05.05.2013 Views

DeJournalist

DeJournalist

DeJournalist

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

1ste Jaargang No. 10 [12<br />

April—Juni 1947<br />

Int. Instituut<br />

Soc Geschiedenis !A(> Amsterdam<br />

<strong>DeJournalist</strong><br />

( FED. VAN NED, JOURNALISTEN<br />

N. Z. KOLK No. 28<br />

AMSTERDAM-C.<br />

Redactie: 1. 1. F. van den Bergh<br />

Mr. E. Elias - Y. Foppema<br />

MAANDBLAD, ORGAAN VAN DEN NEDERLANDSCHEN JOURNALISTENKRING<br />

Pers-Noodwet<br />

De perswetgeving dreigt een van de<br />

slepende kwalen in ons land te worden,<br />

waarmede wij moeizaam en met<br />

grote tussenpozen van het ene naar<br />

het volgende stadium sukkelen. Thans<br />

zijn wij tÖe aan de Wet noodvoorziening<br />

Perswezen, die de tweede verlenging<br />

is van het Tijdelijk Persbesluit<br />

1945, onvermijdelijk geworden, omdat<br />

de regering de moeilijkheden, die komen<br />

kijken bij het ontwerpen van de<br />

definitieve perswet, onderschat heeft.<br />

Voor het ontwerpen van deze perswet<br />

is thans, zoals men zich herinneren<br />

zal, door de ministers van O., K. en W.<br />

en van Justitie een interdepartementale<br />

commissie ingesteld, de commissie-Pompe,<br />

welke commissie weliswaar<br />

is geïnstalleerd, doch kwalijk als zijnde<br />

aan het werk beschouwd kan worden.<br />

Het zal nog wel geruime tijd duren<br />

-voor het definitieve perswets-ontwerp<br />

ter tafel ligt.<br />

Intussen moeten wij het dan weer<br />

doen met deze noodvoorziening, die<br />

op enkele belangrijke punten nog wel<br />

iets meer blijkt in te houden dan een<br />

continuering van het Tijdelijk Per&besluit<br />

1945. Zij stelt in de eerste plaats<br />

ten langen laatste aan de orde een<br />

daad van eenvoudige rechtvaardigheid:<br />

de instelling van een Raad van Beroep,<br />

een hoger-'beroepsinstantie op de<br />

uitspraken van de perszuiveringscommissie<br />

uitsluitend samengesteld uit<br />

juristen en daarom de beste waarborgen<br />

voor onpartijdigheid biedend,<br />

gelijk de practijk op andere gebieden<br />

van de zuivering ruimschoots bewezen<br />

heeft.<br />

In de kring van het Federatiebestuur<br />

wordt deze Baad van Beroep slechts<br />

met instemming begroet, zij het dat<br />

de voldoening over zijn stichting enigszins<br />

getemperd wordt door de overweging,<br />

dat zij te lang op zich heeft<br />

laten wachten. De perszuivering is op<br />

een oor na gevild op het moment, waarop<br />

de stichting van de Raad van Beroep<br />

nog slechts bij de Tweede Kamer<br />

aanhangig is gemaakt. Men zal dus<br />

eerst na voltooiïing der zuivering met<br />


een dergelijke smalle, formele basis.<br />

Het zal wel niet de bedoeling zijn, dat<br />

de commissie de straat, die zij nu zojuist<br />

gekuist heeft, helemaal gaat<br />

openbreken, doch als dit niet de bedoeling<br />

is, waar zal dan het criterium<br />

liggen? Zullen de bladen, die thans<br />

met een gezuiverde staf onder hun<br />

oude of een daarop veel gelijkende<br />

naam alweer geruime tijd werken, verder<br />

ongemoeid gelaten worden en zal<br />

de commissie alleen van haar bevoegdheid<br />

gebruik maken met betrekking<br />

tot de weinige bladen, die nog niet zijn<br />

teruggekeerd? Dat ware echter grove<br />

onbillijkheid, want het zou niets minder<br />

dan meten met twee maten zijn,<br />

waartegen men zich in het Voorlopig<br />

Verslag dan ook algemeen verzet. Doch<br />

waar zal de Oommissie het criterium<br />

dan leggen? Ec is daaromtrent geen<br />

enkele aanwijzing, noch in de wet, noch<br />

in de toelichting te vinden, en het<br />

heeft er dan ook veel schijn van, dat<br />

deze bepaling slechts een wapen zal<br />

worden, dat het de overheid mogelijk<br />

maakt in te grijpen in een concurrentiestrijd,<br />

die zich volkomen aan haar<br />

zeggingsmacht onttrekt. Om principiële<br />

zowel als om practische redenen<br />

blijkt deze nieuwe bepaling in het<br />

wetsontwerp niet houdbaar.<br />

Indien de overheid met dit naamsverbod<br />

de bedoeling heeft er voor te<br />

zorgen, dat zij haar eenmaal gegeven<br />

belofte aan de voormalige illegale<br />

pers — om haar levenskansen te waarborgen<br />

— gestand doet, dan heeft zij<br />

hierin een aanzienlijk slechter middel<br />

gekozen dan in de bevoegdheid, welke<br />

zij aan de inmiddels opgekalefaterde<br />

Persraad wil geven en het wetsontwerp<br />

vastlegt met 'betrekking tot het<br />

gebruik van de technische outillage.<br />

Daaromtrent kan de Persraad nu verplichtingen<br />

opleggen aan de eigenaars<br />

van de zet- en drukapparatuur en daarin<br />

kunnen de voormalige illegale bladen<br />

maar ook alle andere organen, die<br />

niet over eigen technische apparatuur<br />

beschikken alleszins gerechtvaardigde<br />

waarborg vinden, dat hun niet door<br />

vijandig gezinde concurrenten de adem<br />

zal worden afgesneden. Het is vrijwel<br />

de enige taak, die de sinds zijn ontstaan<br />

nogal zwaar gehavende Persraad<br />

heeft overgehouden. Laat ons hopen,<br />

dat hij onder leiding van zijn nieuwe<br />

deskundige voorzitter, de heer Reinalda,<br />

op dit beperkte maar geenszins onbelangrijke<br />

gebied nog goed werk zal<br />

verrichten. L- H.<br />

JOURNALISTIEK EN RECLAME<br />

Het blijkt tot de onuitroeibare gewoonten<br />

van velen in het bedrijfsleven<br />

te behoren, de pers te zien als<br />

het verlengstuk van hun belangen,<br />

een opvatting, waarvan het absurde<br />

hun niet dadelijk duidelijk zal zijn,<br />

omdat zij van het respectabele van<br />

hun zienswijze overtuigd zijn. Sla de<br />

gedenkschriften van onderscheiden<br />

voorgangers in ons vak na en ge zult<br />

telkens weer stuiten op de opdracht<br />

van het een of ander bericht met een<br />

commerciële achtergrond, van het<br />

vriendelijk stukje over een pas geopende<br />

bloemenzaak — bloemen-saZon<br />

heette zoiets natuurlijk, want een<br />

voorgeslacht had behoefte aan mooimaken<br />

(vandaar melksalon, ijssalon,<br />

e.d.), zoals in onze tijd het grote moet<br />

trekken, waardoor we Zuivelpaleizen<br />

hebben zien verrijzen — tot de beschrijving<br />

van fabrieken met geen<br />

andere bedoeling dan er de eigenaar<br />

een plezier mee te doen op de eerste<br />

plaats en iets wetenswaardigs te vertellen<br />

in de tweede.<br />

Vooral bladen, die, gelijk dat in<br />

sommige delen des lands het geval is,<br />

zich hebben ontwikkeld tot een boekhandel<br />

met een advertentieblaadje,<br />

zijn jaren lang aan deze commerciële<br />

geest onderhevig geweest. Het<br />

zou dwaasheid zijn, dit thans te willen<br />

ontkennen. En het heeft in niet<br />

geringe mate de publieke waardering<br />

voor de courant bepaald bovendien. In<br />

het Zuiden heeft jaren en jaren de<br />

gewoonte bestaan, dat de redacties van<br />

plaatselijke dagbladen op het einde<br />

van de Vasten een rondgang langs de<br />

extra-mooi opgemaakte slagersétalages<br />

maakten, teneinde daarvan, naar gelang<br />

deze vleeshouwers adverteerders<br />

waren, dithyramben te dichten op de<br />

schilderachtigheid der ontlede Paasossen,<br />

de verrukkingen van de omgezette<br />

speenvarkens en de kunstigheid<br />

van de worstguirlandes, waarmee de<br />

„vleselijke lusten" van de carnivoren<br />

moesten gestreeld, zo niet geprikkeld<br />

worden.<br />

Het was .de reinste prostitutie —<br />

men vergeve mij de combinatie van<br />

deze twee begrippen — van de journalistiek,<br />

al was de administratie er<br />

uitermate tevreden mee. Het haalde<br />

het vak omlaag in de ogen van de beoefenaren<br />

allereerst en vervolgens in<br />

die van de lezers met onderscheidingsvermogen.<br />

Het was een schande.<br />

De zwakke broeders, die zich daaraan<br />

ook na deze oorlog niet, hebben<br />

kunnen ontworstelen, vonden toen gelukkig<br />

steun in enige persbepalingen,<br />

die deze en dergelijke vermenging van<br />

zakelijke met voorlichtende belangen<br />

verboden en het laat zich aanzien, dat<br />

straks in een definitieve perswet — de<br />

pessimistische uitingen dienaangaande<br />

in de Eerste Kamer ten spijt — afwijkingen<br />

van deze regel strafbaar gesteld<br />

zullen worden. In afwachting<br />

daarvan hebben nog steeds plaatselijke<br />

redacties last van verzoeken van zakenmensen,<br />

die met deze nieuwe ontwikkeling<br />

niet op de hoogte zijn of ze,<br />

als zij ze kennen, toch wel graag in<br />

hun richting zouden willen afbuigen.<br />

En inderdaad kunnen er gevallen zijn,<br />

die het m.i. toelaatbaar zouden maken,<br />

dat bijvoorbeeld in een speciale rubriek<br />

de aandacht gevraagd wordt<br />

voor het jubileum van een zaak — ik<br />

denk hier aan een boekhandel, een<br />

kunsthandel —, welker bestaan in de<br />

plaatselijke gemeenschap een cultuurfactor<br />

is geworden. Maar er dient<br />

onderscheid te blijven en dat wordt<br />

maar moeilijk zo gezien.<br />

Nog onlangs is het voorgekomen, dat<br />

een groot filiaalbedrijf met een eigen<br />

verwerkingsindustrie zestig jaren bestond<br />

en de pers uitnodigde tot een<br />

bezoek met lunch en verdere toebehoren.<br />

Het (rijkelijk laat afkomend *)<br />

advies van de Ned. Dagbladpers luidde<br />

afwijzend. Niettemin probeerde<br />

enige dagen later de directe van de<br />

onderneming, thans niet met een<br />

schrijven aan de redactie doch met<br />

een brief aan de administratie, alsnog '<br />

een redacteur binnen hare gastvrije<br />

poorten te krijgen, waarbij het hem<br />

zou vrijstaan van zijn bevindingen al<br />

dan niet een verslag te schrijven. Het<br />

was een afleidende onderkruip-poging,<br />

die weinig succes zal hebben gehad.<br />

Toch dient ze gesignaleerd en dient<br />

de journalistenbent het been strak te<br />

houden, ook nu het wel eens zou kunnen<br />

gebeuren, dat bij de daling van<br />

de conjunctuur (om het eens met een<br />

omweg te zeggen) sommige directies<br />

niet ongevoelig zouden kunnen blijken<br />

voor de mogelijkheid,


PSYCHOLOGIE VAN HET PLAATSELIJK BLAD<br />

Het aantal plaatsen in ons land<br />

waar kleine dagbladen verschijnen, is<br />

niet zo onbeduidend als het ogenschijnlijk<br />

lijkt. Alles bijeengerekend<br />

kan men ongeveer aannemen, dat 80%<br />

onzer lezende landgenoten dagelijks<br />

toch van minstens drie a vier rubrieken<br />

der plaatselijke pers kennis nemen.<br />

De kleine krant bleef ook na<br />

de oorlog algemeen in ere, zelfs al<br />

grijpt de „bovenlaag" van het lezend<br />

publiek aan de kiosken het eerst naar<br />

zijn „grote" krant. Ieder hunner demonstreert<br />

daar enigszins zijn culturele<br />

of politieke standing mee.<br />

De mening, dat het grote dagblad,<br />

gezien de brede verspreiding ervan,<br />

als meest-toonaangevend beschouwd<br />

dient te worden, is volgens bovenstaande<br />

beschouwing niet overeenkomstig<br />

de feiten. Overziet men de<br />

„spreiding" der plaatselijke bladen,<br />

die meestal ook als „streekblad" verspreid<br />

worden, en houdt men daarbij<br />

rekening met de veel grotere intensiteit,<br />

waarmee zij gelezen worden, dan<br />

kan in 't algemeen moeilijk anders<br />

geoordeeld worden, dan door de grote<br />

adverteerders gedaan wordt. Deze zullen,<br />

naast hun landelijke reclame,<br />

steeds een minstens even beduidend<br />

bedrag besteden aan advertenties in<br />

de plaatselijke pers. Het is deze juist,<br />

die hun aanbiedingen in de familiekring,<br />

in de rustige huiskamers<br />

brengt. De „boulevard"- en AKObladen<br />

brengen het maar zelden zover.<br />

Het is dit individueel „indringingsvermogen"<br />

van het plaatselijke blad,<br />

dat het zo interessant maakt voor<br />

een psychologische beschouwing. Met<br />

name in ons land, waar het in geringere<br />

mate dan in den vreemde, blootstaat<br />

aan niet- of neven-journalistieke<br />

invloeden. Het is minder dan bijv. in<br />

Amerika en Engeland of evengoed in<br />

België en Frankrijk, als speculatieof<br />

reclame-objec^ in handen van politieke<br />

of financiële groepen. Ten onzent<br />

is het nog steeds, uitzonderingen<br />

daargelaten, in de sfeer der zuivere<br />

berichtgeving, der eigenlijke nieuws-<br />

,verspreiding gebleven. Toch is de<br />

plaatselijke pers, in het voetspoor der<br />

grote dagbladen, over 't algemeen iets<br />

meer op het terrein der speciale reportages<br />

terechtgekomen, dan haar<br />

eigenlijk past. Juist deze speciale reportages,<br />

met hun vaak bedekt-subjectieve<br />

strekking, kunnen de plaatselijke<br />

pers zo licht doen afglijden<br />

naar die gevaarlijke hellingen van<br />

een zekere ondergeschiktheid aan bijkomstige<br />

belangen, die haar licht uit,<br />

de zuiver-journalistieke koers trekken.<br />

Voor een plaatselijk blad geldt immers<br />

sterker dan voor enig ander poriodiek<br />

de eis: volstrekt zichzelf te<br />

blijven.<br />

Allerminst dient de kleine krant<br />

zich te gedragen als een verlengstuk<br />

van de grote dagbladen. Haar ver­<br />

Hartslag-meter van het streekleven<br />

dienste bestaat er niet in, nogmaals<br />

het nieuws van de vorige dag onder<br />

de aandacht van haar lezers te brengen;<br />

evenmin zoiets als een vertraag-,<br />

de film te projecteren, van hetgeen<br />

zich de afgelopen 24 uur in een bepaalde<br />

plaats aan kleine feiten en<br />

mutaties voordeed. De tijd, in welke<br />

het gezin van oud tot jong het wereldbeeld<br />

in de verkleinende spiegel van<br />

zijn krantje zag, is volstrekt voorbij.<br />

Echter kan men nog aan verscheidene<br />

der plaatselijke bladen bemerken, dat<br />

zij in een overgangs-toestand verkeren,<br />

waarin nog sporen van het verleden<br />

zichtbaar zijn! Zij beginnen de<br />

oude gemoedelijke sfeer van het<br />

„stadskrantje" wel te ontgroeien,<br />

maar in de nieuwe, psychologisch zo<br />

veranderde situatie van de nieuwe<br />

tijd hebben zij hun basis nog niet gevonden.<br />

Daarom lijkt het niet van belang<br />

ontbloot, enkele richtlijnen te<br />

schetsen, waarlangs de plaatselijke pers<br />

ten onzent tot kloeke opbouw komen<br />

kan van haar principiële organisatie,<br />

binnen haar eigen milieu. Zeker kan<br />

zij daarbij ook lering trekken uit de<br />

publicatie-methoden, die het buitenland<br />

momenteel in de practijk brengt<br />

op het terrein der plaatselijke dagbladen.<br />

Wij volgen daarbij niet het<br />

voorbeeld van een geachten collega, die<br />

niet zo heel lang geleden aanbood, de<br />

redactie van een periodiek op zich te<br />

nemen. Hij wenste dit geheel te redigeren<br />

„in Amerikaanse stijl", blijkbaar<br />

ter aanbeveling van zijn kwaliteiten.<br />

Dit is, zoals het niet moet!<br />

Men voelt de fout, die deze reporter<br />

maakte: het eigene van het plaatselijke<br />

blad werd verloochend' terwille<br />

van een bepaalde mode. Een krant, en<br />

wel het allerminst een plaatselijk blad,<br />

is geen hoed, die men het ene seizoen<br />

zus stoffeert en het andere seizoen zo.<br />

Het dient te zijn: een zelfstandige<br />

onderneming op het gebied der publiciteit,<br />

met een onafhankelijk, eigen<br />

karakter, zowel cultureel, als in haar<br />

commerciële existentie.<br />

Bij de ontplooing van dit eigen wezen<br />

in de nieuwe tijd, komt het ten zeerste<br />

aan op vastheid van leiding, in het<br />

plaatselijke blad. Funest als plaatselijk<br />

verschijnsel werkt het zogenaamde<br />

„kop-blad", dat men gezien zijn ontwikkeling,<br />

in vele gevallen eerder een<br />

„voetvaag-blad" zou kunnen noemen.<br />

Terwille van de actualiteit en (van een<br />

ten deze misplaatste!) economie, mist<br />

het kopblad ten enenmale die typische<br />

sfeer en instelling, die voor een plaatselijk<br />

blad juist karakteristiek zijn.<br />

In concurrentie met een goedgeleid<br />

plaatselijk blad (goedgeleid: redactioneel<br />

zowel als commercieel) zal geen<br />

enkel kopblad werkelijk aan „de kop"<br />

kunnen komen. Het kan alleen kunstmatig<br />

in stand blijven door te parasiteren<br />

op het „rompblad", welks onzalig<br />

uitvloeisel het is. Evenzo is het niet<br />

twijfelachtig hoe de strijd zal aflopen<br />

tussen een goedgeleid plaatselijk blad,<br />

dat zich op algemeen-stedelijk stand 1 -<br />

punt stelt en de „sectarische bladten",<br />

welke gewoonlijk mede om een plaats<br />

worstelen in onze Nederlandse volksgemeenschap.<br />

De practijk bewijst dat<br />

enkele, nationaal-optredende, politieke<br />

of kerkelijke organisaties wel landelijke<br />

publiciteits-organen kunnen onderhouden.<br />

Maar plaatselijk is dergelijke<br />

organen gewoonlijk een kort bestaan<br />

beschoren en tegenwoordig ziet men<br />

ze bijna overal nog slechts als kopbladen<br />

te voorschijn komen.<br />

Het plaatselijke blad heeft ten deze<br />

[reeds in de karakteristiek van zijn<br />

opzet een voorsprong. Deze kan het<br />

steeds vergroten door „karakteristiek"<br />

te blijven, door de plaatselijke belangen<br />

zo nauwgezet te dienen op journalistiek<br />

terrein, dat ook dogmatisch<br />

of politiek gespecialiseerde lezers de<br />

objectiviteit van het blad, als een volstrekte<br />

overbrugging van het verschil<br />

in denkwijze, aanvaarden én' waarderen!<br />

De „karakteristiek", alsmede de<br />

objectiviteit van het plaatselijke blad<br />

wordt vomamelijk tot stand gebracht<br />

en in stand gehouden door een persoon:<br />

door een all-round hoofdredacteur.<br />

Nu erkennen wij dadelijk dat<br />

het in een betrekkelijk klein land als<br />

het onze onmogelijk is, om aan elk<br />

plaatselijk blad een all-round hoofdredacteur<br />

te verbinden. Daarvoor beschikken<br />

we over te weinig van dergelijke<br />

lieden! De bladen die zulk een<br />

best lot niet trekken, moeten zich helaas<br />

met minder vergenoegen, óf hun net<br />

zó breed uitzetten, dat er toch eenmaal<br />

zulk een zeldzame vogel invliegt.<br />

De gelukkige directies, die over een<br />

all-round hoofdredacteur de beschikking<br />

kunnen krijgen, doen het best<br />

hem zoveel mogelijk vrijheid van handelen<br />

te geven. Niet in die zin, dat hij<br />

zonder „mandaat" of richtlijnen zou<br />

moeten werken, maar zó: dat hij inzake<br />

de karakteristiek van de redactie,<br />

in het blad volle bewegingsvrijheid<br />

heeft en behoudt. Men legge hem geen<br />

commerciële normen in de weg, als:<br />

het ontzien van de ene categorie lezers,<br />

of: het „opluisteren" van de andere.<br />

In minimum van tijd is het blad dan<br />

de prooi van een lezers-coterie, hetgeen<br />

zich vrij snel demonstreert in een<br />

dalend abonnementental. Zo ergens<br />

nog zulk een „vooroorlogse" politiek<br />

gevoerd wordt door een plaatselijk<br />

blad, kan het er zeker van zijn, dat<br />

het vonnis daarover in die politiek zelf<br />

vervat ligt. Afsluiting van bepaalde<br />

levensterreinen binnen kleine plaatsen<br />

heeft tengevolge, dat de algemene belangstelling<br />

voor een zo te werk gaand<br />

blad koudweg wordt omgebracht.<br />

A. J. D. VAN OOSTEN<br />

(Slot volgt.)<br />

3


Belgische bladen in Nederland<br />

In „De Journalist" no. 8/9 (Pebruari-<br />

Maart '47) is het probleem aangesneden<br />

van de Belgische bladen, die thans<br />

in Nederland verkocht worden.<br />

De redactie van ons vakblad heeft<br />

zich in deze aangelegenheid op het<br />

naar mijn bescheiden mening zeer<br />

prijzenswaardige standpunt gesteld,<br />

dat het niet wenselijk is maatregelen<br />

tegen de invoer van Belgische bladen<br />

te nemen, waarbij zij waarschijnlijk<br />

ook overwogen heeft, dat wij, als<br />

Nederlanders, op het gebied van gehalte<br />

en kwaliteit van persorganen de<br />

concurrentie met onze Belgische vrienden<br />

rustig kunnen aangaan.<br />

In deze tijd van overmatige reglementering<br />

op elk gebied, inzonderheid<br />

op economisch terrein, doet zulk een<br />

standpunt prettig aan.<br />

Het is daarom te bejammeren, dat in<br />

de kringen der uitgevers van periodieken<br />

en tijdschriften een minder breed<br />

standpunt t.a.v. de Belgische bladen<br />

wordt ingenomen.<br />

In het. Mededelingenblad voor het<br />

Nederlands Tijdschriftehwezen van<br />

April—Mei 1947 (No. 9/10) kan men<br />

lezen, dat een speciale Commissie, die<br />

de problemen op het terrein van verkoop<br />

van Nederlandse tijdschriften<br />

onderzoekt, bezwaren oppert tegen de<br />

invoer van buitenlandse bladen in het<br />

algemeen en tegen Belgische persorganen<br />

in het bijzonder.<br />

Gezegd wordt o.a., dat het papier in<br />

België niet gedistribueerd is, dat verschillende<br />

Nederlandse uitgevers er toe<br />

overgaan hun objecten in België onder<br />

te brengen, dat vele Belgische periodieken<br />

niet als zodanig te herkennen zijn<br />

en dat dit alles ongewenst is. De commissie<br />

zou de invoer beperkt willen<br />

zien tot zuiver litteraire en wetenschappelijke<br />

uitgaven.<br />

Zij heeft dan ook in deze geest stappen<br />

ondernomen bij het Ministerie van<br />

Economische Zaken. Het Directoraat-<br />

Generaal van dit departement heeft<br />

daarop geantwoord, dat de betreffende<br />

aangelegenheid in overweging genomen<br />

zal worden bij de onderhandelingen<br />

met België over een nieuw handelsverdrag,<br />

terwijl de Centrale Dienst<br />

voor In- en Uitvoer heeft medegedeeld,<br />

gaarne te zullen vernemen hoe de<br />

Nederlandse belanghebbenden zich<br />

voorstellen een juiste verhouding te<br />

scheppen.<br />

De hier aan de orde gestelde aangelegenheid<br />

is echter een zaak, die,<br />

behalve voor de betrokken Nederlandse<br />

uitgevers, ook voor anderen van belang<br />

is Op de eerste plaats is het onjuist,<br />

dat in België geen papierdistributie<br />

zou bestaan. Er bestaat wel degelijk<br />

een distributie-systeem en daarbij<br />

moet in aanmerking worden genomen,<br />

dat de papiersituatie bij onze zuiderburen<br />

allerminst zo rooskleurig is als<br />

4<br />

de Nederlandse Uitgevers van Periodieken<br />

enz. beweren.<br />

Zonder twijfel is de toestand aanzienlijk<br />

gunstiger dan in Nederland,<br />

maar het is beslist onjuist de zaken<br />

voor te stellen of men in. België maar<br />

raak bestellen kan. Verschillende grote<br />

drukkerijen, papierleveranciers en uitgevers<br />

beginnen krap in het papier te<br />

zitten en zijn helemaal niet optimistisch<br />

over de naaste toekomst.<br />

Verder lijkt het ons dwaasheid van<br />

de Belgen te eisen, dat hun uitgaven<br />

een zodanig kenmerk moeten dragen,<br />

dat men daaraan terstond de Belgische<br />

oorsprong herkent. De Belgen zouden<br />

dan met het volste recht van Nederland<br />

kunnen eisen, dat de Nederlandse<br />

uitgaven eveneens zulk een kenmerk<br />

zullen dragen.<br />

Dit laatste doen zij overigens in werkelijkheid<br />

toch, door hun verzorgdheid<br />

en keurige uitvoering.<br />

De Nederlandse boeken, die men in<br />

zeer talrijke mate in België aantreft,<br />

zomede couranten en periodieken,<br />

trekken, zoals ook vroeger, de aandacht<br />

van het publiek door hun<br />

aantrekkelijke uitvoering en uitstekende<br />

typografische verzorging.<br />

Een andere kant van de zaak is deze.<br />

Er bestaat een handelsverdrag tussen<br />

Nederland en België benevens een culturele<br />

overeenkomst, waarbinnen een<br />

vrije uitwisseling van boeken, couranten<br />

en periodieken voor beide partijen<br />

gewaarborgd is.<br />

België voert voornamelijk periodieken<br />

en couranten in Nederland in,<br />

terwijl Nederland belangrijk afzetgebied<br />

voor boeken in België heeft.<br />

Men behoeft er niet aan te twijfelen,<br />

dat de Belgen een beperking van hun<br />

uitvoerfaciliteiten naar Nederland zullen<br />

beantwoorden met een contingentering<br />

van de hoeveelheid boeken,<br />

die Nederland over onze zuidergrens<br />

stuurt.<br />

Volgens Belgische belanghebbenden<br />

voert Nederland een groter waarde<br />

aan boeken en periodieken in België<br />

in, dat België naar Nederland zendt*<br />

Het zou interessant zijn hieromtrent<br />

eens de juiste cijfers te vernemen.<br />

Wat nu betreft de vraag of het juist<br />

is, het Nederlandse publiek, dat door<br />

da slechte papiersituatie in Nederland<br />

al zo bitter weinig waar voor zijn geld<br />

krijgt op het gebied van periodieken,<br />

vooral wat betreft ontspanningslectuur,<br />

te beletten uitgaven uit België te kopen,<br />

menen wij, dat dit onjuist is.<br />

Het moge juist zijn, dat verschillende<br />

Nederlandse uitgevers door een<br />

samenwerking met Belgische uitgevers<br />

kans hebben gezien hun uitgaven naar<br />

België over te hevelen, hier dient de<br />

vraag te worden gesteld, of dit een<br />

nadeel is.<br />

Wij betwijfelen dit. Immers, de zuiver<br />

Belgische uitgaven zijn niet zó<br />

geschikt voor Nederland, dat men daar<br />

beducht voor behoeft te zijn. Zij zijn<br />

ir. het Vlaams geredigeerd en dit bevredigt<br />

het Nederlandse publiek niet.<br />

De Frans-geredigeerde uitgaven vinden<br />

slechts geringe afzet.<br />

In totaal gezien zouden wij durven<br />

beweren, dat de werkelijk 100 pet. Belgische<br />

uitgaven in Nederland slechts<br />

een bescheiden markt vinden.<br />

Indien nu uitgaven uit België<br />

komen,, die een werkelijk Nederlands<br />

cachet dragen en dus vermoedelijk het<br />

resultaat zijn van een Belgisch-Nederlandse<br />

samenwerking, dan is dit een<br />

voordeel voor het Nederlandse publiek.<br />

Immers, op deze wijze wordt een tegemoetkoming<br />

gegeven aan onze geringe<br />

mogelijkheden.<br />

Bovendien — en dit is de kant, waarmede<br />

wij als journalisten te maken<br />

hebben — groeit het begrip bij de<br />

Belgische uitgevers, dat zij voor het<br />

in Nederlandse trant redigeren van<br />

hun uitgaven Nederlandse deskundigen<br />

nodig hebben. Enige collega's hebben<br />

dan ook dientengevolge reeds<br />

connecties met Belgische uitgevers<br />

kunnen aankopen en het is lang niet<br />

onwaarschijnlijk, dat op die wijze een<br />

interessante relatie ontstaat.<br />

Tenslotte willen wij wijzen op het<br />

vrij grote aantal werknemers, dat een<br />

boterham verdient als agent of colporteur.<br />

Velen hunner zouden ernstig gedupeerd<br />

worden als zij een of meer<br />

hunner objecten, voor zover het Belgische<br />

uitgaven betreft, moesten<br />

missen.<br />

De Nederlandse tijdschriften-uitgevers<br />

dienen dan ook te bedenken, dat<br />

de papierschaarste mede een gevolg is<br />

van het teveel aan periodieken in<br />

Nederland zelf. Ondanks de papierschaarste<br />

komen er voortdurend nieuwe<br />

organen bij, terwijl er talrijke periodieken<br />

zijn waarvan het bestaansrecht<br />

in twijfel getrokken moet<br />

worden.<br />

Het lijkt ons dan ook niet onwaarschijnlijk,<br />

dat de Nederlandse tijdschriften-uitgevers<br />

bij het beoordelen<br />

van de „Belgische*kwestie" te veel hebben<br />

gelet op hun eigen rechtstreekse<br />

belangen en daarbij bovendien nog<br />

verzuimd hebben acht te slaan op de<br />

euvelen, die wij binnen onze eigen<br />

grenzen moeten opruimen.<br />

Gezien de culturele samenwerking<br />

met België, die, naar wij hopen en<br />

verwachten, in de niet ver verwijderde<br />

toekomst zal leiden tot een nog inniger<br />

contact dan voorheen, is het van belang,<br />

dat het Nederlandse persorgaan,<br />

het Nederlandse boek, kortom het<br />

ganse Nederlandse geestesleven in gedrukte<br />

vorm vrije en onbeperkte toegang<br />

tot België krijgt en behoudt.<br />

De belangstelling voor dat alles<br />

neemt in België toe en het lijkt ons<br />

niet verstandig onzerzijds beperkingen<br />

te gaan opwerpen, die ons uiteindelijk<br />

zelf zullen gaan benadelen.<br />

De magere jaren, die Nederland<br />

moet doorstaan, zullen eens voorbij<br />

gaan. Of de vette jaren, die België<br />

thans beleeft, langdurig zullen zijn,<br />

kunnen wij onze zuiderburen slechts<br />

toewensen en voor hen hopen.<br />

De culturele samenwerking der lage<br />

landen zal echter op den duur voor


Nederland inzonderheid van grote betekenis<br />

worden, omdat er iets van ons<br />

verwacht wordt en wie dit begrijpt, zal<br />

alles wat naar beperking riekt en de<br />

toenadering remt, uit de weg gaan.<br />

M. G. HARINGMAN.<br />

Hilversum, 26 April 1947.<br />

Ter aanvulling van het bovenstaande<br />

nemen we hieronder gaarne op wat<br />

de Zondagochtend, uitgave van het<br />

Handelsblad van Antwerpen, naar<br />

aanleiding van deze kwestie schreef:<br />

In het degelijke orgaan van de Nederlandse<br />

journalistenkring, wordt<br />

onder de kop „Belgische bladen komen<br />

in Nederland" door een collega S. in<br />

zachte en minder zachte bewoordingen<br />

geprotesteerd tegen de zogenaamde<br />

bestaande concurrentie, aangedaan<br />

door de Belgische bladen, die ook in<br />

Nederland worden verkocht.<br />

De redactie van „De Journalist"<br />

treft hiervoor geen blaam, want zij<br />

verklaart in een voetnota:<br />

„Wij zouden niet alleen voorlopig<br />

geen maatregelen willen nemen, doch<br />

— bij voorbaat — nooit. Een verschil<br />

in beginsel tussen collega S. en ons.<br />

Redactie."<br />

Het past echter — omdat het onze<br />

overtuiging is dat slechts een vruchtbare<br />

samenwerking tussen Zuid en<br />

Noord dient te worden nagestreefd —<br />

dat wij de Collega S. even antwoorden.<br />

Verschillende Nederlandse bladen<br />

komen sinds „onheuglijke tijden" in<br />

België, en niemand heeft zich daarover<br />

ooit verwonderd, laat staan zich<br />

daartegen verzet. Integendeel, hebben<br />

de meeste Belgische intellectuelen zich<br />

regelmatig op de Nederlandse bladen<br />

geabonneerd, zoals zij zich abonneer­<br />

Zuid«Amerikaanse collega's<br />

bezoeken ons land<br />

Een gezelschap Zuidamerikaanse<br />

journalisten heeft, op uitnodiging der<br />

K.L.M., van 22 April tot 7 Mei een bezoek<br />

gebracht aan ons land. Het waren<br />

de heren F. Souza Brasil („Journal do<br />

Brasil"), Raimundo Austrogesilo de<br />

Athayde („Diarios Associados"), Joao<br />

Antonio Mesple („O Globo"), O. de<br />

Carvalho Lengruber (radio-journalist),<br />

Israel Dias Novais („Cbncio Paulistano"),<br />

Virgniand Goncalves („Dario de<br />

Sao Paulo") en Romeo Pasqualini<br />

(hoofd-filmoperateur „National News<br />

Service"), allen uit Brazilië en José<br />

Gonzalez („El Dia") uit Uruguay.<br />

De Zuidamerikaanse collega's kwamen<br />

Dinsdagsmorgens in de vroegte<br />

per K.L.M.-machine, via Lissabon, op<br />

Schiphol aan, vergezeld van de heer<br />

G. S. de Clercq, directeur van het Ned.<br />

Informatiebureau te Rio de Janeiro en<br />

de heren D. J. Lambooy, hoofdredacteur<br />

van het Alg. Ned. Persbureau, en<br />

Vogels, perschef van de K.L.M., die van<br />

een reis naar Zuid-Amerika terugkeerden.<br />

Ter ontvangst waren aanwezig officials<br />

van de K.L.M, en van het Neder-<br />

den op Franse en Engelse kranten, om<br />

zodoende, de wind uit de vier windstreken<br />

te voelen waaien.<br />

Hoe kan men — en vooral nu de toenadering<br />

tussen het Belgische en het<br />

Nederlandse volk, méér dan een droom,<br />

werkelijkheid moet worden, in het belang<br />

van beide landen — hoe durft<br />

men dan zelfs de overweging maken,<br />

dat het verspreiden van de Belgische<br />

voorlichting, die het Nederlandse volk<br />

NIET kent, en de „indringers" dienen<br />

te worden in het oog gehouden?<br />

De Zuidnederlandse kijk op de dingen<br />

dient toch ten minste zo belangrijk<br />

geacht te worden als de Nederlandse<br />

kijk?<br />

Om naar elkaar toe te groeien — en<br />

dat is toch de bedoeling — moeten wij<br />

elkaar toch eerst grondig leren kennen?<br />

En is de pers dan niet in de<br />

eerste plaats de aangewezen middelaar?<br />

Zeggen wij maar eerlijk, het is hard<br />

te betreuren, dat slechts in 1947 de<br />

eerste Belgische bladen in Nederland<br />

worden verspreid. Zij doen toch niet<br />

meer concurrentie dan de Nederlandse<br />

bladen onderling.<br />

En wanneer zij bijv. de kans hebben<br />

om een Zondagsblad uit te geven, kan<br />

men hen de voordelen van een weekblad-concurrentie<br />

niet gunnen?<br />

Zoals wij elders in dit blad schrijven:<br />

samenwerking is niet mogelijk<br />

zonder wederzijds vertrouwen. Begin<br />

dan met het vertrouwen aan te kweken,<br />

collega's.<br />

En, ware het „niet te hopen,, dat de<br />

Zuidnederlandse* bladen alle nog degelijker<br />

zouden worden, dan de Noordnederlandse?<br />

Gaat het ten slotte niet om het algemene<br />

belang van de Lage Landen?<br />

lands-Zuidamerikaanse Instituut en de<br />

vertegenwoordiger van het bestuur der<br />

Federatie van Ned. Journalisten, coll.<br />

J. J. F. v. d. Bergh.<br />

Er was voor dit bezoek een uitgebreid<br />

programma samengesteld met bezoeken<br />

aan verschillende grote gemeenten en<br />

onderscheidene belangrijke industrieën,<br />

bij de afwerking waarvan de collega's<br />

uit Zuid-Amerika zich ten volle konden<br />

oriënteren omtrent de toestand in ons<br />

land en de mogelijkheden, welke de<br />

Nederlandse handel en industrie bieden<br />

voor uitbreiding der Nederlands-<br />

Zuidamerikaanse handelsbetrekkingen.<br />

In het kader van dit program waren<br />

— zoals gebruikelijk — ook verschillende<br />

officiële diners opgenomen. Zo was<br />

er op de dag van aankomst een diner<br />

van de K.L.M. in het Amstelhotel te<br />

Amsterdam, aan welke maaltijd coll.<br />

Mr. M. Rooy de Federatie van Ned.<br />

Journalisten heeft vertegenwoordigd,<br />

terwijl aan het afscheidsdiner, veertien<br />

dagen later in „Lido" te Amsterdam,<br />

de vice-voorzitter van het Federatiebestuur,<br />

de heer L. Hanekroot, die taak<br />

vervulde.<br />

Tijdens hun verblijf in Amsterdam,<br />

waar hun programma druk bezet was,<br />

vroegen de gasten coll. Petzhold, of het<br />

niet mogelijk was, dat zij eens rustig<br />

met een paar Amsterdamse collega's<br />

konden praten. Deze heeft onmiddellijk<br />

daartoe het initiatief genomen en<br />

Zaterdagavond, na het concert van het<br />

Concertgebouworkest hebben de collega's<br />

v. d. Bergh, Jan H. de Groot, Petzhold<br />

en Rizouw op „De Koepel" de<br />

Zuidamerikaanse collega's heel huiselijk<br />

en genoegelijk ontvangen en hun<br />

alle mogelijke inlichtingen, die zij<br />

wensten over de organisatie en positie<br />

der journalisten hier te lande, over<br />

aantal en richting der dag- en weekbladen,<br />

over de politieke verhoudingen,<br />

samenstelling der Regering en der Staten<br />

Generaal — kortom over allerlei<br />

uiteenlopende onderwerpen verschaft.<br />

De volgende Zaterdag heeft het bestuur<br />

der Federatie van Ned. Journalisten<br />

— dat, gehoord hebbende van dit<br />

bezoek, zelf daartoe het initiatief had<br />

genomen — de Zuidamerikaanse collega's<br />

een ontvangst bereid in een der<br />

zalen van het Kurhaus te Scheveningen,<br />

waar zij door mr. Rooy in een<br />

kort speechje hartelijk zijn verwelkomd.<br />

Ongeveer vijftig personen hadden<br />

aan de uitnodiging van het bestuur tot<br />

bijwoning van deze ontvangst gevolg<br />

gegeven. Daarbij was in de eerste<br />

plaats de gezant van Brazilië, S. Rangel<br />

de Cactro, voorts een aantal officials<br />

van de K.L.M., o.m. Hans Martin,<br />

de chef van de afd. perszaken van de<br />

Regerings Voorlichtingsdienst, de perschefs<br />

van de ministeries van Economische<br />

Zaken en van Landbouw, visserij<br />

en voedselvoorziening, verscheiden<br />

hoofdredacteuren, bestuurderen van de<br />

Buitenlandse persvereniging en een<br />

aantal Haagse collega's. Dè bijeenkomst<br />

was zeer geslaagd, hetgeen voor<br />

een niet gering deel te danken was aan<br />

de voortreffelijke voorbereiding daarvan<br />

door coll. J. E. van der Wielen,<br />

secretaris van de Haagse Journalistenvereniging.<br />

Er heerste een genoegelijke<br />

stemming en alleen de omstandigheid,<br />

dat de Zuid-Amerikanen tegen half<br />

acht genood waren aan een Indische<br />

rijsttafel, noopte er toe de samenkomst,<br />

waarin velen met de buitenlandse gassen<br />

van gedachten hebben gewisseld, te<br />

eindigen.<br />

Mr. M. Rooy, voorzitter van de Federatie,<br />

zond tijdens de bijeenkomst<br />

het volgende telegram aan de heer<br />

Herbert Moses, president van de Braziliaanse<br />

journalistenorganisatie: „De<br />

Federatie van Nederlandse Journalisten<br />

in een samenkomst met de Braziliaanse<br />

collega's verenigd, zendt zijn<br />

hartelijke groeten aan de Braziliaanse<br />

zusterorganisatie en spreekt de wens<br />

uit, dat het contact tussen kameraden<br />

der onderscheiden delen der wereld zal<br />

bijdragen tot een blijvende vriendschap<br />

tussen de twee landen."<br />

Hierop werd het volgende antwoord<br />

ontvangen: „De Braziliaanse organisatie<br />

zendt broederlijke groeten aan de<br />

Nederlandse collega's en juicht de gedachte<br />

toe een innige kameraadschap<br />

te bevorderen tussen alle journalisten<br />

teneinde de vooruitzichten op duurzame<br />

vrede te doen toenemen."<br />

5


Mijnheer de redacteur....<br />

Wie butter op zijn hoofd heeft......<br />

Moet niet in. de étalage<br />

gaan staan!<br />

Enkele maanden na de bevrijding<br />

verscheen bij de uitgeverij „West-<br />

Friesland" te Hoorn de roman „En de<br />

krant kwam uit " Auteur: Henri<br />

van Putten. Pseudoniem voor de min<br />

of meer bekende heer Hans P. van den<br />

Aardweg. Onderwerp: 's mans held-<br />

. haftige rol in de rijen van het „bovengronds<br />

verzet" als redacteur van het<br />

„Dagblad voor Noordholland", een rol,<br />

die de waarlijk toch niet zo vreselijk<br />

strenge perszuiveringscommissie aanleiding<br />

heeft gegeven de heer Van<br />

den Aardweg een certificaat te weigeren.<br />

Hetzelfde lot deelde de heer<br />

F. Butter, die het boek uitgaf en in de<br />

oorlog directeur van het „Dagblad voor<br />

Noordholland" was, niettegenstaande<br />

de ijver van zijn onderdanige dienaar<br />

om zijn chef en broodheer af te schilderen<br />

als de nobelste, dapperste, onbaatzuchtigste<br />

krantendirecteur, die<br />

ons land ooit heeft gekend.<br />

Kortom: het is een misselijk boek.<br />

De dagbladen waren indertijd nog te<br />

klein om aan dit letterkundig wangedrocht<br />

aandacht te besteden en „De<br />

Journalist" was nog niet weer verrezen<br />

om de collega's attent te maken op<br />

deze brutale poging van Van den<br />

Aardweg om zijn straatje schoon te<br />

vegen. Er zou voor mij dan ook geen<br />

aanleiding zijn na bijna twee jaar de<br />

aandacht op dit boek te vestigen, wanneer<br />

ik het niet toevallig weer was<br />

tegengekomen. En wel in de étalage<br />

van een Amsterdamse boekwinkel,<br />

waarin ter gelegenheid van de nationale<br />

feestdag een kleine collectie verzetsliteratuur<br />

was tentoongesteld. Temidden<br />

daarvan lag Van den<br />

Aardwegs boek!<br />

Schrijver en uitgever zullen zich er<br />

alleen maar over kunnen verheugen.<br />

De apologie van Henri van Putten,door<br />

de commissie Vonkenberg nonchalant<br />

terzijde geschoven, prijkt nu<br />

naast de werken, waarin de daden van<br />

hen worden beschreven, die in het<br />

„Dagblad voor Noordholland" op gezag<br />

van de Duitse heren „terroristen"<br />

en „avonturiers" werden genoemd. De<br />

boekhandelaar kunnen we er geen verwijt<br />

van maken, dat hij geen betere<br />

selectie toepast. De man maakt zo'n<br />

étalage ook uit een zakelijk oogpunt en<br />

dit is tenminste nog een lichtpuntje in<br />

deze trieste historie: dat deze „verzetsroman"<br />

van de Noordhollandse (bovengrondse)<br />

knokploegleider Henri van<br />

Putten nog niet is uitverkocht.<br />

Amsterdam, 5 Mei '47.<br />

EVERT WERKMAN.<br />

Frankfurter maskerade.<br />

Met belangstelling las ik in ons<br />

orgaan het artikel „Die Frankfurter<br />

Zeitung nach 1933", ontleend aan de<br />

N. Zür. Ztg. Mag ik er evenwel uw<br />

aandacht op vestigen, dat dit artikel,<br />

6<br />

geschreven door de oud-medewerker<br />

van dat genoemd Duits blad, Wilhelm<br />

Rey, kort daarna fel in de N.Z.Z. is<br />

bestreden, waarbij de innerlijke voosheid<br />

van Rey's betoog m.i. ten volle<br />

werd aangetoond. *)<br />

Rey doet niet anders dan „voor<br />

eigen parochie praten". De gedragslijn,<br />

welke de Frankfurter in de jaren<br />

'33—'43 heeft gevolgd, is precies dezelfde<br />

als die, door menig „Nederlands"<br />

blad tijdens de bezetting toegepast<br />

en had voornamelijk ten doel,<br />

het leven der krant zo lang mogelijk<br />

te rekken. Om dat te bereiken, werden<br />

talloze concessies aan de machthebbers<br />

van het Derde Rijk gedaan,<br />

concessies, waartegenover de stoutigheden,<br />

die enkele redacteurs of medewerkers<br />

zich nu en dan eens in de<br />

kolommen der F.Z. veroorloofden,<br />

eigenlijk toch weinig betekenden. Per<br />

slot van rekening „collaboreerde" de<br />

F.Z. immers op ruime schaal en de<br />

nazi-bonzen wisten heel goed wat ze<br />

deden met hun betrekkelijke zachtmoedigheid;<br />

toen de kruik h.i. lang<br />

genoeg te water was gegaan, lieten ze<br />

het broze voorwerp breken! Rey geeft<br />

zelf toe, dat de heren van de eervolle<br />

reputatie der Frankfurter in 't buitenland<br />

zoveel mogelijk profijt trokken<br />

en hier slaat hij de spijker precies<br />

op de kop, maar . . . veroordeelt<br />

tevens de krampachtige redactionele<br />

pogingen, om het blad „coüte que<br />

coüte" te laten voortbestaan, in de<br />

hoop, eenmaal het nationaal-socialistische<br />

masker te kunnen afwerpen.<br />

Ik voor mij kan zo'n maskerade niet<br />

waarderen en zij heeft, naar 't mij wil<br />

voorkomen, zowel binnens- als buitenslands<br />

slechts averechtse resultaten opgeleverd.<br />

Göbbels es. hadden ongetwijfeld<br />

„ihre Freude d'ran". Zo goed als<br />

aan het gemodder van menig ten<br />

onzent verschijnend persorgaan, dat<br />

gedwee de „verplichte copy" der<br />

Presse-Abteilung slikte en dan dit<br />

fraais weer door een kunstig gewrongen<br />

beschouwinkje of een behoedzaam-ondeugend<br />

zinnetje trachtte te<br />

compenseren.<br />

„Huilen met de wolven" wordt wel<br />

eens als het toppunt van slimheid<br />

aanbevolen, maar gewoonlijk trekken<br />

de wolven er het meeste profijt van<br />

en weten ze, zodra zij hun kans<br />

schoon zien, de pseudo-wolf heus wel<br />

te vinden. De Frankf. Ztg. heeft dit<br />

aan den lijve ervaren, zonder met haar<br />

„masker-politiek" ook slechts enige<br />

dienst aan het Duitse vaderland te<br />

hebben toewezen. In ere sneuvelen<br />

zou het blad, dat een reputatie had<br />

te verliezen, vrij wat beter hebben gesierd.<br />

En wat voor de Fr. Ztg. geldt,<br />

is, met enige variatie, evenzeer voor<br />

niet-Duitse bladen van toepassing.<br />

Leeuwarden.<br />

F. TH. HOLSBOER.<br />

*) Zie blz. 18 van dit nummer.-Red.<br />

Arm, maar krachtig?<br />

Naar aanleiding van het artikel „De<br />

N.J.K. als vakorganisatie" zou ik het<br />

volgende willen zeggen:<br />

De N.J.K. kan m.i. dan pas als vakorganisatie<br />

optreden, indien:<br />

a. Alle werkende journalisten in<br />

Nederland lid zijn;<br />

b. een voldoende kas is gevormd.<br />

Dit kan alleen bereikt worden als<br />

de contributie zodanig is gesteld, dat<br />

deze geen, toij velen thans te zwaar,<br />

geldelijk offer vormt tot toetreding<br />

van iedere journalist.<br />

Het is m.i. beter een sterke ledenbond<br />

te hebben met dragelijke contributie<br />

dan een verbond met een beperkt<br />

aantal leden, die hoofdelijk wel<br />

meer bijdragen, doch waarvan als<br />

representatieve bond naar buiten veel<br />

minder kracht tfitgaan kan.<br />

Voordat aan deze voorwaarden zal<br />

zijn voldaan, kan m.i. de N.J.K. niet<br />

als krachtige vakorganisatie met succes<br />

naar buiten optreden.<br />

Met dank voor de plaatsing,<br />

C. HYMANS.<br />

Amsterdam.<br />

(Het is maar de vraag wat men „een<br />

dragelijke contributie" noemt. Zal de<br />

Kring de belangen van zijn leden op<br />

afdoende wijze kunnen behartigen,<br />

dan is daarvoor nu eenmaal geld<br />

nodig. Het ideaal van collega Hymans:<br />

„arm maar krachtig", is een utopie.<br />

Dit geldt voor elke vakvereniging en<br />

heeft daarvoor te allen tijde gegolden.<br />

De arbeiders hebben dit sinds lang<br />

beseft en hebhen van hun vaak armzalig<br />

loon bedragen op zij gelegd voor<br />

de opbouw en versterking van hun<br />

vakbonden, waarbij vergeleken de<br />

contributie-eisen van de Kring uitermate<br />

schappelijk zijn. Zou het werkelijk<br />

waar zijn dat het saamhorigheidsbesef<br />

en de bereidheid om voor het<br />

gemeenschappelijk belang een bescheiden<br />

offer te brengen onder boorddragers<br />

zoveel minder is? Ondanks het<br />

betoog van collega Hymans weigeren<br />

wij het te geloven! — Red.)<br />

Het legioen der zevenduizend<br />

Ik heb dan eindelijk mijn voorlopig<br />

certificaat!<br />

Met — naar ik meende gerechtvaardigde<br />

— voldoening heb ik het mijn<br />

collega's bij Scheltema getoond. Je<br />

mag er toch immers wel een beetje<br />

trots op zijn, wanneer je zo maar, zij<br />

het dan na lang wachten, zuiver bent<br />

bevonden, al is het dan ook voorlopig.<br />

Maar ze keken een 'beetje misprijzend<br />

naar het papiertje en een tikje achterdochtig<br />

vroegen ze: „Heb je dat nou<br />

pas gekregen? Ik heb het mijne al<br />

meer dan een jaar." En er waren er,<br />

die verachtelijk naar het hoge stamboeknummer<br />

wezen: 7224! „Ik dacht,<br />

dat jij zo verschrikkelijk zuiver was",<br />

zeiden ze om daarna nadenkend hun<br />

broodje-kaas aan te snijden.<br />

Dat heeft mij tot nadenken gestemd.<br />

Ik zit inderdaad een beetje met dat<br />

hoge nummer in mijn maag, want<br />

iedereen denkt nu, dat ik wel een heel<br />

zwaar geval moet zijn geweest. Weliswaar<br />

heb ik mij gehaast om te ver-


•<br />

klaren, dat ik het certificaat „zomaar"<br />

heb gekregen en dat ik zelfs nooit ben<br />

opgeroepen om gehoord te worden,<br />

maar dat hoge nummer staat er nu<br />

eenmaal. En bij Scheltema achter de<br />

koffie en bij Suisse achter de borrel<br />

denken ze er het hunne van . . .<br />

In alle ernst echter: er zit aan dat<br />

hoge nummer nog een probleem vast.<br />

Wanneer mij nummer 7224 wordt uitgereikt,<br />

betekent dat — het is heel<br />

gemakkelijk uit te rekenen — dat er<br />

nog 7223 andere certificaten zijn uitgereikt.<br />

Dat er, met andere woorden,<br />

meer dan zevenduizend personen op<br />

het ogenblik werkzaam zijn in<br />

de journalistiek of in niet-joumalistieke,<br />

leidende functies bij de dag- en<br />

weekbladpers. Wie zijn toch wel die<br />

zevenduizend? Vóór de oorlog telden<br />

de N.J.K. en de R.K.J.V. tezamen,<br />

naar ik meen, niet meer dan een 1600<br />

journalisten. Dat legioen is zeer gehavend<br />

uit de oorlog te voorschijn gekomen.<br />

Weliswaar zijn er tallozen bijgekomen<br />

— waaronder de tientallen<br />

zuivere minderjarigen, waarover niet<br />

al te zuivere, doch wel zeer meerderjarige<br />

collega's direct na de bevrijding<br />

soms zo smalend wisten te praten —<br />

doch wie de klaagzangen der onderscheidene<br />

dagbladdirecteuren aanhoort,<br />

dat het zo moeilijk is geschikte<br />

redacteuren te vinden, krijgt<br />

toch niet de indruk, dat er nu zo ontstellend<br />

veel journalisten méér zijn.<br />

Daar komen natuurlijk bij degenen,<br />

die in leidende functies werkzaam<br />

zijn, doch geen redactiewerk<br />

verrichten. Maar die kunnen met hun<br />

allen die zevenduizend toch ook niet<br />

volmaken?<br />

Wie zijn die zevenduizend dan toch<br />

wel? Ik kan de vraag niet beantwoorden.<br />

Eén collega heeft overigens getracht<br />

een tipje van de certificatensluier op<br />

te lichten. „Bij ons op. de redactie",<br />

zei hij, „werkt iemand, die wel drie<br />

certificaten heeft. Allemaal andere<br />

nummers. Allemaal aangetekend verstuurd.<br />

Dié is pas zuiver!" Dat laatste<br />

was natuurlijk een steek onder water,<br />

omdat ik daar zo onnozel met slechts<br />

één papiertje zat. Maar ik heb hier<br />

en da-ar eens geïnformeerd en die driedubbele<br />

zuivering moet beslist op een<br />

administratieve vergissing berusten.<br />

Regel is het niet.<br />

Dus: wie zijn die zevenduizend?<br />

E. WERKMAN,<br />

(Stamboekno. 7224)<br />

Taaiperikelen.<br />

Dat journalisten zich beijveren om<br />

bij onze taal de wacht te betrekken,<br />

is ongetwijfeld een loffelijk streven,<br />

't Is alleen maar jammer, dat Nederlands<br />

zo moeilijk is, ook zelfs in de<br />

nieuwe spelling — ja, misschien is het<br />

volgens de jongste uitvinding op dit<br />

gebied nog moeilijker geworden —; terwijl<br />

zich bovendien nog de moeilijkheid<br />

voordoet, dat niet ieder, die zich<br />

tot zuiveren geroepen acht, daarvoor<br />

de nodige bekwaamheid bezit.<br />

In een verslag over de onthulling<br />

van een gedenkplaat, kwam de volgende<br />

critische opmerking voor: „Het<br />

is jammer, dat een storende fout in de<br />

SCHRIFTELIJKE CURSUS<br />

Het onderstaande is een opstel,<br />

als „vrij werk" gemaakt<br />

door een leerling van een der<br />

vele schriftelijke cursussen in<br />

ons vak die ons vaderland arm<br />

is. Het is zonder enige verandering<br />

afgedrukt; de woorden<br />

tussen haakjes zijn verbeteringen<br />

van de leraar, die het werk<br />

met het cijfer 7i beloonde en<br />

het cursief gedrukte onderschrift<br />

er aan toevoegde. Van<br />

onze kant hebben wij hier niets<br />

aan toe te voegen dan de verzuchting:<br />

Hoe lang nog? Het<br />

onlangs ingestelde toezicht op<br />

de schriftelijke cursussen betreft,<br />

naar wij menen, voorlopig<br />

alleen het handelsonderwijs!<br />

Ons vertrek<br />

Het is 5 Februari. Wij hangen over<br />

de reling van het troepenschip, starend<br />

op de kade, die nu verlaten is.<br />

Beneden verlaten de M.P.'s het schip.<br />

De loopplanken worden binnengehaald<br />

en de deuren in de scheepswand,<br />

waardoor wij vanmorgen binnenmarcheerden,<br />

worden gesloten.<br />

Enkele mensen van de maatschappij<br />

lopen nog haastig op de kade heen en<br />

weer. Verder alles stil.<br />

Ergens slaat een klok, twaalf slagen<br />

klinken door de nachtelijke stilte. Een<br />

der mannen op de kade blaast luide<br />

op een fluit. Dit is het teken! De trossen<br />

worden losgegooid. Nog even en<br />

we raken los van de kade. Eerst tergend<br />

langzaam, een halve meter, een<br />

meter, maar steeds verder. Het begin<br />

van de reis!<br />

Langzaam verdwijnt , de kade uit<br />

het gezicht. Daar staat het hek, waarachter<br />

vandaag nog vele familieleden<br />

tekst is geslopen, — wellicht wordt<br />

deze snel veranderd. Het „Ter herdenking<br />

van de burgers, die op 7 Mei 1945<br />

op de Dam gevallen zijn", dient te<br />

worden gecorrigeerd in „Ter herdenking<br />

aan "<br />

Ja, de Nederlandse taal is niet makkelijk.<br />

En er zijn nu eenmaal, ook in<br />

ons mooie beroep, mensen, die graag<br />

een beetje dik doen en niet vrij zijn<br />

van eigenwijsheid.<br />

Maar toch vraagt men zich af, of<br />

op de redactie, waar zo'n verslag wordt<br />

doorgegeven, niet iemand zit, die verstandiger<br />

is en meer herinnering heeft<br />

aan zijn schooluren Ned. taal.<br />

v. d. B.<br />

ons toewuifden. In gedachten zie ik<br />

ze nog staan. Zwaaiend met zakdoeken,<br />

anderen hadden oranje linten en<br />

sommigen bliezen op een hoorn of<br />

hadden grote houten borden bij zich.<br />

Alles om ons een laatste afscheid toe<br />

te wuiven. Ze lieten zich niet afschrikken<br />

door het ongure weer en de bitter<br />

koudei wind, die hen door hun<br />

kleding gesneden moet hebben. De<br />

kade zinkt weg in het duister. Ik voel<br />

iets in me opkomen. Bedwingen jongen,<br />

wees flink. Ik zoek m'n hangmat<br />

op en probeer een plaatsje te vinden<br />

aan de zolderwand. We hangen allen<br />

tegen elkaar, zij aan zij, ruimen vol.<br />

's Nachts droom ik van een huilend<br />

meisje en een bedroefde moeder.<br />

We hangen weer over de reling. Het<br />

is nu half vijf in de vroege morgen.<br />

IJmuiden! Weer roepen de mensen op<br />

de kade, ondanks de felle koude. Sommigen<br />

hebben dekens om het lichaam<br />

geslagen. Alle goeds wordt ons toegewenst.<br />

Als het schip gaat varen hollen<br />

zij nog mede, zolang ze maar kunnen.<br />

Daar roept nog een moeder, zo luid<br />

als zij maar kan: „Dag Jan, houdt je<br />

goed hoor!" Haar jongen staat hier<br />

tussen ons aan de reling. Zij roept die<br />

woorden aan hem, maar het is mij<br />

alsof ze voor ons allen bedoeld zijn.<br />

Alsof al onze eigen moeders daar ook<br />

staan, op het laatste stukje Holland<br />

en ons toeroepen: „Dag, houdt je goed<br />

hoor!" Ik zou namens ons allen willen<br />

terugroepen: „We zullen ons goed<br />

houden, we zullen laten zien wat we<br />

' waard zijn, wat er in ons zit."<br />

De mensen zwaaien nóg met de armen,<br />

maar het schip vaart medogenloos<br />

verder. De mensen worden al kleiner<br />

en kleiner... stipjes zijn het nu,<br />

we zien ze al niet meer. De kust zakt<br />

al dieper en dieper weg, tot ze zich<br />

geheel oplost in de ochtendnevel die<br />

over de rustige zee hangt. Ik groet u,<br />

dierbaar Nederland!^<br />

Rondom ons is nu niets als (dan)<br />

water, als (steeds) maar water. Het<br />

schip klieft door de rustige zee met<br />

zijn vier en twintig honderd soldaten<br />

aan boord. Twee duizend hiervan waren<br />

drie maanden geleden nog burgers.<br />

Wij hebben het burgerleven<br />

echter tijdelijk vaarwel moeten zeggen.<br />

Hei valt niet mee, maar het<br />

moet.<br />

Maar wij kunnen de toekomst met<br />

open ogen tegemoet zien, omdat we<br />

weten, dat velen in Holland, verlangend<br />

naar onze terugkomst uitzien.<br />

Wij zullen onze plicht doen (taak<br />

verrichten), ook als het wel eens<br />

moeilijk zal vallen. Het is onze plicht<br />

tegenover volk en land van Nederland<br />

en Indië.<br />

TAAIE.<br />

Heel goed. Zendt u het maar naar<br />

de redactie van... Het lijkt me wel<br />

iets voor dat blad.<br />

Tracht bij de persdienst te komen<br />

of bij de redactie van een soldatenkrant.<br />

Maak verhalen van alle echte<br />

avonturen. En veel succes!<br />

7


DE COMMISSIE PERSWET GEÏNSTALLEERD<br />

Maar .... zij begint pas in September te werken.<br />

De Ministers van O., K. en W. en van Justitie hebben<br />

— zoals bekend is — een commissie ingesteld teneinde<br />

van advies te dienen omtrent de wenselijkheid om met<br />

inachtneming van de grondwettelijk gewaarborgde vrijheid<br />

van drukpers nadere wettelijke regelen te stellen<br />

met betrekking- tot het perswezen, waarbij, onverminderd<br />

de bevoegdheid van de commissie om andere onderwerpen<br />

in haar advies te betrekken, in het bijzonder ware<br />

na te gaan:<br />

1. of en in hoeverre het aanbeveliirg verdient bij de wet<br />

regelen te stellen met betrekking tot het uitgeven van<br />

dag- en nieuwsbladen en andere periodieken en het<br />

exploiteren van persbureaux, zulks in aansluiting aan<br />

hetgeen dienaangaande door de Persraad werd voorbereid;<br />

2. of en in hoeverre er aanleiding bestaat de bestaande<br />

strafrechtelijke bescherming tegen misdragingen, door<br />

middel van de drukpers begaan, uit te breiden;<br />

3. of het wenselijk moet worden geacht de strafrechtelijke<br />

bescherming, bedoeld onder twee (2) aan te<br />

vullen met een tuchtrechtelijke, in dier voege, dat aan<br />

een in te stellen of te erkennen organisatie van<br />

journalisten de bevoegdheid wordt toegekend tot het<br />

in eigen kring opleggen van tuchtmaatregelen.<br />

De Ministers hebben deze commissie bevoegd verklaard<br />

aan haar advies de voorstellen toe te voegen, welke zij<br />

ter bereiking van de door haar aanbevolen maatregelen<br />

nodig of wenselijk acht en verder bepaald, dat het door<br />

haar uit te brengen advies zal worden vastgesteld bij<br />

meerderheid van stemmen, met dien verstande, dat ieder<br />

lid het recht heeft zijn afwijkend gevoelen afzonderlijk<br />

kenbaar te maken.<br />

In deze commissie zijn benoemd:<br />

tot lid en voorzitter: Prof. Mr. W. P. J. Pompe, hoogleraar<br />

te Utrecht;<br />

tot leden: W« H. van Baarle, voorzitter van de Ned.<br />

Organisatie van Tijdschriftuitgevers (Notu); A. M. Banda,<br />

voorzitter van de Ver. Ned. Nieuwsbladpers; Dr. C.<br />

Beekenkamp, administrateur Ministerie O., K. en W.;<br />

G. H. J. B. Bodewes, voorzitter van de Kath. Ned. Dagbladpers;<br />

A. J. Boskamp, bestuur der Ned. Dagbladpers<br />

1945; Dr. E. Diemer, lid van de Persraad; Mej. Mr; G.<br />

Galema, hoofdcorrfmies Ministerie O., K. en W.; L. Hanekroot,<br />

voorzitter Kath. Ned. Journalistenkring; Mr. R.<br />

A. V. Baron van Haersolte, tijdelijk ambtenaar Ministerie<br />

van Justitie; H. Hermans, secretaris minister-president;<br />

Mr. B. H. Kazemier, raadsadviseur bij: het Ministerrie<br />

van Justitie; C. A. Keuning, dagbladdirecteur; H.<br />

Korte Jr., en J. Meyer leden Persraad; Mr. M. Rooy,<br />

voorzitter Ned. Journalistenkring; Mr. W. Verkade, publicist<br />

en tot secretaris: Mr. J. L. Kranenburg, secretaris<br />

Persraad.<br />

De installatie dezer Interdepartementale Commissie geschiedde<br />

op Woensdagmiddag 2 April j.1. door de Minisvan<br />

Onderwijs, vergezeld van zijn ambtgenoot van Justitie.<br />

De rede van Dr. Gielen werd beantwoord door Prof.<br />

Pompe als voorzitter der commissie. Het bleek niettemin,<br />

dat de commissie, wegens drukke bezigheid van Prof.<br />

Pompe, eerst in September a.s. haar taak zal kunnen<br />

beginnen.<br />

Aan de rede van de Minister van O, K. en W. is het<br />

volgende ontleend:<br />

8<br />

„Ongeveer tegelijk met het verzoek varf de Persraad<br />

om een Commissie ad hoc te benoemen voor een<br />

nieuwe Perswet — uit overweging dat de samenstelling<br />

van die Raad eigenlijk onvoldoende is om dit<br />

deel van de hem opgedragen taak naar behoren te<br />

vervullen, met name, omdat het wetenschappelijke en<br />

ambtelijke element onvoldoende zijn vertegenwoordigd<br />

— 'kwam mijn ambtgenoot van Justitie in de Raad<br />

van Ministers met het denkbeeld, te laten onderzoeken<br />

of en in hoeverre er aanleiding bestond, de strafrechtelijke<br />

bescherming tegen misdragingen, door middel<br />

van de drukpers begaan, uit te breiden. Ik meen<br />

te mogen zeggen, dat uit deze coïncidentie Uw Commissie<br />

geboren is.<br />

„Over haar taakomschrijving kan ik kort zijn:<br />

„Ik moge mij bepalen tot het onderstrepen van een<br />

enkele passage uit die taakomschrijving, namelijk de<br />

woorden: „onverminderd de bevoegdheid van de Commissie<br />

om andere onderwerpen in haar advies te betrekken".<br />

Ik zou mij bijvoorbeeld zeer goed kunnen indenken,<br />

dat gij er behoefte aan zoudt hebben, na te gaan of,<br />

en in hóeverre aan het uitoefenen van het beroep van<br />

journalist wettelijke vereisten ikunnen en moeten gesteld.<br />

En vanzelfsprekend bijna is het, dat voor een goede<br />

behandeling van deze gehele materie van te voren moet<br />

vaststaan wie als journalist kan worden aangemerkt.<br />

„Hoe voortreffelijk de toekomstige Perswet ook moge<br />

worden, zij zal ons volk geen goede pers geven, indien die<br />

pers niet gemaakt wordt door mensen, „die liefde hebben<br />

voor ideeën, niet omdat het hun eigen ideeën zijn, maar<br />

omdat zij het ware. het goede, het schone inhouden".<br />

De journalist moet evenals de directie „aan die ideeën<br />

en beginselen dienstbaar wezen en zijn eigen gemak,<br />

ijdelheid, voordeel, bij deze ideeën achterstellen".<br />

„Ik heb wel eens gelezen, dat wij nog voor een goed<br />

deel leven onder de heerschappij van het Romeinse recht.<br />

Ook wat de rechtspositie van de journalist betreft is,<br />

naar mijn mening, de tijd gekomen, dat men zich daaraan<br />

ontworstelt.<br />

„Het zou onbillijk zijn, een parallel te trekken tussen<br />

een Romeinse slavenhouder en de dagbladdirecteur, die<br />

inktkoelies in zijn dienst heeft; maar ligt de tijd, dat<br />

directeuren meenden een soort jus abutendi op de journalisten<br />

te hebben, zo heel ver achter ons?<br />

„Ik ga niet zo ver, te beweren, dat het met de „mores"<br />

wel in orde zal komen, indien de rechtspositie maar<br />

behoorlijk geregeld is. Verdiepen, van verantwoordelijkheidsbesef<br />

—' ik zinspeelde er reeds op — zal het primaire<br />

doel moeten zijn en blijven van de organisaties der bedrijfsgenoten.<br />

Doch het zal uw taak zijn te zoeken naar<br />

een juridisch^ vorm, waar binnen die verantwoordelijkheid'<br />

kan worden gestimuleerd. Of, om een uitdrukking te gebruiken<br />

van de grootmeester der Nederlandse journalisten,<br />

Dr. Abraham Kuyper: een hekwerk te timmeren,<br />

waarlangs de leiboom kan worden gebonden, opdat zij<br />

meer vrucht drage.<br />

„De persvrijheid — kostelijk goed en onschatbaar voorrecht<br />

in een democratisch bestel! — verdraagt zich ogenschijnlijk<br />

niet met wettelijke beperkingen. Worde het<br />

U vergund, ten dezen schijn en wezen te onderkennen en<br />

te ontdekken, in hoeverre juist de gebondenheid waarborg<br />

is voor de ware vrijheid."<br />

De Collectieve Arbeids-Overeenkomst<br />

De Commissie, gevormd door de besturen<br />

van de N.D.P. 1945, de N.J.K. en de K.N.J.K.<br />

tot het ontwerpen van een Collectieve Arbeids-Overeenkomst,<br />

heeft de onderhandelingen<br />

over een ontwerp-C.A.O. beëindigd. Het<br />

ontwerp is thans aan de besturen der drie<br />

organisaties voorgelegd, die het nog in de<br />

loop van Juni in behandeling zullen nemen.<br />


HET BEROEPSGEHEIM VAN E)E JOURNALIST<br />

In de nummers 4 en 5 van de lopende<br />

jaargang van De Katholieke Journalist<br />

heeft collega W. Goldschmitz te Maastricht<br />

belangwekkende beschouwingen<br />

gewijd aan het vraagstuk van het beroepsgeheim<br />

van de journalist. Na in<br />

het eerste artikel een historisch overzicht<br />

van de stand van dit vraagstuk<br />

te hébben gegeven, geeft de schrijver<br />

in het tweede een uiteenzetting van<br />

zijn eigen standpunt.<br />

Voor 'de lezers van De Journalist, die<br />

waarschijnlijk grotendeels deze beschouwingen<br />

niet onder ogen hebben<br />

gehad, laten wij het tweede artikel van<br />

collega Goldschmitz hier in zijn geheel<br />

volgen; het luidt:<br />

„Met het overzicht van meningen en<br />

feiten in het vorig artikel, kunnen we<br />

niet volstaan. Het is nodig, dat we tot<br />

een welomschreven conclusie komen,<br />

zodat we weten, waaraan we ons als<br />

katholieke journalisten hebben te houden.<br />

Ik heb de moeilijkheden vastgelegd<br />

in een aantal vragen, welke ik zal<br />

trachten te beantwoorden.<br />

Deze vragen luiden als volgt:<br />

A. Mag een journalist ter publicatie<br />

in zijn dagblad gebruik maken van<br />

mededelingen, welke hem ter ore zijn<br />

gekomen uit besprekingen in bijeenkomsten,<br />

waarvoor de bevoegde autoriteit<br />

aan degenen, die daarbij aanwezig<br />

waren, op volkomen regelmatige wijze<br />

en uitdrukkelijk geheimhouding heeft<br />

opgelegd:<br />

1. indien deze mededelingen de journalist<br />

door een der in de vergadering<br />

aanwezigen zijn verstrekt, terwijl de<br />

zegsman er zich volledig bewust van<br />

was:<br />

a. dat hij willens en wetens de hem<br />

wettig opgelegde geheimhouding schond<br />

en<br />

b. dat de betrokken journalist —<br />

zelfs met goedvinden van de zegsman<br />

— gebruik zou maken van deze mededeling<br />

voor berichten in zijn blad?<br />

2. indien deze mededelingen de journalist<br />

zijn geworden, doordat een der<br />

in de vergadering aanwezigen onbewust<br />

of door onvoorzichtigheid dingen<br />

heeft gezegd, welke voor de journalist<br />

voldoende aanwijzing vormden omtrent<br />

de inhoud van hetgeen ter vergadering<br />

is gezegd of behandeld, wanneer<br />

hij meent, dat publiciteit nodig<br />

is om wille van de grote belangen, die<br />

op het spel staan?<br />

3. indien deze mededelingen de journalist<br />

zijn verstrekt ter publicatie, omdat<br />

de betrokken zegsman de overtuiging<br />

heeft, dat geheimhouding ten<br />

onrechte is opgelegd, b.v. omdat hij<br />

meent, dat door die geheimhouding<br />

het algemeen belang wordt geschaad?<br />

B. Wanneer een dergelijke publicatie,<br />

terecht of ten onrechte, eenmaal is geschied,<br />

is dan de journalist verplicht,<br />

de naam van zijn zegsman te verzwijgen:<br />

1. wanneer hij uitdrukkelijk beloofd<br />

heeft, als een toevertrouwd eru beloofd<br />

geheim, de herkomst zijner berichten<br />

niet aan te geven?<br />

2. wanneer hij zulks niet heeft beloofd,<br />

maar de zegsman stilzwijgend<br />

aanneemt, dat de journalist hem niet<br />

zal noemen, ook al zouden daaruit<br />

voor de journalist grote nadelen voortvloeien?<br />

Ik geloof, dat in deze vragen de verschillende<br />

mogelijkheden en moeilijkheden<br />

alle tot uitdrukking komen.<br />

Ziehier het antwoord op deze voor<br />

ons, journalisten belangrijke vragen:<br />

Ad A. 1.<br />

Een lid van de gemeenteraad of van<br />

een ander college, waarin zaken onder<br />

geheimhouding worden medegedeeld,<br />

mag daarvan nooit mededeling doen<br />

aan derden. Een dergelijke schending<br />

van vertrouwen is — objective — een<br />

op ernstige wijze misdoen tegen de<br />

rechtvaardigheid. Een journalist, die<br />

dergelijke geheime mededelingen ontvangt,<br />

heeft die kennis dus op onrechtmatige<br />

wijze verkregen. Hij mag<br />

daar dus geen, ruchtbaarheid aan geven.<br />

Doet hij dat toch, dan misdoet hij<br />

eveneens op ernstige wijze tegen de<br />

rechtvaardigheid.<br />

Ad A. 2.<br />

Ook een dergelijke wetenschap is onrechtmatig<br />

verkregen. Subjective heeft<br />

dat raadslid niet ernstig misdreven,<br />

maar wat de publicatie betreft, geldt<br />

daarvan hetzelfde als onder A. 1.<br />

Hierbij dienen twee opmerkingen r,e<br />

worden gemaakt:<br />

1. Het is mogelijk, dat een journalist<br />

door enkele losse opmerkingen van<br />

zo'n persoon, die tot geheimhouding<br />

verplicht is, op het spoor wordt gebracht<br />

van zaken, die in het geheim<br />

zijn behandeld. Door verdere nasporingen,<br />

door dingen met elkaar te combineren<br />

enz. zou hij met vrij grote zekerheid<br />

kunnen achterhalen, wat er met<br />

gesloten deuren besproken is. Zijn kennis<br />

is dan eveneens onrechtmatig verkregen.<br />

De geheimhouding als zodanig<br />

is niet opgeheven en dus mogen de op<br />

deze wijze verkregen gegevens evenmin<br />

gepubliceerd worden.<br />

2. Het is denkbaar, dat een of meer<br />

tot geheimhouding verplichte personen,<br />

bewust of onbewust, hun mond<br />

voorbij praten, zodat een min of meer<br />

grote kring van personen van de geheime<br />

besprekingen op de hoogte is. In<br />

dat geval is er geen sprake meer van<br />

geheim en is er p e r s e geen bezwaar<br />

meer tegen publicatie.<br />

In, het laatste geval is het evenwel<br />

onjuist bij de publicatie in de krant de<br />

schijn te wekken, alsof de aldus verworven<br />

kennis verkregen is door de<br />

loslippigheid van een der tot geheimhouding<br />

verplichte personen. Vooreerst<br />

is dat onwaar en bovendien werpt men<br />

de blaam van schending van vertrouwen<br />

op degenen, die tot geheimhouding<br />

verplicht waren. /<br />

Ad A. 3.<br />

Wanneer volkomen objectief en alle<br />

omstandigheden in aanmerking genomen,<br />

vast staat, dat het bewaren van<br />

het geheim in strijd zou zijn met het<br />

algemeen belang, dan is men niet tot<br />

geheimhouding gebonden.<br />

Immers:<br />

wanneer geheimhouding wordt opgelegd,<br />

dan moet zulks geschieden met<br />

het oog op het algemeen belang.<br />

Welnu, de opgelegde geheimhouding<br />

is in strijd met het algemeen belang.<br />

Ergo.<br />

Maar het bewijs, dat de opgelegde<br />

geheimhouding inderdaad in strijd is<br />

met het algemeen belang, zal moeilijk<br />

te leveren zijn.<br />

Wanneer is het geheimhouden van<br />

besprekingen in een Raad, Provinciale<br />

Staten, van Eerste of Tweede Kamer<br />

of welk college dan ook in strijd met<br />

het algemeen belang? Hoe wil men dit<br />

bewijzen? Het gaat daarbij niet om<br />

de subjectieve mening van meneer X.<br />

of meneer Y. Er zijn bewijzen nodig.<br />

Bovendien: in een geval als dat van<br />

de meer genoemde collega Hanssen<br />

kan men toch niet aannemen, dat<br />

slechts één van de raadsleden het algemeen<br />

belang juist ziet en dat de 44<br />

anderen daarvoor blind zijn.<br />

Overigens, laten we eens aannemen,<br />

dat een raadslid volledig overtuigd is,<br />

aan de hand van steekhoudende argumenten,<br />

dat geheimhouding van de gevoerde<br />

besprekingen schade zou berokkenen<br />

aan het algemeen belang, dan<br />

nog behoeft hij niet zijn toevlucht te<br />

nemen tot publicatie in een dagblad.<br />

Daar zijn andere wegen. Hij kan<br />

trachten over de betrokken aangelegenheid<br />

een discussie uit te lokken in<br />

een openbare vergadering. Hij kan een<br />

interpellatie aanvragen. Hij kan zich<br />

beroepen op de Commissaris der Koningin,<br />

op de Kroon.<br />

Dit bewijst wel, dat er heel wat moet<br />

gebeuren en dat buitengewoon zwaarwichtige<br />

argumenten aangevoerd moeten<br />

worden, wil een tot geheimhouding<br />

verplicht persoon zich van die geheimhouding<br />

terecht ontslagen achten.<br />

Alleen op deze argumenten gebaseerd<br />

en nadat alle andere wegen niet tot<br />

resultaat hebben geleid, zou een journalist<br />

zich mogen lenen tot publicatie<br />

van dergelijke geheimen. Maar daar<br />

volgt dan ook uit, dat het bijna niet<br />

te bewijzen is voor een journaKst, dat<br />

hij geroepen zou zijn om tot die publicatie<br />

over te gaan. Aanvaardend de<br />

theoretische mogelijkheid van een dergelijke<br />

noodzaak, zal het geval zich<br />

practisch zeer zelden voordoen.<br />

Ten overvloede nog dit.<br />

Openbaarheid is een groot goed. Zij<br />

voorkomt heel veel kwaad. Maar wat<br />

baat het, als b.v. alle bovengenoemde<br />

instanties in het geval gekend zijn,<br />

zonder dat zij ingrijpen, dat de massa<br />

het te weten komt via de pers? Zou<br />

men werkelijk menen, dat b.g. autoriteiten<br />

van mening zouden veranderen,<br />

als het publiek ook van de zaak op de<br />

hoogte was?<br />

Ik betwijfel het ten sterkste. Zo corrupt<br />

is overigens onze samenleving nog<br />

niet, dat autoriteiten van hoog tot<br />

laag de dwang van de publieke opinie<br />

nodig hebben om het algemeen belang<br />

naar behoren te behartigen.<br />

Nu de plicht tot zwijgen.<br />

Vooraf zij opgemerkt, dat in de suppositie<br />

B.l. wordt verondersteld een<br />

9


toevertrouwd geheim (secretum commissum)<br />

en in de suppositie B.2. een<br />

natuurlijk geheim (secretum naturale).<br />

Ad B. 1.<br />

De journalist moet zwijgen. Hij mag<br />

de naam van zijn zegsman niet noemen.<br />

Al is er dan ook geen sprake van<br />

ambtsgeheim of beroepsgeheim in de<br />

strenge zin des woords, zoals straks<br />

zal worden aangetoond, het is een toevertrouwd<br />

geheim. Maar bij een toevertrouwd<br />

geheim is men uit rechtvaardigheid<br />

verplicht tot stilzwijgen.<br />

Ook al zijn daaraan nadelen verbonden.<br />

Daarvan geldt, wat we reeds eerder<br />

van geheim en schending van' vertrouwen<br />

zeiden.<br />

Zouden echter voor de journalist<br />

zeer grote nadelen uit zijn zwijgen<br />

voortvloeien, b.v. dat hij en zijn gezin<br />

brodeloos zouden worden en ten prooi<br />

aan de grootste ellende, dan is hij niet<br />

tot geheimhouding verplicht, omdat de<br />

belofte, expressis verbis of stilzwijgend,<br />

tot geheimhouding, dergelijke grote<br />

nadelen niet impliceert.<br />

Het geval staat evenwel anders, wanneer<br />

tevoren uitdrukkelijk is overeengekomen,<br />

dat ook ergerlijke grote nadelen<br />

hem niet van zijn belofte tot<br />

geheimhouding zullen ontslaan, m.a.w.,<br />

dat hij zal zwijgen, wat er ook van<br />

moge komen.<br />

Ad B. 2.<br />

Als de zegsman alleen maar stilzwijgend<br />

aanneemt, dat de journalist hem<br />

niet zal noemen, staat deze niet onder<br />

toevertrouwd geheim, doch onder natuurlijk<br />

geheim. Ook dan mag hij zijn<br />

zegsman niet noemen. Doet hij het<br />

toch, dan misdoet hij tegen de naastenliefde.<br />

In dat geval is geringer nadeel<br />

voldoende om van de verplichting tot<br />

geheimhouding te ontslaan. Wel moet<br />

rekening gehouden worden met het<br />

nadeel, dat door openbaarmaking de<br />

zegsman dreigt.<br />

De zaak heeft nog een andere kant.<br />

Voor de samenleving is het van het<br />

allergrootste belang, dat vertrouwelijke<br />

zaken ook vertrouwelijk blijven; dat<br />

datgene, waarvoor geheimhouding is<br />

opgelegd, ook geheim blijft.<br />

Waar moet het naar toe, als men<br />

bij vertrouwelijke besprekingen in overheidscolleges<br />

niet zeker is, dat alle<br />

aanwezigen zwijgen? Dat ieder lid, afgaande<br />

op zijn subjectieve mening, dat<br />

iets niet geheim mag blijven aan het<br />

praten en publiceren slaat?<br />

Is openbaarheid, zoals ik reeds opmerkte,<br />

een groot goed, van niet minder<br />

waarde voor onze samenleving is<br />

de zekerheid, dat vertrouwelijk en geheim<br />

blijft, wat als vertrouwelijk en<br />

als geheim is medegedeeld.<br />

En als men dat overweegt, dan komt<br />

een journalist, aan wie dergelijke geheime<br />

besprekingen zijn medegedeeld,<br />

voor de strijd tussen de volgende twee<br />

belangen te staan:<br />

enerzijds het bekend maken bij de<br />

bevoegde autoriteiten van die personen,<br />

die geen geheim kunnen bewaren;<br />

anderzijds zijn plicht om te verzwijgen<br />

de naam van zijn zegsman.<br />

Ik zou niet gaarne zonder meer willen<br />

beslissen, welke van deze twee belangen<br />

het zwaarste weegt.<br />

De bijzondere omstandigheden van<br />

het afzonderlijke geval dienen in aanmerking<br />

te worden genomen. Wel leren<br />

de moralisten, dat de getuige, ook wettelijk<br />

ondervraagd door de rechter,<br />

niet gebonden is datgene te openbaren,<br />

wat hij onder strikt vertrouwd<br />

geheim weet. Dit als algemene norm;<br />

hieruit blijkt wel, dat de presumptie<br />

meer is voor het zwijgen.<br />

Deze beschouwing geldt voor het geval,<br />

dat de publicatie ten onrechte is<br />

geschied en vervalt, als de publicatie<br />

terecht zou geschied zijn.<br />

Beroepsgeheim ?<br />

Ten slotte de vraag: Bestaat er voor<br />

de journalist een ambts- of beroepsgeheim?<br />

Deze vraag moet beslist ontkennend<br />

beantwoord worden.<br />

Een ambts- of beroepsgeheim bestaat<br />

alleen voor die personen, die krachtens<br />

Deelnemers aan de op 15 April j.l. door het Leger des Heils in Nederland<br />

aangeboden perslunch in verband met de a.s. viering van zijn 60-jarig jubileum.<br />

10<br />

hun ambt of beroep noodzakelijk kennis<br />

moeten nemen van vertrouwelijke<br />

zaken, die natuurlijkerwijze geheim<br />

moeten blijven.<br />

Een medicus, een advocaat, een notaris,<br />

een burgemeester komen beroepsof<br />

ambtshalve noodzakelijk in aanraking<br />

met vertrouwelijke zaken. De<br />

mensen zijn nu eenmaal gedwongen<br />

in bepaalde omstandigheden de hulp<br />

van een dezer personen in te roepen.<br />

De ene partij moet de vertrouwelijke<br />

mededelingen doen en de andere moet<br />

ze uit hoofde van zijn beroep of ambt<br />

aanvaarden. Zij zijn krachtens hun<br />

ambt of beroep tot geheimhouding verplicht<br />

en ook ons burgerlijk recht<br />

(B.W. art. 1946) en ons Wetboek voor<br />

Strafrecht (art. 272) erkennen dit<br />

ambts- of beroepsgeheim. Anders zou<br />

voor de samenleving vervallen het vertrouwen<br />

in een noodzakelijke consultatie.<br />

Maar voor een journalist bestaat<br />

toch niet de verplichting krachtens<br />

zijn beroep om te luisteren naar<br />

mededelingen uit vertrouwelijke en geheime<br />

vergaderingen en besprekingen.<br />

Net zo min bestaat voor iemand de<br />

verplichting mededelingen uit geheime<br />

vergaderingen te doen aan een journalist.<br />

Daaruit volgt, dat van een beroepsgeheim<br />

voor de journalist in de<br />

eigenlijke zin des woords geen sprake<br />

kan zijn. Zijn plicht om over vertrouwelijke<br />

zaken zijn mond te houden,<br />

vloeit dan ook niet voort uit een beroepsgeheim,<br />

maar uit de verplichting,<br />

die ieder mens ten deze heeft.<br />

Ziedaar een overzicht van deze aangelegenheid<br />

en van het standpunt in<br />

zake vertrouwelijke en geheime besprekingen,<br />

zoals wij als katholieke<br />

journalisten dat moeten innemen.<br />

Daaruit blijkt wel, welk een tere zaak<br />

het vertrouwen is. Met het aan ons<br />

geschonken vertrouwen kunnen we<br />

niet voorzichtig genoeg omgaan.<br />

Willen we onze reputatie als betrouwbare<br />

journalisten handhaven, dan<br />

moet het publiek er zeker van kunnen<br />

zijn,, dat men vertrouwelijke zaken,<br />

waarvoor aan de betrokkene geen geheimhouding<br />

is opgelegd, met een gerust<br />

hart aan ons kan mededelen.<br />

Daarmede houden we niet alleen onze<br />

eigen reputatie, maar ook de eer van<br />

ons vak hoog."<br />

Een andere opvatting<br />

Collega Goldschmitz komt dus tot<br />

de slotsom, dat het eigenlijke beroepsgeheim<br />

van de journalist niet bestaat.<br />

Wel is z.i. de vakgenoot onderworpen<br />

aan de algemene, voor ieder bestaande,<br />

zedelijke verplichting om „over vertrouwelijke<br />

zaken zijn mond te houden".<br />

Wanneer ik het mij tot een taak<br />

reken, deze zienswijze t.a.v. het beberoepsgeheim<br />

te bestrijden, dan wil<br />

ik vooropstellen, dat de beschouwingen<br />

van mijn geachte collega verraden,<br />

hoezeer hij op respect afdwingende<br />

wijze met het probleem heeft<br />

geworsteld. Mijn bestrijding heeft dan<br />

ook niet ten doel om ook maar iets<br />

af te doen aan, de hoge zedelijke opvattingen,<br />

welke de schrijver aan zijn<br />

zienswijze ten grondslag heeft gelegd.<br />

Integendeel, het ideële belang van de


journalistiek kan slechts gediend worden,<br />

indien zij gezien wordt als<br />

staande onder de gelding van de algemene<br />

zedewet. Mijn betoog strekt er<br />

daarom alleen toe, aan te tonen, dat<br />

mijn opponent de kwestie niet juist<br />

heeft gesteld en in zijn behandeling<br />

daarvan niet de gezichtspunten heeft<br />

betrokken, welke m.i. beslissend zijn<br />

en tot een tegengestelde conclusie<br />

moeten voeren.<br />

Na gewezen te hebben op het beroepsgeheim<br />

van de medicus, de advocaat<br />

e.a., die „beroeps- of ambtshalve<br />

noodzakelijk in aanraking met vertrouwelijke<br />

zaken komen, vraagt coll.<br />

Goldschmitz: „Maar voor een journalist<br />

bestaat toch niet de verplichting<br />

krachtens zijn beroep om te luisteren<br />

naar mededelingen uit vertrouwelijke<br />

en geheime vergaderingen en besprekingen?"<br />

Met deze min of meer rhetorische<br />

vraag kan de zaak, waarop<br />

het hier aan komt echter niet worden<br />

afgedaan. Ik aarzel niet, de gestelde<br />

vraag in juist tegengestelde zin te beantwoorden.<br />

Ten einde zijn publieke<br />

taak tot het geven van in- en voorlichting<br />

naar behoren te kunnen vervullen,<br />

behoeft de journalist wel degelijk<br />

vertrouwelijke informatie. Bij het<br />

publiek bestaat dikwijls de ernstige<br />

misvatting, dat de-journalist alles wat<br />

hem ter ore komt, zo maar in de<br />

krant zet. Onder vakgenoten behoeft<br />

het echter geen nader betoog, niet<br />

alleen dat zulks geenszins het geval is,<br />

maar ook dat de juiste kennis van de<br />

achtergronden van een zaak, onjuiste<br />

of ontijdige publicaties kan voorkomen<br />

dan wel publicatie in de juiste<br />

vorm kan bewerken. Meermalen weigeren<br />

de naast-betrokkenen, uit een<br />

verkeerd begrip van de functie van<br />

de pers of van het nut van goede<br />

voorlichting, zelf de nodige background<br />

information te verschaffen, en<br />

moet de journalist zich deze kennis<br />

wel uit andere bronnen vergaren, wil<br />

hij de publieke voorlichting niet overlaten<br />

aan het gerucht en de legendevorming.<br />

Hier openbaart zich reeds de<br />

eigen verantwoordelijkheid van de<br />

journalist, die zijn plicht t.o.v. het<br />

algemeen belang heeft.<br />

Ook wenden zich soms personen tot<br />

de journalist, die zich bezwaard gevoelen<br />

door de wetenschap van verborgen<br />

gehouden feiten, en die evenzeer<br />

gedreven worden door de behoefte<br />

om hun hart uit te storten als<br />

zij, die de bijstand van de advocaat<br />

of de medicus inroepen. In bepaalde<br />

gevallen kan het algemene belang dan<br />

alleen gediend worden door publicatie<br />

van de feiten, zonder dat echter de<br />

bron zich kan laten kennen. Van dergelijke<br />

situaties zijn historische voorbeelden<br />

aan te wijzen. Vandaar ook<br />

het adagium, door „The Times" reeds<br />

tientallen jaren geleden aangevoerd:<br />

,„The Press lives with disclosures",<br />

Aan deze kant van de zaak heeft ook<br />

de commissie uit de Ned. Journalistenkring.—<br />

door collega Goldschmitz in<br />

zijn eerste artikel vermeld — * aandacht<br />

geschonken in de volgende bewoordingen<br />

:<br />

„Het dagblad wezen is in onze heden*<br />

daagse rechtsstaat een wel is waar niet<br />

nauwkeurig omgrensd, doch niettemin<br />

algemeen erkend publiek orgaan, welks<br />

onbelemmerde werkzaamheid onderdeel<br />

vormt voor de openbare controle<br />

op de publieke; zaak. Menigmaal valt<br />

aan de courant een taak te beurt, het<br />

licht te doen vallen op uitwassen en<br />

misstanden, hetzij daarbij overheden<br />

dan wel particulieren in het geding<br />

zijn. Voor de vervulling van die taak<br />

zal zij vaak op vertrouwelijke inlichtingen<br />

moeten steunen, welker verkrijging<br />

in hoge mate belemmerd zou<br />

worden, indien men niet op de discretie<br />

van de journalist zou kunnen rekenen.<br />

Bovendien is de courant meer dan<br />

eens voor burgers van goeden wille<br />

een onontbeerlijk hulpmiddel gebleken<br />

om te voorkomen, dat handelingen<br />

zouden worden begaan, c.q. correctie<br />

van handelingen te bewerkstelligen,<br />

welker lakenswaardig of ongewenst<br />

karakter tot dusver aan de aandacht<br />

was ontsnapt.<br />

"„Ongetwijfeld laat deze vrijheid<br />

ruimte open voor willekeur en misbruik.<br />

Zij is echter onverbrekelijk verbonden<br />

met het wezen der persvrijheid.<br />

Zij laat zich noch omgrenzen,<br />

noch omschrijven, doch zij vindt haar<br />

natuurlijke beperking in de weer*<br />

standskracht van het gezonde dagbladwezen,<br />

die een snelle zelfcorrectie<br />

van mogelijke buitensporigheden waarborgt.<br />

„In dit geval moet met zorg onderscheiden<br />

worden tussen het publiceren<br />

van geheimen louter om der wille van<br />

de reclame van voor goed-ingelicht<br />

door te gaan en het publiceren van<br />

feiten in het algemeen belang. Het<br />

eerste is ongeoorloofd, het tweede kan<br />

heilzaam zijn.<br />

„De Commissie acht het nodig op<br />

dit punt bijzondere nadruk te leggen.<br />

Wanneer de pers, voor de goede vervulling<br />

van haar taak in het algemeen<br />

belang, een verschoningsrecht erkend<br />

wil zien, moet zij ervoor waken, dat<br />

dit recht alleen wordt ingeroepen op<br />

deugdelijke gronden van noodzakelijkheid<br />

in het algemeen belang.<br />

„Uit het vorenstaande volgt, dat een<br />

overheid, die de critische functie van<br />

het dagbladwezen, zoals deze in de<br />

democratische rechtsstaat is gegroeid,<br />

aan banden zou willen leggen, een<br />

krachtig wapen zou kunnen vinden in<br />

een doorbreking van het beroepsgeheim<br />

van de journalist, zoals dit tot<br />

dusver, naar internationale ere-code,<br />

werd gehandhaafd, zonder nochtans<br />

bescherming in de wet te vinden.<br />

Immers, men zou zich wel tweemaal<br />

bedenken, alvorens een journalist in<br />

vertrouwen te nemen, indien men aan<br />

diens vermogen om in dit opzicht naar<br />

zijn beroepscode te handelen, ernstig<br />

zou moeten gaan twijfelen."<br />

De Commissie fundeert dus het beroepsgeheim<br />

van de journalist in het<br />

algemeen belang, dat gediend wordt<br />

met een ongeschokt vertrouwen in<br />

zijn zwijgzaamheid onder alle omstandigheden.<br />

Daarin onderscheidt zich nu<br />

de zwijgverplichting van de journalist<br />

van de algemene plicht om vertrouwelijkheid<br />

te bewaren. Met de door<br />

collega Goldschmitz beoogde gelijkstelling<br />

van de journalistieke beroepsplicht<br />

aan de algemeen-menselijke ver­<br />

plichting op dit stuk, komt de journalist<br />

ook niet uit, want voor de gewone<br />

burger wordt de verplichting tot zwijgen<br />

in het algemeen opgeheven door<br />

zijn wettelijke plicht tot spreken, wanneer<br />

hij als getuige voor de rechter<br />

wordt gedaagd, terwijl de journalist<br />

ook dan, naar algemene opvatting,<br />

moet zwijgen. Een journalist, die zijn<br />

bron tegen diens wil openbaart, verspeelt<br />

de algemene achting, terwijl de<br />

publieke opinie altijd geneigd is zich<br />

te keren tegen de gewone getuige, die<br />

niet medewerkt om de waarheid aan<br />

het licht te brengen.<br />

Het is van deze algemene gezichtshoek<br />

uit, dat ook de vragen beantwoord<br />

moeten worden, welke collega<br />

Goldschmitz, naar mijn mening ten<br />

onrechte, bij zijn behandeling van het<br />

vraagstuk voorop heeft gesteld. Hij<br />

heeft daardoor de indruk gewekt, dat<br />

hij de kwestie in haar geheel had gevangen,<br />

terwijl hij in werkelijkheid<br />

daarmede slechts de casuistiek t.a.v.<br />

de publicatie uit geheime vergaderingen<br />

heeft beoefend. De zaak moet veel<br />

ruimer gesteld worden. Er geschieden<br />

in de ambtelijke sfeer, belangrijk<br />

onderdeel van ons politiek leven, allerlei<br />

dingen, welke onder de ambtelijke<br />

geheimhoudingsplicht vallen, maar die<br />

door chefs, hetzij uit prestige-overwegingen,<br />

hetzij om andere redenen, verborgen<br />

worden gehouden, en die eenvoudig<br />

niet aan het licht treden, indien<br />

zij niet langs vertrouwelijke weg<br />

ter kennis van de pers worden gebracht.<br />

In dergelijke gevallen moet de<br />

journalist naar eigen geweten beoordelen,<br />

of het algemeen belang publicatie<br />

vordert, en mag hij bij voorbaat<br />

niet aannemen, dat de ambtelijke<br />

visie daarop de enig juiste is. Trouwens,<br />

ook het oordeel van een vergadering<br />

is ten deze niet beslissend<br />

voor de journalist, al zal hij zich wel<br />

tweemaal bedenken, aleer hij tot openbaarmaking<br />

van het in een geheime<br />

bijeenkomst verhandelde overgaat. Het<br />

is een merkwaardig ding, maar zodra<br />

de openbaarheid wegvalt, vermindert<br />

dikwijls ook het verantwoordelijkheidsbesef<br />

der aanwezigen. Thorbecke<br />

heeft hier reeds op gewezen, toen hij<br />

in de jaren '40 met kracht openbaarheid<br />

van vergaderingen van publieke<br />

colleges eiste. Ook op dit punt stel ik<br />

dus, dat de journalist zelf moet beoordelen,<br />

of het algemeen publicatie<br />

van vertrouwelijke inlichtingen vergt.<br />

Doet hij dit, dan moet hij zijn bron<br />

ook onvoorwaardelijk dekken.<br />

Daarmede is voor mij tevens de<br />

vraag beantwoord, of een journalist<br />

aangifte zou moeten doen van het<br />

strafbare feit, begaan door degene, die<br />

zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden.<br />

Evenmin als de dokter of<br />

de geestelijke, die met dergelijke of<br />

andere feiten in aanraking komt, naar<br />

de opvatting van zijn beroep of ambt<br />

de vertrouwelijkheid mag schenden,<br />

mag de journalist zulks doen.<br />

En daarmede kom ik tot de onderscheiding,<br />

welke collega Goldschmitz<br />

in zijn artikel niet voldoende in het<br />

oog heeft gehouden, n.1. tussen het<br />

vertrouwen, dat de journalist niet mag<br />

schenden, wanneer hij met medeweten<br />

van zijn bron tot publicatie is over-<br />

11


I N M E M<br />

D. A. Klomp<br />

Meer dan een kwart eeuw heeft hij<br />

dagelijks tegenover mij gezeten en<br />

hebben wij, onder het werk door, gesproken<br />

over alles wat hem in het<br />

leven interesseerde en dat was heel<br />

wat, want Klomp — of Dirk zoals wij<br />

hem allen noemden — was een man,<br />

die alles wat er gebeurde met de<br />

grootste belangstelling volgde, die er<br />

een bijzonder heldere kijk op had en<br />

die nooit zou nalaten zijn visie daarop<br />

in een altijd belangwekkende improvisatie<br />

te verkondigen.<br />

Hij was niet alleen een man van<br />

woorden, maar ook van daden.<br />

Dat wisten .zo talloos velen, die een<br />

promotor nodig hadden, een pleiter<br />

voor hun belangen, een man, die, als<br />

hij zich van zijn goed recht bewust<br />

was, voor niets en niemand uit de<br />

weg ging, een geboren spreker en onnavolgbaar<br />

debater, een man, die in<br />

het verenigingsleven een grote plaats<br />

heeft bekleed en aan wie het te danken<br />

is, dat het dorp zijner inwoning<br />

— Bergen met Bergen aan Zee —<br />

een bekend en druk vacantieoord is<br />

geworden.<br />

Op deze plaats wil ik hem, voornamelijk<br />

als vriend en journalist herdenken,<br />

als redacteur van de „Alkmaarse<br />

Courant", waaraan hij bijna<br />

veertig jaren gewerkt heeft, als redacteur<br />

van de „Badbode", welk blad hij<br />

tot een der besten van zijn soort in<br />

den lande heeft gemaakt.<br />

Hij was een harde werker en nooit<br />

was hem iets te veel. Hij heeft duizenden<br />

verslagen gemaakt over onderwerpen<br />

en op vrijwel elk gebied<br />

van het maatschappelijk leven. Hij<br />

kende iedereen en ieder kende hem.<br />

Hij kwam nooit „thuis" zonder een<br />

„nieuwtje" en niemand beter dan hij,<br />

met zijn talloze relaties, was in staat<br />

een „tip" uit te buiten en er alles uit<br />

te halen wat er in zat.<br />

Hij was daarbij een uitstekend collega.<br />

Trouw en vriendschap stonden<br />

gegaan, èn de vertrouwelijkheid, welke<br />

de journalist moet bewaren, wanneer<br />

hem onder het zegel van geheimhouding<br />

bepaalde dingen zijn medegedeeld.<br />

In het laatste geval mag de<br />

journalist, die met het oog op het<br />

algemeen belang, zoals hij dat na<br />

nauwgezette overweging ziet, m.i.<br />

slechts tot publicatie overgaan, na opnieuw<br />

met zijn bron ruggespraak te<br />

hebben gehouden. En evenzeer komt<br />

het mij geboden voor, dat, wanneer<br />

een journalist van bepaalde zijde een<br />

vertrouwelijke mededeling „niet voor<br />

publicatie" heeft ontvangen, doch van<br />

12<br />

O R I A M<br />

in zijn vaandel geschreven. 'Hij zag<br />

in ieder mens slechts het goede en<br />

ook als hij daarin zo vaak teleurgesteld<br />

werd, vond hij altijd weer<br />

motieven om anderer houding te verklaren<br />

en te vergeven.<br />

Hij nam nimmer een blad voor de<br />

mond en dat heeft hem zo nu en dan<br />

wel eens vijanden bezorgd, maar men<br />

kon niet lang boos op hem blijven,<br />

omdat men de zuiverheid van zijn<br />

bedoelingen erkende en veel, veel groter<br />

was het aantal zijner vrienden.<br />

Dirk was een populaire figuur) en<br />

velen, ook onder de collega's zullen<br />

nu met weemoed terugdenken aan de<br />

gezellige bijeenkomsten, buiten op zijn<br />

„terrasje", waar hij zijn vrienden onvergetelijke<br />

avonden bezorgde en Dirk<br />

en zijn lieve, altijd zorgvolle vrouw<br />

steeds weer de gulle gastheer en gastvrouw<br />

geweest zijn.<br />

Ook wie in nood of angst zat, wist<br />

zijn landhuisje aan de Nesdijk te vinden<br />

en ging en getroost vandaan,<br />

met nieuwe levensmoed en meer vertrouwen<br />

in de toekomst en vaak ook<br />

met de middelen om dreigende nood<br />

met succes te kunnen bestrijden. Hij<br />

kende als jongen uit een arbeidersgezin<br />

te goed zo veler noden en behoeften,<br />

hij wist hoe zwaar de strijd<br />

zijn.<br />

Hij interesseerde zich op kunstgebied<br />

voornamelijk voor schilderijen<br />

en breed was de kring van Bergense<br />

kunstenaars, die hem als een der hunnen<br />

beschouwden. Hij bezat een fraaie<br />

collectie doeken en hij schreef in de<br />

oorlogsjaren een belangwekkend boek<br />

over de „Bergense school", dat clandestien<br />

werd gedrukt en uitgegeven.<br />

Collega Van den Bergh heeft bij<br />

de teraardebestelling namens het<br />

Kringbestuur reeds getuigd, dat —<br />

hoe groot de laatste jaren het meningsverschil<br />

ook mocht zijn — het<br />

eigenaardige dit was, dat Klomp, of<br />

Dirk, zoals ook de collega's in de<br />

Kring hem bij voorkeur noemden —<br />

in de bijna veertig jaren van zijn<br />

lidmaatschap altijd aller vriend bleef.<br />

andere kant hetzelfde niet onder de<br />

voorwaarde van geheimhouding verneemt,<br />

*>en zich dus tot openbaarmaking<br />

in het algemeen gerechtigd<br />

kan achten, zijn eerste bron daarvan<br />

verwittigt. Inderdaad, ik ben het met<br />

coll. Goldschmitz eens, dat in de<br />

journalist gesteld vertrouwen een tere<br />

plant is, welke met zorg moet worden<br />

omgeven. Dat zulks zou insluiten, dat<br />

de journalist geen beroepsgeheim zou<br />

hebben, en niet naar wettelijke erkenning<br />

daarvan zou moeten streven, ontken<br />

ik met alle kracht.<br />

M. ROOY.<br />

Dat tekent volkomen de zuiverheid<br />

van zijn bedoelingen.<br />

Toen wij op 23 September van het<br />

vorige jaar weer in ons eigen gebouw<br />

aan de slag gingen, kwam hij op de<br />

fiets van Bergen, maar onderweg<br />

openbaarde zich de kwaal, die hem<br />

waarschijnlijk reeds lang in haar<br />

macht had, zodat hij per auto huiswaarts<br />

moest keren.<br />

Nadien heeft hij practisch geen<br />

werkzaam aandeel in ons werk en onze<br />

strijd meer gehad, al volgde hij elk<br />

detail met de grootste belangstelling<br />

en leefde hij ten volle mee met alles<br />

wat ons beroerde.<br />

Op 19 Februari, na een ziekte van<br />

bijna vijf maanden, heeft de kwaal,<br />

waarvan noch hij of zijn vrouw, noch<br />

wij gelukkig hebben geweten, dat ze<br />

ongeneeslijk was, dit sterke en steeds<br />

om het leven kampende lichaam overwonnen.<br />

Hij is van ons heengegaan en op<br />

zijn begrafenisdag — Zaterdag 22 Februari<br />

— is in het onder een dikke<br />

sneeuwlaag bedolven dorp in de kop<br />

van Noord-Holland wel gebleken hoe<br />

zijn werk in brede kring gewaardeerd<br />

is en hoe men er behoefte heeft gevoeld<br />

deze grote en eenvoudige man<br />

de hulde te brengen, welke hem zo<br />

ruimschoots toekomt.<br />

\ Bergen rouwde en overal — ook van<br />

net gemeentehuis —> waren de vlaggen<br />

halfstok gehesen. Wij — zijn Alkmaarse<br />

collega's — hebben hem wel<br />

eens plagend de ongekroonde koning<br />

van Bergen genoemd, maar hij was<br />

het inderdaad, want zijn woord had<br />

daar gezag, meer dan dat van ieder<br />

ander.<br />

Het was te voorzien, dat de redevoeringen<br />

niet tot hun recht zouden<br />

komen, wanneer slechts op het koude<br />

kerkhof in de warrelende sneeuwvlokken<br />

gelegenheid tot spreken zou worden<br />

gegeven. Daarom had het kerkbestuur<br />

— en dat tekent ook hoe men<br />

daar'over hem dacht —• bij uitzondering<br />

de Ruïnekerk voor de uitvaart<br />

besphikbaail gesteld. Daar lag htet<br />

stoffelijk overschot van deze vrijdenker<br />

opgebaard tussen een schat van<br />

kransen en bloemstukken, daar was


geen plaatsje — zelfs geen staanplaatsje<br />

— onbezet en daar hebben<br />

zeer velen van hun gevoelens doen<br />

blijken.<br />

Daar spraken de burgemeester van<br />

Bergen, Dr. Muygens, bestuursleden<br />

van tal van organisaties —• ook van<br />

de Vrije Socialisten — en daarnaast<br />

vele vrienden en collega's, de heer C.<br />

Krak, die in Klomp's journalistieke<br />

jaren directeur van de „Alkmaarsche<br />

Courant" was, Van den Berg namens<br />

de „Nederlandsche Journalistenkring",<br />

Frans Otten als collega en vriend,<br />

Hansen namens de jongeren, die in<br />

hun opleiding aan de „Alkmaarsche<br />

Courant" zoveel aan de overledene<br />

hadden be danken, ondeifêetekende<br />

namens vrienden en collega's aan de<br />

courant, waaraan wij zo vele jaren<br />

samenwerkten en last not least David<br />

Kouwenaar, die hem in een gevoelvolle<br />

rede dank bracht voor een meer dan<br />

dertigjarige trouwe vriendschap.<br />

Een aantal leden van Bergens Mannenkoor<br />

— welks omfloerst vaandel<br />

met enige andere in de kerk was opgesteld<br />

—• zong daarna „Ecce quomodo<br />

moritur" van Handel en honderden<br />

volgden even later de lijkstoet naar<br />

het witte kerkhof, waar bij de groeve<br />

metershoge wimpels van de gemeente<br />

en van de V.V.V. waren opgesteld en<br />

waar de kist tussen een schat van<br />

bloemen en dennegroen in de aarde<br />

werd neergelaten.<br />

De heer P. Klomp uit Den Haag,<br />

die reeds in het kerkgebouw in gevoelvolle<br />

woorden de grote verdienste van<br />

zijn broer geschetst had en alle aanwezigen<br />

en de sprekers in het bijzonder<br />

dank had gebracht, sprak hier<br />

nogmaals een kort dankwoord, waarmede<br />

de plechtigheid werd besloten.<br />

Een man van groot formaat, een<br />

onvermoeid strijder voor wat hij recht<br />

en rechtvaardig achtte, een goed<br />

vriend en voortreffelijk collega is van<br />

ons heengegaan.<br />

Als er één is, die na een leven in<br />

dienst der gemeenschap rust en vrede<br />

verdiend heeft, dan is hij het.<br />

TJEERD ADEMA.<br />

Bon<br />

De ouderen onder ons en vooral degenen,<br />

die vóór de oorlog op de perstribune<br />

van de Tweede Kamer zich<br />

dag aan dag hebben gelaafd aan de<br />

onuitputtelijke opgewektheid van wijlen<br />

onze collega Bon, zal het bijgaande<br />

kiekje interesseren. Het stelt Bon<br />

voor in zijn laatste dagen. De vriendelijkheid,<br />

die hem altijd kenmerkte,<br />

heeft hij blijkbaar tot zijn laatste dagen<br />

behouden. Ook zijn opgewektheid<br />

heeft hem nooit verlaten. Alleen<br />

heeft hij lichamelijk zeer geleden en<br />

daarvan spreken zijn trekken een duidelijke<br />

taal.<br />

Het is Bon; zoals een zijner zoons,<br />

die de zeer gewaardeerde kanselier is<br />

van de Nederlandse legatie in Rio de<br />

Janeiro en die vroeger in de perskamer<br />

van de Tweede Kamer dikwijls<br />

zijn huiswerk kwam maken, mij vertelde,<br />

na zijn komst in Zuid-Amerika<br />

lichamelijk eigenlijk nooit goed gegaan.<br />

Voordien genoot hij een uitmuntende<br />

gezondheid. Na zijn komst heeft<br />

zich een hartaandoening ontwikkeld,<br />

die hem langzaam maar zeker ten<br />

grave heeft gesleept. Op het laatst<br />

mocht hij zelfs niet meer liggen. Het<br />

heeft hem grote voldoening gegeven,<br />

dat hij nog enkele maanden dicht bij<br />

zijn kinderen heeft mogen leven, die,<br />

zoals de ouderen onder ons weten, in<br />

de Nederlandse kolonie te Carambehy<br />

verbleven.<br />

Alle vier de zoons zijn in de oorlog<br />

geweest. Gelukkig zijn zij ongedeerd<br />

uit de krijg gekomen. Alleen heeft de<br />

jongste, de krullebol, — er was een<br />

sterke band tussen Bon en zijn jon­<br />

gens — die wij zo dikwijls op de perstribune<br />

zagen, bij Caen gevochten en<br />

daar shell-shock gekregen, waarvan<br />

hij nog altijd niet geheel genezen is.<br />

Mevrouw Bon woont nog steeds in<br />

Amerika in de buurt van haar kinderen<br />

en maakt het goed. Drie der zoons<br />

wonen nog in Carambehy, een der<br />

zoons is kanselier van de Nederlandse<br />

legatie.<br />

Lb.<br />

A. Bovendeert<br />

Te Roermond is in de oudernom van<br />

67 jaar overleden de heer Antoon P.<br />

Bovendeert.<br />

Met hem verliest de Nederlandse<br />

journalistiek een vooral in het Zuiden<br />

van ons land voor de oorlog bekende<br />

en zeer actieve figuur.<br />

Ant. Bovendeert was een veertig<br />

jaar geleden werkzaam als redacteurverslaggever<br />

van de Limburger Koerier<br />

en hij genoot in de kring van zijn<br />

collega's, maar ook bij de lezers van<br />

dit blad, een zekere befaamdheid om<br />

zijn scherpe opmerkingsgaven, zijn<br />

kennis van personen, feiten en toestanden<br />

en zijn vlotte omgang met de<br />

Limburgse bevolking.<br />

Later werd hij directeur-redacteur<br />

van de Zuid-Limburger te Kerkrade<br />

en daarna vestigde hij aldaar een correspondentie-bureau,<br />

waarmee vrijwel<br />

alle gewestelijke bladen, doch ook<br />

vele bladen elders in den lande, in<br />

nieuws-contact stonden.<br />

Kort na de bevrijding werd dhr. Bovendeert<br />

getroffen door een slopende<br />

ziekte en hij vond in de laatste jaren<br />

verpleging te Roermond. Daar is hij<br />

half Maart overleden.<br />

De lijkdienst, gevolgd door de ter<br />

aardebestelling vond Dinsdag plaats te<br />

Kapel in 't Zand, Roermond.<br />

Hij ruste in vrede.<br />

(Gazet van Limburg.)<br />

W. C. Waalwijk<br />

In Batavia overleed begin Maart<br />

coll. W. G. Waalwijk, legercontactofficier<br />

bij de Legervoorlichtingsdienst met<br />

de rang van eerste luitenant, tevoren<br />

redacteur van het Indische soldatenblad<br />

„Wapenbroeders".<br />

Collega Waalwijk werd in 1919 in<br />

Amsterdam geboren; enkele jaren later<br />

werd hij ingezetene van Dordrecht en<br />

daar is hij ook, jong al, in de journalistiek<br />

gekomen. De „Dordtenaar"<br />

schreef bij zijn overlijden:<br />

„Hij was achtereenvolgens verbonden<br />

aan de Dordrechtse Courant, het Dagblad<br />

van Rotterdam en het Dordr.<br />

Nieuwsblad. In de bezettingsjaren<br />

werkte hij mede aan het illegale<br />

„Trouw", om zich na de bevrijding te<br />

verbinden aan „De Vrije Pers".<br />

„De Dordtenaar" in haar gedaante<br />

van nog geen jaar geleden was mede<br />

een product van de toegewijde arbeid<br />

van Willem Waalwijk, zoals zijn vakgenoten<br />

hem kenden. Toen ons blad<br />

nog „De Vrije Pers" heette, heeft hij<br />

er geruime tijd de redactionele leiding<br />

van gehad. Hij was echter niet iemand,<br />

die graag op een stoel bleef zitten.<br />

Zijn journalistenhart trok naar reportage,<br />

liefst zover mogelijk van huis.<br />

De naam Indië bekoorde hem in 't bijzonder,<br />

hij haakte ernaar daarheen te<br />

gaan en zijn pen in dienst te stellen<br />

van de Nederlandse taaik in het grote,<br />

verre land.<br />

Hij kreeg zijn kans en greep haar.<br />

In November van het vorig jaar kreeg<br />

hij een aanstelling bij de Legervoorlichtingsdienst<br />

te Batavia in een functie<br />

aan het blad „Wapenbroeders".<br />

Met hart en ziel heeft hij zich op<br />

dit voor hem geheel nieuwe werk geworpen.<br />

Nadat de eerste tijd van inwerken,<br />

wennen en aanpassen voorbij*"<br />

was, had hij een taak gevonden, die<br />

hem boeide en bekoorde en waaraan<br />

'hij zich met zijn gehele hart kon ge-<br />

•wen. Wij en anderen kregen opgewekte<br />

berichten van hem, want hij bleef in<br />

nauw contact met het vaderland, dat<br />

hij ook via de radio toesprak.<br />

Zijn leven en zijn werk zijn abrupt<br />

afgesneden, Willem Waalwijk is op<br />

jeugdige leeftijd en ver van het vaderhuis<br />

en het vaderland gestorven.<br />

Deernis is in ons hart, deernis om<br />

dit tragisch verscheiden van een goede<br />

vriend, een prettige, bescheiden<br />

collega, een goed mens met een hart<br />

voor zijn medemensen. Deernis ook met<br />

zijn ouders en familie, die hem moesten<br />

afstaan zo kort nadat hij een<br />

lievelingswens, een journalistieke functie<br />

in Indië, vervuld zag.<br />

Het is een afscheid voor immer geweest.<br />

Zijn beeld blijft in ons hart.<br />

Willem Waalwijk zal door zijn Dordtse<br />

collega's nimmer worden vergeten."<br />

13


J V<br />

VAK ALLE KANTEN EN KRANTEN<br />

^ _ r<br />

Bij gebrek aan perschefs!<br />

Couranten krijgen^ hun officiële<br />

nieuws door leden van het parlement<br />

om te kopen of door hen op borrels<br />

te tracteren, waardoor zij gaan praten,<br />

aldus een artikel in de Worlds<br />

Press News, dat van de hand is van<br />

het parlementslid Allighan (lab.).<br />

Aangezien het enige indiscreties bevat,<br />

zal de kwestie door de commissie van<br />

privileges van het Lagerhuis onderzocht<br />

worden. (N.R.C.)<br />

Journalistiek in Rusland.<br />

Vrijdag hebben een aantal Britse en<br />

Amerikaanse journalisten een bezoek<br />

mogen brengen aan het dagblad der<br />

communistische partij in Rusland, de<br />

Prawda („Waarheid"). Toen men de<br />

rondleidende redacteur vroeg, wat er<br />

gebeurde, als iemand iets schreef, wat<br />

de regering niet aanstond, antwoordde<br />

deze: „Niets. Alleen, dat gebeurt niet<br />

vaak."<br />

De Prawda krijgt maandelijks 15.000<br />

ingezonden stukken.<br />

Daarvan bevatten er gemiddeld 50<br />

critiek. Een Amerikaan vroeg, of de<br />

lezers ook wel eens critiek oefenden op<br />

de aanvallen, van de krant op de<br />

Westelijke mogendheden. Hierop luidde<br />

het antwoord: „Jazeker, de schrijvers<br />

vinden, dat de aanvallen lang<br />

niet genoeg zijn". ><br />

De Prawda heeft een oplage van<br />

2.500.000 exemplaren. Volgens de redactie<br />

bedruipt het blad niet alleen zichzelf,<br />

maar levert het ook een batig<br />

saldo op voor de communistische<br />

partij.<br />

Een- editie (bevat 4 (pagina's. De<br />

Prawda geeft geen nieuws over ramrien<br />

en misdaden. Dat is niet belang-<br />

Tijk. Ongeveer de helft van de ruimte<br />

wordt besteed aan berichtgeving uit<br />

het buitenland.<br />

De persen zijn van Brits, Amerikaans<br />

of Duits fabrikaat. De kranfcwordt<br />

niet alleen in Moskou, maar<br />

ook in acht andere Russische steden<br />

gedrukt.<br />

Bij de redactie werken 430 personen,<br />

in de drukkerij 2000. Een verslaggever<br />

verdient 190 tot 250 gulden<br />

per maand en krijgt bovendien premies<br />

voor elk geplaatst artikel.<br />

Iedereen krijgt een maand vacantie<br />

die gewoonlijk op kosten van de krant<br />

wordt doorgebracht in de Kaukasus<br />

of aan de Zwarte Zee. Ongeveer een<br />

kwart van de redacteuren is lid van<br />

de communistische partij. De meesten<br />

hunner bezetten de hoge functies.<br />

Men vroeg hoe het kwam, dat wanneer<br />

er bijvoorbeeld een interview met<br />

Stalin werd gepubliceerd, alle kranten<br />

letterlijk dezelfde tekst en dezelfde<br />

koppen brachten. Dat kwam doordat<br />

14<br />

alle bladen dezelfde tekst en dezelfde<br />

koppen van het officiële nieuwsbureau<br />

Tass kregen.<br />

De bezoekers werden voorgesteld aan<br />

de criticus David Zaslawsky. Van hem<br />

wordt gezegd, dat hij de giftigste pen<br />

in heel de Sowj et-Unie voert. Hij is<br />

zo vinnig, dat als iemand in Moskou<br />

wordt ingemakat, men zegt, dat hij<br />

„gezaslawskyseerd" wordt. Zaslawsky<br />

bleek evenwel een vriendelijk mens<br />

te zijn met een enigszins gezette en<br />

gedrongen figuur. Hij lachte en schertste<br />

voortdurend en zag er naar uit<br />

alsof hij liever in een fuifje dan in<br />

de wereldpolitiek zou duiken.<br />

De hoofdredacteur Popelow verklaarde,<br />

dat hij geen enkele richtlijn<br />

van de communistische partij kreeg.<br />

„Waarom ook?" zo zeide hij, „ik ben<br />

lid van het centraal comité der communistische<br />

partij en lid van de<br />

Opperste Sowjet". 't Centraal comité<br />

benoemt de redacteuren.<br />

De vraag van een der correspondenten,<br />

of de Prawda last van de<br />

censuur had, verwekte bulderend gelach<br />

bij de hele Russische redactie en<br />

Popelow zei, dat 'de grootste zorg van<br />

de Prawda op het ogenblik was net<br />

zoveel papier te krijgen als de Amerikaanse<br />

Zondagsbladen en 5 millioen<br />

abonné's. (Trouw)<br />

Zijn wij werkelijk onmisbaar?<br />

Aan het eind van dit tweede krantenloze<br />

tijdperk (d.w.z. na de Franse<br />

krantenstaking) vraagt men zich hier<br />

af, of het speciaal de journalisten<br />

zijn, die het leven zonder kranten als<br />

een ramp van de eerste grootte hebben<br />

afgeschilderd. Het is onbetwistbaar,<br />

zegt men, dat een leven mèt kranten<br />

voor hen een belang van de eerste<br />

grootte is. Even onbetwistbaar verraadt<br />

Francois Mauriac, de bekende katholieke<br />

romancier, enige hunner geheimste<br />

gedachten in het derde en laatste<br />

nummer van een „ondergronds" blaadje,<br />

samengesteld en heimelijk gedrukt<br />

door de redacteuren van de „Figaro",<br />

dat in deze laatste stakingsdagen op<br />

gebrekkige wijze werd verspreid. In<br />

deze curieuze krant zegt Mauriac:<br />

„Kranten leveren ideeën aan de mensen,<br />

maar er is niets, dat de gewone<br />

sterveling zo goed missen kan als juist<br />

ideeën. Laten wij hopen, dat het publiek<br />

intussen niet heeft ontdekt, dat<br />

het menselijke geslacht sinds het begin<br />

van de wereld tot aan het jaar<br />

1631 van de "Christelijke tijdrekening<br />

het heel best zonder krant heeft kunnen<br />

stellen en dat met of zonder dagbladen<br />

het gemiddelde van de verdronkenen,<br />

de cocu's en de gehangenen<br />

niet verandert."<br />

Maar ook is het waar, dat vreemde<br />

geruchten de laatste tijd de ronde<br />

zijn gaan doen en dat een groeiend<br />

gevoel van onbehagen bij de burgerij<br />

te constateren was, omdat zij in het<br />

duister tastte, juist terwijl in Moskou<br />

wordt geconfereerd, president Truman<br />

zijn historische rede hield en de<br />

rumoerige discussies over het Indo-<br />

Chinese conflict in het eigen parlement<br />

plaats hebben. Dit gevoel van<br />

onbehagen heeft nog eens de aandacht<br />

gevestigd op de eenvoudige waarheid,<br />

dat een democratie niet kan functionneren<br />

zonder een goed voorgelicht<br />

volk. (Het Parool)<br />

Zeg het eenvoudig.<br />

Gunning, who does business as<br />

Readable News Reports, has helped<br />

30 U.S. dailies stop talking over their<br />

readers' heads. He urges them to try<br />

for the spoken-language level, where<br />

radio has operated for years. Among<br />

his clients: the Louisville Courier-<br />

Journal, the Washington Star, United<br />

Press. His prize customer: the Wall<br />

Street Journal, which he says puts<br />

out "the most readable front page in<br />

the country" by shunning the technical<br />

jargon of the Street.<br />

His yardsticks were developed by<br />

educators who wanted to improve on<br />

Mc-Guffey. Gunning simply measures<br />

the number of words per sentence (a<br />

good average for newspaper stories: 16-<br />

20), the number of abstract words per<br />

100 words, etc. He has no concern with<br />

felicity of phrase, or the worth of<br />

what a man is trying to say. Last<br />

week, after surveying editorials in half<br />

a dozen big U.S. papers, Gunning told<br />

what he found: "Most editorial writers<br />

seem to confuse dignity with<br />

pomposity. Their marathon sentences,<br />

foggy words and abstractions put their<br />

pieces completely out of reach of all<br />

but the upper 5 to 10 % of their<br />

readers."<br />

Gunning's advice: Write as you<br />

talk. Most best-sellers, and even the<br />

King James version of the Bible, are<br />

written so sixth- of seventh-graders<br />

can read them. Why should a Washington<br />

correspondent write '^bilateral<br />

concordance" when he means "twoway<br />

pact"? Why should a police<br />

reporter say an accident victim suffered<br />

"contusions and abrasions" when<br />

he really means "cuts and bruises?"<br />

(Time)<br />

Hun vakopleiding.<br />

De Indonesische journalisten-bond<br />

zal aan het eind van deze maand een<br />

spoedcursus in de journalistiek ope-.<br />

nen, welke ongeveer twee weken in<br />

beslag neemt.<br />

Het leerplan omvat o.m. interviewlessen,<br />

geschiedenis van de pers in<br />

binnen)- en buitenland, nieuwsversprei-<br />

. ding, persvrijheid en persdelicten.<br />

't Doet ons een beetje denken aan<br />

de burgemeesterscursussen van de<br />

N.S.B. (N. Haagse Crt.)<br />

Onze vakopleiding.<br />

Wij kregen eens een brief van een<br />

jongeman, die zich „gediplomeerd<br />

journalist" noemde. Het geval was in<br />

méér dan één opzicht wat zonderling:<br />

voor het beroep van journalist bestaan<br />

geen wettelijke normen en daarom is


de omschrijving „gediplomeerd journalist"<br />

even dwaas als b.v. „gediplomeerd<br />

aannemer"; maar bovendien was de<br />

brief zo erbarmelijk gesteld en bevatte<br />

hij een dusdanig aantal vergrijpen<br />

tegen de Nederlandse taal, dat wij ons<br />

in verbazing afvroegen, wie. in hemelsnaam<br />

deze knaap het brevet had<br />

uitgereikt, waarop hij zich zo trots<br />

beriep. Daar het geval ons interesseerde<br />

vroegen we hem, of wij zijn<br />

diploma eens mochten zien. Twee<br />

dagen later kregen wij het document<br />

aangetekend toegezonden. De man<br />

had niets te veel geschreven. Het was<br />

een getuigschrift, uitgereikt door een<br />

instituut voor schriftelijk onderwijs,<br />

gevestigd in een Gelderse stad, waar<br />

duidelijk op stond vermeld dat de bezitter<br />

de lessen in de journalistiek<br />

met vrucht had gevolgd. Het ding was<br />

fraai gedrukt in verschillende kleuren<br />

en voorzien van enige sierlijke handtekeningen,<br />

geen wonder dat de bezitter<br />

er erg mee in zijn schik was.<br />

De opleiding bleek één hele winter te<br />

hebben geduurd en ƒ50 te hebben<br />

gekost. (Heerenveense Koerier)<br />

Voorlichtings-desiderata.<br />

De Overheidsvoorlichting heeft in<br />

die eerste tijd na de bevrijding inderdaad<br />

zeer nuttig werk verricht, hetgeen<br />

toch wel, meer dan men wilde<br />

weten, tot uiting is gekomen.<br />

Maar deze Overheidsvoorlichting had<br />

naar onze smaak een aflopende taak,<br />

althans in details, omdat inmiddels<br />

de Nederlandse oers zich herstelde en<br />

gereed maakte ook om haar dienende<br />

taak tussen overheid en publiek te<br />

hei-vatten.<br />

Dat is nu zover; en wij menen, dat<br />

het zo goed is. Wanneer nu desondanks<br />

aan bijna alle ministeries het<br />

insluipsel van de perschef wordt gehandhaafd,<br />

wanneer de Regeringsvoorlichtingsdienst<br />

blijft doorgaan,<br />

andere werkzaamheden te verrichten,<br />

dan waartoe hij aanvankelijk was<br />

geroepen, dan is het toch wel tijd, dat<br />

de regering nu eindelijk op het punt<br />

van Overheidsvoorlichting gaat reorganiseren<br />

en coördineren. Maar hopelijk<br />

dan niet volgens de methode<br />

van de vorige minister-president, door<br />

namelijk zijn eigen schepping te verdrinken,<br />

maar door 't bestaande apparaat<br />

in betere, dat wil zeggen: productievere<br />

en tevens minder kostbare vorm<br />

te gieten.<br />

De uitvoering van de voorlichting<br />

moet zo straf mogelijk worden geconcentreerd<br />

en gesteld onder de bescherming<br />

van de minister-president en<br />

zijn ministerie van Algemene Zaken,<br />

waaronder dan de RVD zou kunnen<br />

vallen. Deze Regeringsvoorlichtingsdienst<br />

zal onder zijn vleugels moeten<br />

nemen het instituut van perschefs der<br />

verschillende ministeries, dat blijkbaar<br />

onuitvoerbaar is.<br />

Maar die RVD distanciëre zich in<br />

elk geval van de Pers, waarmee hij<br />

nooit eerder op al te goede voet heeft<br />

gestaan.<br />

Wat de Pers nodig heeft aan voorlichting<br />

vanwege de Rijksoverheid, kan<br />

zij zelf bekijken, al geven wij toe, dat<br />

zekere toeschietelijkheid van de kant<br />

der Regering niet onwelkom zou zijn.<br />

Wij denken bijvoorbeeld aan Brussel,<br />

aan Londen en andere centra in 't<br />

buitenland, waar overheidsvoorlichters<br />

de weg kennen naar het Nieuws-centrum,<br />

dat de Pers zelf wist te scheppen.<br />

(De Stem, Breda)<br />

„Oud" en „nieuw".<br />

De directie van „De Noordhollandse<br />

Courant" en het stichtingsbestuur van<br />

de „Vrije Hoornse Courant" hebben<br />

besloten in het vervolg samen te werken.<br />

Een onaangenaam, tijdperk in de<br />

Westfriese krantengeschiêdenis behoort<br />

hiermede tot het verleden.<br />

(Trouw)<br />

Inkt in onze aderen.<br />

Een van onze Amerikaanse collega's<br />

Richard J. Lewis, die het comité uit<br />

Albany vergezelde, was zo vriendelijk<br />

voor ons blad zijn indrukken over de<br />

Nederlandse verslaggevers weer te<br />

geven.<br />

Travelling in The Netherlands with<br />

the Albany Committee for Nijmegen,<br />

primarily as a news reporter, and<br />

secondarily as a ."social" member ofi<br />

that committee, I have been struck<br />

by a variety of pleasant experiences.<br />

In Amerika the "gentlemen of the<br />

fourth Estate" are, at times, inclined<br />

to show a brashness that would shock<br />

the most hardened newspaperman of<br />

your country.<br />

The quiet self-control of the Dutch<br />

newspapermen was exhibited in startling<br />

measure at a pressconference<br />

upon the arrival in Nijmegen of the<br />

Albany committee. To me, as an<br />

American reporter, little was said of<br />

note in more than 90 minutes of discussion.<br />

Nonetheless, the same politeness<br />

of the more than 15 members of<br />

the European press was not disturbed.<br />

Since that first meeting with the<br />

"Foreign" members of my profession,<br />

I have come to know them more<br />

intimately. We have "knocked about"<br />

together and had fine times. Now,<br />

upon the evening of my departure<br />

from Nijmegen, I can unqualifiedly<br />

state that, like reporters in America,<br />

the men who report the news here,<br />

have veins flowing with printer's ink,<br />

a quality that makes a reporter a<br />

man, and worth his salt.<br />

(Groot-Arnhem)<br />

De V.N. en de persvrijheid.<br />

Het is een merkwaardige samenloop<br />

van omstandigheden, dat de sub-commissie<br />

voor persvrijheid van -de Ver.<br />

Naties is ingesteld op hetzelfde ogenblik,<br />

dat een rapport verscheen omtrent<br />

de persvrijheid in de Verenigde<br />

Staten, samengesteld door een commissie<br />

van dertien geleerden, die<br />

gedurende drie jaren een studie van<br />

de Amerikaanse perstoestanden hebben<br />

gemaakt om na te gaan of hier al of<br />

niet de persvrijheid in gevaar is. Met<br />

zeker voorbehoud omkleed is hun<br />

conclusie bevestigend, voornamelijk<br />

wegens de omstandigheid dat een<br />

aanmerkelijk deel van de pers in handen<br />

is van een kleine groep personen,<br />

die op de redactionele leiding een te<br />

grote invloed kunnen uitoefenen.<br />

Zoals reeds gemeld, werd tot Nederlands<br />

lid van de subcommissie, die uit<br />

twaalf leden bestaat, dr. G. J. van<br />

Heuven Goedhart verkozen. Behalve<br />

de grote vijf, hebben hierin verder<br />

vertegenwoordigers van Panama, Uruguay,<br />

Tsjechoslowakije, Canada, Noorwegen<br />

en de Philippijnen zitting. Vertegenwoordiger<br />

van de Sowj et-Unie is<br />

J. M. Lomaken, plaatsvervangend chef<br />

van de persafdeling van het Russische<br />

departement van buitenlandse zaken.<br />

De Ver. Staten zullen worden vertegenwoordigd<br />

door prof. Zacheriah<br />

Chafee, die voor het in de aanhef<br />

vermelde rapport omtrent de persvrijheid<br />

in Amerika een groot deel<br />

der verantwoordelijkheid draagt, daar<br />

hij als vice-voorzitter van de betrokken<br />

commissie fungeerde. Met deze<br />

keus hebben de Ver. Staten dus laten<br />

blijken er toe te willen medewerken<br />

het probleem in al zijn omvang te<br />

stellen.<br />

a De sub-commissie, voor welker eerste<br />

vergadering de datum en plaats<br />

van samenkomst op het ogenblik, dat<br />

wij dit schrijven nog niet bepaald<br />

zijn, doch die wel spoedig aan het<br />

werk zal gaan, zal nu moeten beginnen<br />

met na te gaan „welke rechten,<br />

verplichtingen en practijken het begrip<br />

vrijheid van voorlichting zal dienen<br />

te omvatten". Een grote taak, die<br />

neerkomt op het uitwerken van een<br />

internationale gedragscode voor de<br />

pers. Het betekent het overbruggen<br />

van ideologische tegenstellingen zowel<br />

als het ontwerpen van een dam tegen<br />

ongewenste influencering van de pers<br />

door machtige belangengroepen. Het<br />

welslagen van deze onderneming zou<br />

een belangrijke stap zijn in de richting<br />

van geestelijke ontwapening.<br />

(N.R.C.)<br />

Zo'n enkel krantje per dag.<br />

De Amerikanen en Canadezen hebben<br />

in het afgelopen jaar tezamen<br />

voor een bedrag van bijna 890 millioen<br />

dollar uitgegeven voor dagbladen. Dit<br />

is te New York bekend gemaakt door<br />

de Amerikaanse vereniging van dagbladuitgevers.<br />

Van dit bedrag namen de Canadezen<br />

bijna 44 millioen dollar voor hun<br />

rekening. (Alg. Dbl.)<br />

De oudste Nederlandse kranten.<br />

Enige jaren voor de oorlog ontdekte<br />

dr. S. Hallberg, directeur van de Universiteitsbibliotheek<br />

in Gothenburg,<br />

een verzameling oude Nederlandse<br />

kranten in de Koninklijke Bibliotheek<br />

van Stockholm. Dr. Hallberg constateerde,<br />

dat de kranten uit het jaar<br />

1618, welke zich onder de exemplaren<br />

bevonden, de oudste Nederlandse<br />

kranten zijn, welke tot nog toe zijn<br />

gevonden. In samenwerking met de<br />

adjunct-directeur van de Gothenburgse<br />

universiteitsbibliotheek, de heer Polke<br />

Dahl, heeft dr. Hallberg een fascimileuitgave<br />

samengesteld van Nederlandse<br />

kranten van 1618-^1625, welke zich<br />

deels in de Koninklijke Bibliotheek<br />

in Stockholm, deels in de Kon. Bibliotheek<br />

in Den Haag bevinden. De<br />

samensteller heeft de gehele oplage<br />

van deze fascimile-uitgave, bestaande<br />

uit driehonderd exemplaren, aan de<br />

Koninklijke Bibliotheek in Den Haag<br />

geschonken. De Zweedse bibliothecaris<br />

is Woensdag op uitnodiging van de<br />

15


Nederlandse regering, tezamen met de<br />

heer Polke Dahl, met het K.L.M.toestel<br />

uit Malmö naar Nederland gekomen,<br />

waar zij vandaag in Den Haag<br />

de boeken officieel aan de Koninklijke<br />

Bibliotheek hebben overgedragen.<br />

(Haags Dbl.)<br />

Persvrijheid of ondernemersvrijheid.<br />

Niet lang geleden maakten wij een<br />

paar opmerkingen over het zevende<br />

artikel van onze Grondwet, volgens<br />

hetwelk niemand voorafgaand verlof<br />

nodig heeft om zijn gedachten en<br />

gevoelens door middel van de drukpers<br />

te openbaren („behoudens ieders verantwoordelijkheid<br />

volgens de wet").<br />

Wij keerden ons toen tegen een gangbare,<br />

maar niet te verdedigen interpretatie<br />

van dat artikel. Volgens de<br />

interpretatie zou artikel 7 een ordening<br />

van het perswezen in de weg<br />

staan, want het zou „iedereen" het<br />

recht toekennen om een dagbladonderneming<br />

te stichten. Dat is een averechtse<br />

uitleg.<br />

Onze Grondwet heetft slechts tot<br />

uitdrukking willen brengen, dat de<br />

Regering niet het recht heeft, de<br />

burger te dwingen, verlof te vragen<br />

voor het doen drukken van zijn<br />

mening.<br />

De foutieve interpretatie speelt ons<br />

telkens parten. Zo is tegen de door<br />

minister Burger in het Persbesluit-1944<br />

opgenomen bepaling volgens welke zou<br />

worden geoordeeld over de behoefte<br />

aan een nieuw dagblad, protest aangetekend<br />

op grond van artikel 7 dei-<br />

Grondwet. Geheel ten onrechte. Dat<br />

artikel heeft met ordening- volstrekt<br />

niets te maken. Men kan er zich op<br />

beroepen indien de staat, „censuur"<br />

instelt, maar niet indien de staat aan<br />

de hand van welke criteria dan ook,<br />

het aantal dagbladen beperkt of, via<br />

een bedrijfsorgaan bijvoorbeeld, laat<br />

beperken.<br />

Het is interessant, dat soortgelijke<br />

vragen opgeworpen zijn in het onlangs<br />

— na drie jaar studie — in Chicago<br />

gepubliceerde particuliere rapport ener<br />

Commissie voor de Persvrijheid („A<br />

free and responsible press," Chicago<br />

1947). Dat rapport, door een werkgroep,<br />

hoofdzakelijk uit de universitaire<br />

kring van Chicago, opgesteld, is<br />

voorzichtig in zijn conclusies, waar die<br />

het lot der persvrijheid raken. De<br />

Commissie ziet gevaren in de ontwikkeling<br />

der laatste decennia, die leidde<br />

tot ophoping van persmacht in steeds<br />

minder handen. Zij zocht binnen 't<br />

kader van de liberaal-kapitalistische<br />

Amerikaanse samenleving naar de<br />

mogelijkheden om tegen dat gevaar<br />

dammen op te werpen en komt daarbij<br />

met een reeks aanbevelingen. Maar<br />

op één punt is de Commissie heel<br />

beslist: zij weigert een interpretatie<br />

te aanvaarden gelijk die door velen<br />

hier te lande op artikel 7 van de<br />

Grondwet wordt toegepast.<br />

Ook de Amerikaanse Grondwet kent<br />

een persvrijheidsartikel. Ook dat artikel<br />

geeft de burger een waarborg.<br />

Maar, zegt de Commissie, „het bedoelt<br />

vrije meningsuiting veilig te stellen",<br />

niet een gepriviligeerde industrie te<br />

scheppen". De erkenning van het<br />

recht op vrije meningsuiting „verhindert<br />

niet de aanvaarding van bijzon-<br />

16<br />

dere regelingen, die bepaalde vormen<br />

van meningsuiting beheersen", staat<br />

niet in de weg aan „deelneming door<br />

de regering aan het perswezen".<br />

Nergens concludeert de Commissie,<br />

dat „persvrijheid" een vrijheid voor<br />

ondernemers zou zijn, dat zij het recht<br />

van de „courantier" zou waarborgen<br />

om naar hartelust dagbladbedrijven te<br />

stichten. Wie zulk een „recht" in artikel<br />

7 van onze Grondwet leest, kan<br />

met de lezing van „A free and responsible<br />

press" zijn voordeel doen. Hij<br />

zal eruit leren, dat hij het in conservatief<br />

liberalisme nog van de Amerikanen<br />

wint. (Het Parool)<br />

Critiek.<br />

The paper situation in the Netherlands<br />

is none too good. Delivery from<br />

Sweden will be much smaller than<br />

was expected. It is chilly consolation<br />

that the newspapers are somewhat<br />

larger than last year. But it is remarkable<br />

how one becomes accustomed to<br />

anything. Now we find a six-page<br />

edition "thick". Before the war a<br />

twelve-page issue was "thin".<br />

Nevertheless, this necessary limitation<br />

has its good points (Heaven<br />

deliver me from the anger of my<br />

colleagues). In accordance with an<br />

old proverb, perhaps this limitation<br />

will provoke skill — the ability to absorb<br />

what is written on four pages,<br />

as well as to condense well enough to<br />

put all one's material into that amount<br />

of space. England could teach us a<br />

thing or two in this respect. Its<br />

papers certainly made the most of<br />

their allotted space. The Daily Express<br />

certainly managed to plunge<br />

its 3J million readers into plenty of<br />

mystery and crime sensations.<br />

The Dutch press has not been able<br />

to imitate this by any means, I note<br />

with fraternal regret. Looking at<br />

our press as a whole, it has definitely<br />

retrogressed. The reason: the human<br />

element; too many inexpert and incompetent<br />

writers are now called<br />

"journalists". Remarkable is the<br />

fact that even available journalists<br />

•are not always "used". The brilliant<br />

J. H. Boas — well-known to Knickerbocker<br />

readers — is the London correspondent<br />

of the Maasbode. But we<br />

seldom find his articles in that paper.<br />

Having mentioned its name we<br />

should like to add that in our opinion<br />

the Maasbode has retrogressed sadly.<br />

In the category of Catholic newspapers,<br />

is has long been overshadowed<br />

by the Tijd (under the editorship of<br />

the brisk P. J. Kerstens). The Volkskrant<br />

is also on a higher level. Its<br />

editor-in-chief, Liicker, learned the<br />

trade in the employ of the Telegraaf.<br />

The Nieuwe Courant (formerly the<br />

Vaderland) has also become a fine<br />

publication, under the editorship of<br />

Gerard Polak Daniels, of the "old<br />

guard." There are also excellent provincial<br />

papers. Now that all the<br />

papers are published in the same form<br />

and size the quality of their editorship<br />

shows up much more clearly.<br />

Many of the big papers undoubtedly<br />

have given way to the smaller ones.<br />

But we will mention no names. That<br />

would be painful for some of the<br />

larger ones. And we believe in reverence,<br />

even in journalism.<br />

(Knickerbocker Weekly)<br />

De gewestelijke pers.<br />

Men is geneigd de grote stad te<br />

aanvaarden als de haard van opinievorming:<br />

hier wordt de openbare<br />

mening gemaakt, die „de provincie"<br />

moet leren accepteren. Men wil een<br />

gewestelijke pers aanvaarden, in zoverre<br />

die zich bezig houdt met het<br />

streeknieuws, dat voor de stad van<br />

geen belang is. Een verdere taak heeft<br />

zij niet. En deze taak kan naar be^<br />

horen worden vervuld door het „kopblad",<br />

dat een gewestelijke naam<br />

draagt, maar in zijn redactioneel gedeelte<br />

in Holland wordt klaargemaakt.<br />

De provinciale redacteur, die het blad<br />

aannemelijk moet maken voor het<br />

gewest, vindt daarin niet steeds een<br />

dankbare taak. Hij tracht naar zijn<br />

beste weten de culturele behoeften<br />

van zijn lezers te vervullen, maar stuit<br />

bij zijn pogingen altijd op de grotestadsvisie,<br />

die aan het blad zijn karakter<br />

geeft.<br />

De reactie tegen dit streven bestond<br />

reeds voor de oorlog, maar heeft na<br />

de bevrijding meer bewuste vormen<br />

aangenomen. Ook en vooral in de<br />

pers. In Brabant, in Noord-Holland,<br />

in Twente, in Groningen en niet het<br />

minst in Friesland is het besef ontwaakt,<br />

dat het gewest zijn eigen culturele<br />

gestalte behoort te hebben, en<br />

dat zelfstandigheid der delen van een<br />

volk voorwaarde is voor een gezonde<br />

ontwikkeling van het geheel. Het is<br />

de personalistische en federatieve<br />

gedachte, die opkomt tegen het streven<br />

naar collectiviteit. De oorlog heeft<br />

dat verzet slechts kunnen versterken.<br />

De provincie is niet meer het onmondig<br />

volksdeel, dat eet van de brokken<br />

die van de tafel der heren vallen;<br />

niet meer een bepaald aantal plattelanders,<br />

dat het wel met een streekblaadje<br />

af kan, omdat immers de<br />

enkele intellectuelen, die hier noodgedwongen<br />

moeten verblijven, maar<br />

met de bevolking als zodanig niets<br />

gemeen hebben zich wel op de „grote"<br />

pers oriënteren.<br />

De provincie is ontwaakt. Haar<br />

intellectuelen, de laatsten der Mohikanen<br />

niet meegerekend, voelen hun<br />

saamhorigheid met heel het volk, en<br />

wensen met allen samen te werken<br />

aan de opbouw van een gewestelijk<br />

cultureel leven. Daarvoor is het gewestelijke<br />

dagblad levensvoorwaarde. Niet<br />

slechts in Friesland. En de reactie, die<br />

overal in de lande ontwaakt tegen<br />

het geestelijk overwicht van de grote<br />

stad, is geen plattelandsschuwheid of<br />

boerse onwelwillendheid: het is de bewuste<br />

herkenning en verdediging van<br />

eigen levensvorm. Door het eigen opinieblad<br />

kijkt 't ontwaakte gewest uit<br />

eigen ogen. We hebben de indruk dat<br />

de regering in het aanhangige ontwerp<br />

Noodperswet voor de positie van<br />

de gewestelijke pers en haar grote<br />

culturele betekenis voor het volksleven<br />

een open oog heeft, ook al wordt het<br />

onderwerp niet met zoveel woorden<br />

genoemd. Op de duur is ordening op<br />

dit gebied noodzakelijk. Maar aan dé<br />

definitieve regeling zijn we nog niet<br />

toe. (Heerenveense Koerier)


een oordeel over<br />

zuivering<br />

Kringsecretaris Van den Bergh heeft<br />

tijdens zijn verblijf te Londen hier<br />

gevestigde collega's, behalve op belangwekkende<br />

mededelingen betreffende<br />

de herrijzenis der Nederlandse journalisten-organisaties,<br />

onthaald op nummers<br />

van „De Journalist". Uit Nos. 3<br />

en 6/7, welke mijn gewaardeerd aandeel<br />

in de distributie waren, blijkt dat<br />

de journalistieke wereld in ons land<br />

zich verre van gelukkig voelt over de<br />

ontwikkeling der pers onder wat ik<br />

zou willen noemen het zuiveringsrégime.<br />

Er komen in de beide nummers geen<br />

bezwaren — redactioneel of ontleend<br />

aan verschillende kranten — voor,<br />

waarmede ik niet ten volle instem.<br />

Mijn voornaamste bezwaar tegen de<br />

„zuivering" koester ik, gelijk een eerbaar<br />

journalist betaamt, niet als journalist,<br />

maar als burger. Een zuiveringsprocedure,<br />

waarbij in strijd met elke<br />

aannemelijke rechtsorde, een ieder als<br />

„onzuiver" geldt zolang het tegendeel<br />

niet bewezen is, moet gebrandmerkt<br />

worden als een monsterachtigheid, die<br />

slechts heeft kunnen rijpen in het<br />

brein van mensen zonder enig staatsburgerlijk<br />

besef. Niets heeft mij pijnlijker<br />

getroffen dan dat de grote massa<br />

der Nederlandse journalisten zich aan<br />

deze procedure onderworpen heeft. De<br />

pers in haar geheel had er, als bewaakster<br />

en verdedigster van de meest<br />

elementaire grondrechten van de burger,<br />

onmiddellijk in onweerstaanbaar<br />

verzet tegen moeten komen. Zij had<br />

haar onuitvoerbaar moeten en kunnen<br />

maken. Want hiermede zijn beginselen<br />

gemoeid, niet van professioneel persbelang,<br />

maar van fundamenteel burgerrecht,<br />

waarvoor andere volken revoluties<br />

gewaagd en gewonnen hebben.<br />

Ik weet natuurlijk dat het gedrag<br />

van een zeer groot aantal journalisten<br />

en een zeer groot aantal kranten tijdens<br />

de bezetting allerjammerlijkst<br />

geweest is. Ook erken, ik, dat gedurende<br />

het onvermijdelijke overgangstijdperk<br />

na de verjaging der Duitsers voorlopige<br />

disciplinaire maatregelen gewenst<br />

waren tegen die van professioneel<br />

wangedrag verdachte journalisten<br />

tegen wie niet — of nog niet — een<br />

gerechtelijke actie kon worden ingesteld.<br />

Maar disciplinaire of gerechtelijke<br />

actie zonder duidelijke en gedetailleerde<br />

aanklacht tegen elk individu,<br />

waartegen zij gericht is, is volkomen<br />

ontoelaatbaar; zij is een zwaarder<br />

zonde tegen de Heilige Geest van het<br />

Nederlandse burgerschap dan de meeste<br />

journalisten, die onder vijandelijke<br />

bezetting zijn blijven werken, begaan<br />

hebben.<br />

Diegenen, die zich tot lid der Zuiveringscommissie<br />

hebben laten benoemen,<br />

hebben alleen reeds door aldus<br />

de termen van het Persbesluit 1945<br />

als instructie te aanvaarden, bewezen<br />

volkomen onbevoegd te zijn. Heel de<br />

pers had hun onmiddellijk de oorlog<br />

op leven en dood moeten verklaren.<br />

Er is een ander bezwaar tegen deze<br />

monsterlijke, aan de mentaliteit der<br />

MiddeivEuropese binnenlanden verwante,<br />

methode van rechtsbedeling.<br />

Het is niet van principiële, doch van<br />

incidentele aard, en toch van professioneel<br />

standpunt bezien ternauwernood<br />

minder belangrijk. Door het te<br />

Londen, tegen elk gezaghebbend journalistiek<br />

oordeel gezag in, zo plomp in<br />

elkaar gefrommelde Persbesluit, is op<br />

„de" Nederlandse journalist een<br />

brandmerk gedrukt, waarvan erkend<br />

moet worden dat het helaas in al te<br />

veel gevallen een verdiend onderscheidingsteken<br />

is. Maar afgezien van die<br />

betrekkelijk weinigen, die onder alle<br />

omstandigheden „verraders" geweest<br />

zouden zijn, drukt het overgrote deel<br />

van de schuld en verantwoordelijkheid<br />

voor hetgeen „de" Nederlandse journalist<br />

misdaan mocht hebben, niet op<br />

hem, doch op de Regeringen en Overheden,<br />

waarvan die te Londen geestelijk<br />

en wettelijk de continuatie was.<br />

Deze journalistieke catastrophe —<br />

want dat was het — werd onvermijdelijk<br />

gemaakt door het beleid van Nederlandse<br />

Regeringen, dat de grondoorzaak<br />

geweest is van geestelijke en<br />

andere corruptie in de Nederlandse<br />

pers:<br />

1. De op alle mogelijke wijzen aan de<br />

pers opgedrongen „morele neutraliteit",<br />

zelfs reeds jaren vóór de oorlog.<br />

Onder 1 "* dit smadelijke régime,<br />

dat ingegeven werd door doodsangst<br />

voor Duitsland, werd de meest<br />

egoïstische kleurloosheid tot een<br />

nationale deugd, en zedelijke lafheid<br />

tot een journalistieke deugd<br />

verheven. Journalisten, die onder<br />

druk van het régime geleerd hadden<br />

van hun hart een moordkuil te maken;<br />

de waarheid te verzwijgen of<br />

te verbloemen indien deze aanstoot<br />

kon geven aan Duitse instanties;<br />

met vals vertoon van de toch reeds<br />

zo diep-immorele morele neutraliteit<br />

beschouwingen te schrijven die<br />

veeleer „actes van braafheid" ten<br />

behoeve van Berlijn dan eerlijke<br />

commentaren ten behoeve van de<br />

Nederlandse lezers waren; de uitvluchten<br />

te vinden waarmee zij<br />

hun eigen professioneel geweten<br />

gedwee het zwijgen oplegden —<br />

jonge journaliste<br />

die journalisten was dat alles<br />

reeds lang tot een tweede natuur<br />

geworden toen plotseling de Duitsers<br />

heer en meester geworden waren<br />

in hun land.<br />

2. De nalatigheid der Regering de<br />

pers voor te lichten betreffende de<br />

in geval van Duitse invasie aan te<br />

nemen houding. In overeenstemming<br />

met Nederlandse Regeringstradities<br />

pleegde zij overleg ten<br />

aanzien van wat er met goud,<br />

fondsen, gloeilampen en petroleum<br />

gebeuren zou, en ten einde de<br />

„boel" in veiligheid te brengen,<br />

werden uitgebreide maatregelen<br />

getroffen en faciliteiten verleend.<br />

De Regering had lang van te<br />

voren overleg moeten plegen met<br />

de leiders der pers; zij had dezen<br />

er op moeten wijzen, dat waar de<br />

vijand zich nestelde, de persen en<br />

andere machines onklaar gemaakt<br />

moesten worden; zij had alle verantwoordelijke<br />

journalisten de faciliteiten<br />

moeten toezeggen zich buiten<br />

gebied, dat met vijandelijke<br />

bezetting bedreigd werd, te begeven<br />

3. De perverse inzichten van Regeringsinstantie<br />

te Londen, die ondanks<br />

sterke aandrag van beroepsjournalisten,<br />

weigerden een poging<br />

aan te wenden het verzuim enigermate<br />

te herstellen door van daaruit<br />

de leiders der pers in Nederland<br />

te waarschuwen voor het gevaar,<br />

dat voortzetting der werkzaamheden<br />

onder vijandelijke bezetting<br />

opleverde voor de nationale<br />

zaak, maar integendeel met ongelooflijke<br />

niaiserie zichzelf poogden<br />

wijs te maken, dat de pers „toch<br />

nog wel iets goeds zou kunnen<br />

doen."<br />

4. Openbare uitlatingen en oproepen<br />

van Jhr. De Geer, die de indruk<br />

wekten dat het de voornaamste<br />

plicht van de Nederlander in bezet<br />

gebied was, de vijand geen aanstoot<br />

te geven.<br />

Er zijn nog veel meer punten, maar<br />

ik geloof dat deze vier de voornaamste<br />

zijn. En verreweg het voornaamste<br />

punt is dat betreffende de opgedrongen<br />

en afgedwongen morele neutraliteit.<br />

Zij is het die geleid heeft tot de<br />

corruptie van veel, maar bovenal tot<br />

corruptie en ontmanning van een pers,<br />

die vervolgens door de Regering hulpeloos<br />

en reddeloos in handen van de<br />

vijand werd gelaten.<br />

Londen. J. H. BOAS.<br />

medewerkster aan verschillende bladen, enkele jaren werkzaam<br />

geweest aan groot dagblad, ervaring in vrouwen- en<br />

kinderrubrieken, reportage, verslaggeverij, opmaak en andere<br />

redactioneel werk,<br />

ZOEKT PRETTIGE WERKKRING,<br />

waarin haar algemene ontwikkeling en vlotte stijl, beter dan<br />

tot dusver tot haar recht kunnen komen. Uitstekende referenties.<br />

Brieven onder No. 10/47, De Journalist.<br />

17


DE LAATSTE JAREN DER FRANKFURTER ZEITUNG<br />

In het vorige nummer van<br />

De Journalist werd uit de<br />

Neue Zürcher Zeitung een<br />

artikel overgedrukt oper „Die<br />

Frankfurter Zeitung nach<br />

1933", geschreven door de<br />

oud-redacteur van de Frankfurter<br />

Ztg. Wilhelm Rey. In<br />

de N.Z.Z. heeft Reto Coratsch<br />

daarop van antwoord gediend<br />

en uiteengezet, dat de<br />

rol van de Frankf. Ztg: in<br />

werkelijkheid heel wat minder<br />

eervol is geweest. Terwille<br />

van het geestelijk evenwicht<br />

van onze lezers drukken<br />

wij hierbij de hoofdinhoud<br />

ook van dit artikel af.<br />

In der letzten Sonntagausgabe der<br />

„Neuen Zürcher Zeitung" hat Wilhelm<br />

Rey geschildert, wie manche Redakteure<br />

der „Frankfurter Zeitung" widerstrebend<br />

ihre Domestizierung durch<br />

das siegreiche Naziregime, über sich<br />

ergeben Hessen, wie sle Masken über<br />

ihre Gesichter stulpten, das Zwielicht<br />

suchten und vom Tage traumten, da<br />

das Blatt sich dereinst einen Ruck<br />

geben und wieder zu seiner liberalen<br />

Tradition zurückkehren würde. Herr<br />

Rey war, so viel uns bekannt ist, derjenige<br />

Mitarbeiter der „Frankfurter<br />

Zeitung", der sich am meisten exponiert<br />

hat und nur mit knapper Not<br />

den Verfolgungen durch die braunen<br />

Gewalthaber entronnen ist. Das ist<br />

für uns Grund genug, seinen guten<br />

Glauben zu respektieren. Aber wenn<br />

er zum Schlusse kommt, die „Frankfurter<br />

Zeitung" sei „nach einer zehnjahrigen<br />

Auseinandersetzung mit dem<br />

Regime kampfend untergegangen", so<br />

erblicken wir darin schon eine starke<br />

Uebertreibung, ja, mehr als das, eine<br />

Verzeichnung und den Ansatz zu einer<br />

Legendenbildung. Noch gibt es genug<br />

Leser der „Frankfurter Zeitung", die<br />

sich erinnern, wie es eigentlich gewesen.<br />

Wir wissen genau, das die Schriftleiter<br />

der „Frankfurter Zeitung" keine<br />

überzeugte Nazi waren, dass viele, dass<br />

die Besten von ihnen unter der<br />

Gleichschaltung litten. Aber nicht darauf<br />

kommt es an, was ein Redaktor,<br />

der die Faust im Sack macht, für sich<br />

denkt oder mit Anspielungen uinschreibt,<br />

die vielleicht ausser ihm und<br />

seinen Mit-Auguren in den Redaktionsraumen<br />

niemand versteht; nicht ein<br />

paar sinnvoll eingesetzte „Gansefüsschen"<br />

mehr odler weniger bestimmen<br />

das Gesicht eines Blattes, und auch<br />

nicht eine unter dem Strich erscheinende<br />

Würdigung eines Werkes der<br />

sogenannten „entarteten Kunst" oder<br />

ein paar Schnippchen, die man den<br />

herrschenden Machten mit der Um-<br />

18<br />

gehung des Arierparagraphen scnlagt.<br />

Entscheidend ist die Gesamtwirkung,<br />

die eine Zeitung im Inland und im<br />

Ausland aüsübt. Der Kurs der „Frankfurter<br />

Zeitung" vom Jahre 1933 an<br />

aber wurde jedenfalls nicht von Herrn<br />

Rey und seinem Freundeskreis bestimmt,<br />

und diejenigen, die im poiitischen<br />

Teil des grossen Blattes den<br />

Ton angaben, haben gründlich dafür<br />

gesorgt, das das Haus an der Eschenheimergasse<br />

nicht als eine Zitadelle<br />

mannhafter Resistance im Gedachte<br />

nis fortlebt. ,<br />

„La trahison des clercs".<br />

In was bestand der eigentliche Unterschied<br />

zwlschen der „Frankfurter<br />

Zeitung" und den Naziparteiblattern?<br />

Vor allem darin, dass die Frankfurterin<br />

das, was die Pressemeute Goebbels'<br />

rauh hinausklaffte, in gepflegtem<br />

Stil, mit der Dialektik geschutter Journalisten<br />

ausdrückte. Es war ein Unterschied<br />

wie zwischen der routinierten<br />

Diplomatie eines Neurath und Weizsacker<br />

und dem blutigen Dilettantismus<br />

des parteioffiziellen Aussenpolitikers<br />

Alfred Rosenberg, die schliesslich<br />

doch alle zu den gleichen ErgebnLssen<br />

hinf ührten. Das Raffinement, mit<br />

dem die „Frankfurter Zeitung" Hitlers<br />

Politik verteidigte und unterstützte,<br />

hat aber viel grössere Effekte erzielt<br />

als der polternde Chor der Parteipresse.<br />

Das galt für Deutschland selber,<br />

wo gerade die gebildeten Schichten,<br />

die| zur Lesergemeinde der<br />

„Frankfurter Zeitung" gehórten, in<br />

ihrer djefaitistiechen Tatenlosigkeit<br />

einen Gewissènstrost fanden, vor allem<br />

aber für das Ausland, wo das von<br />

altersher angesehene Blatt ungeheuer<br />

schlaferung der Misstrauischen ausgerichtet<br />

hat. Wenn ein auf dem<br />

Fundament einer ehrwürdigen liberalen<br />

und demokratischen Tradition<br />

stehendes Blatt wie die „Frankfurter<br />

Zeitung" der Umwalzung in Deutschland<br />

so viele gute und positive Seiten<br />

abgewinnt, so sagte man sich im Ausland<br />

mindestens bis Ende 1938, und<br />

wenn sie immer wieder versichert, dass<br />

Hitlers aussenpolitische Ziele begrenzt<br />

sind und zu einem neuen europaischen<br />

Gleichgewicht führen wird, das „peace<br />

in our time" sichert — dann mussen<br />

die ewigen Warner und Schwarzseher<br />

doch Unrecht haben, dann ist doch<br />

etwas daran, dass die Nazi kreditwürdig<br />

sind...<br />

Die Leute, die in den politischen<br />

Spatten der „Frankfurter Zeitung" das<br />

grosse Wort führten, aber haben das<br />

„Vertrauen", das die Nazibehörden in<br />

sie setzten, mit Zins und Zinseszins<br />

belohnt. Das Blatt jubelte im Marz<br />

1938 über den Einmarsch in Oesterreich;<br />

es unterstützte mit allen Kraften<br />

die Erpressungsmanöver gegen die<br />

Tschechoslowakei, machte den Raub<br />

der Sudetengebiete als „letzte terrioriale<br />

Forderung" schmackhaft, stellte<br />

mit einer Fülle von Argumenten den<br />

Ueberfall auf Prag im Marz 1939 als<br />

Akt legitimer Notwehr dar, blies dann<br />

aus vollen Lungen in das Feuer der<br />

Agitation gegen Polen und bewahrte<br />

sich bei Kriegsausbruch als Stimmungserreger,<br />

um in den folgenden<br />

Jahren jeden Ueberfall und jede Gewalttat<br />

mit spaltenlangen spitzfundigen<br />

Begründungen zu verteidigen und<br />

sich, den letzten Rest von Schamgefühl<br />

abstreifen, zum Hüter des „europaischen<br />

Geistes" aufzuwerfen.<br />

Rudolf Kirchers Charakterrolle.<br />

Ein einziges Mal nach der Machtergreifung<br />

durch Hitler hat die „Frankfurter<br />

Zeitung" ein offenes, tapferes<br />

Wort gewagt. Das war am 7. Februar<br />

1933, als der Leiter des Berliner Bureaus.<br />

Rudolf Kircher, in einem Leitartikel<br />

verkündete, der neuen Regierung<br />

gegenüber könne es nur eines<br />

geben: scharfste Abwehr. Unter Anspielung<br />

auf Stalins Vierjahresplan,<br />

den der nachahmerische Hitler gerade<br />

damals in seine Parole „Gebt mir vier<br />

Jahre Zeit!" umgemünzt hatte, schrieb<br />

Rudolf Kircher die kraftvollen Satze:<br />

„Der Kampf wird lange genug<br />

dauern. Vier Jahre, meint Herr Hitler<br />

—, vier Jahre", davon hat schon<br />

einmal einer gesprochen, der sich<br />

geirrt hat. Er wird hart auf hart<br />

gehen; aber wir werden nicht einen<br />

einzigen Grundsatz aufgeben, und<br />

wir werden alle Hande voll zu tun<br />

haben, um auch nur einen Teil der<br />

Ungerechtigkeiten zu verzeichnen,<br />

die von der sehr machtigen Regierungsgruppe<br />

aller Wahrscheinlichkeit<br />

nach begangen werden. Vier Jahre<br />

— nun, das wird uns Zeit geben,<br />

diese Regierung und ihre Taten auf<br />

das genaueste zu studieren vmd sie<br />

öffentlich aufzuzeigen. Kein Tag soil<br />

uns dabei verloren gehen."<br />

Kirchers Artikel, der auf die Elite<br />

der Leserschaft der „Frankfurter Zeitung"<br />

eine elektrisierende Wirkung<br />

ausübte, endete mit dem imponierenden<br />

Gelubde:<br />

„Nicht locker lassen! Diese Regierung<br />

wird auch nicht locker lassen<br />

— wenigstens nicht, so lange das<br />

Kabinett zusammenhalt. Wir mussen<br />

auf der Hut sein, vor allem poütisch,<br />

denn wer heute erlahmt oder sich<br />

einschüchtern liisst, verdirbt seinen<br />

Charakter."<br />

Wenige Wochen spater, am 9. April<br />

1933, kroch Ruöolf Kircher in einem<br />

Leitartikel, in welchem das mit Wenn<br />

und Aber operierende Gemurmel zu<br />

einem kaum ernst genommenen Nebengerausch<br />

herabsank, wahrend die Anbiederung<br />

an den Nationalsozialismus<br />

herausstach, vor den neuen Herren zu<br />

Kreuze. Er versicherte nun, in Deutschland<br />

könne die straffere Organisation<br />

des öffentlichen Lebens „viel Gutes


In het kort<br />

In de Persraad zijn een paar nieuwe<br />

gezichten verschenen, en wel van de<br />

heren H. J. van Balen (dir. A.N.W.B.),<br />

R. Peereboom (Haarlems Dbl.) en H.<br />

de Ruig (fin. dir. Trouw). M. A. Reinalda<br />

is voorzitter geworden.<br />

•<br />

Coll. mr. G. J. van Heuven Goedhart<br />

is een van de twaalf leden van<br />

de subcommissie voor de vrijheid van<br />

voorlichting en pers van de Verenigde<br />

Naties, die o.m. het program<br />

moet uitwerken voor de internationale<br />

conferentie voor persvrijheid die het<br />

volgende jaar zal bijeenkomen.<br />

Ingesteld is een rijkscommissie van<br />

advies inzake de papierverdeling voor<br />

boeken en tijdschriften. Voorzitter is<br />

de heer M. A. Reinalda.<br />

•<br />

Coll. Lunshof is als hoofdredacteur<br />

van Elseviers Wbl. afgetreden, maar<br />

hij blijft meewerken, in tegenstelling<br />

tot Anton van Duinkerken, die voor<br />

Vrij Nederland is gaan werken.<br />

stiften". lm neuen Regime „werden<br />

wir manches finden, was wir uns so<br />

oder ahnlich als die Tendenz der Gestaltung<br />

Deutschlands gewünscht haben...<br />

Der nationale Gesamtstaat... ist<br />

ohne Zweifel durch diese Revolution<br />

machtiger und ganz gewiss rascher gefördert<br />

worden, als es je seit Weimar<br />

móglich schien. Wie immer diese Regelung<br />

im einzelnen aussehen mag — ein<br />

Unmass überflüssiger Politik wird beseitigt<br />

werden, ein Unmass von Leerlauf,<br />

von Reibung, von Wichtigtuerei<br />

und parteipolitischer Eigensucht."<br />

Am Jolgenden Reichsparteitag, wo<br />

neben Hitler vor allem Julius Streicher<br />

im Rampenlicht stand, beteuerte die<br />

„Frankfurter Zeitung" in einem Leitartikel,<br />

die ganze Nation nehme teil,<br />

„wenn ihr jetzt durch die Proklamation<br />

von Nürnberg wie mit Leuchtfeuern<br />

der Weg in die Zukunft erhellt<br />

wird". Kircher, der sich als Festberichterstatter<br />

seine Sporen als neuer<br />

Chefredaktor abverdiente, schlug wahre<br />

Purzelbaume der Begeisterung und erklarte:<br />

„Die gewaltige geistige und<br />

physische Macht des Nationalsozialismus<br />

ist zu einem überzeugenden Ausdruck<br />

gekommen."<br />

Was Tausende von Leitartikeln und<br />

redaktionellen Kommentaren gesündigt<br />

haben, das wird auch durch die Freiheiten,<br />

die sich die Feuilleton- oder die<br />

Beilagen-Redaktion gelegentlich herausnahmen,<br />

wenn sie etwa in kulturhistorischer<br />

Travestie auf die<br />

Schwachen des Dritten Reiches anspielten,<br />

nicht weggelóscht. Auch das<br />

«<br />

Het dagblad De Nieuwe Nederlander,<br />

dat de laatste tijd door de Arbeiderspers<br />

werd uitgegeven, heeft de<br />

strijd om het bestaan moeten staken.<br />

In de vorige Journalist heeft gestaan,<br />

dat er in de Verenigde Staten<br />

negen bladen in het Nederlands zouden<br />

verschijnen. Om een collega, die<br />

naar de namen en adressen hiervan<br />

vroeg, te gerieven, zijn we op informatie<br />

uitgegaan, wat we liever eerder<br />

hadden moeten doen, want nu hebben<br />

we vernomen dat er de laatste tijd<br />

(over hoe lang die tijd zich uitstrekt,<br />

weten we niet) een paar aigevallen<br />

schijnen te zijn, zodat er maar zes<br />

meer kunnen worden vermeld. Hiervan<br />

worden alleen de eerste drie geheel<br />

of in hoofdzaak in 't Nederlands<br />

gedrukt; de volgende twee half om<br />

half; de laatste bevat o.a. Nederlandse<br />

bijdragen.<br />

Onze toekomst (Chicago, 111.), weekblad.<br />

De volksvriend (Orange City, Io#a),<br />

weekblad.<br />

De wachter (Grand Rapids, Mich.),<br />

weekblad.<br />

Missionary Monthly Reformed Review<br />

(Grand Rapids, Mich.), weekblad.<br />

Knickerbocker Monthly (New York,<br />

N.Y.), maandblad.<br />

The Herald of Christian Science<br />

(Boston, Mass.), driemaandelijks.<br />

„Berliner Tageblatt" und die „Deutsche<br />

Allgemeine Zeitung'', deren Redaktionen<br />

vom Gefiihl ihrer „Anstandigkeit"<br />

ebenso tief durchdrungen waren<br />

wie die Schriftgelehrten in Frankfurt,<br />

haben sich solche verschmitzten<br />

Maskengange erlaubt (Betrachtungen<br />

über das feine Athen und das grobe<br />

Sparta waren eine Zeitlang Mode) und<br />

taten sich auf ihre Courage etwas zugute,<br />

obwohl ihnen deswegen kein<br />

Haar gekrümmt wurde.<br />

Der „Frankfurter Zeitung" ist eine<br />

Spekulation zum Verhangnis geworden:<br />

durch Klügeleien und Konzessionen,<br />

dem Teufel die Krallen<br />

streichelnd, wollte sie sich über Wasser<br />

halten, um dann eines schonen Tages,<br />

wenn der Spuk verflogen sein würde<br />

(dass sie immer an einen vorübergehenden<br />

Spuk glaubte, stellt der Einsicht<br />

ihrer Lenker ein schlechtes<br />

Zeugnis aus) frisch-fröhlich die Flagge<br />

eines neuen Regimes hochzuziehen.<br />

Non propter vitam vivendi perdere<br />

causas, diese klassisehe Warming hat<br />

sie missachtet, und damit hat sich an<br />

ihr ein Stuck vom Schicksal des deutschen<br />

Bürgertums überhaupt vollzogen.<br />

Der Ullstein-Verlag in Berlin, mag er<br />

auch sonst manchen Fehler begangen<br />

haben, war doch besser beraten, als er<br />

schon im Marz 1934 die „Vossische Zeitung"<br />

freiwillig eingehen liess. Damals<br />

hat ein sehr altes, sehr bedeutendes<br />

Blatt etwas zustande gebracht, was im<br />

Hexensabbat des Dritten Reichs nur<br />

wenigen gelungen ist: in Würde zu<br />

sterben.<br />

RETO CARATSCH.<br />

Een Grootmeester<br />

der journalistiek<br />

Een van de groten uit ons vak, mr.<br />

G G. van der Hoeven, is op 2 Mei<br />

75 jaar geworden. Aan de vooravond<br />

van die dag schreef de N.R.C.:<br />

,„Toen in 1936 mr. Van der Hoeven,<br />

na meer dan 25 jaar de hoofdredactie<br />

van de N.R.C, te hebben gevoerd, zijn<br />

vooraanstaande plaats in de journalistiek<br />

verliet om zijn otium cum dignitate<br />

te gaan genieten, werd een tijdperk<br />

van bijzondere aard in de geschiedenis<br />

van de krant afgesloten.<br />

Het was aangevangen in die jaren,<br />

welke, hoewel reeds behorende tot de<br />

nieuwe eeuw, historisch nog gerekend<br />

worden tot de vorige, — die jaren,<br />

welke als „fin de siècle" worden gekenschetst,<br />

en die de kiemen van de<br />

komende beproevingen in zich droegen.<br />

Spoedig immers brak de eerste<br />

wereldoorlog uit, die zoveel ellende<br />

over de mensheid uitstortte, maar welke<br />

buiten onze grenzen bleef. Het was<br />

de voor ons land zo moeilijke periode<br />

van de neutraliteit, welke aan de leiding<br />

van een groot dagblad de hoge<br />

eisen stelde, welke in de persoon van<br />

de heer Van der Hoeven ten volle hun<br />

vervulling vonden. Toen de wereld na<br />

deze grote botsing der volkeren opleefde<br />

in de hoop op een betere toekomst<br />

was het echter de hoofdredacteur<br />

van de N.R.C., die met de scherpe,<br />

critische blik, welke hem bij voortduring<br />

heeft gekenmerkt, onderkende,<br />

dat de oorlog, zij het alleen met andere<br />

middelen, werd voortgezet. De<br />

loop van de geschiedenis der volgende<br />

twintig jaren met hun teleurstellingen<br />

op internationaal terrein en de ontwrichtende<br />

werking van de economische<br />

wereldcrisis hebben de feilloosheid<br />

van dit inzicht bewezen.<br />

Aan deze sterke critische zin paarde<br />

de heer Van der Hoeven dat diepe<br />

gevoel van onafhankelijkheid, dat in<br />

binnten- en buitenland maar al te<br />

zeldzaam wordt aangetroffen, doch<br />

dat, met een hoog ontwikkelde vakbekwaamheid,<br />

de enige hechte grondslag<br />

moet worden geacht voor een<br />

journalistiek, welke haar publieke taak<br />

naar behoren vervult. Onafhankelijkheid<br />

.tegenover vriend en tegenstander,<br />

vooral tegenover de geestverwante<br />

partij, die slechts zoverre op de steun<br />

van de hoofdredacteur van de N.R.C,<br />

mocht rekenen als hij haar beleid in<br />

overeenstemming met het algemene<br />

belang achtte.<br />

Op deze verheven wijze heeft mr.<br />

Van der Hoeven het liberalisme uitgedragen<br />

en verdedigd, waarvan hij zelf<br />

zulk een voornaam vertegenwoordiger<br />

was. Deze geestesrichting was voor<br />

hem echter meer dan staatkunde, zij<br />

was een levenspractijk, welke hij<br />

vooral beoefende tegenover degenen,<br />

die het voorrecht hadden tot zijn<br />

naaste medewerkers te behoren. Hij<br />

had dat ook in grote leiders zo zeldzame<br />

vermogen, hun een vrijheid te<br />

gunnen, waarin zij zich ten volle konden<br />

ontplooien."<br />

19


ALLERLEI OFFICIEELS<br />

UIT DE KRINOBESTÜURS-<br />

VERGADERING.<br />

Het bestuur van de N.J.K. kwam 29<br />

Maart 1.1. te Amsterdam in vergadering<br />

bijeen. Aanwezig waren alle<br />

bestuursleden, behalve mevr. v. Meurs<br />

(die in het buitenland vertoefde),<br />

de redacteuren


lid kunnen worden van de nationale<br />

journalisten-organisatie.<br />

't Is ongetwijfeld goed, dat deze( zaak<br />

nu straks in Praag onder de ogen zal<br />

worden gezien, wat wellicht er toe zal<br />

kunnen leiden, dat een bevredigende<br />

oplossing wordt verkregen, b.v. dat het<br />

onderling, internationaal contact, dat<br />

de radio-journalisten voor de behartiging<br />

en bespreking van hun specifieke<br />

belangen wensen, binnen het kader der<br />

I.O.J. tot stand komt — welke oplossing<br />

op de vergadering der Executive<br />

van verschillende zijden werd bepleit.<br />

Van de verschillende punten, die ter<br />

Executive-vergadering nog verder behandeld<br />

zijn, zij nog vermeld, dat, nadat<br />

het I.O.J.-Bureau van het dagblad<br />

„Rozospastis" te Athene een telegrafisch<br />

verzoek had gekregen om te<br />

inteveniëren inzake de arrestatie en<br />

wegvoering zonder verhoor van de<br />

journalist Linardatos van de staf van<br />

„Rozospastis", het Bureau een telegram<br />

heeft gezonden naar de Griekse<br />

minister van Binnenlandse Zaken, kolonel<br />

Zervas, waarin met een verwijzing<br />

naar de actie, welke de I.O.J. voert<br />

voor de persvrijheid, nadere volledige<br />

inlichtingen zijn gevraagd over de<br />

arrestatie en deportatie van de bedoelde<br />

journalist. Op dit telegram was<br />

nog geen antwoord ontvangen.<br />

v. d. B.<br />

MEDEDELINGEN VAN HET<br />

BUREAU DER FEDERATIE.<br />

Ledenlijst N.D.P. 1945. Van het<br />

secretariaat van ,,De Nederlandse Dagbladpers<br />

1945" is een bijgewerkte<br />

ledenlijst dezer vereniging ontvangen,<br />

welke voor de leden der Kringen op<br />

het Secretariaat der Federatie ter<br />

inzage ligt.<br />

Adres gevraagd. Wie kan het secretariaat<br />

van de N.J.K. helpen aan het<br />

huidige adres van coll. J. van Wijk,<br />

die tot voor kort verbonden was aan<br />

„De Langedijker Courant"? Verondersteld<br />

wordt, dat hij thans in Den Haag<br />

werkzaam is.<br />

Waarschuwing. Alvorens in te gaan<br />

op een uitnodiging van de heer Bruno<br />

Mylen uit Stockholm tot het leveren<br />

van foto's en/of artikelen voor Zweedse<br />

en andere bladen stelle men zich in<br />

verbinding met het Secretariaat der<br />

Federatie, N..Z Kolk 28, Amsterdam-C,<br />

tel. 46910.<br />

Hoe heet onze Federatie? Aangezien<br />

hieromtrent bij sommige leden misverstand<br />

blijkt te bestaan, wordt de aandacht<br />

er op gevestigd, dat de juiste<br />

benaming van het federatief verband,<br />

waarin N.J.K. en K.N.J.K. samenwerken,<br />

luid*: Federatie van Nederlandse<br />

Journalisten (niet: Federatie van<br />

Nederlandse Journalistenkringen).<br />

Persconferentiecommissie. Verzoeken<br />

om advies aan de Persconferentiecommissie<br />

van N.D.P. en Federatie betreffende<br />

de wenselijkheid van het al of<br />

niet aannemen van uitnodigingen tot<br />

het bijwonen van persconferenties, ex<br />

cursies enz., richte men uitsluitend tot<br />

het Secretariaat der Federatie van<br />

Ned. Journalisten, iT.Z. Kolk 28,<br />

Amsterdam-C.<br />

HAAGSE JOURNALISTENVERENIGING<br />

l De Haagse Journalisten Vereniging,<br />

afdeling van de N.J.K., is in de avond<br />

van de 17de Maart j.1. in „Boschlust"<br />

in haar jaarlijkse algemene vergadering<br />

bijeengeweest. Het was toen<br />

juist een jaar geleden dat zij herrees,<br />

nadat een voorlopig comité, „De<br />

Haagse Pers" geheten, in het eerste<br />

jaar na de bevrijding de vele en velerlei<br />

persbelangen met grote ijver had<br />

behartigd. Terecht is aan dit comité<br />

in het jaarverslag hulde voor zijn<br />

arbeid gebracht.<br />

Er is nu een nieuw huishoudelijk<br />

reglement goedgekeurd en een bestuur<br />

gekozen. Hoe verblijdend groot de opkomst<br />

der leden ook was — een derde<br />

van de ruim 120 — in deze, met een<br />

zo zakelijke agenda uitgedoste vergadering,<br />

toch zouden er niet genoeg geweest<br />

zijn, indien het bestuur bij zijn,<br />

overigens te waarderen, pogingen om<br />

naar de geest van het nieuwe reglement<br />

te handelen, had volhard. De<br />

vergadering, steunend op de welwillend<br />

(en gratis) verleende juridische adviezen<br />

van daarin doorknede leden,<br />

wuifde de gemoedsbezwaren van<br />

praeses Lambooy en medebestuursleden<br />

met een vriendelijk, evenwel niet<br />

a! te overhaast schijnend gebaar weg<br />

en baande zich daarmede een ruim<br />

uitzicht op het kreupelhout der bestuursverkiezing.<br />

Dat geen kreupelhout<br />

bleek te wezen, maar een mals<br />

grasveldje, dat onder leiding van een<br />

paar ervaren zeiszwaaiers onder de<br />

leden met enkele streken werd geschoren.<br />

Waarmede we slechts wilden uitdrukken<br />

dat de stemming vlot verliep,<br />

nadat de collega's D. J. Lambooy<br />

(A.N.P.), als voorzitter; J. E. van<br />

der Wielen (Alg. Handelsblad), als<br />

secretaris en L. R. Stallinga (Het<br />

Vrije Volk), als penningmeester, bij<br />

acclamatie waren herkozen. Herkozen<br />

werden eveneens de collega's: mevr. E.<br />

G. .Wakkie (Nieuwe Crt.), J. S. Hoek<br />

(Trouw) en R. Quast (Haagse Crt.);<br />

in de vacature mr. Davidson (De<br />

Waarheid) werd gekozen collega J. G.<br />

Raatgever (Haagsch Dagblad). Het<br />

aftredende bestuur, dat zich vóór de<br />

inwerkingtreding van een nieuw reglement<br />

een voorlopige taak had toegedacht,<br />

had geen candidaten gesteld.<br />

Op zijn voorstel werd posthuum<br />

tot lid van verdienste benoemd mej.<br />

Emmy Belinfante,« die gedurende een<br />

lange reeks van jaren voor de oorlog<br />

niet alleen een sieraad van de<br />

Nederlandse journalistiek, maar ook<br />

een voortreffelijke secretaresse van de<br />

H.J.V. is geweest. In de week voorafgaande<br />

aan de jaarvergadering had de<br />

voorzitter in de bestuursvergadering<br />

de verdiensten van haar, die in Auswitz<br />

werd vermoord, in de herinnering<br />

teruggeroepen en voorgesteld haar<br />

posthuum te eren. Enkele dagen later<br />

bleek nog eens ten overvloede hoe<br />

nauwgezet wijlen onze secretaresse<br />

was geweest en hoe zeer haar gedachten<br />

bij haar H.J.V. hebben verwijld,<br />

toen het door haar verstopte archief<br />

van een tot nu toe onbekend onderduikadres<br />

te voorschijn kwam.<br />

De jaarverslagen van de secretaris<br />

en de penningmeester erlangden zonder<br />

enig bezwaar goedkeuring. Zij verdienden,<br />

zowel wegens hun vorm als<br />

hun inhoud, in extenso te worden afgedrukt.<br />

Volstaan moge worden met<br />

de vermelding van het beroep dat collega<br />

Van der Wielen in zijn pakkend<br />

verslag in het bijzonder op de jongere<br />

collega's deed, om grotere belangstelling<br />

zowel voor de H.J.V. als voor het<br />

vak te tonen. Met alle waardering en<br />

dankbaarheid voor het veelal gevaarlijke<br />

werk door de mannen en vrou-<br />

Ter gelegenheid van de voetbalwedstrijd Nederland—België bood de<br />

Nederlandse Sportpers in Hotel Victoria te Amsterdam de Belgische<br />

sportcollega's een lunch aan. Aan de hoofdtafel coll. A. J. Koejemans,<br />

penningmeester van de N.J.K. (Foto Alg. Holl. Fotopersbur.)<br />

2 1


wen van de illegale pers in de bezettingstijd<br />

verricht, achtte hij het niettemin<br />

nuttig te wijzen op het gevaar,<br />

dat in de opvatting schuilt als zou de<br />

journalistiek, tijdens de bezetting bedreven<br />

in wezen dezelfde geaardheid<br />

bezitten als de vooroorlogse journalistiek<br />

en de na-oorlogse.<br />

Hij gaf uiting aan zijn bezorgdheid,<br />

dad er — alle opgelegde beperkingen<br />

Ia aanmerking genomen — in de geaardheid<br />

onzer pers iets veranderd is<br />

en niet ten goede, waarvoor deels verwijten<br />

moeten worden gericht aan de<br />

regering (te weinig papier; te weinig<br />

deviezen voor de aanstelling van buitenlandse<br />

correspondenten; de wijze<br />

waarop de regering haar voorlichting<br />

meent te moeten organiseren), deels<br />

het peil van de huidige journalistiek<br />

schuld moet worden aangewreven. In<br />

verband nu met dit laatste werd een<br />

beroep gedaan op de jongere collega's<br />

om zich meer dan tot nu toe in de<br />

détails van het vak te willen verdiepen;<br />

een tekort aan technische<br />

kennis in te halen; zich meer algemene<br />

ontwikkeling eigen te maken<br />

dan waartoe de oorlogsjaren met al<br />

Journalisten, die lid zijn van de Partij<br />

van de Arbeid, kwamen Zaterdag<br />

te Amsterdam in een vergadering' bijeen,<br />

die gewijd was aan het onderwerp:<br />

„Overheid en pers". Aanwezig waren<br />

journalisten, verbonden aan verscheidene<br />

dag- en weekbladen, en een aantal<br />

gasten, waaronder weth. Bern. C.<br />

Franke van Amsterdam, mr. M. Rooy,<br />

voorzitter, J. J. F. v. d. Bergh, secretaris<br />

van de N.J.K., mr. A. C. van<br />

Rantwijk, secretaris der Federatie van<br />

Ned. Journalisten, en mr. C. A. Steketee,<br />

adj.-secr. van de „Ned. Dagbladpers<br />

1945". De vergadering stond onder<br />

voorzitterschap van de heer K. Voskuil.<br />

Inleiders waren de heren M. A. Reinalda,<br />

voorzitter van de Persraad, en<br />

de journalist mr. dr. J. Barents.<br />

Twee resoluties werden aangenomen,<br />

die zullen worden aangeboden aan het<br />

congres der Partij van de Arbeid. In<br />

de eerste wordt uitgesproken, dat de<br />

22<br />

hun belemmeringen en hiaten veroorzakende<br />

onderbrekingen van het onderwijs<br />

hen de gelegenheid gaven, en<br />

zich daarom te zetten aan studie, teneinde<br />

kennis te nemen van de veelheid<br />

van problemen, niet alleen van<br />

deze tijd, maar ook van vroeger.<br />

Bovendien moeten zij een algemene<br />

belangstelling voor het maatschappelijke<br />

leven aan de dag leggen.<br />

Opmerkingen, welke onze secretaris<br />

waren ingegeven door zijn liefde voor<br />

ons beroep, dat zo spoedig mogelijk<br />

weer het aanzien moet herkrijgen dat<br />

het voor de oorlog heeft bezeten.<br />

R. QUAST.<br />

(De redactie van De" Journalist<br />

plaatst dit verslag in extenso, ter aanmoediging<br />

van collega's-afdelingssecretarissen,<br />

die deze gelegenheid om de<br />

gebeurtenissen in hun afdeling Kringkundig<br />

te maken wel eens over het<br />

hoofd schijnen te zien. Men beschouwe<br />

dit echter niet als een precedent<br />

wat betreft de publiceerbaarheid<br />

van verslagen in deze ongetwijfeld<br />

aangename maar uitvoerige trant.)<br />

Democratisch* socialistische<br />

journalisten<br />

ERVAREN JOURNALIST<br />

ruime algemene ontwikkeling<br />

universitair geschoold, buitenlandse<br />

relaties, veelzijdige belangstelling,<br />

moderne oriëntatie,<br />

uitgebreid archief,<br />

ZOEKT CONTACTEN<br />

met redacties van dag- en weekbladen<br />

voor de plaatsing van<br />

artikelen, beschouwingen, overzichten<br />

en schetsen.<br />

Onderwerpen o.a.: Indië, Amerika,<br />

Politiek, Economie, Radio,<br />

Muziek, Atoom-energie.<br />

Brieven onder no. 9/47 Bureau<br />

„De Journalist", N.Z. Kolk 28,<br />

Amsterdam.<br />

democratisch-socialistische j ournalisten<br />

zich rekenschap geven van de gevaren,<br />

waarmede enerzijds de toenemende<br />

kapitalistische invloed, anderzijds<br />

totalitaire overheidsbemoeiing in verscheidene<br />

landen de vrijheid der pers<br />

bedreigen. Zij' zijn van oordeel, dat een<br />

onafhankelijke integere pers een levensvoorwaarde<br />

is voor het behoud en de<br />

ontplooiing der democratie eri van het<br />

op democratische grondslag zich ontwikkelende<br />

socialisme. Voor de handhaving<br />

van de journalistieke onafhankelijkheid<br />

en de naleving van zedelijke<br />

normen tegenover kapitalistische overheersing<br />

en overheidsbemoeiing moet<br />

de pers de middelen ontberen, zolang<br />

een ordening van het nerswezen op<br />

wettelijke grondslag ontbreekt. De<br />

practische betekenis van de persvrijheid<br />

wordt in hoge mate bepaald door<br />

de wijze waarop de ideële en materiële<br />

positie van de journalisten is geregeld.<br />

De aanwezige journalisten spraken<br />

als hun overtuiging uit, dat het democratisch<br />

socialisme, waarvan de Partij<br />

van de Arbeid de draagster is, geroepen<br />

is de totstandkoming van een<br />

wettelijke regeling na te streven en<br />

verzochten het partijbestuur zich over<br />

zodanige regeling in het bijzonder en<br />

over vraagstukken van perspolitiek in<br />

het algemeen te doen voorlichten door<br />

een commissie, waarin ook vertegenwoordiger%<br />

der democratisch-socialistische<br />

journalisten zijn opgenomen.<br />

In de tweede resolutie wordt uitgesproken,<br />

dat de mogelijkheden van<br />

vernieuwing der pers, die voortvloeiden<br />

uit de verzetsstrijd tegen de bezetter,<br />

van grote waarde zijn en dat<br />

het partijbestuur de nakoming van<br />

door de regering aan de voormalige<br />

illegale pers gedane toezeggingen met<br />

energie dient te helpen realiseren.<br />

f en telegram uit Java<br />

De N.J.K. en de K.N.J.K. ontvingen<br />

het volgende telegram uit Java:<br />

„Ondergetekenden deel uitmakende<br />

van een Nederlands reisgezelschap<br />

dat begin April een rondtocht door<br />

het binnenland van Java heeft gemaakt<br />

brengen op verzoek van de<br />

Journalistenvereniging Malang onderstaande<br />

boodschap over aan de Nederlandse<br />

Journalisten. Brengt onze groeten<br />

over aan onze collega's in uw land<br />

en laat ons als twee vrije volken<br />

samenwerken rondborstig als twee<br />

ridders, die beiden een zuiver en rein<br />

hart hebben. Met een doel voor ogen<br />

de zwakke te helpen en elkaar te versterken.<br />

Malang, 10 April 1947, Journalistenvereniging<br />

kring Malang. Deze<br />

boodschap werd het Nederlandse reisgezelschap<br />

aangeboden na een tournee<br />

door het binnenland:. Het door ons<br />

bereisde gebied maakte een rustige en<br />

ordelijke indruk. Gedurende de tournee<br />

kregen de waarnemers de indruk<br />

dat de nationale en sociale gedachten<br />

belichaamd in de Republiek steunen,<br />

op en gestuurd worden door groeperingen<br />

waarvan de kracht en omvang<br />

groter is dan veelal in Nederland<br />

verondersteld wordt. Het Nederlandse<br />

reisgezelschap constateert voorts dat<br />

de voorlichting in 1 de Nederlandse pers<br />

dienaangaande, alsmede omtrent het<br />

consolidatie-stadium waarin' de Republiek<br />

zich bevindt in het algemeen<br />

nog onvoldoende is, zoals ook de van<br />

Indonesische zijde omtrent Nederland<br />

gegeven voorlichting onvoldoende moet<br />

worden geacht. Indruk werd gewekt<br />

dat men bereid is tot hernieuwde<br />

samenwerking met Nederland mits<br />

deze samenwerking uitgaat van het<br />

beginsel der gelijkwaardigheid en<br />

gelijkgerechtigheid der beide volken.<br />

Prof. dr R. F. BEERLING<br />

Mr A. M. H. BONGAERTS<br />

C. DE KONING<br />

C. MEULEMAN<br />

Mr M. M. VAN POLL."<br />

Aan Prof. Beerling c.s. werd door<br />

de Federatie een telegrafisch antwoord<br />

gezonden waarin tevens verzocht<br />

werd een boodschap met groeten<br />

aan de Journalistenvereniging Malang<br />

te willen overbrengen.<br />

De Journalist.<br />

Knarsetandend moet de redactie<br />

erkennen, dat technische en organisatorische<br />

(of desorganisatorische) omstandigheden<br />

haar te machtig zijn<br />

geweest, zodat dit nummer weer met<br />

de nodige (of onnodige) vertraging<br />

verschijnt.<br />

Boze brieven hierover zullen gaarne<br />

in ontvangst genomen (maar niet beantwoord)<br />

worden door de redacteuren:<br />

J. J. F. van den Bergh, Trouw, N.Z.<br />

Voorburgwal 225, Amsterdam; Mr. E.<br />

Elias, Elsevier, Spuistraat 118b, Amsterdam;<br />

Y. Foppema, De Groene<br />

Amsterdammer, Frederiksplein 24, Antsterdam,<br />

en door de<br />

Administratie: Ned. Persmuseum, N.Z.<br />

Kolk 28, Amsterdam.


Bij de Nederlandse<br />

collega's in Londen<br />

Van een bezoek aan Londen in verband<br />

met besprekingen met de Internationale<br />

Federatie van Journalisten,<br />

heeft de secretaris van de Nederlandse<br />

Journalisten Kring, J. J. P. van den<br />

Bergh, gebruik gemaakt aan de collega's<br />

hier uiteen te zetten wat in<br />

Nederland sinds de oorlog op het<br />

gebied van organisatie van Journalisten<br />

is tot stand gebracht en in<br />

welke richting zich de ontwikkeling<br />

van de Kring beweegt.<br />

Deze uiteenzetting was zeer nodig.<br />

Het bleek dat van de Londense correspondenten<br />

slechts één lid was van de<br />

Kring — schrijver dezes — en dat er<br />

gebrek aan begrip bestond inzake de<br />

doelstellingen van de Kring. Belangstelling<br />

voor het onderwerp was er<br />

genoeg: Vrijwel alle Nederlandse<br />

journalisten in Londen waren aanwezig<br />

op de bijeenkomst, die door de<br />

pers-attaché, ex-collega D. de Man,<br />

was gearrangeerd. Er zijn hier een<br />

kleine twintig Nederlandse journalisten<br />

werkzaam, van wie slechts enkelen<br />

op het appèl onttoraken.<br />

Bij de discussie, volgende op de<br />

duidelijke inleiding van collega Van<br />

den Bergh, bleek dat buitenlandse<br />

correspondenten meer oog —• en daardoor<br />

ook meer belangstelling — hebben<br />

voor hun bijzondere positie dan<br />

voor een algemene regeling die zich<br />

niet in uitzonderingen verdiept. Collega<br />

Van den Bergh deed de oplossing<br />

MUTATIES IN HET GOOI<br />

Het bestuur van de afdeling Gooi<br />

van de N.J.K. is thans als volgt samengesteld<br />

:<br />

L. J. van Looi, voorzitter; M. G.<br />

Haringman, secretaris; P. Endt, 2e<br />

secretaris; K. Dokkum, penningmeester<br />

en G. Sluyzer, bestuurslid.<br />

De vertegenwoordiging van de afd.<br />

het Gooi in de Krinigraad luidt thans<br />

als volgt:<br />

L. J. van Looi en M. G. Haringman,<br />

leden; mej. T. Schimmel en P. Endt,<br />

plaatsvervangende leden.<br />

Collega S. Stokvis (tot dusverre<br />

voorzitter) vertrok naar Den Haag,<br />

H. Amberg, tot dusverre penningmeester,<br />

ging naar Amerika, terwijl het<br />

Kringsraadslid J. C. van Broekhuizen<br />

naar Amsterdam vertrok.<br />

De afd. Gooi zal een nauwe samenwerking<br />

met de Katholieke Journalisten<br />

Kring aangaan. Hiertoe werd een<br />

permanente contactcommissie gevormd,<br />

bestaande uit de collega's<br />

Van Looi en Endt (N.J.K.) en Groothof<br />

en Gieskes (K.N.J.K.).<br />

Het secretariaat der afd. Gooi van<br />

df N.J.K. blijft gevestigd Snellliuslaan<br />

23, Hilversum, telefoon 9550 (Kennr. K<br />

2950).<br />

aan de hand, dat de Londense Correspondenten<br />

een sectie zouden kunnen<br />

vormen voor hun bijzondere toelangen<br />

met inachtneming van de algemene<br />

belangen als voorgestaan door de<br />

N.J.K. Besloten werd dat de Londense<br />

collega's over een week opnieuw bijeen<br />

zouden komen om zich daarover te<br />

beraden.<br />

langdurig werd ook van gedachten<br />

gewisseld over de voordelen van het<br />

Kring-lidmaatschap bij de Internationale<br />

Pederatie te Londen, in vergelijking<br />

met het lidmaatschap van de<br />

zeer actieve Foreign Press Association<br />

te Londen. Ettelijke correspondenten<br />

waren de mening toegedaan, dat de<br />

Foreign Press Association goed voor<br />

de belangen der buitenlandse correspondenten<br />

opkwam, terwijl de mate<br />

van activiteit van de Internationale<br />

Federatie nog zou moeten worden<br />

afgewacht. Welk nut zou daarom hun<br />

Kring-lidmaatsohap hebben, zo vroegen<br />

zij. Andere correspondenten daarentegen<br />

voelden meer voor de principiële<br />

zijde van Kring-lidmaatschap<br />

en spraken de hoop uit, dat een vergroting<br />

van het ledental ook zou<br />

leiden tot de verhoging van de activiteit<br />

in allerlei richting, in het<br />

bijzonder in de druk op de Internationale<br />

Federatie om de belangen van<br />

buitenlandse correspondenten te' bevorderen.<br />

Londen. C. J. VAN SLUYS.<br />

(Met buitengewoon genoegen denk ik<br />

terug aan deze middag te midden der<br />

Nederlandse collega's in Londen.<br />

Dankbaar gedenk ik daarbij de hartelijke<br />

gastvrijheid, waarmede collega<br />

De Man — ja „collega", want hij is<br />

als buitengewoon lid tot de N.J.K.<br />

toegetreden — ons op de ambassade<br />

heeft ontvangen en een zo goede sfeer<br />

heeft geschapen voor de daar gevoerde<br />

besprekingen. Besprekingen, die<br />

ongetwijfeld verhelderend hebben gewerkt,<br />

ook voor het Kring-bestuur, dat<br />

gaarne ook de belangen van deze collega's<br />

in de verstrooiing, waar mogelijk,<br />

zal behartigen en daartoe nodig<br />

heeft een juist inzicht in hun<br />

speciale positie, wensen en verlangens.<br />

Dat — zoals mij later is gebleken —<br />

deze bijeenkomst heeft geleid tot een<br />

nauwere aaneensluiting der Nederlandse<br />

collega's in Londen, verheugt<br />

mij zeer. En dat het aantal der Londense<br />

leden in de Kring sindsdien is<br />

toegenomen zie ik als gevolg van deze<br />

ontmoeting, die alhoewel mijnerzijds<br />

niet als „zendingsreis" bedoeld, toch<br />

misschien door hetgeen ik daar over<br />

de opbouw en het werk der journalistieke<br />

organisatie in Nederland heb<br />

verteld — waar het hart vol van is,<br />

loopt de mond zo licht van over! —<br />

onbedoeld dit karakter heeft gekregen.<br />

Dat het Kringbestuur in zijn jongste<br />

vergadering heeft toesloten om voor<br />

de in het buitenland werkzame leden,<br />

in verband met hun bijzondere positie<br />

en hun, door valuta-verhoudingen<br />

en andere factoren boven het normale<br />

peil liggende salarissen, een speciale<br />

contributieregeling te ontwerpen, mag<br />

mede als een gevolg van dit persoonlijk<br />

contact worden gezien, v. d. B.)<br />

Katholieke Wereldpost<br />

en de bezetter<br />

Belangrijke documenten, die de<br />

Sicherheitsdienst over de Katholieke<br />

Kerk in Nederland had verzameld, zijn<br />

kort voor de bevrijding, in September<br />

1944, naar Duitsland overgebracht.<br />

Maar dank zij de opsporingsijver van<br />

het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie,<br />

zijn reeds enkele dossiers<br />

achterhaald en naar ons land teruggebracht.<br />

Zij staan nu ter beschikking<br />

van de Nederlandse autoriteiten. Drs. L.<br />

de Jong, chef van het Rijksinstituut,<br />

was zo vriendelijk, deze stukken ons<br />

ter inzage te geven en toestemming te<br />

verlenen, daaruit een en ander te<br />

publiceren.<br />

In ons orgaan kunnen wij volstaan<br />

met de vermelding, hoe het „De katholieke<br />

Wereldpost", het bekende persbureau<br />

van wijlen collega Hein Houben,<br />

is vergaan ... Dit persbureau werd gezien<br />

als een der staatsvijandige ondernemingen,<br />

van wat toen heette het<br />

„politiek katholicisme" in Nederland.<br />

Daarover had de S.D. een dossier aangelegd<br />

van meer dan 30 getypte bladzijden,<br />

waarin natuurlijk op de eerste<br />

plaats werden gesignaleerd de leidende<br />

figuren, als dr. Hein Houben en rector<br />

van Lierop, die beiden dan ook spoedig<br />

gevankelijk werden weggevoerd, om<br />

niet meer levend terug te keren. '<br />

Ook over de medewerkers van dit<br />

Persbureau had men „bezwarend"<br />

materiaal verzameld. Het was alles<br />

streng vertrouwelijk gesteld. J. P. J.<br />

Asselbergs zou staan in dienst van de<br />

Secret Service, wijlen prof. dr. J. Hoogveld<br />

heette in een protocol van het<br />

verhoor „ten zwaarste belast", eveneens<br />

F. Ballhorn uit Breda en K. Urban<br />

uit Den Haag was „vermoedelijk<br />

een Engelse verbindingsman". Wijlen<br />

collega rector van Lierop stond genoteerd<br />

als verbindingsman voor Duitse<br />

berichtgeving, Hein Houben als de<br />

intiemste vriend van pater Muckermann,<br />

„slaafs verbonden aan het<br />

Vaticaan en onderdanigst dienaar van<br />

bisschop Hopmans te Breda". „Hij<br />

reisde alle bereikbare bisschopszetels<br />

af" ... (De Katholieke Journalist)<br />

JOURNALIST, thans chef-redacteur<br />

provinciaal dagblad, zoekt<br />

andere werkkring aan groot dagblad<br />

of voorlichtingsdienst; vertrouwd<br />

met: alle rutoriek-werk,<br />

grote reportage, opmaak, documentatie<br />

enz. Vlotte verschijning,<br />

31 jaar, goede talenkennis, uitstekende<br />

referenties. Br. onder<br />

no. 14147.<br />

JOURNALIST, 26 jaar, sinds<br />

twee jaar belast met redactionele<br />

leiding groot provinciaal dagblad,<br />

zag zich gaarne geplaatst in journalistieke<br />

werkkring in. Indië.<br />

Harde werker, goed organisator.<br />

Enige naam in jonge Nederlandse<br />

letterkunde. Referenties en knipselboeken<br />

liggen op Tj te wachten.<br />

Brieven onder no. 15147.<br />

23


SPENCER B. HOGAN, U. S.-WAR CORRESPONDENT<br />

(Fragment uit „G. I. Joê<br />

kwam voorbij", door i ~>nze<br />

Limburgse collega M. W.<br />

Duynziiigs, die G I. Joe van<br />

zéér nabij heeft gekend . —<br />

Uitgave Ons Vrije Nederland.)<br />

Ik ontmoette Hogan in Brussel.<br />

Hij zat, moe en verveeld, op een<br />

barkruk in „Sans Gêne". Zijn ellebogen<br />

rustten op de bar. Zijn lange,<br />

slanke vingers woelden door zijn haren<br />

en hij staarde in het glas, dat voor<br />

hem stond', alsof daar iets heel lelijks<br />

te zien was.<br />

Toen hij mij zag, zwaaide hij met<br />

een telegram. Het kwam, zoals dat<br />

heet, „hot off the Ticker".<br />

„Je had gelijk", zei hij somber.<br />

„Waarmee?", vroeg ik.<br />

„Dat verhaal over de autoriteit van<br />

Britse journalisten", zei hij.<br />

. Ik las het telegram.<br />

Het had de volgende inhoud:<br />

Flash — Flash<br />

28/4/45 — Flash-Reuter<br />

By Paul Scott<br />

San Francisco, April 28 (Reuter) —<br />

A message from Himmler Guaranteeing<br />

German unconditional surrender<br />

to Britain and the United States<br />

has been conveyed to the British and<br />

United States Governments, according<br />

to information sent to Stettinius, Molotov<br />

and Eden in San Francisco, it<br />

mas authoritativily states in official<br />

circles here last night.<br />

(More)<br />

Flash<br />

Er stonden dikke, rode potloodstrepen<br />

onder de woorden Reuter, San<br />

Francisco en Authoritativily.<br />

„Dit bericht", zei Hogan, „is een<br />

wereldprimeur."<br />

„En Reuter ...", begon ik.<br />

,„Ja", zei Hogan, „Reuter! ... een<br />

Engels persbureau. En het ergste is:<br />

het bericht komt uit Frisco! Was er<br />

dan géén Amerikaanse journalist in<br />

staat...?"<br />

Hij zuchtte zwaar.<br />

„Het is", zei ik, „een kwestie van<br />

autoriteit."<br />

„Ja", zei Hogan en hij glimlachte<br />

vaag: „maar let op. Er zijn dingen<br />

die een autoriteit zich niet kan permitteren,<br />

maar 'n beroemdheid wél."<br />

„Welke dingen?", vroeg ik.<br />

„Binnen enkele dagen", zei Hogan<br />

geheimzinnig, „valt Berlijn en tekenen<br />

de Duitsers de capitulatie."<br />

„En?", vroeg ik.<br />

„De vraag is: welke journalist is<br />

het eerst in Berlijn", zei Hogan.<br />

„De Russen", raadde ik.<br />

„Neen", zei Hogan met overtuiging,<br />

„de Amerikanen!"<br />

„Maar de Russen...", begon ik opnieuw.<br />

„De Russen kunnen Hitler verslaan"<br />

zei Hogan, „maai; de Amerikaanse<br />

reporter verslaan zij niet!"<br />

Verdere discussie was uitgesloten.<br />

34<br />

En ditmaal kreeg Hogan gelijk.<br />

Het Amerikaanse persbureau Associated<br />

Press had de super-wereldprimeur<br />

van de Duitse capitulatie. Ed.<br />

Kennedy, die het bericht verzond, zag<br />

daarbij een nadrukkelijke order van<br />

generaal Eisenhower om het bericht<br />

nog enige uren vast te houden, minzaam<br />

over het hoofd. Het bezorgde<br />

hem 'n hoop moeilijkheden.<br />

Maar hij werd beroemd, voor zo<br />

ver hij het al niet was.<br />

En Berlijn?<br />

De Russen versloegen Hitler, maar<br />

de Amerikaanse reporter versloegen<br />

zij niet.<br />

Er lag een stalen ring van rode<br />

tanks rond de puinhopen van de<br />

Duitse hoofdstad.<br />

Er waren uiterst strenge orders, ook<br />

van het geallieerde hoofdkwartier:<br />

niemand zonder, toestemming der<br />

Russen naar Berlijn.<br />

Maar Seymour Freidin van de New<br />

York Herald Tribune, John Groth, de<br />

tekenaar van American Legion Monthly,<br />

Margaret Irwin van de St. Louis<br />

Post-Dispatch en Andrew Tully van<br />

de Boston Traveler, zagen Berlijn.<br />

Vóór alle anderen. Ook zónder de medewerking<br />

van de Russen. Ook zonder de<br />

toestemming van het geallieerde hoofdkwartier.<br />

Enkele weken later schorste Shaeff<br />

hen als oorlogscorrespondent. Men<br />

stuurde hen terug naar de States.<br />

Doch wat zou het?<br />

De New York Herald Tribune, de<br />

American Legion Monthly, de St.<br />

Louis Post-Dïspatch en de Boston<br />

Traveler hadden de story.<br />

John Groth verklaarde later:<br />

„Ik vind het unfair, dat men ons<br />

straft. Ik ben van mening, dat het<br />

Amerikaanse volk, dat vier millioen<br />

van zijn beste zonen naar Europa<br />

zond, waarvan er velen nooit meer<br />

zullen terugkeren, recht heeft op ooggetuige-verslagen<br />

van de val van de<br />

hoofdstad van de vijand."<br />

Dat deed, om zo te zeggen, de deur<br />

dicht.<br />

En Groth, Freidin, Margaret Irwin<br />

en Tully werden beroemd, voor zo ver<br />

zij het al niet waren ...<br />

Voor hij naar de States terugkeerde,<br />

ontmoette ik Spencer B. Hogan<br />

voor het laatst.<br />

Dat was in Den Haag, vele maanden<br />

na V.E.-Day, bij de triomphtocht van<br />

generaal Eisenhower door deze stad.<br />

Ik sprak hem, tijdens een korte<br />

pauze temidden van de plechtigheden,<br />

in „Des Indes".<br />

Hij geeuwde nadrukkelijk, zoals die<br />

eerste keer, lang, lang geleden.<br />

„Een oorlogscorrespondent zonder<br />

oorlog", zei hij, grinnekend: „Generaal<br />

Eisenhower in Den Haag, generaal<br />

Eisenhower in Brussel, generaal<br />

Eisenhower in Parijs, generaal Eisenhower<br />

in Londen. En overal: juichende<br />

mensen, bloemen, toespraken, champagne."<br />

Ik dacht aan de lezers van<br />

de „Post", die — oorlog of niet —<br />

steeds weer nieuws willen hebben,<br />

en liefst: sensationeel nieuws.<br />

„Een oorlogscorrespondent zonder<br />

oorlog is als een granaat zonder kanon",<br />

zei Hogan.<br />

„Hoezo", vroeg ik.<br />

„Je wilt ontploffen, maar je kunt<br />

het niet!", zei hij.<br />

En hij vroeg mij of ik de „Tien<br />

Wenken Voor Den Oorlogscorrespondent"<br />

kende.<br />

Ik kende ze niet.<br />

„Here they are!", zei Hogan, en hij<br />

somde ze op:<br />

1. Een veroverde stad is beter dan<br />

een veroverd dorp.<br />

2. Een vijandelijk offensief is beter<br />

dan een eigen opmars zonder veroverde<br />

steden.<br />

3. Een jonge, blonde, liefst gewapende<br />

vijandelijke spionne is<br />

beter dan een vijandelijk offensief.<br />

4. Een Private uit je eigen stad is<br />

belangrijker dan een generaal uit<br />

'n andere stad.<br />

5. Een generaal uit je eigen stad is<br />

belangrijker dan een Private uit<br />

je eigen stad.<br />

6. Iedere dode Private is belangrijker<br />

dan iedere dode generaal. (Het<br />

bericht, dat de generaal gesneuveld<br />

is, seint Associated Press immers<br />

toch aan alle bladen.)<br />

7. Een goede primeur is belangrijker<br />

dan generaal Eisenhower.<br />

8. Wees held met de helden! Een<br />

front-reportage zonder gierende<br />

granaten en vlakbij inslaande<br />

vijandelijke bommen, is geen frontreportage.<br />

9. Het front is overal, dus óók in<br />

Parijs. Ga daarom herhaaldelijk<br />

naar Parijs.<br />

10. Een interview met Hitler en Eva<br />

Braun — vóór of na hun dood —<br />

overtreft alles.<br />

LANDBOUWREDACTEUR.<br />

Journalist, 32 jaar, ongehuwd,<br />

thans werkzaam als redacteur<br />

van diverse rubrieken (o.m.<br />

buitenland, landbouw en veeteelt)<br />

aan provinciaal dagblad,<br />

zoekt plaats als landbouwredacteur<br />

aan groter landelijk blad.<br />

Is (als boerenzoon) geheel op<br />

de hoogte met nationaal (en<br />

internationaal) agrarisch gebeuren.<br />

Brieven onder no. 13/47.<br />

JOURNALIST<br />

40 jaar, zowel voor als na de<br />

oorlog werkzaam geweest als<br />

hoofdredacteur van onafhankelijke<br />

bladen, thans door fusie<br />

buiten functie, zoekt zelfstandige<br />

werkkring of opdracht.<br />

Kan zich eventueel ook belasten<br />

met zakelijke leiding van<br />

dagblad. Brieven no. 11/47.<br />

ERVAREN JOURNALIST<br />

zoekt werkkring of medewerking<br />

aan groot dagblad als<br />

redacteur-wetenschappen. Brieven<br />

no. 12/47.<br />

KV. OE ARBEIDERSPERS - AMSTERDAM

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!