01.05.2013 Views

Untitled

Untitled

Untitled

SHOW MORE
SHOW LESS

Transform your PDFs into Flipbooks and boost your revenue!

Leverage SEO-optimized Flipbooks, powerful backlinks, and multimedia content to professionally showcase your products and significantly increase your reach.

g^,—»—*—<br />

GESCHENK<br />

i i<br />

\ • *• I<br />

f D R<br />

. EhLCO VERWIJS. 1<br />

i i<br />

i 1880. }<br />

KR cö<br />

-* -- if— "i? - — • ^ - — - -


VADERLANDSCHE<br />

HISTORIE.<br />

TIENDE DEEL.


VADERLANDS C H E<br />

HISTORIE,<br />

V E R V A T T E N D E DE<br />

GESCHIEDE NISSEN<br />

D E R N U<br />

VEREENIGDE NEDERLANDEN,<br />

INZONDERHEID DIE VAN<br />

HOLLAND,<br />

VAN DE VROEGSTE TYDEN AFJ<br />

Uit de geloofwaardigfte Schryvers en egte<br />

Gcdenkftukken famengefteld,<br />

DOOR<br />

JAN WAGENAAR.<br />

Met Plaaten en Kaarten.<br />

T I E N D E D E E L ,<br />

N A<br />

"TW???^*'<br />

TWAALPJAARIG<br />

T S L U I<br />

' TEN VAN „ E T<br />

BESTAND, IN 'ï TAAR<br />

l6o9; EN EINDIGENDE, MET DE DOOD<br />

VAN WAURITS, PRINSE VAN<br />

ORANJE, IN 'T JAAR 1625.<br />

TE A M S T E R D A M , K Y<br />

JOHANNES ALL ART.<br />

M D C C X C I I r.<br />

Met Privilegie van de Ed. Gr. Moe. Heeren flL,<br />

van Holland en Westfriesland"<br />

S t < M t e H


VADERLANDSCHK<br />

HISTORIE.<br />

ZEVENENDERTIGSTE BOEK»<br />

I N H O Ü D»<br />

I. Gevolgen van't Befland. Vereffening eeniger<br />

Gefchillen. Gezantfchap van Marokko. HuS-<br />

[ons togt. II. Twist over de opvolging in d&<br />

Landen vanKleeyeen Giilik. lil. Ver haal van<br />

den oorfprong der gefchillen over den Godsdienst,<br />

hier te Lande. Gevoelens van Gomarus<br />

en Arminius. Zy worden voor den Hoogeit-<br />

Raad gehoord. Arminius flerft. IV. Beroerte<br />

te Alkmaar. Verandering inde Re geer ing<br />

aldaar. V. Opfchudding te Leeuwaarden.<br />

VI. Geweldige beweeging te Utrecht. De Stad<br />

wordt, door Graave Henrik, belegerd.: Samenzweering<br />

tegen de herftelde Regeering<br />

aldaar. VII. Remonflrantie van die van Arminius<br />

gevoelen. Vyf punten. VIII. Haagfche<br />

Conferentie. Contraremonftrantie. IX.<br />

Gezant fchap 7iaar Frankryk. Henrik de IV.<br />

vermoord. V:rbond met Frankryk vernieuwd.<br />

X. Handeling in Engeland en in Zweeden.<br />

XI. Prins Maurits belegert Gulik. De Stad<br />

geeft• sw£ over. Gezantfchap naar Venetië.<br />

Oostindtjche zaaken. Verrekykers gevonden.<br />

XII. Gezantfchap naar Zweeden. Verbond tus-


a VADERLANDSCHE XXXVII. BOEK.<br />

fchen den Grooten Heer en de Staaten. XIII.<br />

Onlusten tusfchen Graave Enno en de Stad<br />

Embden. XIV. Kerkelyke zaaken. Kerkenor-<br />

' de van Utrecht. Staat der Kerken in Gelderland,<br />

Overysfel, Zeeland, Friesland en<br />

Groningen. XV. Prins Maurits fchynt den<br />

Remonfranten niet gunftig. Zy vervoegen<br />

zig aan Oldenbarneveld. Conferentie te Delft.<br />

Nieuwe vertoogen der beide partyen. Be/luit<br />

der meerderheid in Holland tot de vrede der<br />

Kerke. XVI. Verbond met de Stad Lubek en<br />

met eenige Duitfche Vorflen. Walvischvangst.<br />

Noordfche Maatfchappy. Ontdekkers van<br />

nieuwe Landen bevoorregt. XVII. Handeling<br />

met Engeland, over zaaken , de Oostindifche<br />

Maatfchappy betreffende. XVIII. Staat der<br />

zaaken van Gulik en Kleeve. Krygsmagt der<br />

Aartshertogen en Staaten. XIX. Toejiand<br />

van Aken. Spinola neemt Aken, Duur en,<br />

Orfoi, Wezel en andere Plaatfen in. Maurits<br />

bezet Emmerik, Rees, Goch en andera<br />

Steden. Verdrag te Zante. XX. Gezantfchap<br />

vanMuskovie. Hooge School te Groningen opgeregt.<br />

Kerkelyke zaaken. Gerugten ten nadeele<br />

van den Advokaat. XXI. Handeling in<br />

de Vroedfchap te Amflerdam. XXII. De afzondering<br />

begint, in fommige Steden. XXflf.<br />

Beweeging te Leeuwaarden. De Regeering<br />

aldaar veranderd. XXIV. Nieuwe twist tusfchen<br />

den Hertog en de Stad van Brunswyk.<br />

Graaf Fredrik Henrik trekt derwaards.<br />

Verbond met de Hanze Steden. Ligtenvoords<br />

en Borkelo bezet. XXV. Gezantfchap naar<br />

Zweeden en Muskovie. Voordeelige flaat der<br />

Oostindifche Maatfchappye. XXVI. Huwe-<br />

lyks-


XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 3<br />

• lykshandeling tmfchen Spanje en Groot Britanje<br />

XXVlI. Oldenbameveld en Karon bewerken<br />

, dat Jakob de I. de Steden van verzekering<br />

inruimt. XX VIII. Staat van Frankryk.<br />

De Staaten bieden Lodewyk den XIII.<br />

hulp aan. XXIX. Zy onderfteunen Venetië<br />

tegen den Aartshertoge van Oostenryk.<br />

|\e Vereenigde Gewesten, zig nu, na \<br />

J_^/ fluiten van 't Beiïand, volkom en lyk •<br />

aanmerkende, als eenen vryen en onafhang- I.<br />

kelyken Staat, begonden zig, in alle opzig<br />

ten, als zodanig te gedraagen: alomme ge- ! r<br />

aa 'c<br />

zanten afwendende , met den titel van Am- ] 5e£tand.<br />

basfadeur, en geduuriglyk gezantfchappen<br />

van vreemde Vorften en vrye Staaten ontvangende.<br />

De onderlinge gemeenfchap tusfcheri<br />

den Vereenigden Staat en de Spaanfche<br />

Nederlanden ook herfteld zynde, bezogten<br />

de wederzydfche Ingezetenen eikanderen,<br />

zonder fchroom. Predikanten en Krygsbe'<br />

velhebbers gingen , van hier, hunne vrienden<br />

zien, in Brabant en in Vlaanderen. Doch<br />

't verblyf der eerften gaf, eerlang, gelegenheid<br />

, tot een Plakaat der Aartshertogen<br />

waarby hun en anderen Ingezetenen der Vereenigde<br />

Gewesten gelast werdt, zig ftil<br />

onergerlyk en Katholykelyk te gedraagen!<br />

Te gelyk, werdt ook het invoeren van Ketterfche<br />

fchriften verbooden (aj. Voorts<br />

zonden de Roomschgezinden der Vereenigde<br />

Gewesten hunne Kinderen, in grooten<br />

(.a) METEÜEN XXXI. Soek, f. 59a ycrf. 393.<br />

A 2<br />

ce-


4 VADERLANDS Cl IE XXXVII. BOEK.<br />

1609. getale, naar Brabant, om 't Bisfchoplyk<br />

vormfel te haaien, en de oefening der voorouderlyke<br />

Kerkzeden, voor eenen tyd, ten<br />

Filips minfte, by te woonen. Filips Willem, Prins<br />

Willem, van Oranje, nam, daarentegen, zyn verblyf<br />

Prins van<br />

te Breda , onder 't gebied der Vereenigde<br />

Oranje,<br />

komt te Staaten : Graaf Herman van den Berge, te<br />

Breda Bergen op Zoom, welks Markgraaffchap hy<br />

woonen. behuwelykt hadt. Doch hy overleedt hier,<br />

Dood in Oogstmaand des jaars 1611 Het<br />

vanGraaveHer­<br />

wedergeeven der goederen , aan de eene en<br />

man van de andere zyde, gaf ook aanleiding, tot we­<br />

den derzydfche handeling; doch te gelyk tot vee-<br />

Berge. Ie nieuwe gefchillen, konnende de bezitters,<br />

Vereffenins;^eni­<br />

bezwaarlyk, bewoogen worden, om van hungeropenne<br />

goederen te fcheiden. Ook was de Koopftaandehandel<br />

zo wel niet geregeld , of daarover<br />

gefchil- ontftondt, van tyd tot tyd, merkelyke zwaaenna'trigheid,<br />

zoekende de Stad Antwerpen haare<br />

Beftand.<br />

neering te herftellen, op den voorigen voet:<br />

waartegen die van Zeeland begeerden, dat<br />

de laading der Zeefchepen, tot hunnent, verbodemd,<br />

en niet dan na 't betaalen van Ver-<br />

Jofgeld , de Schelde op gevoerd zou worden.<br />

Over de grensfcheiding, in Vlaanderen<br />

en in Gelderland, rees, insgelyks, gefchil<br />

(c). Gok fcheenen de Aartshertogen<br />

toeleg te maaken , om de Dorpen van het<br />

Land van Kuik te betrekken onder 't gebied<br />

van Brabant: waartegen de algemeene Staaten,<br />

in Oogstmaand, by openbaaren Plakaa-<br />

te,<br />

C>) MBTEREN XXXI. Boek, f. 581 verf. XXXII. Hoek,<br />

f. 619.<br />

• c ) Uefol. Huil 24 Noy, 23 D(C. I$op. il, 4. MSTEI15»<br />

XXXI. Boek, f. 5Ü0 verf.


XXXVII. BOEK. H I S T O R I E , f<br />

te, verklaarden , dat dit Land altoos e'éne<br />

Heerlykheid met de Stad Graave hadt uitgemaakt<br />

: den opgezetenen der gemelde Dorpen,<br />

te gelyk, beveelende, niemants hooge<br />

Overheid te erkennen, dan de hunne Cd).<br />

Willem, Prins van Oranje, hadt deeze Heerlykheid<br />

in pandfchap verkreegen van Koning<br />

Filips den II., in den jaare 1559; doch<br />

dit pandfchap werdt, in 't jaar 1611, door<br />

de algemeene Staaten, ten behoeve van Prinfe<br />

Maurits, vernietigd, en in een goed, onverfterflyk<br />

Erfleen veranderd Ce). Voorts,<br />

werden, om de gemelde en andere zwaarigheden,<br />

door het Beftand niet behoorlyk weggenomen,<br />

of uit het zelve van nieuws ryzende<br />

, te vereffenen, eerlang, van wederzyde,<br />

gemagtigden benoemd, die, in den<br />

Haage , vergaderden , en , in Louwmaand<br />

des • jaars 161 o, een Verdrag troffen , waarby<br />

eenige punten, over welken men, tot hiertoe,<br />

niet eens geweest was, nader geregeld<br />

werden (ƒ). Doch over eenige anderen, kon<br />

men eikanderen niet verftaan. Ook werdt<br />

'er, naderhand, meermaalen, van beide de<br />

zyden ; doch , inzonderheid , van de zyde<br />

der Staaten , geklaagd, over inbreuken op<br />

't Beftand.<br />

Ondertusfchen , befteedden de Vereenig- I<br />


1609.<br />

vestingen.<br />

Be Koning<br />

van<br />

Marokko<br />

zendt<br />

hun een<br />

gezant,<br />

en fluit<br />

een Verbond<br />

met<br />

beu.<br />

Öosthidl<br />

fche tydingen.<br />

6 VADERLANDSCHE XXXVIKBoEir:<br />

der fchanfe Lillo, op de Schelde. Ook werden<br />

de Haven en Vestingwerken van Vlisfingen<br />

merkelyk verbeterd. In Staats-Vlaanderen,<br />

herftelde men, van gelyken, de werken<br />

van Sluis, Yzendyke en Aardenburg..<br />

De Aartshertogen vermeerderden, daarentegen<br />

, de bezetting van 's Hertogenbosch;<br />

welk nu eene grensplaats tegen de Vereenigde<br />

Gewesten geworden was (g).<br />

In den Zomer deezes jaars, kwam 'er een<br />

gezant van Mulei Za'ulen, Koning van Marokko,<br />

in den Haage, aan , om een verbond<br />

van Koophandel te fluiten , met de Vereenigde<br />

Staaten, die hem, kort te vooren, twee<br />

Oorlogsfchepen ter hulpe (h), en eenige ge-<br />

fchenken toegezonden hadden. De gezant<br />

werdt heufchelyk bejegend. Hyhadt, daarbenevens,<br />

heimelyken last, om de Staaten in tewikkelen<br />

, in eene onderneeming tegen Spanje:<br />

waarin, ter oorzaake van 't Beftand, niet<br />

kon getreden worden (i). Doch, op den vier*<br />

entwintigften van Wintermaand des volgenden<br />

jaars, werdt 'er een Verbond van Vriendfchap<br />

en Koophandel tusfchen den Koning van<br />

Marokko en de Vereenigde Staaten gsflooten<br />

(&). Men heeft hem , eenige jaaren laater, wederom<br />

, met een Oorlogsfchip, onderfteund (/).<br />

Uit Oostindie , kwamen , dit jaar, vier<br />

fcheepen t'huis, rykelyk met Peper, Nagelen,<br />

Nooten en Foelie belaaden. Zy bragten<br />

ty-<br />

MUTEREN XXXI. Hoek, f.


XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 7<br />

tyding , dat de onzen zig van een der Molukfche<br />

Eilanden, Makjan genaamd, hadden<br />

meester gemaakt. De Maatfchappy befloot,<br />

hierop , wederom negen fchepen naar Indiete<br />

zenden , die , voorzien met vrygeleidébrieven<br />

van den Koning van Spanje en van<br />

de Aartshertogen , de tyding van 't geöooten<br />

Beftand, derwaards, ftonden te brengen.<br />

Pieter Both , aangefteld tot algemeenen "Bevélhebber<br />

in Indie , hadt het opperbewind<br />

over deeze Vloote, die ? in't laatst van Louwmaand<br />

des volgenden jaars, in zee ftak (in).<br />

In Grasmaand des jaars i6oy, hadt de Maatfchappy<br />

eenen Engelfchen Stuurman, Henry<br />

Hudfon genaamd, met een enkel fchip, uit- ;<br />

gezonden, om eene vaart naar China, door \<br />

't Noordwesten , en niet door 't Noordoos- i<br />

ten, daar men ze te vooren gezogt hadt, op'<br />

te fpooren, Hy ontdekte, op omtrent een- '<br />

enzestig graaden , eene fchoone Rivier of<br />

Baay, daarna, Hudfons Baay genaamd. Voorts,<br />

keerde hy, in 't najaar, te rug; doch niet<br />

naar Holland, maar naar Engeland, vanwaar<br />

men hem niet wilde laaten vertrekken,<br />

om zynen meesteren verflag te doen ('«). De<br />

Engelfchen zonden hem, in 't jaar i :<br />

1609.<br />

Flen ry<br />

rludfon<br />

:oekt eeie<br />

vaart<br />

ïaar Chila<br />

door<br />

tNoordvesten.<br />

6ïi, andermaal<br />

uit, op den zelfden togt; doch hy<br />

kwam wederom t'huis , zonder de begeerde<br />

doorvaart gevonden te hebben (o).<br />

De dood des Hertogs van Kleeve en Gu-<br />

lik, van welke wy, in 't voorgaande Boek (ƒ>), c<br />

ee- h<br />

CwO METEREN XXXI. Boei, f. 584, 591. 0<br />

rr.<br />

lefchil-<br />

11 over<br />

d e op-<br />

C'O METEREN XXXI. Boei, f. 500 verf,<br />

Co) MKTERUN XXXII. Boek, ƒ. 62*. '<br />

CP ) IX. Deel, Ut 435.<br />

A 4


8 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />

gewaagd hebben, hadt het fluiten van 't<br />

Beftand wel niet konnen verhinderen; doch<br />

volging, wikkelde , eerlang , de Vereenigde Gewes­<br />

fn de ten in nieuwe krygstoerustingen in , waar­<br />

Landen<br />

van Kleevan , reeds in dit jaar , voorbereidfels geve<br />

en zien werden. De Vorftendommen des o-<br />

Guiik. verleeden' Hertogs, Gulik, Kleeve, Berg,<br />

Mark en Ravenftein , mogten, volgens de<br />

Huwelyksvoorwaarden , geflooten tusfchen<br />

zynen Grootvader en Grootmoeder, Joan<br />

van Kleeve en Maria van Gulik, nimmer vaneen<br />

gefcheiden worden. De Hertog was nu ,•<br />

zonder kinderen , overleeden. Zyne oudfte<br />

Zuster, zynde zynen Broeder ongehuwd geftorven<br />

, was, in 't jaar 1572 , getrouwd<br />

met Albrecht Fredrik, Hertog van Pruisfen,<br />

wien zy geene Zoonen; maar alleenlyk vier<br />

Dogters gebaard hadt. Zelve waszy, reeds<br />

voor haaren Broeder, overleeden. Haare<br />

oudfte Dogter was met Joan Sigismond, Keurvorst<br />

van Brandenburg, getrouwd, en deeze<br />

vorderde , uit naam zyner Gemaalinne,<br />

die in de plaatfe haarer Moeder kwam, de<br />

gantfche nalaatenfchap des overleeden' Hertogs.<br />

Eene tweede Zuster van deezen leefde<br />

nog, en hadt Filips Lodewyk, Paltsgraaf van<br />

Nieuwburg, tot haaren man. Haar oudfte<br />

Zoon, Wolfgang Willem, maakte, van wege<br />

zyne Moeder , ook aanfpraak op de<br />

Kleeffche nalaatenfchap. Twee andere Zusters<br />

des Hertogs waren getrouwd met Joan i<br />

Hertog van Tweebrugge, en Broeder des Paltsgraafs<br />

van Nieuwburg; en met Karei, Markgraave<br />

van Burgau, die beide ten minften een<br />

deel der nalaatenfchap vorderden; doch, by<br />

man-


XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 9<br />

mangel van magt, hunnen eisch weinig konden<br />

doen gelden. De Vorften van Brandenburg<br />

en Nieuwburg waren , reeds in Bloeimaand<br />

, overeengekomen , dat zy zig, gezamenlyk,<br />

in 't bezit der Landen , ftellen<br />

zouden, en, binnen zekeren tyd, over derzelver<br />

verdeeling, minzaam, overeenkomen<br />

De tegenwoordige Regeering zogt zig,<br />

daartegen , te handhaaven in 't bewind,<br />

tot dat 'er geregtelyke uitfpraak gefchied<br />

zou zyn, over de nalaatenfchap; op een gedeelte<br />

van welke , behalve de genoemden,<br />

nog andere Vorlten aanfpraak maakten. Keizer<br />

Rudolf begreep , dat hem de nalaatenfchap<br />

in handen gefield moest worden , tot<br />

dat elks regt onderzogt was. De Amptman<br />

van Gulik maakte zig zelfs meester van deeze<br />

Stad, uit den naam des Keizers. Doch<br />

de Koningen van Frankrvk en Engeland, de<br />

S aaten der Vereenigde Gewesten en de Proteftantfche<br />

Vorften in Duitscbland (f) begunftigden<br />

't Verdrag der Vorften van Bran<br />

denburg en Nieuwburg, beloovende, daaraan<br />

de hand te zullen houden (J). Ook werden<br />

deeze Vorften , eerlang, in de Kleeffche<br />

Landen, gehuldigd. De Aartshertogen<br />

fchikten zig , daarentegen , om 's Keizers<br />

oogmerken te bevorderen: 't welk de Vorften<br />

bezitters bewoog , eenigen onderftand<br />

in Krygsbehoeften van de Vereenigde Staaten<br />

te verzoeken, die hun, op den vieren-<br />

twin-<br />

AITZEMA K Deel, Ü 24-, 254. Du MONT Corps Diplom.<br />

Tom. V. P. 11. p. 103, 133.<br />

Cr) Foiez Du MONT Corps Dipom. Tom. V. ƒ>. ]l. p.126.<br />

%tj R-elo!. Huil. 8 fÜr. — Aynl 161c. W 2, 5, 32,<br />

A 5<br />

lóeo.<br />

De Sraten"urklaaren<br />

zig voor<br />

Brandenburg<br />

en<br />

Nieuwburg.


i o VADERLANDSCHE XXXVII. BOEK.<br />

i6o9,<br />

i<br />

]<br />

i<br />

j<br />

<<br />

HL<br />

Oor- ]<br />

fprong |<br />

der verdeeld-<br />

£<br />

heidover £<br />

den r<br />

Gods- l<br />

dienst, in<br />

de Ver- c<br />

eenigde t<br />

Gewes- c<br />

ten.<br />

È<br />

twintigften van Wynmaand, beloofd werdt.<br />

Het Huis van Saxen, insgelyks , regt voorwendende<br />

op de Kleeffche Landen, zogt de<br />

Vereemgde Staaten te beweegen , om zig,<br />

met het gefchil over dezelven, niet te moeijen.<br />

Doch men fchroomde niet, den Saxifchen<br />

Gemagtigden te antwoorden „ dat het<br />

„ belang der Vereenigde Gewesten vorder-<br />

„ de, zorg te draagen, dat men goede nabuuren<br />

kreeg, in de Kleeffche en Gulik-<br />

„ fche Landen : waarom zy den Vorften<br />

„ van Brandenburg en Nieuwburg reeds<br />

„ hunne hulp hadden toegezeid." Onder-<br />

:usfchen, zogt men zig, van wederzyde, in<br />

te betwiste Landen te fterken. De Keizerthen,<br />

onder den Aartshertog Leopold van<br />

dostenryk , hielden zig binnen Guiik. De<br />

Paltsgraaf van Nieuwburg hadt Duuren ingekomen<br />

: waarna, de beide Vorften de Plaaten<br />

om Gulik , sloume, vervulden met<br />

ïCrygsvolk. Van tyd tot tyd, werdt 'er, met<br />

vederzydsch nadeel, gevogten : 't welk, tot in<br />

len Zomer des volgenden jaars, duurde (/).<br />

De verdeeldheid over de Leere der Goddeyke<br />

beiluiten en eenige andere punten van den<br />

Godsdienst, van welke wyreeds, in'tvoorby-<br />

;aan, een en andermaal (u), gewaagd hebben,<br />

;af, omtrentdeezentyd, aanleiding, totverre-<br />

;aande oproerigheid, in eenige Steden: waarom<br />

wy agten, dat hier deregte plaats zalzyn,<br />

m den oorfprong der gefchillen , welken<br />

lans, in de Vereenigde Gewesten, in zwang<br />

ingen, van de vroegfte tyden af, op te haaien.<br />

De<br />

CO MIJTEREN XXXT. Bnek, f. 598-1503. XXXII. Boik,f. 610,<br />

K.uj IX. Deel, bl. 375, 406., 426.


XXXVII. BOEK. HISTORIE, n<br />

De Christenen der vier eerfte eeuwen, welker<br />

fchriften tot ons gekomen zyn, hebben<br />

zig, over de punten, die thans in deVeree<br />

nigde Gewesten betwist werden , niet altoos<br />

even klaar , noch op eenerlei wyze, uitge<br />

drukt. In 't gemeen, fchynen zy egter, naar<br />

het eenftemmig oordeel van fchrandere on<br />

derzoekers der Kerkelyke oudheid , geleerd<br />

te hebben n dat de mensch, fchoon begaafd<br />

M met eenen vryen wil, om den Godsdienst<br />

M te omhelzen en aan te kleeven, nogtans,<br />

„ de hulp en medewerking der Goddelyke<br />

n genade, door welke hem de waarheid ge-<br />

„ openbaard was , geduuriglyk , behoefde :<br />

„ de kragt van welke genade, om den wil te<br />

„ buigen en te beweegen, zy, zo wel als de<br />

w vermogens, die God den mensch gefchonn<br />

ken hadt, beurtswyze, naar de gelegenhe-<br />

„ den, die 'er hun toe voorkwamen, hoog-<br />

„ lyk , plagten te verheffen («)." In 't<br />

naarfpooren van de oorzaak der zonde,<br />

beweerde men , dat God dezelve, geenszins<br />

, kon werken; gelyk Irenéus deedt,<br />

voor 't einde der tweede eeuwe (V). Omtrent<br />

de Goddelyke Befluiten, fchreeven de<br />

Griekfche Kerkvaders , en de Latynfchen,<br />

voor Auguftyns tyd „ dat God zulken ten eeuw<br />

wigen leeven voorfchikt hadt, welken hy<br />

„ hadt voorzien, dat deugdzaam leeven", of,<br />

gelyk anderen fpraaken n gelooven en voln<br />

harden zouden Doch in den aan­<br />

vang<br />

C K) VOSSIUS irift. Pela?;. Libr. III. P. I. Thef. l.p. 278. &f,-q,j.<br />

Thef.Up.2',i, ê? feqq. P. U. Antith l.p. $aö&fefq. Libr. Vil.<br />

P. II. p 733 & feqq- GROTII Hift. Libr. XVII. p.&i. J. BAS-<br />

NAGE Hift. de 1'Eglife, Tom I. Livr. XI. CU. I Vï'.p. w-043.<br />

Cv) Fidc EUSEB. Hift. Eccl. Libr. V. Cap. XX p. m.237.<br />

l«0 Viile VOSSII Hili. Pelag. Libr. VI. Thef. VIII. a. 550.<br />

Ifjop.<br />

Leer der<br />

oude en<br />

laatere<br />

Christenen<br />

, omtrent<br />

de<br />

betwiste<br />

punten;


ïa VADERLANDSCHE XXXVII. BOEK.<br />

1609. vang der vyfde eeuwe, leerde Pelagius, een<br />

Schotsch Monnik „ dat een mensch, om<br />

„ heilig te leeven en zalig te worden, Gods<br />

„ genade niet behoefde ; maar dat men 't<br />

JJ een en 't ander 's menfchen vryen wil hadt<br />

„ toe te fchryven ; die , dagt hy, niet vry<br />

„ zou zyn, zo hy deeze uitwerkiels niet kon<br />

„ te wege brengen." Doch, nader geperst,<br />

erkende hy ook de werking der Godlyke genade;<br />

zig, zo men meent, niet altoos, even<br />

klaar uitdrukkende (x). Auguftyn kantte zig<br />

tegen deeze Leer, beweerende n dat bekee-<br />

„ ring en volharding niet van 's menfchen<br />

vryen wil; maar van Gods volftrekt 13 efluit<br />

afhingen : ook , dat men 't aan dit<br />

„ zelfde Befluit hadt toe te fchryven , dat<br />

?, Gods genade den eenen niet, den anderen<br />

n immers aangebooden werdt, en , in fomn<br />

migen, geene , in anderen , volkomen'kragt<br />

n hadt (;y)." Sommigen hebben, federt, geoordeeld<br />

, dat de Kerkvader, door de hitte<br />

van het twisten, verrukt, eene nieuwe Leer<br />

in de Kerke heeft ingevoerd; doch anderen<br />

meenen, dat hy, alleenlyk, nader verklaard<br />

en ontvouwd heeft, 't gene veelen , reeds<br />

voor hem , geloofd; doch zo duidelyk niet<br />

geleerd hadden (Y). In 't Westen, hadt Auguftyn<br />

veele navolgers. Doch in 't Oosten,<br />

behieldt men de lpreekwyzen , die , reeds<br />

voor Pelagius tyd, waren aangenomen geweest.<br />

Te Marfeille , waren 'er ook eenigen<br />

, die met Pelagius de noodzaaklykheid<br />

der<br />

O ) Vmim.lBr, m.r.V.Thr.\.p.»9\.Thtf.\V.p.?,G%.<br />

(y) Vossius Libr. VI. Thef X. *. 571.<br />

fz)GR


XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 13<br />

der voorkomende genade verwierpen, fchoon<br />

zy de medewerkende voor noodig hielden.<br />

Zy kreegen , hierom , den naam van halve<br />

Pelagiaanen. De Monnik Godefchalk, in de negende<br />

eeuwe, nog verder, zo men toen meende,<br />

gaande dan Augustyn, leerde „ dat God,<br />

„ niet wilde, dat eenige anderen tot kennis<br />

„ der waarheid kwamen en zalig werden ,<br />

„ dan die hy uitverkooren hadt; dat Chris-<br />

„ tus, voor deezen alleen, geftorven was, en<br />

„ dat de overigen, fchoon gedoopt, nimmer<br />

„ van den algemeenen hoop der verdoem-<br />

„ den waren afgezonderd geweest." Doch<br />

deeze Leer fmaakte toen zo weinig, dat zy,<br />

in verfcheiden' Kerkvergaderingen , veroordeeld<br />

werdt Ca). In laater' tyd, twistten de<br />

Franciskaanen en Dominikaanen , over den<br />

zin van Augustyns gevoelen ; welk de laatften<br />

begreepen, meer toe te eigenen aan<br />

Gods volftrekt befluit, min aan 's menfchen<br />

vryen wil, dan de eerften konden verftaan.<br />

De Jezuiten zeiven , arbeidende om deezen<br />

knoop te ontwarren, fcheenen veelen te verre<br />

af te wyken van Augustyns Leere, en liepen<br />

gevaar van , deswege , veroordeeld te<br />

worden, te Rome: 't welk zy niet dan met<br />

moeite ontgingen. In de Kerkvergadering<br />

van Trente, werdt de Leer van Gods Voorfchikking<br />

en Befluiten, en van de zekerheid<br />

der zaligheid, die 'er van afhing, op zulk<br />

eene wyze, beflist, dat beide de partyen, in<br />

de Roomfche Kerke, meenden, hun byzonder<br />

gevoelen , daarby, begunftigd te vinden<br />

Cb). Luther , midlerwyl, zynde opge-<br />

ftaan,<br />

fa) Vnssius libr. VII. P IV. p. 770".<br />

C*) FUA PAOLO Hift. d» Conc. de Trcitte Lj}r. II. ? 4 r<br />


i 4 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />

1609. ftaan , uit een Klooster van Augustynen ,<br />

hieldt zig aan Augustyns gevoelen en fpreekwyzen<br />

; doch hy verwierp den naam van<br />

vryen wil, dien Augustyn nog behouden<br />

hadt, en fchreef een Boek van den Slaaffchen<br />

of Knegtelyken Wille. Erasmus hadt,<br />

reeds te vooren , tegen Luthers gevoelen<br />

gefchreeven, en deedt het nu andermaal.<br />

Melanchton , Luthers medehelper , werdt,<br />

door Erasmus redenen, in zo verre , overtuigd<br />

, dat hy , zo fommigen willen , Luther<br />

zeiven, of, gelyk vaster gaat, de Lutherfchen,<br />

bewoog, om afftand te doen van<br />

eene Leer, die ftelde, dat Gods Befluiten<br />

volftrekt, of zonder voorwaarden, gemaakt<br />

werden (V). Zy gebruikten egter het woord<br />

vryen wil niet; fchoon zy de zaak, die 'er<br />

door betekend werdt, genoegzaam fcheenen<br />

te erkennen. Maar Kalvyn, de voorganger<br />

van het ander deel der Protestanten, hieldt zig<br />

aan Luthers eerfte woorden, daarby leerende,<br />

't welk, zo men wil Cd), Augustyn zelf niet gedaan<br />

hadt „ dat het waar geloof nooit geheel-<br />

„ lyk verlooren kon worden." Sommigen zyner<br />

navolgeren, gelyk Beza, te Geneve, en<br />

Zanchius, Urfmus en Piscator, in Duitschland,<br />

drukten zig, fomtyds, op zulk eene wyze, uit,<br />

dat zy, naar fommiger oordeel, de noodzaaklykheid<br />

om te zondigen aan Gode, als eerfte<br />

oorzaak, fcheenen toe te fchryven ; hoewel zy<br />

hem, nimmer, de oorzaak der zonde noemden.<br />

Ook dagten anderen, dat men hunnen woorden<br />

eenen bekwaamen en Schriftuurlyken<br />

CO URANDT Reform. I. Deel, hl. 98, 99.<br />

GO Vdïsius Libr. VI. Thef. XII. p. 5ÜC.<br />

zin


XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 15<br />

zin geeven kon (d). Ondertusfchén, kwamen<br />

zulke fpreekwyzen den Lutherfchen zo aanftootelyk<br />

voor, dat zulks de verwydering over<br />

de Leer des Avondmaals, tusfchen hen en<br />

die van Kalvyns gevoelen ontllaan, nog grooter<br />

maakte. In de Vereenigde Gewesten, kreeg ,<br />

* Kalvyns Leer, van Geneve, en uit Frankryk, 1<br />

in Walsch Vlaanderen, en, daarna, ook uit de<br />

Palts en 't Graaffchap Nasfau, herwaards 1<br />

overgebragt, den meesten opgang: hoewel zig<br />

in de Hervormde Kerken, van tyd tot tyd,<br />

ook eenigen opdeeden, die, met Melanchton,<br />

een Godlyk Befluit en Voorfchikking onder<br />

voorwaarde leerden. Zodanigen waren Anaftafius<br />

Veluanus, in Gelderland; Gellius Snecanus,<br />

in Friesland; Huibrecht Duifhuis, te Utrecht;<br />

Joaimes Holmannus, Klement Maartszoon<br />

en Herman Herberts, in Holland. Doch<br />

de andere party, verre de fterkfte zynde in<br />

getal , begon , federt eenigen tyd, zulken,<br />

die Melanchtons gevoelen leerden , uit de<br />

Kerkelyke dienften, te houden, 't Was, nog- •<br />

tans, Jakobus Arminius van Oudewater, Pre- 1<br />

dikant te Amfterdam, die dit gevoelen voor- 1<br />

i


en Arminius<br />

leerden?<br />

Wat zy<br />

tlkunde-<br />

ren te las<br />

leiden? 1<br />

i6 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />

wie uit de menfchen zalig, wie verdoemd<br />

„ zouden worden. Dat, volgens dit befluit,<br />

„ eenigen tot het geloove en de godvrug-<br />

, ? tigheid getrokken, en, getrokken zynde,<br />

n voor afvallen, bewaard werden. Dat God<br />

„ alle de anderen , in de gemeene verdorn<br />

venheid der menfchelyke natuure en in<br />

„ hunne eigene misdaaden, leggen liet (ƒ)•"<br />

Arminius begreep, in tegendeel „ dat God,<br />

„ van eeuwigheid, dit onderfcheid, tusfchen<br />

„ 't gevallen menfchelyk. geilagt, gemaakt<br />

„ hadt, dat hy zulken, die van hunne zon-<br />

„ den afiïaan, en hun betrouwen op Chris-<br />

„ tus ftellen zouden, hunne misdaaden ver-<br />

„ geeven, en het eeuwige leeven fchenken ;<br />

doch zulken , die onboetvaardig bleeven,<br />

, ? ftraffen zou. Dat het, wyders , Gode<br />

„ aangenaam ware, dat alle menfchen zig<br />

„ bekeerden, en, tot kennisfe der waarheid<br />

„ gekomen zynde , daarby bleeven ; doch<br />

„ dat hy niemant dwong (g)." Voorts, lcide<br />

hy. Gomarus te last y) dat deeze de oorzaa-<br />

• n ken der zonde Gode toefchreef, en, door<br />

't infcherpen van een noodlot, de gemoe-<br />

„ den der menfchen verhardde." Gomarus<br />

befchuldigde , daarentegen , Arminius „ dat<br />

„ hy, door zyne Leer , den mensch veel<br />

opgeblaazener maakte, dan de Roomsch-<br />

„ gezinden , door de hunne ; niet gedoo-<br />

, ? gende , dat men Gode alleen de eer gave<br />

„ van 't gene , daar 't meest op aankwam,<br />

te weeten , een welgezind gemoed (/0-' r<br />

't Verfchil der twee Hoogleeraaren, die beide<br />

(•ƒ) Ftde G"MA'ti Opera P. I. p ^Z.P.U.p. 27, 277,aüo,<br />

(g) Vi e AHMINU Ojara p- 283, 28!!, 389, 943.<br />

£/


XXXVÏÏ. BOEK. H I S T O R I E . 17<br />

de voor mannen van uitfteekende- weetenfchap<br />

gehouden werden, maakte indruk op<br />

de jeugd , die aan hun onderwys was toevertrouwd<br />

, en eerlang werden de Predikanten<br />

ook, meer dan te vooren, betrokken<br />

in de partyfchap.<br />

Nieuwe aanleiding tot twisten gaven , ten 1<br />

2elfden tyde , de Heidelbergfche Catechis c<br />

mus, die.in de. Nederlanden ingevoerd was; 1<br />

1609.<br />

^erfchi!<br />

'ver de<br />

lelyde-<br />

en de Geloofsbelydenis der Hervormde Ker- \ is en<br />

?are-<br />

ken , die , in den aanvang der Nederland- c hismus.<br />

fche Beroerten, was opgefteld. De meesten<br />

merkten deeze twee fchriften aan, als Formulieren<br />

van eenigheid, zynde de Belydenis<br />

- daar voor, al vroeg, in verfcheiden' Sinoden,<br />

erkend, en door veele Predikanten ondertekend.<br />

Zy nu, die 't met Gomarus hielden,<br />

beweerden, dat Arminius van deeze Formulieren<br />

afweek. Hy en de zynen verftonden,<br />

daarentegen, dat beide de gevoelens, niet al<br />

te wel, met de Formulieren overeen gebragt<br />

konden worden, en dat het, hierom, dienftig<br />

was, dat men deeze Formulieren nader overzage.<br />

De algemeene Staaten, na lang aanhouden<br />

der Predikanten, eindelyk, in de Lente<br />

des jaars 1606, bewilligd hebbende, in 't houden<br />

van eene Nationaale Sinode (g), dat is,<br />

eene Vergadering der Kerken, uit alle de zeven<br />

Gewesten, hadden 'er, nogtans , deeze<br />

voorwaarde bygevoegd, dat de Belydenis en<br />

Catechismus, in deeze Sinode, zouden overzien<br />

worden (h). Doch Gomarus en de zynen<br />

hielden „ dat het vorderen deezer voor-<br />

m pfol. Holl. 1 May r(,. 7. hl.<br />

C*) BAÜUAIITS Mem. 1. Boek, bl 9.<br />

X. DEEL. B


18 VADERLANDS CHE XXXVII. BOEK.<br />

n waarde bewerkt was , door hunne par-<br />

?) tyen, als wilde men, hiermede, den dry-<br />

J? veren van nieuwigheden de leus geeven,<br />

„ waarnaar zy, in de Sinode, hadden tehann<br />

delen. Ook oordeelden ze , dat men de<br />

w banden van overeenftemming niet ligtej,<br />

lyk breeken of flaaken, maar veeleer vasw<br />

ter toehaalen moest, en niemant tot den<br />

J} Kerkendienst vorderen, dan die de twee<br />

n gemelde fchriften ondertekend hadt."<br />

Maar de aanhangers van Arminius verftonden<br />

„ dat het vryftondt, te twyfelen aan<br />

menfchelyke fchriften. Dat eene zaak van<br />

„ zo veel gewigts, als was het inftellen van<br />

„ Formulieren van eenigheid, in de eerfte<br />

„ tyden der Hervorminge , niet behoorlyk<br />

„ hadt konnen gefchieden ; noch ook daar-<br />

„ na, toen de Regeering, met den oorlog,<br />

w de handen vol werks hadt. Dat het ? ein-<br />

„ delyk, veel beter met de Christenheid gen<br />

fteld zyn zou , zo men geheel geene, of<br />

„ flegts korte Formulieren gebruikte." Van<br />

deezen kant, kwam , in 't jaar 1607 , te<br />

Gouda, een Boekje in't licht, Korte Onderwyzing<br />

der Kinderen in de Christelyke Religie<br />

, geheeten: waarin, alleenlyk weinige geloofstukken<br />

, vervat in woorden der Heilige<br />

Schrift, werden voorgefteld (/). Doch<br />

dit werk werdt, openlyk, veroordeeld, door<br />

Gomarus aanhang, die beweerde dat 'er<br />

w geen gevoelen zo gruwelyk was, welk<br />

„ men, met zulke woorden, niet zou kon-<br />

„ nen bewimpelen. Dat zulk eene eenvouw<br />

digheid voegde aan de eerfte tyden des<br />

li) BRANDT, II. Dtcl % W. 77'<br />

„ Chris


XXXVÏI. BOEK. HISTORIE, tjj<br />

^ Christendoms, toen de fchadelyke leerin-<br />

>, gen nog onbekend waren," en men, hier- •<br />

>> om, geene hulpmiddelen, tegen dezelven,<br />

ft behoefde in 't werk te ftellen. Doch, na<br />

dat elke eeuw nieuwe doolingen gebaard<br />

?, hadt , was men genoodzaakt geweest,<br />

j, fpreekwyzen uit te vinden , om de afge-<br />

}, dwaalden , uit hunne fchuilhoeken , té<br />

j, trekken." De aanhang van Gomarus {temde<br />

dus tegen het herzien van Belydenis en<br />

Catechismus; waarop de anderen gezet waren<br />

: noemende deeze dienstbaarheid j 't gene,<br />

by de eerden, vrede heette, die, daarentegen<br />

, verwarring noemden , 't gene by<br />

hunne partyen met den naam van redelyke<br />

1609.<br />

vryheid vereerd werdt (k). De verdeeldheid<br />

dus veld Winnende, beflooten de Staaten van<br />

Holland, op 't verzoek van Arminius (/), :<br />

Somari»<br />

ïii Armiüus<br />

rordan i<br />

Gomarus en hem , voor den Hoogen Raad ' TOOT den<br />

te doen hooren Cm). Dit gefchiedde, in Win- 1 loogen<br />

termaand des jaars 1608 Cn). Doch na eenen ] laad,gé.<br />

langen redenftryd, vonden de Staaten raad- 1 lOOIcU<br />

zaam, den Hoogleeraaren te beveelen „ het<br />

a verhandelde ftil te houden| de onderlinge<br />

?? vrede te bewaaren , en niets te leeren,<br />

„ ftrydig met de Schriftuur , Belydenis en<br />

j, Catechismus ; midlerwyl afwagtende , dat<br />

,j de gefchillen, in eene Nationaale, of bleef<br />

deeze te lang agter , in eene Provinciaalë<br />

„ Sinode, beflegt werden." Evenwel zweeg<br />

men niet, na dit gefprek. De beide gevoelens'<br />

CO OROTII Hifi. Libr. XVlt. p. 553.<br />

lO Refol. Holl. 30 April 1608. bl. 85;<br />

fm) Refol. Holl. 26 Janiiary en yery.' 1608. tl. 50i<br />

Cn > Rcfol. Holl. 12 Decemb. 1608. */, a. Ci BMNili Vifa<br />

Arminu. p. 352 j 359,<br />

B 2


1009.<br />

Hun verfchil,over<br />

't gezag<br />

der<br />

O /erheid,<br />

in<br />

't Kerkelyke.<br />

Arminius<br />

flerft.<br />

2o VADERLANDSCHE XXXVH.BOEK.<br />

lens drongen, meer en meer, door. De Predikanten<br />

waren, voor 't grootfte gedeelte,<br />

in 't gevoelen van Gomarus. Doch de meeste<br />

Wethouders hielden 't met Arminius ,<br />

wiens Leer gemakkelyker te bevatten fcheen.<br />

Ook ontftondt 'er, eerlang, nog een ander<br />

gefchil, waarby de Wethouders nader belang<br />

hadden, en 't welk hen meer genegen<br />

maakte, tot die van .Arminius gevoelen waren<br />

: want deezen fchreeven der burgerlyke<br />

Overheid het regt toe, om over Kerkelyke<br />

zaaken te oordeelen :" daar Gomarus en de<br />

zynen beweerden , dat Kerkelyke zaaken,<br />

in Kerkelyke Vergaderingen , behoorden<br />

verhandeld te worden. Hierover, werden,<br />

naderhand, zo wel als over de andere punten<br />

, verfcheiden' fchriften gewisfeld (o).<br />

Ondertusfchen, werden Gomarus en Arminius<br />

, ieder verzeld van vier Predikanten,<br />

in Oogstmaand des jaars 1609, nog eens gehoord<br />

, in de Vergadering der Staaten van<br />

Holland Qs). Arminius, die lang gekwynd<br />

hadt, overleedt, kort hierna, verklaarende,<br />

in zyn uiterfte, niets geleerd te hebben, dan<br />

't gene hy, na ernftig onderzoek , hieldt 0vereenkomftig<br />

te zyn met de H. Schrift, en<br />

te {trekken , tot vereeniging der Protestanten<br />

(q). Men beriep, in zyne plaats, Conradus<br />

Vorjlius, die, by veelen, gehouden werdt,<br />

[tellingen te leeren , nog veel meer van de<br />

gcmeene Leer der Hervormde Kerken dee-<br />

zer<br />

f<br />

o) GROTH Hift Libr. XVII. p. 553. VAN DEN SANDE V.<br />

Hoek, bl. 50.<br />

O 1 Reiól. Holl. 12 /lag. en vcrv. '609. hl. 194, T95, 197,<br />

Kg, 201, 202,203, 205,207, 208. ISRAMIT II, Üeel, bl.yj,<br />

Cf j C. BRAUTU Vit Artnini p. 431.


XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 21<br />

zer Landen verfchillende, dan die van Ar­ 1609.<br />

minius (r).<br />

De verdeeldheid , midlerwyl, wortel ge- iv.<br />

fchooten hebbende, borst, eerlang, uit, tot Beroerte<br />

openbaare beroerte. De Klasfis van Alkmaar te Alkmaar<br />

j.<br />

hadt beflooten, haare Leden , by ondertekening,<br />

te doen verklaaren, dat zy de Belydenis<br />

en Catechismus, in allen deel.e, hielden<br />

overeen te komen, met de Schriftuure;<br />

en vyf Predikanten , die deeze ondertekening<br />

geweigerd hadden, in hunnen dienst gefchorst.<br />

Tegen Adolf Venator, Predikant te<br />

Alkmaar , en één van de vyf, waren ook<br />

andere befchuldigingen ingebragt, van welken<br />

hy, egter, voor den Hoogen Pvaad, zuiver<br />

gefchouwen werdt. De Klasfis kreeg, federt,<br />

van de Staaten, die 't vreemd vonden,<br />

dat men, hier, op eigen gezag, eene nieuwe<br />

ondertekening invoerde, bevel, om de<br />

vyf Predikanten te herfteilen. Doch zy maakr<br />

te zwaarigheid , om dit bevel te gehoorzaamen.<br />

De Wethouderfchap van Alkmaar ontving<br />

, hierop, aanfchryvens, om de Klasfis<br />

te verpligten , tot onderwerping. Doch de<br />

Predikanten van Amfterdam en anderen<br />

werkten hiertegen aan :. en alzo 'er, by de<br />

jongfte verandering der Regeeringe , eenigen<br />

in de Wet waren geraakt, waaraan dè<br />

Klasfis ruggefteun vondt , werdt de zaak ,<br />

ondanks het fchryven der Staaten, fleepende<br />

gehouden (s). Tegen 't einde des jaars 1609,<br />

moest de Wet wederom vernieuwd worden:<br />

wanneer de zaaken derwyze werden beleid,<br />

CO IJVTENBOGAERT Kok. Hift, Ui .<br />

CO UïTENIiOGAIÏRT Kerk. Ifift bi. 45}, 4 56, 458-463. '<br />

B<br />

3


waaruit<br />

eene buitengewooneverandering<br />

der<br />

llegee-<br />

ringe<br />

ontftaat.<br />

22 VADERLANDSCHE XXXVII,BOEK.<br />

dat 'er luiden toe benoemd werden, die 'tmet<br />

de Klasfis, en luiden, die 't met de klaagende<br />

Predikanten hielden, 't Geviel, dat Prins.<br />

Maurits , die de verkiezing , naar gewoonte,<br />

doen moest, alleen luiden van de eerfte<br />

foort verkoos , die , op den vierentwintigften<br />

van Wintermaand, beëedigd werden<br />

(*)• Hierop, ontftondt veel gemors onder<br />

een groot gedeelte der Gemeente, welk 't<br />

met Venator hieldt. Men riep, dat 'er eenige<br />

Leden in de Vroedfchap waren ingedrongen<br />

, daartoe niet bevoegd , als eikanderen<br />

te na in den bloede beftaande. üok<br />

werdt 'er gemompeld, dat de Wethouders<br />

voorhadden, twee of drie vendels in de<br />

S'ad te laaten komen, tot verdrukking der<br />

gemeente. De Hopluiden der Schutterye<br />

gaven van dit misnoegen kennis aan de Regeering,<br />

en aan de Staaten van Holland, en<br />

bragten , terftond, hunne vendels op de<br />

heen, die 't Stadhuis bezetteden («), en,<br />

dag en nagt, de wagt hielden. Midkrwyl,<br />

trokken 'er eenigen uit de Hopluiden naar<br />

den Haage, die, op den vyfden van Louwmaand<br />

, met vier Gemagtigden van Prinfe<br />

Maurits en Gekommitteerde .Raaden (i), te<br />

rug keerden. De Gemagtigden, na verfcheiden'<br />

onderhandelingen , geene kans ziende<br />

pm de Wethouders te bevredigen met de Gemeen-<br />

Cf) TJlTENBOGAEltT, hl. 487.<br />

f u) VAN DEN SANDE Ned Flift V. Boek, hl. 57.<br />

( 1 ) Deezen waren Reinoud van Brederode , Heer<br />

van Feeribuizen, Prefident, Leonard de Vuogd eaRotnbout<br />

Hngerbeets, Rsadtheeren in den Hoogen Raa-<br />

^e , en Jonkheer Steven van der Dces, Heer va%<br />

Nqordwjk, Raadsheer in 't Hof.


XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 23<br />

meente, ontfloegen, uit last der Staaten, al­<br />

1619,<br />

le Wethouders en Vroedfchappen van hunnen<br />

dienst, op den twee entwintigften van<br />

Sprokkelmaand , onder fchriftelyke verklaaring,<br />

dat zy, door dit ontflag, niet zouden<br />

geagt worden, in hunnen goeden naam, gekwetst<br />

te zyn , al werden fommigen niet<br />

wederom op nieuws verkooren. Voorts,<br />

werden , uit de ontflaagen' Vroedfchappen,<br />

Zes aangefteld, die 't met de Klasfis gehouden<br />

hadden, en elf, die Venator waren toegedaan<br />

: waarby tien nieuwen gevoegd werden.<br />

De Vroedfchap deedt, daarna, eene<br />

benoeming van een dubbel getal: waaruit de<br />

Gemagtigden de verkiezing van Burgemeesteren<br />

en Schepenen deeden : die ook, naar<br />

den zin der goedgunneren van Venator, uitviel.<br />

Eenigen uit de ontflaagen'Vroedfchappen<br />

waren, te vooren, naar den Haage gereisd,<br />

om zig te verdedigen, en om te bewerken,<br />

dat zy in 't bewind bleeven; doch<br />

fommigen (V) verhaalen, dat zy nergens gehoor<br />

vonden, dan op ééne plaats, vermoedelyk<br />

by den Prinfe , alwaar hun egter te<br />

verftaan gegeven werdt, dat het nog geen<br />

tyd was, om hun dienst te doen. De nieuwe<br />

Vroedfchap ftelde , vervolgens , eenen<br />

nieuwen Kerkenraad aan, ontfloeg twee Predikanten<br />

van hunnen dienst, en deedt Venator<br />

ftilftaan O); doch na eenig verloop,<br />

zynen dienst wederom waarnemen , niet<br />

Zonder ongenoegen van eenigen uit de Ge-<br />

" ; meen-<br />

(v) TIUGLAND Kerk. Gelch. hl. 507.<br />

(w) R.e[bl. Holl 8 Febr. — ?,Aprih6in. hl. 6, 50,00,75,<br />

na, ia


24 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />

IfjtO. meente , en van de Klasfen van Hoorn en<br />

Enkhuizen, die den Alkmaarfchen Kerkenraad<br />

voor wetteloos hieiden. Doch de Staaten<br />

van Holland keurden 't gedrag der tegenwoordige<br />

Alkmaarfche Regeeringe goed<br />

(V); waarna de hevigheid, aldaar, voor eenen<br />

tyd , bedaarde. Venator nogtans , in<br />

't jaar 1617, een Boekje in 't licht gegeven<br />

hebbende, welk men zeer onregtzinnig oordeelde<br />

, werdt van zynen dienst afgezet, en<br />

week, in 't volgende jaar, naar Frankryk,<br />

daar hy overleeden is fjy).<br />

V. Te "Leeuwaarden, was, omtrent den zelfGewelden<br />

tyd , diergelyke beweeging ontftaan :<br />

digeop­ ouder welker oorzaken ook, naar alle waar-,<br />

roer , te fchynlykheid , de verfchillen over de Leere<br />

Lec iawaaiden.<br />

te tellen zyn, hoewel zulks, onzes weetens,<br />

nergens, klaarlyk, aangetekend is. Eenigen<br />

uit de gezwooren' Gemeente waren , op 't<br />

einde van 't voorleeden jaar, klagtig gevallen<br />

aan de Gedeputeerde Staaten, en aan den<br />

Hove van Friesland, over de Wethouderfchap(z),<br />

onder anderen, aanwyzende, dat<br />

zy zekere voordeden naar zig ftreek, die in<br />

de Stads Kas behoorden te komen, 't Gefchil<br />

werdt, kort hierop, bygelegd. De Wethouderfdu.p<br />

deedt gewillig afltand van de genooten'<br />

voordeden, 't Misnoegen duurde<br />

epter, onder 't volk. Men riep, dat de Wethouders,<br />

door onbehoorlyke middelen, in de<br />

Redering bleeven. Op Nieuwjaarsdag ,<br />

ftreefden eenigen, ongewapend, naar 't<br />

Raadhuis , fmeeten de glazen in, braken<br />

(x) r.RANivr II. Deel, hl. 112, 113» H4-<br />

( v) Zie BUANDT II. Deel, hl. 52.8-S3!).<br />

(_~z) WINSEMIUS Cluon. XX. üoei, bh gyi_, 892,<br />

de


XXXVII.BOEK. HISTORIE. 25<br />

de Raadkamer op, en dreeven de Wethoudei<br />

fchap , bezig met het doen der Jaarlykfche<br />

verkiezinge, naar buiten (a). De Gilden<br />

, hierop byeengekomen zynde, bragten<br />

de Gemeente in de wapenen, en traden toen<br />

zeiven tot de aanitelling eener nieuwe Wethouderfchap,<br />

die, voor deeze-reize, en om<br />

meerder zwaarigheden te voorkomen, in de<br />

Regeering, bevestigd werdt. Doch op 't einde<br />

deezes jaars , vermaande Graaf Willem<br />

Lodewyk, Stadhouder van Friesland , den<br />

Gedeputeerden Staaten „ zorg te draagen<br />

„ voor diergelyke moeilykheid, de ontflaa-<br />

„ gen' Wethouders te vrede te ftellen, en,<br />

w voor alle dingen, te verhinderen, dat 'er<br />

?, geene Spaanschgezinden , Papisten , om-<br />

„ gekogten en andere vyanden van den Staat<br />

„ in 't bewind raakten (£)." Met welke naamen<br />

, by veelen , ten deezen tyde , zulken<br />

betekend werden, die 't gevoelen van Arminius<br />

waren toegedaan, 't Leedt egter nog<br />

eenige jaaren , eer 'er , te Leeuwaarden,<br />

nieuwe verandering kwam in de Regeeringe.<br />

In Louwmaand deezes jaars , was , te Utrecht,<br />

ook merkelyke beroerte ontftaan ,<br />

niet zonder dat 'er zig iet Kerkelyks onder<br />

mengde. De gelegenheid hiertoe moet, van<br />

wat hooger, opgehaald worden. By de ver­<br />

ioor<br />

andering der Regeeringe te Utrecht, in den Dirk<br />

jaare 1588 (c), was Burgemeester geworden<br />

:n<br />

Jonkheer Dirk Kanter, die, van toen af, de<br />

Gemeente van S. Jakobs Kerke, welker Leeraars<br />

f O VAN DRN SANDE V. Hoek, bh 57. METER. XXXI.<br />

lUick, f. 595 yerf.<br />

(£) W NSEMJUS Cliron. XX. Boek, bh 804, 805» 8g


af5 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK,<br />

aars naast overeenkwamen met het gevoelen<br />

, federt, door Arminius , voorgeftaan ,<br />

de hand boven 't hoofd gehouden, en, daarentegen,<br />

zyn best gedaan hadt, om de Predikanten<br />

van de Confiftorie, gelyk men ze<br />

noemde, ter Stad uit, te doen vertrekken.<br />

Naderhand, afgegaan, in 't jaar 1593 (


XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 27<br />

„ den oorlog hadden helpen voeren, eene<br />

openbaare Kerk behoorde toe te ftaan."<br />

Tot medertander hadt hy Henrik van Hekelingen,<br />

dio ook Schepen en Raad geweest;doch,<br />

federt eenige jaaren, buiten bewind gehouden<br />

was (ƒ). En deezen twee bragten, eindelyk,<br />

in den aanvang deezes jaars, te wege,<br />

dat eenige Schutters hunne Hopluiden<br />

bewoogen, om, by de Regeering, aan te<br />

dringen , op herftelling der Privilegiën, 't<br />

Gefchiedde. De Regeering ftelde uit, te antwoorden<br />

, tot op de wederkomst van den<br />

eerden Burgemeester, Jonkheere Justus van<br />

Ryzenburg, die in den Haage was. Doch dit<br />

uitftel geviel der Gemeente niet. Men maakte<br />

haar diets, dat het gefchiedde, om, ondertusfehen,<br />

krygsvolk in de Stad te brengen,<br />

en eenigen 't hoofd voor de voeten te<br />

leggen. Straks daarna, loopt men te wapen<br />

, en maakt zig meester van de fleutels<br />

der Poorten, die dag en nagt bewaakt werden.<br />

Den Roomschgezinden werdt ingeboezemd,<br />

dat men ook voorhadt, hun vryheid<br />

van Godsdienst te bezorgen: waardoor zy<br />

zig lieten beweegen, om, insgelyks, de wa­<br />

penen op te vatten. Tien of elf Gemagtigden<br />

der Burgerye, onder welken Kanter, en,<br />

Zy htffe.'ken<br />

zo ik meen, ook Helsdingen was, traden, den J ;ene vcr-<br />

eenentwintigden van Louwmaand , naar 't' ndering,<br />

Stadhuis, met een Vertoog, waarby zy ver- j n de Redering.<br />

zogten, dat de Regeering, terftond, afftand<br />

deedt van haare ampten, en der Gemeente,<br />

by fchriftelyke AEte, verlof gave, om, voor<br />

£ƒ) Regeer. Lyst ah tov-. U. 177.<br />

dee.<br />

Henrik<br />

van Helsdiugjn.


ÏÓ'IO.<br />

28 VADERLANDSCHE XXXVII. BOEJC.<br />

deeze reize, andere Wethouders te kiezen,<br />

• op dat dezelven, door Prinfe Maurits, als<br />

Stadhouder, bevestigd mogten worden. Van<br />

's Prinfen gezindheid hiertoe fcheenen zy<br />

zig, met of zonder grond, verzekerd te houden.<br />

De Maaiftraat moest hun te wille zyn.<br />

't Getal der Gemagtigden werdt, toen, met<br />

zestien anderen, vermeerderd ,< die, met eikanderen<br />

, de keuze der nieuwe Regeeringe<br />

doen zouden ; fchoon veele Burgers verklaarden,<br />

dat het hun niet zo zeer te doen<br />

geweest was, om verandering in de Regeering,<br />

als om herftelling der Privilegiën en<br />

affchaffing der Schattingen. De Gemagtigden<br />

ftemden, genoegzaam allen, eikanderen<br />

tot Regenten. Kanter en Helsdingen werden<br />

Burgemeesters. De Prins bevestigde deeze<br />

keuze; magtigende den Schout, om de<br />

nieuwe Regenten te beëedigen, gelyk, opden<br />

vierden van Sprokkelmaand, gefchiedde<br />

(g). Midlerwyl, bleef de Stad nog vol<br />

beweeging, vorderende de Gemeente affchaffing<br />

van eenige lasten. Kanter en de<br />

zynen, haar met de hoop hierop gevleid hebbende<br />

, moesten haar wel iet toegeeven.<br />

Doch men eischte nog andere nieuwigheden,<br />

't Volk, eens aan 't hollen gebragt, was niet<br />

wederom tot ftilftand te krygen. Prins Maurits<br />

zelf, federt in de Stad gekomen, fcheen<br />

de Gemeente niet te konnen brengen, tot het<br />

afleggen der wapenen. Zelfs begeerden eenigen<br />

uit de Regeering (2), den Prinfe, naar<br />

(g~) Regeer Lyst th hy. bh iZn.<br />

(2) Te weeteu Hugo Ruticbï Raad ia dsn Hove van<br />

U-<br />

't


XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 29<br />

't fchynt, grooter gezag willende doen geeven,<br />

dat hy van den eed, aan de algemeene<br />

Staaten en aan den Lande van Utrecht gedaan,<br />

zou ontflaagen worden. Den Prins<br />

hierop vertrokken zynde, beflooten de algemeene<br />

Staaten, Dagvaart, te Woerden,<br />

te befchryven, alwaar de Staaten van Utrecht,<br />

de nieuwe Regeering der Stad, en<br />

de Burgery, afzonderlyk, gehoord werden.<br />

De algemeene Staaten vorderden, hier, dat<br />

de gefchillen aan hun verbleeven werden;<br />

waartoe de Staaten van 't gewest beflooten;<br />

doch de Regeering en Burgery van Utrecht<br />

wilden 'er niet toe verftaan. De algemeene<br />

Staaten vonden , hierop , geraaden, 't gefchil<br />

te beflegten, met de wapenen. Graaf<br />

Henrik Fredrik, met eenig volk afgezonden<br />

zynde, kwam voor de Stad; daar men, in 't'<br />

eerst, nog aan 't fterken der wallen viel, als<br />

hadt men voorgehad, een beleg, te verduu-<br />

ren. De Roomfche geestelyken zeiven floe- i<br />

gen de hand aan de fpade. Doch men bedagt<br />

zig wel haast, en opende de poorten,<br />

op den zesden van Grasmaand: na dat men<br />

overeengekomen was „ dat 'er, voor den<br />

„ gewoonlyken tyd, zynde den eerften van<br />

„ Wynmaand, ouden ftyl, aanftaande, gee-<br />

„ ne verandering in de Regeering gefchien<br />

den zou; dat de vendels, onlangs aange-<br />

„ nomen, door de nieuwe Wethouderfchap,<br />

„ zouden worden afgedankt ; dat de Stad<br />

„ agt vendels zou inneemen, boven de twee,<br />

» die<br />

Utiecht, Anfelmus Salmius, Schepen, en Jakob van<br />

McdenMik, Raad der Stad,<br />

1610.<br />

Utrecht<br />

ivordt<br />

jelegcrd,<br />

rloor<br />

Graave<br />

ilenrik<br />

?<br />

redrik.


IfjlO.<br />

De oude<br />

Regeering<br />

wordt<br />

he: field.<br />

30 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK*<br />

„ die 'er, geduurende 't beleg, waren uit-<br />

„ getrokken, en dat de gereezen' gefchillen<br />

w verbleeven zouden worden, aan de uit-<br />

„ fpraak der Franfche en Engelfche Gezanten,<br />

der algemeene Staaten, en van Prin-<br />

„ fe Maurits en den Raade van Staate." De<br />

Stad, hierop, bezetting ingenomen hebbende<br />

, weigerde de Wethouderfchap, de Acte<br />

van onderwerping te tekenen, die haar,<br />

van wege den Raad van Staate, werdt voorgehouden.<br />

Ook fcheen zy, in andere opzigten,<br />

niet aan de hand te willen gaan: waarom<br />

de algemeene Staaten, die nu de magt<br />

in handen hadden, beflooten, de nieuwe Wet<br />

van den eed te ontflaan, en de oude te herftellen,<br />

gelyk, op eenen Brief van zyne<br />

Doorlugtigheid, door Graave Ernst van Nasfau<br />

en de Raaden van Staate, in 't begin<br />

van Bloeimaand, gefchiedde (/*). Elk, die<br />

iet in te brengen hadt, tegen de herftelde<br />

Regeeringe, werdt, toen, voor den Raad<br />

van Staate gedagvaard (?')• Niemant verfcheen<br />

hier dan Jonkheer Reinard van Aaswyn,<br />

Heer van Brakel, benevens Kanter en Helsdingen,<br />

die vierenzeventig punten van befchuldiging<br />

inleverden. Doch de Raad keurdeze<br />

allen ongegrond, of van klein belang,<br />

en beval, hierop, am elk een eeuwig ftiliwygen<br />

Voorts, werden 'er eenige<br />

punten geregeld, die, te vooren, aan de<br />

uitfpraak der Raaden van Staate, verbleeven<br />

C*) Reg^r Lwt a'.t icv. W. 180.<br />

C? ) rooc [Rr. Pfakjitb. J. ixd, ii. 738.<br />

(


XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 31<br />

yen waren (k). De Regeering vorderde ook<br />

den Burgeren eenen nieuwen eed van getrouwheid<br />

af, die, zelfs door Kanter en<br />

Helsdingen, gedaan werdt (l). Men hoopte<br />

dus de rust, eindelyk, herfteld te zullen zien.<br />

Doch veelen bleeven nog al woelen, met het<br />

houden van vergaderingen, en met het maaken<br />

en ftrooijen van fchotfchriften, tegen<br />

de Regeering. In Wintermaand, deedt men<br />

onderzoek naar eenigen van deeze luiden.<br />

Sommigen, voorvlugtfg zynde, werden, met<br />

de klok, ingedaagd. Eindelyk, ontdekte men<br />

eene 'geheele famenzweering, om den Kolonel<br />

Joan Ogle, Overite der bezetting, te<br />

vatten, het krygsvolk te overmeesteren, en,<br />

daarna, de Regeering, op nieuws, te veranderen:<br />

al 'twelk, gewapenderhand, ftondt<br />

te gefchieden. Ter oorzaake van deeze fa­<br />

menzweering, raakten elf Perfoonen in hegtenis,<br />

en onder deezen Kanter en Helsdingen<br />

O). Vier van de elf beleeden „ dat zy zig,<br />

„ tot het voorgemelde, meermaalen, by<br />

w eede, verbonden hadden; ook gezwooren,<br />

„ dat hy des duivels eigen zyn zou, die den<br />

„ toeleg ontdekte." Deezen vier, te weeten<br />

Jan Gerritszcon Klinket, Jan Ruifch,<br />

Schoenmaaker, Gerrit Obyn, Postmeester, en<br />

Andries Henrikszoon, Schoolmeester en Koster<br />

der S. Nikolaas Kerke, werden ten zwaarde<br />

verweezen: doch Klinket, die 't geheim<br />

des aanflags, goedwillig, bekend hadt, verwierf<br />

CO Groot Utr. Plakaath. I. Deel, 11. igo, IQÏ.<br />

("O Rc-fol. Holl. 8 Febr. — 3 Apr. 1610. bl. 0-12. M F .<br />

TKRF.N XXXI. Hoek, f. 595 verf. 508.<br />

00 Uit de Sententiën, 'gedrukt te Utrethi, in 't jaar 1fi.11.<br />

Samenzweering<br />

om dezelve<br />

,<br />

met geweld<br />

,<br />

wederom<br />

te ont-<br />

zetten<br />

van't bewind.


ÏÓIQ.<br />

32 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />

wierf vergiffenis. De overigen drie kreegen,<br />

nog op de Strafplaats, verzagting van vonnis,<br />

en werden gebannen met verbeurd verklaaring<br />

hunner goederen. De Koster, niet<br />

dan de dood te gemoet ziende, beleedt, ongevergd,<br />

ten aanhooren van 't volk „ dat<br />

» hy, zo de verandering gelukt was, twee<br />

„ Predikanten, Speenhoven en Taurinus, bei-<br />

?> de in de gevoelens van Arminius , met<br />

» eigen' handen, van 't leeven beroofd zou<br />

„ hebben." Helsdingen, in den Haage gevat<br />

zynde, vervoegde zig met een fmeekfchrift<br />

aan den Prinfe, en werdt federt,<br />

naar Utrecht gezonden. Kanter en hy, die<br />

meer niet beleeden hadden, dan dat hun de<br />

toeleg bekend was geweest, en dat men,<br />

onder anderen, voorgehad hadt, hen beide<br />

wederom Burgemeesters te maaken, werden,<br />

in Bloeimaand des jaars 1611, insgelyks,<br />

gebannen. Kanters goederen werden<br />

geheel; die van Helsdingen, voor de helft,<br />

verbeurd verklaard (n). Prins Maurits, als<br />

Stadhouder, en de Staaten 'sLands van Utrecht<br />

gaven, in Bloeimaand des jaars 1612,<br />

een Plakaat uit, waarby aan elk verbooden<br />

werdt, de ballingen of voorvlugtigen ter<br />

Dorzaake der jongfte beroerte te herbergen,<br />

ofte huizen (0): waarop, in Oogstmaand,<br />

diergelyk Plakaat van de algemeene Staaten<br />

volgde O). Doch Kanter begaf zig, eerlang,<br />

naar<br />

CO METEREN XXXII. Hoek, f.<br />

; onn II. Deel. bl. 156<br />

6ZJ. verf. BRANDT lte-<br />

CO Groot Ut. Plakaatb. I. Deel, bl. 739.<br />

ipj Groot-P akaatb. I. Deel, kol. 429.<br />

7, 8 Maart ifin. bl. 2-5.<br />

Refol. Holl. 4. r..<br />

J


XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 3 3<br />

naar.Leeuwaarden, én Helsdingen naar Amfterdam<br />

: in welke twee Steden, zy beide geftorven<br />

zyn. Men getuigt, dat zy zig by de Gereformeerden,<br />

federt ook Contraremonftranten<br />

geheeten, gehouden hebben, en dat de<br />

tegenwoordige Regeering van Utrecht den Remonfiranten,<br />

gelyk die van Arminius gevoelen<br />

, naderhand , genoemd zyn , toegedaan<br />

was (q).<br />

Midlerwyl, befpeurden de Hollandfche Predikanten<br />

, die Arminius Leer aanhingen, en de ]<br />

minfte in getal waren, dat zy 't, op de mees- '<br />

te plaatfen, haast te kwaad zouden krygen, i<br />

wakkerende de verdeeldheid, dagelyks, aan, <<br />

tot zo verre, dat de Gemeente ook party koos, '<br />

en geene Predikanten hooren wilde, dan die f<br />

van haaren fmaak waren. Zy kwamen, hier- £<br />

om, in Louwmaand, in ftilte, byeen, en be- *<br />

flooten, een Vertoog of Remonftrantie in te ls<br />

leveren, aan de Staaten van Holland, waarby<br />

zy zig ontfchuldigden van 't verwyt, welk hun<br />

gedaan werdt, als of zy verandering zogten<br />

in den Godsdienst, en twist en beroerten verwekten.<br />

Voorts verklaarden zy hun gevoelen v<br />

in vyf punten, behelzende i. „ dat God van rt<br />

„ eeuwigheid beflooten hadt, zulken , die. n<br />

1619.<br />

VIL<br />

)ie vari<br />

Arminius<br />

jevoelea<br />

2 veren<br />

ene Re»<br />

ïtrn-<br />

'rantie<br />

1, san de<br />

taaten<br />

an Holnd.erlslaȕghuri-<br />

' r Lee-<br />

„ door zyne genade, in Jezus Christus geloo- p „ in vyf<br />

v ven, en, in geloove en gehoorzaamheid, intcfl.<br />

„ tot den einde toe , volharden zouden, te<br />

„ verkiezen ten eeuwigen leeven, en de ongex<br />

loovigen en onbekeerden te verwerpen, ter<br />

5, eeuwiger verdoemenisfe. 2. Dat Christus<br />

ft voor allen geftorven was; zo nogtans, dat<br />

C?) VAN DEN SAND* V. Jiaii, bl. 60.<br />

X. DEEL, C<br />

M m &<br />

~


34 VADERLANDSCHE XXXVII. BOEK,<br />

*» niemant, daadelyk, door zynen dood, ver-<br />

Ij, zoend werdt, dan de geloovigen. 3. Dat<br />

5) de mensch het zaligmakend geloof niet hadt<br />

» van zig zeiven, noch uit zynen vryen wil;<br />

5, maar dat hy, daartoe, Gods genade, in<br />

„ Christus, behoefde. 4. Dat deeze genade<br />

't begin, de voortgang en voltrekking van<br />

„ 'smenfchen zaligheid was; dat 'er alle goede<br />

daaden aan toegefchrecven moesten wor-<br />

„ den; doch dat zy egter niet onwederftandelyk<br />

werkte. 5. Dat Gods genade den waa-<br />

„ ren geloovigen genoegzaame kragt gaf, om<br />

„ het booze te overwinnen; maar, of zy de<br />

„ genade niet konden verliezen , zou nader<br />

„ onderzogt moeten worden, eer zy 't, met<br />

„ volle verzekerdheid, zouden durven lee-<br />

„ ren." Doch naderhand verklaarden zy zig<br />

duidelyker, wegens dit vyfde punt, zeggende<br />

„ dat een waar geloovige, door eigen'fchuld,<br />

„ geheellyk van God afwyken, en het ge-<br />

• „ loof verliezen kon (#•>" Voorts, baden<br />

Hun vei<br />

zoek. ze, „ dat hunne Edele Mogendheden, wien<br />

„ zy het hoogfte gebied over kerkelyke en<br />

„ weereldlyke zaaken toekenden , geliefden<br />

„ te maaken, dat zy, in eene wettige en<br />

„ vrye Sinode, gehoord werden: of, kon dit<br />

~ niet gevoeglyk gefchieden, dat men elkan-<br />

„ deren, ondertusfchen, broederlyk verdroe-<br />

„ge, waartoe zy zig, van hunnen kant,<br />

„ overboodig verklaarden (»•" Naar dee­<br />

Zy kryze Remonftrantie, werden de overleveraars<br />

gen den n<br />

naam va en allen, die van hun gevoelen waren , fe­<br />

Remon-<br />

dert,<br />

Aranten<br />

(rt Hanpfche Cowfer. bl. 425. HKANDT V. Deel, 61. 128.<br />

£»J Haagfchc Confer. */. li ümMtocAURT, M. 524.525»


XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 35<br />

dert, Remonjïranten genaamd, gelyk wy ze, I(Jlfe.<br />

in 't vervolg, ook noemen zullen. De Staaten<br />

van Holland beflooten, eerlang, by<br />

meerderheid van ftemmen, den Klasfen aan<br />

te fchryven „ dat zy, tot nader' last, nicj,<br />

mant iet, boven de vyf punten, in de Ren<br />

monftrantie ter neder gefleld, zouden ver-<br />

„ gen te belyden, en, ondertusfchen, arf<br />

i beiden, tot behoudenis der onderlinge een-<br />

„ dragt(7):" naar welk bevel, fommigeKlasfen<br />

, met naame die van Leiden, verklaarden,<br />

zig niet te konnen voegen (y).<br />

Daarna, werdt 'er, in de Lente des vol­ vim<br />

genden jaars, ten overftaan en aanhooren l laa^fche<br />

der Staaten van Holland, een Gefprek ge- (<br />

houden, over de vyf punten der Remonftran- 1<br />

ten, tusfchen zes Predikanten van elke zyde:<br />

welk gefprek, federt, by den naam van Haagfche<br />

Conferentie, vermaard geworden is. De<br />

Staaten, partyen gehoord hebbende, fchreeven<br />

geene van beide de overwinning toe;<br />

maar hielden de vyf punten in den ftaat,<br />

waarin zy, voor de famenkomst, geweest waren,<br />

elk, alleenlyk, tot onderlinge vrede en<br />

eendragt vermaanende : welke vermaaning<br />

van beide de partyen, die eikanderen toen<br />

nog broeders noemden, zonder tegenfpraak,<br />

aangenomen werdt (V). Doch voor den aan- v<br />

entie.<br />

' 'ttotrg<br />

r Pre-<br />

vang van 't gefprek, hadden de Hollandfche *<br />

ianterij<br />

Predikanten, die Gomarus gevoelen naast % ï naast<br />

waren, een Vertoog ingeleverd , tegen dat m, •t Gouw<br />

. . r, der<br />

CO UïTENBOGABRT, hl. 529. TwClANO. II. -j*^<br />

CO HRANBÏ Hi Deel, hl. 132.<br />

*r C<br />

&'.; TR I<br />

1 7 CLAND<br />

h<br />

54 H t\ UYTENBOGAERT */. 534. BnANDt<br />

ff. J)i*l, hl. i59, 160. SIËTEI'.EN JWXI. JJtek,/. 6^ y-,::<br />

C a<br />

lonfe.


eens waren,federt<br />

,<br />

Contraremonjïranten.<br />

genaamd.<br />

Hunne<br />

Leer, over<br />

de<br />

betwiste<br />

punten.<br />

-<br />

%6 VADERLANDSCHE XXXVILBOEK;<br />

der Remonftranten; waarna zy, federt, den<br />

naam van Contr ar emonflranten kreegen. In dit<br />

Vertoog, verklaarden ze, dat, aangaande de<br />

punten van gefchil, in hunne Kerken , zo<br />

veel hun bewust was, geleerd werdt, i.„ Dat<br />

» God, uit het menfchelyk geflagt, welk,<br />

•n in en met Adam, in zonde gevallen was,<br />

» en geen meer vermogen hadt, om te gen<br />

looven en zig te bekeeren, dan een doo-<br />

?, de, om zig in 't leeven te herftellen; eex><br />

nigen vsn eeuwigheid verkooren hadt, om<br />

n dezelven, door Christus, zalig temaaken;<br />

„ terwyl hy de overigen, door zyn regtvaar-<br />

„ dig oordeel, voorby ging, en in hunne<br />

„ zonden leggen liet. 2. Dat kinderen van<br />

w geloovige ouders , zo wel als volwasfen'<br />

ft geloovigen, voor uitverkoornen te houft<br />

den waren, zo lang zy, met der daad, het<br />

„ tegendeel niet beweezen. 3. Dat God, in<br />

„ zyne Verkiezing, niet op het geloof en de<br />

„ bekeering der uitverkoornen gezien; maar,<br />

„ in tegendeel, in zynen eeuwigen en 011-<br />

„ veranderlyken raad , beflooten hadt, den<br />

uitverkoornen het geloof en de volftandig-<br />

„ heid te geeven, en hen zo zalig te maa-<br />

„ ken. 4. Dat Hy hun, ten dien einde, voor-<br />

„ eerst, gefchonken hadt zynen eenigge-<br />

„ booren' Zoon , wiens lyden , fchoon ge-<br />

„ noegzaam, tot betaaling voor aller men-<br />

„ fchen zonden, egter, naar Gods befluit,<br />

„ alleen den uitverkoornen tot verzoening<br />

„ ftrekte. 5. Dat God hun, voorts, het Evangelie<br />

liet prediken , het zelve , door<br />

n den Heiligen Geest, van kragt maakende,<br />

„ op hunne gemoeden; zo dat zy niet flegt&<br />

0 ver.


XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 37<br />

» vermogen kreegen, om zig te bekeeren en<br />

„ te gelooven; maar ook, daadelyk en ge-<br />

» williglyk, zig bekeerden en geloofden.<br />

„ 6. Dat zulke uitverkoornen , door dezelf-<br />

„ :<br />

de Kragt des Heiligen Geests, door welke<br />

» zy eens bekeerd en geloovig geworden<br />

„ waren, zonder eenig hun toedoen, der-<br />

„ wyze bewaard werden , dat zy wel uit<br />

j, zwakheid in zwaare zonden vallen ; doch<br />

„ het waar-geloof nimmer, geheellyk en<br />

„ voor altoos , verliezen konden. 7. Dat<br />

„ waare geloovigen , hieruit, egter geene<br />

„ oorzaak namen, tot vleefchelyke gerast-<br />

„ heid , zynde het onmogelyk, dat zy , die<br />

„ Christus , door een waaragtig geloove ,<br />

„ waren ingeplant, geene vrugten der dank-<br />

„ baarheid zouden voortbrengen, en ftrek-<br />

„ kende de beloften van Goddelyken byftand<br />

„ en dè vermaaningen der Schrift, om hen<br />

„hunne zaligheid.te doen werken, in vree-<br />

„ zen en beeven,: en te ernftiger de hulp te<br />

„ doen begeeren van dien Geest, zonder wel-<br />

„ ken zy niets vermogten (V)." Voorts, floe- ]<br />

gen ze, als middelen tot wegneeming der ge- 1<br />

fchülen , voor, het houden van eene Na- 1<br />

tionaale Sinode, of het zenden der weder- 1<br />

iüü<br />

'oorflag,<br />

ot wegeeming<br />

zydfche punten aan de buitenlandfche Hoo- f er ge-<br />

^illen.<br />

ge Schooien, met belofte van zig derzelver<br />

uitfpraak te zullen onderwerpen. De Rernonftrantie<br />

en Contraremonftrantie werden,<br />

door de Staaten, aan de Edelen en Steden gezonden,<br />

om zig, daarop, te beraaden (y><br />

C*J TniCLANn. 11.<br />

BHANDT U, üe'ej,bl. 163.<br />

c 3<br />

Doch<br />

16 IS.


1610.<br />

IX.<br />

Gezaotfchap<br />

naar<br />

Franliryk.<br />

38 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />

Doch eer wy 't gevolg hiervan verhaalen ,<br />

eischt de orde der Hiftorie , dat wy tot de<br />

weereldlyke zaaken, en 't gebeurde, in den<br />

jaare 1610, te rug keeren.<br />

De gewigtige verandering, in Bloeimaand<br />

deezes jaars , in Frankryk , voorgevallen ,<br />

hadt merkelyken invloed op de zaaken van<br />

Europa, en van de Vereenigde Gewesten in<br />

't byzonder. Wy hebben reeds, in 't voorbygaan<br />

(z), gemeld, dat Koning Henrik zig<br />

de zaaken van Kleeve en Gulik, ernftelyk,<br />

aantrok, en voorhadt, het Verdrag der Vorften<br />

bezitteren te handhaaven. In Lentemaand<br />

deezes jaars, hadden de Staaten een<br />

buitengewoon Gezantfchap naar Frankryk<br />

gezonden, welk door Walraven, Heer van<br />

Brederode, Kornelis van der Myle en Jakob<br />

van Maldere bekleed werdt. Het was met<br />

veel eerbewyzing ontvangen, en, op den<br />

tweeëntwintigften van Grasmaand , ter gehoor<br />

ingeleid by den Koning, die den Staaten<br />

verzekerde, dat hy de zaak van Kleeve<br />

en Gulik ernftig ter hand neemen zou; doch<br />

verwagtte, van hunnen kant, behoorlyk, te<br />

worden bygeftaan. Midlerwyl, hadden de<br />

Staaten hem doen verzoeken, dat hy de<br />

Franfche troepen in hunnen dienst , voor<br />

eenen tyd, betaalen wilde; waarover hy een<br />

* Petits<br />

avari- weinig misnoegd fcheen, de Staaten noecteux.mende<br />

* kleine gierigaarts, en hun verzoek f een<br />

•\Unpeti ' klein fcwys van ondankbaarheid: daarby voetexmoigende<br />

„ dat het Lejrer, welk hy reeds op<br />

gnage<br />

„ de been gebragt ha'dt, en naar Duitsch-<br />

J'Inf.rotitude.<br />

„ land<br />

(z) Hier voor, W. 9.


XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 39<br />

„ land zenden wilde , hem , maandelyks ,<br />

„ op vierhonderdduizend Kroonen te ihian<br />

„ kwam: om welke kosten te voldoen, de<br />

„ fchatten van Frankryk , Spanje , Vene-<br />

„ tie en deezen Staat niet groot genoeg zou-<br />

„ den bevonden worden." Voorts, hadt hy<br />

te verftaan gegeven , dat hy gaarne eene<br />

nadere verbindtenis tegen Spanje , met de<br />

Staaten, zyne beste vrienden, zou aangaan;<br />

waartoe, zeide hy, nu nog gelegenheid was;<br />

die 'er niet zou zyn , als hy, die vast oud<br />

werdt, eens uit de tyd wezen zou. Doch<br />

de Gezanten, niet gelast tot het fluiten van<br />

eenige nadere verbindtenis, namen hun affcheid,<br />

op den zesden van Bloeimaand (jz).<br />

'sKonings Leger, welk op de grenzen byeen<br />

trok , zou , nogtans, zo men meende,<br />

voornaamlyk , dienen , om eenen inval in<br />

de Spaanfche Nederlanden te doen. De<br />

Aartshertogen vatteden , terftond , argwaan<br />

op over de toerustingen in Frankryk,<br />

welken zy hielden, tegen hen gerigt te zyn<br />

(b). Ook hadt Henrik de IV. openlyk misnoegen<br />

tegen hen getoond, doordien zy den<br />

Prins van Condé , in Slagtmaand des jaars<br />

1608, met zyne Gemaalin, op welke de Koning<br />

verliefd was, uit Frankryk geweeken,<br />

in de Nederlanden, ontvangen en befchermd<br />

hadden (V). De Koning, nu gereed om te<br />

velde te trekken , verzogt den Aartshertogen<br />

Tournael der Ambasf. W. v. Brederode, C. van der<br />

Myle cii J. de Maldeie. M. S.<br />

C'0 DANIËL Tom. X. fi. 4*3» 444-<br />

CO BENTIVOGHO Verhaalb. bl. 524. METER. XXXI. ftatë»<br />

f- 523.<br />

C 4<br />

1610,


16 ie.<br />

Henrik<br />

de IV.<br />

w rik<br />

ver<br />

anoord.<br />

49 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />

gen den doortogt door Luxemburg. De<br />

Aartshertogen , zulk een verzoek aanziende<br />

voor eene oorlogsverkiaaring , draalden met<br />

antwoorden. Midlerwyl, hadt Henrik , die<br />

den buitengewoonen Gezanten der Staaten<br />

verklaard hadt, dat hy zig aan 't hoofd zyns<br />

Legers dagt te ftellen (d) , de Regeering,<br />

geduurende zyn afwezen , opgedraagen aan<br />

de Koninginne , welke hy goedvondt, eer<br />

hy vertrok , plegtiglyk, te doen kroonen.<br />

Met de toebereidfels tot haare intrede binnen<br />

Parys, die op de Krooning volgen zou,<br />

hieldt de gantfche Stad zig bezig. Op den<br />

veertienden van Bloeimaand , reedt de Koning<br />

uit, om deeze toebereidfels te bezigtigen.<br />

Hy hadt de Koets rondsom doen opeuen.<br />

De knegten, die dezelve verzelden, waren<br />

, in zekere ftraat, daar de weg geftopï<br />

was door eene menigte van karren, ter zyde<br />

ge weeken. Twee bleeven 'er alleen omtrent<br />

de koets : waarvan een wat vooruit<br />

gegaan was, om plaats te doen maaken, terwyl<br />

de andere zyn' kousfeband verbondt, In<br />

ditoogenblik, OtzytFrangoisRavillac, geboortig<br />

van Angoulême, een fterk karei van omtrent<br />

drieëndertig jaaren, op één der wielen<br />

van de koets, en dryft den Koning een lang<br />

tweefnydend mes naar 't hert, waardoor de<br />

holle ader afgefteken werdt. De Koning ,<br />

die meer niet kon zeggen, dan ik ben gekwetst,<br />

viel, terftond, dood, voor over. Demoorder<br />

werdt, op heeter daad, gevat (e) 9 zonder»<br />

f «O Refol. ITnll. 28 May — IÏ J«t&' 1610. U. 2i<br />

CO'DANIEI. Tom. X. p> 44Ó-448.


XXXVII.BOEK. HISTORIE. 4t<br />

der, hoe zeer hy gepynigd werdt, ooit meer Ifjio,<br />

te willen bekennen, dan dat hy, uit eigen'<br />

beweeging, meenende een goed werk te<br />

doen, dat hy den Koning, die den Paus beoorloogen<br />

wilde, van kant hielp, tot deezen<br />

moord gekomen was. Lodewyk deXIII , zyn<br />

oudfte Zoon, die maar ruim negen jaaren<br />

bereikte, volgde hem op. Doch de Regeering<br />

werdt, geduurende zyne minderjaarigheid<br />

, der Koninginne Moeder, Maria de<br />

Medicis, opgedraagen<br />

De Vereenigde Staaten vaardigden, ter- Verhoud<br />

ftond, den Heer van der Myle, wederom, met<br />

naar Frankryk af, om de verbonden, met Frankryk<br />

ver-<br />

den overleeden' Koning gemaakt, te verlieuwd.nieuwen<br />

, 't welk, op den twintigften van<br />

Zomermaand, gefchiedde (g): ook zogtenze<br />

de tegenwoordige Regeering te beweegen,<br />

om de hand te blyven houden aan de<br />

zaak van Gulik en Kleeve. De Aartshertogen,<br />

den Graaf van Bucquoi naar Frankryk<br />

gezonden hebbende, tragtten, daarentegen,<br />

de Regeering te doen befluiten, tot het verlaaten<br />

van de zyde der Vorften bezitteren.<br />

Doch zy Haagden kwalyk(T). DeMaarfchalk<br />

de la Chatre werdt, kort hierna, afgezonden,<br />

aan 't hoofd van agtduizend knegten en tien<br />

of twaalf honderd Ruiters, om Gulik te helpen<br />

vermeesteren. De Staaten hadden nu ook<br />

Jast gegeven, om een nieuw en vast verbond<br />

te fluiten met Frankryk. Doch de verandering,<br />

hier, veroorzaakt, door den ontydi-<br />

Cf MPTERPN XXXfl. Hnehf. fin verf. 6iz<br />

{ö xxxuSr. Tm<br />

- * h »•<br />

C 5<br />

gen


ï6ïo.<br />

X.<br />

GezantiChip<br />

naar E)n<br />

geland,<br />

4* VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />

gen dood des Konings, liet zulks, voor tegenwoordig,<br />

niet toe Q).<br />

Naar Engeland, was, in Grasmaand, insgelyks,<br />

een Gezantfchap gezonden, welk, door<br />

den Koning, met ontblooten hoofde, ontvangen<br />

, en door de andere Gezanten, pleg»<br />

tiglyk, verwelkomd was. De Staatfchen<br />

hadden last, om van eenige zaaken , den<br />

Koophandel en Visfchery betreffende, te<br />

handelen* waarin zy, gedeeltelyk, Haagden<br />

naar genoegen, te wege brengende, dat het<br />

verbod der visfeherye, op de Engelfche Kusten<br />

, gefchórst werdt. By deeze gelegenheid,<br />

vertoonden zy den Koning „ dat de Haring-<br />

„ visfeherye, door de Hollanders en Zeeuy)<br />

wen, moest aangehouden worden, om dat<br />

w 'er wel twintigduizend zeevaarenden en<br />

„ veertigduizend andere ingezetenen , zig<br />

„ geneerende met het gene tot het maaken<br />

„ en uitrusten der buizen vereischt werdt,<br />

„ uit onderhouden werden : doch dat zy,<br />

„ voor de Reeders, dikwils fchade gif. Dat<br />

„ andere volken, met naame de Engelfchen,<br />

„ op zulken mageren huur, als de onzen ga-<br />

„ ven , niet ten Haring zouden willen vaa-<br />

„ ren , én dat deeze handel niemant voeg-<br />

„ de, dan die, daar by, van jongs af, op-<br />

„ gebragt was, en de vereischte gereed-<br />

„ fchappen hadt." Over eenige andere gefchillen<br />

, den Koophandel raakende , kwam<br />

men tot geen befluit. 't Voornaam oogmerk<br />

van dit gezantfchap was ook het handhaaven<br />

der zaaken van Gulik en Kleeve, waartoe<br />

£0 hapifeh van ikn Amnasfad. van der Myle.


XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 43<br />

Jakob de I. zig genegen verklaarde (k). Naar 161').<br />

Zweeden , hadden de Staaten , ten deezen<br />

tyde, ook een' Gezant gezonden , om den 'in naar<br />

Koophandel op Lyfland te regelen: 't welk, tweeden.<br />

tot genoegen der Vereenigde Gewesten, gefchiedde<br />

(O-<br />

De zaaken van Gulik en 'Kleeve namen XT.<br />

nu de zorgen der Staaten , grootendeels, in. Prins<br />

De Vorlten bezitters , van den Vorst van Vlaurit?<br />

laat het<br />

Anhalt geholpen , hadden, in den voorzo­ seleg<br />

mer, 't beleg geilaagen voor Gulik, wagten- voor<br />

de op onderftand van hunne Bondgenooten, Guiiic.<br />

die, door het onverwagt omkomen des Konings<br />

van Frankryk , traager bykwam , dan<br />

men gehoopt hadt. In 't begin van Hooimaand,<br />

kwam 'er, eindelyk, een Leger byeen,<br />

by Schenkenfchans, geheellyk uit Staatfche<br />

troepen beftaande, en uit zulke. Engelfchen<br />

en Franfchen , welken de Staaten in<br />

gewoonlyken dienst hadden. Op den zestienden,<br />

trok het Leger op, naar Gulik. De<br />

Aartshertogen, verklaard hebbende onzydig<br />

te willen blyven , hadden den Graave van<br />

Fuentes, Bevelhebber van Rynberk, gelast,<br />

zig van alle vyandlykheden te onthouden.<br />

Ook liet hy de Staatfche Voorraadfchepen,<br />

onbefchadigd, den Ryn op, voorby Rynberk,<br />

vaaren. Op den negenentwintigften,<br />

werdt Gulik berend, door het Staatfche Leger,<br />

waarby Prins Maurits zig, federt eenige<br />

dagen, gevoegd hadt. 't Beleg werdt vlytig<br />

voortgezet. Ondertusfchen , befpeurde<br />

men,<br />

ff) ReCol. Holl. 26 May — 12 funy 1610. bl. 27. METER.<br />

XXXII. /Soek, f. 608 veif- 609.<br />

CO METEHEN XXXII. Heek, f. 6o


l6:o.<br />

De Stad<br />

geeft zig<br />

over.<br />

44 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK;<br />

men, dat de la Chatre, die nog niet voor Gulik<br />

gekomen was, toeleg maakte, om de Stad,<br />

na de overgave, den Koning van Frankryk<br />

in handen te doen ftellen: 't welk den Vorften<br />

bezitteren en Prins Maurits zeer'tegen<br />

de borst was. De Prins deedt, hierom, 't<br />

beleg te vlytiger voortzetten. De Franfchen<br />

kwamen, eerst op den agttienden van Oogstmaand<br />

, in 't Leger. Doch 't liep aan tot<br />

den tweeden van Herfstmaand, eer de StaxL<br />

zig , by verdrag, overgaf. Zy werdt, hytt<br />

het zelve, den Vorften van Brandenburg eri<br />

Nieuwburg in handen gefteld Qn). Weinige<br />

dagen na deeze overgave, brak Prins.<br />

Maurits op, met het Staatfche Leger, welk<br />

veertienduizend knegten - en drieduizend<br />

paarden fterk was. De la Chatre keerde,<br />

insgelyks , met de Franfche benden , door<br />

Luxemburg , naar Frankryk , te rug. De<br />

Duitfche Vorften hadden , kort te vooren,<br />

eene byeenkonist te Keulen belegd, tot ver-,<br />

effening der Kleeffche en Gulikfche gefchillen.<br />

De Staaten hadden hier ook hunne gezanten.<br />

Doch men fcheidde, in Slagtmaand ,.<br />

zonder eikanderen te hebben konnen verftaan<br />

De verwagting, die men, in de<br />

Nederlanden, hadt, dat de Aartshertogen<br />

zig, vroeg of laat, in deeze gefchillen fteeken<br />

zouden, was oorzaak, dat men zig weinig<br />

beftendigheid beloofde van 't Beftand.<br />

Ook verminderde de gemeenzaamheid tusfchen*<br />

de wederzydfche onderzaaten der<br />

Aarts*<br />

f>") Zie Groot-P!al;Mtb. TI. Deel, kol, r>


XXXVIÏ.BOEK. HISTORIE. 4$<br />

Aartshertogen en Staaten , hand over hand.<br />

Elk ontdeedt zig van de goederen , welken •<br />

hem , onder de nabuurige Regeeringe, toe-<br />

.kwamen. Doch, die in de Vereenigde Gewesten<br />

lagen , werden , tot hooger' prys,<br />

verkogt, dan de anderen. Ook befpeurde men<br />

niet, dat 'er, onder den wederzydfchen adel,<br />

eenige Huwelyken gellooten werden : die,<br />

anders , veel toebrengen , om twee volken<br />

aan eikanderen te verbinden (0). 't Verfchil<br />

tusfchen Zeeland en Antwerpen, waarvan wy,<br />

boven (p), gewaagd hebben, duurde ook nog:<br />

't welk veel hielp, tot het verder verval van<br />

Antwerpen, terwyl de Koophandel en Scheepvaart<br />

, te Duinkerken, daar de binnenlandfche<br />

tollen afgefchaft waren , daarentegen,<br />

fterk begon toe te neemen (jf).<br />

De Staaten hadden, op den raad des Ko- c<br />

nings van Frankryk, reeds in 't voorleeden' f<br />

jaar, Kornelis van der Myle gezonden naar 11<br />

Venetië, om ook met deezen vryen Staat, een u<br />

16" IC':,<br />

tezarit-<br />

:hap<br />

isr Vestie*<br />

Verbond van Vriendfchap e n Koophandel<br />

te fluiten. De Gezant werdt heufchelyk ontvangen<br />

, fchoon de Paus het hadt zoeken te<br />

beletten (r). Doch 't maaken van een onderling<br />

Verbond werdt, by den Doge en<br />

den Raad van Venetië, nog ontydig geoordeeld.<br />

Nogtans, benoemde men Thomas Cotttarini,<br />

om , als Gezant van Venetië, herwaards<br />

te reizen (7); die in Bloeimaand weder-<br />

CO METEREN XXXII. Boek, f 620.<br />

(j>) Hl. 4.<br />

Cj METEREN XXXII. Raek, f. 6ao.<br />

CO MF.TEUEN XXXI. Doei,/. 580 verf.<br />

(O WBTEREN XXXII Boek, £606, 607.


16" i o.<br />

Oostindifche<br />

zaaken.<br />

46 VADERLANDS CHE XXXVII BOE K.<br />

derom te rug keerde, zonder dat 'er iet anders<br />

dan wederzydfche aanbiedingen van<br />

vriendfchap was voorgevallen Qt).<br />

In den Zomer deezes jaars, kwamen wederom<br />

vyf ryk gelaaden fchepen aan , uit<br />

Oostindie. Een der zeiven hadt in Japan<br />

gehandeld en een Verbond van Koophandel<br />

geflooten, met den Keizer, wiens Brieven,<br />

gerigt aan Prinfe Maurits, dien hy Forst van<br />

Holland noemde, met dit fchip, herwaards<br />

gebragt werden. Voorts, kreeg men, in 't<br />

volgende jaar, met andere fchepen, tyding,<br />

dat de Overfte Pieter Willemszoon Verhoef,<br />

op Banda , van de Indiaanen overvallen en<br />

doodgeflaagen , en dat de Admiraal Paulus<br />

van Kaarden , in Hooimaand deezes jaars,<br />

op Ternate , door de Spanjaards, gevangen<br />

genomen was. Te vooren, waren vier Nederlandfche<br />

fchepen, voor de Munillas, door<br />

eene Spaanfche Vloot, onder Don Juan da<br />

Silva, aangetast en overwonnen. De Engelfchen<br />

begonden, dit jaar, ook, fterker dan<br />

te vooren, op Oostindie te vaaren, hebbende<br />

zy zelfs twee onderzaaten van den Vereenigden<br />

Staat, Pieter Willemszoon van Elburg<br />

en Lukas Antoniszoon van Leeuwaarden ,<br />

die lang in Oostindie verkeerd hadden, bewoogen<br />

, om met hen aan te fpannen , en<br />

eenen nieuwen handel te beginnen , op de<br />

kust van Koromandel, die nog van geene<br />

Europifche volken bevaaren was («). \ Gebeurde<br />

, naderhand , meermaalen , dat onder­<br />

ra O Refol. Holl. »3 May — Jmiy ifiio. bl, ifi, enz.<br />

(K) ME-BHEN XXXII. Hoek, f. 617 verf. öi8, 6.15. VAN­<br />

OEN SANBE V. Hoek, bU 6i,


XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 47<br />

derzaaten van den Staat zig in dienst van<br />

vreemde Mogendheden begaven , om op<br />

Oostindie te vaaren ; waarom de algemeene<br />

Staaten zulks, in den jaare 1616, by openbaaren<br />

Plakaate , op ftraffe van ballingfchap<br />

en verbeurtenis van goederen, verbooden<br />

hebben (V).<br />

Omtrent deezen tyd, werden, door Zd~ ' /erreky-<br />

charias Janfèn, zig geneerende met glas fly- ' tersge­ pen en brillen maaken , te Middelburg in bonden, '<br />

e Mid-<br />

Zeeland, de Verrekykers gevonden (w), die, \ lelburg.<br />

federt, door anderen, merkelyk verbeterd en<br />

zeer gemeen geworden zyn. Sommigen plaatfen<br />

deeze nutte uitvinding, in dit jaar (x).<br />

Doch 't blykt, van elders, datzy, ten minften<br />

twee jaaren vroeger, geplaatst moet worden,<br />

hebbende de Staaten, reeds in den jaare<br />

1608 , twee Verrekykers, by den uitvinder,<br />

befteld, om dezclven aan den Koning<br />

van Frankryk te vereeren (y).<br />

In den Zomer des jaars 1610, was 'er een xir.<br />

Gezantfchap, uit Zweeden, herwaards ge- }nder- \<br />

komen, om een nader Verbond met de Staa- i ïandeing<br />

met<br />

ten aan te gaan: waartoe Karei de IX, die • 'wee-<br />

nog met Poolen in oorlog was, nu langs hoe « len.<br />

dringender redenen kreeg. De overwinning,<br />

door Koning Sigismond, behaald op de Muskoviten,<br />

die door Zweeden onderfteund werden<br />

, was oorzaak, dat Koning Karei de<br />

Staaten, in Herfstmaand, ernftelyk , verzoeken<br />

deedt, om onderftand. Doch men<br />

O) Groot-PIakaatb. J. Deel, iel. 540.<br />

O J Zie P. DE LA RUK Gelett. Zeel. II 483.<br />

(*) MEUREN XXXII. Hoek,/. 620 verf.<br />

IJÜ Ne^dat. de JEAWNIN 2>j» Hl. 917, s*o.<br />

vondt,


Ii5io.<br />

i<br />

Gcznmfchap<br />

«nar 't<br />

Noorden. <br />

Perfinanfcho<br />

Ge-<br />

48 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />

vondt, hierin , te veel zwaarigheid. Meri<br />

fchreef den Koning egter, in Louwmaand<br />

des volgenden jaars, dat men gezind was ,<br />

hem by te ftaan, zo zulks, ook door andere<br />

Mogendheden, gefchiedde, en. vooral,<br />

zo hy goed verftand hieldt met Deenemarke,<br />

aan welks vriendfchap den Staaten veel<br />

gelegen was. Ook hadt Christiaan de IV,<br />

Koning van Deenemarke, hun verzogt, dat<br />

zy , in 't handelen met Zweeden, op zyne<br />

belangen verdagt wilden zyn, 't welk zy hem<br />

beloofd hadden. De oorlog, die, kort hierop<br />

, tusfchen Zweeden en Deenemarke, ontftondt,<br />

gaf den Staaten aanleiding, tot het<br />

afzenden van een gezantfchap, om een Verdrag<br />

te bemiddelen. Hiertoe werden benoemd<br />

Jakob van Wasfenaar, Heer van Obdam<br />

, Rombout Hogerbeets , Raadsheer in<br />

den Hoogen Raad, en Doktor Dirk Bas, Burgemeester<br />

van Amfterdam , die , in Hooimaand<br />

, naar Koppenhagen vertrokken; doch,<br />

eerlang, te rug keerden , zonder de Vrede<br />

te hebben konnen bewerken (2). Karei de<br />

IX. overleedt, niet lang hierna, wordende,<br />

door zynen Zoon, Guftaaf Adolf', opgevolgd<br />

(a). De oorlog tusfchen de twee Ryken duurde<br />

nog, tot in 't volgende jaar (b~). Doch<br />

eindelyk werdt, in Louwmaand des jaars<br />

1613 , door bemiddeling des Konings van<br />

Groot-Britanje, de Vrede getroffen (V).<br />

De Turken en Perfiaanen zeiven , die, ten<br />

dee-<br />

O) MriTF.itF.N XXXII. Boe!;, f. 62.2. yeif. 623, 627.<br />

f e ) MF.TBHEN XXXII. lütek, f O9.Q verf.<br />

(*) 1'AUDART Mcmor. IV. Hoek, bl. 218.<br />


XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 49<br />

deezen tyde, ook over hoop lagen, zogten<br />

de vriendfchap van den Vereenigden Staat.<br />

Robert Cherling, een Engelschman, doch in<br />

Perfie gehuwd, kwam, deezen Zomer, herwaards,<br />

om de Staaten tot een Verbond tegen<br />

de Turken te beweegen. Ook deedt<br />

hy hun eenige opening van een Verdrag van<br />

Koophandel. Hy hadt diergelyke boodïchap<br />

ook aan andere Europifche Mogendheden.<br />

Doch alzo hy, hier, zyn Berigtfchrift weigerde<br />

te toonen , hieldt men hem verdagt,<br />

en deedt hem , zonder ter Staatsvergaderinge<br />

gehoord te zyn , wederom vertrekken.<br />

De Turkfche Admiraal Basfa hadt dén Staaten<br />

, reeds te vooren, in eenen Brief, te verftaan<br />

gegeven , dat de Groote Heer gezind<br />

was, een Verbond van Vriendfchap en vryen<br />

Koophandel met hen te fluiten. De Staaten<br />

zagen meer voordeel in zulk een verbond;<br />

waar door hun de handel op de Levant ftondt<br />

geopend te worden. Zy beflooten, hierom ,<br />

Kormlis Haga van Schiedam, tegen den winter<br />

, af te vaardigen naar Konftantinopel ,<br />

om een verbond te bewerken (d). Doch deez',<br />

in den aanvang des volgenden jaars, aldaar,<br />

aangekomen , • vondc de zaaken anders gefield<br />

, dan hy gehoopt hadt. De Admiraal<br />

Basfa, die den Staaten de eerfte opening tot<br />

een verbond gegeven hadt, was van zyn<br />

ampt verlaaten : de vreemde Gezanten, die<br />

zig aan het Turkfche Hof onthielden, zelfs<br />

de Franfchen en Engelfchen, hadden nadeelige<br />

gerugten verfpreid van de Vereenigde<br />

(V j METEr.EN XXXH. Hoek, ƒ. 624 verf,<br />

X. DÜEL. D<br />

Ne-<br />

I6*lt.


Verbond<br />

tusfchen<br />

den<br />

Grooten<br />

Heer en<br />

de Staaten.<br />

5 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />

Nederlanders , dezelven uitmaakende , voor<br />

.eenen hoop zeefchuimers en weêrfpannelingen<br />

, om geene andere reden , dan om dat<br />

zy hun den handel in het Turkfche Ryk misgunden,<br />

Men wilde Haga, hierom, flegts<br />

als een' byzonder' Perfoon , niet als een'<br />

Gezant van eenen vryen en onaf hangkelyken<br />

Staat, gehoor verleenen. Doch hy weigerde<br />

dit zo beftendig, dat hy, eindelyk, een plegtig<br />

gehoor verwierf. Ook daagde hy ge-<br />

lukkiglyk, in zyne handeling (e). In Hooimaand<br />

des jaars 1612 , floot hy een voordeelig<br />

Verbond van Vriendfchap en Koophandel<br />

met den Sultan, Achmet Chan, beftaande<br />

uit vyfenzestig punten. De voorregten<br />

, aan de Franfchen en Engelfchen, in<br />

het Turkfche Ryk, toegedaan, werden ook<br />

aan de Ingezetenen der Vereenigde Gewesten<br />

vergund, en verfcheiden' anderen, daarenboven<br />

(ƒ). Haga ftelde, federt, Confuïs<br />

aan , in de voornaamfte havens van de Levant<br />

, die, eerlang, last ontvingen van de algemeene<br />

Staaten, waarnaar zy zig, in verfcheiden'<br />

handelingen, omtrent Koopluiden<br />

en andere onderzaaten van den Vereenigden<br />

Staat aldaar, hadden te gedraagen (g). 't<br />

Verbond van Koophandel, waarvan wy gewaagd<br />

hebben , was zeer voordeelig voor<br />

de Hollanders en Zeeuwen, die, tot hiertoe,<br />

niet dan onder Franfche of Engelfche vlaggen,<br />

f«") BAtmART. Mcmor, IV. Hoek, bl. 170.<br />

("ƒ-. Zie llèfol Holl 26 Nnv. 21 Dcc. 1612. bl. 35. Groot-<br />

Plakaarh. III. heel, bl 383. Du MONT Corps Diplom. T1.1t,<br />

V. P. II p, 905.<br />

CS) Oroot-Plakaatb, II. Deel, ks!. 1331, 1331


XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 51<br />

gen, in het Turkfche Ryk, hadden mogen | itfii.<br />

handelen (h). Ook ftrekte het tot weering<br />

der zeerooveryen, die, federt eenigen tyd,<br />

fterk in zwang hadden gegaan, in de Middelandfche<br />

zee. Verfcheiden' Natiën, zelfs<br />

Engelfchen en Hollanders, voegden zig, hier,<br />

by de Turken , om de Koopvaardyfchepen<br />

van allerlei Landaart te berooven. Een Dor- Simon de<br />

drechtenaar, Simon de Danfer genaamd, was Danfer<br />

één der vermaardlten van deeze rooveren. ran Dordrecht<br />

,<br />

Deez' hadt zig , in 't jaar 1609 , met vier<br />

jefaamd<br />

fchepen , welken hy bemagtigd hadt, naar seefchui-<br />

Marfeille begeven. Hy wist zig, federt, de iiier.<br />

befcherming des Konings van Frankryk te<br />

verkrygen , en geneerde zig, eenigen tyd,<br />

met het geleiden der Franfehe Koopvaarderen<br />

naar en van de Levant. Doch men meent,<br />

dat hy, in 't volgende jaar, door de Turken,<br />

omtrent Tunis, gevat, en, in den kerker,<br />

aan zyn einde geraakt is (i). 't Zeefchuimen<br />

ging egter, nog in dit jaar 1611, zynen<br />

gang. In Oogstmaand, kwam 'er niet flegts<br />

een llreng Plakaat tegen uit (&); maar daar<br />

werdt ook eene Vloot van zeventien fchepen<br />

in zee gezonden, onder den Heere van<br />

Hautain , die de vaart haast veiliger maakte<br />

(/><br />

De Oostindifche Maatfchappy, onder- ;<br />

fteund door de algemeene Scaaten, zondt, O<br />

in 't najaar, eene Vloot van dertien fchepen, di<br />

rykelyk voorzien van Krygsbehoeften, naar za<br />

tin.<br />

;)S'inrche<br />

aken.<br />

Inf*)<br />

VAN DEN SANDE V. Hoek, 11. 04.<br />

O ) METEUEN XXXI. Hoek, •/. 58,,. XXXII. Soek, f. Blo.<br />


l6*ÏI.<br />

Onlusten<br />

tusfchen<br />

Graave<br />

Enno en<br />

de Stad<br />

E mb den,<br />

5a VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK;<br />

Indie, om de fchade te boeten, die zy, aldaar<br />

, in 't voorleed en jaar , geleeden hadt.<br />

In Wintermaand, verkogt zy omtrent agttienduizend<br />

baaien Pepers, tot negenentwintig,<br />

eenendertig en drie-endertig grooten 't pond,<br />

in agttien maanden, elke negen maanden<br />

de helft, te betaalen : waarvan zy , door<br />

den tyd , omtrent zeshonderdvierentwintigduizend<br />

guldens ontving (m). Men kan, hieruit<br />

, 't belang des Indifchen handels afneemen.<br />

De Vloot, die thans uitgerust werdt,<br />

of een gedeelte derzelve , ontmoette , omtrent<br />

de Kabo Verdifche Eilanden, zeventien<br />

Spaanfche Oorlogsfchepen , met welken zy<br />

ilaags raakte, 't Gevegt was hevig. Doch<br />

de Spaanfchen kreegen de nederlaag, verliezende<br />

alle hunne fchepen, op vier na (V).<br />

't Vuur van oneenigheid tusfchen den Graave<br />

van Oostfriesland en de Stad Embden was ,<br />

onaangezien de tusfchenfpraak der Veree­<br />

i n d e n<br />

a a r e<br />

nigde Staaten Co), i 1609, wederom<br />

heviger 'ontfteken, dan te vooren (ƒ>).<br />

Graaf Enno hadt, in Herfstmaand des gemelden<br />

jaars , eénen Landdag befchreeven,<br />

te Aurik , eene beflooten' Stad , alwaar hy<br />

zelfs een Slot hadt. De Embders hielden dit<br />

te ftryden met hunne voorregten, volgens<br />

welken, de Stenden van Oostfriesland, niet<br />

dan in open* Plaatfen , behoeven te vergaderen.<br />

Hopman Herman Wesfels werdt, met<br />

een deel Krygsvolk , naar Aurik gezonden,<br />

ons<br />

Cm) METFUEN XXXII. Hoek, f. C29.<br />

(•O VAN DEN SANDE V. Boek, bl- 64.<br />

Co) Zie IX Deel, bl. 312.<br />

QO Kefol. Holt. 8 l'ebr. — 3 April ISIO. bl. 5.


XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 53<br />

om de aangelegde Byeenkomst te verftooren. «Ju.<br />

Hy raakte in de Stad , en handgemeen met<br />

's Graaven foldaaten , die op 't Slot lagen;<br />

doch wel haast verdreeven werden. Toen<br />

werdt het Slot geplonderd, en eenige Heeren<br />

gevangen genomen. De Raad van Embden<br />

veroordeelde nogtans dit bedryf, gelyk,<br />

federt, ook de algemeene Staaten deeden.<br />

De gevangenen werden, terftond, geflaakt*<br />

eenige geplonderde goederen te rug gegeven<br />

, en Wesfels in hegtenis genomen. De<br />

Gemagtigden van den Graave en van de<br />

Stad verfcheenen, wederom , in den Haage,<br />

in 't begin des jaars 1610 (cf). Men handelde<br />

, hier, eenen geruimen tyd. Doch<br />

de Staaten zonden, in de Lente des jaars<br />

16 n , zeven Gemagtigden naar Oostfriesland<br />

, om een Verdrag te doen fluiten, waarvan<br />

men , ondertnsfchen , de voorwaarden<br />

ontworpen hadt. Dit gefchiedde, op dentwintigften<br />

van Bloeimaand, te Oosterhuizen, 't<br />

Verdrag werdt eerst getekend door Graave<br />

Enno; toen, door de Gemagtigden der algemeene<br />

Staaten; vervolgens, door die van<br />

de Oostfiïefche Ridderfchap, van de Steden<br />

Embden, Norden en Aurik en van den Huismans<br />

ftand (r).<br />

De Kerkelyke gefchillen, in de Vereenigde<br />

Gewesten , begonden langs hoe zorgely- ]<br />

XIV.<br />

Jefluit<br />

c er Staaker<br />

te worden. Terwyl de ftukken , door t<br />

;n vnn<br />

beide de partyen , ter Staatsvergaderinge 1 rolland<br />

van Holland ingeleverd, aan de Edele en c p de<br />

Ste- 1 [erkely-<br />

C$0 METEREN XXXI. limk, f. *ai verf.<br />

Ir) METEIUÏN XXXI. Boek, f. '624 verf.<br />

D 3


tón.<br />

fce ge­<br />

fchillen,<br />

Vorftius<br />

•wordt<br />

gefchorst<br />

i" zynen<br />

dienst.<br />

Gomarus<br />

venrek.t.<br />

Polyander<br />

en<br />

Episcopiuskomen<br />

in<br />

hunne<br />

plaats.<br />

Befluit<br />

der Staaten,<br />

om<br />

trent de<br />

JCerk m<br />

orde des<br />

jaars<br />

Ï59L<br />

54 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK;<br />

Steden waren overgezonden O), hadden de<br />

Sraaten , andermaal, den vyftienden van<br />

Slagtmaand, beflooten „ dat men niemant<br />

„ de vyf punten der Remonftranten opdrin-<br />

„ gen zou ; doch dat ook niemant boven<br />

„ dezelven bezwaard zou worden, en dat par-<br />

„ tyen eikanderen broederlyk zouden heb-<br />

b e n r<br />

v» e draagen (O-" Doch men fchikte<br />

zig luttel naar dit befluit. De Remonftranten<br />

verdedigden, meende men, Vorftius te<br />

fterk , die gehouden werdt, ruimer te gaan<br />

dan zyzeiven deeden, en eerlang, met behoudenis<br />

zyner wedde , gefchorst werdt in<br />

zyn Ampt, eer hy 't nog geoefend hadt Cu).<br />

Gomarus hadt, reeds te vooren, zynen dienst<br />

opgezeid en deeze Landen verlaaten Cv): in<br />

beider plaats, werden, in 't volgende jaar,<br />

beroepen Jqannes PAy ander, die 't gevoelen<br />

der^ Contraremonftranten aanhing, en Simon<br />

Episcopius (w), die dat der Remonftranten<br />

verdedigd hadt, in de Haagfche Conferentie.<br />

De Heeren Curateuren der Leidfche<br />

Hooge Schoole fcheenen dus, even als de<br />

Staaten, beiden den partyen gelyk voorregt<br />

te willen geeven , en, op deeze' wyze, de<br />

rust te willen bewaaren. De Advokaat Oldenbarneveld<br />

, die zeer drong op de vrede<br />

onder de Kerkelyken, hadt ook, op nieuws,<br />

op het tapyt gebragt, het Ontwerp der Kerkenordening<br />

van den jaare 1501 (x), waar-<br />

(s) Zie hiet voor, bl. 37.<br />

( t RAIIDAKT. Memor. If. Boei, bl 38»<br />

(u UYTE BOGAKRT, bl. 574.<br />

Cv) TniGI.AND Mi $35.<br />

(w) UY'KNK 'GAFUT, bl. 590.<br />

BAANÜT U, Deel, bl. 170,


XXXVII.BOEK. HISTORIE. 55<br />

by der burgerlyke Overheid groot gezag gelaaten<br />

werdt, over Kerkelyke zaaken, met<br />

naame, over 't beroep der Kerkendienaaren<br />

(y~). Hoognoodig hieldt hy, in deezen tyd,<br />

het vastfteilen deezer Kerkenordening, om<br />

dat men, door middel derzelve, met der tyd,<br />

alomme , vreedzaame Predikanten zou konnen<br />

bekomen. Ook werdt, in Sprokkelmaand<br />

des jaars 1612, beflooten „dat elke<br />

Stad of Dorp zig, zo "t de Regeering, al-<br />

„ daar, geraaden vondt, in 't beroepen der<br />

Kerkendienaaren , by voorraad, naar de<br />

„ gemelde Kerkenordening , zou mogen<br />

„ fehikken, uit den naame van 's Lands<br />

w Staaten (2)." By de Staaten van Utrecht,<br />

werdt, ten zelfden tyde , diergelyke Kerkenordening<br />

ontworpen , en , daarna , by<br />

voorraad, vastgefteld Ca). De Contraremonftranten<br />

vonden egter, in 't algemeen, geen<br />

gevallen in deeze Kerkenordeningen , en<br />

minst in de laatfte , die, omtrent de Leer,<br />

Plegtigheden en Kerkentugt, regels voorfchreef,<br />

welken zy hielden verder te gaan<br />

dan het der burgerlyke Overheid toeftondt.<br />

Zy verlangden , derhalve , naar eene Sinode<br />

, waarin alles kerkelyk geregeld zou<br />

worden : doch wilden niet hooren van het<br />

overzien der Belydenisfe en Catechismus,<br />

waarop de Remonftranten bleeven ftaan.<br />

Midlerwyl, arbeidde men, in verfcheiden'<br />

Steden, om de Predikanten te houden,<br />

Cy) Zie Groot-P'akaatb. 1H. Deel, bl. 459.<br />

(z) Oroot-Plaknatl». III. Deel. hl. 4-10.<br />

ia) Groot Utr. Plakaatb. I. Deel', >l, 359.<br />

D 4<br />

Ifjlï.<br />

I6"l2i<br />

Kerkenorde<br />

van<br />

Utrecht.<br />

tot het naarkomen der Staatsbefluiten , ter '<br />

be- 1<br />

'(omelij<br />

Sefeliu.«,<br />

üontraemon-Irantsch-


IfjI2. behoudenis van rust en eendragt genomen.<br />

Te Rotterdam was, in Wynmaand des voorPredikant<br />

te leeden jaars, de Predikant Kornelis Gefeüus,<br />

Rotter­ die, naar 't oordeel der Wethouderichap ,<br />

dam , te hevig uitvoer van den Predikiïoel tegen<br />

•wordt ter de Remonftranten, afgezet van zynen dienst.<br />

Stad uit<br />

gezet. Doch als hy, daarna, beftondt afgezonderde<br />

Vergaderingen te houden, en zig, en den<br />

zynen den naam van de Kruiskerk te geeven,<br />

werdr hem , in Sprokkelmaand daaraan, de<br />

Stad ontzeid. En toen hy weigerde te vertrekken<br />

, leide de Baljuw , met zyne dienaars,<br />

hem, des morgens voor zesi'en , ter<br />

poorte uit. Hy verdedigde zig, federt, in<br />

openbaaren druk, zeggende „ dat hy, flegts<br />

i n<br />

9 '<br />

I<br />

1<br />

1<br />

i<br />

i<br />

I<br />

i<br />

c<br />

algemeen en zonder iemant te noe-<br />

9 men, tegen verleiders en vyanden der Ker-<br />

,, ke, gepredikt hadt, 't welk men hadt goed-<br />

? gevonden toe te pasfen, op zyne Remon-<br />

, ftrantfche medeleeraars (T)." Voorts ving<br />

ly terftond aan te prediken te Schiedam en<br />

:e Delftshaven , daar hem veele Rotterdamners<br />

kwamen hooren, die, federt, ook by<br />

mdere_ Contraremonftrantfche Predikanten ,<br />

:e Schiedam en op de Dorpen , ter preeke<br />

;n ten Avondmaal gingen : waarom zy, by<br />

ie Remonftranten, den fcheldnaam van Slykreuzen<br />

kreegen (/). Gefelius werdt, eerlang,<br />

:e Edam, beroepen. Midlerwyl, hieldt men,<br />

jinnen Rotterdam , nog afgezonderde Vergaderingen,<br />

onaangezien de Wethouderfchap<br />

ie zeiven, op den vyfden van Lentemaand,<br />

t<br />

56" VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />

Cï" BRANDT JT- Deel, hl. rRr-184.<br />

CO VAN "EN SANDE V. gpek., U. 6j.<br />

Open-


XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 57<br />

openlyk verbooden hadt, eene boete Hellende<br />

van honderd guldens, op het aanleg- •<br />

gen van zulke Vergaderingen, en van tweehonderd<br />

guldens, op het leenen van eene<br />

plaats tot dezelven (/).<br />

Doch gelyk men, te Rotterdam, den Con- 1<br />

traremonftranten belet hadt, naar hunnen 1<br />

zin, te prediken,zogt men, op andere plaat- ]<br />

fen, de Remonftranten van den predikftoel<br />

te houden. Te Warmenhuizen, was Petrus 1<br />

Emilius, Remonftrantsgezind, naar de Ker- i<br />

kenordening des jaars 1591 , tot Predikant ]<br />

beroepen. Doch 't gemeen, van buiten opgemaakt,<br />

hieldt hem uit de Kerke. Men<br />

floot de kerkdeur, met nieuwe floten, en<br />

. floeg 'er paaien voor. Willem Bardes, Heer<br />

van Warmenhuizen, moest geweld gebruiken<br />

, om de Kerk open te krygen. Doch 't<br />

beroep op Emilius bleef fteeken: en 'thadt,<br />

naderhand, nog veele moeite in, eenen Predikant<br />

te krygen, tot redelyk genoegen van<br />

den Heer en van de Gemeente (e).<br />

In Gelderland en in Overysfel, begonden S<br />

zig, ten deezen tyde, verfcheiden' Predi } l<br />

'redi<br />

:ant.<br />

erken<br />

Gel-<br />

kanten te verklaaren, voor 't gevoelen der "l<br />

Remonftranten, met naame te Nieuwme- "<br />

gen, te Bommel, en te Tiel-,fchoon zy, kort<br />

te vooren, in eene Sinode, te Harderwyk,<br />

hadden helpen vast ftellen, dat de Belydenis<br />

en Catechismus, in allen deele, fchrifoiurlyk<br />

waren. In 't Kwartier der Veluwe, waren<br />

C-O JUÜDART. Mem. II. Donk, bh or. VAN DEN SANDE V.<br />

Boek, bl 66.<br />

(e 1 RHol. Hol). 6 Jog. 27 Sept. 1612. bl. TOT, 237. Uï-<br />

TKNBOG. bl. 600, 6c.i. JiRANDT II. D:el, bl. 186.<br />

P 5<br />

Woei te<br />

e War-<br />

neiihuilen, te<br />

;en een'<br />

lemon<br />

trant;ch<br />

:aat der<br />

irland.


en de meesten, in dat van Zutfen, alle de<br />

Predikanten den Contraremonftranten toegedaan.<br />

Te Arnhem alleen, hadt men twee<br />

Overys-<br />

Remonftrantfche Predikanten. In Overysfel,<br />

i'el,Zeeland, waren 'er verfchdden', met naame te DeFriesventer,<br />

te Kampen, en in eenige Dorpen.<br />

land en Doch in Zeeland, in Friesland, en in GroGroninningen<br />

en Ommelanden , hielden de Predigen.kanten<br />

allen de Contraremonftrantfche zvde<br />

(ƒ><br />

y<br />

Keizer<br />

Rudolf<br />

de TI.<br />

irerft.<br />

Matchias<br />

worde<br />

Keizer.<br />

XV.<br />

Prins<br />

Maurits<br />

fchynt<br />

den Remonftranten<br />

niet<br />

guuftig;<br />

die zig<br />

meest aan<br />

Olden-<br />

58 VADERLANDSCHE XXXVILBOEK.<br />

In 't weereldlyke, gebeurde, dit jaar, weinig<br />

van belang, welk wy niet, te vooren,<br />

gemeld hebben. Alleenlyk, moeten wy no.*aantekenen,<br />

dat Keizer Rudolf de II, op<br />

den tienden van Louwmaand, te Praag, overleeden<br />

zynde (g), door zynen Broeder,<br />

Matthias, Koning van Hongarye, den zelfden,<br />

die, in den jaare 1577, tot de Regeer<br />

ring der Nederlanden beroepen geweest was<br />

(A), in de Keizerlyke waardigheid, opgevolgd<br />

werdt (i).<br />

'lot hiertoe, hadt zig Prins Maurits weinig<br />

gemoeid met de Kerkelyke gefchillen. De<br />

Remonftranten hielden egter, dat hy hun<br />

niet gunstig was: voornaamlyk, zo zy dagten,<br />

om dat ze zig, te dikwils, aan Öldenbarneveld<br />

vervoegden, dien zy zagen, dat<br />

de onderlinge eendragt aanriedt, waartoe<br />

zy zig ook genegen verklaard hadden. Joannes<br />

Uitenbogaard, Remonftrantsch Predikant<br />

in den Haage,hadt,al van 't jaar 155,3<br />

af,<br />

(ƒ) VAN DF.M SANBB V. Itnek, bl. 05.<br />

Czr) MUTEREN XXXH. Hoe/:, f. 620. verf.<br />

(h . Zie VII. Deel, bl. 172.<br />

(i) me* Dö MONT Corps Diplom. Tom. V. P. If. p. 19&,


XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 59<br />

af, ingang gehad by den Advokaat (k), en<br />

hem ging na „ dat hy Oldenbarneveld be-<br />

„ las, en Oldenbarneveld de Staaten." Doch<br />

tegen 't aanhouden van Vorftius, hadt de<br />

Prins zig openlyk verklaard, te kennen gee<br />

vende „ dat Uitenbogaard hem deezen man,<br />

„ ten onregte,zo hoog hadt aangepreezen."<br />

Hieruit, werdt het eerfte vermoeden gefchept,<br />

dat de Prins den Remonftranten niet<br />

toegedaan was (/). Ook namen de Contraremonftranten,<br />

fchier van deezen tyd af, 'hunne<br />

toevlugt tot zyne Doorlugtigheid. Graaf<br />

Willem Lodewyk was den Remonftranten<br />

ook ongenegen. En Meiander, Geheimfchryver<br />

van Prinfe Maurits, hadt Uitenbogaard<br />

verhaald, dat deeze Graaf den Prins hadt<br />

zoeken te beweegen, om zig te ftellen tegen<br />

de Remonftranten, of tegen de Regenten,<br />

die hun gunftig waren (m). Nogtans floeg<br />

Graaf Willem, die zig, omtrent den aanvang<br />

des jaars 1613,in den Haage ophieldt,<br />

aan eenige Predikanten van beiderlei gezindheid<br />

het houden van eene Byeenkomst voor,<br />

om, in dezelve, in kleiner getal, dan zy,<br />

te vooren, in den Haage, vergaderd geweest<br />

waren, te arbeiden tot vrede en eenigheid.<br />

De Staaten zeiven hadden, reeds<br />

te vooren, hunnen Gekommitteerden Raaden<br />

gelast, zulk eene famenkomst te bevorderen.<br />

Drie Predikanten van elke zyde vergaderden,<br />

hierop, den zesentwintigften van<br />

Sprokkelmaand, te Delft. De Remonftranten<br />

CO UYTFNBon. lieven en Kerkel. bedien. Cup. II. bl. 14.<br />

CO BRANDT II. Veel, bl. 169, 170.<br />

{tsj UvrtuBOG. Dagregister by BRANDT II. Deel-, bl. ac.fi<br />

I612.<br />

barnevddvervoegen. <br />

Conferentie<br />

te<br />

Delft.


I6"i3.<br />

De Koning<br />

van<br />

Groot-<br />

JJrirtanje ;<br />

fchryft<br />

den Staa- (<br />

len, dat j<br />

hy de vyf<br />

punten<br />

ve'draag- <<br />

iyk ]<br />

hielde.<br />

60 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK,<br />

ten begeerden, dat men hunne vyf punten<br />

verdraaglyk verklaarde, waartoe de anderen<br />

niet verdaan konden. Een derzelven zeide<br />

ronduit het tegendeel. De Contraremonftranten<br />

vorderden, daarentegen, dat de anderen<br />

zig zouden verklaaren, op meer dan dertig<br />

punten, welken zy hun voorleiden. De<br />

Remonftranten verzogten tyd van beraad,<br />

waarmede de famenkomst fcheidde, houdende<br />

de Contraremonftranten voor zeker, dat<br />

de gefchillen, niet dan door eene Nationale<br />

Sinode, te bellegten waren. De Staaten van<br />

Holland vonden, daarna, ondienstig, dat<br />

men, van de Remonftrantfche zyde, op de<br />

voorgelegde punten, antwoordde, oordeelende<br />

zy, dat men de Remonftranten, by<br />

wyze van befchuldiging en bewys, niet by<br />

wyze van onderzoek, van vreemde Hellingen<br />

moest zoeken te overtuigen (n).<br />

Midlerwyl, hadt Oldenbarneveld den Koling<br />

van Groot-Brittanje, door den Staat-<br />

'chen Gezant, Noël de Karon, die, onangs,<br />

in Holland geweest was, den ftaat<br />

Ier Kerkelyke gefchillen, hier te Lande,<br />

3oen vertoonen,en te wege gebragt, dat de'<br />

Koning den algemeenen Staaten, en daarna<br />

)ok den Staaten van Holland fchreef, dat<br />

iy de Leer, die wederzyds betwist werdt,<br />

/erdraaglyk hieldt (0). Koning Jakob liet<br />

dg voorftaan, dat hy de Godgeleerde ge-<br />

"chillen in den grond verftondt. In 't jaar<br />

:<br />

röio, hadt hy den Staatfchen buitengewoonen<br />

r») Relirf. Holl. 5-29 jfaart ifii3. >/. 3, TRIGLAND. U.<br />

142-648- U'TBNnoo. bh 601-635.<br />

i t_« ; Zie Rtfol. Hoil. 5-29 Maart 1613. 11. 4, 23.


XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 6t<br />

nen gezanten reeds te kennen gegeven, dat<br />

men ze niet op den Predikftoel brengen,maar<br />

in ftilte dulden moest (p). Doch tegen Vorftius<br />

hadt hy zig, daarna, heftiglyk verklaard<br />

(V), in eenige brieven, in welken hy ook<br />

de Remonftranten in 't gemeen, als Ketters<br />

en Scheurmaakers, hadt afgemaald Cr). Men<br />

verwonderde zig, hierom, over de brieven,<br />

welken hy nu herwaards zondt. De Contraremonftranten<br />

hielden, dat de ontwerpen<br />

hier gemaakt waren, en dat men, daarop,<br />

's Konings goedkeuring, looslyk, hadt weeten<br />

te verkrygen. De beroemde Hugo de<br />

Groot,thans Advokaat Fiscaal der Staaten van<br />

Holland, werdt gehouden voor den opfteller<br />

van 't gefchrift, waarin men den Koning<br />

den ftaat der gefchillen vertoond hadt: zelfs<br />

zou hy de brieven ontworpen hebben, welken<br />

de Koning herwaards zondt; doch hy<br />

heeft dit beide, naderhand, duidelyk ontkend<br />

(s). Ondertusfchen, zogten de Contraremonftranten<br />

, door redenen en fchriften,<br />

den jongften raad des Konings van Groot-<br />

Brittanje vrugteloos te maaken. De Groot,<br />

die thans, om zaaken der Oostindifche Maatfchappy,<br />

in Engeland, was, arbeidde hiertegen,<br />

by verfcheiden' voornaame Engelfche<br />

Geestelyken, en by den Koning zeiven (t).<br />

Ook gaf hy, in dit zelfde jaar, een boek in<br />

't licht, getiteld Godsdienftigheid der Staaten<br />

(p~) GROTIUS Verantw. Hoofdjl'. VI. bl. 56.<br />

(qS RAI'IN Tom. Vil. p. 71, 72.<br />

. f r) BRANDT II. Dal, bl. 16?,.<br />

fs ) GROTIUS Verantw Hnofdjl. VI bl. cfi.<br />

(j) UirBNSoo. bl. Ó13-C17. TRIGLAND» bl, 665.<br />

van<br />

1613.<br />

DeGroot<br />

fchryfc<br />

de Godsdienjlig-


6z VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.-<br />

I«ï3. van Holland en Westfriesland, waarin hy 't<br />

gedrag der Staaten , in 't beveelen der ver­<br />

beid der<br />

Staaten draagzaamheid aan de vcrfchillende partven<br />

van Hol­ geleerdelyk, verdedigde, 'c Werk was'<br />

land. voornaamlyk, gerigt, tegen Sibrandus Lubbertus,<br />

Profesfor te Franeker,die de Staaten<br />

in zekere opdragt, fcherp hadt doorgeftrceken.<br />

Hy antwoordde de Groot wederom:<br />

doch zyn boek werdt, door de Staaten van<br />

Holland, als een fameus libel, verbooden (u)<br />

Maar met dit fchryven werdt de rust, die<br />

De twee<br />

partyen men zogt, niet bevorderd. De Remonftrandoen<br />

:en en Contraremonftranten vervoegden zig,<br />

nieuwe serlang, met nieuweVertoogen, by de Staa'<br />

venoo- :en van Holland, in welken, de eerften vergen.<br />

.<br />

sogten, dat den laatften belet mogt worden,<br />

1 egen hen, uit te vaaren op den Predikftoel,<br />

< só hunne Leer voor onverdraaglyk te ver-<br />

1 daaren. Deezen fpraken, daarentegen, het<br />

( lulden der Remonftranten tegen, begeeren-<br />

( le, dat hun gelast mogt worden, te antwoorden<br />

op de punten, hun te Delft over-<br />

Raad- t<br />

eleverd. De Staaten verbooden het uifgee.<br />

pleegin- ^<br />

gen der en van beide deeze fchriften, op dat dezel-<br />

Staaten ^ en niet hinderlyk zyn mogten aan het be­<br />

van Hol- f uk tot de vrede der Kerken, waarover zy<br />

ïsnd. t<<br />

igenwoordig raadpleegden. Hugo de Groot,<br />

d ie, in Zomermaand, Penfionaris van Rottl<br />

:rdam geworden, en, wegens deeze Stad,<br />

tl :r Dagvaart gezonden was, hadt dit Befluit<br />

c ntworpen; doch het werdt, meermaalen,<br />

ii i de Vergadering der Staaten, gelezen,her-<br />

h izen, veranderd en befchaafd, inzonderheid<br />

9<br />

C«> (Iroot-PIa kaart). I. Deel, kol. 457.


XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 63<br />

heid, op het aanhouden van Dordrecht , 1613.<br />

daar niet dan Contraremonftrantfche Predikanten<br />

waren (J>). In Louwmaand des volgenden<br />

jaars , werdt het, eindelyk, goedgekeurd<br />

, door de Edelen, Dordrecht, Haarlem,<br />

Delft, Leiden, Gouda, Rotterdam,<br />

Gornichem, Schiedam, Schoonhoven, Brie-<br />

Ie, Alkmaar, Hoorn en Medenblik: waarbyzig,<br />

eindelyk, ook Monnikendam en Purmerende<br />

voegden. Doch Arnlterdam verklaarde<br />

rondelyk „ niet te bewilligen in het<br />

„ befluit, begeerende, dat zulks op den kant<br />

zou worden aangetekend, of anders ver-<br />

„ klaard, dat het befluit , by meerderheid<br />

„ van ftemmen , genomen was." Die van<br />

Enkhuizen en Edam verklaarden, geenen last<br />

te hebben , om zig te voegen by de meerderheid<br />

O), 't Befluit liep op deezen zin: Merk­<br />

5, Dat de Staaten, gebruikende de magt, die waardig<br />

„ hun , als wettige hooge Overheid, toe- Beduit<br />

derm-.'er-<br />

„ kwam, belastten, dat men, in 't uitleg- derheid,<br />

„ gen der H. Schriften, zou hebben te zor- tot vrede<br />

„ gen, om der Gemeente en goeden inge- d-r Ker­<br />

„ zetenen in te fcherpen , dat het begin, ke.<br />

„ midden en einde van 's menfchen zalig-<br />

„ heid, met naame ook het geloof, niet<br />

,, 's menfchen natuurlyken kragten of wer-<br />

3, ken; maar Gods genade, in Christus, al-<br />

3, leen moest toegefchreeven worden ; dat<br />

„ God geene menfchen ter verdoemenisfe<br />

gefchaapen had; noch noodzaakte tot de<br />

3, zonde; noch noodigde tot de zaligheid,<br />

» ter-<br />

CO BRANDT IL Dtel, bl. 215.<br />

Cw) Zie BRANBT II. Dal, hl. 232.


64 VADERLANDSCHE XXXVII BOEK.<br />

16 • 3- „ terwyl hy beflooten hadt, hun die niet<br />

„ te geeven. Dat het, wyders, vry zou<br />

„ ftaan , over 't Leerftuk der Predestinatie<br />

„ of Godlyke Voorfchikking , in de Hoo-<br />

„ ge Schooien en onder de Leeraars en ge-<br />

„ leerden, vriendelyk te redentvvisten en te<br />

„ verfchillen; doch dat de Staaten niet ver-<br />

„ ftonden , dat deeze gefchillen , op den<br />

„ predikftoel of anders, onder 't gerneene<br />

„ volk, gebragt zouden worden : noch dat<br />

„ men iemant, die niet hooger leerde of<br />

„ gevoelde, dan dat God, van eeuwigheid,<br />

„ in Christus, ter eeuwiger zaligheid, ver-<br />

„ kooren hadt zulken, die, door zyne ge-<br />

„ nade, in Christus gelooven, en, by dit<br />

„ geloove, volharden zouden , en daaren-<br />

„ tegen ter verdoemenis verworpen zulken,<br />

„ die niet geloofden en in hun ongeloof<br />

„ bleeven; verder moeide, of drong hoo-<br />

„ ger te leeren: alzo de Staaten deeze Leer<br />

„ voor genoegzaam ter zaligheid en tot<br />

„ Christelyke ftigting bekwaam hielden. Ein-<br />

„ delyk, belastten ze den Kerkendienaaren,<br />

„ zig, in alle andere punten der Leere, te<br />

„ houden aan Gods Woord, en aan 't gene<br />

„ doorgaans , by de Hervormde Kerken,<br />

„ aangenomen, en, in dezelfde Kerken, hier<br />

„ te Lande, geleerd was, en zig, in liefde,<br />

„ eenigheid en goede ftigtinge , te gedraa-<br />

„ gen, naar 't gene, by de voorgaande Staats-<br />

» befluiten, was goedgevonden (V)." Op<br />

deeze wyze, meenden de meefte Leden van<br />

Hol-<br />

Z i<br />

'^ M<br />

\ H<br />

?} r<br />

- 4 m. lik — 23 yam/ar. 1614. U,<br />

«!, Grout-PlakMtb. III. Uml, VU 460.


XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 65<br />

Holland de rust in de Kerke te konnen herftellen.<br />

Doch eer wy verhaalen, hoe hun Befluit,<br />

welk nogtans hietblykt, als een Staatsbefluit,<br />

uitgegeven geweest te zyn fj>), opgenomen<br />

werdt , zal 't noodig zyn, tot het<br />

verhaal der weereldlyke zaaken van deezen<br />

tyd, te rug te keeren.<br />

Tusfchen den Koning van Deenemarke en<br />

de Stad Lubek , was eeniij; misverftand gereezen<br />

, over het heffen van de Zondfche<br />

tollen, die, ter gelegenheid van den ZweedfchenKryg,<br />

geweldig verhoogd waren. De<br />

ingezetenen der Vereenigde Gewesten leeden<br />

ook veel, door het verzwaaren deezer<br />

tollen ; waarom de Staaten, aangezogt door<br />

die van Lubek , zig ligtelyk lieten overhaalen<br />

, tot het maaken van een Verbond van<br />

onderlinge befcherminge met deeze Stad,<br />

voor den tyd van vyftien jaaren. Het werdt,<br />

op den negenden van Bloeimaand des jaars<br />

1613 , getekend, en ftrekte tot beveiliging<br />

der wederzydfche Scheepvaart en Koophandel<br />

, door de Oost- en Noordzee , tot aan<br />

de hoofden toe. De Staaten zouden 't opperbeleid<br />

hebben van't gene, ingevolge van<br />

dit Verbond, zou ondernomen worden: waartoe<br />

de Stad Lubek, egter, vryelyk zou mogen<br />

ftemmen (z). Sommigen voegen 'er by,<br />

dat de Staaten, tot de kosten des Verbonds,<br />

agt deelen , Lubek alleen een negende zou<br />

betaalen. Weinig dagen laater , flooten de V ê<br />

Staaten een diergelyk Verbond voor vyftien m e<br />

r > jaa- ni<br />

rborkl<br />

c ec-<br />

*<br />

CO TüIGLANI). bl. 6-/.Ï.<br />

n' Z<br />

mu<br />

r)J^m,<br />

1-23 3!ay l6t3<br />

' W<br />

* 28<br />

*' GTÖOt<br />

*' J<br />

* t<br />

w |<br />

X. P E E T,. ]?<br />

>-<br />

XVI.<br />

Verbond<br />

lusTcnen<br />

de Staa-<br />

:en en dé<br />

Stad<br />

Lubek.


Duitfche<br />

Vorlren.<br />

Vetbond<br />

«iet<br />

Zweeden.<br />

66 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />

jaaren met eenige Keur- en andere Vorften<br />

van Duitschland, te weeten , Palts, Wurtemberg,<br />

Hesfen, Baden, Anhalt, Branden»<br />

bnrg en Oatingen, welk, voornaamlyk, op<br />

de Kleeffche en Gulikfche zaaken, zag, en in<br />

't volgende jaar, nader verklaard en bevestigd<br />

werdt Qa~). De Duitfche Vorften beloofden<br />

, by dit Verbond, de Staaten, in geval<br />

van oorloge, met drieenveertigduizend<br />

guldens ter maand, te zullen onderfteunen.<br />

De Staaten zouden hun, daarentegen, met<br />

vierduizend man, byftaan (b).<br />

Doch Christiaan de IV, bedugt Voor de gevolgen<br />

van het Verbond met Lubek, fchreef<br />

den Staaten, terftond, dat hy de tollen verminderen<br />

zou, en hunnen onderzaaten niets,<br />

boven 't gene zy , twee jaaren te vooren,<br />

plagten te ge even, doen afvorderen : waarmede<br />

de gevreesde verwydering voorkomen<br />

werdt (c) : fchoon 't Verbond met Lubek<br />

niet nalaaten kon eenige verkoeling te maaken<br />

tusfchen Koning Christiaan en de Ver*<br />

eenigde Staaten (/). Doch het gaf, daarentegen<br />

, dén Koning van Zweeden, Gustaaf<br />

Adolf, aanleiding, om zynen Hofraad, Jakob<br />

van Dyk, herwaards te zenden, om, over<br />

diergelyk Verbond van onderlinge befcherraing<br />

, vriendfchap en koophandel, in onderhandeling<br />

te treeden. Het werdt, ins*<br />

gelyks, voor vyftien jaaren, op den vyfden<br />

van<br />

(a~) Zie fïroot-PIaUaatb. IV. Deel, li. 267, aft. ftcfol.Holl.<br />

1-23 Mxv irtis. tl. TÜ.<br />

(*) l'mez Du MONT Corps Diplom. Tom. V. P. It, p.«ï6.<br />

fc) VAN DEN SANOF. V. Boek, bl. 66. UAUDAIIT M.nnar. V«<br />

flfiék. bl. 44.<br />

(rfj Zie HENTIVO#L.IÜ Verhaaib. bh 206, 297.


XXXVIL BOEK. H I S T O R I E . 67<br />

van Grasmaand des jaars 1614, geflooten (e).<br />

By nader Verdrag van den zelfden dag, werdt<br />

verklaard, dat men eikanderen, in geval van<br />

oorloge , met vierduizend man, byftaan zou<br />

Cf). Te vooren, in Grasmaand des jaars<br />

1613, hadden de algemeene Staaten tweehonderd<br />

fchippond of zestigduizend ponden<br />

Zweedsch Koper, tot veertig Ryksdaalders<br />

het fchippond, van den Koning van Zweeden<br />

gekogt, om te Stokholm te ontvangen O),<br />

^n, waarfchynlyk, hier, tot het gieten van<br />

gefchut, of eenig ander werk, te gebruiken.<br />

Ondertusfchen, kon de Koning van Deenemarke<br />

zulk eene enge verbindtenis met Zweeden<br />

ook met geene gunftige oogen aanzien.<br />

De Verbonden met Zweeden en Lubek IJegiiifofs<br />

ier Wal-<br />

dienden tot beveiliging der Scheepvaart en<br />

i'sch<br />

Handel, die, omtrent deezen tyd, nog verder<br />

rtingst.<br />

Noordwaards werdt Voortgezet. Ter gelegenheid<br />

der verfcheiden' togten naar Nova<br />

Zembla en de Straat Waaigats, om eene<br />

Vaart naar China op te fpooren, hadt men<br />

ontdekt, dat zig, hoog in 't Noorden, menigte<br />

van walvisfchen, walrusfen, robben,<br />

zeehonden en andere dieren onthielden, wier<br />

fpek, huid en tanden * met merkelyk voordeel,<br />

verhandeld konden worden. Ook hadden<br />

de Engelfchen zig, al federt eenige jaaren<br />

, begonnen toe te leggen op de Walvischvangst,<br />

die zy nog bleeven aanhouden. De<br />

onzen kreegen 'er dan ook lugtop. Eenige'<br />

Hol<br />

(e~) Zie Cnot-PIakaatb. IV. Deel, bl. 27K.<br />

Cf") Zie Groot-Plaknatb. IV. Deel, bl. 278.<br />

c Ko<br />

•m'tQ'n' ' °P-Goiitraft by Du MONT Corp* piplo». Hm-<br />

T. f. 11. p. 223.<br />

% 2


Opregting<br />

der<br />

NoordfcheWiaatfchappye.<br />

6*8 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK,<br />

Hollandfche Koopluiden rustten twee fchepen<br />

uit op de Walvischvangst, die , nogtans<br />

, door twee Engelfchen, aangetast, en<br />

van vangst en vischwant beroofd werden ,<br />

zonder dat zy, in Engeland, hoe zeer 'er de<br />

Staatfche gezant Karon op aanhieldt, vergoeding<br />

van fchade bekomen konden Ch).<br />

Zy gaven, nogtans, den moed niet op. Lammert<br />

van Tv»'eenhuizen, Jacques Nicquet, Jacques<br />

Mercys, Gillis Dodeur, Leonard Rans,<br />

Tsbrand Dobbens, Nïkafius Kien, Antoni Monier,<br />

Dirk Adriaanszoon Leveflein, en veele<br />

andere ingezetenen der Vereenigde Gewesten<br />

maakten eene Maatfchappy uit, die, op den zeven<br />

entwintigften van Louwmaand des jaars<br />

1614, van de algemeene Staaten Oktroi verwierf,<br />

om, in dat en de twee volgende jaaren,<br />

alleen te mogen handelen en visfchen, op de<br />

kusten en Landen van NovaZembla, tot de<br />

Straat Davis toe, met Spitsbergen, 't Beeren<br />

Eiland , Groenland en de andere Eilanden<br />

hieromtrent daaronder begreepen. Dit Oktroi<br />

werdt, naderhand, meer dan eens, verlengd.<br />

Ook kreeg, in 't jaar 162.2., eene Zeeuwfche<br />

Maatfchappy verlof, om, dat jaar, nevens<br />

de Hollandfche , op 't Eiland Mauritius,<br />

anders Jan-Mayen-Eiland, te mogen<br />

visfchen (;')• De visichery bragt der Noordfche<br />

Maatfchappye , in 't eerst, merkelyke<br />

voordeden aan. Doch deezen verminderden,<br />

door den tyd; voornaamlyk, doordien men,<br />

gelyk vermoed werdt, met al te fterk te visfchen<br />

(7*) RAÜDART. ,Mein. V. Hoek, bl. 43.<br />

({'. Zie Oi-oot-Plak.-ünb. I. Deel, kol. 669, 671, (73, 6;Z.<br />

VELIL-S Hoorn, bl. ;;$o.


XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 69<br />

fchen , de walvisfchen fchuw gemaakt en<br />

verjaagd hadt. 't Laatfte Oktroi der Maatfchappye,<br />

welk, met het jaar 1642, ten einde<br />

liep, werdt niet wederom vernieuwd, en<br />

't leedt niet lang daarna, of de Maatfchappy<br />

was geheellyk vernietigd. Sedert, is de Walvischvangst<br />

omtrent Groenland en Straat Davis<br />

, door byzondere Koopluiden, voortgezet<br />

; gelyk nog tegenwoordig gefchiedt.<br />

Kort na het opregten der Noordfche Maat<br />

fchappye, welke men hoopte gelegenheid te<br />

zullen geeven tot het ontdekken van nieuwe<br />

Landen, verleenden de algemeene Staaten,<br />

by openbaaren Plakaate, aan elk, die eenig<br />

onbekend gewest opfpoorde , verlof, om,<br />

vier reizen agtereen , met uitfluiting van alle<br />

anderen, op het zelve te mogen handelen,<br />

mids hy, van de eerfte ontdekking fhuis gekomen,<br />

binnen veertien dagen, verflag van<br />

zyn wedervaaren deedt, aan de algemeene<br />

Staaten (T).<br />

In Oostindie, was, reeds meer dan eens,<br />

merkelyk misnoegen gereezen , tusfchen de <<br />

Engelfchen en Nederlanders, die elkande- 1<br />

ren befchuldigden van 't inflaan van flink J<br />

fche wegen, om eikanderen den handel te <<br />

bederven , of te beletten. De Engelfchen l<br />

vorderden vryen handel op zulke Plaatlèn, (<br />

alwaar de Indiaanen zig verbonden hadden, ]<br />

om hunne vrugten alleen aan de onzen te le- f<br />

veren; zonder dat zy iets wilden draagen in b<br />

de onkosten, die men hadt moeten doen, en f<br />

1613.<br />

Voorregt<br />

/oor de<br />

jntdekccrs<br />

van<br />

nieuwe<br />

Landen.<br />

XVII.<br />

ïezantchap<br />

aar Eneland<br />

,<br />

iverzaaen<br />

, de<br />

)oscinifche<br />

k'Iaat-<br />

:liappy<br />

etretnog<br />

doen zou , om den handel, tegen de<br />

vyand-<br />

(O Groof-Plakaath. h Deel, kol. 563. ^<br />

E3 '


70 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />

vyandlykheden der Spanjaarden en Portugeezen,<br />

te befchermen (7). Het berooven<br />

der Hollandfche Walvisclwangeren door de<br />

Engelfchen , die oordeelden, alleen regt te<br />

hebben, tot het bevisfchen der afgelegen'<br />

Noordfche gewesten , was hierby gekomen.<br />

Om beide deeze geichillen by te leggen ,<br />

zonden de algemeene Staaten, in de Lente<br />

deezes jaars, Reinier Pauw, Oud-Burgemeester<br />

van Amfterdam, Jakob Bortel, Oud Burgemeester<br />

van Middelburg, Dirk Meerman,<br />

Schepen en Raad van Delft, en Hugo de<br />

Groot, nu nog Advokaat Fiskaal der Staaten<br />

van Holland, naar Engeland af. De Koning,<br />

die, onlangs, Prins Maurits met de Ridderorde<br />

van den Kousfeband vereerd hadt (ni),<br />

fcheen genegen, tot het vereffenen der gefchillen<br />

(«). Ook werden de Oostindifchen,<br />

eerlang , tot genoegen der Maatfchappye,<br />

afgedaan: waarin de Groot zig zulks gekweeten<br />

hadt, dat hy , deswege , veel meende<br />

verdiend te hebben, by de Maatfchappye en<br />

by 't Vaderland (0). Doch de fchade, den<br />

Walvischvangeren toegebragt, fchynen de<br />

Engelfchen niet, te hebben willen vergoeden ;<br />

waarom de algemeene Staaten, federt, genaden<br />

vonden , der Noordfche Maatfchappye<br />

te beveelen, dat zy haare fchepen , na<br />

deezen, van gefchut en krygsbehoeften hadt<br />

te voorzien (ƒ>): 't welk van zulk een gevolg<br />

was,<br />

(O Refol. Holl. 4-17 Maart 1615. W. 5.<br />

(OT) RAPIN Tem. VII. p- 76, UITENBOGAERT, W.- 601.<br />

C n ) Vide Aft Publ. Angl. Tom. VII. P. II. p. 205.<br />

(e) GROTIUS Verantw. Boofdfl. Xli. bl. 209, 214. C<br />

BRANDT Leven van H. de Gtoivt, bl. 45.<br />

' dp) Gróot-Plakaatb. I. Deel, kol. 673.


XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 7.1<br />

was, dat haare Walvischvangers, in 't jaar JÓI3-.<br />

1617, wederom, door de Engelfchen, aangetast<br />

zynde, dezelven te magtig werden,<br />

een Engelsch fchip overmeesterden, en herwaards<br />

bragten. Doch 't werd,door s Lands<br />

Staaten, terftond, vry gegeven (


7


XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 73<br />

hy van zynen mededinger voorkomen werdt.<br />

Doch de aanflag werdt ontdekt, en mislukte.<br />

De Aartshertogen oordeelden, dat het<br />

nu tyd was om zig te wapenen, en zig de<br />

zaake van Kleeve en Gulik nader aan te<br />

trekken (y~). De Vereenigde Staaten kreegen<br />

'er zo dra geene kennis van, of zy maakten<br />

zig, insgelyks, gereed tot eenen veldtogt.<br />

Beide vermaanden zy, ondertusfchen,<br />

de Vorlten tot Vrede. Ook werdt 'er, in de<br />

Lente des jaars 1614, eene byeenkomst ge­ 1614.<br />

houden te Naumburg, zonder dat 'er egter<br />

iet geilooten werdt (z). Wat laater,in Zomermaand,<br />

kwam men nog eens te Wezel<br />

byeen, met gelyken uitfiag (V). De Vereenigde<br />

Staaten hadden hier ook hunne Gemagtigden<br />

gehad. De Keurvorst hadt, in<br />

Bloeimaand, op een vermoeden, dat de<br />

Paltsgraaf zig zogt meester te maaken van<br />

het Kasteel van Gulik, zynen ilag waargenomen,<br />

en 'er zig in geworpen, met eenig<br />

Staatsch volk, de Nieuwburgfche troepen<br />

uit het Kasteel en de Stad verdryvende, en<br />

de bezetting, met Staatfche knegten, verwerkende.<br />

Hierop, hadt de Paltsgraaf Dusfeldorp<br />

overmeesterd; waarmede de vyandlykheden,<br />

van wederzyde, openlyk, begonnen<br />

waren (b). De Vereenigde Staaten betuigden,<br />

nogtans, dat zy Gulik hadden helpen<br />

verzekeren, om de rust te beter te bewaaren,<br />

onder de Vorlten, die anders, door<br />

C.V") ÜEVTIVOGUO tl. 44a, 44-;.<br />

C.z~) BAUDAH.T. Meinor. VI. hoek, M. 34.<br />

ia) liENTivoo. l/l. 451. BAUD/UIT. Meinor. VI. SM*', W, 38.<br />

t*_) BENTIVOGLIO H. ,,45, 446.<br />

de


7+ VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK,<br />

1614. de wapenen,fcheen te zullen verhroken wor><br />

den. Doch de Aartshertogen dagten, dat zy<br />

voet,in de Kleeffche en Gulikfche Landen,<br />

zogten te krygen,tot hun eigen voordeel (c).<br />

De Spanjaards, die zig in Brabant onthielden,<br />

morden over de nadeelige gevolgen<br />

van 't Beftand, en hitften Albertus ten oorKrygsloge<br />

op (d). Hy hadt, in 't voorjaar, niet<br />

jnsgt der boven de agtduizend knegten en twaalfhonAartsherderd<br />

Ruiters in dienst, daar de Vereenigde<br />

togen en<br />

Staaten. Staaten, daadelyk, meer dan twintigduizend<br />

knegten en vyfentwintighonderd Ruiters op<br />

de been hadden (e). Men hadt, hierom, te<br />

Brusfel, beflooten, nog twaalfduizend knegten<br />

en dertienhonderd Ruiters te werven, en<br />

onderftand in geld uit Spanje verzogt en bekomen<br />

(ƒ). De gezanten van Frankryk en<br />

Engeland zogten deeze werving te ontraaden,<br />

den Aartshertogen verzekerende, dat<br />

de Staaten Gulik ruimen zouden, zo dra de<br />

Vorften zig zouden verdraagen hebben. Doch<br />

men hadt hier geene ooren naar (g). 't Leger<br />

der Aartshertogen trok te Maaftncht byeen.<br />

De Markgraaf Spinola ftelde zig aan 't hoofd<br />

van het zelve, en brak op van Maaftricht, in<br />

't begin van Oogstmaand, De Vereenigde<br />

Staaten, vermoedende, dat men 't op Gulik<br />

gemunt hadt, hadden zorg gedraagen om de.<br />

Stad, rykclyk, te voorzien van volk, welk,<br />

onder Graaye Fredrik Henrik, der waards.<br />

fc) BENTIVOOLIO bl. 459, 46j.<br />

(d) BENTIVOGLIO bl. 44.8.<br />

(c) UENTIVOGLIO bl. 451.<br />

(ƒ3 BENTIVOOLIO U. 456, 457,<br />

C£) BENTIVOÖLIO bl. 462,<br />

ge?


XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 75<br />

gezonden was Ook hadt men 'er zo groot<br />

een' voorraad van eetwaaren binnen gebragt.<br />

als of men voor een langdaurig beleg gevreesd<br />

hadt. Doch Spinola hadt andere oogmerken,<br />

die zig, welhaast, openbaarden.<br />

Wy hebben, te vooren (J),verhaald, hoe _ X!ï.<br />

de Hervormden, die te Aken in de Regee- '<br />

vciordiring<br />

plagten te zyn, in 't jaar van al- ] ;e 100<br />

Je bewind ontzet werden. Sedert, hadt men, i tand vaa<br />

in deeze Rykftad, alleen Roomschgezinde t<br />

Regenten gehad, die, in heimelyk Verbond<br />

ftaande met den Aartshertoge Albertus (£),<br />

de Hervormden in 't gemeen,en met naame<br />

ook de afgezette Regenten, zwaarlyk, ver-,<br />

drukten, dezelven, met gevangenis , geldi<br />

boeten en ballingfchap, ftraftendc (/)• Dit<br />

duurde, tot 'in 't jaar 1611; wanneer eenigen,<br />

zig in hunne ballingfchap niet konnende<br />

gerust houden, eene beweging verwek*<br />

ten, onder 't volk, welk, rennende naar 't<br />

Raadhuis, de Raaden in hegtenis nam; doch<br />

federt ontfloeg, mids zy behoorlyke rekening<br />

deeden, en der Burgerye, ook in andere<br />

opzigten, genoegen gaven. De beroerdte<br />

werdt egter niet geftild, dan door tusfchenfpraak<br />

des Konings van Frankryk, en der<br />

Vorften van Brandenburg en Nieuwburg (;«),<br />

De Hervormden werden, eerlang, herlteld<br />

in de Regeering, en verwierven de vrye oefening<br />

van hunnen Godsdienst. De Aartsher<br />

tfc<br />

CO Reli'i- Holl. 1-19 July 1614. bl. 60,70. ISAUDART, Me-<br />

Hior. VI. Koek, bl. .<br />

CO IX. Deel, bl. Ti.<br />

Ck ) OROÏM Hifi. libr. XVII. fl. 472.<br />

( O METEREN XXVI. liuek, f. 407, 490,,<br />

(GO MCTEHEN XXXII, Hoek, ƒ. 028,


76 VADERLANDSCHE XXXVII. BOEK.<br />

ICJ14. togen, die, gelyk hunne voörzaaten, de<br />

Hertogen van Brabant, Aken gaarne onder<br />

hunne gehoorzaamheid gebragt zouden hebben<br />

, zagen de omkeering binnen deeze Stad<br />

aan, met veel misnoegen. De Keizer zelf<br />

fprak een vonnis uit tegen Aken , in den<br />

aanvang deezes jaars 1614, en gaf den Aarts»<br />

hertoge Albertus en den Keurvorst van Keulen<br />

magt, om, in gevolge van het zelve ,<br />

alles,aldaar, iu den voorigen ftaat, te her-<br />

Spinola ftellen (V). Spinola hadt dan heimelyken last<br />

maakt zig<br />

gekreegen, om zig, in de eerfte plaats, van<br />

meester<br />

van dee­ Aken te verzekeren, gelyk hy, zonder flag<br />

ze Stad. of ftoot, uit 'sKeizers naam, deedt, op den<br />

Hy eenentwintigften van Oostmaand. Zo dra<br />

neemt<br />

Duuren, hy in de Stad gekomen was, verftelde hy de<br />

Orfoi, Wet,en deedt de oefening van den Onroom-<br />

Duisberg fchen Godsdienst ophouden (0). Naderhand,<br />

en ande­ werden er verfcheiden' Burgers, over de<br />

rePlaatfen in. /oorige beroerten, te regt gefteld, en, met<br />

Ook We­ le dood of met ballingfchap, geftraft (p ).<br />

zel. Ma 't inneemen van Aken en 't flegten van<br />

Mulheim, welk 'er op volgde, maakte hy<br />

dg, zonder moeite, meester van Duuren,<br />

Orfoi, Duisberg, Kaster, 's Greevenbroek<br />

?n Berchem. Eindelyk, toog hy, op den<br />

zevenden van Herfstmaand, voor Wezel, alwaar<br />

men hem, na eenigen geringen tegenftand,<br />

insgelyks, de poorten opende<br />

Prins<br />

Manrits<br />

Midlerwyl was ook Prins Maurits opgebroken<br />

met het Staatfche Leger, en te laat<br />

ge-<br />

C »") Fnfez Dtr Mo NT Corps Diplom. Tom. V. p. H, p, 235^<br />

(O BAUIMRT. Meinor. Vt liock, bl. 14, 40.<br />

lp) BAUUART. Mentor. VIU. Rnek, 61. 60 ent.<br />

(f J B,IÜIMRT. Meiaur. VI. Hoek, bl. ai.


XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 77<br />

gekomen zynde, om, binnen Wezel, ont­ 1614.<br />

vangen te worden, hadt hy zig meester gemaakt<br />

van Emmerik en Rees: naderhand, ook bezet<br />

Goch i Kraanenburg en Gennip, met Staatsch Emme­<br />

of' Brandeuburgsch volk, bezettende. Zante, rik, Rees,<br />

Goch en<br />

alwaar hy, insgelyks, gaarne bezetting ge­<br />

andere<br />

legd zou hebben, werdt, eer hy 't verwagt- Plaatfen.<br />

te, door Spinola, ingenomen (r). Prins<br />

, Maurits nam, daarna, ook verfcheiden' PlaaVfenin,<br />

in het Graaffchap Mark, terwyl Spinola,<br />

aan 't verfterken van Wezel, deedt<br />

arbeiden (*). Dit wederzydsch inneemen van<br />

Steden gefchiedde, zonder dat de Legers eikanderen<br />

eenigen tegenftand deeden. Men<br />

wilde het Beftand niet breeken, en de tegenwoordige<br />

krygsbedryven aangemerkt hebben,<br />

als gefchiedende alleenlyk, tot bevordering<br />

of herftelling der rust, in onzydige<br />

Landen. De bevelhebbers en krygsknegten<br />

van de eene en de andere partye ontmoetten<br />

en bejegenden eikanderen, dikwils , vriendelyk<br />

(t). De Legers lagen naauwlyks twee<br />

mylen van eikanderen. Spinola hadt zig by<br />

Wezel, Maurits by Rees nedergeflaagen.<br />

Terwyl de Staatfche bezetting in Goch lag, \ r<br />

oorva!<br />

werdt Goosfen Lxken, een der Burgemeefte- i t Goch.<br />

ren deezer Stad , die Roomschgezind was,<br />

door zekeren Weever , bedraagen, als of<br />

hy heimelyk handelde, om de Stad aan Spinola<br />

te leveren. De bevelhebber deedt hem<br />

en eenigen der zynen terftond vatten. Een derzelven<br />

werdt zwaarlyk gepynigd; doch ontkwam,<br />

f ?) "AUDART. Meinor. VI. Doek, bl, 42.<br />

O) ÜAUDART. Memor. VI. Doek, U, 41.ïtj<br />

ümnvoGUo, b!. 486.


16%<br />

Önciefliahdelin^'<br />

te !<br />

fÉ VADERLANDSCHE XXXVIÏ.BOEÏL<br />

kwam , kort hierop , uit de hegtenis , en<br />

bragt te wege, dat het ftuk, door Gemagtigden<br />

uit den Haage, nader onderzogt<br />

werdt. Men bevondt, eindelyk , dat de<br />

Weever tot het befchuldigen van Exken verleid<br />

was, door den Predikant Petrus Ceporims,<br />

gebeeten op den Burgemeester, om dat<br />

deeze hem de inkomften eener Roomfche<br />

Pastorye in Goch geweigerd hadt (ju).<br />

De Koningen van Frankryk en Groot-Britanje<br />

zonden, eerlang, hunne gezanten naar'<br />

de Legers , om eene vrede tusfchen de twee<br />

Vorsten te bemiddelen. De Aartshertogen en<br />

Staaten hadden hier ook hunne Gemagtigden.<br />

Men kwam, in 't begin van Wynmaand,<br />

by een, te Zante. De voornaamfte zwaarigheid<br />

in de handeling betrof het Kasteel van<br />

Gulik, welk, de fterkfte Plaats des gantfchen<br />

Lands zynde, de Vorsten eikanderen misgunden.<br />

Men floeg dan voor, het Kasteel<br />

te flegten, naar den kant der Stad, of het<br />

in bewaaringe te geeven aan de Staaten, terwyl<br />

Wezel in de handen der Aartshertogen<br />

blyven zou. De Franfche, Engelfche en Staat--<br />

1'che Gemagtigden neigden voor den eerften,<br />

de Aartshertogen voor den tweeden voorflag.<br />

Omtrent de regeering der Landen, begreep<br />

men* dat een der Vorsten de verdeeling<br />

zou doen, waaruit de andere de keus<br />

hebben zou : 't welk Nieuwburg best aanftondt:<br />

of, dat ieder de helft van 't Land,<br />

zes maanden in 't jaar, en de andere helft,<br />

de andere zes maanden, regeeren zou: waar-*<br />

ft*<br />

C'0 QtiiNtoLO Vcrantw. I. Deetj U. 171 *Ü8t


XXXVÏI. BOEK. H I S T O R I E . 79<br />

in Brandenburg en de Staatfchen meer gevallen<br />

hadden. Ook neigden 'er, eerlang,<br />

de Franfchen en Engelfchen toe (V). Nader<br />

hand, Veranderde men egtcr van gedagtett.<br />

„ Men verdeelde de Landen, in twee dee-<br />

„ len,ftellende Kleeve, Mark, Ravensberg,<br />

„ Kavenflein en eenige goederen in Brabant<br />

„ en Vlaanderen voor één deel, en Gulik<br />

„ en Berg* met het gene 'er toe behoort,<br />

„ voor het ander : om 't bezit van welke<br />

twee deelen, de Vorsten looten zouden."<br />

Voorts,kwam men overeen „dat het vreemd<br />

„ krygsvolk, terftond, vertrekken zou; dat<br />

„ de Vorsten geene Plaatfen in de magt van<br />

„ eenen derden zouden ftellen,endat de Ves-<br />

„ tingwerken , federt Bloeimaand laatstlee-<br />

,. den, begonnen, geflegt zouden worden."<br />

De Vorsten en de Gemagtigden van Frankryk,<br />

Groot -Britanje en de Staaten tekenden<br />

dit Verdrag (w). De Aartshertoglyken, last<br />

uit Spanje moetende afwagten, fielden 't uiu<br />

In Wintermaand, kwam 'er, eindelyk, bevel<br />

van Filips „ om geen verdrag te laaten flui-<br />

„ ter, zonder dat hy 'et deel in hadt; om<br />

„ Wezel niet over te geeven, en om alles<br />

„ in den zelfden ftaat te laaten, waarin het<br />

„ tegenwoordig was." De onderhandelingen<br />

werden, hierop, afgebroken (x). Men handelde,<br />

daarna, nog eenigen tyd, te Brusfel<br />

en in den Haage, zonder iets te konnen üaU<br />

ten. De Legers Waren, reeds in Slagtmaand,<br />

ge-<br />

O) BENtivoöLio bl. 489-494. BAUDART. M:tuor. VI. Bodk,<br />

f3. 42 , 43.<br />

(y)^ Voiez Du MONT Corps Dipl. Tom.V.P.Ü.p, 255, rtt*<br />

(O lÏBKTZVOBMOi bh 50»-503., 506.<br />

1614,<br />

Verdrag j<br />

aldaar<br />

gemaakt.


1014.<br />

XX.<br />

Gezantfchap<br />

van den<br />

Grootvorst<br />

van<br />

Musdovie. <br />

OpregtingeenerHiojicSchoole,<br />

te<br />

Groningen.<br />

66 VADERLANDSCHE XXXVII. BOEK.<br />

gefcheiden. Elk hieldt de ingenomen' Plaatfen<br />

fterk bezet. Prins Maurits zondt de overige<br />

knegten en eenige Ruiters naar Munfterland<br />

en 't Stigt Paderborn, alwaar hy<br />

zwaare brandfchattingen vorderen deedt (y).<br />

't Liet zig aanzien , dat het Krygsvolk der<br />

Aartshertogen en Staaten de Kleeffche en<br />

Gulikfche Landen niet zo haast verlaaten zou ,<br />

als het 'er ingekomen was.<br />

In de Lente deezes jaars, was 'er een Gezantfchap<br />

uit Muskovie aangekomen in den<br />

Haage, om de Staaten te verzoeken, dat zy<br />

den Grootvorst, Michaël Eederowitz, met eenige<br />

Oorlogfchepen en geld, wilden onderfteunen,<br />

en een vast Verbond met hem aangaan.<br />

Doch de Staaten weezen dit verzoek,<br />

heufchelyk, van de hand. De gezanten werden<br />

egter eerlyk onthaald, en, op hun vertrek,<br />

met gouden ketenen en penningen, befchonken<br />

(z).<br />

Tot hiertoe, waren 'er maar twee Hooge<br />

Schooien geweest, in de Vereenigde Gewesten<br />

, te Leiden, in Holland, en te Franeker,<br />

in Friesland. Doch in den Zomer deezes<br />

jaars, beflooten de Staaten van Groningen en<br />

de Ommelanden, op 't fterk aanraaden van<br />

Graave Willem LodeWyk , Stadhouder van<br />

dit gewest, eene derde Hooge School op te<br />

regten, binnen Groningen, die, opdendrieentwintigften<br />

van Oogstmaand , plegtiglyk<br />

werdt ingewyd Ik vind, dat 'er, in de<br />

Lente des volgenden jaars, reeds omtrent<br />

(y) BAUDAKT. MentOr. VF. Koek, bU 5T.<br />

t z) R'tmw.T. Memor. V!. /«rit, */. c$.<br />

(«, BAUDAIU* Meaicr. VI. floib, hl. aj.


&XXVÏI.BOEK. HISTORIE. 8i<br />

tagtig Studenten , op de Groninger Hooge<br />

Schoole, waren ingefchreeven (&).<br />

Dus nadert ons verhaal, ongevoelig, wederom<br />

tot de Kerkelyke zaaken, die nog al<br />

niet nalieten de Grooten, de Predikanten en<br />

't Gemeen in geduurige onrust te houden, "t<br />

Befluit der Staaten van Louwmaand laatstleeden<br />

werdt van de Remonftranten , in 't<br />

gemeen, gaarne ontvangen. Ook namen vee<br />

le Contraremonftranten aan , te myden , 't<br />

gene de Staaten hadden afgekeurd. Doch<br />

eenigen vonden hierin merkelyke zwaarigheid,<br />

oordeelende zy, dat de Kerk, by dit<br />

befluit, ten onregte befchuldigd, en hun<br />

verbooden werdt, de waarheid te prediken<br />

(e). De Klasfis van Hoorn veroordeelde drie<br />

Remonftrantfche Predikanten, fchoon het<br />

haar, door Gekommitteerde Raaden, verbooden<br />

was, en hieldt, federt, haare vergaderingen<br />

afzonderlyk. Ook werdt 'er , in de<br />

Stad, eene vergadering aangelegd, daar de<br />

Contraremonftrantfche Predikanten van de<br />

Klasfis, nu en dan, kwamen prediken Cd).<br />

Te Rotterdam , daar de openlyke Leeraars *<br />

vreedzaam waren, of Remonftrantsch, durf- £<br />

de zeker makelaar zeggen 4J dat hy liever r(<br />

n van een varken dan van een' der Predi fl<br />

n kanten getrouwd wilde worden." Doch t(<br />

1614.<br />

't Befluli<br />

der Staaten<br />

van<br />

Holland<br />

bp de<br />

Kerkenvrede<br />

geeft<br />

veeleü<br />

geen genoegtn.<br />

tondel<br />

!géd de<br />

'ontraraonraweit<br />

: Rot-<br />

hierom werdt hem het burgerregt, voor een rdam<br />

jaar, en het makelaarfchap , voor altoos, & 1 el-<br />

:rs.<br />

af-<br />

. f») VhH Epift. Seleét. e Mufao J. G. MEEUI Dec. III.JE?*.<br />

I. II- VI. p. 79, 81, 90.<br />

( O BRANDT. 'F. Deel, bl. 236. 237.<br />

C'l) VELIÜS Hoorn, bl. 548. TRIOIAND. bl, 834-84**<br />

X. DEEL* F


1614.<br />

Nadeeli-<br />

ge gerii;;<br />

ten van<br />


XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 83<br />

trent deezen tyd, zo men wil, laaten ontvallen,<br />

„ dat fommiger gezag zo niet gevestigd was,.<br />

5, of het kon wel ter neder geworpen vor-<br />

„ den (ƒ')•" Woorden, die naderhand bleken<br />

, voorboden geweest te zyn van den<br />

ramp, die den Advokaat befchooren was.<br />

Te Amfierdam, daar men zig, gelyk wy, XXL<br />

te vooren, zagen, fterkst verzet hadt, tegen l ïan le-<br />

het befluit der meeste Leden van Holland \ ini; in dc<br />

r<br />

roedvan<br />

Louwmaand laatstleeden, fcheen men }<br />

:lisp te<br />

ook andere Steden te willen aftrekken van 1 Lmfter-<br />

dit Befluit. In Louwmaand des jaars 1615, t am.<br />

werdt, aldaar, in de Vroedfchap, voorge- 1615.<br />

flaagen , of men, van Stads wege, niet iet "<br />

doen zou, ten behoeve van hun, die zig,<br />

te Hoorn, van de openbaare Kerke , hadden<br />

afgezonderd. De meeste Leden der<br />

Vroedfchap hielden hier de zyde der Contraremonftranten.<br />

Doch Kornelis Pieterszoon<br />

Hooft, Raad en Oud Burgemeester,<br />

beweerde „ dat, het onredelyk zyn zou ,<br />

>? zig te moeijen met de byzondere huishou-<br />

„ ding eener Stad ; daar men zelf niet ge-<br />

5, zind was toe te ftaan, dat de meeste Lc<br />

„ den der Vergaderinge van Holland hunne<br />

5, Befluiten, binnen Amfterdam, deeden gel-<br />

„ den." Wat 'er op den gemelden voorflag<br />

beflooten werdt, weet ik niet: doch 't is<br />

zeker, dat Hoofts raad, doorgaans tot gemaatigdheid<br />

ftrekkende, thans minder ingang<br />

vondt, dan voor eenige jaaren, en flegts van<br />

de minflen in getal werdt aangenomen. En<br />

z a l n i e t<br />

'* ondienftig zyn, hier, in 't voor-<br />

Gfj 15RANDT II. BUI, il. 245, 24Ö.<br />

F a<br />

by-


84 VADERLANDSCHE XXXVII. Boz&,<br />

bygaan , aan te wyzen, wat 'er, naar fom-<br />

- miger verhaal, de naaste oorzaak van geweest<br />

zy.<br />

Men hadt, al voor veele jaaren , befloo-<br />

De baat<br />

1<br />

zugt vai ten, de Stad voor de derde reize uit te leg­<br />

eenige gen, en, in 't jaar 1601, eenen aanvang van<br />

Regentenal­<br />

't werk gemaakt. Eenige Regenten , deeze<br />

daar is, uitlegging te gemoet ziende, hadden, kort<br />

Volgens te vooren, veele landen en erven, even buifommiten<br />

de Stad gelegen, opgekogt, welken zy,<br />

gen , oor<br />

zaak, da ! naderhand, op de fchatting van die van den<br />

men dei 1 Geregte, tot Stads gebruik, weigerden af te<br />

raad des (taan , gelyk andere gemeene burgers ver-<br />

Oud Bur<br />

' pligt werden te doen. Hooft en andere Wetgemeestershouders<br />

oordeelden , dat deeze Regenten<br />

Hooft zulks , insgelyks, behoorden te doen, zonverder<br />

merkelyke winst te vorderen. Doeh zy<br />

werpt.<br />

begreepen 't anders , en waren nog met de<br />

winst van vyftien guldens op de roede , of<br />

negenduizend op de morgen niet te vrede.<br />

Tegen dit hun gedrag nu, vondt Hooft geraaden<br />

, zig , in den vollen Raad , aan te<br />

kanten, onder anderen zeggende „ dat de<br />

Regenten der Stad, kans ziende, om, voor<br />

n zig zeiven , merkelyk voordeel te trek-<br />

„ ken, uit het beleid der Stads zaaken, over-<br />

„ leggen moesten , of zulks tot dienst, of<br />

tot ondienst van de Stad en Gemeente<br />

„ {trekken zou. Dat het byzonder belang<br />

„ wyken moest, voor 't gemeen. Dat de<br />

„ Raaden der Stad fchuldig waren te bezor-<br />

„ gen , dat de Stad of Gemeente , die by<br />

w weeskinderen vergeleeken werdt, en op<br />

„ aarde geenen anderen voorftand hadt dan<br />

« den Raad, geen ongelyk, noch door henzet<br />

» ven,


XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 85<br />

» ven , noch door anderen , wierdt aange- 161?.<br />

» daan. De Regenten ftonden , voer hy<br />

» voort, op een hoog tooneel, van waar<br />

» hunne handelingen, van groot en klein,<br />

» aanfchouwd en geoordeeld konden wor-<br />

» den. Al 't verftand der Gemeente werdt<br />

s> niet beflooten, binnen de kamers der Re»<br />

» geeringe. In de Stad , waren zeer veele<br />

n veriïandigen , die ook uit hunne oogen<br />

y> zagen. Waarom het te meer noodig was,<br />

» dat de Regenten hun doen en laaten, met<br />

n een goed geweeten , konden verantwoorsj<br />

den, buiten allen fchyn van byzonder<br />

» voordeel te zoeken , ten nadeele van 't<br />

» gemeen. Livius hadt, over dit ftuk, deen<br />

ze goede les nagelaaten: Gelyk de geheels<br />

» Magifiraat, zeide hy, den Raad, ende Raad<br />

JJ het volk in agtbaarheid overtreft, zo is zy ook<br />

n gehouden, in V opneemen van alle zwaar &<br />

>j zaaken, voor te gaan. Indien gy uwe mindew<br />

ren iet wilt beveelen; gy zult ze allen, te lig'<br />

fy ter, tot gehoorzaamheid brengen, zo gy eerst<br />

u zeiven en de uwen aan dielVet onderwerpt.<br />

w Ook valt hun de fchatting niet zwaar , alszy<br />

n zien, dat ieder der voornaamflen zig zeiven<br />

n meerderen last oplegt, dan elk, hoofd voor<br />

ft hoofd, draagen moet. Dat was wat anders,<br />

n dan, boven zyne gewoonlyke wedde, meer.<br />

ft voordeels dan andere burgers te willen<br />

„ genieten, of minder bezwaarnis draagen."<br />

Men meent, dat zy, die zig door deeze en<br />

diergelyke redenen geraakt vonden, federt,<br />

zo misnoegd werden op den Heere Hooft,<br />

ydat zy hem, die, van het jaar 158a, tot het<br />

jaar 1610, agt reizen Burgemeester geweest<br />

F 3 wasa


Ecu Re-<br />

311011ftratnsch <br />

Predikant<br />

, te<br />

Amiter<br />

dam ,<br />

gelchorst<br />

In zynen<br />

dienst.<br />

Vergaderingen<br />

der Contraremon-<br />

Irranten,<br />

te rttn<br />

fterdam.<br />

86 VADERLANDSCHE XXXVII,BOES.<br />

was, en van deeze agt, vier reizen, twee<br />

jaaren na eikanderen, geregeerd hadt , federt<br />

uit het Burgemeesterfchap wisten te houden<br />

; waardoor ook zyne item, in de Vroedfchap<br />

, minder klemde , en byzonderlyk over<br />

't ftuk der kerkelyke gefchillen kleinen<br />

ingang vondt. Sommigen erkenden , inderdaad,<br />

dat het gefchil over de opgekogte erven<br />

misnoegen tegen hem verwekt hadt.<br />

Doch 't was den meesten zeer naar den zin,<br />

dat zy hem dus onder de knie hadden weeten<br />

te krygen. Doktor Sebastiaan Egbertszoon<br />

en Jakob de Graaf, beide, gelyk hy, Oud<br />

Burgemeesters , waren de voornaarnrten uit<br />

den Raad, die 't, in gemaatigdheid , met<br />

Hooft, eens waren. Doch zy waren beide<br />

maar eens Burgemeester geweest, en werden,<br />

federt, niet wederom verkooren (g).<br />

D. Contraremoultranten hadden, derhalve,<br />

in deeze Stad, eenen Herken fteun aan de Regeeringe<br />

: waarom het hun , in dit zelfde<br />

jaar, nog gelukte, Simon Goulart, Predikant<br />

der W.ufche Kerke, die de Leer der algemeene<br />

genade gepredikt, en de verwerping<br />

der kleine kinderen tegengefproken hadt, te<br />

doen fchorfen in zynen dienst (hj. Ook hielden<br />

ze, hier, in den nazomer, eene of twee<br />

heimeiyke vergaderingen, buiten kennis, cn<br />

geheel tegen den zin der meeste Leden van<br />

Holland, die der Wethouderfchap aanfchreeven,<br />

dat zy zulke vergaderingen, zonder uitllel,<br />

beletten en doen fcheiden moesten»<br />

(g~) RnAvnT TT. Deel, hl. 747-251.<br />

(,S V ISRArrtiT Jï. Deel, bl, 261 tss.<br />

Sotj>


XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 87<br />

Sommigen melden, dat men, in deeze Byeenkomften<br />

, overwoogen hadt, door wat -<br />

middel, men best eene Nationale Sinode zou<br />

konnen verkrygen (/) ;. doch anderen meenen,<br />

dat 'er beflooten werdt, zig van de Remonftranten<br />

af te zonderen (£).<br />

In velheiden' andere Steden, als te Gouda<br />

, in den Haage , te Rotterdam , en te I<br />

Haarlem , begon het .zig reeds te fchikken, *<br />

tot deeze afzondering. Te Leiden, daaren- l<br />

tegen , fcheen men zig te vlyen tot onder- 1<br />

linge verdraagzaamheid. De Contraremon- t<br />

ftranten, in eenigen deezer Steden, daar de z<br />

Regeering de befluiten der Staaten zogt te r<br />

handhaaven , noemden zig de dolserende of<br />

klaagende Klerken (/). De meeste Leden van<br />

Holland hielden veelen van deeze dingen te<br />

ftrekken tot groote onrust, oneenigheid en<br />

fcheuring, en tot benadeeling van den welftand<br />

des Lands. Zy begreepen ook, dat de<br />

Kerkelyken in eenige Steden te zeer hadden<br />

iiitgevaaren tegen 't gezag der burgerlyke<br />

overheid , in kerkelyke zaaken: waartegen,<br />

naar 't oordeel van de Edelen en van alle de<br />

Steden, by tyds, behoorde voorzien te worden,<br />

overeenkomïtig met de voorgaande Befluiten<br />

O). Ook zonden ze, op \ einde des jaars, E<br />

de Kerkenordening van den jaare 1591 aan «<br />

alle de Steden en Dorpen , met verlof, om (1<br />

1615.<br />

XXII.<br />

n fomlige<br />

reden,<br />

:hiht<br />

len zig<br />

n afondeug.<br />

e Sraan<br />

zen-<br />

:n de<br />

zig daarnaar te mogen gedraagen. Hierby, „ erkenwerden<br />

gevoegd alle de Befluiten, tot en- e "dening<br />

1 hunne<br />

elluiten<br />

(O TsAUDATiT Mernor. VII, Doek, bl. u.<br />

(k ) UVTIVNB. Beri Ct op 't nader A v. U. 18.<br />

(O BRANDT II. Deel. hl. 27-, CJI.<br />

W BAÜDART Memor, VII. Doek, W. 8, ><br />

F 4


I«i5-<br />

aan rle<br />

Stede i,<br />

Dorpen ,<br />

KlasC-n<br />

en ICerkelyken.<br />

XXIII.<br />

Bewee-<br />

ing te<br />

f.eeuiwaarden. 88 VADERLANDSCHE XXXVII. BOEIT;<br />

derhouding van de eenigheid en vrede der.<br />

Kerken, ftaatswyze, genomen. Beide de<br />

Kerkenordening en Befluiten werden ook gezonden<br />

aan de Klasfen en Kerkdyken (n):<br />

en eenige Klasfen, met naame die van Woerden<br />

en Over Rynland, namen aan, zig naar<br />

dezelven te zullen gedraagen (o). In Hooimaand<br />

, hadden de algemeene Staaten wederom<br />

een Plakaat laaten uitgaan , tegen<br />

Blaauwboekjes en fchimpfchriften, die, ten<br />

deezen tyde, fterk in zwang gingen (ƒ>)•<br />

De beweegingen, die, thans, in 't klein,<br />

in fommige Steden, befpeurd werden, meenden<br />

eenige doorzigtige luiden aangelegd te<br />

zyn, tot verandering in de Regeering ; waarvan<br />

men, dit jaar, te Leeuwaarden, een merkwaardig<br />

voorbeeld zag. Wy hebben, hier<br />

voor (


XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 89<br />

ouden te last gelegd hadden, 't Bleek, ten 161$.<br />

muitte, klaar^ dat zy zig zeiven en die 't<br />

met hun hielden alleen in de Regeering zogten<br />

te handhaaven; anderen, die 't, naar<br />

veeier oordeel, beter /neenden met den<br />

Godsdienst, daar buiten fluitende. Die 't Geneef­<br />

met deeze laatften eens waren, heette men, fche en<br />

politike<br />

hier, Geneeffche, de andere politike of ftaatGeuzen.<br />

kundige Geuzen (r). In Wintermaand des<br />

jaars 1614, hadden eenige Gemagtigden der<br />

Burgerye, zo als zy zig noemden, zig by de<br />

Wethouderfchap vervoegd, met een Vertoog<br />

, waarin zy klaagden „ dat de voorin<br />

ge misbruiken niet geweerd werden; dat<br />

men luiden van den Hervormden Godsdienst<br />

uit de Regeeringe hieldt, en 'ei<br />

w zulken toe riep, die, in 't ftuk der Lee-<br />

„ re, verdagt waren, of 'er weinig werks<br />

„ van maakten: voorts verzoekende, dat<br />

„ 'er, door Gemagtigden uit de Wethou-<br />

„ derfchap en uit de Burgerye, een onn<br />

partydige Raad mogt benoemd, en door<br />

s? den zeiven, de Regeering herfteld worj,<br />

den, op eenen beteren voet." De Wethouders<br />

hadden, hierop, geantwoord, dat<br />

zy zig houden wilden aan 't Oktroi op de<br />

beftelling der Magiftraat, ten tyde van Leicester,<br />

gegeven, 't welk fommigen hunner,<br />

nogthans, in 't jaar 1610, reeds gebroken<br />

hadden. Men was, hierop, getreden tot de<br />

verkiezing der jaarlykfche Wethouderfchap.<br />

De Gemagtigden der Burgerye hadden 'er<br />

eene * aantuiging tegen gedaan, waarop zy<br />

*!>re;ejl.<br />

in<br />

CO<br />

V A N N E<br />

N SANDE V. Soek. bl. 6p<br />

¥ 5


NÏI5.<br />

Da Stadhouder<br />

en de<br />

twee<br />

Kolle-<br />

£ien bellen<br />

orde<br />

op de<br />

lVJagi-<br />

flraatsbeflelling.<br />

90 VADERLANDSCHE XXXVII. BOEK.<br />

in hegtenis genomen, en niet geflaakt waren,<br />

voor dat zy de nieuwe Magiftraat voor<br />

wettig hadden erkend, 't Morren nam, ondertusfchen,<br />

toe O). De Staaten, op den<br />

Landdag, in Sprokkelmaand deezes jaars,<br />

byeen gekomen, namen 'er kennis van, en<br />

magtigden den Stadhouder, de Gedeputeerde<br />

Staaten en het Hof, om de twist, door<br />

gevoeglyke wegen, te flisfcn. Men tradt in<br />

anderhandeling met de Wethouders ; doch<br />

ion 't niet eens worden. Graaf Willem en<br />

Je twee Kollegien vonden, derhalve, geladen,<br />

zig van de magt, hun verleend, te<br />

jedienen, en ftelden vast „ dat de tegen-<br />

5 woordige Wethouders in 't bewind zou-<br />

? den blyven, tot den eerften van Louwj<br />

maand naastkomende, wanneer de Stad-<br />

> houder, de Gedeputeerde Staaten en het<br />

> Hof, voor deeze reize, eene nieuwe Ma-<br />

» giftraat en gezwooren' Gemeente beftel-<br />

> len zouden: waarna de Wet, jaarlyks, zou<br />

> veranderd worden, in deezer voege: dat<br />

> de dienende Wethouders, op den Nieuwi<br />

jaarsdag, eerst twaalf' Perfoonen noemen<br />

1 zouden, der Hervormde Leere, zo als<br />

t dezelve nu, openlyk, in de Kerke, ge-<br />

> leerd werdt, toegedaan, en vaste goede-<br />

1 ren in de Stad bezittende: dat zy, daar-<br />

1 enboven, nog vier Perfoonen noemen<br />

1 zouden; doch niet uit de gezwooren' Ge-<br />

, meente, of uit de twintig Hopluiden der<br />

1 fchuttery; dat de gezwooren' Gemeente<br />

en de Hopluiden by deeze vier, elk nog.*<br />

» v i e r<br />

(O WINSEN. Chron. XX. JSoci, bl. Co3.


XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 91<br />

j, vier Perfoonen zouden voegen : welke<br />

„ twaalf nog zes anderen tot zig kiezen, en<br />

„ daarna hun getal, by lotinge, tot op de<br />

„ helft, dat is, negen, verminderen zou-<br />

„ den; welke negen Ele&eurs of kiezers der<br />

„ nieuwe Wethouderen zouden zyn, en de<br />

„ plaats van eenen Burgemeester en twee<br />

„ Schepenen, die, jaarlyks, zouden afgaan,<br />

„ uit de eerstgenoemde twaalf Perfoonen<br />

9 ) vervullen." De tegenwoordige Regeering,<br />

voorziende, dat men haar uit het bewind<br />

Hellen zou, viel klagtig aan de algemeene<br />

Staaten; die, hierop, bewoogen, meent<br />

men, door den Advokaat Oldenbarneveld,<br />

eenen ernfligen brief naar Leeuwaarden lie<br />

ten afgaan, waarin, het gezag des Stadhouders<br />

en der twee Koïlegien, naar fommiger<br />

oordeel, veel te laag gefield werdt. Ook<br />

zondenze Christoffel Biesman, Burgemeester<br />

van Nieuwmegen, Adriaan Teding van Berkhout,<br />

Raad in den Hove van Holland, en Adolf<br />

van de JVaal, Heer van Moersbergen,<br />

naar Leeuwaarden af; die, alledrie den Remonflrantfchen<br />

toegedaan zynde, de verandering<br />

der tegenwoordige Regeeringe zos<br />

ten te voorkomen. Doch tegen 't einde des t<br />

jaars, ontflondt 'er zulk een geweldige op '<br />

loop, dat men voor een bloedbad begon te '<br />

vreezen, waarom zy 't bevorderen van hun 1<br />

ie egter<br />

r<br />

eran-<br />

'erd<br />

i/ordt.<br />

oogmerk moesten opgeeven. De Stadhouder<br />

en de twee Koïlegien veranderden de<br />

Wethouderfchap en gezwooren' Gemeente,<br />

flellende drie Burgemeesters aan, die, voor<br />

t jaar 1610, in 't bewind waren geweest,<br />

nevens eenen der tegenwoordigen, waarna<br />

zig<br />

I6I>5.<br />

!<br />

é<br />

De Algemeene<br />

Staar.ua<br />

zoeken<br />

:1e tegenwoordigeRederinghandiaavent


XXIV.<br />

Nieuwe<br />

twist tus­<br />

fchen dei<br />

Hertoge<br />

en de<br />

Stad van<br />

Bninswyk.<br />

pa VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK,<br />

zig alles begon te fchikken tot rust (>).<br />

De twist tusfchen den Hertog en de Stad<br />

van Brunswyk, waarvan wy, op 't jaar 1606.<br />

gewaagd hebben («), was, omtrent deezen<br />

[tyd, wederom heviger ontfteken, dan te<br />

vooren. De Hertog vorderde de fleutels van<br />

de Stad, welken men hem niet begeerde in<br />

handen te laaten. De Stad werdt ook nu,<br />

gelyk te vooren, geftyfd door de Hanzesteden,<br />

die ongaarne zagen, dat de Hertog<br />

zo groot een gezag hadt, als hy begeerde,<br />

over een der Leden van hun Verbond. Met<br />

twee van deeze Hanze-Steden,waren de Vereenigde<br />

Staaten, onlangs, in verbond getreden;<br />

met Lubek, in 't jaar 1613 (V); en<br />

met Maagdenburg, in 't voorleeden' jaar;<br />

hoewel deeze laatfte Stad zig hierdoor, het<br />

ongenoegen van den Keizer en den Keurvorst<br />

van Saxen op den hals gehaald hadt. De Stad<br />

Brunswyk dagt, hierom, dat het tyd was,<br />

zig ook te verbinden met de Vereenigde<br />

Staaten, en hadt, ten dien einde, te gelyk<br />

met die van Maagdenburg, haare gemagtigden<br />

herwaards gezonden. De Staaten hadden<br />

den Hertoge, te vooren, bygeftaan,<br />

tegen de Stad; doch ziende hem geene eene<br />

iyn met hen trekken, in de zaaken van Gulik<br />

en Kleeve, waren ze nu genegener, om<br />

zig met de Stad te verbinden (V). Te Hanover<br />

werdt, in den voorzomer deezes jaars<br />

eene Byeenkomst gehouden tusfchen de Ge'<br />

dt) VAM DEN SANOK V. Roek, bl. 65.<br />

\K) IX. Deel, bl. 201.<br />

, Cr) Zie hier vwr, U. 65.<br />

S £>) ÜAUBAR.T. Mi-mor. VI. Boek, bl. 9.<br />

m a<br />

g


XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 93<br />

magtigden des Hertogs en die der Hanze­ 1615.<br />

steden , om de gefchillen by te leggen. Doch<br />

men fcheidde vrugteloos. In Oogstmaand, • De Stad<br />

floeg de Hertog, andermaal, 't beleg voor. wordt<br />

>elegerd.<br />

de Stad, haar befchietende met gloeiende<br />

kogels, waardoor de voornaamfte gebouwen<br />

deerlyk befchadigd werden. De algemeene<br />

Staaten, aangemaand door den Koning van<br />

Groot-Britanje, hadden, ondertusfchen, eenigen<br />

Gemagtigden, uit de Gelderfche en<br />

Overysfelfche Hanze-Steden naar Lubek ge*<br />

fchikt, last gegeven, om een Verdrag met<br />

deeze Steden te fluiten, ten behoeve van<br />

Brunswyk. Zy zonden, daarenboven, Graaf De alge*<br />

Fredrik Henrik, met een Leger, om de Stad ; neene<br />

>taateit<br />

te ontzetten (xj. De Graaf vertrok uit den \<br />

:enden<br />

Haage, op den tweeden van Slagtmaand, !


1&15.<br />

Verbond<br />

met de<br />

Hanzefteden.<br />

1616.<br />

De Staatenleggenbezetting<br />

in<br />

Lintenvoorde<br />

en Bortelo.<br />

94 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />

Wintermaand getekend werdt (y). Ten<br />

zelfden tyde, flooten de Gemagtigden der<br />

Vereenigde Gewesten ook een Verbond van<br />

vriendfchap en onderlinge befcherming, voor<br />

den tyd van twaalf jaaren, met de Hanze-Steden,<br />

Roftok, Straalzond, Wismar,<br />

Grypswalde, Maagdenburg, Brunswyk, Lunenburg<br />

en Anklam (z). Zy trokken, terftond<br />

hierop, naar Hamburg en Breemen ,<br />

met welke beide Steden, in Louwmaand des<br />

•volgenden jaars, een diergelyk Verbond geflooten<br />

werdt. Ook kwam men, eerlang,<br />

overeen, wegens het aandeel, welk de Vereenigde<br />

Staaten en ieder der Hanze-Steden,<br />

in de lasten des Verbonds, zouden hebben<br />

te draagen (a).<br />

Tusfchen de Munfterfchen en de Heeren<br />

van Bronkhorst, was lang gefchil geweest,<br />

over het regt tot de Heerlykheden van Borkelo<br />

en Ligtenvoorde. Het Hof van Gelderland,<br />

met eenige Raaden, uit de Hoven<br />

van Holland, Friesland en Utrecht, gefterkt<br />

(7), onlangs, uitfpraak over dit gefchil<br />

gedaan hebbende, in voordeel van Joost,<br />

Graave van Bronkhorst, beflooten de algemeene<br />

Staaten,zig meester te maaken van deeze twee<br />

Steden , die Munfterfche bezettinge inhadden.<br />

Herman Kry'mk, een deel der bezettinge uit<br />

Zutfen en de naaste Plaatfen geligt hebbende,<br />

bemagtigde Ligtenvoorde, op den tienden<br />

(y) Zie het by Du MINT Corps Dipl. Tom. V.p.u.p. 277,<br />

(z) AITZEMA I. Deel, bl. i8(5. DU MONT Corps Diplom.<br />

Ton. V. P. U p. 274. Groot Plakaatb. IV. Dttl, bl. 2S0.<br />

(a) BAUUART. Mcmor. VIII. lSock,bl. 44.<br />

C»>VAN D;:N SANUE V. Hoek, bl. .70,


XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 95<br />

den van Louwmaand. De Kolonel Dkderik<br />

van Dorth trok, met dertien vendelen knegten<br />

en negen kornetten paarden, in Sprokkelmaand,<br />

naar Borkelo. Men liet hem, terftond,<br />

in de Stad, en hielp hem, vervolgens,<br />

het Kasteel belegeren : welk, op den vyfentwintigften<br />

, by verdrag, opgegeven, en<br />

federt, zo wel als Ligtenvoorde , met Staatfche<br />

bezetting, voorzien werdt Cc).<br />

Met de Lente deezes jaars, bragten de<br />

Spaanfchen, in 't Land van Kleeve, een Leger<br />

te velde van zes- of zevenduizend man, onder<br />

Graave Henrik van den Berge: 't welk<br />

Prins Maurits bewoog , de bezettingen van<br />

Emmerik en Rees te vermeerderen, alzo hy<br />

voor eene belegering deezer Steden bedugt :<br />

was. Doch 't bleek, eerlang, dat men voorhadt<br />

zig te verzekeren van de Westfaall'che<br />

Steden, Zoest en Lfpftad, die, in Grasmaand,<br />

Spaanfche bezetting moesten inneemen Cd).<br />

De Staaten deeden, kort hierna, Emmerik<br />

en Rees merkelyk verlïerken. De Vestingwerken<br />

van Grol werden, daarentegen, op<br />

bevel der Aartshertogen, ook veel verbeterd<br />

Ce).<br />

Tegen de ftrooperyen en andere baldaa- 1 'lakaadigheden<br />

der Staatfche knegten, in de Lan- t :n tegen<br />

den van Gulik en Kleeve, werdt, in 't na- ' : ftroojaar,<br />

en naderhand meermaalen, door fcher- j >en der<br />

pe Plakaaten, voorzien (/'). Ook verbooden 1 [rygs-<br />

;nsgtcn.<br />

de algemeene Staaten, dugtende voor Ver-<br />

Ce) BAUIMRT. Meinor. VIII. Bock, hl. 35.<br />

(X, Itefol. Holl. 1 Maart — 26 April irtiö. hl. 7.<br />

fO Rcfol. Holl. 1 Maart — 26 April 1G16. bl. it. E Arn<br />

ïtfcmor. VIII. Boek, hl. 42, 44. • '<br />

(f) üroot-PJakaatb. II. Deel, M. 125, 139.<br />

A V<br />

"'<br />

1616»<br />

Zoest en<br />

Lipftad<br />

ivorden,<br />

Joor de<br />

kattsherogen<br />

,<br />

rerzeterd.


1616.<br />

XXV.<br />

Gezantfchnp<br />

11 aar<br />

Zweeden<br />

en Muskovie.<br />

Oploop<br />

te Delft.<br />

06 VADERLANDSCHE XXXVII. BOEK,<br />

loop hunner manfchap, omtrent deezen tyd,<br />

hunnen onderzaaten, zig in krygsdienst van<br />

uitheemfche Mogendheden te begeeven (g).<br />

De algemeene Staaten, in 'tvoorleedenjaar,<br />

een gezantfchap naaf Zweeden en Muskovie<br />

gezonden hebbende , om eene vrede te bemiddelen<br />

, tusfchen deeze Mogendheden,<br />

die in oorlog geraakt waren, zagen het, in<br />

Oogstmaand deezes jaars, genoegzaam onverrigter<br />

zaake, te rug keeren. AÜeenlyk was<br />

'er een Beftand, voor drie maanden, getroffen<br />

(A).<br />

't Verhoogen van den Xoorn-Excyns te<br />

Delft, tot verval der onkosten, op 't graaven<br />

eener nieuwe vaart ten behoeve der Stede,<br />

verwekte aldaar, in den Zomer deezes<br />

jaars, eene zorgelyke beroerte, 't Graauw<br />

was over deezen nieuwen last te meer misnoegd<br />

, om dat de Wethouderfchap, ten<br />

zelfden tyde, goedgevonden hadt, den Wyn-<br />

Excyns een weinig te verminderen. Vyf of<br />

zes wyven begaven zig naar 't Stadhuis, ftoutelyk<br />

eifchende , dat de nieuwe verhooging<br />

afgefchaft werdt. Men liet haar agter af, en<br />

in hegtenis brengen. Doch kort hierop raakte<br />

een heele hoop wyven, jongens en eenig<br />

manvolk op de been , trekkende, onder 't<br />

Haan op eenen koperen ketel, naar 't Excynshuis<br />

, dat opgebroken en geplonderd<br />

werdt. 't G?;regt liet wederom eenigen der<br />

ftoutfte Wyven vatten: 't welk den overigen<br />

hoop vrouwvolk, derwyze, verbitterde, dat<br />

zy<br />

(g) GrootPlakaatb. II. Öeel, kol. 294, 294. I. Deel, kol 551.<br />

(A) BAUIÏART- Meinor. VIU. ü»sk, W. 101. enz, VAN DES^<br />

SANDS V. Jluek, bl. 7L


XXXVII.BOEK. H I S T O R I E .<br />

Zy raazende naar 't Stadhuis liepen, de gevangenis<br />

los braken, en haare gezellinnen<br />

Verlosten. Voorts, werden de glazen van<br />

*t Stadhuis uitgefmeeten, en alles met vernieling<br />

gedreigd i 't welk de Wethouderfchap,<br />

eindelyk, noodzaakte, den nieuwen<br />

Excyns af te fchaffen, en vergiffenis te verkenen<br />

van 't gene 'er, in den oproer, misdreeven<br />

was. Doch 't Hof van Holland trok<br />

*ig, federt, deeze zaak aan, daagde eenige<br />

mannen, die men handdaadig hieldt aan<br />

den oproer, en verwees eenigen, die verfcheenen,<br />

in geldboeten Q% Den overigen<br />

werdt, daarna, door 's Lands Staaten, vergiffenis<br />

verleend (k).<br />

De zaaken der Ooftindifche Maatfchappye<br />

ftonden, ten deezen tyde, zeer voordeelig.<br />

Zy bezat nu vyfenveertig groote fchepen<br />

, voerde, op dezelven, en op haare fterkten,<br />

in Jndie, meer dan Vierhonderd metaalen,<br />

en omtrent zesendertighonderd yze- 1<br />

I6«6,<br />

Voor-<br />

Jeeligè<br />

iaat der<br />

DostinlifcheMaatchapren<br />

ftukkeh gefchuts, en hadt tienduizend l >ye.<br />

man, foldaaten en bootsgezellen, in haaren<br />

dienst (T). In Oogstmaand des jaars 1614, ,<br />

Ipilberhadt<br />

zy Joris van Spilbergen, met vier j ;ens<br />

fchepen, gezonden naar de Molukken. Hy 1 »gt,<br />

nam de reize door de Straat van Magellanes, \ loor de<br />

welke hy,in Grasmaand des volgenden jaars\ ' Zuidzee,<br />

doorzeilde. Voorts bezogt hy de kusten van<br />

Chili en Peru,de Portugeezen en Spanjaards,<br />

alomme, zo veel afbreuks doende, als hy<br />

kon. In Hooimaand, raakte hy, omtrent<br />

CO JUtroARf. Memor. VlII. flnek, bl. e».<br />

C» Refol. Holl. 1» Maart 1617. bl. 66<br />

C O liAUüAftT. Momor. /. lüo. Vg„ den eerfien Druk.<br />

X. DEEL, G<br />

Cal-


o8 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />

, 1616. Callao de Lima, flaags met eenige Spaanfche<br />

Gallioenen. Het Admiraals fchip derzelven<br />

werdt in den grond gefchooten: de<br />

overige Gallioenen genoodzaakt te wyken.<br />

Spilbergen, toen voortgezeild zynde, overviel,<br />

pionderde en verbrandde, in Oogstmaand,<br />

de Stad Payta: begaf zig, vervolgens,<br />

naar Aquapulco, daar de Spanjaards<br />

hem toelieten, zig te ververfchen, na dat<br />

men een onderling Verdrag gemaakt hadt.<br />

Van Aquapulco zeilde hy naar de Molukken,<br />

en kwam, in Lentemaand deezes jaars ,<br />

aan Ternate. Hier vondt hy de Stad Malaja<br />

in goeden ftaat. Daarna, naar Bantam<br />

verzeild, vernam hy, dat de Admiraal Steven<br />

van der Haagen drie Spaanfche Gallioenen<br />

en nog een groot Konings fchip verbrand<br />

hadt, voor Malakka. Ook hadt de<br />

Kommandeur Jan Dirkszoon Lam het Eiland<br />

Pulewai, een der rykfte Bandafche Eilanden,<br />

welk veel Nooten en Foelie uitleverde<br />

, overmeesterd. Spilbergen vertrok , in<br />

Wintermaand, wederom naar 't Vaderland,<br />

met twee fchepen, en kwam, in Zomermaand<br />

des jaars 1617, in Zeeland aan (ni).<br />

Men waardeerde de goederen, welke hy medebragt,<br />

op twee-entwintig tonnen fchats («).<br />

'tGewigtigfte, welk, dit jaar, door de Vereenigde<br />

Staaten, uitgevoerd werdt, was het<br />

losfen van Vlisfingen, Rammekens en Bricle,<br />

eertyds in verzekering gegeven aan Koningin<br />

Elizabet, en, tot hiertoe, bezet met<br />

En-<br />

{m) SPILBERG. Heïs rondsom den Aardk. VU ÈO, 39, 46,<br />

go, 61, 62, 63, 65, 66. BAUD ABT. Meinor. ƒ 170. van den<br />

tuften Druk.<br />

(*) BAUUART. Meirior. ƒ. 239. verf. van den eetjltn Drüi.


XXXVII BOEK. H I S T O R I E . 99<br />

Engelsch Krygsvolk. Men gaf den Advokaat<br />

Oldenbarneveld, in 't gemeen (V), de eer -<br />

Van 't gelukkig voltrekken eener handeling,<br />

die de Vereenigde Gewesten onthief van het<br />

eeniglle overblyffel hunner voorige afhangkelykheid<br />

van vreemde Mogendheden; en den<br />

Engelfchen ook den fchyn benam, waarop<br />

zy zig,buitens Lands, eenig gezag over deezen<br />

Staat plagten toe te fchryven. 't Zal der<br />

moeite wel waardig zyn, dat wy, beknoptelyk,<br />

ontvouwen, wat tot deeze gewigtige<br />

handeling aanleiding gegeven heeft.<br />

Wy hebben, reeds meer dan eens, aan- :<br />

d a t<br />

gemerkt (p), Jakob de I, van den aan- 1<br />

1616.<br />

IKVt<br />

luwafkshanr<br />

vang zyner Regeeringe af, fterke genegen- Jj<br />

eling<br />

heid getoond had, om zig, met Spanje, ti isfcheri<br />

door 't Huwelyk van zynen Zoon , Prinfe s lanje tw<br />

Henrik , met de Infante Anna Maria Mau- £ rooiritia,<br />

nader te verbinden. Doch deeze Prinfes<br />

was federt ondertrouwd, met Lodewyk<br />

den XIII, Koning van Frankryk Ook was<br />

Prins Henrik, in 't jaar 1612, overleeden<br />

(3). De Koning verloor, nogtans, de begeerte<br />

niet, die hy zo vroeg hadt aangekweekt.<br />

Filips de III. hadt nog eene Dogter,<br />

Maria genaamd, die merkelyk jonger<br />

was: en deeze hadt Jakob de L zynen Zoon *<br />

Karei, die, in Slagtmaand deezes jaars, tot<br />

Prins van Wales, verklaard werdt (rj, toegefchikt.<br />

Men meent, dat hy, de hoogfre<br />

verbeelding hebbende van de Koninglyké-<br />

CO Waat> Hift. van T. v. OLTIENCARNEV. ft m«<br />

CO IX. Dtel, tl. 360, 355.<br />

C?) RAPIN Tom. VII. p. 75.<br />

CO RAPIM Tom. VIÏ. p 105.<br />

G 2<br />

waar-


Bekommering,<br />

ioo VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK;<br />

waardigheid, juist een Konings Dogter,<br />

. voor zynen Zoon, begeerde: 't welk hem<br />

belette het oog te wenden naar een der Proteftantfche<br />

Hoven in Duitschland, en noodzaakte<br />

naar eene Roomfche Prinfesfe uit te<br />

zien. In Frankryk, waren ook nog drie Pnnfesfen,<br />

Zusters des jongen Konings. Doch<br />

de oudfte werdt, eerlang, den Prinfe van<br />

Spanje, de tweede den Prinfe van Piemont<br />

beloofd: zo dat de jongfte, nog in lang met<br />

huwbaar, alleenlyk overfchoot. Hy neigde<br />

hierom meer tot een Huwelyk met Spanje.<br />

Ook werdt hem, van daar, hoop gegeven,<br />

dat hy in zyn oogmerk flaagen zou: waarom<br />

hy, te eer, befloot, met Filips in onderhandeling<br />

te treeden, fchoon hy, om te beter<br />

voorwaarden te bedingen, te vooren goedgevonden<br />

hadt, aan 't Franfche Hof, over<br />

een Huwelyk met Katharina, tweede Dogter<br />

van Henrik den IV., te doen handelen<br />

0). Filips de III. hadt, meent men* in 't<br />

eerst, in 't aanbinden deezer handeh'nge, geen<br />

ander oogmerk, dan Koning Jakob, door<br />

de hoop op het Huwelyk, welk hy zogt, te<br />

wederhouden, van zig te moeijen met de<br />

zaaken van Gulik en Kleeve; fchoon hy, naderhand,<br />

van gedagten veranderd is. En<br />

dat men de Huwelykshandeling, van welke<br />

wy fpreeken, zeven jaaren lang, wist te rekken,<br />

aan 't Spaanfche Hof, geeft veel gronds,<br />

tot dit vermoeden (O-<br />

Zy was nog niet openlyk begonnen, ot<br />

men<br />

CO Aft. Publ. Anal. Tom. VII. P. II. p. 203, 213.<br />

CO RAPIN Tom. VII. f>. 105. 106.


XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 101<br />

men hadt 'er, in den Haage, de lugt van. 1616.<br />

De Advokaat Oldenbarneveld wist altoos<br />

middel, om kennis te krygen van de gehei­ hier te<br />

men des Engelfchen Hofs. En men maakte, Lande,<br />

5ver det<br />

daar, van dit voorgenoomen Huwelyk zo<br />

ze han­<br />

groot een geheim niet; waarom hy 'er te deling.<br />

ligter agterkwam. Elk zag, hier, gevaar<br />

voor den Staat, in zulk een Huwelyk, In 't<br />

byzonder, vreesde men, dat Filips,'als een<br />

der voorwaarden van het zelve, de overlevering<br />

der Steden van verzekering in Holland<br />

en Zeeland vorderen mogt; cn dat Jakob,<br />

die voor vreedzaam gehouden werdt,<br />

en zeer op het Huwelyk gefteld was, veelligt,<br />

tot deeze overlevering befluiten zou.<br />

De Staaten hadden, al eenige jaaren, verlangd,<br />

om zig van de lastige Engelfche bezetting<br />

te ontflaan (u). Doch meer dan agt<br />

millioenen guldens te vinden, die Koning<br />

Jakob, volgens de jongfte afrekening (V),<br />

nog van hun te vorderen hadt, viel moeilyk,<br />

en was, tot hiertoe, ondoenlyk geweest.<br />

De vrees voor de gevolgen' van het ontworpen<br />

Huwelyk, en de inhoud van het vyfde<br />

punt van het verdrag van den jaare 1604,<br />

iusfchen Spanje en Groot - Britanje (V), welk<br />

men zig, by deeze gelegenheid, te binnen<br />

bragt,deedt de Staaten, nogtans, befluiten,<br />

om te beproeven, of men Koning Jakob voldoen<br />

, en de Steden van verzekering losfen zou<br />

konnen.<br />

De gelegenheid hiertoe was hun gunftig. ] ikob de<br />

De I heeft<br />

f u) Negotiat. de TEANNIN TMI. II. fl. 05.<br />

O ) Zie IX. Deel, U. 344.<br />

£ » IX. Deel, bl. 175.<br />

G 3


geld<br />

gebrek.<br />

loa VADERLANDSCHE XXXVII.JW.<br />

De Koning was in geduurige verlegenheid<br />

om geld, welk hy zo rykelyk fpilde, onder<br />

een groot getal van gunftelingen (.x), dat hy,<br />

naauwlyks, middel wist, om de kosten zyner<br />

Hofhoudinge, behoorlyk, goed te maaken.<br />

Het Parlement, weetende hoe kwalyk<br />

's Konings inkomsten hefteed werden, was,<br />

federt eenigen tyd, onwillig geweest, om<br />

hem te onderfteunen. Het laatfte was, in<br />

't jaar 1614, vrugteloos, gefcheiden (y) t en<br />

't volk was thans zo misnoegd op de Regeering,<br />

dat het niet te wagten was, dat de<br />

Koning een nieuw zou befchryven: 't welk,<br />

nogtans, vereischt werdt, om, met 's volks<br />

genoegen, aan penningen te geraaken. Dit<br />

alles wist men, in den Haage. De eenige<br />

zwaarigheid beftondt maar in de zaak derr<br />

wyze te beleiden, dat de Koning de herlevering<br />

der Steden zelf voorfloeg; wanneer<br />

men gelegenheid hebben zou, om hem, met<br />

minder dan agt millioenen, te voldoen, welken<br />

men ten volle zou hebben moeten betaalen,<br />

als de herlevering, van der Staaten zyde,<br />

begeerd was geworden. En om den Koning<br />

hiertoe te brengen, werdt het ftuk, zo men,<br />

meent, voornaamlyk door beftelling des Advokaats,<br />

op deeze wyze, aangelegd.<br />

XXVII. Men liet de Engelfche bezettingen, in de<br />

Beleid Steden van verzekering, eenigen tyd, onbe­<br />

van Oltaald. Zy vielen, hierop, klagtig aan den<br />

denbarneveld<br />

Koning, die de Staaten vermaande, op hel<br />

ca Kaïoii .voldoen der knegten te pasfen. Men beriep<br />

zig<br />

O) RAT*IN Tom. VII. p. 107.<br />

Cy) RAPIN fq.it, VII. p, 9V


XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 103<br />

zig op den flegten ftaat van 's Lands geldmiddelen,<br />

veroorzaakt door den kryg. Aan<br />

't Krygsvolk gaf men goed befcheid; doch 1<br />

verfchoof hunne voldoening, van tyd tot tyd. ;<br />

1616.<br />

>m de<br />

iteden<br />

'an ver­<br />

In Engeland, hieldt, men aan, met dringen ]<br />

zekering<br />

op betaaling, by den Staatfchen gezant Noël \ e losfeti.<br />

de Karon, die, eindelyk, als uit zig zeiven,<br />

voorfloeg n dat de Staaten, veelligt, beflui-<br />

„ ten zouden, het uiterfte hunner pooginn<br />

gen in 't werk te ftellen, om alle 's Konings<br />

agterftallen te voldoen, en 't geld, daartoe<br />

w noodig, tot eene hooge Rente, op te neen<br />

men; zo zyne Majesteit kon goedvinden,<br />

5, hun de herlevering der Steden van verze-<br />

„ kering aan te bieden." Deeze opening<br />

vond gehoor, by den Koning, die ontbloot<br />

was van geld; en by de Hovelingen, die hunnen<br />

mond reeds, om ftryd, maakten op deezen<br />

vetten buit. De Koning fchreef, kort<br />

hierna, aan de Staaten „dat hy, hen aan-<br />

„ ziende voor zyne goede vrienden en bond-<br />

„ genooten, die een' en denzelfden Gods-<br />

?, dienst met hem beleeden, en in de algen<br />

meene zaaken, het zelfde belang hadden<br />

„ als hy, geene reden hadt, om te dugten,<br />

„ dat 'er ooit eenig misverftand ontftaan zou ,<br />

w tusfchen hen beide: om welke oorzaak,<br />

w hy, zo zy begeerden zig in 't bezit te ftellen<br />

van hunne Sceden, genegen was, om<br />

„ hun dezelven weder te geeven." De Staaten<br />

draalden niet, met hun befluit. Karon<br />

kreeg last, om met den Koning te handelen.<br />

Jakob de I. magtigde zynen geheimen<br />

Raad, om de zaak met hem af te doen (z),<br />

C*) A& Publ. Angl. Turn. VII. P. II, p, zv*<br />

G 4<br />

en


iëi6.<br />

De Engel<br />

fche<br />

bezetting<br />

trekt uit<br />

Briele,<br />

Vlieringen<br />

en<br />

Rammekens.<br />

Oordcel<br />

van 't<br />

Franfche<br />

Hof,<br />

over 't<br />

herleveren<br />

der<br />

verpandeSteden.<br />

104 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />

en men was 't eens, binnen weinige dagen.<br />

De Staaten verbonden zig, den Koning, voor<br />

alle agterftallen, twee millioenen zevenhonderdagtentwintigduizend<br />

guldens eens te betaalen<br />

(a): en deeden 't, op den beftemden<br />

tyd. De bevelhebbers der Steden van verzekering<br />

kreegen, nog voor 't einde van<br />

Bloeimaand, last, om dezelven te ruimen (f).<br />

Prins Maurits toog, in Zomermaand, naar<br />

den Briele, om bezit van deeze Plaats en<br />

van de twee onderhoorige Sterkten te neemen.<br />

De Engelfche bezetting, driehonderdvyfenzestig<br />

man fterk, verliet de Stad, op<br />

den elfden. Ten zelfden dage, trok de bezetting<br />

van Vli'-fingen en Rammekens, die zeshonderd<br />

man fterk was, uit deeze twee Plaatfen.<br />

De Staaten hielden, nogtans, het Engelsch<br />

Krygsvolk in hunnen dienst, Hellende,<br />

ten verzoeke van Koning Jakob, Robert,<br />

Burggraaf l'Ile , die Bevelhebber van<br />

Vlisfingen en Rammekens geweest was, tot<br />

Overfte van het zelve aan (c). Horatio Vere,<br />

gewezen Bevelhebber van den Briele,<br />

bleef ook in den dienst deezer Landen. Aan<br />

't Franfche Hof, hieldt men het overleveren<br />

der verpande Steden voor zulk een' onvoorzigtigen<br />

ftap van Koning Jakob, dat<br />

fommigen niet fchroomden, aan den Engelfchen<br />

Gezant, Thomas Qdmonds, te verklaar<br />

ren „dat men, in Frankryk, jaarlyks, de<br />

„ Staa­<br />

rt


XXXVII.BOEK. H I S T O R I E . 105<br />

j, Staaten met groote fommen onderfteunde,<br />

?, hun daarenboven veele millioenen , die<br />

s, voor deezen waren opgefchooten, kwyt-<br />

„ fcheldende, om hen te brengen tot de af-<br />

„ bangkelykheid , waartoe Groot - Britanje<br />

w hen , door het bezetten der verpande Ste-<br />

J} den , gebragt hadt : waarom Koning Jan<br />

kob zig nergens door moest hebben laa-<br />

„ ten beweegen , om deeze Steden te rui-<br />

?J men." Men voegde 'er by „ d-at Frankje<br />

ryk, tot hiertoe, geen' invloed gehad hadt<br />

„ op den Vereenigden Staat, dan door het<br />

n ftyven van Oldenbarnevelds aanhang ;<br />

w hebbende de Koning van Groot-Britanje,<br />

„ aldaar , de gunst der menigte weeten te<br />

M winnen: doch nu fcheen hy veel voordeels<br />

w aan Frankryk, boven Groot-Britanje, te<br />

„ willen afïlaan (/)." Zo fprak men, meer,<br />

veelligt, om Koning Jakob lpyt aan te doen,<br />

dan om dat men waarlyk dagt, dat hy, by<br />

de Staaten , veel gerekend geweest was.<br />

Nogtans keurden ook veele Engelfchen het<br />

overleveren der Steden af. En fommigen<br />

hebben gefchreeven, dat Koning Jakob, befpeurende<br />

, dat men hem , met het losfen<br />

deezer Steden, verkloekt hadt, na dien tyd,<br />

altoos, een kwaad gevoelen behouden heeft<br />

tegen den Advokaat Oldenbarneveld (e~).<br />

Over den Lakenhandel, was, federt eenigen<br />

tyd, ook wederom gefchil gereezen met<br />

*de Engelfchen , die geverwde Lakens herwaards<br />

voerden , welken men , hier , niet<br />

wil-<br />

fj) T. BIRCH Negniht. from 1591 te 1617. ƒ>. 39Ö.<br />

(>j AHBEUST Memair. p. 319.<br />

G 5<br />

Gefcbnlen<br />

met<br />

Engeand,oirer<br />

den<br />

Lakenhandel.


toé VADERLANDSCHE XXXVII. BOEK.<br />

wilde ingebxagt hebben, alzo zulks ftrekte tot<br />

benadeeling der verweryen deezer Landen.<br />

Koning Jakob hadt, hierop, wederom den<br />

uitvoer der witte en ongeverwde Lakenen verbooden<br />

5 't welk den verweren, met naame<br />

die van Middelburg , alwaar men den ftapel<br />

der Engelfche Lakenen hieldt, niet minder<br />

nadeelig was. De Staaten hadden toen hun<br />

verbod in zo verre veranderd, dat zy den invoer<br />

van gefprenkelde of gemengde Lakenen<br />

toebeten (ƒ> Voorts, werden de Engelfche<br />

Lakens ook zo fmal en flegt gemaakt, dat de<br />

Staaten dienftig oordeelden , hiertegen, by<br />

verfcheiden' Plakaaten op het onderzoek of de<br />

tarra der Lakenen, te voorzien (jg). Maar<br />

Koning Jakob hadt, ook hierover, ongenoegen<br />

opgevat (h): waarop, in Bloeimaand des<br />

laars 1617, een Plakaat volgde, by welk, de<br />

iroorigen, op de tarra der Engelfche Lakenen<br />

ijemaakt, een weinig gemaatigd werden (f).<br />

De Oktrojen , den Engelfchen Koopluiden<br />

rerleend, werden , ten zelfden tyde , vernieuwd<br />

(k). Te vooren, was reeds toege­<br />

: daan , dat men allerlei geverwde Engelfche<br />

Lakens naar Middelburg voeren, en, aldaar,<br />

tan vreemdelingen, om buitens Lands verzon,<br />

( len te worden, verkoopen zou mogen: blyrende,<br />

voor 't overige, de voorige Plakaa-<br />

1 en, in genoegzaame kragt (7).<br />

TM?/lïeT^Ff^'<br />

U D<br />

' el<br />

'<br />

II7<br />

°' BAUDAJlT<br />

(g) Groot-PIakaatb. I. Deel, koi 776, 780.<br />

(ft ) BAUTMRT. Mcmor. VIII. Uuek, hl. 64.<br />

(O Grooc-Plakaatb. I. Deel, kol. 776, 7H0.<br />

(t) Gwot-Plakaatb. I. Deel, kol. 766.<br />

(O Gruot-Plakaatb. II. Deel, kol. «277, c?7p'<br />

-<br />

Mem0<br />

*<br />

In


XXXVII. BOEK. H I S T O R I E. 107<br />

In Frankryk 9 waren, na de dood van Hen-<br />

Tik den IV., veranderingen voorgevallen ,<br />

die niet zeer gunftig gehouden werden, voor xxvnr,<br />

den Vereenigden ötaat. De Koningin We­ Staat varj<br />

Frank*<br />

duwe , die 't Ryk, geduurende de minder- ryk.<br />

jaarigheid van Lodewyk den XIII., regeerde<br />

, volgde andere maatregels , dan Henrik<br />

de IV. gedaan hadt, Zy handelde, reeds in<br />

't jaar i 611, over een dubbel Huwelyk, tusfchen<br />

haaren Zoon en Anna, Infante van<br />

Spanje, en tusfchen den Infant, Filips, en<br />

haare Dogter, Elizabet (m). In 't volgende<br />

jaar, werden deeze Huwelyken geflooten,<br />

en , onder anderen, beraamd , dat Koning<br />

Lodewyk en de Infante, of derzelver nakomelingen<br />

nimmer regt zouden konnen verkrygen<br />

, op de Spaanfche Ryken en Heerlykheden,<br />

byzonderlyk niet op Vlaanderen<br />

(3) en de Graaffchappen van Bourgondie en<br />

Charolois, die, na 't affterven der Aartshertogen<br />

zonder nakomelingen , wederom aan<br />

Spanje zouden moeten vervallen. Van den anderen<br />

kant, werdt vastgefteld, dat de nakomelingen<br />

van Filips en Elizabet nimmer regt<br />

op Frankryk , of eenige Franfche bezittingen<br />

zouden mogen voorwenden (n). 't Sluiten<br />

van deeze twee Huwelyken verwekte,<br />

zo dra het rugtbaar werdt, veel gemorsin 't<br />

Ryk,<br />

Cm) Voiez Du MONT Orps Diplom. Tom. V. P. II. p. 165,166.<br />

(») Du MONT Corps Diplom. Tom. V. P. II. p. 2T5, 217.<br />

Snpplem- au Corps Diplom. Tom. 11. P. I. p. 283.<br />

(3) Omtrent deezen tyd, begon men het deel der<br />

Nederlanden, welk onder de Aartshertogen itondt,<br />

naar de voornaamfte gewesten, Vlmnfaren, of ook<br />

wel Brabant te noemen,


io3 VADERLANDSCHE XXXVII.BOEK.<br />

ifJifj. Ryk. De Hugenooten in 't byzonder vreesden,<br />

dat zulk eene naauwe verbindtenis met<br />

Spanje ftrekken zou, om hun de vryheid<br />

van Godsdienst, welke zy, federt eenige<br />

jaaren, genooten hadden, te doen verliezen.<br />

Biiinen- Henrik van Bourbon, Prins van Condé, mislandfchenoegd<br />

, dat men hem geen deel aan 't bewind<br />

oorlog.<br />

gaf, en den Florentyn Conchini, die, in 't<br />

jaar 1614 , tot Maarfchalk van Frankryk,<br />

verheeven, en federt Maarfchalk iAncre genoemd<br />

werdt, 't voornaam beleid der zaaken<br />

toevertrouwde, fpande famen, met Cezar<br />

van Bourbon, Hertog van Vendöme,<br />

Henrik van Orleans, Hertog van Longueville,<br />

Henrik van Lotharingen, Hertog van<br />

Mayenne, Karei van Gonzaga, Hertog van<br />

Nevers , Henrik van Luxemburg, Hertog<br />

iran Pinei, Henrik van la Tour dAuvergne,<br />

Hertog van Bouillon, en verfcheiden' andere<br />

Grooten , die zig allen van 't Hof ont-<br />

: lielden, en eenen opiland verwekten om de<br />

/oorgenomen' Huwelyken te beletten, welke,<br />

i edert, de kryg der Henrikken genoemd werdt,<br />

mi dat de voornaamfte Grooten deezen naam<br />

iroegen. Men trof wel een verdrag met dee-<br />

:e Grooten, in 't jaar 1Ó14; doch 't werdt<br />

i ïaast verbroken. Condé bemagtigde, in 't<br />

•\ volgende jaar , verfcheiden' fterke Plaatfen.<br />

] n Louwmaand des jaars 1616, werdt 'er,<br />

T wederom , een Verdrag gemaakt, tusfchen<br />

C len Koning, die nu, ruim een jaar gelee-<br />

< ien, meerderjaarig geworden was, en de Redering<br />

aanvaard hadt, en de misnoegden.<br />

i<br />

( 5eduurende den binnenlandfchen kryg in<br />

p<br />

rankryk, hadden de misnoegden, met naa­<br />

J<br />

me


XXXVII. BOEK. H I S T O R I E . 109<br />

me de Hertog van Bouillonom onderlïand 1616.<br />

aangehouden , by de Vereenigde Staaten :<br />

doch hierop was niets geflooten (0). De Ko­ De Staa*<br />

ning hadt, daarentegen, Benjamin Aubery, ten biedenLo­<br />

Heer vanMaurier, in 't voorleeden jaar, herdewykwaards gezonden : die de Staaten bewoog, den XIII.<br />

om den Koning hunne hulp aan te bieden; hurineii<br />

't welk veel toebragt , om de misnoegden byftatld<br />

aan.<br />

aan de hand te doen gaan. De Prins van<br />

Condé gaf den Staaten, terfïond, kennis van<br />

de getroffen' vrede, te gelyk verdedigende 't<br />

gedrag, welk hy gehouden hadt (p). Maurier<br />

deedt, van gelyken(q). Condé, zig op<br />

*t verdrag vertrouwende, verfcheen, in Hooimaand<br />

, ten Hove. Doch de Maarfchalk<br />

d'Ancre, die 't oor der Koninginne Moedel<br />

hadt, bragt te wege, dat hy gevat en in de<br />

.Baftille gezet werdt. Maurier deelde deö<br />

Staaten dit gewigtig nieuws, zonder uitftel,<br />

mede; en alzo men, ter deezer gelegenheid,<br />

nieuwe beweegingen in Frankryk te gemoet<br />

zag, begeerde hy, uit 'sKonings naam, dat<br />

de Franfche troepen, in Staaten dienst, naar<br />

Frankryk, te rug gezonden werden. Ook<br />

vorderde Lodewyk de XIII., dat men hem,<br />

van hier, met zes Oorlogsfchepen , onderfteunde.<br />

De Staaten bewilligden, in 't een<br />

en in 't ander. Doch het fluiten van 't Verdrag<br />

van Soisfons, daar het vermoorden van<br />

den Maarfchalk d'Ancre, met 'sKonings kennisfe,<br />

in Grasmaand des volgenden jaars, op<br />

volgde , maakte deezen onderftand noode-<br />

(e") BAUDAB-T. Memor. VIII. Boei, bl. 43.<br />

C/O ISAUDAHT. Memor. VIII. Boek, bl. 81.<br />

BAUDART. Memor. VIII. Bmk, bl. 9j,<br />

loos.


tms.<br />

XXIX.<br />

De Staatenonderfteunen<br />

de<br />

Venetiaanen,<br />

te^en den<br />

Aartshertoge<br />

van<br />

Oostenryk.<br />

t<br />

ï Ï ó VADKRL. MIST. XXXVII. BoEg,<br />

loos. De rust fcheen, door de dood van dee*<br />

zen gehaaten gunfteling, herfteld te zyn,<br />

in Frankryk (r). Doch zy duurde ilegts eene<br />

korte wyle.<br />

De zeefchuimeryen der Uskoken, ingezetenen<br />

van 't Landfchap Istrie, die Ferdinand*<br />

Aartshertog van Oostenryk en Heer van dit<br />

Landfchap , niet hadt willen of konhen beletten,<br />

hadden, in dit jaar, gelegenheid ge­<br />

geven, tot eenen kryg, tusfchen dien Aarts­<br />

hertog en den Staat van Venetië, De Venetiaanen<br />

vervoegden zig, om onderhand, by<br />

de Vereenigde Staaten, die hun toeftonden *<br />

dat zy hier drieduizend man liéten werven,<br />

welken, onder 't bevel van Graave Jan Ernst<br />

van Nasfau, in hunnen dienst, overgingen*<br />

Zy vertrokken te fchepe ; doch niet voof<br />

Sprokkelmaand des volgenden jaars. Al deele<br />

manfchap fmolt, door ziekte en ongemak,<br />

Dp eenige honderden na, in den kryg, die,<br />

3en gantfchen Zomer, vinnig voortgezet<br />

«rerdt. Graaf Jan zelf overleedt, in den na*<br />

Somer, te Venetië (f). Kort hierna, werdê<br />

er een Beftand getroffen (V).<br />

CO AUBERY Memoir. p. 383-39$- DANIËL Joum. de touti<br />

nil. p. m-vm.<br />

Cr) Refol. Holl. 30 Sept. — 22 OBob. 1616. bl. 22. tl'mnk<br />

j klemor. VW. Jlnek. bl. 61. IX. Roek, bl. 115.<br />

(,*) Fuiez Do MONT Corps Diplom. Tom. V. f. n. p. 304.'<br />

V A


VADERLANDSCHE<br />

HISTORIE.<br />

AGTENDERTIGSTE BOEK*<br />

I N H O U D .<br />

L De Staaten van Holland neemen een nieuW<br />

befluit tot weering van fcheuring. Zy doen<br />

eene bezending naar Amfterdam. II. Redevoering<br />

van Hugo de Groot, in de Vroedfchap<br />

aldaar. III. Befluit der Vroedfchap. De<br />

Staaten blyven by de voorige Refolutien. IV.<br />

Twist, op verfcheiden' Plaatfen, ter gelegenheid<br />

der flrydige Befluiten j onder de Leden<br />

van Holland. Keuren van Schieland. De<br />

Contraremonftranten winnen gunst. V. Hunne<br />

vergaderingen te Amfterdam en in den<br />

Haage. De Remonftranten vergaderen, insgelyks.<br />

Zy verbinden zig onderling. Vl.Oorfprong<br />

der afzonderinge, te Amfterdam. 'f<br />

Graauw ftoort aldaar der Remonftranten Vergadering,<br />

en piondert het Huis van Rem EgbertszoonBis/chop.Vll.DeContraremonftranten<br />

neemen de Kloosterkerk in den Haage in><br />

VIII. Prins Maurits gaat in deeze Kerke. Afzondering<br />

in andere Steden. IX. Raadpleegingen<br />

op het houden eener Nationaale Sinode. X.<br />

Onderftand aan den Hertoge van Savoye verleend.<br />

XI. Verfchil tusfchen de Vorften van<br />

Brandenburg en ISieuwburg. Inbreuk op V Be-<br />

ftand*


na VADERLANDSCHE XXXVUI.BOÈE.<br />

ftdnd. Zweeden Verzoekt kuip tegen Poolen.XIL<br />

Ontdekking van de Straat van le Maire. Walvis<br />

fchen ge ftr and. De Parmer bedykt. Xlïl.De<br />

fcheuring geeft aanleiding, tot ongewoone verandering<br />

in deRegeering.XW. Oor zaaken van<br />

'taanneemen van Waardgelders. Zogenaamde<br />

fcherpe Refolutie derStaaten vanHolland.XV.<br />

Hunne inzigten op V ftuk van den Godsdienst.<br />

Vyf Steden kanten zig hiertegen. XVI. Bezending<br />

naar Zeelanden naar Dordrecht, op<br />

ftuk van de Sinode. Ontfchuttering te Leiden.<br />

Oldenbarneveld te Utrecht. Waardgelders aldaar<br />

aangenomen. XVII. Verskillen met de<br />

Geregtshoven. Onlust te Haarlem. Te Nieuwkoop.<br />

Hogerbeets wordt Penftonaris te Leiden.<br />

XVIII Maurits brengt bezetting in den Briel.<br />

Gerugten ten laste van hem en van den Advokaat<br />

.XIX. Handelingover V houden eener JSationaale<br />

ofProvinciaale Sinode.Dordrecht hier<br />

toe benoemd. Aanmerkelyke woorden des Advokaats.<br />

XX. De Engelfche Gezant Karleton<br />

raadt de Sinode aan.WeegfchaalzynerRedetivoering.<br />

XXL Redevoering van den Frarfchen<br />

Gezant Maurier.Prins Maurits bezoekt eenige<br />

Steden. Schryftaandezelven. XXII. Voorflag<br />

van vyfSteden op"t ftuk der Sinode.Verklaaring<br />

van Haarlem. Oordeelen over dezelve. XXIII.<br />

Prins Maurits verandert de Regeering te<br />

Nieuwmegen. Overysfel bewilligt in de Sinode.<br />

XXIV. Schimpfchriften tegen den Advokaat*<br />

Merkwaardig zeggen van Prinfe Maurits. De<br />

Advokaat verdedigt zig. Schriften vanAarfens<br />

XXV. Beweegingen te Utrecht en ie Leiden*<br />

De Prins komt te Utrecht. Vertrekt wederom.<br />

Byeenhmst ten huize van Tref el. XXVI. Ver»<br />

toog


XXXVIII.BOEK. H I S T O R I E . 113<br />

tosg van Holland, op V pluk der IVaardgelders.<br />

XXVII. De algemeene Staaten en dit<br />

van Holland doen eene bezending naar Utrecht.<br />

XXVIII. Prins Maurits komt 'er,<br />

insgelyks. Handeling aldaar. XXIX. Amfterdam<br />

zendt ""er ook Gemagtigden. Ds<br />

Waardgelders worden afgedankt. Verandering<br />

der Regeeringe te Utrecht. XXX.Voorftel<br />

van Boiftfe. De Nationaale Sinode werdt<br />

byeen geroepen».<br />

TT\E Staaten van Holland, ziende de Ge-<br />

JL#/ meente, op verfcheiden' Plaatfen, zig<br />

fchikken tot afzondering, hadden, op den<br />

agttienden van Lentemaand, wederom een Befluit<br />

genomen, by meerderheid van ftemmen,<br />

bevestigende de voorgaande Befluiten op de<br />

vrede der Kerken, en verbiedende alle partyfchap,<br />

fcheuring en oneenigheid, onder bedreiging,<br />

dat de fchuldigen, als verftoorders<br />

der gemeene ruste, zouden geftraft worden (a).<br />

Amfterdam en eenige andere Leden hadden zig<br />

egter gekant tegen dit Befluit, waardoor het<br />

weinig klem kreeg (F). 'tSchyntook,datmen,<br />

ten deezen tyde, eenig vermoeden hadt, onder<br />

de Staaten, dat de tegenwoordige Regeering<br />

wankel ftortdt, ter gelegenheid van welk<br />

vermoeden , die van Amfterdam verklaard hadden,<br />

dezelve te willen handhaaven, alzozy,<br />

nevens de andere Leden, verftonden, dat dè<br />

opperfte magt, beide over kerkelyke en burgerlyke<br />

perfoonen en zaaken, den Staaten toekwam.-<br />

a~) Uefol. Holl. 1 Maart — 26 April 1616. il. 4.<br />

9) HAUDART Memor. VUl./Joei, bt.ij, UÏTENBÖG. b'. 343,'<br />

X. DEEL. H<br />

1616.<br />

1.<br />

De Smten<br />

van<br />

Holland<br />

neemen<br />

wederom<br />

een Befluit<br />

, tot<br />

weering<br />

van<br />

fcheuring<br />

en ver 1<br />

,<br />

deeldheid.-


Ï6Ï6.<br />

Zy doen<br />

eene bezending<br />

san Amfterdam.<br />

IL<br />

Redevoering<br />

van de<br />

Groot,<br />

Sn de<br />

Vroedfchap<br />

a'-<br />


XXXVIII.BOEK. H I S T O R I E . 115<br />

j, willen voegen by de meerderheid;" ver­ 1616.<br />

volgde hy te zeggen n dat de Staaten, met<br />

n blydfchap, verftaan hadden, dat de Stad de<br />

j, tegenwoordige Regeering wildé handhaaven,<br />

en misnoegd was op zulken, die, door<br />

, } woorden of fchriften , dezelve Regeering<br />

„ veragt of verdagt zogten te maaken: dat<br />

w hun ook zeer aangenaam geweest was, te<br />

verneemen, dat Amfterdam, nevens de anj,<br />

dere Leden, begreep, dat den Staaten de<br />

i, hoogfte magt toekwam, over kerkelyke eri<br />

?, burgerlyke perfoonen en zaaken : een beft<br />

grip, altoos voorgeftaan door de Evangen<br />

lifche Leeraars, en welks tegendeel alleen<br />

5, in de Roomfche Kerke gedreeven werdt ;<br />

j, een begrip ook, Welk vanwylenzyhëDoorn<br />

lugtigheid, altoos, was verdedigd, 't Was,<br />

ging hy voort, aan de andere zyde, kénlyk*<br />

dat de Staaten, menigwerf, opregtelyk vérj,<br />

klaard hadden , den waaren Christelyken<br />

,, Hervormden Godsdienst te Willen blyvefl<br />

„ Handhaaven, zonder te gedoogen, dat, op<br />

den zeiven, eenige de minfte inbreuk gen<br />

fchiedde. Uit het een en het ander nu, was<br />

„ op te maaken, dat men't, in denvoornaamr<br />

„ ften- inhoud der Refolutien, onlangs, overgew<br />

zonden aan de Steden, Dorpen en Klasfen,<br />

„ volkömenlyk eens was. Want dèeze Refolutien<br />

betroffen twee Hoofdpunten, de Regeen<br />

ring der Kerken, en het verdraagen van een<br />

nige Godgeleerde verfchillen. Op het eerfte,<br />

», punt was niets vastgefteld, dan 't gene be-<br />

9, greepen was in de Kerkenordening van den<br />

w jaare 1591, die, by zyne Doorlugtigheid,<br />

% by de twee Geregtshoven, en zelfs by my-<br />

H s „ ne


ii6 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK.<br />

löifj. » ne Heeren van Amfterdam was goedgekeurd.<br />

Delft, Gouda, Rotterdam en Md*<br />

» denblik begreepen toen, dat der burgerlyke<br />

Overheid, by deeze Kerkenordening, nog te<br />

» weinig gezags gelaaten was , waarom zy<br />

,, zwaarigheid gemaakt hadden, in 't aanned-<br />

„ men derzelve. Doch nu hadden zy berouw<br />

y, gekreegen van hunne voorgaande naauwge-<br />

„ zetheid, en in de Kerkenordening bewilligd,<br />

j, Ook was, by dezelve, genoeg gezorgd, voor<br />

«, 't belang van den Godsdienst, konnende<br />

„ niemant bevorderd worden tot den Kerken-<br />

„ dienst, dan na voorgaand kerkelyk onderzoek<br />

op zyne Leer en gedrag, en moetende<br />

„ de naameti van Leeraaren en Ouderlingen,<br />

voor derzelver bevestiging, der Gemeente<br />

„ worden voorgefteld, op dat elk, die iets op<br />

„ hen te zeggen wist, zig vryelyk zou mogen<br />

w openbaaren. Doch naardien de Kerk, de Steden<br />

en ft gantfche Land belang hadden, om<br />

w te weeten, wie den predikftoel betradt, en<br />

„ tot de gemeente fprak; zo moest de Over-<br />

„ heid hiervoor zonderlinge zofg draagen, die<br />

„ nogtans derwyze gemaatigd,was, by de ge-<br />

„ melde Kerkenordening, dat de Kerkenraad<br />

„ de helft, en de Gemagtigden der Overheid<br />

w de andere helft benoemden, mids deeze Ge-<br />

„ magtigden den welftand van Kerke en Gods-<br />

„ dienst toegedaan waren. Wat het verfchy-<br />

„ nen deezer Gemagtigden in de Kerkenraa-<br />

„ den aanging; zulks was, van 't begin der<br />

„ Hervorminge af, in eenige Steden, met<br />

„ naame te Enkhuizen, in gebruik geweest,<br />

en ftrekte tot bevordering van goede vers<br />

ftandhouding tusfchen de Overheden en


XXXVIII.BOEK. H I S T O R I E . 117<br />

» Kerkendienaars, die hunne bezwaarnisfen,<br />

» op deeze wyze, te ligter, voor de Overhe- •<br />

» den konden brengen. En nog werdt dit<br />

„ punt gelaaten aan de befcheidenheid der<br />

„ Wethouderen.. Wenfchelyk ware't, dat, op<br />

» deeze en andere punten, al voor veele jaa-<br />

*> ren, een vaste voet ware beraamd geweest,<br />

„ alzo elke Stad fchier eene byzondere wyze<br />

» volgde, in 't verkiezen der Kerkendienaa-<br />

„ ren, waaruit veele onlusten en beweeginn<br />

gen gereezen waren: waarom de Staaten niet<br />

langer hadden konnen nalaaten, eenige or-<br />

» de, by voorraad, te ftellen. Het tweede<br />

Hoofdpunt der Refolutien, 't verdraagen<br />

n der verfchillende gevoelens over Gods<br />

«, Voorfchikking met het gene 'er aankleefde,<br />

?, (leunde, klaarlyk, op deeze grondleer der<br />

„ Hervorminge, dat de Leerftukken waren, of<br />

„ tot den grondflag behoorende, of tot hetgen<br />

bouw. Dat de eerften weinig in getal, klaar<br />

„ om te verftaan, en noodzaakelyk om te gew<br />

looven waren. Dat de anderen, zo zy met<br />

Gods woord overeenkwamen, by goud en<br />

„ zilver; zo niet, by hooi en floppels, vergelee-<br />

„ ken werden; doch dat de bouwers van zulk<br />

„ hooi en ftoppels, nogtans, de zaligheid niet<br />

j, verliezen zouden: waarom zy ook in de Ker-<br />

„ ke behoorden gedraagen te worden, 't Stry-<br />

3, dig gedrag des Pausdoms, welk de luiden,<br />

?, om allerlei Leerlhikken, bande enverdoem-<br />

„ de, hadt men, by ons, altoos, den geest des<br />

„ Antichrists genoemd. En op 't verwyt van<br />

„ verfchillende Godsdienften onder ons, was<br />

„ altoos geantwoord, dat onze verfchillende<br />

j, gevoelens geenèn verfchillenden Godsdiensf<br />

H 3 „ maak-


ïfji6.<br />

ii 8 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK,<br />

55 maakten, noch de Kerkelyke eenigheid bran<br />

ken, alzo weinig, als zulks, vanouds,door<br />

» de verfchillende gevoelens der eerfte Chris-<br />

» ten - Leeraaren, plag te gefchieden. Ook<br />

» hadden de Evangelifche Kerken deeze ver-<br />

» draagzaamheid niet flegts geleerd -, maar met<br />

» der daad geoefend, 't Was, eenen tyd lang,<br />

„ gedaan , tusfchen Luther en de Zwitfers:<br />

„ daarna, in Poolen en Lithauwen, tusfchen de<br />

„ Kerken van de Augsburgfche, Boheemfche<br />

» en Zwitferfche belydenis , onder welken<br />

„men, tot heden toe, over en weder, ter<br />

„ preeke en ten Avondmaal ging, eikanderen<br />

» houdende voor regtzinnige kerken. ïus-<br />

„ fchen die van de Augsburgfche belydenis<br />

„ en de Husfiten en Waldenzen in Boheeme,<br />

„ was, insgelyks, kerkelyke eenigheid. De<br />

„ Hervormden in Duitschland hadden ze den<br />

„ Lutherfchen ,. meermaalen , aangebooden,<br />

„ De Nederlandfche Kerken zeiven hadden<br />

„ 'er toe gearbeid, met redenen en fchriften,<br />

„ by verfcheiden' gelegenheden. De Luther-<br />

„ fche Predikant te Woerden was, in den jaa-<br />

„ re zestienhonderd en vier, door deZuidhol-<br />

„ landfche Sinode, verzogt tot vereeniging.<br />

„ In Engeland, in Zwitferland en elders, wa-<br />

„ ren, over verfcheiden' punten, gefchillen<br />

„ gereezen, zonder dat daarom de kerkelyke<br />

W eenigheid verbroken was. Franciskus Ju-<br />

„ nius, Profesfor te Leiden, hadt een boek<br />

„ gefchreeven, tot aanpryzing der onderlinge<br />

„ verdraagzaamheid. De gemelde Sinode, ge-<br />

„ waarfchuwd door de Franfche Kerken, te-<br />

„ gen eenige doolingen van Piscator, Profes-<br />

„ for te Herborn, in 't Graaffchap Nasfau,


XXXVIII.BOEK. H I S T O R I E . 119<br />

• ö hadt deeze Kerken vermaand, de zaak bui-<br />

„ ten fcheuring te houden. Tilenus, Profes-<br />

„ for te Sedan, 't gevoelen van Piscator toe-<br />

„ gedaan , met Molin^us in gefchil geraakt<br />

M zynde, werdt, zo wel als zyne party, in eene<br />

JJ en de zelfde Kerke gedraagen. Hier te Lan-<br />

J3 de en eiders, waren zy ook altoos vereenigd<br />

n gebleeven, die de Predestinatie of Goddelyw<br />

ke Voorfchikking, onder en boven den val,<br />

en onder voor waaiden, leerden; gelyk, in de<br />

J3 Haagfche Conferentie, door de broeders,<br />

aldaar Contraremonftranten genoemd, ver-<br />

?) klaard was, dat, hierover, nooit, onder<br />

hen, eenig gefchil was geweest.<br />

, 3 Wie nu, vervolgde de Groot, was20 ver»<br />

w metel, dat hy, 't gene, in de gemelde Consj,<br />

ferentie, ter eeiier of ter andere zyde, over<br />

„ de vyf punten, beweerd was, voor noodzaakelyk<br />

ter zaligheid durfde houden ? Imw<br />

mers, moesten de noodzaakelyke punten<br />

w klaar zyn« voor elk : maar de Leer der Predestinatie<br />

verltonden veele eenvpudigen;<br />

5, niet. Zou men deeze allen uitlluiten van<br />

w de zaligheid? Beide de gevoelens kwamen<br />

j, hierin overeen, dat Gods befluiten en wer-<br />

53 kingen omtrent 's menfchen zaligheid ge-<br />

„ grond waren in Christus. Beide behielden<br />

s, ze, derhalve, het fondament, welk Christus<br />

„ is. 't Verfchil was, voornaamlyk, over de or-<br />

5? de van Gods befluiten en voprweetenfchap,<br />

„ die, nogtans, beide van eeuwigheid waren..<br />

„ En waren, hierover, zulke diepzinnige vraa-<br />

„ gen voorgefteld, dat 'er de geleerdften zig<br />

„ naauwlyks hadden weeten door te redden»<br />

v De verdraagzaamheid omtrent deeze pun-<br />

H 4 tzï\


i«o VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK,<br />

5« ten behoorde zig ook over de Leeraars uit<br />

5« te ftrekken, die zo wel hunne doolingen en<br />

p zwakheden hadden , als de gemeene Lidjj<br />

maaten. Ook was zy, met der daad, on-<br />

?? der de Leeraars, geoefend. Bullingerus en<br />

„ Melanchton verfchildenmetKalvynenBeza,<br />

n over de Leere der Predestinatie. Nogtans<br />

>3 onderhielden zy de eenigheid, en bejegenden<br />

eikanderen als broeders. De voorge-<br />

?) melde aanbiedingen van vrede aan de Lu-<br />

„ therfchen, die, behalve 't verfchil over 't Avondmaal,<br />

ook leerden de algemeene genade,<br />

de Predestinatie uit voorgezien geloow<br />

ve, en dat de geloovigen van de genade vers,<br />

vallen konden, beweezen, dat men deeze<br />

?, léeringen gehouden hadt voor verdraaglyk.<br />

Zulks hadden ook geoordeeld Perkins in<br />

n Engeland, en Params, te Heidelberg, beide<br />

„ in 't gevoelen der broederen, die men hier<br />

„ Contraremonftranten noemde. De Kerken<br />

jj van Anhalt en eenige Leeraars in Deene-<br />

„ marke, 't gevoelen houdende der broede-<br />

„ ren, die hierRemonftrahten genaamd wer-<br />

„ den, bleeven, nogtans, in eenigheid, met<br />

andere Hervormde Kerken en Leeraars. In<br />

„ Engeland, waren ook Leeraars van beider-<br />

„ lei gevoelen. Zyne Majefteit van. Groot-<br />

„ Britanje hadt zé beide, na ryp onderzoek,<br />

w beftaanbaar geoordeeld, met het waar geloove<br />

en 's menfchen zaligheid. In Frank-<br />

?, ryk, ftelde Molinaeus de gefchillen over de<br />

„ Predestinatie, onder de punten die verdraag-<br />

„ lyk waren. In Holland zelf, waren, voor<br />

„ meer' dan veertig jaaren, Leeraars aangeno-<br />

„ men geweest van het iaage gevoelen, nüdat


XXXVIII. BOEK. H I S T O R I E . 121<br />

? ? der Remonftranten genaamd. De Leidfche 1616.<br />

?> Hoogleeraars hadden, ten tyde van Armt •<br />

w nius, verklaard, dat, onder hen, geen vern<br />

fchil was, over de grondftukken der Leere.<br />

Na 't houden der Haagfche Conferentie,<br />

,, hadt men zelfs beloofd, onderling, broe-<br />

,, derfchap te zullen houden. De Sinode der<br />

p Franfche Kerken hadt ook betuigd, hiertoe<br />

, 5 gezind te zyn. De twist, daarna toegenon<br />

men, hadt de natuur der gevoelens niet ver-<br />

?, anderd. 't Gene te vooren verdraaglyk ge-<br />

„ weest was, bleef nog verdraaglyk: 't welk<br />

veele Leeraars van het hooger gevoelen, ja<br />

., veele Kerken en Klasfen, uit Leeraars van<br />

,3 beide de gevoelens beftaande, nog tegen-<br />

53 woordig zo bleeven inzien.<br />

Ook waren deeze gefchillen zo zwaar en<br />

» diep , dat 'er nooit eenige Kerkelyke uit-<br />

?? fpraak over gedaan was. In de yier eerfte<br />

75 eeuwen, yondt men 'er geheel geen gewag<br />

n van. Kalvinus, Beza en anderen hadden<br />

JJ zelfs beleeden, dat men 'er toen anders o-<br />

55 ver gefproken hadt, dan zy deeden. Augus-<br />

?5 tyn hadt, daarna, 't ftuk wat hooger gevat,<br />

?5 en eene volftrekte Predestinatie geleerd,<br />

7> niet zonder tegenkanting van veelen. De<br />

55 Kerkvergaderingen, gehouden tegen de ket-<br />

?5 ters, welken hy beftreedt, en tegen eenige<br />

55 anderen, hadden, nogtans, niets vastgefteld,<br />

p omtrent de volftrekte Predestinatie. De<br />

55 Roomfche Kerk liet de Dominikaanen met<br />

55 de Jezuiten, en de Jezuiten onder elkande-<br />

53 ren, over dit ftuk, twisten, zonder uitfpraak<br />

53 te doen. 't Was ook niet gefchied onder de<br />

33 Protestanten, "van 'it begin, der Heryormm-


122 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK,<br />

16*16*. ,, ge af. Hunne bejydenisfen fpraken niet op<br />

?, eenerlei wyze van deeze itoffe. De punten<br />

„ teLambeth waren zo gelteld, dat ze van de<br />

,, Leeraars van beide de gevoelens konden<br />

55 aangenomen worden , en desonaangezien<br />

„ hadt zyne tegenwoordige Majefteit dezel-<br />

5, ven niet willen laaten voegen, by de Gen<br />

loofsbelydenis der Engelfche Kerke.<br />

5, Om deeze redenen, hadden ook de Staa-<br />

» ten geoordeeld, dathethuntoeitondt,ampts-<br />

» halve, alle fcheuring ter oorzaake van deen<br />

ze gevoelens te beletten. Eene Sinode, waar-<br />

>? op eenigen ltonden, was hiertoe niet noo-<br />

» dig; 't welk, uit het gene, te vooren, over<br />

o het gezag der Overheid in 't Kerkelyke, o-<br />

>y vereenkomdig met Amfterdams verklaai)<br />

ring, gezeid was, kon worden afgenomen.<br />

9 Scheuring, om punten, niet noodig ter za-<br />

5 ligheid , was verbooden, in Gods woord*<br />

5 De tegenwoordige gefchillen waren, open-<br />

: , baarlyk, zodaanig bevonden. Weshalve, de<br />

5 hooge Overheid niet hadt konnen nalaaten.<br />

5 Gods Wet in 't werk te ftellen, en fcheuring<br />

5 te beletten. Alle Hervormde Leeraars oor-<br />

> deelden ook, dat het regt omSinoden tebe-<br />

3 > roepen der hooge Overheid toekwam. Hier-<br />

> onder was_ begreepen de vryheid om te oor-<br />

; > deelen, of de Sinode dienftig ware of niet,<br />

, welke men haar benam, als men de Sinode,<br />

; , ook na zulk een onderzoek, als te vooren<br />

) , gemeld is, nog voor noodzaakelyk hieldt. *t<br />

, Geftaadig gebruik ftreedt hier ook tegen, De<br />

s , Koningen van Juda hadden veele kerkelyj<br />

, ke zaaken geregeld. Keizer Theodofius hadt<br />

, eenige kerkelyke gefchillen beflist: naar 't<br />

» oor-


XXXVIII.BOEK. H I S T O R I E . 123<br />

- oordeel veeier Hervormde Leeraaren, met<br />

„ nuttiger uitllag, dan men van eenige Sino-<br />

„ de gehad hadt. De Hervorming zelve was<br />

n niet door Sinoden, maar door Koningen en<br />

w Overheden ingevoerd en verbeterd, 't Gen<br />

zag der Overheid was altoos geweest het<br />

n beste middel, om fcheuring te voorkomen.<br />

w Konftantyn en Honorius hadden, met de<br />

L meeste vrugt, gearbeid, om de fcheuring der<br />

„ Donatisten te heelen. Zyne Majefleit van<br />

„ Groot-Britanje hadt eenigen, die totfcheu-<br />

„ ring fcheenen te neigen, voor zig doen ko-<br />

„ men, te Hamptoncourt, en uitfpraak ge-<br />

?J daan, op hunne gefchillen, die, onder anden<br />

ren, de Predestinatie betroffen. De Raad<br />

n van Bern, eenig gefchil befpeurende over de<br />

, Predestinatie, beval, dat men daarvan, niet<br />

?j- onbedagtelyk , maar gemaatigd en zonder<br />

9 } ergernis, leeren zou: ook, dat niemant naar<br />

w Geneve, of elders ten Avondmaal loopen,<br />

A maar dat van den dienaar zyner kerke ontn<br />

vangen zou: waarmede de moeite een einn<br />

de genomen hadt, "<br />

% „ Te zeggen, dat de Sinode noodig zou zyn,<br />

„ om der Overheid onderrigting en goeden<br />

„ raad te geeven, floot niet, in alle gevallen:<br />

«, konnende eenjge zaaken zo klaar gefield zyn<br />

in Gods woord, dat de Overheid daarvan,<br />

?, uit zig zelve , zekere kennis kon hebben.<br />

5, Onder deeze zaaken, waren deezen twee:<br />

„ dat men eikanderen, in punten, niet noodig<br />

ter zaligheid, verdraagen moest, en dat<br />

n de betwiste punten onder de noodigen niet<br />

konden gerekend worden. Ook was, uit de<br />

„ overeenflemming van veele treffelyke Leer-<br />

„ aaren,<br />

1616.


iéifS.<br />

124 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOJSK;<br />

JJ aaren, wel zo goeden raad en vaste kennis<br />

n te haaien, als uit eene Sinode. Men hadt Kal-<br />

» vyn, Beza, Hyperius, Urfinus, Witaker, Pern<br />

kins, Juellius, Danams, Junius, Parjeus, Ca-<br />

» faubonus, Piscator, Molinteus flegts te vraa*<br />

•> gen, óf men eikanderen over deeze gefchiln<br />

len niet hadt te verdraagen; en zy zouden,<br />

?> in hunne fchriften, ja antwoorden. Drong<br />

» men dan nog op eene Sinode; veele Sino-<br />

„ den der voorgaande eeuwen, die niets om-<br />

„ trent de volftrekte Predestinatie beflist hadden,<br />

leerden ons de verdraagzaamheid. De<br />

„ Sinode te Woerden, de Sinode der Franfche<br />

„ kerken, te vooren gemeld, zo veele Klas-<br />

„ fen, die de verdraagzaamheid oefenden, waren,<br />

als men op de zaak, niet op den naam<br />

„ zag, als zo veele kleine Sinoden te agten.<br />

„ De Haagfche Samenfpreekers, die, elkan?<br />

„ deren gehoord hebbende, beloofd hadden,<br />

w broederfchap te zullen onderhouden, be-<br />

M hoorden in geen minder aanzien te zyn dan<br />

9 eene Sinode. Voorts, zou eene Sinode, ten<br />

„ deezen tyde, nietflegtsonnoodigzyn; maas<br />

„ ook geenen dienst doen: 't zy het uitfpraak<br />

„ deedt over de gefchillen, of de verdraag-<br />

5, zaamheid aanbeval. De gefchillen waren<br />

„ nooit gehouden van zulk een'aart, dat'e*<br />

„ uitfpraak over behoorde gedaan te worden,<br />

„ waartoe, in allen geval, een zuiver en be~<br />

„ daard oordeel vereischt zou worden; welk,<br />

„ uit het dagelyks en. driftig prediken en fchry-<br />

3, ven, bleek, hier, kwalyk te zullen konnen<br />

v gevonden worden. Dat de Sinode ook ee-<br />

„ nen voet van verdraagzaamheid zou kong,<br />

nenberaamen, die, by allen, aangenomen<br />

„ zou


XXXVIII.BOEK. HISTORIE. ias<br />

n zou worden •, mogt gehoopt, maar kon thans, 1616.<br />

•5 bezwaarlyk, verwagt worden. De ongemaa-<br />

55 tigden vervielen, of tot ongebondenheid in<br />

55 de leere, of tot fcheuring, en hadden gee-<br />

55 ne agting voor den raad der geraaatigden.<br />

53 Wat befcheidenheid, wat vreedzaamheid<br />

55 kon men dan wagten ? Hoe dik wils hadt men<br />

55 ook de Sinoden zien fcheuren; waarna elk<br />

55 deel het ander veroordeeld hadt. Hoe dik-<br />

55 wils hadden ze gediend, om 't kerkelyk ge-<br />

55 zag te ftyven, tegen dat der Overheid. Moei-<br />

55 lyk zou ook zyn het beroepen eener Sino-<br />

53 de. Zouden de gemagtigden daartoe, door<br />

53 de Klasfen, verkooren worden, of door de<br />

55 Overheid? Zo 't laatfte, zou de gantfche<br />

55 Vergadering, of elk Lid der Staaten de af-<br />

55 zending doen ? Zou men de Remonftranten,<br />

,3 of zulken, die eenig bedenken hadden op<br />

55 de Belydenis en Catechismus, hooren, als<br />

55 partyen, of zouden zy zitting hebben in dé<br />

„ Sinode ? Zou men daar de Belydenis en Ca-<br />

55 techismus overzien, of niet ? Wyders, zou<br />

35 de Sinode zyn moeten Provinciaal, Natio-<br />

5, naai of Generaal. In de Provinciaale, was<br />

95 deeze zwaarigheid, behalve de gemelden, dat<br />

99 fommige Klasfen gefcheurd waren, en elk<br />

5, deel, zig voor de regte Klasfe houdende,<br />

5, naar de Sinode zou willen afzenden; zo men<br />

55 anders begreep, dat deeze afzending, door<br />

,, de Klasfen, behoorde te gefchieden. Om-<br />

„ trent deNationaale Sinode, ftondt te dugten,<br />

95 dat de afgevaardigden uit fommige Gewes-<br />

,3 ten , die zig alreeds te openlyk verklaard<br />

9, hadden, verdagt gehouden zouden worden i<br />

15 ook zouden de HollandfcheKerken, aldaar,


126 VADERLANDS CHE XXXVIII.BOEX.<br />

1616. » ligtelyk overftemd, en by de meerderheid<br />

» een voet beraamd konnen worden, die niet<br />

n gepast was, op den tóeftand dier Kerken,<br />

•j Tot eene Generaale Sinode, zou te veel tyds<br />

vereischt worden. Ook zouden zyne Maje-<br />

„ fteit van Groot- Britanje en verfcheiden"<br />

„andere Vorlten oordeelen, dat, daartoe,<br />

„ ook de Lutherfchen behoorden befchreeven<br />

te worden: waaruit, veelligt, nieuwe zwaa-<br />

„ righeden zouden ryzen. Men kon ook vraa-<br />

„ gen, of, na 't eindigen der Sinode, de O-<br />

„ verheid derzelver befluiten, blooteiyk, zou<br />

hebben aan te neemen, of haar na-oordeel<br />

„ vry behouden ? 't Eerfte ftreedt met Gods<br />

>, woord, den grond der Hervorminge en 'ri<br />

„ regt des Lands. Het tweede zou nieuwe gen<br />

legenheid tot twist en oproer geeven kon-<br />

„ nen, wanneer 't gebeuren mogt, dat de Ö-<br />

„ verheid verfchilde met de Sinode. Al 't welk<br />

„ egter niet gezeid wérdt, om iemant te doen<br />

n wanhoopen, aan het beroepen en houden ee-<br />

?J ner nuttige Sinode; maar alleenlyk, om te<br />

,j doen zien,; dat zy, tegenwoordig, niet te<br />

„ wagten was. Zyne Majefteit van Groot-Brin<br />

tanje eri de Staaten van Gelderland en O*<br />

„ verysfel hadden ook begreepen, dat de te-<br />

„ genwoordige gefchillen behoorden te wor-<br />

„ den nedergelegd, door 't gezag der hooge<br />

„ Overheid.<br />

„ De Graaven van Holland hadden,' al van<br />

„ ouds, groot gezag geoefend over de Gees-<br />

„ telykheid, .haar gebiedende dienst te doen 3<br />

„ tegen 't Paufelyk verbod, en verbiedende,<br />

„ duistere en ergerlyke ftoiftm op den Predik-<br />

„ ftoel te bfengen. De Staaten zdven hadden 4<br />

„ eeni-


XXXVIII.BOEK. HISTORIE. 127<br />

j, eenige jaaren herwaards, verfcheiden' ge- 1616.<br />

n fchillen, uit den twist over de Predestinatie<br />

gereezen, in de Steden, door hun gezag,<br />

„ nedergelegd ; Gomarus en ' Arminius tot<br />

w vrede vermaand, en de fcheuring, die, uit<br />

„ het vergen eener ongewoone ondertekening<br />

n van dé Belydenis en Catechismus, te vreej,<br />

zen ftondt, gezogt te voorkomen. Den<br />

n Haagfchen Conferenten of Samenfpreekeren<br />

hadden ze liefde en eenigheid aanbevon<br />

len, te gelyk verklaarende, dat zy de vyf<br />

punten hielden ih ftaate. Naaf deeze ver-<br />

?, maaning hadden de wederzydfc'he Leeraars<br />

„ beloofd, zig te zullen voegen. En 't Befluit,<br />

„ toen, eenpaariglyk, en met goed genoegen<br />

van de eene en de andere partye, genomen,<br />

5> was de grondflag geweest van alle de volgen-<br />

„ de Befluiten, die 't zelfde einde bedoelden;<br />

,j tot op de Refolutie van Louw- en Lentej,<br />

maand des jaars 1614 (jP) : waarby 't gevoej.<br />

len, welk de Staaten verdraaglyk hielden,<br />

nader omfchreeven werdt, op dat niemant,<br />

p onder dekfel van het zelve, onverdraagly-<br />

}) ke leeringen invoeren mogt.<br />

„ Hunne Agtbaarheden hadden zwaarig-<br />

>, heid gemaakt, in het aanneemen deezerRej,<br />

folutie; doch egter verklaard, wel te mogen<br />

n lyden, dat anderen zig van dezelve bedienw<br />

den. Maar men hadt, hieruit, naar 't fcheeh,<br />

» gelegenheid genomen, om de Refolutie vern<br />

dagt te maaken, als 't werk van eenige Re-<br />

?j monftranten; als partydig en duister inge-<br />

P, Held, ja, als ftrydig met de waarheid, en<br />

„ met<br />

fjrf) Zie hier voor, W. iz>


12o VADERLANDSGHE XXXVIII BOEK-,-<br />

1616, n met de eer der Hervormde Kerken. Hunne<br />

» Edelheden wisten, dat de Refolutie geen'<br />

» werk der Remonftranten ware: ook, met<br />

n welk een ryp beraad, en na 't inneemender<br />

» verfchillende gedagten van Leiden, Rotter-<br />

» dam en anderen, ter eener, en van Dordrecht,<br />

» ter anderer zyde, men, tot dezelve, gekost<br />

men ware. Ook kon men zulk eene Refolun<br />

tie niet houden voor partydig, vooral niet<br />

j- by de broeders Contraremonftranten, alzo<br />

n veelen hunner de Refolutie hadden aange-<br />

» nomen. Men bezage de Refolutie zelve. Zy<br />

j» fprak van hevige twisten en wederzydfché<br />

-5 nageevingen. Zy vermaande elk, tot gemaa^<br />

„ tigde gevoelens. Maar hadden niet de Con-<br />

55 traremonftranten zeiven erkend, dat men<br />

55 van de Predestinatie, voorzigtiglyk en fo-<br />

55 berlyk, fpreeken moest ? De Refolutie ftelde<br />

,3 eenige paaien, maar zy ftelde ze, aan beide<br />

55 de zyden, en meer voor de Remonftranten<br />

,5 dan voor de Contraremonftranten , zynde<br />

5, deeze paaien dezelfde , welken, by de oudé<br />

„ Kerkvergaderingen, gefteld waren tegen gew<br />

voelens, die aan de Leere der genade nadee j<br />

5, lig zouden mogen zyn. De Leer, die de Refo-<br />

„ lutie voordroeg, was die der Remonftrann<br />

ten niet, voor zo ver zy verfchildeh van de<br />

Contraremonftranten; maar de Leer der Ge-<br />

„ reformeerden ,• ja der Christenen in 't ge-<br />

55 meen; want hoe men ook 't ftuk der Predes-<br />

„ tinatie begreepe, vast ging het, dat uit-<br />

„ verkoorenen, en opregte, ftandvastige gew<br />

loovigen ter eener; en verworpenen, en zul-<br />

„ ken, die ongeloövig ftierven, ter anderer<br />

# zyde, de zelfde perfoonen waren. En nog<br />

ff ver-


XXXVIILBOEK. H I S T O R I E . 129<br />

verboodt de Refolutie niet, hooger te lee-<br />

„ ren * fchoon zy de voorgeftelde Leer voor -<br />

genoegzaam hieldt. Zy vorderde, op ver-<br />

„ zoek der Contraremonftranten zeiven, dat<br />

>- men, in alle andere punten, bleeve by de<br />

„ Leer der Hervormde Kerken, zonderling<br />

„ in deeze Landen, 't Slot der Refolutie ftrekte<br />

alleen tot vrede en ftigting. Nergens<br />

,, bleek hier, derhalve, eenige partydigheid.<br />

,, Ook was de Refolutie met klaare woorden<br />

n ingefteld. 't Was waar, dat zy niet bepaalde,<br />

of de genade wederftaan kon worden,<br />

„ of niet; noch of 't geloof voor de verkie-<br />

,, zing, of de verkiezing voor 't geloof ging.<br />

Maar klaar te leeren, 't gene klaar was, en<br />

n het duistere onbeftist te laaten, was niet dub-<br />

1616,<br />

belzinnig, maar duidelyk fpreeken. Zulks<br />

,, was , in verfcheiden' Kerkvergaderingen,<br />

„ daar men tot geene beflisfing komen wilde,<br />

dienftig gevonden. Als ook de Koning van<br />

,, Groot-Britanje riedt, in de zaak eens te zyn ;<br />

doch de wyze niet naauwkeurig te onderzoeken,<br />

riedt hy niet dubbelzinnig te fpree-<br />

„ ken; maar iet te zeggen, en iet te zwygen.<br />

De Refolutie, leerende dat God niemant ter<br />

„ verdoemenisfegefchaapenhadt, nochiemant<br />

„ noodzaakte te zondigen, ontkende, daar-<br />

3, mede, Gods voorweeïenfchap of deerfzonj,<br />

de niet. Augustyn en Prosper hadden't zelf-<br />

3, de gezeid: en wie toch hadt Gods voorweetenfchap<br />

beter verdedigd, de erfzonde meer<br />

„ aangeweezen, dan zy? 't Zeggen derRefolutie,<br />

dat God niemant ter zaligheid noodigde,<br />

wien hy ze niet geeven wilde, was<br />

t i nok niet dubbelzinnig: want het tegendeel<br />

X..DEEL. I »van


i3o VADERLANDSCHE XXXVIILBOEK.<br />

1616. JJ van dit zeggen was niet, dat God allen,<br />

„ die hy noodigde, beflooten hadt, zalig te<br />

w maaken; maar dat hy niemant noodigde,<br />

„ dan dien hy de zaligheid eenigermaate gun-<br />

JJ de, of eenigszins beflooten hadt te geeven:<br />

't welk zeer wel, met het zeggen der Conw<br />

traremonftranten in de Haagfche Conferentie,<br />

en met de gevoelens van oude en nieuwe<br />

Kerkenleeraaren overeenkwam. Uit het<br />

w gezeide, bleek dan, dat de Leer der Refolu-<br />

JJ tie niet met de waarheid ftreedt. Ook wer-<br />

„ den 'er de Hervormde Kerken niet door gew<br />

brandmerkt, gelyk fommigen waanden. Im-<br />

„ mers zeiden de Staaten niet, datdeGerefor-<br />

„ meerden, of Contraremonftranten eenigen<br />

van de genoemde uiterften geloofden. De<br />

Belydenisfen, de Nederlandfche inzonder-<br />

„ heid, leerden duidelyk, dat God de oorzaak<br />

„ der zonde niet was: de Catechismus, dat hy<br />

den mensch gefchaapen hadt, om hem lief<br />

j, te hebben, en methem zalig te worden. Ver-<br />

„ fcheiden' Hervormde Leeraars veroordeeï-<br />

„ den de genoemde uiterften. De Refolutie hadt<br />

n 'er gewag van gemaakt, om de Hervormde<br />

w Kerken van allen blaam te zuiveren, en haar<br />

j, te waarfchuwen, dat zy, door haare ftreng,<br />

J5 tegen de wederparty, te fterk te trekken»<br />

„ niet te verre loopen zouden: gelyk Nikafius<br />

„ van der Schuuren gedaan hadt, die, geleerd<br />

„ hebbende, dat God den mensch tot de zonde<br />

bewoog, naar 't getuigenis der Contran<br />

remonftranten in de Haagfche Conferentie»<br />

„ door de Kerken, beftraft was. De Remonftranten<br />

werden ook vermaand, by de Rey,<br />

folutie; 't welk zy in 't goede namen, de<br />

«Re-


XXXVIII. BOEK. H I S T ö R I E. 131<br />

w Refolutie verdedigende. En 't zou den Staa- 1616.<br />

,j ten lief geweest zyn, zo de broeders 5 die .<br />

„ men Contraremonftranten noemde, ook de<br />

„ Refolutie verdedigd, en aangeweezen had-<br />

„ den, dat de uiterften, by de zelve afgekeurd,<br />

„ ook door de Hervormde Kerke, veroor-<br />

„ deeld werden. Men hieldt dan de Refolutie<br />

genoeg verdedigd, als zynde opgefteld in<br />

„ alle billykheid , niemant veroordeelende,<br />

de betwiste punten onbeflist laatende, o-<br />

„ vereenkomftig met de zuivere Leer, en tot<br />

„ eere en ftigting der Hervormde Kerken<br />

„ ftrekkende. Ook was zy, door den Koning<br />

J? van Groot-Britanje, en door verfcheiden'<br />

n Kerkvoogden in Engeland, goedgekeurd,<br />

M en hier, door veele Klasfen en Kerkendien<br />

naars, ook door Contraremonftranten, aanw<br />

genomen.<br />

„ Hunne Agtbaarheden, beter gedagtenhebbende<br />

dan veelen van het oogmerk der Hee><br />

55 ren Staaten, fcheenen slleenlyk te vreezen ,<br />

}, dat de verdraagzaamheid ongebondenheid<br />

5, en fchadelyke nieuwigheden voortbrengen<br />

w zou, tot benadeeling der Hervormde Lee-<br />

55 re. En deeze bezorgdheid was mynen Hee-<br />

5, ren den Staaten aangenaam: ook wilden de<br />

„ Edelen en de andere Steden der Stad Amj.<br />

fterdam, hierin, niet toegeeven. De ongev<br />

bondenheid ging, dit moesten ze bekennen,<br />

w reeds te ver. Doch dit was aan 't niet ver-<br />

„ draagen van verdraaglyke punten te wyten.<br />

Zo partyen, geen ander verfchil hebbende<br />

9, dan 't gene in de Conferentie verhandeld<br />

5, was, eikanderen de hand booden, niemant<br />

j5 zou 't hert hebben van nieuwigheden voor<br />

ia ijjte


132 VADERLANDSCHE XXXVIIÏ.BOEK<br />

te ftellen. De Klasfen, hier en daar zynde<br />

gefcheurd, konden geene Kerkentugt oefenen;<br />

waarom zy, ten fpoedigfte, behoorden<br />

hereenigd te worden. Andere ongebondenheid<br />

kon den Staaten niet geweeten<br />

worden, hebbende deezen geene fchorfing<br />

van kerkelyke ftraffen verleend, dan voor<br />

' zo veel ze zaaken,in de Conferentie verhandeld,<br />

betroffen. Wel was waar, dat de Staa-<br />

' ten ook verbooden hadden, tegen de Remon-<br />

, rtranten te handelen, by wyze van onderzoek;<br />

doch dit was gefchied, om dezelfde<br />

55<br />

reden, waarom de Contraremonftranten<br />

!' hadden geweigerd, te antwoorden op eenige<br />

vraagen aangaande de verwerpinge, hun<br />

voorgefteld, door de Remonftranten. Se-<br />

' 5<br />

dert, hadden de Staaten zeiven voorzien tegen<br />

ongebondenheid in de Leere, beveelende,<br />

dat men zig, in alle andere punten, zou<br />

' hebben te houden aan de Leer der Hervormde<br />

Kerken, met melding zelfs van de Bely-<br />

W<br />

denis en Catechismus, die van veel dienst<br />

f konden zyn, als zy, met befcheidenheid,<br />

gebruikt werden.<br />

„ Anderen fcheenen bekommerd, of deRew<br />

folutien ook ftrekken mogten, om de Con-<br />

„ traremonftranten te dringen uit de Kerken:<br />

„ doch zonder grond , willende de Staaten,<br />

„ duidelyk, beide de partyen geduld hebben.<br />

,5 Niemant was, om 't gevoelen der Contraremonftranten,<br />

geweerd van den dienst, ken-<br />

„ nertde men geene Stad in Holland, die al-<br />

„ leen van Remonftrantfche Leeraars bediend<br />

j, werdt. Ook was niemant, om 't een of't<br />

„ ander gevoelen, maar alleen om onverdraagnzaam-


XXXVIII.BOEK. H I S T O R I E . 133<br />

„ zaamheid en fcheuring afgezet: waartoe men \6\6.<br />

„ nog zeer noode gekomen was, en voortaan<br />

„ ook noode zou komen.<br />

„ Men bragt, eindelyk, ook als eene zwaan<br />

righeid in, dat, door 't naarkomen der Re-<br />

„ folutie, en gevolglyk door het voorftellen<br />

5, der verfchillende gevoelens in de zelfde Ker-<br />

„ ke, altoos onrust blyven zou in de Gemeen-<br />

> ? te. Doch 't gene aanftoot geeven kon be-<br />

5, hoefde men niet op den predikftoel te brenj,<br />

gen. Den Leeraaren werdt, by de eenvou-<br />

„ digheid, ook de voorzigtigheid aangepreey,<br />

zen, Waarom zouden zy, voor eenen tyd ten<br />

n minfte, niet konnen zwygen van de ge-<br />

„ fchilpunten? Dagt iemant anders; die be-<br />

„ hoorde, ten minfte, te begrypen, dat het<br />

ft verfchil zo groot niet was, als eenigen meen-<br />

5, den. Het eerfte der vyf punten ftondende<br />

ft Contraremonftranten toe \ alleenlyk zeg-<br />

„ gende, dat het de gantfche Predestinatie.<br />

„ niet vervatte, 't welk de Remonftranten ook<br />

„ erkenden, belydende zy zekere Predestinatie<br />

tot het geloove, en erkennende, dat God,<br />

„ in het roepen of niet roepen, in 't geeven<br />

„ van veel of weinig tyds ter bekeeringe, zy-<br />

„ ne vrymagtigheid gebruikte. Eenigen, den<br />

„ Contraremonftranten toegedaan, zeiden,da?<br />

„ men, over den rang van Gods befluiten om<br />

„ het geloof en om de zaligheid te geeven,<br />

ft niet behoorde te twisten. De Remonftran-<br />

„ ten ftonden toe, dat geloof en werken de<br />

ft oorzaak der verkiezinge niet waren, en»be-<br />

„ kenden, omtrent het tweede punt, dat, wat<br />

„ de toe-eigeningaanging, Christus alleen voor<br />

de geloovigen geftorven was. By de Con-<br />

I 3 „ tra^


134 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK.<br />

n traremonftranten, wederom, was zyn lyden<br />

n genoegzaam, om aller menfchen zonden te<br />

» verzoenen. Sommigen zeiden, dat God elks<br />

*> zaligheid wilde, onder zekere voorwaarde,<br />

•» en altoos meerder gaven fchonk aan die<br />

» de minderen wel gebruikte. Het derde punt<br />

?> was buiten gefchil. Over 't vierde, twistte<br />

r> men zo fyn, dat het verfchil naauwlykste<br />

» merken was. De Remonftranten erkenden,<br />

» dat God de verlichting des verftands, den<br />

«> lust en kragt ten goede, onwederftandelyk,<br />

» fchonk. De Contraremonftranten, dat hy<br />

„ den mensch tot hekeering bewoog, door<br />

s, inwendige aanraading, die, niet het vermo-<br />

» gen om te wederftaan, maar den wederftand<br />

„ zei ven wegnam, terwyl de wil, fchoon be-<br />

»} woogen door de genade, vry en onbedwon-*<br />

w gen medewerkte. Wederom, ftelden deRemonftranten,<br />

dat de genade niet flegts de<br />

n magt om te gelooven werkte, maar het gew<br />

loof zelf ; dat alle menfchen deeze genade<br />

„ niet ontvingen, maar eenigen, in wien zy<br />

den wederftand wegnam, hangende onze<br />

n bekeering ook niet aan onzen wil. OmtrenS<br />

„ het vyf de punt, leerden de Remonftranten,<br />

„ dat de geloovigen eenige zekerheid hadden<br />

„ van hunne zaligheid, die toenam, met het<br />

,3 toeneemen hunner Godsdienftigheid ; dat<br />

n zy vastelyk vertrouwen moesten op Gods<br />

barmhertigheïd , voor het tegenwoordige<br />

1 en voor het toekomende, en dat, door alle<br />

?5 zonden, de genade niet verlooren werdt,,<br />

5, De Contraremonftranten erkenden, aan den<br />

5, anderen kant, dat den roekeloozen de ze-<br />

9, kerheid der zaligheid niet toekwam: dat zy


XXXVIII. BOEK. H I S T O R I E . 135<br />

?} altoos met vreezen en beeven verzeld was; 1616.<br />

» dat eenige beginlels des waaren geloofs konw<br />

den verlooren worden ; dat 'er eene maat<br />

r> des geloofs was, binnen welke, een uitvern<br />

koorene niet zekerer zyn kon van zyne zan<br />

ligheid dan een verworpene; dat fommigen<br />

n deeze zekerheid, eerst kort voor hunnen<br />

» dood, verkreegen; dat de geloovigen, ten<br />

n opzigt van hun zeiven, konden uitvallen ;.<br />

» en dat zy, door zwaare zonden,devoornaa-<br />

55 me werking der genade verlooren. Uit al<br />

» het welke men zien kon , hoe lang men, we-<br />

» derzyds, zelfs over de Predestinatie, zou kon-<br />

55 nen prediken, zonder tot twist te vervallen,<br />

» vooral zo men zyne Leer ter betragting wil-<br />

39 de aandringen: waartoe alle leeringen ben<br />

hoorden te worden gerigt. De Contraremon-<br />

» ftranten beoogden, 't werk der zaligheid<br />

» Gode alleen toe te fchryven, den mensch<br />

» alle verdienften en roem te beneemen, de<br />

» waare geloovigen, voor alle wanhoop en<br />

» flaaffche vreeze, te bewaaren. Wie kon hier<br />

*j iet tegen hebben ? De Remonftranten oor-<br />

•3 deelden, dat men niemant de hoop der za-<br />

» ligheid behoorde af te ihyden. Zy zogten<br />

r> den mensch te vermaanen, tegen de verhar-<br />

«> ding en tegen de zorgeloosheid, en tot het<br />

5. vastmaaken zyner roepinge en verkiezinge,<br />

n door goede werken. Wat Contraremonftrant<br />

„ zou dit willen wederfpreeken ? En genomen,<br />

w dat men de verfchillen, ook op het naauwj)<br />

fte, begeerde te verhandelen; waarom zou<br />

zulks niet konnen gefchieden, behoudens de<br />

„ liefde.en vrede, als 't maar zonder fchelden<br />

„ en befcheidenlyk gedaan werdt, en als men<br />

„ tyd en plaatfe, voorzigtiglyk, in agt nam'^<br />

I 4 » Hun-


Z6Ï6.<br />

156 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK.<br />

Hunne Agtbaarheden hadden nu, ten be-<br />

» fluite, nog op 't gewigt der zaake te letj?<br />

ten. Zo men de verdraagzaamheid verwierp,<br />

» zou één van deeze drie dingen gefchieden<br />

» moeten. Men zou alle de Leeraars tot één<br />

» gevoelen moeten brengen; 't welk onmo-<br />

» gelyk was: of, men zou de eene party de<br />

y? andere moeten laaten veroordeelen: 't welk<br />

» noch Christelyk was, noch, ter oorzaake<br />

S9 van het groot getal der Predikanten van bei-<br />

«j de de partyen , gefchieden kon : of men<br />

?? zou twee Hervormde Kerken moeten toe-<br />

?« laaten; dat zeer verderfelyk zyn zou: alzo<br />

»j de fcheuring, eens gemaakt zynde, geduun<br />

rig grooter, en eindelyk ongeneeslyk wor-<br />

» den zou: ook veele nieuwe en gevaarlyke<br />

» doolingen uitbroeijen, waarvan de oude en<br />

w laatere gefehiedenisfen verfcheiden' voorn<br />

beelden uitleverden. Scheuringen teelden<br />

55 ook nieuwe fcheuringen. Stondt het vry,<br />

«3 over het verfchil tusfchen de Remonftranten<br />

en Contraremonftranten te fcheuren; waar-<br />

53 om ook niet over andere punten, waarin<br />

93 deeze laatften onderling verfchilden? Dit<br />

,3 zag men, aan "veele voorbeelden, met naa-^<br />

93 me aan de Herdoopers, die reeds in zo veer<br />

w le deelen gefcheurd waren, dat 'er naauw T<br />

5, lyks iemant gevonden werdt, die ze allen<br />

9, wist op te noemen. Ook zou de fcheuring<br />

9, gevaarlyk zyn voor den ftaat des Lands,<br />

93 die, voornaamlyk, door den band van Gods-<br />

9, dienst, verknogt gehouden werdt. Vyand-<br />

9, fchap van gewest tegen gewest, van Stad te-<br />

9, gen Stad, partyfchap in de Steden zeiven,<br />

ja tot in de huizen toe, was uit zulk eene<br />

a fcheuring te wagten. Verfcheidenheid vaa<br />

,3 open-


XXXVIII.BOEK. H I S T O R I E . 137<br />

r> openbaare Godsdienften was, in Koningry-<br />

» ken, fchadelyk; in vrye Staaten, ten hoog- •<br />

n fte \ erderfelyk. En wat moeilykheden, hierr><br />

uit, in deeze volkrykeStad, zoudenkonnen<br />

r> ryzen, liet men de Heeren zei ven nadenv><br />

ken. Meer andere zwaarigheden zou de<br />

s? fcheuring na zig fleepen, die beter bedagt<br />

59 dienden, dan gezeid. 't Omhelzen eener welw<br />

bepaalde verdraagzaamheid zou, daarente-<br />

» gen, terftond, rust en halte baaren. Leerin-<br />

» gen, ftrydig met het algemeen geloove, zou-<br />

-5 den, eendragtelyk, verbannen worden. De<br />

» Kerkendienaars zouden in vriendfchap met<br />

33 eikanderen omgaan, en das den weg berti-<br />

33 den, tot het houden eener wettige en onparn<br />

tydige Sinode , daar de gevoelens nader<br />

» vergeleeken zouden konnenworden. DeGe 7<br />

» meente zou geftigt, en tot liefde en gehoor-:<br />

» zaamheid vermaand worden. De vriendj?<br />

fchap en 't goed verftand, tusfchen de Ede-<br />

53 len en Steden, tusfchen de Steden onderling,<br />

n en tusfchen de beste ingezetenen, lief heb-<br />

33 bers van den waaren Christelyken Hervorm^<br />

n den Godsdienst, zouden, meer en meer,<br />

73 aanwasfen , tot grootmaaking van Gods<br />

33 naam, tot welftand des Vaderlands, en tot<br />

77 opbouwing der Kerke. Waartoe de Staaten<br />

>3 al wat van hun eenigszins kon gevorderd<br />

5, worden, en de Gemagtigden den dienst van<br />

3, hunne Perfoonen, als hiertoe herwaards ge-<br />

5, zonden, gaarne aanbooden; welken dienst<br />

3, zy baden , dat voor aangenaam gehouden<br />

w mogt worden (e~),"<br />

De<br />

CO Vcrhael der Deputatie n'aei Amfterd.-gedrukt I6I


I6Ï6.<br />

III.<br />

De bezending<br />

naar Am<br />

llerdam<br />

doetgee^<br />

ne vrugt.<br />

Befluit<br />

der Am'<br />

fterdamfcheVroedfchap.<br />

138 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK.<br />

De aanfpraak van de Groot werdt met veel<br />

aandagt aangehoord. De andere Gemagtigden<br />

bevestigden het goede oogmerk der Staaten.<br />

Muis, in 't byzonder, gaf te verftaan, dat die<br />

. van Dordrecht zig by de meerderheid hadden<br />

gevoegd, om goede redenen, van welken hy,<br />

zo 't begeerd werdt, nadere opening wilde<br />

doen. De Vroedfchap antwoordde, alleenlyk,<br />

dat zy op de zaak zou letten. Daarna zeide zy,<br />

datzy haare meening den Staaten, door haare<br />

afgevaardigden, zou doen verftaan. De Gemagtigden<br />

der Staaten zouden gaarne in nader<br />

onderhandeling gekomen zyn, om de zwaarigheden<br />

der Amfterdammeren op te losfen , ware<br />

't mogeiyk. Doch deezen deeden duidelyk<br />

genoeg merken, dat zy, hiertoe, niet gezind<br />

waren. Alleenlyk, gaven zy te kennen, datzy<br />

rust en vrede zogten, en niet gaarne zouden<br />

zien, dat dezelve, door iemant hunner ingezetenen,<br />

ergens, geltoord werdt (f).<br />

De Gemagtigden bemerkten, ligtelyk, dat<br />

men, met de bezending, niet gevorderd was,<br />

en keerden wederom naar den Haage. Midlerwyl,<br />

befloot de Vroedfchap, by meerderheid<br />

van weinige ftemmen (g) „ dat zy den waa-<br />

„ ren Christelyken Godsdienst, nu meer dan<br />

„ vyftig jaaren herwaards, hier te Lande, ge-<br />

„ oefend, zou handhaaven. Dat hetondienftig<br />

„ was voor den Staat, in denzelven, de min-<br />

„ fte verandering te gedoogen, dan by wege<br />

„ eener wettige Sinode. Dat men, hierom,<br />

„ niet hadt konnen bewilligen, in verfchein<br />

den*<br />

(ƒ; Vcriuel der Deput. bl. 94 enz. BRANDT II. Deel, fi<br />

583 enz.<br />

(£J GROTIUS Vei«ntw. HoofdjL Wil. bl. 89.


XXXVIII. BOEK. H I S T O R I E , I 39<br />

n den' voorftellingen, federt het jaar 1611,<br />

„ gedaan; ook niet in den voorflag van der<br />

«, Staaten Gemagtigden. Dat men, wyders, niet<br />

n kon toeftaan, dat, op den naam der Stad<br />

Amfterdam, eenige plakaaten werden gemaakt,<br />

veel min uitgevoerd, tegen die van<br />

„ de Religie, dan na het overweegen en ver-<br />

„ handelen der gefchillen, in eene wettige Si-<br />

„ node. Dat men, eindelyk, tot dien tyd toe,<br />

j, ook niet zou konnen gedoogen, dat eenige<br />

, 5 Contraremonftrantfche Predikanten in hunnen<br />

dienst gefchorst, of van den zei ven af-<br />

„ gezet werden, om dat zy, met de Remon-<br />

„ ftranten, geene kerkelyke eenigheid konden<br />

houden; noch dat de Contraremonftranten<br />

gehinderd werden, in hunnen Godsdienst,<br />

n onder dekfel van fcheuring, of als zy zwaarigheid<br />

maakten, om de Predikaatfien der<br />

n Remonftranten, of der zulken, die 't met de<br />

„ Remonftranten hielden, te hooren (A)." Men<br />

hragt dit Befluit in de Vergadering der Staaten<br />

van Holland, die, midlerwyl, wederom , by<br />

meerderheid van ftemmen, hadden vastgefteld,<br />

?, dat de voorige Refolutien op de vrede der<br />

„ Kerken zouden ftand grypen, met die mee-<br />

„ ning nogtans, dat het gene, in eenigen der-<br />

„ zeiven, van de Belydenis en Catechismus<br />

„. gezeid was, niet zo moest begreepen wor-<br />

„ den, als of men deeze twee fchriften gelyk<br />

„ ftelde met Gods woord: rnen hieldt ze alleen<br />

„ als'Formulieren van eenigheid, die, naar<br />

j, Gods woord, verklaard moesten worden.<br />

„ Voorts werden Gekommitteerde Raaden<br />

ik) TaiGLANU. U. 75^<br />

1616,<br />

De meerderheid<br />

der Staatenl>efluit<br />

de<br />

voorige<br />

Refolutien<br />

te<br />

doen agtervolgea.


IÓ16.<br />

IV.<br />

Twist op<br />

verfcheiden'<br />

Plaatfen,<br />

ter gelegenheid<br />

van de<br />

ftrydige<br />

Befluiten<br />

der Leden<br />

van<br />

Holland.<br />

i4o VADERLANDSCHE XXXVIILBOEK,<br />

„ gelast en gemagtigd, om de Refolutien, al-<br />

„ omme, in de Steden en ten platten Lande,<br />

„ te doen naarkomen (*)•"<br />

Zulke ftrydige Befluiten van de meerderheid<br />

der Staaten en van de Stad Amfterdam<br />

gaven, zo dra ze rugtbaar werden, geen gering<br />

voedfel aan de tweedragt. In fommige Steden ,<br />

werden Contraremonftrantfche Predikanten ,<br />

zwaarigheid maakende om in ééne Klasfis te;<br />

komen met Remonftrantfchen , afgezet van<br />

hunnen dienst, en belet te prediken (£_). Zekere<br />

Huisluiden, te Grosthuizen, de Kerk hebbende<br />

opgebroken, om eenen afgezetten Predikant<br />

aldaar te doen prediken, werden aan regte gevorderd<br />

: doch verwierven, by 't Hof van Holland<br />

, fchorling der regtspleeginge, op voorfchryvens<br />

der Steden Amfterdam en Enkhuizen.<br />

De Gekommitteerde Raaden namen dit<br />

den Hove zeer kwalyk. De zaak kwam, eindelyk<br />

, nog voor de Staaten, die ze afdeeden tot<br />

genoegen van den Predikant; hoewel de opbreekers<br />

der Kerke boete geeven moesten, die<br />

hun , door den Schout van Hoorn, met geweld<br />

, werdt afgehaald (7). Omtrent deezen<br />

tyd , kreeg ook Pieter Korneliszoon Hooft,<br />

Drosfaard van Muiden en Baljuw van Gooiland<br />

, beroemd door zyne treffelyke Nederlandfche<br />

Hiftorie en andere Schriften, aanfchryvens<br />

van Gekommitteerde Raaden, om<br />

den Gontraremonftrantfchen Predikanten in<br />

deezen oord, om vredes wille, te gemoet te komen,<br />

O") Zie Refol. Holl. 30 Sept.,— 22 Qèteb. ICI(>. bl, 15. enz*<br />

JIUANDT 11. Deel, bl. 387.<br />

C*) TRIGLAND bl.<br />

(. O BRANDT 11. Deel, bl. 407-414,.


XXXVIILBOEK. H I S T O R I E. 141<br />

men , in 't beroep van eenen Predikant te<br />

Huizen (m). Daarentegen, fielden Baljuw<br />

en Mannen van Schieland twee fcherpe Keuren<br />

, tegen de afgezonderde vergaderingen<br />

der Contraremonflranten te Zevenhuizen en<br />

elders. De plaats, daar men byeenkwam ,<br />

werdt, ten behoeve der armen , verbeurd<br />

verklaard: zulken, die in dezelve geleerd, en<br />

zulken , die de vergadering belegd hadden,<br />

verweezen , in eene boete van driehonderd<br />

guldens (11). De Groot hadt, op 't fterk aanhouden<br />

van Burgemeesteren van Rotterdam,<br />

de eerfte der twee Keuren, die de boete behelsde<br />

, ingefteld •, doch hy riedt egter de uitvoering<br />

af. Ondertusfchen, hadt de Baljuw<br />

eene fchuur, te Zevenhuizen, daar men gepredikt<br />

hadt, reeds doen toefpykeren. Te<br />

Schoonhoven, kwam, omtrent deezen tyd, of<br />

wat laater, een diergelyk fcherp verbod uit,<br />

op het houden en bedienen der afgezonderde<br />

Contraremonftrantfche Vergadering aldaar (0).<br />

De Staaten van Holland raadpleegden, midlerwyl,<br />

geduuriglyk, over 't wegneemen der<br />

Kerkelyke gefchillen; doch zonder tot eenig<br />

vast befluit te konnen komen, anders dan dat<br />

de meesten verklaarden, zig te houden aan de<br />

voorige Refolutien. Nogtans fcheenen de Contraremonftranten<br />

langs hoe meer begunftigers<br />

te vinden onder de Leden, en de Groot, die<br />

de Staaten Vergaderingen bywoonde, verklaarde<br />

, t'eenen dage, aan iemant „ dat Amv,<br />

fterdam en de voorftanders der Contrare-<br />

„ mon-<br />

Cm) HOOPTS Brieven N. 48. bl. 41.<br />

f«) TRIGLAND. bl. 765,<br />

C«) VAN DEN SANDE V. Hoek, bh 74. TRÏCLAND.<br />

iStö.<br />

Keuren'<br />

van<br />

Schielandtegen<br />

de<br />

ContraremonftrantfcheVergaderingen.<br />

De Contraremonflranten<br />

winnen<br />

ïunst,<br />

mi der de<br />

Leden<br />

van Holland.


Staat der<br />

Kerkelykegefchille.i<br />

in de<br />

andere<br />

gewesten.<br />

i 4 * VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK.<br />

„ monftranten ftoi.it, de Advokaat en de andere<br />

Steden flaau.w waren, en dat de Refolutie<br />

en alles in gevaar was fj>)." Men viel na<br />

den Staaten , dagelyks , lastig , met fmeekfchriften<br />

van fclaagende Contraremonftrantfchen,<br />

die om andere Predikanten verzogten,<br />

dan zy hadden. In Slagt- en Wintermaand,<br />

werden 'er ee.nigen gelezen, gefteld op den<br />

naam der bezwaarde en bedroefde Gemeenten<br />

in Gouda, Kotter dam, Schoonhoven, Briele, den<br />

Haage, Haz srswoude, Benthuizen, Zoetermeer,<br />

Zevenhuizen , Moordrecht en Maasland. Doch<br />

op deeze fm sekfchriften, welken men hieldt tot<br />

fcheuring te ftrekken, werdt niets beflooten<br />

In Overy'Sfel, daar men de beginfeis van diergelyke<br />

zwkarigheden ondervondt, volgden de<br />

Staaten ht;t voorbeeld van die van Holland,<br />

verbiedende, in Lentemaand deezes jaars, allen<br />

Predikanten het leeren der hooge gefchillen<br />

van Gods eeuwige Predestinatie (V). In<br />

Gelderland, hadt men in beraad geleid, of men<br />

de Klasfen hooren zou, op een bekwaam middel<br />

vrm vereeniging, dan of de Staaten zeiven<br />

iet, 'by voorraad , beraamen zouden : in welk<br />

laatf te, de Kerkelyken groot nrishaagen toonder,<br />

(*). Maar in Friesland, daar, na 't veranderen<br />

der Regeeringe te Leeuwaarden, de Staate-<br />

n genoegzaam allen de zyde hielden, welke<br />

men, in Holland, de Contraremonftrantfche<br />

bloemde, kreegen de Klasfen bevel, om geene<br />

Pref/O<br />

BRANDT 11. B-el, VI. 410.<br />

(q) Red)!. Holl. 4 Nov— 22 Decè I5IÖ. VI. 34. TRIGLAND.<br />

tl, 894- BRANDT II Deel, hl. 433.<br />

O BAUDART. Memor. Vin. hoek, bl 1. BRANDT II. Deel<br />

bl. 440.<br />

is) BAUDART. Memor. VIII. Ikek, W.11. UiTBN80G.^.70i.


XXXVIII.BOEK, H I S T O R I E . 143<br />

Predikanten te vorderen tot den Kerkendienst,<br />

dan die de Belydenis en Catechismus ondertekenden<br />

(0-<br />

Te Amfterdam , hielden de Contraremonftrantfche<br />

Predikanten, van tyd tot tyd, heimelyke<br />

Byeenkomften: in eene van welken,<br />

in Louwmaand des jaars 1617 , vastgefteld<br />

werdt, geene Kerkelyke eenigheid meer te onderhouden<br />

met de Remonftranten. Men ftelde<br />

dit Befluit in gefchrift, welk, doorveelen, getekend<br />

werdt. Eenigen, die zwaarigheid maakten<br />

, werden 'er, door bezending, toe overgehaald.<br />

Anderen bleeven weigerig («). Eenige<br />

maanden laater, verbonden veele Contraremonftrantfche<br />

Predikanten, in eene Byeenkomst<br />

in den Haage, de Vergadering van Correspondentie<br />

of onderlinge verftandhouding genoemd,<br />

zig aan eikanderen, tot verdediging<br />

van 't gene zy voor de zuivere Leere hielden,<br />

tegen de Remonftranten. Ook werdt hier, als<br />

een kenmerk van de waare broederfchap, vastgefteld<br />

, dat men zulken alleen voor broeders<br />

hadt te houden, die de Remonftranten en Remonftrantschgezinden<br />

voor valfche Leeraars<br />

verklaarden (y j. Doch zulke Vergaderingen<br />

hieldt men, omtrent deezen tyd en laater, ge-<br />

duuriglyk, in verfcheiden' Steden. De Remonftranten<br />

deeden het zelfde, te Rotterdam en<br />

elders. In Louwmaand, hadden ze wederom een<br />

Vertoog opgefteld, en den Staaten van Holland<br />

overgeleverd, waarby zy klaagden, dat<br />

Ct) BAUDART. Memor. VIII. HoeH, bl. 32.<br />

hun-<br />

f») UITENBOGABRT , bl. 701. TRIGLAND. bl. 689. BAUDART.<br />

Mem. IX. Hoek, bl. 1, 06.<br />

CO Zie de Acle by BRANDT II. Desl, bl. 462.<br />

1616.<br />

V.<br />

Vergaderingen<br />

der Contrare-<br />

monftranten<br />

te Amfterdam.<br />

1617.<br />

en in den<br />

Haage.<br />

De Remonftrantenvergaderen<br />

, in»gelyks.


l6if.<br />

Voor!Lig<br />

aan de<br />

Contrarcmonfcranten<br />

te Rotterdam. <br />

Verbindtenis<br />

der<br />

ltemonftranten.<br />

I 4 T VADERLANDSCHE XXXVIILBOEK,<br />

hunne partyen zig niet aan der Staaten Refolutien<br />

hielden : voorts, verlof begeerende, om<br />

'er, insgelyks, van ontflaagen te zyn (V). De<br />

Wethouderfchap te Rotterdam boodt, kort<br />

hierna, den afgezonderden Contraremonftranten<br />

aldaar eenen Predikant van hun gevoelen<br />

a£n, die in de openbaare Kerke leeren zou,<br />

mids zy geenen afgezonderden Kerkenraad<br />

hielden. Doch zy hadden zig nu reeds verbonden,<br />

om geene Kerkelyke gemeenfchap te houden<br />

met de Remonftranten. 't Voldeedt hun<br />

zelfs niet, dat Nikolaas Grevinkhoven, Remonftrantsch<br />

Predikant te Rotterdam , op wien<br />

men 't meest fcheen gelaaden te hebben, op<br />

raad van den Penfionaris de Groot, vrywillig<br />

afftand deedt van zynen dienst (je). De Remonftranten<br />

verbonden zig, eerlang, in den<br />

Haage, ook onderling nader aan eikanderen,<br />

ftellende zekere punten van eenigheid op ,<br />

welken zy, door de Predikanten, die gemeenfchap<br />

met hun houden wilden, lieten tekenen.<br />

Onder anderen, werdt, in dezelven,<br />

verklaard: dat zy, ziende hunne partyen ,<br />

n welken zy Scheurmaakers noemden, afwyken<br />

„ van de Refolutien der Staaten, zig ook niet<br />

g langer aan deeze Refolutien zouden konnen<br />

„ houden; maar hun gevoelen, openlyk,moev<br />

ten leeren, met wederlegging van 't gevoelen<br />

hunner partyen. Voorts, wilden zy<br />

Christelyke eenigheid houden met zulke<br />

n Predikanten van het verfchillend gevoelen,<br />

die hen begeerden te verdraagen (y)"<br />

( *0 Rp.ANnrr II. Deel, bl. 465.<br />

) BRAND r II. Deel, bl. 464-468.<br />

tyj Zie URANBT, II. Deel, bl. 513.<br />


XXXVIILBOEK. H I S T O R I E. 145<br />

De Staaten, in Lentemaand, in. 's Prinfen<br />

byzyn, raadpleegende, op de kerkelyke verfchillen,<br />

floeg zyne Doorlugtigheid voor „ dat<br />

j, men den Reügions verwanten," dus noemde<br />

hy de Contraremonftranten gemeenlyk moest<br />

?, toelaaten, vryelyk te prediken, en dat men<br />

w de verlaaten' Leeraars, by verdrag, weder-<br />

„ om moest aanneemen: of, kon dit niet gefchieden,<br />

anderen van dezelfde gezindheid<br />

9} beroepen, in derzelver plaatfe." Eenige Leden<br />

bewilligden in deezen voorflag (z); doch<br />

men kwam tot geen befluit.<br />

Tot hiertoe, was de fcheuring der twee partyen<br />

nog niet zeer openlyk gefchied, doch, na<br />

't neemen van de voorgemelde befluiten, in verfcheiden'<br />

Kerkelyke Byeenkomften, ging men<br />

verder, en kwam tot openbaare afzondering:<br />

waartoe ook de Remonftranten, opPlaatfen,<br />

daar zy de Wethouderfchap tegen hadden, al<br />

van den aanvang deezes jaars, hadden beflooten.<br />

Eenige Leden der Walfche Gemeente te<br />

Amfterdam, misnoegd om 't afzetten van Goulart,<br />

waarvan wy, te vooren (d), gewaagd hebben,<br />

vereenigden zig, federt, met de Remonftrantschgezinden,<br />

en hielden, in deeze Stad,<br />

de eerfte afgezonderde Byeenkomften, in kleinen<br />

getale, op afgelegen' Plaatfen. Hier predikte<br />

eerst voor hun, in de Franfche taaie Jakob<br />

Batelier, Student in 't Walfche Kollegie te<br />

Leiden. Doch de Nederlandfche Remonftranten<br />

te Amfterdam zogten, kort hierna, eenen<br />

Predikant van hun gevoelen op, die in 't Neder-<br />

(z) Refol. Holl. 2 Uittart 1617. by BRANDT II. Deel, ih<br />

468.<br />

Qa) m. 86.<br />

X. DEEL. K<br />

Voorflag<br />

van den<br />

Prinfe.ter<br />

Verga deringe<br />

van<br />

Holland.<br />

VT.<br />

Oor-<br />

(prong<br />

der afzondering,<br />

te Amfterdaiu»


i4


XXXVIII.BOEK. HISTORIE. Ï47<br />

dag, vondt men wederom verfcheiden' dreigende<br />

fchotfehriften aangeplakt, om de Remonftranten<br />

af te fchri'kken van 't prediken.<br />

Ook kwam 't graauw, op dien Zondag, zynde<br />

den negentienden van Sprokkelmaand, al een<br />

uur voor den opgang der Zonne, aan verfcheiden'<br />

oorden der Stad, op de been, om Arminiaanfche<br />

vergaderingen te ftooren. Een deel<br />

liep den Schout agter na, die juist toen goedgevonden<br />

hadt, naar Paapfche byeenkomften<br />

onderzoek te doen. Omtrent half negen uuren, j<br />

10-17.<br />

tHuis<br />

fchoolde een hoop volks famen voor 't huis ' rati Rem<br />

van Rem Egbertszoon Bisfchop, op den Singel ïgberts- of ,<br />

:oonJBis-<br />

Koningsgraft, het zesde ten noorden der Berg- \<br />

'chop<br />

ftraate. Deeze man, een broeder van den Pro- \ vordt<br />

fesforEpiscopius, was bekend voor yverig Re- 1 teplott*<br />

monftrantsch. De Predikant Sopingius hadt by ' lerd.<br />

hem t'huis gelegen. En men hadt het graauw<br />

diets gemaakt, dat hier gepredikt werdt: 't<br />

welk ligtelyk geloof vondt. Men viel dan aan<br />

op dit huis, eerst met fchellen tot de fchel brak,<br />

toen met werpen in de glazen, en met bonzen<br />

op de deur. De Schout Willem van der Does,<br />

verzogt, uit den naam van eenen der Regenten,<br />

tot het ftillen van den oproer, begaf zig,<br />

ten dien einde, derwaard. Zo deedt ook de<br />

Onderfchout Arent Elbertszoon Haan, met zyne<br />

dienaars. Doch zy vertrokken, na een half<br />

uur, wederom, zeggende, geenen last van Burgemeesteren<br />

te hebben, om daar, den gantfchen<br />

dag, te blyven. 't Graauw riep toen, dt<br />

Schout gaat weg; 't huis is ons tenprys, met al<br />

wat 'er in is. Straks werdt de deur, met een'<br />

balk, opgeramd. 't Geboefte viel in'thuis, daar<br />

alles geplonderd, vernield en geroofd werdt.<br />

K a Rem


7


XXXVIILBOEK. HISTORIE. 14$<br />

de te zyn (d). Voorts, raakten'er, te Amfterdam,<br />

eenigen in hegtenis, die men handdaadig<br />

hieldt aan de plondering, doch zy werden<br />

allen, met der tyd, zonder, of met eenigen<br />

borgtogt, ontflaagen. De Amfterdamfche ReVertoomonftranten vervoegden zig, in Lentemaand, jen det<br />

met twee Vertoogen, aan de Staaten van Hol\mfterlamfchaland , derzei ver befcherming verzoekende,<br />

Remon-<br />

midsgaders, dat hun, in de openbaare Kerke, eetrantennige Predikanten van hun gevoelen mogten ver- ! tan de<br />

gund worden, of, kon dit niet zyn, dat men hun ; Staaten<br />

fan Hol-<br />

vryheid gave tot het houden van afgezonderde j<br />

vergaderingen. De afgevaardigden van Amfterdam<br />

ter Dagvaart van Holland noemden<br />

de eerfte deezer twee vertoogen oproerig, en<br />

begeerden 'er zig niet nader op te uiten, voor<br />

dat de andere Leden zouden verklaard hebben,<br />

of de Stad Amfterdam kwalyk gedaan hadt,<br />

dat zy den ouden, waaren, opregten, Christelyken<br />

, Hervormden Godsdienst, tot hiertoe,<br />

hadt gehandhaafd. Men befloot, eindelyk, de<br />

verzoekers te wyzen aan de'Wethouders hunner<br />

Stad, wien zy een diergelyk fmeekfchrift<br />

overleverden. Doch hun verzoek vondt geenen<br />

ingang (e). Zy kreegen, hierom, van tyd<br />

tot tyd, grooter' afkeer van de Stads Predikanten,<br />

die fommigen hunner, met naame Rem<br />

Egbertszoon Bisfchop, eerlang, ook het Avondmaal<br />

ontzeiden. Sedert, gingen zy, nu en dan,<br />

naar Abkoude, naar Vreeland, en elders hieromtrent<br />

ter preeke (ƒ),<br />

IMaar<br />

(


150 VADERLANDSCHE XXXVIILBOEK<br />

' i6\7' Maar, op andere Plaatfen, gelukte het den<br />

Contraremonftranten beter, dan den Remon­<br />

VIL ftranten te Amfterdam, afgezonderde vergaÖorderingen<br />

te houden. Zelfs maakten zy zig, aan<br />

fprong<br />

v,an 't in verfcheiden' oorden, van de openbaare Ker­<br />

neemen ken meester. In den Haage, was, tot hiertoe,<br />

der de zetel der Remonftranten geweest. Want<br />

Klooster- fchoon hier, in de Nederduitfche Gemeente,<br />

Kérke, in<br />

den Haa­ drie Contraremonftrantfche Predikanten wage,<br />

doot ren , hielden twee derzelven gemeenfchap, met<br />

de Con­ den eenigen Remonftrantfchen Predikant ,<br />

tra:e- Joannes Uitenbogaard. Doch de derde en jongmonftranten.fte,<br />

Henrkus Rofeeus, was, federt eenigen tyd, in<br />

gefchil geraakt, met Uitenbogaard; 't welk zo<br />

hoog liep, dat Rofants zig onthieldt van 't Avondmaal,<br />

welk Uitenbogaard uitdeelen moest.<br />

De Staaten, geen middel hebbende konnen<br />

vinden, om Rofseus tot het opvolgen hunner<br />

Refolutien te beweegen met gemoede, hadden<br />

hem, hierop, gefchorst in zynen dienst. Sedert<br />

waren hy en de zynen naar Ryswyk ter preeke<br />

gegaan (g). Ook hadden de Raaden Kouwenburg,<br />

Rofa en Baarsdorp, de Griffier van<br />

den Hove Anthoni Buik en anderen verklaard,<br />

dat zy Uitenbogaard niet langer konden hooren<br />

prediken, met een goedgeweeten(^). De Advokaat<br />

Oldenbarneveld hadt hierop Prinfe<br />

Maurits, wien hy, tot hiertoe, over de kerkelyke<br />

gefchillen, niet gemoeid hadt, verzogt,<br />

„ dat hy zig voegen wilde by de Staaten, tot<br />

„ handhaaving van 't gezag der hooge Over-<br />

, w heid; alzo men klaarlyk zag, dat alles op<br />

» P' AR<br />

"<br />

(g~) UVTENBOG. Leven en Vcrantw. Cap. VIII. R-yo^loj*<br />

TRIGLAND. II. 874-888.<br />

(A.) UÏTENBUO. Leven 'Cap. IX. W. 107, id8.


XXXVIILBOEK. HISTORIE. 151<br />

^ partyfchap uitliep." Doch de Prins verklaarde<br />

zig altoos onzydig gehouden te hebben,<br />

te gelyk begeerende, dat men hem buiten 't<br />

" gefchil liete Uitenbogaard kwam ook<br />

te woorde met zyne Doorlugtigheid, en ontdekte<br />

klaarlyk, dat hy naar de zyde der Contraremonftranten<br />

helde, onder anderen beweerende,<br />

dat elke party eene Kerk hebben, en afzonderlyk<br />

Avondmaal houden moest: 't welk<br />

Uitenbogaard voor openbaare fcheuring hieldt<br />

(k\ De Haagfche Contraremonftranten verzogten<br />

, federt, om eene Kerk. De Staaten oordeelden<br />

wel, dat zy zig behoorden voldaan te<br />

houden met de openbaare Kerke, daar twee<br />

Predikanten van hun gevoelen leerden; doch<br />

ftonden hun egter de Gasthuiskerk toe, mids<br />

zy geenen afzonderlyken Kerkenraad hielden.<br />

Maar hierin maakte men zwaarigheid. 't Prediken<br />

in de Gasthuiskerke duurde egter (/) ,<br />

van den aanvang deezes jaars, tot in Hooimaand<br />

(m\ Toen werdt, op den negenden, de<br />

Klooster-Kerk ingenomen, door de Contraremonftranten<br />

f». Men wil, dat deeze Kerk,<br />

welke men niet gewoon was te gebruiken tot<br />

den Predikdienst, eenige maanden te vooren,<br />

bezigtigd was, door den Prinfe (0). Men was<br />

nu bezig om dezelve te herftellen, op last der<br />

Staaten van Holland O).<br />

De<br />

(i) Refol. Holl. 28 January 1617. bl. 15. UYTENBOG. Aant.<br />

iy BRANDT II. Heel, bl. 340.<br />

f,n UYTENBOG. Leven Cap. IX. bl. 108, 109.<br />

CO D<br />

1617,<br />

» CARLETONS Lettres ia the Cabala w Myftenes dj<br />

State P. I. P- '73'<br />

(m\ UYTENBOG. Leven Cap. IX- bl. 122, 123, 124, ISi-<br />

C B) Refol. HoU. 11, 27 July 1Ö17. bl. 1Ó4, 170.<br />

Co 5 UYTENBOG. Leven Cap. VI. bl. 135.<br />

£f> ) Rjifsl. HaU. es Mwt 1617-.il. 75-<br />

£ 4


1617. ,<br />

vm,<br />

Prins<br />

Maurits<br />

gaat in de<br />

Kloosterkerk.<br />

I<br />

5<br />

i<br />

c<br />

i<br />

V<br />

l<br />

Afzondering<br />

j<br />

in andere a<br />

Steden.<br />

g<br />

fl<br />

z<br />

\<br />

é<br />

t<<br />

O<br />

\<br />

D e P r i n s<br />

ging > den volgenden Zondag, voor<br />

t laatst, m 't gehoor van Uitenbogaard. Doch<br />

op den drieëntwintigften begaf hy zig naar de<br />

Klooster-Kerke Q), federt, de Prinfen Kerk<br />

(O, genoemd, verzeld van Graave Willem<br />

Lodewyk- en van een aanzienlyk gevolg van<br />

Heeren: welk, van tyd tot tyd, aanwies. Doch<br />

de Prinfes Weduwe van Oranje en haar Zoon<br />

Graaf Fredrik Henrik, de Advokaat Oldenaarneveld,<br />

de Heeren van Asperen, van Veenmizen,<br />

yan der Myle, van Groeneveld, de<br />

fonkheeren van Sevender en van Liere, de<br />

rfeerenHuigens, Meiander, Martini, de Wetïouders<br />

van den Haage en andere luiden van<br />

anzien hielden zig by de groote Kerke, daar<br />

Ie Remonftranten nog verdraagen werden Cr).<br />

daar men moet hier aanmerken, dat Groeneeld<br />

de oudfte Zoon, Veenhuizen en van derMy-<br />

: Schoonzoonen waren van den Advokaat Cs).<br />

De afzondering hadt dus, in den Haage, haae<br />

volkomen' gedaante gekreegen. In fommige<br />

ndere Steden, was zy nog geweldiger toegeaan.<br />

Te Oudewater, hadt de Contraremonrantfche<br />

Predikant Joannes Lydius ?ig afgeanderd<br />

van de Klasfis, zonder zig, door de<br />

Wethouderfchap, door de Staaten, of door<br />

erzelver afgezondenen, te laaten beweegen<br />

>t hereeniging. De opfchudding, die hieruit<br />

ntftondt, was op 't hevigst ten tyde der gewoon-<br />

(?) UYTENBOG. I.even Ceip. IX. bl. 141.<br />

( O BAUDART. Memor, IX. Boek, bl. 85. BRANDT II.Deel.<br />

556, 646, 647.<br />

u<br />

152 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEJT;<br />

: 's ) Remonft.« Je Waaragt. Hift. van T. v. OLDENBARN^V.<br />

168, 160.<br />

J<br />

CO Ik vind deezen naam , reeds in de Refohirtc»<br />

M n Heiland van den i6Novtmter 1618, K'366,


XXXVIILBOEK. H I S T O R I E . 153<br />

woonlyke verandering derWethouderen, wel­ 1617.<br />

ke men genoodzaakt werdt te doen, naar den •<br />

zin der yveraaren, die Lydius zyde hielden<br />

(V). Te Heusden, daar men, tegen dank der<br />

Wethouderen, Contraremonftrantfche Predikanten<br />

ingevoerd hadt., drong men den Drosfaard,<br />

wat laater, in eenen oploop, tot het<br />

maaken van merkelyke verandering , in de<br />

wettelykverkooren'Magiftraaten, welken men<br />

hieldt, niet te zyn van den ouden Hervormden<br />

Godsdienst (V). In den Briele, lieten eenigen<br />

zig verluiden, dat zy de Kerk zouden inneemen,<br />

daar kwame van wat 'er van wilde:<br />

't welk de Wethouders bewoog, op hunne verzekerdheid<br />

verdagt te zyn (w). Sommige fchippers<br />

fielden, in hunne vlaggen, 's Prinfen wapen<br />

, met dit byfchrift: Liever met Oranje te<br />

leggen in 't veld, dan langer met de Arminiaanen<br />

te zyn gekweld. Ook zag men, in openbaaren<br />

druk, een' lyst der Steden en Sterkten, die het<br />

hielden tegen de Arminiaanen (se). Doch deeze<br />

dingen fchynen laater gebeurd te zyn. Men<br />

wil, dat de Contraremonftranten fterk waren<br />

aangemoedigd , tot diergelyke onderneemingen<br />

, door eenen Brief des Konings van Groot-<br />

Britanje, in de Lente deezes jaars, in 't licht<br />

gekomen, en zeer veel verfchillende van den<br />

Brief, dien hy, te vooren, aan te Staaten gefchreeven<br />

hadt, alzo hy niet meer riedt, de gefchillen<br />

verdraaglyk te verklaaren, maar de-<br />

zel-<br />

(O Refol. Holl. 25 Febr. 22 Apr. 5, T2, 20, i\M*y 1617*<br />

fi!. 59, lort, 117, 123, 127, 130, 153. TRIGLAND. hl. 1024.<br />

(v) GROTIUS Verantw. Iloofdjl. IX'. hl. 90'.<br />

C«0 Refol. Ho!l. 5 A.ug. 1617. hl. 177.<br />

C*0 GROTIUS Verantw. I/oe/d/l. IX. hl. 96.<br />

K 5


IX.<br />

Rsadpieegingen<br />

op<br />

het hou­<br />

den eener<br />

NationaaleSinode.<br />

154 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK/<br />

zeiven te beflïsfen, door eene Nationaale ft.<br />

.nodefj)- Sommigen meenden, dat men hem,<br />

van hier, te kennen gegeven hadt, dat, met het<br />

dryven der verdraagzaamheid, eene verandering<br />

in de Regeering deezer Landen beoogd<br />

werdt, ten zynen nadeele; en dat hy, hierdoor,<br />

tot het afzenden van zulk een' Brief bewoogen<br />

geworden was (2). Vast gaat het, dat de<br />

Engelfche Gezant, Dudlei Karleton, in Sprokkelmaand<br />

te vooren, uit den Haage, naar Engeland,<br />

gefchreeven hadt „ hoe verfcheiden"<br />

„ luiden op hem begeerd hadden, dat hy ee,<br />

„ nen brief van zyne Majefteit aan Prinfe Mau-<br />

„ rits moest zoeken te verwerven , waarby<br />

„ deeze aangezet werdt, om in zynen yver<br />

„ voor de waare Leere te volharden (V):" op<br />

welk fchryven, 's Konings brief gevolgd was.<br />

' 't Houden of niet houden eener Nationaale<br />

Sinode was , federt het ontvangen van den<br />

Brief des Konings van Groot-Britanje , de<br />

hoofdzaak geweest, die, tusfchen de Gewesten<br />

en Steden, betwist werdt. De Staaten van<br />

Zeeland zonden, in Bloeimaand, Gemagtigden<br />

naar den Haage, om ernftelyk aan te houden<br />

by die van Holland, op het fpoedig byeenroepen<br />

eener Nationaale Sinode. De Gemagtigden<br />

hadden hunnen last eerst geopend aan zyne<br />

Doorlugtigheid, die, bevindende dat dezelve,<br />

onder anderen, beftondt in ee.ne aanraading<br />

tor voorkoming en heeling van fcheuring<br />

, gezeid zou hebben, het is te laat; de fcheuring<br />

00 BAUDART. Memor. IX. Boek, ih


XXXVÏÏI. BOEK. HISTORIE. 155<br />

rine is V airede: waarop zy beflooten,had­ 1617.<br />

den, van cüt gedeelte vanhi^<br />

oen Eenige dagen laater, deeden ook de Staaten<br />

van Gelderland die van Holland verzoeken<br />

om te bewilligen in het houden eener Nationaale<br />

Sinode, onder't gezag hunner Hoog-Mosendheden,de<br />

Heeren algemeene Staaten. UoK<br />

hadden Friesland en Groningen en Ommelanden<br />

Gemagtigden naar den Haage gezonden,<br />

dringende, vangelyken, op het byeenroepen<br />

eener Nationaale Sinode,door de Vereenigde<br />

Gewesten (b\ 't Liep aan tot in Oogstmaand,<br />

eer de Staaten van Holland goedvonden te<br />

antwoorden op den voorflag, door die van Zeeland<br />

gedaan. Doch eer wy dit verhaalen, kee<br />

ren wy ons, kortelyk, tot het weinige ,welk, 1, -nic>l 89a<br />

omtrent deezen tyd, in algemeene en krygszaaken,<br />

voorgevallen is. .<br />

ffi fJX 5 S^fÊL Nmul. **1 r.<br />

I3 4<br />

,4 «• ot:rt A.TDART Memor. IX. **i Ut ioo, v,9. \'.<br />

J»EN S-iNUB V. Uoik, H. 72.<br />

, .rcec-'t<br />

t X.<br />

s Onder-5<br />

De Hertog van Savoye, m oorlog geraak<br />

met Spanje, deedt, in Lentemaand deeze ftand aan<br />

iaars door zynen Gezant,Gutllet de Mouchou ' den Herde<br />

algemeen Staaten verzoeken, om onder " toge van<br />

ftand Hy begeerde vierduizend knegten ei 1 Savoye.<br />

vierhonderd paarden, behalven eenige kryg;<br />

behoeften. Doch de Staaten, onlangs ondei<br />

vonden hebbende, hoe weinig nuts een Lege r<br />

van Nederlanders doen kon in Itahe,en m d é .<br />

aangrenzende gewesten , beflooten den He:<br />

tog, liever, met vyftigduizend guldens te |<br />

maand, te onderfteunen. Zo veel belang fte l-<br />

den ze'er in, dat hunnen ouden vyand af breu k •<br />

gedaan werdt (c). De Franfche Gezant^ d u<br />

l


ÏÓI7.<br />

XI.<br />

Verfchil<br />

tm.fchen<br />

Brandenburg<br />

en<br />

Nieuwburgover<br />

't<br />

heffen<br />

der tollen<br />

op<br />

den Rynftroom.<br />

. *^ j<br />

i<br />

1<br />

I<br />

j<br />

d<br />

V<br />

f<br />

Klakten<br />

over in- r<br />

t>reuk op J<br />

't Bc-<br />

0<br />

»5Ó* VADERLANDS CHE XXXVIII. BOEK:<br />

Maurier, hadt de Staaten, uit den naam zyhs<br />

Meesters ook kragtelyk, tot het onderfteu?<br />

nen des Hertogs yan Savoye, aangezet (d). In<br />

de Lente des volgenden jaars, werdt de vrede<br />

eerst getroffen, door bemiddeling van den<br />

Paus en^den Koning van Frankryk<br />

Over t heften der tollen op den Rynftroom,<br />

was onlangs gefchil gereezen tusfchen de<br />

Vorften van Brandenburg en Nieuwburg. De<br />

laatfte wilde den tol, die te Rees geheeven<br />

werdt te Burik doen heffen, daar 't van ouds<br />

plag te gefchieden: 't welk de eerfte niet eehengen<br />

wilde, alzo hymeer meefter was van<br />

t gene, te Rees,daar Staatfche bezetting hs<br />

ontvangen werdt,dan van 't gene, te Burik'<br />

werdt geheeven. Hy deedt, hierom, by Pl a!<br />

bat, verklaaren, dat de fchippers te Rees<br />

:ouden moeten vertollen, alfchoon ze zulks<br />

;eeds te Burik gedaan hadden. De Nederlandche<br />

Koophandel langs den Ryn werdt merkeyk<br />

belemmerd door deezen twist. De algemene<br />

Staaten zonden, eindelyk, in 't voorla*,<br />

Gemagtigden af, die te wege bragten<br />

at de fchippers, borg ftellende voor den tol!<br />

ryelyk voorby vaaren mogten, totdat het ge-<br />

:hil tusfchen de Vorften gevonden zou zyn (e)<br />

Het beflaan van eenige Nederlandfehe fcheen<br />

in Spanje gaf den Staaten, ten deezen tve<br />

% wederom ftoffe, tot klaagen over inbreuk<br />

ü^d. O p t Beftand. Ook reezen 'er, geduurig,ge-<br />

f( hillen op de grenzen, die nog niet behoorlvfe<br />

$ :regeldwaren. De Aartshertogen zonden, in<br />

't najaar, twee Gemagtigden naar den Haagea '


XXXVIILBOEK. H I S T O R I E . i 5f<br />

om deeze gefchillen te effenen (f), en veelligt<br />

bok, om den Haat der Kerkelyke oneenigheden,<br />

van naby, te befpieden, op dat ze'er, in<br />

tyd en wyle, hun voordeel mede zouden mogen<br />

doen. Doch ik vindt niet, dat zy iet van<br />

belang hebben uitgevoerd.<br />

In 't Noorden, ilondt het,dit jaar,zeer onrustig.<br />

De Koning van Deenemarke wapende<br />

zig, zo men vermoedde, tegen de Hanze-Steden,<br />

die ook volk aannamen en zig<br />

verfterkten; gelyk Hamburg, in't byzonder,<br />

deedt. De Koning van Poolen bereidde zig,<br />

insgelyks, ten oorloge, tegen den Koning van<br />

Zweeden, 't welk deezen bewoog, eenen gezant<br />

te zenden naar den Haage, die, op den<br />

zesden van Slagtmaand, gehoor verworven<br />

hebbende, de Staaten ernftelyk verzogt, om<br />

onderhand. Doch de zaaken ftonden, ten dien<br />

tyde,hier,zo verward, dat men het antwoord<br />

op zyn verzoek verfchoof (g). In 't begin des<br />

volgenden jaars, na dat de Poolen in Lyfland<br />

gevallen waren, ftondt men den Koning van<br />

Zweeden veertigduizend guldens toe ter<br />

maand. De Grootvorst van Muskovie, die beide<br />

met Poolen en Zweeden overhoop lag, verzogt<br />

toen de Staaten ook om onderftand, die<br />

hem egter geweigerd werdt, waarop hy vrede<br />

maakte met den Koning van Zweeden (Jï)*<br />

In Hooimaand deezes jaars, keerde Willem xir.<br />

Komeliszoon Schouten van Hoorn,terug in ZeeOntdekland, van eene reize rondsom den aardkloot, ting der<br />

Straat<br />

door nn Le-<br />

f/) I'AUDAUT. Metnor. IX. Boei, bl. 202.<br />

(s) BAUDAIIT. Memor. IX. Boek, bl. 126. Zie tok Refol.<br />

Hol!, 23 Maart 1617. bl. 76.<br />

CA) IMUDART. Memer. IX. Boek, bl. 100 lol.<br />

161/.<br />

De Ko.<br />

ning va»<br />

Zweeden<br />

verzoeke<br />

de Staaten<br />

om<br />

onderftandte­<br />

gen POJJ.<br />

len.


1617.<br />

Maire en<br />

van eenigeEilandenomtrentdezelve. <br />

Walvisfchen<br />

voor<br />

Scheveningen<br />

geftrand.<br />

*$8 VADERLANDSCHEXXXVIÏÏ.BGZK,<br />

door hem en Jakob le Maire, Zoon van Izaak<br />

le Maire, voorheen Koopman te Amfterdam<br />

fY), doch nu te Egmond woonagtig, voor rekening<br />

van eenige byzondere Perfoonen, met<br />

twee fchepen, ondernomen. De vaart beoosten<br />

de Kaap de goede Hoop, en westwaards,<br />

door de Straat van Magellaan, was, hier te<br />

Lande, allen byzonderen Perfoonen verbooden,<br />

en ftondt alleen der Oostindifche Maatfchappye<br />

vry. Maar de oude Le Maire hadt gedagt,<br />

dat 'er een doortogt te vinden zou zyn, bezuiden<br />

de Straat van Magellaan. 't Ontdekken<br />

van deezen doortogt, federt de Straat van Le<br />

Maire genaamd, was het merkwaardigfte, welk<br />

op deeze reize voorviel. Schouten, die, voor<br />

Schipper, en Le Maire, die voor Opper - Koopman<br />

voer, op het grootfte der twee fchepen,<br />

deeden deeze merkwaardige ontdekking, in 't<br />

begin des jaars 1616 (k). Zy vonden ook eenige<br />

Eilanden; welken zy naar de Staaten, naar<br />

Prins Maurits, en naar Barneveld noemden,,<br />

Van de Straat zelve en van de Eilanden namen<br />

zy, ten zelfden tyde, by eene plegtige verklaaring,<br />

bezit, uit den naam van de algemeene<br />

Staaten en van Prinfe Maurits (/).<br />

Voor Scheveningen waren, dit jaar, vier<br />

Walvisfchen geftrand en gevangen (tn). Men<br />

hieldt dit toen, fchoon 't meermaalen gezien<br />

was, in 't gemeen, voor eene voorbode der<br />

naderende beroerten. Doch tegenwoordig zou<br />

men 'er eer uit befluiten, dat 'er overvloed van<br />

Wal*<br />

(O Z\e IX. Deel. bl. 337.<br />

(A) W. C. SCIIOUTENS Rc'ze U. 79, %e>.<br />

(i) l'iiez Supplcm. OU Corps Diplom. Tnm. II. Pt I. f. lS&(<br />

(IBJ R'iuDARr. Memor. IX. Hoek, bl. 97, 202.


XXXVlil. BOEK. H 1 S T O R I E. tgrj<br />

Walvisch in 't Noorden was, en onze Wal- 1617*<br />

vischvangers zouden 'er door aangemoedigd<br />

worden, om fterker ter visfeherye uit te rusten.<br />

Gelyk men, eenige jaaren geleeden, met De Pur-<br />

goeden uitflag, de Beemfter bedykt en droogmer wordt,<br />

gemaakt hadt, zo verwierven Edam en Mon­<br />

bcdyku<br />

nikendam, in Zomermaand deezes jaars, Oktroi<br />

van de Staaten van Holland, om de Purmer,<br />

een kleiner Meer tusfchen de twee genoemde<br />

Steden, te doen bedyken (ji). 't Gefchiedde<br />

egter niet, voor den jaare 1620, waarvan<br />

de binnenlandfche onlusten, die ook de<br />

Regeeringen der twee gemelde Steden verdeeld<br />

hielden, vermoedelyk, eene der voornaamfte<br />

oorzaaken zullen geweest zyn.<br />

De draad der gefchiedenisfe leidt ons weder*<br />

om tot het verhaal deezer onlusten, die, ir.<br />

dit en eenige volgende jaaren, het gewigtigfte<br />

gedeelte onzer Vaderlandfche Hiftoriezul<br />

len uitmaaken.<br />

Men hadt nu, te Oudewater en elders, ge­ • XIÏI.<br />

zien, dat de onderlinge verdeeldheid niet al­ De<br />

leen uitliep, op fcheuring in de Kerke; maai . fcheu-<br />

' ring in de<br />

dat 'er ook ongewoone veranderingen in di ' Kerk<br />

Regeering der Steden door te wege gebrag • geeft<br />

werden. Zy, die, naderhand, de zyde der Re • aanleimonftranten<br />

hielden, hadden, al in den aan . ding tot<br />

ongevang<br />

der oneenigheid , ongewoone poogin<br />

' voone<br />

gen gedaan, om luiden van hunne gezindheii ' verandeop<br />

't kusfen te helpen, op Plaatfen, daar di ; ring in de<br />

meerderheid der Regenten hun tegen was (0) Regee-<br />

Te Utrecht, was 't ook, van de andere zyde<br />

' ring.<br />

><br />

a I<br />

Cn) Refol.Holl.S,gjuny 1617. II. 142,144. Croot-Platotli<br />

II- tieel, kul. 1719.<br />

(0) Zie hier vuor, bl. 32, 24.


i6o VADERLA,NDSCHE XXXVIII. BOEK;<br />

ï5i7.<br />

l<br />

<<br />

unt.i<br />

i<br />

<<br />

£<br />

1<br />

t<br />

}<br />

1<br />

1<br />

c 1<br />

al vroeg,ondernomen (p), hoewel 't imsïoïÉ<br />

was. Doch nu j flerker en openlyker onderfteund<br />

wordende, begonden de Contraremon'<br />

ftranten zulke veranderingen, aan verfcheiden'<br />

oorden,met beteren uitflag, in 't werk te Hellen.<br />

Men beproefde zyne kragt eerst in de<br />

kleine 3teden,die geene Hem hebben ter Staatsvergaderinge,<br />

van zins, naar 't fchynt, om,<br />

daarna, tot de Hemmende Steden van Holland,<br />

over te gaan. De Advokaat Oldenbarneveld<br />

befpeurde wel haast, waar 't op aangelegd ware.<br />

Verfcheiden' Leden der Vergaderinge ontlekten't,<br />

zowel als hy. En naardemaal weinigen<br />

geneigd waren, het bewind, hun toevertrouwd<br />

, af te Haan, raadpleegde men, terlond,<br />

op de beste middelen, om zig te versekeren,<br />

tegen beroerten in de Steden, waarlit<br />

verandering in de Regeering te dugten<br />

was. Veelen begonden zelfs te gelooven, dat<br />

le Godsdienst flegts tot een' dekmantel gestuikt<br />

werdt, om deeze verandering uit te<br />

verken (\q). Men kreeg vermoeden, "dat zyïe<br />

Doorlugtigheid zelve hieronder roeide, of<br />

lat, tenminflen, eenigen zyner voornaamfte<br />

anhangeren, hunne eigen' bevordering zoe-<br />

:ende door 's Prinfen verheffing, hem gaarne<br />

ot Graave van Hollaad, waartoe wylen Prins<br />

Villem zo goed als aangenomen was, of tot<br />

leere der Vereenigde Gewesten zouden heben<br />

zien verklaaren, dat zy meenden, niet<br />

an na 't veranderen der tegenwoordige Reeeringe,<br />

'twelk, dagtmen, alleen door op-<br />

ê<br />

aer te bewerken was, te zullen konnen ge-<br />

r<br />

fchie-<br />

O) Zie bl. 25.<br />

(ï) GROTIUS Verantw. C*p. XIX. il. 194. Zit «si it Vewss


XXXVIII. BOÈK. H I S T O R I E . 16I<br />

fcheiden. Ook hadt men den Prinfe doen gel.ooven,<br />

dat de Advokaat en de tegenwoordige<br />

Regeering de vermindering van zyn gezag<br />

zogten f>), immers niét ligt bewilligen zouden<br />

in zyne verheffing: en dat de Contraremonftranten,<br />

daarentegen, zeer op het vermeerderen<br />

van 'sPrinfen gezag gefield waren: waarom<br />

men hem, t' eenigen tyde, hadt hooren zeg­<br />

gen ,dat hy ze hieldt voor de oude Gereformeerden<br />

, die zynen Vader op den /loei gezet hadden<br />

(Y). Op zulke vermoedens en redenen, beflooten<br />

dan de tegenwoordige Regenten, dat zy,<br />

voor de rust in de Steden, waarvan de behoudenis<br />

hunner agtbaarheid afhing, op eene byzon-<br />

dere wyze, behoorden te waaken.<br />

Dit kon gefchieden, door middel der ge-<br />

-CO UYTENBOG» Levenen Verantw. Cap. IX. bl. 122,124,13';,'<br />

tap. X. il. 156.<br />

(O UYTENBOG.. Dfïgre*. by BRANDT H, Heel, bl. 55H.<br />

X. DEEI, L<br />

lölfi<br />

XIV.<br />

Üorzaawoonlyke<br />

Lands foldaaten, of door de fchut-,<br />

ieti van 't<br />

teryen, of, door van nieuws geworven* kneglanneetert uit de Ingezetenen, welken men, hier te rce» der<br />

Lande j Waardgelders plag te noemen, veelWaardligt,<br />

om dat zy, zonder daadelyk te dienen, gelders.<br />

zig, om geld, gereed hielden, tot het voeren<br />

der wapenen in tyd van nood, tegen Welken<br />

zy bewaard werden. Doch de gewoonlyke<br />

Lands foldaaten lagen nietin alle Steden, alwaar<br />

men onraad vreesde. In Haarlem, in Leiden,<br />

in Hoorn, was geene bezetting. De Prins, ook ,<br />

die 't voornaamfte gezag oefende over 's Lands'<br />

Krygsvolk, hadt verklaard, dat hy verflondt,<br />

niet te doen jegens die van den Hervormden Godsdienst<br />

, waardoor hy de Contraremonftranten<br />

alleen betekende, van welken de tegenwoordig


1617.<br />

Befluit<br />

der Staaten<br />

van<br />

Holland<br />

van den<br />

vierden<br />

van<br />

Oogst­<br />

maand ,<br />

de fcherpeRefolutiegenaamd.<br />

ifla VADERLANDSCHE XXXVIII. BOEK.<br />

dige Regeering de meeste opfchuddingeiï<br />

vreesde. Ook hadt zyne Doorlugtigheid zwaarigheid<br />

gemaakt, om die van Oudewater, na<br />

den moedwil aldaar gepleegd, op hun verzoek ,<br />

nog een vendel knegten toe te ftaan. En fommige<br />

Hopluiden, bezetting houdende in dei<br />

Steden, hadden verklaard, mondelingen of<br />

fchriftelyken last te hebben van den Prinfe,<br />

om de Wethouders niet te gehoorzamen, in<br />

zaaken, fpruitende uit het ftuk van den Godsdienst.<br />

Alle deeze redenen deeden de meefte<br />

Steden befluiten,dat zyzig,op de gewoonlyke<br />

bezettingen, al werden ze haar al toegedaan,<br />

niet zouden konnen verhaten (f) Opdefchutteryen,<br />

grootendeels, de zyde der Contraremonftranten<br />

toegedaan, was geheel geen ftaat<br />

te maaken. Men kwam, hierom, tot het aanneemèn<br />

van Waardgelders, in zulke Steden ,<br />

die dezelven oordeelden te behoeven. De<br />

meerderheid der Staaten van Holland nam, op<br />

den vierden van Oogstmaand, een befluit,<br />

welk de Contraremonftranten, federt, defcherpe<br />

Refolutie genoemd hebben, 't Liep op deezen<br />

zin: „ De Staaten, gezien hebbende 't ge-<br />

„ ne, dit jaar, in verfcheiden' Steden, als Haar-<br />

„ lem, Amfterdam, Schoonhoven, Briele, Ou-<br />

„ dewater, Woerden, Heusden, en vooral in<br />

den Haage, tegen de orde, vryheden en ge-<br />

„ regtigheden der Landen en Steden, voorge-<br />

„ vallen was; en te vergeefs, de Steden, wel-<br />

„ ke nog zwaarigheid maakten, om zig te<br />

„ voegen met de overige Leden, hebbende<br />

zoeken over te haaien tot eenigheid, zelfs<br />

„j door<br />

(O Gaonus Varantw. C«£>. X. W. 105.


XXXVIII. BOEK. H I S T O R I E . 163<br />

» door de aanbieding van 't beroepen eener 1617.<br />

» Provinciaale Sinode; hadden, eindelyk, be-<br />

» flooten, de Nationaale Sinode, door fomr><br />

migen verzogt,als ftrydig met de hoogheid<br />

95 en geregtigheid van Holland, af te flaan.<br />

» Voorts, vonden zy raadzaam, hunne inzign<br />

ten op 't ftuk van den Godsdienst in openn<br />

baaren druk te geeven; de gewesten, die de<br />

» Nationaale Sinode begeerd hadden, te ben<br />

antwoorden;de voorige Refolutien, met al-<br />

» le gemaatigdheid en befcheidenheid, te doen<br />

» agtervolgen, en alle daadelykheden, over<br />

„ Perfoonen, openbaare en andere Plaatfen<br />

„ en Goederen, te doen weeren. Ten welken<br />

„ einde, de Regenten der Steden, by voor-<br />

„ raad, en tot dat anders, ftaatswyze, zou<br />

„ worden beflooten, gelast, en, des noods,<br />

„ gemagtigd werden, tot het aanneemen var<br />

„ meer volk van wapenen, ter hunner verze-<br />

„ keringe en weeringe van daadelykheid : wor-<br />

„ dende, wyders, elk, die zig beklaagen mogt.<br />

„ over 't gene de Regenten der Steden, ui<br />

kragte deezer Refolutie, zouden doen, be<br />

volen, zig by niemant anders te vervoegei 1<br />

dan by de Staaten, alzo, op 't gene, by d<<br />

Geregtshoven, gedaan of voorgenomei 1<br />

„ mogt worden, geen agt zou worden geflaa<br />

gen. Eindelyk, befloot men, eene bezen<br />

„ ding te dóln aan Prinfe Maurits, aan d<br />

Prinfesfe Weduwe en aan Prinfe Henrik, or i<br />

„ dezelven te verzoeken, dat zy de hand let<br />

„ nen wilden, tot het uitvoeren deezer Refc<br />

D e e z e<br />

« lutie f»." bezending gefchiedde<br />

^ te<br />

00 Zie BAODART. Memor. IX. Boek, 11, 37.<br />

L 2,<br />

n


i<br />

XV.<br />

Verklaa- (<br />

ring van<br />

de inzlg- (<br />

ten der 1<br />

Staaten '<br />

van Hol- c<br />

land, op ,<br />

't ftuk r<br />

164 VADERLANDSCHE XXXVIILBOE*<br />

ten zelfden dage. Men verzekerde den Prins<br />

van het goede oogmerk der Edelen en meeste<br />

Steden, om de vryheden en geregtigheden van<br />

t Land en den waaren Christelyken Hervormden<br />

Godsdienst te handhaaven. Zyne Doorlugtigheid<br />

verfcheen, hierop, des anderendaags,<br />

m de Vergadering van Holland, om<br />

der Staaten meening nader teverftaan,diehem,<br />

zeide hy,in groote hevigheid, aangediend was;<br />

en om tevens te verklaaren, dat hy niet goedfondt,dat<br />

de Staaten, tegenwoordig, fcheiden<br />

zouden, gelyk hy verftaan hadt,° het vooraeemen<br />

te zyn. Sommigen antwoordden den<br />

Prinfe; doch verwardelyk, en zonder dat 'er<br />

omvraag gedaan, of befluit genomen werdt (y).<br />

De verklaaring van de inzigten der Staaten<br />

>p t ftuk van den Godsdienst, van welke in<br />

le Refolutie gewaagd werdt, was . den vyfden<br />

'an Oogstmaand, getekend, en kwam, verbolgens<br />

, in 't licht. Zy betuigden, by dezelve,<br />

len Hervormden Godsdienst te willen blyven<br />

landhaaven. Zy weezen aan, om welke rede-<br />

van den I len, hun het regt toekwame, om kerkelyke<br />

Gods- \<br />

dienst. g zetten te maaken, en wat hen bewoogen hadt,<br />

Dt het beveeJen der verdraagzaamheid, in de<br />

erfchillende punten. Ook gaven zy te ver­<br />

f ban , in de Nationaale Sinode niet te konnen<br />

h ewilligen, om dat men toeleg maakte, om<br />

a daar punten te beflisfen, die in de Christe-<br />

b dce Kerke onbeflistgelaaten waren (w). Doch<br />

ir 1 deeze verklaaring, en in de voorgemelde<br />

B efolutie, hadden Amfterdam, Enkhuizen,<br />

E<br />

dam en Purmerende niet bewilligd. Op den<br />

naam<br />

. v 5 Refol. Holl. 4, 5 Aug. 1617. H. 176, 177,<br />

» U/iwMivT. memor. IX. Jkek, 6U 3*,


XXXVIILBOEK. H I S T O R I E . 165<br />

naam deezer vier Steden, kwam, in 't begin<br />

van Herfstmaand,een ernftig Protest ia 't licht<br />

tegen de Refolutie der Staaten, waarby zy zig<br />

rondlyk verklaarden voor 't houden eener<br />

Nationaale Sinode, tot beflisfmg der gereezen'<br />

gefchillen. Dordrecht voegde zig, eerlang, by<br />

de vier Steden, nevens dezelven, op eene Na<br />

tionaale Sinode dringende (V). De overige Leden<br />

deeden nieuwe poogingen, om de Stad<br />

Amfterdam, daar de befluiten, welken Burgemeesters<br />

en Vroedfchappen geduuriglyk namen,<br />

flegts door eene of twee ftemmen, overgehaald<br />

werden (y),van meening te doen veranderen.<br />

Men bediende zig, hiertoe, van de* 1<br />

arbeid van den Penfionaris de Groot, die voor<br />

floeg „dat men de gefchillen, i» eene Pro vin<br />

„ ciaale Sinode,moest tragten by te leggen •><br />

„ of, gelukte dit niet,eene algemeene Sinod<br />

beroepen, om-ze af te doen(z)." Doch mei l<br />

begreep ligtelyk, dat hiermede de zaak op d t<br />

lange baan gel'chooven weidt; ai-zo alle uit<br />

heemfche Mogendheden zig niet even fpoedi y<br />

zouden laaten beweegen, om in zulk eene S:<br />

node te bewilligen. Ook hadden de Contrart<br />

monftranien zo veel rede», om op eene N.<br />

fcionaale Sinode te dringen-, naardien zy zig<br />

•9..<br />

daarin, van de meerderheid verzekerd hie I-<br />

den, als de anderen om de algemeene Sinod<br />

beter te keuren,alwaar de Nederlandfche Ke<br />

ken ,maar céne ftemmoetende hebben,het bi e<br />

Qu<br />

it<br />

t>\) Refiil.WoH-. ag stug. 12 Sepi. 1617. li, 185, iyt. BA<br />

liART* Memor. IX. Boek, bl. CtZ.<br />

Cv) Zh C. P. HOOFTS Redev. bv BRANDT H» Deel, bl. 51<br />

(z) GROTIUS Veramw. C'ap.Vl.bl. 63-C3. BRANDT. 11. D>.<<br />

3/.


I<br />

i I<br />

166 VADERLANDS CHE XXXVIII. BOIK,<br />

xvr.<br />

Bezending<br />

naar<br />

Zeeland,<br />

over't<br />

ftuk der<br />

Sinode,<br />

naar Dordrecht.<br />

4<br />

i<br />

Verfcheiden'<br />

i<br />

Steden 1<br />

fluit der Sinode, niet zo ligt, ten nadeel? der<br />

Remonftranten, zoude konnen doen uitvallen<br />

(a). Deeze en diergelyke voorflagen waren ,<br />

derhalve, vergeefs. Amfterdam bleef by zyn<br />

gevoelen.<br />

Het antwoord aan' de Staaten van Zeeland,<br />

ftrekkende om de Nationaale Sinode af te flaan<br />

(&), werdt hun overgebragt, door Jan van Duivenvoorde<br />

, Heer van Duivenvoorde, en Hugo<br />

de Groot, welke laatfte, by deeze gelegenheid<br />

, eene aanfpraak deedt, tot verdediging van<br />

de jongfte Refolutie der Staaten van Holland<br />

gerigt. Ook floeg hy den Zeeuwen, daarna, het<br />

houdè'n eener algemeene Sinode voor (V). Doch<br />

men bleef, in Zeeland,fchoon met eenig verfchil<br />

van gevoelen, nog voor 't houden eener<br />

Nationaale Sinode (d). Duivenvoorde en de<br />

Grroot toogen ook naar Dordrecht, om deeze<br />

Stad, wederom, tot de zyde der Edelen en<br />

neeste Steden over te haaien. Dochzydeeden<br />

/ergeeffchen arbeid. Op deeze reize, werden<br />

ty, van 't graauw, te Veere in Zeeland, en te<br />

Dordrecht, fmaadelyk bejegend, en voor Arniniaanen<br />

gefcholden (e).<br />

Ondertusfchen,begon men, in verfcheiden'<br />

Jteden, hier vroeger, elders laater, een zeker<br />

;etal van Waardgelders aan te neemen, die eger<br />

over 't geheel, in gantsch Holland, nog geen<br />

igttienhonderd beliepen (ƒ). 't Gefchiedde te<br />

Haar-<br />

ügten i fiO RRANDT II. Deel, bl. 571.<br />

Waard- t C<br />

gelders. ;<br />

1<br />

') Zie hctby BAUDART. Memor. IX. Boek. tl.45en by BRANDT<br />

[. Deel, bl 572.<br />

(_c) Zie Notul. Zeal. 14. 17 A/tg.' 1617. II. 143, 143. 151.<br />

RANOT II. Deel, bi. 583.<br />

Cd) Notul. Zeel. u) 4ugi 1617. U. 150.«BRANDT ll.Deel,<br />

\. 501.(120.<br />

f e ) nRANDT II. Deel, IL 621, 622.<br />

Cf) GROTIUS Verantw. Csp. XIX. bl. 23!;


XXXVIII.BOEK. H I S T .0 R I E. 167<br />

Haarlem,te Leiden,te Gouda,te Rotterdam, 1617;<br />

te Schoonhoven, te Hoorn, en misfchien nog<br />

op eene of twee andere Plaatfen. Te Leiden, Te Lelden,wor<br />

boodt de Schuttery aan,dubbele wagt waar te deneeni­ neemen,zo men de Waardgelderswilde afdangeBurken. Doch de Wethouders waren hier zo weigersontnig gerust op de Schuttery, dat zy, eerlang, fclmtterd.<br />

't Stadhuis, met een fterk houten Staketfel,<br />

deeden befchanfen, den burgeren vernieuwing<br />

van eed afvorderden, en eenige honderden<br />

fchuttars, dien eed weigerende , ontfchutterden<br />

Q). Veelen van deezen ontwierpen Verbindfchriften,<br />

welken, niet van boven naar beneden,<br />

maar rondsom eenen kring, op lynen,<br />

van 't middelpunt afloopende, ondertekend<br />

waren, op dat men niet zou konnen zien, wie<br />

eerst getekend hadt. De Gemagtigden deezer<br />

luiden, welken men O- of Cirkeltekenaars<br />

noemde, vervoegden zig, daarna, aan den Hooien<br />

Raad, waarop, eerlang, het bannen en vangen<br />

van eenigen volgde. De ontfchutterden begaven<br />

zig,eindelyk,naar de Staaten van Holland,<br />

die hen vermaanden, tot gehoorzaamheid<br />

aan de Wethouderfchap, te gelyk verklaarende,<br />

dat hun niets onbehoorlyks gevergc i<br />

was. Doch dit gefchiedde eerst,in den Zomei<br />

des volgenden jaars O) Te Delft, kon men zij r<br />

><br />

luttel verlaaten, op de twee vendels gewoon<br />

lyke foldaaten, aldaar in bezetting leggende<br />

><br />

alzo zy,ter gelegenheid van den oploop over dei 1<br />

Kooren-Excyns (O, de Magiftraat niet had<br />

dei 1<br />

(s) VAN msn SANOE VI. Hoek , bl. 79.<br />

(h% UVTFNBOO. bl. S&7, 889. 905. enz. TMCI.AN» bl. tw. Cap. XIX. bl. 216. BRAMJT II. Deel, bl ja<br />

(O Zie bier veor, bl. 9*.<br />

L 4


ÏÖ*8 VADËRLANDSCHEXXXVIIÏ.BOB^<br />

Ï6V.<br />

<<br />

1<br />

t<br />

Olde'ibsrne-<br />

r<br />

veld reist<br />

naar<br />

Utrecht, Ë<br />

zo men ij<br />

meende, c<br />

om ook<br />

aldaar<br />

n<br />

den bygeftaan. Ook hadt een vreemd perfoon<br />

voorgeeyende last te hebben van zyne Door-<br />

Iugtigheid, aldaar, vergadering van Schutters<br />

belegd, zonder kennis der Wethouderfchap.<br />

Sommigen hadden, hierom, geoordeeld, dat<br />

men,ook hier, Waardgelders behoorde aan te<br />

neemeni (k). Nogtans meen ik niet, dat het<br />

gefchied is. Van twee vendels, leggende in<br />

Schoonhoven, alwaar, reeds in \ jaar I6I«<br />

merkelyke onlnst geweest was Ql), meende men'<br />

neer te vreezen dan te hoopen te hebben, al-<br />

;ozyzig,buiten weeten der Wethouderfchap,<br />

nn kruid en lood voorzien hadden f» In anlere<br />

Steden, hadt men ook byzondere redeien,<br />

om voor opfchudding te vreezen, of de<br />

ezettmg te mistrouwen.<br />

De Advokaat Oldenbarneveld, die dit aaneemen<br />

van Waardgelders bovenal ter herte<br />

am, vertrok, op den veertienden van Oogscïaand,<br />

naar Viane, en, van daar, naar Utrecht,<br />

lwaar hy, overvallen door eene zwakheid,<br />

ie hem eenige weeken bybleef, eenen geruiïen<br />

tyd vertoefde. Men heeft, nadeihand,<br />

Waard- g smeend, dat deeze zwakheid ilegrs voorge-<br />

gelders g evsn werdt, en dat hy naar Utrecht verreisd<br />

te doen ^ as, om dé aanneeming der Waardgelders<br />

Iigten. 0<br />

3k daar, te bevorderen (V). Doch hy heeft<br />

d m Geneesmeester genoemd,die hem bediend<br />

h idt(V). Naardemaalhy egter, tentyde van de<br />

| >tinge der Waardgelders, in Utrecht was, is<br />

'*) Zie GROTIUS Verantw. Cap. XIX. bl. »^0. t J) ÜRANDT II. Deel, ld. 252.<br />

. ( ni) GROTIUS Verantw. Cap. XIX. bl.. 3*0, '<br />

< JIAUDAKT. Memor. IX. tinei; bl HL<br />

' het


XXXVIILBOEK. H I S T O R I E . 169<br />

het ten hoogfte waarfchynlyk, dat men, met<br />

hem, over dit ftuk heeft geraadpleegd; zo,<br />

om dat de Heeren, die thans 't voornaam bewind<br />

hadden in 't Stigt, doorgaans met den<br />

Advokaat plagten te fpreeken over zaaken van<br />

gewigt, als om dat Gillis van Ledenberg, Sekretafls<br />

der Staaten van Utrecht, naderhand,<br />

verklaard heeft, dat het Befluit der Staaten<br />

den Advokaat bekend gemaakt en door hem<br />

goedgevonden was. Dezelfde Ledenberg, door<br />

wiens handen de gewigtigfte zaaken gingen,<br />

hadt, op het ontvangen van eenige berigten<br />

uit den Haage en van elders, wegens voorgevallen'<br />

en gevreesde beroerten, in verfcheir<br />

den' Hollandfche Steden (j>), den voorflag gedaan,<br />

om in Utrecht ook Waardgelders aan<br />

te neemen. En twee dagen hierna , beflooter.<br />

'>er de Staaten toe, op den agtentwintigftenvar<br />

Oogstmaand ouden, dat is, den zevenden var<br />

Herfstmaand nieuwen ftyl. De Raad der Stac<br />

bewilligde, ten zelfden dage, in dit befluit<br />

Men vondt goed, voor eerst, zeshonderd mar<br />

te bezoldigen (#); zónder hierin, gelyk verfcheiden'<br />

Leden der Vergadering, naderhand,<br />

verklaard hebben, eenig ander oogmerk te heb<br />

ben, dan de bewaaring der rust inden Staat ei I<br />

de befcherming der tegenwoordige Regeerin<br />

ge. Ook bragt de eed, dien de Waardgelder; i<br />

doen moesten, mede, datzy beloofden te dienen<br />

tegen den ghenen, die -den Staat van den Lan<br />

de van Utrecht, in kerkelyke ofpolitycke faecken<br />

fou<br />

Cp 3 Vcrclarin(.'e van LcdenU. den 27 Aus,. 1618. Styl. Vel. M. S.<br />

fj) I'.xtr. uit de Refol. der Staat, en dv-s R aads van Utrecht va<br />

zden 2!}//«.". 161",7!/» S. Zie ook Gr.oT. Vérèirtw, C^.XrX.W^<br />

L 5<br />

1617.<br />

't Gefchiedt,<br />

op den<br />

voorflag<br />

van Le- 1<br />

denberg.<br />

i


Ul7.<br />

XVII.<br />

Verfchil-<br />

Ien met<br />

den<br />

Hoogen<br />

Raad en<br />

,'t Hof.<br />

I<br />

Onlust te ]<br />

Haar- ]<br />

km.<br />

nfo VADERLANDSCHE XXXVIÏI.Boj!K.<br />

foudeu willen troubleren, ende tegens alle an<br />

ren des gemeene Lands vyanden (f).<br />

Op deeze wyze, werdt, in en buiten Holland,<br />

gehandeld, in overeenkomst van de Refolutie<br />

der Hollandfche Staaten van den vierden<br />

van Oogstmaand, 't Gene, by dezelve,<br />

verklaard was,--met opzigt op de Geregtshoven,<br />

hadt deeze reden. De Hooge Raad en 't<br />

Hof, 't zy ter oörzaake van den invloed, dien<br />

zyne Doorlugtigheid hadt, op deeze tweeGeregtshoven,<br />

of om andere redenen, hadden,<br />

tot hiertoe, geen genoegen konnen fcheppen,<br />

in de Refolutien, die, tot bevordering van de<br />

vrede der Kerken, door de Staaten, of door de<br />

meerderheid derzei ven, genomen waren. Zover<br />

?ing dit zelfs, dat zy, nu en dan, zulken ge­<br />

lekt hadden, die, in gevolge van deezeRefo-<br />

] utien, door de Wethouders der Steden, van<br />

( ien predikdienst afgezet, of, op eenige andee<br />

wyze, geftraft geworden waren. Men hadt,<br />

liervan, onlangs, een merkwaardig voorbeeld<br />

;ezien, welk Haarlem betrof. De Wethouder-<br />

|<br />

i<br />

chap, de Kerkenordening van den jaare 1591<br />

villende invoeren, en, volgens dezelve, in den<br />

j lare 1615, eenen Predikant hebbende doen<br />

t eroepen, hadt, daarmede, zo veel misnoe-<br />

1 en verwekt, onder veele Contraremonftrant-<br />

I :he Leden der Gemeente, dat het gezag der<br />

taaten naauwlyks magtig was, om het, voor<br />

s :ne korte wyle, te ftillen (V). 't Gemor zig,<br />

e<br />

aarna, wederom verheffende, befloot men,<br />

d<br />

)t het aanneemen van eenige Waardgelders,<br />

t<<br />

en<br />

O") Verclar. van Roetcrt van Lnnscroon Cap. eener Corajs.<br />

w iardtreM. van 27 /luir. irtiï;. ouden flyl. M. S.<br />

(O UïIENlIOG. bl. 701-798. TlUGLAND. bl. 82I-834.


XXXVIILBOEK. H I S T O R I E . 171<br />


i?* VADERLANDSCHE XXXVIII.BOBK,<br />

zien voort met de regtspleeging, ftellende d*<br />

•Wethouders van Haarlem in 't ongelyk, en<br />

den Deurwaarder belastende, de Sentend ter<br />

uitvoering te leggen. De Wethouders, gedekt<br />

door de meerderheid der Staaten, verklaarden,<br />

daarentegen, de Sententien des Hoogen Raads<br />

voor nietig en van onwaarde, en herhaalden<br />

ïwn yonnu van uitzetting, onder zwaare bedreigwge<br />

( u); w a a r b y d è z a a k ^ ^<br />

J<br />

Vier Stellen<br />

ver- ,<br />

dedigen I<br />

de Geregrsho-<br />

'<br />

ven tegen \<br />

de meer- {<br />

derheid<br />

tfer Staa- 1<br />

ten, c<br />

V<br />

I<br />

De Uoo- t<br />

gejlaad z<br />

befluit de i<br />

Refolu-<br />

J<br />

tie van e<br />

Stad. Diergelyke verfchillen, fchoon niet van<br />

zo veel naileeps, hadt men, byna dagelyks,<br />

met de Geregtshoven, 't welk de meerderheid<br />

aer Staaten bewoogen hadt, in hunne Refolutie<br />

van den vierden van Oogstmaand, de<br />

re ^ifrT- S<br />

:<br />

b<br />

ts<br />

P lee<br />

Singen, uit hoofde hunler<br />

Refolutien, gefchied, te betrekken voor<br />

mnne Vergadering.<br />

Doch de vier Steden, Amfterdam, Enkhiü-<br />

*n ? üdam en Purmerende, verklaarden, in 't<br />

>egm van-Herfstmaand, aan beide deGeregtsiovendat<br />

de gemelde Refolutie genomen<br />

ras buiten haare bewilliging, en dat zy vertonden<br />

, dat allen klaageren de gewoonlyke<br />

ireg van regten openftaan moest. De vier Steen<br />

gaven, door deeze verklaaring, eenen ge,<br />

^eidigen krak aan. de Refolutie. De Hooge<br />

.aad, of eigenlyk zes Leden van denzelven,<br />

)en de Vergadering uitmaakende, befloot deslve<br />

met te agtervoigen. 'De Raadsheer Rom-<br />

Dut Hogerbeets en eenige anderen hadden,<br />

?ter, met bewilligd in dit beftuit. Hoger-<br />

?ets hadt 'er, 's daags te vooren, over ge-<br />

>) BK.,N-:>T n, D.-rt, hl. C, r, C-t-COs<br />

fpro?


XXXVIII.BOEK. H I S T O R I E . 173<br />

foroken met zyne Doorlugtigheid, die in den 1617*<br />

Raad verfcheenen was. Hy verklaarde den<br />

tien vier­<br />

Prinfe „ dat hy niet tegenwoordig Kon zyn, den vatl<br />

l daar men 't gezag der Staaten vaj,1 Holland Oogst­<br />

% welken hy hieldt voor zyne Hooge Overmaandl heid, ftondt in twyfel te trekken. De Prins niet ta<br />

agter-<br />

antwoordde, dat hy de Staaten daar'ook voor volgen.<br />

kende: doch dat men eikanderen wel mogthooren.<br />

Hierop was de Wethouderfchap van Haarlem,<br />

door eenige Raaden, zwaarlyk befchuldiïd.<br />

Ook beweerde men, dat de Staaten magt<br />

noch kennis hadden, om regt te oefenen. Doch<br />

Hocerbeets verklaarde, andermaal, zig aanae<br />

Refolutie, ftaatswyze, en by meerderheid van<br />

Hemmen genomen, en den beiden Raaden toegezonden^<br />

te willen houden, 't Mogt wemi;<br />

baaten. 't Gezag der Staaten, of der meerderheid<br />

onder dezelven was reeds zo verre veryai<br />

len, dat eene meerderheid der Leden des Hoo<br />

gen Raads zig, tegen het zelve, durfde ver<br />

zetten. Ondertusfchen, verwekte dit voorya 1 De<br />

I Raads-<br />

en diergelyken zo groot een misnoegen 11<br />

t heer Hö-<br />

Hogerbeets, dat hy, kort hierna, befloot, he gerbeets<br />

Penfionarisfchap van Leiden, welkhy, tevoo wordt<br />

Ten, bekleed hadt, op de aanbieding van dei l wederom<br />

, Penfio-<br />

Burgemeester Vrank van Torenvliet, weder naris van<br />

om te aanvaarden (v).<br />

Leidon.<br />

Midlerwyl, wies ook het ongenoegen tu: - Groote<br />

fchen de Leden van Holland. Amfterdam , verndceld-<br />

Enkhuizen, Edam en Purmerende verklaarde heid<br />

n<br />

zig tegen 't aanneemen der Waardgelders, te onder de<br />

koste van den Lande, in eenen tyd, dat men j Leden<br />

zeiden ze, 't gewoone volk van oorlogenaauv r« v9u IIol-<br />

-s land.<br />

/.<br />

fv~) Memor. van R. HOCERUEÉTS, £y BRAND r U. t)eeh \ C>.<br />

$62-666. /Je ook Refol. Holl. 3 Nay.tóDee.iOiy.iUi^,^


5<br />

174 VADERLANDS CHE XXXVIILBOEK.<br />

lyks betaalen kon. Dordrecht was 't, hierin, eens,<br />

met de vier Steden. Deezen hielden, veeltyds,<br />

afgezonderde Vergaderingen in den Haage.<br />

Doch dit deeden ook de andere Steden; zo dat<br />

'er fchier eene fcheuring kwam, in de Staatsvergadering<br />

van Holland. Agt Steden, Haarlem<br />

, Leiden, Gouda, Kotterdam, Briele,<br />

Schoonhoven, Alkmaar en Hoorn gaven eene<br />

verdediging in 't licht van de Refolutie van<br />

den vierden van Oogstmaand. Zy was ingefteld<br />

op den naam der Staaten. Men vondt het,<br />

in dezelve, vreemd „ dat de vier Steden, ge-<br />

„ woon, in haare Vroedfchappen, over de<br />

„ zweevende gefchillen, te befluiten, bymeer-<br />

„ derheid van ftemmen, niet konden gedoo-<br />

„ gen, dat zulks ook in de Vergadering der<br />

„ Staaten gedaan werdt. 't Was in te fchikn<br />

ken, dat zy Refolutien, by de meerderheid<br />

„ genomen, tot haarent, niet lieten ter uit-<br />

„ voering brengen; doch dat zy, de minften<br />

„ zynde m getal, de meerderheid noodzaaken<br />

„ wilden, haar oordeel, in derzelver Steden,<br />

,, op te volgen, was t'eenemaal onverdraagx<br />

lyk." Maar Amfterdam en anderen verftonlen<br />

„ dat men zig de vyf punten niet moest<br />

i<br />

, laaten opdringen, gelyk zy meenden, dat<br />

, de meeste Leden zogten te doen; veel min,<br />

, dat men, onder dekfel derzelven, vreemde<br />

, ftellingen liete invoeren, tot onteering der<br />

j oude Hervormde Leere (V)."<br />

XVIII. Onder dit ftribbeien, vondt Prins Maurits<br />

?nas < :eraaden, de party, die hy voorftondt, door<br />

Maurits ( laadelykheid, te fty ven. In den Briele, begon<br />

men,<br />

fw") HAUUART. Memor. IX. Boek, bl, 6;. IJR^NUT H. tieci,<br />

I !. 625 C-iO. f


XXXVIII.BOEK. H I S T O R I E . 1 7 5<br />

men, omtrent deezen tyd, zo zeer te vreezen<br />

voor opfchudding, dat men m beraadlei,om,<br />

of eenige wagten aan te neemen, of eenige<br />

vendels te verzoeken, die belooven zouden,<br />

de Wethouderfchap en de openbaare Plaatfen<br />

te zullen befchermen. Hangende deeze raadpleegingf»,<br />

of, gelyk anderen verha^alenö),<br />

en gelyk ook waarfchynlyker is, na dat de Gekommitteerde<br />

Raaden Rmkhaver en Meerman<br />

de bezetting reeds hadden doen zweeren<br />

dat zy den Staaten van Holland, en, m<br />

derzelver afzyn, den Gekomroitteerden Raa­<br />

den en den Wethouderen der Stad getrouw<br />

1<br />

z v n, en de Kerken en openbaare Plaatfen teger<br />

allen overlast befchermen zouden (2) ; vertrol<br />

Me Prins, van zynen Broeder Fredrik Hennl<br />

verzeld, fchielyk, by nagt, op den negenen<br />

k<br />

twintigften van Herfstmaand, naar den Bneli<br />

I<br />

Ca). In de Stad zynde, deedt hy daar bmnei<br />

komen twee vendelen voetvolks, een van wel<br />

I-en den Wethouderen zeer onaangenaam was<br />

Men hadt verwyling verzogt van deeze vei<br />

meerdering van bezetting, of, ten minfte, da<br />

t<br />

de twee vendelen ook belooven mogten, d£<br />

t'<br />

zy de Magiftraat zouden befchermen. Doe<br />

1<br />

de Prins vondt geen van beide geraaden. Voc<br />

r<br />

reden van dit bezetten van den Briele gaf hy »<br />

ra<br />

federt dat hy, verftaan hebbende, hoe me<br />

van zins was, Waardgelders aan te neemen »<br />

n<br />

't welk hy onbehoorlyk hieldt, zulks, 0 P<br />

1 5<br />

» d e <<br />

O") GROTIUS Veiantw. Cap. XIX. li. 246.<br />

f v5 Zie UITENBOG. bl. Su. n„« m<br />

\l ) Notul. -Zeel. 14 Jig.1617. «9. 14°. 23»- BttANl<br />

11. Deel. bl. 506.<br />

O) Refol. Holl. 29 Sept. 1617. W. s«o, .<br />

1617.<br />

brengt<br />

meerder<br />

bezetting<br />

in den<br />

Briele.


i?6 VADERLANDSCHE XXXVIILBbÊfc<br />

».6*t7. „ deeze wyze, hadt willen voorkomen." Onder<br />

't volk werdt verfpreid , dat Oldenbar­<br />

Gerugten neveld de Stad aan den Spanjaard verraaden<br />

ten na- hadt, en dat zy reeds zou zyn geleverd gedeele<br />

des<br />

weest, zo de Prins zulks, door zyne wakker­<br />

Advo-<br />

Itaats en heid , niet hadt voorkomen Cb). Ten zelfden ty­<br />

des Prinde, liep 'er een gerugt, dat Vlisïingen, door<br />

fen. beitel van den Advokaat, aan zekeren kant,,<br />

jpen lag, op dat het te ligter zou konnen ingenomen<br />

worden, door den Spanjaard Cc), 't<br />

i<br />

gemeen werdt geaasd met deeze gerugten j<br />

.1<br />

< lie, by de verftandigften, geenen ingang von-<br />

< len. Ondertusfchen, hadt de maar van 'sPrin-<br />

J en voorneemen om den Briel te bezetten, ee-<br />

i lige weeken te vooren, reeds gelegenheid geeven,<br />

dat mén hém, by den Graave van Lei­<br />

< ester, vergeleeken, en gezeid hadt, dat hy<br />

2 lg meester zogt te maaken van het Land; 't<br />

\ /elk by, egter, verklaarde, niet gedagt, maar<br />

a He zyne^daaden, integendeel, gerigt te heb-<br />

* Cnrnmis- \ >en, om 't Land, naar den inhoud zyner * Last­<br />

fielt. rieven, te dienen (d). In den Briele, bleef<br />

h et, federt, zo onrustig, dat de meerderheid<br />

d 2r Staaten, in> Louwmaand des volgenden<br />

ars, befloot, den Hoofden der bezettinge aan<br />

t< i fchryven, dat zy 't gezag der Wethouderen<br />

XIX.<br />

Üandé- „<br />

liirgcu<br />

h idden te handhaaven, en 'tinneemen vanKer-<br />

k ïn of andere openbaare Plaatfen te beletten Ce);<br />

De algemeene Staaten handelden, midleryl,<br />

m hunne Vergadering, over 'thouden der<br />

Na-<br />

C<br />

GROTIUS V e r a n t w<br />

U 63o ' Ca 2 l x<br />

P- - w<br />

- 246. BRANBT U.Dedj<br />

Ik) UïTJSNBOt. Memor. hy URANDT II. Deel, bl. 6%i.<br />

L bhm-<br />

1 4 A<br />

" S<br />

' m?<br />

' M<br />

' l<br />

'<br />

ie) BRANDT II. Deel, bl, O&j<br />

r4 hy ERANUT n :<br />

°*


k XXVIII. BoËk. H I S T O R I E . ïff<br />

Nationaale Sinode, terwyl men, ter Staatsvergaderinge<br />

van Holland,bezig was, óm de zaaken<br />

tot eene Provinciaale Sinode te bereiden. over 't<br />

VierGewesten,Gelderland,Zeeland (ƒ), Fries­ houden<br />

eenerNaland<br />

en Groningen en de Ommelanden zogtionaaleten de Nationaale Sinode, door de algemeene of Pro­<br />

Staaten, te doert vastftellen, by meerderheid vinciaal^<br />

Sinode.<br />

van ftemmen: waartegen, de meeste Leder»<br />

van Holland begreepen, dat hun geene Sinode<br />

kon overdrongen worden, tégen hühnefl<br />

dank; alzo elk Gewest, by het dertiende Artikel<br />

van de Utrechtfche Vereeniging van den<br />

jaare 1579 , de befchikking der zaaken van<br />

den Godsdienst aan zig zelf behouden hadt.<br />

Utrecht en de meerderheid van Overysfel<br />

waren 't eens met Holland. Maar alle de<br />

Leden van Gelderland waren niet volkomen<br />

in een gevoelen met de drie overige Gewesten.<br />

Men. hadt, in dit Gewest, alleen by meerderheid<br />

van ftemmen, tot de Nationaale Sinode beflooten.<br />

Doch alzo de meeste Gewesten voor de<br />

Sinode ftemden, voer men, ter algemeene<br />

Staatsvergaderinge, voort, niet het maaken<br />

van voorbereidfels, tot het houden der zelve.<br />

Ernftig, nogtans, werdt hiertegen geprotesteerd,<br />

van wege de Staaten van Holland, Utrecht<br />

en Overysfel. Maar tegen dit Protest,<br />

deeden Dordrecht, Amfterdam, Enkhuizen»'<br />

Edara en Purmerende een ander aantekenen 4<br />

ter algemeene Staatsvergaderinge. Van den<br />

anderen kant, verklaarden aldaar Christofre]<br />

Biesman, Burgemeester van Nieuwmegen, en<br />

Henrik van Rrienen, wegens 't Kwartier der Ve-<br />

rawe,<br />

CD Inltr. voor en Rapp, van de Gedep, ter Gener. In


Dordrecht<br />

wordt<br />

benoemt<br />

tot de<br />

Plaats<br />

van<br />

het hou.<br />

den eenerNationaale<br />

Sinode.<br />

r/S VADERLANDSCHE XXXVIIÏ.BOE!G<br />

luwe, afgezonden ter algemeene Staatsvergaderinge<br />

, dat zy geenen last hadden, om de Sinode,<br />

in weerwil van Holland, door te dryven.<br />

Welke wederzydfche verklaaringen van<br />

byzondere Leden van een Gewest, inde Vergadering<br />

der algemeene Staaten, aanliepen tegen<br />

den gewoonen vorm der Regeeringe, volgens<br />

welken, elk Gewest hier maar ééne ftem<br />

heeft. Doch alles werdt. thans verwardelyk<br />

behandeld. Op den elfden van Slagtmaand^<br />

werdt het ontwerp op het houden eener Nationaale<br />

Sinode, by de meerderheid, ter<br />

algemeene Staatsvergaderinge, vastgefteld.<br />

Daarna werdt Dordrecht benoemd tot de<br />

Plaats, alwaar men de Sinode houden zou. Vervolgens,<br />

werden de brieven ontworpen, by<br />

welken, men eenige uitheemfche Mogendhe-:<br />

den nodigde, om de Sinode, door Gemagtigden<br />

van haare Kerken, te laaten bywoonen:<br />

ook de brieven van uitfchryving aan de byzondere<br />

Gewesten. Doch onder 't naleezen<br />

deezer brieven, vertrokken de Afgevaardigden<br />

van Holland, op één na (2); die van Utrecht en<br />

Overysfel, en de twee Afgevaardigden van Gelderland<br />

, uit de Vergadering. Van wege Holland<br />

en de twee andere Gewesten, werdt, des<br />

anderendaags, aangetekend dat men 't gej><br />

handelde van 'sdaags te vooren, over ker-<br />

5, kelyke zaaken, voor nietig en van onwaarde<br />

n hieldt." De twee Gelderfche Afgevaardigden<br />

betuigden ook, te bly ven by hunne voorige<br />

meening (g). Maar uit Overysfel waren, al<br />

(#) BAUDART. Memor. IX. Hoek, bl. 40 enz UYTF.NBOCAERT,<br />

bl. 865 enz. BRANDT II Deel, hl 632-638.<br />

(2) Cerrit Jakob IVitfen, die, wegens Amlterdamn<br />

I11 de Gekommitteerde Raaden zat.<br />

in


XXXVIILBOEK. H I S T O R I E . 179<br />

ïn. Wynmaand, Gemagtigden van Deventer en<br />

van de kleine Steedjes Hasfelt en Vollenhove,<br />

die geene ftera hebben op den Landdag, verfcheenen<br />

in de algemeene Staatsvergadering,<br />

zig verklaarende voor het houden eener Nationaale<br />

Sinode, tegen 't gevoelen der meeste<br />

Leden van hun Landfchap (h~). Al het welke<br />

zulk eene verwarde gedaante gaf aan den tegenwoordigen<br />

toeftand der Regeeringe, dat<br />

men 'er niet dan fcheuring onder de Gewesten<br />

en onder de byzondere Leden van elk Gewest<br />

uit fcheen te konnen verwagten. De fchranderfte<br />

Remonftranten voorfpelden ook, federt<br />

eenigen tyd, dat men de Sinode zou willen<br />

houden, al was 't met verandering der gantfche<br />

tegenwoordige Regeeringe,waaruit zyde<br />

verdrukking hunner partye te gemoet zagen,<br />

Uitenbogaard in 't byzonder hadt,hierom, de<br />

zynen gezogt te beweegen, om de Sinode in<br />

te willigen, zo als zy van de Contraremonftranten<br />

begeerd werdt. Zelfs hadt hy gepoogd dit<br />

den Advokaat te beduiden, met aanwyzing,<br />

dat men, de Sinode eenvoudiglyk inwilligen­<br />

de , geene verandering van Regeering te wagten<br />

hadt, en meer hoop hieldt, om de zaak der<br />

Remonftranten eens herfteld te zien, al was zy<br />

fchoon in de Sinode veroordeeld. Doch de<br />

meeste Remonftranten begreepen, dat zy niets<br />

moeften helpen bevorderen, welk, huns oordeels,<br />

tot verdrukking der waarheid zou ftrekken.<br />

En Oldenbarneveld hadt den Leeraar te<br />

gemoet gevoerd, Wilt gy 's Lands geregtigheid<br />

•weg geeven; ik niet (f), De Sinode fcheen dan,<br />

O) BRANDT II. Deel, bl. r,~Z.<br />

Qij UYTENBOG. Leven. Cap. XIII. tl. aöl. Dagrcg. op o,<br />

pril 1617. by BRANDT 11. Deel, bl. 640.<br />

M 2<br />

in<br />

1617.<br />

Verwagting<br />

der<br />

Remonftranten<br />

van de<br />

Sinode.<br />

Aanmerkelyke<br />

redenen<br />

tusfchen<br />

den Ad­<br />

vokaat en<br />

Uitenbogaard.


i&7.<br />

xx.<br />

t>e Engelfche<br />

Gezant<br />

Dudlei<br />

Karleton<br />

doet eene<br />

Rede tot<br />

aanraa­<br />

ding der<br />

Sinode*<br />

•ito VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK;<br />

in weerwil der verfchillende Leden, te moe-<br />

• ten doorgedreeven worden, of men moest de<br />

eenparigheid zoeken, door het veranderen<br />

der Regeeringe. Het eerfte was gevaarlyk, en<br />

zou zeer veel hebben toegebragt, om de befluiten<br />

der Sinode te doen klein agten: waarom<br />

men tot het Iaatfte beflooten heeft.<br />

Doch eer 't hiertoe kwame, werden, van<br />

wederzyde, verfcheiden' andere middelen gebruikt<br />

, om de Leden der algemeene Staaten<br />

en die van Holland ih 't byzonder,te brengen<br />

tot eenpaarigheid. Van den kant der vier Ge><br />

westen, zogt men de Nationaale Sinode te vorderen<br />

, door tusfchenkomst van den raad des Konings<br />

van Groot-Britanje, wiens Gezant,Dudïei<br />

Karleton, op den zesden van Wynmaand,<br />

ter algemeene Staatsvergaderinge, eene Rede<br />

gevoerd hadt, waarin hy „ den oorfprong der<br />

p Remonftrantfche gevoelens niet hooger<br />

ft bragt, dan tot den tyd van Arminius, de Conn<br />

traremonftranten verklaarende voor aan-*<br />

ft hangers der zuivere oude Leere, die, door<br />

„ Refolutien, by meerderheid van ftemmen<br />

„ genomen, gekweld, verdrukt en tot afzon-<br />

,j dering, welke men met den haatelyken naam<br />

0 van fcheuring en oproer benoemde, gedron-<br />

4 gen werden." Voorts merkte hy „ de U-<br />

[j trechtfche Vereeniging aan, als gegrond op<br />

den Godsdienst: het punt, waarby elk gewest<br />

het regt gelaaten werdt, om over den<br />

f Godsdienst te befchikken, zag,meende hy,.<br />

5 alleen op de handhaaving der zuivere Lee-<br />

, re, niet op het invoeren van nieuwigheden."<br />

En naardemaal de gefchillen in verfcheiden<br />

Sewesten waren doorgedrongen, befloot hy,<br />

» dat


XXXVIII.BOEK. H I S T O R I E . 181<br />

„ datzy, niet door eene Provinciasle; maar<br />

M door eene Nationaale Sinode, moeften wegw<br />

genomen worden. Hethouden van welk eene<br />

„ Sinode hy den Staaten, uit den naam zyns<br />

„ Meesters," want zelf was hy, meent men,<br />

nader in 't gevoelen der Remonftranten, dan<br />

in dat van hunne partyen (k) „ ernftelyk, aan-<br />

„ prees (T)." De Staaten van Holland, of de<br />

meeste Leden derzelven, zig voelende geraakt<br />

door deeze Rede, verdedigden hunne Refolutien,<br />

vrymoediglyk, den Gezant voorhouden­<br />

de „ dat de oorlog tegen Spanje, de oorzaak<br />

der Utrechtfche Vereeniging, niet om den ve.<br />

„ Godsdienst begonnen was, maar om't fchen-<br />

„ den der vryheden, handvesten en voorreg-<br />

„ ten, van welken geen der minften was het<br />

„ regt van elk Gewest, om orde te ftellen op<br />

„ de Kerkelyke zaaken; onder welk regt zy<br />

„ begreepen de magt om onwettige kerkely-<br />

„ ke beftraffingen te beletten; om Kerkendiew<br />

naars te ftellen en af te zetten; om zig te-<br />

„ gen in- en uitheemsch geweld te verzeke*<br />

„ ren, en om te verhinderen, dat de Geregtsw<br />

hoven provifisn verleenden tegen de Refow<br />

lutien der Staaten i het naarkomen van wel-<br />

„ ke Refolutien zy, overeenkomftig met den<br />

,j raad, hun, door zyne Majefteit van Groot-<br />

,, Britanje, voorheen gegeven, nog hielden<br />

„ voor het beste middel, om de Kerkelyke<br />

eendragt te verkrygen. De Nationaale S£<br />

„ node was, hiertoe, huns oordeels, geheel<br />

„ ondienftig, zo wel als de beflisfing der ge-<br />

» fchil-<br />

f *) T. RIRCH Negouai. front 1^92 tn tCn. p, 20=;.<br />

f O Zie IUUOART Memor. lX./joek, W.60. UffrcfiBOttAtsvr.<br />

M 3<br />

Antwoord<br />

.<br />

der StaaJ<br />

ten van<br />

Holland<br />

op dezek


1617.<br />

Weegfchaal<br />

van KarletonsRede­<br />

voering<br />

komt in<br />

Uchc.<br />

XXI.<br />

Redevoerin<br />

182 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK:<br />

„ fchillen. Ook begreepen zy nog, dat deeze<br />

„ Sinode hun, door de andere Gewesten, niet<br />

n mogt overdrongen worden (m)."<br />

Doch , behalven in dit antwoord, werdt<br />

Karletons Redevoering wederlegd , in een<br />

Boekje, zonder naam des Schryvers, in Slagtmaand,<br />

in 't licht gegeven, onder den titel<br />

van Weegfchaal. De Gezant hieldt 'er zig<br />

tzeer over gebelgd. De Koning zelf fchreef<br />

'er over, aan de algemeene Staaten; die,<br />

eindelyk, fchoon zonder bewilliging van Holland,<br />

Utrecht en Overysfel, de Weegfchaal<br />

verbooden , duizend guldens beloovende aan<br />

hem, die den Schryver, en zeshonderd guldens<br />

aan hem, die den Drukker wist aan te<br />

wyzen. Doch 't Plakaat, waarby dit verbod<br />

gefchiedde, werdt, in verfcheiden' Steden,<br />

niet afgekondigd. Eenigen deeden, federt,<br />

fcherp onderzoek naar den Schryver,<br />

zonder hem te ontdekken (ti). De Sekretarjs<br />

der Staaten van Utrecht, Gillis van Ledenberg,<br />

werdt verdagt gehouden , dat hy de<br />

hand gehad hadt, in dit werkje (o). Doch,<br />

naderhand, is gebleeken, dat Jakobus Taurinus,<br />

Remonftrantsch Predikant te Utrecht,<br />

de Weegfchaal gefchreeven hadt (p).<br />

De Heer van Maurier, Gezant van Frankryk,<br />

deedt, op den derden van Slagtmaand,<br />

eene Rede, in de Vergadering der algemeene<br />

gen vat<br />

|j. Staaten, die, zonder dat 'er in gerept werdc<br />

den Fra<br />

fchen van eene Sinode, onder anderen ftrekte,om<br />

Gezant<br />

de<br />

(m) Zie dit Antwoord by UVTENBOC. bl. 832-859.<br />

( »5 UYTENBOG. bl. 850 enz.<br />

f 0 ) Interrog, van Suyiefteyn. Art. LXXXUI. Interrog, van<br />

Ledenb. ran 10 Sept. Kit'»; Art. I. II. MSS.<br />

C;0 UÏTKNBOÜ. teven Cap. XIII. bl. 163.Cap.XJV.W.268,


XXXVIILBOEK, H I S T O R I E . 183<br />

de Leden te vermaanen tot eendragt, en dus 1617.<br />

beiden den partyen even zeer betrof, hoewel<br />

zy egter meest ten voordeele der Remon- Ma ariër<br />

ftrantschgezinden geduid werdt Qq). Wat laa­ tot eendragtter,<br />

deedt hy diergelyke Redevoering, in de ftrekkea-<br />

Vergadering der Staaten van Holland, dienende.de om de Leden van dit Gewest te vermaanen<br />

tot het verfchuiven van de beflisfing derzweevende<br />

gefchillen, tot dat men 'er, met meer<br />

bedaardheid, over zou konnen oordeelen: 't<br />

-welk alles was, wat, van den kant der meeste<br />

Leden, begeerd werdt (r). Doch Frankryks<br />

raad vond thans, by de meeste Gewesten, by<br />

©enige Steden van Holland, en by Prinfe Maurits<br />

, veel minder ingang, dan ten tyde van<br />

Henrik den IV. De Koning was jong, en zyne<br />

Staatsdienaars zogten hunne eigen' grootheid<br />

meer, dan de eer des Koningkryks (V). Ook<br />

hadt men, hier, de vriendfchap van Frankryk<br />

thans zo noodig niet, als geduurende den oorlog.<br />

Des nagts na den zesentwintigften van<br />

De Prins<br />

Slagtmaand, vertrok Prins Maurits, in halte, bezoekt<br />

uit den Haage, om eenige Hollandfche Ste­ eenige<br />

den , in perfoon, te beweegen, tot bewilliging Steden in<br />

in de Nationaale Sinode. Van 't aanftaande perfoon.<br />

vertrek zyner Doorlugtigheid hadt men berigt<br />

gekreegen, te Leiden: doch niet van 't oogmerk<br />

zyner reize. Men was, hierom, bekomBekommerd,<br />

dat hy de Waardgelders mogt komen mering te<br />

afdanken, en, gelyk onlangs in den Briele ge- Leiden.<br />

fchied was, ander Krygsvolk in de Stad brengen;<br />

(a) Zie DR/VNIIT, U. Deel, bl. 643.<br />

CO Zie Refol, Holl. 15 Dcc. 161?. bl, 249. BRAfwr 11. Deel,<br />

ih 073.<br />

Cf } AUIERY Memor. p. 319, 370, 372.<br />

M 4


's Prinfen<br />

Brief<br />

aan de<br />

Steden,<br />

184 VADERLANDSGHE XXXVIII.BOEK,<br />

gen ; waaruit verandering in de Regeering<br />

geipeld werdt. Men vondt, hierom, in 't byzyn<br />

van Hogerbeets, die egter toen nog geen'<br />

eed aan de Stad gedaan hadt, geraaden, de<br />

Schuttery, zonder tromfiag, in de wapenen te<br />

brengen, de klok, tegen den morgenftond, op<br />

te houden, en de poorten niet vroeg te openen:<br />

ook, zo haast 'er nadere tyding komen<br />

zou van de aankomst zyner Doorlugtigheid,<br />

hem, door gemagtigden, te verzoeken, dathy<br />

Leiden, voor deeze reize, niet geliefde te vereeren<br />

met zyne komst. Eindelyk, beflootmen,<br />

de nabuurige Steden, Haarlem, Gouda en<br />

Woerden, kennis te geeven van s Prinfen reize,<br />

op dat zy,insgelyks, op haare hoede mogten<br />

zyn. Doch deeze voorzorg was vrugteloos.<br />

De Prins vertrok op Delft, en voorts op Schiedam,<br />

Rotterdam, Dordrecht en Gorinchem.<br />

In alle deeze Steden, vermaande hy de Vroedfchappen<br />

, tot bewilliging in de Nationaale<br />

Sinode. Ook verdedigde hy 't gedrag der Geregtshoven,<br />

in 't verleenen van provifien, te­<br />

gen de Refolutien der S p<br />

aaten. Voorts, drong<br />

hy op 't afdanken der Waardgelders, die, in<br />

eenige Steden, waren aangenomen (t). Zaaken<br />

allen, die zyne Doorlugtigheid hadt doen aanroeren<br />

, in eenen Brief, op den zelfden zesentwintigften<br />

vanSlagtmaand, aan de Steden van<br />

Holland afgezonden: in weiken brief, hy ook<br />

klaagde „ dat men, hier en daar, tot verklei-<br />

M ning van 't gezag, welk hy, altoos, over. ft<br />

5, Krygsvolk gehad hadt, en hebben moest, den<br />

» b e<br />

"<br />

CO RAimAiiT. Memör. IX. Uoek, 11.'//. ÜRAHUT II. De^<br />

V, 666, 66>. ' '« ' ' • • . s \


XXXVIII.BOEK. H I S T O R I E . 185<br />

n bezettingen nieuwe beloften afgevergd hadt;<br />

't welk hy meende niet verdiend te hebben,<br />

fchoon hy, desonaangezien, befloo-<br />

.1 ten hadt, in zyne trouwe jegens de Lan­<br />

den, te volharden (V),"<br />

De Prins hadt deeze reis en 't afvaardigen<br />

des gemelden briefs noodig geoordeeld, tegen<br />

den tyd der gewoonlyke Dagvaart van Holland,<br />

die nu aanftaande was, en, op welke,<br />

?t punt van de Sinode en anderen meer (tonden<br />

gebragt te worden, Midlerwyl, hadden de<br />

Afgevaardigden van Amfterdam, Enkhuizen,<br />

Edam en Purmerende den Gekommitteerdep<br />

Raaden, bezig met het ontwerpen der punten<br />

van befchryvinge , verzogt, in dezelven te<br />

doen ftellen eenige punten, 'tverfchütusfchen<br />

fommige Steden en de Geregtshoven, 't ftuk<br />

der Waardgelders, en 't ftellen van eenige orde,<br />

by voorraad, op de oefening van den Hervormden<br />

Godsdienst, op verfcheiden' Plaatfen,<br />

betreffende Doch de Afgevaardigden der Ste :<br />

den Haarlem, Leiden, Gouda, Rotterdam.<br />

Schoonhoven, Briele, Alkmaar en Hoorn,<br />

kennis van dit verzoek bekomen hebbende,<br />

begeerden, dat men deeze punten, als, haar?<br />

oordeels, ftrydig met 's Lands vryheden er<br />

met het gezag der Staaten, uit de befchryving<br />

laaten zou. Dordrechtverftondt, daarentegen,<br />

dar men den vier Steden te wille moest zyn. D.t<br />

Gekommitteerde Raaden, federt, vernomer<br />

hebbende, dat de Prins de punten, doordeviei<br />

Steden vporgefjaagen , ook goedgekeurd er<br />

verfcheiden' Steden aangepreezen hadt; zond'<br />

z<<br />

f'0 Zie den Brief !>y ÜPANDT II. Deel, bh 668.<br />

M 5<br />

\6\7.<br />

Verfchiï"<br />

onder de<br />

Steden<br />

over de.<br />

punten<br />

van befchryvinge-<br />

' '"'


185 VADERLANDS CHE XXXVIII.BOEK,<br />

ze den Leden der Vergaderinge toe, nevens de<br />

aanmerkingen, welken 'er, door de agt Steden ,<br />

tegen gemaakt waren (V). De Staaten vergaderden,<br />

hierop, den agtften van Wintermaand.<br />

Be Ad- De Advokaat Oldenbarneveld, federt eenige<br />

vokaat weeken, in den Haage te rug gekeerd, verzogt,<br />

zoekt, te<br />

vergeefs, op deeze Dagvaart, gelyk hy, te vooren, meer-<br />

van zyne maalen gedaan hadt, ontflaagen te worden van<br />

ampten zyne ampten, zig beroepende op zyne hooge<br />

ontflaa­ jaaren en zwakheid; doch men oordeelde, in<br />

gen te<br />

't gemeen, zynen dienst niet te konnen mis-<br />

worden.<br />

fen (w). Hy liet zig dan beweegen, om in<br />

denzelven te volharden.<br />

XXII. De vyf Steden, Dordrecht, Amfterdam, Enk-<br />

Voorflag<br />

ruizen, Edam en Purmerende, ziende de ove­<br />

der vyf<br />

Steden rige Leden gezind tot het byeenroepen eener<br />

op 't (luk Provinciaale Sinode , floegen voor w dat de<br />

''er Sino- i , Staaten dezelve zouden konnen befchryven,<br />

de. ;<br />

mids zy, te gelyk, bewilligden, in het hou-<br />

, den der Nationaale Sinode, na dat de Pro-<br />

, vinciaale zou geëindigd zyn; van welke Na-<br />

, tionaale Sinode het ontwerp eerst zou her-<br />

) , zien worden, in de Vergadering van Hol-<br />

, land; en, daarna, in de Vergadering der<br />

, algemeene Staaten, worden vastgefteld." Dus<br />

neenden ze den meesten Leden wat nader ge-<br />

] urnen te zyn; doch deezen deeden, federt,<br />

enen anderen voorflag. Zy begeerden „ dat<br />

Andere *<br />

voorflag. , , men eene Provinciaale Sinode byeenriep,<br />

, niet om de gefchillen aldaar te beflislén;<br />

><br />

r , maar om eenen voet te beraamen, op wel-'<br />

x , ken men eikanderen zou konnen verdraa-<br />

Y> S<br />

i)<br />

en<br />

»<br />

fv ><br />

Refol. Holl. 31 N»y. 1617. tl. 253. TRISIAND. bl. o8u<br />

RANDT II. Ütfli bl. 671.<br />

iwj Refol.Holl. 13Dcc. lór/.hl.245. BHANBT II.Dicl,U.6j&


XXXVIII.BOEK. H I S T O R I E . 187<br />

„ gen, overeenkomftig met de genomen'be- 1617.<br />

fluiten " Maar men kon eikanderen niet overhaalen.<br />

De Steden, die voor de Nationaale<br />

Sinode yverden, werden, eerlang, geftyrd<br />

door de ftem van Schiedam, welk haare zyde<br />

koos f». Verfcheiden' andere Steden wankelden<br />

van gelyken. Doch die van Haarlem leMeikwaardigeverden, in Louwmaand des jaars 1618, eene Verklna-<br />

Verklaaring in, behelzende „ dat zy, m den ring van<br />

w aanvang en in 't heetst van den oorlog te- Haarlem.<br />

„ gen Spanje, de eerften geweest zynde, die t<br />

,, Spaansch geweld, lang en kloekmoedig,<br />

hadden wederftaan, om, ware t mogelyk,<br />

1 'sLands vryheden te befchermen; nu, met<br />

„ droefheid, befpeurden, dat de ftaatswyze<br />

Refolutien, eenigen tyd herwaards, wemg-<br />

' lyk, genomen, ten onregte, doorgeftieeken<br />

en vrugteloos gemaakt waren, tot ver-<br />

„ kleining van 't gezag der Staaten, en van dc<br />

voorregten en vryheden des Lands. Dat mei:<br />

„ dit zelfde gezag, in openbaaren druk, te<br />

keer ging. Dat de Geregtshoven provifiei<br />

!' verleenden, tegen de Refolutien der Staa<br />

%, ten, en tegen de Privilegiën, geregtigheder<br />

„ en gebruiken der Steden. Dat men de Wet<br />

houders, op verfcheiden' Plaatfen, gedreigd,<br />

„ op fommigen, openlyk, aangetast hadt. Da<br />

de verkiezing der zeiven, opfommige.Plaat<br />

' fen, niet vry geweest; maar, door oproer<br />

„ afgedrongen geworden was. Dat de Kerken<br />

4 dienaars en goede Gemeente, zig houden<br />

Z de aan den Hervormden Godsdienst, doel 1<br />

„ alleen in 't ftuk der Predestinatie verfchil<br />

» „len<br />

00TRIGLAND.bl. 963,1042enz. UÏTENBOG. bl.Ö80,331,85a,


188 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK.<br />

„ lende, door anderen, uit de Kerken gejaagd<br />

„ openlyk gehoond, mishandeld en beroofd*<br />

„ werden. Dat eenige Kerkendienaars zig zelfs<br />

„ afzonderden van hunne medebroeders, die<br />

„ 't, in dit ftuk, met hen eens; doch naar de<br />

„ Kerkenordening van den jaare 1591 beroe-<br />

„ pen waren, ofte werk gingen. Dat men, in<br />

„ gedrukte fchriften, andere verfchillendege-<br />

„ zindheden gedreigd hadt, met verjaaginge<br />

„ uit den Lande. Dat 'er, tegen dit alles, tot<br />

„ hiertoe, geene behoorlyke orde gefteld, of<br />

» ^gevoerd was ; maar dat, in tegendeel,<br />

„ fommige ongeruste Perfoonen, door de Wet-<br />

„ houders der Steden, zynde uitgezet, hy an-<br />

» deren, gehandhaafd werden. Dat eenige Ste-<br />

„ den, verre van den vyand gelegen, bezwaard<br />

„ bleeven met bezettingen , zonder dat men<br />

„ wist, of, by dezelven, niet ietzouonderno-<br />

„ men worden, tegen de Wethouders, of tq-<br />

„ gen de rust der Steden, onder dekfel van<br />

„ Godsdienst, in plaats van dat zy de Wet-.<br />

„ houders zouden behooren te befchermen:<br />

„ al het welke die van Haarlem bewoogeri<br />

„ hadt, om, voor het bewilligen in de ge-<br />

„ woone oorlogslasten , waartoe de tegen-<br />

„ woordige Dagvaart, onder anderen, aan,p<br />

gelegd was, te verklaaren;<br />

„ 1. Dat zy bereid waren, het regt en 't ge-,<br />

„ zag der Staaten van Holland en Westfries-,<br />

land, des Stadhouders en derGekommitteer-<br />

„ de Raaden, in zaaken van Staat, Oorlog, Re-<br />

9 geeringe en Geldmiddelen, met het gene 'er;<br />

aan vast was, ook het gezag der Geregtshoven,<br />

in 't gewoon beleid van 't Regt, en<br />

, der Officieren en Wethouderen, in de S.t$-<br />

„ de:i


jtKXVlil.BoEX. H I S T O R 1 E. 189<br />

^ den en ten platten lande, in al wat hun 1618.<br />

,j Ampt betrof,te helpen handhaaven, naarkomende<br />

en doende naarkornen de Refol<br />

lutien, die, by de Staaten, eenpaariglyk,<br />

of, buiten zaaken van belasting, aanneaft<br />

ming van oorloge en Regeeringe, by meer-<br />

„ derheid van ftemmen, genomen waren.<br />

ft 2. Dat zy de Uniè'n, verbindtenisfen en<br />

& verdragen + voor deezen, tusfchen de Lep<br />

den van Holland en Westfriesland, onderling,<br />

en met andere hunne Bondgenooten,<br />

p gemaakt, wilden naarkornen, én eikanderen<br />

byftaan, met goed en bloed, tegen de Spaann<br />

fche tiranny, en allerlei uit- en inheemsch\<br />

„ geweld, en verkragting der regten en vry^<br />

^ heden van 't Land en de Steden.<br />

„ 3.Dat zy, ten dien einde, de Regeerders<br />

P der groote en kleine Steden wilden handhaa-<br />

?? ven, by derzelver wettig gezag; befchermen<br />

iy tegen daadelykheid, en niet gedoógen, dat<br />

p iemant tot dë Regeering der Steden werdfi<br />

n gevorderd, anders dan door vrye en wettigs<br />

ft verkiezing: te gelyk doende herftellen,'t geft<br />

ne, hiermede ftrydig, ondernomen was.<br />

„ 4. Dat zy den Evangelifchen Hervormden<br />

ft Godsdienst wilden blyven verdedigen, zon-<br />

„ der egter toe te laaten, dat op iemants geft<br />

loof onderzoek werdt gedaan, noch dat def)<br />

andere Gewesten, buiten bewilliging van dié<br />

ft van Holland, hierop, eenige Ichikking beft<br />

raamden. Voorts wilden zy de zweevende<br />

ft gefchillen, met gevoeglyke middelen zoekenft<br />

neder te leggen -, terwyl zy nogtans verftonft<br />

den, dat de Kerken in t bezit van wettej,<br />

lyk beroepen' Dienaaren en va» derzelver'<br />

„ Ge~


IQO VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK,<br />

1618. „ Gemeenten bleeven, en dat alles wat daar<br />

„ tegen , geweldiglyk , ondernomen was ,<br />

n herfteld werdt.<br />

„ 5. Dat zy de Geregtshoven wilden erw<br />

kennen , en verdedigen , naar derzelver<br />

yy Lastbrieven en Berigtfchriften, mids zy<br />

„ geene provifien verleenden, tegen de Re-<br />

„ folutien der Staaten, of tegen de vryheden<br />

„ en geregtigheden der Steden, vooral niet<br />

„ tegen het oud gebruik, volgens welk de<br />

n Steden, in Crimineele zaaken, buiten ge.-<br />

„ woonlyk Regtsgeding, afgedaan, den Ho-<br />

„ ven niet onderworpen waren.<br />

„ 6. Dat 's Lands middelen gebruikt zouden<br />

„ worden, niet flegts tot afweering van uit-<br />

„ heemsch geweld, maar ook tot verdediging<br />

„ van alle goede ingezetenen, tegen allerlei over-<br />

„ last aan lyf'en goed, die hun, zelfs onder dekn<br />

fel van Godsdienst, mogt worden aangedaan.<br />

n 7. Dat het Krygsvolk, bezetting houdende<br />

„ in Holland, of ook in andere Gewesten, doch<br />

yy door Holland betaald wordende, des vern<br />

maand zynde, verpligt zou wezen, boven<br />

den algemeenen, volgens het zevende punt<br />

w der Unie, te doen eenen hyzonderen eed aan<br />

„ de Steden en Gewesten, daar zy lagen, en<br />

derzelver Regenten en ingezetenen te ben<br />

fchermen en by te ftaan.<br />

„ 8. Dat zy zig, uit kragte der voorheengen<br />

maakte Unien en Verbonden, verpligt reken-<br />

„ den, om elk, wicn, om de gemelde oorzaaken,<br />

„ eenig letfel aangedaan of gedreigd werdt, te<br />

„ befchermen, met lyf en goed, en 't gene, hiermej,<br />

de rtrydig, gefchieden mogt, fpoedigtehel-<br />

„ pen herftellen. Ten befluite, verzogten ze,<br />

» dat


XXXVIÏI.BOEK. H I S T O R I E. 191<br />

„ dat elk Lid, voor 't bewilligen in dekrygs- 16*1 S.<br />

„ lasten, zig, opde voorgemelde punten, ron-<br />

" delyk , geliefde te verklaaren , op dat de<br />

j, bewilliging eenpaariger mogt konnen ge-<br />

„ fchieden (y)."<br />

De zeven Steden, Leiden, Gouda, RotVerfcheiterdam, Schoonhoven, Briele, Alkmaar en den'Steden Hoorn, voegden zig met die van Haarlem,<br />

ftemmen<br />

in het doen der gemelde verklaaring. Ver­ de Verfcheiden'<br />

andere Leden betuigden, niets te klaaring<br />

gen dezelve te hebben, mids men, op de be­ van<br />

geerde herftelling, niet Verder dronge, dan<br />

dezelve gevoeglyk zou konnen gefchieden. De<br />

Steden zeiven, die, in 't Kerkelyke, verfchilden<br />

van de meerderheid, verklaarden, dat zy<br />

de Wethouders wilden handhaaven; 't welk<br />

het voornaamfte was , welk de anderen bedoeld<br />

hadden: waarop, na 't wegneemen van<br />

eenige andere zwaarigheden, de Steden allen<br />

in de gefneene lasten bewilligden (z).<br />

Doch eer dit nog gelukte, hadden Johan<br />

Haarlem<br />

toe.<br />

De Ge­<br />

Skytten, Gezant des Konings van Zweeden, zanten<br />

van<br />

voor de eerfte, en de Franfche Gezant Mau- Frankryk<br />

rier, voor de tweede reize, ter Vergadering en Zwee­<br />

van Holland verfcheenen zynde, de Leden, denver­ ernftelyk, vermaand, tot eendragt. Mauriei maanen<br />

die van<br />

ftondt hierop, in 't byzonder, ftil „ dat de Holland<br />

„ Kerkelyke gefchillen behoorden bygelegc tot een­<br />

„ te worden, door zagte middelen, in eene dragt.<br />

„ Provinciaale Sinode (V)." Doch alzo de Ko<br />

nin-<br />

OO Zie deeze Verklaaring by. GROTIUS Verantw. Cap. XIX<br />

lil. -36 Verg. Refol- Holl. 27 Jan. \(n%. bl. 26.<br />

'z) GROTIUS Verantw. Cap. XIX, bl. 243. ISRANDT II. Deel<br />

U. 721 •<br />

Ca ) Zie BRANDT II. De.el, bl. 733, 722. en Refol. Holl. a<<br />

Ifnart ibïi. bl. 57.


dordeéleto<br />

over<br />

Verklinrirfg<br />

ïfcariem.<br />

i 9a V A D E R L A N D S C H E XXXVIII.BOEK<br />

rtingen van Frankryk en Zweeden beide, in<br />

deezen tyd, onderfteuning begeerden van den'<br />

Vereenigden Staat, die, zouden zy ze verkrygen<br />

, eenpaariglyk , zou moeten ingewüligdt<br />

worden, is 't ligtelyk te begrypen, waarom<br />

zy to zeer op de eendragt der Gewesten en<br />

Steden drongen.<br />

Maar fchoon de Leden tier Dagvaart van<br />

Holland zig niet fterk gekant hadden tegen de<br />

Verklaaring van Haarlem, opdat de bewilliging<br />

in de gemeene lasten, te ligter, doorgaan<br />

mogt, werdt dezelve, buiten de Vergadering,<br />

van allen, die der Contraremonftrantfche zyde<br />

waren toegedaan, fcherp overgehaald; gelyk<br />

de goedgunners der Remonftranten, daarentegen,<br />

deeze Verklaaring, die, eerlang, in<br />

't licht kwam, hooglyk preezen. Men geloofde,<br />

in 't gemeen, dat zy opgefteld was, door<br />

Joan de Haan, RomboutHogerbeets en Hugo<br />

de Groot, Penfionarisfen van Haarlem? Leiden<br />

en Rotterdam (b); en, uit den ftyl derzelve,<br />

vermoed ik, dat de laatfte daarin de<br />

voornaamfte hand gehad heeft. Ook ontkent<br />

hy dit niet, in zyne Verantwoording. Alleenlyk<br />

geeft hy te verftaan, dat de andere Afgevaardigden<br />

der agt Steden, midsgaders de Advokaat<br />

Oldenbarneveld hunne aanmerkingen<br />

over de Verklaaring hadden gemaakt, eer zy<br />

werdt ingeleverd (c). Men deedt ze, egter, op<br />

den naam van Haarlem, waarfchynlyk, om dat<br />

deeze Stad, na Dordrecht, de eerfte ftemmen<br />

moest. Voorts, werdt de Verklaaring, terftond,<br />

in het Fransen, overgezet, verinoedelyk door<br />

(b") GROTÏHS Verantw. Ca'pl X'X. bl. a"^<br />

Ct) GROTIUS Veramw. Cc//. XlX. bl. j


XXXVIÏIiBoBK. HISTORIE, i 9$<br />

Uitenbogaard (i), en, heimelyk, naar Frankryk<br />

en elders buitens Lands, verzonden. Ten<br />

minfte, werdt dit laatfte, uit den Haage, naar<br />

Ucrecht, gefchreeven (Y), fchoon de Groot,<br />

daarna, betuigd heeft, hiervan, geene kennis<br />

gehad te hebben (f). Doch in de Verklaaring,<br />

die, terftond, in elks handen kwam, vonden<br />

veelen bedenkelyk dat men voorhadt, 's<br />

5, Lands middelen te befteeden, tot het hand-<br />

?, haaven der tegenwoordige Regeeringe, wel-<br />

?J ke men, niet zonder vrye en wettelyke vern<br />

kiezing, wilde veranderd hebben; dat men<br />

n erkende, geen vertrouwen te ftellen op de<br />

,3 bezettingen, en fommige Steden aanmerkw<br />

te als daarmede bezwaard; en dat men de<br />

andere Gewesten geen gezag altoos, in 't Ker-<br />

„ kelyke, over Holland, wilde laaten oefenen."<br />

By al het welke nog kwam, dat men 't gene in<br />

de Verklaaring gezeid werdt van Unien en Verbindtenisfen,<br />

onder anderen, toepaste, op zekére<br />

heimelyke Verbonden, onlangs, tusfchen<br />

de agt Steden onderling, en met een of twee<br />

Gewesten, geflooten, 't welk men hieldt te<br />

ftrekken, tot fcheuring in den Staat. Maar<br />

fchoon 't my, uit vergelyking van verfcheiden'<br />

fchriften en ftukken , niet onwaarfchynlyk<br />

voorgekomen is, dat men, ten deezen tyde, over<br />

zulke verbonden, in heimelyke onderhandeling,<br />

geweest is, en, veelligt, reeds eenig<br />

onderwerp daarvan op 't papier gebragt hadt (g);<br />

heb<br />

Cd) Zie zyn Leven en Verantw. Cap. Xtlt. tl. 260.<br />

C e) 'k'itf der Gedep. van Utrecht ter Gener. van II Febr.<br />

I6i3. aanseh. in de Interro.üat. van J. van llenesfc van Suyleiteyn.<br />

Art. LXVW. LXIX- M. S.<br />

Cf) GROTJUS Verantw- Cap. XlX. bl. 245.<br />

Cg) Brief, bovengemeld, in de genoemde Interrogat. Art, LXX,<br />

LXX1. Zie ook UVTIJNBOG. Leven Cap- XIII. bl, aSo.<br />

X. DEEL. N<br />

it>i8;<br />

Agterdogt,<br />

door dazelve<br />

, in<br />

andere<br />

Steden<br />

verwekt.


1*8.<br />

XXIII.<br />

'rins<br />

1^4 VADERLANDSCHE XXXVIILBOEK.<br />

heb ik egter niet konnen ontdekken, dat men,<br />

• immer, tot het fluiten derzelven, gekomen is,<br />

ten ware men aan de Verklaaring van Haarlem<br />

zelve, die, door de zeven Steden, aangenomen<br />

was, den naam van afzonderlyk verbond<br />

geeven wilde: in welk geval, men, door de<br />

verbonden, in deeze Verklaaring gemeld, de<br />

oude verbonden, en, byzonderlyk, de Utrechtfche<br />

Vereeniging zou moeten verftaan. Doch<br />

deeze en veele andere uitdrukkingen in de Verklaaringe<br />

werden zo opgevat, als of de agt<br />

Steden en anderen eenig geweldig befluit genomen<br />

hadden, ten nadeele der gemeene Vereeniging<br />

, en tegen het wettig gezag zyner Doorlugtigheid.<br />

De Volmagt, in Bloeimaand hier<br />

aan volgende, door de agt Steden, aan haare<br />

Gemagtigden ter Dagvaart gegeven, {trekkende<br />

, om onderling en met de andere goede Steden<br />

te beraamen zodaanige middelen, als men,<br />

tot voorkoming van gedreigde of gevreesde<br />

daadelykheden, zou noodig of dienftig oordeelen,<br />

bragt ook veel toe, tot voedfel van<br />

de agterdogt, die men reeds tegen de voornaamften<br />

deezer Afgevaardigden hadt opgevat.<br />

Zy zeiven waren 'er niet onkundig van , en<br />

hadden, hierom, in 't byzonder, begeerd,<br />

dat de Steden, by deeze Volmagt, alles wat<br />

hun, wegens 't gene zy, uit kragte derzelve,<br />

verrigten zouden, overkomen mogt, ten haaren<br />

laste zouden neemen;gelyk gefchied was(A).<br />

Terwyl de gewoone Vergadering van Holland<br />

(70 Zie tleczc Procuratie hy BRANDT II.Deel, Ityvoegf. hl. 089.'<br />

BAUDART. Memor. X. Hoek, hl. 7. GROTIUS Verantw. Cep.XlX,


XXXVIILBOEK. H I S T O R I E . 195<br />

land nog zat, vertrok de Prins, in Lentemaand,<br />

naar Gelderland, en, in Bloeimaand, naarOverysfel,<br />

om de Landdagen, aldaar, byte woonen,<br />

en deeze Gewesten, tot eenpaarige bewilliging<br />

in de Nationaale Sinode, over te haaien.<br />

Ook porde zeker verfchil met eenige Nieuwmegenaars<br />

hem tot de reize naar Gelderland,<br />

't Getal der Remonstranten in dit Gewest was,<br />

federt eenige jaaren, fterk toegenomen, vooral<br />

in 't Kwartier van Nieuwmegen, daar zy,<br />

door de Regeering, begunftigd werden. Ook<br />

hebben wy gezien, dat Christoffel Biesman,<br />

Burgemeester van Nieuwmegen, zig, inden<br />

Haage, tegen 't beroepen eener Nationaale Sinode,<br />

buiten bewilliging van Holland, ver­<br />

klaard hadt. De Regeering in deeze Stad was<br />

verdeeld. Tien Leden waren tegen, zeven voor<br />

't houden der Nationaale Sinode. Prins Maurits<br />

hadt , in Hooimaand en Slagtmaand des<br />

voorleeden jaars, de oneenigheid, reeds, door<br />

Gemagtigden, gezogt by te leggen; doch 't<br />

was niet gelukt. Eenigen uit de burgerye, die<br />

't met de minderheid hielden, hadden zyne<br />

Doorlugtigheid, federt, een'Lyst toegefchikt<br />

van zulken, die zy, by de aanftaande verandering<br />

der Regeeringe, in Louwmaand, gaarne<br />

tot Burgemeesters, Raaden en Gemeentsluiden<br />

aangefteld zagen; niet zonder, in een bygevoegd<br />

gefchrift, de meeste tegenwoordige<br />

Regenten lelyk af te fchilderen, en voor Arminiaanen<br />

uit te maaken. Doch deezen, hiervan<br />

kennis bekomen hebbende, vervoegden<br />

aig, insgelyks, by den Prinfe, hem verzoekende<br />

, in 't kiezen der nieuwe Wethouderen, agt<br />

te geeven op hun meeste genoegen: 't welkzy<br />

N a ver­<br />

wijf.<br />

Maurits<br />

vertrekt<br />

naar den<br />

Landdag,<br />

te<br />

Arnhem.<br />

Verander<br />

ring der<br />

Regeeringe,<br />

ti<br />

Nieuw­<br />

megen.


196 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK;<br />

1618. verklaarden te zyn, dat van het grootfte deel der<br />

Burgerye. Doch alzo hun verzoek niet uit den<br />

naam der gantfche Wethouderfchap gefchiedde<br />

, floeg 'er de Priné weinig agt op. Zy merkten<br />

't, en beflooten, federt, de Wet te veranderen,<br />

op den gewoonlyken tyd, zonder den Prins te<br />

kennen. Zie hier, op welken grond. Nieuwmegen<br />

hadt, als eene vrye Ryksftad, van oude tyden<br />

af, het regt gehad, om zyne eigen' Wethouders<br />

te ftellen; 't welk, door Gemagtigden der<br />

Burgerye of Gilden, plag te gefchieden. Men<br />

hadt dit regt zelfs voorbehouden, toen de Stad,<br />

in den jaare 1248, aan Otto den II, Graave<br />

van Gelder, verpand werdt (1). Doch by 'tovergaan<br />

der Stad aan Prinfe Maurits, in den<br />

jaare 1591, werdt deMagiftraatsbeftelling, geduurende<br />

den oorlog, verbleeven aan den Prinfe,<br />

als Stadhouder van Gelderland, van wege<br />

de algemeene Staaten Ook hadt hy ze, federt,<br />

gedaan; wordende hem de nieuwe Regenten,<br />

jaarlyks, voorgeflaagen, door de ouden.<br />

Maar het Beftand, dat, in veele opzigten,<br />

naar eene volkomen' vrede geleek, als waardoor<br />

veelen, zelfs in verbeurd verklaarde goederen<br />

en voorregten, herfteld werden, hadt,<br />

meende men, een einde van den oorlog gemaakt,<br />

en derhalven ook van het Verdag, wegens<br />

de beftelling der Wet (0- De Prins oordeelde,<br />

daarentegen, dat het Beftand niet;<br />

maar eene volkomen' Vrede alleen voor het<br />

einde van den oorlog kon gehouden worden ;<br />

en dat hy, hierom, het regt behieldt, welk hy, by<br />

CO ZU II. Deel, bl. 384.<br />

C*) Zie VIII. Deel, bl. 360.<br />

( O Rsmonftrantie der ontfl. Regent, aan de Staat. Gen. MS S<br />

't


XXXVIII.BOEK. HISTORIE. 197<br />

?<br />

t overgaan der Stad, bedongen hadt; gelyk<br />

men 't hem, verfcheiden' jaaren na 't fluiten<br />

van 't Beftand, onverhinderd, hadt laaten gebruiken.<br />

Hy begaf zig dan, tegen den tyd der<br />

gewoonlyke verandering, in Louwmaand deezes<br />

jaars, naar Nieuwmegen, verzeld van den<br />

Kantzier, twee Raaden en een' Rekenmeester<br />

van Gelderland, nevens den Rigter van Veluwen-Zoom.<br />

De bezetting kreeg last, om zig<br />

gereed te houden, tot het weeren van beroerte,<br />

voor welke zyne Doorlugtigheid bedugt<br />

was; alzo de burgers, in 't vermoeden geraakt,<br />

dat de Prins voorhadt, iet te doen tot krenking<br />

hunner Privilegiën, Vertoogen hiertegen<br />

gereed maakten, en tekenen lieten. Hierna begaf<br />

zig de Prins naar 't Raadhuis, daar de<br />

gantfche Wethouderfchap bedankt, doch te<br />

gelyk verzogt werdt, in een ander vertrek, nog<br />

een weinig te willen toeven. Zy verdeelde zig<br />

egter in twee byzondere Kamers; waarna de<br />

Prins eenigen uit de genen, die, te vooren, de<br />

minderheid gehad hadden, ontboodt, om ze,<br />

nevens eenige nieuwen, aan te ftellen. Doch<br />

zy weigerden, op éénen na, zig, van nieuws,<br />

te laaten beëedigen. Op hun verzoek, werden,<br />

daarna, alle de ontflaagen' Regenten ontbooden<br />

by den Prinfe: wienzy, by monde van den<br />

Syndicus, Joan Biel, voorhielden, dat de tegenwoordige<br />

wyze van handelen ftreedt met de<br />

Privilegiën, en dat het Verdrag van den jaare<br />

1591, met het Beftand, geëindigd was: 'twelk<br />

zyne Doorlugtigheid ontkende. Waarna Biel,<br />

uit den naam der ontflaagen'Regenten, prote<br />

fleerde tegen 't gene 'ergefchied was; zig van<br />

het zelve beroepende op de algemeene Staa-<br />

N 3<br />

te<br />

»s


198 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK,<br />

ten, uit welker naam de Prins, in 't jaar 1591,<br />

- verdraagen was, en van welken hy, meenden<br />

ze, nu gelast moest geweest zyn. Doch de Prins<br />

vondt niet geraaden, hun Protest te aanvaardden.<br />

Ondertusfchen, traden zy zei ven tot eene<br />

nieuwe Magiftraatsbeftelling. De Prins ftelde<br />

ook nieuwe Wethouders, onder welken, meen<br />

ik, maar één uit de ouden was. De Gemeentsluiden<br />

werden ook veranderd, door zyne Doorlugtigheid.<br />

De Sekretarisfen, de Roêdraagers,<br />

de Poortiers en Boden kreegen last, om geene<br />

andere Wethouders te erkennen, dan die, door<br />

den Prinfe, gefteld waren (jn). De anderen vervoegden<br />

zig, federt, aan de algemeene Staaten,<br />

en aan de Staaten van Holland, klaagende, over<br />

't fchenden hunner vryheden. De agt Steden beflooten<br />

, terftond, ten voordeele der klaagende<br />

Regenten, te fchryven aan de Staaten van Gelderland.<br />

Doch Dordrecht en de vier anderen<br />

wilden niet gedoogen, dat de Brief, op den<br />

naam der Staaten, afgezonden werdt: waarom<br />

hy te minder klem hadt, in Gelderland (n).<br />

Wat den algemeenen Staaten betreft, zy hoorden<br />

den Prins, in hunne Vergadering, tegen<br />

die van Nieuwmegen, en weezen deezen, daarop<br />

, naar de Staaten van Gelderland, die zyner<br />

Doorlugtigheid, in Lentemaand, in perfoon<br />

op den Landdag verfcheenen, in alles gelyk<br />

gaven, en dankten, voor 't gene hy, tot herftelling<br />

der orde en rustte Nieuwmegen, gedaan<br />

Cm*) Brief van Gcerück van Jen Capelle, Martin Gregory, llcnriek<br />

van Esfen, Goosfen van Pèriek en Jan van Golcjleyn aanhuil-<br />

3<br />

n-. Hoog. Mog in dat» T r Jtnuary I(5t8. lil&.<br />

O') Refol. Holl. 24 Fibr. 23, z^Maart 1618. bl. 49, 73)75»<br />

76, 77. BRANDT II. JJsel, bl. 709.


XXXVIILBOEK. HISTORIE. iep<br />

daan hadt. 't Gene Biesman en van Brienen,<br />

te vooren, in den Haage, verklaard hadden,<br />

werdt hier ook veroordeeld, als ftrydende met<br />

het befluit des Landfchaps. Voorts beflooten<br />

de Staaten, eenpaariglyk, hunnen Gemagtigden<br />

in den Haage te belasten, op het houden<br />

der Nationaale Sinode, ernftelyk, aan te dringen,<br />

en, te gelyk, overeenkomftig met eenen<br />

voorflag van'zyne Doorlugtigheid, op het afdanken<br />

der Waardgelders in Holland (V)-<br />

In Bloeimaand, vertrok de Prins naar den<br />

Landdag in Overysfel, die toen, te Deventer,<br />

gehouden werdt. Hy verzogt, hier, den Staa­<br />

ten ,3 dat zy toch in het houden der Natio-<br />

,3 naale Sinode wilden bewilligen, alzo men<br />

„ niet voorhadt, dezelve te doen ftrekken,<br />

5, anders, dan tot bemiddeling der gefchillen<br />

s, in 't Kerkelyke, zonder de Gewesten, of der-<br />

„ zeiver Leden ergens in te verkorten, of ie-<br />

53 mant, terzaake van den Godsdienst, te be-<br />

• „ zwaaren." Hy voegde hierby „ dat men de<br />

„ Gewesten , die nog zwaarigheid maakten,<br />

j, met goede redenen, zou zoeken te brengen<br />

,3 tot bewilliging, en dat de befluiten der Si-<br />

„ node niet van waarde gehouden zouden<br />

n worden, dan na dat ze, door de Gewesten,<br />

goedgekeurd en bekragtigd waren." En onder<br />

deeze voorwaarden, bewilligden de Staaten,<br />

eindelyk, in 't houden der Sinode (J>),<br />

hoewel Kampen, daar men ftrengst was, tegen<br />

ro) BAUDART. Memor. X. Boei , bl. 7. Landd. Recesl". dei<br />

Staat, van Geld. van XIII. en XIV. Maan by BRA.NDÏ II. Dal,<br />

^'(p^zle Refol. van Ridd. en Steden by GROTIUS Verin»*<br />

Gap. V. bl. 49»<br />

N 4<br />

161%.<br />

De Prins<br />

haalt O-'<br />

veryslet<br />

over, tot<br />

bewilli­<br />

ging in de<br />

Sinode.


XXIV.<br />

Schimpfchrifcen<br />

tegen<br />

den Advokaatgeitrooid.<br />

Kwaad<br />

vermoeden<br />

van<br />

den Prinfe<br />

op den<br />

Advokaat. <br />

Merkwaardigewoordeu,<br />

den<br />

Prinfe.<br />

ioo VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK,<br />

gen de Contraremonftranten, het befluit langst<br />

tegen hieldt. 't Befluit der Staaten werdt, egter,<br />

niet voor Oogstmaand (q), in den Haage<br />

gebragt; wanneer de zaaken, in Utrecht, reeds<br />

geheellyk veranderd waren van gedaante, en,<br />

in Holland, op 't punt ftonden van te veranderen,<br />

gelyk wy, wel haast, zien zullen.<br />

In deezen ftaat der zaaken, waren de Regenten<br />

van veele Steden van Holland, en die<br />

van de Stad Utrecht in merkelyke bekommering,<br />

ziende de dingen eenen gantsch anderen<br />

zwaai neemen , dan zy gehoopt hadden, 't<br />

Strooijen van fchotfehriften tegen den Advokaat<br />

Oldenbarneveld, nam, van tyd tot tyd, toe.<br />

Een kwam 'er, ten deezen tyde, in 't licht,<br />

getiteld Praktyk van den Spaanfchen Raad,<br />

waarby hy vertoond werdt, als hadt hy geld genooten<br />

van Spanje. Een ander, Noodwendig<br />

Discours genaamd, drong op eene geweldige<br />

verandering in de Regeering. Sommigen hebben<br />

Franeois van Aarfens voor den opfteller<br />

deezer fchriften gehouden (f). De Prinfesfe<br />

Weduwe van Oranje verhaalde aan iemant,, dat<br />

„ men Prinfe Maurits uit Brusfel gefchreeven<br />

„ hadt, dat Oldenbarneveld geld," fommigen<br />

fpraken van geheele koflèrs met gouden piftoletten<br />

(s~) n uit Spanje ontvangen hadt, en dat<br />

„ zyne Doorlugtigheid hieraan ten deele geloof<br />

„ floeg." Ook blèek dit, uit zeker zeggen van<br />

zyne Doorlugtigheid, 't welk Uitenbogaard<br />

fchryft, uit den mond van zekeren geloofwaardigen<br />

Edelman , die 't van den Graave van<br />

Kui-<br />

Xf) TIVTENEOG. bl. 0f)8. TRtOLAND. U. 1059, leöü.<br />

( r ) AOBEKY Memor. p. 30", ,;cx..<br />

' Csj'K. BRANDT Leven van U- ie Groot, bl. tig t


XXXVIILBOEK. HISTORIE. aai<br />

Kuilenburg verklaarde verftaan te hebben. Aan 16.8.<br />

,deezen Graave, hadt de Prins geraaden „ de<br />

j, party, welke hy toegedaan was, niet langer toege-<br />

n te volgen, of dat het hem fchadelyk zyn zou, fchrecven.<br />

n alzo deeze party," meenende daarmede,<br />

naar 't fchynt, den Advokaat en de zynen,<br />

M naar Spanje wilde." De Graaf vraagde naar<br />

bewys. 't Is nog geen tyd, werdt hem geantwoord,<br />

men moet eerst platte formen fcheeren<br />

over eenigen. ?o men, hernam toen de Graaf,<br />

dien weg in wil; dat''s regt naar Spanje: waarop<br />

hem te gemoet gevoerd werdt, Beter zo dan<br />

anders; men zal haast zien, wie de fty/fte beurs<br />

heeft (Y). Doch lang van de vooren (3), zoude<br />

Prins aan de Prinfesfe Weduwe, uit wier mond,<br />

Uitenbogaard het te boek fielt, gezeid hebben,<br />

dat het gefchil niet beflist zou worden, dan door<br />

de wapenen Cu). De Blaauwboekjes hielden Vuil<br />

geen' laager' toon. In zeker fchotfchrift, gefchotfchriftfchreeven met de eigen' hand en naamtekening<br />

van jan<br />

van Jan Dankerts, voorheen Notaris in den Dan­<br />

Haage Cy), nu te Amfterdam; die, wegens een kerts.<br />

diergelyk, ten tyde van 't B eftand gemaakt, door<br />

voorfpraak van Uitenbogaard, vergiffenis verworven<br />

hadt(M'); werdt de Advokaat gedreigd ,<br />

met een Crimineel regtsgeding. Voorts las men<br />

'er in „ dat men hem voet by ftuk zetten, en<br />

te bewyzen zou, dat hy honderdentwintigdui-<br />

„ zend Dukaatjes ontvangen hadt. Uitenbo-<br />

» gaard,<br />

(O UYTENBOG. by I5nAf-'i)T II. Deel, bl. 744. Zie ook Ur-<br />

TF.NBOG Leven Cap. X. bl. 171.<br />

• O) UYTENBOG. hoven Cap. X. bl. 122.<br />

(.v) UYTENBOG. Leven cn Verantw. Cap. X. bl. 1*9.<br />

t'wj Zie Refol. Holl. lü, 11 Juny 1608. bl. 123, ia.].<br />

(3) Den agtften van Wiiuennaand des jaars 1616".<br />

N 5


ftoa VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK.<br />

Itfi8. „ gaard, ftondt 'er in, hadt tagtigduizend gul-<br />

„ dens, in gouden Albertinen, getrokken, 't<br />

„ welk men hem, in zyn bakhuis, hadt aan-<br />

„ gezeid." Gaat, las men verder, totBrusfel,<br />

't /iaat daar klaarlyk gefchreeven, op VRegister,<br />

daar de andere geflreeldenftaan, met naam,<br />

en toenaam. 'tGefchrift, welk deeze en andere<br />

dingen behelsde, was den maaker ontvallen, te<br />

Amfterdam, werwaards hy gevlugt was, uit<br />

vreeze voor den Fiskaal van den Hove, die, uit<br />

andere oorzaaken, onderzoek op hem deedt. 't<br />

Was opgeraapt, en den Advokaat ter hand gefield<br />

, die 't, in de volle Vergadering,bragt,te<br />

gelyk verklaarende n dat men hier een' fchry-<br />

„ ver hadt, die niet, gelykdiergelykenplagten<br />

„ te doen, zynen naam verzweeg, maar voet by<br />

ftuk zetten, en zyne befchuldigingen bewyzen<br />

„ wilde. Hiertoe was hy ook, van zynen kant<br />

n bereid. Uitenbogaard niet minder. Hy be-<br />

„ geerde dan, dat men Dankerts van Amfter-<br />

„ dam haalde, en bewys afvorderde van 'tgene,<br />

De „ hy gefchreeven hadt." Men befloot, hierop,<br />

maaker naar Amfterdam te fchryven. Dankerts werdt in<br />

raakt in de gyzeling gezet; doch men begeerde hem niet<br />

hegtenis. naar den Haage te zenden; zig beroepende op.<br />

het Privilegie der Stad, volgens welk, de misdaaden<br />

, aldaar begaan, voor de bank van Schepenen,<br />

geoordeeld moesten worden. De Fiskaal<br />

Kin/chot trok naar Amfterdam met het boekje<br />

, om Dankerts te ondervraagen; doch men<br />

vondt niet geraaden, dat hy zig kweet, zo als<br />

hy meende te behooren Dankers zat in de gyzeling,<br />

tot dat de Advokaat gevat was (x%<br />

waar-<br />

CO Itsfol. Holl. 7, II April zNoy. 1618. tl. 93, 98, 3S3«


XXXVIILBOEK. H I S T O R I E . 203<br />

waarna men hem losliet, en, eindelyk, nog beloonde<br />

, voor 't gene hy gedaan of geleeden<br />

hadt, zonder dat men den Advokaat immer<br />

iets van 't gene hem, door deezen mensch, aansewreeven<br />

was, geregtelyk, te last gelegd heeft<br />

fy\ Doch zulke en diergelyke befchuldigmgen,<br />

die, by't gemeen, veel te veel ingang vonden,<br />

bewoogen den Advokaat, op den raad dei<br />

Prinfesfe Weduwe van Oranje, tot het fchryven<br />

van eenen Brief aan Prinfe Maurits, die, eenige<br />

jaaren naderhand, gedrukt werdt. Hy was, der<br />

vierentwintigften van Grasmaand, getekend,<br />

en vervatte eene omftandige verdediging var<br />

des Advokaats gedrag, met eene fterke betui­<br />

Cy~) UYTENBOG. Leven en Verantw. Cap. X. hl. 171 eni<br />

Hifi. hl. 918 enz.<br />

Cz) Ziedeezm Brief hy UYTENBOG. hl. 943 en m is Wasrag<br />

2 T N Z<br />

HUL. van OUINKHAÏINÜV. hU 13 '<br />

lf>i8.<br />

Wordt<br />

geflfiakt<br />

en beloond.<br />

De Advokaat<br />

verdedigt<br />

zig, in<br />

eenen<br />

Brief aan<br />

den Prinfe<br />

, en in<br />

een Vertoog<br />

aan<br />

de Staaging<br />

zyner genegenheid voor 't Huis van Nas ten van<br />

j Holland.<br />

fau (z> Te gelyk, fchreef hy een Vertoog aar<br />

de Staaten van Holland, welk, terftond, in t<br />

Kent kwam. Zyne bedryven en dienften wer<br />

den, in het zelve, omftandiglyk, vertoond<br />

><br />

van dat hy eerst in 's Lands dienst getreden was<br />

totopdentegenwoordigentyd. In 't byzonder ><br />

wees hy aan „ hoe zeer hy gearbeid hadt, on l<br />

goed verftand te onderhouden tusfchen d<br />

„ Staaten en zyne Doorlugtigheid. Ookberie] )<br />

„ hy zig, ten blyke van de dienften, door hem<br />

1<br />

„ den Huize van Nasfau gedaan, op de brie<br />

ven en befcheiden, welken hy in handel t<br />

hadt. Gefchenken verklaarde hy nooit be<br />

„ geerd of gezogt; maar fomtyds wel, voo C<br />

„ beweezen' dienften, ontvangen te hebben<br />

Zyne goederen waren, zeide hy, allen eei<br />

c


404 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK,<br />

„ lyk en wettiglyk verkreegen, waarop hy,<br />

9 zo men 't goedvonde, onderzoek wilde laa-<br />

9 ten doen. De verdere befchuldigingen, in<br />

„ Schotfchriften , tegen hem uitgeworpen,<br />

„ verklaarde hy voor openbaare lasteringen,<br />

„ zig, omtrent de meesten, beroepende op de<br />

„ kennisfe der Staaten zeiven." Ten befluite,<br />

riedt hy „ dat men den raad der Koningen<br />

„ van Frankryk en Zweeden volgde, en rust<br />

„ en eendragt zogt: dat de Gemagtigden ter<br />

n algemeene Staatsvergaderinge zig niet aan-<br />

„ trokken, 't gene niet aan hun gefield was;<br />

„ dat zyne Doorlugtigheid , de Raaden van<br />

„ Staate, de Raaden ter Admiraliteit en de<br />

„ Gekommitteerde Raaden zig hielden aan •<br />

„ derzelver Berigtfchriften; dat het Regt ge-<br />

„ handhaafd, en de Kamer van Rekening in<br />

„ goede orde gehouden werdt. Wanneer hier-<br />

„ by eenigheid kwam onder de Staaten, ver-<br />

„ trouwde hy, dat alles haast wederom her-<br />

„ fteld zou worden (V).<br />

ProviJIo- Doch het uitgeeven van dit Vertoog haalneele0de<br />

den Advokaat eene nieuwe fneeuwjagt<br />

pening,<br />

tegen dit van naamlooze fchriften op den hals. Een, ge­<br />

Venoog titeld Provifioneele Opening, werdt zo lasteruitgegelyk<br />

geoordeeld by de Staaten, dat zy 't, by oven<br />

,<br />

penbaar Plakaat, verbooden, vyf honderd gul­<br />

wordt<br />

verboodens beloovende aan elk, die Schryver of Drukden.ker<br />

ontdekte. By 't zelfde Plakaat, namen de<br />

Staaten den Advokaat, om zyne langduurige<br />

ÏX\ getrouwe dienften, in hunne byzondere be-<br />

Ccherming en hoede (b~). Doch fommigen te-


XXXVIILBOEK. H I S T O R I E. 205<br />

kenen aan, dat men dit Plakaat, te Amfterdam, I6IS.<br />

en in de Steden, die 't met deeze Stad eens .<br />

waren, niet liet afkondigen, 't welk de Schryvers<br />

van naamlooze fchriften, die zig, meent<br />

men, meest te Amfterdam onthielden, te ftouter<br />

maakte. Ook ftrooide men, ten deezen ty-<br />

-de, uit, dat de Prins gezeid zou hebben, dat<br />

hy den Advokaat en de zynen zo fyn vermaalen<br />

zou als ftof (V). De meerderheid der Staaten<br />

van Holland ontwierp, omtrent deezen tyd, een<br />

Ver: oog aan den Prinfe, om by hun gezag gehandhaafd<br />

te worden (d). Doch 't blykt niet,<br />

dat het eenig gevolg gehad heeft, welk aan<br />

hunne verwagting beantwoordde. Zelfs twyfel<br />

ik, of het den Prinfe wel overgeleverd zy. Men<br />

floeg, in Zomermaand, ter Vergadering van<br />

Holland voor,om zekere gedrukte Remonjlrantien<br />

vanFrangois vanAarfens op te haaien, en<br />

hem het verder fchryven te verbieden (e).<br />

Doch ik vind niet, dat hierop iet beflooten<br />

werdt. 't Verhaalde toont klaarlyk, welke redenen<br />

van bekommering de Regenten van verfcheiden'<br />

Hollandfche Steden en van Utrecht,<br />

ten deezen tyde, hadden. Doch 'twordt tyd,<br />

dat wy zien, welke middelen zy in 't werk fielden,<br />

om de gevreesde verandering der Regeeringe<br />

te voorkomen; en welk eene uitkomst dezelven<br />

hadden. Verfcheiden' ongedrukte ftukken<br />

en befcheiden my, gelukkiglyk, ter hand gekomen,<br />

ftellen my in ftaat, om dit naauwkeuriger<br />

te doen, dan tot hiertoe gefchied is.<br />

Zo dra men, in den Haage, tyding kreeg<br />

XXV.<br />

van 1 eweengen<br />

te<br />

O) Refol. Holl. 21 May 1618. bl. 122. UïTENBOG. tl. Q54, S<br />

p5i. BRANDT II. Deel. 'bl. 751.<br />

C/O Zie het by BRANDT II. Deel, bl. 75T.<br />

GO Refol. Holl. aa jfimy 1618. bl. 156,


It5i 3. van de verandering der Regeeringe te Nieuwmegen,<br />

in Louwmaand deezes jaars, was men<br />

Uirecht bedugt, voor diergelyke veranderingen , in<br />

en te Lei­ veele Hollandfche Steden en in Utrecht. Joan<br />

den, uit<br />

van Renesfe van Zuileflein en Justus van Ryzen-<br />

vreeze<br />

voor verburg, Heer van Ryzenburg, waren toen, weandering,gens<br />

Utrecht, afgevaardigd, in de Vergade­<br />

in de Rering der algemeene Staaten. Ryzenburg fchreef,<br />

geeringe. over 't gebeurde te Nieuwmegen, eenen Brief<br />

naar Utrecht, die, door hem en Zuileftein, getekend<br />

werdt. In deezen Brief, werden de ontflaagen'<br />

Regenten genoemd * verdrukte Hee-<br />

* gepp-<br />

prcsfeerdt<br />

f by a'esfeitz. <br />

Voorflagen<br />

, oir,<br />

Schoonhoven<br />

,<br />

Woerden<br />

en<br />

andere<br />

Plaatfen<br />

te verze<br />

keren.<br />

.VXA<br />

ÖOS VADERLANDSCHE XXXVIILBOEK;<br />

'•ren, en vroomen, die men, f met opzet, voorhadt te<br />

verlaat en. Ook las men 'er in, dat zyne Doorlugtigheid<br />

, tegen reden en tst misnoegen van de<br />

goeden, op den voorflag vandievanNieuwme-><br />

gen, ter algemeene Staatsvergaderinge, toegelaaten<br />

was (ƒ). Men was, ten deezen tyde, in overleg,<br />

om zig van eenige Plaatfen te verzekeren,<br />

tot voorkoming eener gevreesde verandering in<br />

de Regeering. Te Utrecht, hadden eenigen<br />

voorgeflaagen, dat men Schoonhoven verzekeren<br />

moest; 't welk anderen, in den Haage,<br />

niet wel fcheen tefmaaken. Doch, te Leiden,<br />

zou men gaarne gezien hebben, dat Woerden<br />

verzekerd werdt. Hiervan hadt de Predikant<br />

Uitenbogaard, te Leiden zynde, kennis gekreegen,<br />

uit den mond van den Penfionaris<br />

Hogerbeets, die op hem begeerd hadt, zulks<br />

te willen berigten, aan Adolf van de Waal, Heer<br />

van Moersbergen, die, toen, wegens Utrecht,<br />

in den Haage was, met verzoek, dat hy 'er,<br />

heimelyk, kennis van geeven wilde aan den<br />

(ƒ) Interrog, rr.it Suylefteyn Art. LIX, —LXIII. SI. S.<br />

Se-


XXXVIILBOEK. HISTORIE, tof<br />

Sekretaris Ledenberg, op dat deeze, daartoe,<br />

in tyd en wyle, de behulpzaame hand bieden<br />

mogt; alzo men, te Leiden, voorhadt, met<br />

iemant van Woerden, wien men de zaak mogt<br />

toevertrouwen, deswege, in onderhandeling<br />

te treeden. Uitenbogaard deedt deeze boodfchap,<br />

en Moersbergen fchreef, 't gene men<br />

hem verzogt hadt, in Sprokkelmaand, aan<br />

Ledenberg (g): daarby voegende „ dat deeze<br />

zaak heimelyk behandeld moest worden,<br />

„ en dat 'er , in deeze tydsomftandigheden ,<br />

j, voorraad van wapenen noodig was; dat men<br />

„ ook de Huizen te Duurftede, ter Eem en te<br />

w Abkoude behoorde te bezetten;" 't zy dat<br />

men, hierdoor, gelyk, daarna, verklaard werdt,<br />

het platte Land van Utrecht, tegen oproer,<br />

zogt te beveiligen (h), 't zy dat men 'er eenig<br />

verder inzigt mede gehad hebbe. Doch deeze<br />

overleggingen hadden geen gevolg. Midlerwyl,<br />

bleef men, te Utrecht, in geduurige vrees<br />

voor de komst van den Prinfe, uit welke men<br />

verwagtte, dat gelegenheid tot opfchudding<br />

genomen zou worden, die, waarfchynlyk, uitïoopen<br />

zou, op verandering der Regeeringe.<br />

Men hadt, hierom, al in Herfstmaand des voorleeden<br />

jaars, toen 'sPrinfen reis naar eenige<br />

Zuidhollandfche Steden op handen was, op<br />

Ledenbergs voorflag , eenen Brief opgefteld<br />

aan zyne Doorlugtigheid , ftrekkende, om<br />

hem te verzoeken van, voor deeze reize, niet<br />

te Utrecht te willen komen. Doch deeze Brief,<br />

die toen niet overgegeven werdt, bleef,eenen<br />

tyd<br />

tg") UÏTENBOC. Leven en Verantw. Cap. XIII. U. vrj.sc'i,<br />

O) Interrog, van Suylefteyn Art. LXXIV.~-1,XXX1LM.S,<br />

i6i9.<br />

Vrees,te<br />

Utrecht,<br />

voor 's<br />

Prinfen<br />

komst.<br />

Men verzoekt<br />

liem, de-


zelve uit<br />

te Hellen.<br />

Hy komt<br />

'er nogtans.<br />

Doch<br />

vertrekt<br />

wederom.<br />

itó8 VADERLANDSCHE XXXVIILBOEK:<br />

tyd lang, open, in handen van de Utrechtfche<br />

Afgevaardigden in den Haage; werdt, een en<br />

andermaal, veranderd, ook, zo fommigen, naderhand,<br />

verklaard hebben, met kennis van<br />

den Advokaat, en, eindelyk, na dat Zuileftein<br />

naar Utrecht gefchreeven hadt, dat de Prins<br />

ftondt te vertrekken naar den Landdag te<br />

Arnhem, m Lentemaand deezes jaars, door<br />

Gerard ter Stein , behandigd aan zyne Doorlugtigheid<br />

(Y); wien dezelve, gelyk men denken<br />

kan, gantsch niet aangenaam was. Nogtans,<br />

begaf hy zig, door Utrecht, naar Arnhem.<br />

De poorten werden, op den dag zyner aankomfte,<br />

langer dan naar gewoonte, geflooten<br />

gehouden, en Ledenberg leide in beraad, om<br />

ze den Prinfe niet te openen. Doch hiertoe<br />

durfde men niet befluiten. De Prins kwam<br />

dan in de Stad. De wooning, daar hy zynen<br />

intrek nam, werdt, als ware 't om hem eer aan<br />

te doen, door eenige vendelen Schutters, bezet;<br />

vier van welken in de wapenen gebragt<br />

waren, om hem in te haaien. Doch eenigen<br />

hebben, naderhand, verklaard, dat dk bezetten<br />

gefchied was, om den toeloop van Contraremonftranten<br />

en anderen by den Prinfe te beletten,<br />

waaruit men opfchudding, inneeming<br />

van Eerken en verandering der Rerreeringe<br />

rreesde. Ook was, omtrent deezen tyd, beflooten<br />

, 't getal der Waardgelderen te vermeerderen<br />

(£). De Prins zette zyne reis toen voort,<br />

2on-<br />

C i) Interrog. Van Snylefteyn Art. XVI-XXX1II. Interrog, van<br />

F. van lïaexen', Heer van Conincxvry^«. XXVIII-XXXIV. Interr.<br />

van J. de Goyer Art. XVII—XXIII. Interrog, van Diriclt van Eelt<br />

Art XIII. Verclar. van Ledenb. van 27itfiS-O.S M. SS.<br />

dk) Interrog, van Conincxvry Art. XXXV-XXXVIII. van de<br />

Goyer Art. XXV-XXIX. van fohan van Grovefteyn Art. XXI."<br />

XXIV, van Diiick van Eek Art. XHI. XIV. MS3.


XXXVIII. BOEK. H I S T O R I E . 209<br />

zonder iet, openlyk, te Utrecht, te verrigten. 1618.<br />

't Ontbrak, nogtans, den Prinfe niet aan ee- •<br />

nige vertrouwde vrienden, in de Staaten van<br />

Utrecht, die hem, van tyd tot tyd, berigt gaven<br />

van 't gene 'er gehandeld werdt (7), zo<br />

ver zy'er kennis van krygen konden. Na dat llandeling<br />

ove<br />

men dan, ter algemeene Staatsvergaderinge,<br />

't afdan­<br />

overeenkomftig met 's Prinfen meening, wat ken der<br />

laater, hadt begonnen te handelen, over de Waard­<br />

noodzaakelykheid van het afdanken der gelders,<br />

Waardgelders, in Holland en in Utrecht, het<br />

aanneemen en aanhouden van welken, zyne<br />

Doorlugtigheid, naar fommiger verhaal (tn),<br />

rebellie genoemd hadt; werdt door eenigen,<br />

in de Staaten van Utrecht, voorgellaagen,<br />

M dat men, om kosten te fpaaren, de Waardij<br />

gelders behoorde aftedanken, en van den<br />

„ Prinfe eenige vendels te begeeren, ftaanw<br />

de ten laste van 't Stigt." Hiertoe werdt<br />

beflooten, zelfs door zulken, die voor 't aanneemen<br />

der Waardgelders geyverd hadden: 't<br />

zy dat deezen dagten, dat men genoeg beholpen<br />

zou zyn, met de gewoonlyke foldaaten,<br />

of dat zy hoop hadden, om eenige Steden van<br />

Holland te beweegen, tot het draagen van een<br />

gedeelte van den last der Waardgelderen, liever<br />

dan dat men dezelven zou zien afdanken.<br />

.3' ,ÜOV<br />

Men gaf dan den Afgevaardigden naar den<br />

Haage last, om, overeenkomftig met het befluit<br />

der Staaten, te fpreeken met zyne Doorlugtigheid.<br />

Sommigen fchryven, dat zy hiertoe<br />

flegts vryheid, geen' uitgedrukten last gehad<br />

f 1} Waarngt. Hift. van J. v Or.riF.NBAP.NFv. II, 214.<br />

(;«) UYTENBOG. by BRANDT II. Deel, bl. 804.<br />

X. DEEL. O


Ï6"I8.<br />

Eyeenkomst<br />

tusfchen<br />

de Hollandfche<br />

en StigtfcheGejiiagtigden,<br />

ten<br />

huize<br />

Van Daniël<br />

Trefel.<br />

Wat hie:<br />

gehandeld<br />

werdt.<br />

Voorflag<br />

der Hollandfchenj<br />

•fl i ó VADERLANDSCHE XXXVlILBOEIT.<br />

had hebben («). Doeh ik bezit een egt affchrift<br />

eener Verklaaringe van Ledenberg zeiven,<br />

waarin duidelyk erkend wordt, dat de Utrechtfche<br />

Afgevaardigden last hadden, om met den<br />

Prinfe te fpreeken (o). De Afgevaardigden van<br />

Utrecht waren toen Adolf van de Waal, Heer<br />

van Moersbergen, Jakobyan Zuilen vanNyveld,<br />

Heer va.nHoeüaken,WillemBor vanAmerongen,<br />

Heer van Zandenburg. Kornelis van de Poll, Pieter<br />

Ploos, Jakob de Gooyer, Willem vanNyenro<br />

en de Sekretaris Ledenberg. Zy, of ten minfte<br />

Hoeflaken, Nyenrode en Ledenberg hadden<br />

hunnen intrek inden Haage, ten huize van<br />

nielTrefel, eerften Klerk der algemeene .Staaten.<br />

Eer zy nog met den Prinfe gefproken hadden,<br />

lieten eenige Hollandfche Heeren, hun, door<br />

den Dienaar van Hogerbeets, vraagen, of zy<br />

hun, dien avond, 't was de vyfde van Hooimaand<br />

, konden fpreeken. Men kwam, ten zeven<br />

uuren, byeen. De Hollandfche Heeren waren de<br />

Lange, Burgemeester van Gouda, en de Penfionarisfen<br />

de Haan, Hogerbeets en de Groot. De<br />

laatfte voerde het woord; volgens het Verbaal,<br />

Welk, daarvan, federt, door de Utrechtfchen,<br />

gemaakt werdt, en waarvan ik een Affchrift<br />

in handen heb , in 't breede, vertoonende,<br />

„ hoe men thans, onder dekfel van Godsdienst,<br />

w met allerlei middelen van fcheuring, oproer,<br />

„ ïnultery en wederfpannigheid, de Staaten en<br />

>5 Wethouders, in derzelver hoogheden, vry-<br />

5j heden en geregtigheden, zogt te verkorten,<br />

5, en ze het gezag van anderen te onderwer-<br />

„ pen ; 't welk verfcheiden' Steden bewoo-<br />

f>i~) Zie ERANDT II. Deel, U. 804.<br />

(. o) Verel. van Lcdenb. ytm i? dvg. 1618. Styl. I'et.MS:


XXXVIII. BOEK. H I S T O R I E . 21 Ï<br />

» gen hadt, daartegen te voorzien, met aan-<br />

» neeminge van Waardgelders. Hierdoor ,<br />

» hadden ze zulke muiters gehouden tot hun-<br />

» nen pligt, gelyk, te Leiden, te Haarlem en<br />

w elders, gebleeken was. De Staaten van l<br />

w trecht hadden, vervolgde hy, uit die zelfde<br />

„ aanmerking, zig zeiven en hunnen Staat,<br />

?j insgelyks, door het aanneemen van nieuwe<br />

w knegten, verzekerd. Doch de kwaadgunw<br />

ftigen, zulks befpeurende, begonden, op<br />

„ allerlei wyze, in Holland, te arbeiden, om<br />

9 ) de Waardgelders, alomme, te doen afdan-<br />

5) ken. Men moest zig dan, hiertegen, met<br />

w moed, verzetten, en de Landen in verze-<br />

5, kerdheid bewaaren. Dit was het eerfte deel<br />

py van derzelver hoogheid en oppermagt, tot<br />

behoudenis van welke, men zig bedienen<br />

„ moest van 's Lands middelen. Vergeefs was<br />

3, 't, den vyand, buiten, te willen keeren, als<br />

9, men, binnen, niet veilig woonen mogt, gew<br />

lyk zulks, breeder, in de Verklaaring van<br />

n Haarlem, gezeid was, waarmede de Ede-<br />

03 len en meeste Steden van Holland overeen-<br />

M ftemden, zynde zy vastelyk van meening<br />

daarby te blyven. Maar nu, ging hy.voort,<br />

j, waren 'er tydingen gekomen van Utrecht,<br />

w meldende, dat de Staaten van dit Gewest<br />

5, beflooten hadden, hunne nieuwe knegten af<br />

jfj te danken; 't welk zy, met droefenis,. vei' •<br />

^ ftonden, alzo de kwaadgunftigen, hierdoor,<br />

w fterk zouden aangemoedigd de goeden ,<br />

?, daarentegen, zeer verflaagen gemaakt wor-<br />

P den, zo in 't Stigt, als in Holland, en in an<br />

5, dere nabuurige Landen , alwaar nog zeer<br />

fj veele goeden waren, 't Verheugde hun eg<br />

O 2 „ter-<br />

-161S.


Irti8.<br />

Antwoord<br />

der Utrechtfchen.<br />

sia VADERLANDSCHE XXXVilI. BOEK 4<br />

„ ter, dat de Staaten van Utrecht, tegenwoor-<br />

„ dig, in zo grooten getale, in den Haage,<br />

„ waren; waarom ook de goede Steden van<br />

„ Holland geraaden gevonden hadden, hun te<br />

„ doen verzoeken, dat zy 't ftuk nader wilden<br />

„ overleggen , en zig zeiven en Holland zo<br />

„, veel nadeels niet toebrengen: 't welk, daar-<br />

„ na, onherftelbaar zyn zou. De gelegenheid<br />

„ van 't Gewest van Ücrecht was hun tamelyk<br />

„ wel bekend, waarom zy ligtelyk konden afneemen,<br />

dat de nieuwe last zwaar genoeg<br />

„ drukte, gelyk zy zulks, in hunne Steden,<br />

„ ook gevoelden ; doch zy verftonden , dat<br />

„ men % Lands middelen , voor alle andere<br />

„zaaken, daartoe befteeden moest."<br />

De Utrechtfche Afgevaardigden , eerst afzonderlyk<br />

geraadpleegd hebbende, gaven den<br />

Hollandfchen te kennen n dat 'er groot onderfcheid<br />

was, tusfchen de Hollandfche Sre-<br />

„ den en de Stigtfchen. Dat Utrecht veel<br />

zwakker van gelegenheid was, dan de Ste-<br />

' den van Holland, en daarenboven belast met<br />

' eene talryke uitheemfche bezetting, daar zy<br />

zig, in nood, niet veel op zouden durven<br />

" verlaaten. Dat de Staaten van Utrecht, tot<br />

verzekerdheid van den Staat des Lands en<br />

" van de gemeene rust, genoodzaakt waren<br />

" geweest, te ligten zes vendels Neêrlandsch<br />

" Krygsvolk, ieder van honderdenvyftig kop-<br />

M<br />

pen , welker wapening en foldy , federt<br />

* Herfstmaand laatstleeden, hun eene groote<br />

" fomme gekost hadt. Dat zy, in 't eerst, ge-<br />

" hoopt hadden, fpoedig te zulleu konnen ont-<br />

" heeven worden van deezen last, dien zy,<br />

" boven de gewoonlyke en buitengewoonly-


XXXVIILBOEK. H I S T O R I E . 213<br />

» ke lasten des krygs, niet lang zouden kon- 1612.<br />

» nen draagen. Dat niemant hun, ondertus<br />

» fchen, eenigen onderftand aanboodt, daar<br />

j, zy, blyvende alleenlyk zig zeiven befcherr><br />

men, zeer kwalyk eenige nieuwe zwaarig-<br />

55 heid zouden konnen uitftaan, met welke<br />

„ zy, nogtans, van alle kanten, gedreigd wer-<br />

„ den. Dat zy 't misnoegen van den Prinfe<br />

» klaarlyk bemerken konden. Dat dealgemee-<br />

„ ne Staaten en de Raad van Staate hun niet<br />

5? alleen gefchreeven; maar ook bezonden had-<br />

„ den, om hen de nieuwe knegten te doen af-<br />

„ danken. Al het welke geheel anders gefteld<br />

, y was, in de Hollandfche.Steden. DatdeStaa-<br />

„ ten van Utrecht zig, hierom, genoodzaakt<br />

„ gevonden hadden , van twee kwaaden het<br />

„ minfte te kiezen , en hun hadden gelast,<br />

„ den Prinfe te verzoeken , de uitheemfche<br />

5, bezetting uit Utrecht te willen ligten, en de<br />

„ oude vendels Landzaaten, ftaande ter betaa-<br />

„ linge van 't Stigt, in de plaats, derwaards<br />

n zenden ; wanneer de Staaten de nieuwe<br />

„ knegten zouden ontflaan. Dat zy, hierop,<br />

„ den raad der Hollandfche Heeren verzog-<br />

„ ten, op dat zy, bedugt voor opfchudding<br />

„ aan de eene, en voor verloop van den Staat<br />

hunner geldmiddelen, aan de andere zyde,<br />

w weeten mogten, hoe zy den Staat des Lands<br />

„ best zouden mogen verzekeren. DatdeStaa-<br />

„ ten van Utrecht hiertoe gaarne wilden ar-<br />

„ beiden , zo zy geholpen en onderfteund<br />

w werden. Doch dat zy, zonder onderfteu-<br />

„ ning, de zaaken niet langer konden ftaande<br />

„ houden, en genoodzaakt zouden zyn, hun-<br />

„ nen last te openen aan zyne Doorlugtigheid."<br />

O 3 De


WederantwoorddetTIoIlandfghen,<br />

* g?detiaudiesrd.<br />

>i4 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK.<br />

De Hollandfche Gemagtigden antwoordden,<br />

hierop „ dat zy wel konden zien, dat de U-<br />

„ trechtfchen reden hadden , om op hunne<br />

„ zaaken te letten; doch dat de voorflag, dien<br />

„ zy den Prinfe zouden moeten doen, ook vol<br />

„ ge vaars ftak. Dat het niet te vermoeden<br />

„was, dat zyne Doorlugtigheid bewilligen<br />

„ zou in hun verzoek, alzo die van Holland<br />

hem onlangs verzogt hebbende, dat hy een<br />

„ vendel, ten hunnen laste ftaande, in zekere<br />

Stad, [Qudewater], wilde zenden, hy an-<br />

„ ders gedaan hadt. Dat de voorflag, aan zy-<br />

„ nè Doorlugtigheid gedaan zynde, niet lang<br />

„ geheim zou blyven, en, rugtbaar geworden,<br />

hen in grooter gevaar ftellen, dan zy<br />

,j nu waren. Dat de oude en nieuwe bezet-<br />

„ tingen zig beide gehoond zouden agten. Dat<br />

„ het njet vast ging, dat de Landzaaten, ter<br />

„ betaalinge van Utrecht ftaande, niet * ver-<br />

„ leid waren. Dat men, hierom, moed hou-<br />

,j den en ftandvastig blyven moest. Dat hun-<br />

„ ne Steden en anderen den Ptrechtfchen de<br />

„ hand zouden bieden. Dat de Staaten van<br />

„ Holland, die nog vergaderd waren, fpoe-<br />

„ dig fcheiden zouden; doch eerst op alles or-<br />

„ de ftellen, met naame op hun Krygsvolk, on-<br />

?? der welk zy de trouwen van de ontrouwen<br />

5j haast zouden weeten te onderfcheiden. Dat<br />

?) zy thans bezig waren, met het ftellen van<br />

„ zulke orde op hunne geldmiddelen, dat Un<br />

trecht daarvan ook verligting gevoelen zou.<br />

Dat zy, hierom, verzogten, dat men zig<br />

n niet verhaasten wilde, zullende zy hun, bin-<br />

£ nen weinige dagen, nader befcheidgeeven."<br />

Het gene, hier, gezeid weidt, wegens de verlitï-


XXXVIILBOEK. H I S T O R I E . 215<br />

liqting, die Utrecht, door de regeling van 't<br />

ftuk der Geldmiddelen in Holland, gevoelen<br />

zou, zag, zo de Groot, naderhand, verklaard<br />

heeft, op de raadpleeging, over het verzenden<br />

der Franfche troepen naar Frankryk; dat, zo<br />

't voortgang gehad hadt, tot verligting zou geftrekt<br />

hébben van Utreer. têt9.H S,<br />

(O Giumus Vcramw. Cap. XiX. iU *p5« Zie oottêl.«5§<br />

O 4<br />

1618.,<br />

Befluit<br />

der U.<br />

treehtfchen. <br />

Gelegen


240" VADERLANDSCHE XXXVIILBOEK,<br />

1618.' hoe de Hollandfche Heeren zo fpoedig kwamen<br />

aan de kennis van een geheim befluit, in<br />

de by- de Staaten van Utrecht genomen. Dit vind ik<br />

eenkomsi<br />

liyTrefel<br />

'er van. "Ledenberg, na 't neemen van dit befluit,<br />

met zes anderen, naar den Haage, vertrokken,<br />

was, den derden of vierden van Hooimaand<br />

, des nademiddags na vyf uuren, zeer<br />

vermoeid, gekomen ten huize van den Predikant<br />

Uitenbogaard, vraagende, of'er ge en kans.<br />

ware, om Hogerbeets, de Groot en de Haan,<br />

daar, dien avond, nog te fpreeken. Uitenbogaard<br />

nam aan, hiertoe, zyn best te zullen doen,<br />

en ging naar 't huis van de Haan, die, 's avonds<br />

na zevenen, met de twee anderen, tot<br />

zynent kwam. Ledenberg deedt bier, ten<br />

aanhooren van Uitenbogaard, die, een en andermaal<br />

, uit het vertrek gaan wilde; doch<br />

gedrongen werdt,te blyven; den drie Penfiorrarisfen<br />

opening van 't befluit en den last der<br />

Staaten van Utrecht; om, zo hy verklaarde,<br />

uit hun te verneemen, wat men, in Holland,<br />

doen zou, en of men den Utrechtfchen niet<br />

eenige penningen zou konnen fchieten. Men<br />

antwoordde hem „ dat de Hollandfche Ste-<br />

„ den nog niet genegen waren tot afdanking<br />

„ haarer Waardgelderen, en dat, over 'tfchie-<br />

„ ten van geld, met de Steden moest gefproken<br />

worden (/)." Dit gefchiedde, federt,<br />

na dat men eerst den Advokaat gehoord hadt<br />

(«), en hierop volgde de byeenkomst by Tre-.<br />

fel. Eenige Utrechtfchen, hier tegenwoordig ,<br />

hadden, te vooren, zeer gedrongen, op het<br />

fpree-<br />

C O UrTRNBos. JLeven en Verantw. Cap. XII. bl. 231. GROT.<br />

Vsraiuw. Cap. XIX. 252. ,<br />

O) GROTIUS VèTïntw, Cap. XIX. bl. 253.


XXXVIILBOEK. H I S T O R I E . 217<br />

fpreeken met den Prinfe. Nyenrode heeft,naderhand,<br />

verklaard, dat hy van de Poll, meermaalen,<br />

vermaand hadt, om te helpen doorzetten<br />

, dat men den last der Staaten volvoerde<br />

, naar behooren. Doch de Hollandfche<br />

Heeren hadden hen, zeidehy, daarvan afgetrokken,<br />

en zy hadden zig laaten overhaalen,<br />

doordien ook in hunnen last gefteld was, dat<br />

zy , zo hun iet anders voorkwam , daarvan<br />

verllag zouden doen aan de Staaten van Utrecht<br />

O). Men mag vermoeden, dat Ledenberg<br />

dit laatfte in den last hadt doen ftellen,<br />

om daaruit gelegenheid te neemen, tot het bewerken<br />

der opening, van wege de Hollandfche<br />

Steden gedaan.<br />

De Staaten van Holland, nu ook raadple­<br />

gende. op het afdanken der Waardgelderen,<br />

waartoe de algemeene Staaten, zelfs met bewilliging<br />

van Overysfel, beflooten hadden,in<br />

Holland en in Utrecht, te arbeiden (w), kwamen,<br />

kort hierna, overeen, dat men den algemeenen<br />

Staaten, den Prinfe en Graave Willem<br />

vertoonen zou „ hoe zy, met het aanneemen<br />

„ van luiden van xvapenen, niet anders voor-<br />

„ hadden, dan zig zeiven te verzekeren tegen<br />

„ daadelykheden; hoe ook, naar zy onderrigt<br />

„ waren, de Staaten van Utrecht geen ander<br />

„ oogmerk hadden. Voorts, dat de zaak lig-<br />

„ telyk te vinden zou zyn, zo zyne Doorlug-<br />

„ tigheid eenige uitheemfche bezettingen ,<br />

„ daar 't beste vertrouwen niet op viel, wil-<br />

„ de wegneemen, en de Staaten van Utrecht,<br />

„ ne-<br />

(y} Ttitertognt. y an W. v. Nyenrode Art. XIV-XVI. &<br />

£w) IiiMNoï- II. lied, U. 3Q6.<br />

05<br />

1618.<br />

XXVI.<br />

Vertoog<br />

"van Holland<br />

aan<br />

den Prinfe,<br />

op "t<br />

ftuk der<br />

Waardgelders.


ai8 VADERLANDSCHE XXXVIILBOEK:,<br />

„ nevens de Steden van Holland, daar 't noodig<br />

zou zyn , met Nederlandfche vendels<br />

„ voorzien," Dertig Gemagtigden omtrent,<br />

uit de Edelen en Steden, deeden den Prinfe en<br />

den Graave deezen voorllag, by monde van<br />

den Advokaat. Men fpeurt 'er uit, dat de meening<br />

der Hollandfche Steden nog niet was, Utrecht<br />

met geld te onderfteunen; maar dat zy<br />

alleenlyk begeerd hadden, dat de Utrechtfchen<br />

't voltrekken van hunnen last verfchuiven zouden,<br />

op dat men 'teenpaariglyk doen mogt, en<br />

't voorftel dus te beter ingang doen vinden. De<br />

Prins zou met het toeftaan van twintig vendelen<br />

de Staaten van Utrecht en de Hollandfche<br />

Steden hebben konnen vergenoegen (ar). Doch<br />

zyne Doorlugtigheid vondt het ongeraaden.<br />

De Utrechtfche Afgevaardigden vertrokken,<br />

hierop, naar huis, zonder den Prinfe hunnen<br />

byzonderen last geopend te hebben.<br />

XXVII, Weinige dagen laater, beflootmen, ter al­<br />

Dc al?e gemeene Staatsvergaderinge , buiten bewillig<br />

jneene ging der Hollandfche Afgevaardigden, en, in<br />

Staaten<br />

't afzyn van die van Utrecht, eenigen uit die<br />

befluiten<br />

tot eene Vergadering te benoemen, om, nevens zyne<br />

bezen­<br />

: ding naa<br />

Utrecht.<br />

Die van<br />

Holland<br />

insgelyks.<br />

Doorlugtigheid, naar Utrecht te trekken,en<br />

de Staaten, met de beste, gevoeglyklte, en<br />

bekwaamde middelen, te beweegen, tot afdanking<br />

der geligte Waardgelders. 's Daags na<br />

> dit befluit, welk, den drieëntwintigften van<br />

Hooimaand, vastgefteldwas(30, bedienden de<br />

Afgevaardigden van eenige Hollandfche Steden<br />

zig ook van de gelegenheid, dat verfcheiden*<br />

r>") ttejol, Holl. ii. 12 Juiy iöi.l. U. 181, 1H5. GROTIUS<br />

Verantw. '(flip. XIX. H. iffe.<br />

(y) Ucloi, Holl. 16, 24 yülj) 161Ü. VI. 1K8, iy>


XXXVIILBOEK. HISTORIE. 219<br />

den' afgevaardigden eenen keer naar huis dee­ 1618.<br />

den ; om, ter Vergaderinge van Holland, insgelyks,<br />

te doen befluiten, tot eene bezending<br />

naar Utrecht, met welke men beoogde, het<br />

neemen van een eenpaarig befluit, op 't ftuk<br />

der Waardgelders, te bewerken. De Vergadering<br />

beftondt toen alleenlyk uit de Edelen<br />

en uit de Steden Haarlem , Delft, Leiden,<br />

Amfterdam, Gouda, Rotterdam en Alkmaar;<br />

die, eenpaariglyk, op Amfterdam na, tot de<br />

gemelde bezending bt-flonten (2). De Leden,<br />

die naar huis gekeerd waren, hadden, voor<br />

hun vertrek, verklaard, dat zy de Vergadering<br />

hielden voor gefcheiden, en voor nietig en<br />

van onwaarde, 'tgene, in hun afzyn, in dezelve<br />

, beflooten zou worden. Doch de meerderheid<br />

hadt, hiertegen, beweerd, dat de Vergadering<br />

nog duurde (V), Men benoemde-dan,<br />

om naar Utrecht te gaan, Vrank van Torenvliet<br />

. Burgemeester, en Rombout Hogerbeets,<br />

Penfionaris van Leiden. Dirkjakobszoan Schoon?<br />

hoven, en Hugo de Groot, Gekommitteerde<br />

Raaden. Zy kreegcm last, om, in alleryl, te<br />

vertrekken. Vooraf, nogtans, verzogt de Groot,<br />

uit naame van die van Holland. aan de algemeene<br />

Staaten, dat zy hunne bezending geliefden<br />

uitte ftellen, tot dat de Vergadering van<br />

Holland talryker, en de Gemagtigden van Utrecht<br />

te rug gekeerd zouden zyn. Ook floeg<br />

hy voor „ dat op de afdanking der Waardgel-<br />

5, deren geene zwaarigheid zou vallen, zo men<br />

Ï, den Regeerderen beide van Holland en van<br />

»V-<br />

(z) GROTJPS Verantw. Cap. JWlrf bl. tyr. Cap. XIX. W.261.<br />

Cf3 Reïol; Holl. 21 Jnly 1618. bl. u j7.


2ÖI§.<br />

De Hollandfche<br />

Geraag<br />

tigders<br />

komen te<br />

Utrecht.<br />

aao VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK.<br />

„ Utrecht goeden byftand belooven wilde, te-<br />

„ gen alle daadelykheid , zelfs tegen zulke,<br />

„ die ora den Godsdienst zou heeten te ge-<br />

„ fchieden (£)." Doch hierop kwam geen antwoord.<br />

Men ftelde dan brieven op, gerigt aan<br />

den Kolonel Joan Ogle, die over't Krygsvolk,<br />

binnen Utrecht leggende, en ftaande ter betaalinge<br />

van Holland, geboodt, hem belastende,<br />

niets te doen, noch voor te neemen, dan 't<br />

gene hem, by de Staaten van Utrecht, of, by<br />

de Afgevaardigden der Staaten van Holland,<br />

zyne betaalsheeren, bevolen zou worden.<br />

Terftond hierop , vertrokken de vier Afgevaardigden,<br />

die, in 't doorreizen van Leiden,<br />

bunnen last openden aan Burgemeesteren, welke<br />

dien ook goed vonden (Y). Des anderendaags,<br />

den vyfentwintigften van Hooimaand,<br />

les morgens ten agt uuren, kwamen ze binnen<br />

[Jtrecht, hunnen intrek neemende in de Herberg<br />

van Aart van Schendel, daar Montfoort<br />

uithing. Hier ontbooden ze, terftond, by zig<br />

Jen Sekretaris Ledenberg, hem openende,<br />

waartoe ze waren afgezonden, met verzoek,<br />

dat hy te wege brengen wilde, dat zy, terftond ,<br />

mogten gehoord worden. Hy nam dit aan, verklaarende,<br />

te gelyk, dat hunne komst zynen<br />

Meesteren zeer aangenaam zou zyn, naardien<br />

zy, kennis gekreegen hebbende van het befluit<br />

der algemeene Staaten tot de bezending, Moersbergen<br />

afgevaardigd hadden naar den Haage,<br />

om den raad en hulp van eenige Gemagtigden<br />

uit Holland te verzoeken. Voorts vraagde de<br />

fl'l PefVl- Holl- 94 jHfy itflB. bl. igp.<br />

Groot<br />

£ #) U. Höt»IRM*TI Aürit. */ HBANOT li. Deel, U. 8oJU


XXXVIII.BOEK, H I S T O R I E. aai<br />

Groot aan Ledenberg, of de Staaten van Utrecht<br />

niet eenige middelen bedagt haddon, om zyner<br />

Doorlugtigheid en den Gemagtigden der algemeene<br />

Staaten genoegen te geeven: waarop deeze<br />

antwoordde, dat men, daarover, beter in Hol­<br />

land dan te Utrecht, zou konnen handelen (d).<br />

Omtrent den middag, verfcheenen de Hollandfche<br />

Gemagtigden in de Vergadering der<br />

Staaten van Utrecht. De Groot, hier het woord<br />

voerende, hieldt den Staaten voor 5, hoe die<br />

„ van Holland, ongaarne, verftaan hadden, dat<br />

-3, eenige Afgevaardigden ter algemeene Staatsj,<br />

vergaderinge beflooten hadden, de knegten,<br />

te Utrecht, om goede redenen, aangenomen ,<br />

55 te doen afdanken, niettegenftaande hun, by<br />

w de gantfche Vergadering van Holland, ver-<br />

5, toond ware het regt, welk elk Gewest heeft,<br />

„ om orde te ftellen tot zyne eigen'verzeke-<br />

„ ring, welk regt men , onder anderen, by het<br />

j, eerfte punt der Utrechtfche Vereeniging,<br />

„ en by het zevende en tweeëndertigfte van<br />

„ de Inftructie des Raads van Staate, uitdruk-<br />

„ kelykaan zig behouden hadt. Datmen,des-<br />

„ wege, nog nadere Vertoogen, zo aan de al-<br />

„ gemeene Staatsvergaderinge , als aan den<br />

„ Prinfe hadt gedaan: doch dat, hierop, niets<br />

„ dan een befluit tot het bezenden der Staa-<br />

„ ten van Utrecht gevolgd was: waarom de<br />

„ Staaten van Holland, bezeffende, hoe naauw<br />

„ zy, door de nader Vereeniging en door ou-<br />

5) der Overeenkomften, verbonden waren met<br />

„ die van Utrecht, niet hadden konnen naw<br />

laaten, hen herwaards te zenden, om den<br />

ft) GROTIUS Verantw. Cap. XIX. hf. 2C6.<br />

?J Staa­<br />

1618.<br />

Hun<br />

voordel<br />

aan de<br />

Scaatea,


i.<br />

(£) GJIOTIUS Verantw. O». XIX. VU 277.


XXXVIII.BOEK. H I S T O R I E . 223<br />

hy, terftond, door dé Staaten en Wethouders<br />

der Stad, werdt verwelkomd. Des anderendaags<br />

verfcheen hy, Nihlaas de Voogd, uit Gelden<br />

der<br />

derland , Adriaan Manmaaker, uit Zeeland, en algemeeneStaa­<br />

Willem, Heer tot Zwartfenburg, uit Frieslanden tenko­ de Vergadering der Staaten van Utrecht. Hun men,in3- voorftel ftrekte, om de Staaten te beweegen, gelyks,tö<br />

tot afdanking der Waardgelders en tot bewil­ Utrecht.<br />

liging in de Nationaale Sinode. Ledenberg DeHol-<br />

gaf, hiervan, terftond, kennis aan de Hollandlandfche Afgevaardigden, die den Prins, na fchen<br />

den middag, gingen verwelkomen, hem te gebegroeten zyne<br />

lyk bekend maakende dat zy daar gekomen Doorlug­<br />

j, waren, om, met die van Utrecht te raadtigheid.je pleegen over eene eenpaarige orde op't ftuk<br />

ju van de Waardgelders, en op de verzekerdw<br />

heid der Steden, waarover zy, op 't be-<br />

„ geeren der Utrechtfchen, verzogten, dat,<br />

in Holland, gehandeld mogt worden." De Gelprefc<br />

Groot verhaalt, in zekere Aantekeningen , tusfchen<br />

dat de Prins, by deeze gelegenheid, zeide, den Prin^<br />

Men zou de Magifiraaten wel befchermen; maar fe, de<br />

Groot,<br />

eerst willen weeten, hoe zy regeer en zouden. Men<br />

en de<br />

hadt vyf valfchepunten zoeken in te voeren anderen.<br />

in den<br />

Godsdienst; men hadt hem willen ontzetten van<br />

zyn Stadhouderfchap, en ten Lande uitjaagen.<br />

Doch hy hadt hierin orde gefield, hy wist wel, wat<br />

hy deedt. Hy hadt vyfGewesten voor zig, en de zes<br />

Steden van Holland zouden Gemagtigden naar<br />

Utrecht zenden, om hem te onderpleunen. DeHollandfche<br />

Gemagtigden antwoordden hierop<br />

5, dat niemant, huns weetens, eenig voorneemen<br />

5, hadt, ten nadeele zyner Vorftelyke waardig-<br />

*> heid; dat men bereid was, zyneverdienften<br />

t s te erkennen, naar vermogenj doch dat de<br />

?5 arg


£24 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK;<br />

Ï6*I 3. „ argwaan, ter wederzyde, federt de algemee-<br />

„ ne fcheuring over kerkelyke gefchillen, ont-<br />

„ ftaan, verdwynen zou, zo men de zaaken,<br />

niet tot beilisfing, maar tot bylegging wilde<br />

beleiden: 'twelk, huns bedunkens, ligt<br />

„ te doen ware." Maar de Prins drong fterk,<br />

op de Nationaale Sinode. Wilden, zeide hy,<br />

de Utrechtfchen daarin bewilligen; men zou hen<br />

met hunne Kerken in de Stad bewor den laaten: zo<br />

niet; dan moesten de afgezonderden ook Kerken<br />

hebben. De Waardgelders waren erger dan de<br />

Spaanfche Kasteelen. Die moesten af. Wyders<br />

vraagde zyne Doorlugtigheid hun, ofzy last<br />

hadden, om met de afgevaardigden der algemeene<br />

Staaten te fpreeken ? Zy zeiden, Neen. Ook<br />

fchryft de Groot, dat de Prins, onder 't fpreeken,<br />

zig ontvallen liet, dat alles defchuldwas van den<br />

Advokaat. Waarop geantwoord werdt „ dat zy<br />

„ allen, zo de Advokaat dood was, zig verpligt<br />

?3 zouden rekenen, 'sLands geregtigheidvoor<br />

te ftaan." Ook zeide de Groot, dat men Holland<br />

fcheen te veragten, en den anderen Gewesten<br />

te willen onderwerpen: waarop de Prins hernam ,<br />

dat de Advokaat, daarentegen,mn Holland fcheen<br />

te willen maakende algemeene Staaten Qi). Uit<br />

dit gefprek, welk nog andere by zonderheden behelsde<br />

, was ligtelyk op te maaken, dat de komst<br />

der Hollandfche afgevaardigden, te Utrecht,<br />

Onge­ van kleinen dienst zyn zou. 't Gene de Prins<br />

grond gezeid hadt, dat men hem van zyne waardigheid<br />

van<br />

heden dagt te ontzetten, hadt, ook naar 't ge­<br />

't vermoedentuigenis<br />

van anderen (i), geenen den minften<br />

«lat men ' grond. 'tSchynt nogtans, dat men Zyne Door-<br />

fS) H. DE GROOT Memor. in zyn Leven door K. BRANDT bl.u6><br />

(i) UITENBOG. Leven en Verantw. Cap. XII. bi. 232.


fcXXVIII.BoÉK. H I S T O R I E . 225<br />

lugtigheid in zulk een vermoeden gebragt<br />

hadt. Immers ik vind, dat men, naderhand,<br />

onderzogt heeft * of 'er, in de Stad of Regeering<br />

van Utrecht, nimmer voorflag ware gedaan<br />

, om den Prins te ontzetten van 't Stad<br />

houderfchap, en het den Graave van Kuilenburg<br />

op te draagen (£). Ook fcheen men be<br />

denkelyk te houden, of fommigen het oog niet<br />

op Graave Fredrik Henrik hebben mogten:<br />

waarvan wy* hierna, nog iets zullen aantekenen.<br />

's Daags na dit gefprek met den Prinfe, den<br />

zevenentwiritigften van Hooimaand, kwam<br />

Moersbergen wederom te rug te Utrecht, be<br />

rigtende, dat de Vergadering van Holland,<br />

in welke men hem, den vyfentwintigften , gehoor<br />

hadt verleend (7), beflooten hadt, haare<br />

vryheid te handhaaven, vertrouwende, dat<br />

die van Utrecht van gelyken zouden doen (in).<br />

Doch Dordrecht hadt, in dit antwoord, niet<br />

bewilligd, begeerende, dat men 't uitftelde,<br />

tot dat de Vergadering voltalliger was< Ten<br />

zelfden dage, antwoordden de Staaten van Uttrechtop<br />

het voorftel, hun vanwege de algemeene<br />

Staaten gedaan. In dit antwoord, welk<br />

de Groot ontworpen hadt, werden de Afgevaardigden<br />

genoemd Heeren <br />

tien Prins<br />

vsn zyne<br />

waardigheden<br />

dagt te<br />

ontzetten. <br />

Antwoord<br />

der Staaten<br />

van<br />

Utrecht j<br />

op 's<br />

Prinfen<br />

voonlajri


E6Ï8.<br />

XXIX.<br />

Amlterdambewerkt<br />

eene bezending<br />

naar<br />

Utrecht,<br />

tot onderfhuning<br />

van<br />

zyne<br />

Doorlug<br />

tigheid.<br />

*a6 VADERLANDSCHE XXXVIII. BOEK.<br />

ren Staaten Generaal, die zy zig zei ven toe-<br />

• fchreeven,noch duidelyk ontzeid,noch toegeftaan<br />

werdt («). In 't antwoord zelf, beweerden<br />

ze regt te hebben, om op hunne verzekerdheid<br />

orde te ftellen; wyders verzoekende, dat de<br />

Prins en de andere Heeren zig, wegens 't ftuk<br />

der Waardgelders, geliefden te openen aan de<br />

Staaten van Holland, met aanbieding van hunne<br />

Afgevaardigden , tegen den tyd, daar toe te beftemmen,<br />

te willen zenden naar den Haage, en<br />

hun last te geeven , om niet alleen voorflagen te<br />

hooren; maar ook op dezelven te helpen befluiten<br />

, zo als, tot de meeste verzekerdheid, rust<br />

en eenigheid van de Landen, Steden en Leden,<br />

zou bevonden worden te behooren. 'tByeenroepen<br />

eener Nationaale Sinode hielden zy ondienstig<br />

en gevaarlyk : ook kon het, meenden<br />

ze, niet wettiglyk gefchieden, buiten eenpaarige<br />

bewilliging der Gewesten (o).<br />

Terwyl dit, te Utrecht, voorviel, was de<br />

Stad Amfterdam, aanfchryvens van den Prinfen<br />

bekomen hebbende, bezig, om, nevens de<br />

Steden, die 't met haar eens waren, Gemagtigden<br />

te fchikken naar deeze Stad, die, in<br />

der Staaten Vergadering aldaar, de bezending,<br />

uit Holland gedaan, zouden tegenfpreeken.<br />

Daarentegen, hadt deeze bezending kennis<br />

haarer handeling overgefchreeven naar den<br />

Haage, alwaar zy werdt goedgekeurd, door<br />

de meeste Leden; die, ten zelfden tyde, beflooten<br />

, nog twee Gemagtigden, Wesfel van Boetfelaar,<br />

Heer van Asperen, en Maarten Ruikha-<br />

f») GROTIUS Verantw. Caf. XlX. bit 269, 270.<br />

(,») BRANDT II. Deel, bl. öil.


XXXVIILBOEK. H I S T O R I E , as?<br />

haver, Oud- Burgemeester van Haarlem, naar ittti<br />

Utrecht te zenden. Doch in Boetfelaars plaats, •<br />

vertrok, federt, Jan Janszoon Engelsman, Oud-<br />

Burgemeester van Hoorn, reeds te vooren benoemd<br />

(f). Dordrecht en Amfterdam j daarna<br />

ingevolgd van Schiedam, Enkhuizen, Edam<br />

en Purmerende, hadden, ondertusfchen, de<br />

bezending, door de andere Leden beraamd,<br />

tegengefproken en voor nietig verklaard, zig<br />

voorts,ook bereidende,tot de reize naar Utrecht<br />

(q~).<br />

Hier, gaven de Hollandfche Gemagtigden Vefdeeld<br />

den Staaten, den zevenentwintigften, te verheidonftaan<br />

n dat 'er gerugten liepen van eenig voorder de<br />

neemen om eene Kerk te vermeesteren, Staaten<br />

jj vraagende, wyders, of 't niet geraaden zou van Utrecht»<br />

„ zyn, nader orde te ftellen op de wagten, en<br />

n op 't bezetten der poorten en andere plaatfen<br />

van belang, mids men hiervan fprake met<br />

n zyne Doorlugtigheid (>)." Doch men befpeurde,<br />

ten deezen tyde, zo groote oneenigheid,<br />

verwarring en drift, in de Vergadering<br />

der Staaten, dat 'er niets beflooten werdt, op<br />

deezen voorflag (V). Men begon, onder de<br />

Staaten, te vermoeden, dat zyne Doorlugtigheid<br />

voorhadt, de Waardgelders, daadelyk,<br />

af te danken, en vraagde elkander en, wat men<br />

in zulk een geval, doen moest? Eenigen meenden<br />

, dat men 't zou moeten aanzien, gemerkt<br />

de Prins altoos groot gezag over 't Krygsvolk<br />

ge-<br />

f p~) GROTIUS Verantw. Cap. XIX'. bl. 262.<br />

Cj) Refol. Holl. 27, 28, 29, 30, July 1618. bl. 20j, 204;<br />

söf>, 208, 210. UÏTENBOG.W. y&isnz. TRIGLAND. bl. 1089 «se».<br />

(t) GROTIUS Verantw. Ca» XlX. bl. 2(16.<br />

R.' HOGERBEETS by BRANDT II. Deel, bl. 313*<br />

P 8


Vergadering<br />

ten<br />

223 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEX,<br />

geoefend hadt, en de Groot heeft, naderhand<br />

gefchreeven, dat hy van dit gevoelen was,<br />

fchoon hy niet dagt, dat de Prins tot daadelyke<br />

afdanking befluiten zou (/). Doch anderen<br />

zagen 't ftuk anders in. Zy vreesden, dat<br />

de Prins, gefterkt door de uitheemfche bezetting<br />

binnen Utrecht, of veelligt ook, door<br />

ander Krygsvolk, welk hy, van buiten,derwaards<br />

, ontbieden zou mogen, de Waardgelders<br />

daadelyk zou afdanken. Over den weg,<br />

dien men hadt in te flaan, om dit, of, ten minfte<br />

. de zwaarigheden, die 'er uit zouden volgen<br />

, te voorkomen, was men in woorden geraakt<br />

onder de Staaten; daar fommigen fchynen<br />

te hebben uitgeflaagen van zig te willen<br />

verzetten tegen 't gene de Prins .mogt voorneemen,<br />

terwyl anderen begreepen, dat men<br />

behoorde te wyken, zonder dat men eikanderen<br />

verftaan, of tot een eenpaarig befluit komen<br />

kon. In deezen onzekeren toeftand, hebben<br />

eenigen,byzonderlyk Ledenberg,den Pander<br />

Jakob van Door, naar Nieuwerfluis, en anderen<br />

, naar elders gezonden, om het Krygsvolk<br />

, dat naar of over 't Stigt trekken mogt,<br />

op te houden,en den Staaten, zonder uitftel,<br />

kennis te geeven van hun wedervaaren («).<br />

Ook vergaderden, op den dertigftenvan Hooi­<br />

maand, verfcheiden' Leden der Regeeringe<br />

huize van ten huize van Joan vanRenesfe van Zuiïeftein,<br />

Zuile-<br />

om raad te pleegen. Des morgens verfcheeilein.nen<br />

hier, behalve Zuiïeftein zeiven, Koningsvry,<br />

Hoenaken, Zandenburg, Ryzenburg,<br />

Moers-<br />

CO GROTIUS Verantw. Cap. XIX. bl. 1172-<br />

Cu) Interrog, vnn Suylettcyn. Art. XXIX. XXX. ven Conincxvry<br />

Art. XXIII. BfSS.


XXXVIII. BOEK. H I S T O R I E , aap<br />

Moersbergen, de Gooyer, Groveftein, van I


itfiS.<br />

De Hol- i<br />

landfche •<br />

Gemag- '<br />

tigden '<br />

geeven i<br />

der be- |<br />

zetting,<br />

ten laste '<br />

van Hol- 1<br />

030 VADERLANDSCHE XXXVIILBOEK*<br />

ook een brief gelezen, door den Advokaat<br />

gefchreeven aan Ledenberg, en meldende,<br />

„ dat hy, voor deezen tyd, geene hulp wist<br />

„ te doen aan de Stad; doch dat de Franfche<br />

„ gezanten gekomen of voorhanden waren,<br />

„ door welker middel, men zyne Doorlugtig-<br />

„ heid uit Utrecht zou zoeken te trekken (V)."<br />

Moersbergen, Groveftein en Ledenberg begaven<br />

zig, hierop, naar de Hollandfche Gemagtigden<br />

, welken zy aandienden, 't gene hun<br />

van Harteveld voorgehouden was, De Hollandfche<br />

Gemagtigden veroordeelden 't gedrag<br />

van Harteveld, zeggende, zo Groveftein<br />

verklaard heeft, dat hy zynen meesteren, die hem<br />

betaalden, getrouwer behoorde te zyn. Doch<br />

de Groot heeft naderhand, gefchreeven, dat<br />

hun flegts gezeidwas, dat Harteveld zwaarigheid<br />

maakte, de wagten waar te neemen, die<br />

hem, by de Staaten, en by de Wethouderfchap<br />

der Stad, zouden belast worden; en dat zy, hierop<br />

, diergelyk antwoord gegeven hadden (j><br />

r/erftond hierop, ontboeiden ze eenige Hopuiden<br />

der gewoonlyke bezetting, ftaande ter<br />

jetaalinge van Holland (2), welken zy den eed<br />

/oorhielden, en bevel gaven, om den Staaten<br />

/an Utrecht gehoorzaam te zyn. Ook leverlen<br />

ze hun toen de brieven over, waar by hun<br />

liergelyk bevel gegeven werdt, door de Staa-<br />

land 1 en van Holland, gelyk zig de meerderheid<br />

ftaande, : •loemde. Vooraf, hadden ze den Prinfe ver­<br />

bevel i gaard 5, dat zy de uitvoering van dit gedeelom<br />

den<br />

Staaten 5 , te van hunne last, tot hiertoe, hebbende<br />

» uitfaO<br />

Interrog, ynn D. van Eek. Art. XV. IU. S.<br />

Cr) GROTIUS Verantw. Cap. XIX. bl. 273.<br />

t*j Interrog, ven Grovelteyn. Art. XXXIII. S,


XXXVIII.BOEK. H I S T O R I E . 231<br />

„ uitgefteld, nu daarmede niet langer draalen<br />

durfden, uit vreeze dat de fchade, by ver­<br />

der verzuim te wagten, hun mogt geweeten<br />

worden (a). n<br />

van Uttrecht<br />

te<br />

Men vindt, dat de Prins hier­ g ehonrop<br />

gezeid zou hebben, dat, zo zy den foldaaten zaamen.<br />

betaaling weigerden, hy andere Afgevaardigden<br />

uit Holland te gemoet zag.die zulks geen gehand<br />

zouden doen. Ook hadden de Bevelheb­<br />

bers Ernst van Nasfau,Ogle, Vereen anderen<br />

twyfelagtig antwoord gegeven. Men verftondt,<br />

ten zelfden tyde, dat de Prins, des anderendaags,<br />

zelf de afdanking der Waardgelderen<br />

doen zou. Tegen den avond,kreegende Overften<br />

der gewoonlyke bezettinge last, om, des<br />

anderendaags,voor vier uuren,met hun volk,<br />

in de wapenen te komen, op de Neude of 't<br />

Marktveld. Ogle kwam den Hollandfchen Gemagtigden<br />

nog eens vraagen, wat hem te doen<br />

ftondt? Zy rieden hem, zorg te draagen, dat<br />

alles zonder bloedftorting afliep. Met den<br />

dag, kwam de bezetting in 't geweer (b). De<br />

Hollandfche Gemagtigden, toen in Utrecht<br />

niets meer te verrigten hebbende, en verneemende,<br />

dat de meeste Leden der Regeeringe,<br />

ook Ledenberg, bedugt voor erger, de<br />

Stad verlaaten hadden, beflooten, insgelyks,<br />

te vertrekken Voor dat zy afreeden, zager<br />

zy de Afgevaardigden van Dordrecht, Amfterdam,<br />

Schiedam, Enkhuizen, Edam en Pur<br />

merende, voor de Herbergde Hulk, van dt<br />

wagen ftappen. Naderhand vernamen ze, da<br />

zy geen halfuur langer in Utrecht moesten ge^<br />

blee<br />

(«) CnoTirs Verantw. Cap. XIX. bl. 274, 275. K. BRASÏJ*<br />

' even van H. de Gïout. bl. 129.<br />

ibj BnANDT II. Dtel, II. 3iS, 81C.<br />

P 4<br />

161S.<br />

Men verneemt,<br />

dat de<br />

Prins<br />

voorheeft<br />

,de<br />

Waardgelders<br />

af<br />

te dan­<br />

ken.<br />

De TJttrechtfcheStaaten<br />

en<br />

HollandfcheGemagiigdenbefluiten<br />

te<br />

wyken.


»Ó"I8.<br />

De<br />

Waardgelders<br />

Worden.,<br />

te (J-<br />

{trecht afgedankt.<br />

s 3a VADERLANDSCHE XXXVIII. BOEK,<br />

bleeven zyn, of men zou ben op Haazenb'erg<br />

gebragt hebben O). In den Haage gekomen,<br />

deeden zy verflag van hunne verrigtingen;<br />

waarin de meerderheid genoegen nam<br />

doch die, door de zes Steden, wederom werden<br />

afgekeurd (


XXXVIILBOEK. HISTORIE. 233<br />

gemeene Staaten, orde wilde ftellen op de verzekerdheid<br />

van 't Gewest en de Stad. Des anderendaags<br />

, vervoegde de Prins zig in de Kamer der<br />

Wethouderfchap van Utrecht, daar eenige Burpers,<br />

zig noemende Gemagtigden der Gemeente<br />

, kwamen begeeren, dat de Regeering veranderd<br />

mogt worden: hoewel men,naderhand,<br />

zeide, dat zy alleenlyk last hadden, eene Kerk<br />

te verzoeken, voor de Contraremonftranten<br />

(g). Hierop volgde, den vierden van Oogstmaand,<br />

de verandering der Regeeringe: aan<br />

welke zelfs eene nieuwe gedaante gegeven<br />

werdt, wordende de Vroedfchap, uit veertig<br />

Raaden beftaande, nu voor haar leeven aangefteld<br />

(h~), daar zy, te vooren, jaarlyks, plag<br />

vernieuwd te worden. De Prins ftelde deezen<br />

Raad, voor deeze reize, uit de dienende Raaden<br />

, en uit eene benoeming van veertig ande^<br />

ren, door deeze Raaden, en van twintig, door<br />

zyne Doorlugtigheid zelve, gedaan. In het Lid<br />

der Gekoorenen en in dat der Ridderfchap, gefchiedden,<br />

naderhand, ook merkelyke veranderingen<br />

; zo dat men, eerlang, eene geheele<br />

nieuwe Staatsvergadering kreeg. De Sekretaris<br />

Ledenberg werdt ook verlaaten van zyn<br />

Ampt (;')• De voornaamften, die, ten deezen<br />

tyde, uit het bewind raakten, waren Joan de<br />

Gooyer en Jonker Joan van Groveftein, die tot<br />

het Lid der Gekoorenen behoord hadden. In<br />

hunne plaats, kwamen eerlang Jonker Gysbrecht<br />

van Harteveld, die eerfte Hopman der<br />

Waardgelders geweest was, en Meester J&an<br />

(g~) BRANDT II. Deel, bl. 818.<br />

f*J Zie Groot Utr. Plakaatu. IH, Deel, bl. t)f>.<br />

Zie USAND^ Ij, bul) 11, J318, yi/ü, coi^ W\<br />

Strik<br />

I6l8.<br />

De Regeering<br />

wordt,<br />

veran»<br />

derd.


ft 34 VADERLANDSCHE XXXVIII. BOEJE,<br />

1618. Strik (k). Uit het Lid der Ridderfchap, werden<br />

verhaten Jonkheeren Justus van Ryzenburg,<br />

Heer tot Ryzenburg, Willem Bor va»<br />

Amerongen, Heer van Zandenburg, Adolf<br />

van de Waal, Heer van Moersbergen, en Fredrik<br />

van Baexen, Heer tot Koningsvry. Te<br />

vooren was het Lid der Ridderlchap reeds<br />

met zeven nieuwe Edelen vermeerderd (/).<br />

De voorouders der ontflaagen' Heeren hadden<br />

ook het ongeluk gehad van in de ongunst<br />

manden Graave van Leicester gevallen te "zyn,<br />

;n, in den jaare 15 87, gevangen genomen te<br />

worden; gelyk wy, op zyne plaats (V)> hebben<br />

aangetekend. Voorts, werdt Nikolaas van<br />

Berk Burgemeester der Stad, in de plaats van<br />

Ryzenburg. Hy was, in 't jaar 1611, uit het<br />

Lid der Gekoorenen ontflaagen («), en, felert,<br />

buiten bewind gehouden. Kornelis van<br />

« le Poll bleef,nevens hem,Burgemeester. Hy<br />

vas ook in de byeenkomst by Trefel geweest.<br />

Sn de Groot heeft, meen ik, op hem het oog<br />

jehad, als hy van eenen fpreekt „ die, van<br />

i<br />

, toen af, reeds voorgenomen hadt, de Re-<br />

, folutien, welken hy hadt helpen neemen,<br />

, te vernietigen, en de Staaten van Utrecht<br />

, ten beste te geeven, om zyn voordeel te<br />

, doen, met de verandering der Regeerin-<br />

> g<br />

{<br />

De Con- ><br />

tiare-<br />

e<br />

00-" Ook blykt, van elders, dat hy, we-<br />

;ens 't verhandelde by Trefel, ten nadeele<br />

•an de Groot, getuigd heeft (ƒ>_). De nieuwe<br />

Vroed-<br />

(k~) Groot UT. Plakaatb. I. Deel, bl. 200, 202.<br />

(O Groot Ucr. Plakaatb. I. Deel, bl. 304, 305, 306.<br />

(;«; VIII. Deel. hl. 247.<br />

l;Ó Groot Utr. Plakaatb. I. Deel, bl 199.<br />

Co') GROTlfjs Verantw. Cap. XIX. bl. 255.<br />

Cf) Gitonus Verantw. Cap. XIX. W. 271.


XXXVIII. BOEK. H I S T O R I E . 235<br />

Vroedfchap was zodra niet gefteld, ofdeCon"<br />

traremonftranten verzogten en verkreegen de<br />

Buurkerk tot hun gebruik. Daarna, werdt den<br />

Remonftranten gelast, hun de Domkerk in te<br />

ruimen, en zig te behelpen in de Buurkerk (#).<br />

De groote verandering in Utrecht baande den<br />

weg tot de gevolgde verandering in Holland, 1<br />

en tot het houden der Nationaale Sinode.<br />

Te Leiden, was men bedugt geweest voor<br />

de komst van den Prinfe, die, den twaalfden<br />

van Oogstmaand, van Utrecht vertrokken was.<br />

Doch hy deedt de Stad, voor deeze reize, niet<br />

aan (r).<br />

In den Haage te rug.gekeerd, werden hy<br />

en de Gemagtigden, ter algemeene Staatsvergaderinge',<br />

verflag van 't gehandelde te U<br />

trecht gedaan hebbende, plegtiglyk bedankt.<br />

Zulks gefchiedde ook, door de zes Hollandfche<br />

Steden, Dordrecht, Amfterdam, Schiedam<br />

, Enkhuizen, Edam en Purmerende. Men<br />

drong toen de andere Leden wederom tot het<br />

afdanken der Waardgelderen in Holland. Terwyl<br />

zy 'er over raadpleegden, en Rotterdam,<br />

op den raad van de Groot, reeds tot de afdan- .<br />

king beflooten hadt (Y), vervoegden zig eenige<br />

Leidfche Burgers, met een fmeekfehrift,<br />

aan de Vergadering der algemeene Staaten,<br />

waarin zeer geklaagd werdt, over den moedwil<br />

der Waardgelderen, binnen deeze Stad, en<br />

over de Wethouders en Staaten van Holland,<br />

die deezen moedwil niet bedwongen. De meerderheid<br />

der algemeene Staaten befloot, hierop,<br />

(?) BRANDT II. Deel, hl. Ri«, ETO, 820.<br />

(r) R ilooERBEi'.TS, hy BRANDT 1*. bed, V, 820.<br />

£4'; K. BRANDT Leven van li. de Groot W. ija.<br />

I6i3.<br />

mon-<br />

Iranten<br />

bekome*<br />

:1e Buur-,<br />

sn daarna<br />

le Domkerk.<br />

De algemeene<br />

Staaten<br />

beveelen<br />

het afiankea<br />

Jer<br />

Waardgelder*<br />

in Holland,<br />

daar 't,<br />

insgeyksgeschiedt.


ï«i8.<br />

XXX.<br />

Voordel<br />

van den<br />

Franfehen<br />

Gezant<br />

Boifife.<br />

Antwoord<br />

der Staaten.<br />

336 VADERLANDSCHE XXXVIII.BOEK;<br />

op, het afdanken der Waardgelderen, by een<br />

- ftreng Plakaat, te beveelen. Die van Hulland<br />

hadden gaarne gezien, dat het vastftellen en<br />

afkondigen van dit Plakaat, nog eenige dagen,<br />

uitgefteld was geworden. Doch hun" verzoek<br />

vondt geenen ingang, 't Plakaat werdt, den<br />

eenentwintiglten van Oogstmaand, in den Haage,<br />

afgekondigd. Te Leiden, hadt men de verdeelde<br />

fchuttery wederom vereenigd, eer 't<br />

Plakaat in de Stad kwam: waarop men, den<br />

drie-entwintigften , aldaar, de Waardgelders<br />

afdankte. De afdanking volgde ook, in de andere<br />

Steden (V), op goede toezegging, fchryft<br />

de Groot (u), dat alles, hiermede, in rust<br />

blyven zou.<br />

De Koning van Frankryk hadt, kort te vooren<br />

, eenen buitengewoonen Gezant, J. de Thumery,<br />

Heer van Boijife, herwaards gezonden,<br />

om de Staaten wederom te vermaanen, tot<br />

eendragt in den Staat, en tot gemaatigdheid,<br />

in 't ftuk der Kerkelyke verfchillen. Hy deedt<br />

zyn voorftel ter algemeene Staatsvergaderinge<br />

, op den veertienden van Oogstmaand (v).<br />

De Staaten antwoordden hem, den vyfentwin-<br />

tigften „ dat de inwendige oneenigheden, op<br />

„ verre na, zo gcvaarlyk niet waren, als men,<br />

buitens Lands, fcheen verfpreid te hebben.<br />

„ Dat zy 'er anders zyne Majefteit wel van<br />

„ zouden onderrigt hebben, en dat zy, alleen-<br />

5, lyk, verzogten, dat-hy drie of vier Hervorm-<br />

„ de Godgeleerden herwaards wilde zenden<br />

» op<br />

t-0 increMBOo. bl. 991. TRIGLAND. bl. 101)1. BRANDT II,<br />

Deel. bl. 8afi ent..<br />

00 GROTIUS Veranrw. Cap. X 11. ic6. Cap. XlX. bl. aüo.<br />

(v) Zit het hy BKANDT 11. Djel s bl. 8ai en aiuleitin. Ifyez<br />

yfljjj Ai.'Bïaï Memo;*., p. 3-4..


XXXVlII. BOÊK. H I S T O R I E . 237<br />

n op de Nationaale Sinode, die te Dordrecht<br />

ftondt gehouden te worden." Doch die van<br />

Holland hadden niet bewilligd , in dit antwoord<br />

Cv). Wat laater, fchreef de Heer van<br />

Langerak. uit Frankryk „ dat de Koning geene<br />

Predikanten uit zyn Ryk op de Sinode<br />

wille laaten gaan, om dat men hem geene<br />

voldoening gegeven hadt, omtrent zyne klag-<br />

B ten, over Fr mcois van Aarfens, Heerevan<br />

„ Sommelsdyk O)."<br />

't Stuk der Sinode werdt, terftond na t af­ Laatfte<br />

danken der Waardgelderen, ernftigdoorgezet,<br />

raadpleegingen<br />

,<br />

ter algemeene Staatsvergaderinge. De Remon­ op't (hik<br />

ftranten hadden, al in 't voorjaar, gezien, dat der Sino­<br />

zy 'er niets goeds van te hoopen hadden, en de.<br />

zulks den Staaten van Holland, in een wydluftig<br />

vertoog, te kennen gegeven (V). Doch<br />

de magt deezer Staaten nam dagelyks af, en de<br />

Advokaat zelf wist den Remonftranten geenen<br />

moed meer te geeven (y). Die van Amfterdam,<br />

met eenige Kerkelyken geraadpleegd hebbende<br />

(2), hadden, reeds in Lentemaand, ter<br />

Staatsvergaderinge van Holland, in tweebreedfpraakige<br />

vertoogen, beweerd, dat de gefchillen<br />

niet te regten waren, dan door eene Nationaale<br />

Sinode (a). Enkhuizen hadt hier een<br />

byzonder gefchrift bygevoegd (&) ; welke<br />

fchriften, door de Groot, werden beantwoord<br />

Cc), zonder dat my bekend is, of zyne redenen,<br />

(v) UITÏ.NBOO. bl. 993-<br />

(w^ Notul. Zeel. 26 OScob. \6iS. bl. tri.),<br />

f*) Zie BRANDT Tl Deel, bl 733<br />

(y ) UYTENBOG. A.mt. by BRANDTII. Deel, bl, 755,75(1,8s


238 VADERLANDSCHE XXXVIII. BOEK;<br />

I6I3. nen, toen, het licht zagen. Ook fchreef hy<br />

eene wederlegging der Amfterdamfche bedenkingen<br />

tegen het houden eener Provinciaale<br />

Sinode tot bylegging der gefchillen; welken,<br />

wat laater, ter Staatsvergaderinge, waren<br />

ingeleverd Cd). Daarna, kwam 'er nog een<br />

andere voorflag uit zyne pen, dïe den Prinfe<br />

behandigd werdt, en Strekte, om eene Kerkelyke<br />

Vergadering te beroepen in Holland,<br />

waarin men onderzoeken zou, hoe verre de<br />

gefchillen tot den grondflag der Leere behoorden<br />

, hoe verre niet: en zo men 't hierover<br />

niet eens worden kon, moest men, dagt hy,<br />

daarna, eene algemeene Kerkelyke Vergadering<br />

tragten byeen te brengen (V). Niet veel<br />

verfchilde hiermede de voorflag, welken die<br />

van Holland, op 't einde van Zomermaand,<br />

ter algemeene Staatsvergaderinge, deeden, in<br />

de tegenwoordigheid van den Prinfe en van<br />

Graave Willem (ƒ) Doch de andere Gewes­<br />

De Nationaaleten<br />

hadden nu reeds tot de Nationaale Sinode<br />

Sinode beflooten, en veranderden niet van gevoelen.<br />

wordt De brieven van Uitfchryving, den vyfentwinbyeengetigften<br />

van Zomermaand gedagtekend, waren<br />

roepen.<br />

naar de byzondere Gewesten afgezonden : ook<br />

aan den Koning van Groot-Britanje, aan de<br />

Kerken van Frankryk, en aan verfcheiden*<br />

Vorften en Staaten, die den Hervormden<br />

Godsdienst befchermden of toelieten , met<br />

verzoek , dat zy ook eenige Godgeleerden<br />

op de Sinode zenden wilden. Doch die van<br />

Holland, oordeelende, dat de algemeene Staaten<br />

$<br />

(V) HRANUT II. Beet, bl. 78©, 784, 700.<br />

("O Zie GROTIUS Verantw. Cap. Vf. bl CV,.<br />

(J) UÏÏENBOQ. bl. 9>j7, G&tWltN Verantw. Cap.Vl. bl. ?t*


XXXVIILBOEK. H I S T O R I E . 239<br />

ten, zonder hunne bewilliging, eene Kerkelyke<br />

Vergadering befchryvende, binnen eene<br />

Stad van hun Gewest, zig een gezag aanmaatigden,<br />

welk hun niet toekwam (g), zonden<br />

de Brieven van uitfchryving, ongeopend, te<br />

rug; 't welk ze, daarna, nog eens deeden (h).<br />

Ook vaardigden ze Brieven af aan de Koningen<br />

van Frankryk en van Groot Britanje, en aan<br />

de andere Mogendheden, welken de algemeene<br />

Staaten, over de Sinode, hadden gefchreeven.<br />

In deeze brieven, verzogtenze, dat men<br />

niemant wilde toelaaten, herwaards te komen,<br />

tot ftyvinge van eenen toeleg, die aan 't gezag<br />

der O verheden en aan de vrede der Kerken<br />

nadeelig was (f). Doch dit alles was, voor<br />

het afdanken der Waardgelderen , gebeurd.<br />

Terftond daarna, gaven de meeste Leden van<br />

Holland den moed op, om het houden der Nationaale<br />

Sinode te beletten. De raadpleegingen<br />

op dit ftuk werden, met nieuwen ernst,<br />

hervat. De Edelen en alle de Steden, op Gouda<br />

na, bewilligden in de Sinode, op den vyfentwintigften<br />

van Oogstmaand: doch met eenige<br />

bepaalingen, die meest hierop uitliepen,<br />

dat de zaaken, aldaar, tot bylegging, niet tot<br />

befliffing, zouden moeten beleid worden, en<br />

dat de handelingen der Sinode van geene kragt<br />

zouden zyn, dan na dat ze, ftaatswyze, waren<br />

goedgekeurd (k). Men handelde nog over dit<br />

ftuk,<br />

(g) GROTIUS Verantw. Cap, XIX. bl. 202Ï<br />

()i) UYTENBOG. bl. 959, 965. TRIGLAND. bl. 10(7. BAUDART.<br />

Memor. IX. Soek, bl. 75'.<br />

(j ) UYTENBOG. bl. 905, BRANDT II. Deel, bl Zo?,. GROT.<br />

Verantw- Cap. XIX. bl. ia-., 208.<br />

( k Refol. Holl. 24, 25 Aug, IÖIS. II. 242, 247. by BRANDT<br />

li. Deel, bl. 831-830.<br />

1618.<br />

De Le­<br />

den van<br />

Holland<br />

bewilli­<br />

gen allen,<br />

behalve<br />

Gouda ,<br />

op zeke«<br />

re wy­<br />

ze , in de<br />

Sinode.


240 VADERL. HIST, XXXVIII. BOEK,<br />

ftuk, tot op den negenentwintigften, en de<br />

gevoelens waren toen zo na tot één gebragt,<br />

dat men, zo de Advokaat, naderhand, verklaard<br />

heeft (/), binnen drie uuren, ten vol^<br />

le, üi de Sinode bewilligd zou hebben; wanneer<br />

een ongemeen voorval de raadpleegingen<br />

van Holland, voor eene poos, geheellyk<br />

ftremde. Ik zie op de gevangenis van den Advokaat<br />

Oldenbarneveld, en van de Penfionarisfen<br />

Hogerbeets en de Groot. Doch de omftandigheden<br />

en gevolgen deezer vreemde gebeurtenis<br />

zyn zo gewigtig geweest, dat wy ze<br />

liever, geheellyk, in 't volgende Boek begrypen<br />

, dan met het verhaal van een gedeelte<br />

derzelven, het tegenwoordige Boek vergroot<br />

ten willen.<br />

( O UlTENBOG. U. 1204.<br />

V A


VADERLANDSCHË<br />

HISTORIE.<br />

NEGENENDERTIGSTE BOEK.<br />

I N H O U D .<br />

L öorzaaken der gevangenis van Oldenbarneveld<br />

, Hogerbeets en de Groot. Verfchillende inzigten<br />

van Prinfe Maurits èn den Advokaat.<br />

Toeleg, om Graaf Fredrik Henrik, in 'tLid der<br />

Edelen, te befchryven. lï.De verfchillen in den<br />

Godsdienst dienen beide den partyen tot bevordering<br />

haarer oogmerken. Redenen van misnoegen<br />

tegen den Advokaat. Kwaad vermoeden<br />

•op hem. III. Hy wordt gevat. Ook de Groot, Hogerbeets<br />

en Ledenberg. Wat de Staaten van<br />

Holland, hierop, befluiten. IV. Men zoekt den<br />

Advokaat te doen flaaken. Van der Myle, Uitenbogaard<br />

en anderen wyken. Schotfchriften<br />

tegen de gevangenen. V. Men pleituit, hen te<br />

onderzoeken. Öorzaaken eener buitengewoons<br />

verandering der Regeeringe in de Steden. Poogingen<br />

van eenigen, ten voordeele der gevangenen.<br />

Vl.PrinsMaurits verfielt deWetteSchoonhoven,Briele,Delft,Schiedam,Gorinchem,Oudewater,<br />

Woerden, Monnikendam, Hoórn,Medenblik<br />

en Alkmaar. VII. Hy wordt hiervoor<br />

door de meeste Leden der Staaten bedankt, en<br />

* tot diergelyke verandering in andere Steden<br />

verzogt. Vill. Hy maakt ze, te Leiden, teHaarlem<br />

v te Rotterdam, te Gouda en te Amfterdam,<br />

X, DEEL. Q T*


fl4a VADERLANDS CHE XXXIX.BOEK.<br />

Te Dordrecht wordt ze voorkomen. IX. Oordeelen<br />

over deeze verandering. DePrins wordt 'er,<br />

plegtiglyk, voor bedankt. X. De Franfche Gezanten<br />

arbeiden, ten yoordeele der gevangenen.<br />

XI. Hogerbeets wordt verhoord. Ook Ledenberg<br />

teUtrecht, die zig zeW het leeven beneemt. XII.<br />

Tweede ondervraaging van Hogerbeets. De<br />

Groot wordt verhoor d.Zyn gefprek rnetdeVwgd<br />

enManmaaker. XIII. Gemagtigden tot onderzoek<br />

der gevangenen aan gefield. De Advokaat<br />

•wordt ondervraagd. XIV. Derde ver hoor ing<br />

yanflogerbeets.De Groot word verder gehoord.<br />

XN .VoorftelderFranfcheGezanten. Antwoord<br />

op hetzelve.VondvanScriverius,om den gevangenen<br />

iet teberigten. XVI. Verlof tot opregting<br />

eener Westindifche Maatfchappye. Handel met<br />

EngelandenDeenemarke. Venetië onderfleund.<br />

Grondflagen eener oude Stad, by Goereede, ont<br />

dekt. PrinsFilipsWillem fterji..XVII Staat der<br />

Kerkelyke zaaken.XVUl Aanvang der Nationaale<br />

Sinode, te Dordrecht. Handelingen derzelve.<br />

De Remonftranten worden 'eruitgezet.<br />

XlX.Zy komen teRotterdam byeen.HunneLeer<br />

wordt, in de Sinode, veroordeeld. De Sinode<br />

fcheidt. XX. Onderzoek te Utrecht. Hogerbeets<br />

ten vierde maalegehoord. DeEngelfcheGezant<br />

arbeidt tegen de gevangenen.XXl. V Lid der Edelen<br />

wordt, ten verzoeke van Prinfe Maurits,<br />

met twee nieuwe Heeren, vermeerderd.XXll.<br />

Raadpleegingen op het ftellen van Regteren<br />

over de gevangenen.Naamen der vierentwintig<br />

Regteren. Zy hoor en Hogerbeets. De Heer van<br />

Moersbergenwordtgevat. De Groot komt voor<br />

de Regters. XXIll.OokOldenbarneveld.XXïV.<br />

Verklaaringen van den Griffier Aarfens en den<br />

Buv


XXXIX.BOEK. HISTORIE. 243<br />

Burgemeester Berk: waaruit de Advokaat befchuldigd<br />

wordt. XXV. Belydenis des Advokaats,<br />

voor deRegters. XXVI. Bededag uit*<br />

gefchreeven. XXVJJ. Boifife en Maurierfpreeken<br />

voor de gevangenen. De Advokaat wilgeent<br />

vergiffenis verzoeken Zyn gedrag, inzynuiterfte.<br />

XXVIII. Inhoud van zyn vonnis. Hy<br />

wordt onthalsd. Oordeel over hem en zyn vonnis<br />

, in Frankryk. XXIX. De Grooten Hogerbeets<br />

laaten zig ook niet beweegen, tot het verzoeken<br />

van vergifenis. Zy worden tot'eene eeuwige<br />

gevangenis verweezen, en naar Loevefte'm<br />

gevoerd. Vonnis over Ledenbergs Lyk. XXX.<br />

Moersbergen verwerft eene foort van vergifenis.<br />

XXXI. Vonnisfen over de Haan, Trefel<br />

en Uitenbogaard. XXXII. Gerugten wegens<br />

eene aangaande verhef ng van Prinfe Maurits.<br />

Bedenkingen over de vonnisfen van Oldenbarneveld,<br />

Hogerbeets en de Groot.<br />

>t /"^ evangen neemen van den Advokaat 1618.<br />

VJT kwam veelen niet onverwagt voor.<br />

Men wist, in 't gemeen, dat Prins Maurits mis­ I.<br />

Ondernoegd<br />

op hem was. En veelen hielden hem<br />

zoek<br />

fchuldig, aan flinkfchen handel met den naar de<br />

Spanjaard. Doch over 't vatten van Hogeröorzaabeets en de Groot ftondt elk verbaasd ken der<br />

De eerfte was, maar weinige maanden, in gevangenis<br />

van<br />

zaaken van Stads Regeeringe, gebruikt geOldenweest. De andere wel eenige jaaren; doch zonbarneder zig, geduurende dien tyd, zeer verdagt veld,Ho- gemaakt te hebben, by 't gemeen. Alleenlyk gerbeeta<br />

en de<br />

was Groöt*<br />

f» K. BRANDT Leven van H. de Groot, 11. 136.<br />

Q 2


óts.<br />

Gezag<br />

van Prin<br />

fe Maurits<br />

en<br />

van den<br />

Advokaat.<br />

H'.innj<br />

onderlingverfchillendeinzigten.<br />

244 VADERLANDSCHE XXXIX. BOEK,<br />

was hy, door eenige uitgegeven' fchriften,<br />

- voor eenen voorftander der Remonftranten,<br />

bekend geworden. Maar men begreep nog niet,<br />

dat hy, hierom, verdiend hadt, in hegtenis te<br />

worden genomen, 't Zal dan niet ondienftig<br />

zyn, agt ik, de öorzaaken van den ramp deezer<br />

drie mannen, hier, wat omftandiger, en, zo<br />

veeldoenlykzy, naar waarheid, te ontvouwen.<br />

Het voorig gedeelte deezer gefchiedenisfe<br />

heeft ons doen zien, dat'er, in deezen Staat,<br />

niemant was, met zo veel gezags bekleed, als<br />

Prins Maurits en de Advokaat Oldenbarneveld.<br />

Zo bekend was dit, dat Graaf Willem<br />

Lodewyk hen, by Uitenbogaard, genoemd<br />

hadt „twee Perfonaadjen, op welken 's Lands<br />

„ welvaart genoegzaam rustte (T)." De waardigheden<br />

en ampten, welken zy bekleedden,<br />

gaven hun dit aanzien alleen niet; maar zy hadden<br />

't, voornaamlyk, te danken, aan menigvuldige<br />

gewigtige dienften, door Maurits, in den<br />

oorlog; door Oldenbarneveld, in verfcheiden'<br />

Staatshandelingen , den Landen gedaan (V><br />

Doch 't ongeluk wilde, dat deeze tweePerfoonaadjen,<br />

meermaalen, verfchillende inzigten<br />

hadden; waaruit, dikwils, merkelyk misnoegen<br />

gereezen was, tot agterdeel van 't Land.<br />

Zigtbaarst was dit befpeurd, in den handel over'tBeftand,<br />

welk de Advokaat hadt weeten<br />

door te dryven, in weerwil van den Prinfe,<br />

die, hierover, een misnoegen tegen hem opvatte,<br />

welk hy, zo fommigen willen(4),nimmer<br />

heeft konnen afleggen. Het naderend einde<br />

C O UYTENBOG. Leven en Verantw. Cap. X. W.157.<br />

(O GKOTJUS Verantw. Cap. XX. U. aoi.<br />

(«O AUBEUY Memor. p. 2^5


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 245<br />

de van 't Beftand, waarna, de voorige gefchil.<br />

len over 't hervatten van den kryg, ofhetflui- •<br />

ten van de Vrede, wederom leevendig ftonden<br />

te worden, gaf beide den Prinfe en den Advokaat<br />

aanleiding, om, by tyds, verdagtte zyn,<br />

op de bekwaamfte middelen, om zig, tot het<br />

doorzetten der maatregelen , die elk hunner<br />

heilzaamst hieldt, in ftaat te ftellen. De Advokaat<br />

zogt zyn gezag te behouden by de Steden,<br />

welker belang haar tot vrede neigde, en wist,<br />

door zyne aanpryzing, in veelen derzelven,<br />

Wethouders en Amptenaars in 't bewind te<br />

doen ftellen, welker inzigten hy kende, en<br />

die, door hem bevorderd zynde, ook byzondere<br />

verpligting aan hem hadden. Maar Amfterdam<br />

; de aanzienlykfte Stad van Holland,<br />

en, hierom, meer dan eenige andere, gebelgd<br />

over 't groot gezag des Advokaats; ten tyde<br />

der handelinge van 'tBeftand, teroorzaake van.<br />

het Koopbelang, met hem oneens gewordenzynde;<br />

hadt hy, nimmer, federt, konnen winnen.<br />

In 't Lid der Edelen, welk eerst ftcmt,,<br />

ter Vergaderinge van Holland , waren zyne<br />

twee Schoonzoonen, de Heeren van Veenhuizen<br />

en van der Myle, befchree ven geweest. Ook<br />

hadt hy 'er nog andere vrienden: 't welk de<br />

voornaame reden was, waarom dit Lid, waarin<br />

, ten deezen tyde, weinige Edelen befchree-<br />

ven waren, tot hiertoe, zobeftendig, de zyde.<br />

gevolgd hadt van den Advokaat. Men was, federt<br />

eenigen tyd, in overleg geweest, om het<br />

gezag van het Lid der Edelen nog meer te ver<br />

grooten, en een Perfonaadje van merkelyk<br />

aanzien, in het zelve, te befchryven, die, deeze<br />

eer, voornaamlyk, zullende te danken hsb*<br />

Q 3 ben<br />

i(5i3.<br />

tn vloed<br />

des Advokaats<br />

op deLedcn<br />

van<br />

Hoiland.<br />

Overleg-,<br />

om Graat'<br />

Frediik<br />

Henrik<br />

in't Lid.<br />

der Edelen<br />

te he-<br />

(chryveu.


Ï6I8.<br />

Prins<br />

Maurits<br />

Vermoedt,<br />

dat de<br />

Advo-<br />

«46* VADERLANDSCHE XXXIX. BOEK<br />

ben aan het beleid van de vrienden des Advokaats,<br />

ook gefchaapen ftondt, zyne zyde te houden.<br />

Graaf Fredrik Henrik was, in den jaare<br />

161 a, door koop, eigenaar geworden der Heerlykheid<br />

van Naaldwyk in Delfland (1), aan<br />

welke, van ouds, de eer vr.n Erfmaarfchalk ,<br />

of, gelyk men nu fpreeken zou, Erfgrootftalmeester<br />

des Graaven van Holland, plag verknogt<br />

te zyn (e). Men leide dan in heimelyk<br />

beraad, om hem, als Heer van Naaldwyk, onder<br />

de Edelen te befchry ven: waarvan de Groot<br />

iet ontdekt hadt, uit van der Myle. Doch 't<br />

bleef agter, om dat men 't niet zonder kennis<br />

van Prinfe Maurits durfde doen, en bedugt<br />

was, dat hy 't afkeuren zou, als men 'er hem<br />

over fprak (ƒ). Ondertusfchen was dit over-;<br />

leg zo bedekt niet gebleeven, of het hadt eenige<br />

vrienden van den Prinfe, en, veelligt, zyne<br />

Doorlugtigheid zelve in 't vermoeden gebragt,<br />

dat men hem den voet dagt te ligten,<br />

en eenen anderen te bekleeden, met zyne<br />

waardigheden (g): welk vermoeden, egter,<br />

van de zyde des Advokaats, altoos, als geheel<br />

ongegrond, is aangemerkt.<br />

Doch, 't zy hieruit, of uit eenige andere oorzaak,<br />

't is zeker genoeg, dat Prins Maurits,<br />

al federt lang, in 't begrip was geweest, dat de<br />

Advokaat en de zynen toeleg maakten, op het<br />

verminderen van zyn gezag, onaangezien zy<br />

alre)<br />

Zie VAN LOON Aloude Regeer. V. Deel, 11. 514. ert<br />

hier voor III. Deel, bl. 548. , „ „ ,<br />

( ƒ) H. DE GROOT Memor. m zyn Leven tloorh.- BRANDT*/. i/S.<br />

r>") UYTFNBOC. Brief aan zyne Bxó.ia zyn Lcv.Cetp. XII. #ajs.<br />

CO Graaf Fredrik Henrik hadt deeze Heerlykhcid gckogt<br />

van den Graave van Aremberg, voor driehonderdenzestigduizend<br />

guldens, Refol, Holl. 6 Aug. 1612. bl. Jfj®*


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 247<br />

altoos beweerd hebben, dat zy 'sPrinfen wet­ 16*18.<br />

tig verkreegen gezag veel eer gezogt hebben<br />

Icaat hom<br />

te handhaaven (k). Men hadt zyne Doorlug­ ien voet<br />

tigheid , in Louwmaand des jaars 1617, in woor­ zoekt te<br />

den geraakt zynde, met den Advokaat, hoo- ligten.<br />

ren zeggen „ MonfieurBarneveld, ik heb my-<br />

_ ne eer zo lief, als gy de uwe." En des anderendaags,<br />

tegen eenigen uit de Geregtshoven<br />

„ Ik weet wel, dat men my kan kleiner<br />

s, maaken; maar zyn dit myneverdienften (t)i<br />

Zyne vrienden, die geene vrienden des Advokaats<br />

waren, fterkten hem in deeze gedagten.<br />

Wy hebben, te vooren (A), verhaald^dat,<br />

men, omtrent den tyd van 't fluiten van tbeftand,<br />

gefproken hebbende, over t veranderen<br />

van den vorm der Regeeringe, en 't vermeerderen<br />

van 't gezag zyner Doorlugtigheid:<br />

zulken, die toen aan 't roer zaten, hadden<br />

weeten te wege te brengen, dat deeze raadpleegingen<br />

verfchooven, en eindelyk veriloii<br />

waren. Men weet dit den Advokaat, meer dar<br />

iemant, en men hieldt zig verzekerd, dat hj<br />

zig voorgefteld hadt, den Prins kleiner te maaken.<br />

Eenigen van's Prinfen vrienden, met naame<br />

Reinier Pauw, Burgemeester van Amfterdam,<br />

en Francois Franken, Raadsheer in der 1<br />

Hoogen Raade, hadden, omtrent dien tyd.<br />

eenige poogingen aangewend, ftrekkende.<br />

naar 't fcheen, om den Advokaat, door mid<br />

del van Uitenbogaard, te beweegen, tot handeling<br />

met den Prinfe, op gelyken voet, ak<br />

waarop men, weleer, met wylen Prinfe Wil<br />

r<br />

lem<br />

(b) GROTIUS Verantw. Cap. IX. li. ofi.<br />

ri) UYTENBOG. Leven Ce-. 'X. II. 134.<br />

£4J LX. Deel, IU 455> _<br />

Q 4


«Si 8.<br />

II.<br />

Men bedient<br />

zig<br />

van de<br />

verfchil-<br />

len in den<br />

Godsdienst,<br />

tot bevorderingzyneroogmerken.<br />

«48 VADERLANDSCHE XXXIX. BOEK,<br />

lem, gehandeld hadt. Doch Uitenbogaard<br />

hieldt zig hier buiten (7). Louis Aubery, Zoon<br />

van Benjamin Aubery, Heere van Maurier, en,<br />

federt het jaar 1613, Ambasfadeur van 't Hof<br />

van Frankryk in den Haage, verhaalt, dat de<br />

Prinfesfe Weduwe van Oranje Oldenbarneveld,<br />

over dit ftuk, ook getoetst hadt; doch dat de<br />

Advokaat haar, met veele redenen, hadt getoond,<br />

dat de Prins, de opperfte magtzoeken?<br />

de over den Vereenigden Staat, zyn eigen ver^<br />

derf zogt; waarna zy afgelaaten hadt, hierop<br />

verder te dringen. Zy en Oldenbarneveld beide<br />

zouden, naderhand, dit voorval aan den<br />

Heere van Maurier verhaald hebben (?«).<br />

De verfchillen over den Godsdienst gaven,<br />

eerlang, der eene en andere party e gelegenheid,<br />

om aan de bevordering haarer byzondere in-<br />

zigten te arbeiden, 's Prinfen vrienden bedienden<br />

'er zig van, om het gezag zyner Doorlugtigheid<br />

te vestigen en te vermeerderen : de Advokaat<br />

en de zynen, om hunne eigen'partye<br />

te ftyven. 'tMisnoegen onder 'tgemeen.werdt,<br />

wederzyds, verwekt, gevoed of gebruikt, om<br />

verandering te bewerken, in de Regeeringe.<br />

der Steden: gelyk, al vroeg, te Utrecht, te<br />

Alkmaar en te Leeuwaarden, gezien was (n).<br />

Doch onder de Predikanten, die over 't ftuk<br />

van den Godsdienst verfchilden, en onder de<br />

Gemeenten, die hun toegedaan waren, hadden<br />

's Prinfen vrienden den fterkften aanhang.<br />

Men hadt, hier te Lande, toen 't getal op zyn<br />

grootst was, nog geene tweehonderd Remork<br />

ftramfche Predikanten. De overigen waren allen<br />

(_h UYTBNB-G. Leven Cap. X. bl. i 5$, 155,<br />

(m) AUBERY Memóir. p aoa» 205, 300,<br />

f » Zie hier voor, bl, ai, sij, 85.


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E .<br />

len Contraremonftranten, by welken de Prins, 1618.<br />

en verre de meesten van 's Prinfen vrienden<br />

en dienaars zig gevoegd hadden. Veelen van<br />

deeze Contraremonftrantfche Predikanten waren,<br />

van ouds, gebeeten op Oldenbarneveld,<br />

die, dagten ze, door het dringen op de vastftelling<br />

en invoering der Kerkenordening van den<br />

jaare 1591, het Kerkelyk gezag te na gekomen<br />

was(o). Hierom, lloegenzeteligterover<br />

tot 's Prinfen zyde, welke zy merkelyk fterkten.<br />

De Advokaat, hiervan niet onbewust, hadt<br />

des te fterker geyverd, om de Kerkenordening voornaaraeöor­<br />

van 't jaar 1591 te doen invoeren, verzekerd dat zaaken<br />

men, door middel derzelve, met der tyd, alom- van het<br />

me in Holland, vreedzaame en gemaatigdePremisnoedikanten zou konnen bekomen, en minder te gentegen den<br />

dugten hebben, voor beroerten onder 't gemeen.<br />

Advo­<br />

Hy begunftigde, om gelyke reden, de zyde der kaat en<br />

Remonftranten, die der Overheid groot gezag dszynen:<br />

toefchreeven in Kerkelyke zaaken; en hy bragt, 1. 't begunftigen<br />

door middel van den invloed, dien hy onder<br />

der Re­<br />

de Edelen en onder de Burgemeesters van Lei mon<br />

den hadt, te wege, dat 'er, na Arminius, Pro ftranten,<br />

fesfors in de Godgeleerdheid op 's Lands Hooge<br />

Schoole gekooren werden, die men oordeelde<br />

of wist, het gevoelen der Remonftranten te zyn<br />

toegedaan : waardoor ook het getal der Remonftrantfche<br />

Predikanten, van tyd tot tyd, aanwasfen<br />

moest. De Wethouders der meeste Steden<br />

waren, insgelyks, den Remonftranten gunftig;<br />

en alzo deezen de minften in getal bleeven<br />

, zogt men, door verfcheiden' Staatsbefluiten,<br />

te wege te brengen, dat zy, ten minften ,<br />

in de Kerke, verdraagen werden. Doch<br />

fV) Zie UÏTEKBCG. Leven en Verantw. Ca[u 11. bl. 16,17*


2. het<br />

aanneemen<br />

der<br />

Waardgelders,<br />

3- het<br />

vorderen<br />

van ee<br />

nen nieuwen<br />

eed<br />

of belofte<br />

van de<br />

gewoone<br />

bezettingen,<br />

4. 't gebeurde,<br />

sgo VADERLANDSCHE XXXIX. SOEK;<br />

Doch toen men zag, dat de Contraremonftranten<br />

zig niet hielden aan de Refolutien %<br />

ftaatswyze genomen, en zelfs zig kanteden tegen<br />

de Wethouderfchap van verfcheiden' Steden<br />

, welke, haars oordeels, niet genoeg befchermd<br />

werdt, door den Prinfe; befloot men<br />

tot het aanneemen van Waardgelders, die eenen<br />

byzonderen eed deeden aan de Magiftraaten.<br />

Zulk een eed, of, ten minften, eene belofte<br />

van gelyke betekenis werdt ook den gewoonen<br />

bezettingen, hier en daar, afgevorderd.<br />

Al het welke, voornaamlyk, gefchiedde, door<br />

't beleid des Advokaats. Doch dit was nieuwwe<br />

ftof tot misnoegen voor den Prinfe, die<br />

begreep, dat men, op deeze wyze, het gewoonlyk<br />

krygsvolk ontfloeg van den eed,<br />

hem als Kapitein Generaal gedaan: en dat men<br />

de Waardgelders bezigen wilde, om geloofsdwang<br />

omtrent de Contraremonftranten in te<br />

voeren. Van de andere zyde, bragt men, hiertegen<br />

, wel in, dat de nieuwe eed niet onbeftaanbaar<br />

was met den eed aan den Prinfe; die,<br />

onder anderen, tot het zelfde einde ftrekte,<br />

en dat de Waardgelders, alleenlyk, gebruikt<br />

zouden worden, om oproeren te beletten en<br />

de Wethouders te befchermen ; doch men<br />

fcheen den Prins niet te konnen diets maaken<br />

, dat hieronder niet iet anders fchool.<br />

Ook hadden fommigen hem zo fterk verzekerd,<br />

dat Oldenbarneveld zyn gezag zogt te.<br />

befnoeijen, dat hy het vergen van den nieuwen<br />

eed en het aanneemen der Waardgelders<br />

als een' ftap daartoe aanzag.<br />

't Gebeurde te Utrecht, kort voor het afdanken<br />

der Waardgelders aldaar, fterktehem<br />

in


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . *S«<br />

ïn ipe/e eedaeten. 't Was klaar genoeg, dat<br />

ïïlïhferrard werdt, door den Advokaat;<br />

Se weetende dat de Prins arbeidde, tot het<br />

afdanken der Waardgelders, desonaangezien<br />

bewerkt hadt, dat 'er eene bezending naar Uitrecht<br />

gefchied was, om dit te voorkomen; of,<br />

en minfte, de Regeering aldaar zo welte verzekeren,<br />

als, door de Waardgelders, hebben<br />

konnen gefchieden. De last, aan debezetop<br />

Hollandfche betaaling baande, om<br />

de Staaten van Utrecht te gehoorzaamen, was<br />

ook doorhem,verworven Hogerbeets en de<br />

Groot waren de bekwaamften onder de afgezondenen<br />

naar Utrecht, en deelden, hierom<br />

in het misnoegen, welk de Advokaatzig dooi<br />

deeze bezending, op den hals hadt gehaald. Zy<br />

hadden, te Utrecht zynde, genaden, de poot<br />

en te bezetten en de wagten te verdubbelen<br />

en de onwilligheid der Waardgelders om d<br />

Staaten en Regeering te befchermen ernftely<br />

veroordeeld: ;<br />

1C1I.<br />

:e Utiecbt.<br />

t welk de Prins aanmerkte, al<br />

lenen geweldigen tegenftand tegen hem, ei 1<br />

tegen de Gemagtigden der algemeene Staaten<br />

Al dit gaf dan de naaste gelegenheid tothe C<br />

befluit, om zig van den Advokaat en van Ho<br />

gerbeets en de Groot te verzekeren (£><br />

Ik heb, tot hiertoe, nog geen gewag gemaak<br />

van het vermoeden van Landverraaderye<br />

Q) Notul. Zeel, 17 typt. 1Ö1S. U- H7-<br />

t Iet,wegens<br />

't<br />

' vermoe-<br />

1<br />

welk veelen van Oldenbarneveld hadden, or den van<br />

dat het my twyfelagtig gebleeyen is, of he t Landver-<br />

. raaderye.<br />

ooit regt by den Prinfe heeft gehuisvest Nog<br />

tTns was, te Utrecht, onlangs, wt verklaard »<br />

welk dit vermoeden, eenigszins, fcheen i e<br />

hebben verleevendigd. Wy zullen, hier 01 t-<br />

1


III.<br />

Oldenbarneveld<br />

wordt<br />

gewaarfchuwd<br />

wegens<br />

zyne aan- ,<br />

ftaande<br />

gevangenis.<br />

1(<br />

252 VADERLANDSCHE XXXIX. BOEK.<br />

der, melden, wat 'er ons van voorgekomen zy.<br />

Ondertusfchen, is, uit het gezeide, op te maaken<br />

, dat het voorftaan der Remonftranten, 't<br />

veranderen van den eed of 't vergen eener<br />

nieuwe belofte van de bezettingen, het aanneemen<br />

der Waardgelders, en het gebeurde te U.<br />

trecht, al het welke 's Prinfen vrienden hielden<br />

te ftrekken tot onredelyke verkleining van<br />

'sPrinfen gezag, voor de voornaamfte öorzaaken<br />

van de gevangenis der drie Heeren gehouden<br />

moet worden. Wy komen nu, tot het verhaal<br />

der omftandigheden deezer gevangenis.<br />

De Groot hadt, voor zyne reize naar Utrecht,<br />

reeds hooren mompelen, dat men den<br />

Prinfe eenen voorflag gedaan hadt, om eenigen<br />

uit de Vergadering van Holland by 't hoofd<br />

te vatten, en aan regte te vorderen. Hy deedt<br />

'er den Advokaat opening van, hem te gelyk<br />

:e bedenken geevende, of hy niet wel zou doen<br />

/an zig naar eene goede en verzekerde Stad<br />

:e begeeven. Doch de Advokaat meende, dat<br />

nen, met het afdanken der Waardgelders, en,<br />

1 net het bewilligen in de Sinode, den Prinfe<br />

i en volle zou vergenoegen. Beide dagten ze,<br />

( lat men hen, zo 't al ten ergfte loopen mogt,<br />

1 ekerlyk, in een gewoon Regtsgeding ontvani<br />

;en zou (q). Alle de Leden van Holland, gee-<br />

1 icn uitgezonderd, hadden ook, voor weinig<br />

t yds, den Advokaat, wederom, in hunne by-,<br />

2 ondere befcherming genomen (f). De Ver-<br />

£ adering ftondt nu op 't fcheiden, voor eenige<br />

C agen, en de meeste Leden hadden geraaden<br />

evonden, den Prins te verzoeken, om, mid-<br />

g<br />

:rwyl, de zaaken, derwyze, te beleiden, dat<br />

C?) H. DE GROOT Memor in zyn Leven. bi. lu.<br />

CO Refol. Holl. 7 Aug. iG,8. L 225.<br />

al.


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 1*53<br />

alle daadelykheid vermyd werdt (»• Doch ik<br />

weet niet, of 't gefchied, noch hoe 't opgenomen<br />

zy. De Leden kwamen, ten beftemden<br />

tyde, wederom famen. 's Daags voor de gevangenis,<br />

kwam de Raadsheer Berkhout, met<br />

nog iemant, by den Advokaat, hem aanzeggende<br />

, dat hy voor zeker zou gevangen worden<br />

: waarop deeze, zittende op zyn koelvat,<br />

met zyn Hokje in de hand, zeide, 't zyn hooze<br />

menfchen, daarby voegende, onder 't ligten<br />

van zynen hoed, myne Heeren, ik bedank u voor<br />

de waarfchuwing (/). Nogtans vondt hy niet<br />

raadzaam te wyken. Op den dag der gevangenis<br />

zelve, zynde zondag, den negenentwintigften<br />

van Oogstmaand, kwam Uitenbogaard,<br />

des morgens ten zeven uuren, by den Advokaat,<br />

om hem het inleveren van zeker Vertoogvoorde<br />

Remonftranten te verzoeken. Hy<br />

vondt hem treuriger, dan naar gewoonte, en<br />

zittende met zyne rug tegen de tafel; 't welk<br />

den Predikant bewoog, den ouden Heer te<br />

troosten, met de voorbeelden van veele treffelyke<br />

mannen, die, hun Vaderland de beste<br />

dienften gedaan hebbende, flegtst beloond waren<br />

geworden (V). Een half uur na 't vertrek<br />

van Uitenbogaard, tradt de Advokaat in zyne<br />

koets, en reedt, voor 't laatst, naar 'tHof. Hy<br />

was 'er naauwlyks, of een Kamerling kwam<br />

hem aanzeggen, dat zyne Doorlugtigheid hem<br />

begeerde te fpreeken. Ten dien einde, begaf<br />

hy zig naar 't vertrek, daar zulks plag te gefchieden.<br />

Doch, uit dit, werdt hy, terftond, in<br />

een<br />

Cs) Refol. Holl. \f>$Aug. 1018. bl. 238.<br />

( O UYTFNBOG. Dagreg, by BIMNIJT. II. Deel, bl. 841.<br />

( v ' UYTÏ-.NBOG. Leven Cap. IX. bl. 14?. Dagreg. iv ERANOT<br />

II. Deel, bl. «41.<br />

It.18.<br />

Hy<br />

wordt<br />

gevat 5


Ook de<br />

Groot,<br />

en Hogerbeets,<br />

I\Ten ver<br />

zekert<br />

zig, ins<br />

getyks,<br />

van Ledenberg<br />

s>54 VADERLANDSCHE XXXIX. BOES<br />

een ander vertrek geleid, daar hem Nythof,<br />

Luitenant van 's Prinfen Lyfwagt («0, uit<br />

naame der algemeene Staaten, gevangen nam.<br />

Hy verzogt, den Prinfe te mogen fpreeken.<br />

Doch 't werdt hem afgeflaagen (x). De Groot,<br />

kort daarna, in de Vergadering der Gekommitteerde<br />

Raaden gekomen, en ftaande om te<br />

gaan naar die der Staaten van Holland, werdt,<br />

op gelyke wyze, ontbooden by den Prinfe,<br />

daar, zeide men, de Advokaat ook was. Doch<br />

hy was pas boven gekomen, of de Kapitein des<br />

Armes, Pieter van der Meul&n, zeide hem aan,<br />

dat hy hem, van wege de algemeene Staaten,<br />

in hegtenis nam. Men bragt hem eerst op een'<br />

Kamer, daar hy, door twee Hellebaardiers, bewaard<br />

werdt: daarna op een klein kamertje,<br />

uitkomende op het binnenhof, en , 's avonds,<br />

op eene andere Kamer, daarhy, drie dagen en<br />

drie nagten, bleef, metgellooten' venfters fjy).<br />

Met Hogerbeets, die zig ook omtrent de Ka­<br />

mer der Gekommitteerde Raaden onthielde.,<br />

handelde men, op gelyke wyze. Elk werdt in<br />

een afzonderlyk vertrek gezet, zonder dat zy<br />

iet weeten mogten van elkanders hegtenis.<br />

. Dien zelfden morgen, was 'er iemant naar Utrecht<br />

gezonden, om den Sekretaris Leden-<br />

' berg te vangen (z), die, eenige weeken in zyn<br />

huis verzekerd geweest zynde, ondereen fterk<br />

geleide, naar den Haage gebragt, en ook, in<br />

een vertrek van't Hof, opgeflooten werdt f».<br />

Wie,<br />

fdO VELTUS Hoorn, bl. 562.<br />

(x) BAHOART. Mw'iior.X.Vfo**, bl. 62. UYTENB. Hift. bl.995.-<br />

O") K. BRANDT Leven van H. de Groot, b' ijjj.<br />

\z , GROTIUS Verantw. Cap. Xlll P**rf4l. UÏTENBOIS. bh P95-<br />

Ca) UYTÏÏKBUG. bL 1005. K. BRANDT Leven vanH. DE GROOT.<br />

U. 14?-


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . &5S<br />

Wie, eieenlyk, het gevangen neemen der 161S.<br />

drie Heeren, Oldenbarneveld,Hogerbeets en •<br />

)nder*<br />

de Groot, beflooten hadden, ftaat ons hier, <<br />

ock,<br />

wat nader, aan te wyzen. Sommigen fchryven, i de de<br />

dat zulks gefchied is, door 't beleid van wei- , ;evange-<br />

meen uit de algemeene Staaten, met zyne, n's der<br />

Doorlugtigheid, buiten kennis van die van Hol- •<br />

Irie Hee><br />

en be-<br />

land Cb\ Doch Hogerbeets zelf heeft aange- , looten<br />

tekendfV), dat het beftemd was, door dezelf­ wddv-n»<br />

den, die, wegens de algemeene Staaten , te Utrecht<br />

waren geweest, te weeten de Voogd,<br />

Manmaaker en Zwartfenburg; en dat zy t hadden<br />

uitgevoerd, door den Prinfe, en daarna<br />

eerst, ter algemeene Staatsvergaderinge, alwaar<br />

het te vooren nooit voorgefteld was,<br />

doen goedvinden. En dit komt, na genoeg, De Sta**<br />

overeen met het Register der Refolutien van ! en van<br />

Holland, alwaar men, op deezen zelfden dag, j Holland<br />

crygen<br />

aangetekend vindt, dat „ by de Heeren van .<br />

er ken-<br />

Mathenes en andere Gedeputeerden, hui-1 lis van.<br />

den deezen morgen, geweest zynde in de<br />

Vergaderinge van de Heeren Staaten Gene-<br />

" raai, gerapporteerd werdt, dat, by den Pre-<br />

" fident vermaan gedaan was, dat, by<br />

Z zyne Excellentie en de Gedeputeerden tot<br />

" afdanking van de Waardgelders tot Utrecht<br />

" geweest zynde, by last van de Vergadennge<br />

van de Heeren Staaten Generaal, goed-<br />

W<br />

gevonden was, te doen in arrest neemen de<br />

perfoonen van den Heere van Oldenbarne-<br />

I? veld, Advokaat van 't Land van Holland,<br />

Z en de Penfionarisfen Mrs. Rombout Hoger-<br />

9 3<br />

„ beets<br />

Ci) UYTENBOG. Leven cn Verantw- Cap. XIII.*/. 244»<br />

ie ) Memor. by URVNDT II. Deel, bl. 84L


I6I8.<br />

VADERLANDSCHE XXXIX. BOEK*<br />

„ beets en Hugo de Groot (V)." Doch men<br />

• moet dan de woorden, by last van de Vergadering<br />

van de Heeren Staaten Generaal, niet aan<br />

de onmiddelyk volgenden, maar aan de onmiddelyk<br />

voorgaanden hegten. Ten zelfden dage,<br />

werden de Heeren Reintze, Lients, Zwartfenburg,<br />

Hemen en Dusfum, door de algemeene<br />

Staaten, gezonden aan die van Holland (e), om<br />

hun aan te zeggen „ dat het vasthouden der<br />

„ drie Perfoonen, ten dienfte van den Lande,<br />

j, gefchied was, hebbende men bevonden, dat<br />

„ de Kerkelyke gefchillen, allengskens aan-<br />

0 gewasfen zynde, in den Staat der Regeerh><br />

n § E<br />

5 gebragt waren; dat de zaak, daarna,<br />

„ met gezag gehandhaafd was, door het aanneemen<br />

der Waardgelders, die 't gantfche<br />

„ Land beroerd hadden, en die men, tot her-<br />

„ Helling der rust, en om de Sinode beter te<br />

„ doen vorderen, hadt moeten afdanken; dat<br />

„ hier nu bygekomen was, 't gene men te U-<br />

„ trecht ontdekt hadt, dat men den band der<br />

„ Vereeniging hadt zoeken te breeken, waar-<br />

„ van de drie gevangenen de hoofdbeleiders<br />

„ geweest waren; dat men, met zulke ver-<br />

„ deeldheden, 't Land niet houden kon; dat,<br />

„ eindelyk, by 't onderzoeken der gevange-<br />

„ nen, van alles nader blyken zou, waartoe<br />

„ men verzogt, dat deeze Vergadering de hand<br />

„ bieden wilde." De Edele en meefte Steden<br />

antwoordden, hierop „ dat hun 't gebeurde<br />

„ bedroefde, en van hun als eene fchending<br />

>, van<br />

f d *\ Refol. Holl. 20 Aug. 1618. bl. 257. by BRANDT II. l)cel f<br />

bl 843-<br />

< e) Refol. Gener, 20 Aug. 1618. by K. BRANDT Leven van d&<br />

Groot, bl. 237.


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . «57<br />

n van 's Lands vryheid en geregtighéid werdt 1618.<br />

u aangemerkt; waarom zy begeerden, dat dé<br />

h gevangenen terftond geflaakt werden." Doch<br />

de zes Steden, Dordrecht, Amfterdam, Schiedam,<br />

Enkhuizen, Edam én Purmerende, zeiden,<br />

alleenlyk „dat zy van 't voorgevallene<br />

„ verflag zouden doen; begeerende, dat alj,<br />

les,midlerwyl, bleeve in ftaate." Ten zelf­ Bè'fluij;<br />

den dage, beflooten de Edelen en meeste Ste­ by hëri|<br />

den, den Prinfe,vrymoediglyk, te kennen te hierop'<br />

geno­<br />

geeven „ dat men, door deeze handelwyze, men/.<br />

^ de hoogheid, vryheid en geregtighéid van<br />

ft 't Land van Holland hieldt gekwetst te zyn;<br />

„ en hem te verzoeken, dat hy 't, als Stadhoun<br />

der, geliefde te regten." 't Gefchiedde. Doch<br />

de zes Stederi deedén 'èr, ten zelfden tyde, eene<br />

verklaaring tegen, waarby zy de klagten en<br />

't verzoek der andere Leden niet goedkeurden.-<br />

DePrins antwoordde ?> dat het gebeurde, niet<br />

„ by zyne orde, maar van wege de algemeen<br />

ne Staaten vöfrigt was; die geloofd moesten<br />

i9 worden, zulks niet zonder grond gedaan te<br />

iy hebben; dat hy 't regt Van Holland niet be-<br />

„ twisten wilde, en dat de Heeren Staaten van<br />

^ Holland 't'gefchil, welk hierover gevallen<br />

^ mogt zyn, met de Heeren Staaten Genen<br />

raai,wel zouden weeten te vinden." Waarop<br />

men befloot, te wagten,- met het verder<br />

voorftaan van 's Lands geregtighéid, tot op de<br />

wederkomst van eenige Leden, die verflag aan<br />

hunne Steden deeden; en ondertusfchen, zorg<br />

te draagen, dat de gevangenen, van Wege de<br />

algemeene Staaten,wel werden behandeld (/').<br />

De<br />

(/") Refol. Holl. 29,30 Aug. I6~l8. bl. 25H, 260. byM\W>^<br />

tï. Deel, bl. 843, 8.41, 845.<br />

X. DEEL. R


558 VADERLANDSCHE XXXÏX.BOEIT.<br />

iÖiS. De tyding van het gevangen neemen des Advokaats<br />

hadt, gelyk men denken kan, zyne oude<br />

IV. huisvrouw, zyne kinderen en verder gezin gefoogindompeld<br />

in eene diepe verflagenheid. De Heefien<br />

om<br />

den Adren van der Myle en Veenhuizen, zyne Schoonvokaatzoonen,<br />

en de Heer van Groeneveld, zyn oudfte<br />

te doen Zoon, begaven zig, des nademiddags, by zy­<br />

los laane Doorlugtigheid, verzoekende, dat men hunten".nen<br />

Vader, om zynen ouderdom, zyn huis tot<br />

eene gevangenis gave: waarop de Prins antwoordde<br />

, *t is het werk van de Staaten Gene<br />

raai. Uwen Vader zal geen leed gefchieden, n<br />

meer dan my zelf. Veenhuizen, midler wyl, verfchoonen<br />

willende,dat zyn Schoonvader tegen<br />

de Kloofterkerk was geweest; hoorde de Prins<br />

haauwlyks 't woord Kloofterkerk reppen, of hy<br />

borst wït,die zig tegen de Kloofterkerk wil ftellen,<br />

zyne voeten zullen hem niet van hier dra<br />

gen. Immers op deeze wyze, vindt men deeze<br />

by zonderheden, in Uitenbogaards Dagregister<br />

(g), uit den mond van van der Myle zeiven, aangetekend.<br />

Ik heb eene Aantekening in handen,<br />

waarin, nog gemeld wordt,dat van der Myle,<br />

Veenhuizen en Groeneveld zig, des nademiddags<br />

, by de algemeene Staaten, vervoegd; doch<br />

geen antwoord, op hun verzoek, gekreegen<br />

hebben. Maar de Heeren van Schaagen en<br />

van Asperen, beide befchreeven in de Ridderfchap,<br />

ondernamen, omtrent deezen zelfden<br />

tyd, Oldenbarneveld te doen ontftaan.<br />

Doorgedrongen tot aan de Kamer, daar de<br />

Advokaat zat, begeerden zy, dat men hem<br />

Josliete. \ Gerugt, welk dit maakte, deedt<br />

den Prins uitkomen,en bevelen, dat men den<br />

(.Cj CMRDT. II. Deel, Mé 842.<br />

E-


XXXIX. BOEK. H I S T O R I É . 2^9<br />

Edelen 't geweer afname, hen voorts, bewaarende,<br />

tot dat men, hierop, het goedvinden der .<br />

algemeene Staaten verftaan zou hebben. Te<br />

gelyk,verklaarde hy, dat men hen, zyns bedunkens,<br />

met eenebeftrafiïng, onder handtasting,<br />

zou mogen ontflaan: gelyk gefchiedde<br />

}h\ Van der Myle, federt, onder de hand, ge- •<br />

waarfchuwd, dat men naauw op hem lette,<br />

week uit den Haage naar Rotterdam, van waar<br />

hy den Thefaurier de Bye kennis gaf, dat hy,<br />

uit droefenis over 't gebeurde, zig, voor eene<br />

poos, buiten den Haage dagt te onthouden.<br />

Hy vertrok, terftond, naar Frankryk, alwaar<br />

hy,den negenden van Herfstmaand,aankwam.<br />

Doch, in 't volgende jaar, keerde hy wederom<br />

in den Haage (O- Verfcheiden' andere Perfoonen,<br />

vriendfchap gehouden hebbende met den<br />

Advokaat, weeken, ten deezen tyde, ook ten<br />

Lande uit. Uitenbogaard verliet den Haage,<br />

op den zelfden dag,dat de Advokaat gevangen<br />

werdt (k). Ook toog de Heer van Moersbergen<br />

, zyne brieven, uit den Haage naar Utrecht<br />

gefchreeven, te vooren, gelige hebbende uit<br />

der Staaten Kamer (l), naar Munfterland r».<br />

Trefel zelf nam de vlugt: ook de Predikant<br />

Taurinus, Schryver der Weegfchaale, die,<br />

kort hierna, te Antwerpen, overleedt («> Eenige<br />

anderen waren in vreeze van te zullen ge-<br />

Vat worden ; fchoon zy niet wyken durfden,<br />

't Gemeen werdt haast van de gevangenis deidrie<br />

fA) BRANDT If. heet, bl. 842.<br />

ti\ Gefchrcv. Memorie wegens den Hre. van der Myle.<br />

(kS UYTENBOG.. Leven en Verantw. Cap. IX. bl. 1471<br />

Cl) interoff. van f. de Goyer. Art. LXU M. S,<br />

Cm) GROTÏUS Veranrw. Ctip.XV.bl. 154.<br />

(«) BRANDT U. Heel, bl. 820i 933-<br />

R »<br />

7an der<br />

Myle<br />

Vykt<br />

;taar<br />

Frankryk. <br />

Uitenbogaard<br />

iit<br />

anderen<br />

vlugten j<br />

ins^etyks,<br />

[nnoud.<br />

nè ze»


aöo VADERLANDSCHE XXXIX. BOÊK*,<br />

I5I8. drie Perfonaadjen onderrigt, door eene ge-*<br />

drukte Verklaaring, die, op den dag der ge­<br />

licre vervangenis, zonder ondertekening of drukkers<br />

klaaring , naam, by der Staaten drukker, uitkwam, en<br />

op den<br />

dag der voor het werk gehouden werdt van eenige<br />

gevange­ Heeren, uit de algemeene Staatsvergadering<br />

nis ver- (o), veelligt dezelfden drie, die te Utrecht<br />

Ipreid» geweest waren. In deeze verklaaring, werdt<br />

voor reden van de gevangenis gegeven „ het<br />

j, ontdekken van verfcheiden' zaaken, te U j<br />

treeht en elders, waar van voor deezen groot<br />

„ agterdenken geweest was, en die firekten,<br />

„ tot nadeel der Gewesten in 't gemeen, en<br />

n van elk byzonder Gewest, niet zonder ver-<br />

„ moedelyk gevaar van den ftaat van 't Land<br />

,j en van een bloedbad, in Utrecht en in ver*<br />

fcheiden' Steden van Holland: van welke<br />

ontdekte zaaken Oldenbarneveld, Hoger-<br />

„ beets en de Groot voor hoofdbeleiders wer-<br />

„ den gehouden: :<br />

waarom zy, door de alge-<br />

„ meeneStaaten,gevat waren,op dat men hen<br />

„ hunne bedryven, uit hunne hegtenis, mogt<br />

ft doen verantwoorden, naar behooren (ƒ>)."<br />

£fë ge­ Met het uitkomen deezer Verklaarrng, wervangeden<br />

de verdenkingen en befchuldigingen van<br />

nenwor­ Landveraad en handel met Spanje wederom<br />

den , in<br />

leevendig ouder 't gemeen. De gevangenen<br />

Schotfchrifce:t<br />

werden Ielyk ten toon gefield, in allerlei<br />

f<br />

fiefchul- Blaauwboekjes, rymeu, liedjes, die nu eenen<br />

digd vati vryen loop hadden (q). Veelen fielden voor<br />

l/andver* zeker,dat men gruwelyke ftukken, te Utrecht,<br />

on>-<br />

(o~) Zie Kepeft. der Gener. Plakaat. U. 94.<br />

(pi Zie dit Biljcjt by BRANDT Hiil der Reehtspl bl. 2.<br />

(q~) GROTIUS Verantw. Cap. IX. bl. 94. Cap. XV.- bl. iftj<br />

BAUDART. tileiuor. X. Hvek, bl, 63, 64.


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E .


y.<br />

.Oorzaak<br />

van hec<br />

iiitftellen<br />

van 'c onderzoek<br />

der gevangeilen.<br />

VADERLANDSCHE XXXIX. BOEK,<br />

„ een verdrag met den Aartshertoge zou kon-<br />

„ nen maaken, waarby vryheid van Godsdienst<br />

„ bedongen , en alle vrees voor dwinglandy<br />

„ voorkomen werdt: al het welk hy verklaar-<br />

„ de, niet uit zig zeiven te zeggen; maar, ter-<br />

„ ftond, van goeder hand, uit de voornaamften,<br />

„ verftaan te hebben (r)." Doch uit deeze veridaaring,<br />

die in zig zelf weinig om 't lyf hadt,<br />

kon nog minder, ten laste van Oldenbarneveld,<br />

worden beflooten. Voorts hadt, veelligt, Nikolaas<br />

van Berk, die nu Burgemeester te Utrecht<br />

geworden was, reeds iets gezeid, ten laste des<br />

Advokaats, waarvan hy, wat laater, ook eene<br />

fchriftelyke verklaaring gaf, welker inhoud en<br />

klemwy, hierna, onderzoeken zullen.<br />

De gevangenen zaten, eenige weeken, eer<br />

zy onderzogt werden. De Groot heeft, hierover,<br />

naderhand, geklaagd in zyne Verantwoor­<br />

ding (Y). Doch veelligt, zonder genoegzaamen<br />

grond. De Leden van Holland, die begeerd<br />

hadden te ftaan over dit onderzoek, warengefcheiden,<br />

op reces, om over eenige dagen weder<br />

te vergaderen; en hadden gevorderd, dat<br />

de zaaken, midlerwyl, blyven zouden, in den<br />

ftaat, waarin zy waren (O- Hieruit moest uitftel<br />

van de verhooring volgen: ook weigering<br />

van toegang van vrienden, 't welk, in<br />

diergelyke gevallen, voor de verhooring,nimmer,<br />

te gefchieden plag. Doch in deeze tusfchentyd,<br />

vondt Prins Maurits geraaden, de<br />

Regeering, in verfcheiden' Hollandfche Steden,<br />

CO Atteft. van G. van Hartev. en J. de Weede van XXIV,<br />

fuly ifiié. ouden jlyl M. S.<br />

(O Cap. XIV. bl. f 42. . " "<br />

CO Itefol. Holl. 30, 31 Aug. 1618. bh 201, 263.


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . *6 3<br />

den, te veranderen, buitens tyds. Hiermede<br />

werden ook twee maanden gefieeten, t welk<br />

het onderzoek der gevangenen, dat, mjcüerwvl,<br />

aangevangen was, van tyd tot tyd, verfchuiven<br />

deedt? Veelen kwam dit veranderen<br />

der Regeeringe onverwagt voor. Men meende<br />

, dat de Steden , door het afdanken der<br />

Waardgelders, en door het genoegzaam bewilligen<br />

in de Nationaale Sinode, den Prinfe volkomen<br />

voldaan zouden hebben. De Ledenhadden<br />

zelfs, op den dertigften van Oogstmaand,<br />

met genoegzaame eenpaarigheid van ftemmen ,<br />

beflooten, de twee ProvinciaaleSinoden, die<br />

de Nationaale Sinode moesten voorgaan, t£<br />

doen befchryven: 'twelk, weinige dagen daar<br />

na, gefchiedde. Want, fchoon Gouda, Schoon<br />

hoven, Briele en Alkmaar zig ongelast ver<br />

klaard, en Leiden en Rotterdam zig op hun<br />

ne Penfionarisfen beroepen hadeten, hadden zy<br />

nogtans, verftaan, dat men de twee Sinodei<br />

befchryven zou, zo zy, in vier of vyf dagen<br />

fO ReM. Holl. -KV, 3t Aug. ito** ft*, * B<br />

^N<br />

\ D<br />

yj l<br />

iltan Leve- v*A »• de Groot. U, m .<br />

R 4<br />

1618.<br />

Reden<br />

van de?<br />

buitengewoonsverandering<br />

der<br />

Regeeringe,<br />

ia<br />

verfcheiden'<br />

Ste»<br />

den van<br />

Holland,<br />

geen nader befcheid bragten («): t welk me d<br />

gevolgd was. De eenigheid onder de Lede 1<br />

van Holland fcheen, derhalve, herfteld, m d<br />

eewigtigfte punten, waarover men, te vooren<br />

verfchild hadt. Doch de zaak der drie gevat<br />

genen hadt een nieuw verfclul veroorzaak<br />

Die van Rotterdam hadden fterk aangehoude n Pooglnbv<br />

den Prinfe, dat men de Groot ontflaan,oi ' gen van<br />

ten minften, in zyn huis te Rotterdam, ve<br />

' verfcheir<br />

' den' Ste*<br />

zekeren zou (v). Die van Leiden begeerde 1* den,ten<br />

dat Hogerbeets, volgens de Privilegiën, bn 1- voorde^'<br />

; N 1Q des


Iöi8.<br />

gevangenen.<br />

-<br />

J.<br />

aö 4 VADERLANDSCHE XXXIX. BOEK,<br />

nen hunne Stad, te regt gefteld werdt. De Prins<br />

wees hen naar de algemeene Staaten. Doch zy<br />

beweerden beide, dat zyne Doorlugtigheid,<br />

als Stadhouder van Holland, gehouden was,<br />

de Privilegiën voor tp ftaan. Maar de Prins<br />

bleef by zyn eerfte antwoord (V). Van fommigen<br />

wordt ook verhaald, dat, in eenige Steden,<br />

beflooten was, ter naaster Dagvaart, aan<br />

te houden op het ontflag der gevangenen, en<br />

te verklaaren „dat men, daarna, befchnldi-<br />

5, gingen, in orde, tegen hen hooren wilde,<br />

„ die, ZQ ze binnenlandfche zaaken betroffen,<br />

„ door die van Holland alleen, zouden moe-<br />

„ ten geoordeeld worden. Voorts, dat menden<br />

„ Prins verzoeken ZQU , tot handhouding der<br />

„ voorregten. Doch zo zulks, ten eerfte, niet<br />

„ vallen wilde, zou men geen onderzoek<br />

„ der gevangenen toelaaten, dan in 't bywe-<br />

9 zen der Ambasfadeuren van Frankryk, En-<br />

9 geland en Zweeden, en ten overftaan van<br />

9 Gedeputeerden van alle de Leden van Hol-<br />

„ land . en Westfriesland, ?onder welker ken-<br />

9 nis en bewilliging, ten voprnaamften dee-<br />

, le, nipt zou worden voortgevaaren. Doch,<br />

, zo de gevangens, of eenigen derzelven ver-<br />

, ftand gehouden mogten hebben met de<br />

, Spaanfchen , A<br />

5<br />

J<br />

J<br />

5<br />

artsn<br />

ertogen , of derzelver<br />

, aanhangers, ten nadeele der Vereenigde Ge-<br />

, westen, en zulks klaar en genoegzaam be-<br />

, weezen werdt; zou men ze handelen, gelyk<br />

, men fchelmen en verraaders behoorde te han-<br />

? del en, anderen ten voorbedde, zondereenig<br />

, mededoogen (V)." Maar de zes Steden ver-<br />

fton-<br />

(w) R. IIOGERIIF.ETS Memor. ly BRANDT II. Deel, lil. 846.<br />

< x~) IJVTÜMUÓO 01. ioat).


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 265<br />

Honden niet, dat men den gevangenen zo veel 1618.<br />

gunst behoorde te doen van hun ontflag en te<br />

regtftelling, in de byzondere Steden, of voor<br />

Hollandfche Regters alleen, te bevorderen.<br />

Dit gefchil ftondt, naar fommiger begrip, nieuwe<br />

zwaarigheden naar zig te lleepen, om welken<br />

te voorkomen, zyne Doorlugtigheid en<br />

eenige Leden van Holland beflooten 00, eene<br />

ongewoone verandering te maaken in de Regeering<br />

van de meeste Steden Men begon dit<br />

werk, zonder uitftel, met het begin van Herfstmaand.<br />

De Predikant Henricus Armldi, die te Merk-<br />

Delft ftondt, en thans in den Haage was, waardig<br />

fchreef, den vierden, xmMartinusGregorius, fchryven<br />

van den<br />

Raadsheer in den Hove van Gelderland, wePredigens den toefland deezes tyds „ dat hy, dien kantAr- „ dag, den Prinfe gefproken, en hem bekom- noldi.<br />

„ merd gevonden hadt; dat de Steden van<br />

„ Holland begeerden, dat men de gevangens,<br />

„ voor derzelver eigen' Vierfchaar, te regt<br />

„ ftelde, zo men haaren Privilegiën geen ge-<br />

„ weid aan wilde doen; dat de gevangens, on-<br />

„ dertusfchen, buiten alle zwaarigheid waren,<br />

„ en de Staat verlooren, zo de Prins haar,<br />

• hierin, te wille was: doch dat men, veel-<br />

„ ligt, in eenige Steden, den Vroedfchappen re-<br />

L kenfchap van hun bedryf afvorderen, en tot<br />

„ zifting komen zou: en dat men hoopte, dat<br />

„ alles wel zou uitvallen, zo dit gebeuren mogt<br />

„ (2)." Ook gebeurde het laatfte, kort hierop.<br />

Den zevenden van Herfstmaand , maak­<br />

VI.<br />

te de Prins de eerfte verandering, binnen Prins<br />

Schoon- Maurits<br />

(y) SATJDE VI. Hoek, bl. Zo.<br />

• z) Zie ilerjen Jiricf êy IlRAsmr II. Heel, bl. 848. Zie ook<br />

UÏTENBOO. Leven Cap. XI. bl- 20I.<br />

R 5.


16(8.<br />

veranderi<br />

de<br />

Regeering<br />

te<br />

Schoonhoven<br />

,<br />

* Elf*<br />

tenrs<br />

in den<br />

Jkielc,<br />

te Delft,<br />

te Schiedam,<br />

te<br />

Gorinchem,<br />

te<br />

Oudewater,<br />

te<br />

Woerden<br />

, en<br />

te Mon<br />

nikendaiü.<br />

Moeite<br />

met deezeverandering,<br />

te<br />

Heem.<br />

a66 VADER.LANDSCHE XXXIX.BOER,<br />

Schoonhoven, daar de dienende Wethouders,<br />

Vroedfchappen en * Kiezers ontflaagen werden<br />

, en anderen, door den Prinfe, in derzelver<br />

plaatfen gefteld. Op den tienden, gefchiedde<br />

het zelfde, in den Briele. In beide deeze Steden<br />

, lag eene bezetting van eenige vendelen,<br />

die t'eenemaal afhingen van den Prinfe. Zyne<br />

Doorlugtigheid, van hier, naar Delft getrokken<br />

, deedt, aldaar, gelyke verandering, op den<br />

vyftienden. Hier lag, insgelyks, gewoone bezetting.<br />

Van Delft, toog hy naar Schiedam,<br />

naar Gorinchem, naar Oudewater, en naar<br />

Woerden, op alle welke Plaatfen, nog in Herfstmaand,<br />

verandering gefchiedde in de Regeering.<br />

Te Monnikendam, volgde zulks, op den<br />

eerften van Wynmaand. In deeze kleine Steden,<br />

was de Prins genoeg befchermd door zyne<br />

Lyfwagt, die, onlangs, ter gelegenheid van een<br />

los gerugt wegens een'toeleg op 's Prinfen leeven<br />

? merkelyk vergroot zynde (a), toen hy, den<br />

dertigften van Herfstmaand, binnen Monnikendam<br />

kwam, uit driehonderd foldaaten beftondt<br />

(è). Tegen welke menigte, niemant het hert<br />

hadt, zig te verzetten. De verandering gefchiedde,<br />

derhalve, hier, en in grooter en fterker<br />

Steden, daar bezetting lag, zonder eenige moeite.<br />

Maar, te Hoorn, hadt dit werk meer voeten in<br />

de aarde. Hier lag geene bezetting, en het voornaamfte<br />

lighaam der burgerye hieldt het me^<br />

de tegenwoordige Regeeringe. Sommigen melden<br />

, dat de Prins, al vroeg in 't voorjaar, bezetting<br />

in Hoorn hadt zoeken te werpen; doch<br />

dat<br />

((t~l UvTF.NBor.. bl. roti.<br />

( bi IIIMND? |1> Ueel, bl, 8.5c, 851, 852. Jlyvoe^f. bl. yjz*


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 267<br />

dat de knegten, door 't ys en tegenwind, belet<br />

zynde gelykelyk aan te komen, op bevel<br />

van Burgemeesteren , buiten gehouden waren<br />

(c). De Prins bevondt zig, na 't veranderen<br />

der Regeeringe te Monnikendam, in de<br />

nabuurige Stad Edam, daar egter geene verandering<br />

gemaakt werdt, zo ver my gebleeken<br />

is. Hier kreeg hy kennis, dat men, te Hoorn,<br />

Vroedfchap belegd, en in dezelve beflooten<br />

hadt, hem te ontvangen, zo hy zig derwaards<br />

begave: Hy vertrok dan, des anderendaags,<br />

den tweeden van Wynmaand, van Edam, en<br />

was reeds naby Hoorn, toen men hem, uit den<br />

naam der Wethouderen en Raaden, verzogt,<br />

dat hy toch met geen groot gevolg in de Stad<br />

komen wilde. De Prins vondt dit verzoek zeer<br />

ontydig. Hy antwoordde „ dat hy bereid was,<br />

eenen anderen weg te neemen, zo die van<br />

Hoorn hem niet in de Stad hebben wilden.<br />

„ Doch dan zou hv zien, wat hem, naderhand,<br />

te doen ftondt. 'Wat zyn gevolg betrof, dat<br />

wilde hy niet verminderen , ook niet van<br />

„ een' eenigen Paadje." De afgezondenen<br />

hieldt hy, ondertusfchen, by zig, tot dat hy<br />

aan de Stad gekomen was. Hier was de Poort<br />

geilooten, op 't winket na. De afgezondenen<br />

vooruit getreden zynde, om der Wethouderfchap,<br />

die, buiten de poort, op 't Hoofd,<br />

ftondt, verflag te doen, beflootmen, terftond.<br />

den Prins, met zyn gevolg, binnen te laaten<br />

De Schuttery was in de wapenen : tusfchen twee<br />

ryeu van welke, de Prins begeleid werdt, to<br />

aan zyne herbe-rge, tegen pver welke, eene<br />

(c) VEpus Hoprn, bl. 559,<br />

hou<br />

9e Prins<br />

:rekt vaa<br />

Edam<br />

derwaards.<br />

Men laat<br />

hem binnen<br />

met<br />

zyn gevolg.


Ï6(8.<br />

Schuttery<br />

bezet<br />

eenige<br />

plaatfen.<br />

De<br />

Vroedfchap<br />

verzot kt<br />

dat 'er<br />

geene<br />

veranderinggemaakt<br />

M'orde<br />

dan door<br />

«68 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK,<br />

houten Loots, voor '5 Prinfen muskettiers, opgeflaagen<br />

was. Men hieldt de maakyd met zyne<br />

Doorlugtigheid, met groot betoog van wederzydfche<br />

vriendelykheid. Doch 't bezetten van<br />

't Stadhuis, de Waage, de wagthuizen en<br />

poorten , door twee vendelen Schutters, op<br />

heimelyk bevel der Wethouderfchap, baarde<br />

byfter omzien, onder den Adel van 'sPrinfen<br />

gevolg. Ook haakten veele fchutters, om aan<br />

den man te komen met de muskettiers; en de<br />

Stad ftondt in gevaar van in eene zorgelyke<br />

beroerte te vallen, hadden de Wethouders, hiertoe<br />

, maar het minfte verlof willen draagen,<br />

Doch zy vonden raadzaamer, zig ftil te houden.<br />

Ook hielden zig eenige Burgers gereed,<br />

om den Prinfe de hand te bieden, zo men hem<br />

tegenftand wilde doen. Des morgens, ontboodt<br />

zyne Doorlugtigheid de Hopluiden der Schut-r<br />

terye, hun afvraagende, waarom zy zo fterk<br />

waakten ? daar hy hun, immers, geene reden<br />

gegeven hadt, om hem te mistrouwen. Zy berie<br />

pen zigopdenlastvanBurgemeesteren, en deezen<br />

op de Vroedfchap, die, terftond, byeengeroepen<br />

zynde, den Prins, gelykerhand, kwam<br />

verzoeken „ dat hy geene verandering maaken<br />

„ wilde in de Wethouderfchap," daar by voegende<br />

„dat zulks met de Privilegiën ftreedt,<br />

„ welken zy verpligt waren voor te ftaan; dat<br />

„ 'er ook groot misnoegen, twist en onrust uit<br />

„ ontftaan zou, onder de burgerye. Hadt men<br />

„ op iemant iet te zeggen5 men zou hem aan-<br />

„ klaagen, en zyne verantwoording hooren,<br />

„ Den fchuldigen mogt de Prins afzetten, of<br />

„ anders ftraffen. Zy waren bereid, zig met<br />

„ eede te zuiveren van 't gene hun nagegeven,<br />

„ werdt,


3CXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 269<br />

j, werdt, dat zy zyner Doorlugtigheid zouden<br />

hebben willen den voet ligten, of zyn voo-<br />

5, rig gezag verminderen." Eindelyk, baden<br />

ze ,jdat, zo hy immers iet wilde veranderen, hy<br />

„ liever 't getal der Vroedfchappen vermeern<br />

deren wilde, met eenige Perfoonen, ter zy-<br />

„ ner keuze." Deeze laatfte voorflag fcheen<br />

den Prinfe te behaagen, waarna men, op zyn<br />

fterk aanhouden, den fchutteren beval naar<br />

huis te gaan. Toen, vernieuwde de Vroedfchap<br />

haar voorig verzoek. De Prins nam aan,<br />

zig daarop, met den eerften* te zullen beraaden,<br />

en haar dan wederom te ontbieden. Dus<br />

verliep deeze dag, en de volgende. Maar op<br />

den derden dag, zynde den vyfden van Wynmaand,<br />

wanneer nu verfcheiden' vendelen<br />

knegten, uit Friesland en van elders, te fchepe,<br />

aangekomen waren in de haven; liet de<br />

Prins de Magiftraat byeen roepen op 't Stad­<br />

huis, om zyne meening te verftaan. Zy was zo De Re­<br />

dra niet vergaderd, of de Prins, verzeld van geering<br />

veele Edelen, en van eenige honderden foldaa­ wordt<br />

veranten<br />

, die zig, in eene halve maan, op de markt deid.<br />

plaatften, tradt naar 't Stadhuis, bedankte de<br />

geheele Vroedfchap, en ontfloeg ze van eed en<br />

dienst Doch agt oude Vroedfchappen werden,<br />

terftond, wederom aangenomen, en de plaats<br />

der twaalf, die verlaaten bleeven, met twaalf<br />

nieuwen, gevuld. Voorts, werden 'er vier nieuwe<br />

Burgemeesters gefteld; Na den middag,<br />

zette de Prins ook eenige Hopluiden der fchutterye<br />

af. Doch de Schepens, Weesmeesters en<br />

andere Amptenaars liet men hunne ampten<br />

behouden, onaangezien 'er verfcheiden' ontiïaagen'<br />

Vroedfchappen onder waren. Da<br />

Schoul<br />

1618.<br />

vermeerdering<br />

van hasr<br />

getal.<br />

De<br />

Schutterstrekken<br />

af.-


1618.<br />

Dit gefchiedc<br />

ook te<br />

lVIedenblik,<br />

en te<br />

Alkmaar.<br />

&?o VADERLANDSCHE XXXIX BOEK.<br />

Schout, den Prinfe gevraagd hebbende, hoe V<br />

daarmede gaan zou ? kreeg tot befcheid, daar<br />

Is al genoeg veranderd, ja al te veel. Zyne Doorlugtigheid<br />

, eene bezetting van negenhonderd<br />

of duizend man, onderden Luitenant Kolonel<br />

Ei/inga, een' gefchikt' Friesch' Edelmap, binnen<br />

Hoorn, gelaaten hebbende (£), begaf zig,<br />

des anderendaags, naar Enkhuizen, daar geene<br />

verandering gefchiedde. Van hier toog hy<br />

op Medenblik, alwaar, op den agtften, elf'<br />

Wethouders verlaaten bleeven, en vyf ouden<br />

van nieuws aangefteld (e). Van Medenblik,<br />

nam de Prins zynereize naar Purmerende, en,<br />

van daar, zonder iet veranderd te hebben, naar<br />

Alkmaar. Hier was zyne Lyfwagt, den agtften,<br />

reeds binnen gekomen. Hy volgde, den<br />

tienden, verzeld met omtrent honderd wagens,<br />

van welken eenigen der voorften omtrent honderd<br />

muskettiers voerden. De Schuttery was<br />

in de wapenen. Doch 's Prinfen Lyfwagt hadt<br />

het Stadhuis bezet. Ook lag 'er een vendel<br />

Schotten in de Stad, welk, insgelyks, in't geweer<br />

ftondt. De Prins, op den elfden, verfeheenen<br />

zynde in de Vroedfchap, die toen uit zevenentwintig<br />

Leden beftondt, ontlloeg ze allen<br />

van eed en dienst; en ftelde, van nieuws, ee*<br />

ne Vroedfchap van vierentwintig Perfoonen<br />

aan, onder welken, maar agt ouden waren*<br />

Onder de zestien nieuwe Vroedfchappen, waren<br />

'er vyf, die, in den jaare 1610, door Gemagtigden<br />

der Staaten van Holland, van hunne ampten<br />

verlaaten geweest waren. Voorts werden,<br />

hier*<br />

(V) Vattin Hoorn* bU r.r,f.<br />

(r) BAUDART. Memor. X. Kwl* bU 68. KRASDT II. Bee! t<br />

Ui 857. Bjv bL w


XXXIX. BOEK. HISTORIE. a?l<br />

hier, ook nieuwe Burgemeesters en Schepens I5I8»<br />

gefteld Cf).<br />

Na dat, in zo veele Steden, de hekken der VU<br />

Regeeringe verhangen waren, keerde de Prins De Prini<br />

wordt,<br />

naar den Haage, alwaar de Staaten van Hol­<br />

door de<br />

land, reeds, gedeeltelyk, uit afgevaardigden meeste<br />

der nieuwe Regeeringe, beftaande, al in Herfst­ Leden,<br />

maand, byeen gekomen waren. Zyne Door­ der Staaten<br />

, belugtigheid,<br />

den twaalfden, te rug gekomen, dankt, en<br />

en, door de Staaten verwelkomd zynde, deedt verzogt ,<br />

hun, vervolgens, aandienen „ dat hy, hoewel gelyke<br />

>? ongaarne , genoodzaakt was geweest, tot verandering,<br />

in<br />

n wederbrenging van de rust en eenigheid in andere<br />

5, den Lande, zig, met groote moeite, en, Steden,<br />

„ niet zonder gevaar, te begeeven naar eeni te doen.<br />

}, ge Steden van Holland en Westfriesland, en,<br />

„ aldaar, voor eenen korten tyd, de Burge-<br />

„ meesters, Schepens en Vroedfchappen te<br />

w ontdaan, en dezelfden, of anderen, in derzel-<br />

„ ver plaatfen, te herftellen, zonder, daarby,<br />

nogtans, te verftaan, der byzondere Steden<br />

„ geregtighéid of privilegiën , eenigermaate,<br />

„ verkort, of iets byzonders daarin gezogt te<br />

„ hebben, anders dan de vordering van den<br />

i 9 dienst van den Lande. Dat deeze verandeft<br />

ring, in eenige Steden, nog niet was gefchied,<br />

ft alwaar zyne Doorlugtigheid dezelve niet<br />

f, minder noodig hieldt, dan in de Steden, daar<br />

ft zy gefchied was. Waarop hy de meening van<br />

„ de Vergadering begeerde te verftaan, op<br />

dat hy alles, met de beste orde, en, tot de<br />

ft meeste rust en dienst van den Lande, mogs<br />

„ konnen verrigten." De Edelen en meeste<br />

Le-<br />

(ƒ") BBANtïT II» Detl, tl. 857»


)6I8.<br />

VIII.<br />

Zyne<br />

Doorlugtigheidverandert<br />

de<br />

Redering<br />

te<br />

Leiden,<br />

272 VADERLANDSCHE XXXIX. BOEK;<br />

Leden verftonden ,3 dat men den Prins, voor<br />

^ de genomen' moeite, bedanken' zoü, te<br />

ft gelyk , verklaarende j dat men vertrouw-<br />

„ de, dat hy in alles, 's Lands best beoogd<br />

„ hadt, en ten zynen goedvinden fbJ.le, of<br />

„ hem, zo hy 't noodig vondt, verzogt, in<br />

„ andere Steden en Plaatfen, van gelyken, te<br />

ft willen doeh: waartoe men hem Wilde onft<br />

derfteunen." Maar Haarlem, Leiden eft Rotterdam<br />

verklaarden zig ongelast, om hierop te<br />

ftemmen. Gouda ftelde de zaak ter befcheidenheid<br />

van den Prinfe. 't Befluit der Leden<br />

den Prinfe zynde aangediend, verklaarde hy,<br />

op nieuws ,5 in 't gene gedaan en nog te doen<br />

ft was, geen ander inzigt te hebben,- dan de<br />

„ vordering van den dienst en rust van den<br />

n Lande, zonder dat 'er iet byzonders onder<br />

*, gemeend of gemengd ware, Ook buiten bc-<br />

' n nadeeling van de geregtigheden en Privile-<br />

„ gien des Lands en der Steden." Voorts, begeerende<br />

„ dat van deeze zyne verklaaring<br />

„ aantekening gehouden mogt worden , tot<br />

„ meerder kennisfe van zyne goede en opregft<br />

te meeninge (g)"<br />

Hierna, zondt de Prins zyne Lyfwagt en<br />

eenig ander Krygsvolk naar Leiden, en begaf<br />

zig, opdentwee-éntwintigften, in perfoon der-<br />

waards. Nu, of al vroeger, hadt hy zynen broeder,<br />

Fredrik Henrik, gevergd, hem té verzeilen;<br />

doch deeze hadt zulks, heufchelyk .geweigerd<br />

, begeerende, dat zyne Doorlugtigheid hem<br />

toch niet zou medeneemen, in eenige Steden van<br />

Hol-<br />

(g) Refol. Hol'f. 12,- 19 O,7o'. i6i8. , 307. fyBRAm>¥<br />

II.- ü'.el, bl, »52«


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 273<br />

Holland (/O- Des anderendaags, werdt de<br />

Vroedfchap, te Leiden, ontflaagen: en, ter- -<br />

ftond daarna, eenigen wederom herfteld. Doch<br />

twee-entwintig van de veertig bleeven geheel<br />

verlaaten. Onder de nieuwe Vroedfchappen ,<br />

waren 'er eenigen, die zig, wegens t ftuk der<br />

Waardgelders, gekant hadden tegen de voorige<br />

Regeering, en een, die zynen naam getekend<br />

hadt, in den kring, waarvan wy boven<br />

m gewaagden. De Hopluiden der Schuterye,<br />

Èv den Prinfe ontbooden zynde, werden tot<br />

eenigheid en onderwerping aan de Wethouderfchap<br />

vermaand. Om 't graauw, welk reeds<br />

gaande werdt tegen de Remonftranten, te fluiten,<br />

deedt de Prins, met goedvinden der Magiftraat,<br />

allen overlast en moedwil, by open­<br />

baare afkondiging, verbieden (k). .<br />

Van Leiden, trok zyne Doorlugtigheid naar<br />

Haarlem. Binnen deeze Stad, waren, den vierentwintigften<br />

, drie vendelen gezonden, behalve<br />

'sPrinfen Lyfwagt. Dit volk ftondt, by<br />

de aankomst van den Prinfe, in 't geweer. Doch<br />

den fchutteren, die ook in de wapenen gekomen<br />

waren, hadt de Prins belast, af te trekken<br />

m. Hy kwam, ten vier uuren, met een<br />

gevolg van omtrent tagtig wagens, in de Stad.<br />

Voorts, de gantfche Vroedfchap, tegen s anderendaags,<br />

op 't Stadhuis ontbooden hebbende<br />

ontfloeg hy ze van eed en dienst. Daarna<br />

ontboodt hy de nieuwe Vroedfchappen, onder<br />

f*) UYTENBOO. Dagreg. ly BRANDT II. Deel, 11. 873.<br />

[k] QaiWs Leyden, bl. 507. BAUDART. Memor. X. Boek«<br />

bl. />», 69. UYTENBOG. bl. oio, 10x0.<br />

(-/) BAUDART. Memor. X. Soek, bl. 09.<br />

X. DEEL. S<br />

te Haai-;<br />

lem,


tói 8.<br />

te Rotterdam<br />

,<br />

m VADERLANDSCHE XXXLX.BOEK:<br />

der welken hy dertien ouden herftelde. Negentien<br />

bleeven 'er verlaaten. Ook werden 'er<br />

nieuwe Burgemeesters en Schepens gefteld. De<br />

Hopluiden der Schutterye tot gehoorzaamheid<br />

vermaand, en allen overlast, gelyk te Leiden<br />

gefchied was, by afkondiging, verbooden hebbende<br />

(tri), keerde de Prins naar den Haage. 's<br />

Daags na de verandering der Regeeringe te<br />

Haarlem, kwam de Penftonaris de Haan, te<br />

rug gekeerd van de Dagvaart, welke hy, tot<br />

hiertoe, bygewoond hadt, in de Kamer van<br />

Burgemeesteren. Arend Meindertszoon, die<br />

toen voorzat, vraagde hem, wat hy daar te doen<br />

hadt. Ik kom, was het antwoord, om, naar gewoonte,<br />

verflag te doen van V gene op de Dag<br />

vaart is voorgevallen. Doch de Burgemeester<br />

zondt hem naar huis, zeggende, dat men hem<br />

wel ontbieden zou-, als men hem noodig hadt.<br />

Maar als niemant, in twee maanden tyds, zynen<br />

dienst vereischte, verftoutte hy zig, den Burgemeester<br />

te vraagen, wat men met hem voorhadt ?<br />

U te verlaaten van uw ampt, zeide men hem ,<br />

zonder dat men zig gehouden agt, u reden te gee<br />

ven. Dit gefchiedde ook, terftond. Naderhand ,<br />

van verfcheiden' kanten, gewaarfchuwd, dat<br />

men hem zou vasthouden, week hy, in den aanvang<br />

des volgenden jaars, ten Lande uit (n).<br />

Van Haarlem, begaven zig, op 'sPrinfen last,<br />

twee vendelen, onder deGraaven Ernst en Jan<br />

van Nasfau, naar Rotterdam : alwaar nog een<br />

Fransch vendel lag. Zy kwamen 'er, op den negenentwintigften<br />

van Wynmaand, gevolgd van 's<br />

Prin-<br />

Cm) AMPZIN'Ó ttaarl. bl. 484. SCHREVEL. Haaxl. 153,<br />

BRANOT II. D cl. bl. 862. Byy.. bl. 005,<br />

C'ij BRANUT Recbtspl, bl. 242 enz.


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . a? 5<br />

PrinfenLyfwagt: en eerlang van den Prinfe zelv'.<br />

Des anderendaags, werdt de Regeering veranderd<br />

Zeven oude Vroedfchappen werden,<br />

óp nieuws, aangenomen: vyftien geheel verlaaten:<br />

twee waren overleeden: voorts, werden<br />

'er nieuwe Burgemeesters en Schepens ge<br />

fteld, en de Hopluiden der Schutterye, naai<br />

gewoonte, tot gehoorzaamheid vermaand.<br />

Ten zelfden dage, zondt de Prins een vendel<br />

knegten naar Gouda, en, den volgenden dag.<br />

zyne Lyfwagt (o> Doch eer hy zelf, derwaards, ><br />

vertrok, ontdekte hy iet, te Rotterdam, twelk<br />

hem, zo men meent, zeer misnoegd maakte, »<br />

op de Groot. In het Eedboek der Stad, wa;<br />

de gewoonlyke eed der Amptenaaren gefteld »<br />

in eenen tyd, dat Prinfe Willem de hooge O<br />

verheid was opgedraagen: waarom, in deeze:<br />

eed, gewaagd was van getrouw te zyn aan de:<br />

Prinfe van Oranje. Doch na 's Prinfen dood<br />

hadt Oldenbarneveld, die toen hier PenfionJ<br />

ris was, volgens een befluit der Vroedfchap i<br />

in den eed, gefteld, in plaats van aan denPrit<br />

fe van Oranje, aan de Hooge Overheid van Ho<br />

f_<br />

land. In de Groots tyd, in 't jaar 16x6, w; IS<br />

hierby nog eene kleine verandering gekomen<br />

in gevolge van een befluit der Vroedfchar *<br />

gefchreeven met de hand van den Sekretai is<br />

Anthony van der Aa, ter gelegenheid, datfoti 1-<br />

migen den algemeenen Staaten de hooge ( )-<br />

verheid der Landen begonden toe te fchryvei i><br />

Men ftelde, naamlyk, agter de woorden Hoo. re<br />

Overheid, tot verklaaring, dat is, de Staaten vt m<br />

Holland. Nu hadt men den Prinfe diets g e-<br />

maak<br />

BRANDT II. Deel, bh 864.<br />

S 2<br />

'£ 1618.<br />

» •


276" VADERLANDS CHE XXXIX. BOEK?<br />

1618. maakt, dat de Groot den naam zyner Doorlugtigheid<br />

, met eigen' hand, in den eed, doorgefchrabt<br />

hadt. Hy begeerde dan, enkelyk, het<br />

Eedboek te zien, en vondt'er de gemelde veranderingen<br />

; die de Groot, zo hy zelf, naderhand,<br />

begreep, veel kwaads deeden by den<br />

Prinfe, by wien hy, hier,thans geenen verdediger<br />

hadt (/>).<br />

en te Zyne Doorlugtigheid, van Rotterdam naar<br />

Gouda. Gouda vertrokken , veranderde, aldaar, de<br />

Hegeering, op den eerften van Slagtmaand.<br />

Fien Vroedfchappen bleeven hier verlaaten.<br />

koorts, werden 'er vier nieuwe Burgemeesters<br />

i jefteld. Doch de Schepens bleeven in hunne<br />

1 )edieningen. De Hopluiden der Schutterye<br />

( leeden ook belofte van getrouwheid aan dete-<br />

De Prins | ;enwoordige Regeeringe (jf). Van Gouda, trok<br />

kouu ie ( le Prins naar Amfterdam, daar hy, den tweeAmtierlen<br />

van Slagtmaand, werdt ingehaald, metaldain.<br />

j<br />

e betoog van eere, ftaande de twintig vende­<br />

1 en fchutters en de drie vendelen Stads foldaa-<br />

t en in 't geweer. In deeze Stad, die, federt ee-<br />

1 iige jaaren , de meening, welke nu boven-<br />

C reef, gevolgd hadt, in 't ftemmen ter Dagr<br />

\ aart, fcheen geene verandering der Regeeinge<br />

vereischt te worden, gelyk ze ook niet<br />

X<br />

efchied was, te Enkhuizen, te Edam, en te<br />

i 'urmerende, die, altoos, met Amfterdam ge­<br />

i<br />

temd hadden. Doch als men zig herinnert, 't<br />

;ene wy, te vooren, hebben aangemerkt, dat<br />

i<br />

e befluiten der Vroedfchap, hier, geduurig-<br />

c<br />

yk, door eene meerderheid van zeer weinige<br />

1<br />

temmen, gemaakt waren, en daarby bezeft,<br />

f<br />

hoe<br />

(_p) IC BRANDT Leven van H, de Groot, bl, 156,<br />

DIUNDT, II. Deel, bl. iój.


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . '277<br />

hoe ligt zulk eene meerderheid, door derven \6i%.<br />

of andere toevallen , de minderheid worden<br />

kan, zalmen, zonder moeite, begrypen,dat<br />

de meerderheid hier ook belang vondt by de<br />

verandering; waarom zy 'er, meent men, den<br />

Prins toe bewoogen heeft. Op den derden van Hy ont-<br />

Slagtmaand, 's morgens ten tien uuren, verflaat hie<br />

ook de<br />

fcheen de Prins in de Raadkamer, alwaar de<br />

Vroed­<br />

Vroedfchap, door zynen last, byeengeroepen fchap.<br />

was. Hy deedt 'er dit voordel: „ myne Hee-<br />

„ ren, dewyl hier, in den Raad, gelyk ook in<br />

„ andere Steden, groot verfchil is geweest, o-<br />

„ ver zaaken en gefchillen van Godsdienst en<br />

„ Regeeringe, waaruit verdere zwaarigheden<br />

„ zouden mogen ontdaan; zo ben ik hier ge-<br />

„ komen, uit last van de Regeerders des Lands,<br />

s? om ook daarin te voorzien, gelyk ik, in an-<br />

„ dere Steden, gedaan heb. Ten dien einde,<br />

5, bedank ik deeze zesendertig Raaden voor<br />

„ hunnen dienst, en ontda ze van hunnen eed,<br />

„ ook van den eed en 'tregt, welk hun, als<br />

„ Schepenen geweest zynde, in 't kiezen van<br />

„ Burgemeesteren, toekomt." Hierby, voegde<br />

hy „ dat hy van deezen last en moeite gaarne<br />

„ verfchoond was geweest; maar dat de hooge<br />

„ nood en dienst van den Lande dit vereisch-<br />

„ ten, om alle misverdanden en oneenighen<br />

den, die 't Land kwelden, weg te neemen<br />

„ en voor te komen (r)." Terwyl de Raaden<br />

vast opdonden, om te vertrekken, vraagde de<br />

Oud - Burgemeester , Kornelis Pieterszoon<br />

Hooft, den Burgemeesteren, JakobHoing en<br />

Dirk Bas, of zy, daarop, niets begeerden te<br />

BAUDART. Memor. X. Boek, hl 69, 70.<br />

s 3 :<br />

zeg,


078 VADERLANDSCHE XXXDLBOEK.<br />

zeggen. Zy zeiden neen; en niemant anders o<br />

penbaarde zig. Hooft verklaarde toen, dat hy<br />

Aan­ zig verpligt vondt, kortelyk, iet voor te ftelspraaklen<br />

: waartoe verlof verzogt en verkreegen heb­<br />

van den<br />

Oud-Burbende van zyne Doorlugtigheid, hief hy aan,<br />

gemees op deezen zin: „ 't Zal, doorlugtige Vorst, op<br />

terKor- „ Lichtmisfe eerstkomende, vyfendertig jaanelbPie­<br />

„ ren zyn, dat ik in den Raad ben beroepen,<br />

terszoon<br />

„ en, geduurende al dien tyd, heb ik myne<br />

Hooft<br />

aan zyne „ genegenheid tot het Huis van Nasfau dik-<br />

Doorlug­ „ wils betoond. Dikwils ben ik, van deezer<br />

tigheid.<br />

n Stede wege, ter Vergaderinge van Holland^<br />

ook ter Generaliteit verfcheenen. Verfchei*<br />

„ den' misverftanden zyn, in dien tyd, tusn<br />

fchen deeZe Stad en de Steden Haarlem en<br />

n Leiden, ontftaan, die ter fcherpe, geregten<br />

lyke en andere handelingen uitborften; zo<br />

„ dat men goedvondt, uwe Vorftelyke Door-<br />

„ lugtigheids tusfchenfpraak en bemiddeling *<br />

n daarover , te verzoeken, waardoor die vern<br />

fchillen, eindelyk, waren nêergeleid (a);<br />

„ Des agt ik my gelukkig, dat ik myn ge-<br />

„ moed, in deeze gefteltenis van zaaken, voor<br />

„ uwe Vorftelyke Doorlugtigheid, mag ont-<br />

SJ lasten. Ik zal anders niet zeggen, danditwei-<br />

, ? nigc. De geheele Vergadering van deezen<br />

v Raad was,by duuren eede, verbonden, tot<br />

' voorftand van de voorregten en vryheden<br />

J5 deezer Stede. De Heeren Raaden hebben<br />

„ zig, hierin, totnogtoe, naarbehooren, en,<br />

L met groote eendragt en zorgvuldigheid, ge-<br />

kwee-<br />

^s) Hooft zag , hiermede, op de gefchillen over dm<br />

Overtoom, die, voor eenige jaaren, aan den Prinfe<br />

vcrbleeven waren. Zie Refol. Holl. y April n en xt<br />

Decemb. 1604. bl. 123, 316, 331.


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . a 7 9<br />

n kweeten, met naame omtrent drie punten, 1618.<br />

» die my nu in den zin komen: eerst, om, by<br />

» middel van * beflag op perfoonen of goede * drrest.<br />

„ ren, alhier, regtsgebied te vestigen, en a><br />

v lerlei zaaken bankvast te maaken: 't welk,<br />

tj fomtyds, met groote moeite en onlust, te-<br />

?7 gen eenige Steden, met naame tegen Rot-<br />

5, terdam en Middelburg, is gehandhaafd: ten<br />

n anderen, het Privilegie de non evocando, me-<br />

„ debrengende, dat men geene burgers voor<br />

„ eene vreemde vierfchaar of regtbank mag<br />

5, betrekken: ten derden, dat geene burgers in<br />

„ gevangenis mogen gehouden worden, als<br />

„ zy vermogen borg te ftellen van, teraan-<br />

„ maaninge des Regters, voor 't geregt te ver-<br />

„ fchynen. Doch deeze punten zyn niet te ver-<br />

„ gelyken, by de punten, die nu in gefchil<br />

„ ftaan. 't Is wel waar, dat het welvaaren van<br />

„ den Staat de opperfte Wet moet zyn ; maar<br />

„ ik houde het daar voor, dat zelfs niemant<br />

?, uit den Raad, ter zaake van de ftrydigheid<br />

„ der gevoelens, die, fomtyds, in den Raad<br />

w zyn geweest, eenig befluit poogde te maa-<br />

„ ken, ten nadeele van de Leden, diedemin-<br />

„ fte ftemmen nitbragten, als of die niet, zo<br />

„ wel als de anderen, voor eerlyke en vroo-<br />

„ me luiden, voor goede Patriotten en tegens,<br />

ftanders van Spanje mogten beftaan. En<br />

„ hoewel die Heeren, welken de minfte ftem-<br />

„ men hadden, hun inzigt en gevoelen over<br />

„ de zweevende gefchillen, met goeden ernst,<br />

„ volgens hunnen pligt, voorftelden :> zo heeft,<br />

nogtans, niemant uit hun zig ooit eenige f fa-<br />

•fCtmjplM.<br />

„ menrotting, of iet diergelyks, in \ minfte,<br />

n onderwonden, om de anderen, metflinkfche<br />

S 4 » mid-


28o VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />

1618. n middelen, te verkloeken: waardoor de zaa-<br />

• fy ken ook zyn uitgevallen, gelyk men nu ziet.<br />

w Die ook de Vergaderingen van Holland en<br />

ter Generaliteit wat veel bezogten, weeten,<br />

„ wat ftrydigheden en hevigheden, daar, me-<br />

„ nigmaal, onder de Leden voorvielen; hoe<br />

„ dikwils de zaaken werden uitgefteld, van de<br />

eene dagvaart en vergadering tot de ande-<br />

„ re, tot dat ze, na lang geduld, nog, einde-<br />

„ lyk, tot eene goede uitkomst zyn gebragt,<br />

„ zonder dat men ooit heeft gepoogd, op<br />

„ dusdaanige wyze, tegen iemant te handelen.<br />

„ Indien men zulks, in diergelyke verfchei-<br />

„ denheid van gevoelens, zou hebben gedaan,<br />

„ 't zou een werk zonder einde, en dikwils te<br />

„ doen geweest zyn. Dies bid ik uwe Vorfte-<br />

„ lyke Doorlugtigheid, dat het hem gelieve,<br />

' deeze goede Stad en deeze eerlyke Verga-<br />

M dering te verfchoonen, naar behooren." 's<br />

Prinfen antwoord was kort: Bestevaêr, zeide<br />

hy, V moet nu voor deez'tydzo zyn. De nood en<br />

dienst van 'tLand vereischt het. Op dit woord,<br />

fcheidde de Vergadering (s). Zeven Raaden<br />

bleeven verlaaten van 't Vroedfchaps ampt, te<br />

weeten Tsbrand Ben, Herman van de Poll en<br />

PieterMatthyszoon, Oud Schepens; Doktor Sebastiaan<br />

Egbertszoon en Jakob de Graaf, Oud<br />

Burgemeesters-, Dirk de Vlaming van Oudshoorn<br />

, Oud Schepen, en Laurens JanszoonSpiegeU<br />

regeerend Schepen. De Burgemeesters en<br />

Schepens bleeven in hunne bedieningen. Spiegel<br />

behieldt het Schepens - ampt, en de andere<br />

ontflaagen' Vroedfchappen bleeven in hunne andere<br />

O Aantck. van C. P. HOOFT by BRANDT II. Deel, bl. 8,67*


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 281<br />

dere ampten CO-<br />

D e l a a t f t e<br />

verandering ge­<br />

fchiedde in 'sGraavenhaage, op welks Regeering<br />

de Prins ook misnoegd was, om den tegenftand,<br />

voorheen, den Contraremonftranten<br />

daar ter Stede gedaan. Eenigen hadden gaarne<br />

gezien, dat te Dordrecht ook verandering gemaakt<br />

was. Reinier Pauw, Burgemeester van<br />

Amfterdam, dreef dit fterk, tegen Hugo Muis<br />

van Holy, Schout van Dordrecht. Beide waren<br />

zy zeer gezien by den Prinfe. Men hadt<br />

reeds een' Lyst gemaakt van elf Perfoonen,<br />

welken men meende, dat uit de Vroedfchap<br />

moesten gezet worden. Burgemeester Willem<br />

van Beveren was 'er onder. Doch Muis hieldt<br />

de verandering tegen, aanwyzende „ dat de<br />

„ Wethouders, te Dordrecht, aan eikanderen,<br />

„ door huwelyken en bloed ver vvantfchap ,<br />

n naauw verknogt waren; waarom het onge-<br />

„ lyk van eenigen allen treffen zou." Veelligt,<br />

gebruikte hy nog andere redenen, die bedekt<br />

gebleeven zyn. De Prins, federt, te Dordrecht<br />

gekomen, werdt, door Muis en den Thefaurier<br />

(3), verwelkomd. Zyne Doorlugtigheid<br />

begeerde, na eenige redenwisfeling, het Magazyn<br />

te zien. Toen hy omtrent het Stadhuis<br />

gekomen was, traden zyne Hellebaardiers, gelyk<br />

ze in andere Steden gewoon waren, de<br />

trappen op. Doch de Prins beval hun, datzy te<br />

rug keeren zouden. En als zy 't niet fcheenen<br />

te verftaan, riep de Thefaurier, veel luider,<br />

dat zv, aan de andere zyde, zouden afgaan,<br />

Waar-<br />

CO Lyst der Ilaaden voor de Handv. van Amlt. op 't jaar<br />

Ifii8. BRANDT II. Deel, bl. Só> enz.<br />

(3) Deeze was, meen ik, Kornelis van Terenflein<br />

Aariaamioon.<br />

S 5<br />

If5i8.<br />

Te Dordrecht<br />

,<br />

voor­<br />

komt<br />

men de<br />

verandering.


* gecasfterd.<br />

IX.<br />

Oordeelen<br />

o vet<br />

deeze<br />

veranrie<br />

ring JU.<br />

cSa VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />

Waarop de Prins , lagchende , zeide, Heer<br />

Thefaurier , gy zoudt niet gaarne * afgedankt,<br />

zyn. Burgemeester van Beveren, die verandering<br />

vreesde, hadt zig in huis gehouden. Doch<br />

de Prins verzogt hem, des avonds, by zig, bejegende<br />

hem vriendeiyk, en, als 't gefprek, by<br />

geval, op de Indien viel, deedt hy hem een<br />

treffelyk Boek fchenken, welk van de Indifche<br />

zaaken handelde («). Voorts, vertrok hy uit<br />

Dordrecht, zonder eenige verandering gemaakt<br />

te hebben. Midlerwyl, was, op 's Prinfen<br />

begeercn, het Lid der Ridderfchap van<br />

Holland, in 't begin van Wynmaand, met vyf<br />

van nieuws befchreeven' Edelen vermeerderd :<br />

te weeten, Walraven van Brederode, Heer tot<br />

Brederode, Adriaan van Zwieten, Heer van<br />

Zwieten, Nikolaas van Boekhorst, Heer van<br />

Wimmenum, Henrik van Raaphorst, Heer tot<br />

Raaphorst, en Anthonis van Lynden, Heer van<br />

Kroonenburgen Loenen (j>). Omtrent zes weeken<br />

te vooren, waren de Heeren van Schagen<br />

en Warmond, naar 't fchynt, voornaamlyk,<br />

door 't beleid des Advokaats, onder de Edelen<br />

befchreeven geworden (w): waarom zyne<br />

Doorlugtigheid te noodiger hieldt, de eenigheid<br />

onder dit Lid te bevorderen, door eene<br />

byvoeging van vyf nieuwe Edelen.<br />

In alle de Steden, daar de Prins, ten deezen<br />

tyde, de Wet veranderde, verklaarde hy n dat<br />

„ zulks gefchiedde, om dat de nood en 's Lands<br />

„ dienst zulks vorderden, zonder dat het in ge-<br />

» volg getrokken, of der Steden Privilegiën,<br />

„ d aarra)<br />

Bp.vitiW. Dordrecht, bl. 360. BRANDT U.Deel, bl. 873»<br />

( v 1 Refol. Holl. 15Sept.161R.bl. 286. BAUB.X.Bask, W.70.<br />

(»; Refol. Holl. 2 Aug. 1618. bl. 214.


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . £§3<br />

5, daardoor, benadeeld gerekend zouden worw<br />

den: ook. buiten krenking van de eere, goeden<br />

5, naam en faam der zulken, die verlaaten werw<br />

den (V)." In 't kiezen der nieuwe Wethouderen,<br />

bediende zyne Doorlugtigheid zig, gemeenlyk,<br />

van den raad der zulken, die, in elke<br />

Stad, meest voor de Contraremonftranten gey<br />

verd hadden, en gerekend werden, zulken, die<br />

't met hen eens waren, best te kennen. Zy<br />

voorzagen den Prins, gemeenlyk, vaneen'lyst<br />

der geenen, die zy bekwaam hielden tot de Regeeringe;<br />

waarnaar zyne Doorlugtigheid zig,<br />

doorgaans, fchikte, in het doen der keuze (y).<br />

Doch van de verandering over 't geheel oordeelde<br />

elk, naar hy gezind was. De Contraremonftranten<br />

preezen dit werk, hemelhoog,<br />

en hielden 't voor den grootften dienst, dien<br />

de Prins den Staat en der Kerke immer gedaan<br />

hadt (z). De Remonftranten, en zy, die<br />

der Remonrtrantfche zyde toegedaan waren,<br />

fpraken 'er, daarentegen, kwalyk van, oordeelende,<br />

dat men de beste en eerlykfte Liefhebbers<br />

des Vaderlands, onder welken "er waren<br />

, die de belegeringen van Haarlem, Leiden<br />

en Alkmaar hadden doorgedaan, uit het be­<br />

wind , gezet hadt, om hunne zaak, te zekerer, te<br />

onderdrukken (


It5i8.<br />

fa, plegtiglyk,<br />

over.<br />

284 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK,<br />

werdt eene Akte gemaakt, waarby de Staaten<br />

verklaarden „dat zy, na ryp beraad, meteen-<br />

„ paarige bewilliging en volkomen' magt,<br />

„ verftonden , dat zyne Doorlugtigheid, in<br />

„ deeze niet min dan in zyne voorgaande be-<br />

„ dry ven, zyne opregte zugt, zorge en trou-<br />

„ w e, jegens de Landen van Holland en West-<br />

» friesland, onaangezien menigvuldige ge-<br />

„ vaaren en zwaarigheden , getoond hadt:<br />

„ waarom zy hem, deswege, bedankten; het<br />

„ verrigtte goedkeurden en bekragtigden; met<br />

„ belofte van de nieuwe Magiftraaten, in der-<br />

„ zeiver wettig gezag, te erkennen, te doen<br />

w erkennen en te handhaaven; zullende zulke<br />

„ ingezetenen, die dezelven weigerden te ee-<br />

„ ren en te gehoorzaamen , als verftoorders<br />

„ der gemeene ruste worden geftraft. Ook<br />

„ zouden alle hooge Amptenaars van Regee-<br />

„ ringe, Regt en Oorloge gehouden zyn, hier-<br />

„ toe de hand te bieden, en zyneDoorlugtig-<br />

„ heid in 't byzonder verzogt worden, ten<br />

„ deezen einde, al wat van zyne hooge ampten<br />

en gezag afhing toe te willen brengen,<br />

„ Wyders, zouden 't de Staaten voor aange-<br />

„ naam houden, en 's Prinfen goed oogmerk<br />

„ onderfteunen, zo zyne Doorlugtigheid goed-<br />

5, vinden mogt, op de nadere verzekerdheid en<br />

rust van eenige Steden, nog eenige voorziening<br />

te doen : fchoon zy, met dit alles, vol-<br />

„ grens verfcheiden' verklaaringen van den<br />

„ Prinfe, niet verftonden, de Traktaaten, Pri-<br />

„ vilegien , vryheden en geregtigheden der<br />

„ Landen in 't gemeen, of der Steden of Ingezetenen<br />

in 't byzonder , eemgszins ver-<br />

„ minderd, of eenige Ingezetenen, in hunne


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 285<br />

5, eere, goeden naam en faam, gekwetst te<br />

„ zyn; maar dat dit alles, zo in 't byzonder<br />

„ als in 't gemeen, ftand grypen zou, alzo zulks<br />

voor de rust en dienst der Landen, noodft<br />

zaakelyk, vereischt werdt, en by de Staaten<br />

n verftaan was, alzo te behooren (&)."<br />

Doch 't wordt tyd, dat wy wederkeeren tot<br />

de gevangenen van Staat, op welker zaak de<br />

verandering der Regeeringe van merkelyken<br />

invloed was. Kort na 't vatten des Advokaats,<br />

leverde een der Franfche Gezanten een Vertoog<br />

in , ter algemeene Staatsvergaderinge,<br />

waarby hy verklaarde, verwonderd te zyn 0- [<br />

ver 't gebeurde, en bedugt, dat de Koning, zyn ,<br />

meester, zig daaraan ftooten, en den Advokaat,<br />

mogelyk, in zyne befcherming neemen<br />

zou (c). Doch welk befcheid hierop kwam,<br />

is my niet gebleeken. Weinigtydshierna, vertrok<br />

de buitengewoone Gezant, Boifife, uit<br />

den Haage, misnoegd, om dat de Staaten hem,<br />

zyns oordeels, geen behoorlyk regt deeden,<br />

op de klagten, uit 'sKonings naam, gedaan,<br />

over Francois van Aarfens, nu, door koop,<br />

geworden Heer van Sommelsdyk; wien hy befchuldigd<br />

hadt van, in zeker naamloos gefchrift,<br />

der Majefteit van Frankryk te na gefproken<br />

te hebben (V). Doch de Gezant was<br />

naauwlyks te Antwerpen, of hy keerde, op 's<br />

Konings uitdrukkelyken last, naar den Haage<br />

te rug. Frankryk hadt nog te veel belang, by<br />

de vriendfchap der Vereenigde Gewesten. Boifife<br />

C*) ZzeUefol. Holl. 7, 16, 17 Nay. 1618.bl.341;, 366, 372.<br />

RAUD. Memor. X. Hoek, bl. 70. UYTENBOG. bl. 1012.<br />

(e ) Zie BRANDT II. Deel, bl. 876.<br />

(d) Refol. Holl. 30 Aug. 1618. bl. 260. UYTENBOC. U, 1002,<br />

?M>3, loor, 1008.'<br />

i6it.<br />

X.<br />

Pooftingen<br />

der<br />

Franfche<br />

Gezanten<br />

, ten<br />

jehoeve<br />

Ier gerangeien.


De gevangens<br />

krygen<br />

kennis<br />

van de<br />

Verklaa<br />

s86 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />

fife dan, op den zeventienden van Herfstmaand ,<br />

op nieuws, gehoor verworven hebbende, ter<br />

algemeene Staatsvergaderinge, verzogt ronde<br />

opening van den tegenwoordigen toeftand der<br />

zaaken; den Staaten zyns meesters raad en hulp<br />

aanbiedende. Voor deeze aanbieding werdt zyne<br />

Majefteit, heufchelyk, bedankt. Doch wegens<br />

den liaat der zaaken deedt men flegts algemeene<br />

opening, onder anderen verklaarende<br />

, dat de burgerlyke regeering, door het<br />

voorzigtig beleid des Prinfen, reeds, grootendeels^op<br />

eenen goeden voet herfteld was (


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 287<br />

gen fpreeken. Doch hy kreeg geen antwoord<br />

(&)• Van 't veranderen der Regeeringe gaf men<br />

den gevangenen ook heimelyk berigt. De<br />

Groot kreeg 'er kennis van, door fchryvens<br />

zyner Huisvrouwe (h). De Advokaat ontving<br />

eenige Briefjes, die, omvat in eene dunne<br />

fchagt, in fchoone Saffraanpeeren, geileken<br />

waren. Doch dit middel werdt ontdekt. Een<br />

der bewaarderen des Advokaats, een'peer naar<br />

zig genomen hebbende, vondt 'er een briefje<br />

in, welk deezen zin, in 't Latyn, vervatte:<br />

Verlaat 11 niet op de Staaten van Holland; want<br />

de Prins van Oranje heeft, in veele Steden, de<br />

Magiflraaten veranderd. Dudlei Karleton is<br />

uw vriend niet (t). De oude man friet zig zeer<br />

aan dit veranderen der Wethouderen, 't welk hy<br />

hieldt voor eene daad van oppergezag, welke<br />

hem verfterkte in de vrees, diehy, lang te vooren<br />

, gehad hadt, dat Prins Maurits ftondt naar<br />

de Souverainiteit; fchoon hy verklaarde, nooit<br />

gedagt te hebben, dat hyzig, op zulk eene wyze<br />

, zou hebben meester gemaakt. Zyn dienaar<br />

heeft, ten minfte, lang hierna, gefchreeven,<br />

dat hy zig, in deezer voege, uitliet, in zyn byzyn<br />

(£)• Midlerwyl, was de Advokaat, op den<br />

zevenden van Herfstmaand, overgebragt in de<br />

Kamer, daar de Admirant van Arragon voor<br />

deezen gezeten hadt. Zy was nu tot een'<br />

vasten kerker herbouwd.<br />

Tot hiertoe, waren de gevangens nog niet<br />

ondervraagd. Men begon dit werk eerst met<br />

Hotg)<br />

K. HRANDT Leven van H. de Groot, bl. 139-148.<br />

. (.hj I;RANDT Reclitspl bl. 8.<br />

( i ) ÜAUDAIIT. Memor. X. Hoek, bl. 70.<br />

fk) Aantek. van JAN FRANKEN in ie Wasrast. Hifi. W. 548,<br />

55 1<br />

» 552. 553.<br />

1618.<br />

en van de<br />

veiandering<br />

der Regeeringe.<br />

xr.<br />

Eerfte<br />

jnder-<br />

/raaging


a8§ VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />

16* [8. Hogerbeets , op den zevenentwintigften van<br />

Herfstmaand. De algemeene Staaten, aan wel­<br />

van Hoken en aan zyne Doorlugtigheid, de Staaten<br />

gerbeets. van Holland, al op den vyftienden, de zaak<br />

der gevangenen, by meerderheid van ftemmen,<br />

verbleeven hadden (/), hadden 'er twee Fiskaaien<br />

toe benoemd, Laurens Sylla, uit Gelderland<br />

, en Pieter van Leeuwen, uit Utrecht f»,<br />

waarby, daarna, Anthonis Duik', uit Holland,<br />

gevoegd werdt. Veelligt, verkoos men ze, uit<br />

deeze drie gewesten, om dat deezen het meefte<br />

belang hadden, by 't gene te onderzoeken<br />

ftondt. Nevens de twee eerstgemelde Fiskaalen,<br />

kwamen, in de Kamer van Hogerbeets,<br />

des avonds ten zes uuren, de Voogd uit Gelderland;<br />

Manmaaker uit Zeeland; Adriaan<br />

Ploos, van Utrecht; Zwartfenburguit Friesland,<br />

en Koenders van Groningen. Van welken vyf,<br />

drie, nevens den Prinfe, te Utrecht geweest<br />

waren. De Griffier Henrik Pots verzelde hsn.<br />

Eer Hogerbeets antwoordde, beriep hy zig op<br />

zyn inboorlingfchap van Holland, en op zyn<br />

poorterfchap te Leiden, en verklaarde, door<br />

zyn antwoorden voor vreemden, zyne Privilegiën<br />

niet te buiten te willen gaan. Voorts,<br />

vraagde van Leeuwen, of de Advokaat hemniet<br />

geraaden hadt, het Penfwnarisfchap van Leiden<br />

aan te neemen? Hy ztids neen; doch hy hadt,<br />

uit zig zei ven, des Advokaats raad verzogt, die<br />

hem de zwaarigheden ter wederzyde voorgefteld,<br />

en voorts de vrye keuze gelaaten hadt.<br />

Wegens de Waardgelders, te Leiden aangenomen<br />

, beleedt hy „ dat zulks al gefchied was,<br />

„ voor<br />

( O RRro1.HolMs>S««.'öi8.W.277.JvBa/\NBTlI.O^iW.87'f<br />

f>;) BRANDT Rechispl. bl. 4.


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 289<br />

„ voor hy in den dienst der Stede was gekon<br />

men, en dat hy nietgeraaden hadt,dezelven<br />

„ af te danken, om dat hy niet bevondt, dat<br />

„ zulks tot gerustheid en dienst van de Stad<br />

„ zou hebben geftrekt." Omtrent de handeling<br />

met de Utrechtfche Afgevaardigden, in den<br />

Haage, en met de Staaten, te Utrecht, verklaarde<br />

hy zig, met onderfcheid; doch Ploos<br />

beweerde, meermaalen, dat hy catagorice, of<br />

met ja of neen, behoorde te antwoorden. Dit<br />

was 't voornaamfte, welk, in dit onderzoek,voorviel,<br />

zo ver Hogerbeets zelf zig het, eenen geruimen<br />

tyd daama,wist te binnen te brengen («).<br />

Omtrent deezen tyd, werdt ook Ledenberg<br />

ondervraagd. Zulks was reeds, te Utrecht, gefchied,<br />

op den zesden en tienden van Herfstmaand,<br />

uit den naam zyner Doorlugtigheid.<br />

Hier, hadt hy beleeden „dat de Waardgel-<br />

„ ders, te Utrecht, op aanfchryvens van de<br />

Utrechtfche Afgevaardigden in den Haage,<br />

„ met kennisfe van Oldenbarneveld, en, in ge-<br />

„ volge van een befluit der Staaten, waren<br />

ft aangenomen, tot voorkoming van inwen-<br />

9, dige beroerten. Dat de Advokaat ook geraaden<br />

hadt, in Lentemaand laastleeden,<br />

„ den Prins te verzoeken, dat hy niet te U-<br />

„ trecht wilde komen. Dat het openen van<br />

„ den last aan zyne Doorlugtigheid op het af-<br />

„ danken der Waardgelders uitgefteld was,na<br />

„ dat de Gemagtigden der Hollandfche Sta-<br />

„ den verzogt hadden, de afdanking, nog ee-<br />

„ nigen tyd, te willen ophouden. Dat deeze<br />

ft Gemagtigden, uit zig zeiven, te Utrecht,<br />

» ge-<br />

00 R<br />

- HOGERB. Gertenkfchr. by BRANDT Rechtspl. bl. A«<br />

X. DEEL. T<br />

irStS.<br />

Ondermuigirig<br />

ran Leienbergj<br />

:e U-<br />

[recht.


I6i8.<br />

Men<br />

dreigt<br />

hem me<br />

de pynbank.<br />

s 9o VADERLANDSC11E XXXIX. BOEK.<br />

» gekomen waren;fchoon de Staaten, kort te<br />

55 vooren, op den raad, onder anderen, van<br />

5) Ryzenburg én Moersbergen, beflooten had-<br />

5? den, om eenige Gemagtigden uit Holland<br />

5? te verzoeken (o). Dat deeze Gemagtigden<br />

55 geoordeeld hadden, alles, te Utrecht, in ftaat<br />

55 te zullen konnen houden, als de bezetting,<br />

55 op Hollandfche betaaling ftaande, zig ftil<br />

55 hieldt, en als de Staaten van Utrecht gelyk<br />

55 bevel gaven aan de Waardgelders; alzo zy<br />

55 niet dagten, dat zyne Doorlugtigheid volk<br />

JJ van buiten zou doen komen. Dat hy niet<br />

n wist van eenig befluit, om der bezetting ee-<br />

» nen nieuwen eed af te vergen. Dat de Ad-<br />

„ vokaat, laatftelyk, te Utrecht zynde, de<br />

w Staaten, naar zyne gewoonte, vermaand<br />

n hadt, hunne vryheden en geregtigheden te<br />

w handhaaven, hun vertoonende, dat hun het<br />

5, regt der Sinode en der Waardgelders beide<br />

„ toekwam. Dat hy den Schryver der Wetg-<br />

„ fchaale niet kende dan door het gemeen<br />

„ gerugt. DatTaurinus, die 'er voor ging,<br />

„ veel ommegang plag te hebben, met de<br />

„ Groot, Uitenbogaard, Bor, Grevinkho-<br />

„ ven en anderen (p)." Doch men begeerde<br />

1<br />

meer uit hem te weeten, dan in deeze ant-<br />

woorden, vervat was. De Groot heeft aange<br />

tekend, dat hem, toen hy eenige weeken ge­<br />

vangen gezeten hadt, door den luitenant Nyt<br />

hof, verhaald was ,datLedenberg -<br />

,te Utrecht,<br />

met depalei, gedreigd, en zelfs, door den<br />

fcherpregter, aangeraakt was De Fiskaal<br />

van<br />

Co) Vercl. van Ledeubergli van vj Aug. 161". ftyl, vet. MS.<br />

O) Interrogat.ycnLedcuV. van Aug. 1618.oudenjlyUMS.<br />

C?) lijDKUKOOTMciuw.intynhtiv


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 291<br />

van Leeuwen, die, zig gemengd hebbende m 1618.<br />

de beweegingen van den jaare 1610, door beleid<br />

, zo hy dagt, van Ledenberg, van zyn<br />

ampt ontzet; doch nu, met de verandering,,<br />

wederom herfteldwas, gebruikte, meent men,<br />

te groote flrengheid tegen den gevangen. Men<br />

wil, dat hy hem, ook in den Haage , op den<br />

zevenentwintigften , nevens anderen, gekomen<br />

zynde, om hem te ondervraagen, tegen<br />

'sanderendaags, fcherp gedreigd hadt met de<br />

pynbank, zo hy niet meer belyden wilde, dan<br />

hy, tot nog toe, gedaan hadt. En deeze bedreigingen<br />

houden fommigen voor de naaste<br />

oorzaak van zynen deerlyken dood, kort daarna,<br />

voorgevallenfY): hoewel anderen dien dood<br />

aan bewustheid van fchuld en vrees voor 0penbaare<br />

ftraffe toefchryven (0- Ook hebben<br />

de Fiskaalen, van Leeuwen en Sylla, naderhand<br />

, verklaard, geene bedreigingen of hardigheid,<br />

tegen den gevangen, gebruikt te hebben.<br />

Wat'er van zy; Ledenberg begaf zig, na<br />

dat de Fiskaalen vertrokken waren, eenigen<br />

tyd, in 't gebed. Daarna, gaf hy zynen Zoon, Hy be­<br />

Joost, wien men vergund hadt, hem gezelfchap neemt<br />

te mogen houden, een open briefje,gefchree­ zig zeiven<br />

het<br />

ven in 't Fransch, welke taal de jonge Leden­<br />

leeven»<br />

berg niet verftondt, hem belastende,hetzelve<br />

wel te bewaaren, en niet op te ftaan, als 'er<br />

'snagts, eenig gerugt gemaakt werdt, alzohy,<br />

veelligt, eens ter ftoel zou moeten gaan. Doch<br />

in dien nagt en den volgenden dag, gebeurde<br />

'er niets. "Maar in den nagt tusfchen den agt-<br />

(¥ j UYTENBOG. bl. 1005. GROTIUS Veranuv. Cap. XIV. bl. 145f?)<br />

BAUDART. Memor. X. Hoek, bl. 65. TRIGLAND. bl. 109a.<br />

T z<br />

en


292 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK,<br />

1618. en negenentwintigften, hoorde de Zoon zynen<br />

Vader zulk een ongewoon geluid maaken, dat<br />

hy oprees, en aan de wagt om licht riep. Men<br />

vondt toen den elendigen, die zig, met een<br />

broodmes, twee wonden in den buik gegeven,<br />

en den hals afgefteken hadt, wentelende in zyn<br />

bloed, en alreeds overleeden. Op het briefje,<br />

welk de Zoon, daarna, te voorfchyn bragt, las<br />

men deeze woorden : „ Je fgai que Vinclinan<br />

tion est de flatuer en ma perfonne Vexemple<br />

}, me confronter avecq mes meilleurs amis, m<br />

n torturer, apres me convaincre de contrariete<br />

n & de fausfetez, comme on dicl. & apres fur de<br />

5? poin&s & poinclilles fonder une fentence ign<br />

5j minieufe, car ainfy fault ilfaire, pour juflifer<br />

5j le fdifisfement & emprifonnement. Pourech<br />

j , per tout cela, je me vay rendre a Dieu par<br />

w plus court chemin. Contre IViomme mort<br />

ft tombe fentence de onfiscation des biens. A<br />

ft turn XVIISeptembris 1618 ftil.vet. Dat is:<br />

ft Ik weet, dat de meening is, in mynen perfoon,<br />

ft het voorbeeld te ftellen, mytehooren tegen<br />

,) myne beste vrienden, my te pynigen, my,<br />

„ daarna, te agterhaalen op tegenftrydigheden<br />

„ en valschheden, gelyk men fpreekt; en dan, op<br />

ft punten en puntjes, een fchandelyk vonnis te<br />

ft bouwen: want zo moet men doen, om het<br />

ft vangen en opfluiten te regtvaardigen. Om<br />

ft dit alles te ontwyken, ga ik tot God, door<br />

„ korter'weg. Tegen eenen dooden, valt geen<br />

„ vonnis van verbeurdverklaaring van goede-<br />

„ ren. Gedaan den zeventienden van Herfst-<br />

„ maand 1618, ouden ftyl." De vrienden vaa<br />

den dooden verzogten den algemeenen Staaten,<br />

dat hun het lyk gegund mogt worden ter be-<br />

graa-


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 293<br />

graavinge. Doch alzo de Prins afwezig was,<br />

oordeelde men, dat hierin niet kon gedaan<br />

worden. Het Lyk werdt dan gekist en bewaard<br />

, tot dat 'er, in 't volgende jaar, over<br />

gevonnist werdt<br />

Op den derden en vierden van Wynmaand,<br />

werdt Hogerbeets, voor de tweede reize, gehoord,<br />

door de gemelde Gemagtigden, Koenders<br />

uitgenomen, 't Onderzoek betrof nu, voornaamlyk,<br />

't gebeurde, te Utrecht. Men vraagde<br />

hem, of de Kolonel Ogle, des nagts voor<br />

de afdanking der Waardgelders, niet in de Herberge<br />

der Hollandfche Gemagtigden geweest<br />

was. Doch hy ontkende zulks. Meervindtmen<br />

niet aangetekend wegens dit onderzoek, in 't<br />

Gedenkfchrift van Hogerbeets (V), dien men<br />

toen negen volle weeken wagten liet, eer men<br />

hem verder ondervraagde. Men vondt ook nog<br />

geraaden , hem toegang van Huisvrouw en<br />

vrienden te ontzeggen , hoe ernftig 'er om<br />

verzogt werdt.<br />

't Liep aan tot den derden van Slagtmaand,<br />

eerde Groot, voor 't eerst, ondervraagd werdt.<br />

Eenigen uit de algemeene Staaten, zonder dat<br />

'er nog iemant uit Holland by was, benevens<br />

Griffier Pots, hoorden hem, over verfcheiden''<br />

punten. Hy beriep zig ook eerst op zyn inboorlingfchap<br />

in Holland, waarom hy voor geene<br />

vreemden behoefde te regt te ftaan (v), en bekende<br />

toen n op last der Vroedfchap van Roteer-<br />

f O UYTENBOG. II. 1003, 1006, 1007. TRIL AND. tl, loijp,<br />

BRANDT U. Deel, U. 875.<br />

O) By BRANDT Rechtspl. bl, 6.<br />

Cv) GROTIUS Veramiy. Cap. XV. bl. 153,<br />

T 3<br />

1618.<br />

XII.<br />

rweede<br />

andervraatin;;<br />

van Hogerbeets.<br />

DeGrooc<br />

wordt,<br />

voor de<br />

;er(te<br />

eize ,<br />

de Fiskaalen van Leeuwen en Sylla en den ^er- <<br />

word»


,1618.<br />

•Heeft<br />

294 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />

» terdam, die van Utrecht eenige redenen te<br />

r> hebben voorgehouden , die hen befluiten<br />

n deeden, het openen van hunnen last uit te<br />

55 ftellen: houdende Rotterdam voor dienfti-<br />

» ger, met den Prinfe te handelen, voorHoln<br />

land en Utrecht famen. Ook, dathy, in-<br />

» gevolge van eenen algemeenen last, om goed<br />

» verftand en eenigheid te onderhouden; al-<br />

» gemeene beloften van vriendfchap en by-<br />

» ftand, in overeenkomst met de oude Unien<br />

» en Traktaaten, aan die van Utrecht gedaan<br />

» hadt. Dat men Waardgelders hadt aangenor<br />

» men, om dat de gerugten liepen, dat fom-<br />

» migen de Remonftrantschgezinde Wethoun<br />

ders wilden doen afzetten. Dat, zelfs te<br />

n Gouda , hooge woorden gevoerd waren ,<br />

n door de Contraremonftranten, voorgeeven-<br />

» de, de bezetting op hunne zyde te hebben.<br />

> ? Dat het zenden van volk uit Rotterdam naar<br />

» Schoonhoven buiten zyn' raad en in zyn af-<br />

». zyn gefchied was, en dat hy niet wist, of<br />

ry die van Rotterdam aan die van Schoonho-<br />

» ven geld gegeven hadden, tot onderhouding<br />

,5 der Waardgelderen. Dat de Afgevaardigden<br />

n van Holland aan Ogle, flegts in 't algemeen,<br />

„ belast hadden, goede zorg te draagen. Dat<br />

>, hy niet wist, tegen Ogle gezeid te hebben,<br />

n wat zou men in Holland zeggen, zo de Prins<br />

„ de Waardgelders wilde afdanken ? noch, of<br />

„ hy hem gevraagd hadt, wat middel 'er zyn<br />

>5 zou, om den Prins te leletten, dat hy geene be-<br />

„ zetting in Utrecht bragt? ook niet, ofHoger-<br />

„ beets, des nagts, e en briefje aan Ogle gezon-<br />

„ den hadt." Dus liep deeze eerfte ondervraaging<br />

af. Des anderendaags, kwam de Voogd, de<br />

eer-


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 295<br />

eerfte der ondervraageren, hem fpreeken. Deez'<br />

hieldt hem voor „ dat men blyken hadt van<br />

de punten, die den Advokaat, onlangs in<br />

Z zekere gedrukte fchriften , te last gelegd<br />

Z waren, met naame, dathygeldvandeSpaanfche<br />

zyde getrokken hadt, om 't Beftand te<br />

„ vorderen, en hetopregten der Westindifche<br />

„ Maatfchappye te beletten", hem te gelyk<br />

vermaanende, te openbaaren, 't gene hy hiervan<br />

weeten mogt. De Groot, dit zeggen geloovende,<br />

begon zelf arg vermoeden te kry­<br />

T 4<br />

1618.<br />

een byzonder<br />

gefprek<br />

met de •<br />

Voogd,<br />

gen van zekere handelingen des Advokaats,<br />

die tweezins uitgelegd, en ten kwaadfte 1<br />

geduid<br />

konden worden, zomen, van elders, blyk<br />

zyner ontrouwe hadt. Het gantfche beleid der<br />

Kerkelyke zaaken kon men, dagt hy, hieronder<br />

rekenen. Ook gaf hy van deeze twyfelagtige<br />

handelingen, naderhand, fchriftelyke opening.<br />

Doch daarna hieldt hy, 't gene hem,<br />

ten nadeele des Advokaats , gezeid was, voor<br />

een konstftreek der onderzoekeren (V), ORT<br />

?<br />

hem moedeloos te maaken, of te doen klappen,<br />

zo hy eenige geheimen wist. Manmaaker. en met<br />

zyn oude vriend, kwam hem, den volgender Manraaa-"<br />

dag, bezoeken, tragtende iets uit hem te trek­ ker.<br />

ken, dat Graave Fredrik Henrik betrof, ér<br />

de gefprekken, welken men, deezen aangaande<br />

, gehouden mogt hebben. Doch de Groot be<br />

tuigde, ernftelyk, dat men deezen Prins en d(<br />

Prinfesfe Weduwe ten onregte verdagt hieldt<br />

Manmaaker liet zig hierop ontvallen, dat Pr in<br />

Henrik zeer ftyfzinnig was; doch dat zyne moeder<br />

leedwezen hadt van haar beleid. De Groo t<br />

her<br />

(HO GROTIUS Verantw. Cap. XX. bl. 288.


296 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK;<br />

hernam, toen „ dat hy Prins Henrik nooit hadt<br />

- „ hooren fpreeken, dan tot rust en vrede van<br />

„ 'tLand. Doch dat 'er, in deszelfs afzyn, by<br />

„ de Prinfesfe Weduwe , wel eenig gefprek<br />

w gevallen was, waarvan hy, des belast, nade-<br />

„ re opening doen zou (V)-" Dit zag, naar 't.<br />

fchynt, op de voorgenomen' befchryving in 't<br />

Lid der Edelen, waarvan wy, te voorenfjy) ,<br />

gewaagd hebben, en welke hy, wat laater,<br />

aan Manmaaker openbaarde (z).<br />

XIII. 't Liep aan tot den negenden van Slagt-<br />

De Staa • maand, eer de Staaten van Holland beflooten,<br />

ten van<br />

ook eenigen uit dit Gewest aan te ftellen, tot<br />

Holland<br />

ftellen onderzoek der gevangenen. Zyverkooren hier­<br />

ook eetoe den Heer van Zwieten, uit de Edelen; Hugo<br />

nige Ge Muis van Holy, wegens Dordrecht; Reinier<br />

magtig- Pauw, wegens Amfterdam, en den Sekretaris<br />

den tot<br />

onder­ Albrecht Bruinink, wegens Enkhuizen: welken<br />

zo, k de: • de Griffier van den Hove van Holland, An-^<br />

gevange­ thonis Duik, als Fiskaal, toegevoegd werdt,<br />

nen. alzo de Fiskaal Kinfchot, met den Advokaat,<br />

vermaagfchapt was. Duik gebruikte veele redenen<br />

, om zig van deezen last te doen ontdaan.<br />

Doch men begreep, dat hy dien, ten dienfte<br />

des Lands, behoorde op zig te neemen. De andere<br />

Gewesten voegden 'er verfcheiden' Perfoonen<br />

by, onder welken ik, behalve de gei<br />

melde, ook Schotte, Salmius, Aitsma, Van<br />

den Sande, Sloot, Schaffer en anderen gemeld<br />

vind. De Staaten van Holland ftonden,<br />

voor deeze reize, toe, dat de Lastbrief, door<br />

de<br />

( x) K. IIRANDT Leven van H. c!e Groot, 11. 151-155.<br />

fyj]/il. -4.-5.<br />

(.zj K BRANDT Leven van H. de Groot, Ut 17*.


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 297<br />

de algemeene Staaten, gegeven werdt (V). Terftond<br />

hierna, begon men den Advokaat te ondervraagen,<br />

op den vyftienden van Slagtmaand,<br />

in de tegenwoordigheid van Zwieten, Muis,<br />

Pauw en Bruinink. Voor 't onderzoek, verklaarde<br />

de Advokaat „ dat het gene hy zou<br />

zeggen ftrekken zou tot voorftand der reg-<br />

„ ten zyner meesteren, de Staaten van Holland<br />

en Westfriesland." Voorts, beweerde hy,<br />

„ dat den algemeenen Staaten geen regt toe-<br />

„ kwam, om zynen perfoon vast te houden.<br />

Het onderzoek duurde wel twintig dagen agtereen,<br />

dikwils voor- en nademiddag. Doch<br />

van 't gene hem, in dien tyd, over verfcheiden'<br />

zaaken, lang en kort voorleeden, verrigt<br />

of gefproken, gevraagd werdt, en van 't gene<br />

hy 'er op antwoordde, vindt men, myns weetens,<br />

nergens, iet byzonders gemeld. Terwyl<br />

hy, de eerfte reize, verhoord werdt, deedt men<br />

alle zyne papieren en aantekeningen, uit zyne<br />

kamer, haaien, waarvan hem, daarna, alleenlyk<br />

een gedeelte wedergegeven werdt (£)<br />

Hogerbeets onderging dit zelfde lot, nadatmer<br />

ontdekt hadt, dat hy eenige berigten, van bui<br />

ten, hadt weeten te bekomen. Zwieten ,Man<br />

maaker en Sylla, op den dertigften van Slagt­<br />

(tl) Refol. Holl. 9, 13, 14. 17 A'ov. l&lS. W. 348 S35Ö,3M<br />

J7'l> 37S- BRANDT Rechtspl. II. 16.<br />

( k) BSANBT Rechtspl. tl. 17 enz.<br />

I6I3.<br />

De Advokaat<br />

wordt<br />

ondervraagd.<br />

Men ontbloot<br />

hem en<br />

Hogerbeets<br />

van<br />

alle hunneaantekeningen<br />

en papieren.<br />

Gefprek<br />

maand , by hem gekomen zynde, vraagden hem tusfchen<br />

wat brieven hy, in Bloeimaand laastleeden, naai [ eenige<br />

Gemng-<br />

Antwerpen gezonden hadt, en aan wien ? Hj tigden<br />

antwoordde, dat hy nooit eenige brieven, aan ie en Ho­<br />

mant, in vyanden landen woonende, naar Ant gerbeets.<br />

werpen of naar elders, gefchreeven of gezonde}<br />

hadt


208 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK,<br />

161S.<br />

XIV.<br />

Derde<br />

ondervraaging<br />

van Hogerbeets.<br />

1<br />

tofr, Zwieten riedt hem, voor zig te zien, naardemaal<br />

de Heeren wel onderrigt waren van 't<br />

gene zy hem voorftelden. Doch hy bleef by zyn<br />

voorig antwoord. Sylla hervraagde, wat kennis<br />

hy aan Pater Tempel hadt? Hogerbeets antwoordde<br />

, dat hy hem niet kende, noch ooit, zyn<br />

weetens, gezien hadt? Waarop de Heeren vertrokken<br />

, zonder iet aan te tekenen (V).<br />

Maar op den zesden en zevenden van Wintermaand,<br />

werdt Hogerbeets, voor de derde<br />

reize, gehoord; waarby nu Muis en Pauw, beïalve<br />

de Heeren uit de andere Gewesten, en<br />

ie drie Fiskaalen, van Leeuwen, Sylla en Duik,<br />

1 egenwoordig waren. Duik ondervraagde hem,<br />

seer fcherp, op alles, waarover hy, reeds te<br />

I rooren, gehoord was. Hy klaagde zeer, dat<br />

1 nen hem dus lang hadt laaten zitten, zig be-<br />

1 oepende op een Privilegie, welk vorderde,<br />

J , dat men, iemant, van wege de Graaflykheid,<br />

! , willende befchuldigen van zynen ly ve, zulks,<br />

! , binnen zes weeken, doen moest." Duikantvoordde,<br />

dat dit Privilegie in geen gebruik<br />

iras, voorts fterk dringende op verklaaring,<br />

^ iregens eenige byzondere meeningen, ter Ver-<br />

;aderinge van Holland, voorgefteld: en den<br />

;evangenen befchuldigende „ dat zy met de<br />

, regeeringe gefpeeld hadden, naar hun wels:<br />

, gevallen, en nu beweerden, dat de algemee-<br />

*<br />

, ne Staaten, in de byzondere Gewesten, met<br />

J:<br />

, naame in Holland, geen gezag hadden, daar<br />

?:<br />

, men 't, voorheen, gantsch anders verftaan<br />

s:<br />

hadt, toen men te Groningen een Kasteel<br />

x<br />

wilde bouwen." Hogerbeets hernam, dat'er<br />

«<br />

groot<br />

C*3 R, HOGERE. Gedenkfchr. by BRANDT Rechtspl, W,a2 enz.


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 299<br />

proot onderfcheidw as, tusfchen Holland en 1618. Groningen,<br />

en dat, in allen geval, verjchillende gevoelens<br />

in 't ftuk van Regeeringe geene halszaaken<br />

waren: waarop geantwoord werdt, dat het<br />

bv geene gevoelens gebleeven was (d). ,<br />

Midlerwyl, werdt de Groot ook verfchei­ De Groot.<br />

wordt<br />

den' reizen gehoord, waarvan men den juisten<br />

verder<br />

tvd niet aangetekend vindt. De ondervraagers onder-<br />

fcheenen 't nu meest te hebben toegelegd, op zogt.<br />

het ontdekken van eenig zonderling voorneemen,<br />

door den Advokaat en door de agt Steden,<br />

gefmeed, tegen den Prinfe. De Groot betuigde<br />

dat de Advokaat hem, altoos, met<br />

agtinge gefproken hadt van zyne Doorlug-<br />

" tigheid: en, meenende, dat 'er, onder de<br />

' opfchuddingen, onlangs te Utrecht en el-<br />

!' ders voorgevallen , eenig voorneemen<br />

' fchool , om den Prinfe meerder gezag or.<br />

„ te draagen ; hadt hy genegenheid getoond,<br />

„ om, daarover, ftaatswyze, te handelen, hou<br />

dende zulks beter, dan verandering, uit verwarring<br />

en oproer, te wagten. DeagtSteder 1<br />

, hadden, zeide hy, geen ander oogmerk ge<br />

: had, dan tot eenig redelyk verdrag te ko<br />

men, met den Prinfe. Doch na 't opregtei l<br />

" der Kloosterkerke, hadden zy gevreesd 1<br />

dat zyne Doorlugtigheid eenig voorneemei 1<br />

" ten haaren nadeele hadt; waarom zy eei (<br />

" Vertoog hadden ingefteld , ftrekkende on 1<br />

J den Prins te beweegen , tot befchermmg »<br />

" der Wethouderen; doch 't was niet overge<br />

" leverd, om dat de Gemagtigden der Verga<br />

" deringe, federt, met den Prinfe, over dezeli<br />

» „d<br />

3<br />

(d) 11. IIooüRii. GccUiikfclir. by BRANDT Rechtspl. bh 24 enz.


300 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK;<br />

ip Oldenbarneveld, dien men hieldt het oog-<br />

r aar Spanje gehad te hebben. Doch de Groot<br />

v erklaarde hiervan nimmer iet te hebben ge-<br />

r ïerkt. Men drong hem fterk, en herhaalde<br />

z ulks, naderhand, in verfcheiden' byzondere ge-<br />

f irekken, die de Voogd, Gokkinga en Duik<br />

Ti iet hem hielden. Maar de Groot verklaarde<br />

b eftendiglyk, geene kennis te hebben van eeni-<br />

§ en heimelyken handel met den vyand. Voorts ,<br />

r<br />

v erdt hy naauw ondertast, over 't gehandelde<br />

it 1 de byeenkomst by Trefel, waarvan men 't<br />

\ 'erbaal, door Ledenberg opgefteld, bekomen<br />

h idt. Hy beleedt „ dat verfcheiden' redenen,<br />

die den Hollandfchen Gemagtigden en hem<br />

'O Zu hier vor>r 3 W. 261,


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 301<br />

„ in 't byzonder, by het zelve, werden toege- 1618.<br />

fchreeven, door Ledenberg, eerst, waren<br />

aangeroerd; als, dat de last der Utrechtfchen<br />

gevaarlyk was; dat 'er zwaarigheid was in<br />

dien den Prinfe te openen, om dat de oude<br />

vendels dan zien zouden, dat zy mistrouwd<br />

werden; dat men aan de trouwe van eenige<br />

„ vendels twyfelde, en dat de onderhandeling<br />

„ met den Prinfe niet geheim blyven zou.<br />

Voorts, verklaarde hy „ dat zy, in de vermaa-<br />

„ ning aan de Utrechtfchen, tot voortand van<br />

hun regt tegen elk, den naam zyner Door-<br />

„ lugtigheid niet hadden gebruikt: gelyk men<br />

„ meende." Op de vraage, hoe veele Waardgelders<br />

men gedagt hadt aan te neemen; antwoordde<br />

hy „ dat, hierop, naar de gelegen-<br />

M heid en nood der Steden, by de Vroedfchap-<br />

„ pen, zou beflooten geworden zyn." Het onderzoek<br />

betrof nog eenige andere punten van<br />

minder belang, en eindigde, met den eenentwintigden<br />

van Wintermaand (ƒ).<br />

Eenige dagen te vooren (4) •> hadden de Fran­ XV.<br />

Voordel<br />

fche gezanten, Boifife en Maurier, op welker der Fran­<br />

voorfpraak, de gevangens, thans, nog groote fchege­ hoop vestigden; vernomen hebbende, dat de Nazantentionaale Sinode, te Dordrecht, reeds aangevan­ aan de algemeenegen<br />

was, wederom een Vertoog gedaan aan de Staaten.<br />

algemeene Staaten, (trekkende „ om hen, van<br />

„ 's Konings wege, te vermaanen tot eendragt,<br />

„ tot maatigheid in 't behandelen der Kerke-<br />

„ lyke gefchillen op de Sinode, en tot het doen<br />

ft van goed en kort regt aan de gevangenen<br />

„om*-<br />

(ƒ") K. rsRAtroT Leven van II. de Groot, bl. iSl-lêfi.<br />

(4) Den twaalfden van Wintermaand.


ói 8.<br />

Antwoord<br />

der Staaten<br />

op<br />

riet zelve.<br />

302 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK<br />

„ omtrent welken, zy begreepen, dat men, met<br />

„ veele zagtmoedigheid, te werk gaan moest.<br />

„ Oldenbarneveld in 't byzonder was, huns<br />

„ oordeels , om zyne langduurige dienften,<br />

„ eene gunftige bejegening waardig, en kon<br />

„ bezwaarlyk verdagt gehouden worden van<br />

„ verraaderye, zo men dit woord verftondt, in<br />

^ zyne eigenlyke betekenis , en 'er geene on-<br />

„ eenigheid over 't behandelen van Staatszaa-<br />

» ken, geen argwaan over iemants groot ge-<br />

„ zag, noch ftaatzugt, die de menfchen dik-<br />

„ wils meer doet onderneemen dan hun be-<br />

„ taamt, toe betrokke." Voorts, drongen zy<br />

ook „ op het ftellen van onpartydige Regters<br />

„ over de gevangenen , en vermaanden de<br />

„ nieuwe Wethouders tot regtvaardigheid<br />

„ en goedertierenheid, omtrent het volk in 't<br />

„ gemeen, en tot gemaatigdheid jegens hen r<br />

„ die afgezet waren; op dat, zeiden ze, de ongeftadige<br />

Gemeente geene reden hebben<br />

„ mogt, om over 't wegneemen der oude or-<br />

„ de te klaagen, en opdat zy, die van hunne<br />

„ bedieningen ontzet waren, de verandering,<br />

„ geduldiglyk, draagen mogten (g)."<br />

Op dit voorftel, antwoordden de algemeene<br />

Staaten , den negentienden van Wintermaand<br />

„dat hun toeleg altoos geweest was^<br />

„ en nog bleef, de onderlinge eendragt te hand-<br />

„ haaven; dat de verandering der Wethoude-<br />

„ ren , waarvan , misfehien, buitens Lands<br />

„ meer gerugt gemaakt was, dan de zaak verij,<br />

diende, met voorzigtigheid, gemaatigdheid,<br />

w en zonder eenig geweld of gevaar van bloed-<br />

„ floret)<br />

Zie de ï'ropefitie ly BRANDT H. Deel, tl. 963.


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 303<br />

» ftorting was verrigt: dat 's Lands gezag, de 1618.<br />

*, onderlinge eendragt en de verzekerdheid<br />

„ tegen die van buiten, welken eenige ftaatn<br />

zugtige en twistgierige geesten hadden zoen<br />

ken te ftooren, niet zonder groot gevaar<br />

w voor den geheelen Staat, daardoor, herfteld<br />

j, geworden was. Dat men, in het kiezen van<br />

M nieuwe Wethouderen, gezien hadt, op ben<br />

voegde en vertrouwde luiden, die den wel*<br />

„ ftand des Vaderlands beminden, en, zonder<br />

« twyfel, 's volks genegenheid zouden zoeken<br />

n te winnen. Dat men, hiervan, reeds, in<br />

'n veele Steden, blyken zag. Dat de Staaten<br />

y, altoos gehoopt hadden, dat, in de Sinode,<br />

w een middel tot vrede eh eendragt zou gew<br />

vonden worden, en dat zy 'er zig nog eenen<br />

w goeden uitflag van beloofden, ter oorzaake<br />

n van het groot getal van geleerde en godza-<br />

M lige mannen, in dezelve vergaderd. Dat de<br />

5, Staaten, onledig met het vastftellen der Re-<br />

?, geeringe, en, bevindendede *famenfpanning * Confi<br />

5, zo groot, dat zy byna allesbefmethadt; den ratie,<br />

„ gevangenen niet wel zulk kort regt hadden<br />

„ konnen bezorgen, als zy anders zouden ge-<br />

„ daan hebben. Dat zy, nogtans, geen' tyd<br />

hadden verzuimd, en nu haast in ftaat zou-<br />

„ den zyn, om een vonnis te vellen, over welks<br />

s, regtmaatigheid, elk, die den Staat lief hadt.<br />

„ met naame zyne Majefteit van Frankryk.<br />

„ voldaan zou zyn: als waarin zy ook plaatj<br />

zouden geeven aan behoorlyke zagtheid er<br />

j ? genade, waartoe zy, van natuure, geneigc<br />

n waren." Zy beflooten, met een verzoek<br />

><br />

„ dat zyne Majefteit hun liever dan anderen<br />

w in zaaken hunne Regeeringe aangaande, ge<br />

>'<br />

loo<br />

l


3o4 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK»<br />

„ loof wilde geeven (£)." Op gelyken zin ,<br />

fchreeven ze eenen Brief aan den Koning van<br />

Frankryk, hem, met algemeene betuigingen,<br />

verzekerende, dat hy, de uitkomst ziende,<br />

genoegen zou hebben aan hunne handelingen<br />

(i).<br />

Schran­ Het antwoord der algemeene Staaten op den<br />

dere voorflag der Franfche gezanten voorfpelde den<br />

vond van gevangenen niet goeds. Zy kreegen van desScrivetius<br />

om zelfs inhoud eenige kennis, door middel van<br />

den ge­ eenen geestigen vond van den vermaarden Pe~<br />

vange trus Scriverius, die toen, te Leiden, woonde.<br />

nen,be- Hy hieldt zig, hier, ten deezen tyde, bezig,<br />

dektelyk,ee­<br />

met het vervaardigen eener uitgaave der Lanigedin­<br />

:ynfche Digtwerken van den Haagfchen Diggen<br />

te :er, Joannes Secundus, en beftondt, onder 't<br />

berigten. , irukken, in eenige proefbladen, fommige rebels<br />

uit te werpen, en de plaats te vullen met<br />

tnderen, vervattende, 't gene hy den gevangenen<br />

wilde bekend maaken. De bladen, die 't<br />

geheim inhielden, met voordagt, derwyze,<br />

jynde ingenaaid, dat ze, in 't affnyden, niet<br />

reraaktwerden, maargeflootenbleeven; zondt<br />

J nen het werk aan Hogerbeets en de Groot.<br />

3e ingevoegde regels gaven den gevangenen<br />

3 niddel aan de hand, om heimelyke berigten te<br />

1 gekomen, meldende hun voorts „ dat het on-<br />

, dervraagen des Advokaats langzaam voort-<br />

, ging; dat men nog iet goeds hoopte van het<br />

, misnoegen des Franfchen Konings , wiens<br />

, gezanten de zaak der gevangenen zeer toe-<br />

, gedaan waren, en tot befcheid gekreegen<br />

, hadden, dat men hun, in 't kort, regt doen<br />

(h~) Zie dit Antw. by BRANDT TT. Deel, bl, 9C5.<br />

£0 Zie BRANDT II. Deel, bl. 970.<br />

„ zou,


XXXIX. BOEK, H I S T O R I E . 305<br />

«, zou. Dat de Staaten van Holland, tegen den<br />

, ? vyftienden van Louwmaand , vergaderen .<br />

„ zouden, wanneer men, gewisfelyk, beflui-<br />

„ ten zou, tot het aanfteilen van Regters. Dat<br />

„ de Predikanten, hier, [te Leiden,] veragt<br />

werden, en dat men fterk van oorlog fprak;<br />

n Dat de beroerte, te Rotterdam voorgevaln<br />

len* mogelyk, eenig nut voortbrengen zou."<br />

Dit laatfte zag op zekere opfchudding onder<br />

de Remonftrantschgezinde burgery deezer Stad^<br />

ter gelegenheid, dat de Predikant Grevinkhoyen,<br />

afgezet zynde van zynen dienst, naar den<br />

Haage ontbooden was; waar over veel te doen<br />

viel, ter Staatsvergaderinge (Ar). Voorts waren<br />

de gemelde berigten, in deeze Latynfehe verzen,<br />

begreepen*<br />

Nsjïoris examen tardum sjl, longumque gubernal;<br />

himen ad offenfum fubftitit icta nape.<br />

Seria Liligeri juvat indignatio Regis ,<br />

Et facit huc aliquid motus in urbe tua.<br />

Spernitur intérpres facer hic, Gradivus amatuf;<br />

Ét terquinque duces , fï numerentur, erimt.<br />

Plee retro quosdam fua vertere lumina cögunt.<br />

Siqua fides' diSlis, jam citb finis erit.<br />

Talia Iegati Hectoridum refponfa tulera<br />

Quospronos cauftt feito favere tute.<br />

Conventum patrié mox nojira Batavia cernet,<br />

Quindcclthum dederis tu modi Jane diem.<br />

Tune de Judieibus certum eji difponere vcfiris.<br />

De<br />

(A ', Rc(ql. Holl. 14 A'er. U. 350. BRANDT II. bal, bi; ifi \<br />

X. DEEL,. V


io6 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />

De Groot, jonger en Iugtiger van geest dan<br />

Hogerbeets, merkte 't geheim haast, en bediende<br />

zig van de middelen, hem aangeweezen,<br />

om nieuwe berigten te bekomen. Doch<br />

Hogerbeets leide het boek aan een' kant. Men<br />

liet hem, een en andermaal, vraagen, of hy<br />

't al eens gelezen hadt, en deedt 'er hem fterlc<br />

toe aanfpooren. Doch dit gaf agterdogt. t Boek<br />

werdt hem afgevorderd, en met naauwkeurigheid<br />

nagelezen , wanneer deeze welbelegde<br />

list ontdekt werdt, eerzy, by Hogerbeets, ee­<br />

Zyn Lofnige uitwerking gedaan hadt(/). Scriverius<br />

digc op ftelde, wat laater, een Latynsch Lofv rs, onHogerder<br />

een af beeldfel van Hogerbeets, welk, ten<br />

beets. deezen tyde, in plaat gebragt was : waarin hy ,<br />

'smans bedryven, kortelyk, hebbende opgeteld,<br />

ten befluite, vraagde, waar nu 't kon<br />

bleef van zo veele verdienften? Hierover, werdt<br />

hy, geregtelyk, aangefproken, en in eene boete<br />

van tweehonderd guldens verweezen, diehy<br />

zig, by * panding, af haaien liet. De drukker, Go-<br />

* Executie.vert<br />

Basfbn, moest gelyke boete opbrengen<br />

XVI. De gevangenis des Advokaats hadt ook in­<br />

Verlof vloed op den Westindifchen handel. Hy hadt<br />

rot dc de opregting eener Westindilche Maatfchapopregtingeepye,<br />

waarop fommige Koopluiden, onlangs,<br />

nerWest- wederom gedrongen hadden, tot hiertoe, wetindifeheten<br />

te ftremmen, oordeelende, dat zy onbeMaatftaanbaar<br />

was met het Beftand. Doch, in Slagtfchappy©.maand<br />

deezes jaars, gaven 'er de algemeen©<br />

Staaten verlof toe. 't Verlof werdt egter eerst<br />

aan de byzondere Gewesten gezonden (»),<br />

waar-<br />

(l~ NRANDT Rechtspl. IU 26 enz. K. BRANDT Leven van<br />

H. de Groot bl. 164.<br />

Qnj Rei'ol 1 lol!. '>'• Maarutv). M.53. BRANDTRechtspl.W.5öf»ai<br />

ia) BA*.iART. Memor. XIII. Uvek, bl. 74.


XXXIX.BOEK. HISTORIE. 307<br />

waardoor 'er nog eenige jaaren verliepen, eer<br />

de Maatfchappy in ftand kwam.<br />

Men hadt, in dit jaar, twee Gezantfchappen<br />

afgezonden, een naar Deenemarke, om de gefchillen<br />

over den Zondfchen tol te regelen, en<br />

een naar Engeland, tot vereffening, onder anderen<br />

, van eenige gefchillen, van nieuws ontftaan,<br />

over den handel in Oostindie, over de<br />

vaart op Groenland en Spitsbergen, over den<br />

Lakenhandel, en over de Haringvisfcherye (0).<br />

De onzen voeren ten Haring op de Engelfche<br />

kusten, zonder, na dat Koning Jakob de Steden<br />

van verzekering te rug gegeven hadt,verlof<br />

daartoe te verzoeken van den Bevelhebber<br />

van Scarborough; gelyk zy te vooren plagten.<br />

Zy dekten zelfs hunne buizen, door eenige<br />

Oorlogsfchepen , die niet fchroomden, zig,<br />

onder Engeland , te vertoonen. 't Gemeen<br />

vondt dit vreemd in Engeland. Doch de Ko<br />

ning trok het zig niet aan (ƒ>)• Ten deezen ty<br />

de, werdt ook. gehandeld, om de Nederlandfche<br />

Oostindifche Maatfchappy, met de Engelfche,<br />

te vereenigen (q) : hoewel dit werk.<br />

nimmer, tot ftand kwam.<br />

161%.<br />

Gezantfchappen<br />

naar Deenemarke<br />

en naar<br />

Engeland,<br />

j<br />

Tegen de zeefchuimeryen in de Middeland- Toerus-<br />

[ ting tefche<br />

zee, die niet nalieten, wederom, fterkir<br />

gen de<br />

zwang te gaan, hadden de Vereenigde Staater 1<br />

zeefchui-<br />

eenige fchepen uitgerust, onder den Admiraa meryeu,<br />

Hillebrand Gerritszoon Quast, die, in 't voor<br />

jaar, eenen Turkfchen Ro'over bemagtigde, om<br />

trent Algiers. Eenentagtig Turken enMoorei 1<br />

wer<br />

O) VAN nm SANDE VI. Hoek, bl. 81. BAUDART. Meraoi<br />

X. Itnek, bl. 122 , 1 $6.<br />

(p) RAPIN Tom. VII. p. laa.<br />

(q~) Refol. Holl. i?, May 18 Sept. irtiS. bl. 127, 28a. H.D<br />

CaooT Brief aan zyne Exc in zyn Leven, bl. 140,<br />

V 2


1618.<br />

Onderftiind<br />

aan<br />

Venetic<br />

gedaan.<br />

Ontdekkingdergrondflageueeneroveroude<br />

Stad, by<br />

Goereede.<br />

3o8 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK<br />

werden in zee geworpen, en zeventien Chriten<br />

Slaaven, te Alikante, aan land gezet (V).<br />

Den kryg, tusfchen den Aartshertoge Ferdinand<br />

en den Staat van Venetië, wederom ontfteken<br />

zynde, gaven de Vereenigde Gewesten<br />

deezen Staat vryheid, tot het koopen en uitrusten<br />

van eenige Oorlogsfchepen, en tot het<br />

werven van tweeduizend man hier te Lande.<br />

De Nederlandfche fchepen, die dit volk naar<br />

Italië hadden overgevoerd, geraakten, in 't<br />

wederkomen , op den vierentwintigften van<br />

Zomermaand, in een gevegt met agt Spaanfche<br />

Oorlogsfchepen, met wederzydfche fchade.<br />

De onzen, over welken Melchior van den<br />

Kerkhove, als Admiraal, geboodt, zeilden toen<br />

naar Korfu, om zig te herftellen. Wat laater,<br />

deedt de Nederlandfche Admiraal, MooiLambert,<br />

den Turkfchen zeefchuimeren, wederom ,<br />

merkelyke afbreuk. Hy hieldt zig, den meesten<br />

Zomer, op, in de Middeilandfche zee, die<br />

hy, eerlang, wederom, voor eenen tyd, veilig<br />

maakte voor de Koopvaarders (j).<br />

Omtrent Goereede, werden, deezen Zomer,<br />

by zeer laag water, ontdekt de grondllagen<br />

van eene overoude Stad, van welker gelegenheid<br />

en ondergang men geen befcheid vindt<br />

in oude fchriften, ten ware men, hier, zoeken<br />

moest de vermaarde Koopftad Witlam aan de<br />

Maaze, waarvan, in fchriften der negende<br />

eeuwe, gewaagd wordt (?). Men vondt, in<br />

deeze blootgeraakte grondllagen, eenige Romeinfche<br />

munten en andere oudheden, waaruit<br />

afgenomen werdt, dat de Plaats, ten tyde<br />

der<br />

(r) BAUDART. Memor. X. fliek, M. 0!'.<br />

O ) BADDAUT. Memor. X. Boek, bi. \ad.<br />

(O Zie I. Deel, bl. 2-4. II. Deel, bl. SA'


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 309<br />

der Romeinfche Regeeringe hier te Lande,<br />

gebloeid hadt (u).<br />

Dit jaar, vertoonden zig, hier te Lande,<br />

twee Komeeten , een , in den Zomer, die<br />

maar agt dagen fcheen, en een op het einde<br />

van Slagtmaand, die grooter was, en langer<br />

gezien werdt. Wyzen en onwyzen maakten<br />

'er uitleggingen over , en fcheenen ze voor<br />

voorboden te houden van 's Lands ongevallen<br />

: hoewel eenigen toen reeds zagen, dat<br />

'er, uit zulke verfchynfelen der natuure,<br />

niets, met grond, te voorfpellen ware (v).<br />

Op den twintigften van Sprokkelmaand deezes<br />

jaars, was, binnen Brusfel, overleeden<br />

Filips Willem, Prins van Oranje, zonder kin­<br />

deren (w). Hy hadt, by uiterften wil, tot<br />

zynen algemeenen Erfgenaam, verklaard zynen<br />

Broeder, Prins Maurits (V), die, terftond<br />

, de titels zyns overleeden' broeders,<br />

aannam, en zig in 't bezit ftelde van Breda,<br />

Buuren, Ysfelftein, Leerdam en andere Heerlykheden,<br />

hier te Lande.<br />

De Kerkelyke zaaken, in de Vereenisde Gewesten,<br />

begonden, na ?<br />

t uitfchryven der Nationaale<br />

Sinode, en vooral na 't veranderen<br />

der Wethouderen in de Steden, eenen. eenpaa<br />

riger gang te gaan. De nieuwe Staaten van<br />

Holland bewilligden, terftond, in de Sinode,<br />

zonder eenige voorwaarden. Alleenlyk hieldt<br />

Gouda zig aan zyne voorige verklaaring (V).<br />

Al-<br />

O) DAUDART. Memor. X. Koek, bl. iet.<br />

O) BRANDT [l.Deel. bl. 971. BAUO. Memor,. X- Soek, bl. 102.<br />

(v) UAODART. Memor. X.Huek, W. 99. AuoBRV;3VJempr.f>.236.<br />

) Voïcz Du MONT Corps Diplom. Turn. V. P. II. p. 305.<br />

eu AIT?F.MA I. Deel, bl. 444,<br />

Qy j Refol. Holl. 3,ïfOffoi.ifa 8^291,325.e«liiervoor,i/.a39«<br />

V 3<br />

1618.<br />

Dood<br />

vanFi-<br />

HpsWil»<br />

lem,<br />

Prinfe<br />

van Oranje.<br />

XVII.<br />

Staat de»<br />

Kerkelykezaaken.


i6ifl.<br />

310 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK,<br />

Alles fchikte zig ten nadeele der Remonftranten.<br />

In de Plaatfen, daar zy de meeste Predikanten<br />

hadden , liet men den Contraremonftranten,<br />

terftond, toe, beurtswyze, met de<br />

Remonftranten, te prediken (2). Op andere<br />

Plaatfen, werden eenige Remonftrantfche Predikanten<br />

gefchorst in, of afgezet van hunnen<br />

dienst: dat, in de Provinciaale Sinoden, die,<br />

reeds in Zomermaand, in Gelderland, begonnen<br />

waren (a), nog fterker aanging: alzo men,<br />

vastftellende, dat de Contraremonftranten de<br />

oudfte brieven hadden zorg gedraagen<br />

hadt, dat zy, in de Zuidhollandfche Sinode,<br />

die te Delft gehouden werdt, verre het grootfte<br />

getal uitmaakten. Uitenbogaard, Grevinkhoven<br />

en verfcheiden' andere Remontftrantfche<br />

Predikanten werden, in deeze Sinode, afgezet<br />

of gefchorst (V). In de Noordhollandfche<br />

Sinode, werden verfcheiden' Predikanten beftraft,<br />

om dat zy zig gehouden hadden, aan<br />

de Refolutien der voorige Regeeringe, in<br />

Kerkelyke zaaken. Anderen werden afgezet<br />

(d). Doch in 't Stigt en in Overysfel, daar<br />

de Remonftranten de meesten waren, weigerden<br />

de Contraremonftranten Sinode met<br />

hen te houden (e). In 't afzenden naar de Nationaale<br />

Sinode, 't welk het voornaamfte was,<br />

dat, in de Provinciaale Sinoden, gefchieden<br />

moest, ging men, overal, de Remonftrantfche<br />

Predikanten voorby. Alleenlyk, werden, in 't<br />

Stigt,<br />

(z~) BAUDART. X. Boei, bl.67. BRANDT II. Heel, hl. 884.<br />

(«) BAUDART. Memor. X. P.ttk, bl. 38.<br />

(bj Zie TRIGLAND. bl. nco, 1101.<br />

C ó TRIUT,ANP. bl. HOI. BRANDT \l.Deel,bl.


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 311<br />

Stigt, de Predikanten verdeeld in drie foorten, 161%,<br />

Remonftranten, Contraremonftranten en Neu- •<br />

tralisten, of Stilzitters. De twee eerfte foor ten<br />

zonden elk haare afgevaardigden naar de Nationaale<br />

Sinode. De laatften hielden zig ftil<br />

(f). De Remonftrantfche afgezondenen van<br />

't Stigt waren dus de eenigften van dit gevoelen,<br />

die op de Nationaale Sinode, als afgezonden'<br />

Leden, verfcheenen. Wy konnen niet<br />

voorby, van de voornaamfte handelingen deezer<br />

vermaarde Sinode, hier, een kort verhaal<br />

jn te voegen.<br />

Tegen 't begin van Slagtmaand, zag men de xviir.<br />

afgevaardigden tot de Sinode, na eikanderen, Aanvang<br />

te Dordrecht, aankomen. Van de uitheem- der Nationaalefchen<br />

kwamen de Engelfchen eerst: daarna,<br />

Sinode,<br />

ook die van de Palts, Hesfen, Zwitferland, te Dor­<br />

Geneve, Brandenburg, Nasfau, Oostfriesland drecht.<br />

en Breemen Van Frankryk, kwam niemant,<br />

en die van Anhalt waren niet genodigd (g).<br />

Ook hadt men veel werks moeten doen, om<br />

de Zwitferfche Kerken, tot de afvaardiging<br />

herwaards, over te haaien. Die van Zurich,<br />

Bern, Bazel en Schaf huizen hadden, eenpaariglyk,<br />

zig hiertegen verklaard. n De gefchilw<br />

len, die de Nederlandfche Kerken verdeeln<br />

den, betroffen, zeiden ze, Zwitferland niet.<br />

„ Ook plag men, vanouds, weinig nut te trekj,<br />

ken van Kerkelyke Vergaderingen en Sino-<br />

„ den. En was de raad, door den Koning van<br />

j, Groot Britanje, voor eenige jaaren, gegeven,<br />

„ om de gefchillen te houden van den Predik-<br />

Cf) BRANDT II. Deel, bl. 917.<br />

, Ig) BRANDT UI. Deel, bf. 4, 10, &,<br />

V 4<br />

» «oei


3ia VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />

„ ftoel, hoog te agten." Zy gebruikten UOPandere<br />

redenen , tegen de afvaardiging naar<br />

Holland. Doch de Heer Pieter van Brederode ,<br />

wat laater, uit den naam der algemeene Staaten,<br />

in Zwitferland gekomen, hadt de Regeenng<br />

bewoogen, zonder dat men wist door welke<br />

redenen , om in het afzenden van eenige<br />

Godgeleerden te bewilligen (A). Op den dertienden<br />

van Slagtmaand, werdt de Sinode aangevangen,<br />

met twee Predikaatfien, eene in de<br />

Nederduitfche, en eene in de Walfche fpraake.<br />

De eerfte gefchiedde, door BalthazarLydms,<br />

Predikant te Dordrecht. Daarna, begaven<br />

zig de Gemagtigden der algemeene Staaten,<br />

de Profesforen, Predikanten en Ouderlingen<br />

, die tot de Sinode gezonden waren, naar<br />

de Stads Doele , daar men vergaderen zou.<br />

Van hier, werden eenigen gezonden, om de<br />

mtheemfche Godgeleerden af te haaien. Zy<br />

werden, in de Doele, verwelkomd, door de<br />

Heeren Politiken of Gemagtigden der algemeene<br />

Staaten. Deezen waren, in't geheel, agttien<br />

in getal: doch fommigen woonden de Si­<br />

Getal der node niet by. De inlandfche Kerkelyken wa­<br />

Leden. ren vyf Profesforen, zesendertig Predikanten<br />

en twintig Ouderlingen, boven de twee Remonftrantfche<br />

Predikanten en een' Ouderling,<br />

uit het Stigt. 't Getal der uitheemfchen beliep<br />

agtentwintig (7). De Leden gezeten zynde,<br />

deedt Balrhazar Lydius, Predikant te Dordrecht<br />

, een gebed (*), cn Martinus Gregorius ,<br />

die thans onder de Politiken voorzat, eeneaan-<br />

fpraak<br />

(A) Acfta Synodal. Deput. Helvet. DiSS.<br />

(i ) BRANDT III. Deel, bl. 15.<br />

CO Handel.derNation.Sinujk.&/.I. £'.2,3,4,5,6,-,'3,


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 313<br />

fpraak, tot opening van de Sinode : waarna hy<br />

den last, hun door de algemeene Staaten gegeven,<br />

deedt voorleezen (/). Alles gefchiedde,<br />

in de Latvnfche taaie, ten dienfte der uitheemfchen.<br />

In de tweede zitting, die, 's andeVerkierendaags, gehouden werdt, verkoos men Joan zing van<br />

een' Pro­<br />

nes Bogerman, Predikant te Leeuwaarden, tot<br />

fes, twee<br />

Prales, of Voorzitter; Jakobus Rolandus en Asfesfo-<br />

'Hermannus Faukelius, Predikanten te Amfterren en<br />

dam en te Middelburg, tot Asjesforen:, of Byzit- twee<br />

Sctibetj,<br />

ters; en Sebastiaan Damman en Festus Hommius,<br />

Predikanten te Zutfen en te Leiden, tot<br />

Scriben of Schryvers (1»). Alle deezen waren<br />

voor yverigeContraremonftranten bekend; hoewel<br />

Damman, voor deezen, Arminius hadt aangehangen<br />

(»)• Voorts, tradt men,in de derde zitting,<br />

des nademiddags, tot het onderzoek der<br />

Geloofsbrieven van de Sinodaale Leden (0),<br />

En alzo men, reeds te vooren, vastgefteldhadt,<br />

voornaamlyk van de vyf punten te handelen,<br />

werdt, terftond hierna, beraadüaagd, om eenige<br />

Remonftranten te daagen voor de Sinode<br />

(/>). Deezen, midlerwyl, te Leiden vergaderd,<br />

ontwierpen een Vertoog aan de Sinode, waarby<br />

zy verzogten, als Leden, in dezelve, te mogen<br />

verfchynen j niet als gedaagden. Doch dit<br />

Vertoog vondt geen' ingang (q). De brieven,<br />

waarmede dertien Remonftranten werden ge.<br />

daagd, werden, terftond hierna, afgezonden,<br />

Terwyl men naar de gedaagden toefde, hanAfhandeldeling r O Zie hunne geheime fnflr. by BRANDT III. Deel, bl. 18.<br />

O) Sinod. Handel. Sef. 11. bl. 11.<br />

OO BRANDT 111. Deel, bl. 27, a8.<br />

f oh Sinod. Handel. Sef III. bl. 13. Sef, IV. h1.:x%<br />

(p) Sinod. Handel- Sef. IV. bl. 20, 21. Sef. V. bl. si.<br />

. £j) BRANDT III. Deel, bl, 3r-49»


16*18.<br />

van verfcheiden'<br />

zaaken.<br />

De gedaagdeRemonftranten<br />

komen<br />

te Dordrecht.<br />

Re:'e-<br />

314 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />

delde men, in verfcheiden' zittingen, over eene<br />

nieuwe Nederduitfche overzetting der H.<br />

Schriften, die, federt, by de hand genomen ,<br />

en uitgevoerd werdt; over 't prediken van den<br />

Catechismus.; over de Catechifatien; over 't<br />

doopen der Kinderen van Heideniche ouderen ;<br />

over 't voorbereiden der Studenten in de Godgeleerdheid<br />

, en over 't drukken van ergerlyke<br />

boeken (r).<br />

De gedaagde Remonftranten en eenige anderen<br />

, midlerwyl, binnen Rotterdam, geraadpleegd<br />

hebbende, op 't gene hun, in de Sinode<br />

, te doen ftondt (f), begaven de eerften zig<br />

naar Dordrecht, daarzy, den vyfden van Wintermaand,<br />

aankwamen. De Profesfor Simon Episkopius<br />

was één deezer gedaagden; fchoon<br />

hy, te vooren, nevens Polyander, als een medelid<br />

der Sinode, tot dezelve, genodigd geweest<br />

was (?), in welke hoedaanigheid, hy nu ,<br />

te vergeefs, zogt erkend te worden. Hy en de<br />

anderen gingen, terftond, deuitheemfchenbegroeten<br />

, hun, te gelyk, een fchriftelyk Berigt<br />

overleverende van den ftaat der gefchillen («).<br />

De Utrechtfche afgezondenen uit de Remonftranten<br />

, die, tot hiertoe, als Leden der Sinode<br />

, waren aangemerkt, werden, in de drieëntwintigfte<br />

zitting, door den Voorzitter Bogerman<br />

, vermaand, om zig by de gedaagden te<br />

voegen, waartoe de twee Predikanten, des<br />

anderendaags, beflooten (j>).<br />

Doch, in deeze zelfde zitting, op den zeven-<br />

O) Sinod. Handel. Sef. VJ. — jptH. W. 2472.<br />

Is) Hiflorisch Verhaal,/. 10.<br />

( t~) P. A. LTMKOKCII Vit. Episcopü p. n8.<br />

( « ) Hiftorlsch Verhaal, f. 14.<br />

fyj Sinod Handel.J^.XXIH.W.73. IJALEsBriev.ê/.jtjios»


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 315<br />

venden van Wintermaand, verfcheenen de gedaagde<br />

Remonftranten voor de Sinode. Episkoplus<br />

deedt toen eene lierlyke en wydluftige<br />

Redevoering, ftrekkende, om de inzigten der<br />

Remonftranten, tot voortplanting der waarheid,<br />

en tot verhoeding van fcheuring , te verdedigen<br />

, en de Contraremonftranten in 't ongelyk<br />

te ftellen. 't Kort begrip kwam uit, op<br />

deeze drie punten. „ 1. Dat de Remonftranten<br />

w de raauwe of harde gevoelens van fommi-<br />

„ gen, over 't ftuk der Goddelyke Voorfchik-<br />

„ king, altoos hadden tegengelproken. 2. Dat<br />

„ zy de fcheuring, hierom, Voor eenig Sino-<br />

„ daal oordeel, gemaakt, mispreezen hadden.<br />

„ 3. Dat zy de onderlinge verdraagzaamheid<br />

„ over de verfchillende punten hadden voorgeftaan:<br />

waarby nog gekomen was het toe-<br />

„ fchryven van de hoogfte magt aan de Overn<br />

heid, in Kerkelyke zaaken." Hy floot, met<br />

een verzoek „ dat men zig aan hun kleen getal<br />

niet ftooten wilde, en zig alleen met de<br />

H. Schrift en gezonde reden tegen hen behelpen<br />

(V)." ToenEpiskopius uit hadt, begeerde<br />

Bogerman, dat hy een affchrift der Rede<br />

overleveren zou. Hy antwoordde, dat hy<br />

''er geen hadt, welk net genoeg gefteld was,<br />

of, gelyk elders (x) gemeld wordt, dat hy 't<br />

netter zou uit fchryven. Men verftondt hem zo,<br />

Waar­<br />

dathy ontkende, eenig ander affchriftin'tgeover hy<br />

heel te hebben : 't welk, toen men 't naderhand beftraft<br />

gewaar werdt, gelegenheid gaf, dat hy, voor wordt.<br />

de Sinode, wegens onopregtheid en kwaade<br />

trouf>)<br />

Sinod. Handel. Sejf. XXIII. bl. 75 '»*• Acta Synnd. Renionftr.<br />

p. 24 £? feil'<br />

O) Afta Synodal. Deput. Heivet. MSS.<br />

voering<br />

van Episkopiui,<br />

in<br />

de Sinode.


I«I8.<br />

Sinodaale<br />

eed of<br />

belofte.<br />

De Remonllranten<br />

weigeren<br />

deSinode<br />

voor<br />

Regter te<br />

erkennen.<br />

3i 6 VADERLANDSCHE XXXIX. BOEK.<br />

trouwe, beftraft werdt Q0. Maar nu vorderde<br />

DanielHeinfius, Sekretaris der Politiken, dat hy<br />

't affchrift, welk hy voor zig hadt, overgaf,<br />

nadat het eerst, door alle de gedaagden,getekend<br />

was. Dit gefchiedde, terftond. Bogerman<br />

beftrafte hem ook „ dat hy anderhalf uur ge-<br />

„ fproken hadt, zonder, op zyn verzoek om<br />

„ verlof tot fpreeken, behoorlyk antwoordaf-<br />

„ te wagten; daarby voegende, dat het gedaag-<br />

„ den niet paste eerst te fpreeken; maartehoo-<br />

U ren , wat men hun hadt voor te houden (2)."<br />

Hierna, werdt de Sinodaale eed gedaan, waarby<br />

beloofd werdt „ in het oordeel over de gen<br />

loofsgefchillen , geenerlei menfchelyke<br />

„ fchriften, maar Gods woord alleen, voor<br />

„ eenen zekeren en onfeilbaaren regel des ge-<br />

„ loofs, te zullen gebruiken, en, in deeze gantfche<br />

handeling, niet dan Gods eer, de rust<br />

der Kerke, en, bovenal, de behoudenis van<br />

9 de zuiverheid der Leere te zullen voor 00ij<br />

gen hebben." Doch in 't vorderen van dee^.<br />

ïen eed, werden de Utrechtfche Remonftranten<br />

voorbygegaan (V). In de volgende zitting ,<br />

deeden de Remonftranten een tweede Vertoog,<br />

waarin zy beweerden, dat de Sinode hun<br />

wettige Regter niet zyn kon, te gelyk, eenige<br />

voorwaarden opgeevende, welken zy, in eene<br />

wettige Sinode, vorderden Doch over dit<br />

Vertoog werden zy fcherp beftraft, door den<br />

Prefident, dien zy, op hunne beurt, onbechroomd,<br />

te keer gingen. Ook verwierpen de<br />

Pa.<br />

OO Sjnorl. Hand. Sef. XXX. II 154, AetaSynöd.Rem.f.GlL<br />

f z~) HAL ES Brieven , tl. isi.<br />

Ca) Sinod. Handel. Sef, XXIir. M. y t.<br />

tij Aeta Synxl. Rir.ioi.ftr. p. 38 ci


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 317<br />

Politiken de voorwaarden, door hen gevorderd.<br />

De Remonftranten verdedigden zig,<br />

daarna, fchriftelyk, tegen de beftraffing, die<br />

hun gedaan was, en flooten, met ernftige aantuiging,<br />

dat zy de Sinode voor geenen wettigen<br />

Regter konden houden; fchoon zy, desonaangezien,<br />

bereid waren, hunne Leer, voor dezelve<br />

, te verdedigen. Doch de Sinode, met<br />

naame de uitheemfchen, hielden deeze aantuiging<br />

voor ongegrond (c).<br />

De Remonftranten kwamen toen, in de eenendertigde<br />

zitting, op den dertienden van<br />

Wintermaand, tot het voorftellen van hun gevoelen,<br />

op het eerfte der vyf punten. Daarna<br />

gaven ze hun begrip van de vier andere punten<br />

, te gelyk, over : daarby voegende eenige<br />

redenen , waarom zy niet ilegts verklaarder<br />

wat zy gevoelden, maar ook wat zy niet gevoelden,<br />

aangaande de betwiste Leeringen,<br />

en in 't byzonder, waarom zy ook, tegen de<br />

vermaaning des Prefidents, van de Verwerping<br />

gehandeld hadden (/). Toen vorderde Bogerman<br />

hun ook hunne bedenkingen af, op de Belydenis<br />

en Catechismus. Doch zy weigerden<br />

zig, deswege, te verklaaren, voor het afhandelen<br />

der vyf punten. Heinfiüs geboodt het<br />

hun, daarna, uit den naam der Politiken. Doch<br />

zy bleeven 't nog al weigeren. Men ondervraagde<br />

hen, hoofd voor hoofd, of ze eenige<br />

bedenkingen hadden ? fommigen zeiden, neer/.<br />

Anderen antwoordden, met onderfcheiding<br />

(


kingen<br />

op de<br />

jiely de-<br />

Mis en<br />

Catechismus.<br />

Verfchil<br />

tusichen<br />

ie Sino<br />

deen de<br />

Reraonftraiuen,<br />

over de<br />

verdere<br />

wyze val<br />

handelea.<br />

318 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />

hen gevreesd werdt, beflooten zy, daarna,<br />

• hunne Bedenkingen over te geeven (ƒ).<br />

Nu moest men komen, tot het verdedigen<br />

en wederleggen van de punten, door de Remonftranten<br />

ingeleverd, waaromtrent zy meer<br />

vryheid vorderden , dan de Sinode hun wilde<br />

toeftaan. Zy begeerden, dat men hun toeliete,<br />

nevens het voordellen van hun gevoelen,<br />

ook dat van hunne partyen te wederleggen.<br />

Doch dit laatfte werdt hun, door de Sinode,<br />

geweigerd. De Gemagtigden der Staaten gebooden<br />

hun, zig naar 't befluit der Sinode te<br />

voegen. Doch zy verklaarden, dit van zigzel-<br />

1 ven niet te konnen verkrygen. Ook gaven ze<br />

redenen van deeze hunne weigering, in eenen<br />

beflooten Brief, die, niet voor 'snademiddags,<br />

in de Sinode, gelezen werdt. Men hadt toen<br />

eenige boeken der Remonftranten in de Sinode<br />

gebragt, uit welken men hen begon te ondervraagen.<br />

Doch zy weigerden, op deeze ondervraagingen<br />

, te antwoorden (g). Na veel over-<br />

en wederfpraak, gaf men hun nog eenige<br />

uuren tyds, om zig nader te bedenken. De Sinode<br />

raadpleegde, midlerwyl, ook, op 't gene<br />

haar te doen ftondt, met geflooten'deuren (A).<br />

Zy befloot, eindelyk, den Remonftrantenaantebieden<br />

„dat zy, over de punten, die men<br />

„ hun voor te houden hadt, meest zulken zou<br />

5, vraagen, die, onder hen, voor de vaardig-<br />

5, ften en geoefendften gehouden werden, en<br />

dat deezen, in 't antwoorden, ook zouden<br />

„mo-<br />

(ƒ) Afta Synod. Rcinonftr. p. 83 & feqq-<br />

(g) Hilroriscli Verhaal, f. 96, 97, 98, 99, 102, I03, 106»<br />

107- HALKS Brieven, bl. 115 enz.<br />

{h) H.'.LES Brieven, bl. 140.


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 319<br />

n mogen aanwyzing doen van Leeringen, die,<br />

„ hier te Lande, door Hervormde Leeraars,<br />

j, voorgcftaan werden, en, huns oordeels, met<br />

„ Gods woord ftreeden." De Remonftranten<br />

verzogten tyd van beraad, en verklaarden ,<br />

daarna, fchriftelyk, op den negenentwintigften<br />

van Wintermaand „ dat zy gezind waren, eerst<br />

M van de Verkiezing te handelen, en daarna<br />

„ van de Verwerping, met verdediging van<br />

„ hun eigen, en wederlegging van het ftrydig<br />

„ gevoelen." Doch de Sinode begeerde hun<br />

dit niet toe te ftaan. Men vraagde hun of<br />

M zy zig aan het jongfte Befluit der Sinode wiln<br />

den onderwerpenof niet ?" Zy antwoordden<br />

„ dat zy zulks niet konden doen, dan in<br />

w overeenkomst met de fchriftelyke Verklaaw<br />

ring, door hen ingeleverd (i)." De Gemagtigden<br />

der Staaten hielden dit hun gedrag voor<br />

ongehoorzaamheid, en deeden, terftond, eene<br />

bezending naar den Haage, om het goeddunken<br />

der algemeene Staaten hierop te verftaan<br />

Deezen begreepen J7 dat de Remonftran-<br />

„ ten zig behoorden te onderwerpen, of dat<br />

„ de Sinode, deeden zy 'tniet, hunne Leer,<br />

w uit hunne overgeleverde en andere Schrif-<br />

„ ten, oordeelen mogt." Men gaf hun hiervan<br />

kennis, op den derden van Louwmaand des "<br />

volgenden jaars. DePrefidentBogerman deedt<br />

hun toen ook verfcheiden' vraagen, aangaande<br />

de Leere; waarop zy weigerden te antwoorden.<br />

Hierop, ontftondt veel over en wederfpraak.<br />

Eindelyk, vermaande de Raadsheer<br />

Martinus Gregorius de Remonftranten tot<br />

ge-<br />

CO Hiftor. Verh. ƒ. 107, ir:8, 109, no, UT, 112,11}, IÏ4, U5*<br />

(.£) £1 RANDT III. Deel, tl. 233.<br />

1619.


3»o VADERLANDSGHE XXXIX.BOEK.<br />

gehoorzaamheid, alzo men hun, zeide hy, vry-<br />

• heid liet, tot vooritellen en wederleggen. Laat<br />

men ons dit toe, vraagde Episkopius, zo veel, als<br />

wy zeiven zullen noodig agten ? Neen, hernam<br />

n de Raadsheer, zo veel als deóinode zal noo-<br />

„ dig agten." Kort hierna, fcheidde de Vergadering<br />

(/). Men hieldt, federt, eenige zittingen,<br />

waarin overlegd werdt, hoe men verder<br />

hadt te handelen met de Remonftranten (ni)\<br />

Daarna, werden zy wederom geroepen. Dé<br />

Prelident zeide toen „ dat het gantfche ver-<br />

5, fchil de orde betrof. De Remonftranten wilden<br />

eerst hun gevoelen verklaaren * en de<br />

n Sinode wilde, dat zy eerst, op eenige vraaw<br />

gen, antwoorden zouden : " waarop Episko^<br />

pius hernam, zo dit alleen''t verfchilis; men leyere<br />

ons de vraagen; wy zullen 'er op antwoorden<br />

, en, 'tgene wy meer te zeggen hebben, in ons"<br />

antwoord, invoegen. Veelen meenden, dat men<br />

't toen gevonden hadt. Maar de Prelident weigerde<br />

, de vraagen over te geeven, beweerende *<br />

dat zulks, naar regte, niet gebruikelyk was.<br />

De Remonftranten vertrokken zynde, vraagde<br />

de Preftdent „ of men hen, ziende hunnë<br />

5, hardnekkigheid, niet uit hunne fchriften'<br />

„ behoorde te oordeelen?" In de volgende zitting<br />

, deedt hy den zelfden voorflag. Veelen<br />

onder de uitheemfchen meenden, dat men den<br />

Remonftranten de vraagen behoorde te leveren<br />

, en hen, daarop, naar welgevallen, laaten<br />

antwoorden. Doch de meeste ïnlandfchen begreepen<br />

't anders. Ook ftemden de Politiken ,<br />

dat<br />

f O Sinod. Handel. 6ef, XXXIX. — >.LVI. U. 10Ö-253. HÏftV<br />

Verhaal, /. uil enz.<br />

UAIKS Blieven,. */. 140 enz,


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 321<br />

dat men de Remonftranten oordeelen zou, uit<br />

hunne fchriften. 't Befluit, hierop, door de<br />

Politiken, genomen, werdt hun, den elfden<br />

van Louwmaand, aangekondigd. Men gaf hun ,<br />

voorts, nog eenige dagen tyd, om nog iets over<br />

het eerfte der vyf punten over te leveren, 't<br />

gene omtrent gereed was. Midlerwyl, handelden<br />

de Heeren Politiken, in 't byzonder, met<br />

de Remonftranten. Doch zonder vrugt. De Remonftranten<br />

booden aan „ op de vraagen,<br />

n hun, door den Prefident, over de vyf punn<br />

ten, voorgefteld, of nog voor te ftellen, te<br />

zullen antwoorden : en hun antwoord, te ge-<br />

„ lyk met hunne verklaaring over ieder punt,<br />

„ fchriftelyk, te zullen overleveren; mids men<br />

hun toeliete, zulks, op zulk eene wyze, te<br />

n doen, als zy, den negenentwintigften van<br />

n Wintermaand, begeerd hadden." Maar men<br />

vorderde „ dat zy, op de vraagen, by monde<br />

j, of gefchrifte, naar gelegenheid van zaaken,<br />

n antwoorden zouden," zonder dat men repte<br />

van de wyze, te vooren, door hen voorgeflaagen.<br />

En hierin konden de Remonftranten niet<br />

bewilligen («). Men ontboodt hen, den veertienden<br />

van Louwmaand, in de zevenenvyftigfte<br />

zitting der Sinode. Zy bemerkten ras, dat<br />

de uitheemfchen, oordeelende, dat zy te ftyf<br />

ftonden op de wyze der handelinge, hun nu tegen<br />

gevallen waren. Zy gaven de redenen van<br />

hun voorig befluit, in gefchrifte, over: ook<br />

hunne Verklaaring over het eerfte der vyf Artikelen,<br />

met aanbieding van, op gelyken voet,<br />

> te<br />

OO Synod. Hand. Sef. LIV. LV. tl. 358, 266. Hiftor, Vjrh.<br />

/. iS=. 130.<br />

X. DEEL. X<br />

1619;<br />

Laatfte<br />

annb ioding<br />

der<br />

Remon-<br />

[hanten.<br />

Ei.sch der<br />

Sinode.


gas VADERLANDSCHE XXXIX. BOEK.<br />

1619. te willen voortgaan, tot de overigen. De Prelident<br />

vraagde hun, of zy nog bleeven, by 't<br />

gene zy, in dit Gefchrift, ter nedergefteldhadden.<br />

Zy verklaarden, van ja. Toen deedt hy<br />

De Re- 't hen allen ondertekenen : waarna hy hen, met<br />

mon eene fcherpe Rede, uit de Sinode zettede, welk<br />

ltranrcn lot zy, zeide hy, hunner eigene ftyfzinnigheid<br />

worden<br />

uit de<br />

hadden te wyten. Ook verzuimde hy niet, hun<br />

Sinode met de Kerkelyke ftraffen, te bedreigen, flui­<br />

gezet. tende , eindelyk, met deeze woorden, Ik geefu<br />

dan, uit den naam der Heeren Gemagtigden en<br />

der Sinode, uw affcheid. Men ontflaat u. Gaai<br />

heenen. Zy deeden 't, terftond : doch kreegen ,<br />

in 't uitgaan, bevel van de Politiken, welk hun,<br />

ook te vooren, reeds meer dan eens, gegeven<br />

was, om,zonder nader'last, niet uit Dordrecht<br />

te vertrekken (0 ).<br />

't Gefchil, by welks gelegenheid, de Remonftranten<br />

uit de Sinode gezet werden, fcheen,<br />

in den eerften opflag, van klein gewigt. 't Betrof<br />

alleen de wyze, waarop zy hunne Leer<br />

verdedigen, en de Leer hunner partyen wederleggen<br />

zouden mogen. De Sinode wilde hun,<br />

omtrent deeze wyze, de wet ftellen. Zy begeerden<br />

zig, daarin, naar hun welgevallen, te<br />

gedraagen. Doch als men aanmerkt, dat alle<br />

de Leden der Sinode geen eenerlei begrip hadden,<br />

omtrent het Leerituk der Goddelyke<br />

Voorfchikking, en dat de Leer der Verwerpinge,<br />

in 't byzonder, waarvan de Remonftranten,<br />

uitvoerig, wilden handelen, aan merkelyke<br />

zwaarigheden onderhevig was, kan men ligtelyk<br />

begrypen, waarom de Sinode den Remon-<br />

(0) Synod. Hand. Sef. LVII. H. 268 enz. Hiftor. Vcrh. ft<br />

140, 141, 142, 143.


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 323<br />

monftranten de wyze van verdedigen en wederleggen<br />

wilde voorfchryven, en waarom zydie<br />

aan zig zeiven houden wilde. De Remonftranten<br />

meenden, hun voordeel te zullen konnen<br />

doen met de verfchillende begrippen der<br />

Leden van de Sinode; wanneer men hun toeliet,<br />

breedfpraakig, te handelen van de Verwerpinge.<br />

Maar de Sinode vondt niet geraa-<br />

den, hun zo veel voordeels te gunnen.<br />

Na dat zy uit de Sinode gellooten waren,<br />

liet men hun aanzeggen, dat zy hunne Verklaaring,<br />

over de vier overige punten, in gefchrift<br />

ftellen en der Sinode overleveren konden. Zy<br />

deeden dit, zo uitvoerig, dat men veele zittingen<br />

doorbragt, met hunne fchriften te leezen<br />

en te overvveegen, by welke gelegenheid,<br />

nu en dan, hevige gefchillen ontftonden, tusfchen<br />

eenige Leden der Sinode (/>). De algemeene<br />

Staaten, federt, de handelingen der Sinode,<br />

tot hiertoe gehouden, hebbende goedgekeurd,<br />

deedt haar egter, door den Sekretaris<br />

Heinfius, vermaanen, dat zy zig zou haasten<br />

Mentradtdan, tot het onderzoek en de<br />

wederlegging der vyf Remonftrantfche punten<br />

; zonder egter ailes te leezen, wat de Remonftranten,<br />

ter hunner verdediging, hadden<br />

ingeleverd. De Politiken en veele Leden der<br />

Sinode klaagden zeer, over de langheid hunner<br />

fchriften. Sommigen zeiden, dat de Sinodt<br />

vel twaalf jaaren zitten mogt, zo menze allen<br />

zou moeten onderzoeken (r).<br />

Doch terwyl men, met dit werk, in de Si- xrx.<br />

nc- ^ 'ergadong<br />

dei<br />

QO HALES Briev. bl. 170. BALCANQUALS Briev. il. S25, 343. r<br />

Cf) BRANDT III, Deel', bl. 401, 493.<br />

Qrj BRANDT UI. Deel, bL 441.<br />

X a<br />

1619.<br />

Defchrif-<br />

:en der<br />

itemon-<br />

Iranteii<br />

worden,<br />

:en dee-<br />

8, in de<br />

Sinode,<br />

gelezen»


Remonftranten<br />

te Rotterdam.<br />

De oorcieelen<br />

324 VADERLANDSCHE XXXIX. BOEK.<br />

node, bezig was, en de Remonftranten, eerftdaags,<br />

de veroordeeling hunner Leere te gemoet<br />

zagen, vergaderden, te Rotterdam, op<br />

den vyfden van Lentemaand , tien Remonftrantfche<br />

Predikanten en eenige Ouderlingen<br />

en Diakenen, om orde te ftellen, op hunne zaaken.<br />

In deeze byeenkomst, by veelen eene Tegen<br />

- Sinode genaamd, befloot men, het houden<br />

van afgezonderde Godsdienftige oefeningen,<br />

die, hier en daar, reeds aangevangen, doch geftoord<br />

en verbooden waren (O, ernftelyk, door<br />

te zetten, onaangezien de Piakaaten, daartegen<br />

gemaakt of nog te maaken. Voorts werden,<br />

hier, op 't behaagen der andere Predikanten<br />

, Kerken en Kerkendienaaren van het Remonftrantsch<br />

gevoelen, eenige regels ontworpen<br />

, waarnaar men zig, in 't byeenhouden,<br />

leeren en bellieren der Gemeenten, zou hebben<br />

te gedraagen. Onder anderen, befloot men een<br />

Vertoog te doen aan de algemeene Staaten en<br />

aan den Prinfe van Oranje, waarin men den<br />

onwettigen handel, dus fprak men, der Sinode<br />

van Dordrecht voorhadt aan te wyzen (»•<br />

Doch de gedaagde Remonftranten, te Dordrecht,<br />

een affchrift bekomen hebbende van<br />

't gehandelde te Rotterdam, oordeelden zulk<br />

een vertoog, voor deezen tyd,ongeraaden(a).<br />

De Rotterdamfche Byeenkomst, kort hierna,<br />

rugtbaar geworden, werdt zeer kwalyk genomen<br />

door de Overheid, en voor oproerig ver-<br />

In de Sinode, kwam men nu, eindelyk, tot<br />

het<br />

f*) RnANnT II. Dell, bl. 941, 94.-.<br />

(/) UYTENBOG. bl. "5*. H5P.<br />

Oj BRANDT. III. Diel,bl. 4y°«


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 325<br />

brt leezen der oordeelen over de vyf punten.<br />

De Engelfchen begeerden, dat dit openlyk,<br />

gefchieden zou. Doch de Prelident Bogerman, over de<br />

niet dienftig vindende, dat elk de verfchillen­<br />

vyf pmi.<br />

:en worde<br />

gedagten der Leden hoorde, drong door, den in de<br />

dat men 't, met beflooten' deuren, deedt (V). sinode,<br />

Men bevondt toen, dat alle de uitheemfchen gelezen.<br />

en verfcheiden' inlandfchen, met Gomarus,<br />

die, na zyn vertrek van Leiden, Profesfor te<br />

Groningen geworden, en, van daar, naar de<br />

Sinode gezonden was, verfchilden, over het<br />

onderwerp der Goddelyke Voorfchikking:<br />

waarvoor hy den mensch nam, eer dezelve gevallen<br />

was, en de anderen den zelfden mensch ,<br />

na zynen val (w). Met dit leezen, werden eenige<br />

zittingen gefleeten („r). Daarna, ging men<br />

over, tot het Itellen der Sinodaale Kanons, of<br />

Wetten, waartoe eenige Gemagtigden be.<br />

noemd werden: tegen 't gevoelen van Bogerman,<br />

die dit werk gaarne alleen gedaan, en<br />

het, daarna, den Leden voorgelegd zou hebben<br />

; om 'er hun placet of non placet, goed- of<br />

afkeuring,met een enkel woord, op te hooren<br />

(jy). Drie weeken werden.'er gefleeten, met<br />

het opftellen der Kanons, die, daarna, in drie<br />

verfcheiden' zittingen, in Grasmaand, gelezenwerden<br />

(z). Zy behelsden , voor eerst, de vastftelling<br />

der Leere, die voor regtzinnig gehouden<br />

werdt: en, ten anderen, de verwerping<br />

van 't gene men als dooling aanmerkte. Toen<br />

las<br />

Cv) BALCANQIMLS Briev. bl. 262 enz.<br />

Cu") IALCANQÖALS Briev. bl. 272.<br />

C*5 Sinod. Hand. Sef. CII—CXXV. bl. 326-335.<br />

OO Aöa Synod. Depur. Helvet. MSS. BALCANQUAIS Briev.<br />

hl. 300. en Aantek. bl. 323.<br />

(•O Zie Groot-Plakaati>. I. Deel, kol. 135.<br />

X 3


$i6 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />

1619.<br />

Ook de<br />

Kanon 1<br />

las men ook een ontwerp van afkeuring etaiger<br />

harde fpreekwyzen. Alles werdt met genoegzaame<br />

eenftemmigheid goedgevonden, en<br />

onderfchreeven (a). Voorts, kwam men tot het<br />

; leezen van een Sinodaal vonnis tegen de Per­<br />

derLerr, foonen der Remonftranten : waaraan de meeste<br />

hc-t Vonnis<br />

tegen uitheemfchen, en alle de inlandfchen hun ze­<br />

de Regel hingen. Doch de Politiken verklaarden,<br />

mon dat zy hunne toeftemming, op dit vonnis, niet<br />

ftranten,<br />

geeven konden: maar dat men 't, van de alge­<br />

enz.<br />

meene Staaten, afwagten moest. Ook werdt<br />

het vonnis, alleenlyk, door de twee Scriben of<br />

Schryvers, Damman en Festus, ondertekend ,<br />

en door Heinfius, tot getuigenis van 't gene 'er<br />

gefchied was (£). Doch, na 't eindigen der Sinode,<br />

werdt het, door de algemeene Staaten,<br />

volkomenlyk goedgekeurd en bekragtigd (V).<br />

Voorts, werden de Belydenis en Catechismusgelezen<br />

en goedgekeurd (d). Ook tradt men,<br />

tot het afdoen van eenige byzondere zaaken,<br />

IVIakko- die voor de Sinode gebragt waren. Makkovius,<br />

viusvry- ' Profesfor te Franeker, befchuldigd, dat hy God<br />

gefpro<br />

tot eene oorzaak der zonde ftelde, werdt van<br />

ken<br />

Vorstius Ketterye zuiver gefchouwen (e): de Leer van<br />

veroor­ Vorstius, daarentegen, als onregtzinnig, verdeeld.oordeeld<br />

, en hy onwaardig verklaard, om het<br />

ampt van Doktor en Profesfor der Godgeleerdheid,<br />

in de Hervormde Kerke, te bekleeden:<br />

welk vonnis, daarna, door de algemeene Staaten,<br />

bevestigd werdt (ƒ). Ondertusfchen,hadt<br />

de<br />

(«) BALCANQUA/.S Aant. bl. 336.<br />

( b , Zie Groot-Plakaatb. I- Deel, kei. 164.<br />

(O Groot-Plakaatb T. Deel, kol. 167.<br />

(d) BALCANQUALS Aant. bl. 330 enz.<br />

\e) Afta Synod. Deput. Helvet. HISS. BALCANIJUALS Aant."<br />

bl. 3V.. enz. 367 enz.<br />

(f) Synod. Hand. Sef. CL1I. bl. 416.


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E ,<br />

de Sinode beflooten, de Leeraars der Hervormde<br />

Kerken te vermaanen, dat zy zig onthielden<br />

van fpreekwyzen, die de paaien van den<br />

regten zin der Schriftuurete buitengingen, en<br />

dertelen verftanden regtvaardige oorzaak gaven,<br />

om de waare Leer te lasteren. Ook gefchiedde<br />

dit, federt(g). En hieldt men, hiermede,<br />

voldaan te hebben aan de begeerte van<br />

eenige uitheemfchen, die fterk gedrongen hadden<br />

op de veroordeeling van eenige fpreekwyzen,<br />

eertyds, gebruikt, door Leeraars, die<br />

voor regtzinnig gehouden werden (A). Al het<br />

gemelde was afgehandeld, in honderd tweeënvyftig<br />

zittingen. Nu fchoot het Ituk der Ker­ De uitkenordening<br />

nog over, welk men niet geraaden heem<br />

vondt, te verhandelen, in de tegenwoordigfchenvertrekheid der uitheemfchen; waarom men befloot.<br />

ken uit<br />

deezen hun affcheid te geeven: 't welk zeei de Sino­<br />

plegtiglyk gefchiedde. Vooraf, tradt de Sinode.de , in orde, op den negenden van Bloeimaand.<br />

uit de Doele , haare gewoonlyke Vergader<br />

plaats, naar de groote Kerke, daar Bogermar<br />

eerst een gebed, toen eene aanfpraak deedt aar<br />

't volk, dat, in groote menigte, van alle kanten ;<br />

was famengevloeid. De Sinodaale Kanons over<br />

de vyf punten en het vonnis van afzetting<br />

over de Remonftrantfche Hoogleeraar en Predikanten<br />

werden, vervolgens, door de Scriben,<br />

Damman en Festus, openlyk, gelezen : ook hei<br />

getuigenis der Politiken, waarbyzy, alleenlyk,<br />

verklaarden, dat de Kanons beflooten waren,<br />

en het vonnis gefteld, in de Sinode. Toen<br />

deedt<br />

Cr,) Zie Groot-Plakaatb. T. Deel, kol. 163.<br />

C/O Synod. Hand. Sef. CXXX1I. bl. 333- EALCADO.. Aantek.<br />

U. j34.<br />

X 4


328 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />

deedt Bogerman de dankzegging, en de Ver-<br />

• gadering fcheidde. Doch de Leden der Sinode<br />

kwamen, na den middag, in hunne gewoone<br />

Vergaderplaats, byeen, daar de honderdvierenvyftigfte<br />

zitting gehouden werdt. Hier<br />

deedt de Raadsheer Martinus Gregorius, Prelident<br />

der Politiken, na het gewoonlykgebed,<br />

eerst eene korte dankzegging aan Gode, en<br />

eene bede, om verderen byl tand, tot behoudenis<br />

der waarheid en herilelling der vrede.<br />

Daarna, keerde hy zig tot de uitheemfchen,<br />

dezelven dankende, voor de hulpe , nu zes<br />

maandenlang, der Sinode beweezen. De Prefident<br />

Bogerman nam toen het woord, en deedt<br />

nog uitgebreider dankzegging aan de uitheemfchen<br />

, welken hy, vervolgens, hun affcheid<br />

gaf, en behouden'reizewenschte. De uitheemfchen<br />

namen toen ook, na eikanderen, hun affcheid<br />

van de Sinode. Bogerman befloot alles,<br />

met een gebed en dankzegging aan Gode. Hierna<br />

, ftonden de Politiken eerst op, groetende<br />

alle de uitheemfchen in rang, met het geeven<br />

van de regterhand. De Prefident, Asfesforen,<br />

Scriben en alle de inlandfchen volgden dit<br />

voorbeeld. Eindelyk, ging men ter maaltyd,<br />

onder 't houden van welke,de oorengefixeerd<br />

werden, met een bevallig muzyk van ftemmen<br />

en fnaarenfpel. Des anderendaags, werden de<br />

uitheemfchen, van wege de algemeene Staaten ,<br />

befchonken ieder met eenen gouden penning ,<br />

ter waarde van honderdenvyftig giddens, hangende<br />

aan eenen keten van vyftig (f).<br />

De<br />

(O Synod. Hand. Sef. CLIII. CUV. tl. 4*8-437. nift.VeFlk<br />

f. 212 - 215.


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 329<br />

De inlandfchen hielden, na 't vertrek der<br />

uitheemfchen , nog zesentwintig zittingen ,<br />

voornaamlyk over 't ftuk der Kerkenordeninge,<br />

en over eenige byzondere zaaken (&). Zy<br />

ontwierpen eene nieuwe Kerkenordening, op<br />

den voet van die des jaars 1586. Doch ze werdt<br />

niet goedgekeurd, by de byzondere Staaten (/).<br />

De laatfte zitting , zynde de honderdentagtigfte,<br />

werdt, den negenentwintigften van Bloeimaand<br />

, gehouden. Men tradt toen, in orde,<br />

naar de groote Kerk, alwaar Lydius, wederom,<br />

de preeke deedt. De Wethouderfchap van Dordrecht,<br />

uit de Kerk, naar 't Raadhuis gegaan<br />

zynde, werdt, hier, door Bogerman en de Asfesforen,<br />

bedankt voor de gunst en beleefdheid<br />

aan de Sinode, in haare Stad, beweezen. De<br />

Sinode, daarna, in haare gewoone Vergaderplaats,<br />

zynde wedergekeerd, werdt bedankt,<br />

door de Gemagtigden der algemeene Staaten,<br />

die, op hunne beurt, door den Prefident Bogerman<br />

, bedankt werden. Ook bedankte deeze<br />

de gantfche Sinode: waarna hy de byeenkomst<br />

met een gebed en dankzegging aan Gode<br />

befloot. Men fcheidde, met het toefteeken<br />

van de regterhand der broederfchap, en met<br />

betuigingen van onderlinge eendragt en liefde,<br />

van eikanderen (111). En dit was 't befluit deezer<br />

vermaarde Sinode: de kosten van welke, door<br />

fommigen, op een millioen guldens, door anderen<br />

, nog hooger berekend zyn («). Vier<br />

(k)Vide Poft-Ach Synod. Nation. in 't Groot Plakaatb. III.<br />

Peel, tl. 416.<br />

CO Zie UOR Autli. Stnkk. III. Deel, bl. II enz. en Groot-<br />

Plakaatb. III. Veel, bl. 404.<br />

C»0 Hifloriscb Verbaal, f. 518.<br />

CO ^»>Poft-Aéta^/.CLXXX./»VGroot-Plakaatb.IH.jD«/.<br />

bl. 440. en URANDT UI, Deel, bl- 66i.<br />

x 5<br />

1(513.<br />

De Sinode<br />

fcheidt,


330 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />

Vier dagen na dat men den uitheemfchen hun<br />

> affcheid gegeven hadt, welker fommigen, terftond<br />

, naar den Haage reisden, om, zo ze zeiden,<br />

iet vreemds te zien (o), geraakte de Advokaat<br />

Oldenbarneveld aan zyn deerlyk einde.<br />

Doch eer wy dit vernaaien, moeten wy den<br />

draad van 't verhaal der Regtspleeginge over<br />

hem eh de andere gevangenen, wederom aanhegten,<br />

daar wy dien afgebroken hebben.<br />

XX. Op het einde des voorleeden jaars, maakten<br />

De Fis­ de Fiskaalen, met naame Pieter van Leeuwen ,<br />

kaal van hun werk van het hooren en ondervraagen van<br />

Leeuwen<br />

doe t verfcheiden' Perfoonen, die gemengd waren<br />

eenift ot . geweest in 't gene omtrent het ftuk der Waardderzoek<br />

, gelders, te Utrecht, was voorgevallen. Zuiïe­<br />

te Uftein, Nyenrode, van Berk, Koningsvry, de<br />

trecht.<br />

Goyer, Groveftein, van Eek, Hoeflaken, en<br />

anderen werden, in Wintermaand, onder beeedigde<br />

belofte van 't gene men hun voorftellen<br />

zou geheim te zullen houden, op verfcheiden'vraagftukken,<br />

gehoord, en wy hebben, in<br />

't voorgaande Boek, reeds gebruik gemaakt<br />

van 't gene zy, omtrent het gebeurde, te Utrecht,<br />

en in den Haage met de Utrechtfche<br />

Gemagtigden, beleeden. Van 't gene, waarop<br />

iet van belang kon te zeggen vallen, gaven zy<br />

Ledenberg de meeste fchuld. Ook ontkenden<br />

de meesten niet, en fommigen bevestigden,<br />

rondelyk, dat hy, over de voornaamfte zaaken,<br />

met den Advokaat, plag te raadpleegen (/>).<br />

Doch van iet, dat naar handel met den vyand<br />

zweemde, beleedt niemant een woord, ten zynen<br />

fO Wftorisch Verha.il,/. 216.<br />

(p) Interrog, ran Snylefteyn. Art. V. ym ConincxvfJ' Art. V»<br />

*«* van Eek, Art. IX. KSS.


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 331<br />

nen laste, uitgenomen Berk, van wiens getuigenis<br />

wy, hierna, zullen fpreeken. Uit deeze verfcheiden'<br />

verklaaringen, ondervraagde men,<br />

daarna, de gevangenen, in den Haage. Hogerbeets<br />

werdt, voor de vierde reize, gehoord,<br />

op den vyf zes en zevenentwintigften van<br />

Louwmaand, over het gebeurde in den Haage,<br />

ten huize van Trefel; waaromtrent hy zig gedroeg<br />

aan de bejydenis van de Groot; welke<br />

hy begeerde, dat, in regte, ook voor de zyne<br />

genomen werdt. Voorts, onderzogt men hem,<br />

over het gene, in Slagtmaand des jaars 1617,<br />

op de tyding, dat de Prins, veelligt, te Leiden<br />

ftondt te komen, in deeze Stad, gehandeld ware,<br />

en wat men, aan de Steden Haarlem,Gouda<br />

en Woerden, gefchreeven hadt (q). Doch<br />

ik vind niet, wat hierop geantwoord werdt. De<br />

twee andere gevangenen werden niet gehoord,<br />

voor het aanftellen der Regteren; waarop, in<br />

deeze maand, ernftelyk, geraadpleegd werdt.<br />

Doch eer 't hiertoe kwame, vielen 'er nog eenige<br />

zaaken voor, die ons hier te melden ftaan.<br />

De Koningen van Frankryk en van Groot-<br />

Britanje, die verfchillende inzigten hadden op<br />

fj) R. HOGERBEETS (Jcdenkfchr. hy BKANDT Keehtspl. tl. 47.<br />

1619.<br />

Hogerbeets<br />

wordt<br />

wederom<br />

gehoord^<br />

De Gezanten<br />

van<br />

*t ftuk der gevangenen, deeden ook hunne ge­<br />

Frankryk<br />

zanten , op verfchillende wyzen, werken, om­ en Engetrent<br />

dezelven. üudlei Karleton deedt, op den landwer­ twaalfden van Louwmaand, een voorltel ter ken voor<br />

algemeene Staatsvergaderinge, waarin hy kwa- en tegen<br />

ós gelyk<br />

fprak van de Groot; doch niets tot zyn navangedeel wist te noemen, dan dat hy de vryheid nen.<br />

der zeevaart en visfeherye gedreeven hadt,<br />

waardoor zyne Majefteit van Groot-Britanje,<br />

d&


i6ï9-<br />

XXI.<br />

Het Lid<br />

derRidderfchap<br />

wordt<br />

met twee<br />

Heeren<br />

vermeerderd. <br />

Omstandigverhaal<br />

der<br />

iumde-<br />

33a VADERLANDSCHE XXXIX. BOEK.<br />

de grootfte Eiland Forst, die ""er was, zig gehoond<br />

rekende (r). De Franfche Gezanten<br />

deeden, daarentegen, op den drieëntwintigften,<br />

een Voorftel, waarin, zy den Staaten, tot het<br />

ftellen van onzydige Regters, en tot voorzigtigheid<br />

en gemaatigdheid vermaanden (f).<br />

Maar terwyl men op 't ftellen der Regteren<br />

raadpleegde , vondt de Prins dienftig, het<br />

Lid der Ridderfchap, welk, reeds in Wynmaand<br />

laatstleeden, met vyf Hollandfche Edelen,<br />

vermeerderd was, met nog twee Heeren<br />

te vermeerderen; die, beide buitengeboofenen<br />

zynde, eenigen tyd geleeden, genaturalifeerd<br />

waren. Deezen waren Daniël de Hartaing,<br />

eigenaar, door koop , der Heerlykheid van<br />

Heemskerk, welke hy, met bewilliging der '<br />

Staaten van Holland, in den jaare 1612, naar<br />

zeker heerlyk goed in Henegouwen, hem toebehoord<br />

hebbende, Marquette vernoemd hadt<br />

(?); enFrancois van Aarlens, Heere van Sommelsdyk<br />

("«). Zy hadden reeds verzogt, in 't<br />

Lid der Ridderfchap, te mogen befchreeven<br />

worden, en de Prins, de Edelen, op den zeventienden<br />

van Louwmaand, by zig ontbooden<br />

hebbende, onderfteunde hun verzoek. Men<br />

verwierf tyd van beraad, tot'sanderendaags.<br />

De Vergadering beftondt toen uit veertien Edelen.<br />

Zeven verftonden, dat men Marquette<br />

befchryven; zeven anderen, dat men 't nalaaten<br />

(r") Zie TïRANDT Rechtspl. bl. 43. GROTIUS Verantw. Cafu<br />

XIX. hl. EI4-<br />

Cr) 7.ie de Propof. in 't Leven van Oldenbarneveld, bl 271).<br />

(O fiHe A. IVÏATTiiAït Fund. Sacr. /Ediurn. Fumi. XÏII. in<br />

Anal. Tom. Tlf. p. 498.<br />

• u, Refnt. Holl. ig08ob, 1618. bl. 308. GROTIUS Verantw».<br />

C/ip. IX. bl. 103, 104.


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 333<br />

ten zou. 't Verzoek van Sommelsdyk werdt, 1619.<br />

door agt, afgeflaagen; door zes, toegeftaan.<br />

Men gaf 'er den Prinfe kennis van, door An- linge<br />

dries de JVith, Penfionaris van Dordrecht, wiens hierov*<br />

eigen Verbaalwy, hier, volgel^Zyne Doorlugtigheid<br />

antwoordde „dat de gevoelens der<br />

Heeren Edelen, in de Vergadering van Hol-<br />

„ land, eenen tyd lang, uitgeloopen waren op<br />

„ verandering van Godsdienst, en om hem ten<br />

„ Lande uit te dry ven; dat zy, eerst, hunne<br />

„ item hadden gegeven tot de Refolutie van<br />

n den vierden van Oogstmaand des jaars 1617,<br />

n daarna, tot den last, den Gemagtigden naar<br />

n Utrecht medegegeven. Dat hy, hierin, moest<br />

n voorzien: en fchoon hy, by eene A&e der<br />

n Staaten van Holland, gemagtigd was, om<br />

„ nog eenige verandering te doen, daar hy<br />

M zulks zou goedvinden; dat hy 't, nogtans, niet<br />

?) gaarne, in de Vergadering der Edelen, doen<br />

„ zou." De Heeren, die hier by waren, zig geraakt<br />

voelende, verfchoonden zig, ten besten,<br />

en keerden toen naar de Vergadering te rug.<br />

Men deedt, op nieuws, omvraage. De Heer<br />

van Brederode verklaarde, fchriftelyk, van<br />

meening te zyn, dat men den Prinfe volkomen<br />

genoegen geeven moest, en Marquette en Sommelsdyk<br />

beide befchryven. De Heeren van Asperen,<br />

Noordwyk, Benthuizen, Wezenburg,<br />

Duivenvoorde en Wimmenum voegden zig<br />

met hem. Doch de Heeren van Mathenes, Obdam,<br />

Schagen, Warmond, Zwieten, Raaphorst<br />

en Kroonenburg hielden, zulks te ftryden met<br />

hunnen eed, en met 'sLands en hunne Privilegiën<br />

; waarom zy 't niet konden goedvinden.<br />

De ftemmen bleeven dus fteeken. De<br />

With


i


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 335<br />

?, zoek, als ftrydig met 'sLands geregtighéid, 1619.<br />

„ niét bewilligen." Zy voegden 'erby, datzy •<br />

ook geene Vergadering op dit ftuk beleggen<br />

konden; gelyk de With hun , uit 's Prinfen<br />

naam, verzogt hadt. De Prins moest zelf hiertoe<br />

komen, en deedt de Edelen, tegen 's anderendaags<br />

, zynde den negentienden van Louwmaand<br />

, in de Kamer der Staaten, byeen komen.<br />

Van daar, ontboodt hy hen by zig, en<br />

hieldt hun, in tegenwoordigheid van Graave<br />

Willem, voor hoe hy, tot rust en dienst des<br />

„ Lands, de Magiftraaten, in eenige Steden ,<br />

?, veranderd hebbende, diergelyke verande-<br />

„ ring , onder de Edelen, 'ook wel noodig<br />

« hieldt; doch, om minder misnoegen te geen<br />

ven, gedagt hadt, zulks te konnen voorko-<br />

„ men, door het verfterken van hunne Ver-<br />

„ gadering , met de Heeren van Marquette<br />

w en Sommelsdyk: waarom hy verzogt en bew<br />

geerde, dat zy deeze Heeren aanneemen<br />

# zouden, onder fchriftelyke verklaaring, dat<br />

„ hun zulks, voor het toekomende, niet tot<br />

w nadeel zou ftrekken: ook, dat ze 'er, terftond,<br />

„ op beflooten, terwyl hy in zyne Kamer gaan<br />

„ zou." Men deedt dan, wederom, omvraag.<br />

De With nam de ftemmen op, die ik, in zyn<br />

(Verbaal, genoegzaam woordelyk, op deeze wyze<br />

, vinde aangetekend. Brederode ftemde „ onw<br />

der Acte van non prejudicie en zonder confe-<br />

„ quentie, beide de Heeren te admitteeren, tot<br />

n contentement van zyne Excellentie:" Mathenes<br />

„ dat hy'tniet kon goedvinden; en, zo<br />

„ hy overftemd werdt, protefteerde van 'tge-<br />

„ ne aldaar gefchiedde: anders te willen bly-<br />

59 ven en zyn een trouw Vasfal van 't Landen<br />

» Die-


336 VADERLANDSCHE XXXIX. BOEK.<br />

w Dienaar van zyne Excellentie." Obdam verklaarde<br />

„ zyn goed en bloed te zyn tot dienst<br />

„ van zyne Excellentie; maar dat hy niet kon<br />

„ doen, tegen zynen eed en confcientie." Duivenvoorde<br />

„ dat den Heeren bekend waren de<br />

» redenen, by zyne Excellentie geallegeerd,<br />

„ en dat hy zig conformeerde, met het avis<br />

» van den Heere van Brederode:" Wezenburg,<br />

» dewyl zyne Excellentie het zo ernftig be-<br />

„ geerde, dat hy den Heer van Marquette zou<br />

„ admitteeren; maar alzo hem niet bleek van<br />

„ de qualiteit des Heeren van Sommelsdyk,<br />

„ verhoopte hy, dat zyne Excellentie zougoed-<br />

„ vinden, dat hy dien niet kon admitteeren:<br />

„ ook om te ontgaan de offenfie van deMa-<br />

„ jefteit van Frankryk, die gemiscontenteerd<br />

„ was , tegen den Heere van Sommelsdyk<br />

5, voornoemd." Noordwyk „ dat hy de twee<br />

„ Heeren zou admitteeren ; dewyl het zyne<br />

„ Excellentie zo ernftig begeerde, onder Ac-.<br />

„ tedenonprejuditie." Asperen „ conformeer-<br />

„ de zig met het avis van den Heere van Bren<br />

derode." Benthuizen zeide dat hy in con-<br />

„ fideratie hadt gehad het verzoek van zyne.<br />

Excellentie, en dat hy beide de Heeren zou<br />

„ admitteeren, onder Aéte van. non prejudi-<br />

„ tie." Schagen verklaarde „dat, als het we-<br />

„ zen moest, hy het dan zou aanzien." Warmond<br />

„ dat hy als nog niet kon verftaan, zulks<br />

„ in de magt van hun Edelen te zyn, en zig te<br />

„ conformeeren met het avis van den Heer<br />

„ van Obdam. Zwieten conformeerde zig met<br />

n het avis van den Heer van Brederode, dej,<br />

wyl der Prinfen begeerten commandemenn<br />

ten waren." Wimmenum verklaarde „ dat<br />

» h<br />

y


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 337<br />

„ hy oorbaar en dienftig voor het Land be- 1619.<br />

„ vondt te zyn, dat de twee Heeren werden<br />

„ geadmitteerd, en zig te conformeeren met<br />

het avis van den Heer van Brederode."<br />

Raaphorst meende „ dat 'er Hollandfche Edelen<br />

genoeg in 't Land waren, om te mogen<br />

„ befchryven, en dat men geene vreemdelingen<br />

behoorde te admitteeren." Kroonenburg<br />

verklaarde , ten laatfte „ dat hy 'er niet te-<br />

„ gen kon zyn, als zyne Excellentie zulks be-<br />

K liefde: en, gedrongen zynde, om zig duidew<br />

lyker te verklaaren, heeft hy de admiéfie,<br />

„ hoewel ongaarne, toegeflaan." Alle deeze<br />

ftemmen werden, daarna, den Prinfe voorgelezen,<br />

en, by de meerderheid derzelven, beflooten<br />

, dat de Heeren van Marquette en Sommelsdyk,<br />

onder de Ridderfchap en Edelen,<br />

zouden worden toegelaaten, ter begeerte van<br />

den Prinfe, en onder uitdrukkelyke verklaaring<br />

van niet in gevolge te zullen getrokken<br />

worden (V). De twee Heeren werden, hierop,<br />

in 't Lid der Edelen befchreeven. De fchriftelyke<br />

Verklaaring, of ASte van nonprejuditie<br />

luidde, van woord tot woord, als volgt:<br />

Alzo, volgens de oude Privilegiën, Regt en, Aéte van<br />

non pre­<br />

Vryheden en loffelyke obfervantien deezer Lanjuditie<br />

,<br />

den, niemant toe en komt, noch en competeert hét wegens<br />

recht, om onder de Ridderfchap en Edelen van het toe-<br />

Llolland en IVestvriesland befchreeven te worlaaten<br />

der twee<br />

den, dan alleen degeenen, die gebooren Hollan­ Heeren<br />

ders zyn, van oude adelyke en Ridderlyke Hol in het<br />

landfche flammen, bezittende heerlyke of adelyke Lid der<br />

l< idder-<br />

Stamgoederen in den zeiven Lande, alles. na<br />

febap. <br />

ouf<br />

v ) Verbaal gehouden fo ANDMES DE WITH, Unadpenf. van<br />

Bordrecht MS.<br />

X. DEEL. Y


338 VADERLANDSCHE XXXIX. BOEK,<br />

oude cos turnen en herkomen; en midsdienwelen<br />

te regt gefuftineert is, dat Jonker Daniël de Heftaing,<br />

Heer van Marquette, Lieut. Gener. van de<br />

Cavallerie en Ritmeester, zynde een Edelman<br />

uit Henegouwen, buiten Hollandgebooren, en<br />

Heer Francois Aarsfens, Heer van Sommelsdyk,<br />

eertyds Ambasfadeur der Hoog-moog. Heeren<br />

Staaten Generaal by de Majefteit van Vrankryk,<br />

mede buiten Holland gebooren zynde, tot den<br />

voorn, (laat, by hen lieden, verzogt, niet geadmitteerd<br />

konnen worden, zonder de bovengenoemde<br />

obfervantien te buiten te gaan. Nogtans, aanmerkende<br />

de ernflige begeerte van Zyne doorlugtige<br />

Excellentie,den Prinfe van Oranje, zeer<br />

inftantelyk begeerende, dat men de voorn. Heeren<br />

van Marquette en van Sommelsdyk mede<br />

onder de Ridderfchap en Edelen zoude willen befchryven<br />

, ende de Capaciteit van der beide voorn.<br />

Heeren Perfoonen , met vaste toezegginge, V zelve<br />

niet getrokken te zullen worden in eenige consequentie<br />

; zo is 't, dat wy, Ridderfchappen en Edelen<br />

van den Lande voornoemd, nodig geagt<br />

hebben van dies Acte gemaakt te worden van<br />

Non prejuditie; by welke wy mede malkanderen,<br />

by adelyke trouwe, eer en vroomigheid, beloofd<br />

hebben en belooven, by deezen, voor ons, onze erven<br />

en nakomelingen, de voorn, oude Privilegiën,<br />

Rekten, Vryheden en loffelyke obfervantien, in<br />

alle toekomende tyden, voortaan,ftri&elyk, teobferveeren<br />

en doen obferveeren, zonder dezelveft<br />

meer te laaten infringeeren, dire&elyk ofindi-<br />

* ter alre&elyk: welken volgende, wy ook hebben goedgetoosduuvonden,<br />

te verzoeken zyn hooggemelde Vorftelyke<br />

rendege- Doorlugtigheid, de voornoemde Atle mede geliedagtenisve<br />

te confirmeer en en tekenen, op dat zulks de Posfc<br />

van 't<br />

gebeurde. teriteit en alk anderen dienen moge * adperpetuam-


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 339<br />

tuam rei gesta? memoriam. In kennisfe, deezen<br />

ondertekend, op den 21 January 1619.<br />

Den volgenden dag, verfcheenen de twee<br />

Heeren , in de Vergadering van Holland.<br />

Men was, hier, toen bezig, met raadpleegen<br />

pp het ftuk der gevangenen, en het ftellen vrn<br />

Regteren overdezelven. De Leden begreepen,<br />

eenpaariglyk, dat men de zaak voor de Vergadering<br />

der Staaten behoorde te brengen, of,<br />

ten minfte, zorg te draagen, dat de meeste<br />

Regters, door Holland, gefteld werden. Doch<br />

de Holiandfche Gemagtigden tot. het onderzoek<br />

der gevangenen vertoonden den Staaten,<br />

dat de zaak den anderen Gewesten zo wel als<br />

Holland betrof; waarom zy oordeelden, dat<br />

men de regtfpraak den algemeenen Staaten be-<br />

Jioorde te laaten, zorgdraagende, nogtans, om<br />

zo veele Hollandfche Regters te Hellen, dathe<br />

regt van Holland bewaard bleevè. Hiertoe<br />

neigden toen ook de meeste Leden. Doch Leiden<br />

, Rotterdam en Schiedam verklaarden zig,<br />

op het afftaan der regtfpraak, niet volkomen<br />

gelast, 't Is aanmerkelyk, dat de Heeren van<br />

Veenhuizen en van Sommelsdyk uit de Vergadering<br />

vertrokken, toen men, op den tweeentwintigften,<br />

over 't ftuk der gevangenen \<br />

begon te raadpleegen (w). De eerfte beftondt<br />

den Advokaat te na. Wegens den tweeden,<br />

hadden de Huisvrouw en Kinderen des Advokaats<br />

den Staaten van Holland vertoond, of<br />

deeden't, kort hierna, dat hy den Advokaat<br />

n en die van zynen huize, eenige jaaren her-<br />

5, waards, een vyandlykherttoegedraagen, en<br />

„ zulks,<br />

O) Retor. Holl. 22, 23, 25. 27 'fan. iöia. hl. 5, 6, 9, IK<br />

y 2<br />

XXII.<br />

Raadpleegingen<br />

op<br />

het aauftellen<br />

van Regteren. <br />

Veenhuizen<br />

en<br />

Sonimelsïtyfcvertrekken<br />

uit<br />

^e Vergadering,-


340 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />

1619. „ zulks, nog onlangs, met gedrukte boekjes,<br />

• „ bekend gemaakt hadt; waarom zy begeer-<br />

„ den, dat hy, nevens Muis en Pauw, die zy<br />

„ voor befchuldigers en partyen des Advo-<br />

„ kaats hielden, zig zeiven kenden en uit de<br />

„ Vergadering bleeven, terwyl de zaak des Adj,<br />

vokaats overwoogen werdt." De Staaten<br />

Helden 't, hierop, ter befcheidenheid van. den<br />

Heere van Sommelsdyk, of hy blyven of vertrekken<br />

wilde. Maar Muis en Pauw werden,<br />

meenden ze, ten onregte, verdagt gehouden (V).<br />

Wegens 't ftellen van Regteren, werdt, eindelyk,<br />

op 't einde van Louwmaand, beflooten,<br />

dat zy, in 't geheel, vierentwintig zouden<br />

zyn , twaalf uit Holland, en twee uit ieder<br />

der zes andere Gewesten (31). Doch Holland<br />

deedt, ter algemeene Staatsvergaderinge, verklaaren<br />

„ dat men haar , flegts voor deeze<br />

„ reize , regtfpraak over de gevangenen af-<br />

„ ftondt, zullende zulks niet in gevolg mogen<br />

Naamen „ getrokken worden (z)." 't Liep, ondertus-<br />

der vierfchen, nog aan tot diep in Sprokkelmaand, eer<br />

entwin men de Regters ftelde, en van Last- en BerigttigRegfchriftvoorzage.<br />

Men verkoos, tot deeze merkteren.waardige<br />

bediening, uit Gelderland, Henrik<br />

van Esfen, Raad in denHove aldaar, enNikolaas<br />

de Voogd, Burgemeester van Arnhem; uit<br />

Holland, Nikolaas Kromhout, eerften voorzittenden<br />

Raad in den Hove, Adriaan jfunius, Pieter<br />

Kouwenburg van Belois (5) en Henrik Ro-<br />

Ja,<br />

(x) Zie RHANDT Rechtspl. bl. 41.<br />

(y) Refol. Holl. 30, 51 January 1619. bl. 13, 15.<br />

(2) GROTIUS Verantw. Cap XV. bl. 150.<br />

(?) De Raadsheer Kouwenburg, de Groot in den<br />

graad van Agter-Ziuters-Kinderen beftaande, verzogt verfchoond


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 341<br />

fa, Raaden in den zelfden Hove, Adriaan van 161,9.<br />

Zwieten,Heex van Zwieten, Baljuw en Dykgraaf -<br />

van Rynland, Hugo Muis van Holy, Schout van<br />

Dordrecht, Baljuw en Dykgraaf der Landen<br />

van Stryen, Arend Meinardszoon, Burgemeester<br />

van Haarlem, GerardBeukelszoon van Zanten<br />

en Jakob van Broekhoven, Gekommitteerde<br />

Raaden van Holland, Reinier Pauw, Burgemeester<br />

van Amfterdam, Pieter Janszoon Schagen,<br />

Vroedfchap van Alkmaar, en Albrecht Bruinink<br />

, Sekretaris der Stad Enkhuizen : uit Zeeland<br />

, Adriaan Manmaaker, Ridder ,_en vertoonende,<br />

van wege den Prinfe van Oranje, den eerften<br />

Edele, in Zeeland, en Jakob Schotte, Burgemeester<br />

van Middelburg, en Afgevaardigde ter<br />

algemeene Staatsvergaderinge: uit het Stigt, Adriaan<br />

Ploos, Raad in den Hove van Utrecht en<br />

Afgevaardigde ter algemeene Staatsvergaderinge<br />

, en Anfelmus Salmius, Raad en Penfionaris<br />

der Stad Utrecht: uit Friesland, Johan van<br />

den Sande, Raad in den Hove aldaar, en Rink<br />

Aitsma, Afgevaardigde ter algemeene Staatsvergaderinge<br />

en Burgemeester van Leeuwaarden:<br />

uit Overysfel, Volhert Sloot tot Vollenhove,<br />

en Johan van Hemer*,Burgemeester van Deventer<br />

, beide Afgevaardigden ter Vergadering<br />

hunner Hoog-Mogendheden: en uit Groningen<br />

en de Ommelanden, Goosfen Schaf er, Raadsheer<br />

der Stad Groningen, en Schato Gokkinga 9<br />

Raad en Syndicus der Ommelanden, ook beide<br />

fchooiid te worden van over zyne zaak, als Regter, te<br />

zitten-, doch het Hof verftondt, dat hiertoe geene genoe.^zaame<br />

reden was, te minder, om dat hy, by partye,<br />

niet gewraakt werdt. Zie Decif. en Refol. van den Hv*t<br />

van Holland gedrukt 1751. N. 138. èl. 7Ü.<br />

Y 3


Hun Las:.<br />

Moersbergen<br />

wordt<br />

gevangen. <br />

Hogerbeets<br />

wordt,<br />

342 VADERL ANDS Cl IE XXXIX.BOEK,<br />

de Afgevaardigden ter algemeene Staatsvergaderinge.<br />

De algemeene Staaten, van welken de :<br />

Regters hunnen last ontvingen, verleenden hun<br />

ook gezegelde Brieven, waarby men beloofde<br />

hen te dekken, voor alle fchade, die hun of<br />

den hunnen, t'eenigen tyde, ter oorzaake van<br />

het voltrekken van hunnen last, zou mogen 0verkomen.<br />

Ook verbonden zy zig, byeede,<br />

om niets te openbaaren van "t gene voor hunne<br />

Regtbank omgaan zou (a). By ziekte, af-:<br />

fterven, of ander wettelyk belet van eenen of<br />

eenigen der Regteren, hadden de anderen voort<br />

te vaaren, en, by meerderheid van ftemmen,<br />

te befluiten. Hunne Sententien zouden ze doen<br />

uitvoeren , d,oor Amptenaars der algemeene<br />

Staaten (b~). Voorts ftrekte hun last zig niét<br />

flegts, om regt te doen over Oldenbarneveld,<br />

Hogerbeets, de Groot en 't Lyk van Ledenberg<br />

; maar ook over Adolf van de Waal, Heer<br />

van Moersbergen, die, in Louwmaand, door<br />

eenige Ruiters, in het Stigt van Munfter, en<br />

dus buiten der Staaten gebied, betrapt, en eerst<br />

naar Zutfen, en, van daar, onder een fterk ge •<br />

leide, naar den Haage gebragt was (c), alwaar<br />

hem de Gemagtigden en de drie Fiskaalen,<br />

drie weeken agtereen, byna dagelyks, ondervraagd<br />

hadden (d). Doch na't ftellen der Regteren,<br />

werden hy en de andere gevangenen alleen<br />

voor hun gehoord.<br />

Hogerbeets verfcheen, de eerfte, voor deeze<br />

nieuwe Regtbank, op den laatften van Sprokkel-<br />

(yO OROTii» Verantw. CriH XVf. hl. 158.<br />

(b) Zie de Comm blie by (JÏTKNBOC;. bl. norT.<br />

v. C O 'BAUDART. Meiiior. XI. Hoek. bl. 6.<br />

\'


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 343<br />

kelmaand. Ook werdt hy, voor dezelve, onder­ 1619*<br />

vraagd, op den eerften en vyfden van Lente­<br />

door de<br />

maand, meest op het aanneemen en onderhou<br />

Regters,<br />

den der Waardgelderen. Hieromtrent beleedt ver­<br />

hv „ dat zy, te Leiden, geligt waren, om behoord.roerte te beletten, en wel voor zyne aan-<br />

!' komst aldaar." Waarop Broekhoven zeide.<br />

Was dit zo; dan hadt men ze, grootelyks, mtshruikt,<br />

in V bezetten van zyn huis, tot tweemaa<br />

len toe. Voorts beweerde Hogerbeets „ da<br />

„ Leiden en de andere Steden geoordeeld had<br />

" den, dat haar zowel vryftondt, deaangeno<br />

„ men'Waardgelders te betaalen uit de mid * Cnitrt"<br />

_ butien.<br />

delen van Holland, als Amfterdam en de ande<br />

re Steden van 't Noorderkwartier de hunne: 1<br />

" daar uit betaalden." Doch Pauw merkt<br />

hiertegen aan, dat Amfterdam zulks deedt, u: t<br />

kraste der f Voldoening (e): 't welk Hogei •_ f Stltfi*<br />

beets zeide, ligtelyk, te konnen wederlegd wol<br />

, m faftie.<br />

den (ƒ> My is niet gebleeken, dat men hen:<br />

na deezen, verder ondervraagd heeft. 1<br />

Op den vyfden van Lentemaand, werdt c e Gefprek<br />

Groot voor de Regters ontbooden. Doch een : tusfcheii<br />

" Manman»<br />

gen tyd te vooren, was Manmaaker hem k(<br />

ker en de<br />

men bezoeken, en hadt hem, door verfche i- Groot.<br />

den' bedekte redenen, getragt te beweeger<br />

om vergiffenis te begeeren, waarnaar de Gro< )t<br />

niet luisteren wilde. Manmaaker was toen w<br />

derom gevallen, op 't ftuk van Prinfe Hennl •»<br />

zeggende, onder anderen, dat hy buiten $gelo »" %Credp»<br />

ye was by zyne Doorlugtigheid, enbydeGewe s-<br />

ten; en dat men bevondt, dat Maurier, Meegaf !<br />

S<br />

n<br />

're) Zie VII. Deel, bl. 371.<br />

\f) R. HOGERBEKTS Gcdciiklchr. by BRANDT RocutsyL b.. 5<br />

V 4


1619.<br />

De Groot<br />

komt<br />

voor de<br />

Regters.<br />

344 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />

en Uitenbogaard veel kwaads in de zaak gedaan<br />

hadden: " Voorts begeerde hy te verftaan, wat<br />

de gevangen hier van wift. De Groot antwoordde<br />

„ dathy metMeegang nimmer woor-<br />

„ den gewisfeldhadt,en met Uitenbogaard niet<br />

„ over deeze ftofFe, en dat Maurier, in 't by-<br />

9<br />

z o n d e r<br />

? niet anders dan in 't operbaar, ge-<br />

» fprokenhadt, raadende, naamlyk, tot byjeg-<br />

„ ging der gefchillen." Ook verklaarde hy<br />

hem, by deeze gelegenheid, de overleggingen<br />

van eenigen, om Prins Henrik in 't Lid der Edelen<br />

te befchryven, waarvan wy, boven (g), gewaagd<br />

hebben. Doch dit gefprek was het laatfte,<br />

welk de Groot, met iemant uit de algemeene<br />

Staaten, in 't byzonder, hieldt. Voor de<br />

Regters verfcheenen, maakte hy verfcheiden'<br />

aanmerkingen op derzelver wettelykheid, onder<br />

roderen zeggende „ dat eenigen belang hadden<br />

b v d e<br />

9 zaaken, welken zyoordeelenzouden;<br />

„ als hebbende, te vooren , verftaan, dat men<br />

„ de Waardgelders moest afdanken, tegen den<br />

wil der Staaten van Utrecht: ook, dat eenie<br />

n d e r<br />

9 g Regteren hem en anderen [met de<br />

9 paleye] gedreigd hadden." Op het eerfte<br />

intwoordde Duik „ dat hy, dus redeneerende,<br />

9 de meeste Regters verdagt fcheen te willen<br />

, maaken:" op het tweede „ dat dreigen min-<br />

,, der was dan Waardgelders." 't Voornaamfte,<br />

waarover hy, wyders, gehoord werdt, kwam<br />

lierop uit. Men vraagde, of de Advokaat hem<br />

niet gezeid hadt, dat de Prins naar de Souver ainiteit<br />

ftondt, en d0P men zulks behoor de te beletten?<br />

Waarop de Groot antwoordde n dat de<br />

(S) nu S45.<br />

» Ad-


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 345<br />

n Advokaat hem te kennen gegeven hadt, be- 1619.<br />

n denking te hebben, of onder de burgerlyke<br />

yy beweegingen, ook iet zulks fchuilen mogt,<br />

n daarby voegende, dat alle veranderingen, by<br />

n wege van oproer, gevaarlyk waren,zonder<br />

„ iet meer." Men hernam te vraagen, of hy zelf<br />

aan niemant ooit gezeid hadt, dat zyne Doorlugtigheidftondt<br />

naar de Souverainiteit ? 't Antwoord<br />

was Neen; fchoon hy veelligt aan een<br />

nige vertrouwde Perfoonen wel verhaald<br />

„ hadt, dat hy vreesde, voor eenige verande-<br />

?? ring uit oproer, zonder iet vast te ftellen.<br />

ji. Voorts, hadt hy van den Prinfe altoos gefproken<br />

met behoorlyken eerbied, gelyk zyyy<br />

ne hoedaanigheden en verdienften vereisch-<br />

„ ten." Wyders, beleedt de Groot, op verfcheiden'<br />

vraagen „ dat de Advokaat hem<br />

„ nimmer gefproken hadt van eenen aanflag op<br />

?> Woerden, fchoon hy, uit fommigen, ver-<br />

„ ftaan hadt, dat die van Leiden wenschten,<br />

n dat Woerden, door eenige vertrouwde ven-<br />

„ dels, mogt verzekerd worden. Dat hy niet<br />

wist van eenige Vergaderingen ten huize<br />

„ van van der Myle; fchoon hy 'er, fomtyds,<br />

„ geweest was, en 'er Briemen, Biefeman,<br />

„ Bafius, de Haan, Hogerbeets of Uitenbo-<br />

„ gaard aangetroffen hadt; doch dan waren<br />

yy 'er alleen gemeene gefprekken gevallen.<br />

yy Dat Oldenbarneveld hem nimmer gefproken<br />

yy hadt over de bekwaamfte middelen, om een<br />

„ einde van den oorlog te vinden; en gantsch<br />

„ niet, van zig onder Spanje en 't Huis van Oosyy<br />

tenryk te l>egeeven: ook niet van zyn voorw<br />

neemen om de Kerkelyke gefchillen te rekn<br />

ken, en, daardoor - de verlenging van 't Be-<br />

Y 5 „ ftand


346 VADERLANDSCHE XXXIX. BOEK<br />

IÓIO. „ ftand te beter door te dringen (h)." Dit was<br />

• 't voornaamfte, welk, ten deezen tyde, voor­<br />

Hy viel. De Groot, federt, verfcheiden' reizen<br />

wordt<br />

andermaalgehoord.<br />

hebbende aangehouden, om op nieuws gehoord<br />

te worden, verfcheen, andermaal, voor de<br />

Regters, op den zestienden van Grasmaand,<br />

Hy deedt hun toen eene wydluftige Verklaaring<br />

zyner inzigten, op de zaaken, waarover<br />

gefchil viel, en verzogt zulks fchriftelyk te<br />

mogen doen; waartoe hem vyf uuren tyds en<br />

een blad of vel papiers vergund werdt (ij. Wyders,<br />

beleedt hy, op eenige vraagen „ de Brie-<br />

„ ven ontworpen te hebben, die men, op 't<br />

„ ftuk der Sinode, aan den Koning en aan de<br />

fy Kerken van Frankryk wilde fchryven; ook,<br />

dat men, te Rotterdam, nooit voorgehad<br />

yy hadt, den Godsdienst te verdrukken, door<br />

yy middel van de foldaaten; maar alleen, de<br />

yy verdraagzaamheid te bevorderen en de Ker-?<br />

„ ken en Wethouders te befchermen; en dat<br />

yy die van Rotterdam, in 't begin, genegen ge-e<br />

„ weest waren tot eene Sinode, uit een gelyk<br />

getal van Remonftranten en Contraremon*<br />

v ftranten beftaande. Doch dat hy hen bewoo ;<br />

f> gen hadt, om toe te laaten, dat de verkiezing<br />

gefchiedde door de Klasfen; mids de<br />

yy Staaten van Holland, daarby, eenige vreed-<br />

„ zaame Predikanten voegden (T)." En deeze<br />

was de laatfte reize, dat men de Groot onder^<br />

vraagde. Hy hadt zig, in de gevangenis, meest<br />

bezig gehouden met het opftellen eeniger<br />

fchrif.<br />

(70 Memor, van H, vs, GROOT hy IC. URANDT is zyn L,ev A<br />

I75-I7'9.<br />

( i) Zie deczo Deductie hy K. RRINDT Leven van H. i£><br />

ploot, bl. ïi, enz:<br />

(A) M.inor. van II. vr. GROOT in zyn Lcv. U. lyj,


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 347<br />

Schriften en Gedigten, die, naderhand, het<br />

licht zagen (/).<br />

De Regters begonden den Advokaat te on­<br />

derzoeken 0<br />

, op den zevenden van Lentemaand.<br />

Hy hieldt zig, eer hy antwoordde, wel drie<br />

dagen bezig, met het betwisten van de wettigheid<br />

der Regteren. Daarna, vraagde men hem,<br />

„ naar zeker fchryvens aan die van Leiden<br />

„ en Utrecht, in Wynmaand des jaars 1617,<br />

„ wanneer men meende, dat de Prins der-<br />

„ waards komen zou (W): midsgaders, naar het<br />

„ oogmerk der byeenkomst by van der My-<br />

„ le," waarover men de Groot ook ondervraagd<br />

hadt. Van t fchryven naar Leiden,<br />

welk aan van der Myle, toen aldaar zynde,<br />

gefchied was,beleedthyniets,dan dat hy derwaards<br />

hadt gezonden, om op de beweegingen<br />

des volks te doen waaken. Van 't andere,<br />

verklaarde hy geen geheugenis te hebben.<br />

Voorts, gevraagd zynde, of van der Myle,<br />

op zyne reize naar Frankryk, in den jaare 1614,<br />

den Marquis d'Ancre der Landen magt tegen<br />

de Prinfen en die van den Hervormden Godsdienst<br />

niet aangebooden hadt, antwoordde<br />

hy, dat zyn last, aan den Koning, aan de<br />

Kcminginne Moeder, en aan de Heeren alleen<br />

complimenten inhieldt. Ook verklaarde hy te<br />

gedenken van zeker Berigt voor den Koning<br />

van Groot - Britanje, gezonden aan Karon,om<br />

zyne Majefteit, naar waarheid, te onderregter;<br />

en deszelfs gunst te verzoeken. Uit zyne Brieven<br />

aan Karon, trok men veel tot zyne bez<br />

waarnis: ook werdt hy, gelyk hy z^lf fchreef,<br />

«e-<br />

BRANDT Rechtspl. W. 79.<br />

\_ \jn) Zie hier voor, bl. ïii;, 207.<br />

xxiir.<br />

Ondervraaging<br />

van Oldenbarnevold<br />

voor de<br />

Regters,


I


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 349<br />

n die zulks gedaan hadden, te weeten Beeren 1619.<br />

fleiit, Burgemeester te Delft, en Ruikhaver,<br />

M Burgemeester te Haarlem : dat de eerfte een?<br />

„ kostbaaren diamant ontvangen hadt, zonder<br />

n dat hy wist, wat de andere hadt ontvangen ;<br />

„ maar de diamant was gekogt van eenen<br />

„ Duarte Fernando, Juwelier. Dat hy, Aar-<br />

„ ftns, dit den Advokaat te kennen gegeven<br />

2 hadt, die daarop hadt gezeid, zwygt daarvan<br />

n fiil; ik zal het zelfs eens onderzoeken. Dat hy ,<br />

„ ettelyke dagen daarna, den Advokaat, deswege,<br />

wederom hadtaangefproken, diehemzei-<br />

„ de, dat hy 'er naar gevraagd hadt, en dat 'tT<br />

* iet aan wasQ>>" 'lot hiertoe gaat myn Affchriftvan<br />

deeze Verklaaring. Wat Burgemeester<br />

van Berk betreft; deeze hadt, op den agtentwintigften<br />

van Herfstmaand ouden ftyl des<br />

voorleeden jaars, ook eene Verklaaring gegeven<br />

, waarvan ik geen Affchrift heb konnen<br />

magtig worden. Doch op den eenentwintigften<br />

van Wintermaand, werdt hy, wegens deeze<br />

Verklaaring, onder eede, op zekere vraagen,<br />

gehoord, die my, nevens de antwoorden, tei<br />

hand gekomen zyn. Hy erkende, toen „ dat<br />

„ de Verklaaring*, zo als zy lag, waaragtig was;<br />

J in 't byzonder, dat de Advokaat hem gezeid<br />

f, hadt, dat het verfchil over den Godsdienst<br />

„ zo groot niet was, of t kon ligtelyk byge-<br />

„ legd worden, hem, daarbenevens, vraagen'<br />

„ de, of 't niet beter ware, dat wy ons wederom<br />

„ begaven onder den Koning van Spanje? ook.<br />

„ 'tgene verhaald ftondt, op de handelingen<br />

„ van den zelfden Koning, in Portugal, jegens<br />

Cf) Dcpufitie van den Greffier Acrsfens MS.<br />

» hen.


1610.<br />

Wat Berk<br />

togen Uitenbogaard<br />

verklaard<br />

hadt.<br />

35° VADERLANDS CHE XXXLX.BOEK.<br />

„ hen, die hem tot dit Ryk hadden helpen bren-<br />

• „ gen. Doeh den tyd, jaar en maand, wan-<br />

„ neer de Advokaat dus tot hem gefproken<br />

„ hadt, wist hy niet naauwkeuriglyk te noe-<br />

^, men. Alleenlyk bragt hy zig te binnen, dat<br />

„ het gefchied was, toen de Advokaat nog in<br />

n de Spuyftraat in den Haage woonde (6), en'<br />

dat, hy ingelaaten zynde in de zaale ter zy-<br />

„ de het voorhuis, de Advokaat hem, langs<br />

„ een klein trapje, gebragt hadt tot in zyri<br />

„ Comptoir. Voorts, waren hem, Berk, van<br />

wege den Koning van Spanje of Aartsherw<br />

togen, geene aanbiedingen gedaan, dan 'C<br />

gene hem wedervaaren was van den voor-<br />

„ noemden Advokaat, uitgedrukt in de gemelde<br />

Verklaaringe. Ook hadt de Advo-<br />

„ kaat, federt dit gefprek, hem, nimmer,we-<br />

„ derom, over diergelyke zaaken, gefproken<br />

„ (#)." Meer is my van Berks Verklaaringe<br />

ten laste des Advokaats niet voorgekomen.<br />

Doch op den zelfden eenentwintigden van<br />

Wintermaand, verklaarde hy ook „ dat Ui-<br />

„ tenbogaard, omtrent drie jaaren geleeden,<br />

n tegen hem gezeid hadt, dat men't met Span-je<br />

al eens was ; dat men niet meer oorloo-<br />

„ gen zou; dat men wel zag, hoe 't in'tLand*<br />

van Kleeve toeging; dat ons volk en dé<br />

„ vyand eikanderen verftonden; en den buit<br />

„ deelden; dat Gelderland al verdraagen was i<br />

„ ook<br />

(?) Interrog, van N. van Berct, Arl. \J II. III. IV. MS.<br />

(6) Dit moet al eenige jaaren geleeden geweest<br />

zyn, alzo men vindt, dat de Advokaat, in de Lentd<br />

des jaars ióii, het Huis van Aremb;rg gekogt heeft »<br />

't welk hy, federt, bewoonde, liefs/. Holl. o April<br />

I6II. bl. s'At


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 351<br />

„ ook Overysfel: dat de poorten aldaar zou-<br />

„ den open ftaan, als 'er de vyand voorkwam;<br />

u dat hy, Berk, wel zien kon, hoe 't, hier in<br />

„ de Stad [Utrecht], gefteld was; dat men<br />

den vyand,als hy kwam, hier ook niet we-<br />

„ derftaan zou; dat elk bedieningen zogt, om<br />

„ eigen voordeel; dat de voornaamften, die<br />

y9 te Nagtmaal gingen, zig de eerften omkee-<br />

„ ren zouden, als de vyand kwam, om in hun-<br />

5, ne ampten te mogen blyven; dat men, tegenwoordig,<br />

eene andere wyze van leeven<br />

ft moest houden, dan men plag, en zien, hoe<br />

„ 'trondsomme toeging, en op zyn eigen be-<br />

„ lang agt geeven (r)." Doch Uitenbogaard<br />

heeft, in eenen Brief aan den Prinfe, in Wynmaand<br />

des voorleeden jaars gefchreeven, ontkend,<br />

op zulk eene wyze, gefproken te hebben<br />

, of 'er eenen goeden zin aan gegeven (f).<br />

Ook gewaagt hy, in dien Brief, van zekere aan Onder­<br />

biedingen, welken hy aan Berk, zo deeze te zoek , op<br />

vooren gezeid hadt, van wege de Spaanfchen, de geloof<br />

gedaan zou hebben. Doch op deeze befchul waardig<br />

diging verdedigt hy zig dus. V Geen Berck feydt heid van<br />

van V gunt ick hem [oude hebben geprefenteert,<br />

Berks<br />

is louter verfiert. Hy raeskalt ,daaris in''t Verklaa. min<br />

ringe.<br />

fie niet aan, niet het minfte. Alleenlyk, verhaalt<br />

hy,dat, ter gelegenheid van de gefchenken,<br />

„ die de Staatfche Gemagtigden op de hande-<br />

„ ling van 't Beftand, met kennisfe der hooge<br />

„ Overheid, van de Aartshertogen ontvingen,<br />

„ eenig gefchil gereezen was , tusfchen den<br />

„ Heere Renesfe van der Aa, die laatst, en den<br />

„ Heere Berk, die eerst in de handeling ge-<br />

„ bruikt<br />

(r) Interrog, van N. van Berck. Art. V. MS.-<br />

£0 7.U den' Brief in zyn Leven Cap. XI. bl. 188, Vj\.


35* VADERLANDS CHE XXXIX.BOEK.<br />

tankt) was, en die beide oordeelden, dat<br />

„ hun die gefchenk geheel toekwam : dat men<br />

zig, daarna, van Uitenbogaard bediend hadt<br />

„.om den twist, hieruit, voornaamlyk, ont-<br />

„ liaan, te bemiddelen, en dat het wel zyn<br />

„ kon, dat hy Berk, ter deezer gelegenheid,<br />

„ hadt aangeraaden, zig met de helft van het<br />

„ gemelde gefchenk te laaten vergenoegen "<br />

En, vervolgt hy, indien dit is ; och Godt! watboosheyt<br />

ware dat van dien mensch, den onnofelen,<br />

die poochde fyne begeerlicheit te breydelen, over<br />

een prefent der Spanjaarden, om t welck in zyne<br />

handen te krygen, hy felvegingh queflie moveren<br />

tegen andere, na, V verloop van negen jaren<br />

te gaenbefwaren, als ofhy diegheenware,<br />

die hem eemgh pref ent of gek van 'svyants wegen<br />

hadde aangeboden (tj. Ook heeft hy niet<br />

verzuimd, op eene andere plaats, aan te merken,,<br />

dat Berk, op den eenentwintigden van<br />

Wintermaand, verklaard heeft, dat hem van nie ­<br />

mant eenige aanbiedingen, uit naam der Spaanfchen,<br />

gedaan waren, buiten 't gene hem van<br />

den Advokaat wedervaaren was f». Waaruit,<br />

ten minste bleek, hoe weinig ftaats 'er<br />

te maaken ware op 't gene hy, te vooren, van<br />

Uitenbogaards aanbiedingen verhaald hadt.<br />

Veelhgt, is 'er ook uit af te neemen, wat men<br />

van zyne Verklaaring, wegens de aanbiedingen<br />

des Advokaats, te houden hebbe. Uit alles,<br />

kan men zien, tot welke foort van ondervraagingen<br />

des Advokaats, de Verklaaringen<br />

van Aarfens en Berk gelegenheid gegeven<br />

hebben.<br />

CO Zie den geineMen Brief //. 191, 19?.<br />

(.«) UÏTENBOG.. Leven en Veftötw. Cef>, XIII. U, 253.<br />

Ill-


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 353<br />

In Grasmaand, werdt de Advokaat, wederom<br />

ï verfcheiden' dagen, fomtyds twee en •<br />

drie reizen 'sdaags, gehoord. Hy weigerde . XXV.<br />

De Ad-<br />

toen, andermaal, de Regters te erkennen, en yokaac<br />

beriep zig op de byzondere Gewesten 5 welker wordt<br />

Afgevaardigden ter algemeene Staatsvergade­ ang ag«<br />

ringe alleenlyk de Regters gefteld hadden. cereen<br />

gehoord<br />

Doch ziende, dathy, hiermede, niet vorder­<br />

iroor de<br />

de, befloot hy, behoudens zyn regt, te ant­ Regters»<br />

woorden , en beleedt toen „ eën gefchenk van Zyne be­<br />

n den Koning van Frankryk ontvangen te heb- lydenis-.<br />

„ ben, ter waarde van twintigduizend guldens,<br />

n in gevolge van eene belofte, hem, in den<br />

jaare 1598, gedaan. Ook hadt hy van eeni-<br />

„ ge Heeren, wegens gedaane dienften, ge-<br />

„ fchenken genooten. Van anderen hadt hy ze<br />

„ geweigerd. Maar van de Spaanfche zyde,<br />

„ hadt hy niets getrokken: ook niemant an-<br />

„ ders» met zyne kennis. Het zeggen van Aarfens<br />

of Berk, van woorden, over twaalf jaa-<br />

„ ren, gefproken, kon, dagt hy, niet ten zy-<br />

„ nen laste komen. Hadden zy gedagt, dat<br />

daaraan der Landen dienst gelegen was, zy<br />

zouden ze geene twaalf jaaren hebben moft<br />

gen verzwygen. Op de overdragt der Sou-<br />

„ verainiteit aan den Koning van Frankryk,<br />

h hadt hy, nimmer, met iemant, 'tzymetden<br />

„ Hertoge vanSully of met Buzanval* iet ge-<br />

„ handeld. Dat zyne Doorlugtigheid naar de<br />

Souverainiieit of naar meerder gezag ftondt,<br />

„ hadt hy gevreesd. Zo egter de Prins, zo wel<br />

n als zyne Raaden, zig, deswege, aan hem<br />

„ hadt willen verklaaren , en, na 't hooren<br />

„ zyner bedenkingen daartegen , de opening<br />

hadt goedgevonden, zou hy die, met gené-<br />

X. DEEL, Z „ gen-


1619.<br />

554 VADERLANDS CHE XXXLX.BOEK.<br />

» genheid, gedaan hebben. Nu hadt hy 'er<br />

» flegts in 't byzonder van gefproken, en ge-<br />

» regelde handeling over zulk een gewigtig<br />

j3 punt goedgevonden; doch een fchrik gehad,<br />

„ voor oproer en verwarring. Hyhadt, uit de<br />

?j fchotfehriften, eenige jaaren herwaards ge-<br />

» ftrooid, en uit eenige daadelykheden, vreen<br />

ze gefchept, dat men verandering van Rejj<br />

geeringe zogt, door oproer; en daarvan, nu<br />

•j drie of vier jaaren gele eden, opening ge-<br />

„ daan in de Vergadering van Holland; ook<br />

» hadt hy 'er den Prinfe, vrymoediglyk, over<br />

n gefproken, hem zeggende, dat 'ergerugten<br />

?? liepen, dat de Contraremonftranten niet te<br />

>, vrede zouden zyn, of zyne Doorlugtigheid<br />

y ? moest Graaf van Holland wezen, en dat<br />

„ hem, van goederhand, gezeid was, datzew<br />

ker Burgemeester van eene goede Stad (7)<br />

?? geoordeeld hadt, dat het aan den Advokaat<br />

n ftondt, zulks voor te liaan; hoewel deeze<br />

w Burgemeester, daarover, op zyn verzoek,<br />

$, gefproken zynde, verklaard hadt, zulks een<br />

9 misverftand te wezen, 't Zelfde hadt hy ook<br />

w aan Graave Willem voorgehouden. In zyne<br />

w Brieven aan Karon, die, met een bedroefd<br />

„ gemoed , gefchreeven waren, en hierom,<br />

j, meende hy, verfchooning verdienden,hadt<br />

?, hy gezien op zulke Kerkelyken, Puriteinen<br />

w en vreemdelingen, die der Overheid 't ge-<br />

5, zag in Kerkelyke zaaken onttrekken wilden.<br />

J5 De Refolutien tot vrede en verdraagzaam-<br />

„ heid<br />

C7) Hiermede worde, denk ik, Reinier Pauw, Burgemeester<br />

van Amfterdam, gemeend. ZieÜYTENBOGAERTS<br />

laven en Fcrantzv. Cap. X. bl. 155 , 156, 157, i$8.


XXXIX. BoEtc. H I S T O R I E . 355<br />

» heid hadt hy bevorderd, met een goed oog-<br />

» merk, oordeelende hy de gefchillen niet<br />

n van zulk een gewigt, dat 'er de vrede der<br />

„ Kerke om behoorde geftoord te worden: en<br />

n te minder, om dat, by 't aanneemen der wa-<br />

„ penen , niet flegts vryheid van geweeten;<br />

» maar ook oefening van verfcheiden' Godsw<br />

dienst was toegedaan; hebbende de Luther-<br />

„ fchen en alle foorten van Doopsgezinden,<br />

» by goede kennisfe, hunnen Godsdienst, van<br />

„ 't begin des oorlogs, geoefend. De verklaa-<br />

1619.<br />

j, ring der drie Gewesten, Holland, Utrecht<br />

„ en Overysfel, tegen de Sinode hadt hy op-<br />

„ gegeven, de Groot gefchreeven, tot bewaa-<br />

M ring van het regt der Gewesten. Holland en<br />

„ Utrecht hadden ook, beweerde hy, regt,<br />

om Waardgelders, ter hunner verzekering,<br />

j, aan te neemen, en mogten dezelven, niet<br />

n buiten hunne bewilliging, worden afgedankt.<br />

Hy hadt ook aan eenige Kolonellen<br />

„ gezeid, dat zy vooral aan de Staaten, hunne<br />

ft betaalsheeren, en aan de Staaten en Wet-<br />

„ houders der Steden, daar zy lagen, gehouw<br />

ft en getrouw zyn moesten, volgens hunnen<br />

„ eed, in zaaken, de hoogheid en wetten der<br />

5, byzondere Gewesten, en niet de algemeene<br />

ft Staaten betreffende." Dit was 't voornaam-<br />

Ite, welk de Advokaat, zo ver men weet, in<br />

deeze, ondervraagingen, beleeden heeft. Men<br />

vindt, wyders, dat hem nog eenige vraagen gedaan<br />

zyn „ omtrent zyne woorden tegen de<br />

„ Sinode, 't verkrygen van Brieven van den<br />

ft Köning van Groot-Britanje in den jaare 1612,<br />

s, en 't verzoeken van gelyke Brieven, in den<br />

„ jaare 161 omtrent zekeren zynen voorflag,<br />

Z J „ ora


ai<br />

ir<br />

d<br />

356 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK,<br />

>, om twee Bisfchoppen te zenden van de Re»<br />

„ monftranten, en omtrent verfcheiden' andey)<br />

re punten," zonder dat men gemeld vindt,<br />

wat hy op dit alles antwoordde (v).<br />

XXVI. Tot hiertoe , maakte Oldenbarneveld noa<br />

Uitfchryving<br />

van geene gedagten altoos, dat men voorhadt, hem<br />

eenen te doen fterven; doch onder deeze laatfte on-<br />

Biddag. dervraagingen, werdt'er, door de algemeene<br />

btaaten, een biddag uitgefchreeven, tegen den<br />

zeventienden van Grasmaand ; waarvan hy ,<br />

ivat laater, kennis kreeg, en 't welk hem deedt<br />

i lenken, om zig ter dood te bereiden («'). In<br />

< leeze uitfchryving las men „dat de Kerk en<br />

, de Staat, eenige jaaren herwaards, door ee-<br />

5 , mge ftaatzugtigen, tot bevordering hunner<br />

3 , byzondere ftaatzugtige oogmerken, in groot<br />

J , gevaar van het uiterfte verderf gebragt zyn-<br />

> , de, door het byeenroepen der Nationaale<br />

, Sinode, genoegzaam gered waren; dat men<br />

, ook, met den eerften, een wettig oordeel ver-<br />

V. wagtte, over hen, die den ftaat van 'tLand<br />

v. hadden beroerd; waardoor alles zig tot rust<br />

fcheen te zullen fchikken: dat men God hier­<br />

S5<br />

voor te danken hadt, en hem, onder anderen,<br />

53<br />

S te bidden, dat hy der vyanden raadflagen en<br />

« beleidingen tegen deeze Landen geliefde te<br />

verbreeken (x)." En 't was gantsch geen<br />

5?<br />

w onder, dat de Advokaat, uit zulk eene uit-<br />

ft liryving, opmaakte, dat het kwalyk met hem<br />

loopen zou. Veele anderen zagen 't eveneens<br />

!, en men vondt verfcheiden' Predikanten,<br />

e zwaarigheid maakten, om zulk een'Biddag<br />

fvl BRANDT Rechtspl. bl. 87 enz.<br />

fwQ UYTEHBOG. Leven en Verantw. Cap. XVIU. bl. *tl7.<br />

[*J UYTCMROC. bl. 1143. Achabs Bkld, bl. y.<br />

1<br />

af


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 357<br />

af te kondigen. Ook werden, in Gelderland (y),<br />

in 't Stigt, in Overysfel, en elders, de Brieven<br />

van Uitfchryving,derwyze, veranderd, dat de<br />

afkondiging, daar, gemakkelyker doorging.<br />

Doch veelePredikanten keurden de eerfte .Brieven<br />

goed, en predikten, op den zelfden zin:<br />

God ook dankende, dat hy de oogmerken der<br />

ftaatzugtigen geftuit, en 't bloedbad, dat zy<br />

maaken wilden, belet hadt (z).<br />

Na 't houden van deezen Biddag, begreep XXVII.<br />

Boiflfe<br />

elk, dat de zaak der gevangenen naar 't einde<br />

en Mau­<br />

liep. De Franfche Gezant Maurier verzogt, rier<br />

derhalve , wederom , gehoor ter algemeene fpreeken<br />

Staatsvergaderinge, op den eerden van Bloeiwedermaand. Boifife was reeds naar Frankryk te rug om voor<br />

de gevan­<br />

gekeerd, en hadt, in zyne Affcheidrede, op genen.<br />

den drie- entwintigden van Lentemaand, zyne<br />

voorige vermaaningen tot zagtheid omtrent de<br />

gevangenen herhaald. Doch de Staaten hadden,<br />

in hun antwoord, genoegzaam, te verftaan gegeven,<br />

dat hun die herhaalde vermaaningen<br />

verveelden, en dat zy ftonden, om tot ftrengheid<br />

over te Haan (a). Zy fpiaken ftouter, doordien<br />

zy Lodewyk den XIII, die, thans, met de<br />

inwendige verwarringen zynsRyks, de handen<br />

vol werks hadt, minder ontzagen; om dat hy<br />

hun minder dienst doen kon. Doch Maurier<br />

was, door dit antwoord, niet afgefchrikt. Hy<br />

deedt eene deftige en uitvoerige Rede, in 's<br />

Prinfen tegenwoordigheid, (trekkende, om te<br />

toonen, dat men de gevangenen behoorde te<br />

verfchoonen, zo zy aan geene ontrouw fchul-<br />

Cy") Zie BAUDART. Memor. XT. /loei, bl. 22.<br />

(z) BRANDT Rechtspl. bl. 99, ico.<br />

(.«O BRANDT Rechtspl. bl, 101,102.<br />

Z 3<br />

dig


Men<br />

zoekt<br />

den Advokaai<br />

te<br />

beweegen,<br />

om<br />

vergiffenistebegeeren.<br />

358 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK<br />

dig bevonden werden. Ook beweerde hy,dat<br />

men zo veele agting behoorde te hebben voor<br />

'sKonings vooripraak, als men, eertyds, getoond<br />

hadt voor die der Koninginne van Engeland<br />

, om wier wille , men den Admiraal<br />

Treslong hadtgeflaakt Prins Maurits, in<br />

t byzonder, zogt hy te doen zien, hoe edelmoedig<br />

en Vorftelyk hy zig gedraagen zou, zo hy<br />

zyne gunst bewees aan zulken, door welken hy<br />

meende verongelykt te zyn (e). Doch deeze<br />

aanfpraak deedt geene vrugt. De Huisvrouw<br />

en Kinderen des Advokaats, reeds dikwils Verzoekfchriften<br />

in zyn voordeel hebbende ingeleverd,<br />

gaven nu drie Vertoogen, na eikanderen,<br />

over aan de Regters, waarin zy hem, te r<br />

gen de voornaamfte befchuldigingen, verdedigden<br />

(V). Doch alle deeze poogingen waren<br />

vergeefs. De Advokaat zelf hadt, op den eerften<br />

van Bloeimaand, voor de Regters verfcheenen<br />

zynde, begeerd, op nieuws, over eenige<br />

punten gehoord te worden. Doch ik vind niet,<br />

dat hem dit verzoek werdt ingewilligd (i). Men<br />

was nu bezig, met het opmaaken van zyn vonnis,<br />

en'hy vernam, uit berigten, hemjheimelyk,<br />

op den elfden van Bloeimaand, toegekomen<br />

, dat het reeds geveld lag, en den veertienden<br />

of vyftienden zou uitgefproken worden.<br />

Doch 't gefchiedde nog eerder. Omtrent deesen<br />

tyd, arbeidden Graaf Willem en de Fiskaal<br />

Duik, by Prinfe Maurits, om Oldenbarneveld<br />

ay 't leeven te bewaaren. De Prins bewilligde<br />

i<br />

'er<br />

(b~ Zie VIII. Deel, W. 8(5.<br />

(O BRANBT Rechtspl. bl. 104 enz.<br />

(d) Leven van Oldenbarn. */. 184 enz. BEAKDT Rechtspl.<br />

113, 120, 125.<br />

-Leven van Oldenbarnev. bl. 225.


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 359<br />

'erin, mids de vrienden des Advokaats ver­ 1619.<br />

giffenis voor hem verzogten. Dit werdt hun, .<br />

door dePrinfesfe Weduwe, bedektelyk, inden<br />

mond gegeven. Zy fpraken 'er, onderling, over:<br />

doch konden 'er niet toe verftaan. Zelfs<br />

verklaarden zy der Prinfesfe, dat zy 'er niet<br />

een' voet om verzetten wilden, al zou hy er<br />

den hals moeten laaten (ƒ'). Men ging dan<br />

voort, met het vonnis.<br />

letn<br />

De Advokaat was, des Zondags, den twaalf- J<br />

;ordt da<br />

den van Bloeimaand, een groot deel van den . ood<br />

dag bezig geweest, met het leezen derontvan- a an ge-<br />

gen' berigten, en met het verfteeken van zyn ieid. s<br />

geheim fchryfgereedichap, fchriften en aantekeningen,<br />

welke laatften, voor een groot gedeelte,<br />

onder een Spaanschftoeltje, enagterde<br />

tapyten, genaaid werden (g). Doch des avoncss,<br />

omtrent half zes uuren, kwamen de Fiskaalen<br />

van Leeuwen en Sylla in zyne kamer. Van<br />

Leeuwen voerde het woord: hem, uit den naam<br />

der algemeene Staaten en der Heeren Regteren,<br />

aanzeggende, dat hy, op morgen, hadt te<br />

komen hooren de Sententie des doods. Hy zeide<br />

, hierop, meer verwonderd dan verflaagen,<br />

de Sententie des doods! de Sententie des doods!<br />

Dat hadt ik nietverv/agt. Ik meende, dat men<br />

my nog zou hebben gehoord. Ik hadt fommige<br />

dingen gefteld, die ik meende te veranderen, als<br />

door gramfchap verrukt zynde. Daarna, verzogt Zyn ge­<br />

hy verlof, om zyne Huisvrouw, voor 't laatst, te drag en<br />

mogen fchryven. 't Werdt hem vergund. Onder gefprokken,<br />

kort<br />

't fchryven, hoorde men hem zeggen, dat ik toch voor zyil<br />

•wist, einde.<br />

( f) Aantek. van VOLK. OVERLANOER, Schepen van AmiU<br />

ly BRANDT Reduspl. bl. 133.<br />

Qg~) Leven van OWenbarnev. tl. 220, 227.<br />

Z 4


j6"io.<br />

Zyne<br />

boodfchap<br />

aan<br />

Prinfe<br />

Maurits. 1<br />

3Öo VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />

vist , waarom ik fïerven zal? waarop een der<br />

fiskaalen zeide, gy weet het wel; doch zult het,<br />

hierna, nog byzonder erhoor en. Hy fchreef nog<br />

toen Anthonius WaUus, Predikant en Profesfor<br />

te Middelburg, binnen tradt. Deez hadt men,<br />

van Dordrecht, uit de Sinode, gehaald, om den<br />

Advokaat, m zyn uiterfte, te troosten. Hywas<br />

een befcheiden en verftandig Leeraar, en een<br />

der bek waamllen, dien men, tot deezen dienst,<br />

zou hebben konnen verkiezen. Ook hadt de Advokaat<br />

goed genoegen in de gefprekken, wel.<br />

ken hy, den volgenden nagt, met hem hieldt.<br />

Voorts, werden 'er twee foldaaten in de kamer<br />

gefteld, die den Advokaat beletteden, in 't<br />

tieimelyk, met zynen dienaar, te fpreeken. De<br />

Advokaat begeerde op Walanis, dat hy den<br />

Prinfe van Oranje,uit zynen naam, twee dingen<br />

verzoeken zou, eerst,vergifenis, zo hy iet te*<br />

%en hem misdaan mogt hebben ; en, ten anderen,<br />

lat hy zynen kinderen gun/lig wilde zyn. Wa-<br />

92US vraagde, ofhy, door vergifenis, ook verlandt<br />

, het ophouden van het vonnis des doods?<br />

J<br />

vaarop de Advokaat, zig een weinig bêdagt<br />

| ïebbende, antwoordde, dat zyn verzoek zover<br />

liet flrekte. Omtrent tien uuren des avonds,<br />

< leedt Walauis deeze boodfehap aan den Prinfe ,<br />

-t erwyl de Haagfche Predikanten, Lamotius en<br />

's Prinfen j 3eyerus, den Advokaat gezelfchap hielden. Zj ,<br />

ant- j ie Doorlugtigheid, Walanis gehoord hebbende,<br />

woord. „ ntwoordde, met traanen in de oogen: V ongeluk<br />

« an den Advokaat is my leed. Ik heb hemaltyd<br />

9 'ef gehad, en dikwils vermaand anders te doen.<br />

l<br />

hwyl hy, eenigen tyd herwaards, eenen ande­<br />

1<br />

en vorm van Regeeringe heeft zoeken in té f (te-<br />

' r<br />

in , die Kerk en Staat zou hebben t" onder ge­<br />

r<br />

bragt ,


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 361<br />

br agt,heb ik my tegen hem moeten (lellen. Maar 16(0.<br />

''tgene hy,tegen my, misdaan heeft,vergeef'ik<br />

hem, gaarne: hoewel hy zulks wel zonder voorwaarde<br />

hadt konnen verzoeken; want hy heeft<br />

het krygsvolk van den eed,dien zy my,als hunnen<br />

Veldoverfie, fchuldig waren, zoeken af te trekken.<br />

Twee dingen hebben my wat gefpeeten: het<br />

eene, dat hy gezeid heeft, dat ik fondt naar de<br />

Souverainiteit: het ander,dat hy my, te Utrecht,<br />

in zulk een gevaar heeft gebragt. Dan ik beveel<br />

'taan uwe voorzigtigheid ,ofgy hem deeze dingen<br />

bekend wilt maaken, of niet; want ik zoek<br />

niet anders dan 's mans zaligheid. Ook heb ik op<br />

de Regters begeerd, dat het gene hij tegen my<br />

heeft misdaan hem tot geene misdaad zou toegerekend<br />

worden. Wat zyne kinderen aangaat^<br />

die zal ik gunstig zyn, zo lang zy wel doen. Walams,<br />

met dit befcheid vertrekken willende,<br />

werdt te rug geroepen door den Prinfe, die hem<br />

vraagde, fpreekt hy van geen pardon ? De Predi Aanmer­<br />

kant antwoordde, dat hy daarvan, met waarking des<br />

heid, niet hadt verftaan. Voorts,bragt hy's PrinAdvokaats<br />

op<br />

fen zeggen den Advokaat, voorzigtiglyk, over: , het zel­<br />

die 'er op antwoordde „ dat hy, voor zyne kin- ve.<br />

5? deren, niet meer begeerde: en dat zyne Door<br />

n lugtigheid miste, als hy dagt,dat hy voor zij<br />

„ zeiven pardon zogt. Dathy, waarlyk,al feder<br />

„ het jaar 1600, gevreesd hadt, dat de Prin<br />

„ ftondt naar de Souverainiteit, of meerder ge<<br />

„ zag. Doch dat het gene te Utrecht gedaan wai<br />

5, ftrekte, tot voorkominge van oproer." Na di<br />

C Hy be­<br />

gefprek,bereidde de Advokaat zig,geheellyk reidt zig<br />

tot fterven; fchoon de Predikanten hem niet kon \ ter dood,<br />

den doen bekennen, dat hy de dood verdienc<br />

l<br />

hadt. Voorts, hielden ze eenig gefprek over ds<br />

Z s God


362 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />

i<br />

(<br />

1<br />

Zyne<br />

1<br />

Goddelyke Voorfchikking, waaromtrent de Advokaat<br />

zig zo verklaarde,dat Wateus hem hieldt<br />

te zynm't gevoelen der Contraremonftranten.<br />

Doch anderen meenen, dat hy zig wat zagter<br />

uitdrukte. Byzekeregelegenheid,toonde hy zy-<br />

11e zugt voor de andere gevangenen ,vraagende,<br />

zal myn Grotius ook flerven? en ook Hogerbeets?<br />

Doch Beyerus zeide „ hiervan nog niet verno-<br />

„ men te hebben." 'tZou my van hun jammere»,<br />

hernam de Advokaat, zy zyn nog jong, er,<br />

zouden den Landen nog veel dienst konnen doen.<br />

Ook zogt hy,toen 't nu laat inden nagt werdt.<br />

wat te rusten. Doch 't mogt hem niet gebeuren.<br />

Bes las hy, eene lange wyle, in zyn Fransch<br />

i lalmboek. Ook liet hy zig, door Beyerus, iet<br />

voorleezen. Omtrent vyf uuren, werden de<br />

Predikanten ontbooden voor de Regters, die<br />

reeds vergaderd waren. De Advokaat rees'toen<br />

sok uit het bedde, en deedt zyn hemd, door<br />

synen dienaar,van vooren,open fnyden: ook<br />

ïafhy deezen zyneflaapmuts,omzehemterug<br />

e geeven, als hy ze eifchen zou. Alles gefchiedle,<br />

inde grootfte bedaardheid. De Predikanen,wederom,by<br />

hem gekomen zynde, deedt<br />

Va!a?us het morgen - gebed. Voor vier uuren,<br />

vriendin {• adden^de Huisvrouw en Kinderen des Advo-<br />

verzoe- , aats, 's avonds te vooren, zynen bitteren af-<br />

ten hora * eheidbrief ontvangen hebbende, verzogt, hem,<br />

(e (pree- ' og eens, voor 't laatst, te mogen fpreeken. De<br />

ken. r Legters hadden den ouden man, hierop, doen<br />

I<br />

raagen,of hy ook lust hadt,om zyneHuisvrouw,<br />

\<br />

inderen of kindskinderen nog eens te zien ?<br />

li<br />

I )och hy, niet weetende datzy zeiven 'tbegeeren,vondt<br />

zulks ongeraaden. Dit antwoord dee-<br />

*t Wordt d<br />

afgewee- r_} de Regters ftellen op 't Verzoekfchrift der<br />

zen.<br />

vrien-


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 563<br />

vrienden, die hierop afhielden. De Prinfesfe<br />

Weduwe, vernecmende, dat de Advokaat fter- -<br />

ven zou, zogt hem nog,door haare voorbede, te<br />

redden. Doch kon geen gehoor krygen, by<br />

Prinfe Maurits. De Franfche Gezant Maurier<br />

verzogt, ten vyf uuren des morgens, gehoor<br />

by de algemeene Staaten. Doch 't werdt hem<br />

geweigerd. Des fchreef hy, terftond, eenen<br />

Brief aan de Staaten, waarin hy verzogt, dat<br />

de doodftraf in ballingfchap mogt veranderd<br />

worden. Maar zyn verzoek vondt geen'ingang.<br />

Ten zeven uuren, fchreef de Advokaat nog<br />

een briefje aan zyne Huisvrouw en Kinderen,<br />

voornaamlyk om zynen dienaar, Jan Franken,<br />

aan hunne gunst te beveelen ,en hun kennisje<br />

geeven van 't verzoek, welk hy aan den Prinfe<br />

gedaan hadt.<br />

Het binnen- en buitenhof was, met het aanbrecken<br />

van den dag, reeds met foldaaten bezet.<br />

Ten vier uuren, begon men 't fchavot te<br />

maaken op 't binnenhof, voor de venfters van<br />

den trap der groote zaale, ter regterzyde. Kort<br />

voor agt uuren, vermaande Walrus den Advokaat<br />

, om zig te bereiden. Hy tradt,terftond,<br />

uit, naar de Kamer der Regteren. Doch daar<br />

vernam hy, dat het een misverftand, en nog<br />

wat te vroeg was. Hy keerde dan wederom<br />

naar zyne Kamer, en las nog wel een half<br />

uur of langer, in zyn Fransch Psalmboek.]<br />

Tusfchen agt en negen uuren, bragt men hem<br />

op de Rolle van 't Hof, daar de vierentwintig<br />

Regters, de drie Fiskaalen en de Grif<br />

fier Pots zaten. Zyn vonnis, welk Pots hem<br />

voorlas Qi), was gegrond n op zyne bekente-<br />

O) BRANDT Rechts»!. H. 133-164.<br />

6l$t.<br />

Kxvni.<br />

't Hof<br />

wordt<br />

bezet.<br />

Wen leest<br />

den Advokaat<br />

zyn voanis.


364 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK;<br />

» nis en op 't gene den Regteren verder ge-<br />

• „ bleeken was." In het zelve, werdt hem,<br />

Inhoud<br />

van het voor misdaad, toegerekend „dat hy gedreezelve.<br />

„ ven hadt, dat elk Gewest, in 't zyne , alleen<br />

„ magt hadt, om over Kerkelyke zaaken te<br />

„ befchikken- en dat hy 't Protest der drie Ge-<br />

„ westen,zonderlastsopgegevenhadt. Voorts,<br />

„ het verzoeken en verwerven van byzonde-<br />

„ re Brieven van den Koning van Groot-Bri-<br />

„ tanje; het fchryven aan den Koning van<br />

„ Frankrijk,op den naam der algemeene Staa-<br />

„ ten; het bevorderen van onregtzinnige Leer-<br />

„ aars; het beleggen van afzonderlyke Verga-<br />

„ deringen; het niet verhinderen der ftrenge<br />

„ Plakaaten tegen de belyders van den waaren<br />

„ Godsdienst, die hy vreemdelingen, Puritei-<br />

„ nen en Vlaamschgezinden genoemd hadt; het<br />

„ bewerken eener famenfpanning tusfchen agt<br />

„ Steden van Holland; het inftellen der fcher-<br />

0 P<br />

J<br />

j<br />

ï<br />

9<br />

r<br />

K<br />

e<br />

Refolutie van den vierden van Oogst-<br />

„ maand 1617, waarop het aanneemen der<br />

Waardgelderen gevolgd was; het zenden<br />

van Gemagtigden naar den Briele, tot het<br />

, vorderen van eenen nieuwen eed van de be-<br />

, zetting;het raaden tot ligtinge van Krygs-<br />

, volk in Utrecht; het goedkeuren van een<br />

, nieuw Berigtfchrift voor dit Krygsvolk,<br />

, waarby het zelve verbonden werdt, tegen<br />

, elk te dienen;het kennen van eenen Brief,<br />

, te Utrecht ontworpen, om den Prins te ver-<br />

, zoeken van niet in de Stad te willen komen;<br />

, het vermaanen tot waaken aan de poorten<br />

, van Utrecht, en op 'tkrygsvolk, welk van<br />

buiten komen mogt, in een Briefje aan Ledenberg,<br />

welk hy begeerd hadt, dat ver-<br />

„ brand


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 3Ó5<br />

» brand zou worden; het bewerken van een<br />

» Verbond tusfchen de agt Steden, en het ar-<br />

» beiden, ten zelfden einde, te Utrecht, door<br />

n Moersbergen en van de Poll; het ontraaden<br />

» van de opening aan den Prinfe, op het afn<br />

danken der Waardgelderen te Utrecht; het<br />

?; weeten en goedkeuren van 't verhandelde<br />

» ten huize van Uitenbogaard en Trefel: het<br />

n toeftaan, dat de Stad Schoonhoven 's Lands<br />

» middelen gebruikte, tot betaalinge haarer<br />

n Waardgelderen, en dat andere Steden on-<br />

» gewoone voorwaarden by haare confenten<br />

„ gevoegd hadden; het belasteren van zyne<br />

» Doorlugtigheid, als of dezelve ftont naar<br />

j) de Souvereiniteit ;het kennis geeven aan die<br />

n van Leiden van 's Prinfen vermoedelyke.<br />

„ komst aldaar5, het bedroefd zyn over 't ben<br />

zetten van den Briele door den Prinfe, en 't<br />

vermaanen aan Gekommitteerden Raaden,<br />

n om andere Steden, tegen diergelyke onder -<br />

» neemingen, te waarfchuwen; het vorderen ,<br />

» dat het gewoonlyk krygsvolk den Staaten<br />

n betaalsheeren, en den byzonderen Staaten<br />

» van 't Gewest, daar het lag, getrouw ware<br />

» en diende, ook tegen de algemeene Staaten<br />

„ en den Prinfe; het bewerken der bezending<br />

» naar Utrecht, als de Prins derwaards ftondt<br />

» te gaan, om de Waardgelders af te danken,<br />

5j welk afdanken hy hieldt voor geweld, dat<br />

„ men, met geweld, wederftaan mogt; het<br />

„ ontdekken der geheimen van den Staat; het<br />

w afftaan, op eigen gezag, van zeker merkn<br />

waardig Verbond, waar aan den Staat veel<br />

» gelegen was; het bewerken van handfluiting<br />

„ aan verfcheiden' Geregtshoven, en, einde-<br />

/


366 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK,<br />

I6"ip.<br />

Hy<br />

fpreckt<br />

iet op<br />

zyn vonnis,<br />

treedt<br />

naar 't<br />

fchavot,<br />

i<br />

<<br />

fpreekt i<br />

„ lyk, het ontvangen van groote gefchenken<br />

„ van eenige uitheemfche Mogendheden,<br />

„ Heeren en Koïlegien, zonder daarvan be-<br />

„ hoorlyke kennis te geeven." Om al het welke,<br />

hy veroordeeld werdt tot het zwaard, met<br />

verbeurdverklaring zyner goederen (f):<br />

De Advokaat hadt zig, onder 't leezen van<br />

deeze Sententie, zitten keeren en draaijen,<br />

ichynende, fomtyds, iet te willen zeggen.<br />

Doch hy bedwong zig, tot dat alles gelezen<br />

was. Toen gaf hy te verftaan, dat men hem<br />

meer te last leide, dan men uit zyne bekentemsfe<br />

trekken kon. Ook had hy 'er iet tegen,<br />

dat men zyne goederen verbeurd verklaarde.<br />

Maar de Voogd, een der Regteren, viel hem<br />

in de reden, zeggende, uwe fententie is gelezen,<br />

voort,voort. Toen tradt de oude man, met zyn<br />

ftokje in de hand, zeer kloekelyk, van de Rolle,<br />

over de zaale, naar 't fchavot. Hier gekomen<br />

, iloeg hy 't gezigt hemelwaards, zeggende<br />

, 0 God, wat komt 'er van den mensch ! Toen<br />

knielde hy neder, op de bloote planken, alzo<br />

er geenkusfen by der hand was. Terwyl fprak<br />

Lamotius het gebed,welk omtrent een vierenleel<br />

uurs duurde. Daarna, fcheen hy beter genoed<br />

dan te vooren; ontkleedde zig, met hulp<br />

nn zynen dienaar, en fprak, toen, of voor het<br />

mtkleeden, het volk aan, met deeze woorden,<br />

Wannen, gelooft niet, dat ik eenLandverraaier<br />

ien. Ik heb opregt en vroom gehandeld, als een<br />

het volk i<br />

aan, ^ \oed Patriot ;en die zal ik ft erven. Daarna, eisch-<br />

t ehy zyneflüweelenilaapmuts, die hy voor zy-<br />

t<br />

ie oogentrok. In 'tgaan naar'tzand, fprak hy<br />

eeni-<br />

(O Zie de Seutent. ly BRANDT Rechtspl. tl. «54 enz.


Is.TlHION dtvaMfft-,


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 367<br />

eenige fchietgebeden. Of hy, ten deezen tyde,<br />

nog eenige hoop hadt van den dood te zullen •<br />

ontgaan, en, hierom, zynen knegt gevraagd<br />

zou hebben, of V niemant kwam, is twyfel-<br />

agtig. Nog voor half tien uuren, knielde hy<br />

neder, zeggende, tegen den fcherpregter, maak<br />

het kort, maak het kort. Met een, hief hy de handen,<br />

al biddende, zo na aan den hals, dat hem,<br />

met het hoofd, ook eenige ftwkjes van de vingeren<br />

afgehouwen werden. Veelen doopten<br />

hunne neusdoeken in het bloed, dat, met drie<br />

of vier fterke ftraalen, uit het lighaam liep;<br />

anderen bonden 'er 't bloedig zand in ,en droegen<br />

't met zig, of verkogten 't. Zelfs fneedt men<br />

bloedige fpaanders van de planken, ten gelyken<br />

einde (&): al het welke egter gefchiedde,<br />

met verfchillende inzigten van liefde, haat of<br />

wraakgierigheid. De Groot heeft ook, eenige<br />

jaaren laater, openlyk, gefchreeven, dat Oldenbarnevelds<br />

vyand, waarmede hy den Prins<br />

fchynt te meenen , zynen dood aanfchouwd<br />

heeft (0- 't Lighaam werdt, den volgenden nagt,<br />

in ftilte begraaven. De papieren, die in zyne<br />

gevangenkamer verfteken waren, werden daarna,<br />

door de Regters, gevonden, 't Is twyfelagtig,<br />

of zy nog ergens voorhanden, of reeds<br />

voorlang vernietigd zyn. De Advokaat was ,<br />

in den ouderdom van eenenzeventig jaaren,<br />

zeven maanden en agttien dagen geftorven Qn~).<br />

wordt<br />

onthalsd,<br />

en begraaven»<br />

De algemeene Staaten, de Sententie des Advokaats,<br />

die terftond gedrukt werdt, zendende<br />

aan de byzondere Gewesten,fchreeven, te<br />

g e<br />

Zyne<br />

Sententie<br />

word<br />

aan de<br />

"<br />

. (i) Achr.bs nidilagh hl. 38.<br />

il) CL. S.uutAvn Epist. P. IQO".<br />

£#0 BRANDT Recluspi. W.


I6lp.<br />

358 VADERLANDSCHE XXXIX. BOM;<br />

gelyk „ hoe hun door de Regters, getoond<br />

byzon­ " 2"ïï<br />

dereGewesten en naar<br />

Frankryk<br />

gezonden.<br />

i<br />

'i<br />

1<br />

t<br />

i<br />

c<br />

I<br />

d<br />

8<br />

li<br />

v<br />

k<br />

C<br />

Vi<br />

n:<br />

F<br />

Vf<br />

vc<br />

(<br />

(<br />

(<br />

£ v e r f c h e i<br />

c ^»' punten, niet ver-<br />

„ meld in de Sententie, ten zynen lastegebragt<br />

„ waren, die groot vermoeden gaven, of hv<br />

* de^vS^^tT Im<br />

° §t<br />

g eha<br />

dhebbennaar<br />

„ den vyand;doch dat men, daarop, naar reg-<br />

„ ten, geen vonnis Z 0 U hebben konnen vellen ,<br />

» zonder fcherper onderzoek ; waarvan men<br />

y hem, om zynen hoogen ouderdom en ande-<br />

>, re redenen, hadt willen verfchoonen f«V'<br />

Doch de Groot merkt aan, dat dit fchryven<br />


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 369<br />

ven werdt. Ook nam de Koning het zeer kwalyk,<br />

dat men, hier, zo weinig agt geflaagen hadt<br />

op zyn verzoek Jeannin en 15oifife, naderhand,<br />

in Frankryk, met Uitenbogaard, fpreekende,<br />

over de dood des Advokaats, oordeelden<br />

beide, dat hyze onfchuldig geleeden hadt, en<br />

voornaamlyk, om dat hy zig te fterk gekant<br />

hadt tegen den Prinfe: waarin hy zig, naar Jeannins<br />

gevoelen, wel wat hadt behooren te maatigen<br />

(r). Doch het deerlyk lot deezes mans<br />

heeft ons reeds lang genoeg bezig gehouden.<br />

Van zyne perfoonlyke hoedaanigheden zal ik,<br />

alleenlyk, fpreeken met de Refolutien van Holland<br />

, in welken zyn dood, op den dertienden van<br />

Bloeimaand, aangetekend ftaat: waarna deeze<br />

Cq ; UYTENUOO. II. 1208.<br />

fcha<br />

( r ) UYTËUBOG. Leven en Verantw. Cap. XV. bi. 30», 302,30;<br />

(.O Refol. Holl. 13 May 1610. hl. 102,<br />

X DESL. Aa<br />

161.9.<br />

Oordeel<br />

in Frankryk<br />

over<br />

dezelve.<br />

* handeling.<br />

f geheugen.<br />

woorden volgen: een man van grooten bedry-<br />

ger-<br />

de vrienden van deezen twee, bedektelyk, te beets te<br />

beweegen, om hen vergiffenis te doen verzoe bewee­<br />

ken. Drie van de Regters vervoegden zig, ter gen, om<br />

vergiffe­<br />

deezen einde,by Hogerbeets,vorderende, dal nis te<br />

hyof zelf vergiffenis verzoeken zou, of't zyverzoenen vrienden voor hem laaten doen. Doch hj . ken.<br />

floeg 't beide, kloekmoedig, af: waarop de Reg<br />

ters,verftoord vertrekkende,in'tuitgaan, zei<br />

den, zo zult gy dan vaar en als Bameveld:


370 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />

16*19. fchavot ftaat 'er nog O). De Huisvrouw van de<br />

Groot werdt ook, van hooger hand, aangepord,<br />

om vergiffenis te begeeren voor haaren man.<br />

Dan zy wees deezen raad, rustig, van de hand,<br />

zeggende. Ik zal''t niet doen: en heeft hy't ve<br />

dient ; men fla hem V hoofd af. Nogtans, fprak<br />

zy den Prinfe, die haar meer niet zeide dan dat<br />

men den weg van regt of genade moest inflaan.<br />

t Stuk werdt, daarna, in ernftige overweeging<br />

genomen by de vrienden van Hogerbeets en de<br />

Groot, onder welken, gelyk het gaat, eenig<br />

/erfchil viel. 'tBefluit was, nogtans, geen vergiffenis<br />

te verzoeken; maar 't vonnis te verwag­<br />

Sententie I en («). Midlerwyl, was 'er, op den vyftien-<br />

over 't ( len, Sententie gegaan, over het Lyk van Le-<br />

Lyk van ienberg, welk, met de kist, op eene horde,<br />

Leden- '<br />

borg. iaar buiten gefleept zynde, aan eene halve galg<br />

gehangen werdt. Doch 't werdt, kort daarna,<br />

leimelyk, weggehaald, en buiten Utrecht, in<br />

le Kapelle van 't Huis te Zuilen, zynen Schoonzon<br />

Lokhorst toebehoorende,begraaven(j>).<br />

)e reden, waarom men hem deeze fchande,<br />

ia zynen dood, waardig oordeelde, is, uit het<br />

r<br />

oorig gedeelte deezer gefchiedenisfe, ligteyk,<br />

op te maaken; en, in de Sententie (w), uit-<br />

;edrukt. By dezelve werden, tegen zyne verragting,<br />

alle zyne goederen verbeurd verlaard.<br />

De Groot hadt het leezen deezer Senïntie<br />

op de rolle, gelyk, te vooren, die des<br />

Ldvokaats, in zyne Kamer, konnen hooren,<br />

)ok zeide men 'er Hogerbeets iet van; waarop<br />

(<br />

zy<br />

CO Zie RitANDT Rechtspl. bU 205, 206.<br />

( a) K- BRANDT Leven van II. de Groot, VU 195,<br />

Cv) UYTENBOO. bl. 1007.<br />

(»') By TRIÜLAND Mi 109a.


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 371<br />

Zy zig beide een doodelyk vonnis voorftelden.<br />

Op den agttienden van Bloeimaand, werdt de<br />

Groot, door den Fisknal Sylla, voor de Regters<br />

, ontbooden, om zyne Sententie te hooren:<br />

en, terftond, na hem, Hogerbeets, door den<br />

geweldigen Provoost, Karei Nys. Zy werden<br />

beide verweezen ter eeuwiger gevangenisfe,<br />

met verbeurdverklaaring hunner goederen (#)•<br />

't Gene men hun, als misdaad, te last leide is,<br />

uit het gene wy van hunne bekentenisfen en<br />

van de Sententie des Advokaats gemeld hebben,<br />

genoeg op te maaken. De Groot werdt,<br />

in 't byzonder, bezwaard, over 't ontwerpen<br />

der Keure van Schieland fjy): Hogerbeets,<br />

over 't raadpleegen om Woerden te verzekeren.<br />

Da Groot fprak niets op de Sententie. Maar,<br />

eenige jaaren laater, heeft hyze uitvoerig<br />

wederlegd, in openbaaren druk. Hogerbeets,<br />

onder 't leezen,zeerontfteldgeworden, zeide,<br />

dat zyne Sententie niet overeenkwam met het<br />

gene hy verklaard hadt, en dat hy betering derzelve<br />

verzogt. En als men hemgeboodt te zwy^<br />

gen, floeg hy met de hand op de borst, onder<br />

't gebruiken van HORATIUS woorden<br />

Hicmurus aheneus efïo:<br />

NU confcire jibi, nulla pallescere culpa.<br />

dat is,<br />

„ Dit zy een kop'ren muur, zig niets bewust<br />

te wezen,<br />

„ w En door geen' misdaad te verbleeken, of U<br />

vreezen.<br />

Dod<br />

Zie de Sententien by RRANöT'Rechtsnl.'/. 207,210. eneli*<br />

tjO Zie htót voor, 'bi. 141.<br />

Aa s<br />

1619.<br />

3e Groot<br />

en Hogerbeets<br />

worden<br />

tot eene<br />

eeuwige<br />

gevangenisveroor­<br />

deeld.<br />

[


I6ia.<br />

Zy worden<br />

raar<br />

Loevefteingevoerd.<br />

XXX.<br />

Moersbergen<br />

verwerft<br />

eene<br />

foor/van<br />

vergiffenis.<br />

37* VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />

Doch hy begreep, naderhand, dat deeze hevigheid<br />

te ver gegaan was, waarom hy, deswege,<br />

vergiffenis verzogt van hunne Hoog-<br />

Mogendheden. Daarna, gunde men hem en de<br />

Groot t bezoek hunner naastbeftaanden. Op<br />

den vyfden van Zomermaand, des nagts omtrent<br />

elf uuren, werden zy beide, onder een<br />

gelelde van vyfentwintig foldaaten, op wagens,<br />

gevoerd naar Delftshaven, en van daar»,<br />

te lchepe, naar Dordrecht, en voorts, wederom<br />

op wagens, door Papendrecht en Gorinchem,<br />

naar 't Huis te Loeveftein (z), aan 't<br />

Westemde der Bommelerwaard, op Hollandfchen<br />

bodem, fchuins over Woudrichem. Hier<br />

werden zy, elk afzonderjyk, opgeflooten. Loeveftein<br />

is, van toen af, eerst regt vermaard geworden<br />

in 's Lands Gefchiedenisfen, en heeft,<br />

naderhand, meermaalen, gediend, tot eene gevangenis<br />

van Staat.<br />

Na wordt het tyd, dat wy zien, hoe 't met<br />

den Heere van Moersbergen afliep. Hy was,<br />

in Lentemaand, gehoord voor de Regters, en<br />

hadt^ gemerkt, dat zyne onderhandelingen over<br />

't verzekeren van Woerden zwaarst gewoo -<br />

gen werden. Hiervan hadt hy zyne Huisvrouwe<br />

kennis gegeven, en haar tevens geraaden<br />

de gunst van zyne Doorlugtigheid, van Graave<br />

Willem, van Karleton en van de Regteren<br />

te zoeken. Nogtans, hieldt hy zig voor geheel<br />

onfchuldig f». Maar ziende, dat het fchavot,<br />

tien dagen na des Advokaats dood, ftaan, en<br />

de Beuls in den Haage bleeven, liet hy zig,<br />

door medelyden met zyne Huisvrouwe, en ,<br />

door<br />

fjr.Z\ IRAKIW Rechtspl. bl 232.<br />

CO Zit zyn' Brief by «RANDT Rechtspl. bl, Qi enz,


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 373<br />

door den raad zyner vrienden, beweegen, om<br />

vergiffenis te verzoeken van de algemeene<br />

w e l k e<br />

Staaten (»> hem, op dennegenentwintigften<br />

van Bloeimaand, verleend werdt: doch,<br />

onder deeze heimelyke voorwaarden „ dat hy<br />

zig eene maand onthouden zou op zyn» Huis<br />

„ te Moersbergen, tot befchikking zyner byzondere<br />

zaaken, zonder, aldaar, met iemant,<br />

„ te mogen fpreeken, buiten bewilliging van<br />

„ Grave Ernst Kafimir van Nasfau, die, ten<br />

„ dien einde, vier of vyf foldaaten op 't Huis<br />

„ zou leggen. Dat hy, daarna, ten Lande uit<br />

vertrekken, en 'er zes jaaren buiten blyven<br />

„ zou, zonder egter, na verloop van dien tyd,<br />

daar wederom binnen te mogen komen, dan<br />

„ op uitdrukkelyk verlof van hunne Hoog-<br />

„ Mogendheden, en van de Staaten van U-<br />

, trecht." Hy werdt dan naar zyn Huis, te<br />

'Moersbergen, gevoerd, en van daar, den vyfden<br />

van Hooimaand, naar Welle, in 't Land<br />

van Kleeve. Van hier trok hy, eerlang, naar<br />

Holfteindaar hy eenige jaaren verbleef, tot<br />

dat de zaaken, hier te Lande, derwyze, veranderden,<br />

dat hem vergund werdt, zyne dagen<br />

in zyn Vaderland te eindigen (e)-<br />

1619.<br />

De gewezen Penfionaris van Haarlem, de XXXI.<br />

Haan, ingedaagd en niet verfcheenen zynde, De Haan<br />

worde<br />

was, op den vierentwintigften van Bloeimaand, voor<br />

door de Heeren Regters, voor vyftien jaaren, vyfden,<br />

op lyfftraffe, gebannen, met verbeurdverklaa- Trefel<br />

ring van. de helft zyner goederen. Hy begaf voor<br />

twee jaa­<br />

zig, federt, in dienst van den Vorst van Holren,<br />

en<br />

ftein . Uitenbo-<br />

(J) Refol. Holl. May Iftio. bU ion".<br />

\\c) Zie BRANDT Rechtspl. tl. 237-242.<br />

Aa 3


16 :p.<br />

gaard<br />

voor<br />

eeuwig<br />

gebannen.<br />

374 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />

ftein, die hem tot zynen geheimen Raad aannam,<br />

en aan wiens Hof hy, den vyfden van<br />

óiagtmaand des jaars 1624, overleedt (dj Uitenbogaard<br />

werdt, op den zelfden dag, als de<br />

Haan, ten eeuwigen dage, gebannen, met<br />

verbeurdverklaaring van alle zyne goed-ren -<br />

zonder dat, in zyne Sententie, eenige misdaad<br />

gemeld werdt: V welk de Regters, zeide Sylla<br />

naderhand , hadden nagelaaten, om dat zy met<br />

geene blaauwboekjes of verantwoordingen bediend<br />

waren (e). Zelfs werdt Trefel, ten wiens<br />

huize de byeenkomst, die zo veel gerugts gemaakt<br />

hadt, gehouden was, omtrent deezen tyd,<br />

ter oorzaake van zyn agterblyven, voor twee<br />

jaaren, gebannen, en in eene boete van tweeduizend<br />

guldens verweezen, insgelyks, zonder<br />

dat er eenige misdaad, in zyne Sententie, was<br />

uitgedrukt (ƒ). Ook fchryft de Groot, dathy<br />

met kon bevroeden, waarom men hem fchuldig<br />

hieldt, alzo hy, by de famenkomst ten zynen<br />

huize , niet tegenwoordig geweest was '(g)<br />

Doch men begreep, veelligt, dathy, zynde in<br />

dienst der algemeene Staaten, zulk eene byeenkomst<br />

tot zynent niet hadt moeten toeiaaten,<br />

of 'er zynen meesteren kennis van geeven.<br />

Dus liep het werk deezer vermaarde Regtbank<br />

ten einde. Zy kostte , naar fommiger<br />

verhaal, den Landen meer dan zeventigduizend<br />

guldens Uit egte Berigten blykt, dat<br />

er tweeënzewntigduizend guldens toe opgenomen<br />

waren, die, naderhand, uit de verbeurd-<br />

, , vererf)<br />

Bil.wnT Rechtspl. bl. 24^-254,<br />

(e ) UrTENBOS. Cap. XII f. bl. 238.<br />

(/) BAUDARI'. Memnr. X'l. floèk, M. 74.<br />

( g) C-ROTIDS Verantw. Cap. X. bl. 2y.<br />

OJ OROHUS Vemmw. Cap. XV. bi. 157, Cap. XIX. «.aü 3.


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 375<br />

verklaarde goederen werden afgelost (7). Elke<br />

Regter ontving vierentwintighonderd guldens,<br />

uit de Kasfe der algemeene Staaten, en honderdenvyftig,<br />

uit die van elk Gewest. De<br />

Fiskaalen, de Griffier Pots, de Luitenant Nythof,<br />

de geweldige Karei Nys en anderen, die<br />

eenigen dienst, in deeze Regtspleeging, gedaan<br />

hadden, werden ook beloond en bevorderd.<br />

Aan Graave Ernst Kafimir van Nasfai<br />

was, omtrent twee weeken voor de dood de;<br />

Advokaats, voor zekere gedraagen' lasten ei<br />

dienften, vermoedeiyk, te Utrecht, ter gelegen<br />

heid der veranderinge aldaar, eene fomme vat 1<br />

veertigduizend guldens toegeftaan (£).<br />

Ten deezen tyde, werdt ook fterk gefpro XXXII.<br />

, Gerugken,<br />

vooral by zulken, die dagten, dat de Prin ' ten, wevan<br />

Oranje hierop het oog gehad hadt, van ver ' gens eedere<br />

verandering in den vorm der Regeeringe , neaan-<br />

In de Vergaderingen van elk Gewest, werdt, ge . ftaande<br />

. verhef­<br />

arbeid, en zou verder gearbeid worden, aan *<br />

fing van<br />

herfrneeden der Unie van Utrecht (7), en, zeidf • den Prin­<br />

men, om den Prins te verheffen, tot Vorst oi fe van<br />

Hoofd der Vereenigde Gewesten, of der Gene­ Oranje.<br />

raliteit. Hierby werdt gevoegd, dat men ook bezig<br />

was, met het opnaaien der oude eisfehen var [<br />

den Huize van Nasfau op Gelderland: en dat,<br />

de gifte der Staaten van dit Gewest daarby ko<br />

mende, men eenen Hertog van Gelder hebben<br />

zou. Voorts, fprak men van een Huwelyl<br />

tusfchen den Prinfe en eene Dogter van Bran<br />

denburg; aan welke alle de eifchen haars Vader!<br />

f i ) Refol. Holl. .11 Maart 1623 bl. 39- 3 Oiïo'j. 1624. bl. 127<br />

C*J BHANOT Rechtspl. bl. 2rtil, 209.<br />

CO tie Refol. Holl. 14 Maan 26 Jng. 21 Dsc. 1619. bl. 64<br />

&9> 313.<br />

Aa 4


i6l$.<br />

96 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK<br />

ZZn^T^<br />

Z o u d e<br />

" morden<br />

e<br />

" B e r<br />

digeitaan. jjan alle deeze genieten S verdun<br />

nL n<br />

dent<br />

fDt? v . yd<br />

e g<br />

deldf Amft "nf - e f c h d d e n<br />

oeeat Amfterdam, in<br />

^<br />

't volgende<br />

- Alleenlyk.<br />

iaar<br />

' Vehéim ^n vT<br />

ren M<br />

«- oivfiSMïS:<br />

b S t r 0 f<br />

9 b y Z y n V a n d<br />

'<br />

C n o m<br />

welken, in<br />

enPrinfe, tel oo-<br />

q U e t t e e n d r i e H e e r e n<br />

/la ƒ ' T<br />

van Dordrecht,<br />

611 H<br />

r R b<br />

itf om W ,°° .<br />

'funderen.<br />

:<br />

1<br />

I<br />

e n o e m d<br />

last, om er, zonder verflag te doen<br />

werden;<br />

on te<br />

me<br />

mn<br />

gen befluiten f/*). Doch if weeS % dee-"<br />

ze voorflag mhieldt, veel min, of 'erie7S,bL<br />

flooten werdt. Eenige maanden laater, w?rdt,<br />

dam tJefT?" 9 d r H a a r l e n i e n<br />

dam ingeleverd, en, naar't<br />

°°<br />

fchynt, deezen<br />

Amfter^<br />

elfden voorflag betreffende, beflooten, eikanderen<br />

eerst, daarop, nog nader te *polfen, om<br />

f hvnf l°u ëm en t e ve<br />

/? ^an(


XXXIX. BOEK. H I S T O R I E . 37?<br />

ming van zulk een' toeleg voor te komen<br />

Dat den ge vonnisten het vreezen en zeggen,<br />

dat zvne Doorlugtigheid naar de Souverainiteit<br />

ftondt, openlyk, tot misdaad toegerekend<br />

was, maakt het ook onwaarfchynlykdat de<br />

Vorst, of iemant zyner vertrouwde vrienden,<br />

ten deezen tyde, zulk een oogmerk gehad<br />

zou hebben. a-o 0«»c<br />

Doch eer wy van deeze merkwaardige Regrs<br />

pleeging, geheellyk, afftappen, en dit Boek<br />

befluiten; konnen wy niet nalaaten aan te mer<br />

ken, dat men, in laater' tyden, onder grooten<br />

en kleinen, de vonnisfen der drie gevangenen<br />

onbillyk geoordeeld heeft. Een beroemd Regts<br />

geleerde heeft zig verwonderd „ met welkeen<br />

aansrezkt, de Regters den Advokaat en an<br />

" deiln tm eene hoofdmisdaad hebben dur<br />

ven toerekenen het begrip, dat elk Gewest<br />

het regt heeft, om over Kerkelyke zaaken<br />

" te befchikken; daar men, in de nader verklaarin?<br />

op het dertiende Artikel der U-<br />

Z trechtfche Vereeniging , met ronde woor-<br />

den, las, de meening niet te zyn, dat de eene<br />

1 Provincie of Stad hem V fait van de andere,<br />

" in V point van de Religie, zou onderwinden<br />

frV' Voorts, ftelt hy vast „ dat Hogerbeets<br />

Z en de Groot, ja Oldenbarneveld zelf, naauw-<br />

Z Ivks om eenige andere reden, veroordeelc<br />

' zyn, dan om den raad, dien zy den Staaten , oi<br />

Z den by/.onderen Magiftraaten gegeven had<br />

, den, of om de uitvoering van 't gene hun, dooi<br />

n de Staaten of Magiftraaten, gelast was, alle:<br />

XVill. p. 3iö, 3'7«<br />

Aa 5<br />

1619.<br />

Gedagten<br />

van<br />

den PrefidentBynkershoek,over<br />

de<br />

Sen-entien<br />

der<br />

drie Heeren.


10*1p.<br />

3;3 VADERLANDSCHE XXXIX.BOEK.<br />

9 zonder eenige kvvaade trouwe: v W e]k ook<br />

, oorzaak geweest is, datrnén, na S d a t<br />

5<br />

J , ïcnap van Leiden en Rotterdam, door den<br />

?. i Hoogen Raade, heeft zien veroordeden<br />

?: . om den erfgenaamen van Hogerbeetfen 1'<br />

x • Groot betaaling te doen der Wedden die<br />

K men deezen Penfionarisfen nog fchuld"<br />

Ook zou den erfgenaamen des Advffi<br />

ai<br />

d<<br />

w<br />

»<br />

»<br />

du<br />

oc<br />

aa:<br />

we<br />

da<br />

ter<br />

va<br />

de<br />

ove<br />

vai<br />

flai<br />

» c<br />

5? e<br />

erdt


XXXIX.BOEK. H I S T O R I E . 3?9<br />

a zen ook dan, wanneer hy onregtvaardiglyk<br />

«, vonnist («)."<br />

Ten befluite, 't gantfche gefchil over de<br />

reisvaardigheid of onregtvaardigheid der von<br />

nisfen, van welken wy fpreeken, hangt af van<br />

dit ander, of den algemeenen Staaten de opperfte<br />

magt toekomt, over de Vereenigde Gewesten<br />

, dan of de Staaten van elk Gewest,<br />

binnen elk Gewest, de opperfte magt hebben,<br />

over alles , wat niet aan 't bondgenootfchap<br />

afgeftaan is. 't Laatfte is nu 't gemeen gevoelen<br />

, en 't was ook 't gevoelen van Oldenbarneveld<br />

en van hun, die't met hem hielden f»<br />

't Eerfte werdt, door Prinfe Maurits en dooi<br />

veele anderen, ftaande gehouden. En wy hebben,<br />

by eene andere gelegenheid, aangemerki<br />

(wO, dat dit ftuk, ook in vroeger' tyd, niet eveneens<br />

begreepen geweest is ; waarom he<br />

niet vreemd fchynen moet, dat men, deswege,<br />

ook in den tyd, waarvan wy handelen,<br />

verfchillende gedagten hadt. Maar hierui<br />

moest ook een verfchillend oordeel volgen,<br />

over 't gedrag der befehuldigden. Zo den al<br />

pemeenen Staaten de opperfte magt toekwa<br />

me, waren zy, zekerlyk, fchuldig, om dat z]<br />

zig dikwils gekant hadden, tegen de bedui<br />

ten der algemeene Staaten. Doch zo de op<br />

perfte magt ware, by de Staaten der byzon<br />

dere Gewesten, waren zy onfchuldig, om da<br />

zy niets gedaan hadden, dan op last dier Staa<br />

ten, en binnen de paaien van derzelver ge<br />

bied<br />

O) ld. eod. Oper. Libr. IT. Cap. 11. p. tnt*<br />

Cv) GROTIUS Verantw. Cap. 1. 11. bl. 1,14. Set a'fo LüRNE r<br />

Hift. of his own Time. Pol. I. p. 13»<br />

O) VIII. Deel, bl, 335.<br />

1619-<br />

Punt van<br />

't gefchil,<br />

over de<br />

reisvaar­<br />

digheid<br />

of otiregtvaariii,-heiddc-rzelven.


t6lp,<br />

38o VADERL. HIST. XXXIX. BOEK,<br />

bied En hiertegen dient niet, datzy zeiven<br />

tot het geeven van zulk een''last, ger aden<br />

hadden, om dat zy om te raaden wafen aangenomen,<br />

en, zo veel gebleekenis, met "r<br />

r a a d e<br />

h e b b e n D e A<br />

a^tdt^T-f ," ' ^o-<br />

i iaat hadt, agt ik, op dit verfchillend begrip<br />

i >ver de opperfte magt het oog, als hy, Sa?<br />

ommiger verhaal, in den jongften na^'t van<br />

i<br />

yn leeven, tegen de Predikanten, zeide, /"<br />

vil de Regters niet befchuldigen; maar ik kom<br />

i<br />

n eenen tyd, waarin men andere grondregels<br />

an Regeeringe volgt dan men plag : welkzW<br />

v anVem<br />

d<br />

n<br />

1<br />

b<br />

a;<br />

P<br />

^<br />

an hem in deezervoege, beantwoord werdt:<br />

6 f t d k<br />

if t f ^ondregels in den Staai<br />

W gevonden; maar zoeken in te voeren (J)<br />

fiens raeening naast aan de waarheid kwame<br />

0 r d e e l<br />

0 n p a<br />

e n L e<br />

Svot.° ^ "^ ^<br />

C*3 BAUDART. Memor. XI. Boek, bl. 55,<br />

V A-


VADERLANDSCHE<br />

HISTORIE.<br />

VEERTIGSTE BOEK.<br />

I N H O U D .<br />

I. Opfchudding onder de Remonftranten, te Alkmaar<br />

en te Hoorn. De gedaagde Remonftranten<br />

worden gebannen. II. Veranderitg in<br />

's Lands Hooge Schoole, te Leiden. BL Virgader<br />

in g der Remonftranten, te Antwerpen. De<br />

Zoonen des Advokaats worden verlaaten van<br />

hunne ampten Verfcheiden Schouten en Sekretarisfen<br />

afgezet. IV. Klagten over "t krenken<br />

vant Beftand. Zeefchuimeryen. Verdrag tusfchen<br />

de Engelfche en Nederlandfche Oostindifche<br />

Maatfchappy. Verovering van Jakatra.<br />

Batavia geftigt. V. Oorfprong van den Oorlog<br />

in Boheeme.DePaltsgraaf, Fredrik. Zusterszoon<br />

van Prinfe Maurits, wordt tot Koning van<br />

Boheeme verhoren. VI. De Staaten neemen<br />

deel in de zaaken van dit Ryk. Staat des oor logs<br />

aldaar. VIl.De Aartshertogen verzameleneen<br />

Leger ten dienfte des Keizers. Spinolavalt in de<br />

Neder palts. Paapenmuts geftigt. Koning Fredrik<br />

wykt naar Holland. VIII. Dood der Prinfesfe<br />

Weduwe van Oranje. Van GraaveWillem<br />

Lodewyk. Berigtfchriftvoor Graave ErnstKafimir,<br />

zyn opvolger in 't Stadhmiderfchap van<br />

Friesland. Prins Maurits wordt Stadhouder<br />

van Groningen en Drente. Antoni Duik wordt<br />

Raad-


382 VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />

Raadpenfionaris.lX. Oldenbarneveld, Hogerbeets<br />

en de Groot worden verklaard, misdaad<br />

van gekwetfte hoogheid begaan te hcbbZ Vervolging<br />

^ der Remonftranten. X. Zonderlinge<br />

ontkomm g van Hugo de Groot uit het Slot te<br />

Loeveftein XI. Einde van het Beftand. Foorflagder<br />

Aartshertogen, dieafgeweezen wordt.<br />

^Jerraadopl iel0raft. Doodvan Filips<br />

denin. ZynZoon, Filips de IF.volgt hem op.<br />

He Aartshertog Albertus fterft. Feldtogt der<br />

Spaanfehen. Guhk verloor en. Aanftag op Sluis.<br />

A lil. Staat van Boheeme en de Palts. XIV<br />

Verbond met Deenemarke, welk nietbekras-<br />

Maatfchappye. XVI. Onlusten in Frankryk.<br />

XVLi Togt naar Brabant. Spinola belegert<br />

freenopZoom.Steenbergenverlooren.XVm<br />

Bedryf vanMansfeld in de Neder-Palts. Hv'<br />

trekt naar Brabant. Slag by Fleuri. Bergen ol<br />

^omverlaatenlnvalindeZevenwoldenXlI.<br />

Vostfrtefche onlusten. De Staaten verfchuiven<br />

t ontruimen van Lieroord. Mansfeld valt in<br />

Oostfriesland. Ruimt het wederom. XX Aan<br />

/lag van Prinje Maurits. Paapenmuts verloorenVerdrag<br />

met die van Tunis en Algiers.<br />

Ver fchil met Gelderland enOverysfel, over de<br />

gemeene lasten. XXI. De Groot fchryft zyne<br />

fi<br />

6<br />

wïTxxitJr/<br />

r n<br />

^k Verb00den<br />

*ot W. AXil. Aanftag op het keven van Prinfe<br />

Maurits ,tn eenige hoofdbeleiders en medeplL<br />

tigen, geftraft. XXlh.Nederlaagvan Hert oh<br />

Lnrisuaan van Brunswyk. XXIV. Handeling<br />

van Konmg Jakob den 1. te Brusfèl. V Keizers<br />

bezending aan de Staaten. XXV. Klagtenvan<br />

Hamburg enBreemen. Toerustingen XXVI.<br />

ter zee.


XL. BOEK. H I S T O R I E . 383<br />

XXVl.Gefchilonder de Leden der hooge Regeeringe<br />

in Friesland. XXVII. Aanflagen om<br />

Amfterdam in brand te fieeken. _ Duurte.<br />

Strenge Forst. Hooge Vloed. Inval in deVeluwe.<br />

Breda belegerd. XXVIII. Verbond van<br />

onderlinge befcherming met Groot-Britanje.<br />

XXIX. Gelyk Verbond met Frankryk. XXX.<br />

Prins Maurits zoekt, vergeefs, Breda te ontvetten.<br />

Zyn vrugtelooze aanflag op Antwerpen.<br />

XXXI. Hy wordt ziek. Dringt zynen<br />

Broeder tot een Huwelyk. Sterft. Zyne- natuurlyke<br />

Kinderen. Uiterflewil. XXXII. Zyne<br />

gedaante, aart, deugden en gebreken.<br />

TErwyl de Sinode nog zat, ontftondt 'er,<br />

hier en daar, met naame te Alkmaar en<br />

te Hoorn, merkelyke beweeging onder de Re­<br />

monftranten, of onder 't graauw, welk hun<br />

toegedaan was, en met moeite verdroeg, dat<br />

de Predikanten van hun gevoelen, alomme, gefchorst<br />

of afgezet werden. Te Alkmaar, werdt,<br />

in Lentemaand, de Kerk overweldigd , de<br />

Klaslis kist opgebroken, het Klasfisboek gefcheurd.<br />

Ook tastte men zekeren Contraremonftrant<br />

aan; die op een fchuif kar gezet, enfpottelyk<br />

herom gevoerd werdt. Joannes Evertszoon<br />

Geejleranus, Remonftrantsch Predikant te<br />

Alkmaar, naderhand, voor Gemagtigden der<br />

Staaten en der Kerken, ondervraagd zynde, over<br />

de oorzaak deezer beroerte, werdt, daaraan,<br />

onfchuldig bevonden; doch egter afgezet van<br />

zynen dienst O). In Sprokkelmaand, te vooren,<br />

waren de Remonftrantfche Predikanten<br />

te<br />

f » BAUDART. XI. Botk., II. iG. BRANDT III. £>.-


384 VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />

I6Ï9. te Utrecht ook allen van hunne ampten verlaaten<br />

, door de Vroedfchap. Doch hier ont­<br />

en te ftondt geene beroerte Te Hoorn, liep het<br />

Hoorn. erger af. De Magiftraat hadt, hier, der Huistrouwe<br />

van Dominikus Sapma, eenen der gejaagde<br />

Remonftranten op de Sinode, haare<br />

wooning opgezeid. De man was, hierop, zonïer<br />

verlof, ichoon niet zonder kennis der Poïtike<br />

Gemagtigden, van Dordrecht vertrokken,<br />

om orde te ftellen op zyne huisfelyke zaacen.<br />

Zo dra hy te Hoorn kwam, werdt hem<br />

)elast, geene Vergaderingen aan te leggen of<br />

>y te woonen, en zig van alk K.rkelyke dienten<br />

te onthouden. Daarna, kreeg hy bevel om<br />

Ie Stad te verlaaten, en wederom naar Dor-<br />

Irecht tekeeren. Den tienden van Lentemaand,<br />

irerdt hy, des morgens ten agt uuren, door den<br />

»chout, voor zyne deur, op de Stads wa^en<br />

;ezet; terwyl de bezetting in 't geweer ftondt.<br />

: Volk was ook, in grooten getale, famenge-<br />

•loeid, om dit fchouwfpd te zien, en men veriaalt,<br />

dat fommige Contraremonftranten de<br />

lemonftranten zeer tergden, als durfden ze<br />

iets beftaan, tot redding van hunnen ouden<br />

.eeraar. Wat 'er van zy, eenigen, gaande ge­<br />

r lakt, greepen de paarden by den toom, fnee-<br />

c en de zeelen aanftukken, ligttenS ipma, met<br />

z yne vrouw en kind, van de wagen, enflooptl<br />

:n de wielen. Toen rukien de foldaaten aan ,<br />

f mietende, met los kruid, op den hoop, die,<br />

Tl ïerkende dat 'er niemant gt kwetst werdt, te<br />

fl dier aandrong, en't Krvgsvolk, met pannen<br />

n aar 't hoofd wierp. De Magiftraat, toen ander<br />

O) BRANDT III. Deel, 11. 390 enz.<br />

volk


XL. BOEK. H I S T O R I E . 385<br />

volk doende aantrekken, gaf bevel, om met 16191<br />

fcherp te fchieten. 't Gefchiedde. Zes of zeven<br />

werden dood gefchooten : veertig omtrent gekwetst.<br />

De overigen namen de vlugt. De foldaaten,<br />

eens gaande geraakt, hielden geene<br />

maat meer; fchietende langs verfcheiden' ftraaten,<br />

en in en door de huizen, waardoor ook eenige<br />

onfchuldigen getroffen werden. Nar 't ftillen<br />

van den oploop, en toen men Sapma, met<br />

eenen tweeden wagen, vervoerde, werdt nog<br />

eenen Smid, die hem vaar wel toeriep, met een*<br />

geveerden kogel, de kin van 't hoofd gefchooten<br />

; zo dat hy dood ter aarde viel. Sommigen<br />

gekwetften werdt, naderhand, door Gemagtigden<br />

der Staaten, afgevraagd, of zy niet van eenigen<br />

uit de Remonftranten, of uit de afgezette<br />

Wethouders waren opgemaakt, om Sapma,<br />

met geweld, in de Stad te houden. Ook zaten<br />

zy eenige weeken in hegtenis, waarna zy, mids<br />

de kosten der gevangenisfe betaalende,Werden<br />

ontflaagen. Sapma, wederom te Dordrecht gekomen<br />

, werdt ook aangefproken over zyn vertrek,<br />

van daar, zonder uitdrukkelyk verlof.<br />

Doch men liet deeze zaak, eerlabg, fteeken, alzo<br />

hy bybragt, dat de Prefident der Politiken hem,<br />

te vooren, beloofd hadt, zyn vertrek by de<br />

andere Heeren, te zullen verontfchuldigen (c).<br />

De gedaagde Remonftranten hadden bevel<br />

gekreegen, om te Dordrecht te vertoeven tot<br />

X. DEEL. Bb<br />

De gedaagde<br />

nader' last (d), die hun, eerst eenige dagen na Remonftranten<br />

't vertrek der uitheemfchen, gebragt werdt, worden<br />

door geban-<br />

(c) BAUDART. Memor. XI. Hoek, hl. ao. TRIGLAN]). bl. 1141. nen.<br />

VELIUS Hoorn, */. 572 enz. Ilülorisch Verhaal, f. 177 enz.<br />

BJIANDT III. Deel, bl. 472 enz.<br />

r^rf) BRANOT UI. Deel, bl. 502.


38


XL. BOEK. H I S T O R I E . 387<br />

Vergaderingen, op verfcheiden' Plaatfen, door<br />

Soldaaten en Geregtsdienaars, geftoord; zonder<br />

dat zy, door herhaalde Vertoogen, aan de<br />

Staaten van Holland en aan de Wethouders van<br />

verfcheiden' Steden, eenige vryheid zagen te<br />

verwerven. De Eerken en Plaatfen der afge-<br />

'zetten werden , door Contraremonftrantfche<br />

Predikanten, ingenomen: 'twelk, in fommige<br />

Steden, gelyk te Gouda, en in verfcheiden<br />

Dorpen, daar de Remonitrantschgezinden een<br />

groot getal uitmaakten, niet zonder veel te-<br />

genfporreling der Gemeente, gefchieden kon<br />

(T). De heimelyke Vergaderingen der Remonftranten<br />

werden, ondertusfchen, aangehouden,<br />

en 't leedt niet lang* of verfcheiden' gebannen'<br />

en vervoerde Predikanten keerden wederom<br />

in 't Land, om hunne of andere Gemeenten, in<br />

ftilte, naar hunne begrippen, te ftigten.<br />

Na 't veroordeelen der Remonftrantfche<br />

Leere en Leeraaren op de Sinode,- vondt men<br />

ook raadzaam, 's Lands Hooge Schoole, te Lei<br />

den, te hervormen. Om hiertoe den weg te<br />

baanen, was 'er, in Slagtmaand des voorleeden<br />

jaars, reeds eenige verandering gemaakt, in<br />

het Kollegie der Heeren Curateuren of Bezorgeren<br />

der Hooge Schoole, die de zaak der Remonftranten,<br />

naar men dagt, te zeer, waren<br />

toegedaan geweest. De Staaten van Holland<br />

hadden, by raade zyner Doorlugtigheid, beflooten,<br />

dat de Bezorgers, om de drie jaaren,<br />

zouden afgaan, en voor de eerfte reize, in<br />

Sprokkelmaand deezes jaars. Hierdoor, raakten<br />

de Heeren van Mathenes en van der Myle<br />

BRANDT IU. Deel, W. 8091<br />

£b s<br />

De Res<br />

raon-<br />

[Iranten<br />

houden<br />

heimelykeVergaderingen*<br />

II.<br />

Veranderingen<br />

in<br />

's Lands<br />

Hooge<br />

Schoole,<br />

te Leiden.


uit het bewind der Hooge Schoole, en Jonkheer<br />

Joan van Wasfenaar en Duivenvoorde,<br />

Heer van Duivenvoorde, Heer Adriaan Pauw,<br />

Ridder, en Meester Rochus van den Honaart,<br />

Haad in den Hoogen Raade, werden tot nieuwe<br />

i<br />

Curateuren benoemd (i). Deezen helden, in<br />

hooimaand, Gerardus Joannes Fos/ïus, Rejent,<br />

enKaspar Barlaus, Onder Regent van<br />

I iet Theologisch Kollegie, uit hunne ampten.<br />

3 )e eerfte werdt, daarna, Profesfor der Welfpree-<br />

I endheid, te Leiden, en vervolgens Profesfor<br />

d er Hiftorien op de Doorlugtige Schoole te<br />

/ onfterdam. De andere, die,door deZuidhol-<br />

h ndfche Sinode, tot alle Kerkelyke diensten,<br />

o nbekwaam verklaard was, tekende de Acre van<br />

S ilftand, en werdt, na eenigen tyd, ook tot<br />

P fofesfor der Welfpreekendheid, op dezelfde<br />

r oorlugtige Schoole, te Amfterdam, beroepen.<br />

F ;stus Hommius, die Scriba op de Sinode ge­<br />

w lest was, werdt Regent in Vosfius ftede.<br />

D e Remonftrantschgezinde Studenten werden<br />

oc k uit het Kollegie gezet (Jf). Voorts, werdt<br />

de Hooge Schoole voorzien van Profesforen,<br />

dii : der Sinodaale Leere waren toegedaan. Mid-<br />

lei wyl, hielden de byzondere Sinoden zig bezij.<br />

;, met het fchorfen en afzetten van Predikan-<br />

ter t, die voor Remonftrantsch bekend waren,<br />

of<br />

verdagt gehouden werden. De Reftoren en<br />

Sc<br />

boormeesters derLatynfche en andere Schoo-<br />

lei:<br />

liet men, daarna, ook de Sinodaale Kanons<br />

aai<br />

meemen, by fchriftelyke Afte. Ook werdt<br />

zul<br />

ks, op fommige plaatfen, den Orgelistenafge-<br />

5 lp.<br />

f<br />

388 VADERLANDSCHE XL. BoÉE.<br />

:<br />

) Refol. Holl. 17 A'ov. I(5I8. bl. 375.<br />

0 BUANDT III. Uiel, bl. 841-852, 888-898, 918-9*5.


XL, BOEK. H I S T O R I E . 38$<br />

gevorderd (/). In Holland niet alleen ; maar<br />

ook in 't Stigt, in Gelderland en in Overysfel,<br />

werden de Remonftrantfchgezinde Predikanten<br />

afgezet van hunnen dienst (m). 't Getal derzelven<br />

beliep, in 't geheel, omtrent tweehonderd<br />

, van welken 'er omtrent tagtig ten Lande<br />

uit gebannen werden. Zeventig omtrent tekenden<br />

de A&e van Stilftand: van welken 'er omtrent<br />

twintig hunne tekening herriepen. Ruim<br />

veertig weeken, in deezen tyd en federt, af<br />

van de Remonftranten, onder welken 'er eenige<br />

weinigen waren, die tot de Roomfche Kerke<br />

overgingen, of tot een ergerlyk leeven vervielen.<br />

De meeften koozen de zyde der Contraremonftranten.<br />

Eenigen hielden zig op zig zeiven,<br />

zonder zigby eenige gezindheid te voegen (K).<br />

Te Waalwyk, werwaards verfcheiden' gebannen'<br />

Remonftrantfche Predikanten gebragt<br />

waren, kwam, eindelyk, zo groot een' toevloed<br />

van deeze Broederfchap, dat men befloot eene<br />

Vergadering te beleggen, te Antwerpen; alwaar<br />

Uitenbogaard en eenige anderen zig onthielden.<br />

Hier werdt, omtrent den aanvang van<br />

Wynmaand, onder anderen, orde gefteld op de<br />

bediening der Kerken in 't Land. Ook regtte<br />

men een Kollegie op, beftaande uit zes Directeurs<br />

of Beftierders, Uitenbogaard, Episkopius,<br />

Grevinkhoven, Eduard Poppius, Karei<br />

Nietiius en Joannes Arnoldm Corvinus. Door<br />

dit Kollegie, of door de drie eerstgenoemde Directeurs,<br />

kreegen fommige Remonftrantfche<br />

Leeraars last, om de Gemeenten in 't Land, heimelyk,<br />

CO BRANDT ITT. Deel, bl. 851-888 912-917. 925-939.<br />

(j>0 BRANDT III. Deel, bl. 939-976. IV. Ded, bl. I '«a»<br />

(») BRANDT IV. Deel, bl. 16.<br />

Bb 3<br />

1619.<br />

• u.j,;.',<br />

i'!0 • UW<br />

'iï> 13 li<br />

III.<br />

Vergadering<br />

der<br />

Remonftranten<br />

,<br />

te Antwerpen,


Veenhuizen<br />

en<br />

van der<br />

Myle<br />

niet meer<br />

befchreeven,on­<br />

der de<br />

Edelen.<br />

De Zoo-<br />

pen des 1<br />

Advo-<br />

390 VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />

melyk, te gaan bedienen: gelyk, door eenigen,<br />

• met veele vrymoedigheid gefchiedde (0). Buiten<br />

Rotterdam, buiten Hoorn, en te Leiden ,<br />

werden de Vergaderingen der Remonftranten,<br />

meermaalen, geweldiglyk geftoord; by welke<br />

gelegenheid , ook fommigen doorfchooten ,<br />

of, op andere wyzen, mishandeld en beroofd<br />

zyn, door het Krygsvolk f».<br />

Omtrent deezen tyd, befloot het Lid der<br />

Ridderfchap van Holland, by meerderheid van<br />

ftemmen, de Heeren van Veenhuizen en van<br />

der Myle, die elk met eene Dogter van den<br />

onthalsden Advokaat gehuwd waren, niet meer<br />

onder de Edelen te befchryven (q). Van der<br />

Myle, die eenige maanden in Frankryk geweest<br />

, en nu wederom herwaards gekeerd was ,<br />

werdt, om het fchryven van eenige brieven,<br />

welken men hieldt der tegenwoordige Regeeringe<br />

en den Prinfe te na te fpreeken, opGoereede<br />

gebannen (V). De verdreeven Koning<br />

van Boheeme verzogt, op 't einde des jaars 1621,<br />

aan de algemeene Staaten, of hy wederom in<br />

den Haage mogt komen woonen. Doch dit verzoek<br />

werdt van de hand ge weezen (sj. In't volgende<br />

jaar, vergunde men hem egter, op herhaald<br />

verzoek der Koninginne van Boheeme,<br />

iat hy zyn verblyf houden mogt, in de BeverivykfY).<br />

Doch nu, in 't jaar 1610, floegen de<br />

gekommitteerde Raaden den Prinfe ook voor,<br />

O) BRANDT IV. Deel, 11 40-51.<br />

(p~) BRANDT IV. Del, bl. savv', 60-?T.<br />

C?3 Refol. IJoll, ji!, 29 Octob. 14 Dec. itfty. W. 240, 243, 244,<br />

90. BIUNÜT IV. Deel, bl. 157. »<br />

f O Refol. Holl. 16 Decemb. 1620. hl. 2(15.<br />

O) Refol. Holl. 21 hecemb. 1641. bl. 15,'!<br />

CO R-efol. Holl. 25 Maart 4 May 1G22. bl. 55, 85.<br />

of


XL. BOEK. H I S T O R I E . 39*<br />

of't niet geraaden ware, Reinier van Oldenbarneveld,<br />

Heer van Groeneveld, oudften<br />

Zoon des Advokaats, te verlaaten van zyn<br />

ampt van Luitenant-Houtvester: doch zyne<br />

Doorlugtigheid befloot hiertoe eerst m den volgenden<br />

Zomer; wanneer de Heer van Groeneveld<br />

ook van zyne waardigheid van Heemraad<br />

van Delfland ontzet werdt (u\ Ten zelfden tyde,<br />

werdt zynen Broeder, Willem van Oldenbarneveld,<br />

Heere van Stoutenburg, het Bevelhebberfchap<br />

over Bergen op Zoom benomen.<br />

Doch zyn Ritmeesterfchap heeft hy verkogt<br />

(vj In Wintermaand, te vooren, was er, op<br />

n>uws, door Gemagtigden van den Prinfe en<br />

Gekommitteerde Raaden, buitens tyds, verandering<br />

gemaakt, in de Wethouderfchap te Gouda<br />

, alwaar men, tot hiertoe, de Remonftranten,<br />

onverhinderd, hadt laten byeenkomen f » Te<br />

Leiden, werdt de Schout, Lot Huigenszoon den'<br />

Gaal, dien men hieldt te flap te zyn in 't ftooren<br />

der Remonftrantfche Byeenkomften, verpligt,<br />

zvn ampt af te leggen, welk toen gegeven werdt<br />

aan Meester Willem de Bont, die fterker y verde<br />

Car) Ook kwam men, eerlang, tot het afzetten<br />

van verfcheiden' Baljuwen, Schouten en Sekretarisfenten<br />

plattenLande; die of ilemonftrantfch<br />

waren, of geagt werden, te veel oogluiking te<br />

gebruiken , omtrent de Remonftranten (yj.<br />

Ook werdt Lancelot van Brederode, Raadsheer<br />

in den Hove van Holland, die merkelyk<br />

van<br />

r>) Refol.Hoii.31 oaoh ifiip. u. 246.7,iQjyy<br />

120,126. ,<br />

( y) BRANDT IV. Deel, bl. 20*.<br />

Cw') RRANDT IV. Deel, bl. 7».<br />

( x\ Refol Holl. 2 Aug. 1,1,20 Oee. ïfilO- «.194.8831,290,3"5<br />

Bb 4<br />

1619;<br />

taats van<br />

hunne<br />

ampten<br />

verlaaten. <br />

Verfchei­<br />

Schouten<br />

en Sekretarisfen<br />

afgezet.<br />

l 6 2<br />

°' V-


IV.<br />

Klagten<br />

3


XL. BOEK. H I S T O R I E . 393<br />

anderingen in Kerk en Staat der hooge Regeeringe<br />

geduurig werk verfchaften, viel 'er, in<br />

andere gemeene zaaken, weinig voor. Men<br />

hieldt, van onzen kant, nog aan metklaagen,<br />

over het kwalyk houden van 't Beftand, dooide<br />

Spaanfchen. De algemeene Staaten hadden,<br />

in Sprokkelmaand, den Koïlegien ter Admiraliteit<br />

aangefchreeven, dat zy den Koopluiden<br />

en Schippers, welken men, door het aanhouden<br />

en neemen hunner Schepen, merkelyke nadeden<br />

toegebragt hadt, aanzetten zouden, tot<br />

het begrooten en opgeeven hunner fchade, binnen<br />

den tyd van vier maanden (V). Doch 't zeefchuimen<br />

der Biskaaijeren en Duinkerkeren<br />

hieldt, het gantfche jaar, aan. Ook deeden die<br />

van Algiers den onzen veel afbreuk ter zee.<br />

Doch in Oogstmaand, werden eenige Algierfche<br />

zeefchuimers, te Amfterdam, opgebragt.<br />

Ten zelfden tyde, deedt de Regeering van Algiers<br />

eenen voorflag van Vrede aan de Vereenigde<br />

Staaten (e) : doch 't liep nog tot in't jaar<br />

162a aan, eer dezelve geflooten werdt. Midlerwyl,<br />

hieldt het zeefchuimen aan, waardoor<br />

die van Hoorn, in den Herfst en Winter des<br />

jaars 1610, wel omtrent veertig fchepen verlooren<br />

Qf). De fterke toerusting ter zee in Spanje<br />

maakte de Vereenigde Staaten ook ongerust,<br />

alzo men niet wist op wienzy gemunt ware<br />

(g): doch deeze ongerustheid verdween,<br />

door den tyd.<br />

De onlusten tusfchen de Engelfche en Nederland­<br />

en) BAUDART. Memor. XI. Hoek, 11. 6.<br />

(e) BAUDART. Memor. XI. /loei, U. 7, 95,<br />

Cf) v<br />

&Liys Hoorn, U. SQÓ.<br />

BAUDART. Memor. XI. /loei, tl. 23. jj<br />

Bb 5<br />

1619.<br />

over 't<br />

krenken<br />

van 't<br />

liefland.<br />

Zeefchuimev<br />

ryeu.<br />

Verdrag<br />

tusfchen


39* VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />

IÖIO. landfche Oostindifche Maatfchappy, welken<br />

in de jaaren 1613 en 1615, niet hadden kon­<br />

de Ennen<br />

bygelegd worden, werden, eindelyk, in<br />

gelfche<br />

cn Ne­ Zomermaand deezes jaars, gelukkiglyk, gederlandflist.<br />

Eenigen uit de Bewindhebbers en de Adfchevokaat<br />

der Nederlandfche Maatfchappy e, WilOostinlem<br />

Boreel, hadden zig, eenige maanden te voodifcheMaatren,<br />

naar Londen begeven, alwaar zy, met de<br />

fcliap Engelfche Bewindhebbers, in onderhandeling<br />

pye. traden. Men trof, eindelyk, op den tweeden<br />

van Zomermaand, een Verdrag, voor den tyd<br />

van twintig jaaren, binnen welken, de handel<br />

in de Indien den beiden Maatfchappyen vry zou<br />

ftaan, zonder datzy dien eikanderen, door verdragen<br />

metIndifcheMogendheden, doorfterkten,<br />

of op eenige andere wy zen, zouden zoeken<br />

te beletten. Ook werdt beftemd, dat men onderling<br />

overeenkomen zou, wegens den prys, dien<br />

beide de Maatfchappyen befteeden zouden<br />

voorde Peper, te Bantam, en op andere plaatfen<br />

van Groot Java. Elke Maatfchappy zou tien<br />

Oorlogsfchepen onderhouden, tot befcherming<br />

van den handel. Elk zou in 't bezit blyven van<br />

de Vestingen in de Indien, welken zy tegenwoordig<br />

bezat. De Sterkten en bezettingen, in<br />

de Molukken,Bandaen Amboina, zouden onderhouden<br />

worden, uit eene belasting, door eenen<br />

gemeenen Raad, uit beide de Maatfchappyen<br />

aangefteld, te leggen op de waaren, die<br />

uit deeze Eilanden zouden vervoerd worden.<br />

Het Verdrag vervatte nog verfcheiden' andere<br />

punten, welker fommigen, naderhand, na-<br />

3er verklaard werden (hj. Doch ik meen, dat<br />

\S)~d A<br />

fi , P<br />

." b!<br />

'<br />

het<br />

T0!<br />

"' P<br />

' ' AlTZKBA


XL. BOEK. H I S T O R I E . 395<br />

het nimmer volkomen onderhouden is,<br />

Terwyl men, hier, aan dit Verdrag arbeidde<br />

, gaf het onderling misnoegen tusfchen de<br />

twee volken inlndie, onder anderen, gelegen<br />

heid, tot het ftigten van Batavia, op t Eiland<br />

lava, alwaar de Nederlandfche Maatfchappy,<br />

federt, den zetel haars handels gevestigd heeft.<br />

'tZal niet ondienftig zyn, hier, van den aanleg<br />

deezer beroemde Koopftad, waarvan, dat met<br />

reden vreemd fchynen mag, onze Hiftoriefchryvers,<br />

die deezen tyd beleefd hebben ,<br />

naauwlyks eenig gewag maaken, een beknopt<br />

berigt te geeven.<br />

De Maatfchappy hadt haaren bevelhebberen<br />

in Indie, reeds in 't jaar 1617, gelast, een<br />

bekwaam ftuk Lands van den Koning van Jakatra<br />

of eenige andere Javaanfche Mogendheid<br />

te koopen, tot het ftigten eener Stad en Sterkte,<br />

alwaar men den voorraad der Indifche en Nederlandfche<br />

waaren zou mogen ontvangen en<br />

bewaaren (/)• Eenige jaaren te vooren, hadder<br />

de onzen reeds eene wooning gehad, te Jakatn<br />

aan den zeekant, beoosten de Rivier Tangerang,<br />

waartoe zy den grond van den Koning gekogi<br />

hadden (£)• Doch Jan Pieterszoon Koert, in '1<br />

jaar 1618, het opperbevel over Nederlandse! 1<br />

Indie bekomen hebbende, zogt, hieromtrent,<br />

eene nieuwe Stad en Sterkte aan te leggen, en,<br />

daartoe, insgelyks, verlof te bekomen van det l<br />

Koning vanjakatra. Terwyl men hierover han<br />

delde, kreeg Koen vermoeden, dat de Koning »<br />

met de Bantammers en met de Engelfchen, di<<br />

(i) T. CAHPHIJYS Batavias Grondvefl, in VALENTYN Oostmil<br />

IV. heel, 1. Stuk, bl. 4»y.<br />

(i) CAMPHUYS bl. 435.<br />

zit<br />

Verhaal<br />

van hec<br />

innee-<br />

men van<br />

Jakatra<br />

en hec<br />

ftigten<br />

van Ba<br />

tavia.


$96 VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />

t6l(>. zig te Bantam en te Jakatra onthielden, in heimelyke<br />

onderhandeling getreden was , om<br />

hem en de zynen, die 't reeds te Bantam naauwlyks<br />

houden konden, ook van Jakatra te verdryven.<br />

Hy valt hierop, bedektelyk, aan 't<br />

yerfterken van de wooning derMaatfchappye:<br />

't welk, toen 't gemerkt werdt, groote agterdogt<br />

verwekte by de Engelfchen en Javaanen.<br />

De Stad Jakatra werdt toen ook gelterkt.<br />

Men befloot zelfs de Sterkte der Nederlanderen<br />

, met eenige Schanfen, daar Engelsch gefchut<br />

op geplant werdt. Maar Koen vernielde<br />

ze, eerlang, vernomen hebbende, dat de Engelfchen<br />

een fchip der Maatfchappye genomen<br />

hadden, en verdere vyandlykheden dreigden.<br />

Kort hierna, verliet hy de nieuwe Vesting,<br />

op de tyding van 't naderen eener Engelfche<br />

Vloote, 't bevel over dezelve laatendeaan<br />

Pieter van den Broeke. Hy ltak, opdenlaatften<br />

van Wintermaand des jaars 1618, met zeven<br />

fchepen, in zee, raakte flaags met de Engelfchen;<br />

doch week, eerlang, naarAmboina, alzo<br />

de Engelfchen, nieuwe verflerking van fchepen<br />

gekreegen hebbende, hem veel te magtig<br />

geworden waren. De Vesting te Jakatra, toen ,<br />

door de Engelfchen, te water, en door de Javaanen,<br />

te lande, belegerd zynde, werdt 'er,<br />

op den negentienden van Louwmaand deezes<br />

jaars, een Verdrag getroffen; waarby den Koning<br />

van Jakatra zesduizend Ryksdaalders werien<br />

toegelegd, en voorts bedongen, dat de<br />

Wooning der Maatfchappye niet verder verkerkt<br />

zou worden (7). Alles fcheen nu in rust:<br />

(O CAMPHUYS hl. 421-434.<br />

toen


XL. BOEK. H I S T O R I E . 397<br />

toen van den Broeke, ter maaltyd genodigd 1617.<br />

by den Koning, met eenigen der zynen, vast- •<br />

gehouden en in boeijen gefmeeten werdt. Dit<br />

fcheen 't bedryf der Engelfchen, die de onzen<br />

haast noodzaakten tot een Verdrag, waarby men<br />

beloofde, hun de Vesting te zullen opgeeven.<br />

Doch 's daags na 't fluiten van dit Verdrag, welk<br />

op den eerften van Sprokkelmaand gefchied<br />

was, rukken de Bantammers, of aangepord<br />

door de onzen, of, om dat zy den Koning van<br />

Jakatra de Sterkte en fchatten der Nederlandfche<br />

Maatfchappye misgunden, onverhoeds,<br />

in Jakatra, berooven den Koning, die flegt<br />

werdt bygeftaan van dezynen,ineenenoogenblik,<br />

van zyn gebied, en verzenden hem in ballingfchap.<br />

Van den Broeke en de andere gevangenen<br />

werden toen naar Bantam gevoerd; daar<br />

zy nog eenige weeken zaten. Midlerwyl, bleef<br />

de nieuwe Vesting nog in de magt der onzen,<br />

die, federt, handelden, om zig onder de befcherming<br />

des Konings van Bantam te begeeven.<br />

Doch 't liep aan tot den elfden van Lentemaand,<br />

eer men omtrent de voorwaarden overeen<br />

kwam (tn). De Koning van Bantam weigerde<br />

ze nogtans te bevestigen. Ook dreigde hy,<br />

federt, de Vesting, met geweld, aan te tasten.<br />

De Javaanen arbeidden zelfs reeds aan eene<br />

fchans of bolwerk, niet verre van de Wooning<br />

der Engelfchen: doch de onzen verdreeven hen<br />

uit hun voordeel, 't Leedt egter niet lang, of zy<br />

vielen op nieuws aan 't werk. Doch 't verfchynen<br />

van Jan Pieterszoon Koen, met eene Vloot<br />

van agttien fchepen, op de reede van Jakatra,<br />

fjm) CAMPHUÏS tl. (135-457.<br />

deedt


3S,3 VADERLANDSCHE XL.BOEJC.<br />

1619. deedt de zaaken veranderen van gedaante. De<br />

Engelfche Vloot, die, tothiertoe, in de Straat<br />

van Sunda, gekruist hadt, was, op zyne aankomst<br />

, van daar, geweeken. Koen, zig gelaatende<br />

op Jakatra, niet op den Koning van Bantam<br />

verftoord te zyn, liet deezen weeten, dat<br />

hy zig onzydig hadt te houden. En, zonder hierop<br />

befcheid te wagten, of hem tyd van beraad<br />

te geeven, valt hy, uit de Vesting, aan 'thoofd<br />

van omtrent duizend man, in dertien vendels<br />

verdeeld, aan op de Stad, die ilegts door een<br />

fteenen bolwerk, aan de Noordzyde, en aan<br />

eenen anderen oord, door eene fchutting vandikke<br />

planken, befchermd werdt. Zy was in<br />

een oogenblik veroverd. Koen nam 'er bezit<br />

van, uit den naam der Nederlandfche Oostindifche<br />

Maatfchappye, op den dertigften van<br />

Bloeimaand (»). Hy vorderde, federt, hetflaaken<br />

der gevangenen te Bantam, waarin de Koning<br />

bewilligen moest. De Engelfchen verlie*<br />

ten deeze Stad, kort hierna. Doch de Koning ,<br />

ien onzen den handel te Jakatra belemmerende,<br />

haalde zig, eerlang, eene Oorlogsverklaring<br />

op den hals. Ook duurden de onlusten tus-<br />

'chen de Maatfchappy en hem verfcheiden jaaren<br />

(a). Wy zullen, hierna, de gelegenheid<br />

vaarneemen, om 'er eenig nader verflag van<br />

I e doen.<br />

Twee maanden omtrent voor Koens aan­<br />

] komst , hadden de hoofden der bezettinge, op de<br />

3 lieuwe Vesting te Jakatra, beflooten, aan de-<br />

:elve den naam vm Batavia te geeven (J>), in-<br />

CO CAMPHUYS VI. 459-4.83.<br />

(0) CAMPHITYS bl. 484-489.<br />

(/>) CAMPHUYS bl. 457.


XL. BOEK. H I S T O R I E . 399<br />

gevolge van eenen last, reeds in't jaar 1617<br />

gegeven, door de Maatfchappye, behelzende,<br />

s> dat de Plaats of het Landfchap, alwaar men<br />

w het Hoofdkantoor der Maatfchappye vestij,<br />

gen zou, Batavia^, en de inwoonersBatavie-<br />

„ ren geheeten zouden worden." Doch Koen<br />

toonde zig misnoegd, dat zulks zonder zyne<br />

kennis gefchied was. Ook deedt hy den nieuwen<br />

naam, dien men boven de poort van 't Huis<br />

Mauritius gefchreeven hadt, terftond, uitveegen<br />

Qf), voorts, zorg draagende, dat de naam<br />

Batavia, in geene openbaare fchriften, gefpeld<br />

werdt, voor Oogstmaand des jaars 1621,wanneer<br />

'er bevel kwam uit het Vaderland 5, dat de<br />

5, Stad en 't Kasteel, gebouwd in 't Koningkryk<br />

n van Jakatra, voortaan, Batavia genoemd zou<br />

„ worden (r)." En't is dit Batavia, dat, federt,<br />

in getal en aanzienlykheid van gebouwen, van<br />

tyd tot tyd, zynde aangegroeid, veele jaaren agtereen,<br />

en nog tegenwoordig, onder de voornaamfte<br />

Kooplieden der 4 weereld gerekend is<br />

geworden. De Opper-Landvoogd en Raaden<br />

van Nederlandsch Indie houden 'er hun gewoon<br />

verblyf, en de Maatfchappy voorziet,<br />

van daar, en Indie en het Vaderland van veelerlei<br />

Koopwaaren.<br />

öorzaaken deezes krygs.<br />

Men hadt, in dit Koningkryk, federt meer dan<br />

eene<br />

(f) P. VAN DEN BROECKB Voyagie, tl. 993<br />

CAMPHUYS tl. 489-491.<br />

1619.<br />

De binnenlandfche kryg in Boheeme, die, V.<br />

reeds in'tvoorleeden jaar, ontfteken was, hadt Oorïprong<br />

merkelyken invloed op den ftaat der Veree­<br />

van den<br />

nigde Nederlanden: waarom wy niet voorby oorlog In<br />

konnen, hier, eenig verflag te doen van de Boheeme.


400 VADERLANDSCHE XL. BOEK,<br />

16 i.p. eene eeuw, openlyk, belydenis gedaan van tweederlei<br />

Godsdienst. De Husüten, welker belydenis/ub<br />

Utraque genoemd werdt, om datzy het<br />

Avondmaal onder beide de gedaanten ontvingen,<br />

en de Roomsch Katholyken, welker Leer<br />

men fubUna noemde, om dat zy't Avondmaal<br />

bedienden onder de gedaante van brood alleen j<br />

beleefden hun begrip even vry volgens de wetten.<br />

Zelfs was Keizer Sigismond niet voor Koning<br />

erkend, dan na hy toegedaan hadt, dat<br />

niemant dan die in't gevoelen der Husiiten was,<br />

Burger in Praag zyn mogt. Menonderhieldtdit<br />

Verdrag, tot in 't jaar 1570, wanneer Maximiliaan<br />

de II. te wege bragt, dat een Roomsch-<br />

Katholyk, met het Burgerfchap, vereerd werdt.<br />

Een ander verwierf dezelfde gunst, in 't jaar<br />

1599. Daarna, werdt het Verdrag met Sigismond,<br />

meer dan eens, gekrenkt. De Jezuiten<br />

werden, in Praag, ontvangen, 't Getal der<br />

Roomschgezinden nam, door den tyd, zo fterk<br />

toe, dat de Hervormden zig te vrede moesten<br />

houden, dat hun, door Rudolf den II, vergund<br />

werdt de Ampten van Regeering, te gelyk met<br />

de Roomschgezinden, te mogen bekleeden. De<br />

Keizerlyke Amptenaars in Boheeme weigerden<br />

egter dit Verdrag af te kondigen, beweerende,<br />

dat het te nadeelig ware voor den Roomfchen<br />

Godsdienst, en dat men 't den Keizer, belemmerd<br />

met den kryg tegen de Turken, zyns ondanks,<br />

hadt afgedrongen. Matthias, zynen<br />

Broeder Rudolf, in 't jaar 1614, zynde opgevolgd<br />

, gaf den Hervormden nog meer ftof tot<br />

klaagen, over 't fchenden hunner voorregten.<br />

De Keizer daarna, zynen Neef, Ferdinand, tot<br />

zynen aanftaanden opvolger in 't Koningkryk,<br />

wil-


XL. BOEK. H I S T O R I E . 401<br />

willende doen verklaaren, befchreef, ten dien 1619.<br />

éinde, de Stenden van Boheeme alleen, zon- •<br />

der daaronder te rekenen, die vanSilefie, Moravie<br />

en Opper-en Neder-Lausnits, 1'choonze<br />

met die van Boheeme vereenigd waren. DeBoheemfche<br />

Hervormden, hierover te onvrede,<br />

verfcheenen, in kleinen getale, op den Landdag,<br />

alwaar de Roomfchen, verre de meerderheid<br />

hebbende, volkomen voldeeden aan 's<br />

Keizers begeerte. Ferdinand werdt zelfs gekroond<br />

binnen Praag (s~), en hieldt, federt, zyn<br />

hof teGrats. Maar de Verdedigers desKoningkryks,<br />

een zeker getal van aanzienlyke luiden,<br />

aangefteld door de Stenden, om de hand te houden<br />

aan 't naarkornen der oude voorregten, befchreeven<br />

de Stenden des Ryks en der ingelyfde<br />

gewesten , in welker Vergadering een<br />

fmeekfehrift werdt ingefteld, waarby men den<br />

Keizer, om 't herftellen der voorregten, verzogt.<br />

Voorts, befloot men, inden Zomer der jaars<br />

1618, wederom te vergaderen, om'sKeizers<br />

antwoord te overweegen. Maar Matthias gaf,<br />

in plaats van te antwoorden, zynen Stedehouder<br />

in Boheeme bevel om den Stenden het byeenkomen<br />

te beletten. Deez' vondt zig, hiertoe ,<br />

nogtans niet magtig. De Stenden, zyns ondanks,<br />

vergaderd zynde, hadden hertsgenoeg, om zig<br />

van eenige Keizerlyke Amptenaars te verzekeren,<br />

drie van welken, uit de vensters van 't Kasteel<br />

, werden dood gefmeeten. Terftond daarna,<br />

verbonden zy zig, onderling, tegen elk, die hun<br />

zou willen aantasten; en, verneemende, dat de<br />

Kei-<br />

fO Apol. Ordin. Regm Boliem. fub mraque edit.l6uj. STW-<br />

yil Corp. Hift. Germ. Tem. II. p. 2051.<br />

X. DEEL. CC


1619<br />

Keizer<br />

Matthias<br />

ilerft.<br />

Ferdinarid<br />

de<br />

II. volgt<br />

hem op.<br />

Fredrik<br />

de V.<br />

Paltsgraaf<br />

aan<br />

de:i Ryn,<br />

Zusters<br />

Zoon van<br />

Prinfe<br />

Maurits,<br />

wordt tot<br />

Koning<br />

van BoheemevedtOO-<br />

rLMl<br />

VI.<br />

De Staa<br />

ten nee-<br />

4-o2 VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />

Keizer zig tegen hen toerustte ten oorloge, ftel-<br />

- denze vierentwintig Befchermers aan, die magt<br />

kreegen, om krygsvolk te werven, en belastingen<br />

te leggen op de onderzaaten des Koningkryksen<br />

der ingelyfdeLandichappen. De Aartshertogen<br />

Albertus en Izabelle deeden ook een<br />

Leger verzamelen ten dienste des Keizers, die<br />

den Graave van Bucquoi het opperbevel gaf<br />

over den voorgenomen togt naar Boheeme. De<br />

Graaf Emft van Mansfeld hadt het gebied over<br />

't Leger der Stenden.<br />

In deezen ftand der zaaken, overleedt Keizer<br />

Matthias, op den twintigften van Lentemaand<br />

deezes jaars 1619 (7). Ferdinand deedt<br />

zig, terftond, uitroepen voor Koning van Boheeme,<br />

en kwam, in die hoedaanigheid, te<br />

Frankfort, alwaar hy, op den agtentwintigften<br />

van Oogstmaand, ook tot de Keizerlyke waardigheid<br />

verheeven werdt (u). Maar de Stenden<br />

van Boheeme, gezwooren hebbende, dat zy<br />

hem niet voor Koning erkennen zouden, verkooren,<br />

tot deeze hoogheid, Fredrik, Paltsgraaf<br />

aan denRyn, die, in den jaare 1612, getrouwd<br />

was, met Elizabet, Dogter van Jakob<br />

den I, Koning van Groot- Britanje. Hy begaf zig,<br />

terftond, naar Praag, al waar hy, in Slagtmaand ,<br />

gekroond werdt. Midlerwyl, hadden ook de<br />

Stenden van Hongarye Ferdinand verworpen ,<br />

en Bethlehem Gabor, Vorst van Zevenbergen,<br />

met de Koningklyke waardigheid, vereerd.<br />

De Staaten der Vereenigde Nederlanden, uit<br />

deeze beweegingen, eenen oorlog in Duitsch.<br />

land te gemoet ziende, waarin de zaak der Protes-<br />

CO BAUDART. Memor. XI. Boek, VI. 24.<br />

00 SIRUVH Corp. Hift. Germ. Tm. 11. p. 2059.


XL. BOEK. H I S T O R I E . 403<br />

teftanten, en gevolglyk ook de hunne veel zou<br />

konnen te lyden hebben, zogten Koning Jakob<br />

te beweegen, om zynen Schoonzoon by te ftaan.<br />

Ook hielden zy een waakend oog op den togt<br />

van 't Leger der Aartshertogen, welk, in 't Land<br />

van Luxemburg verzameld zynde, omtrent den<br />

aanvang van Herfstmaand, gereed was, om, onder<br />

Graave Henrik van den Berg, naarDuitschland<br />

te trekken. Prins Maurits, die zig 't belang<br />

van den verkooren Koning van Boheeme, eenen<br />

Zoon zyner halve Zuster, Louife Juliana, ook<br />

zeer ter herte liet gaan , gaf aan alle de Staatfche<br />

Ruitery en aan duizend of twaalf honderd<br />

Muskettieren bevel, om het Leger der Aartshertogen<br />

op zyde te blyven, en zorg te draageu,<br />

dat het den Duitfchen Bondgenooten der<br />

Staaten geen nadeel deedt. Doch eenige opfchuddingen,<br />

inBrusfel en elders, gereezen, over<br />

't opftellen van nieuwe belastingen, ftremden<br />

deezen togt, en noodzaakten de Aartshertogen,<br />

om het Leger te doen fcheiden, en in<br />

de oproerige Steden teverdeelen (v). De Vereenigde<br />

Staaten, midlerwyl, hun volk by der<br />

hand willende houden, hadden, reeds in Grasmaand,<br />

hunnen onderzaaten verbooden, zig in<br />

eenigen vreemden Krygsdienst te begeeven (w).<br />

Hagchelyk ftonden, omtrent het einde dee­<br />

zes jaars, de zaaken van Ferdinand en Fredrik<br />

beide. De laatfte hadt verfcheiden' Duitfche<br />

Vorsten, en de Vereenigde Gewesten op zyne<br />

zyde, die allen Krygsvolk, ten zynen behoeve,<br />

verzamelden. Ook hadt hy zelf in de Palrstien-<br />

O*) RAUDART. Memor. XI. Hoek, U. 24.<br />

O) Groot-Plakiiacb. II. JJMI, kol. 304<br />

Cc 2<br />

t6ig.<br />

uien deei<br />

in de zaaken<br />

van<br />

Boheeme.<br />

Staat van<br />

den kryg<br />

in Boheeme»


404 VADERLANDSCHE XL. BOEK<br />

t€iy. tienduizend man op de been gebragt, die naar<br />

• Boheeme gefchikt werden. Men wil, dathy,<br />

zynen mededinger te magtig geweest zou zyn,<br />

zo zyn Schoonvader hem hehoorlyk hadt willen<br />

byftaan. Doch deeze was thans met Filips<br />

den III, Koning van Spanje, fterk in onderhandeling,<br />

over een Huwelyk tusfchen Karei, Prinfe<br />

van Wales, en eene Dogter van Filips; welk<br />

hy hgtelyk begrypen kon, geenen voortgang<br />

te zullen hebben, zo hy zig tegen de oogmerken<br />

van 'tHuisvanOostenryk,inDuitschland,<br />

wilde verzetten. Ook wist het Hof van Spanje<br />

deeze Huwelykshandeling zo lang te rekken,<br />

dat de zaaken van den Keurvorst-Paltsgraave'<br />

eenen gantsch nadeeligen keer genomen hadden.<br />

Wat Ferdinand betreft, de afval derHongaaren<br />

belemmerde hem zeer. Ook kwam hec<br />

hem kwalyk, dat het Leger, in Luxemburg verzameld,<br />

wederom gefcheiden was. Doch Maximiliaan,<br />

Hertog van Beyeren, en de drie Kerkelyke<br />

Keurvorsten hielden zyne zyde. De<br />

Keurvorst van Saxen, die zig te vooren onzydig<br />

verklaard hadt, werdt, door de aanbieding<br />

van de Opper-Lausnits, mids hyze overmeesterde,<br />

bewoogen, om 's Keizers zyde te kiezen.<br />

De Paus zondt hem eenig geld toe, en de Koning<br />

van Spanje eenige manfchap uit Napels<br />

en uit het Hertogdom Milaan (Y).<br />

VII. De Aartshertogen bragten, tegen 't volgende<br />

De Aarts- najaar, een aanzienlyk Leger op de been, ten<br />

d i e n f t e d e s K e i z e r s<br />

wam? - M e n<br />

begrootte het op zesïen<br />

een entwmtigduizend knegten en vierduizend<br />

Leger, paarden. De Markgraaf Spinola hadt 'er 't bevel<br />

O) RAPIN 7e»;. VII. f>. 125-129, 130-133,


XL. BOEK. HISTORIE. 405<br />

vel over. 't Volk was tusfchen Rynberk en We­ 1620.<br />

zel byeen gebragt. Terwyl het verzameldwerdt,<br />

hieldt Prins Maurits zig, met zestien * :n dien-<br />

:e des<br />

vendelen knegten en dertig kornetten paarden, j Leizers,<br />

een uur gaans beneden Wezel, om op de beweegingen<br />

des Markgraafs te waaken, en zig, daarna<br />

, met de benden, door de Duitfche Vorften<br />

byeen gebragt, te vereenigen. Koning Jakob<br />

hadt zig laaten overhaalen, om vierentwintighonderd<br />

Engelfchen herwaards te zenden, ouder<br />

Horatio Vere. Doch eer zy zig met de Staat- i ïpinoia<br />

fche troepen vereenigen konden, hadt Spinola '. ralt in de<br />

reeds eenen inval gedaan in de Neder-Palts,<br />

welke hy, in eene maand tyds, op Heidelberg,<br />

Manheim en Frankendaal na, geheellyk bemagtigde.<br />

Te vooren, hadt hy zig meester gemaakt<br />

van Dietz, in 't Graaffchap Nasfau, 't.<br />

welk deerlyk geplonderd was (j). In Wynmaand,<br />

kwamen de Engelfchen, verzeld door<br />

de Staatfchen, onder Prins Fredrik Henrik,<br />

eerst byhet Duitfche Leger, onder den Markgraave<br />

van Anfpach, in de Palts. Dochoneenigheid<br />

onder de Opperhoofden was oorzaak ,<br />

dat 'er weinig kon uitgevoerd worden. Ook<br />

vorderde het ruwe jaargetyde, dat men de<br />

Staatfche Ruitery te rug ontboodt. Doch de<br />

Knegten en Engelfchen betrokken de Winterlegeringen,<br />

in de drie genoemde Plaatfen van<br />

de Palts (3). Prins Maurits wierp, om Spinola<br />

den aftogt langs den Ryn naar Kees te beletten,<br />

eene fchans op, tusfchen Bon en Keulen, op<br />

een Eilandje, Romperwaar d genaamd. Men gaf,<br />

aan<br />

:<br />

Meder-<br />

LMts.<br />

Pnapenmutsgeniet,<br />

door<br />

Prinfe<br />

Maurits.<br />

fy) Refol. Holl. SI iÖ2o. U. 194,.<br />

(z) RW"» Tom. VU. p. 133. 135-<br />

Cc


VIII.<br />

4o6 VADERLANDSCHE XL. BOEK,<br />

1620, aan deeze fchanfe, naar haare vierkante gedaante,<br />

den naam vznPaapemnuts fV).DeKeurvorst<br />

van Saxen was, in Wynmaand, ook in de<br />

Neder-Lausnits gevallen, welke hy zig geheeld<br />

lyk onderworpen hadt. De Hertog van Beyeren,<br />

Opper-Oostenryk bemagtigd hebbende ,<br />

voegde zig, omtrent den zelfden tyd, by het<br />

Leger onder den Graave van Bucquoi. DeverNederkooren'Koning<br />

Fredrik hadt zyne magt in Bolaag<br />

van heeme byeen gebragt. De vereenigde Legers ,<br />

Koning eenige Plaatfen in dit Ryk hebbende veroverd,<br />

Fredrik.<br />

by Praa- trokken regtaan op de Hoofdftad, omtrent welge.ke,<br />

in Slagtmaand, een bloedige flag voorviel,<br />

waarin Fredriks Leger de nederlaag kreeg. Hy<br />

zelf, in Praag gebleeven zynde, week, na<br />

't ontvangen der fmertelyke tyding, met zyne<br />

Gemaalin, Kinderen en eenigen Hofftoet, ter<br />

Stad uit, zynen weg neemende naar de Veree­<br />

Hy wykt nigde Gewesten, De Staaten, van zyne reize<br />

naar Hol "verwittigd, zonden hem eenige Ruitery te gemoet,<br />

die hem tot Emmerik begeleidde. Van<br />

hier werdt hy, in een Jagt van den Prinfe van<br />

Oranje, den ftroom afgevoerd fT). In de Lente<br />

des volgenden jaars, kwam hy inden Haage<br />

aan. De algemeene Staaten ontvingen hem be-'<br />

leefdelyk, "en deeden hem zynen intrek neemen<br />

in 't Huis van den Heere van der Myle (V).<br />

Wy zullen, hierna, gelegenheid hebben, om'te<br />

melden, hoe "t verder met de zaaken van den<br />

verdreeven Vorst afliep.<br />

Fredrik Henrik was nog op den togt naar de<br />

Palts,<br />

(a~) VAN DEN SANDE VI. Boek, M. Ho".<br />

(b) VAN DEN SANDE VI. Hack. tl. 87.<br />

r O Refol. Hol!. 9 Wan — 8 April 1621. II. 45. AITZÜMA<br />

y Beet, bl. 46.


1 • 7jaxm=e


XL. BOEK. H I S T O R I E . W<br />

Palts toen zyne Moeder, die, in Grasmaand te<br />

tainebleau, in eene krankte viel, die haai^op prin_<br />

den negenden van Wynmaand, uit het leeven f e s f e W e.<br />

SS. De togt haars eenigen Zoons maakte haar d u^<br />

Swylzy'tbedde hieldt, zeer bekommerd Zy JJJOmeende,<br />

dat men hem, die, zeide zy, te voo- ^nje.<br />

Sn ook om de zaakder Reiuonitonten, inge-<br />

op devleeschbank te brengen. Zo vu liep de<br />

ZOTO- deezer tedere Moeder. Zy hadt, m Hol-<br />

Szvnde, den Remonftranten, metnaame UitenboS',<br />

groote gunst toegedraagen, en<br />

r#»mrtve den naam van eeneGodsdienitige,<br />

beleefóemLaame Prinfesfe nagelaaten<br />

Eenige yveraars hadden haar egter zo Myk<br />

weeten af te maaien, datzy, t'eemgen tyde,<br />

IS -Helft rvdende, met flyk geworpen, en<br />

voo S R Hoer |efcholden werd.<br />

Haar Lvk, naar Holland gevoerd zynde , weidt,<br />

nogtans, in Bloeimaand des volgenden jaars in<br />

Seze fdeStad, in't graf van haaren overleeden<br />

Egtgenoot, Prinfe Willem van Oranje, by-<br />

^Eedge maanden te vooren, op den tienden<br />

van Zomermaand deezes jaars 1620, was ook L o d e.<br />

Gmf Willem Lodewyk, Stadhouder van Fries- wy, c<br />

2d. Groningen en Drente<br />

overleeden aan eene beroerte, die hem, zo lom Fries_<br />

mimi melden, aangekomen was, onder tkhry- l a n d )<br />

venvan eenen Brief aan Prinfe Maurits, ovat fterfc.<br />

CD BAUDAI.T. Memor. XII. Bo#, hl.69. BBANDT. IV. Deel,<br />

H,,394-31)0. AÜBBRY Mcmoir p. 197 ff J uiV<br />

-<br />

Cc 4


408 VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />

ifao. gene 'er te doen zou ftaan, in geval hy, Maurits,<br />

—— ichielykaflyvig werdt ( Hy hadt den Vereenigden<br />

Gewesten, veele jaaren agtereen, verfcheiden<br />

gewigtige dienften gedaan, met naame<br />

m den tyd van Leicester. Ook hadt hy de<br />

nieuwe krygskunde eerst in gebruik gebragt;<br />

die Maurits, op zyn voorbeeld, in grooter' vola<br />

a k t h e i d<br />

Ernst Ka ' oefende. Zyn Broeder, Graaf Emll<br />

fimir Kafimir van Nasfau, werdt, meest door bewer-<br />

k l<br />

wordt "g der Steden (ƒ), na hem, Stadhouder van<br />

Siadhou- Friesland. Doch 't Stadhouderfchap van Groder<br />

jan mngen en Drente werdt aan Prinfe Maurits oplandgedraagen<br />

(g). De Stad Groningen bedong, by<br />

d e e z e<br />

Prins gelegenheid, de vrye Raadsbeftelling,<br />

Maurits gelyk van ouds; welke zy, te vooren, aan Graavan<br />

Gro- v e Willem hadt moeten afftaan f». De vooren<br />

Drèn- n<br />

_, aarafte<br />

P unter<br />

< van het Berigtfchrift voor<br />

te. Graave Ernst Kafimir liepen op deezen zin.<br />

Beriizt- » Hy was gehouden, 'sLands Staaten en dervïo?<br />

" f l v e r A f<br />

* § e v a a r d i<br />

gden te eeren naar beh<br />

o o r e n<br />

Graave » ' Z1<br />

g geenerlei gezag aanmaatigende,<br />

Ernst. r> over de f Oppermagt en Hoogheid des Land-<br />

futeer. , ? vaardigden der Staaten, 'sLands Voorreg-<br />

t e n<br />

t Smf " en Vryheden voorftaan ; op de Sterkten,<br />

ruim- » rf<br />

ie ter bezorging van Friesland ftonden, goe-<br />

tdi. „ de toezigt hebben ; de Krygsampten, die de<br />

„ Staaten zeiven niet vervulden, begeeven;,<br />

„ niet, dan by raade der Staaten of der Afge.<br />

„ vaardigden, eenig Bevelhebberfchap over<br />

„ eene Sterkte vervullen, en, in 't verleggen<br />

» des<br />

(


XL. BOEK. H I S T O R I E . 409<br />

„ der bezettingen, zig gedraagen naar het Be- ifoo.<br />

„ rigtfchrift der Afgevaardigden. Nog was •<br />

n hem 't aankoopen van vaste goederen binnen<br />

het Gewest ontzeid: 't welk den voor-<br />

„ gaanden Stadhouderen ook niet hadt vry ge-<br />

„ ftaan. Eindelyk, was hy gehouden den Her-<br />

„ vormden Godsdienst, zo als dezelve thans<br />

„ openlyk geleerd werdt, en in de Dordrecht-<br />

„ fche Sinode vastgefteld was, doch alleen met<br />

„ opzigt op de Leer , niet met opzigt op te<br />

n Kerkenordening , te handhaaven , zonder<br />

„ daarin eenige verandering te maaken, of te<br />

„ gedoogen (0"<br />

Meester Adriaan Duik, Sekretaris derStaa- ^«"jj<br />

ten van Holland, was ook, in deezen jaare, o- j ^ 0<br />

" 1<br />

*<br />

verleeden. Meester Andries de With, Penflo w,, rd t<br />

naris van Dordrecht, die 't ampt van 's Lands Raad-<br />

Advokaat, reeds eenigen tyd, by voorraad, P&ffiobekleed<br />

hadt, werdt toen ook aangefteld om ^[J^<br />

de pen te voeren, als Sekretaris (k). Men hadt,<br />

federt eenen geruimen tyd, reeds gearbeid aan<br />

een nieuw Berigtfchrift voor den Advokaat,<br />

dien men, in Oldenbarnevelds plaats, zou moeten<br />

aanftellen (7). En men verkoor, in Louwmaand<br />

des volgenden jaars 1621, na veele en<br />

herhaalde raadpleegingen, tot dit gewigtig<br />

Ampt, den Raadsheer Anthmis Duik. Doch<br />

men vondt geraaden, hem niet meer Advokaat,<br />

maar Raad Penfionaris te noemen (m) : 'tzy om<br />

dat de naam van Advokaat, by 't gemeen, nu gehaat<br />

was, of om dat, aan een Ampt, welk men,<br />

door<br />

(O WINSEM. Cliron. XX. Itftk, bl. 910.<br />

li) Refol. Holl. 2, 7 hec. Tfteo. bl. 245, 254.<br />

f/) Refol. Holl. 17 Dec. iölo. bl. 202.<br />

O) Refol. Holl. 13, 21 July, 17, 21 Die. 1620. bl, 132.,<br />

ÏSl, 363, 274. 21 January 1621. bl. 16.<br />

Cc 5


41 o VADERLANDSCHE XL. BOEK,<br />

i<br />

I52O. door een nieuw Berigtfchrift, eenigszins van na-<br />

— tuur deedt veranderen, niet kwalyk een nieuwe<br />

naam voegde. Aan Meester Andries de With,<br />

die 't Ampt van Advokaat, twee en een halfjaar,<br />

by voorraad , waargenomen hadt, werden,<br />

voor deezen dienst, vyfduizend guldens toegelegd<br />

f »<br />

IX. De Weduwe en Kinderen des onthalsden Ad-<br />

Olden- vokaats en de Huisvrouwen van Hogerbeets en<br />

veiT*<br />

d e<br />

Groot, eenigen tyd te vooren, verzogtheb-<br />

Hogér- bende, de verbeurdverklaaring van de goedebeetsen<br />

ren der gevonnisten, met zekere ponden, te<br />

de Groot m 0gen afkoopen, volgens de Privilegiën, ga-<br />

1<br />

geoorv<br />

e n e l e e n h e<br />

g S id, dat de gewezen' Regters, in<br />

a'eeid Zomermaand, verklaarden, by 't vastftellen der<br />

misdaad Sententien, van verftand geweest te zyn, dat de<br />

t a<br />

" f" veroordeelden, Daniël Trefel uitgenomen, mis-<br />

2<br />

Hoogd<br />

a a d v a n e k w e t f t<br />

g e hoogheid begaan hadden,<br />

heidbe- Op welke verklaaring, de Groot, daarna, ongaan<br />

te der anderen, aanmerkte, dat zy te laat, en niet<br />

hebben, ^oor alle de Regters gefchied was (o). Doch de<br />

Staaten verftonden, dat de verbeurdgemaakte<br />

goederen, ingevolge deezer Verklaaringe,<br />

niet konden worden gelost (ƒ>). 't Verzoek van<br />

de vrienden der drie Heeren werdt nog eens<br />

herhaald, in 't volgende jaar, en toen, door voorfchryvens<br />

des Heeren van Puyfieux, Sekretaris<br />

van Staat des Konings van Frankryk, van 's Konings<br />

wege, onderfteund (q). Doch 't was 'er<br />

zo ver van af, dat 'er eenig gunftig antwoord op<br />

zou gekomen zyn, dat men, in tegendeel, ter al-<br />

( n~) Refol. Holl. i, Maart — 3 April ifar. 1,1. Q.<br />

f») GROTIUS Verantw. Cap. XVill. bl. 166, 167, ïCS.<br />

(p) r.ttANDT IV. Deel, bl. üütf.<br />

(.?) l.it den ei^cnliand. JJritf, gedekt. Jomaine'/leau ïü Anr,<br />

1621.


XL. BOEK. H I S T O R I E . 4"<br />

gemeene Staatsvergaderinge, befloot, in zes 1620..<br />

faaren tvds, geene voorfpraak noch verzoek<br />

voor de verweezen' en gebannen' Perfoonen toe<br />

te laaten. Men nam, kort hierop, ook dierge-<br />

Ivk Befluit in de Vergadering van Holland, vast*<br />

ftellende, in gelyken tyd van zes jaaren, geene<br />

verzoeken te ontvangen, tegen Ordonnantiën<br />

of bevelen over veroordeelde, gebannen ot<br />

vastgezette Perfoonen, door de Regters, de<br />

algemeene Staaten, of die der byzondere Gewesten,<br />

gegeven (r): waardoor de weg tot alle<br />

verder verzoek , vooreerst, geheellyk aigefneeden<br />

werdt. "'. • _<br />

De Vergaderingen der Remonftranten, bin- De Kenen<br />

en buiten verfcheiden'groote Steden, wer- jon-^<br />

den, dit jaar, en het volgende, fterk voortge- w o r d e n<br />

zet, onaangezien zy, dikwils, geweldiglyk ge- v


4ia VADERLANDS CHE XL.BOEK.<br />

1630. den Haage gevoerd, werwaards, wat laater, ook<br />

— gevangen gebragt werdt Joannes Grevius, voorheen<br />

Predikantte Heusden, dien men, te Emmerik<br />

, gevat hadt. Ook voerde men, gevangkelyk,<br />

derwaards Bernherus Vezekius, gewezen Predikant<br />

te Egteld, in Gelderland. Menfmeetdeezen<br />

in een afzigtelyk gat, daar hy agt of negen dagen<br />

eenen ftank verdroeg, die, zo hy fchreef, naauwlyks<br />

te lyden was (O- Grevius en Prince werden<br />

, eerlang, door de algemeene Staaten, gevonnist,<br />

om in het Rasphuis te Amfterdam bewaard<br />

, en als andere Tugtelingen gehandeld te<br />

worden. Vezekius werdt, te Haarlem, in 't ïugt-.<br />

1621. huisgezet. Zy zaten tot in't volgende jaar. Toen<br />

raakte, in Zomermaand, ook Ifaak Wel/ing,.<br />

weleer Predikant te Hoorn, te Gouda, inheg-<br />

Sorami-<br />

t e m s<br />

- ^<br />

v w e r d t n a a r<br />

den Haage en op de Ge-<br />

jrenont- vangenpoort gebragt, en daarna voor 't Hof te<br />

komen. regt gefteld. Doch na eenige weeken zittens,<br />

ontkwam hy, by nagt, uit de gevangenis, door<br />

hulp van twee Saay werkers van Leiden; die zig ,<br />

hiertoe, door den afgezetten Predikant, Bernardus<br />

Dwinglo, hadden laaten beweegen (V).<br />

In Oogstmaand daarna, werdt Sapma, te Amfterdam<br />

, gevat, en meer dan eens verhoord voor<br />

Schepenen, die met den man verlegen fcheenen.<br />

Hy zat tot den tweeëntwintigften van<br />

Herfstmaand. Op dien dag, kwam zyne Huisr<br />

vrouw hem in de gevangenis bezoeken, en<br />

deedt hem haare kleederen aantrekken , in<br />

welken hy, tegen den avond, uit de gevangenis<br />

ging, zonder van iemant gekend te worden; alzo<br />

hy een' doek digt om de kin gefpeld hadt,<br />

met<br />

(O Oneven van Verm. mannen, gedrukt 1662, bl, 2,46.<br />

(«) BRANDT IV. Deel, bl, 474.


XL.BOEE. H I S T O R I E . 413<br />

met welken, zyne vrouw, als of zy met tand- i (C 4T.<br />

pyn gekweld geweest was, hem, te vooren,<br />

was komen zien f». Zy bleef eenige dagen zitten:<br />

doch werdt toen los gelaaten. Twee dagen<br />

voor 't uitkomen van Sapma, was Vezekius,<br />

eenen verroesten fleutel hebbende weeten te<br />

bekomen, met welken hy de deur openen kon,<br />

uit het Tugthuis te Haarlem ontfnapt (w).<br />

Doch dit ontkomen gaf den Staaten van Holland<br />

aanleiding tot een befluit, om de gebannen'<br />

Predikanten, die men in handen kreeg,<br />

voortaan, naarLoeveftein te voeren: welkbe- Anderen<br />

fluit eerst te werk gefteld werdt Simon Lu- worden<br />

teeByjlerus, gewezen Predikant te Ingeu, inde wgto*<br />

Betuwe, die, in Oogstmaand, buiten Rotter- g e v ü C r d,<br />

dam gevat en naar den Haage gebragt was, alwaar<br />

"hy, eerlang, tot eene eeuwige gevangenis<br />

, veroordeeld werdt. Men voerde hem, in<br />

Wynmaand, naar Loeveftein, daar hy omtrent<br />

tien jaaren gezeten heeft (*). Grevius en Pnnce,<br />

die te Amfterdam in 't Rasphuis zaten, zouden,<br />

meent men, ook derwaards gebragt geweest<br />

zyn, zo Sapma en eenige anderen geen<br />

middel gevonden hadden, om hen, des nagts<br />

tusfchen den twaalfden en dertienden van<br />

Wynmaand, te verlosfen. Men hadt defleuteis<br />

van de Kamers, daar zy zaten, weeten naargemaakt<br />

te krygen; en hielp hen, met touwladders<br />

op het dak, en langs houten ladders, zwart<br />

geverwd, om in den donker minder gezien te<br />

worden, naar beneden (yj. 't Ontkomen van<br />

tyl BRANDT IV. Deel, 11. 560-577.<br />

f » BRANDT IV. Deel, tl. 577, 578.<br />

fx) BRANDT IV. Deel, tl 543 . 558.<br />

iy) BRANDT IV. Deel, bl. 57ir-58ï.<br />

ver


414 VADERLANDSCHE XL.EOBK^<br />

nfcn. verfcheiden' Predikanten agtereen , uit de gei<br />

vangenisfen en Tugthuizen, was oorzaak» dat<br />

er, naderhand, weinigen in hegtenis raakten<br />

5<br />

die niet naar Loeveftein gebragt werden. Nog<br />

tans fcheenen ze, in deezen kerker, ook niet wel<br />

genoeg bewaard te zyn: 'twelk, eenige maanden<br />

te vooren, gebleeken was aan de zonderlinge<br />

ontkoming van Hugo de Groot, die ons,<br />

hier, een weinig omftandiger, ftaat te verhaalen,<br />

X. Hogerbeets en de Groot zaten, op 't Slot te<br />

Zonder- Loeveftein, elk in een afzonderlyk vertrek,<br />

ïinge Hunne Huisvrouwen, die zig, nevens hen, lie-<br />

t e n<br />

jntagvan °pfl u<br />

i ten<br />

» hadden vryheid om de fpys te<br />

Hugo de bereiden en te kooken, en, op zekere dagen,<br />

Groot, naar Woudrichem of Gorinchem te gaan, tot<br />

tót de ket koopen van behoeften. Te Gorinchem,<br />

fteinfche hadden ze gemeenlyk haaren intrek by Abra*<br />

gevange- ham Daatfelaar, Koopman in lint en garen,<br />

nis. wiens vrouw, Joanna van Erp, eene Zuster was<br />

vmThomas Erpenius, Hoogleeraar der Oosterfche<br />

taaien te Leiden, en boezemvriend van<br />

beide de gevangenen, inzonderheid van de<br />

Groot (z) Doch de Huisvrouw van Hogerbeets<br />

overleedt op 't Slot, in Wynmaand des jaars<br />

1620 (a). Maria Reigersbergen, Huisvrouw<br />

van de Groot, onderhieldt de vriendfchap met<br />

Daatfelaar, te Gorinchem. Alles wat de Groot<br />

van 't Slot naar Holland zondt, en alles wat<br />

hem, van buiten, toegezonden werdt, deedt zy<br />

ten huize van Daatfelaar beftellen, die 't verder<br />

voortfchikte. Langs deezen weg, was, meermaalen,<br />

af en aan gebragt een koffer met boeken,<br />

die, door Erpenius, Vosfius en anderen,<br />

(2) K- RIIANDT Leven van H. dc Groot, bi. 217.<br />

(a) K. IlRANDr als boy. bl. 231.<br />

aan


Mipbe tCroolzuj beradende tofóc y^'u^'^r^t^cAAae^^, m'tja ar s6zi.<br />

V 9 & %Xfim-~a*» :


XL. BOEK. H I S T O R I E , 415<br />

aan de Groot geleend, en, na 't gebruiken, te 1C21.<br />

rug gezonden werden. Want terwyl hy hier<br />

zat, fchreef hy verfcheiden'geleerde en godvrugtige<br />

werken : waartoe hy veele boeken<br />

noodig hadt (T). De Koramandeur van 'tSlot,<br />

Jakob Prwnink gezeid Deventer, Zoon van<br />

den berugten Utrechtfchen Burgemeester, Gerard<br />

Prounink Deventer, plag dit koffer, in 't<br />

eerst, te doen openen, doch alzo hy 'er niets dan<br />

boeken in vondt, liethy't, tenlaatften, op en<br />

afgaan, zonder 'er naauwer agt op te geeven. De<br />

Groots Huisvrouw kreeg den eerften inval,<br />

om haaren man, in dit koffer, van 't Slotte<br />

laaten draagen. De vond geviel den gevangen'<br />

niet kwalyk. Men bragt de kist in zynSchryfvertrek,<br />

en bezogt, verfcheiden' reizen, ofhy<br />

'er in leggen, en hoe lang hy 't 'er, beflooten, in<br />

harden kon. Toen nam men eenen dag waar,<br />

dat Prounink naar Heusden verreisd was, zynde<br />

den tweeëntwintigften van Lentemaand, en<br />

verzogt zyne vrouw verlof, om een koffer met<br />

Arminiaanfche boeken te verzenden: 't welk<br />

gereedelyk verleend werdt. Met het aanbreeken<br />

van den dag, begaf de Groot, na 't Horten<br />

van een vuurig gebed, zig in de kist, daar<br />

hy zeer ongemakkelyk in lag, alzo zy maar vier<br />

voet min twee duim lang was, en geene lugt<br />

inliet dan door 't fleutelgat. Hy was in linnen<br />

onderkleeding, en men hadt de holligheden in<br />

de kist, met boeken en eenig garen, gevuld.<br />

In 't afdraagen, klaagden de foldaaten over de<br />

zwaarte van 't koffer, vraagende eikanderen,<br />

of 'er de Arminiaan ook in mogt zyn? waarop<br />

(*) K. BRANDT 11. ai?» 235> 236, s<br />

17<<br />

de


416- VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />

Wfai. de Groots Huisvrouw antwoordde, 't zyn Armi*<br />

• niaanfche boeken. Men bragt dan 't koffer<br />

fcheep, om, over den ftroom, naar Gorinchem<br />

gevoerd te worden. Elsje van Houwening,<br />

Dienstmaagd van de Groot, die van 't geheim<br />

wist, hadt last om mede over te vaaren, en de<br />

vereischte zorg voor 't koffer te draagen. 't<br />

Kwam gelukkiglyk en fpoedig te Gorinchem:<br />

en werdt daar , door den Schipper en zyn*<br />

Zoon, agter in 't huis van Daatfelaar gebragt*<br />

Elsje, de draagers betaald hebbende, liep naar<br />

vooren, en luisterde der Vrouwe van Daatfelaar<br />

in 't oor, dat zy haaren Heer daar agter ineen<br />

koffer hadt, dien men weg helpen moest. De<br />

Vrouw tradt, zeer öntfteld,met de Dienstmaagd,<br />

naar agteren. Men opende het koffer; daar de<br />

Groot omtrent twee uuren in gelegen hadt, en<br />

flegts wat flaauw en verzet wederom uitkwam.<br />

Terftond, verzogt hy, Daatfelaar zelv' te mogen<br />

fpreeken; doch deeze vondt zulks ongeraaden,<br />

zyner vrouwe de zaak geheellyk bevolen<br />

hatende, die, in korten tyd, door middel van<br />

haaren Zwager, Kornelis Jakobszoon van der<br />

Veen, de Groot een metfelaars kleed wist te befchikken.<br />

Hiermede vermomd, tradt hy, verzeld<br />

van Jan Lambertszoon, Meester Metfelaar, met<br />

een' maatftok in de hand, over eene volle markt,<br />

alzo 't juist kermis was, naar het veer, daar men<br />

hem voor een' metfelaars knegt nam. Overgevaaren<br />

zynde, werdt de Groot, van den Metfelaar,<br />

te voet, naar Waalwyk gebragt, daar<br />

zy met het vallen van den avond aankwamen.<br />

Hier huurde men een' wagen, die de Groot, den<br />

volgenden dag, op den middag, te Antwerpen<br />

bragt, daar hy terftond, vanGrevinkhoven en<br />

Epis-


XL. BOEK. H I S T O R I E , A*?<br />

Episkopius ontvangen en geherbergd werdt. 1621.<br />

Van hier fchreef hy aan de Prinfen Maurits en ;<br />

Fredrik Henrik; ook aan de algemeene Staaten,<br />

tot verontfchuldiging van zyne ontkomin-<br />

Ce dat de trek tot vryheid elk natuurlyk was;<br />

f, en dat hyze zig verworven hadt, zonder te<br />

7 breeken,ofiemantomtekoopen. Hybegat<br />

zk, eerlang, naar Parys, daar hy verfcheiden<br />

ballingen vondt, en onder anderen Uitenbogaard.<br />

De Bevelhebber Prounink, in den avond,<br />

van Heusden te rug gekeerd, en geen licht<br />

verneemende in 't fchryfvertrek van de Groot,<br />

kreeg arg vermoeden, en ontdekte haast, dat<br />

de gevangen hem ontfnapt was. De wyze van<br />

zyne ontkoming kon toen niet bedekt blyven.<br />

Prounink begaf zig, terftond, naar Gorinchem,<br />

daarDaatfelaars huis bezet en doorzogt werdt,<br />

zonder dat men vondt,'t gene men meest zogt.<br />

't Koffer werdt egter agterhaald, in't Delftfche<br />

Veerfchip; doch daar was niet in, dan garen en<br />

doek. De Groots Huisvrouw zat noch eenigen<br />

tyd op Loeveftein: doch werdt, eerlang, ontflaagen,<br />

en kwam, in Herfstmaand, by haaren<br />

man, te Parys (c).<br />

Het twaalfjaarig Beftand, met den aanvang xi.<br />

deezes jaars, naar't eindeloopende, begonden JJj*^<br />

de Vereenigde Staaten zig gereed te maaken Beftand.<br />

om verweerender wyze te oorlogen. Men befloot<br />

, de vendels van vvfenzeventig tot honderdentwintig<br />

, en van honderdenvyftig tot<br />

tweehonderd koppen te verfterken. Men rustte<br />

ook eenige Oorlogfchepen uit, onder Hautain<br />

en Lambert Henrikszoon. De eerfte kruiste<br />

CO K. BRANDT Leven van II. de Groot, W. 244-280.<br />

X. DEEL. Dd


4Ï8 VADERLANDSCHE XL. BOEK,<br />

i«ai. te in de Middellandfche zee: de andere voor<br />

Duinkerken (d). Voorts werdt 'er eene Byeenkomst<br />

gehouden, te Watervliet, tusfchen<br />

Gemagtigden der Aartshertogen en der Staaten,<br />

alwaar de onzen vergoeding vorderden<br />

van de fchade, die hun, geduurende het Beftand<br />

, was aangedaan. Doch hier werdt niets<br />

geflooten (e). De Aartshertogen bereidden zig,<br />

van hunnen kant, tot eenige onderneeming, te-<br />

Handel gen 't uitgaan van't Beftand. Zy hadden, in't<br />

in Bra- voorleeden jaar, de Remonftranten, die zig<br />

bant met t o e n j n T3rav, ant ophielden, reeds poogen af te<br />

bannen trekken van de Staatfche zyde, zig Iaatende<br />

Remon- verluiden, gelyk Pieter Pekkius, Kanfelier van<br />

ftranten. Brabant, tegen Uitenbogaard deedt, dat men<br />

niet ongenegen was, om, in de Plaatfen, welken<br />

men op de Staaten veroveren zou, den Remonftranten<br />

vryheid -van Godsdienst toe te ftaan,<br />

en zelfs in de Regèèring te ftellen; hoewel, omtrent<br />

dit 'laatfte, dog niets beflooten was. Ook<br />

hadden Spinola, de Spaanfche Gezant en de<br />

Penfionaris van Antwerpen met Uitenbogaard<br />

gefproken; de eerfte hadt hem een jaargeld, dè<br />

ander een papier vol gouds aangebooden :doch<br />

hy, befpeurende waarop alles aangelegd was,<br />

wees deeze aanbiedingen van de hand. In<br />

een van deeze gefprekken, hadt Spinola aan<br />

Uitenbogaard gevraagd, of Graaf Henrik van<br />

de zynen ware? wr.arop Uitenbogaard verklaarde<br />

, zulks niet te weeten; maar te vermoe<br />

den, dat zyne Doorlugtigheid niet ongenegen z<br />

zyn, om de Remonftranten te helpen, indien hy<br />

konen")<br />

Refol. Holl. iö2t. bl. 35, 104, 121, 140. VAN DEN SAN-<br />

DE VU iiui'k, bl. 86 VELIUS Hoorn 600.<br />

V A N U E N<br />

CO SANDK VI. Hoek, bl. Üj.


XL. BOEK. H I S T O R I E . 4*9<br />

ionJeCf) Men deedt> dit jaar, nog eenige tdai.<br />

moeite om hem, Episkopius en Grevmkno- —<br />

ven in Brabant te houden. Doch zy begaven<br />

zk, eerlang, naar Frankryk (g).<br />

Midlerwyl, hadden de Aartshertogen, waa- Voorltag<br />

hende, dat de ongelukkige uitflag ferzaakenin<br />

Boheeme de Vereenigde Staaten, hgtelyk, zou t o g e n ?<br />

ïnen luifteren naar voorflagen van bevredi- d o o r den<br />

S oD voorwaarden, welken zy, te vooren, Kanfeiu*<br />

fan de hand geweezen'hadden O), in Lente- PeWa«.<br />

maand deezes 8<br />

jaars, den Kanfelier Pieter Pek-<br />

SS naar den Haage gezonden, met last om<br />

den Staaten tevertoonen, hoe dienftig het wave<br />

dat de Nederlanden allen onder een Hoofd<br />

vereenigd werden, hierby voegende „ datzy,<br />

hiernaar willende luifteren, alle redelyke<br />

S voorwaarden te wagten hadden : die , niet<br />

" alleen door de Aartshertogen, maar ook door<br />

" den Koning van Spanje, bekragtigd zouden<br />

" worden " Doch men hoorde deezen voorflag A n t.<br />

met ongeduld,en beantwoordde dien, volgens woord<br />

? goedvinden vanPrinfe Maurits op den vyf- ^St*<br />

entwintigften, in zulker voege, dat duidelyk<br />

Week « hoe ongezind men ware, om de opperfte<br />

magt en hoogheid der Vereenigde<br />

" Landen, welke men, dus lang, door de wa-<br />

" r,enen, ftaande gehouden hadt, en die,door<br />

" zo veele Mogendheden, en, zeide men, door<br />

5 de Aartshertogen en Spanje zelve, erkend<br />

* was, wederom af te ftaan." Zelfs werden zy,<br />

» ' 5, die,<br />

rn UÏTENBOG. Leven en Verantw. Cap. XIV. U. 279 aSÓ.<br />

BRANDT- IV, M>fj**Jföj* i L 2 G. W A . BRANDT IV.<br />

(_g ) UÏTENBOO. Lev. Lap. AIV. M. -yi, *j+><br />

Bed, bl. 43°. 434, 492» 493.<br />

fi") VAN DEN SANDS VI. itaek-, «• «»•<br />

Dd a


42o VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />

ïtfai. „ die, in 't toekomende, de oppermagt der<br />

» Vereenigde Landen, op eenigerhande wy-<br />

„ ze, zouden zoeken in twyfel te trekken, met<br />

w ronde woorden, onbekwaam verklaard, om<br />

„ tot eenige onderhandelingen met hunne<br />

„ Hoog- Mogendheden te worden toegelaaj,<br />

ten." De Staaten van Holland hadden, in 't<br />

eerst, geoordeeld, dat men, in dit antwoord ,<br />

verklaaren moest, ook Pekkius onbekwaam te<br />

houden, om meer met de Staaten te handelen.<br />

Doch Gelderland, Friesland, Overysfel en Stad<br />

'en Lande konden hiertoe niet verftaan, waarom<br />

het agter bleef. Pekkius keerde, met dit<br />

antwoord, te rug naar Brusfel, nadat hy nog<br />

eerst, in 't geheim, gefproken hadt met Prinfe<br />

Maurits (/)• Te ] )elft, was zyn gevolg, in 't<br />

komen naar den Haage, eenigszins fmaadelyk<br />

bejegend, door het graauw: waartegen nu,<br />

door den Prinfe en door de Wethouderfchap,<br />

zorg gedraagen werdt In de volgende<br />

maand, den tienden van welke 't Beftand ten<br />

einde liep, hieldt men zig, hier te Lande, gereed<br />

tot hetafweerendervyandlykheden, welken<br />

men te gemoet zag. Zy waren egter, dit<br />

voorjaar, van klein belang, beftaande flegts in<br />

eenige fchutgevegten tusfchen de wederzydfche<br />

partven, in Brabant, in Vlaanderen, en<br />

elders (/).<br />

XII. Doch de vyand hadt, al voor 't uitgaan van<br />

Verraad > t j^eftand, heimelyk verftand gehouden met<br />

ontdek? 3<br />

akoh M o m<br />

'<br />

A m<br />

P<br />

t m a n v a n<br />

£ L a n d<br />

'<br />

tusfchen<br />

' Maas<br />

(OAantek. Van ilcezen tyd.<br />

(k~) Refol. Holl. 9 Maart — 8 April IÖ2I. bl. 23, 20, 28.<br />

Notul. Zeel. 26, 29 Maart 16;I. bl. 71, 75. AITZEMA 1. Vetl*<br />

bl. 37. WASSENAAR Hift- Verli. I. Deel,f. ao, 2,1, 22.<br />

('Ó WASSBNAAR I. Deal,/. 74 verf. 75.


XL. BOEK. H I S T O R I E . 4*»<br />

Maas en Waal, die aangenomen hadt, Tielaan I«5»N<br />

de Aartshertogen te leveren. Eibert van Bot- ——<br />

bergen, Geldersch Edelman, Adriaan van enge.<br />

Eindhouts, Schout in 't Overampt van Ruik, en ltrait<br />

-<br />

eenige anderen hadden kennis van deezen flinkfchen<br />

toeleg, die, even voor 't einde van 't Beftand<br />

, gelukkiglyk, ontdekt, en, in de drie genoemden,<br />

met denhals geboet werdt. Zy werden<br />

, op den zeventienden van Grasmaand, in<br />

den Haage, geregt r».<br />

Kort hierna, kreeg men hier tyding van het Dood<br />

overlyden van Filips den III, Koning van Span- {><br />

je, voorgevallen te Madrid, op den eenender- Z y n<br />

tigften van Lentemaand (»). Hy werdt, door zoon,<br />

zynen Zoon, Filips den IF, opgevolgd (V). Op filips;de<br />

den dertienden van Hooimaand, hieraan, ftierf, * ^ _f<br />

B e i<br />

te Brusfel, de Aartshertog Albertus r» " DeAartsde<br />

deeze fterfgevallen, zo kort op eikanderen, hertog<br />

bragten te wege, dat de krygsbedryven flaauwer Albertus<br />

er c<br />

werden voortgezegd an anders gefchied zou zyn. -<br />

Nogtans hadt men, van 'svyands zyde, al Veidtogt<br />

vroeg, verfpreid, dat men, dit jaar, met drie ^ paan_<br />

Legers, dagt te velde te komen, één omtrent f c h £ r u<br />

Sluis, één aan denllyn, en één omtrent Friesland.<br />

Men meent, dat de eigenlyke toeleg der<br />

Spaanfchen was in de Veluwe te dringen, waartoe<br />

hun zeer te ftade kwam, dat zy van Grol,<br />

Oldenzeel en Lingen meester waren. Doch<br />

Maurits befchanfte de Doesburgfche Waard,<br />

en verfterkte de linkerzyde van den Ysfel. Ook<br />

viel 'er, in 't najaar, zo veel regen, dat de vyand,<br />

aan<br />

f>) Sententiën van J. Mom, E. v. Rotbergcn en A.v.Eindliouts,<br />

gedrukt 162'.<br />

OO Cabala nr Myfteries of State P. I. ƒ>. 233.<br />

(0) WASSENAAR !. Deel, f. 12.<br />

CpS WASSENAAR I. Deel, )'. 65.<br />

Dd *


42* VADERL ANDS CHE XL. BOEK<br />

it5ar. aan de regterzyde des Rynftrooms, weinig kon<br />

• uitregten. Doch aan de linkerzyde dier Riviere<br />

gelukten hem zyneaanflagen beter. Spinola,<br />

voorhebbende Gulik, welk Staatfche bezetting<br />

inhadt, te belegeren, zondt Graaf Henrik van<br />

e n<br />

't Hulst» ^<br />

v a n<br />

Berge,<br />

omtrent Wezel, daar't gros des<br />

Reide in- Legers lag, met eenige Ruitery, om 't Huis te<br />

peno- Reide in te neemen. Dit Huis kwam Floris,<br />

men. Vryheere van Boetfelaar, Heere te Odenkerken,<br />

toe, die Staatfche bezetting, op het zelve ,<br />

ontvangen hadt. De Bevelhebber, Reinardvan<br />

Bitford, werdt overgehaald, om het Huis, den<br />

dertigften van Oogstmaand, op te geeven, zonder<br />

éénenfchoot af te wagten (q). Ook hadt de<br />

Graaf van den Berge geen gróf gefchut byzig.<br />

Doch men hadt Ditfort last tot de overgave<br />

gebragt, uit den naam des Heeren van Odenkerken,<br />

wien hy, volgens eenefchriftelyke orde<br />

der algemeene Staaten , gehoorzaamheid<br />

fchuldig was. Maar deeze orde verontfchuldigde<br />

hem niet by Prinfe Maurits. Men be­<br />

Gutik<br />

greep , dat zy alleen op burgerlyke niet op<br />

krygsmans gehoorzaamheid zag. Ditfort werdt,<br />

in 't Leger by Doornik, in de Over-Betuwe, te<br />

regt gefteld, en, door den Krygsraad, gevonnist<br />

, om onthalsd te worden (r), 't welk, op den<br />

veertienden van Herfstmaand, gefchiedde (V).<br />

Na het bemagtigen van Reide, iloeg Graaf<br />

verioo- Henrik van den Berge 't beleg voor Gulik. Spit<br />

e n #<br />

nola zelf kwam, met het gros des Legers, te<br />

Glabbeek. De Stad was redelyk voorzien van<br />

voorraad (t). Ook ftondt zy't beleg door, totia<br />

ff) Refol. Holl. .1 Sept. ifet. II. I7O.<br />

O i Memoir. de Fred. Herin p. 2. 3, 4.<br />

O) AITZEMAI.Deel, M.49,50. WASSENAAR I. Deel, . 7$,<br />

(tj AITZÏMA X. Deel, 11. 50. .


XL. BOEK. H I S T O R I E . 423<br />

in den aanvang des volgenden jaars; wanneer ' itov<br />

7 V bv verdrag, op den twee-entwmtigiten<br />

van Louwmaand getekend, werdt opgegeven<br />

De Bevelhebber, Fredrik Pithan, hadt niet<br />

flests alle krygseer voor de bezetting bedongen;<br />

maar ook twaalf dagentyds, om ontzetvan<br />

Prinfe Maurits af te wagten, eer hy de Plaats<br />

behoefde te leveren: 't welk, alzo 't ontzetagterbleef,<br />

ten beftemden tyde, gefchiedde Cu).<br />

TerwylSpinola op weg wasnaar Gulik, on- A«fl.g<br />

dernam Don Inigo de Borgia, Bevelhebber van °P Sluis<br />

'<br />

Antwerpen, eenen aanflag op Sluis, op welke<br />

Stad, hy, langs twee wegen, aantrok: doch t<br />

sefchut der naaste Sterkte, van den eenen,<br />

en de aankomst van eenen hoop Zeeuwlcne<br />

Schutters, van den anderen kant, maar bovenal<br />

de zwaare regen hebben den toeleg geftuit (vj.<br />

In Boheeme en de Palts, hepen de zaaken Xffl.^<br />

van Koning Fredrik, meer en meer, agter- z a a k e n i n<br />

waards. Hy hadt, op den twintigften van Gras- Boheeme<br />

maand, gehoor gehad ter algemeene Staatsver- en de<br />

gaderingi en ernftelyk aangehouden om on- N » ,<br />

derftand Doch men maakte hier zwaangheid,<br />

om hem merkelyk te onderfteunen. Hy was<br />

niet alleen in den Ryks ban gedaan, door den<br />

Keizer O), maar , federt, verlaaten van zyne<br />

meeste Duitfche Bondgenooten, die zig met<br />

Spinola verdraagen hadden. Nogtans werden,<br />

in /Zomermaand , op aanraadinge van Prinfe<br />

Maurits (*), honderdenvyfüg duizend guldens<br />

(v) WASSENAAR. II. Deel, ĥ 10.<br />

r<br />

cS HfSSL 9 5S5*-ï S» * *» - * 7m «<br />

Sept. i'ZZ Dcc. löai. bl. Ü, ii5 . 174, 238,<br />

1<br />

Dd 4


424 VADERLANDS CHE XL. BOEK;<br />

ISSI. voor hem opgenomen (yj. Doch dit hielp weinig,<br />

om 't verval zyner zaaken te herftellen.<br />

Bucquoi hadt, in 't voorjaar, Moravie bemagtigd.<br />

Van daar trok hy naar Hongarye, alwaar<br />

hy, na 't behaalen van eenige voordeden, omkwam<br />

in een gevegt. Silefie hadt zig, kort te<br />

vooren, aan den Keizer onderworpen. De Graaf<br />

van Mansfeld, genoodzaakt Boheeme te ruimen,<br />

kreeg last van Koning Fredrik, om de<br />

Opper-Palts, die, door den Hertoge vanBeyeren,<br />

met eenen inval, gedreigd werdt, te befchermen.<br />

Hy begaf zig, in den nazomer, derwaards.<br />

Doch hy kon niet beletten, dat Graaf<br />

Joan van Tilly, die de Beyerfche troepen geboodt,<br />

zig van Bamberg en andere Plaatfen<br />

meester maakte. Spinola, zyne overwinningen<br />

in de Neder-Palts vervolgende, bemagtigde<br />

Stein, Ladenburg en Keizerslautern, eniloeg,<br />

in Wynmaand, het beleg voor Frankendaal.<br />

Hierdoor noodzaakte hy Mansfeld, de Opper-<br />

Palts te verlaaten, die toen Tilly geheel in handen<br />

viel. Mansfeld trok naar de Neder- Palts.<br />

Op zyne aankomst, werdt het beleg van Frankendaal<br />

opgebroken. Doch alzo Tilly hem op<br />

de hielen volgde, werdt hy genoodzaakt, de<br />

wyk te neemen naardeElzas. De voornaamfte<br />

Plaatfen van de Neder-Palts, Manheim, Heidelberg<br />

en Frankendaal, bleeven egter nog<br />

in de magt des Paltsgraafs. De Koning van<br />

Groot-Britanje hadt, ondertusfchen, den Ridder<br />

Digby gezonden naar Weenen, om een<br />

Verdrag tusfchen den Keizer en den Paltsgraa,ve<br />

te bemiddelen. Doch Ferdinand, ftout ge-<br />

wor-<br />

(y ) Ai rzBMA I. Deel, tt. 46-4 S, 52-61. WASSENAAR I. Deel,<br />

f.'i.s.z verf. a


XL. BOEK. H I S T O R I E . 425<br />

worden opzynen voorfboed, hadt'er geene 00- 1621;<br />

ren naar (z). Om den Koning van Groot-Bri- 1<br />

tanie op te houden en fiaauw te maaken, zondt<br />

hv federt, den Graaf van Schwartfenburg naar<br />

Engeland, die den gantfchen Winter fleet met<br />

handelen, zonder iet te fluiten (V). :<br />

De algemeene Staaten hadden, tegen t uit- xiy.<br />

gaan van 't Beftand, en ter gelegenheid der Bo- f c h a p p e n<br />

heemfche onlusten, geraaden gevonden, ver-naar fcheiden' Gezantfchappen af te vaardigen, om Frankde<br />

voorige verbindtenisfen met eenige Mo- ryk^bngendheden<br />

te vernieuwen. Tot het Gezant- d c D u i t.<br />

fchap naar Frankryk, werden, zo fommigen f c h e Hofchryven,<br />

benoemd Frarcois van Aarfens, Heer ven.<br />

van Sommelsdyk, en Gideon van Boetjelaar,<br />

Heer van Langerak Q). Doch, naderhand,<br />

moet hierin verandering gekomen zyn. Immers<br />

my is, uit de egte ftukken van dit gezantfchap,<br />

welken ik, gefchreeven, in handen gehad heb,<br />

gebleeken , dat het, door Nikolaas van der<br />

Boekhorst, Heere van Noordwyk, Adriaan<br />

Pauw, Ridder, Raad en Penfionaris van Amfterdam,<br />

Adriaan van Manmaaker, Ridder, eerfte<br />

en vertoonende den Adel in Zeeland, en Adriaan<br />

Ploos, Thefaurier en gewoonlyken Raad in den<br />

Hove van Utrecht, bekleed geweest is. Zy verwierven<br />

eene Verklaaring van den Koning, gedagtekend<br />

den vierentwintigften van Grasmaand,<br />

„ dat hy gezind was, het Verbond van<br />

Vriendfchap, met de Staaten gemaakt, teon-<br />

„ derhouden, en hunnen onderzaaien vryen<br />

73<br />

„ han-<br />

O) WASSENAAR T. Deel,}. 30-33. 34 verf. -%6,fff)> 7»<br />

73, 75-77- »• f' el<br />

><br />

2 l<br />

f- '3-«y> " 2 6<br />

' I 8 4 y<br />

' '<br />

5 I<br />

'<br />

O) KAPIN Tum. VII. p. 15


4s6* VADERLANDSCHE XL.BoEKi<br />

i6u. y, handel in zyn Ryk toe te laaten: 't welk hy<br />

„ zig, van hunnen kant, insgelyks, beloofde."<br />

Voorts, hadden de gezanten ook last gehad, om,<br />

met de deelgenooten in den handel op Oostindie,<br />

overeen te komen, wegens het ongelyk,<br />

welk deezen zig hielden aangedaan te zyn, door<br />

de Nederlandfche Oostindifche Maatfchappye,<br />

die een hunner fchepen in de Indien bemagtigd<br />

hadt. Doch of hun dit gelukte, heb ik niet konnen<br />

vinden. De wederzydfche onderzaaten hadden<br />

eikanderen nog andere fchade ter zee aangedaan<br />

; waarover ook klagten vielen. Eindelyk,<br />

hadden de gezanten byzonderen last van<br />

Prinfe Maurits, om den Koning genoegen te<br />

geeven, wegens het gedrag van den Heere Gaspar<br />

van Vosbergen, die, door zyne Doorlugtigheid<br />

, naar Oranje gezonden was, en befchuldigd<br />

werdt, den Roomsen-Katholyken aldaar niet<br />

wel gehandeld te hebben (


XL.BOEK; H I S T O R I E . 42?<br />

werüng, Penfionaris van Delft, Alben Sonk, 1621.<br />

'AVbert Bruinink, Jakob Schotte en Jonkheer •<br />

Fredrik van Ferwou tot Martenabuis (/). De<br />

Heeren van Randwyk en Joachimi trokken naar<br />

de Duitfche Hoven (e). Daarentegen was Jakob<br />

van Ulefeld, Rykskanfelier van Deenemarke,<br />

in Lentemaand, herwaards gekomen, om,<br />

uit naam van den Koning, zynen meester,<br />

een Verbond van Vriendfchap en onderlinge befcherming<br />

te fluiten met de Vereenigde Gewesten<br />

(ƒ). Wy hebben, te vooren (g), gezien,<br />

dat de verbindtenisfen met Zweeden, de Hanzesteden<br />

en de Duitfche Hoven, voor eenige jaaren,<br />

gemaakt, de vriendfchap tusfchen Deenemarke<br />

en deezen Staat niet weinig hadden doen<br />

verkoelen. Doch het aanwasfend gezag van t<br />

Huis van Oostenryk deedt Christiaan den IV.<br />

omzien naar eene nieuwe verbindtenis met de<br />

Vereenigde Gewesten. Men trof ook een Ver- herbond<br />

bond, op den negenden van Oogstmaand, waar- n e m a r k e.<br />

by, onder anderen, bedongen werdt, dat de<br />

Verdragen, met de nabuuren der Deenen, in<br />

den jaare 1613 en federt geflooten, niet ten<br />

nadeele van Deenemarke zouden mogen uitgelegd<br />

worden. Voorts, zou men, wegens den<br />

onderftand, dien men eikanderen verfchaffen<br />

zou, nader overeenkomen, in eene Byeenkomst<br />

van wederzydfche Gemagtigden, die, federt,<br />

teBreemen, gehouden werdt. Doch men kwam<br />

hier niet volkomen overeen. Ook werdt het welk niet<br />

getroffen Verbond niet bekragtigd, door Ko- b<br />

C


4*8 VADERLANDSCHE XL.BOÉK.<br />

162I. ning Christiaan C[hj. De gezanten van Lubek<br />

en Hamburg, die in den Haage waren, deeden<br />

hun best, om het bevestigen van dit Verbond<br />

te beletten. Ook maakte Amfterdam zwaarigheid<br />

in eenige uitdrukkingen, die in hetzelve<br />

gevonden werden (i). Wyders, ontving men,<br />

dit jaar, inden Haage, gezanten van de Graauwbunders,<br />

van Geneve (k), en van den Keurvorst<br />

van Brandenburg, die allen, op hun verzoek,<br />

met geld onderfteund werden. Ook deedt de<br />

Koning van Poolen den Staaten wederom zyne<br />

bemiddeling aanbieden (7), die, gelyk meermaalen,<br />

beleefdelyk afgeweezen werdt (mj.<br />

Verbond Met den Keurvorst van Brandenburg werdt,<br />

met den 0p den vierden van Zomermaand des jaars<br />

l 6 2 2 e e n V e r<br />

vorst van ' °ond van onderlinge Belcher-<br />

Branden- mm<br />

g getroffen. De Staaten beloofden, byhet<br />

burg. zelve, den Keurvorst te zullen handhaaven in<br />

zyn Regt op Kleeve, Gulik en Berg: waartegen<br />

de Keurvorst een Regement van duizend knegten,<br />

in der Staaten dienst, zou onderhouden,<br />

zo lang dit Verdrag duurde, 't welk bepaald<br />

was op twintig jaaren, na dat hy in ?<br />

t gerust be-<br />

• zit der gemelde Landen gefteld zou zyn; en<br />

nog vyf honderd man, voor den tyd van een<br />

jaar. Voorts zou hy den Staaten een derde voldoen<br />

van de buitengewoone kosten, vereischt<br />

tot het bemagtigen van eenige Plaatfen, in de<br />

genoemde Landen (»).<br />

'tHer-<br />

W Refol. Hol!. 24 J an. 1622. bl. 24.<br />

CO .WZF.MA 1. Deei, bl. 40-44.<br />

U) Refol. Holl. 17,20/^.1621. «.254,257. 15, 24 Maart<br />

1025. bl. 4.3, 58. "<br />

(O Refol. HoH. 25 May — 2r, Juny 1621. bl. 135.<br />

(m) AITZEMA 1. Deel, bl. 48, 49.<br />

(«O Zie AifaeMA I. Deel, bl. 114,


%l. BOEK. H I S T O R I E . 429<br />

't Hervatten van den oorlog met Spanje en 1691.<br />

feièt de Spaanfche Nederlanden gaf gelegen<br />

heid tot de opregting der Westindifche Maat- XV.<br />

fchappye, waarover men, tot hiertoe, geraad- Oprcg.<br />

B<br />

pleegd hadt. Het Oktroi voor vierentwintig n e r W e w,<br />

jaaren, welk deeze Maatfchappy verwierf, was, indifche<br />

op den derden van Zomermaand, getekend. Maat..<br />

De Maatfchappy werdt in vyf Kamers ver- £ c<br />

' ia<br />

P-<br />

p y<br />

deeld. De Kamer Amfterdam, die vier negen- *<br />

de deelen der Maatfchappye uitmaakte, zou<br />

Beftierd worden door twintig Bewindhebbers:<br />

de Kamer Zeeland beftierde twee negende deelen<br />

,door twaalf Bewindhebbers, en de Kamer<br />

van de Maaze, van 't Noorderkwartier, en van<br />

Friesland met Stad en Lande, ieder een negende<br />

, door veertien Bewindhebbers. Op zaaken<br />

van gewigt, zou eene Vergadering van negentien<br />

Perfoonen befchreeven worden,agt uit de<br />

Kamer Amfterdam, vier uit Zeeland, en twee<br />

uit ieder der drie andere Kamers: waarby de<br />

algemeene Staaten den negentienden voegen<br />

zouden. Elke Bewindhebber en Hoofddeelgenoot<br />

moest, in de Kamer Amfterdam, zesduizend<br />

, en in ieder der andere Kameren, vierduizend<br />

guldens aandeel hebben in de Maatfchappye.<br />

Zy werdt, voor den tyd van agt jaaren<br />

, vry verklaard van inkomende en uitgaande<br />

regten. Voorts, zou zy, door de Staaten,<br />

met zestien Oorlogsfchepen en vier Jagten befchermd<br />

worden; waarby zy een gelyk getal<br />

van Oorlogsfchepen en Jagten voegen moest.<br />

De overige punten van het Oktroi hadden veele<br />

overeenkomst met dat der Oostindifche Maatfchappy<br />

(0). Een jaar laater, werdt der Westin-<br />

(


430 VADERLANDSCHE XL. BOEIT.-<br />

II52Ï.'. indifche Maatfchappye, met uitfluiting van f<br />

le anderen, de Zout vaart op delRey tot.-<br />

'geftaan Q>). Maar die van Hoorn, gehoipen<br />

van die van Enkhuizen en Medenblik, kantten<br />

• zig hier zo ernftelyk tegen, dat hun de vrye<br />

Zoutvaart vergund werdt; lchoon zy 'er, belemmerd<br />

door de Spanjaards, niet veel voordeels<br />

uit haalden(*7).'tLiep, ondertusfchen, aan,<br />

e e r<br />

tot in 't jaar 1623, de Maatfchappy in ftaat<br />

•was, om eene Vloot in zee te brengen. Wy<br />

zullen, in 't vervolg, meermaalen, gelegenheid<br />

.. hebben, om van haare verrigtingen te gewaa-<br />

. ' gen. De algemeene Staaten maakten, dit jaar,<br />

ook verfcheiden' fchikkingen op de beveiliging<br />

van de vaart in de Middellandfche zee,<br />

die niet dan met. kennisfe der Admiraliteits-<br />

Kollegien, en door Koopvaardyfchepen, welken<br />

behoorlyk van manfchap en gefchut voorzien<br />

waren, mogt ondernomen worden (r).<br />

XVI. In Frankryk, was, dit jaar, wederom een<br />

omwen binnenlandfche Kryg ontftaan tusfchen denKoïn<br />

Frank- n i n g e n d e Hugenooten, die, federt het her-<br />

I,k<br />

* ftellen van den Roomfchen Godsdienst in Bearn,<br />

gemord hadden, over'tfchenden van verfcheiden'vryheden,<br />

hun, by plegtige overeenkomften,<br />

beloofd; en die, tegen 's Konings verbod,<br />

Vergaderingen hielden., te Rochelle, om orde<br />

te ftellen op hunne zaaken. Zy waren, hierop,<br />

voor weêrfpannelingen verklaard. De Koning<br />

maakte zig, in dit jaar, meester van verfcheiden<br />

fterke Plaatfen, die hun, te vooren, tot<br />

hunne verzekering, waren afgeftaan. Midler-<br />

wyl,<br />

f » Groot-Plakaat!). l.D.-el, kol. 579. AITZEMA I. Dtei,bl.6u<br />

e<br />

\q) VELIUS Hoorn, bl. 605.<br />

CO Gtoot-Plakaatb. I. Deel, kol. ,896, .898, 90a, 022,


%t. BOEK. HISTORIE. 431<br />

wyl, zonden die van Rochelle Gemagtigden i6au<br />

herwaardjs, om onderftand te verwerven van -<br />

de Staaten; die wel ongaarne zagen, dat hunde<br />

geloofsgenooten, in Frankryk, verdrukt<br />

werden; doch met den Koning in een Verbond<br />

ftonden; welk het belang van den Koophandel<br />

en andere redenen niet gedoogden, dat gefchonden<br />

werdt. Zy lieten de Rochelfche Gemagtigden<br />

egter zo lang in den Haage, dat<br />

zulks den Franfchen Gezant, Du Maurier, in<br />

't oog ftak. Hy viel 'er klagtig over aan de<br />

Staaten: te gelyk gewaagende van zeker fchip<br />

met wapenen, welk men, van hier, naar Rochelle<br />

hadt zoeken te voeren, en van zekere<br />

fchimprymen óp zyne Majefteit van Frankryk,<br />

die, hier te Lande, verfpreid werden. Doch<br />

men wees hem aan, dat de Rochelfche Gemagtigden<br />

hier nooit openlyk waren aangenomen,<br />

en dat het voeren van wapenen naar Rochelle,<br />

buiten kennis der Staaten, gefchied ware: ook<br />

werdt 'er onderzoek gedaan op de verfpreiders<br />

van het Schotfchrift (j); doch het digten en<br />

verfpreiden van diergelyke werkjes,fchoon't,<br />

in den aanvang deezes jaars, wederom, by openbaaren<br />

Plakaate, verbooden was (V), ging<br />

thans zo zeer in zwang, dat men den Heere<br />

van Sommelsdyk,in Herfstmaand,eenfchimpfchrift<br />

t'huis zondt, waarin hy zelf, met lely- "<br />

ke trekken , Werdt afgemaald. Hét Hof deedt<br />

onderzoek op den maaker en drukker («); doch<br />

ik weet niet, dat zy ontdekt werden. Wat den<br />

•binnenlandfchen kryg in Frankryk betreft; hy<br />

ein-<br />

C O Refol. Holl. 11 Sept.ZOïïob. 2Dee.i6ig. H. I75t2i4ji29'<br />

f t~) Groot-Plakaatb. I. Deel, kei. 439.<br />

Ca) Refol. Holl. 24 Sept, idzi. il. vjZ,


432 VADERLANDSCHE XL. BOEK;<br />

7óai. eindigde, in Wynmaand des volgenden jaars,<br />

h met een Verdrag, volgens welk, alle de Sterkten<br />

der Hugenooten geflegt moesten worden.<br />

Rochelle zelf, de eenigfte fterke Stad , die zy<br />

nog behielden, werdt genoegzaam in bedwang<br />

gehouden, door het Fort Louis, welk de Koning<br />

bezet hadt (V).<br />

XVII. In de Nederlanden, werdt de veldtogt des<br />

Togt volgenden jaars, niet voor Bloeimaand, aannaar<br />

Bra- gevangen. Prins Maurits fchikte zynen Broe-<br />

!<br />

" lt#<br />

der, Fredrik Henrik, met vyftienhonderd kneg-<br />

1622. t e n e n Zeven Kornetten Paarden, naar klein Brabant,<br />

't Huis Rustenburg aan de Demer werdt<br />

ingenomen, verfcheiden' Dorpen gebrand, en<br />

drie- of vierhonderd boeren, die 'brandfchatting<br />

weigerden, gevangen genomen, welken<br />

egter, om een gering losgeld, genaakt werden.<br />

Marquette, die deezen togt by woonde, ftroopte<br />

tot voor de poorten van Brusfel. Fredrik<br />

Henrik zelf toog tot voor Leuven. Doch de<br />

vyandlyke Ruitery, die zeer fterk was, kwam<br />

haast op de been, en noodzaakte de onzen de<br />

wyk te neemen naar Breda. Men wil, dat het<br />

voornaam oogmerk van deezen togt geweest<br />

zy, den Graaf van den Berge, die, met zyne<br />

Ruitery, de wervingen des Hertogs van Brunswyk<br />

belemmerde, van den Ry nkant, herwaards<br />

te trekken (M>).<br />

Spinola Van 's vyands zyde, werdt 'er iet wigt/gers<br />

belegert ondernomen. Spinola hadt het oog geworpen<br />

Bergen 0p j3 ergen op Zoom : doch om de onzen te misopZoora.<br />

,<br />

O) DANIËL Journal Hift. de Louis XIII. p. xxij. WASSE.<br />

NAAR. ƒ. Deel, ƒ. 49, 71. III. Vul, f. 38, 73, yi. IV. Deel a<br />

/. 64. /IITZEMA I. Deel, bl. 04-<br />

O) Memoir. de Fredcr. Henri./. 6, 7


&L. BOEK. H I S T O R I E . 4 3 i<br />

leiden, zondt hy Graaf Henrik van den Berge, lóaarï<br />

in Hooimaand, naar Kleefsland, die zig, op ;<br />

-<br />

den zeventienden, van Goch meefter maakte.<br />

Prins Maurits was hem gevolgd, met de Staatfche<br />

manfchap, die by Schenkenfchans verzameld<br />

was. Zyn Broeder lag omtrent Rees, met<br />

de rest van 't Leger (V). Zo Weinig kommer<br />

hadt Maurits voor Bergen op Zoom, dat hy het<br />

grootrte deel der bezettinge de Stad hadt doen<br />

ruimen, om 't Leger by Rees te verfterken;<br />

niet meer dan vyf vendelen Voetvolks binnen<br />

de Vesting en de naafte Sterkten laatende,<br />

nevens drie kornetten Paarden. De Ruitery<br />

kreeg ook, federt, last om te vertrekken. Doch<br />

Juftinus van Nasfau, Bevelhebber van Breda,<br />

verzekerde Ryhove, die dit Paardenvolk geboodt,<br />

dat Spinola op Bergen loerde, en drong<br />

hem te rug te keeren. Allengskens kreeg men<br />

'er volkomen e zekerheid van: waarop de Stad,<br />

fchielyk, van nieuwe bezetting, uit Zeeland,<br />

uit Rotterdam, en uit Breda, voorzien werdt<br />

Op den agttienden, ontdekte men deii vyand<br />

tusfchen de Stad en Wouw. Don Louis de Ve- Steenlasko<br />

maakte zig, dien dag, meefter van Steenbergen,<br />

dat onverzien was van manfchap, eft r e n ><br />

niet verfterkt (y). Voorts rukte hy voor de'<br />

Stad, die nu dagelyks van volk en voorraad<br />

voorzien werdt. De belegerden deeden eenen<br />

moedigen uitval met drieduizend man. 't Gefchut<br />

der Spaanfchen begon eerlang te fbeelenopde<br />

Stad;doch veroorzaakte weinigfchade.<br />

Men deedt zyn best, om hun den toevoer<br />

iê<br />

(x) Memoir. de Frcder. Heiiri p. 7.<br />

OO Memoir. de Freder. Heuri {1, 3, o<<br />

X. DEEL. Ee


434 VADERLANDSCHE XL. BOES.<br />

«fes. af te fnyden, waarop het verloopen van veele<br />

r<br />

~' vyandlyke knegten volgde. Nogtans naderden<br />

de belegeraars de Vesting, dagelyks, meer en<br />

meer,maakende zig, in Oogstmaand, meefter<br />

van eenige buitenwerken, niet zonder verlies<br />

van wederzyde. In de Stad, liet men niet af<br />

XVIII.<br />

van fchieten en arbeiden aan de werken (z):<br />

in welken ftaat, de belegering bleef, tot op<br />

het einde van Oogstmaand, wanneer de Graaf<br />

van Mansfeld, met een' aanzienlyken hoop<br />

volks, naar Bergen kwam, tot ontzet (


XL. BOEK. H I S T O R I E . 435<br />

de been hadt (bj. Hy maakte zig meefter van 1622.<br />

eenige Plaatien m het liraaticftap van der -<br />

Mark. Doch de Graaf van Tilly en Bon Genzales<br />

de Cordua beletteden hem en den Prins van<br />

Baden zig te vereenigen met het Leger onder<br />

Mansfeld, welk tot aan Germersheim genaderd<br />

was, toen Koning Fredrik zig, onverwagt, by<br />

het zelve vervoegde. Den Prins van Baden, den<br />

zesden van Bloeimaand, geflaagen zynde, viel<br />

Tilly op het Leger, onder Koning Fredrik- en<br />

den Graave van Mansfeld, welk, insgelyks,<br />

op de vlugt gejaagd werdt. Dit gebeurde op<br />

den elfden van Zomermaand. Weinige dagen<br />

laater, behaalde Tilly ook eenig voordeel op<br />

Hertog Christiaan, dien hy egter niet verhinderen<br />

kon, met een goed deel van zyn volk,<br />

tot by Manheim, door te dringen. De Keizerfchen,<br />

federt, eene merkelykeverfterking van<br />

volk bekomen hebbende, hielden deMansfeldfchen<br />

en Brunswykfchen genoegzaam ingeüooten,<br />

tusfchen Manheim en Heidelberg. In deezen<br />

ftaat der zaaken, kwam 'er een gezant van<br />

den Koning van Groot-Britanje in't Leger, om<br />

Koning Fredrik te raaden tot het afdanken van<br />

Mansfeld, en tot het vereffenen van zyn gefchil<br />

met den Keizer, door onderhandeling. Hy,<br />

ziende geenen kans, om eenig voordeel te be-.<br />

haaien, op zyne vyanden, befloot hiertoe gereedelyk.<br />

De algemeene Staaten zogten Mansfeld<br />

toen aan, om, met zyn Leger,in hunnen<br />

dienst over te gaan, hem, in drie maanden tyds,<br />

zesmaalhonderdduizend guldens béloovende.<br />

Hy liet zig ligtelyk beweegen. Alleenlyk was<br />

£i) Memoir. de Freder. Henri p. 5.<br />

Ee 2<br />

't


43


XL. BOEK. H I S T O R I E . 437<br />

gebrek van mondbehoeften, omtrent vierdui- i'2.<br />

Ee 3


43§ VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />

«622. komst van Prinfe Maurits, met het Staatfche<br />

*= Leger, deedt hem 't beleg opbreeken. De<br />

Prins hadt, in Oogstmaand, ondernomen, 's<br />

Hertogenbosch te verrasfen ; doch deezen toeleg<br />

mislukt zynde, was hy wederom geweeken<br />

naar 's Graaven waard: van hier brak hy op,<br />

in 't laatst van Herfstmaand, doende 't Leger<br />

te fchepe afzakken tot voor Geertruidenberg.<br />

Hy leidde het, van daar, naar Roozendaal in<br />

de Baronnye van Breda, alwaar de Graaf van<br />

Mansfeld zig, op.den tweeden van Wynmaand,<br />

by hem voegde. Dien zelfden dag, werdt het<br />

. beleg opgebroken, onaangezien Graaf Henrik<br />

van den Berge, tot verfterking van hetSpaanfche<br />

Leger, van den Rynkant herwaards gekomen<br />

was. Prins Maurits vondt niet geraaden,<br />

'<br />

:<br />

den wykenden vyand te vervolgen. Zyn Le-<br />

» bleef, tot den drie-cntwintigften, by Roozendaal,<br />

waarna het de winterlegeringen betrok<br />

:,'t welk de vyand, eenigen tyd te vooren,<br />

in de onzydige Landen van Gulik en Kleeve<br />

, reeds gedaan hadt (f). Kort te vooren, hadt<br />

Graaf Ernst van Nasfau, in twee dagen tyds,<br />

Hautains .Steenbergen herwonnen (g). In Herfstmaand,<br />

to«t te- :deedt/ r<br />

//^j/'/eZo^e,gezeid//^//tf//;,Bevelhebgen<br />

de bcr van Sluis , eenen togt tegen de Keurlingen<br />

ten.<br />

e e n e f o o i t van<br />

-foldaaten, in Vlaanderen aan­<br />

genomen, om 't Land van brandfchatting te<br />

vryen, en gewoon, geen kwartier te geeven.<br />

Ook gelukte het hem, eenen Hopman en honderdentwintig<br />

gemeenen te vangen: doch de<br />

boeren waren zo fterk op de been gekomen,<br />

•:<br />

1<br />

dat<br />

(O Memoir. de Freder. Hcnri p. 15, 16. AITEEMA I. licc%<br />

11. 122. *4


XL. BOEK. H I S T O R I E . 439<br />

dat hy geenen kans zag, om verdere brand- t&i.<br />

fchatting op te haaien (» Ten zelfden tyde,<br />

deeden de vyandlyke bezettingen van Lingen, J«g<br />

Grol en Oldenzeel eenen inval in de Zevenwol- Z e v e n.<br />

den; daar zy egter, derwyze, ontvangen wer- woiden.<br />

den, datzy'haast te rug moesten. Eenig volk,<br />

door Prinfe Maurits afgezonden, trof hen op<br />

den hertogt aan, te Ommen. Hier waren zy<br />

geweeken, in de Kerk, die egter niet te houden<br />

was. Ook gaven zy zig fpoedigover , agterlaatende<br />

hun geweer; en eene maandfolds, tot<br />

losgeld, beloovende. Te Ommen, werdt federt<br />

eene fchans gelegd (O > die nog onder- c<br />

houden wordt.<br />

De Graaf van Mansfeld hadt zig, na 't ontzet<br />

van Bergen op Zoom, naar den Haage begeven,<br />

om betaaling te vorderen, en&mte verneemen,<br />

wathy, met zyne benden, die 't veld<br />

nog hielden, ten dienfte der Staaten en des Konings<br />

van Boheeme, die nu wederom in den<br />

Haage was, verrigten zou. Men voldeedt hem,<br />

zonder uitftel, en men vondt haast gelegenheid,<br />

om zig, op nieuws, van hem te dienen.<br />

't Verdrag, in den jaare 1611, door Gemag- XIX.<br />

tigden der Staaten, bewerkt, tusfchen Graave g » <br />

Enno en dc Stad Embden (*), bleef niet lang in l u s t e Q <<br />

iragt. De onlusten reezen, door den tyd, zo<br />

hoog, dat die van Embden den Graaf, in't jaar<br />

1618, in hegtenis namen. De algemeene Staaten,<br />

gewoone middelaars in deeze gefchillen,<br />

deeden hem, egter, op vrye voeten ftellen (/) , -<br />

CO AlTZP.MA h Titel, bl, 122. '•<br />

l O Memoir. de Fred. Henri p. 14. AITZEMA I. Den, bl.izz.<br />

Zie XXXVII. Boek, bl. 5><br />

C O BAUDART. Memor. XI. Boek, «, 95«<br />

Ee 4<br />

en


440 VADERLANDSCHE XL. BOEK,<br />

J f l £ kerkten, in Zomermaand des volgenden<br />

E ' een meuw Verdrag, aan welks fa a r k c!<br />

mu g, de Staaten de hand hielden, door debe-<br />

«W.diezyindeSadEmbdeneifa^S^<br />

LvT^ f legd D o c h<br />

« "'fukgaan<br />

van tBeftand zogtGraafEnnozigenzyn Graaf-<br />

e r k e<br />

a l s o n z i g :<br />

S hv °dir i "' ^


XL. BOEK. H I S T O R I E . 44»<br />

de Stenden en vooral met Embden moesten, ub&*<br />

zyns oordeels, door 't Keizerlyk Hofgerigt,<br />

niet door de Staaten, beflist worden. Amama's<br />

voorftel werdt onderfteund, door den Groot-<br />

Britannifchen Gezant Karleton. Prins Maurits<br />

en de Gemagtigden tot de Oostfriefche zaaken<br />

oordeelden, eindelyk, dat men verpligt was,<br />

Lieroord te ruimen, en den Graave Afte van<br />

onzydigheid te geeven, zo hy belooven wilde ,<br />

de buitenwerken der Vesting te doen flegten,<br />

en 't Huis niet wederom te doen bezetten door<br />

krygsvolk van deSpaaniche zyde. Doch deeze<br />

voorwaarden werden niet aangenomen. Hierop<br />

volgde, in 't begin deezes jaars, 't beflaan van<br />

eenige Embder fchepen in Spanje, 't welk de<br />

Staaten agterlyker maakte, in 't handelen, met<br />

den Graave: die, in Bloeimaand daaraan, eenen<br />

feherpen Brief fchreef aan de Staaten, waarin<br />

hy klaar en onbewimpeld antwoord verzogt,<br />

of men Embden en Lieroord begeerde te ruimen,<br />

of niet; zullende hy, na't ontvangen van<br />

zulk een antwoord, met zyne vrienden en<br />

bloedverwanten, overleggen, wat hem te doen<br />

zou ftaan. Op dit fchryven, verzogten de Staaten<br />

den Graave, Gemagtigden naar den Haage<br />

te willen fchikken, om de hangende gefchillen<br />

aldaar af te doen. Hy antwoordde,<br />

dat hy van geene gefchillen wist, die niet,<br />

door den gewoonen weg van Regte, beflist<br />

konden worden; dat hy, hierom, de bezending<br />

naar den Haage noodeloos hieldt, en nogmaals<br />

verzogt, dat men Lieroord, zonder langer<br />

uitftel, ontledigde van bezetting.<br />

In deezen ftaat der zaaken, was de Graaf Manlid<br />

• van Mansfeld in den Haage gekomen: dien >


442 VADERLANDS CHE XL. BOEK<br />

IÖ22. men eerst afbetaalde, en van eenig gefchut<br />

—— voorzag. Toen zondt men hem, met zyne<br />

friesland. Ruitery, naar den Rynkant (m), om aldaar de<br />

Wmterlegeringen te betrekken. Doch de Keizerfche<br />

troepen beletteden hem dit, hemnoodzaakende,<br />

van Schenkenfchans, den Ysfel langs,<br />

benedenwaards, te trekken. In Slagtmaand<br />

viel hy in Oostfriesland, niet zonder kennis,<br />

. meent men, van Prinfe Maurits en vandevoornaamften<br />

uit de Regeeringe der Vereenigde Gewesten<br />

, en tot heimelyk genoegen vandegantfche<br />

Vergadering der Staaten, die lang een<br />

kwaad oog gehad hadden , op den bedekten<br />

handel van Graave Enno en Spinola. Mansfeld<br />

eischte driemaalhonderdduizend Ryksdaalers<br />

van Graave Enno, of overlevering zyner<br />

vaste Huizen, van welken hyzig, kort hierop,<br />

meester maakte, den Graaf zeiven, op een deezer<br />

Huizen, zo goed als gevangen houdende.<br />

Kiagten, Enno viel terftond klagtig aan de Vereenigde<br />

aan de Staaten, over deezen vyandlyken inval. Uit de<br />

t a d<br />

olerdêe- « E m b d e n kwamen zelfs Gemagtigden in<br />

zen in- d<br />

enHaage, die gelyke klagten deeden. DeStaaval.,<br />

ten verklaarden, geene kennis te hebben van<br />

Mansfelds onderneeming; gelyk 'er de Vergadering<br />

ook geene kennis van'fchynt gehad°te<br />

hebben. Doch zy deeden geene ernftige poogingen,<br />

om Mansfeld uit Oost-friesland te doen<br />

verhuizen. Midlerwyl, handelde men, in den<br />

Haage, wederom, over de gefchillen tusfchen<br />

den Graave en de Stenden: welke handeling<br />

lang gerekt werdt. Rudolf Christiaan, 'sGraaven<br />

oudfte Zoon, kwam, op't einde des jaars,<br />

C«0 Memoir. de Freder. Hèliri f. i^.<br />

in


XL. BOEK. H I S T O R I E . 443<br />

in den Haage, begeerende, dat de Staaten hun- 1621.<br />

ne magt gebruiken zouden, om Mansfeld, uit<br />

een onzydig Land, gelyk Oostfriesland was,<br />

te verjaagen. Doch de Staaten verklaarden, dat<br />

zy, uit aanmerking van de dienften, hun, voorheen<br />

. door Mansfeld, gedaan, hiertoe niet beftuiten<br />

konden. Nogtans zonden zy, m Louwmaanddes<br />

jaars 1623, de Heeren Muis en Schatfer<br />

naar Oostfriesland, die egter geenen uitdrukkelyken<br />

last hadden, om Mansfeld te doen vertrekken<br />

\ maar alleen om eenen beteren voet te<br />

beraamen, op het invorderen der brandfchattingen.<br />

De Staaten oordeelden 'tt van hun belang,<br />

dat Mansfelds Leger op de been gehouden<br />

werdt, en zogten, mid'erwyl, hunne Bondfrenooten<br />

te beweegen, om hiertoe de hand te<br />

{eenen. 'tLiep tot diep in't najaar aan, eer men<br />

ernftelyk begon te handelen, over 't vertrek<br />

der Mansfeldfchen, uit Oostfriesland, 't Gewest<br />

was nu kaalgefchoorenO), en Graaf Enno<br />

gedwee gemaakt. Groot-Britanje en Zweeden<br />

drongen de Staaten fterk, tot het bevorderen<br />

der ontruiminge. De Staaten van Stad en<br />

•Lande klaagden ook, dat zy 't Leger van Mansfeld<br />

niet langer voorzien konden van mondbehoeften.<br />

Men vreesde, daarenboven, voor eenen<br />

inyal desGraaven van Tilly, die deOostfriefche<br />

grenzen reeds naderde. Ook hadt men,<br />

in Hooimaand, beflooten, voor rekening van<br />

de Ridderfchap, de Steden Norden en Aurik<br />

en den Huismans Stand van Oostfriesland, benevens<br />

de Heerlykheden Ezens en Witmund,<br />

drie tonnen Schats op te neemen, tot voldoening<br />

O) Misfive van A Toschiini en enteren in & Notul. van Zeel.<br />

II &•///. ïö A'ey. 1623. bl. 213, 274, i75>


l 6 2 2<br />

_<br />

444 VADERLANDSCHE XL. BOEK;<br />

i n<br />

' "<br />

v a n d e<br />

f Mansfeldfche troepen (n), e n vvftigduizend<br />

Ryksdaalers te fchieten, to't<br />

ze tang houdende/ Doch 't liep nog lang aan<br />

d rom ^;i d<br />

f n<br />

m d<br />

' °<br />

J dl<br />

ie t o n n e n f c h a t<br />

' * we-<br />

derom af te leggen. Zy kwamen 'er egter, allengskens,<br />

toe, op Ezens en Witmund na• %<br />

we k gelegenheid £f, dat de SteZetZ*<br />

de Huizen m deeze twee Heerlykheden en et<br />

n.ge anderen bezetten deeden, nadat derrfv^<br />

Sen e<br />

^ S f C h e n<br />

rr vc<br />

a<br />


XL. BOËK. H I S T O R I E . 445<br />

Lieroord bleef, derhalven, in de magt der Staa- ifea.<br />

ten, en Graaf Enno deedt, federt, niet dan ver<br />

eeeffche poogingen, om hen dit Huis te doen<br />

ruimen (o). Doch zyne andere vastigheden werden<br />

hem wederom overgeleverd 't Verhaal<br />

derOostfriefche zaaken, dat niet wel afgebroken<br />

kon worden, heeft ons gevoerd buiten de<br />

orde van verfcheiden' andere gebeurtenisfen,<br />

van welken wy nu verflag zullen doen.<br />

Weinige weeken na 't ontzet van Bergen op xx.<br />

Zoom, ondernam Prins Maurits, in Slagtmaand Aanftag<br />

des jaars 1622, eenen aanflagop Huist, of, voleens<br />

geloofwaardiger berigten (?), op Antwer- lits><br />

pen. Hy deedt agtentwintig vendelen knegten<br />

fcheep gaan. Doch een fchielyke opkomende<br />

vorst, en felle Noordoostenwind verhinderden<br />

den toeleg (V).<br />

AandenRynkant,was , dit par, weinig voor- Paapeneevallen.<br />

Alleenlyk hadt de Prins van Chimai, muts ve*r<br />

in Sprokkelmaand, 't beleg gellaagen voor de<br />

o o r e n<br />

fchans Paapenmuts, die, in 'tjaar 1620, door<br />

Prinfe Maurits, geftigt was. Doch de fchans<br />

werdt niet regt aangetast, voor Slagtmaand,<br />

wanneer Graaf Henrik van den Berge 't beleg<br />

geboodt. 't Liep nogtans aan tot den derden<br />

van Louwmaand des volgenden jaars, eer zy<br />

zig overgaf, by verdrag waarby de bezetting<br />

alle krygseer bedong (O-<br />

De aanhoudende kaaperyen van die van Al- Verdrag<br />

giers en Tunis hadden de Vereenigde Staaten JJJ*^<br />

O ) AITZEMA I. Deel, hl. 97-105,13 1, 1G6, 224-22« .343-.VO.<br />

• (p) Refol. Hoü. 7 Maart JO, 15 May IÓSA. bl. u, 99, O5.<br />

(q) Memoir. de Freder. Henri p. 17.<br />

f h WASSENAAR IV. Deel, f. 72. AITZEMA I. Deel, II. w.<br />

CO WASSENAAR h Deel, f. 63. II. Deel, f. 7>j- A-H^EMA I.<br />

Peel., H, tC6.<br />

*


44«^,Hoogieeraar te Groningen, naar<br />

en AI. deeze twee Zeelieden (t). Hy vertrok in Hooimaand,<br />

met last om te bearbeiden, dat de Nederlandfche<br />

Koopvaardyfchepen niet meer onderzogt<br />

werden door de Turkfche Kaapers, en<br />

dat de gevangen' flaaven werden vrygegeven.<br />

Hy flaagde gelukkiglyk , in zyne handeling ,<br />

flpoteen Verdrag met die van Tunis O) en Algiers,<br />

en keerde in Grasmaand des volgenden<br />

jaars te rug. Sedert gaven de Staaten verfcheiden'<br />

Ordonnantiën in 't licht, tot beveiliging<br />

van de vaart en handel in de Middellandfche<br />

zee en Levant, 't Voeren van Spaanfche goederen<br />

derwaards werdt verbooden. Ook werden<br />

de fchepen voorzien van Zeebrieven, waarby<br />

verklaard werdt,datzy geene vyanden goederen<br />

inhadden (V).<br />

Verfciiif In de Vereenigde Gewesten, was, dit jaar,<br />

w e d e r o m v e r f d l i l<br />

«nde»l gereezen, over het aandeel,<br />

d a t e i k i n d e<br />

vnn Gel- ' gemeene lasten, te draagen hadt.<br />

deriand Gelderland en Overysfel, die vyf en een halve<br />

en Over- en drie en een halve guldens in de honderd<br />

ga ia droegen, beweerden, datzy, voor een merke-<br />

l v k<br />

meene gedeelte, brandfchatting moetende betaalden,<br />

len aan den vyand, ieder een ten honderd minder<br />

behoorden op te brengen. De meefte Gewesten<br />

bewilligden in deeze vermindering,<br />

voor den tyd van een jaar; doch Friesland en<br />

Stad en Lande ftemden 'er tegen. De twee Gewesten<br />

droegen egter, verfcheiden' jaaren agtereen,<br />

maar vier en een halve en twee en een<br />

(O Refol. IIoII. 12 lifiy jf,22. bt, 93.<br />

(u) Groot-PIakaacb. U.Deel, kul 229»<br />

(.O AITZEMA I. Deel, bl. j 3 5 ) 142-152.


XL. BOEK. H I S T O R I E . 447<br />

halve guldens in de honderd. Doch zo dra zy, 1622.<br />

na 't herwinnen van verfcheiden' Steden, ont- —<br />

heeven werden van 't betaalen der vyandlyke<br />

brandfchattingen, werden zy wederom hooger<br />

gefteld in de gemeene lasten f »<br />

De Plakaaten tegen de Remonftranten wer- Verfcheiden,<br />

ten deezen tyde, in de meefte Steden, ^ Rnogftrengelyk<br />

uitgevoerd. In Lentemaand, was rtrant.<br />

te Rotterdam gevat Joannes Nars/ius, voorheen f c h e V t e m<br />

Predikant te Bommel, en zig nu met de oefe- dikante»<br />

ning derGeneeskonstgeneerende. Hy zateeni- naarLoege<br />

weeken in hegtenis: doch toen, de gelegen- gê v o e r d.<br />

heid waarneemende, dat zyne Huisvrouw hem<br />

kwam bezoeken, ontnam hy des Cipiers Dogter,<br />

die hem fpyze bragt, al lagchende, de fleutels,<br />

floot haar in zyne kamer, opende de overige<br />

deuren, en vertrok(x). Poppius en Nielhus,<br />

twee van de Beftierders offlireiïeurs derRemonftrantfche<br />

Broederfchap, werden, in Louwmaand<br />

des volgenden jaars, te Haarlem, gevangen,<br />

aan gebragt zynde, door zekeren J'M<br />

Janszoon Foklet, die zig yverig Remonftrantsch<br />

veinsde, en Grevius enPrince uit het<br />

Rasphuis te Amfterdam hadt helpen verlosfen.<br />

Zy zaten lang in hegtenis, eer zy hun vonnis<br />

kreegen; 't welk hen, op den tienden van Bloeimaand<br />

, verwees tot eene eeuwige gevangenis.<br />

Zy werden, kort hierna, naar Loeveftein gebragt<br />

(y): werwaards men Paulus Lindenius,<br />

voorheen Predikant teZoest, en nu te Kampen<br />

gevangen, eerlang, ook voerde (2).<br />

Hugo<br />

(V) AITZEMA I- Deel, bl. 153.<br />

fin.MMT IV. Deel, bl 7°4, 7 l<br />

1, 7 L<br />

5'<br />

ly) BRANDT IV. Deel, bl- 874-894» 1062-1093';<br />

(.2 ) HRANBT IV. Deel, bl, 1096-1100.


448 VADKRLANDSCHE XL. BOES;<br />

t** HugodeGroot,die,in'tjaar 1621 ,uitdeeze'<br />

— - gevang ems, ontkomen was,en zignuteParys<br />

x<br />

» e<br />

èLz e<br />

arbeidd v' f' aldaar<br />

> e e n i<br />

^ n<br />

fehryft ^ene Verantwoording van zig zeiven en van<br />

zyne Ver-hun, die, ten zynen tyde, aan 'troer der Reeee-<br />

JJJOOP. nnge gezeten hadden, 't Werk, afgefchreeven<br />

Ö<br />

W- zynde,werdt, heimelyk,herwaardLezonden,<br />

en te Amfterdam, op de drukpers gelegd, 't<br />

Was nog niet afgedrukt, toen men, te Lillo eenige<br />

Brieven van den Schryver hebbende'aangehouden,<br />

uit dezelven, ontdek^ dathy eene<br />

apologie of Verdediging, in Holland, op de pershadt.<br />

Voorts, vondt men, onder deeze Brieven ,<br />

ook eenen aan den Heere van Groeneveld, oudften<br />

Zoon des onthalsden Advokaats; welken<br />

brief men verftondt, eenige bedenkelyke uitdrukkingen<br />

m te houden; en eenen aan den Hee­<br />

re vanStoutenburg,GroeneveldsBroeder, in cvï<br />

Dr<br />

ü k<br />

" ?- r g erchreeven<br />

0O-Doch deGrootfchreef, kort<br />

den der- hierop, aan de Staaten van Zeeland, dat deeze<br />

wordt B<br />

"even geen ander geheim dan dat van 't druk-<br />

k e n z e r<br />

ontdekt. y" Verantwoording behelsden Men<br />

deedt, ondertusfchen, zo veele moeite, met<br />

vraagen en uitvorfchen, dat men de Drukkery,<br />

daar 'twerk op de pers lag, ontdekte. Men<br />

moesthierdan tdrukken ftaaken;doch 'twerdt,.<br />

te Hoorn, door den Drukker Izaak Willemszoon<br />


XL. BOEK. H I S T O R I E . 44$<br />

brengen, dat het boek niet meermaalen ge- ,g 2i;<br />

drukt en van veelen gelezen is, en, in laater'<br />

tyd, de algemeene goedkeuring weggedraagen<br />

heeft, 't Plakaat, waarby dit Boek verbooden<br />

werdt, verklaarde den Schryver ook ftraf baar<br />

aan lyf en goed: 't welk hem gelegenheid gaf,<br />

om Koning Lodewyk den XIII. te verzoeken,<br />

om deszelfs befcherming, die hem, gunstig-<br />

Jyk, verleend werdt (d). Joan de Haan, gewezen<br />

Penfionaris van Haarlem en nu Raad van<br />

den Hertoge van Holftein, meende, dat de<br />

Groot, in deeze zyne Verantwoording, niet<br />

klaar genoeg gefproken hadt van de eigenlyke<br />

öorzaaken der veranderinge in den ftaat des<br />

Lands. Hy moest, zyns oordeels, vooral, duidelyk<br />

getoond hebben, „wie dien toeleg overn<br />

lang by zig zeiven hadt bedagt, om, met<br />

w vernietiging van 's Lands vry- en geregtighe-<br />

„ den, en verdrukking der voornaamfte, oud-<br />

„ fte en getrouwfte Patriotten, te geraaken<br />

tot meerder of onbepaald gezag." Doch de<br />

Groot was van gedagten, dat de tegenwoordige<br />

toeftand der zaaken in Frankryk niet gehengde,<br />

dat hy vryer en openlyker fchreeve<br />

(V). Ondertusfchen, ziet men hieruit,hoezeer<br />

fommigen van hun, die der oude Regeeringe<br />

gunst toedroegen, gebeeten waren op hem,<br />

dien zy voor de voornaamfte oorzaak hielden<br />

van de verandering des jaars 161b'. Doch dit<br />

bleek nog veel duidelyker, in Sprokkelmaand<br />

des volgenden jaars, toen men eenen aanftag<br />

op het leeven van Prinfe Maurits ontdekte,<br />

fd~) K. BRANDT Leven van H. de Groot, 11. 306-310.<br />

1 CO IJRANDT II. Deel, bl. 824.<br />

X. DEEL. Ff<br />

aan


450 VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />

ió22. aan welken eenigen, die, by de gemelde veran-<br />

—— dering, hunne ampten kwyt geraakt waren, en<br />

eenige bekende Remonftranten deel hadden,<br />

't Zal der moeite wel waardig zyn, dat wy den<br />

aanleg, voortgang en uitflag deezer roekelooze<br />

onderneeming, omftandiglyk, ontvouwen.<br />

XXII. Willem van Oldenbarneveld, Heer van Stou-<br />

Aanilag tenburg, jongfte Zoon des Advokaats, was de<br />

leeven voort,<br />

aarigfte aandryver des aanflags, in wei­<br />

k e n l i v<br />

van Prin- ook zynen Broeder, Reinier, Heer van<br />

fe Man- Groeneveld, met moeite, hadt ingewikkeld,<br />

rits, ge- Beide warenze, na den jammerlyken dood 'van<br />

fmeed hunnen Vader, ontzet geworden van hunne<br />

Willem ampten. Hunne vaderlyke goederen, uit weivan<br />

01- ken Stoutenburg tweeduizend guldens in't jaar<br />

denbar- trekken moest, waren verbeurd verklaard ,<br />

w a a r d o o r<br />

"leer van hy fchier het eenig inkomen miste,<br />

Stomen- welk hem overgefchooten was. Elk, dienaar<br />

burg. ampten haakte, fchuwde'tgezelfchap der twee<br />

broederen, welker zwagers, Veenhuizen en van<br />

der Myle, ook niet meer onder 'sLands Edelen<br />

befchreeven werden. Al dit, gevoegd by<br />

den dood huns ouden Vaders, ontftak zo veel<br />

haat en gramfehap in 't gemoed van Stoutenburg<br />

in 't byzonder, dat hy befloot, het leed ,<br />

hem en zyner maagfchap aangedaan, te wreeken<br />

op Prinfe Maurits, dien hy voor de oorzaak<br />

van het zelve hieldt. Hy begreep ook, dat<br />

de Prins, den Advokaat, kort voor deszelfs<br />

einde, beloofd hebbende,dat hy zynen kinderen<br />

gunstig zyn zou, zo lang zy wel deeden,<br />

zyn woord niet hieldt,'twelk hem te meer tegen<br />

zyne Doorlugtigheid verbitterde. Hy fpitfte<br />

dan zyne zinnen op nieuwe verandering in<br />

de Regeering, die, dagt hy, niet kon te wege<br />

ge-


XL. BOEK. H I S T O R I E . 451<br />

gebragt worden, of de Prins moest eerst van<br />

kant zyn : waarna men, zo hy waande, de hek- .<br />

ken der Regeeringe ligtelyk zou konnen verhangen.<br />

Niet onwaarfchynlyk is 't zelfs, dat<br />

hy vermoed heeft, Prins Fredrik Henrik, die,<br />

na zyns Broeders dood, in 't bewind zou moeten<br />

komen, deeze verandering te konnen doen<br />

goedvinden. Hy kreeg, eerlang, luiden aan<br />

zyne koorde, die,gelyk hy,geleeden hebbende<br />

by de omwenteling der Regeeringe, verlangden<br />

naar herftelling. Onder deezen, warende Andere<br />

voornaamfte dryvers, beleiders en helpers, voomaa-<br />

Adriaan Adriaanszoon van Dyk, cewezeu Se- me drykretaris<br />

van Bleiswyk, David Koorenmnder J^" E'<br />

gewezen Sekretaris te Berkel, Heerlykheid der helpers.<br />

Vrouwe van Oldenbarneveld, Adriaan van der<br />

DusIen, gehuwd met eene Dogter van wylen<br />

Elias van Oldenbarneveld, Penfionaris van Rotterdam,<br />

en Broeder des Advokaats, Korsjansznonvan<br />

Alfen, Haringkooper te Rotterdam,<br />

Henrik Sïatius, gewezen Predikant te Bleiswyk,<br />

en zyn Zwager Komelis Gerritszcon van Woerden,<br />

Schrynwerker te Rotterdam. Onder de<br />

medewustigen, vondt men Jan en Abraham<br />

Blanjaan, Willem Janszoon Parthy, en eenige<br />

anderen, hierna te melden : ook eenige een vou- 1<br />

dige luiden, die 't gene hun van den aanflag ter<br />

ooren gekomen was niet geloofd of verfoeid<br />

hadden; doch om datze 'tniet ontdekten in lyden<br />

kwamen. De bovengenoemde Perfoonen<br />

waren allen Remonftrantschgezind, behalve<br />

Koorenwinderen vanderDusfen,diederRoomfchen<br />

belydenis waren toegedaan. Stoutenburg c-efprtk<br />

hadt, in den nazomer des jaars 1621, een gefprek van stov><br />

gehadte Leiden, met den Predikant Bernardus teiiburg<br />

n D i V i n<br />

Ff a Dwin-* -<br />

glO.


4§a VADERLANDS CHE XL. BOEK;<br />

Dwinglo, die met Koorenwinders Zuster ge-<br />

• trouwd was, hierop uitkomende, dat 'er goede<br />

hoop was op verlosfing en vryheid van gewee-<br />

. ten, door verandering in de Regeering. Groeneveld<br />

heeft, naderhand, bekend, uit Stoutenburg,<br />

te hebben verftaan, dat Dwinglo gezeid<br />

zou hebben, dat Leiden wel volgen zou, ais<br />

de andere Steden begonden (ƒ). Doch Dwinglo<br />

ontkent, in zekere zyne Verantwoording,<br />

immer zulk een antwoord gegeven te hebben.<br />

Ook verhaalt hy 't gefprek met Stoutenburg<br />

geheel anders, en voegt 'er zelfs by, dat Stoutenburg<br />

, daarna, met een briefje, genoegzaam<br />

wederriep, 't gene hy hem mondeling voorgehouden<br />

hadt (g). Ook overleide Stoutenburg<br />

zyn ftuk, federt, meest met van Dyk enKoo-<br />

Gerugt, renwinder. Omtrent deezen tyd, liep 'er een<br />

wegens gerugt, te Leiden en elders, dat de gewézen'<br />

voor'e- Sekretarisfen van Hazertswoude, Berkel, Bleisnomén<br />

• wyk en andere Plaatfen zeker getal van boeren<br />

opftand zouden aanneemen, tot het uitvoeren van eeonder<br />

de nen aanflag, die niet genoemd werdt, in den<br />

boeren, j.j aag e 0f e^ers. Wat laater, viel, tusfchen<br />

Stoutenburg, van Dyk, Koorenwinder en Kors<br />

Janszoon van Alfen, overleg, om den Prins,<br />

van zekeren togt te rug keerende, te Rotterdam<br />

, aan te tasten, of ten minsten aldaar eenigen<br />

opftand te verwekken, tot voorftand der<br />

vryheid, gelyk men 't noemde. Doch deeze<br />

toeleg liep te niet. Men liet egter niet na, elkanderen<br />

, by monde en bedekte briefjes, op<br />

te hitfen, tot, het ombrengen van den Prinfe.<br />

Stoutenburg fprak 'er geduuriglyk van, met<br />

zy»<br />

00 Sentent:, van R. van Oldenbarneveld. gedr. 1623.<br />

iS ~) ÜWINGLO Verantw. W. 22a, 223-229, 240, 304»3061


XL. BOEK. H I S T O R I E . 453<br />

zynen Broeder, Groeneveld. Eindelyk, werdt, i6mi<br />

in 't laatst van het jaar 162a, vastgefteld, dat<br />

men eenige Perfoonen huuren zou, die den<br />

Prins ,te Ryswyk, daar hy dagelyks naar toe<br />

reedt, in'top- of aftreeden van de koets, van<br />

kant zouden helpen. Doch tot het omkoopen<br />

van deeze luiden rekende men zesduizend guldens<br />

noodig te hebben, welken Koorenwinder<br />

ligtte, op 't geloove van den Heere van Groeneveld,<br />

die zig, met moeite, hadt laaten beweegen,<br />

om hier in te bewilligen (A). Klaas Michielszoon<br />

Bontebal, gewezen Sekretaris van<br />

Zevenhuizen, verfchafte tweeduizend guldens<br />

van deeze zes, die Klaas Janszoon van Alfen,<br />

gewezen Schout van Zevenhuizen, exiKornelis<br />

Olshoorn, Stiefvader van Bontebals Huisvrou-<br />

we, opfchooten. De rest van T<br />

t geld ontving<br />

Koorenwinder van anderen. Op aandryvenvan<br />

Stoutenburg, verftrekte hy dit geld aan van<br />

Dyk, die 't volk tot den aanflag zou omkoopen.<br />

En deeze ontboodt, op den negentienden v an Dyfc<br />

van Louwmaand, te Bleiswyk, by zig Jan Blan- koopt<br />

faart, Saay werker te Leiden en Proponent on- een<br />

igen<br />

der de Remonftranten, dien hy te kennen gaf,<br />

dat 'er iet in til ware, ten voordeele der Remon- flag. ftranten, en, eenige dagen laater, den toeleg 1623.<br />

om den Prins van kant te helpen ontdekte.<br />

Voorts, gaf hy hem eenig geld, en deedt hem<br />

belooven, dat hy zynen broeder, Abraham<br />

Blanfaart,ennog eenige andere Leidenaars zou<br />

inwikkelen in den toeleg. De Blanfaarts opraken<br />

'er van met Willem Janszoon Parthy, ook<br />

een Saay werker, gelyk zy, die, nevens Abraham<br />

C*3 P. SciuvERius Oud Batav. Amh, U, 15a,<br />

Ff $


454 VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />

•1613. ham Blanfaart, den Predikant Welfing, voor-<br />

: heen, verlost hadt uit de Haagfche gevangenen<br />

(£_). Doch de twee Broeders hebben, naderhand,<br />

beleeden, dat zy niet anders voorhadden,<br />

dan van Dyk op te ligten, en geld van<br />

hem te trekken. Nogtans, trok Jan Blanfaart,<br />

federt, naar den Haage, daar hy fprak met van<br />

Dyk, die, nevens hem, de gelegenheid van<br />

Ryswyk bezigtigde; doch hy weigerde een Pistooltje<br />

of Zinkroertje aan te neemen, welk<br />

van Dyk hem wilde ter hand ftellen. Hy keerde<br />

toen naar Leiden, beloovende, tegen den<br />

vierden van Sprokkelmaand, wederom in den<br />

Haage te zullen zyn.<br />

De ge- Midlerwyl, hadt van Dyk, meer volks tot<br />

wezen den aanflag zoekende te werven, Kornelis<br />

kant'sia- Gerritszoon, Schrynwerkerte Rotterdam, den<br />

ti u s zesentwintigften van Louwmaand, ten zynen<br />

neemt 'er huize, ontbooden, en hem daar kennis gegedeei<br />

in. v e n v a n den aanflag. De Schrynwerker beloofde<br />

'er de hand toe te leanen, en eenige anderen<br />

op te zoeken, welken hy, zonder van Dyk<br />

te melden, elk honderd of honderdenvyftig<br />

guldens vooruit zou geeven, en nog twee- of<br />

driehonderd guldens, als zy in den Haage komen<br />

zouden, om 't ftuk uit te voeren. De Zuster<br />

van den gewezen Predikant van Bleiswyk,<br />

Henrik Slatius, was met deezen Schrynwerker<br />

getrouwd; en Slatius kreeg, omtrent deezen<br />

tyd of eerder, 't zy uit Kornelis Gerritszoon,<br />

of uit van Dyk, of uit Stoutenburg zeiven, kennis<br />

van den toeleg tegen den Prinfe. Hy was<br />

een man van eenen onrustigen geest, en lag,<br />

(i) Zie hier voor, U. 413.<br />

tei?


XL. BOEK. H I S T O R I E . 4Ü5<br />

ten deezen tyde, overhoop met de Remon- 1623.<br />

ftrantfche Broederfchap (*), 't welk hem te hee<br />

ter maakte op vertwyfelde aanflagen. Ook<br />

hieldt hy gemeenfchap met muitzieke geesten,<br />

die,den wind van verandering in 't hoofd hebbende,<br />

zig, met den minften blik van hoope<br />

daartoe .gaarne lieten aazen. In den Zomer des<br />

voorlecden jaars, hadt hyeen Boekje gefchreeven<br />

, den Klaarüchtenden Fakkel genaamd, vervattende<br />

verfcheiden' befchuldigingen tegen<br />

den Prinfe, en, onder anderen, dat hy de muitery,<br />

te Utrecht, in den jaare 1610, geftyfd<br />

hadt. Voorts werden, 'er 's Lands Ingezetenen,<br />

met naame de Remonftranten, in vermaand,<br />

om zig, door hunne handen, en, door de verfchrikkelyke<br />

wapenen hunner handen, te verlosfenvan<br />

den dwingeland en van den godloozen<br />

hoop der tegenwoordige Regenten, t<br />

Schrift was te Gouda gedrukt, en den Schryver,<br />

in eene ton of half vat, t'huis gezonden j doch<br />

noo-nietverfpreid. Men meent, dat het gediend<br />

zou hebben, om onder 't volk geftrooid te worden<br />

, zo Stoutenburgs toeleg om den Prins,<br />

van den veldtogt te rug keerende, buiten t<br />

L^nd te houden, of, te Rotterdam, van kant<br />

te helpen, gelukt ware. Matius woonde nu m<br />

deeze Stad, daar van Dyk hem, op den eerften<br />

van Sprokkelmaand, kwam vinden, op hem<br />

begeerende, dat hy zyn agterhuis zou leenen,<br />

om de Pistoolen, welken men tot den aanflag<br />

gebruiken zou, daar te bewaaren, en eenige<br />

andere voorbereidfels te maaken: waarin Slatius<br />

bewilligde. Hyen zyn Zwager zogten toen Hfren^<br />

(*) BRANDT IV. Deel, bl. ?-59 «**<br />

Ff 4


45Ö VADERLANDSCHE XL. BOEKT<br />

1623. drie Bootsgezellen op, Jan Klaaszoon uit het<br />

Zuidland, Herman Hermanszoon van Embden,<br />

ger huu- en Dirk Leendertszoon van Katvvyk op den Ryn,<br />

w e l k e n Z<br />

Ifmee Y > met geld, hun, door van Dyk, die<br />

r e e d s<br />

Bootsgc- zesduizend guldens van Koorenwinder<br />

zeilen ontvangen had, ter hand gefteld, bewoogen,<br />

toe. om op de wagt te ftaan, als de Prins, door eenigen<br />

van Leiden, om 't leeven gebragt zou worden<br />

; welke Leidenaars zy ook, des noods, zou-<br />

Hy kent den moeten befchermen (7). Van Dyk bragt,<br />

zyn ag- federt, eenig fchietgeweer en een' vuistha tier in<br />

?T A T E R N U I S v a n<br />

tot ber- S Slatius, daar deeze en zyn Z wa­<br />

e r o o k he<br />

ging en" g t buskruid droogden en de kogels<br />

bereiding gooten, van welken men zig dagt te dienen,<br />

van Tegen den vierden of vyfden van Sprokkelreed"<br />

56<br />

" m a a n d<br />

» z o u<br />

Kornelis Gerritszoon met zyn volk<br />

ichap. i n<br />

den Haage zyn. Doch van Dyk hem en Slatius,<br />

met een briefje, en daarna mondeling,<br />

hebbende geraaden, nog eenige luiden aan te<br />

neemen, bewilligden deeze twee tot eenen<br />

aanflag, dien zy niet ontdekten, Jeroen Ewouts ,<br />

Jan Faasfen, Pieter Janszoon Broek en Jan<br />

Engelen, alle Remonftrantschgezinde Bootsgezellen.<br />

De drie laatften ontvingen geld op hand:<br />

't welk Jeroen Ewouts weigerde,<br />

fan Blan- Te Leiden, waren, midlerwyl, zo Jan Blanfaart<br />

en faart van Dyk berigt hadt, eenige gasten ziek,<br />

Willem anderen onwillig geworden. Van Dyk zondt<br />

ledfj- dan een briefje aan Jan Blanfaart, hem, daarpen<br />

van by, belastende, ander volk in de plaatste zoe-<br />

Byk. ken, en daarmede, den vierden, in den Haage<br />

te komen. En hierop zouden Jan Blanfaart en<br />

Willem Parthy affpraak gemaakt hebben, om<br />

van"<br />

(7) Senrenr. van Jan Ktaz., lierman Ileranusz, egDirk Leen.-»<br />

è-risz. gnimkt 1623.


XL. BOEK. H I S T O R I E . 457<br />

van Dyk te gaan fpreeken, en hem diets te ,


458 VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />

1.623. aanflag. Kornelis üerritszoon vertrok, des<br />

anderendaags, uit Rotterdam, en vondt Jan<br />

Klaaszoon , Herman Hermanszoon en Dirk<br />

Leendertszoon te Overfchie, met welken hy<br />

naar den Haage reisde, alwaar de anderen reeds<br />

gekomen waren. Kornelis en de zynen begaven<br />

zig naar de herberg het Zotje, in 't agterom.<br />

Hy bragt hun hier, op den vyfden, elk<br />

nog vyftien of zestien dubbele gouden Ryders,<br />

hem, door van Dyk, die nu ook in de herberg<br />

den Helm gekomen was, ter hand gefteld (w><br />

V e n 1 e r<br />

Abraham Blanfaart en Willem Parthy waren<br />

beleid hem, hier, des Zondags den vierden, komen<br />

van den vinden, hem diets maakende, dat zy met hun<br />

aanilag. z e v e n en in den Haage waren , en geld van<br />

hem begeerende. Hy befcheidde hen tegen<br />

's anderendaags, en toen werdt beftemd, dat Abraham<br />

Blanfaart, Willem Parthy en een Rotterdammer<br />

, op den volgenden dag, zynde<br />

Dingsdagden zesden van Sprokkelmaand, den<br />

eerften aanval zouden doen, en dat de andere<br />

Rotterdammers en Leidenaars hen ontzetten<br />

zouden, zo zy 't te kwaad mogten krygen:<br />

waarna zy allen, over de tolbrugge, naar de<br />

Veenen, Noorddorp,Pynaker of Berkel, zouden<br />

vlugten, 'snagts van eikanderen fcheiden,<br />

en elk in zyn huis zoeken te komen, om geen<br />

agterdogt te geeven. Voorts, zou Parthy eene<br />

aanfpraak aan de gasten doen, in de duinen;<br />

waartoe hyde ftofontleenen zou uit den<br />

lichtenden Fakkel van Slatius, welk boekje van<br />

Dyk hem ter hand ftelde. Ook gaf hy aan Abraham<br />

Blanfaart wederom eenig geld voos<br />

Cm) Uit vÉrlcIieideu' Seutenticu.<br />

hen,


XL. BOEK. H I S T O R I E . 459<br />

hen, en de vyf anderen, die nergens te vinden 1623.<br />

waren. Zy keerden'er, des avonds, mede naar .<br />

Leiden, daar zy 't met Jan Blanfaart deelden.<br />

Deeze drie beflooten toen, zo zy, naderhand,<br />

verklaard hebben, des anderendaags, wederom<br />

naar den Haage te gaan en den aanflag te ontdekken<br />

(n): doch zy werden door anderen<br />

voorgekomen.<br />

Van Dyk, niet weetende dat deeze drie<br />

hem bedroogen, hadt zig, dien zelfden nademiddag,<br />

naar Stoutenburg begeven, dien hy<br />

berigt deedt, hoe de zaak ftondt. Stoutenburg<br />

of Koorenwinder gaf 'er Groeneveld ook kennis<br />

van. Ook vertelde Stoutenburg zynen Broeder,<br />

nu of vroeger, dat Kors Janszoon van Alfen<br />

't veranderen der Regeeringe te Leiden,<br />

te Gouda en te Rotterdam te wege brengen zou.<br />

Ten zelfden tyde, fprak Kornelis Gerritszoon<br />

tegen de drie mannen, die met hem in 't Zotje<br />

waren, over 't uitvoeren des aanflags, des anderendaags<br />

, en als Herman Hermanszoon wat<br />

aarzelde, maakte hy hem diets, dat men flegts<br />

voorhadt, den Prins te vervoeren. Te vooren,<br />

hadt hy den vier anderen gasten, die 't koffer<br />

naar den Haage gevoerd hadden, ook eenig<br />

geld gebragt. Doch hen nader willende gaan<br />

fpreeken, waren ze niet te vinden: 'tweikhy,<br />

terftond, aan van Dyk bekendmaakte, die hem<br />

belastte hen op te zoeken.<br />

De vier matroozen, Jeroen Ewouts, Jan Vierder<br />

Faasfen, Pieter Janszoon Broek en Jan Engelen,<br />

gevaar beginnende te zien, in den on- t r o o z e n<br />

bekenden aanflag, waartoe zy aangenomen wa- ontdek- .<br />

ren, ken den<br />

f » Sentent. van Abr.ifa. en Jan Blan&art en Willem J.Parthye. aanflag.<br />

leiirukt 1623,


4f5o VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />

Ï6I3. ren, hadden beflooten, om 'er den Prins over<br />

——— te fpreeken, en waren 'er mede bezig, toen<br />

Kornelis Gerritszoon hen, in hunne herberg,<br />

kwam zoeken. Zy vonden zyne Doorlugtigheid<br />

te Ryswyk, die, verneemende, datzy hem<br />

iét' van gewigt te ontdekken hadden, hun heimelyk<br />

gehoor gaf. Jan Faasfen deedt het woord,<br />

zeggende n dat zy, met hun vieren, te Rotw<br />

térdam, gehuurd waren tot zekeren onbe-<br />

„ kenden aanflag, ten dienfte van "t Land; dat<br />

w hun elk driehonderd guldens, welken zy<br />

„ toonden, op de hand gegeven waren; en dat<br />

„ zy hier een koffer gebragt hadden, in de<br />

herberg den Helm: vraagende, W7ders, of<br />

n zyne Doorlugtigheid kennis van deezen aan-<br />

„ flaghadt?" De Prins zeide, neen. Zy gaven<br />

hem ook berigt van de vier mannen, die zig<br />

in 't Zotje onthielden , en tot den zelfden<br />

aanflag waren aangenomen. De Prins, zeer<br />

verzet over 't gene hem aangebragt werdt, beval<br />

hun hem, langs eenen anderen weg, over<br />

Voorburg, te volgen, en op 't Hof in den Haage<br />

by hem te komen. Hy reedt, hierop,inaileryl<br />

derwaards, ontboodt den Prefident en eenige<br />

Raaden van'tHof, terftond, byzig, die,<br />

de ontdekkers nog eens' gehoord hebbende,<br />

den Fiskaal en Geweldige zonden, om 't Zot-<br />

Drie nn- je en den Helm te bezetten. In 't Zotje, wer-<br />

tlcren en den Kornelis Gerritszoon, Herman Hermans-<br />

S z o o n<br />

a n<br />

Gerrit?- ' J Kinzoon en Dirk Leendertszoon ,<br />

zoon onverhoeds, overvallen, en terftond in hegteworden<br />

nis genomen. Van Dyk was nog in den Helm<br />

gevat. by 't koffer, toen hy hoorde dat de Officier beneden<br />

was. Hy zogt toen 't koffer te openen,<br />

en 't geweer onder 't bed te verbergen. Doch<br />

hier«


XL. BOEK. H I S T O R I E . 461<br />

hiertoe geen tyds genoeg hebbende, liet hy 't ifar.<br />

koffer, met eenige Piff ooien daarin, open ftaan, •<br />

floeg den mantel om de ooren, en tradt voorby<br />

den Officier ter deure uit, terwyl zeker dienaar<br />

zeide, dat hy dien man veele jaaren gekend<br />

hadt. Toen hy weg was, ging de Officier Het kofnaar<br />

boven, vondt het koffer en nam het met<br />

zig. Van Dyk, Stoutenburg gewaarfchuwd<br />

hebbende, begaf zig, terftond, uit den Haage,<br />

by de duinen langs", het bosch om, over den<br />

Leidfchen dam, naar Bleiswyk, Stoutenburg,<br />

ylende naar zynen Broeder, Groeneveld, gaf<br />

hem ook te verftaan, hoe de zaaken ftonden ,<br />

waarop zy beide de wyk namen ; doch met ongelyke<br />

uitkomst, gelyk hierna ftaat te melden.<br />

De vier gevangenen werden, terftond, door De ga^<br />

g<br />

eenige Raaden van't Hof, ondervraagd, en be- n £^<br />

leeden, aan de paleye gebragt zynde,den toekennen<br />

leg op 's Prinfen leeven. Doch fommigen mei- denaauden,<br />

dat Kornelis Gerritszoon alleen gepynigd flag.<br />

werdt. De vier ontdekkers liet men, ondertusfchen,<br />

in de Kastelenye, goeden ciermaaken,<br />

tot dat men nader agter de waarheid zou gekomen<br />

zyn. De toegangen van den Haage werden<br />

bezet. Des anderendaags, reeden twee Raa- Verftheïden<br />

van 't Hof naar Rotterdam, men meent, d b e<br />

^' "<br />

e<br />

om Adriaan van der Dusfen te vangen. Doch t n'<br />

hy was niet te vinden. Ook hadt Slatius, op de w u s tig e i l<br />

tyding, dat zyn Zwager gevat was, zig terftond begeevea<br />

op de vlugt begeven. Dien zelfden morgen, zig op da<br />

waren Abraham Blanfaart en Willem Parthy vlugc<br />

*<br />

op weg geflaagen naar den Haage, van zins<br />

om, zo zy daarna verklaarden, den toeleg te<br />

ontdekken. Doch verftaande, aan 't Huis te<br />

Deil, dat zulks reeds door anderen gefchied<br />

was 9


46a VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />

1603. was, keerden zy terftond te rug naar Leiden,<br />

— en begaven zig, nevens Jan Blanfaart, op de<br />

vlugt. Uit het gene de gevangenen beleeden<br />

hadden, hadt men bellooten, dat Slatius, van<br />

Dyk en de gewezen Predikanten Kornelis Geesteranus<br />

en Gerard Veliius fchuld aan den aanflag<br />

hadden. Men beloofde dan, by openbaare<br />

afkondiging, op den negenden van Sprokkelmaand<br />

, vierduizend guldens aan elk, die een<br />

van deeze vier in hegtenis leverde. Doch<br />

Geesteranus en Velfius hebben, in laater' tyd,<br />

hunne onfchuld doen blyken. Groeneveld en<br />

Stoutenburg werden ook gezogt; maar niet gevonden.<br />

De Leermeester van Groenevelds<br />

Zoon werdt gevat en gepynigd, zonder dat hy<br />

iets belcedt. Men braat den Zoon van Koorenwinder<br />

ook naar den Haage, uit wien men weeten<br />

wilde, waar zig zyn Vader onthieldt j doch<br />

Van der hy ontdekte niets. Van der Myle, die niet ge-<br />

Myl<br />

ft weeken was, werdt uit de Beverwyk gehaald,<br />

e n<br />

gehaald;<br />

ee<br />

nig' 2<br />

dagen in de Kastelenye bewaard,<br />

doch on- Doch toen men hem op 't ftuk van den aanflag<br />

fchuidig tegen den Prinfe ondervraagde, verantwoordbevon-<br />

fa n y z^ z o volkomenlyk, dat men hem wederom<br />

los liet. Hy kreeg, eenige maanden laater,<br />

vryheid, om alomme, door 't Land, te mogen<br />

reizen; mids hy egter in de Beverwyk bleeve<br />

woonen (0). De Advokaat Bosch werdt, in zyn<br />

Huis, in den Haage verzekerd; maar nadat zyne<br />

onfchuld gebleeken was, insgelyks, geflaakt.<br />

Wat laater, raakte Abraham Wouterszoon,<br />

Zwaardveeger te Rotterdam, van wien Slatius<br />

de Piftoolen gekogt hadt, in hegtenis, waaruit<br />

Co) Refol. Holl. 5 Daemi. 1623. VU 179,<br />

hy»


XL. BOEK. H I S T O R I E . 463<br />

hy, eerlang, ontfnapte, zonder dat ik heb kon- 1623.<br />

nen vinden, of hy fchuldig ware of niet. Maar<br />

Klaas Michielszoon Bontebal, die een gedeelte<br />

van't geld verftrekt hadt, gevat zynde, werdt,<br />

daarna, voor Mannen van Schieland, te regt<br />

gefteld (ƒ>).<br />

Aan de Bevelhebbers der Grensfteden en aan Men bede<br />

Staaten der andere Gewesten werden, ter- fchuidige<br />

ffond, brieven afgezonden, waarby gelast en m* n_<br />

verzogt werdt, op de fchuldigen te letten, en ft ranten,<br />

dezelven in hegtenis te neemen. 't Stuk der fa- in 't gemenzweeringe<br />

werdt, in deeze brieven, meest meen,<br />

eenigen Arminiaanfchen Predikanten en ande- ^aanren<br />

van dien aanhang te last gelegd. De Remon- fl ag.'<br />

itranten raakten, hierdoor, nog meer dan te<br />

vooren, in den gemeenen haat. Ook werden zy,<br />

door fommige Predikanten , in 't openbaar,<br />

vinnig doorgeftreeken : al 't welk de voornaamften<br />

in groote verflaagenheid dompelde,<br />

en anderen bewoog, om hunne gemeenfchap<br />

te verlaaten. Veelen waren vol agterdogt en<br />

vreeze, niet weetende, wat 'er agter deezen<br />

toeleg fchuilen mogt, en fomtyds het ergfte<br />

vermoedende. De Staaten van Utrecht gaven,<br />

den veertienden van .Sprokkelmaand, een ftreng<br />

Plakaat uit, waarby de gantfche Broederfchap<br />

der Remonftranten genoegzaam befchuldigd<br />

werdt met den toeleg, en ook vierduizend guldens<br />

gezet op 't lyf van hun, die men fchuldig<br />

hieldt, zonder Geesteranus en Velfius te vergeten<br />

(q).<br />

Ten zelfden dage, werdt van Dyk, te Ha- Van Dyk<br />

zertswoude, betrapt, in boeren kleederen. In wordt<br />

evat c n<br />

heg- «<br />

IïRANDT IV. Deel, bl. 900-942.<br />

(?) RRANOÏ IV. Deel, bl. 342-^5».


464 VADERLANDSCHE XL. BOEK,<br />

.<br />

hegtenis zynde,. ontboodt hy zyne bloedvrienden,<br />

van welken hy affcheid nam, bekennende<br />

bekent een dood man te zyn. Men haalde hem, terden<br />

aan- ftond, naar den Haage. Na dathy verhoorden<br />

a<br />

-* aan de paleye gebragt was, werdt 'er, by openbaare<br />

afkondiging, die den zestienden gefchiedde<br />

, vyfduizend guldens gezet op de lyven van<br />

Groeneveld, Stoutenburg en van der Dusfen ,<br />

vierduizend op dat van Koorenwinder, en zeshonderd<br />

op die van Abraham en Jan Blanfaart.<br />

Men befloot, hieruit, dat van Dyk deezen gemeld<br />

hadt. Ook meent men, dat hy iets hadt<br />

ontdekt, 't welk Prinfe Henrik raakte, met<br />

wiens naam, Stoutenburg fcheen gefpeeld te<br />

hebben, om van Dyk te eerder in te wikkelen.<br />

Doch zyne bekentenis werdt zeer geheim gehouden.<br />

Zeker is 't, dat hy den aanflag op<br />

's Prinfen leeven beleeden heeft (r).<br />

De Heer Op zeker vermoeden, werden te Leiden gevanGroe-<br />

vat Paulus Stochius, GuUklmus Coddeeus, ge we<br />

re weid, z e n Hoogleeraar in de Oosterfche taaien, en<br />

ïlind'^ê- J an<br />

Pieterszoon Dou, Landmeeter. Zy werden<br />

vang;n. V<br />

' naauw ondervraagd, doch onfchuldig bevon­<br />

den; en na eenige dagen zittens ontflaagen,<br />

onder borgtogt (s\ Groeneveld raakte, den<br />

agttienden, in banden. Hy had zig, tegen den<br />

avond, op aanraading zyner Huisvrouwe, Anna<br />

Weitfen, Vrouwe van Brand wy k, op de vlugt<br />

begeven naar Scheveningen, daar een Visfcher<br />

aanboodt, hem, metzynepink, naar Engeland,<br />

Hamburg of elders heenen te voeren. Doch<br />

verfchrikt voor de ruime zee, ginghy, met<br />

zynen Kamerling en den Visfcher, langs 't<br />

ilrand 3<br />

(O BRANDT IV. Deel, bl. 951 en<br />

(O BRANBT IV. Heel, bl, 953-W5-


XL. BOEK. H I S T O R I E . 465<br />

ftrand, naar 't naaste Dorp, daar een wagen 16&3.<br />

befteld werdt, die hen naar Zandvoort, en voorts •<br />

naar Egmond bragt. Hier trok de Heer van<br />

Groeneveld eene visfchers py aan, liet zig naar<br />

Petten brengen, en van daar overvoeren op<br />

Texel. Doch zig hier niet betrouwende, ftak<br />

hy over op Vlieland, daar hy fcheep dagt te<br />

gaan. Midlerwyl, hadt men, in den Haage, berigt<br />

gekreegen, dat hy te Scheveningen gezien<br />

was. Straks viel't vermoeden op den Visfcher,<br />

zynen vriend, wiens Vrouw aangetast,<br />

en, met dreigen, tot bekentenis gebragt werdt<br />

van 't gene zy wist. Toen hadt men 't fpoor<br />

van zyne vlugt, welk men terftond volgde. De<br />

Schout van Vlieland, ondertusfchen, ook iet<br />

vernomen hebbende, begon het Eiland te doorzoeken,<br />

en vondt, eindelyk, den Heer van<br />

Groeneveld, zittende onder de Visfchers, gekleed<br />

in eene graauwepy, met groote visfchers<br />

laarzen aan de beenen, en een noppers muts<br />

op 't hoofd. De Visfcher, die hem verzelde,<br />

den Schout ziende inkomen, ontliep het gevaar.<br />

Doch Groeneveld werdt gevat, en,des<br />

anderendaags, onder een fterk geleide, naar<br />

den Haage gebragt, en op de gevangenpoort<br />

gezet (*).<br />

Maar zyn Broeder Stoutenburg, die fchul- Vlugt<br />

diger was dan hy, en Adriaan van der Dusfen ° b^° u<br />

"<br />

ontkwamen't gevaar, dat hun dreigde. De eer- e n VJU,<br />

fte hadt zig, meent men, in eene kist, uiteen der Dus-<br />

Haage doen draagen, en was, daarna, heime- fen,<br />

lyk, te Rotterdam gelcomen, daar hy zig, met ,<br />

van der Dusfen, nog tien of twaalf dagen, onthieldt<br />

(t) Aanhangf. op Oud JJatay. bl. 193. KIUNDTIV. Deel, II. 956.<br />

X DEEL. Gg


466 VADERLANDS CHE XL. BOEK.<br />

1623. hieldt, ten huize van eenen gewezen Speel-<br />

• man; doch nu van goede middelen. Toen huurde<br />

men het fchip van Jakob Beitjes, voor duizend<br />

guldens. De Schipper zou kaas laadenop<br />

Wezel, en hen, onder dezelve, verbergen.<br />

Doch anderen willen, dat zy, met hunne dienaars,<br />

als Schippers gekleed, in 't vooronder<br />

fchuilden. Te Nieuwmegen, werden zy, voor<br />

't eerst, gezien, door des Schippers knegt, wien<br />

men diets maakte, dat het geestelyken waren,<br />

welken men niet ontdekken moest. Omtrent<br />

het Tolhuis gekomen, werdt Stoutenburgs<br />

knegt, die even aan land gegaan was, terftond ,<br />

gekend, door eenige foldaaten, die hem, in<br />

Bergen op Zoom, terwyl zyn Heer daar Bevelhebber<br />

was, gezien hadden. Men vraagde hem,<br />

die, met terftond, naar zynen Heer. Hy fpeelde den<br />

groot ge- onweetenden; maar gedreigd met de pynbank,<br />

Goch tC<br />

meldde hy, 't gene men weeten wilde. Toen<br />

zondt men, in deryl, eenige foldaaten naar 't<br />

fchip. Doch zy kwamen te laat. Stoutenburg<br />

en van der Dusfen, uit hetwegblyven van den<br />

knegt, agterdogt krygende, hadden zig, door<br />

den Schipper, aan de overzyde derWaale, op<br />

den Kleeffchen bodem, aan land doen zetten.<br />

Hier huurdenze een' wagen, die hen en den<br />

Schipper, te post, naar Goch bragt. DeSpaanfche<br />

Bevelhebber ontving hen hier beleefdelyk,<br />

en gaf hun, eenige dagen daarna, een fterk<br />

en, eer- geleide mede naar Brusfel, alwaar de Aarrsheilang,<br />

te togin Izabelle hen, eerlang, by eene fchiifte-<br />

Brusfoï lyke Acle, in haare befcherming nam. De Staakomcn.<br />

t g n i i a ci^ e n n a a r ? kort te vooren, verzogt, dat<br />

zy Stoutenburg wilde overleveren; doch 't was<br />

geweigerd. De Huisvrouw van van der Dusfen


XL. BOEK. H I S T O R I E . 467<br />

fen verzelde hem in zyne ballingfchap. Doch 1623.<br />

Stoutenburgs egtgenooteJFalburg vanMarnix,<br />

Dogter van den Heere van Aldegonde, bleef<br />

in Holland. Haar man deedt, daarna, eene stoutenreis<br />

door Italië en Frankryk, en nam, te Brus- burg<br />

fel te rug gekeerd, in of na 't jaar 169.6, na 't |£ e<br />

on. omhelzen van den Roomfchen Godsdienst, d e r d e<br />

dienst onder de Aartshertoginne. Sedert heeft Aartshermen<br />

hem, als Ritmeester, de wapenen zien togiune»<br />

voeren tegen zyn Vaderland, tot groot verdriet<br />

zyner maagen. 't Schip, waarmede hy uit<br />

Rotterdam gevlugt was, werdt, met de laading,<br />

verbeurd verklaard. Zyn Dienaar en des<br />

Schippersvrouw en Knegt werden, onder Acte<br />

van nonprajuditie, den Hove van Gelderland<br />

verleend, naar den Haage gebragt,zonder dat<br />

my gebleeken is, hoe 't met hen afliep («).<br />

Voorts hadt men, befpeurende, dat Stoutenburg<br />

en van der Dusfen wisfelbrieven, uit Holland,<br />

zogten te trekken, al vroeg beflooten,<br />

alle onderhandeling met deeze twee te verbieden<br />

(v).<br />

Op den zelfden dag, dat Groeneveld gevat viugrvan<br />

werdt, raakten de twee Blanfaarts, en, 'snagts de twee<br />

daarna, Willem Parthy in hegtenis. De ontdek JjJJ^<br />

kers van den aanflag en de vier eerfte gevan parthy. genen fchynen niet van hun geweeten te hebben;'twelk<br />

hun tyds genoeg gaf, om, zonder<br />

ontdekt te worden, uit Holland, en, overVollenhove,<br />

in Grol te geraaken, daar de Spaanfchen<br />

nu meester waren. Doch de vrees, dat<br />

de Spaanfchen hen mogten vatten, en losgeld<br />

(«") RRANDT IV. Deel, bl. 957-yfic.<br />

Qyj Refol. Holl. 15 M*«rt. ifiaj. bl. 17.<br />

Gg 2<br />

af-


468 VADERLANDSCHE XL. BOEK,<br />

Ï623. afperfen, deadt hen wederkeeren naar Vollen-<br />

•• hove. Van daar, reisdenze, door Friesland<br />

en Groningen , naar Delfzyl, en verder op<br />

Embden, daar zy, 'snagts, in de herberg den<br />

Helm füepen, en 'sanderendaags, den agttienden<br />

van Sprokkelmaand, een' wagen namen, om<br />

naar Stikhuizen te ryden. Doch onderweg, overviel<br />

hun een nieuwe angst voor de Mansiëldfche<br />

Knegten, die toen in Oostfriesland lagen: deslieten<br />

zy zig te rug voeren naar Embden; doch<br />

namen eene andere Herberg. Hunne ongeftaadigheid<br />

en vrees bragt hen, hier, neg dien zelfden<br />

dag, in lyden. Eerst haddenze den Waard<br />

gezeid, datzy drie of vier dagen dagten te blyven.<br />

Ook haddenze hem eene gcede middagmaaltyd<br />

befteld. Maar terwyl dezelve bereid<br />

werdt, fprakenze met een' Schipper, die naar<br />

Bajonne in Frankryk moest, hem vraagende,<br />

of hy hen niet, te Calais, of te Douvres, aan land<br />

zetten kon. Midl.en.vyl, verliepenze de maaltyd,<br />

voorgeevende ergens in de Stad genodigd<br />

te zyn. Van dit gefprek met den Schipper<br />

kreeg de Waardkennis, en hierop vermoeden,<br />

of zyne gasten ook fchuldig mogtcn zyn, aanden<br />

aanflag tegen den Prinfe van Oranje. Zyn<br />

vermoeden vermeerderde, toen zy, terwyl hy<br />

over tafel zat, in alleryl, kwamen vraagen, wat<br />

zy verteerd hadden, en, beevende en bedeesd,<br />

zo veel voor elk betaalen wilden, als hy voor<br />

allen gevorderd hadt; welke, verbaasdheid ontftaan<br />

was, op zyne vraag, waarom zy nu naar<br />

Frankryk of Engeland wilden ? Hy gaf dan dep<br />

Schout kennis van zyn vermoeden, en deeze,<br />

hen waarneemende, toen zy ter deure uit gingen,<br />

verzogt hen, met hem, by den voorzitten-


XL. BOEK. H I S T O R I E . 469<br />

tenden Burgemeester te willen gaan. Op deeze i


470 VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />

1023. gen,door den Scherpregter, gebroken was. *t<br />

• Lighaam van Kornelis Gerritszoon, Zwager<br />

van Slatius, werdt gevierendeeld, en de deelen,<br />

aan halve galgen, op vier uitgangen van<br />

den Haage, gehangen (V).<br />

Kooreu- Weinige dagen te vooren, was Koorenwinwinder<br />

der betrapt te Overfchie, en, met den Huism<br />

a n<br />

OoTe'e- » d i e n e m<br />

geherbergd hadt, gevangkelyk,<br />

nige Lei- naar den Haage gebragt. Ook geraakten, op<br />

denaars. den vierentwintigften, te Leiden, in hegtenis<br />

drie burgers, Jan Pieterszoon, Lyndraayer, Sa<br />

muelde Plekker, en Ger rit Kornelis zoon, Kleermaaker,<br />

die, iet gehoord en niet aangebragt<br />

hebbende, zulks duur bekogten (y).<br />

viugtvan In den aanvang van Lentemaand, viel, ein-<br />

Henrik delyk, ook Slatius in de handen van 't Geregt.<br />

Slatius. H y h a d t z i g ^ viUgtende, verfteken in eene grove<br />

boeren py, en eenen flegten hangenden hoed<br />

op 't hoofd gezet, dienhydigtindeoogentrok.<br />

Dus ging hy, den zevenden dag na 't ontdekken<br />

van den aanflag, door Amfterdam; voer,<br />

vandaar, op Harlingen, en voorts, over Leeuwaarden,<br />

naar Groningen, meenende verder,<br />

over de moeren, naar Lingen te trekken. Maar<br />

te voet, in 't Dorp Rolde, niet verre van Koeverden,<br />

gekomen, ging hy in eene herberg,<br />

om eene kanne biers te drinken. Hier vondt hy<br />

eenige foldaaten, met den Wagtmeester Wil'<br />

lem Blaauw, Zoon van Quiryn Blaauw, Bevelhebber<br />

van Koeverden,' wagtende op eenig<br />

geld, welk, van Groningen, onder geleide, derwaards<br />

gezonden werdt, en wat te lang wegbleef.<br />

Terwyl de foldaaten hierover fpraken<br />

O) BRANDT )V. Deel, U. 9R9.<br />


XL. BOEK. H I S T O R I E . 47*<br />

by 't vuur, zeggende fommigen, dat het gelei- 1623.<br />

de, door eenigen verfpieder ontdekt zynde,<br />

veelligt, genomen ware door den vyand; anderen,<br />

dat zulks geen gevaar liep; ging Slatius,<br />

weetende in welk eene gelegenheid hy<br />

ware, zulk een angst aan, dat hy, toen de Wagtmeester<br />

en knegten eens uitkeeken, fchielylc<br />

oprees, zyn gelag betaalde, en ter deure uitftreek,<br />

laatende de volle kan met bier ftaan.<br />

Blaauw, wederom in huis gekomen, mist den<br />

man met de py, ziet zyne kan nog vol, en<br />

krygt, hoorende, dat hy betaald hadt en heen<br />

gegaan was, vermoeden, of 't niet wel een<br />

verfpieder zyn mogt. Hy loopt hem dan, met Hy<br />

twee foldaaten, agterna, en haalt hem haastin, 'j n<br />

hebbende een roggenbrood, daar eenig geld » tLaridin<br />

verborgen was, in een' vuilen doek, onder fchap<br />

den arm. Op de vraage, waarom hy zo fchie- Drente,<br />

lyk vertrokken was, en waar hyheenenwilde, S evat<br />

-<br />

antwoordde hy, met eene bedeesdheid, die de<br />

aeterdogt vermeerderde. Voorts, gaf hy zig<br />

uit voor een' Oculist of Oogmeester, Meester<br />

Tan Herrnansz. genaamd, te gelyk biddende<br />

dat men hem wilde laaten gaan, alzo hy, omtrent<br />

Amfterdam, een' doodflag begaan hadt.<br />

Doch Blaauw hernam, dat hy, hierom te meer,<br />

zyn gevangen blyven moest. Men bragt hem<br />

dan wederom naar de herberg, en voorts naar<br />

Koeverden. Hier in hegtenis zittende, badthy<br />

een foldaats vrouw, welke hy veel gelds beloofde,<br />

dat haar man hem aan den voet van de<br />

graft wilde brengen. Doch 't werdt geweigerd.<br />

Ondertusfchen, hadt men naar Amfterdam gefchreeven,<br />

om te verneemen, of zekere Oculist,<br />

Jan Herrnansz. genaamd, daar of daar om-<br />

Gg 4 «ent


47* VADERLANDS CHE XL. BOEK.<br />

.1^23. trent, een' doodflag begaan hadt. Maar men<br />

hadt hiervan geene kennis Toen eerst kreeg<br />

men vermoeden, of hy ook deel hebben mogt<br />

aan den aanflag tegen den Prinfe, daar'tgantfche<br />

Land van gewaagde, en veelligt wel die<br />

Slatius ware, op wiens lyf men vierduizend guldens<br />

gezet hadt. Men zondt hem dan, onder<br />

geleide van denWagtmeesterBlaaaw en eenige<br />

Ruiters, naar Zwol, daarhy, ziekelyk zynde\.<br />

zig ftraks te bedde leide, met het aangezigt<br />

naar den muur, om niet gezien te worden:<br />

geevende, op 't gene hem, zelfs van aanzienlyke<br />

luiden, gevraagd werdt, geen of ftuursch<br />

befcheid, als, wat hebt gy my te vraagen ? ofwat<br />

heb ik u te antwoorden ? gy zyt myn bevoegde<br />

Regter niet. Als ik in Holland kor.ie, zal men my<br />

maar al te v;elkennen. Van Zwol, voerde men<br />

hem, te fchepe, naar Amfterdam, daar hy, den<br />

twaalfden van Lentemaand, aankwam, terftond<br />

gekend , en in zyne boeren py uitgetekend<br />

werdt. De tekening werdt in 't koper geëtst,<br />

door Klaas Janszoon Visfcher, en in 't licht gegeven.<br />

Des anderendaags, bragt men hem naar<br />

den Haage. Dus hadt hem'tverloopen van zyn<br />

bier in deeze zwaarigheid gebragt; waaruit, naderhand,<br />

eenfpreekwoordontftondt, onder de<br />

drinkers, die, noode van de bierbank fcheidende,<br />

plagten te zeggen, Ik wil Slatius niet<br />

flagten, en myn bier verhopen. Op de gevangenpoort<br />

zittende, werdt hy zeer krank, zodat<br />

eenigen meenden, dat hy zig zeiven vergiftigd<br />

hadt. Doch dit vermoeden verdween, toen<br />

hy, daarna beterde, (z).<br />

De Re- Ondertusfchen, zonden verfcheiden' Remon-<br />

(zp MRANDT IV. Deel, H-


XL. BOEK. H I S T O R I E . 473<br />

ftrantfche Predikanten, die te Amfterdam ver- 1(523.<br />

gaderd waren geweest, een Vertoog aan de algemeene<br />

Staaten, aan de Staaten van Holland, monen<br />

aan den Prinfe van Oranje, waarby zy den y"^<br />

aanflag tegen zyn leeven verfoeiden, en zig genzig]<br />

daaraan onfchuldig verklaarden, 't Zelfde ge- wegens'<br />

fchiedde, ook in andere fchriften, door hen, denaanten<br />

deezen tyde, in 't licht gegeven. Hierte- p'? r e„ 8<br />

gen, liepen wederom gerugten, ten nadeele i eevè a.<br />

van Izaak Welfing, Bernardus Dwinglo en nog<br />

twee of drie andere Predikanten. Dwinglo<br />

werdt, by openbaare afkondiging van 't Hof,<br />

befchuldigd, als hadt hy deel gehad aan verfcheiden'<br />

aanflagen, ten nadeele van 't Land.<br />

Hy was met eene Zuster van Koorenwinder getrouwd,<br />

en hadt, veelligt, wel iets gehoord,<br />

dat verre zag; doch by hem niet geloofd werdt.<br />

Immers hy heeft zig, naderhand, in openbaaren<br />

druk, tegen alle kwaad vermoeden, verdedigd.<br />

Ook heeft Welfing zig, door ernftigebetuigingen<br />

, gezuiverd. De gerugten, ten hunnen<br />

nadeele, fchynen meest ontftaan te zyn, uit<br />

het gene Slatius en Jan Blanfaart, in de gevangenis,<br />

tegen hen fchreeven : meenende zy beide,<br />

door 't befchuldigen hunner medebroederen<br />

, hun leeven te zullen redden. Doch toen<br />

de uitkomst hun leerde, dat deeze waan ydel<br />

was, herriepen ze, 'tgene ze, ten nadeele der<br />

Remonftranten, hadden ingefteld (V).<br />

HetHofwas,midlerwyl, bezig met de Regts- G^oenepleeging<br />

over alle deeze gevangenen. De Heer vc;tl<br />

van Groeneveld, terftond, beJeeden hebbende,<br />

(


474 VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />

1623. 't gene hy van den aanflag wist, werdt niet ge-<br />

• pynigd, gelyk van Dyk en Koorenwinder. De<br />

verwee- Vrouw Weduwe van Oldenbarneveld befloot,<br />

Ook va m<br />

deezen ftaat der zaaken, verzeld van de<br />

Dyk en Vrouwe van Groeneveld en zyn Zoontje, ver-<br />

Kooren- giffenis voor hem te verzoeken by den Prinfe,<br />

winder, die den fmeekenden beleefdelyk bejegende $<br />

doch genoeg te verftaan gaf, dat 'er geene genade<br />

te hoopen ware. 't Regt ging dan zynen<br />

gang. Hy, van Dyk en Koorenwinder werden ,<br />

als fchuldig aan de misdaad van gekwetfte<br />

hoogheid, ten zwaarde verweezen, met verbeurdverklaaring<br />

hunner goederen. Op den<br />

agtentwintigften van Lentemaand, werdt hun<br />

de dood aangezeid. Men fchikte hun ook eenige<br />

Predikanten toe, welken zy goed gehoor<br />

gaven, met betooning van groot berouw over<br />

hunne zonden. De Moeder, Vrouw en 't<br />

Zoontje van Groeneveld werden, des nagts, by<br />

hem toegelaaten, om 't jongfte affcheid te neemen.<br />

Ook werdt van Dyk van zyne Dogter<br />

Groene- bezogt. Des anderendaags, omtrent tien uuren ,<br />

veld gaat tradt de Heer van Groeneveld, ten volle gerustig<br />

ter kleed, met den hoed op 't hoofd, den mantel<br />

d o o d<br />

* aan, en 't rapier op zyde, zonder gebonden<br />

of gehouden te worden, van de Poort naar 't<br />

Hof, zig eerbiediglyk buigende voor de menigte<br />

luiden van aanzien, die, uit de venfters van<br />

'tHof, naar hem zagen, en waaronder hy vermoedde,<br />

dat Prins Maurits zyn mogt. Onder 't<br />

leezen van 't vonnis, toonde hy zig zeer kloekmoedig,<br />

en ging voorts rustig ter dood, zelf<br />

zynen mantel en rapier afleggende: ook zyne<br />

kraag en ponjetten op de grond werpende,<br />

en zyn wambuis ontkaoopende. Zyn boven-


XL. BOEK. H I S T O R I E . 475<br />

lyf daarna, met hulp van zynen Kamerdienaar, 1623.<br />

ontbloot hebbende, ging hy naar 't zand, mets .<br />

fpreekende tot het volk, dan deeze weinige<br />

woorden, Wraakgierigheid en kwaade raad<br />

hebben my hiertoe gebragt. Heb ik iemant misdaan;<br />

ik bid om Christus wil vergeeft het my.<br />

Zyn gebed zullende doen, knielde hy, niet naar<br />

de Plaats, gelykgemeenlykgefchiedt, maar naar<br />

denKneuterdyk, ziende naar zyns Vaders huis.<br />

Toen hy 't mutsje voor de oogen trok, hoorde<br />

menhem zeggen ,OGod, wat man ben ik geweest<br />

, en wat ben ik nu.' waarop, hy, zyne handen<br />

famenflaande, nog voegde Patiëntie! en<br />

naauwlyks was 'er dit woord uit, of de Scherpregter<br />

lloeg hem, met den eerften flag, het<br />

hoofd van 't lighaam. Zyn Dienaar beftelpte<br />

het bloed met zand, bedekte het lighaam met<br />

den mantel, en trok het aan de eene zyde van<br />

't fchavot. Toen werden Koorenwinder en Einde<br />

van Dyk, wel vast gebonden, en de laatftegeflooten<br />

aan een' dienaar, de een na den an- d e r e n<br />

deren, gehaald. In 't gene zy tegen'tvolk zei- v a nDyk.<br />

den bleek, dat zy zig fchuldig erkenden, en<br />

vergiffenis begeerden. Vier van de Piftoolen,<br />

die van Dyk tot den aanflag uitgedeeld hadt,<br />

werden, voor zyne oogen, op een blok, aan<br />

Hukken geflaagen. De" lighaamen van beide<br />

werden, na 't onthalzen, gevierendeeld, de<br />

hoofden op ftaaken gezet. Maar 't Lyk van<br />

Groeneveld werdt in een zwart kleed gewonden,<br />

door vier Staatenboden, gevolgd van zynen<br />

dienaar, die de afgelegde kleederen droeg,<br />

t'zynen huize gebragt, en, den volgenden nagt,<br />

in zyn Vaders graf, begraaven. Niemant van<br />

hun, die om den aanflag tegen den Prinfe lee-<br />

den,


476 VADERLANDS CHE XL. BOEK.<br />

1Ö23. den, werdt meer beklaagd dan de Heer van<br />

Groeneveld, die de minfte fchuld hadt, en, om<br />

zyne goedaartigheid, by veelen, bemind was Q>j.<br />

Slatius, Slatius, de twee Blanfaarts en Parthy zaten<br />

de Bian- tot den vierden van Bloeimaand j toen hun de<br />

faartsen ,jood aangezeid werdt, zo onverwagt, dat zy<br />

e e n e<br />

worden g andere rekening maakten, of zy zouden ,<br />

onthalsd, eerstdaags, geflaakt geworden zyn, waanende<br />

de twee Blanfaarts en Parthy, dat het voorneemen<br />

, welk zy zeiden gehad te hebben, om den<br />

aanflag te ontdekken, voor de ontdekking zelve<br />

genomen zou worden, en Slatius en Jan Blanfaart<br />

in 't byzonder, dat hun fchryven en fpreeken<br />

tegen de Remonftranten hen van de dood<br />

bevryden zou. Men zondt hun ook eenige Predikanten<br />

toe; doch zy gaven 'er weinig gehoor<br />

Slatius aan. Slatius bejegende hen fchamperlyk en<br />

gedrag in trots, zeggende, dat hy de dingen, die zyhem<br />

zyn ui- zeggen wilden, zelf wel wist, en geduurig zoet<br />

a e<br />

' kende te twisten, over de Leer der Predestinatie.<br />

Ook verfcheen hy, des anderendaags, op<br />

de Rol, om zyn vonnis te hooren, met een<br />

grimmig gelaat. Onder 't leezen, hoorde men<br />

hem, dikwils, zeggen, dat h niet waar; dat heb<br />

ik niet, of zo niet bekend, 't Is geen regt, maar geweld<br />

en diergelyke woorden meer. Ook zeide<br />

hy, dat Geesteranus en Velfius niet geweeten<br />

hadden van den aanflag. Zyn Boekje, Klaarlichtende<br />

Fakkel genaamd, werdt,na 't leezen van<br />

't vonnis, voor zyne oogen, verfcheurd. Jan<br />

Blanfaart fprak niet een enkel woord op zyn<br />

vonnis. Abraham mompelde alleenlyk iet, binnens<br />

monds. Maar Willem Parchy, die dronken<br />

(_h} BIIANÜT IV. Les', Uf 1044-1052.


XL. BOF K. H I S T O R I E . 477<br />

ken op de rollekwam, viel den Griffier dik- KI23.<br />

wils in, roepende dat hy onwaarheid las, en •<br />

beweerendc, dat sy voorgehad hadden, den toeleg<br />

te openbaaren. Alle vier werden zy verklaard<br />

d? misdaad van gekwetfte hoogheid begaan<br />

te hebben, en hierom ten zwaarde verweezen<br />

, met verbeurdverklaaring hunner goederen.<br />

Slatius, aan twee dienaars vastgemaakt,<br />

werdt eerst naar 't fchavot gebragt, derwaards<br />

treedende, met groote onvertfaagdheid. Zig<br />

naar 't volk keerende, zeide hy, Eerlyke vroosne<br />

burgers, hier ziet gy dien Henricus Slatius,<br />

naar wiens bloed men zo lang gedorst heeft, met<br />

meer andere woorden, meest tot zynen roem en<br />

verontfchuldiging (trekkende. Den Predikant,<br />

die voor hem bidden wilde, wees hy af, zeggende,<br />

zelf te zullen bidden: hoewel men niet kon<br />

merken, dat hy't deedt. Geknield zynde, en<br />

de handen een weinig om hoog houdende,<br />

floeg hem de Scherpregter, met het hoofd, de<br />

regterhand geheel, en de linker byna af. jan De drie<br />

en Abraham Blanfaart en Willem Parthy wer- anderen<br />

den vervolgens onthalsd. Alle drie betuigden<br />

ze, voor 't volk, niet van zins geweest te z i n s g' e_<br />

zyn, den Prins om te brengen; maar den aan- weestte<br />

flag te ontdekken, en van Dyk te bedriegen, zy" ^ en<br />

Parthy, heel of half dronken, gebruikte meer ^J dg|. t e<br />

woorden dan de drie anderen. Zyn lighaam en k e r u<br />

die der twee Blanfaarts werden begraaven : dat<br />

van Slatius op een rad gelegd, en 't hoofd, op<br />

een ftaak, daar boven gezet, digt by de galge,<br />

buiten den Haage. Zyne Weduwe haalde egter,<br />

op eenen nagt, zyn lighaam en die van haaren<br />

Zwager en Koorenwinder van de raden, en<br />

begroef ze by de Geestbrugge, van waar ze, vier<br />

da-


478 VADERLANDSCHE XL.BOEK.<br />

1623. dagen laater, in 'tfpitten, gevonden zynde,<br />

wederom naar 't galgeveld gebragt, doch ten<br />

tweedemaale weggehaald, en te Warmond, in<br />

zekere boomgaard, begraaven werden, zonder<br />

ooit gevonden te worden (V). Op den laatften<br />

van Bloeimaand, hieldt men, door alle<br />

de Gewesten, eenen plegtigen dankdag over<br />

't ontdekken der abominable, barbarïfche Con-<br />

Eenige fpiratie tegen den Prinfe (V). Den eenentwinandere<br />

tigften van Zomermaand, werden de drie Leidmcde<br />

T fche gevangenen, Jan Pieterszoon Lyndraayer,<br />

wordS 11 Samuel<br />

de Plekker en Gerrit Korneliszoon<br />

ter dood Kleermaaker, ver weezen , om onthalsd te<br />

geiiragt. worden: en 't vonnis werdt, ten zelfden dage ,<br />

aan hun uitgevoerd. Zy hadden alleenlyk beleeden,<br />

uit de Blanfaarts, iet verftaan te hebben<br />

van het voorneemen tegen den Prinfe; 't<br />

welk zy voor zottenklap gehouden, of verfoeid<br />

en veroordeeld hadden, verklaarende daarmede<br />

niet te doen te willen hebben. Ook hadt<br />

men hun gezeid, dat Prins Henrik kennis hadt<br />

van den toeleg, 't Verzwygen van dit alles<br />

werdt voor misdaad van gekwetfte hoogheid<br />

verklaard by 't Geregt van Leiden (Y), en kostte<br />

hun 't leeven (ƒ). Klaas Michielszoon Bontebal,<br />

gewezen Sekretaris van Zevenhuizen,<br />

ontving gelyk vonnis van Schepenen en Mannen<br />

van Schieland, welk, op den derden van<br />

Hooimaand, te Rotterdam, aan hem uitgevoerd<br />

werdt. Hy hadt, zwaar gedreigd en ge-<br />

py-<br />

f'O BRANDT IV. Deel, bl. 1075-icR--<br />

(d~) ISAUDAR-T. Memor. XV. Hoek, bl. 98.<br />

'O Sentent. van J. 1'. Lyndraeyer, 0. de Plecker«« ü. Cor»<br />

iclisz. Cleermaeclver gedr. te Leyden 1623.<br />

C f) BRANDT IV.Deel, bl. 1110-1116.


XL. BOEK. H I S T O R I E . 479<br />

pynigd zynde (g), bekend van den aanflag te- i$ 23.<br />

gen den Prinfe en de voorgenomen' verande-.<br />

ring der Regeeringe kennis gehad, en tweeduizend<br />

guldens tot het uitvoeren van den zeiven<br />

verfchaft te hebben. Zyn lighaam werdt<br />

heimelyk begraaven (Ji). Hy wasdelaatftevan<br />

de vyftien, die, om 't kwaad voorneemen tegen<br />

zyne Doorlugtigheid, ter dood gebragt werden.<br />

Eenige anderen, die deel of kennis aan<br />

den toeleg gehad, of geld tot den zeiven gefchooten<br />

hadden, werden niet gemoeid: 't zy<br />

dat zy ten Lande uit gevlugt waren, of zig,<br />

binnens Lands, fchuil hielden, en niet fterk gezogt<br />

werden. De Remonftranten hebben niet<br />

konnen ontkennen, dat eenigen uit hunne broederfchap<br />

deel gehad hebben aan deezen aanflag;<br />

doch men heeft, tot hunne verdediging,<br />

aangemerkt, dat de ontdekldng ook dooreenigen<br />

uit hunne broederfchap gefchied is. De<br />

vier Matroozen, die den toeleg uitbragten, waren<br />

Remonftrantschgezind. De algemeene Staa- Loon der<br />

ten fchonken elk hunner zeshonderd guldens, ontdek-<br />

en een gaadje van vyftien guldens ter maand,<br />

k e r e n<br />

met verder voorfchryvens aan de Koïlegien ter ^fa?<br />

Admiraliteit, dat men ze, voor anderen,vorderen<br />

zou, tot de eerst openvallende Scheepsampten,<br />

waartoe zy bekwaam mogten zyn.<br />

De Prins gaf ieder, daarenboven, een' gouden<br />

penning met zyn beeldtenis en xvapen,<br />

ter waarde van tagtig guldens, nevens een<br />

verzilverd rapier («').<br />

(g~) B. DWINOLO Verantw. 1. Deel, bl. 142, tr>6.<br />

(ft) Sentent. van Gaas Mich. Bontebal gedr. teRoitcri. 1C23.<br />

O ) BRANDT IV. Deel, bl. 941. Zit BAUDART. Memor. XV,<br />

Intik y bl. 27-73.<br />

De


48o VADERLANDSCHE XL. BOEK,<br />

1623. De oorlog te lande werdt, dit jaar, van wederzyde,<br />

flaauwlyk gevoerd, 't Beleg van Ber-<br />

XXIII. gen op Zoom hadt den vyand, en 't ontzet<br />

Hertog deezen Staat zo veel gelds gekost(T), dat bei-<br />

tTaaii van de de P ar<br />

ty en<br />

tyd behoefden, om een weinig<br />

Bruns- op hun verhaal te komen. Ook hadden de Staawyk<br />

ten den last der Mansfeldfche troepen nog op<br />

wordt ge- ^n hals. Daarenboven, verfchaften ze Hertoüaagen.<br />

^ Christiaan van Brunswyk, die, van zyne<br />

wonde genezen zynde, verreisd was naar Oostfriesland<br />

, daar 't overfchot zyner benden lag ,<br />

eenigen onderfland in geld, met welken hy<br />

zyne benden verfterkte, dezelven, in Bloeimaand,<br />

voerende, door Turingen opwaards.<br />

Doch de Graaf van Tilly, die last hadt om op<br />

hem te pasfen, dwong hemterugtekeeren, en<br />

volgde hem op de hielen. In Oogstmaand eerst,<br />

raakten de beide Legers flaags by Stadloon.<br />

Hertog Christiaan kreeg de nederlaag (/), en<br />

werdt genoodzaakt, met zyn meeste volk, de<br />

wyk te neemen naar Breêvoort. Daarna, voegde<br />

hy zig wederom by Mansfeld in Oostfriesland<br />

(m). Men hadt hem, van wege deezen<br />

Staat, zes tonnen fchats toegeftaan, waarvoor<br />

hy beloofde zyn Leger, welk hy op vierentwintigduizend<br />

man begrootte, den tyd van<br />

drie maanden, in hunnen dienst, te zullen<br />

houden («).<br />

XXIV.<br />

Handeling<br />

van<br />

Ondertusfchen hadt de Koning van Groor-<br />

Britanje, in de Lente deezes jaars, te Brusfel,<br />

e e n Verdrae: getroffen met de Infante Izabel-<br />

Jakob<br />

ö 53<br />

l e ><br />

C O I'olez Memoir. de Fred. Uenri p. irt.<br />

(/') Memoir. de Freder. Hcnri. p. iU.<br />

C"t) AITZÜMA I. Ceel, bl. 230.<br />

(tj Refol. IloU 1, 5 Aug. 21 Otlob. 1023. W. 34,So,J4fl.


XL. BOEK. H I S T O R I E . 481<br />

le, die volmagt hadt van Keizer Ferdinand. 1623.<br />

Volgens een der voorwaarden van het zelve,<br />

moest de belegerde Stad Frankendaal in de Ne- den I te<br />

der-Palts der Infante in handen gefteld wor- Brusfel<br />

*<br />

den, om ze te bewaaren, tot dat 'sKonings<br />

Schoonzoon, met den Keizer, verzoend zou<br />

zyn (V). Wat laater, ontwierp men ook een<br />

Beftand van vyftien maanden, tusfchen Koning<br />

Jakob en de Infante, welk, zo wel als het<br />

voorig Verdrag, opzigt zou hebben op de Palts<br />

Doch ik meen niet, dat het voltrokken<br />

werdt (q~) ; fchoon fommigen zulks verfraaien<br />

(V). Koning Jakob deedt nog weinig of niets<br />

ten behoeve zyns Schoonzoons; maar kort hierna<br />

viel 'er iet voor, welk hem van gedrag deedt<br />

veranderen. Wy zullen 'er, op 't volgende jaar,<br />

kortelyk, van gewaagen moeten.<br />

Ferdinand de II, zyne zaaken, in Boheeme 'sKeizers<br />

en in de Palts, naar wensch, hebbende zien ge d\ s z<br />

n '<br />

n a<br />

lukken, was egter niet zonder kommer, dat de | t aa"<br />

hem, uit de Vereenigde Gewesten, eenig na- ten,<br />

deel mogt worden toegebragt. Hy zondt, waarfchynlyk,<br />

hierom, Joan Baptist Grammaye, in<br />

Herfstmaand, herwaards, met last om van verfcheiden'<br />

punten te handelen. Doch alzo, in<br />

eenigen deezer punten, onderfteld werdt, dat<br />

de Vereenigde Staaten onderhoorig waren aan<br />

'tKeizerryk, en de Keizer, in zynen Geloofsbrief,<br />

de Staaten zyne en des Ryks getrouwen en<br />

beminden noemde, vondt men, hier, niet geraaden,<br />

den Keizerlyken Gemagtigden openbaar<br />

ge-<br />

Co) A&. Publ. Angl. Tom. VII. P. IV. p. 48» 55.<br />

(p~) Act Publ. Angl. Tom. VII. P. IV. p. 57.<br />

' ({5 AITZEMA I. Deel, tl. 2^.<br />

C/5 RAPIN Tom. VII. p. 202.<br />

X. DEEL. Hh


482 VADERLANDSCHE XL. BOES.<br />

1623. gehoor te verkenen, veel min, in nadere onr—-<br />

derhandeling met hem te treeden (s). De Keizerlyke<br />

Brieven werden niet aangenomen, en<br />

Grammaye, wiens komst reeds eenige agterdogt<br />

verwekt hadt by 't gemeen, onder welk<br />

verfpreid was, dat hy van vrede met Spanje<br />

kwam handelen, werdt, fpoedig dochbeleefdelyk,<br />

afgevaardigd (f).<br />

XXV. In den Herfst deezes jaars, ontving men<br />

Klagten hier gezanten van Hamburg en van Breemen.<br />

van Ham- eerften klaagden over de Staatfche Kaapers,<br />

fyl%_ en<br />

die hunne fchepen, in volle zee, deeden ftry-<br />

men." ken, en, op het minfte kwaad vermoeden,<br />

opbragten. Men antwoordde hun, dat men last<br />

geeven zou, om alle Hamburger fchepen, die<br />

behoorlyke zeebrieven toonen konden, vry te<br />

laaten vaaren. De Breemer gezanten verzogten<br />

opening van de Wezer, die de Staaten,<br />

om den Keizerfchen en Spaanfchen den toevoer<br />

te belemmeren, met Oorlogsfchepen, geflooten<br />

hielden. , Ook klaagden ze over den<br />

Graave van Oldenburg, die een' nieuwen Tol<br />

gelegd hadt op deezen ftroom. Men zeide, op<br />

't eerfte, dat de Wezer niet geflooten gehouden<br />

werdt, om de vryheden van Breemen te<br />

krenken; maar om den vyanden van deezen<br />

Staat afbreuk te doen; en op het andere, dat<br />

men den Graave van Oldenburg vermaanen<br />

zou, om den tol, dien hy opgeregt hadt, wederom<br />

af te fchaffen. Ook fchreef men hem ,<br />

hierover, ernftelyk. Hy zondt, daarentegen,<br />

Gemagtigden herwaards, om zyn regt tot deezen<br />

tol te verdedigen. Voorts klaagde hy o-<br />

CO Refol. Holl. 30 Sept. 1C23. bl. 13a.<br />

(O AiTZKWA 1. Deel, bl. 216-222.<br />

ver


XL.BOÊIÉ. HISTORIE. 483<br />

ver Mansfeld, die zig van het Slot Kniphui- i


484 VADERLANDS CHE XL. BOEK.<br />

16*23. rigtingen der Vloote onder Willekens zul*<br />

len wy, hierna, verllag doen.<br />

xxvr. In Friesland, was, federt eenigen tyd, ge-<br />

Gefchil" fchil gereezen, onder de Leden der hooge Rein<br />

Fries- geeringe. De drie Goën, Oostergo, Westergo<br />

e n<br />

d^d"" ^ e<br />

Zeven wolden, die de Floreenen, in Hol-<br />

Leden<br />

l a n c<br />

* Verpondingen genoemd, betaalden , oor­<br />

der hoo- deelden, dat zy te veel droegen in de gemeege<br />

Re- n e lasten. De Steden, het vierde Lid der hoogeenn-<br />

g e R eg eeringe, bragten hiertegen in, dat zy<br />

ee<br />

" 't grootfte deel der belastingen op de verteeringe<br />

betaalden. De Gemagtigden der drie Leden<br />

ter algemeene Staatsvergaderinge klaagr<br />

den hunnen Hoogmogendheden,over de Steden;<br />

doch hadden last noch lust, om 't gefchil aan<br />

derzelver uitfpraak te onderwerpen, gelyk hun<br />

geraaden werdt. Men fchreef egter aan de Steden<br />

, om haare Gemagtigden ook naar den Haage<br />

te zenden. Doch eer deezen hiertoe kwamen,<br />

zogten zy eenige verandering te maaken<br />

, in de wyze van 't beftellen der Wethouderen.<br />

Tot hiertoe, ftondt de Magiftraatsbeftelling,<br />

in alle de Steden, behalve Leeuwaarden<br />

en Franeker, aan den Stadhouder en aan<br />

den Hove des Landfchaps; welk Hof uit twaalf<br />

Raaden beftondt, drie van elk Lid, en derhalve<br />

niet meer dan drie uit de Steden. Hieruit<br />

ontftondt, dat de negen Raaden, uit de<br />

drie andere Leden aangefteld, altoos de meerderheid<br />

hebbende, de gefchillen over de belastingen<br />

, naar 't oordeel der Steden, te zeer<br />

in derzelver nadeel beflisten. Ook wisten ze<br />

Wethouders in de Steden te kiezen , die te<br />

zeer van hun afhingen, en hierom, dagtmen,<br />

niet vry genoeg, voor 't belang der Stede»,<br />

ftem»


XL. BOEK. H I S T O R I E . 485<br />

ftemmen durfden. Om deeze zwaarigheden 1623.<br />

te voorkomen, hadden te Steden, in 't voor<br />

leeden jaar, bellooten, de benoeming der jaarlykfche<br />

Wethouderen niet meer te zenden aan<br />

den Stadhouder en 't Hof; maar aan den Stadhouder<br />

, den drie afgevaardigden Staaten uit • '<br />

de Steden, en den drie Raaden, die, vanwege<br />

de Steden, in den Hove zaten ; zig grondende,<br />

op het Berigtichrift voor 't Hof, waarby beraamd<br />

was, dat de tegenwoordige voet van 't<br />

beftellen der Wet gevolgd zou worden, tot<br />

dat, daarin, by de Steden, andere fchikking<br />

zou worden gemaakt. Maar 't Hof, of de negen<br />

Raaden kantten zig tegen dit befluit der<br />

Steden , verdedigende het tegenwoordig gebruik<br />

, in een Vertoog, welk op de Landfchaps<br />

Vergadering ingeleverd werdt. De<br />

Staaten des Landfchaps of de meerderheid derzelven<br />

viel den Hove toe, verbiedende, in<br />

den aanvang deezes jaars, het invoeren der<br />

nieuwigheid, door de Steden beraamd. De<br />

Wet werdt dan befteld op den ouden voet,<br />

zonder dat ergens eenige tegenftand van belang<br />

gefchiedde, alzo men verfcheiden' dienende<br />

Wethouders, door hoop om aan te blyven,<br />

of vrees van te zullen verlaaten worden,<br />

wankelmoedig gemaakt hadt. De twist overde<br />

belastingen werdt dus niet weggenomen; maar<br />

flegts gedempt voor eene poos fjy).<br />

Omtrent deezen tyd, werden ontdekt eeni- XXVII.<br />

ge aanflagen des vyands, om de Stad Amfter- Aanfladam,<br />

aan verfcheiden' oorden, en vooral ook ^mite<br />

de fchepen, voor de Stad leggende, in den dam in<br />

brand brand ts<br />

Cy~) AITZEMA I. Deel, II. 211-214.<br />

Hh 3


486* VADERLAND SCHE XL. BOEK.<br />

1623. brand te fteeken: wélke ontdekking aanlei-<br />

• ding gaf, tot het naauwer bewaaken der<br />

fteeken. Waaien, in welken de fchepen leggen (z).<br />

Duurte De duurte van 't Koorn, ten deezen tyde»<br />

derGraa- gaf gelegenheid, dat deeze Stad veel inkogt<br />

nen<br />

* voor de armen: *t welk fommige Koornkoopers<br />

deedt befluiten, hunne graanen minder<br />

dan de markt was te verkoopen aan de Stad<br />

en aan de Godshuizen in dezelve. De prys<br />

der Rogge liep tot op tweehonderd goudguldens<br />

; doch terwyl 't ys nog in 't water<br />

lag, kwamen 'er veele fchepen aan uit de<br />

Oostzee; waardoor de graanen, in'cvolgende<br />

voorjaar, merkelyk daalden (a).<br />

Streniie De vorst was, deezen winter, ftreng boven<br />

vorst en maaté: waarop, in Louwmaand des volgenhoog<br />

wa. fen jaars, eene doorbraak volgde in den Lek-<br />

t e t<br />

ió24<br />

d v k<br />

» e e n e<br />

a l v e m<br />

k<br />

^<br />

b o v e n d e<br />

Vaart, veroor-<br />

zaakt door yskropping en hoog opperwater.<br />

Al wat noordwaards en noordwestwaards in 't<br />

Stigt en in Holland lag, liep toen onder, tot<br />

Amftelland toe. In de Stad Amfterdam, ftondt<br />

het buiten- en binnenwater even hoog (b~). Van<br />

deeze harde vorst bediende zig de vyand.<br />

Inval in Graaf Henrik van den Berge deedt, in SprokdeVeiu-<br />

kelmaand, eenen inval in de Veluwe. Ook<br />

we. vielen de bezettingen van Lingen, Grol en 01denzeel<br />

in de Groninger Ommelanden. Het<br />

vlugten uit de Dorpen, die niet onder brandfchatting<br />

zaten, werdt algemeen. Doch de vinnige<br />

koude veroorzaakte ook den vyand veel<br />

ongemaks. Den eenentwintigften, floeg het<br />

aan<br />

fz) WASSENAAR VI. Deel, ƒ. 62.<br />

\a) WASSENAAR. VI. Deel,/. 35» Verf.<br />

CI>) AITZEMA 1. Deel, ft. 260.


XL. BOSK. H I S T O R I E . 487<br />

dan 't dpoijen; 't welk hem noodzaakte de Ve- 1^54.<br />

luwe te verlaaten. Om den voorttogt van den •<br />

Graave van den Berge naar Holland te voorkomen,<br />

hadt Prins Maurits zig, in perfoon,<br />

haar Utrecht begeven, en orde gefteld op het<br />

openbyten der Rivieren, tot aan den zeekant<br />

toe. In 't aftrekken, vertoonde de vyand zig<br />

voor Arnhem; doch alleen om te doen zien,,<br />

dat hy meester van 't veld was \ want hy ondernam<br />

geene belegering (V). In Oogstmaand Bred.<br />

ü e K g e i<br />

daarna, floeg Spinola 't beleg voor Breda, al- *<br />

waar Prins Henrik, in Slagtmaand laatstleeden,<br />

eene muitery onder de bezetting geftiid hadt<br />

(d). 't Beleg duurde meer dan negen maanden.<br />

Wy zullen den uitflag van het zelve, in<br />

*t volgende Boek, vernaaien. Doch ter gelegenheid<br />

der gemelde muiterye, die, inzonderheid,<br />

door de Engelfche troepen, aangevangen<br />

was, viel 'er een gefprek voor, tusfchen<br />

Prins Maurits en den Engelfchen Gezant,<br />

Dudlei Karleton, welk wy waardig agten,<br />

uit de eigen' brieven van den laatften,<br />

kortelyk, te boek te ftellen.<br />

't Gefprek viel Voor, in den lusthof van den Gefprek<br />

Prinfe, en liep, eerst, over de fchaarsheidvan<br />

penningen in den Staat, en over de middelen, Maurits<br />

om't Krygsvolk beter te voldoen, waarin, zo de en den<br />

Prins oordeelde, van de Engelfche zyde, wei- Engelnig<br />

hulp te wagten zou zyn, zo lang men met gJJ^<br />

Spanje in onderhandeling bleeve. Terwyl Kar- Karleton.<br />

leton hierop zyne aanmerkingen maakte, vraagde<br />

de Prins, onverhoeds, hoe ftaat het met uw<br />

Hu-<br />

' (O Memoir. de Fred. Henri p. 20-22. AITZEMA I. JDtil,<br />

iL 2(19-271.<br />

(«n AITZEMA I. ütcl, bl. 271.<br />

Hh 4


488 VADERLANDSCHE XL. BOEK;<br />

KW- Huwelyk? ziende op de handeling over een<br />

Huwelyk, tusfchen den Prins van Wales en<br />

de Infante van Spanje. Karleton hernam, dat<br />

deeze handeling ftil ftondt, om dat men over<br />

het te rug geeven van de Palts niet eens kon<br />

worden. Hy voegde 'er by „ dat de Staaten<br />

„ hiertoe 't hunne behoorden by te brengen,<br />

„ en, door het onderfteunen der Koninginne<br />

„ van Boheeme, de gunst van zynen meester,<br />

w haaren Vader, te herwinnen." Maurits nam<br />

hieruit gelegenheid, om te klaagen over de<br />

vervreemding, die tusfchen Groot-Britanje en<br />

deezen Staat, ter oorzaake der handelinge met<br />

Spanje , ontftaan was. Maar Karleton, om<br />

hem niet fchuldig te blyven, dreef „ dat de<br />

?j vervreemding van der Staaten zyde begon-<br />

„ nen was: eerst, door Barneveld en zyne Ar-<br />

„ miniaanen, die nieuwe verbindtenisfen met<br />

de Hanze - Steden te wege gebragt hadden,<br />

„ zonder 'er den Koning, zynen meester, ken-^<br />

nis van te geeven; daarna, door de trotfe<br />

„ en ftraffe wyze van handelen, welke men<br />

5, omtrent zyne Majefteit gebruikt hadt; en 9<br />

„ eindelyk , door het belemmeren van den<br />

„ Koophandel der Engelfchen, in Oostindie<br />

„ en elders : alles , onaangezien de verplig-<br />

„ ting, welke men aan zyne Majefteit hadt,<br />

„ wegens 't bewerken van 'tBeftand, het herleveren<br />

der verpande Steden, het deel nee-<br />

„ men in de jongfte binnenlandfche gefchil-<br />

„ len, het bemiddelen der Oostindifche twis-<br />

„ ten, en het verdraagen van veelerlei gen<br />

weldenaaryen op zee, zonder 'er wraak van<br />

„ te neemen." Voorts ontkende hy niet „ dat<br />

ö de Koning, dus behandeld door de Staaten,<br />

„ het


XL. BOEK. H I S T O R I E . 489<br />

„ het oor hadt begonnen te leenen aan de 1634.<br />

„ voorflagen, welken hem, door Spanje, ge- -<br />

0 daan waren; doch alzo de handel met het<br />

„ Spaanfche Hof nu ftil ftondt, zou men, gaf<br />

„ hy voor, 'sKonings gunst, ligtelyk, her-<br />

„ winnen konnen, zo men hem verzekering<br />

„ gave van vriendelyker behandeling voor het<br />

„ toekomende." ] )e Prins hervatte hierop,<br />

„ dat een Vorst, die der Staaten zyde hieldt<br />

„ tegen Spanje, op derzelver duurzaame<br />

5? vriendfchap vasten ftaat maaken kon j en<br />

„ zo de Koning zulk een befluit nam, zouden<br />

n zy goed en bloed voor hem ten beste hehben."<br />

Maar Karleton antwoordde „ dat<br />

„ men, om zyne Majefteit gerust te ftellen,<br />

„ iets meer dan bioote woordengeeven moest.<br />

„ Dat hem niet onbekend was, hoe dikwils<br />

„ Juffrouw Serklaas" eene oude Haagfche<br />

Vrouw, die men de Koppelaar fier van't Beftand<br />

noemde „ over en weder reisde, om vooifla-<br />

„ gen te doen tot Beftand of tot Vrede; dat<br />

„ de afgelegenfte Gewesten fterk luisterden<br />

„ naar deeze voorflagen, en dat men, veel-<br />

„ ligt, haast befluiten zou, den last des krygs<br />

„ van zynen eigen op 's Konings hals te fchui-<br />

„ ven: waarom het, misfchien, meest geraa-<br />

„ den zou zyn, een Verbond te fluiten van<br />

„ onderlinge befcherminge." De Prins erkende<br />

„ dat de genoemde Vrouw en anderen,<br />

„ meermaalen, met zulke voorflagen, her-<br />

„ waards gekomen waren; doch hy hadtze,<br />

„ zeide hy, altoos by zig gehouden, zonder-<br />

„ ze den Staaten der byzondere Gewesten<br />

„ over te leveren." Hy voegde 'er by „ dat<br />

„ hem, onlangs, van Brusfel gemeld was, dat<br />

Hh 5 » Spi-


490 VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />

ïtf2


XL. BOEK. H I S T O R I E . 491<br />

Ook was dit fchryven, naar 't fchynt, onder 1624.<br />

anderen, oorzaak, dat 'er, kort hierna, een —<br />

Verbond tusfchen Groot Brittanje en deezen<br />

Staat getroffen werdt; gelyk wy, terftond,<br />

zien zullen.<br />

De Staaten van Holland waren, dit voorjaar<br />

, bezig met uitvinden van nieuwe middelen,<br />

tot het vervullen der lasten van oorloge. •<br />

Prins Maurits, oordeelende, dat zy, hierin,<br />

te traag waren, verfcheen, een en andermaal,<br />

in hunne Vergadering, hen op 't ernftigst vermaanende,<br />

niet te fcheiden, zonder in de noodige<br />

middelen te hebben voorzien (ƒ) : waartoe<br />

zy ook eindelyk beflooten.<br />

Na dat Frankendaal der Infante Izabelle in XXVHI.<br />

handen was gefteld, was de gantfche Palts Ko- Handening<br />

Fredrik ontweldigd. De Opper-Palts was, JjgJ^j,<br />

reeds in 't voorleeden jaar, aan den Hertoge den'Movan<br />

Beyeren opgedraagen, door den Keizer, gendhenevens<br />

de waardigheid van Keurvorst(g). De den-,<br />

Vereenigde Gewesten waren alleen niet in<br />

ftaat, om Fredrik in de verlooren' waardigheid<br />

en goederen te herftellen. Zy hadden<br />

Frankryk, Deenemarke, Zweeden, en de Hanze<br />

Steden, al voor eenigen tyd, vermaand,<br />

om hiertoe de hand te leenen, of om den Staaten<br />

tegen de Spaanfchen by te ftaan, 't welk<br />

ook, door het onderfteunen van Koning Fredrik,<br />

kon gefchieden. Doch deeze Ryken en<br />

Steden toonden hiertoe kleine genegenheid.<br />

Deenemarke wilde zig niet in nieuwen last<br />

fteeken, zonder eerst te zien wat anderen deeden.<br />

Zweeden lag met Poolen over hoop, en<br />

(ƒ) Refol. Holl. 12,23 Maart 2, 2f> April 1624. bl. 18 .25,3 3»43><br />

ez<br />

Ce) fo'<br />

D U<br />

MONT Corps Dipl. Tom. V. P. II. p. 41S.<br />

de


492 VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />

1Ö24. de Hanze-Steden begreepen, dat het Verbond<br />

! van onderlinge befcherming, met de Staaten<br />

gemaakt, alleen op Zweeden zag. De Koning<br />

van Frankryk hadt, in zyn eigen Ryk, de handen<br />

vol werks, en fcheen den Hertoge van<br />

Beyeren ten hoogfte genegen (fi). Koning Jal>yzon-<br />

kob de I. was, derhalve, de eenigfte, die,<br />

fer\yk, door 't belang zyns Schoonzoons, tot. hiertoe<br />

a a u w l<br />

kribden 'fl yk van hembehertigd (i), behoordebe-<br />

I. woogen te,worden, om de Staaten en daardoor<br />

ook hem. re onderfteunen. Men hadt hem,<br />

van hier, een buitengewoon Gezantfchap toegefchikt,<br />

om hem over te haaien tot het aanneemen<br />

der wapenen (A). Doch zyn ouderdom<br />

en vreedzaamheid en bovenal de meergemelde<br />

Huwelykshandeling, tusfchen zynen Zoon<br />

Karei en eene Zuster van Spanje, hadden hem,<br />

tot hiertoe, verhinderd, een hertig befluit te<br />

neemen. Zo zeer helde hy over de Spaanfche<br />

• zyde,dat hy de Vereenigde Staaten, in'tvoorleeden<br />

jaar, durfde vergen, Willem van Opho^<br />

ven, Prioor der Predikmonniken te Antwerpen,<br />

die, wegens een' aanflag, om Heusden, door verraad<br />

, aan de Spaanfche zyde te brengen, in hegtenis<br />

zat, op vrye voeten te ftellen: waarop hem<br />

egter weigerend antwoord gegeven was , hoewel<br />

Ophoven, naderhand, werdt uitgewisfeld,<br />

tegen eenen Bevelhebber van Yzendyke, die,<br />

diergelyken aanflag op Grevelingen geimeed<br />

hebbende, in 't net gelokt was (/). Maar in den<br />

aanvang deezes jaars, was'er iet voorgevallen,<br />

welk<br />

r*A) AITZEMA T. Deel, bl. f6ft.<br />

(/ ) See. the Cabult or Myfteries nf Srste P. T. *. a.ii, 146.<br />

Ck Sccr. Inltr .Ier AinbaslUd. hyfyrz MJ\ I. Red, U. 193*.<br />

(O AirzEMA I. Deel, bl. 228, T.RANUI IV. Deel, bl. 1101.


XL. BOEK. H I S T O R I E . 493<br />

welk den Koning van gedagten deedt verande- j ^ . .<br />

ren. De Huwelykshandeling, nu op 't punt van ><br />

ten einde gebragt te worden, was ploti'elyk afgebroken,<br />

zonder dat 'er de eigenlyke oorzaak<br />

ooit klaarlyk van gebleeken is; hoewel fommigen<br />

vermoeden, dat 'er de Vereenigde btaar<br />

ten onder geroeid hebben (m). Koning Jakob<br />

heeft, naderhand, verklaard, dat het wedergeeven<br />

van de Palts een der voorwaarden van<br />

het Huwelyk zou geweest zyn ; dat Filips de<br />

IV. deeze voorwaarde niet hadt willen naarkornen,<br />

en dat de onderhandeling hierop afgebroken<br />

was (»). Wat 'er van zy; de Staaten,<br />

Karleton, door Prinfe Maurits, eerst nader gepolst<br />

hebbende (V), namen 'er aanleiding uit,<br />

om Francois van Aarfens, Heer van Sommelsdyk<br />

en de Plaate, en Albrecht Joachimi, Ridder,<br />

Heer van Oostende en Odekenskerke, in Sprokkelmaand<br />

, naar Engeland te zenden : die, nevens<br />

Noël van Karon , gewoonlyken gezant<br />

der algemeene Staaten, op den vyfden van Zomermaand,<br />

te Londen, een Verbond flooten Verbond<br />

1 1<br />

voor den tyd van twee jaaren ten minfte, j^® "<br />

ftrekkende tot verzekerdheid der wederzyd- beicherfche<br />

Ryken en Staaten, en om 's Konings m'ngmet<br />

Schoonzoon, den Keurvorst Paltsgraave, in Grootdeszelfs<br />

waardigheden en goederen , te doen Britnn<br />

i e<br />

«<br />

herftellen. De Koning ftondt, by het zelve,<br />

den Staaten toe „ het ligten van zesduizend<br />

L man in zyne Koningkryken, die, binnen zes<br />

jg weeken, herwaards gevoerd, en door den<br />

„Ko-<br />

(m) RAPW Tom. VII. p. 211, 225.<br />

C ») örief van Koning Jakol» I. by AITZEMA I. Deel, bl. 254.<br />

(8 zyne Aanfpr. bl. 272.<br />

Oj D. CARLETONS Letters in the Cabala P. I. p. 180.


494 VADËRLANDSCHE XL. BOEK.<br />

1624. n Koning betaald zouden worden, mids hem<br />

n de Staaten, na .'t einde des oorlogs, 't zy<br />

„ door eene Vrede of door een lang Beftand,<br />

„ de uitgefchooten' penningen voldeeden. De<br />

„ Staaten verbonden zig , daarentegen, den<br />

„ Koning, in geval men hem, inzyneRyken,<br />

w den oorlog aandeedt, met vierduizend man,<br />

te zullen onderfteunen, te betaalen, door de<br />

„ Staaten, die hun verfchot, ook na 't einde<br />

n des krygs, van den Koning te rug zouden<br />

„ bekomen (p)." In gevolge van dit Verbond ,<br />

werden, eerlang, zesduizend man herwaards<br />

ingefcheept.. De Koning deedt ook twaalfduizend<br />

man werven, die onder den Graave van<br />

Mansfeld dienen zouden, om de Palts te herwinnen.<br />

Mansfeld zelf was in Engeland gekomen,<br />

om deeze werving te bevorderen. Men<br />

verzogt den doortogt voor deeze troepen aar»<br />

den Koning van Frankryk, die dubbelzinnig<br />

antwoord gaf.. 1 Men keerde zig toen tot de Infante<br />

lzabelle, die rondelyk verklaarde, dat<br />

zy geene magt hadt, om doortogt naar het<br />

Duitfche Ryk te verleenen. Mansfeld ging<br />

egter fcheep; doch voor Calais genaderd, wilde<br />

men hem niet aan land laaten komen, met<br />

zyn volk. Hy wendde dan den fteven naar<br />

Zeeland, daar hy dezelfde zwaarigheden ontmoette.<br />

De Zeeuwen verklaarden, geenen leeftogt<br />

te hebben, voor zo veel manfchap. Men<br />

zondt naar Londen en naar den Haage, om de<br />

zwaarigheden weg te neemen. Ondertusfchen<br />

ftierf het volk, door ongemak, op de fchepen,<br />

in grooten getale. Men meent, dat 'er<br />

ip > Zie AITZEMA I. Deel, U. 278.<br />

fiegts


XL. BeEK. HISTORIE. 495<br />

llegts een derde van overgebleeven was, toen 1624,<br />

men ze, eindelyk, aan land liet komen, daar —,<br />

zy nog meest verliepen, of onder de zesduizend<br />

man, te vooren geworven, geileken werden;<br />

zo dat 'er, van dit tweede Leger, niets<br />

in wezen bleef Qf). Koning Jakob was, nogtans<br />

, zo ver vervreemd van eenige nadere verbindtenis<br />

met Spanje, dat hy, kort na 'tafbreeken<br />

der Huwelykshandelinge te Madrid,<br />

over een Huwelyk tusfchen Prins Karei, zynen<br />

Zoon, en eene Zuster des Konings van Frankryk,<br />

in onderhandeling tradt, welk, in 't volgende<br />

jaar, voltrokken werdt (V).<br />

Terwyl de Staaten met Koning Jakob han- XXIX.<br />

delden, hadden ze ook een buitengewoon Ge* Verboil<<br />

*<br />

zantfchap, beftaandeuit Henrik van £j/è«,Raad dérlingê<br />

in den Hove van Gelder en Zutfen, Nikolaas befchervan<br />

Boekhorst, Heer van Noordwyk, en Adriaan mi»g met<br />

Pauw, Ridder, Heer van Heemitede, naar (1<br />

. enK<br />

°-<br />

Frankryk gezonden. Die van Zeeland hadden Frank" 0<br />

'er gaarne eenen Zeeuw onder gehad, gelyk te ryk.<br />

vooren wel gefchied was (/). Doch men hadt<br />

niet geraaden gevonden, hun hier in te wille<br />

te zyn. De Vereenigde Staaten zagen klaarïyk,<br />

dat zy, zonder 't vernieuwen der voorige<br />

verbindtenisfen met Frankryk en Groot-Britanje,<br />

den Spaanfchen, te lande, geene genoegzaame<br />

afbreuk konden doen, en flegts<br />

verweerenderwyze konden oorloogen; waarom<br />

zy geraaden vonden, Frankryk aan te zoeken<br />

, om onderftand (V). De gelegenheid was<br />

hun<br />

f RAPIN Trim. VII. p. 241, 253.<br />

r r) KAPIN2W. VII. p.227, 246. AITZEMAI.ZW,W. 295,429.<br />

O') Misfive der Staat, van Zeeland aan zyne Excel), in


495 VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />

ttfe^.. hun thans gunftig. Da Huwelyleshandeling met<br />

——- Groot-Britanje was begonnen. Lodewyk de<br />

XIII. hadt, daarenboven, tot zekere onderneeming<br />

van gewigt, eene Vloot noodig, welke de<br />

Staaten hem zouden konnen verfchaffen. De<br />

handeling hadt dan eenen gewenschten uitflag.<br />

Den tienden van Zomermaand, flooten de buitengewoone<br />

gezanten, nevens Gideon van Boetfelaar<br />

en Asperen, Vryheer van Langerak, der<br />

Staaten gewoonlyken gezant, een Verdrag met<br />

den Koning, waarby hy beloofde „ hun, in<br />

5, die jaar, twaalf honderdduizend, en in ieder<br />

,5 der twee volgende jaaren, een millioen pon-<br />

55 den op te fchieten, welke penningen zy hem,<br />

55 drie jaaren na het treffen van Vrede of Be-<br />

,5 ftand, wederom voldoen zouden. Ook be-<br />

,5 loofden zy geene Vrede of Beltand te zullen<br />

5, maaken, zonder den raad cn tusfehenkomst<br />

,5 zyner Majefteit. Voorts, zouden zydenKo-<br />

„ ning, op zyne begeerte, eenige Oorlogs-<br />

5, fchepen verhuuren of verkoopen, cn hem,<br />

55 zo hy in oorlog raaken mogt, met de helft<br />

,5 der opgemelde fomme, of met manfchap en<br />

5, fchepen naar evenredigheid, onderlteunen;<br />

5, indien zy zeiven vrede hadden , of indien de<br />

55 veiligheid van hunnen Staat zulks konde ge-<br />

55 doogen." De Koning hadt begeerd, dat zyne<br />

bewilliging vereischt werdt, tot het fluiten<br />

van Vrede of Beftand door de Staaten. Doch<br />

hunne Gezanten wisten dit zynen Gemagtigden<br />

te ontleggen. By een afzonderlyk punt, werdt<br />

beraamd, dat de onderdaanen des Konings,<br />

Krygsluiden en anderen, den Roomfchen Godsdienst<br />

zouden mogen bywoonen, in 't Huis van<br />

*s Konings Gezant in den Haage , doch dat<br />

zulks


XL.BÖEfa H I S T O R I E . 497<br />

zulks geeneri onderzaaten der Vereenigde St aa- 1614Ï'<br />

ten zou vryftaan («). Men handelde ,Nvyders, »<br />

over verfcheiden' byzondere zaaken , den<br />

Koophandel en Zeevaart aangaande, zonder<br />

iets te fluiten (p).<br />

Prins Maurits bevondt zig , in 't najaar, in xxx'<br />

't Land van Kleeve, met het Staatfche Leger. Prins :<br />

M a u r i<br />

Hy nam hier Gennep wederom in. OokKlee- «<br />

ve , by verdrag (w). Doch 't voortzetten der SgSlfc<br />

Belegeringe van Breda, door den Markgraa- ontzetve<br />

Spinola, deedt hem, eindelyk, befluiten, ten.<br />

te rug te keeren, om de Stad, waarvoor hy,<br />

in den beginne, weinig vrees getoond hadt,<br />

ware 't mogelyk, te ontzetten. Doch hy kwam<br />

te laat, om eene voordeelige post in te neemen,<br />

by Oosterhout, alwaar Spinola zig * voor<br />

hem, gelegerd hadt, met een gedeelte van zyn<br />

volk. Prins Maurits lag niet verre van hier,<br />

zonder egter iet tegen den Markgraave te 011derneemen.<br />

Heimelyk, loerde hy, ondertus- Aanflag<br />

fchen, op Antwerpen, zendende derwaards<br />

op Ant-<br />

w o r c t ï<br />

duizend knegten en tweehonderd Ruiters, die P '<br />

zig, onderweg,als Spaanfchen, uitgeftreeken<br />

hadden, om de boeren te misleiden. Zy beklommen<br />

de Stad , by nagt; doch werden ontdekt<br />

en afgeweezen. De Prins was zeer verdrietig,<br />

over 't mislukken deezes aanflags.- Hy<br />

brak, niet lang hierna, op met zyn Leger; dat,<br />

toen, in tweehoopen, verdeeld, en, onder Fredrik<br />

Henrik en Ernst Kafimir, in de Langeftraaten<br />

teRoozendaal, gelegd werdt (x), om<br />

den<br />

C«; Art. particulier du Traité. M. S.<br />

Cv) Traité entre la France & les Prov. Unies UI. S 7Ü<br />

ook AITZEMA I. jJsely W < 2j; 4 enz. 351 enz.<br />

(w) Memoir. de Fr-der. Henri p. 25.<br />

C-O Memoir. de Freder. Henri p. s8.<br />

Ui DEEL. Ii


1624.<br />

XXXI<br />

Prins<br />

Maurits<br />

wordt<br />

ziek.<br />

1625.<br />

Hv<br />

dringt<br />

zynen<br />

Broeder<br />

tot het<br />

Huwelyk<br />

met de<br />

Graavinne<br />

van<br />

Solins.<br />

498 VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />

den toevoer naar 't Leger voor Breda te beletten.<br />

Prins Maurits keerde, ziekelyk, naar<br />

den Haage, daar hy, den agttienden van Slagtmaand,<br />

aankwam (jy).<br />

Hy fukkelde den gantfchen Winter, aan<br />

eene verftopping in den Lever (2), die, naar<br />

fommiger oordeel, uit verdriet over 't beleg<br />

van Breda en over andere voorvallen ontftaan<br />

was O). Zyne zwakheid nam toe, tegen den<br />

- aanvang der Lente. Nogtans liet hy niet na ,<br />

zig geduurig bezig te houden met het overleggen<br />

en regelen der gewigtigfte zaaken van<br />

Staat en van oorloge. Ook riedt (f) of drong<br />

hy, op zyn ziekbedde, zynen Broeder, Fredrik<br />

Henrik, tot net aangaan van een ruwer/* mei.<br />

Amelia, Dogter van JoanAlbert, Graave van<br />

Solms, die, in 't gezelfchap der Koninginne<br />

van Boheeme, in Holland gekomen was (V).<br />

Het Huwelyk werdt, zeer haastig, in 't begin<br />

van Grasmaand, voltrokken (d): hebbende de<br />

Gekommitteerde Raaden den ondertrouwden<br />

ontflag van de gewoone Huwelyks geboden<br />

verleend : welk, naderhand, door de Staaten,<br />

ten overvloede, bekragtigd werdt (e). Prins<br />

Henrik hadt, zo men verzekert, kleine genegenheid<br />

getoond tot deeze verbintenis. Maar<br />

Prins Maurits was 'er zeer op gezet geweest.<br />

Doch of hy,om zynen Broeder te beweegen,<br />

gedreigd zou hebben, zo hy 't weigerde, zelf<br />

fy) AITZEMA I. Heil, tl. 332, 333, 334» 335. 37^» 357-<br />

Cz) WASSENAAR. IX. Deel, f. 37'<br />

Ca') AUBERY Memoir. p 320.<br />

(b) Memoir. de Freder. Henri ƒ>. ZO.<br />

Cc) AUBERY Memoir. p. 3: *•<br />

\ d) ]. COMMELYN Freder. Henrik p. 7.<br />

Ce) Refol. Holl. 16 April 1625. 52.


XL. BOEK. H I S T O R I E . 499<br />

zekere adelyke Jongkvrouwe, by welke hy ee- 1615.<br />

nige natuurlyke kinderen hadt, te zullen trou<br />

wen; waardoor deeze kinderen gewettigd, en<br />

Prins Henrik van zyns Broeders erfenis verftekenzou<br />

zyn geweest, zou ik niet durven bevestigen.<br />

Prins Maurits leefde nog geene driejHyftoft.<br />

weeken, na 't voltrekken van zyns Broeders<br />

Huwelyk, ftervende, op het Hof in den Haage,<br />

den drieëntwintigften van Grasmaand (ƒ>,<br />

in 't agtenvyftigfte jaar zyns ouderdoms, en<br />

in 't eenenveertigfte van zyn bewind over de<br />

Vereenigde Gewesten (g). 't Lighaam werdt,<br />

terftond, geopend. Men vondt 'er geene tekens<br />

van vergif in. Doch in den Lever werdt<br />

een hard gezwel ontdekt, welk gehouden werdt<br />

voor de naaste oorzaak van 's Prinfen dood (Ji).<br />

De Predikant Joannes Bogerman, gewezen<br />

Voorzitter op de Dordrechtfche Sinode, die<br />

den Prins, op zyn doodbedde, meermaalen,<br />

bezogt hadt, en een Verhaal van zyn affterven<br />

in 't licht gaf, getuigt, dat hy, met berouw<br />

over zyne zonden, met een voorneemen ter<br />

verbeteringe, en met hoop op vergeevinge,<br />

gevestigd alleen op de verdienften des Heilands,<br />

overleeden is. Hy was nimmer gehuwd Zyne "nageweest;<br />

doch liet, by ZV. van Mechelen, ge- njyke<br />

fprooten uit adelyken ftamme in Brabant, ver- r e n > "<br />

fcheiden' natuurlyke kinderen na: waarvan de<br />

twee oudfte Zoonen, Willem en Lodewyk, zig<br />

meest vermaard gemaakt hebben. Prins Mau- Inhoud<br />

rits hadt, eerst op den dertienden van Gras- van zymaand,<br />

tien dagen voor zyn overlyden, zy- j ^ ^ 1<br />

"<br />

(f) Refol. Holl. 2* April 1625. bl. 56.<br />

(a) WASSENAAR IX. Deel, f. 37 v"f.<br />

C/O Refol. Holl. 24, 26 April 1625. bl. 57, 50.<br />

li 1<br />

nen W i U


£oc VADERLANDSCHE XL. BOEK,<br />

da^e eiiff lus ds<br />

A Jonge, en dien, ten zelfden<br />

l h a n d l b7d f ë be<br />

^gtigd (.;. Hy ftelde,<br />

f V<br />

t 0 E b e t e r<br />

T », behoudenis der<br />

„ waardigheid en luister van zyn Huis, zy-<br />

„ nen Broeder, Fredrik Henrik, tot zynen<br />

» eenigen erfgenaam aan, en by mangel van<br />

» hem, en van deszelven wettige mannelyke<br />

» kinderen en nakomelingen, zynen Neef,<br />

o ümst Kafimir, en deszelven wettige man-<br />

» nelyke kinderen en nakomelingen. Aan zvne<br />

Zuster de Prinfesfe van Portugal, of<br />

„derzelver kinderen, maakte hy zevendui-<br />

» zend vyf honderd ponden 's jaars, losbaar<br />

tegen den penning twintig: aan haare twee<br />

„ Zoonen, Emmanuel en Christoffel, ieder<br />

„ tweeduizend guldens 's jaars, insgelyks,<br />

» osbaar tegen den penning twintig; en aan<br />

» haare Dogters, elk duizend guldens 's jaars,<br />

„ losbaar als boven; mids beide Zoonen en<br />

„ Dogters, op 's Prinfen overlyden, nog in<br />

» leeven waren; doch deeze Renten moesten<br />

„ van den eerstftervenden op den langstlee-<br />

„ venden deezer Zoonen en Dogteren en der-<br />

„ zeiver wettige kinderen en nakomelingen<br />

„ verfteryen, en na 'toverlvden van den langst-<br />

„ eevenden, wederom aan de erfgenaamen<br />

„ komen, Aan zynen natuurlykenZoon, Wil-<br />

„ lem, maakte hy zyne Heerlykheid van de<br />

„ Lek, met het regt tot de Visfeherye in de<br />

IVÏcr-<br />

(O I" de Rejolutiai van Holland 3 May 162's' bl 66.<br />

wordt gewaad vau een Tes.ame.it va„ Apiil 1621. en<br />

van een Codicil van den vyfden April 1625: 'twelk ik,<br />

met de dagtekening van ha Testament in AITZEMA , niet<br />

weet over een te breugeu.


XL. BOEK. H I S T O R I E . 501<br />

„ Merwe, en aan zynen tweeden natuurlyken 1625.<br />

„ Zoon, Lodewyk, de Heerlykheden van Por<br />

„ lanen , Monfter en Monfter-Ambagt, als<br />

„ Poeldyk, ter Heide, en Half Loosduinen;<br />

n waarby hy nog eene erfelyke Rente van<br />

n vyfduizend guldens 's jaars , voor ieder,<br />

„ voegde. Doch deeze Heerlykheden en Renr<br />

'A ten moesten ook van den eenen op den anr<br />

„ deren Zoon of derzelver kinderen en nakomelingen<br />

verfterven, en, by mangel derzelw<br />

ven, aan de erfgenaamen des Prinfen ko-<br />

„ men. Aan Juffrouwe van Mechelen, Moeder<br />

„ deezer twee Zoonen, maakte hy eene Lyf-<br />

„ rente van vierduizendtweehonderd guldens<br />

„ 's jaars (*')." By een afzonderlyk Codicil,<br />

befprak de Prins zmvyf Bastaarden, gelyk hy<br />

ze noemt, vierduizend guldens 's jaars aan eenen<br />

Zoon, drieduizend aan eenen anderen, en<br />

aan drie Dogters, tweeduizend guldens 'sjaars<br />

ieder. Het Lyk zyner Doorlugtigheid werdt,<br />

volgens zyne begeerte, in 't graf zyns Vaders,<br />

te Delft, bygezet: 't welk, op den zestienden<br />

van Herfstmaand, gefchiedde (k). Te Leiden<br />

werdt, ten zelfden dage, eene Lykrede gedaan<br />

, ter zyner eere; doch buiten kosten van<br />

den Lande (1).<br />

Zodanig was de uitgang van Maurits, Prin- xxxir.<br />

fe van Oranje, den eerften Stadhouder onder Zyne ge,<br />

de Staatfche Regeeringe, want zyn Heer Va- aa<br />

'<br />

a a te<br />

r t" 5<br />

der, gelyk by eene andere gelegenheid ge- deugden<br />

toond is Cm), bekleedde hooger waardigheid, eü pe-<br />

(i~) Zie AITZEMA I. Deel, bl. 453.<br />

f'fj Nutui. Zeel. 27 Oao'i. 1625. bl. 3,9.4, AITZEMA L Deel,<br />

(..'j Refol. H'.iH. ir Se:>i. 1625. bl. ip8, loi).<br />

ha) VIII. Deel, bl. 335.<br />

Ii 3<br />

na breken.


502 VADERLANDSCHE XL. BOEK.<br />

1025. na 't ontftaan van den oorlog,en na 't afzweeren<br />

des Konings van Spanje, en heeft nimmer,<br />

gelyk de Zoon, last als Stadhouder gehad<br />

van de Staaten. Maurits werdt in 'tge^<br />

meen gehouden voor eenen der grootfte Krygsluiden<br />

zyner eeuwe Qi). 't Ontbrak hem zeldzaam<br />

aan voorzigrigheid of moed. Hy heeft<br />

de Krygskonst gebragt tot hooger' trapvan<br />

volkomenheid, dan iemant, voor zynen tyd,<br />

hadt konnen doen (0); en, vooral voor de<br />

tyden van 't Beftand, veel toegebragt, .tot bevestiging<br />

van den Staat. Na 't uitgaan van 't<br />

Beftand , gedoogde de vervallen ftaat van<br />

's Lands geldmiddelen niet, dat men den vyand,<br />

met zo veel gewelds als in vroeger' tyd, te<br />

keer ging; waarom Maurits weinige of geene<br />

gelegenheid hadt, om zyne Krygszugt, die<br />

veelligt ook afnam met de jaaren, te voldoen.<br />

Ook was men nu zo naauw niet verbonden met<br />

Frankryk en Engeland, als te vooren. Waarby,<br />

mogelyk, nog gekomen is, datzy, die, door<br />

's Prinfen beleid, na de verandering des jaars<br />

1618, in 't bewind der hooge Regeeringe, gekomen<br />

waren, voor den aanwas van 's Prinfen<br />

gezag vreesden, en hierom zo fterk niet voor<br />

den oorlog yverden: 't welk Maurits niet dan<br />

onaangenaam heeft konnen zyn. De flegte<br />

uitflag der zaaken van Boheeme en de Palts<br />

heeft hem ook geweldig gefpeeten. Hier lloeg<br />

'tBeleg van Breda toe, welk hy nietofnaauwfyks<br />

zag te doen opbreeken. Alle welke redenen<br />

hem, in den laatften tyd zyns leevens,<br />

zeer<br />

C«) Negotiat. Je JEANN. Tom. II. p.31 i. Tom. IV.p. 297. Zie ook<br />

Aegetiiijrenislen van vrcmd 11, Ay BEEMSK.Batav. Are. W.317,318.<br />

C


XL. BOEK. H I S T O R I E . 5°3<br />

zeer gemelyk en verdrietig maakten: 'twelk 1623.<br />

gelegenheid gaf, om te verfpreiden, dat hy<br />

van verdriet geftorven was. Toen hy m de<br />

kragt zyns leevens was, was hy zeer fterk en<br />

onvermoeid. Voorts, grooter van geftalte dan<br />

hv fcheen, alzo hy zeer zwaarlyvig was. Hy<br />

hadt een bloozend weezen, en droeg eenen<br />

breeden blonden baard. Een zyner gehefdfte<br />

uitfpanningen was het Schaakfpel, daar<br />

hv zie, als hy niet te velde was, en vooralten<br />

tvde van 't Beftand, dikwils mede vermaakte.<br />

Ih de verkeering, was hy guller en openhertiger<br />

(p), maar ook driftiger en oploopender<br />

dan zyn Vader. De aanzienlyke ftaatigheid<br />

zvns hofs wist hy, naar 't getuigenis van zulken,<br />

die hem gekend hebben, befcheidelyk,<br />

met zuinigheid te paaren Hy fchiep, fomtyds<br />

, vermaak in boerten. Wiskonftenaars en<br />

fchrandere Vestingbouwers waren by hem in<br />

hooge agtinge (V). De Ampten, die in zyne<br />

Heerlykheden openvielen, gaf hy gemeenlyk<br />

aan zyne Huisgenooten, zonder zig met dezelven<br />

vrienden te willen maaken onder de<br />

Regenten der Steden, gelyk eenigen zyner<br />

opvolgeren gedaan hebben (V)- Eenigen befchryven<br />

hem, als agterdogtig van aart (*):<br />

't welk egter meest fchynt ontftaan te zyn,<br />

uit het gene hy zig, nu en dan, van Oldenbarneveld<br />

ontvallen liet, dien hy van ongeoorloofden<br />

handel met den Spanjaard fcheen verdagt<br />

te houden. Ook meent men, dat hy zig,<br />

° fom-<br />

O) Negotiat. de JEANNIN Tom. III. p. Ii4- Tom. IV. p. 99.<br />

(q~) HOOFTS niieven A T<br />

. III. bl. 7.<br />

Cr) AUBERY Memor. p. 269-284.<br />

Cs) AITZEMA I. Deel. bl. 455-<br />

(t) NeïOtiat. de JÏANNIN Tom. I. f. 2".


504 VADERL. MIST. XL. BOEK.'<br />

i6> 5. fomtyds, niet gemeenzaam genoeg gedroeg<br />

" ' ( u<br />

\ D c<br />

Mdent Jeannin noemt hem f in z v?<br />

«e Brieven dikwils, een wys en eerlyk man,<br />

d e t gene hem, m zynen perfoon, aanging'<br />

niet dan door zagte middelen, zogt fy). Doch<br />

t gebeurde in de jaaren ,«* en 1610 heeft<br />

veelen zyner tydgenooten en de meesten zyner<br />

naKomehngen anders van hem doen oordeelen.<br />

De dood van Oldenbarneveld, die<br />

men den Prinfe weet, verwekte, terftond na<br />

dat ze was voorgevallen, groot misnoegen onder<br />

veelen («O, en werdt, in 'tgemeen , voor<br />

te geweldig een middel tot bevordering van<br />

s rinten g e z a g aangezien. De nakomelingen<br />

hebben er niet gunftiger van geoordeeld (x):<br />

en de roem, door Maurits, in den oorlog,<br />

verworven , is, in hun oog, naauwlyks, in<br />

ftaat geweest, om de fchande, behaald, door<br />

zo itreng een vonnis, over 'sLands ouden<br />

•Dienaar, eemgszins, op te weegen.<br />

C«0 Negotjüt. de JÏANNZN Tom. Hf. p.<br />

f>) Ncgotiat. de JEANNIN Tom. IV. p. igfi.<br />

BE-

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!