DeJournalist
DeJournalist
DeJournalist
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
1ste Jaargang No. 10 [12<br />
April—Juni 1947<br />
Int. Instituut<br />
Soc Geschiedenis !A(> Amsterdam<br />
<strong>DeJournalist</strong><br />
( FED. VAN NED, JOURNALISTEN<br />
N. Z. KOLK No. 28<br />
AMSTERDAM-C.<br />
Redactie: 1. 1. F. van den Bergh<br />
Mr. E. Elias - Y. Foppema<br />
MAANDBLAD, ORGAAN VAN DEN NEDERLANDSCHEN JOURNALISTENKRING<br />
Pers-Noodwet<br />
De perswetgeving dreigt een van de<br />
slepende kwalen in ons land te worden,<br />
waarmede wij moeizaam en met<br />
grote tussenpozen van het ene naar<br />
het volgende stadium sukkelen. Thans<br />
zijn wij tÖe aan de Wet noodvoorziening<br />
Perswezen, die de tweede verlenging<br />
is van het Tijdelijk Persbesluit<br />
1945, onvermijdelijk geworden, omdat<br />
de regering de moeilijkheden, die komen<br />
kijken bij het ontwerpen van de<br />
definitieve perswet, onderschat heeft.<br />
Voor het ontwerpen van deze perswet<br />
is thans, zoals men zich herinneren<br />
zal, door de ministers van O., K. en W.<br />
en van Justitie een interdepartementale<br />
commissie ingesteld, de commissie-Pompe,<br />
welke commissie weliswaar<br />
is geïnstalleerd, doch kwalijk als zijnde<br />
aan het werk beschouwd kan worden.<br />
Het zal nog wel geruime tijd duren<br />
-voor het definitieve perswets-ontwerp<br />
ter tafel ligt.<br />
Intussen moeten wij het dan weer<br />
doen met deze noodvoorziening, die<br />
op enkele belangrijke punten nog wel<br />
iets meer blijkt in te houden dan een<br />
continuering van het Tijdelijk Per&besluit<br />
1945. Zij stelt in de eerste plaats<br />
ten langen laatste aan de orde een<br />
daad van eenvoudige rechtvaardigheid:<br />
de instelling van een Raad van Beroep,<br />
een hoger-'beroepsinstantie op de<br />
uitspraken van de perszuiveringscommissie<br />
uitsluitend samengesteld uit<br />
juristen en daarom de beste waarborgen<br />
voor onpartijdigheid biedend,<br />
gelijk de practijk op andere gebieden<br />
van de zuivering ruimschoots bewezen<br />
heeft.<br />
In de kring van het Federatiebestuur<br />
wordt deze Baad van Beroep slechts<br />
met instemming begroet, zij het dat<br />
de voldoening over zijn stichting enigszins<br />
getemperd wordt door de overweging,<br />
dat zij te lang op zich heeft<br />
laten wachten. De perszuivering is op<br />
een oor na gevild op het moment, waarop<br />
de stichting van de Raad van Beroep<br />
nog slechts bij de Tweede Kamer<br />
aanhangig is gemaakt. Men zal dus<br />
eerst na voltooiïing der zuivering met<br />
een dergelijke smalle, formele basis.<br />
Het zal wel niet de bedoeling zijn, dat<br />
de commissie de straat, die zij nu zojuist<br />
gekuist heeft, helemaal gaat<br />
openbreken, doch als dit niet de bedoeling<br />
is, waar zal dan het criterium<br />
liggen? Zullen de bladen, die thans<br />
met een gezuiverde staf onder hun<br />
oude of een daarop veel gelijkende<br />
naam alweer geruime tijd werken, verder<br />
ongemoeid gelaten worden en zal<br />
de commissie alleen van haar bevoegdheid<br />
gebruik maken met betrekking<br />
tot de weinige bladen, die nog niet zijn<br />
teruggekeerd? Dat ware echter grove<br />
onbillijkheid, want het zou niets minder<br />
dan meten met twee maten zijn,<br />
waartegen men zich in het Voorlopig<br />
Verslag dan ook algemeen verzet. Doch<br />
waar zal de Oommissie het criterium<br />
dan leggen? Ec is daaromtrent geen<br />
enkele aanwijzing, noch in de wet, noch<br />
in de toelichting te vinden, en het<br />
heeft er dan ook veel schijn van, dat<br />
deze bepaling slechts een wapen zal<br />
worden, dat het de overheid mogelijk<br />
maakt in te grijpen in een concurrentiestrijd,<br />
die zich volkomen aan haar<br />
zeggingsmacht onttrekt. Om principiële<br />
zowel als om practische redenen<br />
blijkt deze nieuwe bepaling in het<br />
wetsontwerp niet houdbaar.<br />
Indien de overheid met dit naamsverbod<br />
de bedoeling heeft er voor te<br />
zorgen, dat zij haar eenmaal gegeven<br />
belofte aan de voormalige illegale<br />
pers — om haar levenskansen te waarborgen<br />
— gestand doet, dan heeft zij<br />
hierin een aanzienlijk slechter middel<br />
gekozen dan in de bevoegdheid, welke<br />
zij aan de inmiddels opgekalefaterde<br />
Persraad wil geven en het wetsontwerp<br />
vastlegt met 'betrekking tot het<br />
gebruik van de technische outillage.<br />
Daaromtrent kan de Persraad nu verplichtingen<br />
opleggen aan de eigenaars<br />
van de zet- en drukapparatuur en daarin<br />
kunnen de voormalige illegale bladen<br />
maar ook alle andere organen, die<br />
niet over eigen technische apparatuur<br />
beschikken alleszins gerechtvaardigde<br />
waarborg vinden, dat hun niet door<br />
vijandig gezinde concurrenten de adem<br />
zal worden afgesneden. Het is vrijwel<br />
de enige taak, die de sinds zijn ontstaan<br />
nogal zwaar gehavende Persraad<br />
heeft overgehouden. Laat ons hopen,<br />
dat hij onder leiding van zijn nieuwe<br />
deskundige voorzitter, de heer Reinalda,<br />
op dit beperkte maar geenszins onbelangrijke<br />
gebied nog goed werk zal<br />
verrichten. L- H.<br />
JOURNALISTIEK EN RECLAME<br />
Het blijkt tot de onuitroeibare gewoonten<br />
van velen in het bedrijfsleven<br />
te behoren, de pers te zien als<br />
het verlengstuk van hun belangen,<br />
een opvatting, waarvan het absurde<br />
hun niet dadelijk duidelijk zal zijn,<br />
omdat zij van het respectabele van<br />
hun zienswijze overtuigd zijn. Sla de<br />
gedenkschriften van onderscheiden<br />
voorgangers in ons vak na en ge zult<br />
telkens weer stuiten op de opdracht<br />
van het een of ander bericht met een<br />
commerciële achtergrond, van het<br />
vriendelijk stukje over een pas geopende<br />
bloemenzaak — bloemen-saZon<br />
heette zoiets natuurlijk, want een<br />
voorgeslacht had behoefte aan mooimaken<br />
(vandaar melksalon, ijssalon,<br />
e.d.), zoals in onze tijd het grote moet<br />
trekken, waardoor we Zuivelpaleizen<br />
hebben zien verrijzen — tot de beschrijving<br />
van fabrieken met geen<br />
andere bedoeling dan er de eigenaar<br />
een plezier mee te doen op de eerste<br />
plaats en iets wetenswaardigs te vertellen<br />
in de tweede.<br />
Vooral bladen, die, gelijk dat in<br />
sommige delen des lands het geval is,<br />
zich hebben ontwikkeld tot een boekhandel<br />
met een advertentieblaadje,<br />
zijn jaren lang aan deze commerciële<br />
geest onderhevig geweest. Het<br />
zou dwaasheid zijn, dit thans te willen<br />
ontkennen. En het heeft in niet<br />
geringe mate de publieke waardering<br />
voor de courant bepaald bovendien. In<br />
het Zuiden heeft jaren en jaren de<br />
gewoonte bestaan, dat de redacties van<br />
plaatselijke dagbladen op het einde<br />
van de Vasten een rondgang langs de<br />
extra-mooi opgemaakte slagersétalages<br />
maakten, teneinde daarvan, naar gelang<br />
deze vleeshouwers adverteerders<br />
waren, dithyramben te dichten op de<br />
schilderachtigheid der ontlede Paasossen,<br />
de verrukkingen van de omgezette<br />
speenvarkens en de kunstigheid<br />
van de worstguirlandes, waarmee de<br />
„vleselijke lusten" van de carnivoren<br />
moesten gestreeld, zo niet geprikkeld<br />
worden.<br />
Het was .de reinste prostitutie —<br />
men vergeve mij de combinatie van<br />
deze twee begrippen — van de journalistiek,<br />
al was de administratie er<br />
uitermate tevreden mee. Het haalde<br />
het vak omlaag in de ogen van de beoefenaren<br />
allereerst en vervolgens in<br />
die van de lezers met onderscheidingsvermogen.<br />
Het was een schande.<br />
De zwakke broeders, die zich daaraan<br />
ook na deze oorlog niet, hebben<br />
kunnen ontworstelen, vonden toen gelukkig<br />
steun in enige persbepalingen,<br />
die deze en dergelijke vermenging van<br />
zakelijke met voorlichtende belangen<br />
verboden en het laat zich aanzien, dat<br />
straks in een definitieve perswet — de<br />
pessimistische uitingen dienaangaande<br />
in de Eerste Kamer ten spijt — afwijkingen<br />
van deze regel strafbaar gesteld<br />
zullen worden. In afwachting<br />
daarvan hebben nog steeds plaatselijke<br />
redacties last van verzoeken van zakenmensen,<br />
die met deze nieuwe ontwikkeling<br />
niet op de hoogte zijn of ze,<br />
als zij ze kennen, toch wel graag in<br />
hun richting zouden willen afbuigen.<br />
En inderdaad kunnen er gevallen zijn,<br />
die het m.i. toelaatbaar zouden maken,<br />
dat bijvoorbeeld in een speciale rubriek<br />
de aandacht gevraagd wordt<br />
voor het jubileum van een zaak — ik<br />
denk hier aan een boekhandel, een<br />
kunsthandel —, welker bestaan in de<br />
plaatselijke gemeenschap een cultuurfactor<br />
is geworden. Maar er dient<br />
onderscheid te blijven en dat wordt<br />
maar moeilijk zo gezien.<br />
Nog onlangs is het voorgekomen, dat<br />
een groot filiaalbedrijf met een eigen<br />
verwerkingsindustrie zestig jaren bestond<br />
en de pers uitnodigde tot een<br />
bezoek met lunch en verdere toebehoren.<br />
Het (rijkelijk laat afkomend *)<br />
advies van de Ned. Dagbladpers luidde<br />
afwijzend. Niettemin probeerde<br />
enige dagen later de directe van de<br />
onderneming, thans niet met een<br />
schrijven aan de redactie doch met<br />
een brief aan de administratie, alsnog '<br />
een redacteur binnen hare gastvrije<br />
poorten te krijgen, waarbij het hem<br />
zou vrijstaan van zijn bevindingen al<br />
dan niet een verslag te schrijven. Het<br />
was een afleidende onderkruip-poging,<br />
die weinig succes zal hebben gehad.<br />
Toch dient ze gesignaleerd en dient<br />
de journalistenbent het been strak te<br />
houden, ook nu het wel eens zou kunnen<br />
gebeuren, dat bij de daling van<br />
de conjunctuur (om het eens met een<br />
omweg te zeggen) sommige directies<br />
niet ongevoelig zouden kunnen blijken<br />
voor de mogelijkheid,
PSYCHOLOGIE VAN HET PLAATSELIJK BLAD<br />
Het aantal plaatsen in ons land<br />
waar kleine dagbladen verschijnen, is<br />
niet zo onbeduidend als het ogenschijnlijk<br />
lijkt. Alles bijeengerekend<br />
kan men ongeveer aannemen, dat 80%<br />
onzer lezende landgenoten dagelijks<br />
toch van minstens drie a vier rubrieken<br />
der plaatselijke pers kennis nemen.<br />
De kleine krant bleef ook na<br />
de oorlog algemeen in ere, zelfs al<br />
grijpt de „bovenlaag" van het lezend<br />
publiek aan de kiosken het eerst naar<br />
zijn „grote" krant. Ieder hunner demonstreert<br />
daar enigszins zijn culturele<br />
of politieke standing mee.<br />
De mening, dat het grote dagblad,<br />
gezien de brede verspreiding ervan,<br />
als meest-toonaangevend beschouwd<br />
dient te worden, is volgens bovenstaande<br />
beschouwing niet overeenkomstig<br />
de feiten. Overziet men de<br />
„spreiding" der plaatselijke bladen,<br />
die meestal ook als „streekblad" verspreid<br />
worden, en houdt men daarbij<br />
rekening met de veel grotere intensiteit,<br />
waarmee zij gelezen worden, dan<br />
kan in 't algemeen moeilijk anders<br />
geoordeeld worden, dan door de grote<br />
adverteerders gedaan wordt. Deze zullen,<br />
naast hun landelijke reclame,<br />
steeds een minstens even beduidend<br />
bedrag besteden aan advertenties in<br />
de plaatselijke pers. Het is deze juist,<br />
die hun aanbiedingen in de familiekring,<br />
in de rustige huiskamers<br />
brengt. De „boulevard"- en AKObladen<br />
brengen het maar zelden zover.<br />
Het is dit individueel „indringingsvermogen"<br />
van het plaatselijke blad,<br />
dat het zo interessant maakt voor<br />
een psychologische beschouwing. Met<br />
name in ons land, waar het in geringere<br />
mate dan in den vreemde, blootstaat<br />
aan niet- of neven-journalistieke<br />
invloeden. Het is minder dan bijv. in<br />
Amerika en Engeland of evengoed in<br />
België en Frankrijk, als speculatieof<br />
reclame-objec^ in handen van politieke<br />
of financiële groepen. Ten onzent<br />
is het nog steeds, uitzonderingen<br />
daargelaten, in de sfeer der zuivere<br />
berichtgeving, der eigenlijke nieuws-<br />
,verspreiding gebleven. Toch is de<br />
plaatselijke pers, in het voetspoor der<br />
grote dagbladen, over 't algemeen iets<br />
meer op het terrein der speciale reportages<br />
terechtgekomen, dan haar<br />
eigenlijk past. Juist deze speciale reportages,<br />
met hun vaak bedekt-subjectieve<br />
strekking, kunnen de plaatselijke<br />
pers zo licht doen afglijden<br />
naar die gevaarlijke hellingen van<br />
een zekere ondergeschiktheid aan bijkomstige<br />
belangen, die haar licht uit,<br />
de zuiver-journalistieke koers trekken.<br />
Voor een plaatselijk blad geldt immers<br />
sterker dan voor enig ander poriodiek<br />
de eis: volstrekt zichzelf te<br />
blijven.<br />
Allerminst dient de kleine krant<br />
zich te gedragen als een verlengstuk<br />
van de grote dagbladen. Haar ver<br />
Hartslag-meter van het streekleven<br />
dienste bestaat er niet in, nogmaals<br />
het nieuws van de vorige dag onder<br />
de aandacht van haar lezers te brengen;<br />
evenmin zoiets als een vertraag-,<br />
de film te projecteren, van hetgeen<br />
zich de afgelopen 24 uur in een bepaalde<br />
plaats aan kleine feiten en<br />
mutaties voordeed. De tijd, in welke<br />
het gezin van oud tot jong het wereldbeeld<br />
in de verkleinende spiegel van<br />
zijn krantje zag, is volstrekt voorbij.<br />
Echter kan men nog aan verscheidene<br />
der plaatselijke bladen bemerken, dat<br />
zij in een overgangs-toestand verkeren,<br />
waarin nog sporen van het verleden<br />
zichtbaar zijn! Zij beginnen de<br />
oude gemoedelijke sfeer van het<br />
„stadskrantje" wel te ontgroeien,<br />
maar in de nieuwe, psychologisch zo<br />
veranderde situatie van de nieuwe<br />
tijd hebben zij hun basis nog niet gevonden.<br />
Daarom lijkt het niet van belang<br />
ontbloot, enkele richtlijnen te<br />
schetsen, waarlangs de plaatselijke pers<br />
ten onzent tot kloeke opbouw komen<br />
kan van haar principiële organisatie,<br />
binnen haar eigen milieu. Zeker kan<br />
zij daarbij ook lering trekken uit de<br />
publicatie-methoden, die het buitenland<br />
momenteel in de practijk brengt<br />
op het terrein der plaatselijke dagbladen.<br />
Wij volgen daarbij niet het<br />
voorbeeld van een geachten collega, die<br />
niet zo heel lang geleden aanbood, de<br />
redactie van een periodiek op zich te<br />
nemen. Hij wenste dit geheel te redigeren<br />
„in Amerikaanse stijl", blijkbaar<br />
ter aanbeveling van zijn kwaliteiten.<br />
Dit is, zoals het niet moet!<br />
Men voelt de fout, die deze reporter<br />
maakte: het eigene van het plaatselijke<br />
blad werd verloochend' terwille<br />
van een bepaalde mode. Een krant, en<br />
wel het allerminst een plaatselijk blad,<br />
is geen hoed, die men het ene seizoen<br />
zus stoffeert en het andere seizoen zo.<br />
Het dient te zijn: een zelfstandige<br />
onderneming op het gebied der publiciteit,<br />
met een onafhankelijk, eigen<br />
karakter, zowel cultureel, als in haar<br />
commerciële existentie.<br />
Bij de ontplooing van dit eigen wezen<br />
in de nieuwe tijd, komt het ten zeerste<br />
aan op vastheid van leiding, in het<br />
plaatselijke blad. Funest als plaatselijk<br />
verschijnsel werkt het zogenaamde<br />
„kop-blad", dat men gezien zijn ontwikkeling,<br />
in vele gevallen eerder een<br />
„voetvaag-blad" zou kunnen noemen.<br />
Terwille van de actualiteit en (van een<br />
ten deze misplaatste!) economie, mist<br />
het kopblad ten enenmale die typische<br />
sfeer en instelling, die voor een plaatselijk<br />
blad juist karakteristiek zijn.<br />
In concurrentie met een goedgeleid<br />
plaatselijk blad (goedgeleid: redactioneel<br />
zowel als commercieel) zal geen<br />
enkel kopblad werkelijk aan „de kop"<br />
kunnen komen. Het kan alleen kunstmatig<br />
in stand blijven door te parasiteren<br />
op het „rompblad", welks onzalig<br />
uitvloeisel het is. Evenzo is het niet<br />
twijfelachtig hoe de strijd zal aflopen<br />
tussen een goedgeleid plaatselijk blad,<br />
dat zich op algemeen-stedelijk stand 1 -<br />
punt stelt en de „sectarische bladten",<br />
welke gewoonlijk mede om een plaats<br />
worstelen in onze Nederlandse volksgemeenschap.<br />
De practijk bewijst dat<br />
enkele, nationaal-optredende, politieke<br />
of kerkelijke organisaties wel landelijke<br />
publiciteits-organen kunnen onderhouden.<br />
Maar plaatselijk is dergelijke<br />
organen gewoonlijk een kort bestaan<br />
beschoren en tegenwoordig ziet men<br />
ze bijna overal nog slechts als kopbladen<br />
te voorschijn komen.<br />
Het plaatselijke blad heeft ten deze<br />
[reeds in de karakteristiek van zijn<br />
opzet een voorsprong. Deze kan het<br />
steeds vergroten door „karakteristiek"<br />
te blijven, door de plaatselijke belangen<br />
zo nauwgezet te dienen op journalistiek<br />
terrein, dat ook dogmatisch<br />
of politiek gespecialiseerde lezers de<br />
objectiviteit van het blad, als een volstrekte<br />
overbrugging van het verschil<br />
in denkwijze, aanvaarden én' waarderen!<br />
De „karakteristiek", alsmede de<br />
objectiviteit van het plaatselijke blad<br />
wordt vomamelijk tot stand gebracht<br />
en in stand gehouden door een persoon:<br />
door een all-round hoofdredacteur.<br />
Nu erkennen wij dadelijk dat<br />
het in een betrekkelijk klein land als<br />
het onze onmogelijk is, om aan elk<br />
plaatselijk blad een all-round hoofdredacteur<br />
te verbinden. Daarvoor beschikken<br />
we over te weinig van dergelijke<br />
lieden! De bladen die zulk een<br />
best lot niet trekken, moeten zich helaas<br />
met minder vergenoegen, óf hun net<br />
zó breed uitzetten, dat er toch eenmaal<br />
zulk een zeldzame vogel invliegt.<br />
De gelukkige directies, die over een<br />
all-round hoofdredacteur de beschikking<br />
kunnen krijgen, doen het best<br />
hem zoveel mogelijk vrijheid van handelen<br />
te geven. Niet in die zin, dat hij<br />
zonder „mandaat" of richtlijnen zou<br />
moeten werken, maar zó: dat hij inzake<br />
de karakteristiek van de redactie,<br />
in het blad volle bewegingsvrijheid<br />
heeft en behoudt. Men legge hem geen<br />
commerciële normen in de weg, als:<br />
het ontzien van de ene categorie lezers,<br />
of: het „opluisteren" van de andere.<br />
In minimum van tijd is het blad dan<br />
de prooi van een lezers-coterie, hetgeen<br />
zich vrij snel demonstreert in een<br />
dalend abonnementental. Zo ergens<br />
nog zulk een „vooroorlogse" politiek<br />
gevoerd wordt door een plaatselijk<br />
blad, kan het er zeker van zijn, dat<br />
het vonnis daarover in die politiek zelf<br />
vervat ligt. Afsluiting van bepaalde<br />
levensterreinen binnen kleine plaatsen<br />
heeft tengevolge, dat de algemene belangstelling<br />
voor een zo te werk gaand<br />
blad koudweg wordt omgebracht.<br />
A. J. D. VAN OOSTEN<br />
(Slot volgt.)<br />
3
Belgische bladen in Nederland<br />
In „De Journalist" no. 8/9 (Pebruari-<br />
Maart '47) is het probleem aangesneden<br />
van de Belgische bladen, die thans<br />
in Nederland verkocht worden.<br />
De redactie van ons vakblad heeft<br />
zich in deze aangelegenheid op het<br />
naar mijn bescheiden mening zeer<br />
prijzenswaardige standpunt gesteld,<br />
dat het niet wenselijk is maatregelen<br />
tegen de invoer van Belgische bladen<br />
te nemen, waarbij zij waarschijnlijk<br />
ook overwogen heeft, dat wij, als<br />
Nederlanders, op het gebied van gehalte<br />
en kwaliteit van persorganen de<br />
concurrentie met onze Belgische vrienden<br />
rustig kunnen aangaan.<br />
In deze tijd van overmatige reglementering<br />
op elk gebied, inzonderheid<br />
op economisch terrein, doet zulk een<br />
standpunt prettig aan.<br />
Het is daarom te bejammeren, dat in<br />
de kringen der uitgevers van periodieken<br />
en tijdschriften een minder breed<br />
standpunt t.a.v. de Belgische bladen<br />
wordt ingenomen.<br />
In het. Mededelingenblad voor het<br />
Nederlands Tijdschriftehwezen van<br />
April—Mei 1947 (No. 9/10) kan men<br />
lezen, dat een speciale Commissie, die<br />
de problemen op het terrein van verkoop<br />
van Nederlandse tijdschriften<br />
onderzoekt, bezwaren oppert tegen de<br />
invoer van buitenlandse bladen in het<br />
algemeen en tegen Belgische persorganen<br />
in het bijzonder.<br />
Gezegd wordt o.a., dat het papier in<br />
België niet gedistribueerd is, dat verschillende<br />
Nederlandse uitgevers er toe<br />
overgaan hun objecten in België onder<br />
te brengen, dat vele Belgische periodieken<br />
niet als zodanig te herkennen zijn<br />
en dat dit alles ongewenst is. De commissie<br />
zou de invoer beperkt willen<br />
zien tot zuiver litteraire en wetenschappelijke<br />
uitgaven.<br />
Zij heeft dan ook in deze geest stappen<br />
ondernomen bij het Ministerie van<br />
Economische Zaken. Het Directoraat-<br />
Generaal van dit departement heeft<br />
daarop geantwoord, dat de betreffende<br />
aangelegenheid in overweging genomen<br />
zal worden bij de onderhandelingen<br />
met België over een nieuw handelsverdrag,<br />
terwijl de Centrale Dienst<br />
voor In- en Uitvoer heeft medegedeeld,<br />
gaarne te zullen vernemen hoe de<br />
Nederlandse belanghebbenden zich<br />
voorstellen een juiste verhouding te<br />
scheppen.<br />
De hier aan de orde gestelde aangelegenheid<br />
is echter een zaak, die,<br />
behalve voor de betrokken Nederlandse<br />
uitgevers, ook voor anderen van belang<br />
is Op de eerste plaats is het onjuist,<br />
dat in België geen papierdistributie<br />
zou bestaan. Er bestaat wel degelijk<br />
een distributie-systeem en daarbij<br />
moet in aanmerking worden genomen,<br />
dat de papiersituatie bij onze zuiderburen<br />
allerminst zo rooskleurig is als<br />
4<br />
de Nederlandse Uitgevers van Periodieken<br />
enz. beweren.<br />
Zonder twijfel is de toestand aanzienlijk<br />
gunstiger dan in Nederland,<br />
maar het is beslist onjuist de zaken<br />
voor te stellen of men in. België maar<br />
raak bestellen kan. Verschillende grote<br />
drukkerijen, papierleveranciers en uitgevers<br />
beginnen krap in het papier te<br />
zitten en zijn helemaal niet optimistisch<br />
over de naaste toekomst.<br />
Verder lijkt het ons dwaasheid van<br />
de Belgen te eisen, dat hun uitgaven<br />
een zodanig kenmerk moeten dragen,<br />
dat men daaraan terstond de Belgische<br />
oorsprong herkent. De Belgen zouden<br />
dan met het volste recht van Nederland<br />
kunnen eisen, dat de Nederlandse<br />
uitgaven eveneens zulk een kenmerk<br />
zullen dragen.<br />
Dit laatste doen zij overigens in werkelijkheid<br />
toch, door hun verzorgdheid<br />
en keurige uitvoering.<br />
De Nederlandse boeken, die men in<br />
zeer talrijke mate in België aantreft,<br />
zomede couranten en periodieken,<br />
trekken, zoals ook vroeger, de aandacht<br />
van het publiek door hun<br />
aantrekkelijke uitvoering en uitstekende<br />
typografische verzorging.<br />
Een andere kant van de zaak is deze.<br />
Er bestaat een handelsverdrag tussen<br />
Nederland en België benevens een culturele<br />
overeenkomst, waarbinnen een<br />
vrije uitwisseling van boeken, couranten<br />
en periodieken voor beide partijen<br />
gewaarborgd is.<br />
België voert voornamelijk periodieken<br />
en couranten in Nederland in,<br />
terwijl Nederland belangrijk afzetgebied<br />
voor boeken in België heeft.<br />
Men behoeft er niet aan te twijfelen,<br />
dat de Belgen een beperking van hun<br />
uitvoerfaciliteiten naar Nederland zullen<br />
beantwoorden met een contingentering<br />
van de hoeveelheid boeken,<br />
die Nederland over onze zuidergrens<br />
stuurt.<br />
Volgens Belgische belanghebbenden<br />
voert Nederland een groter waarde<br />
aan boeken en periodieken in België<br />
in, dat België naar Nederland zendt*<br />
Het zou interessant zijn hieromtrent<br />
eens de juiste cijfers te vernemen.<br />
Wat nu betreft de vraag of het juist<br />
is, het Nederlandse publiek, dat door<br />
da slechte papiersituatie in Nederland<br />
al zo bitter weinig waar voor zijn geld<br />
krijgt op het gebied van periodieken,<br />
vooral wat betreft ontspanningslectuur,<br />
te beletten uitgaven uit België te kopen,<br />
menen wij, dat dit onjuist is.<br />
Het moge juist zijn, dat verschillende<br />
Nederlandse uitgevers door een<br />
samenwerking met Belgische uitgevers<br />
kans hebben gezien hun uitgaven naar<br />
België over te hevelen, hier dient de<br />
vraag te worden gesteld, of dit een<br />
nadeel is.<br />
Wij betwijfelen dit. Immers, de zuiver<br />
Belgische uitgaven zijn niet zó<br />
geschikt voor Nederland, dat men daar<br />
beducht voor behoeft te zijn. Zij zijn<br />
ir. het Vlaams geredigeerd en dit bevredigt<br />
het Nederlandse publiek niet.<br />
De Frans-geredigeerde uitgaven vinden<br />
slechts geringe afzet.<br />
In totaal gezien zouden wij durven<br />
beweren, dat de werkelijk 100 pet. Belgische<br />
uitgaven in Nederland slechts<br />
een bescheiden markt vinden.<br />
Indien nu uitgaven uit België<br />
komen,, die een werkelijk Nederlands<br />
cachet dragen en dus vermoedelijk het<br />
resultaat zijn van een Belgisch-Nederlandse<br />
samenwerking, dan is dit een<br />
voordeel voor het Nederlandse publiek.<br />
Immers, op deze wijze wordt een tegemoetkoming<br />
gegeven aan onze geringe<br />
mogelijkheden.<br />
Bovendien — en dit is de kant, waarmede<br />
wij als journalisten te maken<br />
hebben — groeit het begrip bij de<br />
Belgische uitgevers, dat zij voor het<br />
in Nederlandse trant redigeren van<br />
hun uitgaven Nederlandse deskundigen<br />
nodig hebben. Enige collega's hebben<br />
dan ook dientengevolge reeds<br />
connecties met Belgische uitgevers<br />
kunnen aankopen en het is lang niet<br />
onwaarschijnlijk, dat op die wijze een<br />
interessante relatie ontstaat.<br />
Tenslotte willen wij wijzen op het<br />
vrij grote aantal werknemers, dat een<br />
boterham verdient als agent of colporteur.<br />
Velen hunner zouden ernstig gedupeerd<br />
worden als zij een of meer<br />
hunner objecten, voor zover het Belgische<br />
uitgaven betreft, moesten<br />
missen.<br />
De Nederlandse tijdschriften-uitgevers<br />
dienen dan ook te bedenken, dat<br />
de papierschaarste mede een gevolg is<br />
van het teveel aan periodieken in<br />
Nederland zelf. Ondanks de papierschaarste<br />
komen er voortdurend nieuwe<br />
organen bij, terwijl er talrijke periodieken<br />
zijn waarvan het bestaansrecht<br />
in twijfel getrokken moet<br />
worden.<br />
Het lijkt ons dan ook niet onwaarschijnlijk,<br />
dat de Nederlandse tijdschriften-uitgevers<br />
bij het beoordelen<br />
van de „Belgische*kwestie" te veel hebben<br />
gelet op hun eigen rechtstreekse<br />
belangen en daarbij bovendien nog<br />
verzuimd hebben acht te slaan op de<br />
euvelen, die wij binnen onze eigen<br />
grenzen moeten opruimen.<br />
Gezien de culturele samenwerking<br />
met België, die, naar wij hopen en<br />
verwachten, in de niet ver verwijderde<br />
toekomst zal leiden tot een nog inniger<br />
contact dan voorheen, is het van belang,<br />
dat het Nederlandse persorgaan,<br />
het Nederlandse boek, kortom het<br />
ganse Nederlandse geestesleven in gedrukte<br />
vorm vrije en onbeperkte toegang<br />
tot België krijgt en behoudt.<br />
De belangstelling voor dat alles<br />
neemt in België toe en het lijkt ons<br />
niet verstandig onzerzijds beperkingen<br />
te gaan opwerpen, die ons uiteindelijk<br />
zelf zullen gaan benadelen.<br />
De magere jaren, die Nederland<br />
moet doorstaan, zullen eens voorbij<br />
gaan. Of de vette jaren, die België<br />
thans beleeft, langdurig zullen zijn,<br />
kunnen wij onze zuiderburen slechts<br />
toewensen en voor hen hopen.<br />
De culturele samenwerking der lage<br />
landen zal echter op den duur voor
Nederland inzonderheid van grote betekenis<br />
worden, omdat er iets van ons<br />
verwacht wordt en wie dit begrijpt, zal<br />
alles wat naar beperking riekt en de<br />
toenadering remt, uit de weg gaan.<br />
M. G. HARINGMAN.<br />
Hilversum, 26 April 1947.<br />
Ter aanvulling van het bovenstaande<br />
nemen we hieronder gaarne op wat<br />
de Zondagochtend, uitgave van het<br />
Handelsblad van Antwerpen, naar<br />
aanleiding van deze kwestie schreef:<br />
In het degelijke orgaan van de Nederlandse<br />
journalistenkring, wordt<br />
onder de kop „Belgische bladen komen<br />
in Nederland" door een collega S. in<br />
zachte en minder zachte bewoordingen<br />
geprotesteerd tegen de zogenaamde<br />
bestaande concurrentie, aangedaan<br />
door de Belgische bladen, die ook in<br />
Nederland worden verkocht.<br />
De redactie van „De Journalist"<br />
treft hiervoor geen blaam, want zij<br />
verklaart in een voetnota:<br />
„Wij zouden niet alleen voorlopig<br />
geen maatregelen willen nemen, doch<br />
— bij voorbaat — nooit. Een verschil<br />
in beginsel tussen collega S. en ons.<br />
Redactie."<br />
Het past echter — omdat het onze<br />
overtuiging is dat slechts een vruchtbare<br />
samenwerking tussen Zuid en<br />
Noord dient te worden nagestreefd —<br />
dat wij de Collega S. even antwoorden.<br />
Verschillende Nederlandse bladen<br />
komen sinds „onheuglijke tijden" in<br />
België, en niemand heeft zich daarover<br />
ooit verwonderd, laat staan zich<br />
daartegen verzet. Integendeel, hebben<br />
de meeste Belgische intellectuelen zich<br />
regelmatig op de Nederlandse bladen<br />
geabonneerd, zoals zij zich abonneer<br />
Zuid«Amerikaanse collega's<br />
bezoeken ons land<br />
Een gezelschap Zuidamerikaanse<br />
journalisten heeft, op uitnodiging der<br />
K.L.M., van 22 April tot 7 Mei een bezoek<br />
gebracht aan ons land. Het waren<br />
de heren F. Souza Brasil („Journal do<br />
Brasil"), Raimundo Austrogesilo de<br />
Athayde („Diarios Associados"), Joao<br />
Antonio Mesple („O Globo"), O. de<br />
Carvalho Lengruber (radio-journalist),<br />
Israel Dias Novais („Cbncio Paulistano"),<br />
Virgniand Goncalves („Dario de<br />
Sao Paulo") en Romeo Pasqualini<br />
(hoofd-filmoperateur „National News<br />
Service"), allen uit Brazilië en José<br />
Gonzalez („El Dia") uit Uruguay.<br />
De Zuidamerikaanse collega's kwamen<br />
Dinsdagsmorgens in de vroegte<br />
per K.L.M.-machine, via Lissabon, op<br />
Schiphol aan, vergezeld van de heer<br />
G. S. de Clercq, directeur van het Ned.<br />
Informatiebureau te Rio de Janeiro en<br />
de heren D. J. Lambooy, hoofdredacteur<br />
van het Alg. Ned. Persbureau, en<br />
Vogels, perschef van de K.L.M., die van<br />
een reis naar Zuid-Amerika terugkeerden.<br />
Ter ontvangst waren aanwezig officials<br />
van de K.L.M, en van het Neder-<br />
den op Franse en Engelse kranten, om<br />
zodoende, de wind uit de vier windstreken<br />
te voelen waaien.<br />
Hoe kan men — en vooral nu de toenadering<br />
tussen het Belgische en het<br />
Nederlandse volk, méér dan een droom,<br />
werkelijkheid moet worden, in het belang<br />
van beide landen — hoe durft<br />
men dan zelfs de overweging maken,<br />
dat het verspreiden van de Belgische<br />
voorlichting, die het Nederlandse volk<br />
NIET kent, en de „indringers" dienen<br />
te worden in het oog gehouden?<br />
De Zuidnederlandse kijk op de dingen<br />
dient toch ten minste zo belangrijk<br />
geacht te worden als de Nederlandse<br />
kijk?<br />
Om naar elkaar toe te groeien — en<br />
dat is toch de bedoeling — moeten wij<br />
elkaar toch eerst grondig leren kennen?<br />
En is de pers dan niet in de<br />
eerste plaats de aangewezen middelaar?<br />
Zeggen wij maar eerlijk, het is hard<br />
te betreuren, dat slechts in 1947 de<br />
eerste Belgische bladen in Nederland<br />
worden verspreid. Zij doen toch niet<br />
meer concurrentie dan de Nederlandse<br />
bladen onderling.<br />
En wanneer zij bijv. de kans hebben<br />
om een Zondagsblad uit te geven, kan<br />
men hen de voordelen van een weekblad-concurrentie<br />
niet gunnen?<br />
Zoals wij elders in dit blad schrijven:<br />
samenwerking is niet mogelijk<br />
zonder wederzijds vertrouwen. Begin<br />
dan met het vertrouwen aan te kweken,<br />
collega's.<br />
En, ware het „niet te hopen,, dat de<br />
Zuidnederlandse* bladen alle nog degelijker<br />
zouden worden, dan de Noordnederlandse?<br />
Gaat het ten slotte niet om het algemene<br />
belang van de Lage Landen?<br />
lands-Zuidamerikaanse Instituut en de<br />
vertegenwoordiger van het bestuur der<br />
Federatie van Ned. Journalisten, coll.<br />
J. J. F. v. d. Bergh.<br />
Er was voor dit bezoek een uitgebreid<br />
programma samengesteld met bezoeken<br />
aan verschillende grote gemeenten en<br />
onderscheidene belangrijke industrieën,<br />
bij de afwerking waarvan de collega's<br />
uit Zuid-Amerika zich ten volle konden<br />
oriënteren omtrent de toestand in ons<br />
land en de mogelijkheden, welke de<br />
Nederlandse handel en industrie bieden<br />
voor uitbreiding der Nederlands-<br />
Zuidamerikaanse handelsbetrekkingen.<br />
In het kader van dit program waren<br />
— zoals gebruikelijk — ook verschillende<br />
officiële diners opgenomen. Zo was<br />
er op de dag van aankomst een diner<br />
van de K.L.M. in het Amstelhotel te<br />
Amsterdam, aan welke maaltijd coll.<br />
Mr. M. Rooy de Federatie van Ned.<br />
Journalisten heeft vertegenwoordigd,<br />
terwijl aan het afscheidsdiner, veertien<br />
dagen later in „Lido" te Amsterdam,<br />
de vice-voorzitter van het Federatiebestuur,<br />
de heer L. Hanekroot, die taak<br />
vervulde.<br />
Tijdens hun verblijf in Amsterdam,<br />
waar hun programma druk bezet was,<br />
vroegen de gasten coll. Petzhold, of het<br />
niet mogelijk was, dat zij eens rustig<br />
met een paar Amsterdamse collega's<br />
konden praten. Deze heeft onmiddellijk<br />
daartoe het initiatief genomen en<br />
Zaterdagavond, na het concert van het<br />
Concertgebouworkest hebben de collega's<br />
v. d. Bergh, Jan H. de Groot, Petzhold<br />
en Rizouw op „De Koepel" de<br />
Zuidamerikaanse collega's heel huiselijk<br />
en genoegelijk ontvangen en hun<br />
alle mogelijke inlichtingen, die zij<br />
wensten over de organisatie en positie<br />
der journalisten hier te lande, over<br />
aantal en richting der dag- en weekbladen,<br />
over de politieke verhoudingen,<br />
samenstelling der Regering en der Staten<br />
Generaal — kortom over allerlei<br />
uiteenlopende onderwerpen verschaft.<br />
De volgende Zaterdag heeft het bestuur<br />
der Federatie van Ned. Journalisten<br />
— dat, gehoord hebbende van dit<br />
bezoek, zelf daartoe het initiatief had<br />
genomen — de Zuidamerikaanse collega's<br />
een ontvangst bereid in een der<br />
zalen van het Kurhaus te Scheveningen,<br />
waar zij door mr. Rooy in een<br />
kort speechje hartelijk zijn verwelkomd.<br />
Ongeveer vijftig personen hadden<br />
aan de uitnodiging van het bestuur tot<br />
bijwoning van deze ontvangst gevolg<br />
gegeven. Daarbij was in de eerste<br />
plaats de gezant van Brazilië, S. Rangel<br />
de Cactro, voorts een aantal officials<br />
van de K.L.M., o.m. Hans Martin,<br />
de chef van de afd. perszaken van de<br />
Regerings Voorlichtingsdienst, de perschefs<br />
van de ministeries van Economische<br />
Zaken en van Landbouw, visserij<br />
en voedselvoorziening, verscheiden<br />
hoofdredacteuren, bestuurderen van de<br />
Buitenlandse persvereniging en een<br />
aantal Haagse collega's. Dè bijeenkomst<br />
was zeer geslaagd, hetgeen voor<br />
een niet gering deel te danken was aan<br />
de voortreffelijke voorbereiding daarvan<br />
door coll. J. E. van der Wielen,<br />
secretaris van de Haagse Journalistenvereniging.<br />
Er heerste een genoegelijke<br />
stemming en alleen de omstandigheid,<br />
dat de Zuid-Amerikanen tegen half<br />
acht genood waren aan een Indische<br />
rijsttafel, noopte er toe de samenkomst,<br />
waarin velen met de buitenlandse gassen<br />
van gedachten hebben gewisseld, te<br />
eindigen.<br />
Mr. M. Rooy, voorzitter van de Federatie,<br />
zond tijdens de bijeenkomst<br />
het volgende telegram aan de heer<br />
Herbert Moses, president van de Braziliaanse<br />
journalistenorganisatie: „De<br />
Federatie van Nederlandse Journalisten<br />
in een samenkomst met de Braziliaanse<br />
collega's verenigd, zendt zijn<br />
hartelijke groeten aan de Braziliaanse<br />
zusterorganisatie en spreekt de wens<br />
uit, dat het contact tussen kameraden<br />
der onderscheiden delen der wereld zal<br />
bijdragen tot een blijvende vriendschap<br />
tussen de twee landen."<br />
Hierop werd het volgende antwoord<br />
ontvangen: „De Braziliaanse organisatie<br />
zendt broederlijke groeten aan de<br />
Nederlandse collega's en juicht de gedachte<br />
toe een innige kameraadschap<br />
te bevorderen tussen alle journalisten<br />
teneinde de vooruitzichten op duurzame<br />
vrede te doen toenemen."<br />
5
Mijnheer de redacteur....<br />
Wie butter op zijn hoofd heeft......<br />
Moet niet in. de étalage<br />
gaan staan!<br />
Enkele maanden na de bevrijding<br />
verscheen bij de uitgeverij „West-<br />
Friesland" te Hoorn de roman „En de<br />
krant kwam uit " Auteur: Henri<br />
van Putten. Pseudoniem voor de min<br />
of meer bekende heer Hans P. van den<br />
Aardweg. Onderwerp: 's mans held-<br />
. haftige rol in de rijen van het „bovengronds<br />
verzet" als redacteur van het<br />
„Dagblad voor Noordholland", een rol,<br />
die de waarlijk toch niet zo vreselijk<br />
strenge perszuiveringscommissie aanleiding<br />
heeft gegeven de heer Van<br />
den Aardweg een certificaat te weigeren.<br />
Hetzelfde lot deelde de heer<br />
F. Butter, die het boek uitgaf en in de<br />
oorlog directeur van het „Dagblad voor<br />
Noordholland" was, niettegenstaande<br />
de ijver van zijn onderdanige dienaar<br />
om zijn chef en broodheer af te schilderen<br />
als de nobelste, dapperste, onbaatzuchtigste<br />
krantendirecteur, die<br />
ons land ooit heeft gekend.<br />
Kortom: het is een misselijk boek.<br />
De dagbladen waren indertijd nog te<br />
klein om aan dit letterkundig wangedrocht<br />
aandacht te besteden en „De<br />
Journalist" was nog niet weer verrezen<br />
om de collega's attent te maken op<br />
deze brutale poging van Van den<br />
Aardweg om zijn straatje schoon te<br />
vegen. Er zou voor mij dan ook geen<br />
aanleiding zijn na bijna twee jaar de<br />
aandacht op dit boek te vestigen, wanneer<br />
ik het niet toevallig weer was<br />
tegengekomen. En wel in de étalage<br />
van een Amsterdamse boekwinkel,<br />
waarin ter gelegenheid van de nationale<br />
feestdag een kleine collectie verzetsliteratuur<br />
was tentoongesteld. Temidden<br />
daarvan lag Van den<br />
Aardwegs boek!<br />
Schrijver en uitgever zullen zich er<br />
alleen maar over kunnen verheugen.<br />
De apologie van Henri van Putten,door<br />
de commissie Vonkenberg nonchalant<br />
terzijde geschoven, prijkt nu<br />
naast de werken, waarin de daden van<br />
hen worden beschreven, die in het<br />
„Dagblad voor Noordholland" op gezag<br />
van de Duitse heren „terroristen"<br />
en „avonturiers" werden genoemd. De<br />
boekhandelaar kunnen we er geen verwijt<br />
van maken, dat hij geen betere<br />
selectie toepast. De man maakt zo'n<br />
étalage ook uit een zakelijk oogpunt en<br />
dit is tenminste nog een lichtpuntje in<br />
deze trieste historie: dat deze „verzetsroman"<br />
van de Noordhollandse (bovengrondse)<br />
knokploegleider Henri van<br />
Putten nog niet is uitverkocht.<br />
Amsterdam, 5 Mei '47.<br />
EVERT WERKMAN.<br />
Frankfurter maskerade.<br />
Met belangstelling las ik in ons<br />
orgaan het artikel „Die Frankfurter<br />
Zeitung nach 1933", ontleend aan de<br />
N. Zür. Ztg. Mag ik er evenwel uw<br />
aandacht op vestigen, dat dit artikel,<br />
6<br />
geschreven door de oud-medewerker<br />
van dat genoemd Duits blad, Wilhelm<br />
Rey, kort daarna fel in de N.Z.Z. is<br />
bestreden, waarbij de innerlijke voosheid<br />
van Rey's betoog m.i. ten volle<br />
werd aangetoond. *)<br />
Rey doet niet anders dan „voor<br />
eigen parochie praten". De gedragslijn,<br />
welke de Frankfurter in de jaren<br />
'33—'43 heeft gevolgd, is precies dezelfde<br />
als die, door menig „Nederlands"<br />
blad tijdens de bezetting toegepast<br />
en had voornamelijk ten doel,<br />
het leven der krant zo lang mogelijk<br />
te rekken. Om dat te bereiken, werden<br />
talloze concessies aan de machthebbers<br />
van het Derde Rijk gedaan,<br />
concessies, waartegenover de stoutigheden,<br />
die enkele redacteurs of medewerkers<br />
zich nu en dan eens in de<br />
kolommen der F.Z. veroorloofden,<br />
eigenlijk toch weinig betekenden. Per<br />
slot van rekening „collaboreerde" de<br />
F.Z. immers op ruime schaal en de<br />
nazi-bonzen wisten heel goed wat ze<br />
deden met hun betrekkelijke zachtmoedigheid;<br />
toen de kruik h.i. lang<br />
genoeg te water was gegaan, lieten ze<br />
het broze voorwerp breken! Rey geeft<br />
zelf toe, dat de heren van de eervolle<br />
reputatie der Frankfurter in 't buitenland<br />
zoveel mogelijk profijt trokken<br />
en hier slaat hij de spijker precies<br />
op de kop, maar . . . veroordeelt<br />
tevens de krampachtige redactionele<br />
pogingen, om het blad „coüte que<br />
coüte" te laten voortbestaan, in de<br />
hoop, eenmaal het nationaal-socialistische<br />
masker te kunnen afwerpen.<br />
Ik voor mij kan zo'n maskerade niet<br />
waarderen en zij heeft, naar 't mij wil<br />
voorkomen, zowel binnens- als buitenslands<br />
slechts averechtse resultaten opgeleverd.<br />
Göbbels es. hadden ongetwijfeld<br />
„ihre Freude d'ran". Zo goed als<br />
aan het gemodder van menig ten<br />
onzent verschijnend persorgaan, dat<br />
gedwee de „verplichte copy" der<br />
Presse-Abteilung slikte en dan dit<br />
fraais weer door een kunstig gewrongen<br />
beschouwinkje of een behoedzaam-ondeugend<br />
zinnetje trachtte te<br />
compenseren.<br />
„Huilen met de wolven" wordt wel<br />
eens als het toppunt van slimheid<br />
aanbevolen, maar gewoonlijk trekken<br />
de wolven er het meeste profijt van<br />
en weten ze, zodra zij hun kans<br />
schoon zien, de pseudo-wolf heus wel<br />
te vinden. De Frankf. Ztg. heeft dit<br />
aan den lijve ervaren, zonder met haar<br />
„masker-politiek" ook slechts enige<br />
dienst aan het Duitse vaderland te<br />
hebben toewezen. In ere sneuvelen<br />
zou het blad, dat een reputatie had<br />
te verliezen, vrij wat beter hebben gesierd.<br />
En wat voor de Fr. Ztg. geldt,<br />
is, met enige variatie, evenzeer voor<br />
niet-Duitse bladen van toepassing.<br />
Leeuwarden.<br />
F. TH. HOLSBOER.<br />
*) Zie blz. 18 van dit nummer.-Red.<br />
Arm, maar krachtig?<br />
Naar aanleiding van het artikel „De<br />
N.J.K. als vakorganisatie" zou ik het<br />
volgende willen zeggen:<br />
De N.J.K. kan m.i. dan pas als vakorganisatie<br />
optreden, indien:<br />
a. Alle werkende journalisten in<br />
Nederland lid zijn;<br />
b. een voldoende kas is gevormd.<br />
Dit kan alleen bereikt worden als<br />
de contributie zodanig is gesteld, dat<br />
deze geen, toij velen thans te zwaar,<br />
geldelijk offer vormt tot toetreding<br />
van iedere journalist.<br />
Het is m.i. beter een sterke ledenbond<br />
te hebben met dragelijke contributie<br />
dan een verbond met een beperkt<br />
aantal leden, die hoofdelijk wel<br />
meer bijdragen, doch waarvan als<br />
representatieve bond naar buiten veel<br />
minder kracht tfitgaan kan.<br />
Voordat aan deze voorwaarden zal<br />
zijn voldaan, kan m.i. de N.J.K. niet<br />
als krachtige vakorganisatie met succes<br />
naar buiten optreden.<br />
Met dank voor de plaatsing,<br />
C. HYMANS.<br />
Amsterdam.<br />
(Het is maar de vraag wat men „een<br />
dragelijke contributie" noemt. Zal de<br />
Kring de belangen van zijn leden op<br />
afdoende wijze kunnen behartigen,<br />
dan is daarvoor nu eenmaal geld<br />
nodig. Het ideaal van collega Hymans:<br />
„arm maar krachtig", is een utopie.<br />
Dit geldt voor elke vakvereniging en<br />
heeft daarvoor te allen tijde gegolden.<br />
De arbeiders hebben dit sinds lang<br />
beseft en hebhen van hun vaak armzalig<br />
loon bedragen op zij gelegd voor<br />
de opbouw en versterking van hun<br />
vakbonden, waarbij vergeleken de<br />
contributie-eisen van de Kring uitermate<br />
schappelijk zijn. Zou het werkelijk<br />
waar zijn dat het saamhorigheidsbesef<br />
en de bereidheid om voor het<br />
gemeenschappelijk belang een bescheiden<br />
offer te brengen onder boorddragers<br />
zoveel minder is? Ondanks het<br />
betoog van collega Hymans weigeren<br />
wij het te geloven! — Red.)<br />
Het legioen der zevenduizend<br />
Ik heb dan eindelijk mijn voorlopig<br />
certificaat!<br />
Met — naar ik meende gerechtvaardigde<br />
— voldoening heb ik het mijn<br />
collega's bij Scheltema getoond. Je<br />
mag er toch immers wel een beetje<br />
trots op zijn, wanneer je zo maar, zij<br />
het dan na lang wachten, zuiver bent<br />
bevonden, al is het dan ook voorlopig.<br />
Maar ze keken een 'beetje misprijzend<br />
naar het papiertje en een tikje achterdochtig<br />
vroegen ze: „Heb je dat nou<br />
pas gekregen? Ik heb het mijne al<br />
meer dan een jaar." En er waren er,<br />
die verachtelijk naar het hoge stamboeknummer<br />
wezen: 7224! „Ik dacht,<br />
dat jij zo verschrikkelijk zuiver was",<br />
zeiden ze om daarna nadenkend hun<br />
broodje-kaas aan te snijden.<br />
Dat heeft mij tot nadenken gestemd.<br />
Ik zit inderdaad een beetje met dat<br />
hoge nummer in mijn maag, want<br />
iedereen denkt nu, dat ik wel een heel<br />
zwaar geval moet zijn geweest. Weliswaar<br />
heb ik mij gehaast om te ver-
•<br />
klaren, dat ik het certificaat „zomaar"<br />
heb gekregen en dat ik zelfs nooit ben<br />
opgeroepen om gehoord te worden,<br />
maar dat hoge nummer staat er nu<br />
eenmaal. En bij Scheltema achter de<br />
koffie en bij Suisse achter de borrel<br />
denken ze er het hunne van . . .<br />
In alle ernst echter: er zit aan dat<br />
hoge nummer nog een probleem vast.<br />
Wanneer mij nummer 7224 wordt uitgereikt,<br />
betekent dat — het is heel<br />
gemakkelijk uit te rekenen — dat er<br />
nog 7223 andere certificaten zijn uitgereikt.<br />
Dat er, met andere woorden,<br />
meer dan zevenduizend personen op<br />
het ogenblik werkzaam zijn in<br />
de journalistiek of in niet-joumalistieke,<br />
leidende functies bij de dag- en<br />
weekbladpers. Wie zijn toch wel die<br />
zevenduizend? Vóór de oorlog telden<br />
de N.J.K. en de R.K.J.V. tezamen,<br />
naar ik meen, niet meer dan een 1600<br />
journalisten. Dat legioen is zeer gehavend<br />
uit de oorlog te voorschijn gekomen.<br />
Weliswaar zijn er tallozen bijgekomen<br />
— waaronder de tientallen<br />
zuivere minderjarigen, waarover niet<br />
al te zuivere, doch wel zeer meerderjarige<br />
collega's direct na de bevrijding<br />
soms zo smalend wisten te praten —<br />
doch wie de klaagzangen der onderscheidene<br />
dagbladdirecteuren aanhoort,<br />
dat het zo moeilijk is geschikte<br />
redacteuren te vinden, krijgt<br />
toch niet de indruk, dat er nu zo ontstellend<br />
veel journalisten méér zijn.<br />
Daar komen natuurlijk bij degenen,<br />
die in leidende functies werkzaam<br />
zijn, doch geen redactiewerk<br />
verrichten. Maar die kunnen met hun<br />
allen die zevenduizend toch ook niet<br />
volmaken?<br />
Wie zijn die zevenduizend dan toch<br />
wel? Ik kan de vraag niet beantwoorden.<br />
Eén collega heeft overigens getracht<br />
een tipje van de certificatensluier op<br />
te lichten. „Bij ons op. de redactie",<br />
zei hij, „werkt iemand, die wel drie<br />
certificaten heeft. Allemaal andere<br />
nummers. Allemaal aangetekend verstuurd.<br />
Dié is pas zuiver!" Dat laatste<br />
was natuurlijk een steek onder water,<br />
omdat ik daar zo onnozel met slechts<br />
één papiertje zat. Maar ik heb hier<br />
en da-ar eens geïnformeerd en die driedubbele<br />
zuivering moet beslist op een<br />
administratieve vergissing berusten.<br />
Regel is het niet.<br />
Dus: wie zijn die zevenduizend?<br />
E. WERKMAN,<br />
(Stamboekno. 7224)<br />
Taaiperikelen.<br />
Dat journalisten zich beijveren om<br />
bij onze taal de wacht te betrekken,<br />
is ongetwijfeld een loffelijk streven,<br />
't Is alleen maar jammer, dat Nederlands<br />
zo moeilijk is, ook zelfs in de<br />
nieuwe spelling — ja, misschien is het<br />
volgens de jongste uitvinding op dit<br />
gebied nog moeilijker geworden —; terwijl<br />
zich bovendien nog de moeilijkheid<br />
voordoet, dat niet ieder, die zich<br />
tot zuiveren geroepen acht, daarvoor<br />
de nodige bekwaamheid bezit.<br />
In een verslag over de onthulling<br />
van een gedenkplaat, kwam de volgende<br />
critische opmerking voor: „Het<br />
is jammer, dat een storende fout in de<br />
SCHRIFTELIJKE CURSUS<br />
Het onderstaande is een opstel,<br />
als „vrij werk" gemaakt<br />
door een leerling van een der<br />
vele schriftelijke cursussen in<br />
ons vak die ons vaderland arm<br />
is. Het is zonder enige verandering<br />
afgedrukt; de woorden<br />
tussen haakjes zijn verbeteringen<br />
van de leraar, die het werk<br />
met het cijfer 7i beloonde en<br />
het cursief gedrukte onderschrift<br />
er aan toevoegde. Van<br />
onze kant hebben wij hier niets<br />
aan toe te voegen dan de verzuchting:<br />
Hoe lang nog? Het<br />
onlangs ingestelde toezicht op<br />
de schriftelijke cursussen betreft,<br />
naar wij menen, voorlopig<br />
alleen het handelsonderwijs!<br />
Ons vertrek<br />
Het is 5 Februari. Wij hangen over<br />
de reling van het troepenschip, starend<br />
op de kade, die nu verlaten is.<br />
Beneden verlaten de M.P.'s het schip.<br />
De loopplanken worden binnengehaald<br />
en de deuren in de scheepswand,<br />
waardoor wij vanmorgen binnenmarcheerden,<br />
worden gesloten.<br />
Enkele mensen van de maatschappij<br />
lopen nog haastig op de kade heen en<br />
weer. Verder alles stil.<br />
Ergens slaat een klok, twaalf slagen<br />
klinken door de nachtelijke stilte. Een<br />
der mannen op de kade blaast luide<br />
op een fluit. Dit is het teken! De trossen<br />
worden losgegooid. Nog even en<br />
we raken los van de kade. Eerst tergend<br />
langzaam, een halve meter, een<br />
meter, maar steeds verder. Het begin<br />
van de reis!<br />
Langzaam verdwijnt , de kade uit<br />
het gezicht. Daar staat het hek, waarachter<br />
vandaag nog vele familieleden<br />
tekst is geslopen, — wellicht wordt<br />
deze snel veranderd. Het „Ter herdenking<br />
van de burgers, die op 7 Mei 1945<br />
op de Dam gevallen zijn", dient te<br />
worden gecorrigeerd in „Ter herdenking<br />
aan "<br />
Ja, de Nederlandse taal is niet makkelijk.<br />
En er zijn nu eenmaal, ook in<br />
ons mooie beroep, mensen, die graag<br />
een beetje dik doen en niet vrij zijn<br />
van eigenwijsheid.<br />
Maar toch vraagt men zich af, of<br />
op de redactie, waar zo'n verslag wordt<br />
doorgegeven, niet iemand zit, die verstandiger<br />
is en meer herinnering heeft<br />
aan zijn schooluren Ned. taal.<br />
v. d. B.<br />
ons toewuifden. In gedachten zie ik<br />
ze nog staan. Zwaaiend met zakdoeken,<br />
anderen hadden oranje linten en<br />
sommigen bliezen op een hoorn of<br />
hadden grote houten borden bij zich.<br />
Alles om ons een laatste afscheid toe<br />
te wuiven. Ze lieten zich niet afschrikken<br />
door het ongure weer en de bitter<br />
koudei wind, die hen door hun<br />
kleding gesneden moet hebben. De<br />
kade zinkt weg in het duister. Ik voel<br />
iets in me opkomen. Bedwingen jongen,<br />
wees flink. Ik zoek m'n hangmat<br />
op en probeer een plaatsje te vinden<br />
aan de zolderwand. We hangen allen<br />
tegen elkaar, zij aan zij, ruimen vol.<br />
's Nachts droom ik van een huilend<br />
meisje en een bedroefde moeder.<br />
We hangen weer over de reling. Het<br />
is nu half vijf in de vroege morgen.<br />
IJmuiden! Weer roepen de mensen op<br />
de kade, ondanks de felle koude. Sommigen<br />
hebben dekens om het lichaam<br />
geslagen. Alle goeds wordt ons toegewenst.<br />
Als het schip gaat varen hollen<br />
zij nog mede, zolang ze maar kunnen.<br />
Daar roept nog een moeder, zo luid<br />
als zij maar kan: „Dag Jan, houdt je<br />
goed hoor!" Haar jongen staat hier<br />
tussen ons aan de reling. Zij roept die<br />
woorden aan hem, maar het is mij<br />
alsof ze voor ons allen bedoeld zijn.<br />
Alsof al onze eigen moeders daar ook<br />
staan, op het laatste stukje Holland<br />
en ons toeroepen: „Dag, houdt je goed<br />
hoor!" Ik zou namens ons allen willen<br />
terugroepen: „We zullen ons goed<br />
houden, we zullen laten zien wat we<br />
' waard zijn, wat er in ons zit."<br />
De mensen zwaaien nóg met de armen,<br />
maar het schip vaart medogenloos<br />
verder. De mensen worden al kleiner<br />
en kleiner... stipjes zijn het nu,<br />
we zien ze al niet meer. De kust zakt<br />
al dieper en dieper weg, tot ze zich<br />
geheel oplost in de ochtendnevel die<br />
over de rustige zee hangt. Ik groet u,<br />
dierbaar Nederland!^<br />
Rondom ons is nu niets als (dan)<br />
water, als (steeds) maar water. Het<br />
schip klieft door de rustige zee met<br />
zijn vier en twintig honderd soldaten<br />
aan boord. Twee duizend hiervan waren<br />
drie maanden geleden nog burgers.<br />
Wij hebben het burgerleven<br />
echter tijdelijk vaarwel moeten zeggen.<br />
Hei valt niet mee, maar het<br />
moet.<br />
Maar wij kunnen de toekomst met<br />
open ogen tegemoet zien, omdat we<br />
weten, dat velen in Holland, verlangend<br />
naar onze terugkomst uitzien.<br />
Wij zullen onze plicht doen (taak<br />
verrichten), ook als het wel eens<br />
moeilijk zal vallen. Het is onze plicht<br />
tegenover volk en land van Nederland<br />
en Indië.<br />
TAAIE.<br />
Heel goed. Zendt u het maar naar<br />
de redactie van... Het lijkt me wel<br />
iets voor dat blad.<br />
Tracht bij de persdienst te komen<br />
of bij de redactie van een soldatenkrant.<br />
Maak verhalen van alle echte<br />
avonturen. En veel succes!<br />
7
DE COMMISSIE PERSWET GEÏNSTALLEERD<br />
Maar .... zij begint pas in September te werken.<br />
De Ministers van O., K. en W. en van Justitie hebben<br />
— zoals bekend is — een commissie ingesteld teneinde<br />
van advies te dienen omtrent de wenselijkheid om met<br />
inachtneming van de grondwettelijk gewaarborgde vrijheid<br />
van drukpers nadere wettelijke regelen te stellen<br />
met betrekking- tot het perswezen, waarbij, onverminderd<br />
de bevoegdheid van de commissie om andere onderwerpen<br />
in haar advies te betrekken, in het bijzonder ware<br />
na te gaan:<br />
1. of en in hoeverre het aanbeveliirg verdient bij de wet<br />
regelen te stellen met betrekking tot het uitgeven van<br />
dag- en nieuwsbladen en andere periodieken en het<br />
exploiteren van persbureaux, zulks in aansluiting aan<br />
hetgeen dienaangaande door de Persraad werd voorbereid;<br />
2. of en in hoeverre er aanleiding bestaat de bestaande<br />
strafrechtelijke bescherming tegen misdragingen, door<br />
middel van de drukpers begaan, uit te breiden;<br />
3. of het wenselijk moet worden geacht de strafrechtelijke<br />
bescherming, bedoeld onder twee (2) aan te<br />
vullen met een tuchtrechtelijke, in dier voege, dat aan<br />
een in te stellen of te erkennen organisatie van<br />
journalisten de bevoegdheid wordt toegekend tot het<br />
in eigen kring opleggen van tuchtmaatregelen.<br />
De Ministers hebben deze commissie bevoegd verklaard<br />
aan haar advies de voorstellen toe te voegen, welke zij<br />
ter bereiking van de door haar aanbevolen maatregelen<br />
nodig of wenselijk acht en verder bepaald, dat het door<br />
haar uit te brengen advies zal worden vastgesteld bij<br />
meerderheid van stemmen, met dien verstande, dat ieder<br />
lid het recht heeft zijn afwijkend gevoelen afzonderlijk<br />
kenbaar te maken.<br />
In deze commissie zijn benoemd:<br />
tot lid en voorzitter: Prof. Mr. W. P. J. Pompe, hoogleraar<br />
te Utrecht;<br />
tot leden: W« H. van Baarle, voorzitter van de Ned.<br />
Organisatie van Tijdschriftuitgevers (Notu); A. M. Banda,<br />
voorzitter van de Ver. Ned. Nieuwsbladpers; Dr. C.<br />
Beekenkamp, administrateur Ministerie O., K. en W.;<br />
G. H. J. B. Bodewes, voorzitter van de Kath. Ned. Dagbladpers;<br />
A. J. Boskamp, bestuur der Ned. Dagbladpers<br />
1945; Dr. E. Diemer, lid van de Persraad; Mej. Mr; G.<br />
Galema, hoofdcorrfmies Ministerie O., K. en W.; L. Hanekroot,<br />
voorzitter Kath. Ned. Journalistenkring; Mr. R.<br />
A. V. Baron van Haersolte, tijdelijk ambtenaar Ministerie<br />
van Justitie; H. Hermans, secretaris minister-president;<br />
Mr. B. H. Kazemier, raadsadviseur bij: het Ministerrie<br />
van Justitie; C. A. Keuning, dagbladdirecteur; H.<br />
Korte Jr., en J. Meyer leden Persraad; Mr. M. Rooy,<br />
voorzitter Ned. Journalistenkring; Mr. W. Verkade, publicist<br />
en tot secretaris: Mr. J. L. Kranenburg, secretaris<br />
Persraad.<br />
De installatie dezer Interdepartementale Commissie geschiedde<br />
op Woensdagmiddag 2 April j.1. door de Minisvan<br />
Onderwijs, vergezeld van zijn ambtgenoot van Justitie.<br />
De rede van Dr. Gielen werd beantwoord door Prof.<br />
Pompe als voorzitter der commissie. Het bleek niettemin,<br />
dat de commissie, wegens drukke bezigheid van Prof.<br />
Pompe, eerst in September a.s. haar taak zal kunnen<br />
beginnen.<br />
Aan de rede van de Minister van O, K. en W. is het<br />
volgende ontleend:<br />
8<br />
„Ongeveer tegelijk met het verzoek varf de Persraad<br />
om een Commissie ad hoc te benoemen voor een<br />
nieuwe Perswet — uit overweging dat de samenstelling<br />
van die Raad eigenlijk onvoldoende is om dit<br />
deel van de hem opgedragen taak naar behoren te<br />
vervullen, met name, omdat het wetenschappelijke en<br />
ambtelijke element onvoldoende zijn vertegenwoordigd<br />
— 'kwam mijn ambtgenoot van Justitie in de Raad<br />
van Ministers met het denkbeeld, te laten onderzoeken<br />
of en in hoeverre er aanleiding bestond, de strafrechtelijke<br />
bescherming tegen misdragingen, door middel<br />
van de drukpers begaan, uit te breiden. Ik meen<br />
te mogen zeggen, dat uit deze coïncidentie Uw Commissie<br />
geboren is.<br />
„Over haar taakomschrijving kan ik kort zijn:<br />
„Ik moge mij bepalen tot het onderstrepen van een<br />
enkele passage uit die taakomschrijving, namelijk de<br />
woorden: „onverminderd de bevoegdheid van de Commissie<br />
om andere onderwerpen in haar advies te betrekken".<br />
Ik zou mij bijvoorbeeld zeer goed kunnen indenken,<br />
dat gij er behoefte aan zoudt hebben, na te gaan of,<br />
en in hóeverre aan het uitoefenen van het beroep van<br />
journalist wettelijke vereisten ikunnen en moeten gesteld.<br />
En vanzelfsprekend bijna is het, dat voor een goede<br />
behandeling van deze gehele materie van te voren moet<br />
vaststaan wie als journalist kan worden aangemerkt.<br />
„Hoe voortreffelijk de toekomstige Perswet ook moge<br />
worden, zij zal ons volk geen goede pers geven, indien die<br />
pers niet gemaakt wordt door mensen, „die liefde hebben<br />
voor ideeën, niet omdat het hun eigen ideeën zijn, maar<br />
omdat zij het ware. het goede, het schone inhouden".<br />
De journalist moet evenals de directie „aan die ideeën<br />
en beginselen dienstbaar wezen en zijn eigen gemak,<br />
ijdelheid, voordeel, bij deze ideeën achterstellen".<br />
„Ik heb wel eens gelezen, dat wij nog voor een goed<br />
deel leven onder de heerschappij van het Romeinse recht.<br />
Ook wat de rechtspositie van de journalist betreft is,<br />
naar mijn mening, de tijd gekomen, dat men zich daaraan<br />
ontworstelt.<br />
„Het zou onbillijk zijn, een parallel te trekken tussen<br />
een Romeinse slavenhouder en de dagbladdirecteur, die<br />
inktkoelies in zijn dienst heeft; maar ligt de tijd, dat<br />
directeuren meenden een soort jus abutendi op de journalisten<br />
te hebben, zo heel ver achter ons?<br />
„Ik ga niet zo ver, te beweren, dat het met de „mores"<br />
wel in orde zal komen, indien de rechtspositie maar<br />
behoorlijk geregeld is. Verdiepen, van verantwoordelijkheidsbesef<br />
—' ik zinspeelde er reeds op — zal het primaire<br />
doel moeten zijn en blijven van de organisaties der bedrijfsgenoten.<br />
Doch het zal uw taak zijn te zoeken naar<br />
een juridisch^ vorm, waar binnen die verantwoordelijkheid'<br />
kan worden gestimuleerd. Of, om een uitdrukking te gebruiken<br />
van de grootmeester der Nederlandse journalisten,<br />
Dr. Abraham Kuyper: een hekwerk te timmeren,<br />
waarlangs de leiboom kan worden gebonden, opdat zij<br />
meer vrucht drage.<br />
„De persvrijheid — kostelijk goed en onschatbaar voorrecht<br />
in een democratisch bestel! — verdraagt zich ogenschijnlijk<br />
niet met wettelijke beperkingen. Worde het<br />
U vergund, ten dezen schijn en wezen te onderkennen en<br />
te ontdekken, in hoeverre juist de gebondenheid waarborg<br />
is voor de ware vrijheid."<br />
De Collectieve Arbeids-Overeenkomst<br />
De Commissie, gevormd door de besturen<br />
van de N.D.P. 1945, de N.J.K. en de K.N.J.K.<br />
tot het ontwerpen van een Collectieve Arbeids-Overeenkomst,<br />
heeft de onderhandelingen<br />
over een ontwerp-C.A.O. beëindigd. Het<br />
ontwerp is thans aan de besturen der drie<br />
organisaties voorgelegd, die het nog in de<br />
loop van Juni in behandeling zullen nemen.<br />
•
HET BEROEPSGEHEIM VAN E)E JOURNALIST<br />
In de nummers 4 en 5 van de lopende<br />
jaargang van De Katholieke Journalist<br />
heeft collega W. Goldschmitz te Maastricht<br />
belangwekkende beschouwingen<br />
gewijd aan het vraagstuk van het beroepsgeheim<br />
van de journalist. Na in<br />
het eerste artikel een historisch overzicht<br />
van de stand van dit vraagstuk<br />
te hébben gegeven, geeft de schrijver<br />
in het tweede een uiteenzetting van<br />
zijn eigen standpunt.<br />
Voor 'de lezers van De Journalist, die<br />
waarschijnlijk grotendeels deze beschouwingen<br />
niet onder ogen hebben<br />
gehad, laten wij het tweede artikel van<br />
collega Goldschmitz hier in zijn geheel<br />
volgen; het luidt:<br />
„Met het overzicht van meningen en<br />
feiten in het vorig artikel, kunnen we<br />
niet volstaan. Het is nodig, dat we tot<br />
een welomschreven conclusie komen,<br />
zodat we weten, waaraan we ons als<br />
katholieke journalisten hebben te houden.<br />
Ik heb de moeilijkheden vastgelegd<br />
in een aantal vragen, welke ik zal<br />
trachten te beantwoorden.<br />
Deze vragen luiden als volgt:<br />
A. Mag een journalist ter publicatie<br />
in zijn dagblad gebruik maken van<br />
mededelingen, welke hem ter ore zijn<br />
gekomen uit besprekingen in bijeenkomsten,<br />
waarvoor de bevoegde autoriteit<br />
aan degenen, die daarbij aanwezig<br />
waren, op volkomen regelmatige wijze<br />
en uitdrukkelijk geheimhouding heeft<br />
opgelegd:<br />
1. indien deze mededelingen de journalist<br />
door een der in de vergadering<br />
aanwezigen zijn verstrekt, terwijl de<br />
zegsman er zich volledig bewust van<br />
was:<br />
a. dat hij willens en wetens de hem<br />
wettig opgelegde geheimhouding schond<br />
en<br />
b. dat de betrokken journalist —<br />
zelfs met goedvinden van de zegsman<br />
— gebruik zou maken van deze mededeling<br />
voor berichten in zijn blad?<br />
2. indien deze mededelingen de journalist<br />
zijn geworden, doordat een der<br />
in de vergadering aanwezigen onbewust<br />
of door onvoorzichtigheid dingen<br />
heeft gezegd, welke voor de journalist<br />
voldoende aanwijzing vormden omtrent<br />
de inhoud van hetgeen ter vergadering<br />
is gezegd of behandeld, wanneer<br />
hij meent, dat publiciteit nodig<br />
is om wille van de grote belangen, die<br />
op het spel staan?<br />
3. indien deze mededelingen de journalist<br />
zijn verstrekt ter publicatie, omdat<br />
de betrokken zegsman de overtuiging<br />
heeft, dat geheimhouding ten<br />
onrechte is opgelegd, b.v. omdat hij<br />
meent, dat door die geheimhouding<br />
het algemeen belang wordt geschaad?<br />
B. Wanneer een dergelijke publicatie,<br />
terecht of ten onrechte, eenmaal is geschied,<br />
is dan de journalist verplicht,<br />
de naam van zijn zegsman te verzwijgen:<br />
1. wanneer hij uitdrukkelijk beloofd<br />
heeft, als een toevertrouwd eru beloofd<br />
geheim, de herkomst zijner berichten<br />
niet aan te geven?<br />
2. wanneer hij zulks niet heeft beloofd,<br />
maar de zegsman stilzwijgend<br />
aanneemt, dat de journalist hem niet<br />
zal noemen, ook al zouden daaruit<br />
voor de journalist grote nadelen voortvloeien?<br />
Ik geloof, dat in deze vragen de verschillende<br />
mogelijkheden en moeilijkheden<br />
alle tot uitdrukking komen.<br />
Ziehier het antwoord op deze voor<br />
ons, journalisten belangrijke vragen:<br />
Ad A. 1.<br />
Een lid van de gemeenteraad of van<br />
een ander college, waarin zaken onder<br />
geheimhouding worden medegedeeld,<br />
mag daarvan nooit mededeling doen<br />
aan derden. Een dergelijke schending<br />
van vertrouwen is — objective — een<br />
op ernstige wijze misdoen tegen de<br />
rechtvaardigheid. Een journalist, die<br />
dergelijke geheime mededelingen ontvangt,<br />
heeft die kennis dus op onrechtmatige<br />
wijze verkregen. Hij mag<br />
daar dus geen, ruchtbaarheid aan geven.<br />
Doet hij dat toch, dan misdoet hij<br />
eveneens op ernstige wijze tegen de<br />
rechtvaardigheid.<br />
Ad A. 2.<br />
Ook een dergelijke wetenschap is onrechtmatig<br />
verkregen. Subjective heeft<br />
dat raadslid niet ernstig misdreven,<br />
maar wat de publicatie betreft, geldt<br />
daarvan hetzelfde als onder A. 1.<br />
Hierbij dienen twee opmerkingen r,e<br />
worden gemaakt:<br />
1. Het is mogelijk, dat een journalist<br />
door enkele losse opmerkingen van<br />
zo'n persoon, die tot geheimhouding<br />
verplicht is, op het spoor wordt gebracht<br />
van zaken, die in het geheim<br />
zijn behandeld. Door verdere nasporingen,<br />
door dingen met elkaar te combineren<br />
enz. zou hij met vrij grote zekerheid<br />
kunnen achterhalen, wat er met<br />
gesloten deuren besproken is. Zijn kennis<br />
is dan eveneens onrechtmatig verkregen.<br />
De geheimhouding als zodanig<br />
is niet opgeheven en dus mogen de op<br />
deze wijze verkregen gegevens evenmin<br />
gepubliceerd worden.<br />
2. Het is denkbaar, dat een of meer<br />
tot geheimhouding verplichte personen,<br />
bewust of onbewust, hun mond<br />
voorbij praten, zodat een min of meer<br />
grote kring van personen van de geheime<br />
besprekingen op de hoogte is. In<br />
dat geval is er geen sprake meer van<br />
geheim en is er p e r s e geen bezwaar<br />
meer tegen publicatie.<br />
In, het laatste geval is het evenwel<br />
onjuist bij de publicatie in de krant de<br />
schijn te wekken, alsof de aldus verworven<br />
kennis verkregen is door de<br />
loslippigheid van een der tot geheimhouding<br />
verplichte personen. Vooreerst<br />
is dat onwaar en bovendien werpt men<br />
de blaam van schending van vertrouwen<br />
op degenen, die tot geheimhouding<br />
verplicht waren. /<br />
Ad A. 3.<br />
Wanneer volkomen objectief en alle<br />
omstandigheden in aanmerking genomen,<br />
vast staat, dat het bewaren van<br />
het geheim in strijd zou zijn met het<br />
algemeen belang, dan is men niet tot<br />
geheimhouding gebonden.<br />
Immers:<br />
wanneer geheimhouding wordt opgelegd,<br />
dan moet zulks geschieden met<br />
het oog op het algemeen belang.<br />
Welnu, de opgelegde geheimhouding<br />
is in strijd met het algemeen belang.<br />
Ergo.<br />
Maar het bewijs, dat de opgelegde<br />
geheimhouding inderdaad in strijd is<br />
met het algemeen belang, zal moeilijk<br />
te leveren zijn.<br />
Wanneer is het geheimhouden van<br />
besprekingen in een Raad, Provinciale<br />
Staten, van Eerste of Tweede Kamer<br />
of welk college dan ook in strijd met<br />
het algemeen belang? Hoe wil men dit<br />
bewijzen? Het gaat daarbij niet om<br />
de subjectieve mening van meneer X.<br />
of meneer Y. Er zijn bewijzen nodig.<br />
Bovendien: in een geval als dat van<br />
de meer genoemde collega Hanssen<br />
kan men toch niet aannemen, dat<br />
slechts één van de raadsleden het algemeen<br />
belang juist ziet en dat de 44<br />
anderen daarvoor blind zijn.<br />
Overigens, laten we eens aannemen,<br />
dat een raadslid volledig overtuigd is,<br />
aan de hand van steekhoudende argumenten,<br />
dat geheimhouding van de gevoerde<br />
besprekingen schade zou berokkenen<br />
aan het algemeen belang, dan<br />
nog behoeft hij niet zijn toevlucht te<br />
nemen tot publicatie in een dagblad.<br />
Daar zijn andere wegen. Hij kan<br />
trachten over de betrokken aangelegenheid<br />
een discussie uit te lokken in<br />
een openbare vergadering. Hij kan een<br />
interpellatie aanvragen. Hij kan zich<br />
beroepen op de Commissaris der Koningin,<br />
op de Kroon.<br />
Dit bewijst wel, dat er heel wat moet<br />
gebeuren en dat buitengewoon zwaarwichtige<br />
argumenten aangevoerd moeten<br />
worden, wil een tot geheimhouding<br />
verplicht persoon zich van die geheimhouding<br />
terecht ontslagen achten.<br />
Alleen op deze argumenten gebaseerd<br />
en nadat alle andere wegen niet tot<br />
resultaat hebben geleid, zou een journalist<br />
zich mogen lenen tot publicatie<br />
van dergelijke geheimen. Maar daar<br />
volgt dan ook uit, dat het bijna niet<br />
te bewijzen is voor een journaKst, dat<br />
hij geroepen zou zijn om tot die publicatie<br />
over te gaan. Aanvaardend de<br />
theoretische mogelijkheid van een dergelijke<br />
noodzaak, zal het geval zich<br />
practisch zeer zelden voordoen.<br />
Ten overvloede nog dit.<br />
Openbaarheid is een groot goed. Zij<br />
voorkomt heel veel kwaad. Maar wat<br />
baat het, als b.v. alle bovengenoemde<br />
instanties in het geval gekend zijn,<br />
zonder dat zij ingrijpen, dat de massa<br />
het te weten komt via de pers? Zou<br />
men werkelijk menen, dat b.g. autoriteiten<br />
van mening zouden veranderen,<br />
als het publiek ook van de zaak op de<br />
hoogte was?<br />
Ik betwijfel het ten sterkste. Zo corrupt<br />
is overigens onze samenleving nog<br />
niet, dat autoriteiten van hoog tot<br />
laag de dwang van de publieke opinie<br />
nodig hebben om het algemeen belang<br />
naar behoren te behartigen.<br />
Nu de plicht tot zwijgen.<br />
Vooraf zij opgemerkt, dat in de suppositie<br />
B.l. wordt verondersteld een<br />
9
toevertrouwd geheim (secretum commissum)<br />
en in de suppositie B.2. een<br />
natuurlijk geheim (secretum naturale).<br />
Ad B. 1.<br />
De journalist moet zwijgen. Hij mag<br />
de naam van zijn zegsman niet noemen.<br />
Al is er dan ook geen sprake van<br />
ambtsgeheim of beroepsgeheim in de<br />
strenge zin des woords, zoals straks<br />
zal worden aangetoond, het is een toevertrouwd<br />
geheim. Maar bij een toevertrouwd<br />
geheim is men uit rechtvaardigheid<br />
verplicht tot stilzwijgen.<br />
Ook al zijn daaraan nadelen verbonden.<br />
Daarvan geldt, wat we reeds eerder<br />
van geheim en schending van' vertrouwen<br />
zeiden.<br />
Zouden echter voor de journalist<br />
zeer grote nadelen uit zijn zwijgen<br />
voortvloeien, b.v. dat hij en zijn gezin<br />
brodeloos zouden worden en ten prooi<br />
aan de grootste ellende, dan is hij niet<br />
tot geheimhouding verplicht, omdat de<br />
belofte, expressis verbis of stilzwijgend,<br />
tot geheimhouding, dergelijke grote<br />
nadelen niet impliceert.<br />
Het geval staat evenwel anders, wanneer<br />
tevoren uitdrukkelijk is overeengekomen,<br />
dat ook ergerlijke grote nadelen<br />
hem niet van zijn belofte tot<br />
geheimhouding zullen ontslaan, m.a.w.,<br />
dat hij zal zwijgen, wat er ook van<br />
moge komen.<br />
Ad B. 2.<br />
Als de zegsman alleen maar stilzwijgend<br />
aanneemt, dat de journalist hem<br />
niet zal noemen, staat deze niet onder<br />
toevertrouwd geheim, doch onder natuurlijk<br />
geheim. Ook dan mag hij zijn<br />
zegsman niet noemen. Doet hij het<br />
toch, dan misdoet hij tegen de naastenliefde.<br />
In dat geval is geringer nadeel<br />
voldoende om van de verplichting tot<br />
geheimhouding te ontslaan. Wel moet<br />
rekening gehouden worden met het<br />
nadeel, dat door openbaarmaking de<br />
zegsman dreigt.<br />
De zaak heeft nog een andere kant.<br />
Voor de samenleving is het van het<br />
allergrootste belang, dat vertrouwelijke<br />
zaken ook vertrouwelijk blijven; dat<br />
datgene, waarvoor geheimhouding is<br />
opgelegd, ook geheim blijft.<br />
Waar moet het naar toe, als men<br />
bij vertrouwelijke besprekingen in overheidscolleges<br />
niet zeker is, dat alle<br />
aanwezigen zwijgen? Dat ieder lid, afgaande<br />
op zijn subjectieve mening, dat<br />
iets niet geheim mag blijven aan het<br />
praten en publiceren slaat?<br />
Is openbaarheid, zoals ik reeds opmerkte,<br />
een groot goed, van niet minder<br />
waarde voor onze samenleving is<br />
de zekerheid, dat vertrouwelijk en geheim<br />
blijft, wat als vertrouwelijk en<br />
als geheim is medegedeeld.<br />
En als men dat overweegt, dan komt<br />
een journalist, aan wie dergelijke geheime<br />
besprekingen zijn medegedeeld,<br />
voor de strijd tussen de volgende twee<br />
belangen te staan:<br />
enerzijds het bekend maken bij de<br />
bevoegde autoriteiten van die personen,<br />
die geen geheim kunnen bewaren;<br />
anderzijds zijn plicht om te verzwijgen<br />
de naam van zijn zegsman.<br />
Ik zou niet gaarne zonder meer willen<br />
beslissen, welke van deze twee belangen<br />
het zwaarste weegt.<br />
De bijzondere omstandigheden van<br />
het afzonderlijke geval dienen in aanmerking<br />
te worden genomen. Wel leren<br />
de moralisten, dat de getuige, ook wettelijk<br />
ondervraagd door de rechter,<br />
niet gebonden is datgene te openbaren,<br />
wat hij onder strikt vertrouwd<br />
geheim weet. Dit als algemene norm;<br />
hieruit blijkt wel, dat de presumptie<br />
meer is voor het zwijgen.<br />
Deze beschouwing geldt voor het geval,<br />
dat de publicatie ten onrechte is<br />
geschied en vervalt, als de publicatie<br />
terecht zou geschied zijn.<br />
Beroepsgeheim ?<br />
Ten slotte de vraag: Bestaat er voor<br />
de journalist een ambts- of beroepsgeheim?<br />
Deze vraag moet beslist ontkennend<br />
beantwoord worden.<br />
Een ambts- of beroepsgeheim bestaat<br />
alleen voor die personen, die krachtens<br />
Deelnemers aan de op 15 April j.l. door het Leger des Heils in Nederland<br />
aangeboden perslunch in verband met de a.s. viering van zijn 60-jarig jubileum.<br />
10<br />
hun ambt of beroep noodzakelijk kennis<br />
moeten nemen van vertrouwelijke<br />
zaken, die natuurlijkerwijze geheim<br />
moeten blijven.<br />
Een medicus, een advocaat, een notaris,<br />
een burgemeester komen beroepsof<br />
ambtshalve noodzakelijk in aanraking<br />
met vertrouwelijke zaken. De<br />
mensen zijn nu eenmaal gedwongen<br />
in bepaalde omstandigheden de hulp<br />
van een dezer personen in te roepen.<br />
De ene partij moet de vertrouwelijke<br />
mededelingen doen en de andere moet<br />
ze uit hoofde van zijn beroep of ambt<br />
aanvaarden. Zij zijn krachtens hun<br />
ambt of beroep tot geheimhouding verplicht<br />
en ook ons burgerlijk recht<br />
(B.W. art. 1946) en ons Wetboek voor<br />
Strafrecht (art. 272) erkennen dit<br />
ambts- of beroepsgeheim. Anders zou<br />
voor de samenleving vervallen het vertrouwen<br />
in een noodzakelijke consultatie.<br />
Maar voor een journalist bestaat<br />
toch niet de verplichting krachtens<br />
zijn beroep om te luisteren naar<br />
mededelingen uit vertrouwelijke en geheime<br />
vergaderingen en besprekingen.<br />
Net zo min bestaat voor iemand de<br />
verplichting mededelingen uit geheime<br />
vergaderingen te doen aan een journalist.<br />
Daaruit volgt, dat van een beroepsgeheim<br />
voor de journalist in de<br />
eigenlijke zin des woords geen sprake<br />
kan zijn. Zijn plicht om over vertrouwelijke<br />
zaken zijn mond te houden,<br />
vloeit dan ook niet voort uit een beroepsgeheim,<br />
maar uit de verplichting,<br />
die ieder mens ten deze heeft.<br />
Ziedaar een overzicht van deze aangelegenheid<br />
en van het standpunt in<br />
zake vertrouwelijke en geheime besprekingen,<br />
zoals wij als katholieke<br />
journalisten dat moeten innemen.<br />
Daaruit blijkt wel, welk een tere zaak<br />
het vertrouwen is. Met het aan ons<br />
geschonken vertrouwen kunnen we<br />
niet voorzichtig genoeg omgaan.<br />
Willen we onze reputatie als betrouwbare<br />
journalisten handhaven, dan<br />
moet het publiek er zeker van kunnen<br />
zijn,, dat men vertrouwelijke zaken,<br />
waarvoor aan de betrokkene geen geheimhouding<br />
is opgelegd, met een gerust<br />
hart aan ons kan mededelen.<br />
Daarmede houden we niet alleen onze<br />
eigen reputatie, maar ook de eer van<br />
ons vak hoog."<br />
Een andere opvatting<br />
Collega Goldschmitz komt dus tot<br />
de slotsom, dat het eigenlijke beroepsgeheim<br />
van de journalist niet bestaat.<br />
Wel is z.i. de vakgenoot onderworpen<br />
aan de algemene, voor ieder bestaande,<br />
zedelijke verplichting om „over vertrouwelijke<br />
zaken zijn mond te houden".<br />
Wanneer ik het mij tot een taak<br />
reken, deze zienswijze t.a.v. het beberoepsgeheim<br />
te bestrijden, dan wil<br />
ik vooropstellen, dat de beschouwingen<br />
van mijn geachte collega verraden,<br />
hoezeer hij op respect afdwingende<br />
wijze met het probleem heeft<br />
geworsteld. Mijn bestrijding heeft dan<br />
ook niet ten doel om ook maar iets<br />
af te doen aan, de hoge zedelijke opvattingen,<br />
welke de schrijver aan zijn<br />
zienswijze ten grondslag heeft gelegd.<br />
Integendeel, het ideële belang van de
journalistiek kan slechts gediend worden,<br />
indien zij gezien wordt als<br />
staande onder de gelding van de algemene<br />
zedewet. Mijn betoog strekt er<br />
daarom alleen toe, aan te tonen, dat<br />
mijn opponent de kwestie niet juist<br />
heeft gesteld en in zijn behandeling<br />
daarvan niet de gezichtspunten heeft<br />
betrokken, welke m.i. beslissend zijn<br />
en tot een tegengestelde conclusie<br />
moeten voeren.<br />
Na gewezen te hebben op het beroepsgeheim<br />
van de medicus, de advocaat<br />
e.a., die „beroeps- of ambtshalve<br />
noodzakelijk in aanraking met vertrouwelijke<br />
zaken komen, vraagt coll.<br />
Goldschmitz: „Maar voor een journalist<br />
bestaat toch niet de verplichting<br />
krachtens zijn beroep om te luisteren<br />
naar mededelingen uit vertrouwelijke<br />
en geheime vergaderingen en besprekingen?"<br />
Met deze min of meer rhetorische<br />
vraag kan de zaak, waarop<br />
het hier aan komt echter niet worden<br />
afgedaan. Ik aarzel niet, de gestelde<br />
vraag in juist tegengestelde zin te beantwoorden.<br />
Ten einde zijn publieke<br />
taak tot het geven van in- en voorlichting<br />
naar behoren te kunnen vervullen,<br />
behoeft de journalist wel degelijk<br />
vertrouwelijke informatie. Bij het<br />
publiek bestaat dikwijls de ernstige<br />
misvatting, dat de-journalist alles wat<br />
hem ter ore komt, zo maar in de<br />
krant zet. Onder vakgenoten behoeft<br />
het echter geen nader betoog, niet<br />
alleen dat zulks geenszins het geval is,<br />
maar ook dat de juiste kennis van de<br />
achtergronden van een zaak, onjuiste<br />
of ontijdige publicaties kan voorkomen<br />
dan wel publicatie in de juiste<br />
vorm kan bewerken. Meermalen weigeren<br />
de naast-betrokkenen, uit een<br />
verkeerd begrip van de functie van<br />
de pers of van het nut van goede<br />
voorlichting, zelf de nodige background<br />
information te verschaffen, en<br />
moet de journalist zich deze kennis<br />
wel uit andere bronnen vergaren, wil<br />
hij de publieke voorlichting niet overlaten<br />
aan het gerucht en de legendevorming.<br />
Hier openbaart zich reeds de<br />
eigen verantwoordelijkheid van de<br />
journalist, die zijn plicht t.o.v. het<br />
algemeen belang heeft.<br />
Ook wenden zich soms personen tot<br />
de journalist, die zich bezwaard gevoelen<br />
door de wetenschap van verborgen<br />
gehouden feiten, en die evenzeer<br />
gedreven worden door de behoefte<br />
om hun hart uit te storten als<br />
zij, die de bijstand van de advocaat<br />
of de medicus inroepen. In bepaalde<br />
gevallen kan het algemene belang dan<br />
alleen gediend worden door publicatie<br />
van de feiten, zonder dat echter de<br />
bron zich kan laten kennen. Van dergelijke<br />
situaties zijn historische voorbeelden<br />
aan te wijzen. Vandaar ook<br />
het adagium, door „The Times" reeds<br />
tientallen jaren geleden aangevoerd:<br />
,„The Press lives with disclosures",<br />
Aan deze kant van de zaak heeft ook<br />
de commissie uit de Ned. Journalistenkring.—<br />
door collega Goldschmitz in<br />
zijn eerste artikel vermeld — * aandacht<br />
geschonken in de volgende bewoordingen<br />
:<br />
„Het dagblad wezen is in onze heden*<br />
daagse rechtsstaat een wel is waar niet<br />
nauwkeurig omgrensd, doch niettemin<br />
algemeen erkend publiek orgaan, welks<br />
onbelemmerde werkzaamheid onderdeel<br />
vormt voor de openbare controle<br />
op de publieke; zaak. Menigmaal valt<br />
aan de courant een taak te beurt, het<br />
licht te doen vallen op uitwassen en<br />
misstanden, hetzij daarbij overheden<br />
dan wel particulieren in het geding<br />
zijn. Voor de vervulling van die taak<br />
zal zij vaak op vertrouwelijke inlichtingen<br />
moeten steunen, welker verkrijging<br />
in hoge mate belemmerd zou<br />
worden, indien men niet op de discretie<br />
van de journalist zou kunnen rekenen.<br />
Bovendien is de courant meer dan<br />
eens voor burgers van goeden wille<br />
een onontbeerlijk hulpmiddel gebleken<br />
om te voorkomen, dat handelingen<br />
zouden worden begaan, c.q. correctie<br />
van handelingen te bewerkstelligen,<br />
welker lakenswaardig of ongewenst<br />
karakter tot dusver aan de aandacht<br />
was ontsnapt.<br />
"„Ongetwijfeld laat deze vrijheid<br />
ruimte open voor willekeur en misbruik.<br />
Zij is echter onverbrekelijk verbonden<br />
met het wezen der persvrijheid.<br />
Zij laat zich noch omgrenzen,<br />
noch omschrijven, doch zij vindt haar<br />
natuurlijke beperking in de weer*<br />
standskracht van het gezonde dagbladwezen,<br />
die een snelle zelfcorrectie<br />
van mogelijke buitensporigheden waarborgt.<br />
„In dit geval moet met zorg onderscheiden<br />
worden tussen het publiceren<br />
van geheimen louter om der wille van<br />
de reclame van voor goed-ingelicht<br />
door te gaan en het publiceren van<br />
feiten in het algemeen belang. Het<br />
eerste is ongeoorloofd, het tweede kan<br />
heilzaam zijn.<br />
„De Commissie acht het nodig op<br />
dit punt bijzondere nadruk te leggen.<br />
Wanneer de pers, voor de goede vervulling<br />
van haar taak in het algemeen<br />
belang, een verschoningsrecht erkend<br />
wil zien, moet zij ervoor waken, dat<br />
dit recht alleen wordt ingeroepen op<br />
deugdelijke gronden van noodzakelijkheid<br />
in het algemeen belang.<br />
„Uit het vorenstaande volgt, dat een<br />
overheid, die de critische functie van<br />
het dagbladwezen, zoals deze in de<br />
democratische rechtsstaat is gegroeid,<br />
aan banden zou willen leggen, een<br />
krachtig wapen zou kunnen vinden in<br />
een doorbreking van het beroepsgeheim<br />
van de journalist, zoals dit tot<br />
dusver, naar internationale ere-code,<br />
werd gehandhaafd, zonder nochtans<br />
bescherming in de wet te vinden.<br />
Immers, men zou zich wel tweemaal<br />
bedenken, alvorens een journalist in<br />
vertrouwen te nemen, indien men aan<br />
diens vermogen om in dit opzicht naar<br />
zijn beroepscode te handelen, ernstig<br />
zou moeten gaan twijfelen."<br />
De Commissie fundeert dus het beroepsgeheim<br />
van de journalist in het<br />
algemeen belang, dat gediend wordt<br />
met een ongeschokt vertrouwen in<br />
zijn zwijgzaamheid onder alle omstandigheden.<br />
Daarin onderscheidt zich nu<br />
de zwijgverplichting van de journalist<br />
van de algemene plicht om vertrouwelijkheid<br />
te bewaren. Met de door<br />
collega Goldschmitz beoogde gelijkstelling<br />
van de journalistieke beroepsplicht<br />
aan de algemeen-menselijke ver<br />
plichting op dit stuk, komt de journalist<br />
ook niet uit, want voor de gewone<br />
burger wordt de verplichting tot zwijgen<br />
in het algemeen opgeheven door<br />
zijn wettelijke plicht tot spreken, wanneer<br />
hij als getuige voor de rechter<br />
wordt gedaagd, terwijl de journalist<br />
ook dan, naar algemene opvatting,<br />
moet zwijgen. Een journalist, die zijn<br />
bron tegen diens wil openbaart, verspeelt<br />
de algemene achting, terwijl de<br />
publieke opinie altijd geneigd is zich<br />
te keren tegen de gewone getuige, die<br />
niet medewerkt om de waarheid aan<br />
het licht te brengen.<br />
Het is van deze algemene gezichtshoek<br />
uit, dat ook de vragen beantwoord<br />
moeten worden, welke collega<br />
Goldschmitz, naar mijn mening ten<br />
onrechte, bij zijn behandeling van het<br />
vraagstuk voorop heeft gesteld. Hij<br />
heeft daardoor de indruk gewekt, dat<br />
hij de kwestie in haar geheel had gevangen,<br />
terwijl hij in werkelijkheid<br />
daarmede slechts de casuistiek t.a.v.<br />
de publicatie uit geheime vergaderingen<br />
heeft beoefend. De zaak moet veel<br />
ruimer gesteld worden. Er geschieden<br />
in de ambtelijke sfeer, belangrijk<br />
onderdeel van ons politiek leven, allerlei<br />
dingen, welke onder de ambtelijke<br />
geheimhoudingsplicht vallen, maar die<br />
door chefs, hetzij uit prestige-overwegingen,<br />
hetzij om andere redenen, verborgen<br />
worden gehouden, en die eenvoudig<br />
niet aan het licht treden, indien<br />
zij niet langs vertrouwelijke weg<br />
ter kennis van de pers worden gebracht.<br />
In dergelijke gevallen moet de<br />
journalist naar eigen geweten beoordelen,<br />
of het algemeen belang publicatie<br />
vordert, en mag hij bij voorbaat<br />
niet aannemen, dat de ambtelijke<br />
visie daarop de enig juiste is. Trouwens,<br />
ook het oordeel van een vergadering<br />
is ten deze niet beslissend<br />
voor de journalist, al zal hij zich wel<br />
tweemaal bedenken, aleer hij tot openbaarmaking<br />
van het in een geheime<br />
bijeenkomst verhandelde overgaat. Het<br />
is een merkwaardig ding, maar zodra<br />
de openbaarheid wegvalt, vermindert<br />
dikwijls ook het verantwoordelijkheidsbesef<br />
der aanwezigen. Thorbecke<br />
heeft hier reeds op gewezen, toen hij<br />
in de jaren '40 met kracht openbaarheid<br />
van vergaderingen van publieke<br />
colleges eiste. Ook op dit punt stel ik<br />
dus, dat de journalist zelf moet beoordelen,<br />
of het algemeen publicatie<br />
van vertrouwelijke inlichtingen vergt.<br />
Doet hij dit, dan moet hij zijn bron<br />
ook onvoorwaardelijk dekken.<br />
Daarmede is voor mij tevens de<br />
vraag beantwoord, of een journalist<br />
aangifte zou moeten doen van het<br />
strafbare feit, begaan door degene, die<br />
zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden.<br />
Evenmin als de dokter of<br />
de geestelijke, die met dergelijke of<br />
andere feiten in aanraking komt, naar<br />
de opvatting van zijn beroep of ambt<br />
de vertrouwelijkheid mag schenden,<br />
mag de journalist zulks doen.<br />
En daarmede kom ik tot de onderscheiding,<br />
welke collega Goldschmitz<br />
in zijn artikel niet voldoende in het<br />
oog heeft gehouden, n.1. tussen het<br />
vertrouwen, dat de journalist niet mag<br />
schenden, wanneer hij met medeweten<br />
van zijn bron tot publicatie is over-<br />
11
I N M E M<br />
D. A. Klomp<br />
Meer dan een kwart eeuw heeft hij<br />
dagelijks tegenover mij gezeten en<br />
hebben wij, onder het werk door, gesproken<br />
over alles wat hem in het<br />
leven interesseerde en dat was heel<br />
wat, want Klomp — of Dirk zoals wij<br />
hem allen noemden — was een man,<br />
die alles wat er gebeurde met de<br />
grootste belangstelling volgde, die er<br />
een bijzonder heldere kijk op had en<br />
die nooit zou nalaten zijn visie daarop<br />
in een altijd belangwekkende improvisatie<br />
te verkondigen.<br />
Hij was niet alleen een man van<br />
woorden, maar ook van daden.<br />
Dat wisten .zo talloos velen, die een<br />
promotor nodig hadden, een pleiter<br />
voor hun belangen, een man, die, als<br />
hij zich van zijn goed recht bewust<br />
was, voor niets en niemand uit de<br />
weg ging, een geboren spreker en onnavolgbaar<br />
debater, een man, die in<br />
het verenigingsleven een grote plaats<br />
heeft bekleed en aan wie het te danken<br />
is, dat het dorp zijner inwoning<br />
— Bergen met Bergen aan Zee —<br />
een bekend en druk vacantieoord is<br />
geworden.<br />
Op deze plaats wil ik hem, voornamelijk<br />
als vriend en journalist herdenken,<br />
als redacteur van de „Alkmaarse<br />
Courant", waaraan hij bijna<br />
veertig jaren gewerkt heeft, als redacteur<br />
van de „Badbode", welk blad hij<br />
tot een der besten van zijn soort in<br />
den lande heeft gemaakt.<br />
Hij was een harde werker en nooit<br />
was hem iets te veel. Hij heeft duizenden<br />
verslagen gemaakt over onderwerpen<br />
en op vrijwel elk gebied<br />
van het maatschappelijk leven. Hij<br />
kende iedereen en ieder kende hem.<br />
Hij kwam nooit „thuis" zonder een<br />
„nieuwtje" en niemand beter dan hij,<br />
met zijn talloze relaties, was in staat<br />
een „tip" uit te buiten en er alles uit<br />
te halen wat er in zat.<br />
Hij was daarbij een uitstekend collega.<br />
Trouw en vriendschap stonden<br />
gegaan, èn de vertrouwelijkheid, welke<br />
de journalist moet bewaren, wanneer<br />
hem onder het zegel van geheimhouding<br />
bepaalde dingen zijn medegedeeld.<br />
In het laatste geval mag de<br />
journalist, die met het oog op het<br />
algemeen belang, zoals hij dat na<br />
nauwgezette overweging ziet, m.i.<br />
slechts tot publicatie overgaan, na opnieuw<br />
met zijn bron ruggespraak te<br />
hebben gehouden. En evenzeer komt<br />
het mij geboden voor, dat, wanneer<br />
een journalist van bepaalde zijde een<br />
vertrouwelijke mededeling „niet voor<br />
publicatie" heeft ontvangen, doch van<br />
12<br />
O R I A M<br />
in zijn vaandel geschreven. 'Hij zag<br />
in ieder mens slechts het goede en<br />
ook als hij daarin zo vaak teleurgesteld<br />
werd, vond hij altijd weer<br />
motieven om anderer houding te verklaren<br />
en te vergeven.<br />
Hij nam nimmer een blad voor de<br />
mond en dat heeft hem zo nu en dan<br />
wel eens vijanden bezorgd, maar men<br />
kon niet lang boos op hem blijven,<br />
omdat men de zuiverheid van zijn<br />
bedoelingen erkende en veel, veel groter<br />
was het aantal zijner vrienden.<br />
Dirk was een populaire figuur) en<br />
velen, ook onder de collega's zullen<br />
nu met weemoed terugdenken aan de<br />
gezellige bijeenkomsten, buiten op zijn<br />
„terrasje", waar hij zijn vrienden onvergetelijke<br />
avonden bezorgde en Dirk<br />
en zijn lieve, altijd zorgvolle vrouw<br />
steeds weer de gulle gastheer en gastvrouw<br />
geweest zijn.<br />
Ook wie in nood of angst zat, wist<br />
zijn landhuisje aan de Nesdijk te vinden<br />
en ging en getroost vandaan,<br />
met nieuwe levensmoed en meer vertrouwen<br />
in de toekomst en vaak ook<br />
met de middelen om dreigende nood<br />
met succes te kunnen bestrijden. Hij<br />
kende als jongen uit een arbeidersgezin<br />
te goed zo veler noden en behoeften,<br />
hij wist hoe zwaar de strijd<br />
zijn.<br />
Hij interesseerde zich op kunstgebied<br />
voornamelijk voor schilderijen<br />
en breed was de kring van Bergense<br />
kunstenaars, die hem als een der hunnen<br />
beschouwden. Hij bezat een fraaie<br />
collectie doeken en hij schreef in de<br />
oorlogsjaren een belangwekkend boek<br />
over de „Bergense school", dat clandestien<br />
werd gedrukt en uitgegeven.<br />
Collega Van den Bergh heeft bij<br />
de teraardebestelling namens het<br />
Kringbestuur reeds getuigd, dat —<br />
hoe groot de laatste jaren het meningsverschil<br />
ook mocht zijn — het<br />
eigenaardige dit was, dat Klomp, of<br />
Dirk, zoals ook de collega's in de<br />
Kring hem bij voorkeur noemden —<br />
in de bijna veertig jaren van zijn<br />
lidmaatschap altijd aller vriend bleef.<br />
andere kant hetzelfde niet onder de<br />
voorwaarde van geheimhouding verneemt,<br />
*>en zich dus tot openbaarmaking<br />
in het algemeen gerechtigd<br />
kan achten, zijn eerste bron daarvan<br />
verwittigt. Inderdaad, ik ben het met<br />
coll. Goldschmitz eens, dat in de<br />
journalist gesteld vertrouwen een tere<br />
plant is, welke met zorg moet worden<br />
omgeven. Dat zulks zou insluiten, dat<br />
de journalist geen beroepsgeheim zou<br />
hebben, en niet naar wettelijke erkenning<br />
daarvan zou moeten streven, ontken<br />
ik met alle kracht.<br />
M. ROOY.<br />
Dat tekent volkomen de zuiverheid<br />
van zijn bedoelingen.<br />
Toen wij op 23 September van het<br />
vorige jaar weer in ons eigen gebouw<br />
aan de slag gingen, kwam hij op de<br />
fiets van Bergen, maar onderweg<br />
openbaarde zich de kwaal, die hem<br />
waarschijnlijk reeds lang in haar<br />
macht had, zodat hij per auto huiswaarts<br />
moest keren.<br />
Nadien heeft hij practisch geen<br />
werkzaam aandeel in ons werk en onze<br />
strijd meer gehad, al volgde hij elk<br />
detail met de grootste belangstelling<br />
en leefde hij ten volle mee met alles<br />
wat ons beroerde.<br />
Op 19 Februari, na een ziekte van<br />
bijna vijf maanden, heeft de kwaal,<br />
waarvan noch hij of zijn vrouw, noch<br />
wij gelukkig hebben geweten, dat ze<br />
ongeneeslijk was, dit sterke en steeds<br />
om het leven kampende lichaam overwonnen.<br />
Hij is van ons heengegaan en op<br />
zijn begrafenisdag — Zaterdag 22 Februari<br />
— is in het onder een dikke<br />
sneeuwlaag bedolven dorp in de kop<br />
van Noord-Holland wel gebleken hoe<br />
zijn werk in brede kring gewaardeerd<br />
is en hoe men er behoefte heeft gevoeld<br />
deze grote en eenvoudige man<br />
de hulde te brengen, welke hem zo<br />
ruimschoots toekomt.<br />
\ Bergen rouwde en overal — ook van<br />
net gemeentehuis —> waren de vlaggen<br />
halfstok gehesen. Wij — zijn Alkmaarse<br />
collega's — hebben hem wel<br />
eens plagend de ongekroonde koning<br />
van Bergen genoemd, maar hij was<br />
het inderdaad, want zijn woord had<br />
daar gezag, meer dan dat van ieder<br />
ander.<br />
Het was te voorzien, dat de redevoeringen<br />
niet tot hun recht zouden<br />
komen, wanneer slechts op het koude<br />
kerkhof in de warrelende sneeuwvlokken<br />
gelegenheid tot spreken zou worden<br />
gegeven. Daarom had het kerkbestuur<br />
— en dat tekent ook hoe men<br />
daar'over hem dacht —• bij uitzondering<br />
de Ruïnekerk voor de uitvaart<br />
besphikbaail gesteld. Daar lag htet<br />
stoffelijk overschot van deze vrijdenker<br />
opgebaard tussen een schat van<br />
kransen en bloemstukken, daar was
geen plaatsje — zelfs geen staanplaatsje<br />
— onbezet en daar hebben<br />
zeer velen van hun gevoelens doen<br />
blijken.<br />
Daar spraken de burgemeester van<br />
Bergen, Dr. Muygens, bestuursleden<br />
van tal van organisaties —• ook van<br />
de Vrije Socialisten — en daarnaast<br />
vele vrienden en collega's, de heer C.<br />
Krak, die in Klomp's journalistieke<br />
jaren directeur van de „Alkmaarsche<br />
Courant" was, Van den Berg namens<br />
de „Nederlandsche Journalistenkring",<br />
Frans Otten als collega en vriend,<br />
Hansen namens de jongeren, die in<br />
hun opleiding aan de „Alkmaarsche<br />
Courant" zoveel aan de overledene<br />
hadden be danken, ondeifêetekende<br />
namens vrienden en collega's aan de<br />
courant, waaraan wij zo vele jaren<br />
samenwerkten en last not least David<br />
Kouwenaar, die hem in een gevoelvolle<br />
rede dank bracht voor een meer dan<br />
dertigjarige trouwe vriendschap.<br />
Een aantal leden van Bergens Mannenkoor<br />
— welks omfloerst vaandel<br />
met enige andere in de kerk was opgesteld<br />
—• zong daarna „Ecce quomodo<br />
moritur" van Handel en honderden<br />
volgden even later de lijkstoet naar<br />
het witte kerkhof, waar bij de groeve<br />
metershoge wimpels van de gemeente<br />
en van de V.V.V. waren opgesteld en<br />
waar de kist tussen een schat van<br />
bloemen en dennegroen in de aarde<br />
werd neergelaten.<br />
De heer P. Klomp uit Den Haag,<br />
die reeds in het kerkgebouw in gevoelvolle<br />
woorden de grote verdienste van<br />
zijn broer geschetst had en alle aanwezigen<br />
en de sprekers in het bijzonder<br />
dank had gebracht, sprak hier<br />
nogmaals een kort dankwoord, waarmede<br />
de plechtigheid werd besloten.<br />
Een man van groot formaat, een<br />
onvermoeid strijder voor wat hij recht<br />
en rechtvaardig achtte, een goed<br />
vriend en voortreffelijk collega is van<br />
ons heengegaan.<br />
Als er één is, die na een leven in<br />
dienst der gemeenschap rust en vrede<br />
verdiend heeft, dan is hij het.<br />
TJEERD ADEMA.<br />
Bon<br />
De ouderen onder ons en vooral degenen,<br />
die vóór de oorlog op de perstribune<br />
van de Tweede Kamer zich<br />
dag aan dag hebben gelaafd aan de<br />
onuitputtelijke opgewektheid van wijlen<br />
onze collega Bon, zal het bijgaande<br />
kiekje interesseren. Het stelt Bon<br />
voor in zijn laatste dagen. De vriendelijkheid,<br />
die hem altijd kenmerkte,<br />
heeft hij blijkbaar tot zijn laatste dagen<br />
behouden. Ook zijn opgewektheid<br />
heeft hem nooit verlaten. Alleen<br />
heeft hij lichamelijk zeer geleden en<br />
daarvan spreken zijn trekken een duidelijke<br />
taal.<br />
Het is Bon; zoals een zijner zoons,<br />
die de zeer gewaardeerde kanselier is<br />
van de Nederlandse legatie in Rio de<br />
Janeiro en die vroeger in de perskamer<br />
van de Tweede Kamer dikwijls<br />
zijn huiswerk kwam maken, mij vertelde,<br />
na zijn komst in Zuid-Amerika<br />
lichamelijk eigenlijk nooit goed gegaan.<br />
Voordien genoot hij een uitmuntende<br />
gezondheid. Na zijn komst heeft<br />
zich een hartaandoening ontwikkeld,<br />
die hem langzaam maar zeker ten<br />
grave heeft gesleept. Op het laatst<br />
mocht hij zelfs niet meer liggen. Het<br />
heeft hem grote voldoening gegeven,<br />
dat hij nog enkele maanden dicht bij<br />
zijn kinderen heeft mogen leven, die,<br />
zoals de ouderen onder ons weten, in<br />
de Nederlandse kolonie te Carambehy<br />
verbleven.<br />
Alle vier de zoons zijn in de oorlog<br />
geweest. Gelukkig zijn zij ongedeerd<br />
uit de krijg gekomen. Alleen heeft de<br />
jongste, de krullebol, — er was een<br />
sterke band tussen Bon en zijn jon<br />
gens — die wij zo dikwijls op de perstribune<br />
zagen, bij Caen gevochten en<br />
daar shell-shock gekregen, waarvan<br />
hij nog altijd niet geheel genezen is.<br />
Mevrouw Bon woont nog steeds in<br />
Amerika in de buurt van haar kinderen<br />
en maakt het goed. Drie der zoons<br />
wonen nog in Carambehy, een der<br />
zoons is kanselier van de Nederlandse<br />
legatie.<br />
Lb.<br />
A. Bovendeert<br />
Te Roermond is in de oudernom van<br />
67 jaar overleden de heer Antoon P.<br />
Bovendeert.<br />
Met hem verliest de Nederlandse<br />
journalistiek een vooral in het Zuiden<br />
van ons land voor de oorlog bekende<br />
en zeer actieve figuur.<br />
Ant. Bovendeert was een veertig<br />
jaar geleden werkzaam als redacteurverslaggever<br />
van de Limburger Koerier<br />
en hij genoot in de kring van zijn<br />
collega's, maar ook bij de lezers van<br />
dit blad, een zekere befaamdheid om<br />
zijn scherpe opmerkingsgaven, zijn<br />
kennis van personen, feiten en toestanden<br />
en zijn vlotte omgang met de<br />
Limburgse bevolking.<br />
Later werd hij directeur-redacteur<br />
van de Zuid-Limburger te Kerkrade<br />
en daarna vestigde hij aldaar een correspondentie-bureau,<br />
waarmee vrijwel<br />
alle gewestelijke bladen, doch ook<br />
vele bladen elders in den lande, in<br />
nieuws-contact stonden.<br />
Kort na de bevrijding werd dhr. Bovendeert<br />
getroffen door een slopende<br />
ziekte en hij vond in de laatste jaren<br />
verpleging te Roermond. Daar is hij<br />
half Maart overleden.<br />
De lijkdienst, gevolgd door de ter<br />
aardebestelling vond Dinsdag plaats te<br />
Kapel in 't Zand, Roermond.<br />
Hij ruste in vrede.<br />
(Gazet van Limburg.)<br />
W. C. Waalwijk<br />
In Batavia overleed begin Maart<br />
coll. W. G. Waalwijk, legercontactofficier<br />
bij de Legervoorlichtingsdienst met<br />
de rang van eerste luitenant, tevoren<br />
redacteur van het Indische soldatenblad<br />
„Wapenbroeders".<br />
Collega Waalwijk werd in 1919 in<br />
Amsterdam geboren; enkele jaren later<br />
werd hij ingezetene van Dordrecht en<br />
daar is hij ook, jong al, in de journalistiek<br />
gekomen. De „Dordtenaar"<br />
schreef bij zijn overlijden:<br />
„Hij was achtereenvolgens verbonden<br />
aan de Dordrechtse Courant, het Dagblad<br />
van Rotterdam en het Dordr.<br />
Nieuwsblad. In de bezettingsjaren<br />
werkte hij mede aan het illegale<br />
„Trouw", om zich na de bevrijding te<br />
verbinden aan „De Vrije Pers".<br />
„De Dordtenaar" in haar gedaante<br />
van nog geen jaar geleden was mede<br />
een product van de toegewijde arbeid<br />
van Willem Waalwijk, zoals zijn vakgenoten<br />
hem kenden. Toen ons blad<br />
nog „De Vrije Pers" heette, heeft hij<br />
er geruime tijd de redactionele leiding<br />
van gehad. Hij was echter niet iemand,<br />
die graag op een stoel bleef zitten.<br />
Zijn journalistenhart trok naar reportage,<br />
liefst zover mogelijk van huis.<br />
De naam Indië bekoorde hem in 't bijzonder,<br />
hij haakte ernaar daarheen te<br />
gaan en zijn pen in dienst te stellen<br />
van de Nederlandse taaik in het grote,<br />
verre land.<br />
Hij kreeg zijn kans en greep haar.<br />
In November van het vorig jaar kreeg<br />
hij een aanstelling bij de Legervoorlichtingsdienst<br />
te Batavia in een functie<br />
aan het blad „Wapenbroeders".<br />
Met hart en ziel heeft hij zich op<br />
dit voor hem geheel nieuwe werk geworpen.<br />
Nadat de eerste tijd van inwerken,<br />
wennen en aanpassen voorbij*"<br />
was, had hij een taak gevonden, die<br />
hem boeide en bekoorde en waaraan<br />
'hij zich met zijn gehele hart kon ge-<br />
•wen. Wij en anderen kregen opgewekte<br />
berichten van hem, want hij bleef in<br />
nauw contact met het vaderland, dat<br />
hij ook via de radio toesprak.<br />
Zijn leven en zijn werk zijn abrupt<br />
afgesneden, Willem Waalwijk is op<br />
jeugdige leeftijd en ver van het vaderhuis<br />
en het vaderland gestorven.<br />
Deernis is in ons hart, deernis om<br />
dit tragisch verscheiden van een goede<br />
vriend, een prettige, bescheiden<br />
collega, een goed mens met een hart<br />
voor zijn medemensen. Deernis ook met<br />
zijn ouders en familie, die hem moesten<br />
afstaan zo kort nadat hij een<br />
lievelingswens, een journalistieke functie<br />
in Indië, vervuld zag.<br />
Het is een afscheid voor immer geweest.<br />
Zijn beeld blijft in ons hart.<br />
Willem Waalwijk zal door zijn Dordtse<br />
collega's nimmer worden vergeten."<br />
13
J V<br />
VAK ALLE KANTEN EN KRANTEN<br />
^ _ r<br />
Bij gebrek aan perschefs!<br />
Couranten krijgen^ hun officiële<br />
nieuws door leden van het parlement<br />
om te kopen of door hen op borrels<br />
te tracteren, waardoor zij gaan praten,<br />
aldus een artikel in de Worlds<br />
Press News, dat van de hand is van<br />
het parlementslid Allighan (lab.).<br />
Aangezien het enige indiscreties bevat,<br />
zal de kwestie door de commissie van<br />
privileges van het Lagerhuis onderzocht<br />
worden. (N.R.C.)<br />
Journalistiek in Rusland.<br />
Vrijdag hebben een aantal Britse en<br />
Amerikaanse journalisten een bezoek<br />
mogen brengen aan het dagblad der<br />
communistische partij in Rusland, de<br />
Prawda („Waarheid"). Toen men de<br />
rondleidende redacteur vroeg, wat er<br />
gebeurde, als iemand iets schreef, wat<br />
de regering niet aanstond, antwoordde<br />
deze: „Niets. Alleen, dat gebeurt niet<br />
vaak."<br />
De Prawda krijgt maandelijks 15.000<br />
ingezonden stukken.<br />
Daarvan bevatten er gemiddeld 50<br />
critiek. Een Amerikaan vroeg, of de<br />
lezers ook wel eens critiek oefenden op<br />
de aanvallen, van de krant op de<br />
Westelijke mogendheden. Hierop luidde<br />
het antwoord: „Jazeker, de schrijvers<br />
vinden, dat de aanvallen lang<br />
niet genoeg zijn". ><br />
De Prawda heeft een oplage van<br />
2.500.000 exemplaren. Volgens de redactie<br />
bedruipt het blad niet alleen zichzelf,<br />
maar levert het ook een batig<br />
saldo op voor de communistische<br />
partij.<br />
Een- editie (bevat 4 (pagina's. De<br />
Prawda geeft geen nieuws over ramrien<br />
en misdaden. Dat is niet belang-<br />
Tijk. Ongeveer de helft van de ruimte<br />
wordt besteed aan berichtgeving uit<br />
het buitenland.<br />
De persen zijn van Brits, Amerikaans<br />
of Duits fabrikaat. De kranfcwordt<br />
niet alleen in Moskou, maar<br />
ook in acht andere Russische steden<br />
gedrukt.<br />
Bij de redactie werken 430 personen,<br />
in de drukkerij 2000. Een verslaggever<br />
verdient 190 tot 250 gulden<br />
per maand en krijgt bovendien premies<br />
voor elk geplaatst artikel.<br />
Iedereen krijgt een maand vacantie<br />
die gewoonlijk op kosten van de krant<br />
wordt doorgebracht in de Kaukasus<br />
of aan de Zwarte Zee. Ongeveer een<br />
kwart van de redacteuren is lid van<br />
de communistische partij. De meesten<br />
hunner bezetten de hoge functies.<br />
Men vroeg hoe het kwam, dat wanneer<br />
er bijvoorbeeld een interview met<br />
Stalin werd gepubliceerd, alle kranten<br />
letterlijk dezelfde tekst en dezelfde<br />
koppen brachten. Dat kwam doordat<br />
14<br />
alle bladen dezelfde tekst en dezelfde<br />
koppen van het officiële nieuwsbureau<br />
Tass kregen.<br />
De bezoekers werden voorgesteld aan<br />
de criticus David Zaslawsky. Van hem<br />
wordt gezegd, dat hij de giftigste pen<br />
in heel de Sowj et-Unie voert. Hij is<br />
zo vinnig, dat als iemand in Moskou<br />
wordt ingemakat, men zegt, dat hij<br />
„gezaslawskyseerd" wordt. Zaslawsky<br />
bleek evenwel een vriendelijk mens<br />
te zijn met een enigszins gezette en<br />
gedrongen figuur. Hij lachte en schertste<br />
voortdurend en zag er naar uit<br />
alsof hij liever in een fuifje dan in<br />
de wereldpolitiek zou duiken.<br />
De hoofdredacteur Popelow verklaarde,<br />
dat hij geen enkele richtlijn<br />
van de communistische partij kreeg.<br />
„Waarom ook?" zo zeide hij, „ik ben<br />
lid van het centraal comité der communistische<br />
partij en lid van de<br />
Opperste Sowjet". 't Centraal comité<br />
benoemt de redacteuren.<br />
De vraag van een der correspondenten,<br />
of de Prawda last van de<br />
censuur had, verwekte bulderend gelach<br />
bij de hele Russische redactie en<br />
Popelow zei, dat 'de grootste zorg van<br />
de Prawda op het ogenblik was net<br />
zoveel papier te krijgen als de Amerikaanse<br />
Zondagsbladen en 5 millioen<br />
abonné's. (Trouw)<br />
Zijn wij werkelijk onmisbaar?<br />
Aan het eind van dit tweede krantenloze<br />
tijdperk (d.w.z. na de Franse<br />
krantenstaking) vraagt men zich hier<br />
af, of het speciaal de journalisten<br />
zijn, die het leven zonder kranten als<br />
een ramp van de eerste grootte hebben<br />
afgeschilderd. Het is onbetwistbaar,<br />
zegt men, dat een leven mèt kranten<br />
voor hen een belang van de eerste<br />
grootte is. Even onbetwistbaar verraadt<br />
Francois Mauriac, de bekende katholieke<br />
romancier, enige hunner geheimste<br />
gedachten in het derde en laatste<br />
nummer van een „ondergronds" blaadje,<br />
samengesteld en heimelijk gedrukt<br />
door de redacteuren van de „Figaro",<br />
dat in deze laatste stakingsdagen op<br />
gebrekkige wijze werd verspreid. In<br />
deze curieuze krant zegt Mauriac:<br />
„Kranten leveren ideeën aan de mensen,<br />
maar er is niets, dat de gewone<br />
sterveling zo goed missen kan als juist<br />
ideeën. Laten wij hopen, dat het publiek<br />
intussen niet heeft ontdekt, dat<br />
het menselijke geslacht sinds het begin<br />
van de wereld tot aan het jaar<br />
1631 van de "Christelijke tijdrekening<br />
het heel best zonder krant heeft kunnen<br />
stellen en dat met of zonder dagbladen<br />
het gemiddelde van de verdronkenen,<br />
de cocu's en de gehangenen<br />
niet verandert."<br />
Maar ook is het waar, dat vreemde<br />
geruchten de laatste tijd de ronde<br />
zijn gaan doen en dat een groeiend<br />
gevoel van onbehagen bij de burgerij<br />
te constateren was, omdat zij in het<br />
duister tastte, juist terwijl in Moskou<br />
wordt geconfereerd, president Truman<br />
zijn historische rede hield en de<br />
rumoerige discussies over het Indo-<br />
Chinese conflict in het eigen parlement<br />
plaats hebben. Dit gevoel van<br />
onbehagen heeft nog eens de aandacht<br />
gevestigd op de eenvoudige waarheid,<br />
dat een democratie niet kan functionneren<br />
zonder een goed voorgelicht<br />
volk. (Het Parool)<br />
Zeg het eenvoudig.<br />
Gunning, who does business as<br />
Readable News Reports, has helped<br />
30 U.S. dailies stop talking over their<br />
readers' heads. He urges them to try<br />
for the spoken-language level, where<br />
radio has operated for years. Among<br />
his clients: the Louisville Courier-<br />
Journal, the Washington Star, United<br />
Press. His prize customer: the Wall<br />
Street Journal, which he says puts<br />
out "the most readable front page in<br />
the country" by shunning the technical<br />
jargon of the Street.<br />
His yardsticks were developed by<br />
educators who wanted to improve on<br />
Mc-Guffey. Gunning simply measures<br />
the number of words per sentence (a<br />
good average for newspaper stories: 16-<br />
20), the number of abstract words per<br />
100 words, etc. He has no concern with<br />
felicity of phrase, or the worth of<br />
what a man is trying to say. Last<br />
week, after surveying editorials in half<br />
a dozen big U.S. papers, Gunning told<br />
what he found: "Most editorial writers<br />
seem to confuse dignity with<br />
pomposity. Their marathon sentences,<br />
foggy words and abstractions put their<br />
pieces completely out of reach of all<br />
but the upper 5 to 10 % of their<br />
readers."<br />
Gunning's advice: Write as you<br />
talk. Most best-sellers, and even the<br />
King James version of the Bible, are<br />
written so sixth- of seventh-graders<br />
can read them. Why should a Washington<br />
correspondent write '^bilateral<br />
concordance" when he means "twoway<br />
pact"? Why should a police<br />
reporter say an accident victim suffered<br />
"contusions and abrasions" when<br />
he really means "cuts and bruises?"<br />
(Time)<br />
Hun vakopleiding.<br />
De Indonesische journalisten-bond<br />
zal aan het eind van deze maand een<br />
spoedcursus in de journalistiek ope-.<br />
nen, welke ongeveer twee weken in<br />
beslag neemt.<br />
Het leerplan omvat o.m. interviewlessen,<br />
geschiedenis van de pers in<br />
binnen)- en buitenland, nieuwsversprei-<br />
. ding, persvrijheid en persdelicten.<br />
't Doet ons een beetje denken aan<br />
de burgemeesterscursussen van de<br />
N.S.B. (N. Haagse Crt.)<br />
Onze vakopleiding.<br />
Wij kregen eens een brief van een<br />
jongeman, die zich „gediplomeerd<br />
journalist" noemde. Het geval was in<br />
méér dan één opzicht wat zonderling:<br />
voor het beroep van journalist bestaan<br />
geen wettelijke normen en daarom is
de omschrijving „gediplomeerd journalist"<br />
even dwaas als b.v. „gediplomeerd<br />
aannemer"; maar bovendien was de<br />
brief zo erbarmelijk gesteld en bevatte<br />
hij een dusdanig aantal vergrijpen<br />
tegen de Nederlandse taal, dat wij ons<br />
in verbazing afvroegen, wie. in hemelsnaam<br />
deze knaap het brevet had<br />
uitgereikt, waarop hij zich zo trots<br />
beriep. Daar het geval ons interesseerde<br />
vroegen we hem, of wij zijn<br />
diploma eens mochten zien. Twee<br />
dagen later kregen wij het document<br />
aangetekend toegezonden. De man<br />
had niets te veel geschreven. Het was<br />
een getuigschrift, uitgereikt door een<br />
instituut voor schriftelijk onderwijs,<br />
gevestigd in een Gelderse stad, waar<br />
duidelijk op stond vermeld dat de bezitter<br />
de lessen in de journalistiek<br />
met vrucht had gevolgd. Het ding was<br />
fraai gedrukt in verschillende kleuren<br />
en voorzien van enige sierlijke handtekeningen,<br />
geen wonder dat de bezitter<br />
er erg mee in zijn schik was.<br />
De opleiding bleek één hele winter te<br />
hebben geduurd en ƒ50 te hebben<br />
gekost. (Heerenveense Koerier)<br />
Voorlichtings-desiderata.<br />
De Overheidsvoorlichting heeft in<br />
die eerste tijd na de bevrijding inderdaad<br />
zeer nuttig werk verricht, hetgeen<br />
toch wel, meer dan men wilde<br />
weten, tot uiting is gekomen.<br />
Maar deze Overheidsvoorlichting had<br />
naar onze smaak een aflopende taak,<br />
althans in details, omdat inmiddels<br />
de Nederlandse oers zich herstelde en<br />
gereed maakte ook om haar dienende<br />
taak tussen overheid en publiek te<br />
hei-vatten.<br />
Dat is nu zover; en wij menen, dat<br />
het zo goed is. Wanneer nu desondanks<br />
aan bijna alle ministeries het<br />
insluipsel van de perschef wordt gehandhaafd,<br />
wanneer de Regeringsvoorlichtingsdienst<br />
blijft doorgaan,<br />
andere werkzaamheden te verrichten,<br />
dan waartoe hij aanvankelijk was<br />
geroepen, dan is het toch wel tijd, dat<br />
de regering nu eindelijk op het punt<br />
van Overheidsvoorlichting gaat reorganiseren<br />
en coördineren. Maar hopelijk<br />
dan niet volgens de methode<br />
van de vorige minister-president, door<br />
namelijk zijn eigen schepping te verdrinken,<br />
maar door 't bestaande apparaat<br />
in betere, dat wil zeggen: productievere<br />
en tevens minder kostbare vorm<br />
te gieten.<br />
De uitvoering van de voorlichting<br />
moet zo straf mogelijk worden geconcentreerd<br />
en gesteld onder de bescherming<br />
van de minister-president en<br />
zijn ministerie van Algemene Zaken,<br />
waaronder dan de RVD zou kunnen<br />
vallen. Deze Regeringsvoorlichtingsdienst<br />
zal onder zijn vleugels moeten<br />
nemen het instituut van perschefs der<br />
verschillende ministeries, dat blijkbaar<br />
onuitvoerbaar is.<br />
Maar die RVD distanciëre zich in<br />
elk geval van de Pers, waarmee hij<br />
nooit eerder op al te goede voet heeft<br />
gestaan.<br />
Wat de Pers nodig heeft aan voorlichting<br />
vanwege de Rijksoverheid, kan<br />
zij zelf bekijken, al geven wij toe, dat<br />
zekere toeschietelijkheid van de kant<br />
der Regering niet onwelkom zou zijn.<br />
Wij denken bijvoorbeeld aan Brussel,<br />
aan Londen en andere centra in 't<br />
buitenland, waar overheidsvoorlichters<br />
de weg kennen naar het Nieuws-centrum,<br />
dat de Pers zelf wist te scheppen.<br />
(De Stem, Breda)<br />
„Oud" en „nieuw".<br />
De directie van „De Noordhollandse<br />
Courant" en het stichtingsbestuur van<br />
de „Vrije Hoornse Courant" hebben<br />
besloten in het vervolg samen te werken.<br />
Een onaangenaam, tijdperk in de<br />
Westfriese krantengeschiêdenis behoort<br />
hiermede tot het verleden.<br />
(Trouw)<br />
Inkt in onze aderen.<br />
Een van onze Amerikaanse collega's<br />
Richard J. Lewis, die het comité uit<br />
Albany vergezelde, was zo vriendelijk<br />
voor ons blad zijn indrukken over de<br />
Nederlandse verslaggevers weer te<br />
geven.<br />
Travelling in The Netherlands with<br />
the Albany Committee for Nijmegen,<br />
primarily as a news reporter, and<br />
secondarily as a ."social" member ofi<br />
that committee, I have been struck<br />
by a variety of pleasant experiences.<br />
In Amerika the "gentlemen of the<br />
fourth Estate" are, at times, inclined<br />
to show a brashness that would shock<br />
the most hardened newspaperman of<br />
your country.<br />
The quiet self-control of the Dutch<br />
newspapermen was exhibited in startling<br />
measure at a pressconference<br />
upon the arrival in Nijmegen of the<br />
Albany committee. To me, as an<br />
American reporter, little was said of<br />
note in more than 90 minutes of discussion.<br />
Nonetheless, the same politeness<br />
of the more than 15 members of<br />
the European press was not disturbed.<br />
Since that first meeting with the<br />
"Foreign" members of my profession,<br />
I have come to know them more<br />
intimately. We have "knocked about"<br />
together and had fine times. Now,<br />
upon the evening of my departure<br />
from Nijmegen, I can unqualifiedly<br />
state that, like reporters in America,<br />
the men who report the news here,<br />
have veins flowing with printer's ink,<br />
a quality that makes a reporter a<br />
man, and worth his salt.<br />
(Groot-Arnhem)<br />
De V.N. en de persvrijheid.<br />
Het is een merkwaardige samenloop<br />
van omstandigheden, dat de sub-commissie<br />
voor persvrijheid van -de Ver.<br />
Naties is ingesteld op hetzelfde ogenblik,<br />
dat een rapport verscheen omtrent<br />
de persvrijheid in de Verenigde<br />
Staten, samengesteld door een commissie<br />
van dertien geleerden, die<br />
gedurende drie jaren een studie van<br />
de Amerikaanse perstoestanden hebben<br />
gemaakt om na te gaan of hier al of<br />
niet de persvrijheid in gevaar is. Met<br />
zeker voorbehoud omkleed is hun<br />
conclusie bevestigend, voornamelijk<br />
wegens de omstandigheid dat een<br />
aanmerkelijk deel van de pers in handen<br />
is van een kleine groep personen,<br />
die op de redactionele leiding een te<br />
grote invloed kunnen uitoefenen.<br />
Zoals reeds gemeld, werd tot Nederlands<br />
lid van de subcommissie, die uit<br />
twaalf leden bestaat, dr. G. J. van<br />
Heuven Goedhart verkozen. Behalve<br />
de grote vijf, hebben hierin verder<br />
vertegenwoordigers van Panama, Uruguay,<br />
Tsjechoslowakije, Canada, Noorwegen<br />
en de Philippijnen zitting. Vertegenwoordiger<br />
van de Sowj et-Unie is<br />
J. M. Lomaken, plaatsvervangend chef<br />
van de persafdeling van het Russische<br />
departement van buitenlandse zaken.<br />
De Ver. Staten zullen worden vertegenwoordigd<br />
door prof. Zacheriah<br />
Chafee, die voor het in de aanhef<br />
vermelde rapport omtrent de persvrijheid<br />
in Amerika een groot deel<br />
der verantwoordelijkheid draagt, daar<br />
hij als vice-voorzitter van de betrokken<br />
commissie fungeerde. Met deze<br />
keus hebben de Ver. Staten dus laten<br />
blijken er toe te willen medewerken<br />
het probleem in al zijn omvang te<br />
stellen.<br />
a De sub-commissie, voor welker eerste<br />
vergadering de datum en plaats<br />
van samenkomst op het ogenblik, dat<br />
wij dit schrijven nog niet bepaald<br />
zijn, doch die wel spoedig aan het<br />
werk zal gaan, zal nu moeten beginnen<br />
met na te gaan „welke rechten,<br />
verplichtingen en practijken het begrip<br />
vrijheid van voorlichting zal dienen<br />
te omvatten". Een grote taak, die<br />
neerkomt op het uitwerken van een<br />
internationale gedragscode voor de<br />
pers. Het betekent het overbruggen<br />
van ideologische tegenstellingen zowel<br />
als het ontwerpen van een dam tegen<br />
ongewenste influencering van de pers<br />
door machtige belangengroepen. Het<br />
welslagen van deze onderneming zou<br />
een belangrijke stap zijn in de richting<br />
van geestelijke ontwapening.<br />
(N.R.C.)<br />
Zo'n enkel krantje per dag.<br />
De Amerikanen en Canadezen hebben<br />
in het afgelopen jaar tezamen<br />
voor een bedrag van bijna 890 millioen<br />
dollar uitgegeven voor dagbladen. Dit<br />
is te New York bekend gemaakt door<br />
de Amerikaanse vereniging van dagbladuitgevers.<br />
Van dit bedrag namen de Canadezen<br />
bijna 44 millioen dollar voor hun<br />
rekening. (Alg. Dbl.)<br />
De oudste Nederlandse kranten.<br />
Enige jaren voor de oorlog ontdekte<br />
dr. S. Hallberg, directeur van de Universiteitsbibliotheek<br />
in Gothenburg,<br />
een verzameling oude Nederlandse<br />
kranten in de Koninklijke Bibliotheek<br />
van Stockholm. Dr. Hallberg constateerde,<br />
dat de kranten uit het jaar<br />
1618, welke zich onder de exemplaren<br />
bevonden, de oudste Nederlandse<br />
kranten zijn, welke tot nog toe zijn<br />
gevonden. In samenwerking met de<br />
adjunct-directeur van de Gothenburgse<br />
universiteitsbibliotheek, de heer Polke<br />
Dahl, heeft dr. Hallberg een fascimileuitgave<br />
samengesteld van Nederlandse<br />
kranten van 1618-^1625, welke zich<br />
deels in de Koninklijke Bibliotheek<br />
in Stockholm, deels in de Kon. Bibliotheek<br />
in Den Haag bevinden. De<br />
samensteller heeft de gehele oplage<br />
van deze fascimile-uitgave, bestaande<br />
uit driehonderd exemplaren, aan de<br />
Koninklijke Bibliotheek in Den Haag<br />
geschonken. De Zweedse bibliothecaris<br />
is Woensdag op uitnodiging van de<br />
15
Nederlandse regering, tezamen met de<br />
heer Polke Dahl, met het K.L.M.toestel<br />
uit Malmö naar Nederland gekomen,<br />
waar zij vandaag in Den Haag<br />
de boeken officieel aan de Koninklijke<br />
Bibliotheek hebben overgedragen.<br />
(Haags Dbl.)<br />
Persvrijheid of ondernemersvrijheid.<br />
Niet lang geleden maakten wij een<br />
paar opmerkingen over het zevende<br />
artikel van onze Grondwet, volgens<br />
hetwelk niemand voorafgaand verlof<br />
nodig heeft om zijn gedachten en<br />
gevoelens door middel van de drukpers<br />
te openbaren („behoudens ieders verantwoordelijkheid<br />
volgens de wet").<br />
Wij keerden ons toen tegen een gangbare,<br />
maar niet te verdedigen interpretatie<br />
van dat artikel. Volgens de<br />
interpretatie zou artikel 7 een ordening<br />
van het perswezen in de weg<br />
staan, want het zou „iedereen" het<br />
recht toekennen om een dagbladonderneming<br />
te stichten. Dat is een averechtse<br />
uitleg.<br />
Onze Grondwet heetft slechts tot<br />
uitdrukking willen brengen, dat de<br />
Regering niet het recht heeft, de<br />
burger te dwingen, verlof te vragen<br />
voor het doen drukken van zijn<br />
mening.<br />
De foutieve interpretatie speelt ons<br />
telkens parten. Zo is tegen de door<br />
minister Burger in het Persbesluit-1944<br />
opgenomen bepaling volgens welke zou<br />
worden geoordeeld over de behoefte<br />
aan een nieuw dagblad, protest aangetekend<br />
op grond van artikel 7 dei-<br />
Grondwet. Geheel ten onrechte. Dat<br />
artikel heeft met ordening- volstrekt<br />
niets te maken. Men kan er zich op<br />
beroepen indien de staat, „censuur"<br />
instelt, maar niet indien de staat aan<br />
de hand van welke criteria dan ook,<br />
het aantal dagbladen beperkt of, via<br />
een bedrijfsorgaan bijvoorbeeld, laat<br />
beperken.<br />
Het is interessant, dat soortgelijke<br />
vragen opgeworpen zijn in het onlangs<br />
— na drie jaar studie — in Chicago<br />
gepubliceerde particuliere rapport ener<br />
Commissie voor de Persvrijheid („A<br />
free and responsible press," Chicago<br />
1947). Dat rapport, door een werkgroep,<br />
hoofdzakelijk uit de universitaire<br />
kring van Chicago, opgesteld, is<br />
voorzichtig in zijn conclusies, waar die<br />
het lot der persvrijheid raken. De<br />
Commissie ziet gevaren in de ontwikkeling<br />
der laatste decennia, die leidde<br />
tot ophoping van persmacht in steeds<br />
minder handen. Zij zocht binnen 't<br />
kader van de liberaal-kapitalistische<br />
Amerikaanse samenleving naar de<br />
mogelijkheden om tegen dat gevaar<br />
dammen op te werpen en komt daarbij<br />
met een reeks aanbevelingen. Maar<br />
op één punt is de Commissie heel<br />
beslist: zij weigert een interpretatie<br />
te aanvaarden gelijk die door velen<br />
hier te lande op artikel 7 van de<br />
Grondwet wordt toegepast.<br />
Ook de Amerikaanse Grondwet kent<br />
een persvrijheidsartikel. Ook dat artikel<br />
geeft de burger een waarborg.<br />
Maar, zegt de Commissie, „het bedoelt<br />
vrije meningsuiting veilig te stellen",<br />
niet een gepriviligeerde industrie te<br />
scheppen". De erkenning van het<br />
recht op vrije meningsuiting „verhindert<br />
niet de aanvaarding van bijzon-<br />
16<br />
dere regelingen, die bepaalde vormen<br />
van meningsuiting beheersen", staat<br />
niet in de weg aan „deelneming door<br />
de regering aan het perswezen".<br />
Nergens concludeert de Commissie,<br />
dat „persvrijheid" een vrijheid voor<br />
ondernemers zou zijn, dat zij het recht<br />
van de „courantier" zou waarborgen<br />
om naar hartelust dagbladbedrijven te<br />
stichten. Wie zulk een „recht" in artikel<br />
7 van onze Grondwet leest, kan<br />
met de lezing van „A free and responsible<br />
press" zijn voordeel doen. Hij<br />
zal eruit leren, dat hij het in conservatief<br />
liberalisme nog van de Amerikanen<br />
wint. (Het Parool)<br />
Critiek.<br />
The paper situation in the Netherlands<br />
is none too good. Delivery from<br />
Sweden will be much smaller than<br />
was expected. It is chilly consolation<br />
that the newspapers are somewhat<br />
larger than last year. But it is remarkable<br />
how one becomes accustomed to<br />
anything. Now we find a six-page<br />
edition "thick". Before the war a<br />
twelve-page issue was "thin".<br />
Nevertheless, this necessary limitation<br />
has its good points (Heaven<br />
deliver me from the anger of my<br />
colleagues). In accordance with an<br />
old proverb, perhaps this limitation<br />
will provoke skill — the ability to absorb<br />
what is written on four pages,<br />
as well as to condense well enough to<br />
put all one's material into that amount<br />
of space. England could teach us a<br />
thing or two in this respect. Its<br />
papers certainly made the most of<br />
their allotted space. The Daily Express<br />
certainly managed to plunge<br />
its 3J million readers into plenty of<br />
mystery and crime sensations.<br />
The Dutch press has not been able<br />
to imitate this by any means, I note<br />
with fraternal regret. Looking at<br />
our press as a whole, it has definitely<br />
retrogressed. The reason: the human<br />
element; too many inexpert and incompetent<br />
writers are now called<br />
"journalists". Remarkable is the<br />
fact that even available journalists<br />
•are not always "used". The brilliant<br />
J. H. Boas — well-known to Knickerbocker<br />
readers — is the London correspondent<br />
of the Maasbode. But we<br />
seldom find his articles in that paper.<br />
Having mentioned its name we<br />
should like to add that in our opinion<br />
the Maasbode has retrogressed sadly.<br />
In the category of Catholic newspapers,<br />
is has long been overshadowed<br />
by the Tijd (under the editorship of<br />
the brisk P. J. Kerstens). The Volkskrant<br />
is also on a higher level. Its<br />
editor-in-chief, Liicker, learned the<br />
trade in the employ of the Telegraaf.<br />
The Nieuwe Courant (formerly the<br />
Vaderland) has also become a fine<br />
publication, under the editorship of<br />
Gerard Polak Daniels, of the "old<br />
guard." There are also excellent provincial<br />
papers. Now that all the<br />
papers are published in the same form<br />
and size the quality of their editorship<br />
shows up much more clearly.<br />
Many of the big papers undoubtedly<br />
have given way to the smaller ones.<br />
But we will mention no names. That<br />
would be painful for some of the<br />
larger ones. And we believe in reverence,<br />
even in journalism.<br />
(Knickerbocker Weekly)<br />
De gewestelijke pers.<br />
Men is geneigd de grote stad te<br />
aanvaarden als de haard van opinievorming:<br />
hier wordt de openbare<br />
mening gemaakt, die „de provincie"<br />
moet leren accepteren. Men wil een<br />
gewestelijke pers aanvaarden, in zoverre<br />
die zich bezig houdt met het<br />
streeknieuws, dat voor de stad van<br />
geen belang is. Een verdere taak heeft<br />
zij niet. En deze taak kan naar be^<br />
horen worden vervuld door het „kopblad",<br />
dat een gewestelijke naam<br />
draagt, maar in zijn redactioneel gedeelte<br />
in Holland wordt klaargemaakt.<br />
De provinciale redacteur, die het blad<br />
aannemelijk moet maken voor het<br />
gewest, vindt daarin niet steeds een<br />
dankbare taak. Hij tracht naar zijn<br />
beste weten de culturele behoeften<br />
van zijn lezers te vervullen, maar stuit<br />
bij zijn pogingen altijd op de grotestadsvisie,<br />
die aan het blad zijn karakter<br />
geeft.<br />
De reactie tegen dit streven bestond<br />
reeds voor de oorlog, maar heeft na<br />
de bevrijding meer bewuste vormen<br />
aangenomen. Ook en vooral in de<br />
pers. In Brabant, in Noord-Holland,<br />
in Twente, in Groningen en niet het<br />
minst in Friesland is het besef ontwaakt,<br />
dat het gewest zijn eigen culturele<br />
gestalte behoort te hebben, en<br />
dat zelfstandigheid der delen van een<br />
volk voorwaarde is voor een gezonde<br />
ontwikkeling van het geheel. Het is<br />
de personalistische en federatieve<br />
gedachte, die opkomt tegen het streven<br />
naar collectiviteit. De oorlog heeft<br />
dat verzet slechts kunnen versterken.<br />
De provincie is niet meer het onmondig<br />
volksdeel, dat eet van de brokken<br />
die van de tafel der heren vallen;<br />
niet meer een bepaald aantal plattelanders,<br />
dat het wel met een streekblaadje<br />
af kan, omdat immers de<br />
enkele intellectuelen, die hier noodgedwongen<br />
moeten verblijven, maar<br />
met de bevolking als zodanig niets<br />
gemeen hebben zich wel op de „grote"<br />
pers oriënteren.<br />
De provincie is ontwaakt. Haar<br />
intellectuelen, de laatsten der Mohikanen<br />
niet meegerekend, voelen hun<br />
saamhorigheid met heel het volk, en<br />
wensen met allen samen te werken<br />
aan de opbouw van een gewestelijk<br />
cultureel leven. Daarvoor is het gewestelijke<br />
dagblad levensvoorwaarde. Niet<br />
slechts in Friesland. En de reactie, die<br />
overal in de lande ontwaakt tegen<br />
het geestelijk overwicht van de grote<br />
stad, is geen plattelandsschuwheid of<br />
boerse onwelwillendheid: het is de bewuste<br />
herkenning en verdediging van<br />
eigen levensvorm. Door het eigen opinieblad<br />
kijkt 't ontwaakte gewest uit<br />
eigen ogen. We hebben de indruk dat<br />
de regering in het aanhangige ontwerp<br />
Noodperswet voor de positie van<br />
de gewestelijke pers en haar grote<br />
culturele betekenis voor het volksleven<br />
een open oog heeft, ook al wordt het<br />
onderwerp niet met zoveel woorden<br />
genoemd. Op de duur is ordening op<br />
dit gebied noodzakelijk. Maar aan dé<br />
definitieve regeling zijn we nog niet<br />
toe. (Heerenveense Koerier)
een oordeel over<br />
zuivering<br />
Kringsecretaris Van den Bergh heeft<br />
tijdens zijn verblijf te Londen hier<br />
gevestigde collega's, behalve op belangwekkende<br />
mededelingen betreffende<br />
de herrijzenis der Nederlandse journalisten-organisaties,<br />
onthaald op nummers<br />
van „De Journalist". Uit Nos. 3<br />
en 6/7, welke mijn gewaardeerd aandeel<br />
in de distributie waren, blijkt dat<br />
de journalistieke wereld in ons land<br />
zich verre van gelukkig voelt over de<br />
ontwikkeling der pers onder wat ik<br />
zou willen noemen het zuiveringsrégime.<br />
Er komen in de beide nummers geen<br />
bezwaren — redactioneel of ontleend<br />
aan verschillende kranten — voor,<br />
waarmede ik niet ten volle instem.<br />
Mijn voornaamste bezwaar tegen de<br />
„zuivering" koester ik, gelijk een eerbaar<br />
journalist betaamt, niet als journalist,<br />
maar als burger. Een zuiveringsprocedure,<br />
waarbij in strijd met elke<br />
aannemelijke rechtsorde, een ieder als<br />
„onzuiver" geldt zolang het tegendeel<br />
niet bewezen is, moet gebrandmerkt<br />
worden als een monsterachtigheid, die<br />
slechts heeft kunnen rijpen in het<br />
brein van mensen zonder enig staatsburgerlijk<br />
besef. Niets heeft mij pijnlijker<br />
getroffen dan dat de grote massa<br />
der Nederlandse journalisten zich aan<br />
deze procedure onderworpen heeft. De<br />
pers in haar geheel had er, als bewaakster<br />
en verdedigster van de meest<br />
elementaire grondrechten van de burger,<br />
onmiddellijk in onweerstaanbaar<br />
verzet tegen moeten komen. Zij had<br />
haar onuitvoerbaar moeten en kunnen<br />
maken. Want hiermede zijn beginselen<br />
gemoeid, niet van professioneel persbelang,<br />
maar van fundamenteel burgerrecht,<br />
waarvoor andere volken revoluties<br />
gewaagd en gewonnen hebben.<br />
Ik weet natuurlijk dat het gedrag<br />
van een zeer groot aantal journalisten<br />
en een zeer groot aantal kranten tijdens<br />
de bezetting allerjammerlijkst<br />
geweest is. Ook erken, ik, dat gedurende<br />
het onvermijdelijke overgangstijdperk<br />
na de verjaging der Duitsers voorlopige<br />
disciplinaire maatregelen gewenst<br />
waren tegen die van professioneel<br />
wangedrag verdachte journalisten<br />
tegen wie niet — of nog niet — een<br />
gerechtelijke actie kon worden ingesteld.<br />
Maar disciplinaire of gerechtelijke<br />
actie zonder duidelijke en gedetailleerde<br />
aanklacht tegen elk individu,<br />
waartegen zij gericht is, is volkomen<br />
ontoelaatbaar; zij is een zwaarder<br />
zonde tegen de Heilige Geest van het<br />
Nederlandse burgerschap dan de meeste<br />
journalisten, die onder vijandelijke<br />
bezetting zijn blijven werken, begaan<br />
hebben.<br />
Diegenen, die zich tot lid der Zuiveringscommissie<br />
hebben laten benoemen,<br />
hebben alleen reeds door aldus<br />
de termen van het Persbesluit 1945<br />
als instructie te aanvaarden, bewezen<br />
volkomen onbevoegd te zijn. Heel de<br />
pers had hun onmiddellijk de oorlog<br />
op leven en dood moeten verklaren.<br />
Er is een ander bezwaar tegen deze<br />
monsterlijke, aan de mentaliteit der<br />
MiddeivEuropese binnenlanden verwante,<br />
methode van rechtsbedeling.<br />
Het is niet van principiële, doch van<br />
incidentele aard, en toch van professioneel<br />
standpunt bezien ternauwernood<br />
minder belangrijk. Door het te<br />
Londen, tegen elk gezaghebbend journalistiek<br />
oordeel gezag in, zo plomp in<br />
elkaar gefrommelde Persbesluit, is op<br />
„de" Nederlandse journalist een<br />
brandmerk gedrukt, waarvan erkend<br />
moet worden dat het helaas in al te<br />
veel gevallen een verdiend onderscheidingsteken<br />
is. Maar afgezien van die<br />
betrekkelijk weinigen, die onder alle<br />
omstandigheden „verraders" geweest<br />
zouden zijn, drukt het overgrote deel<br />
van de schuld en verantwoordelijkheid<br />
voor hetgeen „de" Nederlandse journalist<br />
misdaan mocht hebben, niet op<br />
hem, doch op de Regeringen en Overheden,<br />
waarvan die te Londen geestelijk<br />
en wettelijk de continuatie was.<br />
Deze journalistieke catastrophe —<br />
want dat was het — werd onvermijdelijk<br />
gemaakt door het beleid van Nederlandse<br />
Regeringen, dat de grondoorzaak<br />
geweest is van geestelijke en<br />
andere corruptie in de Nederlandse<br />
pers:<br />
1. De op alle mogelijke wijzen aan de<br />
pers opgedrongen „morele neutraliteit",<br />
zelfs reeds jaren vóór de oorlog.<br />
Onder 1 "* dit smadelijke régime,<br />
dat ingegeven werd door doodsangst<br />
voor Duitsland, werd de meest<br />
egoïstische kleurloosheid tot een<br />
nationale deugd, en zedelijke lafheid<br />
tot een journalistieke deugd<br />
verheven. Journalisten, die onder<br />
druk van het régime geleerd hadden<br />
van hun hart een moordkuil te maken;<br />
de waarheid te verzwijgen of<br />
te verbloemen indien deze aanstoot<br />
kon geven aan Duitse instanties;<br />
met vals vertoon van de toch reeds<br />
zo diep-immorele morele neutraliteit<br />
beschouwingen te schrijven die<br />
veeleer „actes van braafheid" ten<br />
behoeve van Berlijn dan eerlijke<br />
commentaren ten behoeve van de<br />
Nederlandse lezers waren; de uitvluchten<br />
te vinden waarmee zij<br />
hun eigen professioneel geweten<br />
gedwee het zwijgen oplegden —<br />
jonge journaliste<br />
die journalisten was dat alles<br />
reeds lang tot een tweede natuur<br />
geworden toen plotseling de Duitsers<br />
heer en meester geworden waren<br />
in hun land.<br />
2. De nalatigheid der Regering de<br />
pers voor te lichten betreffende de<br />
in geval van Duitse invasie aan te<br />
nemen houding. In overeenstemming<br />
met Nederlandse Regeringstradities<br />
pleegde zij overleg ten<br />
aanzien van wat er met goud,<br />
fondsen, gloeilampen en petroleum<br />
gebeuren zou, en ten einde de<br />
„boel" in veiligheid te brengen,<br />
werden uitgebreide maatregelen<br />
getroffen en faciliteiten verleend.<br />
De Regering had lang van te<br />
voren overleg moeten plegen met<br />
de leiders der pers; zij had dezen<br />
er op moeten wijzen, dat waar de<br />
vijand zich nestelde, de persen en<br />
andere machines onklaar gemaakt<br />
moesten worden; zij had alle verantwoordelijke<br />
journalisten de faciliteiten<br />
moeten toezeggen zich buiten<br />
gebied, dat met vijandelijke<br />
bezetting bedreigd werd, te begeven<br />
3. De perverse inzichten van Regeringsinstantie<br />
te Londen, die ondanks<br />
sterke aandrag van beroepsjournalisten,<br />
weigerden een poging<br />
aan te wenden het verzuim enigermate<br />
te herstellen door van daaruit<br />
de leiders der pers in Nederland<br />
te waarschuwen voor het gevaar,<br />
dat voortzetting der werkzaamheden<br />
onder vijandelijke bezetting<br />
opleverde voor de nationale<br />
zaak, maar integendeel met ongelooflijke<br />
niaiserie zichzelf poogden<br />
wijs te maken, dat de pers „toch<br />
nog wel iets goeds zou kunnen<br />
doen."<br />
4. Openbare uitlatingen en oproepen<br />
van Jhr. De Geer, die de indruk<br />
wekten dat het de voornaamste<br />
plicht van de Nederlander in bezet<br />
gebied was, de vijand geen aanstoot<br />
te geven.<br />
Er zijn nog veel meer punten, maar<br />
ik geloof dat deze vier de voornaamste<br />
zijn. En verreweg het voornaamste<br />
punt is dat betreffende de opgedrongen<br />
en afgedwongen morele neutraliteit.<br />
Zij is het die geleid heeft tot de<br />
corruptie van veel, maar bovenal tot<br />
corruptie en ontmanning van een pers,<br />
die vervolgens door de Regering hulpeloos<br />
en reddeloos in handen van de<br />
vijand werd gelaten.<br />
Londen. J. H. BOAS.<br />
medewerkster aan verschillende bladen, enkele jaren werkzaam<br />
geweest aan groot dagblad, ervaring in vrouwen- en<br />
kinderrubrieken, reportage, verslaggeverij, opmaak en andere<br />
redactioneel werk,<br />
ZOEKT PRETTIGE WERKKRING,<br />
waarin haar algemene ontwikkeling en vlotte stijl, beter dan<br />
tot dusver tot haar recht kunnen komen. Uitstekende referenties.<br />
Brieven onder No. 10/47, De Journalist.<br />
17
DE LAATSTE JAREN DER FRANKFURTER ZEITUNG<br />
In het vorige nummer van<br />
De Journalist werd uit de<br />
Neue Zürcher Zeitung een<br />
artikel overgedrukt oper „Die<br />
Frankfurter Zeitung nach<br />
1933", geschreven door de<br />
oud-redacteur van de Frankfurter<br />
Ztg. Wilhelm Rey. In<br />
de N.Z.Z. heeft Reto Coratsch<br />
daarop van antwoord gediend<br />
en uiteengezet, dat de<br />
rol van de Frankf. Ztg: in<br />
werkelijkheid heel wat minder<br />
eervol is geweest. Terwille<br />
van het geestelijk evenwicht<br />
van onze lezers drukken<br />
wij hierbij de hoofdinhoud<br />
ook van dit artikel af.<br />
In der letzten Sonntagausgabe der<br />
„Neuen Zürcher Zeitung" hat Wilhelm<br />
Rey geschildert, wie manche Redakteure<br />
der „Frankfurter Zeitung" widerstrebend<br />
ihre Domestizierung durch<br />
das siegreiche Naziregime, über sich<br />
ergeben Hessen, wie sle Masken über<br />
ihre Gesichter stulpten, das Zwielicht<br />
suchten und vom Tage traumten, da<br />
das Blatt sich dereinst einen Ruck<br />
geben und wieder zu seiner liberalen<br />
Tradition zurückkehren würde. Herr<br />
Rey war, so viel uns bekannt ist, derjenige<br />
Mitarbeiter der „Frankfurter<br />
Zeitung", der sich am meisten exponiert<br />
hat und nur mit knapper Not<br />
den Verfolgungen durch die braunen<br />
Gewalthaber entronnen ist. Das ist<br />
für uns Grund genug, seinen guten<br />
Glauben zu respektieren. Aber wenn<br />
er zum Schlusse kommt, die „Frankfurter<br />
Zeitung" sei „nach einer zehnjahrigen<br />
Auseinandersetzung mit dem<br />
Regime kampfend untergegangen", so<br />
erblicken wir darin schon eine starke<br />
Uebertreibung, ja, mehr als das, eine<br />
Verzeichnung und den Ansatz zu einer<br />
Legendenbildung. Noch gibt es genug<br />
Leser der „Frankfurter Zeitung", die<br />
sich erinnern, wie es eigentlich gewesen.<br />
Wir wissen genau, das die Schriftleiter<br />
der „Frankfurter Zeitung" keine<br />
überzeugte Nazi waren, dass viele, dass<br />
die Besten von ihnen unter der<br />
Gleichschaltung litten. Aber nicht darauf<br />
kommt es an, was ein Redaktor,<br />
der die Faust im Sack macht, für sich<br />
denkt oder mit Anspielungen uinschreibt,<br />
die vielleicht ausser ihm und<br />
seinen Mit-Auguren in den Redaktionsraumen<br />
niemand versteht; nicht ein<br />
paar sinnvoll eingesetzte „Gansefüsschen"<br />
mehr odler weniger bestimmen<br />
das Gesicht eines Blattes, und auch<br />
nicht eine unter dem Strich erscheinende<br />
Würdigung eines Werkes der<br />
sogenannten „entarteten Kunst" oder<br />
ein paar Schnippchen, die man den<br />
herrschenden Machten mit der Um-<br />
18<br />
gehung des Arierparagraphen scnlagt.<br />
Entscheidend ist die Gesamtwirkung,<br />
die eine Zeitung im Inland und im<br />
Ausland aüsübt. Der Kurs der „Frankfurter<br />
Zeitung" vom Jahre 1933 an<br />
aber wurde jedenfalls nicht von Herrn<br />
Rey und seinem Freundeskreis bestimmt,<br />
und diejenigen, die im poiitischen<br />
Teil des grossen Blattes den<br />
Ton angaben, haben gründlich dafür<br />
gesorgt, das das Haus an der Eschenheimergasse<br />
nicht als eine Zitadelle<br />
mannhafter Resistance im Gedachte<br />
nis fortlebt. ,<br />
„La trahison des clercs".<br />
In was bestand der eigentliche Unterschied<br />
zwlschen der „Frankfurter<br />
Zeitung" und den Naziparteiblattern?<br />
Vor allem darin, dass die Frankfurterin<br />
das, was die Pressemeute Goebbels'<br />
rauh hinausklaffte, in gepflegtem<br />
Stil, mit der Dialektik geschutter Journalisten<br />
ausdrückte. Es war ein Unterschied<br />
wie zwischen der routinierten<br />
Diplomatie eines Neurath und Weizsacker<br />
und dem blutigen Dilettantismus<br />
des parteioffiziellen Aussenpolitikers<br />
Alfred Rosenberg, die schliesslich<br />
doch alle zu den gleichen ErgebnLssen<br />
hinf ührten. Das Raffinement, mit<br />
dem die „Frankfurter Zeitung" Hitlers<br />
Politik verteidigte und unterstützte,<br />
hat aber viel grössere Effekte erzielt<br />
als der polternde Chor der Parteipresse.<br />
Das galt für Deutschland selber,<br />
wo gerade die gebildeten Schichten,<br />
die| zur Lesergemeinde der<br />
„Frankfurter Zeitung" gehórten, in<br />
ihrer djefaitistiechen Tatenlosigkeit<br />
einen Gewissènstrost fanden, vor allem<br />
aber für das Ausland, wo das von<br />
altersher angesehene Blatt ungeheuer<br />
schlaferung der Misstrauischen ausgerichtet<br />
hat. Wenn ein auf dem<br />
Fundament einer ehrwürdigen liberalen<br />
und demokratischen Tradition<br />
stehendes Blatt wie die „Frankfurter<br />
Zeitung" der Umwalzung in Deutschland<br />
so viele gute und positive Seiten<br />
abgewinnt, so sagte man sich im Ausland<br />
mindestens bis Ende 1938, und<br />
wenn sie immer wieder versichert, dass<br />
Hitlers aussenpolitische Ziele begrenzt<br />
sind und zu einem neuen europaischen<br />
Gleichgewicht führen wird, das „peace<br />
in our time" sichert — dann mussen<br />
die ewigen Warner und Schwarzseher<br />
doch Unrecht haben, dann ist doch<br />
etwas daran, dass die Nazi kreditwürdig<br />
sind...<br />
Die Leute, die in den politischen<br />
Spatten der „Frankfurter Zeitung" das<br />
grosse Wort führten, aber haben das<br />
„Vertrauen", das die Nazibehörden in<br />
sie setzten, mit Zins und Zinseszins<br />
belohnt. Das Blatt jubelte im Marz<br />
1938 über den Einmarsch in Oesterreich;<br />
es unterstützte mit allen Kraften<br />
die Erpressungsmanöver gegen die<br />
Tschechoslowakei, machte den Raub<br />
der Sudetengebiete als „letzte terrioriale<br />
Forderung" schmackhaft, stellte<br />
mit einer Fülle von Argumenten den<br />
Ueberfall auf Prag im Marz 1939 als<br />
Akt legitimer Notwehr dar, blies dann<br />
aus vollen Lungen in das Feuer der<br />
Agitation gegen Polen und bewahrte<br />
sich bei Kriegsausbruch als Stimmungserreger,<br />
um in den folgenden<br />
Jahren jeden Ueberfall und jede Gewalttat<br />
mit spaltenlangen spitzfundigen<br />
Begründungen zu verteidigen und<br />
sich, den letzten Rest von Schamgefühl<br />
abstreifen, zum Hüter des „europaischen<br />
Geistes" aufzuwerfen.<br />
Rudolf Kirchers Charakterrolle.<br />
Ein einziges Mal nach der Machtergreifung<br />
durch Hitler hat die „Frankfurter<br />
Zeitung" ein offenes, tapferes<br />
Wort gewagt. Das war am 7. Februar<br />
1933, als der Leiter des Berliner Bureaus.<br />
Rudolf Kircher, in einem Leitartikel<br />
verkündete, der neuen Regierung<br />
gegenüber könne es nur eines<br />
geben: scharfste Abwehr. Unter Anspielung<br />
auf Stalins Vierjahresplan,<br />
den der nachahmerische Hitler gerade<br />
damals in seine Parole „Gebt mir vier<br />
Jahre Zeit!" umgemünzt hatte, schrieb<br />
Rudolf Kircher die kraftvollen Satze:<br />
„Der Kampf wird lange genug<br />
dauern. Vier Jahre, meint Herr Hitler<br />
—, vier Jahre", davon hat schon<br />
einmal einer gesprochen, der sich<br />
geirrt hat. Er wird hart auf hart<br />
gehen; aber wir werden nicht einen<br />
einzigen Grundsatz aufgeben, und<br />
wir werden alle Hande voll zu tun<br />
haben, um auch nur einen Teil der<br />
Ungerechtigkeiten zu verzeichnen,<br />
die von der sehr machtigen Regierungsgruppe<br />
aller Wahrscheinlichkeit<br />
nach begangen werden. Vier Jahre<br />
— nun, das wird uns Zeit geben,<br />
diese Regierung und ihre Taten auf<br />
das genaueste zu studieren vmd sie<br />
öffentlich aufzuzeigen. Kein Tag soil<br />
uns dabei verloren gehen."<br />
Kirchers Artikel, der auf die Elite<br />
der Leserschaft der „Frankfurter Zeitung"<br />
eine elektrisierende Wirkung<br />
ausübte, endete mit dem imponierenden<br />
Gelubde:<br />
„Nicht locker lassen! Diese Regierung<br />
wird auch nicht locker lassen<br />
— wenigstens nicht, so lange das<br />
Kabinett zusammenhalt. Wir mussen<br />
auf der Hut sein, vor allem poütisch,<br />
denn wer heute erlahmt oder sich<br />
einschüchtern liisst, verdirbt seinen<br />
Charakter."<br />
Wenige Wochen spater, am 9. April<br />
1933, kroch Ruöolf Kircher in einem<br />
Leitartikel, in welchem das mit Wenn<br />
und Aber operierende Gemurmel zu<br />
einem kaum ernst genommenen Nebengerausch<br />
herabsank, wahrend die Anbiederung<br />
an den Nationalsozialismus<br />
herausstach, vor den neuen Herren zu<br />
Kreuze. Er versicherte nun, in Deutschland<br />
könne die straffere Organisation<br />
des öffentlichen Lebens „viel Gutes
In het kort<br />
In de Persraad zijn een paar nieuwe<br />
gezichten verschenen, en wel van de<br />
heren H. J. van Balen (dir. A.N.W.B.),<br />
R. Peereboom (Haarlems Dbl.) en H.<br />
de Ruig (fin. dir. Trouw). M. A. Reinalda<br />
is voorzitter geworden.<br />
•<br />
Coll. mr. G. J. van Heuven Goedhart<br />
is een van de twaalf leden van<br />
de subcommissie voor de vrijheid van<br />
voorlichting en pers van de Verenigde<br />
Naties, die o.m. het program<br />
moet uitwerken voor de internationale<br />
conferentie voor persvrijheid die het<br />
volgende jaar zal bijeenkomen.<br />
Ingesteld is een rijkscommissie van<br />
advies inzake de papierverdeling voor<br />
boeken en tijdschriften. Voorzitter is<br />
de heer M. A. Reinalda.<br />
•<br />
Coll. Lunshof is als hoofdredacteur<br />
van Elseviers Wbl. afgetreden, maar<br />
hij blijft meewerken, in tegenstelling<br />
tot Anton van Duinkerken, die voor<br />
Vrij Nederland is gaan werken.<br />
stiften". lm neuen Regime „werden<br />
wir manches finden, was wir uns so<br />
oder ahnlich als die Tendenz der Gestaltung<br />
Deutschlands gewünscht haben...<br />
Der nationale Gesamtstaat... ist<br />
ohne Zweifel durch diese Revolution<br />
machtiger und ganz gewiss rascher gefördert<br />
worden, als es je seit Weimar<br />
móglich schien. Wie immer diese Regelung<br />
im einzelnen aussehen mag — ein<br />
Unmass überflüssiger Politik wird beseitigt<br />
werden, ein Unmass von Leerlauf,<br />
von Reibung, von Wichtigtuerei<br />
und parteipolitischer Eigensucht."<br />
Am Jolgenden Reichsparteitag, wo<br />
neben Hitler vor allem Julius Streicher<br />
im Rampenlicht stand, beteuerte die<br />
„Frankfurter Zeitung" in einem Leitartikel,<br />
die ganze Nation nehme teil,<br />
„wenn ihr jetzt durch die Proklamation<br />
von Nürnberg wie mit Leuchtfeuern<br />
der Weg in die Zukunft erhellt<br />
wird". Kircher, der sich als Festberichterstatter<br />
seine Sporen als neuer<br />
Chefredaktor abverdiente, schlug wahre<br />
Purzelbaume der Begeisterung und erklarte:<br />
„Die gewaltige geistige und<br />
physische Macht des Nationalsozialismus<br />
ist zu einem überzeugenden Ausdruck<br />
gekommen."<br />
Was Tausende von Leitartikeln und<br />
redaktionellen Kommentaren gesündigt<br />
haben, das wird auch durch die Freiheiten,<br />
die sich die Feuilleton- oder die<br />
Beilagen-Redaktion gelegentlich herausnahmen,<br />
wenn sie etwa in kulturhistorischer<br />
Travestie auf die<br />
Schwachen des Dritten Reiches anspielten,<br />
nicht weggelóscht. Auch das<br />
«<br />
Het dagblad De Nieuwe Nederlander,<br />
dat de laatste tijd door de Arbeiderspers<br />
werd uitgegeven, heeft de<br />
strijd om het bestaan moeten staken.<br />
In de vorige Journalist heeft gestaan,<br />
dat er in de Verenigde Staten<br />
negen bladen in het Nederlands zouden<br />
verschijnen. Om een collega, die<br />
naar de namen en adressen hiervan<br />
vroeg, te gerieven, zijn we op informatie<br />
uitgegaan, wat we liever eerder<br />
hadden moeten doen, want nu hebben<br />
we vernomen dat er de laatste tijd<br />
(over hoe lang die tijd zich uitstrekt,<br />
weten we niet) een paar aigevallen<br />
schijnen te zijn, zodat er maar zes<br />
meer kunnen worden vermeld. Hiervan<br />
worden alleen de eerste drie geheel<br />
of in hoofdzaak in 't Nederlands<br />
gedrukt; de volgende twee half om<br />
half; de laatste bevat o.a. Nederlandse<br />
bijdragen.<br />
Onze toekomst (Chicago, 111.), weekblad.<br />
De volksvriend (Orange City, Io#a),<br />
weekblad.<br />
De wachter (Grand Rapids, Mich.),<br />
weekblad.<br />
Missionary Monthly Reformed Review<br />
(Grand Rapids, Mich.), weekblad.<br />
Knickerbocker Monthly (New York,<br />
N.Y.), maandblad.<br />
The Herald of Christian Science<br />
(Boston, Mass.), driemaandelijks.<br />
„Berliner Tageblatt" und die „Deutsche<br />
Allgemeine Zeitung'', deren Redaktionen<br />
vom Gefiihl ihrer „Anstandigkeit"<br />
ebenso tief durchdrungen waren<br />
wie die Schriftgelehrten in Frankfurt,<br />
haben sich solche verschmitzten<br />
Maskengange erlaubt (Betrachtungen<br />
über das feine Athen und das grobe<br />
Sparta waren eine Zeitlang Mode) und<br />
taten sich auf ihre Courage etwas zugute,<br />
obwohl ihnen deswegen kein<br />
Haar gekrümmt wurde.<br />
Der „Frankfurter Zeitung" ist eine<br />
Spekulation zum Verhangnis geworden:<br />
durch Klügeleien und Konzessionen,<br />
dem Teufel die Krallen<br />
streichelnd, wollte sie sich über Wasser<br />
halten, um dann eines schonen Tages,<br />
wenn der Spuk verflogen sein würde<br />
(dass sie immer an einen vorübergehenden<br />
Spuk glaubte, stellt der Einsicht<br />
ihrer Lenker ein schlechtes<br />
Zeugnis aus) frisch-fröhlich die Flagge<br />
eines neuen Regimes hochzuziehen.<br />
Non propter vitam vivendi perdere<br />
causas, diese klassisehe Warming hat<br />
sie missachtet, und damit hat sich an<br />
ihr ein Stuck vom Schicksal des deutschen<br />
Bürgertums überhaupt vollzogen.<br />
Der Ullstein-Verlag in Berlin, mag er<br />
auch sonst manchen Fehler begangen<br />
haben, war doch besser beraten, als er<br />
schon im Marz 1934 die „Vossische Zeitung"<br />
freiwillig eingehen liess. Damals<br />
hat ein sehr altes, sehr bedeutendes<br />
Blatt etwas zustande gebracht, was im<br />
Hexensabbat des Dritten Reichs nur<br />
wenigen gelungen ist: in Würde zu<br />
sterben.<br />
RETO CARATSCH.<br />
Een Grootmeester<br />
der journalistiek<br />
Een van de groten uit ons vak, mr.<br />
G G. van der Hoeven, is op 2 Mei<br />
75 jaar geworden. Aan de vooravond<br />
van die dag schreef de N.R.C.:<br />
,„Toen in 1936 mr. Van der Hoeven,<br />
na meer dan 25 jaar de hoofdredactie<br />
van de N.R.C, te hebben gevoerd, zijn<br />
vooraanstaande plaats in de journalistiek<br />
verliet om zijn otium cum dignitate<br />
te gaan genieten, werd een tijdperk<br />
van bijzondere aard in de geschiedenis<br />
van de krant afgesloten.<br />
Het was aangevangen in die jaren,<br />
welke, hoewel reeds behorende tot de<br />
nieuwe eeuw, historisch nog gerekend<br />
worden tot de vorige, — die jaren,<br />
welke als „fin de siècle" worden gekenschetst,<br />
en die de kiemen van de<br />
komende beproevingen in zich droegen.<br />
Spoedig immers brak de eerste<br />
wereldoorlog uit, die zoveel ellende<br />
over de mensheid uitstortte, maar welke<br />
buiten onze grenzen bleef. Het was<br />
de voor ons land zo moeilijke periode<br />
van de neutraliteit, welke aan de leiding<br />
van een groot dagblad de hoge<br />
eisen stelde, welke in de persoon van<br />
de heer Van der Hoeven ten volle hun<br />
vervulling vonden. Toen de wereld na<br />
deze grote botsing der volkeren opleefde<br />
in de hoop op een betere toekomst<br />
was het echter de hoofdredacteur<br />
van de N.R.C., die met de scherpe,<br />
critische blik, welke hem bij voortduring<br />
heeft gekenmerkt, onderkende,<br />
dat de oorlog, zij het alleen met andere<br />
middelen, werd voortgezet. De<br />
loop van de geschiedenis der volgende<br />
twintig jaren met hun teleurstellingen<br />
op internationaal terrein en de ontwrichtende<br />
werking van de economische<br />
wereldcrisis hebben de feilloosheid<br />
van dit inzicht bewezen.<br />
Aan deze sterke critische zin paarde<br />
de heer Van der Hoeven dat diepe<br />
gevoel van onafhankelijkheid, dat in<br />
binnten- en buitenland maar al te<br />
zeldzaam wordt aangetroffen, doch<br />
dat, met een hoog ontwikkelde vakbekwaamheid,<br />
de enige hechte grondslag<br />
moet worden geacht voor een<br />
journalistiek, welke haar publieke taak<br />
naar behoren vervult. Onafhankelijkheid<br />
.tegenover vriend en tegenstander,<br />
vooral tegenover de geestverwante<br />
partij, die slechts zoverre op de steun<br />
van de hoofdredacteur van de N.R.C,<br />
mocht rekenen als hij haar beleid in<br />
overeenstemming met het algemene<br />
belang achtte.<br />
Op deze verheven wijze heeft mr.<br />
Van der Hoeven het liberalisme uitgedragen<br />
en verdedigd, waarvan hij zelf<br />
zulk een voornaam vertegenwoordiger<br />
was. Deze geestesrichting was voor<br />
hem echter meer dan staatkunde, zij<br />
was een levenspractijk, welke hij<br />
vooral beoefende tegenover degenen,<br />
die het voorrecht hadden tot zijn<br />
naaste medewerkers te behoren. Hij<br />
had dat ook in grote leiders zo zeldzame<br />
vermogen, hun een vrijheid te<br />
gunnen, waarin zij zich ten volle konden<br />
ontplooien."<br />
19
ALLERLEI OFFICIEELS<br />
UIT DE KRINOBESTÜURS-<br />
VERGADERING.<br />
Het bestuur van de N.J.K. kwam 29<br />
Maart 1.1. te Amsterdam in vergadering<br />
bijeen. Aanwezig waren alle<br />
bestuursleden, behalve mevr. v. Meurs<br />
(die in het buitenland vertoefde),<br />
de redacteuren
lid kunnen worden van de nationale<br />
journalisten-organisatie.<br />
't Is ongetwijfeld goed, dat deze( zaak<br />
nu straks in Praag onder de ogen zal<br />
worden gezien, wat wellicht er toe zal<br />
kunnen leiden, dat een bevredigende<br />
oplossing wordt verkregen, b.v. dat het<br />
onderling, internationaal contact, dat<br />
de radio-journalisten voor de behartiging<br />
en bespreking van hun specifieke<br />
belangen wensen, binnen het kader der<br />
I.O.J. tot stand komt — welke oplossing<br />
op de vergadering der Executive<br />
van verschillende zijden werd bepleit.<br />
Van de verschillende punten, die ter<br />
Executive-vergadering nog verder behandeld<br />
zijn, zij nog vermeld, dat, nadat<br />
het I.O.J.-Bureau van het dagblad<br />
„Rozospastis" te Athene een telegrafisch<br />
verzoek had gekregen om te<br />
inteveniëren inzake de arrestatie en<br />
wegvoering zonder verhoor van de<br />
journalist Linardatos van de staf van<br />
„Rozospastis", het Bureau een telegram<br />
heeft gezonden naar de Griekse<br />
minister van Binnenlandse Zaken, kolonel<br />
Zervas, waarin met een verwijzing<br />
naar de actie, welke de I.O.J. voert<br />
voor de persvrijheid, nadere volledige<br />
inlichtingen zijn gevraagd over de<br />
arrestatie en deportatie van de bedoelde<br />
journalist. Op dit telegram was<br />
nog geen antwoord ontvangen.<br />
v. d. B.<br />
MEDEDELINGEN VAN HET<br />
BUREAU DER FEDERATIE.<br />
Ledenlijst N.D.P. 1945. Van het<br />
secretariaat van ,,De Nederlandse Dagbladpers<br />
1945" is een bijgewerkte<br />
ledenlijst dezer vereniging ontvangen,<br />
welke voor de leden der Kringen op<br />
het Secretariaat der Federatie ter<br />
inzage ligt.<br />
Adres gevraagd. Wie kan het secretariaat<br />
van de N.J.K. helpen aan het<br />
huidige adres van coll. J. van Wijk,<br />
die tot voor kort verbonden was aan<br />
„De Langedijker Courant"? Verondersteld<br />
wordt, dat hij thans in Den Haag<br />
werkzaam is.<br />
Waarschuwing. Alvorens in te gaan<br />
op een uitnodiging van de heer Bruno<br />
Mylen uit Stockholm tot het leveren<br />
van foto's en/of artikelen voor Zweedse<br />
en andere bladen stelle men zich in<br />
verbinding met het Secretariaat der<br />
Federatie, N..Z Kolk 28, Amsterdam-C,<br />
tel. 46910.<br />
Hoe heet onze Federatie? Aangezien<br />
hieromtrent bij sommige leden misverstand<br />
blijkt te bestaan, wordt de aandacht<br />
er op gevestigd, dat de juiste<br />
benaming van het federatief verband,<br />
waarin N.J.K. en K.N.J.K. samenwerken,<br />
luid*: Federatie van Nederlandse<br />
Journalisten (niet: Federatie van<br />
Nederlandse Journalistenkringen).<br />
Persconferentiecommissie. Verzoeken<br />
om advies aan de Persconferentiecommissie<br />
van N.D.P. en Federatie betreffende<br />
de wenselijkheid van het al of<br />
niet aannemen van uitnodigingen tot<br />
het bijwonen van persconferenties, ex<br />
cursies enz., richte men uitsluitend tot<br />
het Secretariaat der Federatie van<br />
Ned. Journalisten, iT.Z. Kolk 28,<br />
Amsterdam-C.<br />
HAAGSE JOURNALISTENVERENIGING<br />
l De Haagse Journalisten Vereniging,<br />
afdeling van de N.J.K., is in de avond<br />
van de 17de Maart j.1. in „Boschlust"<br />
in haar jaarlijkse algemene vergadering<br />
bijeengeweest. Het was toen<br />
juist een jaar geleden dat zij herrees,<br />
nadat een voorlopig comité, „De<br />
Haagse Pers" geheten, in het eerste<br />
jaar na de bevrijding de vele en velerlei<br />
persbelangen met grote ijver had<br />
behartigd. Terecht is aan dit comité<br />
in het jaarverslag hulde voor zijn<br />
arbeid gebracht.<br />
Er is nu een nieuw huishoudelijk<br />
reglement goedgekeurd en een bestuur<br />
gekozen. Hoe verblijdend groot de opkomst<br />
der leden ook was — een derde<br />
van de ruim 120 — in deze, met een<br />
zo zakelijke agenda uitgedoste vergadering,<br />
toch zouden er niet genoeg geweest<br />
zijn, indien het bestuur bij zijn,<br />
overigens te waarderen, pogingen om<br />
naar de geest van het nieuwe reglement<br />
te handelen, had volhard. De<br />
vergadering, steunend op de welwillend<br />
(en gratis) verleende juridische adviezen<br />
van daarin doorknede leden,<br />
wuifde de gemoedsbezwaren van<br />
praeses Lambooy en medebestuursleden<br />
met een vriendelijk, evenwel niet<br />
a! te overhaast schijnend gebaar weg<br />
en baande zich daarmede een ruim<br />
uitzicht op het kreupelhout der bestuursverkiezing.<br />
Dat geen kreupelhout<br />
bleek te wezen, maar een mals<br />
grasveldje, dat onder leiding van een<br />
paar ervaren zeiszwaaiers onder de<br />
leden met enkele streken werd geschoren.<br />
Waarmede we slechts wilden uitdrukken<br />
dat de stemming vlot verliep,<br />
nadat de collega's D. J. Lambooy<br />
(A.N.P.), als voorzitter; J. E. van<br />
der Wielen (Alg. Handelsblad), als<br />
secretaris en L. R. Stallinga (Het<br />
Vrije Volk), als penningmeester, bij<br />
acclamatie waren herkozen. Herkozen<br />
werden eveneens de collega's: mevr. E.<br />
G. .Wakkie (Nieuwe Crt.), J. S. Hoek<br />
(Trouw) en R. Quast (Haagse Crt.);<br />
in de vacature mr. Davidson (De<br />
Waarheid) werd gekozen collega J. G.<br />
Raatgever (Haagsch Dagblad). Het<br />
aftredende bestuur, dat zich vóór de<br />
inwerkingtreding van een nieuw reglement<br />
een voorlopige taak had toegedacht,<br />
had geen candidaten gesteld.<br />
Op zijn voorstel werd posthuum<br />
tot lid van verdienste benoemd mej.<br />
Emmy Belinfante,« die gedurende een<br />
lange reeks van jaren voor de oorlog<br />
niet alleen een sieraad van de<br />
Nederlandse journalistiek, maar ook<br />
een voortreffelijke secretaresse van de<br />
H.J.V. is geweest. In de week voorafgaande<br />
aan de jaarvergadering had de<br />
voorzitter in de bestuursvergadering<br />
de verdiensten van haar, die in Auswitz<br />
werd vermoord, in de herinnering<br />
teruggeroepen en voorgesteld haar<br />
posthuum te eren. Enkele dagen later<br />
bleek nog eens ten overvloede hoe<br />
nauwgezet wijlen onze secretaresse<br />
was geweest en hoe zeer haar gedachten<br />
bij haar H.J.V. hebben verwijld,<br />
toen het door haar verstopte archief<br />
van een tot nu toe onbekend onderduikadres<br />
te voorschijn kwam.<br />
De jaarverslagen van de secretaris<br />
en de penningmeester erlangden zonder<br />
enig bezwaar goedkeuring. Zij verdienden,<br />
zowel wegens hun vorm als<br />
hun inhoud, in extenso te worden afgedrukt.<br />
Volstaan moge worden met<br />
de vermelding van het beroep dat collega<br />
Van der Wielen in zijn pakkend<br />
verslag in het bijzonder op de jongere<br />
collega's deed, om grotere belangstelling<br />
zowel voor de H.J.V. als voor het<br />
vak te tonen. Met alle waardering en<br />
dankbaarheid voor het veelal gevaarlijke<br />
werk door de mannen en vrou-<br />
Ter gelegenheid van de voetbalwedstrijd Nederland—België bood de<br />
Nederlandse Sportpers in Hotel Victoria te Amsterdam de Belgische<br />
sportcollega's een lunch aan. Aan de hoofdtafel coll. A. J. Koejemans,<br />
penningmeester van de N.J.K. (Foto Alg. Holl. Fotopersbur.)<br />
2 1
wen van de illegale pers in de bezettingstijd<br />
verricht, achtte hij het niettemin<br />
nuttig te wijzen op het gevaar,<br />
dat in de opvatting schuilt als zou de<br />
journalistiek, tijdens de bezetting bedreven<br />
in wezen dezelfde geaardheid<br />
bezitten als de vooroorlogse journalistiek<br />
en de na-oorlogse.<br />
Hij gaf uiting aan zijn bezorgdheid,<br />
dad er — alle opgelegde beperkingen<br />
Ia aanmerking genomen — in de geaardheid<br />
onzer pers iets veranderd is<br />
en niet ten goede, waarvoor deels verwijten<br />
moeten worden gericht aan de<br />
regering (te weinig papier; te weinig<br />
deviezen voor de aanstelling van buitenlandse<br />
correspondenten; de wijze<br />
waarop de regering haar voorlichting<br />
meent te moeten organiseren), deels<br />
het peil van de huidige journalistiek<br />
schuld moet worden aangewreven. In<br />
verband nu met dit laatste werd een<br />
beroep gedaan op de jongere collega's<br />
om zich meer dan tot nu toe in de<br />
détails van het vak te willen verdiepen;<br />
een tekort aan technische<br />
kennis in te halen; zich meer algemene<br />
ontwikkeling eigen te maken<br />
dan waartoe de oorlogsjaren met al<br />
Journalisten, die lid zijn van de Partij<br />
van de Arbeid, kwamen Zaterdag<br />
te Amsterdam in een vergadering' bijeen,<br />
die gewijd was aan het onderwerp:<br />
„Overheid en pers". Aanwezig waren<br />
journalisten, verbonden aan verscheidene<br />
dag- en weekbladen, en een aantal<br />
gasten, waaronder weth. Bern. C.<br />
Franke van Amsterdam, mr. M. Rooy,<br />
voorzitter, J. J. F. v. d. Bergh, secretaris<br />
van de N.J.K., mr. A. C. van<br />
Rantwijk, secretaris der Federatie van<br />
Ned. Journalisten, en mr. C. A. Steketee,<br />
adj.-secr. van de „Ned. Dagbladpers<br />
1945". De vergadering stond onder<br />
voorzitterschap van de heer K. Voskuil.<br />
Inleiders waren de heren M. A. Reinalda,<br />
voorzitter van de Persraad, en<br />
de journalist mr. dr. J. Barents.<br />
Twee resoluties werden aangenomen,<br />
die zullen worden aangeboden aan het<br />
congres der Partij van de Arbeid. In<br />
de eerste wordt uitgesproken, dat de<br />
22<br />
hun belemmeringen en hiaten veroorzakende<br />
onderbrekingen van het onderwijs<br />
hen de gelegenheid gaven, en<br />
zich daarom te zetten aan studie, teneinde<br />
kennis te nemen van de veelheid<br />
van problemen, niet alleen van<br />
deze tijd, maar ook van vroeger.<br />
Bovendien moeten zij een algemene<br />
belangstelling voor het maatschappelijke<br />
leven aan de dag leggen.<br />
Opmerkingen, welke onze secretaris<br />
waren ingegeven door zijn liefde voor<br />
ons beroep, dat zo spoedig mogelijk<br />
weer het aanzien moet herkrijgen dat<br />
het voor de oorlog heeft bezeten.<br />
R. QUAST.<br />
(De redactie van De" Journalist<br />
plaatst dit verslag in extenso, ter aanmoediging<br />
van collega's-afdelingssecretarissen,<br />
die deze gelegenheid om de<br />
gebeurtenissen in hun afdeling Kringkundig<br />
te maken wel eens over het<br />
hoofd schijnen te zien. Men beschouwe<br />
dit echter niet als een precedent<br />
wat betreft de publiceerbaarheid<br />
van verslagen in deze ongetwijfeld<br />
aangename maar uitvoerige trant.)<br />
Democratisch* socialistische<br />
journalisten<br />
ERVAREN JOURNALIST<br />
ruime algemene ontwikkeling<br />
universitair geschoold, buitenlandse<br />
relaties, veelzijdige belangstelling,<br />
moderne oriëntatie,<br />
uitgebreid archief,<br />
ZOEKT CONTACTEN<br />
met redacties van dag- en weekbladen<br />
voor de plaatsing van<br />
artikelen, beschouwingen, overzichten<br />
en schetsen.<br />
Onderwerpen o.a.: Indië, Amerika,<br />
Politiek, Economie, Radio,<br />
Muziek, Atoom-energie.<br />
Brieven onder no. 9/47 Bureau<br />
„De Journalist", N.Z. Kolk 28,<br />
Amsterdam.<br />
democratisch-socialistische j ournalisten<br />
zich rekenschap geven van de gevaren,<br />
waarmede enerzijds de toenemende<br />
kapitalistische invloed, anderzijds<br />
totalitaire overheidsbemoeiing in verscheidene<br />
landen de vrijheid der pers<br />
bedreigen. Zij' zijn van oordeel, dat een<br />
onafhankelijke integere pers een levensvoorwaarde<br />
is voor het behoud en de<br />
ontplooiing der democratie eri van het<br />
op democratische grondslag zich ontwikkelende<br />
socialisme. Voor de handhaving<br />
van de journalistieke onafhankelijkheid<br />
en de naleving van zedelijke<br />
normen tegenover kapitalistische overheersing<br />
en overheidsbemoeiing moet<br />
de pers de middelen ontberen, zolang<br />
een ordening van het nerswezen op<br />
wettelijke grondslag ontbreekt. De<br />
practische betekenis van de persvrijheid<br />
wordt in hoge mate bepaald door<br />
de wijze waarop de ideële en materiële<br />
positie van de journalisten is geregeld.<br />
De aanwezige journalisten spraken<br />
als hun overtuiging uit, dat het democratisch<br />
socialisme, waarvan de Partij<br />
van de Arbeid de draagster is, geroepen<br />
is de totstandkoming van een<br />
wettelijke regeling na te streven en<br />
verzochten het partijbestuur zich over<br />
zodanige regeling in het bijzonder en<br />
over vraagstukken van perspolitiek in<br />
het algemeen te doen voorlichten door<br />
een commissie, waarin ook vertegenwoordiger%<br />
der democratisch-socialistische<br />
journalisten zijn opgenomen.<br />
In de tweede resolutie wordt uitgesproken,<br />
dat de mogelijkheden van<br />
vernieuwing der pers, die voortvloeiden<br />
uit de verzetsstrijd tegen de bezetter,<br />
van grote waarde zijn en dat<br />
het partijbestuur de nakoming van<br />
door de regering aan de voormalige<br />
illegale pers gedane toezeggingen met<br />
energie dient te helpen realiseren.<br />
f en telegram uit Java<br />
De N.J.K. en de K.N.J.K. ontvingen<br />
het volgende telegram uit Java:<br />
„Ondergetekenden deel uitmakende<br />
van een Nederlands reisgezelschap<br />
dat begin April een rondtocht door<br />
het binnenland van Java heeft gemaakt<br />
brengen op verzoek van de<br />
Journalistenvereniging Malang onderstaande<br />
boodschap over aan de Nederlandse<br />
Journalisten. Brengt onze groeten<br />
over aan onze collega's in uw land<br />
en laat ons als twee vrije volken<br />
samenwerken rondborstig als twee<br />
ridders, die beiden een zuiver en rein<br />
hart hebben. Met een doel voor ogen<br />
de zwakke te helpen en elkaar te versterken.<br />
Malang, 10 April 1947, Journalistenvereniging<br />
kring Malang. Deze<br />
boodschap werd het Nederlandse reisgezelschap<br />
aangeboden na een tournee<br />
door het binnenland:. Het door ons<br />
bereisde gebied maakte een rustige en<br />
ordelijke indruk. Gedurende de tournee<br />
kregen de waarnemers de indruk<br />
dat de nationale en sociale gedachten<br />
belichaamd in de Republiek steunen,<br />
op en gestuurd worden door groeperingen<br />
waarvan de kracht en omvang<br />
groter is dan veelal in Nederland<br />
verondersteld wordt. Het Nederlandse<br />
reisgezelschap constateert voorts dat<br />
de voorlichting in 1 de Nederlandse pers<br />
dienaangaande, alsmede omtrent het<br />
consolidatie-stadium waarin' de Republiek<br />
zich bevindt in het algemeen<br />
nog onvoldoende is, zoals ook de van<br />
Indonesische zijde omtrent Nederland<br />
gegeven voorlichting onvoldoende moet<br />
worden geacht. Indruk werd gewekt<br />
dat men bereid is tot hernieuwde<br />
samenwerking met Nederland mits<br />
deze samenwerking uitgaat van het<br />
beginsel der gelijkwaardigheid en<br />
gelijkgerechtigheid der beide volken.<br />
Prof. dr R. F. BEERLING<br />
Mr A. M. H. BONGAERTS<br />
C. DE KONING<br />
C. MEULEMAN<br />
Mr M. M. VAN POLL."<br />
Aan Prof. Beerling c.s. werd door<br />
de Federatie een telegrafisch antwoord<br />
gezonden waarin tevens verzocht<br />
werd een boodschap met groeten<br />
aan de Journalistenvereniging Malang<br />
te willen overbrengen.<br />
De Journalist.<br />
Knarsetandend moet de redactie<br />
erkennen, dat technische en organisatorische<br />
(of desorganisatorische) omstandigheden<br />
haar te machtig zijn<br />
geweest, zodat dit nummer weer met<br />
de nodige (of onnodige) vertraging<br />
verschijnt.<br />
Boze brieven hierover zullen gaarne<br />
in ontvangst genomen (maar niet beantwoord)<br />
worden door de redacteuren:<br />
J. J. F. van den Bergh, Trouw, N.Z.<br />
Voorburgwal 225, Amsterdam; Mr. E.<br />
Elias, Elsevier, Spuistraat 118b, Amsterdam;<br />
Y. Foppema, De Groene<br />
Amsterdammer, Frederiksplein 24, Antsterdam,<br />
en door de<br />
Administratie: Ned. Persmuseum, N.Z.<br />
Kolk 28, Amsterdam.
Bij de Nederlandse<br />
collega's in Londen<br />
Van een bezoek aan Londen in verband<br />
met besprekingen met de Internationale<br />
Federatie van Journalisten,<br />
heeft de secretaris van de Nederlandse<br />
Journalisten Kring, J. J. P. van den<br />
Bergh, gebruik gemaakt aan de collega's<br />
hier uiteen te zetten wat in<br />
Nederland sinds de oorlog op het<br />
gebied van organisatie van Journalisten<br />
is tot stand gebracht en in<br />
welke richting zich de ontwikkeling<br />
van de Kring beweegt.<br />
Deze uiteenzetting was zeer nodig.<br />
Het bleek dat van de Londense correspondenten<br />
slechts één lid was van de<br />
Kring — schrijver dezes — en dat er<br />
gebrek aan begrip bestond inzake de<br />
doelstellingen van de Kring. Belangstelling<br />
voor het onderwerp was er<br />
genoeg: Vrijwel alle Nederlandse<br />
journalisten in Londen waren aanwezig<br />
op de bijeenkomst, die door de<br />
pers-attaché, ex-collega D. de Man,<br />
was gearrangeerd. Er zijn hier een<br />
kleine twintig Nederlandse journalisten<br />
werkzaam, van wie slechts enkelen<br />
op het appèl onttoraken.<br />
Bij de discussie, volgende op de<br />
duidelijke inleiding van collega Van<br />
den Bergh, bleek dat buitenlandse<br />
correspondenten meer oog —• en daardoor<br />
ook meer belangstelling — hebben<br />
voor hun bijzondere positie dan<br />
voor een algemene regeling die zich<br />
niet in uitzonderingen verdiept. Collega<br />
Van den Bergh deed de oplossing<br />
MUTATIES IN HET GOOI<br />
Het bestuur van de afdeling Gooi<br />
van de N.J.K. is thans als volgt samengesteld<br />
:<br />
L. J. van Looi, voorzitter; M. G.<br />
Haringman, secretaris; P. Endt, 2e<br />
secretaris; K. Dokkum, penningmeester<br />
en G. Sluyzer, bestuurslid.<br />
De vertegenwoordiging van de afd.<br />
het Gooi in de Krinigraad luidt thans<br />
als volgt:<br />
L. J. van Looi en M. G. Haringman,<br />
leden; mej. T. Schimmel en P. Endt,<br />
plaatsvervangende leden.<br />
Collega S. Stokvis (tot dusverre<br />
voorzitter) vertrok naar Den Haag,<br />
H. Amberg, tot dusverre penningmeester,<br />
ging naar Amerika, terwijl het<br />
Kringsraadslid J. C. van Broekhuizen<br />
naar Amsterdam vertrok.<br />
De afd. Gooi zal een nauwe samenwerking<br />
met de Katholieke Journalisten<br />
Kring aangaan. Hiertoe werd een<br />
permanente contactcommissie gevormd,<br />
bestaande uit de collega's<br />
Van Looi en Endt (N.J.K.) en Groothof<br />
en Gieskes (K.N.J.K.).<br />
Het secretariaat der afd. Gooi van<br />
df N.J.K. blijft gevestigd Snellliuslaan<br />
23, Hilversum, telefoon 9550 (Kennr. K<br />
2950).<br />
aan de hand, dat de Londense Correspondenten<br />
een sectie zouden kunnen<br />
vormen voor hun bijzondere toelangen<br />
met inachtneming van de algemene<br />
belangen als voorgestaan door de<br />
N.J.K. Besloten werd dat de Londense<br />
collega's over een week opnieuw bijeen<br />
zouden komen om zich daarover te<br />
beraden.<br />
langdurig werd ook van gedachten<br />
gewisseld over de voordelen van het<br />
Kring-lidmaatschap bij de Internationale<br />
Pederatie te Londen, in vergelijking<br />
met het lidmaatschap van de<br />
zeer actieve Foreign Press Association<br />
te Londen. Ettelijke correspondenten<br />
waren de mening toegedaan, dat de<br />
Foreign Press Association goed voor<br />
de belangen der buitenlandse correspondenten<br />
opkwam, terwijl de mate<br />
van activiteit van de Internationale<br />
Federatie nog zou moeten worden<br />
afgewacht. Welk nut zou daarom hun<br />
Kring-lidmaatsohap hebben, zo vroegen<br />
zij. Andere correspondenten daarentegen<br />
voelden meer voor de principiële<br />
zijde van Kring-lidmaatschap<br />
en spraken de hoop uit, dat een vergroting<br />
van het ledental ook zou<br />
leiden tot de verhoging van de activiteit<br />
in allerlei richting, in het<br />
bijzonder in de druk op de Internationale<br />
Federatie om de belangen van<br />
buitenlandse correspondenten te' bevorderen.<br />
Londen. C. J. VAN SLUYS.<br />
(Met buitengewoon genoegen denk ik<br />
terug aan deze middag te midden der<br />
Nederlandse collega's in Londen.<br />
Dankbaar gedenk ik daarbij de hartelijke<br />
gastvrijheid, waarmede collega<br />
De Man — ja „collega", want hij is<br />
als buitengewoon lid tot de N.J.K.<br />
toegetreden — ons op de ambassade<br />
heeft ontvangen en een zo goede sfeer<br />
heeft geschapen voor de daar gevoerde<br />
besprekingen. Besprekingen, die<br />
ongetwijfeld verhelderend hebben gewerkt,<br />
ook voor het Kring-bestuur, dat<br />
gaarne ook de belangen van deze collega's<br />
in de verstrooiing, waar mogelijk,<br />
zal behartigen en daartoe nodig<br />
heeft een juist inzicht in hun<br />
speciale positie, wensen en verlangens.<br />
Dat — zoals mij later is gebleken —<br />
deze bijeenkomst heeft geleid tot een<br />
nauwere aaneensluiting der Nederlandse<br />
collega's in Londen, verheugt<br />
mij zeer. En dat het aantal der Londense<br />
leden in de Kring sindsdien is<br />
toegenomen zie ik als gevolg van deze<br />
ontmoeting, die alhoewel mijnerzijds<br />
niet als „zendingsreis" bedoeld, toch<br />
misschien door hetgeen ik daar over<br />
de opbouw en het werk der journalistieke<br />
organisatie in Nederland heb<br />
verteld — waar het hart vol van is,<br />
loopt de mond zo licht van over! —<br />
onbedoeld dit karakter heeft gekregen.<br />
Dat het Kringbestuur in zijn jongste<br />
vergadering heeft toesloten om voor<br />
de in het buitenland werkzame leden,<br />
in verband met hun bijzondere positie<br />
en hun, door valuta-verhoudingen<br />
en andere factoren boven het normale<br />
peil liggende salarissen, een speciale<br />
contributieregeling te ontwerpen, mag<br />
mede als een gevolg van dit persoonlijk<br />
contact worden gezien, v. d. B.)<br />
Katholieke Wereldpost<br />
en de bezetter<br />
Belangrijke documenten, die de<br />
Sicherheitsdienst over de Katholieke<br />
Kerk in Nederland had verzameld, zijn<br />
kort voor de bevrijding, in September<br />
1944, naar Duitsland overgebracht.<br />
Maar dank zij de opsporingsijver van<br />
het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie,<br />
zijn reeds enkele dossiers<br />
achterhaald en naar ons land teruggebracht.<br />
Zij staan nu ter beschikking<br />
van de Nederlandse autoriteiten. Drs. L.<br />
de Jong, chef van het Rijksinstituut,<br />
was zo vriendelijk, deze stukken ons<br />
ter inzage te geven en toestemming te<br />
verlenen, daaruit een en ander te<br />
publiceren.<br />
In ons orgaan kunnen wij volstaan<br />
met de vermelding, hoe het „De katholieke<br />
Wereldpost", het bekende persbureau<br />
van wijlen collega Hein Houben,<br />
is vergaan ... Dit persbureau werd gezien<br />
als een der staatsvijandige ondernemingen,<br />
van wat toen heette het<br />
„politiek katholicisme" in Nederland.<br />
Daarover had de S.D. een dossier aangelegd<br />
van meer dan 30 getypte bladzijden,<br />
waarin natuurlijk op de eerste<br />
plaats werden gesignaleerd de leidende<br />
figuren, als dr. Hein Houben en rector<br />
van Lierop, die beiden dan ook spoedig<br />
gevankelijk werden weggevoerd, om<br />
niet meer levend terug te keren. '<br />
Ook over de medewerkers van dit<br />
Persbureau had men „bezwarend"<br />
materiaal verzameld. Het was alles<br />
streng vertrouwelijk gesteld. J. P. J.<br />
Asselbergs zou staan in dienst van de<br />
Secret Service, wijlen prof. dr. J. Hoogveld<br />
heette in een protocol van het<br />
verhoor „ten zwaarste belast", eveneens<br />
F. Ballhorn uit Breda en K. Urban<br />
uit Den Haag was „vermoedelijk<br />
een Engelse verbindingsman". Wijlen<br />
collega rector van Lierop stond genoteerd<br />
als verbindingsman voor Duitse<br />
berichtgeving, Hein Houben als de<br />
intiemste vriend van pater Muckermann,<br />
„slaafs verbonden aan het<br />
Vaticaan en onderdanigst dienaar van<br />
bisschop Hopmans te Breda". „Hij<br />
reisde alle bereikbare bisschopszetels<br />
af" ... (De Katholieke Journalist)<br />
JOURNALIST, thans chef-redacteur<br />
provinciaal dagblad, zoekt<br />
andere werkkring aan groot dagblad<br />
of voorlichtingsdienst; vertrouwd<br />
met: alle rutoriek-werk,<br />
grote reportage, opmaak, documentatie<br />
enz. Vlotte verschijning,<br />
31 jaar, goede talenkennis, uitstekende<br />
referenties. Br. onder<br />
no. 14147.<br />
JOURNALIST, 26 jaar, sinds<br />
twee jaar belast met redactionele<br />
leiding groot provinciaal dagblad,<br />
zag zich gaarne geplaatst in journalistieke<br />
werkkring in. Indië.<br />
Harde werker, goed organisator.<br />
Enige naam in jonge Nederlandse<br />
letterkunde. Referenties en knipselboeken<br />
liggen op Tj te wachten.<br />
Brieven onder no. 15147.<br />
23
SPENCER B. HOGAN, U. S.-WAR CORRESPONDENT<br />
(Fragment uit „G. I. Joê<br />
kwam voorbij", door i ~>nze<br />
Limburgse collega M. W.<br />
Duynziiigs, die G I. Joe van<br />
zéér nabij heeft gekend . —<br />
Uitgave Ons Vrije Nederland.)<br />
Ik ontmoette Hogan in Brussel.<br />
Hij zat, moe en verveeld, op een<br />
barkruk in „Sans Gêne". Zijn ellebogen<br />
rustten op de bar. Zijn lange,<br />
slanke vingers woelden door zijn haren<br />
en hij staarde in het glas, dat voor<br />
hem stond', alsof daar iets heel lelijks<br />
te zien was.<br />
Toen hij mij zag, zwaaide hij met<br />
een telegram. Het kwam, zoals dat<br />
heet, „hot off the Ticker".<br />
„Je had gelijk", zei hij somber.<br />
„Waarmee?", vroeg ik.<br />
„Dat verhaal over de autoriteit van<br />
Britse journalisten", zei hij.<br />
. Ik las het telegram.<br />
Het had de volgende inhoud:<br />
Flash — Flash<br />
28/4/45 — Flash-Reuter<br />
By Paul Scott<br />
San Francisco, April 28 (Reuter) —<br />
A message from Himmler Guaranteeing<br />
German unconditional surrender<br />
to Britain and the United States<br />
has been conveyed to the British and<br />
United States Governments, according<br />
to information sent to Stettinius, Molotov<br />
and Eden in San Francisco, it<br />
mas authoritativily states in official<br />
circles here last night.<br />
(More)<br />
Flash<br />
Er stonden dikke, rode potloodstrepen<br />
onder de woorden Reuter, San<br />
Francisco en Authoritativily.<br />
„Dit bericht", zei Hogan, „is een<br />
wereldprimeur."<br />
„En Reuter ...", begon ik.<br />
,„Ja", zei Hogan, „Reuter! ... een<br />
Engels persbureau. En het ergste is:<br />
het bericht komt uit Frisco! Was er<br />
dan géén Amerikaanse journalist in<br />
staat...?"<br />
Hij zuchtte zwaar.<br />
„Het is", zei ik, „een kwestie van<br />
autoriteit."<br />
„Ja", zei Hogan en hij glimlachte<br />
vaag: „maar let op. Er zijn dingen<br />
die een autoriteit zich niet kan permitteren,<br />
maar 'n beroemdheid wél."<br />
„Welke dingen?", vroeg ik.<br />
„Binnen enkele dagen", zei Hogan<br />
geheimzinnig, „valt Berlijn en tekenen<br />
de Duitsers de capitulatie."<br />
„En?", vroeg ik.<br />
„De vraag is: welke journalist is<br />
het eerst in Berlijn", zei Hogan.<br />
„De Russen", raadde ik.<br />
„Neen", zei Hogan met overtuiging,<br />
„de Amerikanen!"<br />
„Maar de Russen...", begon ik opnieuw.<br />
„De Russen kunnen Hitler verslaan"<br />
zei Hogan, „maai; de Amerikaanse<br />
reporter verslaan zij niet!"<br />
Verdere discussie was uitgesloten.<br />
34<br />
En ditmaal kreeg Hogan gelijk.<br />
Het Amerikaanse persbureau Associated<br />
Press had de super-wereldprimeur<br />
van de Duitse capitulatie. Ed.<br />
Kennedy, die het bericht verzond, zag<br />
daarbij een nadrukkelijke order van<br />
generaal Eisenhower om het bericht<br />
nog enige uren vast te houden, minzaam<br />
over het hoofd. Het bezorgde<br />
hem 'n hoop moeilijkheden.<br />
Maar hij werd beroemd, voor zo<br />
ver hij het al niet was.<br />
En Berlijn?<br />
De Russen versloegen Hitler, maar<br />
de Amerikaanse reporter versloegen<br />
zij niet.<br />
Er lag een stalen ring van rode<br />
tanks rond de puinhopen van de<br />
Duitse hoofdstad.<br />
Er waren uiterst strenge orders, ook<br />
van het geallieerde hoofdkwartier:<br />
niemand zonder, toestemming der<br />
Russen naar Berlijn.<br />
Maar Seymour Freidin van de New<br />
York Herald Tribune, John Groth, de<br />
tekenaar van American Legion Monthly,<br />
Margaret Irwin van de St. Louis<br />
Post-Dispatch en Andrew Tully van<br />
de Boston Traveler, zagen Berlijn.<br />
Vóór alle anderen. Ook zónder de medewerking<br />
van de Russen. Ook zonder de<br />
toestemming van het geallieerde hoofdkwartier.<br />
Enkele weken later schorste Shaeff<br />
hen als oorlogscorrespondent. Men<br />
stuurde hen terug naar de States.<br />
Doch wat zou het?<br />
De New York Herald Tribune, de<br />
American Legion Monthly, de St.<br />
Louis Post-Dïspatch en de Boston<br />
Traveler hadden de story.<br />
John Groth verklaarde later:<br />
„Ik vind het unfair, dat men ons<br />
straft. Ik ben van mening, dat het<br />
Amerikaanse volk, dat vier millioen<br />
van zijn beste zonen naar Europa<br />
zond, waarvan er velen nooit meer<br />
zullen terugkeren, recht heeft op ooggetuige-verslagen<br />
van de val van de<br />
hoofdstad van de vijand."<br />
Dat deed, om zo te zeggen, de deur<br />
dicht.<br />
En Groth, Freidin, Margaret Irwin<br />
en Tully werden beroemd, voor zo ver<br />
zij het al niet waren ...<br />
Voor hij naar de States terugkeerde,<br />
ontmoette ik Spencer B. Hogan<br />
voor het laatst.<br />
Dat was in Den Haag, vele maanden<br />
na V.E.-Day, bij de triomphtocht van<br />
generaal Eisenhower door deze stad.<br />
Ik sprak hem, tijdens een korte<br />
pauze temidden van de plechtigheden,<br />
in „Des Indes".<br />
Hij geeuwde nadrukkelijk, zoals die<br />
eerste keer, lang, lang geleden.<br />
„Een oorlogscorrespondent zonder<br />
oorlog", zei hij, grinnekend: „Generaal<br />
Eisenhower in Den Haag, generaal<br />
Eisenhower in Brussel, generaal<br />
Eisenhower in Parijs, generaal Eisenhower<br />
in Londen. En overal: juichende<br />
mensen, bloemen, toespraken, champagne."<br />
Ik dacht aan de lezers van<br />
de „Post", die — oorlog of niet —<br />
steeds weer nieuws willen hebben,<br />
en liefst: sensationeel nieuws.<br />
„Een oorlogscorrespondent zonder<br />
oorlog is als een granaat zonder kanon",<br />
zei Hogan.<br />
„Hoezo", vroeg ik.<br />
„Je wilt ontploffen, maar je kunt<br />
het niet!", zei hij.<br />
En hij vroeg mij of ik de „Tien<br />
Wenken Voor Den Oorlogscorrespondent"<br />
kende.<br />
Ik kende ze niet.<br />
„Here they are!", zei Hogan, en hij<br />
somde ze op:<br />
1. Een veroverde stad is beter dan<br />
een veroverd dorp.<br />
2. Een vijandelijk offensief is beter<br />
dan een eigen opmars zonder veroverde<br />
steden.<br />
3. Een jonge, blonde, liefst gewapende<br />
vijandelijke spionne is<br />
beter dan een vijandelijk offensief.<br />
4. Een Private uit je eigen stad is<br />
belangrijker dan een generaal uit<br />
'n andere stad.<br />
5. Een generaal uit je eigen stad is<br />
belangrijker dan een Private uit<br />
je eigen stad.<br />
6. Iedere dode Private is belangrijker<br />
dan iedere dode generaal. (Het<br />
bericht, dat de generaal gesneuveld<br />
is, seint Associated Press immers<br />
toch aan alle bladen.)<br />
7. Een goede primeur is belangrijker<br />
dan generaal Eisenhower.<br />
8. Wees held met de helden! Een<br />
front-reportage zonder gierende<br />
granaten en vlakbij inslaande<br />
vijandelijke bommen, is geen frontreportage.<br />
9. Het front is overal, dus óók in<br />
Parijs. Ga daarom herhaaldelijk<br />
naar Parijs.<br />
10. Een interview met Hitler en Eva<br />
Braun — vóór of na hun dood —<br />
overtreft alles.<br />
LANDBOUWREDACTEUR.<br />
Journalist, 32 jaar, ongehuwd,<br />
thans werkzaam als redacteur<br />
van diverse rubrieken (o.m.<br />
buitenland, landbouw en veeteelt)<br />
aan provinciaal dagblad,<br />
zoekt plaats als landbouwredacteur<br />
aan groter landelijk blad.<br />
Is (als boerenzoon) geheel op<br />
de hoogte met nationaal (en<br />
internationaal) agrarisch gebeuren.<br />
Brieven onder no. 13/47.<br />
JOURNALIST<br />
40 jaar, zowel voor als na de<br />
oorlog werkzaam geweest als<br />
hoofdredacteur van onafhankelijke<br />
bladen, thans door fusie<br />
buiten functie, zoekt zelfstandige<br />
werkkring of opdracht.<br />
Kan zich eventueel ook belasten<br />
met zakelijke leiding van<br />
dagblad. Brieven no. 11/47.<br />
ERVAREN JOURNALIST<br />
zoekt werkkring of medewerking<br />
aan groot dagblad als<br />
redacteur-wetenschappen. Brieven<br />
no. 12/47.<br />
KV. OE ARBEIDERSPERS - AMSTERDAM