfe. Hy was<br />
een man van eenen onrustigen geest, en lag,<br />
(i) Zie hier voor, U. 413.<br />
tei?
XL. BOEK. H I S T O R I E . 4Ü5<br />
ten deezen tyde, overhoop met de Remon- 1623.<br />
ftrantfche Broederfchap (*), 't welk hem te hee<br />
ter maakte op vertwyfelde aanflagen. Ook<br />
hieldt hy gemeenfchap met muitzieke geesten,<br />
die,den wind van verandering in 't hoofd hebbende,<br />
zig, met den minften blik van hoope<br />
daartoe .gaarne lieten aazen. In den Zomer des<br />
voorlecden jaars, hadt hyeen Boekje gefchreeven<br />
, den Klaarüchtenden Fakkel genaamd, vervattende<br />
verfcheiden' befchuldigingen tegen<br />
den Prinfe, en, onder anderen, dat hy de muitery,<br />
te Utrecht, in den jaare 1610, geftyfd<br />
hadt. Voorts werden, 'er 's Lands Ingezetenen,<br />
met naame de Remonftranten, in vermaand,<br />
om zig, door hunne handen, en, door de verfchrikkelyke<br />
wapenen hunner handen, te verlosfenvan<br />
den dwingeland en van den godloozen<br />
hoop der tegenwoordige Regenten, t<br />
Schrift was te Gouda gedrukt, en den Schryver,<br />
in eene ton of half vat, t'huis gezonden j doch<br />
noo-nietverfpreid. Men meent, dat het gediend<br />
zou hebben, om onder 't volk geftrooid te worden<br />
, zo Stoutenburgs toeleg om den Prins,<br />
van den veldtogt te rug keerende, buiten t<br />
L^nd te houden, of, te Rotterdam, van kant<br />
te helpen, gelukt ware. Matius woonde nu m<br />
deeze Stad, daar van Dyk hem, op den eerften<br />
van Sprokkelmaand, kwam vinden, op hem<br />
begeerende, dat hy zyn agterhuis zou leenen,<br />
om de Pistoolen, welken men tot den aanflag<br />
gebruiken zou, daar te bewaaren, en eenige<br />
andere voorbereidfels te maaken: waarin Slatius<br />
bewilligde. Hyen zyn Zwager zogten toen Hfren^<br />
(*) BRANDT IV. Deel, bl. ?-59 «**<br />
Ff 4
45Ö VADERLANDSCHE XL. BOEKT<br />
1623. drie Bootsgezellen op, Jan Klaaszoon uit het<br />
Zuidland, Herman Hermanszoon van Embden,<br />
ger huu- en Dirk Leendertszoon van Katvvyk op den Ryn,<br />
w e l k e n Z<br />
Ifmee Y > met geld, hun, door van Dyk, die<br />
r e e d s<br />
Bootsgc- zesduizend guldens van Koorenwinder<br />
zeilen ontvangen had, ter hand gefteld, bewoogen,<br />
toe. om op de wagt te ftaan, als de Prins, door eenigen<br />
van Leiden, om 't leeven gebragt zou worden<br />
; welke Leidenaars zy ook, des noods, zou-<br />
Hy kent den moeten befchermen (7). Van Dyk bragt,<br />
zyn ag- federt, eenig fchietgeweer en een' vuistha tier in<br />
?T A T E R N U I S v a n<br />
tot ber- S Slatius, daar deeze en zyn Z wa<br />
e r o o k he<br />
ging en" g t buskruid droogden en de kogels<br />
bereiding gooten, van welken men zig dagt te dienen,<br />
van Tegen den vierden of vyfden van Sprokkelreed"<br />
56<br />
" m a a n d<br />
» z o u<br />
Kornelis Gerritszoon met zyn volk<br />
ichap. i n<br />
den Haage zyn. Doch van Dyk hem en Slatius,<br />
met een briefje, en daarna mondeling,<br />
hebbende geraaden, nog eenige luiden aan te<br />
neemen, bewilligden deeze twee tot eenen<br />
aanflag, dien zy niet ontdekten, Jeroen Ewouts ,<br />
Jan Faasfen, Pieter Janszoon Broek en Jan<br />
Engelen, alle Remonftrantschgezinde Bootsgezellen.<br />
De drie laatften ontvingen geld op hand:<br />
't welk Jeroen Ewouts weigerde,<br />
fan Blan- Te Leiden, waren, midlerwyl, zo Jan Blanfaart<br />
en faart van Dyk berigt hadt, eenige gasten ziek,<br />
Willem anderen onwillig geworden. Van Dyk zondt<br />
ledfj- dan een briefje aan Jan Blanfaart, hem, daarpen<br />
van by, belastende, ander volk in de plaatste zoe-<br />
Byk. ken, en daarmede, den vierden, in den Haage<br />
te komen. En hierop zouden Jan Blanfaart en<br />
Willem Parthy affpraak gemaakt hebben, om<br />
van"<br />
(7) Senrenr. van Jan Ktaz., lierman Ileranusz, egDirk Leen.-»<br />
è-risz. gnimkt 1623.
XL. BOEK. H I S T O R I E . 457<br />
van Dyk te gaan fpreeken, en hem diets te ,
458 VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />
1.623. aanflag. Kornelis üerritszoon vertrok, des<br />
anderendaags, uit Rotterdam, en vondt Jan<br />
Klaaszoon , Herman Hermanszoon en Dirk<br />
Leendertszoon te Overfchie, met welken hy<br />
naar den Haage reisde, alwaar de anderen reeds<br />
gekomen waren. Kornelis en de zynen begaven<br />
zig naar de herberg het Zotje, in 't agterom.<br />
Hy bragt hun hier, op den vyfden, elk<br />
nog vyftien of zestien dubbele gouden Ryders,<br />
hem, door van Dyk, die nu ook in de herberg<br />
den Helm gekomen was, ter hand gefteld (w><br />
V e n 1 e r<br />
Abraham Blanfaart en Willem Parthy waren<br />
beleid hem, hier, des Zondags den vierden, komen<br />
van den vinden, hem diets maakende, dat zy met hun<br />
aanilag. z e v e n en in den Haage waren , en geld van<br />
hem begeerende. Hy befcheidde hen tegen<br />
's anderendaags, en toen werdt beftemd, dat Abraham<br />
Blanfaart, Willem Parthy en een Rotterdammer<br />
, op den volgenden dag, zynde<br />
Dingsdagden zesden van Sprokkelmaand, den<br />
eerften aanval zouden doen, en dat de andere<br />
Rotterdammers en Leidenaars hen ontzetten<br />
zouden, zo zy 't te kwaad mogten krygen:<br />
waarna zy allen, over de tolbrugge, naar de<br />
Veenen, Noorddorp,Pynaker of Berkel, zouden<br />
vlugten, 'snagts van eikanderen fcheiden,<br />
en elk in zyn huis zoeken te komen, om geen<br />
agterdogt te geeven. Voorts, zou Parthy eene<br />
aanfpraak aan de gasten doen, in de duinen;<br />
waartoe hyde ftofontleenen zou uit den<br />
lichtenden Fakkel van Slatius, welk boekje van<br />
Dyk hem ter hand ftelde. Ook gaf hy aan Abraham<br />
Blanfaart wederom eenig geld voos<br />
Cm) Uit vÉrlcIieideu' Seutenticu.<br />
hen,
XL. BOEK. H I S T O R I E . 459<br />
hen, en de vyf anderen, die nergens te vinden 1623.<br />
waren. Zy keerden'er, des avonds, mede naar .<br />
Leiden, daar zy 't met Jan Blanfaart deelden.<br />
Deeze drie beflooten toen, zo zy, naderhand,<br />
verklaard hebben, des anderendaags, wederom<br />
naar den Haage te gaan en den aanflag te ontdekken<br />
(n): doch zy werden door anderen<br />
voorgekomen.<br />
Van Dyk, niet weetende dat deeze drie<br />
hem bedroogen, hadt zig, dien zelfden nademiddag,<br />
naar Stoutenburg begeven, dien hy<br />
berigt deedt, hoe de zaak ftondt. Stoutenburg<br />
of Koorenwinder gaf 'er Groeneveld ook kennis<br />
van. Ook vertelde Stoutenburg zynen Broeder,<br />
nu of vroeger, dat Kors Janszoon van Alfen<br />
't veranderen der Regeeringe te Leiden,<br />
te Gouda en te Rotterdam te wege brengen zou.<br />
Ten zelfden tyde, fprak Kornelis Gerritszoon<br />
tegen de drie mannen, die met hem in 't Zotje<br />
waren, over 't uitvoeren des aanflags, des anderendaags<br />
, en als Herman Hermanszoon wat<br />
aarzelde, maakte hy hem diets, dat men flegts<br />
voorhadt, den Prins te vervoeren. Te vooren,<br />
hadt hy den vier anderen gasten, die 't koffer<br />
naar den Haage gevoerd hadden, ook eenig<br />
geld gebragt. Doch hen nader willende gaan<br />
fpreeken, waren ze niet te vinden: 'tweikhy,<br />
terftond, aan van Dyk bekendmaakte, die hem<br />
belastte hen op te zoeken.<br />
De vier matroozen, Jeroen Ewouts, Jan Vierder<br />
Faasfen, Pieter Janszoon Broek en Jan Engelen,<br />
gevaar beginnende te zien, in den on- t r o o z e n<br />
bekenden aanflag, waartoe zy aangenomen wa- ontdek- .<br />
ren, ken den<br />
f » Sentent. van Abr.ifa. en Jan Blan&art en Willem J.Parthye. aanflag.<br />
leiirukt 1623,
4f5o VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />
Ï6I3. ren, hadden beflooten, om 'er den Prins over<br />
——— te fpreeken, en waren 'er mede bezig, toen<br />
Kornelis Gerritszoon hen, in hunne herberg,<br />
kwam zoeken. Zy vonden zyne Doorlugtigheid<br />
te Ryswyk, die, verneemende, datzy hem<br />
iét' van gewigt te ontdekken hadden, hun heimelyk<br />
gehoor gaf. Jan Faasfen deedt het woord,<br />
zeggende n dat zy, met hun vieren, te Rotw<br />
térdam, gehuurd waren tot zekeren onbe-<br />
„ kenden aanflag, ten dienfte van "t Land; dat<br />
w hun elk driehonderd guldens, welken zy<br />
„ toonden, op de hand gegeven waren; en dat<br />
„ zy hier een koffer gebragt hadden, in de<br />
herberg den Helm: vraagende, W7ders, of<br />
n zyne Doorlugtigheid kennis van deezen aan-<br />
„ flaghadt?" De Prins zeide, neen. Zy gaven<br />
hem ook berigt van de vier mannen, die zig<br />
in 't Zotje onthielden , en tot den zelfden<br />
aanflag waren aangenomen. De Prins, zeer<br />
verzet over 't gene hem aangebragt werdt, beval<br />
hun hem, langs eenen anderen weg, over<br />
Voorburg, te volgen, en op 't Hof in den Haage<br />
by hem te komen. Hy reedt, hierop,inaileryl<br />
derwaards, ontboodt den Prefident en eenige<br />
Raaden van'tHof, terftond, byzig, die,<br />
de ontdekkers nog eens' gehoord hebbende,<br />
den Fiskaal en Geweldige zonden, om 't Zot-<br />
Drie nn- je en den Helm te bezetten. In 't Zotje, wer-<br />
tlcren en den Kornelis Gerritszoon, Herman Hermans-<br />
S z o o n<br />
a n<br />
Gerrit?- ' J Kinzoon en Dirk Leendertszoon ,<br />
zoon onverhoeds, overvallen, en terftond in hegteworden<br />
nis genomen. Van Dyk was nog in den Helm<br />
gevat. by 't koffer, toen hy hoorde dat de Officier beneden<br />
was. Hy zogt toen 't koffer te openen,<br />
en 't geweer onder 't bed te verbergen. Doch<br />
hier«
XL. BOEK. H I S T O R I E . 461<br />
hiertoe geen tyds genoeg hebbende, liet hy 't ifar.<br />
koffer, met eenige Piff ooien daarin, open ftaan, •<br />
floeg den mantel om de ooren, en tradt voorby<br />
den Officier ter deure uit, terwyl zeker dienaar<br />
zeide, dat hy dien man veele jaaren gekend<br />
hadt. Toen hy weg was, ging de Officier Het kofnaar<br />
boven, vondt het koffer en nam het met<br />
zig. Van Dyk, Stoutenburg gewaarfchuwd<br />
hebbende, begaf zig, terftond, uit den Haage,<br />
by de duinen langs", het bosch om, over den<br />
Leidfchen dam, naar Bleiswyk, Stoutenburg,<br />
ylende naar zynen Broeder, Groeneveld, gaf<br />
hem ook te verftaan, hoe de zaaken ftonden ,<br />
waarop zy beide de wyk namen ; doch met ongelyke<br />
uitkomst, gelyk hierna ftaat te melden.<br />
De vier gevangenen werden, terftond, door De ga^<br />
g<br />
eenige Raaden van't Hof, ondervraagd, en be- n £^<br />
leeden, aan de paleye gebragt zynde,den toekennen<br />
leg op 's Prinfen leeven. Doch fommigen mei- denaauden,<br />
dat Kornelis Gerritszoon alleen gepynigd flag.<br />
werdt. De vier ontdekkers liet men, ondertusfchen,<br />
in de Kastelenye, goeden ciermaaken,<br />
tot dat men nader agter de waarheid zou gekomen<br />
zyn. De toegangen van den Haage werden<br />
bezet. Des anderendaags, reeden twee Raa- Verftheïden<br />
van 't Hof naar Rotterdam, men meent, d b e<br />
^' "<br />
e<br />
om Adriaan van der Dusfen te vangen. Doch t n'<br />
hy was niet te vinden. Ook hadt Slatius, op de w u s tig e i l<br />
tyding, dat zyn Zwager gevat was, zig terftond begeevea<br />
op de vlugt begeven. Dien zelfden morgen, zig op da<br />
waren Abraham Blanfaart en Willem Parthy vlugc<br />
*<br />
op weg geflaagen naar den Haage, van zins<br />
om, zo zy daarna verklaarden, den toeleg te<br />
ontdekken. Doch verftaande, aan 't Huis te<br />
Deil, dat zulks reeds door anderen gefchied<br />
was 9
46a VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />
1603. was, keerden zy terftond te rug naar Leiden,<br />
— en begaven zig, nevens Jan Blanfaart, op de<br />
vlugt. Uit het gene de gevangenen beleeden<br />
hadden, hadt men bellooten, dat Slatius, van<br />
Dyk en de gewezen Predikanten Kornelis Geesteranus<br />
en Gerard Veliius fchuld aan den aanflag<br />
hadden. Men beloofde dan, by openbaare<br />
afkondiging, op den negenden van Sprokkelmaand<br />
, vierduizend guldens aan elk, die een<br />
van deeze vier in hegtenis leverde. Doch<br />
Geesteranus en Velfius hebben, in laater' tyd,<br />
hunne onfchuld doen blyken. Groeneveld en<br />
Stoutenburg werden ook gezogt; maar niet gevonden.<br />
De Leermeester van Groenevelds<br />
Zoon werdt gevat en gepynigd, zonder dat hy<br />
iets belcedt. Men braat den Zoon van Koorenwinder<br />
ook naar den Haage, uit wien men weeten<br />
wilde, waar zig zyn Vader onthieldt j doch<br />
Van der hy ontdekte niets. Van der Myle, die niet ge-<br />
Myl<br />
ft weeken was, werdt uit de Beverwyk gehaald,<br />
e n<br />
gehaald;<br />
ee<br />
nig' 2<br />
dagen in de Kastelenye bewaard,<br />
doch on- Doch toen men hem op 't ftuk van den aanflag<br />
fchuidig tegen den Prinfe ondervraagde, verantwoordbevon-<br />
fa n y z^ z o volkomenlyk, dat men hem wederom<br />
los liet. Hy kreeg, eenige maanden laater,<br />
vryheid, om alomme, door 't Land, te mogen<br />
reizen; mids hy egter in de Beverwyk bleeve<br />
woonen (0). De Advokaat Bosch werdt, in zyn<br />
Huis, in den Haage verzekerd; maar nadat zyne<br />
onfchuld gebleeken was, insgelyks, geflaakt.<br />
Wat laater, raakte Abraham Wouterszoon,<br />
Zwaardveeger te Rotterdam, van wien Slatius<br />
de Piftoolen gekogt hadt, in hegtenis, waaruit<br />
Co) Refol. Holl. 5 Daemi. 1623. VU 179,<br />
hy»
XL. BOEK. H I S T O R I E . 463<br />
hy, eerlang, ontfnapte, zonder dat ik heb kon- 1623.<br />
nen vinden, of hy fchuldig ware of niet. Maar<br />
Klaas Michielszoon Bontebal, die een gedeelte<br />
van't geld verftrekt hadt, gevat zynde, werdt,<br />
daarna, voor Mannen van Schieland, te regt<br />
gefteld (ƒ>).<br />
Aan de Bevelhebbers der Grensfteden en aan Men bede<br />
Staaten der andere Gewesten werden, ter- fchuidige<br />
ffond, brieven afgezonden, waarby gelast en m* n_<br />
verzogt werdt, op de fchuldigen te letten, en ft ranten,<br />
dezelven in hegtenis te neemen. 't Stuk der fa- in 't gemenzweeringe<br />
werdt, in deeze brieven, meest meen,<br />
eenigen Arminiaanfchen Predikanten en ande- ^aanren<br />
van dien aanhang te last gelegd. De Remon- fl ag.'<br />
itranten raakten, hierdoor, nog meer dan te<br />
vooren, in den gemeenen haat. Ook werden zy,<br />
door fommige Predikanten , in 't openbaar,<br />
vinnig doorgeftreeken : al 't welk de voornaamften<br />
in groote verflaagenheid dompelde,<br />
en anderen bewoog, om hunne gemeenfchap<br />
te verlaaten. Veelen waren vol agterdogt en<br />
vreeze, niet weetende, wat 'er agter deezen<br />
toeleg fchuilen mogt, en fomtyds het ergfte<br />
vermoedende. De Staaten van Utrecht gaven,<br />
den veertienden van .Sprokkelmaand, een ftreng<br />
Plakaat uit, waarby de gantfche Broederfchap<br />
der Remonftranten genoegzaam befchuldigd<br />
werdt met den toeleg, en ook vierduizend guldens<br />
gezet op 't lyf van hun, die men fchuldig<br />
hieldt, zonder Geesteranus en Velfius te vergeten<br />
(q).<br />
Ten zelfden dage, werdt van Dyk, te Ha- Van Dyk<br />
zertswoude, betrapt, in boeren kleederen. In wordt<br />
evat c n<br />
heg- «<br />
IïRANDT IV. Deel, bl. 900-942.<br />
(?) RRANOÏ IV. Deel, bl. 342-^5».
464 VADERLANDSCHE XL. BOEK,<br />
.<br />
hegtenis zynde,. ontboodt hy zyne bloedvrienden,<br />
van welken hy affcheid nam, bekennende<br />
bekent een dood man te zyn. Men haalde hem, terden<br />
aan- ftond, naar den Haage. Na dathy verhoorden<br />
a<br />
-* aan de paleye gebragt was, werdt 'er, by openbaare<br />
afkondiging, die den zestienden gefchiedde<br />
, vyfduizend guldens gezet op de lyven van<br />
Groeneveld, Stoutenburg en van der Dusfen ,<br />
vierduizend op dat van Koorenwinder, en zeshonderd<br />
op die van Abraham en Jan Blanfaart.<br />
Men befloot, hieruit, dat van Dyk deezen gemeld<br />
hadt. Ook meent men, dat hy iets hadt<br />
ontdekt, 't welk Prinfe Henrik raakte, met<br />
wiens naam, Stoutenburg fcheen gefpeeld te<br />
hebben, om van Dyk te eerder in te wikkelen.<br />
Doch zyne bekentenis werdt zeer geheim gehouden.<br />
Zeker is 't, dat hy den aanflag op<br />
's Prinfen leeven beleeden heeft (r).<br />
De Heer Op zeker vermoeden, werden te Leiden gevanGroe-<br />
vat Paulus Stochius, GuUklmus Coddeeus, ge we<br />
re weid, z e n Hoogleeraar in de Oosterfche taaien, en<br />
ïlind'^ê- J an<br />
Pieterszoon Dou, Landmeeter. Zy werden<br />
vang;n. V<br />
' naauw ondervraagd, doch onfchuldig bevon<br />
den; en na eenige dagen zittens ontflaagen,<br />
onder borgtogt (s\ Groeneveld raakte, den<br />
agttienden, in banden. Hy had zig, tegen den<br />
avond, op aanraading zyner Huisvrouwe, Anna<br />
Weitfen, Vrouwe van Brand wy k, op de vlugt<br />
begeven naar Scheveningen, daar een Visfcher<br />
aanboodt, hem, metzynepink, naar Engeland,<br />
Hamburg of elders heenen te voeren. Doch<br />
verfchrikt voor de ruime zee, ginghy, met<br />
zynen Kamerling en den Visfcher, langs 't<br />
ilrand 3<br />
(O BRANDT IV. Deel, bl. 951 en<br />
(O BRANBT IV. Heel, bl, 953-W5-
XL. BOEK. H I S T O R I E . 465<br />
ftrand, naar 't naaste Dorp, daar een wagen 16&3.<br />
befteld werdt, die hen naar Zandvoort, en voorts •<br />
naar Egmond bragt. Hier trok de Heer van<br />
Groeneveld eene visfchers py aan, liet zig naar<br />
Petten brengen, en van daar overvoeren op<br />
Texel. Doch zig hier niet betrouwende, ftak<br />
hy over op Vlieland, daar hy fcheep dagt te<br />
gaan. Midlerwyl, hadt men, in den Haage, berigt<br />
gekreegen, dat hy te Scheveningen gezien<br />
was. Straks viel't vermoeden op den Visfcher,<br />
zynen vriend, wiens Vrouw aangetast,<br />
en, met dreigen, tot bekentenis gebragt werdt<br />
van 't gene zy wist. Toen hadt men 't fpoor<br />
van zyne vlugt, welk men terftond volgde. De<br />
Schout van Vlieland, ondertusfchen, ook iet<br />
vernomen hebbende, begon het Eiland te doorzoeken,<br />
en vondt, eindelyk, den Heer van<br />
Groeneveld, zittende onder de Visfchers, gekleed<br />
in eene graauwepy, met groote visfchers<br />
laarzen aan de beenen, en een noppers muts<br />
op 't hoofd. De Visfcher, die hem verzelde,<br />
den Schout ziende inkomen, ontliep het gevaar.<br />
Doch Groeneveld werdt gevat, en,des<br />
anderendaags, onder een fterk geleide, naar<br />
den Haage gebragt, en op de gevangenpoort<br />
gezet (*).<br />
Maar zyn Broeder Stoutenburg, die fchul- Vlugt<br />
diger was dan hy, en Adriaan van der Dusfen ° b^° u<br />
"<br />
ontkwamen't gevaar, dat hun dreigde. De eer- e n VJU,<br />
fte hadt zig, meent men, in eene kist, uiteen der Dus-<br />
Haage doen draagen, en was, daarna, heime- fen,<br />
lyk, te Rotterdam gelcomen, daar hy zig, met ,<br />
van der Dusfen, nog tien of twaalf dagen, onthieldt<br />
(t) Aanhangf. op Oud JJatay. bl. 193. KIUNDTIV. Deel, II. 956.<br />
X DEEL. Gg
466 VADERLANDS CHE XL. BOEK.<br />
1623. hieldt, ten huize van eenen gewezen Speel-<br />
• man; doch nu van goede middelen. Toen huurde<br />
men het fchip van Jakob Beitjes, voor duizend<br />
guldens. De Schipper zou kaas laadenop<br />
Wezel, en hen, onder dezelve, verbergen.<br />
Doch anderen willen, dat zy, met hunne dienaars,<br />
als Schippers gekleed, in 't vooronder<br />
fchuilden. Te Nieuwmegen, werden zy, voor<br />
't eerst, gezien, door des Schippers knegt, wien<br />
men diets maakte, dat het geestelyken waren,<br />
welken men niet ontdekken moest. Omtrent<br />
het Tolhuis gekomen, werdt Stoutenburgs<br />
knegt, die even aan land gegaan was, terftond ,<br />
gekend, door eenige foldaaten, die hem, in<br />
Bergen op Zoom, terwyl zyn Heer daar Bevelhebber<br />
was, gezien hadden. Men vraagde hem,<br />
die, met terftond, naar zynen Heer. Hy fpeelde den<br />
groot ge- onweetenden; maar gedreigd met de pynbank,<br />
Goch tC<br />
meldde hy, 't gene men weeten wilde. Toen<br />
zondt men, in deryl, eenige foldaaten naar 't<br />
fchip. Doch zy kwamen te laat. Stoutenburg<br />
en van der Dusfen, uit hetwegblyven van den<br />
knegt, agterdogt krygende, hadden zig, door<br />
den Schipper, aan de overzyde derWaale, op<br />
den Kleeffchen bodem, aan land doen zetten.<br />
Hier huurdenze een' wagen, die hen en den<br />
Schipper, te post, naar Goch bragt. DeSpaanfche<br />
Bevelhebber ontving hen hier beleefdelyk,<br />
en gaf hun, eenige dagen daarna, een fterk<br />
en, eer- geleide mede naar Brusfel, alwaar de Aarrsheilang,<br />
te togin Izabelle hen, eerlang, by eene fchiifte-<br />
Brusfoï lyke Acle, in haare befcherming nam. De Staakomcn.<br />
t g n i i a ci^ e n n a a r ? kort te vooren, verzogt, dat<br />
zy Stoutenburg wilde overleveren; doch 't was<br />
geweigerd. De Huisvrouw van van der Dusfen
XL. BOEK. H I S T O R I E . 467<br />
fen verzelde hem in zyne ballingfchap. Doch 1623.<br />
Stoutenburgs egtgenooteJFalburg vanMarnix,<br />
Dogter van den Heere van Aldegonde, bleef<br />
in Holland. Haar man deedt, daarna, eene stoutenreis<br />
door Italië en Frankryk, en nam, te Brus- burg<br />
fel te rug gekeerd, in of na 't jaar 169.6, na 't |£ e<br />
on. omhelzen van den Roomfchen Godsdienst, d e r d e<br />
dienst onder de Aartshertoginne. Sedert heeft Aartshermen<br />
hem, als Ritmeester, de wapenen zien togiune»<br />
voeren tegen zyn Vaderland, tot groot verdriet<br />
zyner maagen. 't Schip, waarmede hy uit<br />
Rotterdam gevlugt was, werdt, met de laading,<br />
verbeurd verklaard. Zyn Dienaar en des<br />
Schippersvrouw en Knegt werden, onder Acte<br />
van nonprajuditie, den Hove van Gelderland<br />
verleend, naar den Haage gebragt,zonder dat<br />
my gebleeken is, hoe 't met hen afliep («).<br />
Voorts hadt men, befpeurende, dat Stoutenburg<br />
en van der Dusfen wisfelbrieven, uit Holland,<br />
zogten te trekken, al vroeg beflooten,<br />
alle onderhandeling met deeze twee te verbieden<br />
(v).<br />
Op den zelfden dag, dat Groeneveld gevat viugrvan<br />
werdt, raakten de twee Blanfaarts, en, 'snagts de twee<br />
daarna, Willem Parthy in hegtenis. De ontdek JjJJ^<br />
kers van den aanflag en de vier eerfte gevan parthy. genen fchynen niet van hun geweeten te hebben;'twelk<br />
hun tyds genoeg gaf, om, zonder<br />
ontdekt te worden, uit Holland, en, overVollenhove,<br />
in Grol te geraaken, daar de Spaanfchen<br />
nu meester waren. Doch de vrees, dat<br />
de Spaanfchen hen mogten vatten, en losgeld<br />
(«") RRANDT IV. Deel, bl. 957-yfic.<br />
Qyj Refol. Holl. 15 M*«rt. ifiaj. bl. 17.<br />
Gg 2<br />
af-
468 VADERLANDSCHE XL. BOEK,<br />
Ï623. afperfen, deadt hen wederkeeren naar Vollen-<br />
•• hove. Van daar, reisdenze, door Friesland<br />
en Groningen , naar Delfzyl, en verder op<br />
Embden, daar zy, 'snagts, in de herberg den<br />
Helm füepen, en 'sanderendaags, den agttienden<br />
van Sprokkelmaand, een' wagen namen, om<br />
naar Stikhuizen te ryden. Doch onderweg, overviel<br />
hun een nieuwe angst voor de Mansiëldfche<br />
Knegten, die toen in Oostfriesland lagen: deslieten<br />
zy zig te rug voeren naar Embden; doch<br />
namen eene andere Herberg. Hunne ongeftaadigheid<br />
en vrees bragt hen, hier, neg dien zelfden<br />
dag, in lyden. Eerst haddenze den Waard<br />
gezeid, datzy drie of vier dagen dagten te blyven.<br />
Ook haddenze hem eene gcede middagmaaltyd<br />
befteld. Maar terwyl dezelve bereid<br />
werdt, fprakenze met een' Schipper, die naar<br />
Bajonne in Frankryk moest, hem vraagende,<br />
of hy hen niet, te Calais, of te Douvres, aan land<br />
zetten kon. Midl.en.vyl, verliepenze de maaltyd,<br />
voorgeevende ergens in de Stad genodigd<br />
te zyn. Van dit gefprek met den Schipper<br />
kreeg de Waardkennis, en hierop vermoeden,<br />
of zyne gasten ook fchuldig mogtcn zyn, aanden<br />
aanflag tegen den Prinfe van Oranje. Zyn<br />
vermoeden vermeerderde, toen zy, terwyl hy<br />
over tafel zat, in alleryl, kwamen vraagen, wat<br />
zy verteerd hadden, en, beevende en bedeesd,<br />
zo veel voor elk betaalen wilden, als hy voor<br />
allen gevorderd hadt; welke, verbaasdheid ontftaan<br />
was, op zyne vraag, waarom zy nu naar<br />
Frankryk of Engeland wilden ? Hy gaf dan dep<br />
Schout kennis van zyn vermoeden, en deeze,<br />
hen waarneemende, toen zy ter deure uit gingen,<br />
verzogt hen, met hem, by den voorzitten-
XL. BOEK. H I S T O R I E . 469<br />
tenden Burgemeester te willen gaan. Op deeze i
470 VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />
1023. gen,door den Scherpregter, gebroken was. *t<br />
• Lighaam van Kornelis Gerritszoon, Zwager<br />
van Slatius, werdt gevierendeeld, en de deelen,<br />
aan halve galgen, op vier uitgangen van<br />
den Haage, gehangen (V).<br />
Kooreu- Weinige dagen te vooren, was Koorenwinwinder<br />
der betrapt te Overfchie, en, met den Huism<br />
a n<br />
OoTe'e- » d i e n e m<br />
geherbergd hadt, gevangkelyk,<br />
nige Lei- naar den Haage gebragt. Ook geraakten, op<br />
denaars. den vierentwintigften, te Leiden, in hegtenis<br />
drie burgers, Jan Pieterszoon, Lyndraayer, Sa<br />
muelde Plekker, en Ger rit Kornelis zoon, Kleermaaker,<br />
die, iet gehoord en niet aangebragt<br />
hebbende, zulks duur bekogten (y).<br />
viugtvan In den aanvang van Lentemaand, viel, ein-<br />
Henrik delyk, ook Slatius in de handen van 't Geregt.<br />
Slatius. H y h a d t z i g ^ viUgtende, verfteken in eene grove<br />
boeren py, en eenen flegten hangenden hoed<br />
op 't hoofd gezet, dienhydigtindeoogentrok.<br />
Dus ging hy, den zevenden dag na 't ontdekken<br />
van den aanflag, door Amfterdam; voer,<br />
vandaar, op Harlingen, en voorts, over Leeuwaarden,<br />
naar Groningen, meenende verder,<br />
over de moeren, naar Lingen te trekken. Maar<br />
te voet, in 't Dorp Rolde, niet verre van Koeverden,<br />
gekomen, ging hy in eene herberg,<br />
om eene kanne biers te drinken. Hier vondt hy<br />
eenige foldaaten, met den Wagtmeester Wil'<br />
lem Blaauw, Zoon van Quiryn Blaauw, Bevelhebber<br />
van Koeverden,' wagtende op eenig<br />
geld, welk, van Groningen, onder geleide, derwaards<br />
gezonden werdt, en wat te lang wegbleef.<br />
Terwyl de foldaaten hierover fpraken<br />
O) BRANDT )V. Deel, U. 9R9.<br />
XL. BOEK. H I S T O R I E . 47*<br />
by 't vuur, zeggende fommigen, dat het gelei- 1623.<br />
de, door eenigen verfpieder ontdekt zynde,<br />
veelligt, genomen ware door den vyand; anderen,<br />
dat zulks geen gevaar liep; ging Slatius,<br />
weetende in welk eene gelegenheid hy<br />
ware, zulk een angst aan, dat hy, toen de Wagtmeester<br />
en knegten eens uitkeeken, fchielylc<br />
oprees, zyn gelag betaalde, en ter deure uitftreek,<br />
laatende de volle kan met bier ftaan.<br />
Blaauw, wederom in huis gekomen, mist den<br />
man met de py, ziet zyne kan nog vol, en<br />
krygt, hoorende, dat hy betaald hadt en heen<br />
gegaan was, vermoeden, of 't niet wel een<br />
verfpieder zyn mogt. Hy loopt hem dan, met Hy<br />
twee foldaaten, agterna, en haalt hem haastin, 'j n<br />
hebbende een roggenbrood, daar eenig geld » tLaridin<br />
verborgen was, in een' vuilen doek, onder fchap<br />
den arm. Op de vraage, waarom hy zo fchie- Drente,<br />
lyk vertrokken was, en waar hyheenenwilde, S evat<br />
-<br />
antwoordde hy, met eene bedeesdheid, die de<br />
aeterdogt vermeerderde. Voorts, gaf hy zig<br />
uit voor een' Oculist of Oogmeester, Meester<br />
Tan Herrnansz. genaamd, te gelyk biddende<br />
dat men hem wilde laaten gaan, alzo hy, omtrent<br />
Amfterdam, een' doodflag begaan hadt.<br />
Doch Blaauw hernam, dat hy, hierom te meer,<br />
zyn gevangen blyven moest. Men bragt hem<br />
dan wederom naar de herberg, en voorts naar<br />
Koeverden. Hier in hegtenis zittende, badthy<br />
een foldaats vrouw, welke hy veel gelds beloofde,<br />
dat haar man hem aan den voet van de<br />
graft wilde brengen. Doch 't werdt geweigerd.<br />
Ondertusfchen, hadt men naar Amfterdam gefchreeven,<br />
om te verneemen, of zekere Oculist,<br />
Jan Herrnansz. genaamd, daar of daar om-<br />
Gg 4 «ent
47* VADERLANDS CHE XL. BOEK.<br />
.1^23. trent, een' doodflag begaan hadt. Maar men<br />
hadt hiervan geene kennis Toen eerst kreeg<br />
men vermoeden, of hy ook deel hebben mogt<br />
aan den aanflag tegen den Prinfe, daar'tgantfche<br />
Land van gewaagde, en veelligt wel die<br />
Slatius ware, op wiens lyf men vierduizend guldens<br />
gezet hadt. Men zondt hem dan, onder<br />
geleide van denWagtmeesterBlaaaw en eenige<br />
Ruiters, naar Zwol, daarhy, ziekelyk zynde\.<br />
zig ftraks te bedde leide, met het aangezigt<br />
naar den muur, om niet gezien te worden:<br />
geevende, op 't gene hem, zelfs van aanzienlyke<br />
luiden, gevraagd werdt, geen of ftuursch<br />
befcheid, als, wat hebt gy my te vraagen ? ofwat<br />
heb ik u te antwoorden ? gy zyt myn bevoegde<br />
Regter niet. Als ik in Holland kor.ie, zal men my<br />
maar al te v;elkennen. Van Zwol, voerde men<br />
hem, te fchepe, naar Amfterdam, daar hy, den<br />
twaalfden van Lentemaand, aankwam, terftond<br />
gekend , en in zyne boeren py uitgetekend<br />
werdt. De tekening werdt in 't koper geëtst,<br />
door Klaas Janszoon Visfcher, en in 't licht gegeven.<br />
Des anderendaags, bragt men hem naar<br />
den Haage. Dus hadt hem'tverloopen van zyn<br />
bier in deeze zwaarigheid gebragt; waaruit, naderhand,<br />
eenfpreekwoordontftondt, onder de<br />
drinkers, die, noode van de bierbank fcheidende,<br />
plagten te zeggen, Ik wil Slatius niet<br />
flagten, en myn bier verhopen. Op de gevangenpoort<br />
zittende, werdt hy zeer krank, zodat<br />
eenigen meenden, dat hy zig zeiven vergiftigd<br />
hadt. Doch dit vermoeden verdween, toen<br />
hy, daarna beterde, (z).<br />
De Re- Ondertusfchen, zonden verfcheiden' Remon-<br />
(zp MRANDT IV. Deel, H-
XL. BOEK. H I S T O R I E . 473<br />
ftrantfche Predikanten, die te Amfterdam ver- 1(523.<br />
gaderd waren geweest, een Vertoog aan de algemeene<br />
Staaten, aan de Staaten van Holland, monen<br />
aan den Prinfe van Oranje, waarby zy den y"^<br />
aanflag tegen zyn leeven verfoeiden, en zig genzig]<br />
daaraan onfchuldig verklaarden, 't Zelfde ge- wegens'<br />
fchiedde, ook in andere fchriften, door hen, denaanten<br />
deezen tyde, in 't licht gegeven. Hierte- p'? r e„ 8<br />
gen, liepen wederom gerugten, ten nadeele i eevè a.<br />
van Izaak Welfing, Bernardus Dwinglo en nog<br />
twee of drie andere Predikanten. Dwinglo<br />
werdt, by openbaare afkondiging van 't Hof,<br />
befchuldigd, als hadt hy deel gehad aan verfcheiden'<br />
aanflagen, ten nadeele van 't Land.<br />
Hy was met eene Zuster van Koorenwinder getrouwd,<br />
en hadt, veelligt, wel iets gehoord,<br />
dat verre zag; doch by hem niet geloofd werdt.<br />
Immers hy heeft zig, naderhand, in openbaaren<br />
druk, tegen alle kwaad vermoeden, verdedigd.<br />
Ook heeft Welfing zig, door ernftigebetuigingen<br />
, gezuiverd. De gerugten, ten hunnen<br />
nadeele, fchynen meest ontftaan te zyn, uit<br />
het gene Slatius en Jan Blanfaart, in de gevangenis,<br />
tegen hen fchreeven : meenende zy beide,<br />
door 't befchuldigen hunner medebroederen<br />
, hun leeven te zullen redden. Doch toen<br />
de uitkomst hun leerde, dat deeze waan ydel<br />
was, herriepen ze, 'tgene ze, ten nadeele der<br />
Remonftranten, hadden ingefteld (V).<br />
HetHofwas,midlerwyl, bezig met de Regts- G^oenepleeging<br />
over alle deeze gevangenen. De Heer vc;tl<br />
van Groeneveld, terftond, beJeeden hebbende,<br />
(
474 VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />
1623. 't gene hy van den aanflag wist, werdt niet ge-<br />
• pynigd, gelyk van Dyk en Koorenwinder. De<br />
verwee- Vrouw Weduwe van Oldenbarneveld befloot,<br />
Ook va m<br />
deezen ftaat der zaaken, verzeld van de<br />
Dyk en Vrouwe van Groeneveld en zyn Zoontje, ver-<br />
Kooren- giffenis voor hem te verzoeken by den Prinfe,<br />
winder, die den fmeekenden beleefdelyk bejegende $<br />
doch genoeg te verftaan gaf, dat 'er geene genade<br />
te hoopen ware. 't Regt ging dan zynen<br />
gang. Hy, van Dyk en Koorenwinder werden ,<br />
als fchuldig aan de misdaad van gekwetfte<br />
hoogheid, ten zwaarde verweezen, met verbeurdverklaaring<br />
hunner goederen. Op den<br />
agtentwintigften van Lentemaand, werdt hun<br />
de dood aangezeid. Men fchikte hun ook eenige<br />
Predikanten toe, welken zy goed gehoor<br />
gaven, met betooning van groot berouw over<br />
hunne zonden. De Moeder, Vrouw en 't<br />
Zoontje van Groeneveld werden, des nagts, by<br />
hem toegelaaten, om 't jongfte affcheid te neemen.<br />
Ook werdt van Dyk van zyne Dogter<br />
Groene- bezogt. Des anderendaags, omtrent tien uuren ,<br />
veld gaat tradt de Heer van Groeneveld, ten volle gerustig<br />
ter kleed, met den hoed op 't hoofd, den mantel<br />
d o o d<br />
* aan, en 't rapier op zyde, zonder gebonden<br />
of gehouden te worden, van de Poort naar 't<br />
Hof, zig eerbiediglyk buigende voor de menigte<br />
luiden van aanzien, die, uit de venfters van<br />
'tHof, naar hem zagen, en waaronder hy vermoedde,<br />
dat Prins Maurits zyn mogt. Onder 't<br />
leezen van 't vonnis, toonde hy zig zeer kloekmoedig,<br />
en ging voorts rustig ter dood, zelf<br />
zynen mantel en rapier afleggende: ook zyne<br />
kraag en ponjetten op de grond werpende,<br />
en zyn wambuis ontkaoopende. Zyn boven-
XL. BOEK. H I S T O R I E . 475<br />
lyf daarna, met hulp van zynen Kamerdienaar, 1623.<br />
ontbloot hebbende, ging hy naar 't zand, mets .<br />
fpreekende tot het volk, dan deeze weinige<br />
woorden, Wraakgierigheid en kwaade raad<br />
hebben my hiertoe gebragt. Heb ik iemant misdaan;<br />
ik bid om Christus wil vergeeft het my.<br />
Zyn gebed zullende doen, knielde hy, niet naar<br />
de Plaats, gelykgemeenlykgefchiedt, maar naar<br />
denKneuterdyk, ziende naar zyns Vaders huis.<br />
Toen hy 't mutsje voor de oogen trok, hoorde<br />
menhem zeggen ,OGod, wat man ben ik geweest<br />
, en wat ben ik nu.' waarop, hy, zyne handen<br />
famenflaande, nog voegde Patiëntie! en<br />
naauwlyks was 'er dit woord uit, of de Scherpregter<br />
lloeg hem, met den eerften flag, het<br />
hoofd van 't lighaam. Zyn Dienaar beftelpte<br />
het bloed met zand, bedekte het lighaam met<br />
den mantel, en trok het aan de eene zyde van<br />
't fchavot. Toen werden Koorenwinder en Einde<br />
van Dyk, wel vast gebonden, en de laatftegeflooten<br />
aan een' dienaar, de een na den an- d e r e n<br />
deren, gehaald. In 't gene zy tegen'tvolk zei- v a nDyk.<br />
den bleek, dat zy zig fchuldig erkenden, en<br />
vergiffenis begeerden. Vier van de Piftoolen,<br />
die van Dyk tot den aanflag uitgedeeld hadt,<br />
werden, voor zyne oogen, op een blok, aan<br />
Hukken geflaagen. De" lighaamen van beide<br />
werden, na 't onthalzen, gevierendeeld, de<br />
hoofden op ftaaken gezet. Maar 't Lyk van<br />
Groeneveld werdt in een zwart kleed gewonden,<br />
door vier Staatenboden, gevolgd van zynen<br />
dienaar, die de afgelegde kleederen droeg,<br />
t'zynen huize gebragt, en, den volgenden nagt,<br />
in zyn Vaders graf, begraaven. Niemant van<br />
hun, die om den aanflag tegen den Prinfe lee-<br />
den,
476 VADERLANDS CHE XL. BOEK.<br />
1Ö23. den, werdt meer beklaagd dan de Heer van<br />
Groeneveld, die de minfte fchuld hadt, en, om<br />
zyne goedaartigheid, by veelen, bemind was Q>j.<br />
Slatius, Slatius, de twee Blanfaarts en Parthy zaten<br />
de Bian- tot den vierden van Bloeimaand j toen hun de<br />
faartsen ,jood aangezeid werdt, zo onverwagt, dat zy<br />
e e n e<br />
worden g andere rekening maakten, of zy zouden ,<br />
onthalsd, eerstdaags, geflaakt geworden zyn, waanende<br />
de twee Blanfaarts en Parthy, dat het voorneemen<br />
, welk zy zeiden gehad te hebben, om den<br />
aanflag te ontdekken, voor de ontdekking zelve<br />
genomen zou worden, en Slatius en Jan Blanfaart<br />
in 't byzonder, dat hun fchryven en fpreeken<br />
tegen de Remonftranten hen van de dood<br />
bevryden zou. Men zondt hun ook eenige Predikanten<br />
toe; doch zy gaven 'er weinig gehoor<br />
Slatius aan. Slatius bejegende hen fchamperlyk en<br />
gedrag in trots, zeggende, dat hy de dingen, die zyhem<br />
zyn ui- zeggen wilden, zelf wel wist, en geduurig zoet<br />
a e<br />
' kende te twisten, over de Leer der Predestinatie.<br />
Ook verfcheen hy, des anderendaags, op<br />
de Rol, om zyn vonnis te hooren, met een<br />
grimmig gelaat. Onder 't leezen, hoorde men<br />
hem, dikwils, zeggen, dat h niet waar; dat heb<br />
ik niet, of zo niet bekend, 't Is geen regt, maar geweld<br />
en diergelyke woorden meer. Ook zeide<br />
hy, dat Geesteranus en Velfius niet geweeten<br />
hadden van den aanflag. Zyn Boekje, Klaarlichtende<br />
Fakkel genaamd, werdt,na 't leezen van<br />
't vonnis, voor zyne oogen, verfcheurd. Jan<br />
Blanfaart fprak niet een enkel woord op zyn<br />
vonnis. Abraham mompelde alleenlyk iet, binnens<br />
monds. Maar Willem Parchy, die dronken<br />
(_h} BIIANÜT IV. Les', Uf 1044-1052.
XL. BOF K. H I S T O R I E . 477<br />
ken op de rollekwam, viel den Griffier dik- KI23.<br />
wils in, roepende dat hy onwaarheid las, en •<br />
beweerendc, dat sy voorgehad hadden, den toeleg<br />
te openbaaren. Alle vier werden zy verklaard<br />
d? misdaad van gekwetfte hoogheid begaan<br />
te hebben, en hierom ten zwaarde verweezen<br />
, met verbeurdverklaaring hunner goederen.<br />
Slatius, aan twee dienaars vastgemaakt,<br />
werdt eerst naar 't fchavot gebragt, derwaards<br />
treedende, met groote onvertfaagdheid. Zig<br />
naar 't volk keerende, zeide hy, Eerlyke vroosne<br />
burgers, hier ziet gy dien Henricus Slatius,<br />
naar wiens bloed men zo lang gedorst heeft, met<br />
meer andere woorden, meest tot zynen roem en<br />
verontfchuldiging (trekkende. Den Predikant,<br />
die voor hem bidden wilde, wees hy af, zeggende,<br />
zelf te zullen bidden: hoewel men niet kon<br />
merken, dat hy't deedt. Geknield zynde, en<br />
de handen een weinig om hoog houdende,<br />
floeg hem de Scherpregter, met het hoofd, de<br />
regterhand geheel, en de linker byna af. jan De drie<br />
en Abraham Blanfaart en Willem Parthy wer- anderen<br />
den vervolgens onthalsd. Alle drie betuigden<br />
ze, voor 't volk, niet van zins geweest te z i n s g' e_<br />
zyn, den Prins om te brengen; maar den aan- weestte<br />
flag te ontdekken, en van Dyk te bedriegen, zy" ^ en<br />
Parthy, heel of half dronken, gebruikte meer ^J dg|. t e<br />
woorden dan de drie anderen. Zyn lighaam en k e r u<br />
die der twee Blanfaarts werden begraaven : dat<br />
van Slatius op een rad gelegd, en 't hoofd, op<br />
een ftaak, daar boven gezet, digt by de galge,<br />
buiten den Haage. Zyne Weduwe haalde egter,<br />
op eenen nagt, zyn lighaam en die van haaren<br />
Zwager en Koorenwinder van de raden, en<br />
begroef ze by de Geestbrugge, van waar ze, vier<br />
da-
478 VADERLANDSCHE XL.BOEK.<br />
1623. dagen laater, in 'tfpitten, gevonden zynde,<br />
wederom naar 't galgeveld gebragt, doch ten<br />
tweedemaale weggehaald, en te Warmond, in<br />
zekere boomgaard, begraaven werden, zonder<br />
ooit gevonden te worden (V). Op den laatften<br />
van Bloeimaand, hieldt men, door alle<br />
de Gewesten, eenen plegtigen dankdag over<br />
't ontdekken der abominable, barbarïfche Con-<br />
Eenige fpiratie tegen den Prinfe (V). Den eenentwinandere<br />
tigften van Zomermaand, werden de drie Leidmcde<br />
T fche gevangenen, Jan Pieterszoon Lyndraayer,<br />
wordS 11 Samuel<br />
de Plekker en Gerrit Korneliszoon<br />
ter dood Kleermaaker, ver weezen , om onthalsd te<br />
geiiragt. worden: en 't vonnis werdt, ten zelfden dage ,<br />
aan hun uitgevoerd. Zy hadden alleenlyk beleeden,<br />
uit de Blanfaarts, iet verftaan te hebben<br />
van het voorneemen tegen den Prinfe; 't<br />
welk zy voor zottenklap gehouden, of verfoeid<br />
en veroordeeld hadden, verklaarende daarmede<br />
niet te doen te willen hebben. Ook hadt<br />
men hun gezeid, dat Prins Henrik kennis hadt<br />
van den toeleg, 't Verzwygen van dit alles<br />
werdt voor misdaad van gekwetfte hoogheid<br />
verklaard by 't Geregt van Leiden (Y), en kostte<br />
hun 't leeven (ƒ). Klaas Michielszoon Bontebal,<br />
gewezen Sekretaris van Zevenhuizen,<br />
ontving gelyk vonnis van Schepenen en Mannen<br />
van Schieland, welk, op den derden van<br />
Hooimaand, te Rotterdam, aan hem uitgevoerd<br />
werdt. Hy hadt, zwaar gedreigd en ge-<br />
py-<br />
f'O BRANDT IV. Deel, bl. 1075-icR--<br />
(d~) ISAUDAR-T. Memor. XV. Hoek, bl. 98.<br />
'O Sentent. van J. 1'. Lyndraeyer, 0. de Plecker«« ü. Cor»<br />
iclisz. Cleermaeclver gedr. te Leyden 1623.<br />
C f) BRANDT IV.Deel, bl. 1110-1116.
XL. BOEK. H I S T O R I E . 479<br />
pynigd zynde (g), bekend van den aanflag te- i$ 23.<br />
gen den Prinfe en de voorgenomen' verande-.<br />
ring der Regeeringe kennis gehad, en tweeduizend<br />
guldens tot het uitvoeren van den zeiven<br />
verfchaft te hebben. Zyn lighaam werdt<br />
heimelyk begraaven (Ji). Hy wasdelaatftevan<br />
de vyftien, die, om 't kwaad voorneemen tegen<br />
zyne Doorlugtigheid, ter dood gebragt werden.<br />
Eenige anderen, die deel of kennis aan<br />
den toeleg gehad, of geld tot den zeiven gefchooten<br />
hadden, werden niet gemoeid: 't zy<br />
dat zy ten Lande uit gevlugt waren, of zig,<br />
binnens Lands, fchuil hielden, en niet fterk gezogt<br />
werden. De Remonftranten hebben niet<br />
konnen ontkennen, dat eenigen uit hunne broederfchap<br />
deel gehad hebben aan deezen aanflag;<br />
doch men heeft, tot hunne verdediging,<br />
aangemerkt, dat de ontdekldng ook dooreenigen<br />
uit hunne broederfchap gefchied is. De<br />
vier Matroozen, die den toeleg uitbragten, waren<br />
Remonftrantschgezind. De algemeene Staa- Loon der<br />
ten fchonken elk hunner zeshonderd guldens, ontdek-<br />
en een gaadje van vyftien guldens ter maand,<br />
k e r e n<br />
met verder voorfchryvens aan de Koïlegien ter ^fa?<br />
Admiraliteit, dat men ze, voor anderen,vorderen<br />
zou, tot de eerst openvallende Scheepsampten,<br />
waartoe zy bekwaam mogten zyn.<br />
De Prins gaf ieder, daarenboven, een' gouden<br />
penning met zyn beeldtenis en xvapen,<br />
ter waarde van tagtig guldens, nevens een<br />
verzilverd rapier («').<br />
(g~) B. DWINOLO Verantw. 1. Deel, bl. 142, tr>6.<br />
(ft) Sentent. van Gaas Mich. Bontebal gedr. teRoitcri. 1C23.<br />
O ) BRANDT IV. Deel, bl. 941. Zit BAUDART. Memor. XV,<br />
Intik y bl. 27-73.<br />
De
48o VADERLANDSCHE XL. BOEK,<br />
1623. De oorlog te lande werdt, dit jaar, van wederzyde,<br />
flaauwlyk gevoerd, 't Beleg van Ber-<br />
XXIII. gen op Zoom hadt den vyand, en 't ontzet<br />
Hertog deezen Staat zo veel gelds gekost(T), dat bei-<br />
tTaaii van de de P ar<br />
ty en<br />
tyd behoefden, om een weinig<br />
Bruns- op hun verhaal te komen. Ook hadden de Staawyk<br />
ten den last der Mansfeldfche troepen nog op<br />
wordt ge- ^n hals. Daarenboven, verfchaften ze Hertoüaagen.<br />
^ Christiaan van Brunswyk, die, van zyne<br />
wonde genezen zynde, verreisd was naar Oostfriesland<br />
, daar 't overfchot zyner benden lag ,<br />
eenigen onderfland in geld, met welken hy<br />
zyne benden verfterkte, dezelven, in Bloeimaand,<br />
voerende, door Turingen opwaards.<br />
Doch de Graaf van Tilly, die last hadt om op<br />
hem te pasfen, dwong hemterugtekeeren, en<br />
volgde hem op de hielen. In Oogstmaand eerst,<br />
raakten de beide Legers flaags by Stadloon.<br />
Hertog Christiaan kreeg de nederlaag (/), en<br />
werdt genoodzaakt, met zyn meeste volk, de<br />
wyk te neemen naar Breêvoort. Daarna, voegde<br />
hy zig wederom by Mansfeld in Oostfriesland<br />
(m). Men hadt hem, van wege deezen<br />
Staat, zes tonnen fchats toegeftaan, waarvoor<br />
hy beloofde zyn Leger, welk hy op vierentwintigduizend<br />
man begrootte, den tyd van<br />
drie maanden, in hunnen dienst, te zullen<br />
houden («).<br />
XXIV.<br />
Handeling<br />
van<br />
Ondertusfchen hadt de Koning van Groor-<br />
Britanje, in de Lente deezes jaars, te Brusfel,<br />
e e n Verdrae: getroffen met de Infante Izabel-<br />
Jakob<br />
ö 53<br />
l e ><br />
C O I'olez Memoir. de Fred. Uenri p. irt.<br />
(/') Memoir. de Freder. Hcnri. p. iU.<br />
C"t) AITZÜMA I. Ceel, bl. 230.<br />
(tj Refol. IloU 1, 5 Aug. 21 Otlob. 1023. W. 34,So,J4fl.
XL. BOEK. H I S T O R I E . 481<br />
le, die volmagt hadt van Keizer Ferdinand. 1623.<br />
Volgens een der voorwaarden van het zelve,<br />
moest de belegerde Stad Frankendaal in de Ne- den I te<br />
der-Palts der Infante in handen gefteld wor- Brusfel<br />
*<br />
den, om ze te bewaaren, tot dat 'sKonings<br />
Schoonzoon, met den Keizer, verzoend zou<br />
zyn (V). Wat laater, ontwierp men ook een<br />
Beftand van vyftien maanden, tusfchen Koning<br />
Jakob en de Infante, welk, zo wel als het<br />
voorig Verdrag, opzigt zou hebben op de Palts<br />
Doch ik meen niet, dat het voltrokken<br />
werdt (q~) ; fchoon fommigen zulks verfraaien<br />
(V). Koning Jakob deedt nog weinig of niets<br />
ten behoeve zyns Schoonzoons; maar kort hierna<br />
viel 'er iet voor, welk hem van gedrag deedt<br />
veranderen. Wy zullen 'er, op 't volgende jaar,<br />
kortelyk, van gewaagen moeten.<br />
Ferdinand de II, zyne zaaken, in Boheeme 'sKeizers<br />
en in de Palts, naar wensch, hebbende zien ge d\ s z<br />
n '<br />
n a<br />
lukken, was egter niet zonder kommer, dat de | t aa"<br />
hem, uit de Vereenigde Gewesten, eenig na- ten,<br />
deel mogt worden toegebragt. Hy zondt, waarfchynlyk,<br />
hierom, Joan Baptist Grammaye, in<br />
Herfstmaand, herwaards, met last om van verfcheiden'<br />
punten te handelen. Doch alzo, in<br />
eenigen deezer punten, onderfteld werdt, dat<br />
de Vereenigde Staaten onderhoorig waren aan<br />
'tKeizerryk, en de Keizer, in zynen Geloofsbrief,<br />
de Staaten zyne en des Ryks getrouwen en<br />
beminden noemde, vondt men, hier, niet geraaden,<br />
den Keizerlyken Gemagtigden openbaar<br />
ge-<br />
Co) A&. Publ. Angl. Tom. VII. P. IV. p. 48» 55.<br />
(p~) Act Publ. Angl. Tom. VII. P. IV. p. 57.<br />
' ({5 AITZEMA I. Deel, tl. 2^.<br />
C/5 RAPIN Tom. VII. p. 202.<br />
X. DEEL. Hh
482 VADERLANDSCHE XL. BOES.<br />
1623. gehoor te verkenen, veel min, in nadere onr—-<br />
derhandeling met hem te treeden (s). De Keizerlyke<br />
Brieven werden niet aangenomen, en<br />
Grammaye, wiens komst reeds eenige agterdogt<br />
verwekt hadt by 't gemeen, onder welk<br />
verfpreid was, dat hy van vrede met Spanje<br />
kwam handelen, werdt, fpoedig dochbeleefdelyk,<br />
afgevaardigd (f).<br />
XXV. In den Herfst deezes jaars, ontving men<br />
Klagten hier gezanten van Hamburg en van Breemen.<br />
van Ham- eerften klaagden over de Staatfche Kaapers,<br />
fyl%_ en<br />
die hunne fchepen, in volle zee, deeden ftry-<br />
men." ken, en, op het minfte kwaad vermoeden,<br />
opbragten. Men antwoordde hun, dat men last<br />
geeven zou, om alle Hamburger fchepen, die<br />
behoorlyke zeebrieven toonen konden, vry te<br />
laaten vaaren. De Breemer gezanten verzogten<br />
opening van de Wezer, die de Staaten,<br />
om den Keizerfchen en Spaanfchen den toevoer<br />
te belemmeren, met Oorlogsfchepen, geflooten<br />
hielden. , Ook klaagden ze over den<br />
Graave van Oldenburg, die een' nieuwen Tol<br />
gelegd hadt op deezen ftroom. Men zeide, op<br />
't eerfte, dat de Wezer niet geflooten gehouden<br />
werdt, om de vryheden van Breemen te<br />
krenken; maar om den vyanden van deezen<br />
Staat afbreuk te doen; en op het andere, dat<br />
men den Graave van Oldenburg vermaanen<br />
zou, om den tol, dien hy opgeregt hadt, wederom<br />
af te fchaffen. Ook fchreef men hem ,<br />
hierover, ernftelyk. Hy zondt, daarentegen,<br />
Gemagtigden herwaards, om zyn regt tot deezen<br />
tol te verdedigen. Voorts klaagde hy o-<br />
CO Refol. Holl. 30 Sept. 1C23. bl. 13a.<br />
(O AiTZKWA 1. Deel, bl. 216-222.<br />
ver
XL.BOÊIÉ. HISTORIE. 483<br />
ver Mansfeld, die zig van het Slot Kniphui- i
484 VADERLANDS CHE XL. BOEK.<br />
16*23. rigtingen der Vloote onder Willekens zul*<br />
len wy, hierna, verllag doen.<br />
xxvr. In Friesland, was, federt eenigen tyd, ge-<br />
Gefchil" fchil gereezen, onder de Leden der hooge Rein<br />
Fries- geeringe. De drie Goën, Oostergo, Westergo<br />
e n<br />
d^d"" ^ e<br />
Zeven wolden, die de Floreenen, in Hol-<br />
Leden<br />
l a n c<br />
* Verpondingen genoemd, betaalden , oor<br />
der hoo- deelden, dat zy te veel droegen in de gemeege<br />
Re- n e lasten. De Steden, het vierde Lid der hoogeenn-<br />
g e R eg eeringe, bragten hiertegen in, dat zy<br />
ee<br />
" 't grootfte deel der belastingen op de verteeringe<br />
betaalden. De Gemagtigden der drie Leden<br />
ter algemeene Staatsvergaderinge klaagr<br />
den hunnen Hoogmogendheden,over de Steden;<br />
doch hadden last noch lust, om 't gefchil aan<br />
derzelver uitfpraak te onderwerpen, gelyk hun<br />
geraaden werdt. Men fchreef egter aan de Steden<br />
, om haare Gemagtigden ook naar den Haage<br />
te zenden. Doch eer deezen hiertoe kwamen,<br />
zogten zy eenige verandering te maaken<br />
, in de wyze van 't beftellen der Wethouderen.<br />
Tot hiertoe, ftondt de Magiftraatsbeftelling,<br />
in alle de Steden, behalve Leeuwaarden<br />
en Franeker, aan den Stadhouder en aan<br />
den Hove des Landfchaps; welk Hof uit twaalf<br />
Raaden beftondt, drie van elk Lid, en derhalve<br />
niet meer dan drie uit de Steden. Hieruit<br />
ontftondt, dat de negen Raaden, uit de<br />
drie andere Leden aangefteld, altoos de meerderheid<br />
hebbende, de gefchillen over de belastingen<br />
, naar 't oordeel der Steden, te zeer<br />
in derzelver nadeel beflisten. Ook wisten ze<br />
Wethouders in de Steden te kiezen , die te<br />
zeer van hun afhingen, en hierom, dagtmen,<br />
niet vry genoeg, voor 't belang der Stede»,<br />
ftem»
XL. BOEK. H I S T O R I E . 485<br />
ftemmen durfden. Om deeze zwaarigheden 1623.<br />
te voorkomen, hadden te Steden, in 't voor<br />
leeden jaar, bellooten, de benoeming der jaarlykfche<br />
Wethouderen niet meer te zenden aan<br />
den Stadhouder en 't Hof; maar aan den Stadhouder<br />
, den drie afgevaardigden Staaten uit • '<br />
de Steden, en den drie Raaden, die, vanwege<br />
de Steden, in den Hove zaten ; zig grondende,<br />
op het Berigtichrift voor 't Hof, waarby beraamd<br />
was, dat de tegenwoordige voet van 't<br />
beftellen der Wet gevolgd zou worden, tot<br />
dat, daarin, by de Steden, andere fchikking<br />
zou worden gemaakt. Maar 't Hof, of de negen<br />
Raaden kantten zig tegen dit befluit der<br />
Steden , verdedigende het tegenwoordig gebruik<br />
, in een Vertoog, welk op de Landfchaps<br />
Vergadering ingeleverd werdt. De<br />
Staaten des Landfchaps of de meerderheid derzelven<br />
viel den Hove toe, verbiedende, in<br />
den aanvang deezes jaars, het invoeren der<br />
nieuwigheid, door de Steden beraamd. De<br />
Wet werdt dan befteld op den ouden voet,<br />
zonder dat ergens eenige tegenftand van belang<br />
gefchiedde, alzo men verfcheiden' dienende<br />
Wethouders, door hoop om aan te blyven,<br />
of vrees van te zullen verlaaten worden,<br />
wankelmoedig gemaakt hadt. De twist overde<br />
belastingen werdt dus niet weggenomen; maar<br />
flegts gedempt voor eene poos fjy).<br />
Omtrent deezen tyd, werden ontdekt eeni- XXVII.<br />
ge aanflagen des vyands, om de Stad Amfter- Aanfladam,<br />
aan verfcheiden' oorden, en vooral ook ^mite<br />
de fchepen, voor de Stad leggende, in den dam in<br />
brand brand ts<br />
Cy~) AITZEMA I. Deel, II. 211-214.<br />
Hh 3
486* VADERLAND SCHE XL. BOEK.<br />
1623. brand te fteeken: wélke ontdekking aanlei-<br />
• ding gaf, tot het naauwer bewaaken der<br />
fteeken. Waaien, in welken de fchepen leggen (z).<br />
Duurte De duurte van 't Koorn, ten deezen tyde»<br />
derGraa- gaf gelegenheid, dat deeze Stad veel inkogt<br />
nen<br />
* voor de armen: *t welk fommige Koornkoopers<br />
deedt befluiten, hunne graanen minder<br />
dan de markt was te verkoopen aan de Stad<br />
en aan de Godshuizen in dezelve. De prys<br />
der Rogge liep tot op tweehonderd goudguldens<br />
; doch terwyl 't ys nog in 't water<br />
lag, kwamen 'er veele fchepen aan uit de<br />
Oostzee; waardoor de graanen, in'cvolgende<br />
voorjaar, merkelyk daalden (a).<br />
Streniie De vorst was, deezen winter, ftreng boven<br />
vorst en maaté: waarop, in Louwmaand des volgenhoog<br />
wa. fen jaars, eene doorbraak volgde in den Lek-<br />
t e t<br />
ió24<br />
d v k<br />
» e e n e<br />
a l v e m<br />
k<br />
^<br />
b o v e n d e<br />
Vaart, veroor-<br />
zaakt door yskropping en hoog opperwater.<br />
Al wat noordwaards en noordwestwaards in 't<br />
Stigt en in Holland lag, liep toen onder, tot<br />
Amftelland toe. In de Stad Amfterdam, ftondt<br />
het buiten- en binnenwater even hoog (b~). Van<br />
deeze harde vorst bediende zig de vyand.<br />
Inval in Graaf Henrik van den Berge deedt, in SprokdeVeiu-<br />
kelmaand, eenen inval in de Veluwe. Ook<br />
we. vielen de bezettingen van Lingen, Grol en 01denzeel<br />
in de Groninger Ommelanden. Het<br />
vlugten uit de Dorpen, die niet onder brandfchatting<br />
zaten, werdt algemeen. Doch de vinnige<br />
koude veroorzaakte ook den vyand veel<br />
ongemaks. Den eenentwintigften, floeg het<br />
aan<br />
fz) WASSENAAR VI. Deel, ƒ. 62.<br />
\a) WASSENAAR. VI. Deel,/. 35» Verf.<br />
CI>) AITZEMA 1. Deel, ft. 260.
XL. BOSK. H I S T O R I E . 487<br />
dan 't dpoijen; 't welk hem noodzaakte de Ve- 1^54.<br />
luwe te verlaaten. Om den voorttogt van den •<br />
Graave van den Berge naar Holland te voorkomen,<br />
hadt Prins Maurits zig, in perfoon,<br />
haar Utrecht begeven, en orde gefteld op het<br />
openbyten der Rivieren, tot aan den zeekant<br />
toe. In 't aftrekken, vertoonde de vyand zig<br />
voor Arnhem; doch alleen om te doen zien,,<br />
dat hy meester van 't veld was \ want hy ondernam<br />
geene belegering (V). In Oogstmaand Bred.<br />
ü e K g e i<br />
daarna, floeg Spinola 't beleg voor Breda, al- *<br />
waar Prins Henrik, in Slagtmaand laatstleeden,<br />
eene muitery onder de bezetting geftiid hadt<br />
(d). 't Beleg duurde meer dan negen maanden.<br />
Wy zullen den uitflag van het zelve, in<br />
*t volgende Boek, vernaaien. Doch ter gelegenheid<br />
der gemelde muiterye, die, inzonderheid,<br />
door de Engelfche troepen, aangevangen<br />
was, viel 'er een gefprek voor, tusfchen<br />
Prins Maurits en den Engelfchen Gezant,<br />
Dudlei Karleton, welk wy waardig agten,<br />
uit de eigen' brieven van den laatften,<br />
kortelyk, te boek te ftellen.<br />
't Gefprek viel Voor, in den lusthof van den Gefprek<br />
Prinfe, en liep, eerst, over de fchaarsheidvan<br />
penningen in den Staat, en over de middelen, Maurits<br />
om't Krygsvolk beter te voldoen, waarin, zo de en den<br />
Prins oordeelde, van de Engelfche zyde, wei- Engelnig<br />
hulp te wagten zou zyn, zo lang men met gJJ^<br />
Spanje in onderhandeling bleeve. Terwyl Kar- Karleton.<br />
leton hierop zyne aanmerkingen maakte, vraagde<br />
de Prins, onverhoeds, hoe ftaat het met uw<br />
Hu-<br />
' (O Memoir. de Fred. Henri p. 20-22. AITZEMA I. JDtil,<br />
iL 2(19-271.<br />
(«n AITZEMA I. ütcl, bl. 271.<br />
Hh 4
488 VADERLANDSCHE XL. BOEK;<br />
KW- Huwelyk? ziende op de handeling over een<br />
Huwelyk, tusfchen den Prins van Wales en<br />
de Infante van Spanje. Karleton hernam, dat<br />
deeze handeling ftil ftondt, om dat men over<br />
het te rug geeven van de Palts niet eens kon<br />
worden. Hy voegde 'er by „ dat de Staaten<br />
„ hiertoe 't hunne behoorden by te brengen,<br />
„ en, door het onderfteunen der Koninginne<br />
„ van Boheeme, de gunst van zynen meester,<br />
w haaren Vader, te herwinnen." Maurits nam<br />
hieruit gelegenheid, om te klaagen over de<br />
vervreemding, die tusfchen Groot-Britanje en<br />
deezen Staat, ter oorzaake der handelinge met<br />
Spanje , ontftaan was. Maar Karleton, om<br />
hem niet fchuldig te blyven, dreef „ dat de<br />
?j vervreemding van der Staaten zyde begon-<br />
„ nen was: eerst, door Barneveld en zyne Ar-<br />
„ miniaanen, die nieuwe verbindtenisfen met<br />
de Hanze - Steden te wege gebragt hadden,<br />
„ zonder 'er den Koning, zynen meester, ken-^<br />
nis van te geeven; daarna, door de trotfe<br />
„ en ftraffe wyze van handelen, welke men<br />
5, omtrent zyne Majefteit gebruikt hadt; en 9<br />
„ eindelyk , door het belemmeren van den<br />
„ Koophandel der Engelfchen, in Oostindie<br />
„ en elders : alles , onaangezien de verplig-<br />
„ ting, welke men aan zyne Majefteit hadt,<br />
„ wegens 't bewerken van 'tBeftand, het herleveren<br />
der verpande Steden, het deel nee-<br />
„ men in de jongfte binnenlandfche gefchil-<br />
„ len, het bemiddelen der Oostindifche twis-<br />
„ ten, en het verdraagen van veelerlei gen<br />
weldenaaryen op zee, zonder 'er wraak van<br />
„ te neemen." Voorts ontkende hy niet „ dat<br />
ö de Koning, dus behandeld door de Staaten,<br />
„ het
XL. BOEK. H I S T O R I E . 489<br />
„ het oor hadt begonnen te leenen aan de 1634.<br />
„ voorflagen, welken hem, door Spanje, ge- -<br />
0 daan waren; doch alzo de handel met het<br />
„ Spaanfche Hof nu ftil ftondt, zou men, gaf<br />
„ hy voor, 'sKonings gunst, ligtelyk, her-<br />
„ winnen konnen, zo men hem verzekering<br />
„ gave van vriendelyker behandeling voor het<br />
„ toekomende." ] )e Prins hervatte hierop,<br />
„ dat een Vorst, die der Staaten zyde hieldt<br />
„ tegen Spanje, op derzelver duurzaame<br />
5? vriendfchap vasten ftaat maaken kon j en<br />
„ zo de Koning zulk een befluit nam, zouden<br />
n zy goed en bloed voor hem ten beste hehben."<br />
Maar Karleton antwoordde „ dat<br />
„ men, om zyne Majefteit gerust te ftellen,<br />
„ iets meer dan bioote woordengeeven moest.<br />
„ Dat hem niet onbekend was, hoe dikwils<br />
„ Juffrouw Serklaas" eene oude Haagfche<br />
Vrouw, die men de Koppelaar fier van't Beftand<br />
noemde „ over en weder reisde, om vooifla-<br />
„ gen te doen tot Beftand of tot Vrede; dat<br />
„ de afgelegenfte Gewesten fterk luisterden<br />
„ naar deeze voorflagen, en dat men, veel-<br />
„ ligt, haast befluiten zou, den last des krygs<br />
„ van zynen eigen op 's Konings hals te fchui-<br />
„ ven: waarom het, misfchien, meest geraa-<br />
„ den zou zyn, een Verbond te fluiten van<br />
„ onderlinge befcherminge." De Prins erkende<br />
„ dat de genoemde Vrouw en anderen,<br />
„ meermaalen, met zulke voorflagen, her-<br />
„ waards gekomen waren; doch hy hadtze,<br />
„ zeide hy, altoos by zig gehouden, zonder-<br />
„ ze den Staaten der byzondere Gewesten<br />
„ over te leveren." Hy voegde 'er by „ dat<br />
„ hem, onlangs, van Brusfel gemeld was, dat<br />
Hh 5 » Spi-
490 VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />
ïtf2
XL. BOEK. H I S T O R I E . 491<br />
Ook was dit fchryven, naar 't fchynt, onder 1624.<br />
anderen, oorzaak, dat 'er, kort hierna, een —<br />
Verbond tusfchen Groot Brittanje en deezen<br />
Staat getroffen werdt; gelyk wy, terftond,<br />
zien zullen.<br />
De Staaten van Holland waren, dit voorjaar<br />
, bezig met uitvinden van nieuwe middelen,<br />
tot het vervullen der lasten van oorloge. •<br />
Prins Maurits, oordeelende, dat zy, hierin,<br />
te traag waren, verfcheen, een en andermaal,<br />
in hunne Vergadering, hen op 't ernftigst vermaanende,<br />
niet te fcheiden, zonder in de noodige<br />
middelen te hebben voorzien (ƒ) : waartoe<br />
zy ook eindelyk beflooten.<br />
Na dat Frankendaal der Infante Izabelle in XXVHI.<br />
handen was gefteld, was de gantfche Palts Ko- Handening<br />
Fredrik ontweldigd. De Opper-Palts was, JjgJ^j,<br />
reeds in 't voorleeden jaar, aan den Hertoge den'Movan<br />
Beyeren opgedraagen, door den Keizer, gendhenevens<br />
de waardigheid van Keurvorst(g). De den-,<br />
Vereenigde Gewesten waren alleen niet in<br />
ftaat, om Fredrik in de verlooren' waardigheid<br />
en goederen te herftellen. Zy hadden<br />
Frankryk, Deenemarke, Zweeden, en de Hanze<br />
Steden, al voor eenigen tyd, vermaand,<br />
om hiertoe de hand te leenen, of om den Staaten<br />
tegen de Spaanfchen by te ftaan, 't welk<br />
ook, door het onderfteunen van Koning Fredrik,<br />
kon gefchieden. Doch deeze Ryken en<br />
Steden toonden hiertoe kleine genegenheid.<br />
Deenemarke wilde zig niet in nieuwen last<br />
fteeken, zonder eerst te zien wat anderen deeden.<br />
Zweeden lag met Poolen over hoop, en<br />
(ƒ) Refol. Holl. 12,23 Maart 2, 2f> April 1624. bl. 18 .25,3 3»43><br />
ez<br />
Ce) fo'<br />
D U<br />
MONT Corps Dipl. Tom. V. P. II. p. 41S.<br />
de
492 VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />
1Ö24. de Hanze-Steden begreepen, dat het Verbond<br />
! van onderlinge befcherming, met de Staaten<br />
gemaakt, alleen op Zweeden zag. De Koning<br />
van Frankryk hadt, in zyn eigen Ryk, de handen<br />
vol werks, en fcheen den Hertoge van<br />
Beyeren ten hoogfte genegen (fi). Koning Jal>yzon-<br />
kob de I. was, derhalve, de eenigfte, die,<br />
fer\yk, door 't belang zyns Schoonzoons, tot. hiertoe<br />
a a u w l<br />
kribden 'fl yk van hembehertigd (i), behoordebe-<br />
I. woogen te,worden, om de Staaten en daardoor<br />
ook hem. re onderfteunen. Men hadt hem,<br />
van hier, een buitengewoon Gezantfchap toegefchikt,<br />
om hem over te haaien tot het aanneemen<br />
der wapenen (A). Doch zyn ouderdom<br />
en vreedzaamheid en bovenal de meergemelde<br />
Huwelykshandeling, tusfchen zynen Zoon<br />
Karei en eene Zuster van Spanje, hadden hem,<br />
tot hiertoe, verhinderd, een hertig befluit te<br />
neemen. Zo zeer helde hy over de Spaanfche<br />
• zyde,dat hy de Vereenigde Staaten, in'tvoorleeden<br />
jaar, durfde vergen, Willem van Opho^<br />
ven, Prioor der Predikmonniken te Antwerpen,<br />
die, wegens een' aanflag, om Heusden, door verraad<br />
, aan de Spaanfche zyde te brengen, in hegtenis<br />
zat, op vrye voeten te ftellen: waarop hem<br />
egter weigerend antwoord gegeven was , hoewel<br />
Ophoven, naderhand, werdt uitgewisfeld,<br />
tegen eenen Bevelhebber van Yzendyke, die,<br />
diergelyken aanflag op Grevelingen geimeed<br />
hebbende, in 't net gelokt was (/). Maar in den<br />
aanvang deezes jaars, was'er iet voorgevallen,<br />
welk<br />
r*A) AITZEMA T. Deel, bl. f6ft.<br />
(/ ) See. the Cabult or Myfteries nf Srste P. T. *. a.ii, 146.<br />
Ck Sccr. Inltr .Ier AinbaslUd. hyfyrz MJ\ I. Red, U. 193*.<br />
(O AirzEMA I. Deel, bl. 228, T.RANUI IV. Deel, bl. 1101.
XL. BOEK. H I S T O R I E . 493<br />
welk den Koning van gedagten deedt verande- j ^ . .<br />
ren. De Huwelykshandeling, nu op 't punt van ><br />
ten einde gebragt te worden, was ploti'elyk afgebroken,<br />
zonder dat 'er de eigenlyke oorzaak<br />
ooit klaarlyk van gebleeken is; hoewel fommigen<br />
vermoeden, dat 'er de Vereenigde btaar<br />
ten onder geroeid hebben (m). Koning Jakob<br />
heeft, naderhand, verklaard, dat het wedergeeven<br />
van de Palts een der voorwaarden van<br />
het Huwelyk zou geweest zyn ; dat Filips de<br />
IV. deeze voorwaarde niet hadt willen naarkornen,<br />
en dat de onderhandeling hierop afgebroken<br />
was (»). Wat 'er van zy; de Staaten,<br />
Karleton, door Prinfe Maurits, eerst nader gepolst<br />
hebbende (V), namen 'er aanleiding uit,<br />
om Francois van Aarfens, Heer van Sommelsdyk<br />
en de Plaate, en Albrecht Joachimi, Ridder,<br />
Heer van Oostende en Odekenskerke, in Sprokkelmaand<br />
, naar Engeland te zenden : die, nevens<br />
Noël van Karon , gewoonlyken gezant<br />
der algemeene Staaten, op den vyfden van Zomermaand,<br />
te Londen, een Verbond flooten Verbond<br />
1 1<br />
voor den tyd van twee jaaren ten minfte, j^® "<br />
ftrekkende tot verzekerdheid der wederzyd- beicherfche<br />
Ryken en Staaten, en om 's Konings m'ngmet<br />
Schoonzoon, den Keurvorst Paltsgraave, in Grootdeszelfs<br />
waardigheden en goederen , te doen Britnn<br />
i e<br />
«<br />
herftellen. De Koning ftondt, by het zelve,<br />
den Staaten toe „ het ligten van zesduizend<br />
L man in zyne Koningkryken, die, binnen zes<br />
jg weeken, herwaards gevoerd, en door den<br />
„Ko-<br />
(m) RAPW Tom. VII. p. 211, 225.<br />
C ») örief van Koning Jakol» I. by AITZEMA I. Deel, bl. 254.<br />
(8 zyne Aanfpr. bl. 272.<br />
Oj D. CARLETONS Letters in the Cabala P. I. p. 180.
494 VADËRLANDSCHE XL. BOEK.<br />
1624. n Koning betaald zouden worden, mids hem<br />
n de Staaten, na .'t einde des oorlogs, 't zy<br />
„ door eene Vrede of door een lang Beftand,<br />
„ de uitgefchooten' penningen voldeeden. De<br />
„ Staaten verbonden zig , daarentegen, den<br />
„ Koning, in geval men hem, inzyneRyken,<br />
w den oorlog aandeedt, met vierduizend man,<br />
te zullen onderfteunen, te betaalen, door de<br />
„ Staaten, die hun verfchot, ook na 't einde<br />
n des krygs, van den Koning te rug zouden<br />
„ bekomen (p)." In gevolge van dit Verbond ,<br />
werden, eerlang, zesduizend man herwaards<br />
ingefcheept.. De Koning deedt ook twaalfduizend<br />
man werven, die onder den Graave van<br />
Mansfeld dienen zouden, om de Palts te herwinnen.<br />
Mansfeld zelf was in Engeland gekomen,<br />
om deeze werving te bevorderen. Men<br />
verzogt den doortogt voor deeze troepen aar»<br />
den Koning van Frankryk, die dubbelzinnig<br />
antwoord gaf.. 1 Men keerde zig toen tot de Infante<br />
lzabelle, die rondelyk verklaarde, dat<br />
zy geene magt hadt, om doortogt naar het<br />
Duitfche Ryk te verleenen. Mansfeld ging<br />
egter fcheep; doch voor Calais genaderd, wilde<br />
men hem niet aan land laaten komen, met<br />
zyn volk. Hy wendde dan den fteven naar<br />
Zeeland, daar hy dezelfde zwaarigheden ontmoette.<br />
De Zeeuwen verklaarden, geenen leeftogt<br />
te hebben, voor zo veel manfchap. Men<br />
zondt naar Londen en naar den Haage, om de<br />
zwaarigheden weg te neemen. Ondertusfchen<br />
ftierf het volk, door ongemak, op de fchepen,<br />
in grooten getale. Men meent, dat 'er<br />
ip > Zie AITZEMA I. Deel, U. 278.<br />
fiegts
XL. BeEK. HISTORIE. 495<br />
llegts een derde van overgebleeven was, toen 1624,<br />
men ze, eindelyk, aan land liet komen, daar —,<br />
zy nog meest verliepen, of onder de zesduizend<br />
man, te vooren geworven, geileken werden;<br />
zo dat 'er, van dit tweede Leger, niets<br />
in wezen bleef Qf). Koning Jakob was, nogtans<br />
, zo ver vervreemd van eenige nadere verbindtenis<br />
met Spanje, dat hy, kort na 'tafbreeken<br />
der Huwelykshandelinge te Madrid,<br />
over een Huwelyk tusfchen Prins Karei, zynen<br />
Zoon, en eene Zuster des Konings van Frankryk,<br />
in onderhandeling tradt, welk, in 't volgende<br />
jaar, voltrokken werdt (V).<br />
Terwyl de Staaten met Koning Jakob han- XXIX.<br />
delden, hadden ze ook een buitengewoon Ge* Verboil<<br />
*<br />
zantfchap, beftaandeuit Henrik van £j/è«,Raad dérlingê<br />
in den Hove van Gelder en Zutfen, Nikolaas befchervan<br />
Boekhorst, Heer van Noordwyk, en Adriaan mi»g met<br />
Pauw, Ridder, Heer van Heemitede, naar (1<br />
. enK<br />
°-<br />
Frankryk gezonden. Die van Zeeland hadden Frank" 0<br />
'er gaarne eenen Zeeuw onder gehad, gelyk te ryk.<br />
vooren wel gefchied was (/). Doch men hadt<br />
niet geraaden gevonden, hun hier in te wille<br />
te zyn. De Vereenigde Staaten zagen klaarïyk,<br />
dat zy, zonder 't vernieuwen der voorige<br />
verbindtenisfen met Frankryk en Groot-Britanje,<br />
den Spaanfchen, te lande, geene genoegzaame<br />
afbreuk konden doen, en flegts<br />
verweerenderwyze konden oorloogen; waarom<br />
zy geraaden vonden, Frankryk aan te zoeken<br />
, om onderftand (V). De gelegenheid was<br />
hun<br />
f RAPIN Trim. VII. p. 241, 253.<br />
r r) KAPIN2W. VII. p.227, 246. AITZEMAI.ZW,W. 295,429.<br />
O') Misfive der Staat, van Zeeland aan zyne Excel), in
495 VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />
ttfe^.. hun thans gunftig. Da Huwelyleshandeling met<br />
——- Groot-Britanje was begonnen. Lodewyk de<br />
XIII. hadt, daarenboven, tot zekere onderneeming<br />
van gewigt, eene Vloot noodig, welke de<br />
Staaten hem zouden konnen verfchaffen. De<br />
handeling hadt dan eenen gewenschten uitflag.<br />
Den tienden van Zomermaand, flooten de buitengewoone<br />
gezanten, nevens Gideon van Boetfelaar<br />
en Asperen, Vryheer van Langerak, der<br />
Staaten gewoonlyken gezant, een Verdrag met<br />
den Koning, waarby hy beloofde „ hun, in<br />
5, die jaar, twaalf honderdduizend, en in ieder<br />
,5 der twee volgende jaaren, een millioen pon-<br />
55 den op te fchieten, welke penningen zy hem,<br />
55 drie jaaren na het treffen van Vrede of Be-<br />
,5 ftand, wederom voldoen zouden. Ook be-<br />
,5 loofden zy geene Vrede of Beltand te zullen<br />
5, maaken, zonder den raad cn tusfehenkomst<br />
,5 zyner Majefteit. Voorts, zouden zydenKo-<br />
„ ning, op zyne begeerte, eenige Oorlogs-<br />
5, fchepen verhuuren of verkoopen, cn hem,<br />
55 zo hy in oorlog raaken mogt, met de helft<br />
,5 der opgemelde fomme, of met manfchap en<br />
5, fchepen naar evenredigheid, onderlteunen;<br />
5, indien zy zeiven vrede hadden , of indien de<br />
55 veiligheid van hunnen Staat zulks konde ge-<br />
55 doogen." De Koning hadt begeerd, dat zyne<br />
bewilliging vereischt werdt, tot het fluiten<br />
van Vrede of Beftand door de Staaten. Doch<br />
hunne Gezanten wisten dit zynen Gemagtigden<br />
te ontleggen. By een afzonderlyk punt, werdt<br />
beraamd, dat de onderdaanen des Konings,<br />
Krygsluiden en anderen, den Roomfchen Godsdienst<br />
zouden mogen bywoonen, in 't Huis van<br />
*s Konings Gezant in den Haage , doch dat<br />
zulks
XL.BÖEfa H I S T O R I E . 497<br />
zulks geeneri onderzaaten der Vereenigde St aa- 1614Ï'<br />
ten zou vryftaan («). Men handelde ,Nvyders, »<br />
over verfcheiden' byzondere zaaken , den<br />
Koophandel en Zeevaart aangaande, zonder<br />
iets te fluiten (p).<br />
Prins Maurits bevondt zig , in 't najaar, in xxx'<br />
't Land van Kleeve, met het Staatfche Leger. Prins :<br />
M a u r i<br />
Hy nam hier Gennep wederom in. OokKlee- «<br />
ve , by verdrag (w). Doch 't voortzetten der SgSlfc<br />
Belegeringe van Breda, door den Markgraa- ontzetve<br />
Spinola, deedt hem, eindelyk, befluiten, ten.<br />
te rug te keeren, om de Stad, waarvoor hy,<br />
in den beginne, weinig vrees getoond hadt,<br />
ware 't mogelyk, te ontzetten. Doch hy kwam<br />
te laat, om eene voordeelige post in te neemen,<br />
by Oosterhout, alwaar Spinola zig * voor<br />
hem, gelegerd hadt, met een gedeelte van zyn<br />
volk. Prins Maurits lag niet verre van hier,<br />
zonder egter iet tegen den Markgraave te 011derneemen.<br />
Heimelyk, loerde hy, ondertus- Aanflag<br />
fchen, op Antwerpen, zendende derwaards<br />
op Ant-<br />
w o r c t ï<br />
duizend knegten en tweehonderd Ruiters, die P '<br />
zig, onderweg,als Spaanfchen, uitgeftreeken<br />
hadden, om de boeren te misleiden. Zy beklommen<br />
de Stad , by nagt; doch werden ontdekt<br />
en afgeweezen. De Prins was zeer verdrietig,<br />
over 't mislukken deezes aanflags.- Hy<br />
brak, niet lang hierna, op met zyn Leger; dat,<br />
toen, in tweehoopen, verdeeld, en, onder Fredrik<br />
Henrik en Ernst Kafimir, in de Langeftraaten<br />
teRoozendaal, gelegd werdt (x), om<br />
den<br />
C«; Art. particulier du Traité. M. S.<br />
Cv) Traité entre la France & les Prov. Unies UI. S 7Ü<br />
ook AITZEMA I. jJsely W < 2j; 4 enz. 351 enz.<br />
(w) Memoir. de Fr-der. Henri p. 25.<br />
C-O Memoir. de Freder. Henri p. s8.<br />
Ui DEEL. Ii
1624.<br />
XXXI<br />
Prins<br />
Maurits<br />
wordt<br />
ziek.<br />
1625.<br />
Hv<br />
dringt<br />
zynen<br />
Broeder<br />
tot het<br />
Huwelyk<br />
met de<br />
Graavinne<br />
van<br />
Solins.<br />
498 VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />
den toevoer naar 't Leger voor Breda te beletten.<br />
Prins Maurits keerde, ziekelyk, naar<br />
den Haage, daar hy, den agttienden van Slagtmaand,<br />
aankwam (jy).<br />
Hy fukkelde den gantfchen Winter, aan<br />
eene verftopping in den Lever (2), die, naar<br />
fommiger oordeel, uit verdriet over 't beleg<br />
van Breda en over andere voorvallen ontftaan<br />
was O). Zyne zwakheid nam toe, tegen den<br />
- aanvang der Lente. Nogtans liet hy niet na ,<br />
zig geduurig bezig te houden met het overleggen<br />
en regelen der gewigtigfte zaaken van<br />
Staat en van oorloge. Ook riedt (f) of drong<br />
hy, op zyn ziekbedde, zynen Broeder, Fredrik<br />
Henrik, tot net aangaan van een ruwer/* mei.<br />
Amelia, Dogter van JoanAlbert, Graave van<br />
Solms, die, in 't gezelfchap der Koninginne<br />
van Boheeme, in Holland gekomen was (V).<br />
Het Huwelyk werdt, zeer haastig, in 't begin<br />
van Grasmaand, voltrokken (d): hebbende de<br />
Gekommitteerde Raaden den ondertrouwden<br />
ontflag van de gewoone Huwelyks geboden<br />
verleend : welk, naderhand, door de Staaten,<br />
ten overvloede, bekragtigd werdt (e). Prins<br />
Henrik hadt, zo men verzekert, kleine genegenheid<br />
getoond tot deeze verbintenis. Maar<br />
Prins Maurits was 'er zeer op gezet geweest.<br />
Doch of hy,om zynen Broeder te beweegen,<br />
gedreigd zou hebben, zo hy 't weigerde, zelf<br />
fy) AITZEMA I. Heil, tl. 332, 333, 334» 335. 37^» 357-<br />
Cz) WASSENAAR. IX. Deel, f. 37'<br />
Ca') AUBERY Memoir. p 320.<br />
(b) Memoir. de Freder. Henri ƒ>. ZO.<br />
Cc) AUBERY Memoir. p. 3: *•<br />
\ d) ]. COMMELYN Freder. Henrik p. 7.<br />
Ce) Refol. Holl. 16 April 1625. 52.
XL. BOEK. H I S T O R I E . 499<br />
zekere adelyke Jongkvrouwe, by welke hy ee- 1615.<br />
nige natuurlyke kinderen hadt, te zullen trou<br />
wen; waardoor deeze kinderen gewettigd, en<br />
Prins Henrik van zyns Broeders erfenis verftekenzou<br />
zyn geweest, zou ik niet durven bevestigen.<br />
Prins Maurits leefde nog geene driejHyftoft.<br />
weeken, na 't voltrekken van zyns Broeders<br />
Huwelyk, ftervende, op het Hof in den Haage,<br />
den drieëntwintigften van Grasmaand (ƒ>,<br />
in 't agtenvyftigfte jaar zyns ouderdoms, en<br />
in 't eenenveertigfte van zyn bewind over de<br />
Vereenigde Gewesten (g). 't Lighaam werdt,<br />
terftond, geopend. Men vondt 'er geene tekens<br />
van vergif in. Doch in den Lever werdt<br />
een hard gezwel ontdekt, welk gehouden werdt<br />
voor de naaste oorzaak van 's Prinfen dood (Ji).<br />
De Predikant Joannes Bogerman, gewezen<br />
Voorzitter op de Dordrechtfche Sinode, die<br />
den Prins, op zyn doodbedde, meermaalen,<br />
bezogt hadt, en een Verhaal van zyn affterven<br />
in 't licht gaf, getuigt, dat hy, met berouw<br />
over zyne zonden, met een voorneemen ter<br />
verbeteringe, en met hoop op vergeevinge,<br />
gevestigd alleen op de verdienften des Heilands,<br />
overleeden is. Hy was nimmer gehuwd Zyne "nageweest;<br />
doch liet, by ZV. van Mechelen, ge- njyke<br />
fprooten uit adelyken ftamme in Brabant, ver- r e n > "<br />
fcheiden' natuurlyke kinderen na: waarvan de<br />
twee oudfte Zoonen, Willem en Lodewyk, zig<br />
meest vermaard gemaakt hebben. Prins Mau- Inhoud<br />
rits hadt, eerst op den dertienden van Gras- van zymaand,<br />
tien dagen voor zyn overlyden, zy- j ^ ^ 1<br />
"<br />
(f) Refol. Holl. 2* April 1625. bl. 56.<br />
(a) WASSENAAR IX. Deel, f. 37 v"f.<br />
C/O Refol. Holl. 24, 26 April 1625. bl. 57, 50.<br />
li 1<br />
nen W i U
£oc VADERLANDSCHE XL. BOEK,<br />
da^e eiiff lus ds<br />
A Jonge, en dien, ten zelfden<br />
l h a n d l b7d f ë be<br />
^gtigd (.;. Hy ftelde,<br />
f V<br />
t 0 E b e t e r<br />
T », behoudenis der<br />
„ waardigheid en luister van zyn Huis, zy-<br />
„ nen Broeder, Fredrik Henrik, tot zynen<br />
» eenigen erfgenaam aan, en by mangel van<br />
» hem, en van deszelven wettige mannelyke<br />
» kinderen en nakomelingen, zynen Neef,<br />
o ümst Kafimir, en deszelven wettige man-<br />
» nelyke kinderen en nakomelingen. Aan zvne<br />
Zuster de Prinfesfe van Portugal, of<br />
„derzelver kinderen, maakte hy zevendui-<br />
» zend vyf honderd ponden 's jaars, losbaar<br />
tegen den penning twintig: aan haare twee<br />
„ Zoonen, Emmanuel en Christoffel, ieder<br />
„ tweeduizend guldens 's jaars, insgelyks,<br />
» osbaar tegen den penning twintig; en aan<br />
» haare Dogters, elk duizend guldens 's jaars,<br />
„ losbaar als boven; mids beide Zoonen en<br />
„ Dogters, op 's Prinfen overlyden, nog in<br />
» leeven waren; doch deeze Renten moesten<br />
„ van den eerstftervenden op den langstlee-<br />
„ venden deezer Zoonen en Dogteren en der-<br />
„ zeiver wettige kinderen en nakomelingen<br />
„ verfteryen, en na 'toverlvden van den langst-<br />
„ eevenden, wederom aan de erfgenaamen<br />
„ komen, Aan zynen natuurlykenZoon, Wil-<br />
„ lem, maakte hy zyne Heerlykheid van de<br />
„ Lek, met het regt tot de Visfeherye in de<br />
IVÏcr-<br />
(O I" de Rejolutiai van Holland 3 May 162's' bl 66.<br />
wordt gewaad vau een Tes.ame.it va„ Apiil 1621. en<br />
van een Codicil van den vyfden April 1625: 'twelk ik,<br />
met de dagtekening van ha Testament in AITZEMA , niet<br />
weet over een te breugeu.
XL. BOEK. H I S T O R I E . 501<br />
„ Merwe, en aan zynen tweeden natuurlyken 1625.<br />
„ Zoon, Lodewyk, de Heerlykheden van Por<br />
„ lanen , Monfter en Monfter-Ambagt, als<br />
„ Poeldyk, ter Heide, en Half Loosduinen;<br />
n waarby hy nog eene erfelyke Rente van<br />
n vyfduizend guldens 's jaars , voor ieder,<br />
„ voegde. Doch deeze Heerlykheden en Renr<br />
'A ten moesten ook van den eenen op den anr<br />
„ deren Zoon of derzelver kinderen en nakomelingen<br />
verfterven, en, by mangel derzelw<br />
ven, aan de erfgenaamen des Prinfen ko-<br />
„ men. Aan Juffrouwe van Mechelen, Moeder<br />
„ deezer twee Zoonen, maakte hy eene Lyf-<br />
„ rente van vierduizendtweehonderd guldens<br />
„ 's jaars (*')." By een afzonderlyk Codicil,<br />
befprak de Prins zmvyf Bastaarden, gelyk hy<br />
ze noemt, vierduizend guldens 's jaars aan eenen<br />
Zoon, drieduizend aan eenen anderen, en<br />
aan drie Dogters, tweeduizend guldens 'sjaars<br />
ieder. Het Lyk zyner Doorlugtigheid werdt,<br />
volgens zyne begeerte, in 't graf zyns Vaders,<br />
te Delft, bygezet: 't welk, op den zestienden<br />
van Herfstmaand, gefchiedde (k). Te Leiden<br />
werdt, ten zelfden dage, eene Lykrede gedaan<br />
, ter zyner eere; doch buiten kosten van<br />
den Lande (1).<br />
Zodanig was de uitgang van Maurits, Prin- xxxir.<br />
fe van Oranje, den eerften Stadhouder onder Zyne ge,<br />
de Staatfche Regeeringe, want zyn Heer Va- aa<br />
'<br />
a a te<br />
r t" 5<br />
der, gelyk by eene andere gelegenheid ge- deugden<br />
toond is Cm), bekleedde hooger waardigheid, eü pe-<br />
(i~) Zie AITZEMA I. Deel, bl. 453.<br />
f'fj Nutui. Zeel. 27 Oao'i. 1625. bl. 3,9.4, AITZEMA L Deel,<br />
(..'j Refol. H'.iH. ir Se:>i. 1625. bl. ip8, loi).<br />
ha) VIII. Deel, bl. 335.<br />
Ii 3<br />
na breken.
502 VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />
1025. na 't ontftaan van den oorlog,en na 't afzweeren<br />
des Konings van Spanje, en heeft nimmer,<br />
gelyk de Zoon, last als Stadhouder gehad<br />
van de Staaten. Maurits werdt in 'tge^<br />
meen gehouden voor eenen der grootfte Krygsluiden<br />
zyner eeuwe Qi). 't Ontbrak hem zeldzaam<br />
aan voorzigrigheid of moed. Hy heeft<br />
de Krygskonst gebragt tot hooger' trapvan<br />
volkomenheid, dan iemant, voor zynen tyd,<br />
hadt konnen doen (0); en, vooral voor de<br />
tyden van 't Beftand, veel toegebragt, .tot bevestiging<br />
van den Staat. Na 't uitgaan van 't<br />
Beftand , gedoogde de vervallen ftaat van<br />
's Lands geldmiddelen niet, dat men den vyand,<br />
met zo veel gewelds als in vroeger' tyd, te<br />
keer ging; waarom Maurits weinige of geene<br />
gelegenheid hadt, om zyne Krygszugt, die<br />
veelligt ook afnam met de jaaren, te voldoen.<br />
Ook was men nu zo naauw niet verbonden met<br />
Frankryk en Engeland, als te vooren. Waarby,<br />
mogelyk, nog gekomen is, datzy, die, door<br />
's Prinfen beleid, na de verandering des jaars<br />
1618, in 't bewind der hooge Regeeringe, gekomen<br />
waren, voor den aanwas van 's Prinfen<br />
gezag vreesden, en hierom zo fterk niet voor<br />
den oorlog yverden: 't welk Maurits niet dan<br />
onaangenaam heeft konnen zyn. De flegte<br />
uitflag der zaaken van Boheeme en de Palts<br />
heeft hem ook geweldig gefpeeten. Hier lloeg<br />
'tBeleg van Breda toe, welk hy nietofnaauwfyks<br />
zag te doen opbreeken. Alle welke redenen<br />
hem, in den laatften tyd zyns leevens,<br />
zeer<br />
C«) Negotiat. Je JEANN. Tom. II. p.31 i. Tom. IV.p. 297. Zie ook<br />
Aegetiiijrenislen van vrcmd 11, Ay BEEMSK.Batav. Are. W.317,318.<br />
C
XL. BOEK. H I S T O R I E . 5°3<br />
zeer gemelyk en verdrietig maakten: 'twelk 1623.<br />
gelegenheid gaf, om te verfpreiden, dat hy<br />
van verdriet geftorven was. Toen hy m de<br />
kragt zyns leevens was, was hy zeer fterk en<br />
onvermoeid. Voorts, grooter van geftalte dan<br />
hv fcheen, alzo hy zeer zwaarlyvig was. Hy<br />
hadt een bloozend weezen, en droeg eenen<br />
breeden blonden baard. Een zyner gehefdfte<br />
uitfpanningen was het Schaakfpel, daar<br />
hv zie, als hy niet te velde was, en vooralten<br />
tvde van 't Beftand, dikwils mede vermaakte.<br />
Ih de verkeering, was hy guller en openhertiger<br />
(p), maar ook driftiger en oploopender<br />
dan zyn Vader. De aanzienlyke ftaatigheid<br />
zvns hofs wist hy, naar 't getuigenis van zulken,<br />
die hem gekend hebben, befcheidelyk,<br />
met zuinigheid te paaren Hy fchiep, fomtyds<br />
, vermaak in boerten. Wiskonftenaars en<br />
fchrandere Vestingbouwers waren by hem in<br />
hooge agtinge (V). De Ampten, die in zyne<br />
Heerlykheden openvielen, gaf hy gemeenlyk<br />
aan zyne Huisgenooten, zonder zig met dezelven<br />
vrienden te willen maaken onder de<br />
Regenten der Steden, gelyk eenigen zyner<br />
opvolgeren gedaan hebben (V)- Eenigen befchryven<br />
hem, als agterdogtig van aart (*):<br />
't welk egter meest fchynt ontftaan te zyn,<br />
uit het gene hy zig, nu en dan, van Oldenbarneveld<br />
ontvallen liet, dien hy van ongeoorloofden<br />
handel met den Spanjaard fcheen verdagt<br />
te houden. Ook meent men, dat hy zig,<br />
° fom-<br />
O) Negotiat. de JEANNIN Tom. III. p. Ii4- Tom. IV. p. 99.<br />
(q~) HOOFTS niieven A T<br />
. III. bl. 7.<br />
Cr) AUBERY Memor. p. 269-284.<br />
Cs) AITZEMA I. Deel. bl. 455-<br />
(t) NeïOtiat. de JÏANNIN Tom. I. f. 2".
504 VADERL. MIST. XL. BOEK.'<br />
i6> 5. fomtyds, niet gemeenzaam genoeg gedroeg<br />
" ' ( u<br />
\ D c<br />
Mdent Jeannin noemt hem f in z v?<br />
«e Brieven dikwils, een wys en eerlyk man,<br />
d e t gene hem, m zynen perfoon, aanging'<br />
niet dan door zagte middelen, zogt fy). Doch<br />
t gebeurde in de jaaren ,«* en 1610 heeft<br />
veelen zyner tydgenooten en de meesten zyner<br />
naKomehngen anders van hem doen oordeelen.<br />
De dood van Oldenbarneveld, die<br />
men den Prinfe weet, verwekte, terftond na<br />
dat ze was voorgevallen, groot misnoegen onder<br />
veelen («O, en werdt, in 'tgemeen , voor<br />
te geweldig een middel tot bevordering van<br />
s rinten g e z a g aangezien. De nakomelingen<br />
hebben er niet gunftiger van geoordeeld (x):<br />
en de roem, door Maurits, in den oorlog,<br />
verworven , is, in hun oog, naauwlyks, in<br />
ftaat geweest, om de fchande, behaald, door<br />
zo itreng een vonnis, over 'sLands ouden<br />
•Dienaar, eemgszins, op te weegen.<br />
C«0 Negotjüt. de JÏANNZN Tom. Hf. p.<br />
f>) Ncgotiat. de JEANNIN Tom. IV. p. igfi.<br />
BE-