05.05.2013 Views

Kroniek van Peter van Os - Historici.nl

Kroniek van Peter van Os - Historici.nl

Kroniek van Peter van Os - Historici.nl

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

RGP<br />

kleine serie<br />

87<br />

KRONIEK<br />

PETER<br />

VAN OS


Rijks Geschiedkundige Publicatie« n<br />

uitgegeven door het<br />

Instituut voor Nederlandse Geschiedenis<br />

Kleine Serie<br />

87<br />

Instituut voor<br />

Nederlandse<br />

Geschiedenis<br />

RGP


<strong>Kroniek</strong> <strong>van</strong> <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong><br />

Geschiedenis <strong>van</strong> 's-Hertogenbosch en<br />

Brabant <strong>van</strong> Adam tot 1523<br />

Uitgegeven door<br />

drs. A.M. <strong>van</strong> Lith-Droogleever Fortuijn<br />

dr. J.G.M. Sanders<br />

drs. G.A.M. Van Synghel<br />

Instituut voor Nederlandse Geschiedenis<br />

Den Haag / 1997


Het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis maakt deel uit <strong>van</strong> de Stichting<br />

voor Historische Wetenschappen, die ressorteert onder de Nederlandse Organisatie<br />

voor Wetenschappelijk Onderzoek.<br />

Illustratieverantwoording:<br />

Met dank aan het Gemeentearchief 's-Hertogenbosch (foto's pag. xxvii boven, xxxvii en<br />

stofomslag), het Rijksarchief in Noord-Brabant te 's-Hertogenbosch (foto's pag. xvii, xviii,<br />

xix, xxvii onder, xxviii, xlii en schutbladen) en de Koninklijke Bibliotheekte 's-Gravenhage<br />

(foto pag. 356).<br />

Stofomslag:<br />

Oudst bekende gezicht op 's-Hertogenbosch ca. 1524. Detail <strong>van</strong> een manuscriptkaart <strong>van</strong><br />

het Gelderse rivierengebied.<br />

Wenen, Oesterreichisches Staatsarchiv, Belgien, D.D. 237, fol. 387<br />

Schutbladen:<br />

Kaart <strong>van</strong> het hertogdom Brabant door Jacob <strong>van</strong> Deventer, ca. 1550.<br />

's-Hertogenbosch, RA, kaarten- en prentenverzameling, inv.nr. 34<br />

isbn 90-5216-097-x geb.<br />

issn 0921-90<br />

nugi 641<br />

Stofomslagontwerp Luc de Ruijter, Amsterdam<br />

Gezet door Gra¢sch Serviceburo Assist, Goes<br />

Gedrukt door Gra¢sch Produktiebedrijf Gorter bv, Steenwijk<br />

Gebonden door Callenbach bv, Nijkerk<br />

C 1996 Instituut voor Nederlandse Geschiedenis, Den Haag<br />

Postbus 90755 . 2509 LT . e-mail rgp@inghist.<strong>nl</strong><br />

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, op welke wijze<br />

dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming.<br />

No part of this book may be reproduced in any way whatsoever, without prior written permission<br />

from the publisher.


VII<br />

IX<br />

XII<br />

XXI<br />

XXII<br />

XXV<br />

XXIX<br />

XXXII<br />

XXXIV<br />

XXXV<br />

XLI<br />

1<br />

353<br />

355<br />

357<br />

383<br />

385<br />

389<br />

Inhoud<br />

Woord vooraf<br />

I<strong>nl</strong>eiding<br />

1 Het belang <strong>van</strong> de kroniek<br />

2 Codicologische beschrijving<br />

Herkomst<br />

Materiaal<br />

Collatie<br />

Schrift en datering<br />

Decoratie<br />

Taal<br />

Band<br />

Tekst¢liatie<br />

3 Samensteller<br />

4 Politieke constellatie ten tijde <strong>van</strong> het ontstaan <strong>van</strong> de kroniek<br />

5Bronnen<br />

6Typologie<br />

7 Betrouwbaarheid en accuratesse<br />

8 Receptie<br />

9 Stedelijke historiogra¢e naVan <strong>Os</strong><br />

Verantwoording <strong>van</strong> de tekstuitgave en tekstpresentatie<br />

<strong>Kroniek</strong> <strong>van</strong> <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong><br />

Bijlagen<br />

1 Lijst met vertaling <strong>van</strong> vaakvoorkomende Latijnse zinsneden en passages<br />

2 Lijst <strong>van</strong> signa<br />

3 Concordantie <strong>van</strong> kroniek en cartularium<br />

Lijst <strong>van</strong> afkortingen<br />

Literatuurlijst<br />

Index <strong>van</strong> persoons- en geogra¢sche namen


Woord vooraf<br />

In 1948 publiceerde H.P.H. Camps, bewerker <strong>van</strong> het eerste deel <strong>van</strong> het Oorkondenboek<strong>van</strong><br />

Noord-Brabant, zijn proefschrift over de stadsrechten <strong>van</strong> graaf<br />

Willem II <strong>van</strong> Holland en hunverhouding tot het recht <strong>van</strong> 's-Hertogenbosch. Het<br />

bestaan<strong>van</strong> de oudste tekst <strong>van</strong> het stadsrecht <strong>van</strong> Den Boschwas hem bekend uit<br />

een marginale aantekening in de kroniek<strong>van</strong> <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong>, die op haar beurt weer<br />

verwees naar een afschrift in een tot dan toe onbekend cartularium. Camps wees<br />

in zijn zevende stelling op het belang <strong>van</strong> de kroniek: `De uitgave <strong>van</strong> de stadskroniek<br />

<strong>van</strong> Den Bosch <strong>van</strong> Pieter <strong>van</strong> <strong>Os</strong> is een dringend desideratum in onze<br />

historische literatuur'.<br />

Bijnavijftig jaar later is het dan zover: deze oudst bewaard gebleven exponent <strong>van</strong><br />

stedelijke geschiedschrijving te 's-Hertogenbosch vormt de inhoud <strong>van</strong> de voor U<br />

liggende uitgave.<br />

In de kroniek <strong>van</strong> <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong> wordt de geschiedenis <strong>van</strong> 's-Hertogenbosch en<br />

Brabant <strong>van</strong>af de schepping <strong>van</strong> de wereld tot en met het jaar 1515 beschreven.<br />

Een tweede scriptor voegde daar een aanvulling aan toe tot en met het jaar 1523.<br />

Publicatie <strong>van</strong> dit type bronnen vindt in Nederland verspreid plaats. Er is namelijk<br />

geen equivalent <strong>van</strong> de in 1862 groots opgezette Duitse serie Die Chroniken<br />

derdeutschen StÌdtevon 14. bisins 16. Jahrhundert.Wij zijn het Instituut voor Nederlandse<br />

Geschiedenis dan ook dankbaar dat het deze bron onder zijn auspicie« n<br />

wil uitgeven.<br />

Bij de totstandkoming <strong>van</strong> de uitgave hebben we <strong>van</strong> verschillende zijden steun<br />

ont<strong>van</strong>gen. Dr. J.G. Smit (coÎrdinator <strong>van</strong> de sectie Middeleeuwen <strong>van</strong> het Instituut<br />

voor Nederlandse Geschiedenis) begeleidde het gehele traject intern en gaf<br />

ons waardevolle adviezen en praktische steun bij de tekstuitgave, i<strong>nl</strong>eiding en opmaak<br />

<strong>van</strong> de index. Mw. dr. B. Ebels-Hoving en dr. R. Stein hebben als externe<br />

referent de i<strong>nl</strong>eiding <strong>van</strong> kritische opmerkingen voorzien. C. Keij en vervolgens<br />

F. Aussems (beiden werkzaam bij de uitgeverij <strong>van</strong> het Instituut) hebben op constructieve<br />

en nauwgezette wijze het produktieproces in goede banen geleid. Een<br />

woord <strong>van</strong> dank gaat ook uit naar het Rijksarchief in Noord-Brabant te 's-Hertogenbosch,<br />

eigenaar <strong>van</strong> de kroniek, dat ons gedurende een lange periode gastvrijheid<br />

en faciliteiten bood.<br />

Moge de publicatie <strong>van</strong> de kroniek <strong>van</strong> <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong> een vruchtbare bodem zijn<br />

voor verder wetenschappelijk onderzoek.<br />

Sint-Michielsgestel, april 1997<br />

drs. A.M. <strong>van</strong> Lith-Droogleever Fortuijn<br />

dr. J.G.M. Sanders<br />

drs. G.A.M.Van Synghel<br />

VII


I<strong>nl</strong>eiding<br />

1 Het belang <strong>van</strong> de kroniek<br />

In De <strong>Kroniek</strong> <strong>van</strong> <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong> 1 , bestaande uit 396 beschreven folia, is de geschiedenis<br />

<strong>van</strong> 's-Hertogenbosch en Brabant beschreven, <strong>van</strong>af Adam tot het begin<br />

<strong>van</strong> het jaar 1523. Het Rijksarchief in Noord-Brabant te 's-Hertogenbosch is<br />

eigenaar <strong>van</strong> het handschrift <strong>van</strong> de kroniek en heeft dit in bewaring gegeven aan<br />

de KUB teTilburg. 2 De samensteller <strong>van</strong> de kroniek is een<strong>van</strong> de stadssecretarissen<br />

<strong>van</strong> 's-Hertogenbosch, 3 namelijk <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong>. Hij was werkzaam in de stedelijke<br />

secretarie <strong>van</strong> 1483 tot 1542.Van <strong>Os</strong> zelf beschreef de geschiedenis <strong>van</strong> stad<br />

en hertogdom tot en met het jaar 1515. De periode 1515-1523 is aangevuld door<br />

een andere, niet ge|« denti¢ceerde scriptor, eveneens werkzaam in de secretarie<br />

<strong>van</strong> Den Bosch. Waarom Van <strong>Os</strong> deze periode niet zelf beschreven heeft, blijft<br />

vooralsnog een raadsel. Hij heeft immers voor het aanvullend gedeelte wel zelf<br />

de oorkonden verzameld en gekopieerd in een cartularium, dat de basis vormt<br />

voor de bewijsstukken in zijn kroniek. Ook blijft hij gedurende de jaren na 1515<br />

aktief in de stedelijke secretarie, zonder wijziging in de aard <strong>van</strong> zijn werkzaamheden.<br />

Subscriptio door <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong>.<br />

's-Hertogenbosch, RA, archief klooster Marie« nburg op de Uilenburg te 's-Hertogenbosch, inv.nr. 306,<br />

oorkonde d.d. 9 mei 1522<br />

1 Carasso-Kok, Repertorium, 379, nr. 350.<br />

2 Tilburg, KUB, Brabantica-collectie hs 339a H3.<br />

3 In het begin <strong>van</strong> de zestiende eeuw zijn verschillende stadssecretarissen tegelijk werkzaam<br />

in de stedelijke secretarie, Jacobs, Justitie en politie, 83-85.<br />

IX


In de kroniek zijn drie delen <strong>van</strong> niet-evenredige om<strong>van</strong>g aan te wijzen. Op de<br />

eerste drie folia wordt een opsomming gegeven <strong>van</strong> de kwartieren, steden, vrijheden,<br />

abdijen en baanderijen <strong>van</strong> het hertogdom Brabant. Daarna volgt een i<strong>nl</strong>eidend<br />

gedeelte <strong>van</strong> circa 40 folia met een genealogie <strong>van</strong> de hertogen <strong>van</strong> Brabant<br />

en de legitimatie <strong>van</strong> hun positie. In het resterende deel, circa 350 folia, staan de<br />

stad 's-Hertogenbosch, de Meierij en het hertogdom centraal. Deze inhoudelijke<br />

accentverschuiving loopt parallel met een wijziging in de chronologische indeling.<br />

In het i<strong>nl</strong>eidend gedeelte heeft Van <strong>Os</strong> de historische gegevens chronologisch<br />

gerangschikt in de vorm<strong>van</strong> korte paragrafen, voorzien <strong>van</strong> een rubriek.Vanaf folio<br />

42 r voert hij een chronologische indeling in op basis <strong>van</strong> hetschepenjaar, dat in<br />

's-Hertogenbosch loopt <strong>van</strong> 1 oktober tot 30 september. Binnen deze structuur<br />

past hij de gebeurtenissen in. Deze jaarindeling blijft gehandhaafd tot het eind<br />

<strong>van</strong> de kroniek. Een secundaire tijdsaanduiding staat bovenaan elke folio. Daar<br />

wordt het betre¡ende jaar vo¨ o¨ r of na Christus vermeld, of de naam <strong>van</strong> de regerende<br />

Brabantse vorst.Vanaf Hendrik I vindt de vermelding <strong>van</strong> de regerende<br />

vorst consequent plaats tot het eind <strong>van</strong> de kroniek.<br />

Uitgangspunt voor de opbouw <strong>van</strong> de kroniek zijn dus de schepenjaren. Elk jaar<br />

vindt men de formulering Remigii confessoris anno v scabini v 4 of een variant<br />

daar<strong>van</strong>. Daarna volgen eerst de schepennamen, voor zover Van <strong>Os</strong> deze kent.<br />

Met name in de dertiende eeuw zijn er veel lacunes. Een groot aantal schepenjaren<br />

doet Van <strong>Os</strong> af met zeven symbolische punten. In de vijftiende eeuw noemt hij<br />

na de schepenen ook andere functionarissen, zoals secretarissen, rentmeesters,<br />

burgemeesters en goede mannen. Speci¢eke gegevens die verband houden met<br />

de ambtstermijn vallen ook onder dit paragraafje. Aan de hand <strong>van</strong> het schepenjaar<br />

groepeert hij dan de historische gegevens, die vaak ondersteund zijn met diplomatische<br />

stukken, zoals oorkonden, akten en eedformulieren. De verhouding<br />

tussen de zuiver verhalende en de diplomatische passages is wisselend. Sommige<br />

schepenjaren bevatten uitsluitend de vermelding <strong>van</strong> bepaalde privileges, andere<br />

hebben alleen verhalende tekstdelen en weer andere hebben een gemengde samenstelling.<br />

In de verhalende passages besteedt hij aandacht aan politieke, monetaire,<br />

economische en militaire geschiedenis, zowel <strong>van</strong> de stad als <strong>van</strong> het<br />

hertogdom. Ook gebeurtenissen buiten het hertogdom, voornamelijk uit Engeland,<br />

Frankrijk en het Duitse Rijk, vinden er hun plaats.Voor een groot deel <strong>van</strong><br />

deze verhalende passages heeft Van <strong>Os</strong> Die alderexcellenste cronyke <strong>van</strong> Brabant,<br />

Hollant, Seelant,Vlaenderen int generael met vele nieuwe addicien dye in die ander<br />

niet gheweest en zijn, gheprentthAntwerpen int iaerons Heeren MCCCCC ende XII<br />

in octobri gebruikt. Gegevens die hij nietontleent aan Diealderexcellenstecronyke<br />

<strong>van</strong> Brabant betre¡en onder andere de Gelderse oorlogen, de huldiging <strong>van</strong> Karel<br />

V in Den Bosch en de typisch kroniekmatige aantekeningen zoals stadsbranden,<br />

het klimaat, de bouw <strong>van</strong> stadsmuren, het instellen <strong>van</strong> een loterij, het gieten <strong>van</strong><br />

een klok enz.<br />

4 Vertaling: op 1 oktober in het jaar v waren schepenen v.Voor vertaling <strong>van</strong> deze formuleringen<br />

zie bijlage 1 (Lijst met vertaling <strong>van</strong> vaak voorkomende Latijnse zinsneden en<br />

passages). De wisseling <strong>van</strong> de schepenstoel vond in de stad 's-Hertogenbosch plaats op<br />

1oktober.<br />

X


De diplomatische tekstdelen zijn ontleend aan een cartularium <strong>van</strong> 's-Hertogenbosch<br />

in twee banden, dat berust in de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage.<br />

5 Het betreft voornamelijk aan de stad verleende privileges, overeen- komsten<br />

tussen stad en Meierij, ordonnanties en andere juridische bescheiden. Deze stukken<br />

worden in de kroniek deels in extenso, deels geparafraseerd weergegeven. De<br />

volledige tekst <strong>van</strong> de verkorte stukken kan men via een doorVan <strong>Os</strong> aangebrachte<br />

folio- en signumverwijzing terugvinden in dit cartularium. De periode dieVan<br />

<strong>Os</strong> zelf bewust meegemaakt heeft, namelijk het derde kwart <strong>van</strong> de vijftiende<br />

eeuw en de eerste twee decennia<strong>van</strong> de zestiende eeuw, wordt het meest uitvoerig<br />

belicht.<br />

De uitgave <strong>van</strong> de kroniek<strong>van</strong> <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong> beoogt een stimulans te geven aan het<br />

onderzoek op diverse terreinen. De kroniek zelf is een zo uitvoerig en ambitieus<br />

opgezet specimen <strong>van</strong> laat-middeleeuwse Nederlandse stadsgeschiedschrijving,<br />

dat integrale uitgave <strong>van</strong>uit dit oogpunt verantwoord is. Dit temeer omdat bij gebrek<br />

aan moderne edities <strong>van</strong> vergelijkbare Nederlandse kronieken het verschijnsel<br />

nauwelijks bestudeerd is.<br />

Het doorVan <strong>Os</strong> aangereikte diplomatisch materiaal uit de kroniek, dat tot op heden<br />

nagenoeg volledig onuitgegeven is, biedt samen met het cartularium een uitstekende<br />

basis voor historisch en rechtshistorisch onderzoek. Daarbij kan men<br />

denken aan thema's als bijvoorbeeld de verhouding tussen stad en Meierij en tussen<br />

stad en de heerlijkheden Ravenstein, Megen, Gemert en Cuijk, de positie <strong>van</strong><br />

stad en hoogschout in waterstaatkundige zaken in de Meierij en monetaire ontwikkelingen.<br />

Een deel <strong>van</strong> het diplomatisch materiaal is niet meer in origineel,<br />

maar alleen in afschrift in de kroniekof in hetbijbehorende cartularium voorhanden.<br />

Door toevoeging <strong>van</strong> een concordantie <strong>van</strong> kroniek en cartularium, waarin<br />

de stukken chronologisch geordend zijn envoorzien<strong>van</strong> een omschrijving <strong>van</strong> het<br />

onderwerp, wordt het diplomatisch materiaal voor de onderzoeker inhoudelijk<br />

ontsloten.<br />

Ook kan de uitgave een stimulans geven aan het literatuurhistorisch onderzoek.<br />

De kroniek <strong>van</strong> Van <strong>Os</strong> is een specimen <strong>van</strong> laat-middeleeuwse geschiedschrijving,<br />

tot stand gekomen binnen een stedelijke context, uniek in haar uitgebreide<br />

opzet.Waarschij<strong>nl</strong>ijk vormt Den Bosch een uitzondering op het verschijnsel dat<br />

belangrijke steden vaak veel diplomatisch, maar weinig historiogra¢sch materiaal<br />

hebben. 6 Door deze uitgave is een vergelijking mogelijk met andere Brabantse<br />

kronieken en kan men onderzoek instellen naar de verwevenheid <strong>van</strong> Brabantse<br />

kronieken met die <strong>van</strong> andere gewesten. 7<br />

Ten slotte is de kroniek<strong>van</strong> belang voor het taalkundig onderzoek. Het gehele begin<br />

zestiende-eeuwse Brabantse corpus is een mooi onderzoeksobject in twee opzichten.<br />

Enerzijds maakt het de bestudering <strong>van</strong> de streektaal mogelijk,<br />

anderzijds de studie <strong>van</strong> de overgang <strong>van</strong> het Middelnederlands naar het Nieuw-<br />

5 's-Gravenhage, KB, hs. nr. 131 B 26. Een micro¢lm <strong>van</strong> dit cartularium is aanwezig bij<br />

het Rijksarchief in Noord-Brabant, Collectie Schaduwarchieven, inv.nr. 268.<br />

6 ZieWriedt,`Geschichtsschreibung in denWendischen HansestÌdten', 402.<br />

7 Zie ook de wens <strong>van</strong> Carasso-Kok, Repertorium, 171.<br />

XI


Nederlands. Deze overgang is een belangrijke cesuur in de taalontwikkeling.<br />

Naar dit aspect is nog weinig onderzoekverricht.<br />

2 Codicologische beschrijving<br />

De titel <strong>van</strong> het handschrift luidt: Dit boeck inhelt in den iersten die gelegentheit<br />

<strong>van</strong> Brabant mettertoebehoerten, die afcoemste ende dedelheitder hoiger doerluchtiger<br />

fursten ende hertoigen <strong>van</strong> Brabant ende daer nae voirts <strong>van</strong> versceyden previlegien,<br />

verleeningen by hore princelicheit den landen <strong>van</strong> Brabant ende oic der stat<br />

<strong>van</strong> sHertogenbosch verleent ende voirts <strong>van</strong> meer andere ordinancien, vonnissen,<br />

appoinctementen, compromissen, uuytspraken, con¢rmacien, tractaten ende <strong>van</strong><br />

meer andere poincten, in cort comprehendeert. 8<br />

Op de rug <strong>van</strong> de band staat een latere titel Handschrift 9 wegens 10 Braband en<br />

's Hertogenbosch door Pieter <strong>van</strong> <strong>Os</strong>, secretaris te's Bosch, met daar onder de signatuur<br />

57 a .<br />

Het incipit luidt als volgt: In den iersten is hier te wetene die gelegentheit slants <strong>van</strong><br />

Brabant v.<br />

Het explicit is: v ende die ander acht by composicien ende anderssins ontquamen.<br />

Herkomst<br />

Het handschrift <strong>van</strong> <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong> is via omzwervingen eigendom geworden <strong>van</strong><br />

het Rijksarchief in Noord-Brabant te 's-Hertogenbosch. In 1816 kocht mr.W.C.<br />

Ackersdijk, stadssecretaris <strong>van</strong> 's-Hertogenbosch, het voor ëe¨ n gulden bij de veiling<br />

<strong>van</strong> een boekcollectie. 11 In juni 1864 verwierf R. <strong>van</strong> Breugel Douglas het<br />

manuscript voor ü 50. 12 Hij verkocht het op zijn beurt in 1910 aan het Rijksarchief<br />

in Noord-Brabant, 13 waar het ondergebracht werd in de CollectieVan Breugel,<br />

inv.nr. 43. In 1960 is de kroniek in bruikleen gegeven aan de bibliotheek <strong>van</strong><br />

het Provinciaal Genootschap te 's-Hertogenbosch, die thans als Brabantica-collectie<br />

deel uitmaakt <strong>van</strong> de Universiteitsbibliotheek te Tilburg. Daar berust het<br />

handschrift onder de signatuur hs 339a H3. 14<br />

8 r<br />

Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 1 .<br />

9<br />

Licht vervaagde tekst.<br />

10<br />

Alsvoren.<br />

11<br />

's-Hertogenbosch, RA, CollectieVan Breugel, inv.nr. 43=<strong>Kroniek</strong> <strong>van</strong> <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong>, los<br />

bijliggend Verslag <strong>van</strong> het handschrift <strong>van</strong> Petrus <strong>van</strong> <strong>Os</strong>, secretaris der stad 's-Hertogenbosch<br />

begonnen omtrend 1483 en vervolgd tot 1523, p. 16, door mr.W.C. Ackersdijck, alsmede<br />

de bijliggende aantekeningen <strong>van</strong> mr. C.C.D. Ebell, rijksarchivaris in Noord-<br />

Brabant.<br />

12<br />

Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, ex-libris <strong>van</strong>Van Breugel op fol. 1*.<br />

13<br />

Ebell,`Rijksarchief in Noordbrabant', 111.<br />

14<br />

Het handschrift <strong>van</strong> <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong> is beschreven door Van deVen, Over Brabant geschreven<br />

I, 34-38.<br />

XII


Materiaal<br />

De kroniek is geschreven op papier en bestaat uit 445 folia, waar<strong>van</strong> er 396 beschreven<br />

zijn. De oude potloodfolie« ring loopt <strong>van</strong> fol. 1 r tot 396 r , een jongere folie«<br />

ring <strong>van</strong> fol. 397 r tot 445 r .Voorin zijnvijfongefolieerde schutbladen. Slechts e¨ e¨ n<br />

<strong>van</strong> deze schutbladen draagt een folie« ring, namelijk het cijfer 1*, en heeft een begin<br />

zeventiende-eeuws watermerk. 15 De folia 1 tot en met 395 hebben begin zestiende-eeuwse<br />

watermerken, de folia 401 tot 445 begin zeventiende-eeuwse. 16 De<br />

folia met de zeventiende-eeuwse watermerken zijn de niet beschreven bladen. Er<br />

is geen wijziging in papiersoort bij de wisseling <strong>van</strong> de handen. De resterende<br />

blanco folia, ongeveer 45, zijn duidelijk<strong>van</strong> jongere datum.<br />

Het papier verkeert in goede staat, behalve fol. 1 r , waar een kleine beschadiging is<br />

opgetreden.<br />

Ter versteviging <strong>van</strong> het boekblok zijn op diverse plaatsen rond de katernen papierstroken<br />

aangebracht: vöo¨ rfol.2 r ,fol.9 r ,fol.33 r (met Nederlandse tekst), 49 r ,<br />

97 r , 129 r (met fragment: te boeck ge), 137 r ,145 r , 169 r , 185 r , 218 r , 265 r , 281 r , 289 r ,<br />

305 r , 313 r , 322 r , 328 r ,337 r , 338 r , 345 r , 346 r , 352 r , 353 r , 361 r , 370 r , 377 r , 386 r , 394 r .<br />

Het katern met fol. 440 is verstevigd met een perkamenten hartstrook. Dit is de<br />

pliek <strong>van</strong> een veertiende-eeuwse Bossche schepenoorkonde, met rechtsonder de<br />

dienstaantekening: littera Iohannis Noet; duplicetur, solverunt ambo.<br />

Collatie<br />

De codex is opgebouwd uit 58 katernen, die nagenoeg allemaal uit vier dubbelbladen<br />

bestaan. In schema kan de katernopbouw als volgt weergegeven worden:<br />

1 8 (de eerste drie bladen zijn aan de binnenzijde <strong>van</strong> het voorplat <strong>van</strong> de band<br />

geplakt); 2 4+2 (fol. 1 en 8 is een enkelblad); 4-52 8 ;53 6 ;54-58 8 (de laatste twee<br />

bladen zijn samen op het achterplat <strong>van</strong> de band geplakt); (fol. 9 en 104 liggen<br />

los in de codex). 17<br />

De bladmaat, gemeten fol. 7 r , bedraagt 281 x 205 mm. Dat de oorspronkelijke<br />

bladmaat groter was, blijkt uit het feit dat op een aantal plaatsen de custoden<br />

(deels) zijn weggesneden. Wat de spiegelmaten betreft kan geen eenvormig formaat<br />

opgegeven worden. Met name in de eerste helft <strong>van</strong> het handschrift (ongeveer<br />

tot fol. 136 r ) is de bladspiegel zeer onrustig. Diverse tekstdelen worden<br />

onregelmatig over de bladen geschreven enverbonden door middel <strong>van</strong> accolades<br />

(zie pagina XVII). 18 Vanaf fol. 137 r treedt een rustiger tekstbeeld in en bedragen<br />

de spiegelmaten respectievelijk 199 x 117, 199 x 123, 111 x 195 en 209 x 119 mm<br />

(fol. 193 v , 259 r , 309 v en 386 v ).<br />

15 Briquet, Les Filigranes, nr. 9821.<br />

16 De verdeling der watermerken volgens Briquet, Les Filigranes, is als volgt: fol. 1 - fol.<br />

143: nr. 8987; fol. 146 - fol. 256: nr. 8993; fol. 259 - fol. 260: nr. 1677; fol. 263 - fol. 387:<br />

nr. 8993; fol. 388: sterkverwant aan nr. 12637; fol. 389 - fol. 390: geen watermerk aangetro¡en;<br />

fol. 391: nr. 8993; fol. 395: nr. 12518; fol. 396: nr. 8993; fol. 397: sterk verwant<br />

aan 12637; fol. 401: nr. 7840; fol. 402: een zeventiende-eeuws watermerk, <strong>van</strong>af fol. 403<br />

tot het eind fol. 445 komen de twee laatstgenoemde alternerend voor. Bij de handschriftbeschrijving<br />

<strong>van</strong>Van deVen, Over Brabant geschreven I, 34-38 zijn de watermerken niet<br />

ge|« denti¢ceerd.<br />

17 Katernformule volgens Ker, Catalogue,XXII-XXIV.<br />

18 Zie bijvoorbeeld de zeer slordige tekstopmaak op fol. 12 v .<br />

XIII


Van een linie« ring ontbreekt elk spoor. Signaturen zijn niet aangetro¡en.Volledig<br />

gaaf bewaarde custoden ontbreken. Op fol. 371 v en 372 v (derde en vierde blad katern)<br />

staat een nog leesbare custode.Van de custoden op fol. 57 r ,58 r ,68 r , 144 v ,<br />

168 v , 192 v , 275 v , 280 v , 336 v , 337 v , 340 v , 369 v ,370 v , 377 v , 378 v en 379 v is meestal<br />

slechts de bovenzijde <strong>van</strong> een paar letters waarneembaar, soms een gedeelte <strong>van</strong><br />

de letterschachten, in een enkel geval enkel nog een haaltje, waardoor de oorspronkelijke<br />

woorden niet meer kunnen worden gereconstrueerd.<br />

Aanwijzingen voor de lezer tre¡en we aan op fol. 40 r : ende keert omme. Nergens<br />

zijn bij de grote kopschriften, gewone rubrieken of nota-verwijzingstekens representanten<br />

waar te nemen.<br />

Schrift en datering<br />

In het handschrift zijn twee opeenvolgende handen te onderkennen. De eerste<br />

hand schrijft het leeuwendeel <strong>van</strong> de kroniek, <strong>van</strong> fol. 1 r tot fol. 384 v . Het is de<br />

hand <strong>van</strong> <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong>, stadssecretaris <strong>van</strong> 's-Hertogenbosch en samensteller<br />

<strong>van</strong> de tekst. Hij maakt zich in de kroniek twee maal bekend en verwijst bij die<br />

gelegenheid naar zijn werkzaamheden binnen de Bossche stadsadministratie. 19<br />

De laatste tien folia, namelijk 385 r tot 396 r , 20 zijn geschreven door een niet-ge|« -<br />

denti¢ceerde hand, die eveneens voorkomt in stukken <strong>van</strong> de stedelijke gri¤e. 21<br />

De overgang <strong>van</strong> de eerste naar de tweede hand komt zeer plotseling aan het eind<br />

<strong>van</strong> een katern, midden in een woord. De abrupte bee« indiging doorVan <strong>Os</strong> op fol.<br />

384 v aan het eind <strong>van</strong> een katern, midden in de datering daernae in den aprilleden<br />

XIX en dach nae Paeschen in den iair M, alsmede het ontbreken <strong>van</strong> het tweede deel<br />

<strong>van</strong> de kop op de rectozijde <strong>van</strong> fol. 385, wijst op een onverwachte onderbreking<br />

in de schrijfaktiviteiten <strong>van</strong>Van <strong>Os</strong> of op het teloor gaan <strong>van</strong> een reeds door hem<br />

geschreven katern betre¡ende het schepenjaar 1514.Vermoedelijk is dit slechts<br />

een beperkt aantal folia geweest, omdat uit de inhoudsopgave <strong>van</strong> het cartulari-<br />

19 r-v<br />

Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 299 : Anno LXXXIII predicto (namelijk 1483) ego Petrus de <strong>Os</strong>,<br />

¢lius Iohannis Rutgerssoon, incepi ingrossare litteras scabinales de Buscoducis et in illa<br />

practica procedere ad promotionem magistri Franconis de Langel, secretarii dicti opidi<br />

cuius anima requiescat in pace,enfol.331 v : In dicto scabinatu XI a augusti anno XCVIII<br />

obiit Bruxelle magister Godefridus de Dommelen, secretarius presentis opidi de Buscoducis,<br />

et in loco eius ego Petrus de <strong>Os</strong>, ¢lius Iohannis Rutgerssoon, institutus sum et prestiti<br />

iuramentum supero¤ciosecretariatus in die Exaltationis sancte Crucis immediatedictam<br />

undecimam diem augusti sequente. Deze hand kan ge|« denti¢ceerd worden aan de hand<br />

<strong>van</strong> het schepenprotocol <strong>van</strong> <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong>, zie 's-Hertogenbosch, GA, Oud archief,<br />

inv.nr. 125.<br />

20 r<br />

Van deVen, Over Brabant geschreven I, 37 vermeldt abusievelijk dat hand 2 de folia 385<br />

tot 445 zou hebben geschreven.<br />

21<br />

Ditblijkt uit de registratie <strong>van</strong> akten door deze scriptor in de schepenprotocollen<strong>van</strong><br />

's-Hertogenbosch uit het eerste kwart <strong>van</strong> de zestiende eeuw, zie onder meer 's-Hertogenbosch,<br />

GA, Oud-rechterlijk archief 's-Hertogenbosch, inv.nr. 1326, fol. 1 r -332 r ,<br />

en 's-Hertogenbosch, GA, Oud-rechterlijk archief 's-Hertogenbosch, inv.nr. 1333, fol.<br />

1 r -307 r , en in een cartularium <strong>van</strong> de stad, zie 's-Hertogenbosch, GA, collectie Provinciaal<br />

Genootschap, inv.nr. 375 (=Privilegeboek), fol. 271 r . De veronderstelling <strong>van</strong>Van<br />

deVen, Over Brabant geschreven I, 34, dat de jongere hand <strong>van</strong> Petrus <strong>van</strong> <strong>Os</strong> jr. zou zijn,<br />

kan <strong>van</strong> de hand gewezen worden. De jongere hand in de kroniek is niet identiek aan de<br />

doorVan <strong>Os</strong> jr. geschreven stukken voor de stedelijke administratie.<br />

XIV


um blijkt dat Van <strong>Os</strong> zijn werkzaamheden aan het cartularium voorlopig had afgesloten<br />

in 1515.<br />

Bij de tweede scriptor treedt er geen wijziging op in de algehele structuur <strong>van</strong> de<br />

kroniek: tekstopbouw, katernopbouw en bladspiegel blijven gelijk.Wel ontbreken<br />

in het laatste gedeelte de rubricering en de kopteksten bovenaan. In tegenstelling<br />

tot Van <strong>Os</strong> vermeldt de tweede scriptor niet consequent alle rentmeesters. Een<br />

klein onderscheid is ook de toevoeging door de tweede scriptor <strong>van</strong> scabini of scabini<br />

in Buscoducis aan de opgave <strong>van</strong> het schepenjaar. 22 Inhoudelijkverandert het<br />

karakter <strong>van</strong> de kroniek wel in het laatste gedeelte. De tweede scriptor, die de periode<br />

<strong>van</strong>af 19 april 1515 tot 4 januari 1523 beschrijft (en hierbinnen een gebeurtenis<br />

uit maart 1523 vermeldt), geeft een meer gedetailleerd ooggetuigeverslag<br />

<strong>van</strong> de gebeurtenissen danVan <strong>Os</strong>, die de feiten sober presenteert. Hij voegt ook<br />

viermaal een regest met cartulariumverwijzing toe aan het doorVan <strong>Os</strong> geschreven<br />

gedeelte <strong>van</strong> de kroniek. 23<br />

Beide scriptores gebruiken het schrift <strong>van</strong> de administratie, een littera gothica<br />

cursiva libraria, waarbij de tweede hand cursiever is dan die <strong>van</strong>Van <strong>Os</strong>. 24<br />

Correcties zijn aangebracht op de voor een papieren codex gee« igende manier<br />

door middel <strong>van</strong> doorhalingen met zwarte en rode inkt, behalve een enkele rasuur<br />

op fol. 9 r , 382 v en 388 r . De aard <strong>van</strong> de correcties in de vorm <strong>van</strong> de vele bij- en<br />

bovenschrijvingen wijst in de richting <strong>van</strong> het direct afschrijven <strong>van</strong> een schriftelijkvoorbeeld,<br />

zoals bijvoorbeeld het cartularium en Die alderexcellenste cronyke<br />

<strong>van</strong> Brabant. 25 Van <strong>Os</strong> en de tweede scriptor hebben na het schrijven het handschrift<br />

nog gecorrigeerd, zoals blijkt uit de toevoeging <strong>van</strong> vergeten woorden en<br />

correcties <strong>van</strong> kleine vergissingen. Daarna hebben verschillende latere handen<br />

met name in de schepe<strong>nl</strong>ijsten aanvullingen of correcties aangebracht. 26<br />

22 v v r v r r r<br />

Zie Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 389 , 390 , 392 , 392 , 393 , 394 en 395 . Eenmaal wordt de<br />

aankondiging in het Middelnederlands gedaan, zieVan <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 388 v .<br />

23 v r r r<br />

Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 86 ,271, 313 en 322 . Hier<strong>van</strong> zijn er drie doorVan <strong>Os</strong> zelf in het<br />

cartularium geschreven.<br />

24<br />

Voor de terminologie zie Gumbert, Manuscrits date¨ s, texte 24, 26-27; de tweede hand<br />

<strong>van</strong> de kroniek is sterkverwant aan de hand <strong>van</strong> Gumbert, Manuscrits date¨ s, nr. 372.<br />

25<br />

Zie hierna hoofdstuk 5 (bronnen).<br />

26<br />

Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, zie de volgende schepenjaren (cijfers achter het schepenjaar geven het<br />

rangnummer <strong>van</strong> de betre¡ende schepen; waar schepennamen later mogelijk toch door<br />

Van <strong>Os</strong> geschreven zijn, wordt een vraagteken achter het jaartal toegevoegd; daar waar<br />

mogelijk de tweede hand <strong>van</strong> de kroniek namen toegevoegd heeft, staat een sterretje):<br />

1209?: 1, 2; 1257*: 1-7; 1278: 1, 2; 1279: 1, 2; 1291*: 1, 2; 1292?: 1, 2; 1293*: 1, 2;<br />

1294*: 1, 2, 3; 1295: 1, 2; 1299: 1, 2; 1300: 1, 2; 1303: 1, 2; 1305: 1, 2; 1308: 3, 4, 5;<br />

1310: 1, 2; 1311: 1, 2; 1313*: 3, 4; 1315?: 3, 4; 1316: 4, 5?; 1321: 1, 2; 1322: 1, 2; 1326:<br />

1, 2; 1328: 1, 2; 1329: 1, 2; 1330: 4; 1334: 1, 2; 1347*: 1, 2, 3; 1349: 7; 1354: 3-6; 1358?: 1-<br />

5; 1359: 1, 2; 1360?: 1, 2; 1362: bij 3 `de Andel' toegevoegd, 5, 6; 1367: 3, 4; 1368: 3, 4;<br />

1396: 1-4; 1416: 8, 9; 1464: 8.<br />

XV


De ontstaansdatum <strong>van</strong> de kroniek is met zekerheid te dateren na¨ 1512, aangezienVan<br />

<strong>Os</strong> zich baseert op de vermeerderde heruitgave in dat jaar <strong>van</strong> Die alderexcellenste<br />

cronyke <strong>van</strong> Brabant. 27 In de kroniek zijn diverse concrete tijdsaanwijzingen<br />

betre¡ende het schrijven zelf terug te vinden. Op fol. 54 v verwijst<br />

Van <strong>Os</strong> bij het schepenjaar 1249 naar het jaar 1513, 28 ongeveer honderd folia verderop<br />

legt hij bij de vermelding <strong>van</strong> de geboorte <strong>van</strong> Arnold <strong>van</strong> Egmond in 1463<br />

het verband met zijn eigen periode door verwijzing naar Karel <strong>van</strong> Egmond in<br />

1514. 29 In het schepenjaar 1482 last hij vermeldingen in <strong>van</strong> oorkonden uit<br />

1487, 1508, 1509 en 1513, 30 en bij het schepenjaar 1506 verwijst hij naarde huldiging<br />

<strong>van</strong> Karel V tot hertog <strong>van</strong> Brabant op 23 januari 1515. 31 De schrijfaktiviteiten<br />

<strong>van</strong>Van <strong>Os</strong> vallen dus in de periode 1513-1515. 32<br />

De werkzaamheden <strong>van</strong> de tweede scriptor zijn voor een deel gebaseerd op voorbereidend<br />

werk <strong>van</strong>Van <strong>Os</strong>.Wanneer we die oorkonden selecteren uit het tweede<br />

deel, die niet in de inhoudsopgave <strong>van</strong> het cartularium staan en dus geschreven<br />

zijn na 1515, dan betreft dit stukken tussen 5 april 1516 en 15 september 1521,<br />

plus drie oudere oorkonden, alle geschreven door Van <strong>Os</strong>. 33 Het zijn juist deze<br />

drie oudste, veertiende- en vijftiende-eeuwse oorkonden, die door de tweede<br />

scriptor <strong>van</strong> de kroniek in het manuscript <strong>van</strong> Van <strong>Os</strong> ingelast werden. Deze<br />

tweede scriptor heeft bij zijn aanvulling dus gebruik gemaakt <strong>van</strong> deze door Van<br />

<strong>Os</strong> geschreven oorkonden tot 1521.<br />

27<br />

Die alderexcellenste cronyke <strong>van</strong> Brabant, Hollant, Seelant,Vlaenderen int generael met<br />

vele nieuwe addicien dye in die ander niet gheweest en zijn, gheprent thAntwerpen int iaer<br />

ons Heeren MCCCCC ende XII in octobri, exemplaar te 's-Gravenhage, KB, oude druk<br />

nr. 1084 B, met het ex-libris ex bibliotheca Hultmanniana divendita Sylvae Ducis apud H.<br />

Palier et ¢lium.<br />

28 v<br />

Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 54 : syn outste dochter ga¡ hy ten huwelic v ; <strong>van</strong> hair als <strong>van</strong> der<br />

eenre zyden is gecomen die heer <strong>van</strong> Croy, nu int iair XV C ende dartien levende.<br />

29 v<br />

Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 241 : natus est Arnoldus de Egmonda, qui Arnoldus dux Gelrie appellatus<br />

est quique fuit avus domini Karoli de Egmonda, pronunc videlicet anno M<br />

CCCCCXIIII to viventis.<br />

30 r-v v v r<br />

ZieVan <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 290 , 291 , 293 -294 .<br />

31 v<br />

Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 349 .<br />

32<br />

Het laatste historisch feit dat Van <strong>Os</strong> vermeldt is het verdrag dat Karel Vmet Frans I sloot<br />

op 19 april 1515, zieVan <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 384 v -385 r .Van deVen, Over Brabant geschreven<br />

I, 34 geeft bij het signalement als globale datering het eerste kwart <strong>van</strong> de zestiende<br />

eeuw (na 1523).<br />

33 r<br />

's-Gravenhage, KB, hs. nr. 131 B 26, band 2: oorkonden d.d. 1331.07.20 (fol. 651 ),<br />

1493.11.03 (fol. 652 r -653 r ), 1495.06.19 (fol. 659 r ), 1516.04.05 (fol. 644 r -644 v ),<br />

1516.04.16 (fol. 664 r -666 r ), 1516.08.12 (fol. 645 r ), 1516.11.30(na 1516.11.00) (fol.<br />

645 v ), 1517.04.01 (fol. 660 r -661 v ), 1517.10.07 (fol. 649a r -649b r ), 1518.03.13 (fol. 662 r -<br />

664 r ), 1518.03.30 (fol. 666 r -667 r ), 1518.04.20 (fol. 667 r -668 r ), 1519.05.10,<br />

1519.06.30(na 1519.06.00), 1519.08.22 (fol. 683 r -684 v ), 1520.10.06 (fol. 674 v -678 r ),<br />

1520.10.19 (fol. 678 r -682 v ), 1521.04.13 (fol. 684 v -692 r ), 1521.09.15 (fol. 694 r -695 v ), en<br />

een ongedateerde oorkonde (fol. 649b v -651 r ).<br />

XVI


Verbinding <strong>van</strong> tekstdelen door middel <strong>van</strong> accolades door <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong>.<br />

Tilburg, KUB, Brabanticacollectie hs 339a H3 = <strong>Kroniek</strong><strong>van</strong>Van <strong>Os</strong>, fol. 40 r<br />

XVII


Hand <strong>van</strong> <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong>.<br />

Tilburg, KUB, Brabanticacollectie hs 339a H3 = <strong>Kroniek</strong><strong>van</strong>Van <strong>Os</strong>, fol. 1 r<br />

XVIII


Hand <strong>van</strong> de tweede scriptor <strong>van</strong> de kroniek.<br />

Tilburg, KUB, Brabanticacollectie hs 339a H3 = <strong>Kroniek</strong><strong>van</strong>Van <strong>Os</strong>, fol. 390 v<br />

XIX


De jongste historische passage in de kroniek is uit de periode maart 1523, zodat<br />

het schrijven <strong>van</strong> de aanvulling op de kroniek gedateerd kan worden na maart<br />

1523. Ook deze scriptor houdt midden in het verhaal op.<br />

Decoratie<br />

Het handschrift is niet ge|« llustreerd. De enige vorm <strong>van</strong> versiering is de rubricering<br />

<strong>van</strong> initialen, kapitalen en minuskels, punten, accolades, kopteksten, verwijzings-,<br />

paragraaf-, nota- en sluitingstekens en tekstgedeelten. De decoratie is<br />

aangebracht door middel <strong>van</strong> ophoging of onderlijning en door gra¢sche uitwerking<br />

<strong>van</strong> initialen.Van randversiering is geen sprake. Bij fol. 385 r , waar de tweede<br />

hand begint, stokt de rubricering. De gehele rubricering is door ëe¨ n hand aangebracht.<br />

Dit is zonder twijfel de hand <strong>van</strong> de eerste scriptor, aangezien de gerubriceerde<br />

gra¢sche uitwerking <strong>van</strong> de initialen in dit handschrift identiek is aan de<br />

initialen in de schepenprotocollen, schepenoorkonden en het cartularium <strong>van</strong> de<br />

hand <strong>van</strong> <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong>. 34 De schepennamen zijn doorgaans zeer dik aangezet en<br />

met een bredere pen geschreven. Zeer belangrijke passages zijn op dezelfde manier<br />

aangegeven. 35<br />

Taal<br />

Het handschrift is hoofdzakelijk in het Middelnederlands geschreven, sommige<br />

passages zijn in het Latijn. De Latijnse passages betre¡en onder andere afschriften<br />

<strong>van</strong> oorkonden, de aankondiging <strong>van</strong> de schepenstoel met de daarbij horende<br />

gelatiniseerde namen en een beperkt aantal verhalende gedeelten.<br />

Band<br />

Het handschrift is gevat in een achttiende-eeuwse, zeer sobere perkamenten splitselband<br />

met een omgezette rand. De splitsels zijn <strong>van</strong> bruin leer en op de gesprenkelde<br />

snede is een rood spikkelpatroon aangebracht door middel <strong>van</strong>verfdruppels.<br />

Op het voor- en achterplat <strong>van</strong> de band zijn twee gaatjes gemaakt voor de striksluiting<br />

met leren sluitkoordjes. Tussen de vier ribben, met dubbele binding, zijn ter<br />

versteviging <strong>van</strong> de rug vijf overlijmstroken <strong>van</strong> perkament aangebracht. Twee<br />

<strong>van</strong> deze overlijmstroken bevatten twee fragmenten, door twee verschillende handen<br />

geschreven, <strong>van</strong> een vermoedelijk vijftiende-eeuwse Nederlandse tekst. Gezien<br />

de stevige verlijming op de ribben is nader codicologisch onderzoek op dit<br />

ogenblik materieel gezien onmogelijk. Het voorplat <strong>van</strong> de band draagt linksboven<br />

de signatuur Aanwinst 1910, DIII 5 (in potlood) en N o 3.<br />

34<br />

Zie onder meer 's-Hertogenbosch, GA, Oud archief, inv.nr. A 525 (=Rood Privilegeboek),<br />

fol. 122 r -152 r ; 's-Hertogenbosch, GA, Oud archief, inv.nr. A 527 (=Pampiereboek),<br />

fol. 221 r -225 v .<br />

35 r<br />

Bijvoorbeeld Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 384 , waar de huldiging <strong>van</strong> Karel V te Leuven vermeld<br />

wordt.<br />

XX


Tekst¢liatie<br />

Van de kroniek<strong>van</strong> 's-Hertogenbosch is slechts de autograaf bewaard gebleven en<br />

e¨ e¨ n achttiende-eeuws afschrift.Van conceptenvoor de kroniekdoor de samensteller<br />

is niets overgeleverd. 36 Het afschrift <strong>van</strong> de kroniek berust in het archief<strong>van</strong> de<br />

abdij <strong>van</strong>Tongerlo. 37 Dit door brand zwaar beschadigde handschrift is via de Bossche<br />

familie Van Lanschot in het abdij-archief terechtgekomen. Het handschrift<br />

bevat diverse onderdelen, waaronder een name<strong>nl</strong>ijst <strong>van</strong> de Bossche Illustere<br />

Lieve-Vrouwebroederschap, die door verschillende handen geschreven zijn. 38<br />

De kroniek <strong>van</strong> 's-Hertogenbosch is geschreven op de folia 23 r -214 r . 39 De tekst<br />

<strong>van</strong> <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong> is sterk ingekort en voor de periode 1523-1628 aangevuld.<br />

3 Samensteller<br />

Meester <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong> (Petrus Johannis Rutgerss. de <strong>Os</strong>) is vermoedelijk tussen<br />

1460 en 1470 geboren. Het is onbekend of hij Bosschenaar <strong>van</strong> geboorte was. De<br />

naam <strong>van</strong> zijn vader komt niet voor in de Bossche archieven. 40 <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong> was<br />

magister artium.We weten niet waar hij gestudeerd heeft. Zijn hele werkzame leven<br />

speelde zich af in het Bossche stadhuis, waar hij zijn carrie© re begon als klerk<br />

36 In het GA Den Bosch, Collectie Provinciaal Genootschap, inv.nr. 375 (= Privilegeboek<br />

<strong>van</strong> Den Bosch) is een tiental folia aangetro¡en, geschreven door Van <strong>Os</strong>, die tekstueel<br />

nauw gelieerd blijken te zijn aan de kroniek. Het betreft de folia 219 r -225 v en 226 v -227 v ,<br />

met een exposë over de rechten <strong>van</strong> de hertogen <strong>van</strong> Brabant en Den Bosch in het land<br />

<strong>van</strong> Herpen, fol. 225 v , met een verklaring over de naam Brabant en de eerste heer, en fol.<br />

227 v -228 r inzake Herpen en Elbout <strong>van</strong> der Gonde. AangezienVan <strong>Os</strong> deze teksten voor<br />

zijn expose¨ over Herpen niet letterlijkoverneemt en zelfs herstructureert, lijkt het niet zo<br />

aannemelijk dat het hier een concept voor de kroniek betreft. Mogelijk is dit materiaal<br />

over Herpen bij elkaar gebracht ten behoeve <strong>van</strong> een procesdossier en later ingebonden<br />

in het Privilegeboek. Overigens kan het niet helemaal uitgesloten worden dat juist de<br />

kroniek gebruikt is voor het schrijven <strong>van</strong> dit dossier. De teksten betre¡ende de a¡aire<br />

Herpen/Elbout <strong>van</strong> der Gonde en de naamsverklaring Brabant zijn namelijk in de kroniek<br />

en in het Privilegeboek identiek, alleen geeft de kroniek een meer complete versie.<br />

Bij het Privilegeboek wordt dit expose¨ bee« indigd met etc. Tegen het gebruik <strong>van</strong> een gedetailleerd<br />

concept pleiten ook de vergissing in de tweede en derde persoon dieVan <strong>Os</strong><br />

maakt bij de parafrasering <strong>van</strong> oorkonden uit het cartularium.<br />

37 Westerlo, Abdij <strong>van</strong>Tongerlo, abdij-archief, inv.nr. 372.<br />

38 Voor de samenstelling <strong>van</strong> dit handschrift, zie Corthouts, Inventaris, 232-233, nr. 372.<br />

39 Westerlo, Abdij <strong>van</strong> Tongerlo, abdij-archief, inv.nr. 372, incipit op fol. 23 r : In den name<br />

ons lie¡s heeren Goids Ihesu soe is in den iiersten dit boecke begriipende die gelegentheijt<br />

des lants <strong>van</strong> Brabant.<br />

40 Volgens Cunen, Geschiedenis <strong>van</strong> <strong>Os</strong>s, 38-40 en 168, zou <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong> afstammen <strong>van</strong> de<br />

wijdverbreide familieVan <strong>Os</strong>s die afkomstig is uit <strong>Os</strong>s. In en buiten deze plaats hebben<br />

telgen<strong>van</strong> dit geslachtbelangrijke positiesbekleed. Hij vereenzelvigt de kroniekschrijver<br />

met jonker <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong> op basis <strong>van</strong> de vermelding in de stadsrekeningen <strong>van</strong> 1507-<br />

1508 <strong>van</strong> een ¢nancie« le vergoeding, door het stadsbestuur <strong>van</strong> 's-Hertogenbosch aan<br />

magister <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong>s toegekend voor de schade die aan het versterkte huis <strong>van</strong> zijn vader<br />

aangericht is (Van Zuijlen, Inventaris I, 172-173). Een afdoende bewijs voor deze<br />

identi¢catie geeft Cunen echter niet.<br />

XXI


<strong>van</strong> secretaris Frank <strong>van</strong> Langel. 41 De eerste vermelding <strong>van</strong> zijn werkzaamheden<br />

dateertuit 1483.Van <strong>Os</strong> was toen ingrossator <strong>van</strong> de schepenakten in dit drukste<br />

schrijfcentrum <strong>van</strong> het noorden <strong>van</strong> het hertogdom Brabant. Na de dood <strong>van</strong><br />

Frank <strong>van</strong> Langel in 1497 werd hij adjunct-secretaris. Het jaar daarop al bekleedde<br />

hij een <strong>van</strong> de vier secretarisposten als opvolger <strong>van</strong> Godfried <strong>van</strong> Dommelen.<br />

Op 14 september legde hij zijn ambtseed af. Hij bleef secretaris tot zijn<br />

dood in 1542. In tegenstelling tot zijn drie ambtsbroeders werd <strong>Peter</strong> niet afgevaardigd<br />

naar belangrijke onderhandelingen, zodat hij tijd had om zich in Den<br />

Bosch aan cartularisatie en geschiedschrijving te wijden. <strong>Peter</strong> volgde in 1500<br />

Van Langel ookop als notaris en oefende dit ambt uittot 1536. Hij had een admissie<br />

als keizerlijk, pauselijk en bisschoppelijk notaris en bediende zich in de notarie«<br />

le akten <strong>van</strong> de titel clericus Leodiensis. 42<br />

<strong>Peter</strong> trouwde begin 1499 met Henrikske, dochter <strong>van</strong> voornoemde Frank <strong>van</strong><br />

Langel, secretaris <strong>van</strong> 's-Hertogenbosch <strong>van</strong> 1470 tot 1497. Hij bezat toen een<br />

huis bij het Loefs Brugske in de stad. <strong>Peter</strong> en Henrikske woonden in ieder geval<br />

tussen 1500 en 1505 in de Oude Hulst, een straat in het centrum<strong>van</strong> de stad. Na de<br />

dood <strong>van</strong> Henrikske trouwde <strong>Peter</strong> met een dochter <strong>van</strong> Jacob Goyaerts en Aleit<br />

Loenmans, ook Henrikske geheten. Hij was <strong>van</strong>af 1496/1497 opgenomen in de<br />

Illustere Lieve-Vrouwebroederschap in Den Bosch, een gezelschap <strong>van</strong> hooggeplaatsten<br />

en beter gesitueerden. Zijn medebroeders vierden zijn uitvaart op 2 december<br />

1542. 43 <strong>Peter</strong> had drie kinderen: <strong>Peter</strong> jr., Jan en Oda. Onbekend is of het<br />

kinderen uit zijn eerste of tweede huwelijk waren. <strong>Peter</strong> jr. trad in de voetsporen<br />

<strong>van</strong> zijn vader en was <strong>van</strong> 1536 tot 1550 secretaris <strong>van</strong> de stad. Daarna vervulde<br />

hij enkele jaren het ambt <strong>van</strong> schepen. 44 Jan werd priester en was, evenals zijn vader,<br />

magister. Oda ten slotte trouwde met Goossen Jansz., raad <strong>van</strong> 's-Hertogenbosch<br />

en stadhouder <strong>van</strong> de hoogschout.<br />

4 Politieke constellatie ten tijde <strong>van</strong> het ontstaan <strong>van</strong> de kroniek<br />

Het politiek klimaat is e¨ ën<strong>van</strong> de factoren of mogelijk zelfs de beslissende, die een<br />

rol gespeeld heeft bij het vervaardigen <strong>van</strong> de kroniek. De stad 's-Hertogenbosch<br />

41<br />

In de schepenprotocollen <strong>van</strong> 1481/1482 en 1482/1483 (respectievelijk 's-Hertogenbosch,<br />

GA, Oud-rechterlijk archief 's-Hertogenbosch, inv.nr. 1251, fol. 150 r en inv.nr.<br />

1252, fol. 229 r ) staan in de marge weliswaar aantekeningen dat de op die folia ingeschreven<br />

minuutakten opnieuwge|« ngrosseerd moesten worden door <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong>, maar het is<br />

niet bekend <strong>van</strong> wanneer deze aantekeningen dateren. Het gaat daarom te ver deze jaren<br />

het begin <strong>van</strong> zijn aktiviteiten als klerk te noemen. Naar eigen zeggen (Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>,<br />

fol. 229 r -229 v ) begon hij in het schepenjaar 1483 (dat liep <strong>van</strong>af 1 oktober 1483) met het<br />

ingrosseren <strong>van</strong> Bossche schepenakten.<br />

42<br />

Sanders,`<strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong>s', 124-127.<br />

43 r r<br />

's-Hertogenbosch, Archief Illustere Lieve-Vrouwebroederschap, inv.nr. 49, fol. 36 en 37<br />

(obitus fratrum) en rekeningen 1528/1529, 1529/1530 en 1542/1543;Van Dijk, DeBossche<br />

optimaten, 200.<br />

44<br />

Namelijk in de jaren 1552/1553, 1553/1554, 1556/1557 en 1557/1558, zie Jacobs, Justitie<br />

en politie, 273 enVerrreyt en Juten,`Noordbrabantsche zegels III', 229-234, met name<br />

231 en 233-234 waar zijn zegel staat afgebeeld.<br />

XXII


maakte als vierde hoofdstad deel uit <strong>van</strong> het hertogdom Brabant, dat in de loop<br />

<strong>van</strong> de vijftiende eeuw langzaam maar zeker in de Bourgondische invloedssfeer<br />

getrokken werd. De Brabanders verzetten zich tegen dit Bourgondiseringsproces<br />

en trachtten hun autonomie envroeger verkregen voorrechtenveilig te stellen.Telkenmale<br />

als een nieuwe hertog aantrad, benadrukten de Staten <strong>van</strong> Brabant deze<br />

verlangens. Tijdens de regering <strong>van</strong> Karel de Stoute (1467-1477) werd de balans<br />

tussen vorst en onderdanen gevoelig verstoord door de aantasting <strong>van</strong> de autonomie<br />

<strong>van</strong> met name de grote steden. Na zijn dood in 1477 eisten alle gewesten hun<br />

teloor gegane rechten weer op <strong>van</strong> zijn dochter Maria. Zij gaf toe aan de particularistische<br />

krachten, maar probeerde daarna langzaam en omzichtig met haar<br />

Oostenrijkse echtgenoot Maximiliaan een nieuwe machtsbasis op te bouwen.<br />

Haar vroegtijdige dood in 1482 leidde tot het regentschap <strong>van</strong> Maximiliaan voor<br />

hun jonge zoontje Filips, later bijgenaamd de Schone. Tijdens dit regentschap<br />

voerde Maximiliaan een jare<strong>nl</strong>ange strijd om zijn gezag in de gewesten tevestigen<br />

en te consolideren. De Brabantse steden die zich tegen hem verzetten, moesten<br />

hun opstandigheid bekopen met verregaande hertogelijke invloed in de samenstelling<br />

<strong>van</strong> de stadsbesturen, een inperking <strong>van</strong> de politieke rol<strong>van</strong> de ambachten<br />

en een verzwakking <strong>van</strong> het stedelijk gezag over hun ommeland. 45<br />

De oorlogen die de Bourgondische vorsten met Gelre voerden hadden een grote<br />

weerslag op Stad en Meierij <strong>van</strong> 's-Hertogenbosch. In 1473 veroverde Karel de<br />

Stoute Gelre. Na zijn dood wierp Gelre het Bourgondische juk weer af.Vanuit<br />

Grave vielen de Geldersen de Meierij <strong>van</strong> Den Bosch binnen. 46 Hierdoor kwam<br />

de handel stil te liggen en vonden vele plunderingen plaats, die leidden tot een<br />

sterke economische achteruitgang. De omslag <strong>van</strong> de zware kosten die Stad en<br />

Meierij zich in de Gelderse oorlog moesten getroosten leidde tot con£icten, die<br />

resulteerden in een arbitrale uitspraak in 1483. 47<br />

In het najaar <strong>van</strong> 1494 werd Filips de Schone in zijn landen als hertog gehuldigd.<br />

In tegenstelling tot zijn vader Maximiliaan, die slechts door huwelijkverwant was<br />

met de oude dynastie, werd hij door de Nederlandse gewesten beschouwd als een<br />

`natuerlijcke prince'. 48 Ook Filips zette de politiek<strong>van</strong> centralisatie en bestuurlijke<br />

hervorming door.Via de centrale bestuursorganen, waaronder de Rekenkamer,<br />

slaagde hij erin de stad in zijn greep te krijgen, niettegenstaande het verzet<br />

<strong>van</strong> de Bossche schouten. 49 Nog in 1494 legde hij Den Bosch een bestuurshervorming<br />

op, die de politieke rol <strong>van</strong> de ambachtsgilden beperkte en de bestuursmacht<br />

in handen legde <strong>van</strong> een hem gunstig gezinde groep patricie« rs. 50 Deze hervorming<br />

was echter een echec en leidde al navier jaar tot de instelling <strong>van</strong> een college<br />

<strong>van</strong> zes goede mannen, dat met instemming <strong>van</strong> de hertog hetbewind over de stad<br />

in handen kreeg. Dit college probeerde de penibele ¢nancie« le situatie het hoofd te<br />

bieden. De interne perikelen verhinderden echter niet dat Den Bosch, in tegenstelling<br />

tot andere steden in het hertogdom, zijn greep op het omliggende gebied<br />

45 Van Uytven,`Crisis als cesuur', 428 en 433.<br />

46 Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 269 v .<br />

47 Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 300 r -300 v .<br />

48 Prevenier en Blockmans, De Bourgondische Nederlanden, 198-200.<br />

49 Van Lith-Droogleever Fortuijn,`De stad 's-Hertogenbosch', 119.<br />

50 Jacobs, Justitie en politie, 60.<br />

XXIII


wist te verstevigen. Door in 1495 een overeenkomst met de Meierij te sluiten,`de<br />

Raminghe', werd de stad echt hoofdstad <strong>van</strong> het omliggende gebied. 51<br />

Wat het `buite<strong>nl</strong>and' betreft hield Filips de Schone zich aan<strong>van</strong>kelijk afzijdig <strong>van</strong><br />

de `grote' politiek <strong>van</strong> zijn vader. Deze houding was voor Den Bosch pro¢jtelijk,<br />

omdat dit een rustpauze in de oorlog met de Geldersen met zich meebracht. Filips<br />

verzette zich niet tegen Karel <strong>van</strong> Egmond, die in 1492 met steun <strong>van</strong> de Franse<br />

koning hertog in Gelre geworden was zonder belening door Maximiliaan, die intussen<br />

Duits keizer was geworden. 52 Pas op aanstichting <strong>van</strong> Maximiliaan laaide<br />

het con£ict weer op. Namens hem voerde Albrecht <strong>van</strong> Saksen oorlog tegen de<br />

Gelderse hertog. Eind 1497 werd een bestand gesloten dat <strong>van</strong> korte duur zou zijn.<br />

53 In 1498 zag Filips de Schone ope<strong>nl</strong>ijk af <strong>van</strong> zijn aanspraken op Gelre, tot<br />

groot ongenoegen <strong>van</strong> zijn vader, die zijn anti-Gelderse politiek doorzette. Toen<br />

Filips in 1504 onverwacht koning <strong>van</strong> Castilie« werd, werd hij medespeler op het<br />

Europees terrein en was gedwongen een anti-Franse koers te varen. Hierdoor<br />

kreeg Maximiliaan de mogelijkheid de strijd tegen Gelre te hervatten, nu samen<br />

met zijn zoon. Net als voorheen moest het noordoosten <strong>van</strong> Brabant zich de plundertochten<br />

<strong>van</strong> de Geldersen laten welgevallen.Vanaf 1504 fungeerde 's-Hertogenbosch<br />

opnieuw als uitvalsbasis en werd het platteland geplunderd en<br />

gebrandschat. 54<br />

De onverwachte dood <strong>van</strong> Filips in 1506 liet de Nederlanden in een gespannen<br />

situatie achter. 55 Ook 's-Hertogenbosch zag de toekomst zwaar in. Aangezien Filips'<br />

zoon Karel nog maar zes jaar oud was, nam Maximiliaan het regentschap<br />

opnieuw op zich. Dit werd echter met lede ogen aangezien, daar men bevreesd<br />

was voor een herhaling <strong>van</strong> zijn dynastieke politiek, die onder meer hervatting<br />

<strong>van</strong> de Gelderse oorlog tot gevolg zou hebben. Die laaide inderdaad weer op en<br />

zou in 1512 zelfs bijna tot de inneming <strong>van</strong> Den Bosch door de Geldersen leiden.<br />

In 1513 ten slotte werd een bestand voor vier jaar gesloten. 56 Op dat moment was<br />

het noordoosten <strong>van</strong> het hertogdom deerlijk gehavend en ¢nancieel en moreel de<br />

uitputting nabij. De stad betaalde een zware tol voor de voortzetting <strong>van</strong> de<br />

`Habsburgse' politiek <strong>van</strong> centralisatie en gebiedsuitbreiding ten behoeve <strong>van</strong> de<br />

dynastieke belangen. Brabant was voor de vorst als eenheid niet meer <strong>van</strong> belang,<br />

de verschillende gewesten waren ondergeschikt aan de grotere Europese politiek.<br />

Het eerste kwart <strong>van</strong> de zestiende eeuw, de periode waarin de kroniek in 's-Hertogenbosch<br />

tot stand kwam, was aldus een periode <strong>van</strong> instabiliteit in het noorden<br />

<strong>van</strong> het hertogdom Brabant, waarin het Brabantse belang volledig ondergeschikt<br />

gemaakt was aan het Habsburgse. Het plotselinge overlijden <strong>van</strong> Filips, het regentschap<br />

<strong>van</strong> Maximiliaan, de hervatting <strong>van</strong> de Gelderse oorlogen en de voortdurende<br />

geldzorgen <strong>van</strong> de stad hebben er waarschij<strong>nl</strong>ijk toe geleid dat de stad<br />

zich ging herbezinnen op haar juridische grondslagen en zich vastklampte aan<br />

oude voorrechten en tradities. Dit complex <strong>van</strong> factoren heeft mogelijk geleid tot<br />

51 Jacobs, Justitie en politie, 19.<br />

52 Blockmans enVan Herwaarden,`De Nederlanden', 443-447.<br />

53 Van Heurn, Historie I, 400-401.<br />

54 Zie Blonde¨ , De sociale structuren, 4-10.<br />

55 Blockmans enVan Herwaarden,`De Nederlanden', 449.<br />

56 Van Heurn, Historie I, 413-426.<br />

XXIV


een reactie <strong>van</strong> het stadsbestuur, waarbij de lokale en gewestelijke belangen en<br />

privileges geplaatst werden in een Brabants/Bourgondische context. De kroniek<br />

kan dan gezien worden als een uiting <strong>van</strong> stedelijk particularisme, een o¤cieel<br />

historisch document waarin Den Bosch zich afzet tegen de grensoverschrijdende<br />

vorstelijke tendenzen.<br />

5 Bronnen<br />

De kroniek bevat geen proloog waarin de samensteller zijn bronnen toelicht. Op<br />

basis <strong>van</strong> tekstanalyse kan het schriftelijk bronnenmateriaal <strong>van</strong>Van <strong>Os</strong> gesplitst<br />

worden in twee grote categoriee« n, namelijk historiogra¢sche en documentaire<br />

bronnen.<br />

De belangrijkste bron voor de historiogra¢sche passages is Die alderexcellenste<br />

cronyke <strong>van</strong> Brabant. 57 Dit werkwerd gedrukt in 1497 (o.s.) door Roland <strong>van</strong> den<br />

Dorpe, 58 en herdrukt met aanvullingen in 1512, 1518 en 1530. 59 Met zekerheid<br />

kan gezegd worden dat Van <strong>Os</strong> de aangevulde herdrukuit 1512 gebruikt heeft. De<br />

kroniek <strong>van</strong>Van <strong>Os</strong> wordt rondom de verhaallijn uit Die alderexcellenste cronyke<br />

<strong>van</strong> Brabant geweven.Van <strong>Os</strong> heeft daarbij in wisselende mate op dit historisch<br />

werk geleund. Het historiogra¢sch gedeelte in zijn eigen kroniek dat de periode<br />

vo¨ o¨ r de stichting <strong>van</strong> de stad Den Bosch bestrijkt, namelijk de eerste veertig folia,<br />

is er nagenoeg volledig aan ontleend.Vanaf het jaar 1183 wordt naast de verhalende<br />

elementen uit Die alderexcellenste cronyke <strong>van</strong> Brabant uitgebreid gebruik<br />

gemaakt <strong>van</strong> Bossche en Brabantse diplomatische bronnen.<br />

Van <strong>Os</strong> heeft zijn voorbeeld niet slaafs gevolgd, maar is selectief tewerk gegaan.<br />

De uit zijn voorbeeld overgenomen teksten heeft hij soms letterlijk weergegeven,<br />

maar in een aantal gevallen ook bekort, geherstructureerd of aangevuld. De bekortingen<br />

vindt men terug bij zinsdelen, 60 maar ook bij grotere tekstdelen. 61 Van<br />

<strong>Os</strong> attendeert de lezer hierop door etc 62 . De interpretaties, moraliserende passa-<br />

57<br />

Utrecht, UB, incunabel S. fol. 1594. Met bijzondere dank aan drs. R.Wols, die ons op<br />

deze gedrukte kroniek attendeerde. Zie voor de kroniekonder meerVan Dijk,`Die alder<br />

excellenste cronyke', 494-502.<br />

58<br />

Het eind <strong>van</strong> de tekst <strong>van</strong> het Utrechts exemplaar luidt als volgt: hier is voleyndtdese cronikeende<br />

geprentbi my, Rolant<strong>van</strong> den Dorpe, wonendethAntwerpen in dieHuyvetterstrate<br />

bi onser vrouwen broeders anno MCCCCXCVII, op den laetsten dach <strong>van</strong> februarius oft<br />

loumaent.<br />

59<br />

Zie Inventaris <strong>van</strong> incunabelen, 93 en Polain, Catalogue I, 681-682, nr. 1063 en ibidem,<br />

supplement 86.<br />

60 r<br />

Voorbeelden <strong>van</strong> dergelijke geschrapte zinsdelen zijnVan <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 5 : dieFransoysen,<br />

bijDie alderexcellenste cronyke <strong>van</strong> Brabant: die Gallen dat syn die Fransoysen;<br />

Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 5 v : deze generacien,bijDie alderexcellenste cronyke <strong>van</strong> Brabant:<br />

deze generacien oft linien.<br />

61 r v r r r<br />

Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, onder meer de sterk gecomprimeerde passages fol. 9 ,25,27,35,45, 50 v , 247 r , 251 v , 306 v -307 r , 331 v .<br />

62 r r<br />

Bijvoorbeeld Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 3 en 12 .<br />

XXV


ges en de uitweidingen in de levensloop <strong>van</strong> heiligen neemt hij niet over. 63 Een<br />

aantal historische passages herstructureert hij, om het logisch verband dat in zijn<br />

voorbeeld verbroken was te herstellen. 64 Ook splitst hij de tekst uit zijn voorbeeld<br />

in kleine paragrafen, voorzien<strong>van</strong> een rubriek. Op een aantal plaatsen last hij een<br />

verduidelijking of toelichting in. De toevoegingen betre¡en voornamelijk synoniemen<br />

of kleine tussenzinnetjes. 65 Signi¢cante passages bij Van <strong>Os</strong> die niet in<br />

Die alderexcellenste cronyke <strong>van</strong> Brabant staan, betre¡en paus Stefanus VIII, 66<br />

de keurvorsten, 67 Herpen 68 en een Latijns tractaat over de afstamming <strong>van</strong> de<br />

hertogen <strong>van</strong> Gelre. 69 Tekstdelen betre¡ende onder meer oproer te Mechelen en<br />

Brussel neemt hij niet over. Slechts bij uitzondering is Van <strong>Os</strong> in zijn verhalend<br />

gedeelte gedetailleerder dan zijn voorbeeld, zoals bij het relaas over de strijd <strong>van</strong><br />

Filips de Schone tegen de Geldersen in 1506. 70 De bronvermeldingen in Die<br />

alderexcellenste cronyke <strong>van</strong> Brabant neemt hij nergens over.<br />

De documentaire bronnen ontleende Van <strong>Os</strong> aan zijn directe werkomgeving, de<br />

secretarie <strong>van</strong> 's-Hertogenbosch. Als stadssecretaris heeft hij bovendien zelf in<br />

hoge mate bijgedragen aan de totstandkoming <strong>van</strong> een compendium <strong>van</strong> zijn directe<br />

bronnen, namelijk het cartularium. 71 In de kroniek zijn de teksten hieruit<br />

volledig of in verkorte vorm opgenomen, met een verwijzing naar de desbetreffende<br />

folia en signa in het cartularium. 72 Andere bronnen die in de schrijfkamer<br />

<strong>van</strong> 's-Hertogenboschvoor hem toegankelijkwaren en waaruit hij aanwijsbaar geput<br />

heeft, zijn de vonnisboeken, 73 de schepenprotocollen 74 en de Nomina scabinorum.<br />

75 De marginalia, onder meer aangebracht doorVan <strong>Os</strong> in het oudste deel<br />

<strong>van</strong> deze Nomina scabinorum, zijn mogelijk ook een bron geweest voor enkele<br />

tekstpassages in de kroniek. Daarnaast doet Van <strong>Os</strong> verslag <strong>van</strong> gebeurtenissen<br />

uit zijn tijd die hij kent uit eigen waarneming of door berichtgeving.<br />

63 Zie bijvoorbeeld Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 9 r : na de zinsnede wanthyhem zeerbeminden laat<br />

hij de toevoeging om synder vromicheyt wille weg; op fol. 18 v neemt Van <strong>Os</strong> de negatieve<br />

kwali¢caties over Mahomet niet over. De beschrijving <strong>van</strong> de heilige<strong>nl</strong>evens in Die<br />

alderexcellenste cronyke <strong>van</strong> Brabant neemt Van <strong>Os</strong> niet over.<br />

64 Voorbeelden daar<strong>van</strong> onder meerVan <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 8 v ,11 v ,14 v ,18 v en 56 v .<br />

65 Zo voegt hij bijvoorbeeld aan de historische passages in Die alderexcellenstecronyke <strong>van</strong><br />

Brabant over de Brabantse hertog Hendrik I, de stichter <strong>van</strong> Den Bosch, de zinsneden hy<br />

fundeerden ierst die stat <strong>van</strong> Den Bosch en hii was dierste fundateur der stad <strong>van</strong> sHertogenbossche<br />

toe; andere toevoegingen bevinden zich onder meer op fol. 109 v ,naenen<br />

zoen die hyet Willem en fol. 268 v ,nazynen oudervader Philips.<br />

66 Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 33 r .<br />

67 Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 34 r .<br />

68 Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 41 r , 113 r e.v., 203 v e.v.<br />

69 Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 240 r e.v.<br />

70 Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 345 r -345 v .<br />

71 's-Gravenhage, KB, hs. nr. 131 B 26.<br />

72 Zie bijlage 3.<br />

73 Ontlening aan de vonnisboeken blijkt uit Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 292 r : all nae inhoude <strong>van</strong><br />

den vonnesboeck in der scryfcameren deser stat berustende en nae inhoude des vonnesboecx<br />

onder die forme hiernae volgende.<br />

74 Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 288 v : onderdese woerden, getogen uuyten prothocol dairaf wesende.<br />

75 Deze schepe<strong>nl</strong>ijsten bevinden zich te 's-Hertogenbosch, GA, Oud-administratief archief,<br />

inv.nrs. A 574a, b en d. Het betreft hier enkel inv.nr. 574d, waar<strong>van</strong> een deel door<br />

Van <strong>Os</strong> geschreven is.<br />

XXVI


Notarissignet <strong>van</strong> <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong>.<br />

's-Hertogenbosch, GA, archief <strong>van</strong> deTafel <strong>van</strong> de H. Geest, oorkonde d.d. 23 december 1500<br />

Subscriptio door <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong> junior.<br />

's-Hertogenbosch, RA, archief klooster Marie« nburg op de Uilenburg te 's-Hertogenbosch, inv.nr. 307,<br />

oorkonde d.d. 7 maart 1550<br />

XXVII


's-Hertogenbosch enVrijdom Stad en Land <strong>van</strong> Ravenstein Baronie <strong>van</strong><br />

Boxmeer<br />

Meierij <strong>van</strong> 's-Hertogenbosch Graafschap Megen<br />

Rijksheerlijkheid Gemert Grave en land <strong>van</strong> Cuijk<br />

Kaart <strong>van</strong> de Meierij <strong>van</strong> 's-Hertogenbosch en de gebieden ten noordoosten er<strong>van</strong>, situatie<br />

ca. 1500.<br />

Kaartje vervaardigd door het Rijksarchief in Noord-Brabant<br />

XXVIII


6 Typologie<br />

Romein heeft in 1931 een eerste indeling voor de Nederlandse middeleeuwse geschiedschrijving<br />

is gemaakt in zijn Geschiedenis <strong>van</strong> de Noord-Nederlandsche geschiedschrijving<br />

in de middeleeuwen. 76 Hij onderscheidt naast zeven geogra¢sch/<br />

chronologisch geordende categoriee« n 77 de kring der moderne devotie ca. 1440-<br />

1517, de adelskronieken, en als laatste en tiende categorie de stadskronieken.Van<br />

de bewaard gebleven gedrukte bronnen verdient er volgens hem slechts ëe¨ nkroniek<br />

het predikaat stadskroniek, namelijk de kroniek<strong>van</strong> Kampen. 78 Bruch voegt<br />

daar in een supplement op het werk<strong>van</strong> Romein de stadskroniek<strong>van</strong> Meynert <strong>van</strong><br />

Franeker aan toe. 79<br />

Ebels-Hoving ondernam de tweede poging tot karakterisering en indeling <strong>van</strong> de<br />

laatmiddeleeuwse geschiedschrijving in het slothoofdstuk<strong>van</strong> de mede door haar<br />

geredigeerde bundel Genoechlicke ende lustige historie« n. 80 In een algemeen overzicht<br />

<strong>van</strong> de meest-voorkomende genres in de laatmiddeleeuwse geschiedschrijving<br />

onderscheidt zij vier grote onderwerpen die het meest in de belangstelling<br />

staan, namelijk de geschiedenis <strong>van</strong> gewesten, die <strong>van</strong> de christenheid, toelopend<br />

naar een lokaal punt, die <strong>van</strong> eigen klooster of orde en de levensgeschiedenis <strong>van</strong><br />

een of meer broeders/zusters uit eigen of verwante orde. 81 Daarnaast zijn er nog<br />

drie `aandachtspunten': adelsgeslachten, lokale berichten en het Heilige Land. 82<br />

Ten aanzien <strong>van</strong> de lokale berichten uit Ebels-Hoving kritiek op de typologie <strong>van</strong><br />

Romein. 83 Zij pleit er voor, gezien het divers karakter <strong>van</strong> het bronnenmateriaal<br />

dat onder deze categorie valt, de titel stadskroniek niet te gebruiken. De afwijzing<br />

<strong>van</strong> de term `stadskroniek'door Ebels-Hoving heeft tot gevolg dat deze term voor<br />

de typologie niet meer bruikbaar is. Men kan zich afvragen of dit terecht is. WanneermenindereeksTypologie<br />

des sources du moyen aª ge occidental de meest recente<br />

algemene typologie <strong>van</strong> lokale en regionale kronieken door Van Houts<br />

bekijkt, 84 dan wordt daar nog wel degelijk een indeling gemaakt uitgaande <strong>van</strong><br />

het ontstaansmilieu <strong>van</strong> de kroniek, namelijk klooster/kerk, dynastie of stad. 85<br />

Het fenomeen stadskroniek wordt daar voornamelijk aan de hand <strong>van</strong> Duitse en<br />

Italiaanse kronieken belicht.<br />

76<br />

Romein, Geschiedenis.<br />

77<br />

Namelijk de Utrechtse school ca. 800-1350, de Egmondsche kring ca. 1125-1325, de<br />

Friesche kring ca. 1200-1300, de Hollandsche-Utrechtsche kring ca. 1350-1480, de Hollandsche<br />

geschiedschrijving in de late middeleeuwen ca. 1350-1490, de Geldersche<br />

kring ca. 1420-1515 en de Friesche geschiedschrijving in de late middeleeuwen ca.<br />

1400-1517.<br />

78<br />

Romein, Geschiedenis, 230 en 232-235, nr. 93.<br />

79<br />

Bruch, Supplement, 73, nr. 95.<br />

80<br />

Ebels-Hoving,`Nederlandse geschiedschrijving 1350-1530', 217-242.<br />

81<br />

Alsvoren, 223.<br />

82<br />

Alsvoren, 224.<br />

83<br />

Alsvoren, 225.<br />

84<br />

Van Houts, Local and regional chronicles.<br />

85<br />

Alsvoren, 17-26.<br />

XXIX


Volgens Van Houts bevatten de stadskronieken ook `externe'gegevens, voor zover<br />

deze direkt in relatie staan tot de gebeurtenissen in de stad. 86 Met name de Duitse<br />

stadskronieken plaatsen hun verhaal in een regionale of nationale context. 87 Ook<br />

blijft de stadskroniek niet beperkt tot een korte tijdsspanne, maar wordt herhaaldelijk<br />

teruggegrepen op een pre-Romeinse oorsprong. 88 De adaptatie <strong>van</strong> (wereld)kronieken<br />

was hierbij geen ongewoon fenomeen. 89 De stadskroniek blijft in<br />

zijn algemeenheid dus niet beperkt tot de geschiedenis <strong>van</strong> de eigen stad binnen<br />

een afgebakend kort tijdsbestek.<br />

Deze karakteristieken lijken ook <strong>van</strong> toepassing op de kroniek <strong>van</strong> Van <strong>Os</strong>. Uitgaande<br />

<strong>van</strong> het ontstaansmilieu (de stad 's-Hertogenbosch), de professionele<br />

werkzaamheden <strong>van</strong> de samensteller (stadssecretaris en notaris), de ordening<br />

<strong>van</strong> de tekst volgens de wisseling <strong>van</strong> de Bossche schepenbank, de vastlegging<br />

<strong>van</strong> de vele privileges <strong>van</strong> de stad en haar rechtsgebied en de receptie <strong>van</strong> zijnwerk<br />

(het stadsbestuur), is men geneigd de kroniek naar analogie <strong>van</strong> de typologie <strong>van</strong><br />

Van Houts te typeren als een stadskroniek. De verhouding tussen stedelijke en gewestelijke<br />

gegevens, waarbij de laatste een groot bestanddeel <strong>van</strong> de kroniek uitmaken,<br />

is dusdanig dat misschien beter gesproken kan worden <strong>van</strong> een<br />

mengvorm <strong>van</strong> stads- en gewestelijke kroniek. De integratie <strong>van</strong> lokale geschiedenis<br />

in grotere gewestelijke verbanden is overigens wel een karakteristiek element<br />

in de laatmiddeleeuwse geschiedschrijving. Romein spreekt in dit verband<br />

<strong>van</strong> de worsteling <strong>van</strong> middeleeuwse geschiedschrijvers om`de navelstreng met de<br />

wereldkroniek door te snijden'. 90 Ook schrijvers <strong>van</strong> stadskronieken hebben hier<br />

moeite mee. 91 Samenvattend kan men concluderen dat de kroniek<strong>van</strong>Van <strong>Os</strong> typologisch<br />

een stedelijk produkt is met sterk gewestelijke inslag.<br />

Dit beeld <strong>van</strong> de kroniek <strong>van</strong>Van <strong>Os</strong> sluit aan bij dat <strong>van</strong> Stein over de stedelijke<br />

historiogra¢e. 92 De Brusselse pensionaris Petrus deThimo (1393/94-1474) legt<br />

in geogra¢sch opzicht een duidelijk accent op het hertogdom Brabant en niet op<br />

de stad Brussel. 93 Daarnaast merkt Stein, in navolging <strong>van</strong> KÏmmell op, dat in de<br />

Noord-Franse en Zuid-Nederlandse steden een grote groep Franstalige kronieken<br />

ontstaan is, die niet zozeer de stedelijke geschiedenis tot onderwerp heeft,<br />

dan wel de dynastieke en wereldgeschiedenis. 94 Verbij-Schillings signaleert in de<br />

Hollandse steden eenzelfde tendens. Zo bevatten de keurboeken <strong>van</strong> Dordrecht,<br />

Haarlem en Zierikzee afschriften <strong>van</strong> de stadskeuren in de context <strong>van</strong> een beknopte<br />

geschiedenis <strong>van</strong> het graafschap. 95<br />

In de kroniek<strong>van</strong>Van <strong>Os</strong> worden de verhalende elementen geadstrueerd door diplomatische<br />

bronnen. Dit fenomeen <strong>van</strong> verwevenheid <strong>van</strong> historiogra¢e en di-<br />

86<br />

Alsvoren, 42-43.<br />

87<br />

Alsvoren, 15.<br />

88<br />

Alsvoren, 44-45.<br />

89<br />

Alsvoren, 45.<br />

90<br />

Romein, Geschiedenis, 233.<br />

91<br />

Lettinck,`Het karakter', 399 signaleert dit in de stadskroniek<strong>van</strong> de Kampense secretaris<br />

Jacob Bijndop.<br />

92<br />

Stein, Politiek en historiogra¢e.<br />

93<br />

Alsvoren, 123-124.<br />

94<br />

Alsvoren, 283-284. Zie ook KÏmmell, Erinnern, 225-226.<br />

95<br />

Verbij-Schillings, Beeldvorming, 272.<br />

XXX


plomatiekwerd door Stein reeds voor de Brusselse geschiedschrijving in het midden<br />

<strong>van</strong> de vijftiende eeuw gesignaleerd. 96 Net als de Brusselse historiografen was<br />

Van <strong>Os</strong> als stadssecretaris zeer goed ingevoerd in het politieke circuit en had hij<br />

vrij toegang tot het noodzakelijk bronnenmateriaal. Dat het uitoefenen <strong>van</strong> een<br />

dergelijke functie personen in het bijzonder kwali¢ceerde als samensteller blijkt<br />

uit de kronieken in de Duitse steden, die op enkele uitzonderingen na vervaardigd<br />

zijn door stadsschrijvers en stadsbestuurders; 97 ook in Nederlandse steden zijn<br />

hier<strong>van</strong> voorbeelden aan te wijzen. 98<br />

Een vergelijking tussen de kroniek<strong>van</strong>Van <strong>Os</strong> en andere laatmiddeleeuwse stadskronieken<br />

uit het hertogdom Brabant wordt bemoeilijkt door twee factoren: enerzijds<br />

het gebrek aan edities en studies op dit terrein, anderzijds een goed overzicht<br />

<strong>van</strong> het bronnenmateriaal. 99 De verhalende bronnen uit de Zuidelijke Nederlanden,<br />

600-1500, 100 de Belgische tegenhanger <strong>van</strong> het Repertorium <strong>van</strong> Carasso-<br />

Kok, vult deze leemte nu, maar heeft als eindpunt 1500, zodat een deel <strong>van</strong> het<br />

bronnenmateriaal buiten beschouwing blijft. Dit werk bevat naast de Brusselse<br />

geen andere kronieken, ontstaan in de laatmiddeleeuwse Brabantse steden. Verdere<br />

naspeuring leverde nog de volgende gegevens op. In de stad Leuven zijn aan<br />

het eind <strong>van</strong> de vijftiende of het begin <strong>van</strong> de zestiende eeuw geen kronieken geproduceerd.<br />

101 Wat Antwerpen betreft zijn bij het Stadsarchief te Antwerpen geen<br />

stadskronieken uit deze periode bekend. 102 Bij een eerste verkennend<br />

onderzoek in het handschriftenbezit <strong>van</strong> de Brusselse KB zijn uit de laatmiddeleeuwse<br />

periode drie Antwerpse kronieken aangetro¡en. Daar<strong>van</strong> laat er maar<br />

e¨ e¨ n eenvergelijking toe met de kroniek<strong>van</strong>Van <strong>Os</strong>. 103 Het is een achttiende-eeuws<br />

afschrift <strong>van</strong> een uitgebreide kroniek betre¡ende de jaren 1081-1512, geschreven<br />

door Nicolaes Claessens Haijns. 104 Ookdeze kroniekbeschrijft de Antwerpse geschiedenis<br />

in een ruimer geogra¢sch kader. In tegenstelling tot Van <strong>Os</strong> worden<br />

96<br />

Stein, Politiek en historiogra¢e, 303.<br />

97<br />

Du Boulay,`German town chroniclers', 446. Betre¡ende de Italiaanse en Zwitserse steden<br />

zieVan Houts, Local and regional chronicles, 48.<br />

98<br />

Zie bijvoorbeeld te Rotterdam, Rotterdamse kroniek, 2-3; Groningen, `<strong>Kroniek</strong> <strong>van</strong><br />

Groningen', editie in voorbereiding bij het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis,<br />

en Kampen, Kamper kronijken.<br />

99<br />

Voor een overzicht <strong>van</strong> Brabantse kronieken, zie het verslag <strong>van</strong> Bayot en Cauchie,<br />

`[Rapport sur les chroniques du Brabant]', XXXVII-XCIII.<br />

100<br />

Dit repertorium wordt aangeboden onder de naam Narrative Sources als een elektronische<br />

databank, consulteerbaar via Internet. Op dit moment bevat Narrative Sources<br />

om en bij de 1400 records. Aangezien de elektronische versie tijdens het schrijven <strong>van</strong><br />

de i<strong>nl</strong>eiding nog niet beschikbaar was, is gebruik gemaakt <strong>van</strong> een draft-versie, berustend<br />

op de RUL.<br />

101<br />

Vriendelijke mededeling <strong>van</strong> prof. dr. R.Van Uytven.<br />

102<br />

Vriendelijke mededeling <strong>van</strong> mevr. G. Degueldre.<br />

103<br />

Brussel, KB, Handschriften,Van den Gheyn, Catalogue, inv.nrs. (7430-31), (7432) en<br />

(6198). De inventarisnummers (7430-31) en (7432) zijn respectievelijk een zeventiende-<br />

en achttiende-eeuws afschrift <strong>van</strong> een Antwerpse kroniek betre¡ende de jaren<br />

1083-1488 en 1112-1477. De eerste is een zeer kort kroniekje <strong>van</strong> 20 pagina's, de<br />

tweede bevat korte aantekeningen <strong>van</strong> een paar regels per jaar, en dit op slechts 7 pagina's.<br />

104 r<br />

Brussel, KB, Handschriften,Van den Gheyn, Catalogue, inv.nr. 6198, fol. 36 : ickNicolaes<br />

Claessens Haijns.<br />

XXXI


geen diplomatische documenten ingelast.Van de vier hoofdsteden is alleen de<br />

Brusselse situatie in de vijftiende eeuw goed gedocumenteerd door het proefschrift<br />

<strong>van</strong> Stein. 105 Nader onderzoek naar de plaats <strong>van</strong> de kroniek <strong>van</strong> Den<br />

Bosch binnen de Brabantse historiogra¢e en de laatmiddeleeuwse stedelijke historiogra¢e<br />

in Brabant is dringend gewenst. De editie en/of bestudering <strong>van</strong> kronieken<br />

uit de Noord- en Zuid-Nederlandse steden zou een ander licht kunnen<br />

werpen op de verspreiding <strong>van</strong> het fenomeen stadskroniek en de kenmerken er<strong>van</strong><br />

in de laat-middeleeuwse periode.<br />

7 Betrouwbaarheid en accuratesse<br />

De betrouwbaarheid en accuratesse <strong>van</strong> de kroniek <strong>van</strong> <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong> kunnen getoetst<br />

worden op drie onderdelen: de zuiver historiogra¢sche passages, de diplomatische<br />

stukken en de lijsten <strong>van</strong> stedelijke functionarissen.<br />

Wat het eerste aspect betreft, de verhalende passages, baseert Van <strong>Os</strong> zich zoals<br />

vermeld voor het historiogra¢sch kader op Die alderexcellenste cronyke <strong>van</strong><br />

Brabant. 106 Met name voor de oudste geschiedenis, vo¨ o¨ r de stichting <strong>van</strong> de stad<br />

's-Hertogenbosch, conformeert Van <strong>Os</strong> zich aan de legendevorming in zijn voorbeeld<br />

en neemt hij de mysti¢caties over.Voorbeelden hier<strong>van</strong> zijn deTrojaanse afstamming<br />

<strong>van</strong> de hertogen <strong>van</strong> Brabant, de zwaanridderlegende, 107 het verhaal<br />

<strong>van</strong> de Negen Besten 108 en het FelleWout sonder Genade. 109 Ten behoeve <strong>van</strong> zijn<br />

politiek spectrum Brabant, heeft Van <strong>Os</strong> welbewust een op mythen berustend uitgangspunt<br />

gekozen. Naast de aan zijn voorbeeld ontleende gegevens, beschrijft<br />

hij gedetailleerd de gebeurtenissen uit zijn eigen periode. Dit is een feitelijke opsomming,<br />

die een betrouwbare indruk wekt. Er is geen discrepantie waargenomen<br />

met gegevens uit andere bronnen.<br />

Een tweede element zijn de ingelaste diplomatische documenten.Vergelijking <strong>van</strong><br />

de teksten bij Van <strong>Os</strong> met de nog bewaard gebleven originele oorkonden geeft het<br />

beeld <strong>van</strong> een zeer minutieus scribent. De afschriften zijn, met uitzondering <strong>van</strong><br />

incidentele kleine schrij¡outen, <strong>van</strong> zeer goede kwaliteit. De accuratesse en dientengevolge<br />

de betrouwbaarheid <strong>van</strong> de door Van <strong>Os</strong> vervaardigde kopiee« nisdus<br />

groot.<br />

Het derde element, de lijsten <strong>van</strong> Bossche functionarissen, in het bijzonder de<br />

schepe<strong>nl</strong>ijsten, is niet zonder meer betrouwbaar.Vergelijking met de door Jacobs<br />

gepubliceerde lijsten 110 levert een aantal verschillen op. Eenvolledige vermelding<br />

105<br />

Stein, Politiek en historiogra¢e.<br />

106<br />

Zie hiervoor hoofdstuk 5 (bronnen).<br />

107<br />

Zie voor deze legende BlÎte, Das Aufkommen.<br />

108<br />

Zie over vroegste ontwikkeling <strong>van</strong> de Negen-Bestentraditie Van Anrooij,`Een vroege<br />

receptiegetuige', 3-13.<br />

109<br />

Carasso-Kok interpreteert in`Het Woud zonder Genade', 252, het VlaamseWoud zonder<br />

Genade niet als een benaming <strong>van</strong> een bepaald bos of <strong>van</strong> een landstreek, maar als<br />

een toestand, waarin geweld en rechteloosheid heersen of als een situatie waarin in een<br />

bepaald gebied niet de juiste heer of leer aanvaard wordt.<br />

110<br />

Jacobs, Justitie en politie, 241-279.<br />

XXXII


<strong>van</strong> alle schepennamen heeft echter geen prioriteit bij Van <strong>Os</strong>. Hoewel aanvulling<br />

<strong>van</strong> namen op basis <strong>van</strong> het door hem aangelegde en voor de kroniek gebruikte<br />

cartularium mogelijk was, heeft hij dit soms achterwege gelaten. 111<br />

Een aspect dat in relatie staat tot de betrouwbaarheid <strong>van</strong> de gepresenteerde gegevens,<br />

is het dateringsgebruik<strong>van</strong>Van <strong>Os</strong> en de schrijver <strong>van</strong> de aanvulling. Hoewel<br />

het schepenjaar, dat loopt <strong>van</strong> 1 oktober tot 30 september, de basis voor de ordening<br />

<strong>van</strong> alle gegevens is, heeft Van <strong>Os</strong> telkens zowel historische gegevens als diplomatische<br />

stukken ingelast die betrekking hebben op de periode januari tot en<br />

met september voorafgaand aan het genoemde schepenjaar. Zo wordt bijvoorbeeld<br />

onder het schepenjaar 1274, dat loopt <strong>van</strong> 1 oktober 1274 tot 30 september<br />

1275, de oorkonde vermeld die Jan I, hertog <strong>van</strong> Brabant, verleent aan Dordrecht<br />

op 2 juni 1274. 112 Men zou verwachten dat dit stukvermeld wordt onder het schepenjaar<br />

1273. Overigens geeft Van <strong>Os</strong> wel keurig aan dat deze oorkonde in het<br />

`jaar' 1274 verleend is. Eenzelfde ordening <strong>van</strong> de gegevens tre¡en we ook bij de<br />

tweede scriptor aan. 113 Een ander aspect waarmee de lezer rekening moet houden<br />

is het gebruik <strong>van</strong> de paasstijl door Van <strong>Os</strong>. Met name in zijn eigen periode<br />

tre¡en we vaak de combinatie aan <strong>van</strong> de verwijzing naar het schepenjaar en het<br />

jaartal. Daarbij hanteert Van <strong>Os</strong> de paasstijl. Zo maakt hij bijvoorbeeld melding<br />

<strong>van</strong> de geboorte <strong>van</strong> Karel V in dicto scabinatu (is het schepenjaar 1499, dat loopt<br />

<strong>van</strong> 1 oktober 1499 tot 30 september 1500) et anno XCIX o predicto XXIII a februarii.<br />

114 Het schepenjaar is in overeenstemming met de historische datum 1500,<br />

alsook het genoemde jaar, wanneer men rekening houdt met het gebruik <strong>van</strong> de<br />

paasstijl doorVan <strong>Os</strong>. Ookde schrijver <strong>van</strong> de aanvulling hanteert de paasstijl. Zo<br />

meldt deze de dood <strong>van</strong> Maximiliaan in het schepenjaar 1518 (lopend<strong>van</strong> 1 oktober<br />

1518 tot 30 september 1519), en in ianuario int iaer XV C XVIII, 115 terwijl<br />

Maximiliaan in 1519 overleden is. Dit bewijst dat ook in de aanvulling op de kroniek<br />

de paasstijl gehanteerd is. De ordening <strong>van</strong> de gegevens binnen een jaar is<br />

niet altijd strikt chronologisch. Zo staat bijvoorbeeld de aanstelling <strong>van</strong> de nieuwe<br />

laagschout Jan <strong>van</strong> Baecxen in 1509 (omrekening <strong>van</strong> de door Van <strong>Os</strong> genoemde<br />

datum in den voirs. iaerachtomtrent Lichtmisse), tussen de gebeurtenissen uit juni<br />

en november 1508. 116<br />

Een mooi voorbeeld <strong>van</strong> de twee gebruikte chronologische elementen, namelijk<br />

schepenjaar en jaar, met daarbij het gebruik <strong>van</strong> de paasstijl, is het verhaal <strong>van</strong><br />

de gebeurtenissen in 1512. 117 Onder het schepenjaar 1512 (lopend <strong>van</strong> 1 oktober<br />

1512 tot 30 september 1513) wordt de huldiging <strong>van</strong> Maximiliaan te Brussel en<br />

111<br />

Zo noemt hij in het schepenjaar 1306 maar twee <strong>van</strong> de zeven schepenen, terwijl hij in<br />

datzelfde schepenjaar een oorkonde parafraseert, met verwijzing naar het cartularium,<br />

waar deze oorkonde in extenso de resterende vijf schepennamen vermeldt.<br />

112 r<br />

Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 60 .<br />

113 v<br />

Zie bijvoorbeeld Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 389 , waar de tweede scriptor gegevens uit juni<br />

1516 onder het schepenjaar 1516, dat loopt <strong>van</strong> 1 oktober 1516 tot 30 september 1517,<br />

rangschikt.<br />

114 v<br />

Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 332 .<br />

115 v<br />

Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 392 .<br />

116 v<br />

Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 357 .Voor de aanstelling <strong>van</strong> Jan <strong>van</strong> Baecxen op basis <strong>van</strong> andere<br />

bronnen zie Jacobs, Justitie en politie,240.<br />

117 r r<br />

Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 369 -375 .<br />

XXXIII


Leuven vermeld. Deze vond evenwel plaats respectievelijk op 24 en 25 mei 1512,<br />

dus voorafgaand aan het genoemde schepenjaar. Daarna volgen aantekeningen<br />

betre¡ende de periode september-januari, door Van <strong>Os</strong> alle gedateerd anno XII.<br />

De daarop volgende gebeurtenissen uit februari en april, dus 1513, worden door<br />

Van <strong>Os</strong> niet expliciet in een jaar gesitueerd, maar enkel met de tijdsaanduiding<br />

daernae.Voor Van <strong>Os</strong> is er geen jaarovergang in januari. De laatstgenoemde gebeurtenis,<br />

die met de voorgaande verband houdt en er chronologisch op aansluit,<br />

is uit april, en daar volgt wel een jaarcijferaanpassing door Van <strong>Os</strong>: den XVIII en<br />

dach <strong>van</strong> aprille in den iair XIII naestvolgende. Het jaarcijfer is hier dus door hem<br />

gewisseld <strong>van</strong> (15)12 in (15)13, omdat in de tusse<strong>nl</strong>iggende periode Pasen viel (op<br />

27 maart). Samenvattend kan men twee belangrijke zaken signaleren: ten eerste<br />

staan er binnen een schepenjaar zowel gegevens uit dat schepenjaar als uit de<br />

daaraanvoorafgaande periode januari-september in datzelfde jaar, en ten tweede<br />

moet men bij de gebeurtenissen uit de periode vo¨ o¨ r Pasen rekening houden met<br />

het gebruik<strong>van</strong> de paasstijl zowel doorVan <strong>Os</strong> als door de schrijver <strong>van</strong> de aanvulling.<br />

In zijn algemeenheid kan men stellen dat de kroniek <strong>van</strong>Van <strong>Os</strong> met name voor<br />

het oudste deel een onkritische, maar niet slaafse overname betreft <strong>van</strong> Die alderexcellenste<br />

cronyke <strong>van</strong> Brabant. Dit is dan ook het enige deel <strong>van</strong> de kroniek met<br />

literaire elementen. Het resterende deel is een sobere, afstandelijke beschrijving<br />

waarin hij de feiten droog presenteert, met een heilig respect voor het document.<br />

Het enige moment waarop hij emotie en betrokkenheid toont is bij debeschrijving<br />

<strong>van</strong> de Gelderse oorlogen. Slechts bij hoge uitzondering tre¡en we een persoo<strong>nl</strong>ijke<br />

noot aan. 118 Van <strong>Os</strong> heeft dan ook als stadssecretaris en notaris hardnekkig<br />

getracht met grote nauwgezetheid en objectiviteit de Bossche rechten met bewijzen<br />

te staven.<br />

8 Receptie<br />

Bij de bepaling <strong>van</strong> de receptie <strong>van</strong> de kroniek is een aantal factoren <strong>van</strong> belang,<br />

namelijk de persoon <strong>van</strong> de samensteller, zijn eventuele opdrachtgever, het ge|« ntendeerde<br />

publiek en zijn politiek programma. De samensteller <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong> bevindt<br />

zich als stadssecretaris in een afhankelijke positie ten opzichte <strong>van</strong> het<br />

stadsbestuur. Hij geeft niet zozeer een chronologisch verslag <strong>van</strong> de gebeurtenissen<br />

in zijn stad, als wel een selectie <strong>van</strong> die documenten in een bepaald jaar die<br />

voor zijn doel in aanmerking komen. Gegevens over de verhouding tussen Stad<br />

en Meierij, tussen stad en heerlijkheden ten oosten er<strong>van</strong>, betre¡ende de positie<br />

<strong>van</strong> de stad en hoogschout in waterstaatkundige zaken, monetaire ontwikkelingen<br />

en blijde inkomstenvormen de kern<strong>van</strong> zijnverhaal. Het zuiver geschiedkundig<br />

aspect, het verslag <strong>van</strong> de `gesta' in een bepaalde periode, treedt weinig op de<br />

118 Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 353 v , waar hij aan het relaas <strong>van</strong> Die alderexcellenste cronyke <strong>van</strong><br />

Brabant de verzuchting Got heb lo¡, zoe eest gesciet toevoegt. Een aantal andere ogenschij<strong>nl</strong>ijk<br />

persoo<strong>nl</strong>ijke opmerkingen heeft Van <strong>Os</strong> ontleend aan Die alderexcellenste<br />

cronyke <strong>van</strong> Brabant.<br />

XXXIV


voorgrond. Het i<strong>nl</strong>assen <strong>van</strong> de vele oorkonden en ambtelijke stukken heeft een<br />

legitimerende functie, namelijk het benadrukken en uitdragen <strong>van</strong> de historische<br />

rechten <strong>van</strong> de stad 's-Hertogenbosch en de Meierij, waarmee een poging ondernomen<br />

wordt om de eigen privileges binnen een Brabants kader te beschermen<br />

tegen het centralisatiestreven <strong>van</strong> de Habsburgers. 119 De kroniek kan aldus gezien<br />

worden als een uiting <strong>van</strong> het stedelijk zelfbewustzijn.<br />

Hoewel geen sporen aangetro¡en zijn die zouden kunnen wijzen in de richting<br />

<strong>van</strong> een concrete opdracht aan Van <strong>Os</strong>, lijkt het onwaarschij<strong>nl</strong>ijk dat een andere<br />

instantie dan de stadsmagistraat als opdrachtgever <strong>van</strong> de kroniek in aanmerking<br />

komt. Met de kroniek kreeg de stad een instrument in handen om de stedelijke<br />

aspiraties kracht bij te zetten. Men kan zich dan ook afvragen of men hier niet<br />

beter zou kunnen spreken <strong>van</strong> een beoogde gebruiker <strong>van</strong> het manuscript in<br />

plaats <strong>van</strong> een beoogde lezer. Dat het manuscript binnen de stedelijke administratie<br />

gecirculeerd heeft, blijkt uit de latere correcties in het handschrift door stedelijke<br />

functionarissen en het gebruik er<strong>van</strong> door de zeventiende-eeuwse<br />

geschiedschrijvers Everswijn, Loe¡ en Van Balen. 120 De receptie <strong>van</strong> de kroniek<br />

heeft zich waarschij<strong>nl</strong>ijk beperkt tot de kring <strong>van</strong> stedelijke machthebbers. Toch<br />

zou de aanwezigheid in de kroniek <strong>van</strong> thema's als de Trojaanse afstamming en<br />

de Negen-Besten-cultus in de richting <strong>van</strong> een ander publiek kunnen wijzen, namelijk<br />

dat <strong>van</strong> burgerij en adel.Tilmans concludeert immers in haar beschouwingen<br />

over de Kattendijke-kroniek dat de samensteller, met de aandacht voor de<br />

Trojaanse afstamming, gekoppeld aan de oorsprong <strong>van</strong> de Hollandse steden en<br />

met de verheerlijking <strong>van</strong> de Hoekse heldendaden, zich richt op de burgerij, terwijl<br />

hij met de Negen-Besten-cultus en de nadruk op ridderlijke hoofsheid appelleert<br />

aan een adellijke lezerskring. 121 Bij de kroniek <strong>van</strong> Van <strong>Os</strong> lijkt de<br />

aanwezigheid <strong>van</strong> deze thema's eerder een resultante <strong>van</strong> zijn keuze voor zijn Brabants-nationalistische<br />

voorbeeld, Die alderexcellenste cronyke <strong>van</strong> Brabant, dan<br />

een bewuste keuze in functie <strong>van</strong> de doelgroep adel en burgerij.<br />

9 Stedelijke historiogra¢e naVan <strong>Os</strong><br />

Van <strong>Os</strong> is de eerste historiograaf <strong>van</strong> de stad 's-Hertogenbosch, wiens werk bewaard<br />

gebleven is. De door Carasso-Kokvermelde kroniek<strong>van</strong> 's-Hertogenbosch<br />

overde periode 1312-1517 122 verdient het predikaat kroniek niet. Dit handschrift<br />

is eerder een register met gegevens over muntvaluaties, gecombineerd met enkele<br />

verhalende gegevens, dan een verhalende bron.<br />

Vanaf het midden <strong>van</strong> de zestiende eeuw doet zich een ware explosie <strong>van</strong> historische<br />

aktiviteit voor. In 1540, niet lang na de afronding <strong>van</strong> de kroniek<strong>van</strong>Van <strong>Os</strong>,<br />

schreef Simon Pelgrom, prior <strong>van</strong> het Wilhelmietenklooster <strong>van</strong> de Baseldonkof<br />

119 De drang tot legitimatie in de laat-middeleeuwse geschiedschrijving is zeer sterk in crisistijden,<br />

wanneer rechten al dan niet vermeend, aangetast worden of zijn, zie Graus,<br />

`Funktionen', 53-54.<br />

120 Zie hierna hoofdstuk 9 (stedelijke historiogra¢e naVan <strong>Os</strong>).<br />

121 Tilmans,`De Kattendijke-kroniek', 189-190.<br />

122 Carasso-Kok, Repertorium, nr. 175.<br />

XXXV


Porta Celi bij 's-Hertogenbosch, een Latijnse kroniek over het ontstaan <strong>van</strong> de<br />

stad. 123 Het handschrift is nietovergeleverd, maar slechtsbekend uit eenvertaling<br />

door J. <strong>van</strong> Oudenhoven. 124 Uit de vertaling blijkt niet dat Pelgrom de kroniek<strong>van</strong><br />

Van <strong>Os</strong> geraadpleegd heeft.<br />

Ongeveer negen jaar later, ca. 1549, voltooideWillem Moel (Molius) zijn Latijnse<br />

kroniek. 125 Molius was priester en kanunnik<strong>van</strong> de Sint-Jan in 's-Hertogenbosch<br />

en heeft als geestelijke veel aandacht voor kerkelijke instellingen en gebeurtenissen<br />

in de stad. Zijn gegevens put hij ex multis chronographorum scriptis, 126 uit een<br />

`rood' handschrift 127 en uit de zogenaamde chronicae annales. 128 Ontleningen<br />

aanVan <strong>Os</strong> zijn niet aanwijsbaar.<br />

Een derde kroniekschrijver, Albertus Cuperinus, heeft midden zestiende eeuw<br />

Die chronicke <strong>van</strong> der vermaerder ende vromer stadt <strong>van</strong> Tsertogenbosch, int corte<br />

<strong>van</strong> Henricus die eerste, hertoge <strong>van</strong> Brabant, tot Philippus <strong>van</strong> Oestenryck, coninc<br />

<strong>van</strong> Engelant ende hertoge <strong>van</strong> Brabant 129 geschreven. 130 Het oudste deel is onder<br />

meer gebaseerd op de kronieken <strong>van</strong>Van <strong>Os</strong> en Molius, alsmede op een niet overgeleverde<br />

kroniek <strong>van</strong> Adriaen die Ruyter, een functionaris <strong>van</strong> het Heilige-<br />

Geesthuis in Den Bosch. 131 Cuperinus, cisterc|« enzermonnik te Marie« ndonk bij<br />

Heusden, schrijft in een zeer levendige stijl en heeft veel belangstelling voor kerkelijke<br />

zaken. Evenals Van <strong>Os</strong> geeft hij bij ieder schepenjaar voor zover hem bekend<br />

de namen <strong>van</strong> de schepenen. 132 Woordelijke tekstontleningen door Cuperinus<br />

aan Van <strong>Os</strong> vallen niet aan te tonen.Waarschij<strong>nl</strong>ijk heeft hij een aantal gebeurtenissen,<br />

door Van <strong>Os</strong> zeer sober gepresenteerd, omgewerkt tot een leesbaar<br />

verhaal.<br />

In de zeventiende eeuw zijn twee belangrijke kronieken tot stand gekomen. De eerste<br />

werd geschreven in opdracht <strong>van</strong> het stadsbestuur <strong>van</strong> 's-Hertogenbosch. Op 9<br />

februari 1608 gaf dit aan mr. David Everswijn, mr. Jacob <strong>van</strong> Balen en mr. Bartholomeus<br />

Loe¡, gezworenen <strong>van</strong> de stad, en aan pensionaris Van Reys opdracht de<br />

belangrijkste stukken <strong>van</strong> de stad bijeen te brengen en te beschrijven. 133 Deze opdracht<br />

hield verband met een verzoek <strong>van</strong> Jean Baptiste Gramaye, historiograaf<br />

<strong>van</strong> de aartshertogen <strong>van</strong> Brabant. Gramaye heeft dit verzoek ook aan andere steden<br />

gerichtom er voor zijn geschiedkundige werken gebruik<strong>van</strong> te kunnen maken.<br />

123<br />

Haisma Mulier enVan der Lem, Repertorium, 324-325, nr. 377.<br />

124<br />

Oorspronck <strong>van</strong>'s Hertogen-Bosch.<br />

125<br />

's-Hertogenbosch, Capucijnenklooster, archief hs. nr. 51=Annales civitatis Buscoducensis<br />

et rerum domi bellique per Buscoducenses gestarum et actuum recitatio per magistrumWilhelmum<br />

Molium chronice ad posteros enarrata.<br />

126 r<br />

's-Hertogenbosch, Capucijnenklooster, archief hs. nr. 51, fol. 22 .<br />

127 r r<br />

's-Hertogenbosch, Capucijnenklooster, archief hs. nr. 51, fol. 34 en 67 : in rubeo codice,<br />

mogelijk is dit het Rood Privilegeboek, een <strong>van</strong> de stadscartularia.<br />

128 r<br />

's-Hertogenbosch, Capucijnenklooster, archief hs. nr. 51, fol. 30 .<br />

129<br />

Hermans,Verza meling <strong>van</strong> Kronyken, 1-395. Haitsma Mulier enVan der Lem,Repertorium,<br />

109-110, nr. 134.<br />

130<br />

Voor een datering <strong>van</strong> deze kroniek zieVan Bavel,`Nieuwe gegevens', 19-30.<br />

131<br />

Hermans,Verzameling <strong>van</strong> Kronyken, I en 5-6.<br />

132<br />

Helaas heeft Hermans deze in zijn uitgave achterwege gelaten.<br />

133<br />

's-Hertogenbosch, RA, handschriftenverzameling, inv.nr. 14, voorwoord (ingevoegd<br />

en ongefolieerd).<br />

XXXVI


Het driemanschap schreef de kroniek Origo oppidi Buscoducensis, 134 die loopt tot<br />

1566. Ze haalden hun informatie tam ex veterum ¢dedignis manuscriptis, exemplaribus,<br />

annalibus privilegiorum, statutorum etactuum publicorum regestis et prothocollis,<br />

quam ex antiquissimis Brabantiae, Hollandiae, Gelriae et Ultraiecti<br />

Latino et Teutonicoidiomate impressischronicis. 135 Mogelijk hebben zeVan <strong>Os</strong> geraadpleegd<br />

voor de hoofdstukken over rechten, bestuursinrichting en functionarissen<strong>van</strong><br />

de stad. Heel nadrukkelijk is dit gebeurd bij de beschrijving <strong>van</strong> de inval<br />

<strong>van</strong> hertog Frederik<strong>van</strong> Brunswijk in 1478, waarbij deze Grave en een groot deel<br />

<strong>van</strong> <strong>Os</strong>s verwoestte. 136 Ze prijzenVan <strong>Os</strong> daar om zijn betrouwbaarheid en nauwgezetheid.<br />

137 Even later is Molius hun bron. Daarna gebruiken ze beide kroniekschrijvers<br />

als hun bron. 138 Hoe zwaar door hen op Van <strong>Os</strong> geleund werd voor de<br />

periode rond 1500, blijkt wel uit het feit dat de zeventien pagina's over deze<br />

periode in het Middelnederlands geschreven zijn, in tegenstelling tot de rest <strong>van</strong><br />

de kroniek. Hele zinnen en passages <strong>van</strong>Van <strong>Os</strong> zijn overgenomen.<br />

Plattegrond <strong>van</strong> 's-Hertogenbosch ca. 1540.<br />

's-Hertogenbosch, GA, fotocollectie stamboeknr. 87<br />

134<br />

's-Hertogenbosch, RA, handschriftenverzameling, inv.nr. 14, titel op de rug.<br />

135<br />

's-Hertogenbosch, RA, handschriftenverzameling, inv.nr. 14, voorwoord (ingevoegd<br />

en ongefolieerd) en fol. 1 r .<br />

136 r<br />

's-Hertogenbosch, RA, handschriftenverzameling, inv.nr. 14, fol. 82 .<br />

137 r<br />

's-Hertogenbosch, RA, handschriftenverzameling, inv.nr. 14, fol. 82 in de marge: Hec<br />

et sequentia usque v excerpta sunt ex memoriis et manuscriptis libris Petri de <strong>Os</strong>s senioris,<br />

secretarii Buscoducensis, qui circa illa tempora vixit et ¢deliter accurateque singula<br />

gestaTeutonice scripta reliquit.<br />

138 v<br />

's-Hertogenbosch, RA, handschriftenverzameling, inv.nr. 14, fol. 82 in de marge en<br />

83 r : Ex manuscriptis prefati Petri de <strong>Os</strong>s et domini Wilhelmi Molii.<br />

XXXVII


Een tweede zeventiende-eeuwse kroniek is <strong>van</strong> de hand <strong>van</strong> Jacob <strong>van</strong> Oudenhoven,<br />

die vermoedelijk zijn jeugd doorbracht in 's-Hertogenbosch. 139 Hij trad in bij<br />

de orde <strong>van</strong> deWilhelmieten. Lang duurden zijn kloosteraspiraties echter niet: in<br />

1620 trad hij, samen met twee anderen, uit, bekeerde zich tot het protestantisme<br />

en een jaar later ging hij theologie studeren in Leiden. In 1631 werd hij benoemd<br />

tot predikant <strong>van</strong> Nieuw-Lekkerland in de Alblasserwaard. In 's-Hertogenbosch<br />

heeft hij nooit meer gewoond. Naast historische werken over de Alblasserwaard,<br />

Zuid-Holland en Heusden heeft hij zich gericht op de geschiedenis <strong>van</strong> 's-Hertogenbosch<br />

en de Meierij. In 1629 al bewerkte hij een deel <strong>van</strong> de kroniek<strong>van</strong> S. Pelgrom.<br />

Zijn eerste grote publicatie dateert <strong>van</strong> 1649 en is getiteld:Beschryvingeder<br />

stadt ende Meyerye <strong>van</strong>'s Hertogen-Bossche, vervatende desselfs begin, voortgangh<br />

ende wasdom, soo <strong>van</strong> geestelijcke als wereltlijcke gestichten, oprechtigh <strong>van</strong>'t capittel<br />

ende collegien, maniere <strong>van</strong> regeeringe ende hare privilegien, bevorderinghe<br />

haerder bisdom ende bisschoppen. Midtsgaders: haerder Meyerye, ende de daerinne<br />

ghelegene steden, baronyen, heerlijckheden ende dorpen. Alles met grooten arbeyt<br />

uyt verscheyde schriften ende papieren tesamen ghestelt ter liefde sijns<br />

vaderlandts. 140 Het werd uitgegeven te Amsterdam. In 1670 verscheen hier<strong>van</strong><br />

een heruitgave, gedrukt te 's-Hertogenbosch. Dit keer waren het twee afzonderlijke<br />

boeken in e¨ ën band, geheel herzien en aangevuld, onder de titels Silva-Ducis<br />

aucta & renata of een nieuwe ende gantsch vermeerderde beschrijvinge <strong>van</strong> de stadt<br />

<strong>van</strong> s'Hertogen-Bossche vervatende desselfs begin en voortganck, soo <strong>van</strong> geestelijcke<br />

als wereldtlijcke gestichten, oprichten <strong>van</strong>'t capittel, ende collegien, maniere <strong>van</strong><br />

regeeringhe, ende hare privilegien ende vryheden, bevorderinghe <strong>van</strong> haer bisdom<br />

ende bisschoppen, ende meer andere dingen en Een nieuwe ende vermeerderde beschryvinge<br />

<strong>van</strong> de meyerye <strong>van</strong> s'Hertogen-Bossche, behelsende alle de baronijen,<br />

heerlijckheden, steden, casteelen, vlecken, dorpen, gehuchten. Mitsgadres alle canonisijen,<br />

commanderijen, abdijen, ende de andere cloosters <strong>van</strong> verscheyde ordens,<br />

ende geslechten daerin ghelegen, derselver regeeringhe met den aencleven <strong>van</strong> dien.<br />

In de Beschryvinge der Stadt ende Meyerye <strong>van</strong> 1649 zegt Van Oudenhoven veel<br />

gebruik te hebben gemaakt <strong>van</strong> het werk <strong>van</strong> Gramaye, historiograaf <strong>van</strong> de hertog<br />

<strong>van</strong> Brabant, uit 1609, getiteld Taxandria, in de wetenschap dat enkele personen<br />

uit het stadsbestuur deze <strong>van</strong> historisch materiaal hebben voorzien. 141<br />

Vermoedelijk slaat dit op de genoemde kroniek<strong>van</strong> Everswijn,Van Balen en Loe¡.<br />

Van Oudenhoven heeft waarschij<strong>nl</strong>ijk deze laatste kroniek niet gebruikt, ook al<br />

was hij nog redelijk recent. Hij rept er met geen woord over en noemt evenmin<br />

de kroniek<strong>van</strong>Van <strong>Os</strong>.<br />

In de verbeterde uitgave <strong>van</strong> 1670 isVan Oudenhoven wat ruimhartiger in de beschrijving<br />

<strong>van</strong> de bronnen die hem ten dienste hebben gestaan. Naast een aantal<br />

gedrukte, bove<strong>nl</strong>okale werken, noemt hij alle de gheschreven chronijcken ende<br />

139 Zie voor een biogra¢e <strong>van</strong> Jacob <strong>van</strong> Oudenhoven, zijn werken en zijn historiogra¢sche<br />

plaatsbepalingVan Dijk,`Jacob <strong>van</strong> Oudenhoven'.<br />

140 Haitsma Mulier enVan der Lem, Repertorium, 317-318, nr. 366.<br />

141 Van Oudenhoven, Beschryvinge der Stadt ende Meyerye, I<strong>nl</strong>eiding.<br />

XXXVIII


oude memorien die wy daer<strong>van</strong> vele ghesien hebben. 142 Een aparte vermelding<br />

krijgt ook nog een Latijnse, oude Bossche kroniek en de kroniek<strong>van</strong> Pelgrom, 143<br />

maar ook nu zijn er geen aanwijzingen dat hij Van <strong>Os</strong>' kroniek onder ogen gehad<br />

heeft.<br />

Uit onvrede met het werk <strong>van</strong> Van Oudenhoven schreef Johan <strong>van</strong> Heurn in het<br />

derde kwart <strong>van</strong> de achttiende eeuw de vierdelige kroniek Historie der Stad en<br />

Meyerye<strong>van</strong>'s-Hertogenbosch (Utrecht 1776-1778). 144 Als belangrijkstebron vermeldt<br />

hij Van Oudenhoven, die hij corrigeert aan de hand <strong>van</strong> originele archiefstukken.<br />

Hoewel hij bekend is met het werk<strong>van</strong> Everswijn c.s., lijkt hij niet bekend<br />

met de kroniek <strong>van</strong> <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong>.<br />

Uit het bovenstaande blijkt dat de kroniek <strong>van</strong> Van <strong>Os</strong> in de Bossche geschiedschrijving<br />

niet veel sporen nagelaten heeft. Alleen het driemanschap Everswijn,<br />

Van Balen en Loe¡ heeft de kroniekgebruikt, en dan nog ten behoeve <strong>van</strong> een zeer<br />

korte periode en een speci¢ekonderwerp. Het feit dat dit alleen door deze samenstellers,<br />

aangesteld door het stadsbestuur, aanwijsbaar gebeurd is, leidt tot de veronderstelling<br />

dat het handschrift <strong>van</strong> <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong> voornamelijk in de kring <strong>van</strong><br />

stadsbestuurders circuleerde.<br />

142<br />

Van Oudenhoven, Silva-Ducis aucta & renata,7.<br />

143<br />

Alsvoren, 7-10.<br />

144<br />

Haitsma Mulier enVan der Lem, Repertorium, 182, nr. 221.<br />

XXXIX


Verantwoording <strong>van</strong> de tekstuitgave en tekstpresentatie<br />

Bij de tekstuitgave is geopteerdvoor een studie-editie, diebruikbaar is voor gespecialiseerd<br />

wetenschappelijkonderzoek, met name voor mediaevisten. In deze studie-editie<br />

wordt een verantwoorde leestekst geboden, gebaseerd op de autograaf,<br />

met commentaar in de vorm <strong>van</strong> een technische i<strong>nl</strong>eiding. Door de bewerkers is<br />

afgezien <strong>van</strong> het aa<strong>nl</strong>everen <strong>van</strong> die wetenschappelijke elementen die <strong>van</strong> de grote<br />

lijn a£eiden, maar met dienverstande dat men bij het we© l gebodene geheel verantwoord<br />

wil zijn. Dientengevolge is gekozen voor een terughoudende tekstkritische<br />

en historische annotatie. De gegevens over personen, plaatsen en instellingen zijn<br />

niet in toelichtende noten, maar in de indices opgenomen. Woordverklaring<br />

wordt alleen gegeven bij die woorden die niet in een gangbaar lexicon aangetroffen<br />

worden, zoals bijvoorbeeld in het Middelnederlandsch Handwoordenboek. 1<br />

Bij dateringsopgaven wordt geen toelichtende noot gegeven, omdat deze voor<br />

mediaevisten aan de hand <strong>van</strong> het Taschenbuch der Zeitrechnung <strong>van</strong> Grotefend<br />

eenvoudig op te zoeken zijn. Hierbij moet men wel rekening houden met de in de<br />

kroniek gehanteerde tijdsopgave. 2<br />

Voor de tekstweergave is de kritisch-normaliserende methode gekozen, met inachtneming<br />

<strong>van</strong> de volgende regels:<br />

^ i, j en y zijn niet genormaliseerd in Nederlandse tekstdelen; ii, ij en de letter<br />

ypsilon met punten zijn getranscribeerd als ii;<br />

^ u, v, uu, vv en w zijn genormaliseerd, behalve in eigennamen;<br />

^ getallen weergegeven in Romeinse cijfers zijn niet in Arabische cijfers afgedrukt;<br />

^ hoofdletters en kleine letters zijn naar hedendaags gebruik genormaliseerd;<br />

^ afkortingen zijn, zoveel mogelijk naar het voorbeeld of naar analogie <strong>van</strong> de<br />

voluit geschrevenvormen in de tekst, stilzwijgend opgelost.Veel voorkomende<br />

afkortingen die op meer dan e¨ ën wijze kunnen worden opgelost (zoals`voirs.')<br />

zijn onopgelost afgedrukt;<br />

^ in de tekst aaneengeschreven woorden zijn voorzover mogelijk naar hedendaags<br />

gebruik gescheiden afgedrukt. Woorddelen die in de tekst gescheiden<br />

zijn, zijn voorzover mogelijk naar hedendaags gebruik aaneengeschreven afgedrukt;<br />

^ de tekst is voorzien <strong>van</strong> interpunctie naar hedendaags gebruik;<br />

^ de tekst is ingedeeld en opgemaakt naar hedendaagse normen.Van <strong>Os</strong> geeft in<br />

de kroniek twee chronologische markeringen aan: de eerste is de jaarindeling<br />

op basis <strong>van</strong> de Bossche schepenjaren; de tweede wordt gevormd door de<br />

regeringsjaren <strong>van</strong> de Brabantse hertogen, die bovenaan elke folio geschreven<br />

1 Verdam, Middelnederlandsch Handwoordenboek.<br />

2 Zie hiervoor hoofdstuk 7 <strong>van</strong> de i<strong>nl</strong>eiding (betrouwbaarheid en accuratesse).<br />

XLI


Markering door middel <strong>van</strong> punten ten behoeve <strong>van</strong> de schepennamen door <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong>.<br />

Tillburg, KUB, Brabanticacollectie hs 339a H3 = <strong>Kroniek</strong><strong>van</strong>Van <strong>Os</strong>, fol 72 r<br />

XLII


zijn. Aangezien de kop over de vorsten, die telkens herhaald wordt, over de<br />

gehele folio loopt, komt deze kop bij de transcriptie in een aantal gevallen op<br />

een o<strong>nl</strong>ogische plaats te staan. Er is voor gekozen om bij de tekstuitgave de<br />

kop slechts eenmaal te zetten bij de desbetre¡ende tekstpassage en wel op<br />

een logische plaats; in het notenapparaat is aangegeven tot welke folio deze<br />

herhaald wordt, met de tekstvarianten. Deze koppen staan in groot kapitaal.<br />

Het nieuwe schepenjaar geeft Van <strong>Os</strong> aan met een vaste formulering, gevolgd<br />

door de namen <strong>van</strong> de schepenen.Vooral in de beginfase ontbreken na de aankondiging<br />

de namen. In plaats daar<strong>van</strong> plaatst Van <strong>Os</strong>, uitgaande <strong>van</strong> het<br />

aantal schepenen eind vijftiende/begin zestiende eeuw, zeven punten onder<br />

elkaar.Wanneer hij slechts een deel <strong>van</strong> de namen kent, markeert hij de lege<br />

plaatsen voor de ontbrekende namen met een punt. Er is <strong>van</strong> afgezien deze<br />

punten in de tekstuitgave weer te geven, met name omdat, op ëe¨ n uitzondering<br />

na in 1209, de jaren 1200 tot 1277 uitsluitend jaaropgaven zijn met de<br />

bijbehorende zeven punten.Van <strong>Os</strong> heeft de tekst binnen de jaaropgave verder<br />

ingedeeld in hoofdstukken. Hij geeft in de marge <strong>van</strong> elktekstblok zelf een rubriek<br />

aan, een korte samenvatting <strong>van</strong> de gepresenteerde tekst. Deze rubrieken<br />

in margine zijn in de tekstuitgave inspringend boven het betre¡ende<br />

tekstblok geplaatst en aangegeven in vet. Binnen deze tekstblokken is door<br />

de bewerkers een verdere onderverdeling gemaakt bij de transcriptie <strong>van</strong> de<br />

oorkonden. In een aantal gevallen heeft Van <strong>Os</strong> zelf al een onderverdeling<br />

aangebracht en deze gerubriceerd. In de tekstuitgave worden deze zogenaamde<br />

tussenkopjes <strong>van</strong> Van <strong>Os</strong> vet aangegeven, beginnend links aan de<br />

kantlijn. Ten behoeve <strong>van</strong> de lezer hebben de bewerkers <strong>van</strong>af p. 8 bovenaan<br />

de pagina een sprekende hoofdregel met de jaaraanduiding toegevoegd, op<br />

basis <strong>van</strong> de eerst- of laatstgenoemde datum;<br />

^ vertoont de basistekst gelijktijdige wijzigingen en/of toevoegingen, dan wordt<br />

de gewijzigde en/ofvermeerderde versie gegeven. Bijzondere gevallen worden<br />

in de noten gesignaleerd;<br />

^ de bijzondere tekens worden als volgt weergegeven: bij de parafrasering of<br />

volledige uitgave <strong>van</strong> oorkonden verwijst Van <strong>Os</strong> aan het eind er<strong>van</strong> naar de<br />

desbetre¡ende folio met eventueel het bijbehorende teken (signum)inhetcartularium.<br />

In de tekstuitgave staan deze signa tussen haken, in volgorde genummerd,<br />

½1, ½2, ½3 enz. De corresponderende tekens zijn weergegeven in<br />

bijlage 2;<br />

^ delen <strong>van</strong> de tekst die weggevallen of o<strong>nl</strong>eesbaar geworden zijn en met redelijke<br />

zekerheid gereconstrueerd kunnen worden, worden tussen teksthaken [ ]<br />

afgedrukt;<br />

^ kennelijke verschrijvingen in de basistekst worden stilzwijgend verbeterd;<br />

^ het eind <strong>van</strong> een folio wordt weergegeven door een Duitse komma /;<br />

^ Latijnse zinsneden en passages worden vertaald, aangezien de kennis <strong>van</strong> het<br />

Latijn bij mediaevisten geen <strong>van</strong>zelfsprekende verworvenheid meer is. Bij de<br />

vertaling zijn de volgende criteria gehanteerd:<br />

1 historische passages worden bij de tekstuitgave in een noot vertaald; het betre¡ende<br />

nootcijfer wordt aan het eind <strong>van</strong> de Latijnse passage of de Latijnse<br />

XLIII


woorden geplaatst, met uitzondering <strong>van</strong> de uitgebreide tekst p. 207-210,<br />

waar de noot met vertaling bij het begin staat;<br />

2 bij onvolledige jaaropgaven wordt het desbetre¡ende jaartal tussen haken<br />

toegevoegd;<br />

3 de repetitieve tekstdelen worden niet telkens opnieuw bij de tekstuitgave,<br />

maar slechts eenmaal vertaald in bijlage 1 (Lijst met vertaling <strong>van</strong> vaak voorkomende<br />

Latijnse zinsneden en passages);<br />

4 niet vertaald worden de teksten <strong>van</strong> oorkonden, de gelatiniseerde eigennamen<br />

met bijbehorende kwali¢caties, een bijbeltekst, het grootste deel <strong>van</strong> de<br />

introitusvermeldingen en de maandaanduidingen.Wat de oorkonden betreft<br />

is vertaling, nog afgezien <strong>van</strong> het feit dat deze uiterst gecompliceerd is, niet<br />

absoluut noodzakelijkvoor het volgen<strong>van</strong> de verhaallijn, omdat Van <strong>Os</strong> de inhoud<br />

vrijwel zonder uitzondering voorafgaand aan het stuk parafraseert of in<br />

een rubriek toelicht.Waar dit niet gebeurt, kan het desbetre¡ende stuk opgespoord<br />

worden via bijlage 3 (Concordantie <strong>van</strong> kroniek en cartularium). Bij<br />

de gelatiniseerde eigennamen is vertaling in een aantal gevallen niet verantwoord,<br />

omdat vaak onzeker is of het een achternaam dan wel een beroepsnaam<br />

betreft. De bijbeltekst is in een noot toegelicht. De introitusvermelding,<br />

het psalmvers als i<strong>nl</strong>eiding tot de mis, maakt doorgaans deel uit<br />

<strong>van</strong> een datering met dagopgave, zodat de datum geen probleem vormt. Alle<br />

introitus-opgaven zijn in overeenstemming met de genoemde dagopgave.<br />

Waar het introitus geen onderdeel <strong>van</strong> een datering met dagopgave is, is de<br />

datum in een noot omgerekend, behalve in de teksten <strong>van</strong> oorkonden. De<br />

Latijnse maandaanduidingen spreken voor zich.<br />

XLIV


fol. 1 r<br />

fol. 1 v<br />

fol. 2 r<br />

fol. 2 v<br />

fol. 3 r<br />

Dit boeck inhelt in den iersten die gelegentheit slantz <strong>van</strong> Brabant metter toebehoerten,<br />

die afcoempste ende dedelheit der hoiger doerluchtiger fursten ende hertogen<br />

<strong>van</strong> Brabant ende daernae voirts <strong>van</strong> versceyden previlegien, verleeningen,<br />

byhore princelicheit den lande <strong>van</strong> Brabant ende oic der stat <strong>van</strong> sHertogenbosch<br />

verleent; ende voirts <strong>van</strong> meer andere ordinancien, vonnissen, appoinctementen,<br />

compromissen, uuytspracken, con¢rmacien, tractaten ende <strong>van</strong> meer andere<br />

poincten in cort comprehendeert.<br />

In den iersten is hier te wetene die gelegentheit slantz <strong>van</strong> Brabant, dat die uuyterste<br />

provincie is <strong>van</strong> Almanien ende is liggende aen Neder-Vrancryck, hebbende<br />

den Ryn endeVrieslantoostwairt, die Britaensche Zee ende [den] 1 Vl[eems]schen 1<br />

Schoot noo[rtwairt] 1 , / Neder-Gallien westwairt ende Hoich-Vrancryck zuytwairt,<br />

hebbende vele vermeerde steeden.<br />

Tes oick te wetene dat Brabant gedeylt is in vier quartieren onder vier principael<br />

hooftsteeden, die ziin: Loeuen, Bruessel, Antwerpen, sHertogenbosch.<br />

Int quartier <strong>van</strong> Loeuen zyn dese steden: Thienen, Leeuwe, Aerschot, Dyest,<br />

Gemmelours, Geldenaken, Hannuyt, Halen, Landen, Sichenen.<br />

Int quartier <strong>van</strong> Bruessel liggen dese steden: Nyuele,Vilvoirden.<br />

Int quartier <strong>van</strong> Antwerpen liggen dese steden: Lyere, Herentals, Breda, Bergen<br />

op den Zoom, Steenbergen. /<br />

Int quartier <strong>van</strong> sHertogenbosch liggen dese steden: Graue, Helmont, Eyndouen,<br />

Rauesteyn, Megen.<br />

Ende <strong>van</strong> desen steden zoe ziin naest den voirs. vier principalen hooftsteden noch<br />

drie andere hootsteden, te wetene: Thienen, Leeuwe, Nyuele.<br />

Item die stat <strong>van</strong> Maestricht houden <strong>van</strong> den keyser die hertoge <strong>van</strong> Brabant ende<br />

die bisscop <strong>van</strong> Luydick tesamen gelyck.<br />

Item in Brabant liggen noch grote vryheiden ende dorpen die beter zyn dan sommighe<br />

steden voirs., te wetene: Turnhout, Gheele, Hoichstraten, Beke, Oirschot,<br />

Werchtere, Merchtene, Vueren, Tubeke, Lennicke, Ysche, Grymbergen, Assche,<br />

Arendonck, Oisterwyck ende meer andere. /<br />

Dit ziin die abdyen<strong>van</strong> monicken<strong>van</strong> Sinte-Benedictusoirdene in Brabant: Gemmelours,<br />

Ha¥igem,Vliebeke.<br />

Ende die abdyen <strong>van</strong> nonnen derselver oirdene zyn:Vorst, Bigaerden.<br />

Dit zyn die abdyen <strong>van</strong> monicken der oirdene <strong>van</strong> Cisteau oft <strong>van</strong> Sinte-Bernart:<br />

Vileer, Sinte-Bernarts op die Scelde, Nyzele.<br />

Ende die abdien <strong>van</strong> nonnen zyn:Vrouwenparck, Ewyers,Ter Cameren by Bruessel,<br />

Rosendale, Nazareth, Lintere, Rameye, Florual, sHertogendale, Argenton,<br />

Musen by Mechelen. Dit ziinie abdyen <strong>van</strong> der oirdene <strong>van</strong> Premonstreyt: Sinte-<br />

Michiels tAntwerpen, Grymbergen, Parck,Tongerloe, Heylicgem, Euerbode, Diligem.<br />

/<br />

Van der regulieren Sinte-Augustynsoirdene die abdye <strong>van</strong> Sinte-Geertruyt te<br />

Loeuen.<br />

Die abdyen <strong>van</strong> edelen ion¡rouwen canonickerssen <strong>van</strong> Sinte-Geertruden te<br />

Nyuele, gefondeert <strong>van</strong> Sinte-Geertruden.<br />

1 Lacune door gaatjes in het papier.<br />

1


fol. 3 v<br />

fol. 4 r<br />

fol. 4 v<br />

Tott Loeuen is thuys oft cloester <strong>van</strong> den commenduer <strong>van</strong> Sint-Iansheren <strong>van</strong><br />

Rodes <strong>van</strong> Sinte-Augustynsoirdene, geheiten Chanterayn, ende hy gaet te raide<br />

metten Staiten <strong>van</strong> Brabant op die zyde <strong>van</strong> den banierheren ende oick metten<br />

prelaten.<br />

Oeck soe es een cloester oft huys <strong>van</strong> derselfder oirden tot Tricht.<br />

Item te Gemart es een cloester <strong>van</strong> den commandeur <strong>van</strong> der oirdenen <strong>van</strong> den<br />

heren <strong>van</strong> Pruysschen.<br />

Item in den voirs. lande <strong>van</strong> Brabant zyn chartroysen, biddende oirdene ende vele<br />

andere oirdene, beyde mannen ende vrouwen, die <strong>van</strong> reformacien zyn ende vele<br />

vruchten doen, etc.<br />

Die banieriien <strong>van</strong> Brabant sonder den voirs. abdt <strong>van</strong> Gemmelours, die in den<br />

lantraidt die ierste banyerheere geheiten wordt: Aerschot, Gaesbeke, Bierbeke,<br />

Perweys, Rotselair, Ghete, Leefdale, Breda, Bouterzem, Grymbergen, Cuyck,<br />

Dyest,Wesemael, Du¥e, Rayues, Cranendonck, Boxtel, Sombre¡. /<br />

Item ende dese banyeryen ziin bruedersgedeelten <strong>van</strong> Brabant, te wetene: Aerschot,<br />

Byerbeke, Gaesbeke, Diest, Perweys.<br />

Tot desen zyn noch in Brabant sommige ander heren, geheiten ridderen met gesellen,<br />

als: Huldeberge, Bouterssem, Ryuieren, Boechout, Assche, Lyntere,<br />

Wauere. /<br />

<strong>van</strong> der afcoempsten ende edelheit der hoiger vorsten<br />

ende hertogen <strong>van</strong> brabant<br />

Van Adam tot Noe waren tusschen beyde omtrent XII C iaren ende<br />

ierst beginnende <strong>van</strong> Noe<br />

Soe is in den iersten te wetene dat <strong>van</strong> beginne dat Got almechtich die ierste<br />

menschen Adam ende Eue maecten optenvrydach, zoe waren omtrent XII C iaren<br />

tot Noe toe die de arcke maecte tegen die toecomende diluvie. Ende hy hadde drie<br />

zoonen, te wetene Sem, Cam ende Iaphet doen hyV C iaer oudt was. Ende Noe by<br />

bevele Goids met zynen wyve ende met zynen drie zoonen ende met hoeren wyven<br />

gingen tsamen in der arcken dair Noe C iaer over getymmert hadde. Ende<br />

want alle die werelt in der diluvie verdranck, uuytgenomen dese acht personen.<br />

Soe zyn <strong>van</strong> desen drie zoonen comen alle menschen die ye sint in der werelt geweest<br />

zyn. Nae der diluvien plancten Noe eenen wyngart ende zoe gescyede den<br />

goedenvader Noe die dronckenscap <strong>van</strong> den wyne eer hydie cracht des wyns kende,<br />

zoedat hy ontdect lach neder ter eerden. Ende Cam, zyn zoen, bespotten zynen<br />

vader, mar Sem ende Iaphet waren beschaempt ende decten hem. Welke<br />

dingen Noe daernae vernemende, soe gebenediden hii Sem ende Iaphet, mar<br />

Cam / vermaledyden hy.Van desen drie zoonen worden by Noes tyden geboren<br />

ende leefden XXIIII M ende C mannen sonder die vrouwen ende die kynderen<br />

dier vele meer waren, want Noe was oudt als hy starf IX C ende vyftich iaren. Ende<br />

dit volck hadde drie princen, te weten Nemroth <strong>van</strong> Cams geslachte, Iettan <strong>van</strong><br />

Sems geslachte ende Su¡ene <strong>van</strong> Iaphets geslachte. Overmits desen drie zoonen<br />

<strong>van</strong> Noe is die werelt gedeylt in drie delen, te wetene Asya, A¡rica ende Europa.<br />

2


fol. 5 r<br />

fol. 5 v<br />

fol. 6 r<br />

Asia bewoenden die <strong>van</strong> Sem quamen, A¡rica bewoenden die <strong>van</strong> Cam quamen,<br />

Europa bewoenden die <strong>van</strong> Iaphet quamen.Van Sem is comen tvolck<strong>van</strong>Ysrahell<br />

ende Ons Here Ihesus Cristus.Van Cam zyn comen vele quade tyrannen ende vele<br />

quade generacien.<br />

Ende voirts <strong>van</strong> Iaphet, soen <strong>van</strong> Noe<br />

Iaphet ende Stuna, zyn wy¡, hadden VII zoenen, te wetene Mosoch, Tyras, Gomer,<br />

Lauan, Magoch, Madan, Tubal. / Van Mosoch ende Tyras zyn comen die<br />

<strong>van</strong> Tracien; <strong>van</strong> Gomer zyn comen die <strong>van</strong> Galasien ende dairnae die Fransoysen;<br />

<strong>van</strong> Lauan ziin comen die Griecken; <strong>van</strong> Mogoch zyn comen die Siten; <strong>van</strong><br />

Madan zyn comen die Meden; <strong>van</strong>Tubal zyn comen die <strong>van</strong> Spaengien. Men leest<br />

oick dat <strong>van</strong> Iaphet comen zyn XV generacien die Europen besaten, dairaf die<br />

voirs. Su¡ene tot zynen deel nam Creeten ende Ytalien. Oeck <strong>van</strong> desen Iaphet<br />

zyn comen die heren <strong>van</strong> Troyen, <strong>van</strong> Romen, <strong>van</strong> Ytalien, <strong>van</strong> Vrancryck ende<br />

<strong>van</strong> desen Nederlanden ende al meest die kersten.<br />

Ende voirts nae sommige <strong>van</strong> Lauan ende nae sommige <strong>van</strong> Su¡ene<br />

begint men dafcoempste <strong>van</strong> Hector <strong>van</strong>Troyen<br />

Dese voirscr. Su¡ene nae sommige boecken is afgedaelt <strong>van</strong> Gomer voirs. ende<br />

die beginnen <strong>van</strong> hem die afcoemste <strong>van</strong> Hector <strong>van</strong>Troyen. Sommige andere beginnen<br />

Hectoirs afcoemste <strong>van</strong> den voirs. Lauan, die enen zoen hadde die Ionius<br />

hyet. /<br />

Ende voirts hoe die generacien <strong>van</strong> Iaphet, Lauan, Gomer ende Suffene<br />

vergaderen opTros<br />

Nyettemin beide deze generacien vergaderen ten eynde gelyc opTros, die nae zynen<br />

name maecte die stat <strong>van</strong> Troyen. Tros voirs. hadde enen zoen die hyet Ylus,<br />

die bynnenTroyen dede maken een paleys ende noemdent Ylyon.Ylus voirs. had<br />

enen zoen die hyet Laomedon. By tyden <strong>van</strong> desen waert Troyen ierst destrueert<br />

<strong>van</strong> Iason ende Hercules, die in Colcos trocken om tgulden vlyes ende wairt dootgeslagen.<br />

Laomedon voirs., die dorde coninc <strong>van</strong> Troyen, lyet after enen zoen, geheiten<br />

Pryamus, die de stat <strong>van</strong>Troyen weder scoender ende groter dede maken ende by<br />

zynen tyde waertse weder destrueert <strong>van</strong> den Griecken die thien iair dairvoir lagen;<br />

ende dat was XI C ende omtrent LXIX iair voir Christus gebuert. Priamus<br />

voirs., coninc <strong>van</strong> Troyen, hadde by Heccube, zyn wy¡, vy¡ zoenen ende twee<br />

dochteren, te wetene die zoenen: Hector, dierste <strong>van</strong> den IX besten, 1 Paris, Diephebus,<br />

Helenus,Troylus; die dochteren: Cassandra, Polixena. /<br />

Ten tyde <strong>van</strong> Hector <strong>van</strong>Troyen<br />

Hector voirs. hadde by Andromata, zyn wy¡, Francion ende meer schoen kynderen.<br />

Dese Francion, nae die destructie <strong>van</strong> Troyen, vloet met meer Troyanen bii<br />

1 Zie i<strong>nl</strong>eiding noot 108.<br />

3


fol. 6 v<br />

fol. 7 r<br />

namenTurcus, dieTroylus soen was, met Anthenor, met Eneas, met cleyn Priamus<br />

ende meer baronen ende mennichten <strong>van</strong> volcke, doelende over zee ende beempden<strong>van</strong><br />

Meptides 1 ende comende int lant <strong>van</strong>Ysaurien.Turcus voirs. nam een lant<br />

inne dat hy nae hem hyet Turkyen. Anthenor nam inYtalien dair hy Paduaen,Venegien<br />

ende meer steden stichten. Eneas trac oick inYtalien ende Carthagen.Van<br />

hem quamen die coningen <strong>van</strong> Albanien ende dedelheit <strong>van</strong> Ytalien. Francion<br />

voirs. blee¡ inYsauria dair hy enen zoen wan die hyet Hector.<br />

Hector voirs. had enen zoen die hyet Troylus. Troylus hadde twee zoenen, te wetene<br />

Francion, die blee¡ heer in Ysauria, ende Priamus, die track in Hongarien<br />

dair hy stichten een stat die hy hyet Sicambrien, ende dat was C XVIII iaer nae<br />

die destructie <strong>van</strong>Troyen.<br />

Priamus voirs. hadde zoenen, te wetene Eneas, die blee¡ heer in Sycambrien,<br />

ende Priamus. Eneas voirs. hadde enen zoen die hyet Priamus, heer in Sycambrien.<br />

Priamus voirs. had enen zoen die hyet Siluius Brabon, heer <strong>van</strong> Sycambrien.<br />

/<br />

Ende voirt die generacien <strong>van</strong> den voirs. Hectoir <strong>van</strong>Troyen comende<br />

Van Siluius Brabon voirs. ziin comen sess zoenen ende mitsdien hy die al nyet en<br />

conste gegueden, verseynden hy die om lant ende goet te gewynnen, <strong>van</strong> welken<br />

zoenen die namen zyn:Wandalus, dairaf zyn comen dieWandalen; Polixus, dairnae<br />

heyt dlant <strong>van</strong> Polen; Rusus, nae hem heyt dlant <strong>van</strong> Ruyssen; Hunus, dairaf<br />

zyn comen die Huynen; Frixus, nae hem heyt Frigea; Siluius Brabon, die blee¡<br />

heer in Sycambrien.<br />

Siluius Brabon voirs. lestgenoempt hadde zoenen ende dochteren ende die outste<br />

zoen hyet Hectoir, oic heer nae hem in Sycambrien. Hector hadde enen zoen die<br />

hyet Francion, heer in Sicambrien. Francion hadde Francion Brabon, heer in Sycambrien.<br />

Francion Brabon voirs. hadde enen zoen die hyet Troylus, heer in Sycambrien,<br />

ende een dochter die hyet Ylya, dair Mars aen wan twee zoenen die<br />

hyeten Romulus ende Remus, dairaf zyn comen die Romeynen. /<br />

Troylus voirs. lyet after enen zoen die hiet Brabon. Brabon voirs. liet after enen<br />

zoen die hyet Siluius Brabon. Siluius Brabon voirs. liet after enen zoen die hyet<br />

Hector Brabon. Hector Brabon voirs. lyet after twee zoenen, te wetene: Demophon,<br />

die wan enen zoen die hiet Tarquinus Priscus, diewelke regneerden coninc<br />

te Romen; Palamides, heer in Sycambrien. Palamides voirs. liet after drie zoenen,<br />

te wetene: Brabon Siluius, heer in Sycambrien; Deiphebus, heer in Deenmarcken;<br />

Prias, quam in een eylant dat Pontus hyet, dairinne Pilatus 2 namaels was gesonden.<br />

Brabon Siluius voirs. lyet after twee zoenen: Dyomedes, die creech dlant <strong>van</strong> Affriken;<br />

Priamus blee¡ heer in Sycambrien. Priamus voirs. lyet after enen zoen die<br />

hyet Philomenus, heer in Sycambrien. /<br />

1 Waarschij<strong>nl</strong>ijk een verschrijving voor Neptunus.<br />

2 In margine nota.<br />

4


fol. 7 v<br />

fol. 8 r<br />

fol. 8 v<br />

Die hercoempste <strong>van</strong> Iulius Cesar<br />

Philomenus voirs. hadde drie zoenen, te wetene: Archadius, die track in Griecken<br />

ende aldair in een lant dat hy nae hem noempden Archadien, dair hy wanne enen<br />

zoen geheiten Hus, die vader <strong>van</strong> Iulius Cesar, ende aldus is dedelheit comen uuytenTroyanen;<br />

Macedo, die track wonen in een lant dat hy oic nae hem noempden<br />

Macedonien, ende hy was vader <strong>van</strong> Philips, des groten coninx Alexandersvader;<br />

Priamus, heer in Sicambrien.<br />

Priamus voirs. had enen zoen die hyet Brabon, die blee¡ heer in Sicambrien, ende<br />

een dochter die hyet Polixena, die enen man creech, geheiten Neptanabus, coninc<br />

<strong>van</strong> Egipten, tovenaer, die men seegt dat Alexanders moeder bedroech by ignorancien.<br />

Brabon voirs. liet after eenen zoen Laomedon, heer in Sycambrien. /<br />

voir die geboerte onss heren 1<br />

Laomedon lyet after eenen zoene geheiten Pelius, die heer blee¡ in Sycambrien.<br />

Pelius voirs. lyet after twee zoenen die beyde hyetenTroylus, dairaf deen wairt heer<br />

<strong>van</strong>Yerlant ende dander blee¡ heer in Sycambrien.Troylus voirs., heer in Sycambrien,<br />

lyet after enen zoen Troylus Brabon. Troylus Brabon voirs. lyet after enen<br />

soen Priamus, heer in Sycambrien. Priamus voirs. lyet after eenen zoen Francion,<br />

heer in Sycambrien. Francion voirs. lyet after enen zoene Siluius Brabon.<br />

Siluius Brabon voirs. lyet after enen zoen Troylus Brabon.Van hem quamen twe<br />

Brabone, deen nae dander. Dairnae quam een die hyet Hector.Van dien Hector<br />

quam noch een Brabon, al heren in Sycambrien.Van dien Brabon quam Priamus,<br />

heer in Sycambrien. /<br />

Hoe ierstwerven dlant dat nu eensdeels Brabant is, gelegen tusschen<br />

den Ryn ende Sceld, is begrepen ende by wyen volgt<br />

Priamus voirs. lyet after enen zoen die hyet Francio, heer in Sicambrien. Francio<br />

voirs. lyet after XIIII zoenen ende vy¡ dochteren, die hii nyet all gegueden en conste<br />

ende ga¡ alsoe zynen zoenen scat datse dlant besuecken zouden. Onder welke<br />

zoenen die outste blee¡ in Sicambrien ende die iongste, geheiten Brabon, trac in<br />

Griecken by den voirs. hertoge Hus, hertoge <strong>van</strong> Archadien. Desen Brabon, mits<br />

dat hii sterc, vroem ende wyss was, ga¡ hem die hertoich een <strong>van</strong> zynen edelen<br />

vrouwen, dairaen Brabon voirs. wan twee zoenen, te wetene Brabon ende Eneas.<br />

Terselvertyt creech die voirs. hertoge Hus enen zoen, Iulius geheiten, die gesneden<br />

waert uuyt zynder moeder lichaem, dairom hyet hii Iulius Cesar ende oickhyet hy<br />

Gayus; ende een dochter die hiet Zwane.<br />

Ende onder dander had Francio voirs. noch enen zoen, die hyet Kaerle. Dese<br />

Kaerle quam in dit Nederlant tot heydenTongeren ende waert heer <strong>van</strong> desen Nederlant<br />

tusschen den Ryn ende die Sceld ende dede maken een casteel optenWael,<br />

geheiten Megen, dat nu Nymmegen is. Ende dese Kaerle creech enen zoen die<br />

oick hyet Kaerle.Welke Kaerle naederhant quam oic woenen bydenvoirs. hertoge<br />

1 Herhaald tot en met fol. 11 r .<br />

5


fol. 9 r<br />

fol. 9 v<br />

fol. 10 r<br />

Hus ende becroep Zwane, zyn dochter, die hy in dit / Nederlant bracht ende<br />

creech dairbii eenen zoen, geheiten Octauiaen, ende bleven woenen tot Tongeren<br />

ende tot Nymmegen, ende een dochter die hyet oick Zwane, als hier nu vercleert<br />

zal werden ende sunderlinge <strong>van</strong> den voirs. Iulius, Zwane, syn suster, ende Brabon.<br />

Dese voirs. ionghe Zwane, nicht <strong>van</strong> denvoirs. Iulius, creech tot enen man Brabon<br />

voirs., die welke was coninc <strong>van</strong> Agrippinen, dats Coelen, dats <strong>van</strong> den Riin totter<br />

Sceld toe, ende oic coninc <strong>van</strong> Doeringen ende oic mercgreve des Helichz Rycx,<br />

ende dairaf zyn voirts succedeert die hertogen <strong>van</strong> Brabant, als hierna blyct.<br />

Brabonvoirs. ende Eneas, gebrueders, wyessen tsamen met Iulius Cesarop. Iulius<br />

wairt een geleert man ende dairom wairt hy gecoren <strong>van</strong> den Romeynen een consul<br />

te zyn ende een capiteyn. Die Romeynen hadden drie capiteynen, te wetene:<br />

Crassus, wairt gesonden in Persen ende Meden, dair hem om zynrer giericheit<br />

gesmouten gout waert gegoten in zyn kele; Pompeyus, die bewaerden Romen; Iulius,<br />

die conquesteerden ende creech Almanien, Zwauen, Zassen, Doeringen<br />

ende dese Nederlanden. Ende Iulius voirs. maecten den voirs. Brabon coninc<br />

<strong>van</strong> Doeringen, want hy hem zeer beminden.Vandair quam Iulius tot Coelen,<br />

dat hyet Agrippinen, ende die stat was thoeft <strong>van</strong> den conincryc <strong>van</strong> Agrippinen,<br />

begripende allet lant <strong>van</strong> den Ryn tot Scelden toe, ende Iulius versloech hoeren<br />

coninc ende maecten denselven Brabon doen aldair regeerder.Vandaer trac / Iulius<br />

nederwairt ende int reysen stichten hy Guylke.Vandair track hy over die Maze<br />

tot in Vlaenderen, dat doen hyet tFelle Wout Sonder Genaden 1 ende comende<br />

dair die Leye in de Scelde valt, dair stichten hy een stat, die hii hyet nae zynen name<br />

Gand, want hy Gayus hyet.Vandair trac hii tot Boonen. Dair track hy tweewerven<br />

over stryden in Engelant ende wairt alle mael wederomme geslaigen<br />

mits gebreck<strong>van</strong>volcke. Alsoe dat Iulius seynden drie <strong>van</strong> zynen heren, by namen<br />

Brucus, 2 Crassus ende Ecliopus, omme te halen den voirs. Brabon, coninc <strong>van</strong><br />

Agrippinen, dat nu Colen heyt, omme hem bystant te doen.Welke Brabon metten<br />

zelven heren, die nochtans Brabon zeer benyden, getogen is met groeter macht<br />

ende zyn gecomen tot Loeuen. Daer stont enen tempel dair die heren den afgot<br />

Mars plegen te looven. Mar ennige seggen dat Brabon aldair Iulius geloefden<br />

ende eedt dede <strong>van</strong> des Rycx <strong>van</strong> Romen wegen, doen hy dlant <strong>van</strong> hem ont¢nck<br />

dat nu Brabant is. Dairomme is noch Loeuen die hooftstat <strong>van</strong> Brabant.<br />

Dat Brabon den reuse versloech<br />

Dieselver Brabon toech <strong>van</strong>dair voirt metten voirs. drie heren den rechten wech<br />

nae Ghent ende lydende dair een lant dat voll ryetz stont, seyden Brabon voirs.:<br />

`Hier moet ummers /een water by wesen'. Dairop antwoerden een die tlant kenden,<br />

dat dairby lyep een ryvier die de Sceld hyet, ende dat aldair op die passagie<br />

dair zy over musten scepen, leech een rueze op enen torne ende wachten dair den<br />

toll.Want wye over die Sceld woude varen, die moste dair zyn hant te toll laten oft<br />

tegens den rueze vechten. Alsoe dat die voirscreven Brabon, comende omme over<br />

1 Zie i<strong>nl</strong>eiding noot 109.<br />

2 Aldus hs., lees Brutus.<br />

6


fol. 10 v<br />

fol. 11 r<br />

te varen, den reuze bevochte ende sloech hem ziin rechterhant a¡ ende dairnae<br />

zyn hooft. Ende nam Brabon voirs. des reuzen hant ende werpsche omtrent der<br />

halver Scelde. Ende alsoe verre Brabon die hant werp, behoert die Sceld aen Brabant<br />

ende <strong>van</strong> dien hantwerp heeft Antwerpen den naem noch behouden.<br />

Hoe Antwerpen een mercgrefscap wairt<br />

Dat gesciet toech Brabon voirs. met allen zynen geselscap over die Sceld inVlaenderen<br />

tot Gendt ende <strong>van</strong>dair voirt tot Bonen, dair Iulius voirs. lach. Ende doen<br />

trac Iulius over met Brabon voirs. ende allen hoeren her in Engelant dair zii den<br />

coninc versloegen ende maecten Engelant onderdanich den Romeynen. Ende<br />

<strong>van</strong>dair toegen zy weder in Vlaenderen ende <strong>van</strong>dair ter plaetsen dair Brabon<br />

voirs. den reuze versloech ende dair den / voirs. torne stont dair die voirs. reuse<br />

op lach, dair Iulius een borcht dede maken ende maecten die plaetze ende die<br />

eerde heilich 1 nae die Roemsche ende heydensche manier ende ga¡ dair schoene<br />

rechten ende previlegien ende hy maecten den voirs. coninc Brabon, omdat hy<br />

den reuze verslagen hadde, marcgree¡ sHeilichs Rycx. Ende om den hantwerp<br />

die Brabon werp, bleeft heetende Hantwerpen. Ende Iulius ga¡ der stat die wapen<br />

een borcht <strong>van</strong> zilver in een velt <strong>van</strong> keelen ende oic twee handen omdat Brabon<br />

die hant werp. Ende alsoe vueren noch die hertogen <strong>van</strong> Brabant den tytel <strong>van</strong> den<br />

mercgreefscap des Heilichs Rycx <strong>van</strong> des keyserrycx <strong>van</strong> Romen wegen. 1<br />

Vandair trac Iulius voirs. nae Vrancryc ende sloech neder te Cameric. Ende als<br />

Brabon voirs. vernam dat Iulius dair rusten, nam hy een sceep in de Scelde ende<br />

woude by Iulius tot Cameric varen spoelen. Ende onderwegen comende <strong>van</strong>t hy<br />

een dall dair vele zwanen waren. Ende Brabon ginc nae enen zwaen schieten, mar<br />

die zwaen ontvloet hem ende Brabon zwoer hy zoude den zwaen volgen. Ende hy<br />

volghden den zwaen lancx den water tot Nymegen in Gelderlant. Ende dair was<br />

Iulius Cesar suster / die Zwane hyet, 2 die met Kaerle, heer <strong>van</strong> Tongeren, nedercomen<br />

was. Ende doen zysach dat Brabonvoirs. den zwaen die hygevolcht hadde,<br />

woude scyeten, ryepsche uuyt hoeren sloot in Griecscher talen:`Heer ridder, laet<br />

mynen zwaen zyn leven'. Ende Brabon voirs. verwonderden zeer wye die vrouwe<br />

wesen mochte ende ginc uuyten sceep opt slot ende doen hy dair boven quam,<br />

kenden elckden anderen, want zii tsamen in Archadien by den hertoge Hus, Zwanen<br />

vader, opgewassen waren. Ende Brabon voirs. trac <strong>van</strong>dair terstont nae Cameric<br />

by Iulius ende ga¡ Zwane denselven Brabon een cleyn beeldeken<strong>van</strong> goude<br />

dat Iulius moeder plach te hebben, om dat Iulius, haren brueder, te brengen. Dairmede<br />

Iulius zeer blyde was ende toech terstont met Brabon tot Nymegen by zyn<br />

zuster Zwane voirs., die hem thoenden Octauiaen voirs., haren zoen, ende een<br />

ionge dochter, die Zwaen oeck hyet, ende claechden dat hair heer gestorven weer<br />

ende was heer <strong>van</strong>Tongeren. Ende Iulius dede hair sloot heelvermaken ende alsoe<br />

heytet nu Nymegen dat tevoerens Megen hyet. Ende Iulius nam tot hemwairt den<br />

voirs. Octauiaen, zynen neve. Ende hii gaf den voirs. Brabon zyn ionge nichte, oic<br />

Zwane geheiten, ende dairmede tconincryc <strong>van</strong> Agrippinen, dats Colen 1 ,ende<br />

1 In margine nota.<br />

2 In margineVoir Onss Heren geboerte.<br />

7


fol. 11 v<br />

fol. 12 r<br />

45 v. Chr.<br />

allet lant <strong>van</strong> opten Ryn totter Scelde toe, dairinne Brabant begrepen is, behoudelic<br />

dat Iulius suster het hal¡ / ryck behouden zoude zoelange zii leefden. Brabon<br />

voirscr. wan aen de voirs. ionge Zwane eenen zoen dien hii hyet Kaerle.<br />

Vandair trac Iulius nae Loeuen dair hydie borcht dede maken. Ende omtrent twee<br />

mylen<strong>van</strong> Loeuen schoet hy enen aer vlyegende ende dairnae heyt noch Aerschot,<br />

dair hy een casteel dede maken.<br />

Dat Brabon voirs. vermoerdt wairt<br />

Ende zoe dan, mitsdien dat Iulius boven vy¡ iaren hem <strong>van</strong> den Romeynen statueert<br />

in desen Nederlanden blee¡, wairden die Romeynen op hem toernich. Ende<br />

mitsdien meynden Pompeyus, die bynnen Romen alsdoen een capiteyn was, den<br />

voirs. Iulius uuyt Romen te weren. Dwelc Iulius vernemende trac opwairts nae<br />

Romen met Brabon voirs. ende den voirs. Octauiaen, zynen neve, ende met allen<br />

zynen volck ende comende voir Romen, zoe quam hem Pompeyus met grooter<br />

macht als vyant tegen. Dair vochten zii enen groten strydt ende in denselven<br />

strydt waert Brabon voirs. vermoert <strong>van</strong> achter, als <strong>van</strong> den voirs. Brucus, 1 Crassus<br />

ende Ecliopus die hem haetten. Ende nae vele vechtinge wan Iulius Cesar den<br />

strydt. Pompeyus voirs. vloet in Egipten, dair hem Iulius naetoech ende <strong>van</strong>dair<br />

vloet Pompeyus in Alexandrien dair hy onthoeft wairt ende thoeft waert Iulius<br />

gesonden. / Iulius voirs. keerden wederomme uuyt Egipten ende quam met<br />

machte bynnen Romen ende hy wairt aldair <strong>van</strong> den Romeynen gemaect een eenich<br />

prince des noyt tevoerens en hadde geweest. Ende dat was omtrent XLV iaren<br />

voir Cristus gebuerte. Ende int vierde iair zyns riicx waert hy vermoert opt<br />

Capitolium, dair hy in den raet stont. Dese Iulius Cesar hadde den Romeynen onderdanich<br />

gemaect Ytalien, Almanien, Gallien, Engelant ende meer landen.<br />

Voir Ons Heren geboerte omtrent XLV iaren was Iulius. Ende omtrent<br />

IIII iaren dairnae dat Iulius doot was, waert keyser Octauianus<br />

Augustus als omtrent XLIX iair voir Ihesus geboerte<br />

Alsdoen wairt Octauianus Augustus keyser <strong>van</strong> Romen. Hy creech alle die werelt<br />

onder een monarschie. Die werelt was onder hem in groeter vreden XII iaren<br />

ende in zyn XLII en iair wairt Christus Ihesus geboeren. In diere tyt was Sibilla,<br />

die <strong>van</strong> Cristo propheteerden ende die doen den voirs. keyser Octauiaen verthoenden<br />

in den hemel een schoen maigt, houdende een kyndeken in hair armen.<br />

Ende zy zeyden den keyser:`Dit kyndt is meerder dan du bist, hem aenbidt'. Zoe<br />

hy dede ende eerdent met wyerock, etc.<br />

Tussen den tiit dat Adam gescapen ende Ons Heer Ihesus Cristus geboeren<br />

waert, waren omtrent V M II C iaren<br />

Nae seggen<strong>van</strong> sommige godlyke doctoren ende nae seggen<strong>van</strong> sommige soe warent<br />

V M C XCV iaren ende IIÃÙ Ä maent tusschen die tyt dat Adam waert gescapen<br />

ende dat Onser-Liever-Vrouwen-Marie die bootscap quam als datse den zoen<br />

1 Aldus hs., lees Brutus.<br />

8


fol. 12 v<br />

fol. 13 r<br />

fol. 13 v<br />

Goidz soude ontfangen, dwelc gesciede in de leste weeck <strong>van</strong> den mert op enen<br />

vrydach; ter compleettyt quam die engel Gabriel ende ter middernacht sprack<br />

Maria:`Exite ancilla Domini'. 1<br />

teser tiit waert onse heer ihesus cristus geboren<br />

Kaerle voirs., zoen <strong>van</strong> den voirs. Brabon die voir Romen vermoert wairt, dieselver<br />

Kaerle wairt nae des voirs. Brabons, zyns vaders, doot coninc <strong>van</strong> Agrippynen,<br />

dat nu Colen heyt ende dat <strong>van</strong> opten Ryn totter Sceld toe strect, ende oic<br />

coninc <strong>van</strong> Doeringen ende mercgree¡ des Heilichs Rycx. Die voirs. Octauiaen,<br />

keyser <strong>van</strong> Romen, vermeerderden denvoirs. Kaerle zyn ryck<strong>van</strong> der Eluen totter<br />

Scelden toe ende <strong>van</strong> der Vriesscher / Zee tot Vermendoys ende verleenden hem<br />

vele previlegien, want hy zyn oem was, ende die voirscreven Kaerle regneerden<br />

LXXXI iaren ende in zynre tyt wairt Onss Heer Ihesus Cristus geboeren. Kaerle<br />

voirs., dierste <strong>van</strong> dien name ende tweeste coninc <strong>van</strong> Agrippynen, dat nu Coelen<br />

is, hadde twee zoenen, te weteneTitus, die blee¡ coninc in Germanien ende Doeringen<br />

ende was die vader <strong>van</strong>Vespaciano, die met Titus, zynen zoen, Iherusalem<br />

destrueerden; ende dander Kaerle, die blee¡ coninc <strong>van</strong> Agrippinen, dat nu Coelen<br />

is, metten lande tusschen den Ryn ende der Sceld ende tusschen die Zuyerzee<br />

inVrieslant endeVermendoys, dair dat lant <strong>van</strong> Brabant in besloten is, 2 ende began<br />

te regneren int iair Ons Heren XXXIX ende regneerden XLI iair. Kaerle<br />

voirs. lyet nae hem twee zoenen, te wetene Brabon, die blee¡ coninc <strong>van</strong>Vermendoys<br />

totterWestzee toe, dat nuVrancryck heyt, /ende Kaerle, die blee¡ coninc <strong>van</strong><br />

Agrippynen, dat nu Coelen heyt, ende mercgree¡ des Heilichs Rycx ende die began<br />

te regneren int iair Ons Heren LXXX ende regneerden LXV iaren. Kaerle<br />

voirs. lyet nae hem enen zoen die oick Kaerle hyet ende was die vierde <strong>van</strong> dien<br />

name ende vyfte coninc <strong>van</strong> Agrippynen ende mercgree¡ des Heilichs Rycx ende<br />

hybegan te regneren int iair Onss Heren C XLVende hy regneerden LXViaren. In<br />

tyden <strong>van</strong> den voirs. Kaerle worden gecruyst X M martelaers in Armenien. Kaerle<br />

voirs. lyet nae oick enen zoen die oick Kaerle hyet ende was die vyfte <strong>van</strong> dyen<br />

name ende seste coninc <strong>van</strong> Agrippinen ende was nae zyns vaders doot coninc<br />

X iaren. /<br />

nae onss heren geboerte c lv iaer<br />

155 n. Chr.<br />

Kaerle lestgenoempt lyet oeck after enen zoen die Kaerle oick hyet ende was die<br />

seste <strong>van</strong> dien name ende VII te coninc <strong>van</strong> Agrippinen, dats nu Coelen, ende<br />

marcgree¡ des Heilichs Riicx ende began te regneren als men screef C LV ende<br />

hy regneerden C ende vy¡ iaren. In deser tyt worden Sinte-Barbara ende Sinte-<br />

Cecilia gemarteliseert. Kaerle voirs. lyet oic after enen zoen die oick Kaerle hyet<br />

ende was dieVII te <strong>van</strong> dien name ende dieVIII te coninc <strong>van</strong> Agrippynen, dats nu<br />

1 Lucas 1, 38.<br />

2 In margine nota.<br />

9


fol. 14 r<br />

fol. 14 v<br />

fol. 15 r<br />

260<br />

Coelen, ende marcgreef des Heilichs Rycx ende began te regneren int iair Ons Heren<br />

CC LX ende hy regneerden drie iair. Kaerle voirs. lyet oick after enen zoen die<br />

oick Kaerle hyet, die Schoene, ende was <strong>van</strong> dien name dieVIII te ende coninc <strong>van</strong><br />

Agrippinen ende marcgree¡ des Heilichs Rycx die IX te . Hy began te regneren int<br />

iair Onss Heren CC LXIII ende hy regneerden LXII iaren ende hy wan Noerwegen,<br />

Deenmarcken ende Zweeden.<br />

In deser tyt was die heilige paeus Siluester, die den groten keyser Constantiin<br />

doepten. /<br />

hier ccc xxv nae ons heren geboerte<br />

Oeck in der tyt voirs. omtrent die iaren CCC VII worden gemarteliseert Sinte-<br />

Katheryn, Sinte-Margriet, Sinte-Agneet ende noch XXXVII M martelaren. Oeck<br />

corts dair tevoerens worden gemarteliseert ontalike martelaren. Ende oick omtrent<br />

den iair CCC XV leefden Sint-Anthonys ende vele meer andere heremiten<br />

in Egipten. Ende corts dairnae leefden die werdige bisscop Sinte-Nycolaus. Kaerle<br />

die Schoene voirscreven lyet after twee zoenen, te wetene Eneas ende Brabon,<br />

die wairt coninc <strong>van</strong> Agrippinen ende marcgree¡ des Heilichs Rycx in iair CCC<br />

XXV. Hy regnerden XLI iaren. In die tyt leefden Sint-Ian Guldemont, bisscop<br />

<strong>van</strong> Constantinopole. Brabon voirs. lyet after enen zoen die hyet Kaerle metter<br />

Corter Noze.<br />

nae ons heren geboerte ccc lxvi<br />

Dese was die IX te <strong>van</strong> dien name ende /die thienste coninc <strong>van</strong> Agrippynen, dats<br />

nu Colen, ende hy began te regneren int iaer Ons Heren CCC LXVI ende hii regneerden<br />

XII iaren. Hy was oick mercgreve des Heilichs Rycx.Welke Kaerle, nadien<br />

hy verdreven hadde geweest, wairt hy in Cristo geloevende. In diere tyt<br />

leefden Sinte-Iheronimus, woenende tot Bethleem aen Ons Heren cribbe, ende<br />

Sinte-Ambrosius, eertsbisscop <strong>van</strong> Meylanen, ende Sinte-Marten, eertsbisscop<br />

<strong>van</strong> Tours. Ende omtrent den iaer Ons Heren CCC LXXX leefden Sinte-Augustyn<br />

in A¡riken. Kaerle metter Corter Nozen voirs. lyet after een zoene geheyten<br />

Ansises, die nae zyns vaders doot wairt coninc <strong>van</strong> Agrippynen ende mercgree¡<br />

des Heilichs Riicx. Ansises voirs. began te regneren int iair Ons Heren CCC<br />

LXXVIII ende regneerden XXX iaren ende was heyden. Dese Ansises, mitsdien<br />

hy zulkenen previlegien ende vryheiden als Octauiaen, die keyser, denvoirs. Kaerle,<br />

zynen neve, den tweesten coninc <strong>van</strong> /Agrippynen, hadde gegeven, nyet overgeven<br />

en woude, wairt hy <strong>van</strong> den keyser Graciaen bevochten ende ge<strong>van</strong>gen<br />

gevuert tot Romen, dair hy VII iaren in gevenckenisse was. Ende aldus in gevenckenisse<br />

wesende, wairt hy denckende dat hy in zynre stat <strong>van</strong> Agrippynen, dats<br />

nu Coelen, dycwyle hadde hoeren seggen dat die bysscoppen ende priesteren der<br />

kersten leerden, zoe wye in Cristo geloefden, die creech hulpe ende bystant, ende<br />

aldus denckende ryep hy Cristum aen ende geloefden, mucht hy uuytcomen, hy<br />

ende alle zyn volck souden kersten werden.<br />

10


fol. 15 v<br />

ccc lxxxvii nae ons heren geboert<br />

Ende nyet lange dairnae zoe gescyedent dat die voirs. Graciaen, die keyser, ster¡<br />

ende Theodosius wairt keyser als men scree¡ CCC LXXXVII. Ende die keyser<br />

lyet den voirs. Ansises uuyter gevenckenissen, omdat hy hem soude helpen wederstaen<br />

Maximiaen, den coninc <strong>van</strong> Engelant, die keyser woude wesen endeTheodosium<br />

verdriven. Ende doe Maximiaen vernam dat Ansises hem bystant zoude<br />

doen, te weten den keyser, doen toech dieselver Maximiaen in Ansises ryck, dat<br />

destruerende, ende wan die stat <strong>van</strong> Agrippinen, dats nu Coelen, dair hy <strong>van</strong>t Ansises<br />

wy¡, die coninginne, met eenen zoen <strong>van</strong> VII iaren, welken zoen coninc<br />

Maximiaen kersten dede doen ende heyten Brabon, om deswille dat dieTroyaensche<br />

heren Brabon hyeten.<br />

Hier creech dlant gelegen tusschen die Maze ende Sceld den name<br />

dattet Brabant heyt ende zynen yersten heer genoempt een prince<br />

<strong>van</strong> den lande 1<br />

Ende dese Maximiaen ga¡ desen iongen Brabon dlant dat hy gewonnen hadde<br />

tusschen die Maze ende die Sceld ende nae dien Brabon wairt tselver lant geheyten<br />

Brabant.<br />

Ende desen Maximiaen toech voert in Ytalien tegens Theodosium, den keyser,<br />

dair hy <strong>van</strong> denselven / keyser wairt verslaigen. Ende doen nam die voirscreven<br />

coninck Ansises oirlo¡ ende toech tot zynen lant wairt.<br />

Teser tyt leefden Sinte-Marten. Ende comende tot Tours <strong>van</strong>t hy dair Sinte-Marten<br />

ende ont¢nc tkorsdom <strong>van</strong> hem ende alle die by hem waren.Vandair toech 2<br />

voirt in zyn lant, dat hy <strong>van</strong>t verdestrueert. Mar doen Ansises vernam dat die<br />

voirs. Brabon, zyn zoen, woenden tusschen Maze ende Sceld ende dat Maximiaen<br />

hem dat lant gegeven hadde ende Brabant geheiten, zoe toech hy totten selven<br />

Brabon, zynen zoen, ende was waeltevreden dat hii corsten was met zynen<br />

volcke. Ende die voirs. Ansises nam zyn vrouwe ende toech tot Agrippinen, dats<br />

nu Coelen, ende dede die stat vermaken ende zyn volcke kersten doen ende Ansises<br />

voirs. creech by zyn huysvrouwe noch enen zoen, die hyet Kaerle, die blee¡ nae<br />

hem coninc <strong>van</strong> Agrippinen, ende een dochter, die hyet Voraya.<br />

Heymskynderen<br />

Dese Voraya wan by Heyman, greve <strong>van</strong> Dormunde, haren man, vier zoenen:<br />

Reynout, leegt tot Dormunde verheven zant; Rogier; Olyuier; Adolairt, dese leyden<br />

een heilich leven in dabdye <strong>van</strong> Corbye. Die voirs. vier zoenen, geheiten die<br />

vier Heymskynderen, voeren stryden metten voirs. Kaerle, hoeren oem, tegen die<br />

Hunen, Gooten ende die sommige worden gemarteliseert.<br />

1 In margine nota.<br />

2 Aldus hs., men verwacht hierna hy.<br />

11<br />

387


fol. 16 r<br />

427<br />

Oirspronck <strong>van</strong> den name Franck, dairnae Francryc oirspronckelic<br />

heyt<br />

Hier is oeckte wetene dat naedien die Alanen by tyde des keysers Graciaen, vader<br />

<strong>van</strong> den voirs. Graciaen, Romen hadden belegen ende die Troyanen, die doen<br />

woenden in Pannonien ende in Sicambrien, ten versueck des voirs. keysers Romen<br />

hadden helpen ontsetten, soe ga¡ dieselver keyser hen quyt haren tribuyt X<br />

iaer lanc ende maectense vrii ende dairomme hyetense doen voirtane Francken.<br />

Want franck in Griecken is vry ende coen. Mar naderhant, nae dode des voirs.<br />

keysers Graciaen, worden dieselver Francken oft Sicambrinen <strong>van</strong> Graciaen, zynen<br />

zoen, omdatse hem genen tribuyt geven en wouden, verdreven ende quamen<br />

woenen opten Riin, dair zy stichten Franckevoirt, Santen, Bonne ende meer andere<br />

steden ende besloegen dlant <strong>van</strong> der Denouwen tot opten Ryn. /<br />

nae ons heren geboirte int iaer iiii c xxvii<br />

Van den iersten coninc <strong>van</strong>Vrancryck. 1 Dat die coningen <strong>van</strong> Vrancryc<br />

oic zyn comen uuytenTroyanen 1<br />

Ende alzoe als die voirs. coninck Ansises noch leefden ende die voirs. Francken<br />

tvoirs. lant <strong>van</strong> der Denouwen totopten Ryn hadden beslagen ende dair woenden,<br />

hadden zy enen hertoghe die hiiet Priamus. Priamus hadde enen zoen die hyet<br />

Mercomirus, die der voirs. Francken hertoech was XXXIII iaren. Mercomirus<br />

lyet after een zoen die hyet Pharamundus ende die was die ierste gecroende coninc<br />

over die Francken ende hy regneerden X iaren. Ende in zynrer tyt soe ster¡<br />

die voirs. coninc Ansises, te wetene int iair Ons Heren CCCC XXVII ende Kaerle<br />

voirs., ziin zoen, blee¡ nae hem coninc <strong>van</strong> Agrippinen, dats nu Coelen. Mar hy<br />

en was geen marcgree¡ des Heilichs Rycx, want dat blee¡ aen Brabon, zynen<br />

brueder voirs. Nae den voirs. Kaerle wairt zyn zoen, coninc wesende <strong>van</strong> Agrippynen,<br />

veriaecht <strong>van</strong> denvoirs. Francken, die tconincryc <strong>van</strong> Agrippinen wonnen<br />

metten zwerd ende voirt dlant <strong>van</strong> Gallien dat nuVrancryc heyt.<br />

Dierste prince in Brabant korsten wesende oick<br />

Brabon voirs., Ansises zoen, die tot zynen VII iaren wairt dyerste prince in Brabant,<br />

hy woenden op Haspegouwe ende dede dair maken een stadt ende hyetse<br />

Landen omdat hy dair ierst landen, ende hy was oec marcgree¡ des Heilichs<br />

Rycx. /<br />

1 In margine nota.<br />

12


fol. 16 v<br />

fol. 17 r<br />

nae ons heren geboerte iiii c liii iaer<br />

Ende als hy oudt was XX iaren, zoe quamen die ongelovige Huynen ende Gooten<br />

in zyn lant, die mett Attila, hoeren coninc, vele landen destrueerden ende die kerstenvervolchden.<br />

Brabonvoirs. was heer LI. 1 In diere tyt, omtrent den iair CCCC<br />

LIII, worden die XI M maighden tot Coelen gemarteliseert <strong>van</strong> den Hunen ende<br />

dairnae wairt Coelen gedestrueert.<br />

Brabonvoirs. lyet after enen zoen geheyten Brabon, die tweeste prince in Brabant.<br />

Hy began te regneren als men scree¡ CCCC LIX ende hy regneerden LX iaren<br />

ende woenden oec te Landen in zyns vaders stat. In zynre tyt leefden die voirs.<br />

Pharomont, der Francken coninc, ende hy lyet after enen zoen geheyten Clodius,<br />

die al te mechtigen coninc wairt. Hy wan dlant <strong>van</strong> den Ryn tot Doernic ende Cameric<br />

toe ende dlant tusschen den Ryn ende Sceld ende die voirs. Brabon verloes<br />

oec Brabant, dat hy met dienen wedercreech. Clodius voirs. regneerden XVIII iaren<br />

ende zyn neve die hyet Meroueus, wairt nae hem coninc. Meroueus wan Hildricus<br />

ende die wan den moigende coninc <strong>van</strong>Vrancryc die hyet Clodoueus, die<br />

gedoept wairt <strong>van</strong> Sinte-Remeys. In diere tyt regneerden die moigende coninc Artur,<br />

coninc <strong>van</strong> Engelant, een<strong>van</strong> den IX besten. Brabonvoirs., Brabons zoen, die<br />

dorde prince, ende hy began te regneren int iair CCCCC IX 2 ende hii regneerden<br />

LI iaer. /<br />

int v c lx iaer nae ons heren geboerte<br />

Ende dieselver Brabon stont oick onder die coningen <strong>van</strong>Vrancryc gelyc zyn vader,<br />

hen dienende in stryden.<br />

Teser tyt leefden Sinte-Remeys, 3 daera¡ Clodoueus gedoept wairt ende die was<br />

die ierste korsten coninc <strong>van</strong> Vrancryck. Ende die moigende coninc Clodoueus<br />

voirs. vermeerderden hem zyn ryck totter Zeynen toe ende naedat hii enen grooten<br />

strydt metten Hoich-Duytschen had gehadt dair hy teboven ginc, wairt hy kersten<br />

ende gedoept <strong>van</strong> Sinte-Remeys voirs. als voirs. is in de stad <strong>van</strong> Ryemen, ten<br />

vermaen <strong>van</strong> die heilige Clotildis, zynre coninginnen, dochter coninx Cilprix <strong>van</strong><br />

Bourgoindien, die een korsten vrouwe was. Ende met hem worden gedoept III M<br />

mannen. Ende int doepen quam dair een witte duve ende bracht dair een pulleken<br />

een 4 haren beck met heilige olye, dairmede Sinte-Remeys den voirs. coninc Clodoueum<br />

salfden ende werden noch alle coningen <strong>van</strong>Vrancryckdairmede gesalft.<br />

Nae welcken doepsel die voirs. coninc Clodoueus hyet Lodouicus. Brabon, die<br />

dorde prince voirs., nae vele feyten <strong>van</strong> wapeningen by de coningen <strong>van</strong>Vrancryc<br />

gedaen, ster¡ int iair Ons Heren CCCCC ende LX. Hii lyet after een zoen geheyten<br />

Kaerleman, die oeck was altyt by den coning <strong>van</strong> Vrancryc als zyn opperste<br />

raet.<br />

1 Aldus hs., men verwacht hierna iair.<br />

2 In margineV C IX.<br />

3 In margine nota.<br />

4 Aldus hs., men verwacht in.<br />

13<br />

560


fol. 17 v<br />

fol. 18 r<br />

560<br />

Teser tyt began die oirdene <strong>van</strong> Sinte-Benedictus.<br />

Clodoueus voirs. lyet after vier zoenen, te wetene: Diederick, die lyet after den<br />

heiligen Clodoaldus; Lodomiris; Hildebeert; Lothariis. Dese deilden tryck,<br />

mar nae quamt aen Lothariis all. /<br />

nae ons heren geboerte v c lx iaer<br />

Groet-Lothryck<br />

Lothariis voirs. lyet after vier zoenen, die oeck underling dat ryc deylden. Mar<br />

naemaels quamt aen Cilprick, een <strong>van</strong> zynen vier zoenen, ende zyn nacomers.<br />

Coninc Cilpric creech by Frigegondis, zyn coninginne, enen zoen geheiten Lotharis<br />

ende die naemaels hyet die groote coninc Lotharys.Welke coninc Lotharys,<br />

nae groete stryden gehadt, waert coninc <strong>van</strong> drie conincrycken, als <strong>van</strong> Oest-<br />

Vrancryc, dwelc anders hyet Groot-Lotharys, dairinne Brabant begrepen is, ende<br />

<strong>van</strong> West-Vrancryc ende <strong>van</strong> Bourgoindien, ende hy regneerden over die Frans[oy]sen<br />

1 XLIIII. Kaerleman voirs. began te regneren int iair CCCCC LX. Hy<br />

was een dueghdelic kersten man, oic zyn woenstat houdende tot Landen ende<br />

oic hem houdende gemint by coninck Cilprick, alsdoen die dorde kersten coninc<br />

<strong>van</strong>Vrancryc, want hy zyn lant tot dier tyt <strong>van</strong> hem te leen most houden. Kaerleman<br />

voirs. regneerden prince in Brabant ende op Haspegouwe LV iaren. In dier<br />

tyt leefden Sinte-Amand, bisscop <strong>van</strong> Tongeren, dairaf den stoel doen stont tot<br />

Tricht. Noch leefden doen Sinte-Benedictus, Sinte-Lenart, Sinter-Baue, Sinte-<br />

Autbeert, bisscop tot Cameryc. Ende oick doen leefden die groete paeus Sinte-<br />

Gregorius. Hy was <strong>van</strong> Sinte-Benedictusoirden. Oeck in tyde Kaerlemans voirs.<br />

als int iairVI C XIII waert Eraclius keyser, die Cosdras, coninc <strong>van</strong> Persen, doden<br />

ende dat heilige cruys Ons Heren weder bracht te Iherusalem. Int tweeste iair <strong>van</strong><br />

Eraclius ster¡ Kaerleman voirs. /<br />

vi c xv<br />

Kaerleman voirs. lyet after twee salige kynderen, te wetene: Pippiin <strong>van</strong> Landen,<br />

die hertoge wairt; ende Amelberge, die hadde eenen zoen die een greve was ende<br />

die by Bertilia, zyn huysvrouwe, hadde twe heilige kynderen als Sinte-Aldegond<br />

ende Sint-Woutruyt, die nam te man Sinte-Vincent, greve <strong>van</strong> Henegouwe, die aen<br />

hair wan Sinte-Landric, bisscop <strong>van</strong> Metz, ende twee devote meechden als Madelbeert<br />

ende Altruyt; ende een dochter die oick hyet Amelberge. Die trouden<br />

enen groten heer geheiten Witgeer, woenende opte palen <strong>van</strong> Brabant tot Ham.<br />

Ende die wan aen hair vy¡ heilige kynderen, als te wetene: Sinter-Goelen; Sinte-<br />

Reynelt, die leefden XC iair, als XXX in den mechdelycken staet, XXX in den<br />

huwelic staet ende maigt blivende ende XXX in den weduwelycken staet; Sinte-<br />

Pharelt; Sinte-Emelbert, bisscop <strong>van</strong> Cameric; ende Sinte-Venancius.<br />

1 O<strong>nl</strong>eesbaar door inktvlek in het hs.<br />

14


fol. 18 v<br />

fol. 19 r<br />

fol. 19 v<br />

Hier waert Brabant een hertoichdom. Cleyn-Lothryck dat in Ardenen<br />

ende omtrent Aken leegt<br />

Pippiin voirs. wairt nae Kaerleman, zynen vader, prince ende dat als men scree¡<br />

VI C XV. Hy stont oeck vromelic by de coningen <strong>van</strong> Vrancryc, gelyc zyn ouders<br />

hadden gedaen. Dieselver Pippyn creech ten huwelic des hertogen dochter <strong>van</strong><br />

Aquitanien, geheiten Ydeberge oft Sinte-Itte, dairaf brueder was Sinte-Modoaldus,<br />

eertsbisscop <strong>van</strong>Trier, ende 1 Sinte-Seuera, abdisse aldair. /<br />

nae ons heren geboerte vi c xlviii<br />

Pippiin voirs. oeck wairt <strong>van</strong> den grooten coninc Lotharys int XXX te iair zyns<br />

rycx mitz zynre groeter getrouwicheit, wysheit ende rechtverdicheit geordineert<br />

hii ende zyn nacomers te wesen zwertdregers ende regeerders des huys <strong>van</strong>Vrancryck.<br />

2 Ende die voirs. groete coninc Lotharys maecten Pippyn voirs. ierste hertoge<br />

<strong>van</strong> Brabant ende <strong>van</strong> Cleyn-Lothryck, dwelc is gelegen tusschen den Ryn<br />

ende die Sceld, omme dat <strong>van</strong> den coningen <strong>van</strong>Vrancryc te leen te houden. Mar<br />

naemaels is Brabant metten mercgreefscap <strong>van</strong> Antwerpen ende metten lande<br />

<strong>van</strong> Riien geworden een skeysers leen mits deilinge der landen, gedaen <strong>van</strong> den<br />

nacomers des voirs. Pippyns, die geworden zyn geweest coningen ende keyseren.<br />

In deser tyt leefden Sinte-Loy, bisscop <strong>van</strong> Noyon, ende Sinte-Remaclus, discipel<br />

<strong>van</strong> Sint-Amand, biscop 3 Tongeren, ende Sinte-Lambrecht ende Sinte-Theodardus,<br />

discipulen <strong>van</strong> Sinte-Remaclus voirs. Ende oick Sint-Truydt, heer <strong>van</strong> Kemplant,<br />

neve Pippyns voirs, ende Sint-Ioes, zoen sconinx <strong>van</strong> Britanien, heremyt.<br />

Van Machomet<br />

Oeck regneerden in diere tyt Machomet, yerst wesende een goekelair, nae een<br />

snoode coepman, dairnae een prince der moerdeners ende dairnae quam hy in<br />

Arabien ende voirts in Perssen, dair hy hem uuytga¡ voir enen propheet. /<br />

Pippiin <strong>van</strong> Landen voirs. ster¡ int iair Ons HerenVI C XLVIII ende hy wairt begraven<br />

te Landen ende naederhant te Nyuele.<br />

Die voirs. grote coninc Lothariis lyet after twee kynderen, by namen: Sint-Dagobeert,<br />

die met zynen naecomeren waren coningen <strong>van</strong> Vrancryc tot XII toe;<br />

ende Sint-Blitildis, die trouden enen edelen prince <strong>van</strong> den keyserlycken blode,<br />

die hyet Ausbeert, denwelken coninc Lotharys voirs. ga¡ met zynre dochter voirs.<br />

ten huwelic dat mercgreefscap des Heylichs Rycx, dats Antwerpen.<br />

Ausbeert, nu wesende mercgree¡ voirs., wan aen Blitildis voirs. enen zoen, die<br />

hyet Arnout, die nae zyns vaders doot mercgree¡ voirs. wairt, ende noch drie heilige<br />

kynderen, die hyeten Sint-Ferreolus, Sint-Modericus, Sint-Tarticia. Arnout,<br />

mercgree¡ voirs., trouden Sint-Oeyen, een dochter <strong>van</strong> Vrancryc, dairaen hy<br />

wan Sint-Arnout, die naderhant wairt bisscop <strong>van</strong> Metz. / Sint-Arnout voirs.,<br />

1 Hierna ontbreekt de familieverwantschap.<br />

2 In margine nota.<br />

3 Aldus hs., hierna ontbreekt <strong>van</strong>.<br />

15<br />

648


fol. 20 r<br />

fol. 20 v<br />

685<br />

wesende oic mercgree¡, ende eer hybisscop wairt creech drie heilige kynderen, by<br />

namen: Sint-Clodulphus, die wairt nae zynen vader bisscop, Sinte-Walciscus<br />

ende Angiis, dien gebenedide Sinte-Arnout ende propheteerden <strong>van</strong> hem, dat hy<br />

ende zyn nacomers zouden werden erfconingen <strong>van</strong> Vrancryc ende keysers, zoe<br />

oic nae gescyeden.<br />

Pippiin <strong>van</strong> Landen ende Sint-Itte voirs. lyeten after drie heilige kynderen, by namen:<br />

Grymoalt, die nae zynen vader voirs. wairt hertoech <strong>van</strong> Brabant voirs.<br />

ende hy regeerden thuys <strong>van</strong> Vrancryc by tyde Zegebeert, coninc <strong>van</strong> Vrancryc,<br />

nae welcx conincx doot wairt hertoge Grymoalt <strong>van</strong> ennigen die hem benyden,<br />

vermoert sonder oer after te latene ende hy wairt begraven tot Iopilien by Herstal;<br />

Sinte-Geertruyt, die stichten dabdye tot Nyuele, dairinne datse hair bega¡; ende<br />

Sinte-Begge, die nae haren voirs. brueder wairt hertoginne <strong>van</strong> Brabant. Sint-Itte<br />

voirs. nae die doot des voirs. Pippyns wairt tot Nyuele by Sinte-Geertruyt, hair<br />

dochter voirs., een gewyelde nonne ende ster¡ in den ouder <strong>van</strong> LX iaren. /<br />

in den iair vi c lxxxv<br />

Hier vergaderden weder het hertoichdom <strong>van</strong> Brabant ende dat<br />

mercgreefscap<br />

Angiis voirs., zoen <strong>van</strong> Sint-Arnout, marcgree¡ des Heilichz Riicx, trouden Sinte-Begge<br />

voirs. ende hy wairt doen die tweeste hertoich <strong>van</strong> Brabant ende hy was<br />

oeck groet by de coningen <strong>van</strong>Vrancryc. Ende op een tyt als hy buyten was iagen,<br />

wairt hy als te wetene int iairVI C ende LXXXV vermoert <strong>van</strong> enen geheiten Godwyn,<br />

dien hy opgeholpen hadde ende die dat dede om Sinte-Begge ten wyve te<br />

crigene. Mar Sinte-Begge voirs. ontvloet hem in Ardennen, dair zy een clooster<br />

stichten met VII kercken ende is noch een clooster <strong>van</strong> edelen ion¡rouwen.<br />

Oirspronck der begynen<br />

Men seegt dat die begynen ierst haren naem <strong>van</strong> hair hebben, want zy vele devote<br />

vrouwen ende ion¡rouwen altyt by haer hadde, die Got ynnichlick dienden. Angiis<br />

ende Sinte-Begge voirs. lyeten after enen zoene geheiten Pippiin <strong>van</strong> Herstalle,<br />

omdat hy tusschenTricht ende Ludickopte Maze maecten een slott. Pippyn<strong>van</strong><br />

Herstalle voirs. wairt als men scree¡ VI C ende LXXXV die dorde hertoge <strong>van</strong><br />

Brabant ende <strong>van</strong> Lothryc ende / oeck marcgree¡ des Heilichs Riicx. Ende hy<br />

regneerden XXIX iaren. Hier en bynnen creech Pippyn <strong>van</strong> Herstalle voirs. by<br />

Sinte-Plectruyt, zyn echte huysvrouwe, drie zoenen, by namen: Drago, die wairt<br />

prince <strong>van</strong> Kemplant, Sinte-Grimoaldus, die wairt tot Ludich gemarteliseert,<br />

Sinte-Siluinus, die rust te Cchymaii in Sinte-<strong>Peter</strong>skercke; ende een dochter, die<br />

hyet Notburgis, die rust te Coelen, blinckende in schoen myraculen. Die voirs.<br />

drie zoenen storven al voir hoeren vader.<br />

16


fol. 21 r<br />

fol. 21 v<br />

int iair vi c xciiii<br />

Dat Sinte-Lambrecht gedoot wairt<br />

Pippiin <strong>van</strong> Herstalle voirs. was wys ende vroem. Hy hadde vele oirloigen tegens<br />

die Vriesen, tegens die Zwauen ende andere nacien, die hy all verwan. Hy wairt<br />

victorioes. Hii regeerden oic in Oist-Vrancryc nae die doot coninc Hilderix ende<br />

oick inWest-Vrancryc ten tyde coninc Didderix, brueder des voirs. coninc Hilderix.<br />

Hii maecten dieVriesen onderdanich derVrancrycscher croonen. Hii stelden<br />

aldair ende oic tot Vtrecht ende in Hollant ende Zeelant Sinte-Willeboert om<br />

tvolc aldair te bekeren, als int iairVI C XCIIII. Maer nae die doot <strong>van</strong> zynen voirs.<br />

drie zoenen ontginc hy hem in overspel met Alpays, dairaf hem Sinte-Lambrecht<br />

berispten. Mits welker berispinge Dodo, prince <strong>van</strong> Orengien, brueder <strong>van</strong> der<br />

voirs. Alpays, denselven Sinte-Lambrecht dede doden. In welcx Sinte-Lambrechs<br />

plaetze doen bisscop wairt Sinte-Hubrecht, die den bisdomstoel ierst setten <strong>van</strong><br />

Tricht tot Ludick ter eeren Sinte-Lambrechts. / Ende nae dode oick des voirs. coninx<br />

Dircx nam Pippyn <strong>van</strong> Herstal voirs. inne tgeheel lant <strong>van</strong> Vrancryc ende<br />

voirt waest al zyn tusschen Spaengien ende den Ryn. Ende hy ster¡ int iair als<br />

men screef VII C ende XIIII. Pippyn <strong>van</strong> Herstal voirs. lyet after enen zoen, gewonnen<br />

aen Alpays voirs., die hyet Kaerle Marteel, dien hii by zynen leven in all<br />

maecten regeerder. Hy hyet Kaerle Marteel, want als enen zwaren hamer versloech<br />

hy all zyn vyanden.<br />

Hoe dat die hertoge <strong>van</strong> Brabant die coningen <strong>van</strong> Vrancryc regeerden<br />

Kaerle Marteel voirs. hy en was nyet alleen heer <strong>van</strong> zynen lande, mar boven die<br />

coningen <strong>van</strong> Vrancryc, die hy metten lande regeerden, gevende hen datse vertheerden.<br />

Hy hye¡ die renthen <strong>van</strong> den conincryc, die leggende daerse seker lagen<br />

ter cronen behoe¡ als een getrou man. Hy had oic vele oirloigen tegens die ongelovigen<br />

ende besunder tegens die Huynen, die hy verdree¡. In zynre tyt was coninc<br />

Dagobeert, die tweeste<strong>van</strong> dien name, coninc <strong>van</strong>Vrancryc, zoen<strong>van</strong> coninc<br />

Hilderic voirs., welke coninc Dagobeert die croen droech by consente <strong>van</strong> Kaerle<br />

Marteel voirs. Den welken Kaerle Marteel oic wairt gepresenteert die croen <strong>van</strong><br />

den heren<strong>van</strong>Vrancryc die hy weygerden tontfangen, seggende /dattet hem meerder<br />

eer wair over die coningen te regeren ende domineren ende heer te zyn dan<br />

zelver coninc te zyn. Dagobeert voirs., als hii vier iaer coninc hadde geweest, zoe<br />

ster¡ hii. Ende Kaerle Marteel voirs. ga¡ die croen Lotharys, brueder <strong>van</strong> Dagobeert<br />

voirs., die twee iair coninc was.<br />

In tyde des voirs. Kaerle Marteel leefden Sinte-Gielis.<br />

Van versceyden victorien hertoge Kaerls Marteel<br />

Doe was dair een heer die Cilpricus hyet, die neve <strong>van</strong> den coningen die gestorven<br />

waren, die welke trac tot Eudon, den hertoich<strong>van</strong> Aquitanien, omme hulpe tegens<br />

Kaerle Marteel voirs. om die Vrancrycsche croene te gecrigen. Ende zy trocken<br />

tegens denselven Kaerle Marteel ten stryde, die hy, Kaerle, wan. Ende doen seyn-<br />

17<br />

714


fol. 22 r<br />

fol. 22 v<br />

fol. 23 r<br />

726<br />

den die voirs. Cilpric aen Kaerle Marteel om genade, zoevele doende dat Kaerle<br />

Marteel voirs. hem die croen ga¡, ende hy regneerden armelic vy¡ iaren. Nawelcx<br />

doot ga¡ Caerle Marteel voirs. die croen enen <strong>van</strong> den bloode, geheiten Didderic,<br />

die XV iaren regneerden, mar hertoge Kaerle Marteel voirs. was altyt die overste<br />

heer ende prince.<br />

int iaer vii c xxvi<br />

Kaerle Marteel voirs. trac dairnae stryden opte Zassen die hy tonder bracht. Dairnae<br />

trac hy opte Hoich-Duytsche, die hy dairtoe bracht datse hem thyns mosten<br />

geven. Dairnae bedwanc / hii die Zwauen ende Beyersche met al den heren ende<br />

maecten hem allet dlant onderdanich totter Denouwen toe ende dlant <strong>van</strong> Zassen<br />

totter Eluen toe. Dairnae hadde Kaerle Marteel voirscr. enen zwaren strydt tegens<br />

hertoge Eudon <strong>van</strong> Aquitanien, die in Spaengien was getrocken by de heydenen<br />

ende Sarrasynen die in Spaengien woenden, omme hem te helpen tegens den<br />

voirs. hertoige Kaerle Marteel. Ende alsoe zyn die voirs. hertoge Eudon ende die<br />

heyden ende Sarrasynen die in Spaengien woenden met haren coninc Abdyrama,<br />

met hoeren kynderen ende wyven gecomen over die Gyronde om inVrancryc te<br />

blyven woenen. Dwelcke Kaerle Marteel voirs. vernemende, bereyden hyhem dat<br />

te wederstaen metter hulpen Ons Heren ende hy vergaderden een groot heir <strong>van</strong><br />

Fransoysen, Duytschen, Brabanteren. Mar nochtans cleyn was dat getal tegens<br />

die voirs. heyden, Sarrazynen ende den hertoich Eudon ende zoe quamt tot enen<br />

strydt dien hertoich Kaerle Marteel voirs. wan ende versloech wael driehondertduysent<br />

ende LXXVdusent Sarrasynen ende heyden met hoeren coninc ende hy<br />

verloes omtrent XV C mannen. Ende als hertoich Eudon voirs. sach tverlyes voirs.<br />

quam hy om genade aen hertoge Kaerle Marteel voirs. ende der heydenen gelt<br />

ende goet wairt al opt velt verbrant. /<br />

als int iair vii c xxxii<br />

Hertoich Kaerle Marteel voirs. omtrent acht iair nae der voirs. victorien ster¡.<br />

Die voirs. coninc Didderic ende die hertoich ga¡ die croen enen die hyet Hilderic,<br />

die IX iair coninc was, mar hy was dairtoe onnut ende onbequeem. Die voirs. hertoge<br />

Kaerle Marteel voirs. ter begeerten des paeus Gregorius, die dorde <strong>van</strong> dien<br />

name, die hem seynden die sloetelen <strong>van</strong> Sinte-<strong>Peter</strong> ende zyn banden, hem biddende<br />

dat hy woude worden patricius <strong>van</strong> Romen ende bescudden die Heilige<br />

Kercke voir die heydenen die dlant <strong>van</strong> Prouencien zeer verdructen, heeft hy gewonnen<br />

weder Auenioen, Nerbone ende Aerle Blanc ende dlant <strong>van</strong> Prouencien<br />

ende oic dlant <strong>van</strong> Bourgoindien. Ende in dien versloech hy twee coningen <strong>van</strong><br />

den heyden ende ontalike vele volcx. Ende hy ster¡ int iair Ons HerenVII C XL. /<br />

Hertoge Kaerle Marteel voirs. lyet after vier wittige kynderen, te wetene by namen:<br />

Kaerleman, Pippiin die Cleyne, Sinte-Remeys, die wairt eertsbisscop <strong>van</strong><br />

Rowaen, Sinte-Landrada, die wairt abdisse tot Bilsen.<br />

18


fol. 23 v<br />

fol. 24 r<br />

Die voirs. Kaerleman bega¡ hem in een cloester<br />

Die voirs. Kaerleman ende Pippyn die Cleyne, gebruederen, waren beyde wyss,<br />

vroeme ende coene ende hielden een wyle tyts als hoer alders dlant tsamen ende<br />

waren gelyc hoir vorvaders regeerders <strong>van</strong> der croonen <strong>van</strong> Vrancryc. Ende nae<br />

groten stryden tsamentlic tegens den hertoge <strong>van</strong> Aquitanien gehadt ende tegens<br />

die Sarrasynen, diese versloegen, soe waert Kaerlemanvoirs. ontsteecken met hemelscher<br />

begerten ende overgaf Pippyn, zynen brueder, allet lant ende trac te Romen<br />

ende ont¢nc <strong>van</strong> den heiligen paeus Sacharias tcleet <strong>van</strong> religien ende<br />

fundeerden in de eere <strong>van</strong> Sinte-Siluester een cloester te Monseraet, dairinne hy<br />

blee¡ woenen. Ende dairnae toech hy boven Romen tot Montcassyn, dair eertyts<br />

Sinte-Benedictus abdt had geweest ende dair blee¡ hy ten eynde zyns levens Gode<br />

dienende.<br />

Nota hier waert die hertoich <strong>van</strong> Brabant oeck coninc <strong>van</strong>Vrancryc 1<br />

Ende Pippiin die Cleyne voirs. blee¡ doen voirt hertoich <strong>van</strong> Brabant ende allet<br />

lant ende tconinc- /ryck<strong>van</strong>Vrancryc in zyn handen houdende, wyslic regerende<br />

ende voir die vyanden bescermende. Ende mitsdien die voirs. coninc Hildric een<br />

slap mensch was, sonder wysheit ende nyet doende dat enen coninc behoerden te<br />

doen, die edelen <strong>van</strong> Vrancryc deden hem monic werden te Soysson int cloester<br />

<strong>van</strong> Sinte-Medart. Ende by consent ende oirlove <strong>van</strong> den voirs. heiligen paeus Sacharias<br />

maicten zy den voirs. hertoge Pippyn die Cleyn coninc <strong>van</strong>Vrancryc, denwelken<br />

Sinte-Bonifacius, bisscop <strong>van</strong> Mayanse, by bevele des voirs. paeus<br />

Sacharias coninc salfden int iairVII C L.<br />

Pippiin die Cleyne voirs., wesende cleyn <strong>van</strong> persoen mar groet <strong>van</strong> moede, als hy<br />

coninc was, maecten hy synder croonen onderdanich allen die landen die laigen<br />

tusschen Zassen ende Spaengien.Ter beeden oick des heiligen paeus Steuen toech<br />

hy met enen groten heir in Ytalien ende bedwangt den coninc <strong>van</strong> Lombardien<br />

Aystol¡, die der stat <strong>van</strong> Romen ende der Heiliger Kercken zeer lastich was, dat<br />

hy keren moste dat hy hen afgenomen had.<br />

In dier tyt leefden Sinte-Gommair <strong>van</strong> Lyer, dat eenvroem ridder was ende groot,<br />

in sconinx palleys. Hy vacht tegens die Huynen ende wederstontsche mantlic.<br />

Dat men die heyligen chieren mach<br />

In tyde oick des voirs. coninx Pippyns was onder die luyden groten twivel of men<br />

die beelden eren mochte. Dwelcke hy dede beslichten met groten arbeyt, vergaderende<br />

een consilie <strong>van</strong> vele prelaten, /clercken, Griecken ende Latynsche, die dat<br />

vercleerden dat men in allen plaetsen die beelden <strong>van</strong> den heiligen verchieren<br />

ende eeren zoude.<br />

1 In margine nota.<br />

19<br />

750


fol. 24 v<br />

fol. 25 r<br />

768<br />

in den iair vii c lxviii, ten tyde <strong>van</strong> den groten kaerl,<br />

keyser, coninc, hertoich<br />

Coninc Pippiin die Cleyne voirs. als hy XVIII iaren coninc geweest hadde ster¡<br />

hy int iair VII C LXVIII ende wairt begraven tot Sinte-Denys. Ende hy lyet after<br />

twe zoenen, by hem gewonnen aen Sinte-Berthe, zynrer coninginnen, des keysers<br />

Eraclius dochter, te wetene by namen Kaerlen den Groten ende Kaerleman. Dese<br />

twee gebruederen deylden bruederlic dat lant ende wairden beyde coningen gecroent,<br />

te weten Kaerle die Groote in de stat <strong>van</strong> Noyon ende Kaerleman in de<br />

stat <strong>van</strong> Soysson. Deen regneerden in Oist-Vrancryc ende dander inWest-Vrancryc.<br />

Kaerleman nae cort regnacie ster¡ sonder oir ende allet lant quam in handen<br />

des voirs. Kaerle die Groot. Kaerle die Groot voirs. began te regneren int iair nae<br />

de doot zyns vaders voirs. Hy was vroom, zege in stryden, wyss <strong>van</strong> clercgien /<br />

ende sciencien <strong>van</strong> den vryen consten, dairinne hy geleert was <strong>van</strong> Alcuinus, die<br />

een groet meester ende heilich man was, die de historie <strong>van</strong> der heiliger Drievoldicheit<br />

maecten ter begerten <strong>van</strong> den voirs. Kaerle den Groeten, coninc wesende<br />

<strong>van</strong>Vrancryc ende hertoge <strong>van</strong> Brabant, etc. welke historie men noch in der Heiliger<br />

Kercken houdende is.<br />

Hier cregen die XII maenden hoir namen<br />

Kaerle die Groete, coninc ende hertoige voirs., want hy vele talen const, ga¡ den<br />

XII maenden proper namen in der Duytscher talen, te wetene loumant, sporckel,<br />

etc.<br />

Die quantiteyt <strong>van</strong> den Groten Kaerl<br />

Hy was lanckende groet <strong>van</strong> leeden acht voet, zynder voeten die zeer groet waren,<br />

zynen baert droech hy enen voet lanck. Syn aenschyn was anderhalven voet lanc<br />

ende enenvoet breet. Zyn naze was enen halvenvoet lanc ende zynvoerhoeft enen<br />

voet breet. Hy had leeuwsoigen, glinsterende gelyc enen carboinckel.<br />

Ende zyn condicie<br />

Hy at luttel broets, mar op een maeltyt att hy wel tvierendeel <strong>van</strong> enen hamel oft<br />

twee capuynen oft enen paeuw oft enen haze. Selden dranc hy meer dan driewerven.<br />

Soe sterckwas hy in den strydt dat hy met enen zwerd enen gewapenden man<br />

cloefden met enen slage. Hy brack wel vier hoefyseren tsamen, enen gewapenden<br />

man hye¡ hy op, staende op zyn een hant.<br />

ten tyde <strong>van</strong> den groten coninc kaerle, viii c ii<br />

Dierste reyse die hy dede ende hervart, was int lant / <strong>van</strong> Aquitanien, dat is<br />

Ghyenne, Langedock, Gascoingien, dair hy zynen iongsten zoen, genoempt Lodewyc<br />

die Goedertieren, coninc maecten. Dairnae track hyopte Zassen, die doen<br />

heyden waren, die hy verwan ende maectense al korsten. Dairnae ter begerten<strong>van</strong><br />

20


fol. 25 v<br />

den paeus Adriaen toech hy op die Lombarden ende hoeren coninc, die der Heiliger<br />

Kercken <strong>van</strong> Romen zeer lestich waren, ende versloech dien coninc ende<br />

maecten Lombardien met geheel Italien onderdanich der croenen <strong>van</strong>Vrancryc.<br />

Dat die universiteyt te Pariis quam<br />

Hy dede die universael scoel <strong>van</strong> Romen brengen tot Parys by consente nochtans<br />

<strong>van</strong> den paeus, welke scoel ierst te Romen quam <strong>van</strong> Athenen uuyt Griecke<strong>nl</strong>ant.<br />

Ende dairnae wan hii vele versceyden lant. Int lant <strong>van</strong> Vlaenderen, doen noch<br />

zeer woest wesende ende nyet meer steden hebbende dan Gendt,Thorout, Cortryc,<br />

Cassele ende die borcht <strong>van</strong> Oudenaerde, stelden hy enen ridder geheiten<br />

Lyederic om dat lant <strong>van</strong> hem te leene te houdene.<br />

Hier wairt die coninc <strong>van</strong>Vrancryc ende hertoich <strong>van</strong> Brabant keyser<br />

<strong>van</strong> Romen 1<br />

Daernae als men scree¡ VIII C II wairt die voirs. coninc Kaerle die Groot opten<br />

heiligen Korsdach <strong>van</strong> paeus Leo den Dorden gecroent Roemssche Keyser ende<br />

doen had hy XXXIIII iaer geweest coninc <strong>van</strong> Vrancryc ende hertoich <strong>van</strong> Brabant<br />

ende /het was omtrent CCCC ende LXVIII iaren naedat die paeus Siluester<br />

doepten den groten Constantyn, die tkeyserryc stelden te Constantinopolen.<br />

Martirologium<br />

Int dierste iair naedat hy keyser gemaect was, sandt hy al die werelt doer om te<br />

ondersuecken die namen, dat leven ende dat sterven der heiligen, die hy Yswardum,<br />

den monic, vergaderen dede in een boeck, geheiten Martirologium, dwelc<br />

men noch in der kercken leest nae pryem. Oick dede hy vergaderen by Paulum,<br />

zynen dyaken, die omelyen ende lessen uuyten scriften der heiliger leraren, die<br />

men noch houdt in der mettenen. 1 Hy bekeerden oic tgeheel lant <strong>van</strong> Spaengien<br />

<strong>van</strong> der eender zee totter ander, dairinne vele conincrycken ende landen begrepen<br />

zyn, te wetene tconincryc <strong>van</strong> Poirtegael, <strong>van</strong> Argon, <strong>van</strong> Nauerre, Bisschayen,<br />

Galissien, een deel <strong>van</strong> Moerelant, Prouyncien ende Catheloingien.<br />

Die baden tot Aken<br />

Nae groeten zwair striden gehadt quam hy tot Aken in Lothryc. Dair dede hy maken<br />

heete bayen ende coude getymperde bayen.<br />

Hy begiften vier bisdommen als Coelen, Mens, Triere, Salesburch met zwaren<br />

gueden ende renthen. Hy fundeerden oeck alsoe vele cloesteren als letteren staen<br />

in den A, B. /<br />

1 In margine nota.<br />

21<br />

802


fol. 26 r<br />

fol. 26 v<br />

815<br />

ten tyde <strong>van</strong> den coninc kaerl<br />

Kaerle die Grote voirs. hadde bii Hildegaert, zyn coninginne, drie zoenen, by namen:<br />

Kaerle, dien hy maecte coninc <strong>van</strong> Almanien, mar hy ster¡ zonder oir int<br />

VIII te iair dat zyn vader keyser was geworden; Pippyn, dien maecten hii coninc<br />

<strong>van</strong>Ytalien, die int VIII te iair dat zyn vader keyser was geworden, creech hy inne<br />

die stat <strong>van</strong>Venegien ende corts dairnae ster¡ hii te Meylanen; Lodewiic, die geheiten<br />

was die Goedertieren, dien maecten hy, als boven geseet is, coninc <strong>van</strong><br />

Aquitanien; hy overleefden zyn bruederen ende wairt nae coninc ende keyser;<br />

syn vader in zyn elfte iair zyns keyserrycx croenden hy hem metter keyserlyken<br />

croonen; ende drie dochteren, bii namen: Rotruyt, Berga, Hilla. Dese kynderen<br />

dede hy <strong>van</strong> ionghs opter scolen gaen ende in dueghden funderen. Zyn zoenen,<br />

alst tyts was, dede hy leren wapenen hanteren, iagen, vliegen ende ryden. Syn<br />

dochteren dede hy int wolwerc leren wercken ende spynnen omdatse nyet ledich<br />

en zouden zyn. Ende die voirs. Kaerle die Grote als hy oudt was LXXI iair ende<br />

gheregneert hadde int Vrancryc, in Brabant, in Lothryc ende allen den voirs. landen<br />

XLVI iaren, onder denwelken tyt hy XIII iair geweest hadde keyser, ster¡ hy<br />

kerstelic ende heilichlic ende wairt tot Aken begraven. /<br />

ten tyde <strong>van</strong> coninc lodewyck als int iair viii c xv<br />

Dese Lodewyc was oeck keyser, coninc, hertoich<br />

Lodewyck voirs. die men hyet die Goedertieren, nae dode des voirs. Kaerle die<br />

Groete, zyns vaders, wairt int iair VIII C XV keyser, coninc <strong>van</strong> Vrancryc ende<br />

<strong>van</strong> Almanien ende hertoge <strong>van</strong> Lothryc ende <strong>van</strong> Brabant. Hy was zeer goedertieren<br />

ende een onderhouder der geboden Goids. Hy stichten dat cloester <strong>van</strong> den<br />

regulieren tot Bruessel op Couwenberch. Hy dede oickvergaderen een groet consilie<br />

<strong>van</strong> vele bisscoppen ende prelaten ende maecten vele loyen.<br />

Groet-Lothryck, datz Oest-Vrancryc ende dat heeft den name verloren<br />

Lodewiic die Goedertieren voirs. hadde by Ermgart, zyn coningin, drie zoenen,<br />

by namen: Lothariis, dien seynden hy inYtalien om dlant aldair te regeren ende in<br />

XXV en iair zyns rycx ga¡ hy hem over dat keyserryc ende int iair dairnae, te wetene<br />

int iair VIII C XLI, ster¡ Lodewyc voirs. ende wairt begraven te Metz; ende<br />

Lotharys, zyn zoen, blee¡ keyser ende coninc <strong>van</strong>Ytalien ende oic <strong>van</strong> den lande<br />

dat Groot-Lothryc oft Oist-Vrancryc is, dair Brabant een deel a¡ is; Pippyn, ster¡<br />

vroech; Lodewiic, die wairt nae dode zyns vaders coninc <strong>van</strong> Duytschlant <strong>van</strong><br />

den Ryn totter Eluen ende Denouwen ende aldair oec zyn nacomers. /<br />

22


fol. 27 r<br />

fol. 27 v<br />

tentyde<strong>van</strong>denvoirs.coninclodewyc<br />

Hoe dat West-Vrancryc den name heeft behouden<br />

Lodewyc die Goedertieren voirs. had noch <strong>van</strong> Iudith, zynrer tweester coninginnen,<br />

enen zoen die hyet Kaerle die Caluwe, die wairt nae zyns vaders doot coninc<br />

<strong>van</strong>West-Vrancryc, dat den naem <strong>van</strong>Vrancryc behouden heeft. Dese Kaerle was<br />

oic keyser, coninck, hertoich. Cleyn-Lothryck is dlant <strong>van</strong> Ardennen ende omtrent<br />

Aken. Kaerle die Caluwe naedien die voirs. Lotharys, zyn brueder, die keyserlycke<br />

croen een wile tyts geregeert hadde ende hem hadde begeven ende was<br />

monic geworden int cloester <strong>van</strong> Prumen in Ardennen in Lothryc ende naedien<br />

oic Lodewyck, zyn zoen, die keyserlycke croen enen corten tyt hadde regeert, soe<br />

creech hy oeck die keyserlycke croen ende wairt dieselver Kaerle die Caluwe gecroent<br />

te Romen <strong>van</strong> paeus Iannen den Achsten int iairVIII C LXXVII ende wairt<br />

oeck hertoge <strong>van</strong> Lothryc ende <strong>van</strong> Brabant.<br />

Dat Hollant een greefscap waert<br />

Ende int iair tevoerens maecten die voirs. Kaerle die Caluwe Hollant een greefscap<br />

ende stelden dair enen zynen dyenaere die hyet Diederic als hoir ierste greve.<br />

In zynen tyden quamen die Deenen ende Noermannen/uuyt Deenmarcken ende<br />

Noerwegen ende andere nacien die all heydenen waren, in Almanien ende in<br />

Vrancryc ende quamen die zee opvaren totter Zeynen ende wonnen tot Parys toe<br />

dlant dat doen Meustren 1 hyet, ende nu heytet Normandien nae die Noerwegers<br />

oft Noermannen, diewelke die voirs. Kaerle die Caluwe, coninc, keyser ende hertoge<br />

wesende, met hulpen <strong>van</strong> coninc Salomon <strong>van</strong> Engelant ma<strong>nl</strong>ic wederstont.<br />

Van der doernen croenen, etc.<br />

Hy dede brengen oic tot Sinte-Deniis by Pariis die reliquien, als die helfte <strong>van</strong> der<br />

doernen croenen Ons Heren, een stuck<strong>van</strong> den heiligen cruyss, een<strong>van</strong> den nagelen<br />

ende dat sudarmen 2 Ons Heren tot Compiendien.<br />

Hy stichten oickvele cloesteren inVranckryck.Ter zynrebeeden oversetten Iohannes<br />

Scotus uuyten Griecken int Latyn dat boeck <strong>van</strong> der hemelscher ierarchien<br />

dat Sinte-Denys hadde gemaect. Int tweeste iair zyns keyserrycx reysden hy nae<br />

Romen ende comende te Mantua wairt hy aldair <strong>van</strong> enen valschen ioede vergeven<br />

ende hy wairt gevuert tot Sinte-Denys in Vrancryc, dair hy waert begraven.<br />

Kaerle die Caluwe voirs. lyet after drie zoenen, by namen: Kaerleman, die waert<br />

geestelic; Kaerle, die zeer sterc wesende ende hem dairop verlatende, waert hy <strong>van</strong><br />

enen ridder geheiten Albyn, dairtegens hy vacht, dootgeslagen; Lodewyc, die<br />

hyet die Lispere, want hy in zyn spraec lispende was. /<br />

1 Aldus hs., lees Neustrien.<br />

2 Aldus hs., lees sudaren.<br />

23<br />

877


fol. 28 r<br />

fol. 28 v<br />

fol. 29 r<br />

877<br />

viii c lxxvii nae ons heren geboert<br />

Dese Lodewyc en was nyet keyser 1<br />

Lodewyc die Lispere voirs. wairt nae der doot zyns vaders voirs. coninc <strong>van</strong><br />

Vrancriic ende hertoge <strong>van</strong> Lothryc ende <strong>van</strong> Brabant. Hy hadde tot eenre coninginnen<br />

die dochter <strong>van</strong> den coninc <strong>van</strong> Spaengien.<br />

Een groet eclipsis<br />

Int tweeste iair <strong>van</strong> zynen conincryc wairt alsdoen te middage die zonne al doncker<br />

dat men die sterren in den hemel sach.<br />

Ende als hy ster¡, was zyn voirs. coninginne bevrucht sonder ander oir after te<br />

latene.Wairomme waren die edelen<strong>van</strong>Vrancryc zeer verslaigen, mitsdien die ongelovige<br />

Nooirmannen ende Deenen weder int lant quamen. Die nae raidt tsamentlic<br />

gehouden, maecten zy Lodewyc ende Karleman, beyde bastarden<br />

wesende <strong>van</strong> den voirs. Lodewigen den Lispere, regeerders <strong>van</strong> den lant, die armelic<br />

XII iair regeerden. Dairnae maecten zy regeerder <strong>van</strong> der croonen <strong>van</strong><br />

Vrancryc eenen genoempt Odo, zoen <strong>van</strong> Robbrecht, greve <strong>van</strong> Angouwe, die negen<br />

iaren regeerden.<br />

int iair ons heren ix c<br />

Bynnen welken tyde die voirs. coninginne gelach<strong>van</strong> enen zoen die geheyten wairt<br />

Kaerle die Simpel, die welke naedien hii tot zekeren zynen iaren was gecomen,<br />

wairt /hy <strong>van</strong> den edelen<strong>van</strong>Vrancryc met groter macht gevuert tot Ryemen, dair<br />

hy int iair IX C coninc wairt gecroent <strong>van</strong> den bisscop <strong>van</strong> Ryemen. In zynre tyt<br />

waren die ongelovige Deenen ende Noerwegers weder met groeter machten comen<br />

inVrancryc, daira¡ die capiteynen ende hooftmannen waren, te wetene deen<br />

geheiten Rollo, diewelke een edell man was ende wairt kersten ende wairt doen<br />

geheiten Robbert. Denwelken kersten wesende Kaerle die Sympel voirs. ga¡ Gilla,<br />

zyn dochter, ende dairmede dlant <strong>van</strong> Normandien.<br />

Afcoempst der coningen <strong>van</strong> Engelant<br />

Dese Robbert wan enen zoen, die hyet Willem, die was goet ende eerbaer.Willem<br />

wan enen zoen, geheiten Rychart. Rychart wan twee zoenen, by namen: Richart;<br />

Robbert Viscart, die wan naemaels Poelgien, Calabren. Hy verwan oic dieVenechianen<br />

ende oic den keyser Alexis, keyser <strong>van</strong> Griecken oft Constantinopolen.<br />

Syn bastartzoen was hertogeWillem<strong>van</strong>/Normandien die Engelant creech, daira¡<br />

die coningen<strong>van</strong> Engelant comen zyn. Hyhad noch enen anderen zoen, geheiten<br />

Boemont. Die was met hertoige Godefroet <strong>van</strong> Billoen int Heilich Lant ende<br />

als Anchiochien was gewonnen, was hy dair heer gemaect.<br />

1 In margine nota.<br />

24


fol. 29 v<br />

fol. 30 r<br />

Dat Bloys waert fundeert<br />

Dander capiteyn der voirs. ongelovigers, geheiten Gello, wairt oic kersten. Dien<br />

ga¡ Kaerle die Sympelvoirs. die borch<strong>van</strong> Bloys met hoeren toebehoirten ende hy<br />

maecten dair een stat.<br />

Omtrent deser tyt begonst die oirdene <strong>van</strong> Cluyngny.<br />

In deser tyt leefden Sinte-Wibert, die tcloester te Gemmelours in Wals-Brabant<br />

fundeerden, dairinne hy leyden een heilich leven. Kaerle die Sympel voirs., naedien<br />

hygeweest hadde XXViaren coninc <strong>van</strong>Vrancryc ende hertoich<strong>van</strong> Lothryc<br />

ende <strong>van</strong> Brabant, wairt hii verradelic ende listelic ge<strong>van</strong>gen/<strong>van</strong> Herybert, greve<br />

<strong>van</strong> Vermendoys, die de suster hadde <strong>van</strong> Robberden, den greve <strong>van</strong> Parys, denwelken<br />

Kaerle die Simpel voirs., mits dat hy nae der croenen hadde gestaen, verslaigen<br />

hadde, welke Robbert was een brueder <strong>van</strong> den voirs. Odo, die IX iaer die<br />

croene hadde geregeert. Ende wairt alsoe die voirs. Kaerle die Sympel in de borch<br />

te Peroene gestelt in der gevenckenisse, dairinne hy ster¡.<br />

Een vreemdt coninc 1<br />

Kaerle die Sympel voirs. aldus in der gevenckenisse gestorven wesende, syn coningin,<br />

die een dochter was <strong>van</strong> coninc Eduwairt <strong>van</strong> Engelant, vloet met hoeren<br />

zoen die hyet Lodewyc die Sympel, noch ionck wesende, in Engelant by haeren<br />

voirs. vader. Ende doen als die heren <strong>van</strong> Vrancryc sagen datse genen coninc en<br />

hadden, aennamen zy Rodolph, den hertoige <strong>van</strong> Bourgoindien, die een zoen<br />

was <strong>van</strong> denvoirs. Rychart, den greve. Dese Rodolph regneerden inVrancrycXIII<br />

iaren ende doen ster¡ hii.<br />

int iaer ons heren ix c xv<br />

Ende als hy doot was, seynden die Fransche heren in Engelant om den voirs. / Lodewiic<br />

die Sympel ende maecten hem coninc <strong>van</strong> Vrancryc in iair IX C XV ende<br />

oick hertoich <strong>van</strong> Brabant.<br />

Hoe dese Lodewyc die Sympel met zynen soen Kaerleman werden<br />

ge<strong>van</strong>gen<br />

Hy nam ten huwelic die dochter <strong>van</strong> coninc Henric <strong>van</strong> Zassen, die hyet Gerberch,<br />

die suster was <strong>van</strong> den iersten keyser Otto. Ende hy regneerden XIX iaeren,<br />

bynnen welken iaren tegen hem opstont Huge die Grote, greve <strong>van</strong> Parys, zoen<br />

<strong>van</strong> Robberden, die brueder was <strong>van</strong> den voirs. Odo, die IX iaren, als voirs. is,<br />

die croen hadde regeert, ende dairom stont die voirs. Huge nae die croen. Ende<br />

alsoe gevielt dat hii met Kaerlemannen, zynen zoen, waert ge<strong>van</strong>gen ende tot<br />

Ryemen in der gevenckenisse gestelt, dairinne Kaerleman, die zoen, ster¡.<br />

1 In margine nota.<br />

25<br />

915


fol. 30 v<br />

fol. 31 r<br />

fol. 31 v<br />

980<br />

Die doot coninc Lodewycs die Simpel<br />

Dwelck vernemende die voirs. keyser Otto, quam hy om den voirs. Lodewyc, zynen<br />

zwager, te verlossen in Vrancryc met enen groten heir ende verlosten hem<br />

uuyter gevenckenisse. Ende dairnae ster¡ hy corteling. /<br />

Hier wairt Brabant <strong>van</strong> Vrancryc gesceiden, dwelc <strong>van</strong> coninc Pippyns<br />

die Cleyne tyden, des Groeten Kaerls vader, die coningen <strong>van</strong><br />

Vrancryc tegader gehouden hebben 1<br />

Lodewiic die Sympel voirs. lyet noch after twee zoenen, by namen te wetene: Lothariis,<br />

die waert nae zynenvader coninc <strong>van</strong>Vrancriic; Kaerle, die wairt hertoich<br />

<strong>van</strong> Lothryc ende <strong>van</strong> Brabant, te weten <strong>van</strong> Cleyn-Lothriic <strong>van</strong> der Mazen nederwairt<br />

totter Sceld.<br />

Hoe Doernick comen is aenWest-Vrancryc<br />

Lotharys voirs., nae grote oirloge gehadt tegen den tweesten keyser Otto om<br />

Groot-Lothryc wil, dat Oist-Vrancryck heyt, gelegen boven Colen ende dairomtrent,<br />

dat zyn ouders hadden gehadt, zoe verteech hii dairop. Ende des ga¡ hem<br />

dieselver keyser over Doernic.<br />

Hylyet after enen zoen, die hyet Lodewyc, die int ierste iaer zyns rycx ster¡ sonder<br />

kynt oft brueder after te latene. /<br />

int iaer ons heren ix c lxxx<br />

Ende oic is hier te wetene dat die voirs. Lotharys ten tyde hy coninc was, maecten<br />

hy den voirs. Huge, greve <strong>van</strong> Parys, marscalck <strong>van</strong> alleVrancryc. Ende dieselver<br />

Huge wan aen zyn huysvrou, genoempt Heilwich, suster <strong>van</strong> den tweesten keyser<br />

Otto, enen zoen, die hyet Huge Capet, ende dien naem Capet creech hy als hy<br />

ionck was, omdat hy den edelen kynderen dairmede hy spoelden, hoir capruynen<br />

plach te nemen<strong>van</strong> den hoofde. Endebydesen Huge Capet wairt die voirs. Kaerle,<br />

hertoich <strong>van</strong> Brabant, <strong>van</strong> der cronen beroeft, hoewael hy dairtoe nochtans recht<br />

oir was. 1 Kaerle, hertoge <strong>van</strong> Lothryc ende Brabant voirs., als hy vernam dat die<br />

voirs. coninc Lodewyc, zyn neve endebrueders zoen, sonderoir gestorven was als<br />

omtrent den iair IX C LXXX, bereyden hy hem met groeter macht ende eren in<br />

Vrancryc te comen. Mar int bereyden verthuefden hy soe lange dat die voirs. Huge<br />

Capet, die een stout man was geworden,Vrancriic / in handen creech ende woude<br />

coninc wesen, omdat die voirs. Odo, zyn oude oem, IX iaren coninc hadde geweest.<br />

1 In margine nota.<br />

26


fol. 32 r<br />

fol. 32 v<br />

Hier wairt dat edell geslachte <strong>van</strong> den voirscr. groeten coninc Kaerle<br />

onterft <strong>van</strong> der croonen <strong>van</strong>Vrancryc 1<br />

Nyettemin nochtans quam die voirs. Kaerle in Vrancryc ende bevacht den voirs.<br />

Hugen Capet, dair hy victorie hadde ende creech inne die stat <strong>van</strong> Louwen ende<br />

oic meer steden. Mar als dese Huge Capet sach dat hy den voirs. Kaerle nyet en<br />

mochte wederstaen, dede hy zulkenen nernsticheit aen den bisscop <strong>van</strong> Louwen,<br />

geheiten Anselmus, die een scalckwas, dat dieselver bisscop in eenre nacht, als die<br />

voirs. Kaerle bynnen Louwen lach en slyep, die poirten <strong>van</strong> Louwen opdede ende<br />

lyet dairinne den voirs. Huge Capet met groeter macht, daira¡ die voirs. Kaerle<br />

verradelic wairt ge<strong>van</strong>gen ende gevuert tot Oirlyens, dair hy ster¡. Ende alsoe<br />

blee¡ Huge Capet voirs. coninc <strong>van</strong> Vrancryc. Mair naemaels quam die croene<br />

weder in conincx Kaerls die Groete geslachte by huwelic, overmits Adela, die coninginne,<br />

die des greven Tybouts <strong>van</strong> Bloys dochter was, wesende <strong>van</strong> des voirs.<br />

conincx Kaerls geslachte, ende was moeder <strong>van</strong> coninc Philips dieTweeste, geheiten<br />

dieVermeerder, des conincx Sinte-Lodewycx oudervader, ende was dieVII te<br />

coninc nae coninc Huge Capet. /<br />

int iair ons heren m<br />

Coninc Huge Capet voirs. lyet after een zoen die hyet Robbert, die wairt coninc<br />

nae zynen vader. Hy was een groot clerc. Hy maecten die`Sequencii Sancti Spiritus<br />

assit nobis gratia', die men singt opten heiligen Sinxtendach. Hy maecten oic<br />

meer sangen dye men helt in der Heiliger Kercken.<br />

Isto tempore incepit ordo Sororum Beate MarieVirginis. 2<br />

Kaerle voirs. lyet after enen zoen die hyet Otto, die wairt nae zynen vader hertoich<br />

<strong>van</strong> Lothryc ende Brabant ende hy regneerden XV iaren ende doen ster¡ hy sonder<br />

wittich oir; ende twee dochteren die hyeten Geerberch, die waert beroeft <strong>van</strong><br />

Brabant nae dode haers brueders Otto voirs. ende behielt alleen Loeuen ende<br />

Bruessel, dairaf datse grevinne blee¡; Ermgart.<br />

Hier waert Brabant gesceyden<br />

1000<br />

Geerberch voirs., als zii nae hairs brueders doot als erfgenaem meynden dat lant<br />

aen te verden, soe was dair een greve <strong>van</strong> Ardennen, geheiten Godeuart, die track<br />

totten keyser Henric, /dye men Sinte-Henric heyt, gevende hem te kennen dat al<br />

tgeslachte <strong>van</strong> den groeten coninc Kaerle vergaen weer, biddende om dat hertoichdom<br />

<strong>van</strong> Lothryc ende een deel <strong>van</strong> Brabant, dwelc die keyser hem gonde,<br />

ende zoe vercreech hyt voirt met machte. Ende die voirs. edele Geerberch wairt<br />

beroeft ende blee¡ alleen grevinne <strong>van</strong> Bruessel ende <strong>van</strong> Loeuen met ennigen<br />

dorpen. Ende aldus behielt die voirs. Godevairt <strong>van</strong> Ardennen thertoichdom<br />

<strong>van</strong> Brabant, dairaf Wals-Brabant een deel a¡ is. Geerberch voirs. trouwden enen<br />

man, geheiten Lambert metten Baerdt, brueder <strong>van</strong> den greve <strong>van</strong> Henegouwe,<br />

1 In margine nota.<br />

2 Vertaling: in deze tijd begon de orde <strong>van</strong> de Zusters <strong>van</strong> de Hl. Maagd Maria.<br />

27


fol. 33 r<br />

fol. 33 v<br />

fol. 34 r<br />

1046<br />

welke Lambrecht nae enen groeten strydt die hy hadde om des lants wil tegen den<br />

voirs. Godeuart <strong>van</strong> Ardennen, wairt hy verslaigen. Lambrecht metten Baerdt<br />

voirs. lyet after eenen zoen, gewonnen aen Geerberch voirs., die hyet Henric die<br />

Oude, die wairt greve <strong>van</strong> Loeuen ende Bruessel ende mercgre¡ des Heilichz<br />

Rycx. /<br />

int iaer ons heren m xlvi<br />

Godeuart <strong>van</strong> Ardennenvoirs., als hy een wenich tyts hadde regeertthertoichdom<br />

<strong>van</strong> Brabant, ster¡ hii sonder oir. Ende doen quamt thertoichdom aen zynen<br />

brueder, die hyet Goesseliin, die wat regeerden, ende hy lyet after twe zoenen, by<br />

namen Steuen, die wairt die achste paeus <strong>van</strong> dien name; Godeuairt, die was zeer<br />

vroem ende dueghdelic ende hy wairt hertoich nae zynen vader; ende een dochter,<br />

die hyet Oda, die trouwden desen naegenoemden Lamberden.<br />

Hic Stephanus papa octavus sedit annis tribus, mensibus quatuor, diebus sedecim.<br />

Hic cum ponti¢catum suscepisset ita Romanorum sedicionibus vexatus<br />

est, ut nil memoria dignum ab eo geri potuerit, quia tam ab eis turpiter mutulatus<br />

tam ignominiose truncatus fuit, ut quoad vixit in publicum prodire non fuit ausus.<br />

1<br />

Henric die Oude ster¡ int iair M XLVI ende lyet after enen zoen die genoempt<br />

wairt Lambert, die wairt greve <strong>van</strong> Bruessel ende Loeuen ende mercgree¡ des<br />

Heilichs Rycx, hy nam te wive die voirs. Oda; ende een dochter die hyet Mechtelt,<br />

die trouwden den naevolgenden Eustaes, greve <strong>van</strong> Bonen. /Die voirs. Godevairt,<br />

Goesselyns zoen, lyet after enen zoen dye hyet Godevairt metten Bult, die hyelt<br />

Ardennen, Lothryc ende een deel <strong>van</strong> Brabant ende oic Hollant; hy wairt tot Antwerpen<br />

met eenen ploechcouter dootgeslagen ende alsoe ster¡ hy sonder oir;<br />

ende een dochter die hyet Sinte-Yda. Sint-Yda voirs. trouwden Eustacium, zoen<br />

<strong>van</strong> den voirs. Eustaes ende Mechtelden. Ende zy lyeten after drie zoenen, by namen<br />

Godevairt <strong>van</strong> Billoen, aen hem quamt lant <strong>van</strong> Ardennen ende <strong>van</strong> Lothryc<br />

ende een deel <strong>van</strong> Brabant; Boudewiin; Eustaes, die wairt greve <strong>van</strong> Bonen. Dese<br />

drie zoonen worden naemaels deen nae den anderen coningen <strong>van</strong> Iherusalem. /<br />

int iair ons heren m liiii<br />

Dat die koerfursten yerst worden ordineert 2<br />

Hier is te wetene dat nae den dorden keyser Otto, die geen oir after en lyet, ende<br />

dat Sinte-Henric keyser was worden, soe worden ordineert dieVII koerfursten die<br />

1 Vertaling: hier zetelde paus StefanusVIII drie jaar, vier maanden, zestien dagen. Deze was,<br />

toen hij het ponti¢caatop zich genomen had, zo gewond bij de o<strong>nl</strong>usten <strong>van</strong> de Romeinen dat<br />

hij zich niets meer kon herinneren, omdat hij door hen zowel misvormend verminkt als<br />

schandelijk verwond was, zodat hij zich tijdens zijn leven niet in het openbaar durfde vertonen.<br />

2 In margine nota<strong>van</strong> den koerfursten.<br />

28


fol. 34 v<br />

fol. 35 r<br />

den keyser voirtaen zouden kyesen, te wetene drie geestelycke prelaten als den<br />

eertsbisscop <strong>van</strong> Menss, eertsbisscop <strong>van</strong> Coelen ende ertsbisscop <strong>van</strong> Trier als<br />

drie ertscancellieren <strong>van</strong> den keyserryc, ende vier werlycke prelaten als den coninc<br />

<strong>van</strong> Beemen als scencker, den palsgreve opten Ryn als spysdrager, den hertoich<br />

<strong>van</strong> Zassen als zwertdrager ende den marcgreve <strong>van</strong> Brandenborch als<br />

opperste camerlinc.<br />

Lambert, greve, ende Oda voirs. stichten die canonisyen tot Sinter-Goerlen te<br />

Bruessel ende tot Sinte-<strong>Peter</strong>s te Loeuen. Hy wairt verslaigen in een groete strydt<br />

voir Doernic int iair M LIIII. Ende zylyeten after eenen zoene die genoempt wart<br />

Henric, die wairt nae zynen vader greve ende mercgreve.<br />

int iaer ons heren m lxviii /<br />

Het geboerden dat hy in een strydt die hy hadde, vynck enen edelen man /die hyet<br />

Herman, ende lyeten in zyn ho¡gaen op zyn gelove. Mar by nacht quam hybyden<br />

voirs. greve Henricken dair hy slyep, ende vermoerden hem als int iair M LXVIII.<br />

Henrick, greve voirs., lyet after een zoen die oick hyet Henric; hy waert nae zynen<br />

vader greve ende mercgreve. Hii trouden des hertogen suster <strong>van</strong> Doeringen, diewelke<br />

Henrickende die suster des hertoigen<strong>van</strong> Doeringenvoirs. lyeten after twee<br />

zoenen by namen: Henric, die waert oec nae zynen vader greve ende mercgreve<br />

ende hy wairt verslagen oic voir Doernic int iaer M XCVI; Godevairt metten<br />

Baert, die wairt nae zynen voirs. brueder greve ende mercgreve. Keyser Henrick<br />

ga¡ hem zyn dochter te wive, suster des iongs keyser Henricx.<br />

Tesertytalsinden 1 M LXXXIIII began der carthuserenoirden. Oick in den iair<br />

M XCVIII began dat oirdenen <strong>van</strong> cisterciensers. /<br />

int iair ons heren m xcix<br />

1099<br />

Hier is te wetene hoe dat die voirscreven Godevart <strong>van</strong> Builloen, dairaen Lothryc<br />

ende een deel <strong>van</strong> Brabant, als voirs. is, was gecomen, beval thertoichdom <strong>van</strong><br />

Lothryck ende Brabant greve Henricken <strong>van</strong> Lymborch, zynen neve, ende toech<br />

met Boudewynen, zynen brueder, ende meer heren by hem wesende nae Iherusalem,<br />

dat zy wonnen int iair M XCIX. Hy wairt dair coninc, mar hy droech altyt<br />

een doernen croen. Hy stichten dair kercken ende cloesteren. Dierste clocken<br />

dede hy hangen bynnen Iherusalem. In den tempel <strong>van</strong> den grave fundeerden hy<br />

canonicken regulieren, int dal <strong>van</strong> Iosophat fundeerden hy een cloester <strong>van</strong> nonnen.<br />

Ende naedat hy een iair min drie daigen coninc had geweest, ster¡ hy ende<br />

wairt begraven aen den voet des berchs <strong>van</strong> Calvarien. Ende die voirs. Boudewyn,<br />

zyn brueder, wairt doen coninc <strong>van</strong> Iherusalem als int iair M C een ende hy was<br />

coninc omtrent XVIII iaren. In den iair <strong>van</strong> der doot Godeuarts <strong>van</strong> Builloen began<br />

tot Bruessel inWals-Brabant dabdie <strong>van</strong>Vileer, dairtoe Sinte-Bernart behulpich<br />

was.<br />

1 Aldus hs., men verwacht hierna iair.<br />

29


fol. 35 v<br />

fol. 36 r<br />

1108<br />

Godevart metten Bairt voirs. hyet alzoe, want hii hadde den voirs. Henricken, zynen<br />

vader, geloeft dat hy nummermeer baert scheren en zoude, voerdat hy Lothryc<br />

ende Brabant int geheel wederbracht hadde aen zynen iersten name. Ende hy<br />

quammer toe aldus:<br />

Van den lant Lymborch<br />

in tyde <strong>van</strong> den voirs. keyser Henrick, zynen zweer, toech hertoige Godeuairt <strong>van</strong><br />

Builloen voirs., die hertoge <strong>van</strong> Lothryc ende <strong>van</strong> Brabant was ende / afgedaelt<br />

was <strong>van</strong> den greven <strong>van</strong> Ardennen <strong>van</strong> der eenre zyden, ten Heiligen Lant wairt.<br />

Ende hy lyet thertoichdom <strong>van</strong> Lothryc, dair Brabant dmeestedeel in begrepen is,<br />

in bewaringe <strong>van</strong> den voirs. greve Henricken <strong>van</strong> Lymborch, zynen neve, die een<br />

ongetrou man was, sunderlinge in den twist die was alsdoen tusschen den voirs.<br />

keyser Henricken ende Henricken, zynen zoen. Henrick die zoen rees op tegen<br />

zynen voirs. vader ende woude keyser wesen. Ende des trac hy tot hemwairt vele<br />

heren. Ende zoe hyelt ierst greve Henric <strong>van</strong> Lymborch voirs. metten zoen partye<br />

ende dairnae metten vader. Lymborch was doen een groot lant, dair Lutsenborch<br />

een deel a¡ was.<br />

Hier quamt thertoichdom <strong>van</strong> Lothryc ende <strong>van</strong> Brabant weder aen<br />

den rechten stamme 1<br />

Het geboerden dat die vader, doude keyser Henric, ster¡ ende Henric, zyn zoen,<br />

waert keyser. Ende keyser wesende wairt hy gedenckende die ongetrouwicheit des<br />

voirs. greve Henricx <strong>van</strong> Lymborch. Ende dede denselven greve Henricken <strong>van</strong><br />

Lymborch <strong>van</strong>gen, dair hy nochtans naederhant uuytquam, ende beroefden hem<br />

<strong>van</strong> den hertoichdom<strong>van</strong> Lothryc, dair meest Brabant in leegt, dwelcke hy als erfgenaem<br />

<strong>van</strong> den voirs. Godeuarden <strong>van</strong> Builloen gehouden hadde, ende ga¡ dat<br />

den voirs. Godeuairden metten Baert, die greve <strong>van</strong> Loeuen hyet, ende met keyserlyke<br />

vonnes maecten hyhem hertoich. Ende doen had dieselver Godeuairt XV<br />

iaren greve geweest.<br />

int iair ons heren m c viii<br />

Wapen <strong>van</strong> Brabant<br />

Diezelver keyser ga¡ hem te dragen enen wapenscilt <strong>van</strong> zilver, dairinne eenen<br />

leeuw <strong>van</strong> goude, geclaut, getongt ende getant <strong>van</strong> kele, gelyc wylen hertoge Angys,<br />

Sinte-Beggen man, ende dit gescyede int iair/M C VIII. Ende doen warent C<br />

ende een iaren dat die voirs. Otto, zoen <strong>van</strong> den voirs. Kaerle, coninc <strong>van</strong>Vrancryc<br />

ende hertoge <strong>van</strong> Brabant, ster¡ ende die voirs. Geerberch, zyn zuster, beroeft<br />

waert <strong>van</strong> den voirs. hertoichdom, behoudende alleen Loeuen ende Bruessel.<br />

Mar die voirs. Godeuairt metten Baert, als voirs. is, hevet hier wedercregen.<br />

1 In margine nota.<br />

30


fol. 36 v<br />

fol. 37 r<br />

Die gelegentheit <strong>van</strong> Brabant ende Cleyn-Lothryc<br />

Welcke lant, te wetene Cleyn- oft Neder-Lothryc ende Brabant, is gelegen tusschen<br />

die Maze ende die Sceld tot by Doernic ende dat casteel <strong>van</strong> Herstal op<br />

die Maze tusschen Ludic ende Maestricht was dat hoeft ende casteel <strong>van</strong> Brabant<br />

ende hoert noch tot Brabant ende wairt alsoe begrepen Cleyn- oft Neder-Lothryc<br />

in Brabant et econtra. 1<br />

Groet-Lothryck<br />

Ende Hoich-Lothryc is begripende vele landen tusschen den Ryn ende die Maze,<br />

als Loraynen, gelegen opte Moezel, thertoichdom<strong>van</strong> Baren, Lutsemborch, Elsaten,<br />

dlant <strong>van</strong> den palsgreve.<br />

Godeuaert metten Baert voirs., naedien hii tvoirs. lant weder vergadert ende gecregen<br />

hadde, ontboet hy diegeen die zynre voirvaderen leenmannen plagen te<br />

wesen, als den heer <strong>van</strong> Hoerne, <strong>van</strong> Gaesbeeck, <strong>van</strong> Edingem, die waren gehoirsam<br />

ende ontfongen hoir leen. Mar die heer <strong>van</strong> Grymbergen, geheyten / heer<br />

Arnout Berthout, wesende mechtich, ryc, groetmoedich, wesende oick heer <strong>van</strong><br />

hal¡ Mechelen ende dander helfte hoerden toe by coepe der kercken <strong>van</strong> Ludick,<br />

ende oickwas hy heer <strong>van</strong> Du¡ele,Walem, Ruymst, Heyst, Herlair, Gheel, Rethii,<br />

Berlair, tot Postel met hore toebehoirten, en woude den voirs. Godeuarden metten<br />

Baert, nu hertoige <strong>van</strong> Lothryc ende <strong>van</strong> Brabant, nyet kennen noch onderdanich<br />

zyn, alsoe datse tegens malcanderen zwair oirloich hielden.<br />

Teser tyt als in den iaer MC XX began die oirdenen <strong>van</strong> den premonstreyten. Anno<br />

M o C o XL o incepit ordo beate Marie Theutonicorum. Eodem anno M o C o<br />

XL o incepit ordo Iohannitarum Rodensis. 2<br />

Godevairt metten Baert voirs. stichten die proftye <strong>van</strong> der Capellen tot Bruessel,<br />

die abdye <strong>van</strong> der nonnen tot Groot-Bigaerden, die abdye <strong>van</strong> Sint-Truyen begaefden<br />

hy met groten renten. Hy ster¡ int iair M C XL ende wairt begraven int cloester<br />

tA¥igem. Hii lyet after vy¡ kynderen, by namen: Godevart, die wairt nae<br />

zynen vader hertoich <strong>van</strong> Lothryck, <strong>van</strong> Brabant, etc.; dander zoen wairt monic<br />

tA¥igem; Aleyt, die wairt coninginne <strong>van</strong> Engelant; Yda, die wairt gravinne <strong>van</strong><br />

Cleue; Clarisse, die ster¡ een devote maigt. /<br />

int iair ons heren m c xliiii<br />

1144<br />

Godevairt voirs., zoen <strong>van</strong> den voirs. hertoge Godeuarden metten Baerdt, wairt<br />

hertoich nae denselven zynen vader ende dat in den tyde <strong>van</strong> keyser Coenraet,<br />

dien zeer beminden ende dede hem te huwelic hebben Luytgarden, hertoginne<br />

<strong>van</strong> Salsenbarch, zynre keyserinnen suster. Hy hadde zwair oirloge om dlantswille<br />

tegen den voirs. greve Henricken <strong>van</strong> Lymborch. Insgelycx had hy zwair oirloge<br />

tegens die voirs. heren <strong>van</strong> Grymbergen. Ende als hii drie ende een hal¡ iair<br />

1<br />

Vertaling: en daar tegenover.<br />

2<br />

Vertaling: in het jaar 1140 begon de Duitse orde. In hetzelfde jaar begon de orde <strong>van</strong> de Johannieters<br />

<strong>van</strong> Rhodos.<br />

31


fol. 37 v<br />

fol. 38 r<br />

1144<br />

hadde geregneert, ster¡ hii ende wairt begraven te Loeuen int Sinte-<strong>Peter</strong>skercke<br />

int iair M C XLIIII. Ende hy lyet after eenen zoene, die noch geen iair oudt en was<br />

ende dye men hyet Godeuairt in deWyege.<br />

Teser tyt leefden Sinte-Bernart.<br />

Desen Godeuarden in deWyege noch geen iair oudt wesende, con¢rmeerden die<br />

voirs. keyser Coenraet allet geen dat zyn vader hem gelaten hadde. Tegen hem in<br />

zynre ioncheit stonden op heer Wouter, zoen des voirs. heeren Arnts Bertoutz,<br />

heer <strong>van</strong> Grymbergen, /ende heer Gerart, die men hyet Drakenbaert, zyn brueder,<br />

ende die destrueerden in den gront die borcht <strong>van</strong> Netelair tusschenVilvoerden<br />

ende Oppegem. Oeck verbranden zy die borch, die zale ende tdorp <strong>van</strong><br />

Vilvoerden. Na welken overdaiden zoe vergaderden die banyerheren<strong>van</strong> Brabant,<br />

bysonder die gecoren mombaren des voirs. iongs hertogen Godeuairts in de<br />

Wyege, te wetene die heren <strong>van</strong> Diest, <strong>van</strong> Wesemael, <strong>van</strong> Bierbeecke ende <strong>van</strong><br />

Wemele, allen die macht die zy consten gecrigen, dairtoe zy oeck te hulpen creegen<br />

greve Dircken <strong>van</strong>Vlaenderen, die hen bystant dede onder zulkenen conditie,<br />

dat als die voirs. ionge hertoge tot zynen mundigen daigen weer gecomen, dat hy<br />

alsdan zyn lant <strong>van</strong> Brabant <strong>van</strong> hem, als greve <strong>van</strong>Vlaenderen, te leen zoude ontfangen,<br />

dairinne die mombairs voirs. den zelven iongen hertoich verbonden.<br />

Dat Grymbergen gewonnen waert<br />

Ende aldus metter macht die hen die voirs. greve dede, ende voirts al die macht,<br />

diese op consten gebrengen, trocken zy tot Grymbergen, datse wonnen ende verbranden.<br />

Van der strydt dat Goyart voirs. in de wyege hingt<br />

Dairnae streeden zy tegens den voirs. Grymberchsche een zwair strydt, in welke<br />

strydt die iongh hertoich voirs. in een zilveren wyege aen een willige int velt<br />

waert / gehangen omme zyn volck moet te geven, welken strydt die Brabanteren<br />

met horen hulperen wonnen ende worpen omme Grymbergen in den gront. In<br />

denselven strydt wairt die voirs. heer Arnout Berthoutz zeer gequetst, daira¡ hy<br />

ster¡.<br />

Dat Grymbersche leen versterft opten ioncsten soen<br />

Oeck werden zyn twee zoenen ge<strong>van</strong>gen. Die outste wairt op zyn gelove uuytgelaten<br />

ende die iongste blee¡ zitten te ghisel in der gevenckenisse, dairinne hy<br />

ster¡. Ende alsoe mitsdien dat die outste den iongsten in der gevenckenisse lyet<br />

sterven sonder hem te lossen, wairt by den voirs. hertoech dairnae ordineert dattet<br />

leen <strong>van</strong> Grymbergen altyt opten iongsten versterven soude.<br />

32


fol. 38 v<br />

fol. 39 r<br />

Dat Dormonde aenVlaenderen quam<br />

Ende oic om deswille dat dair onder meer doot bleven vele edelen uuytVlaenderen,<br />

most die iongh hertoich voirs. dairvoir laten den voirs. greve <strong>van</strong>Vlaenderen<br />

dlant <strong>van</strong> Dermonde, dat onder Lothryc ende Brabant plach te zyn, ende mitsdien<br />

halen zy noch hoir hoeft tAntwerpen.<br />

in den iair ons heren m c xlvi<br />

1146<br />

In desen tyde als men scree¡ XI C XLVI soe predicten Sinte-Bernart een cruysvairt<br />

by bevele <strong>van</strong> den dorden paeus Eugenius, in welker cruysvairt waren die<br />

voirs. keyser Coenraet ende die goede coninc Lodewyc <strong>van</strong> Vrancryc, die seste<br />

<strong>van</strong> dien name. /<br />

Ende Godevart in de Wyege voirs., naedien hii beiairt was, trac hy tot Gent om<br />

zyn mombarenvoirs. <strong>van</strong> allen geloeften, byhen aen denvoirs. greve <strong>van</strong>Vlaenderen<br />

gedaen, ontslaigen te werdene. Ende dair wesende, vertelden hem dieselver<br />

greve hoe dat zyn mombaren hem geloeft hadden dlant <strong>van</strong> Brabant aen hem te<br />

leen tont<strong>van</strong>gene, ommedat hy hem uuyt zynen noot zoude helpen, zoe hy gedaen<br />

hadde. Dwelck die iongh hertoige voirs. hoerende, knyelden hy neder op zyn<br />

knyen ende toech uuyt zyn zwert, presenterende dat den voirs. greve, seggende<br />

hy hedde liever zyn hoeft <strong>van</strong> hem afgeslagen, dan dedel hertoichdom <strong>van</strong> Brabant<br />

<strong>van</strong> enen greve te leen tontfangene. Die greve voirs. aensiende den grooten<br />

moet <strong>van</strong> den iongen hertoich voirs., hadde hy zyns compassie ende scaut hem<br />

quyt alle verbonden, die zyn mombaers met hem gemaect hadden. Hertoge Godeuart<br />

in de Wyege voirs., als hii oudt was XVII iaren, nam hy te wyve Margrieten,<br />

hertoge Henricx dochter <strong>van</strong> Lymborch, ende mitsdien wairt nedergeleegt<br />

den twist die langen tyt gestaen / hadde als <strong>van</strong> der tyt dat die voirs. hertoge Godeuart<br />

metten Baert Lothryc ende Brabant wedercreech tegen den voirs. greve<br />

Henricken <strong>van</strong> Lymborch, vader des voirs. hertoge Henricx <strong>van</strong> Lymborch.<br />

dBeginsel hoe Lymborch by Brabant comen is; 1 huwelixgoet hertoge<br />

Goyarts in de Wyege 1<br />

Ende metter voirs. Margrieten waert den voirs. Goedeuaerden gegeven tcasteel te<br />

Rode bii Aken met zynen toebehoirten ende die voechdye <strong>van</strong> Sint-Truyen ende<br />

nae die doot des voirs. hertoige Henricx waert hem toegeseegt te hebbene het hal¡<br />

lant <strong>van</strong> Lymborch.<br />

1 In margine nota.<br />

33


fol. 39 v<br />

fol. 40 r<br />

fol. 40 v<br />

1163<br />

in den iair ons heren m c lxiii<br />

Dat Behem een conincryc waert<br />

In tyde des voirs. hertoge Godeuarts in de Wyege waert dat hertoichdom <strong>van</strong> Behem<br />

gemaect een conincryc.<br />

Tenzelventyde oick als int iair XI C LXIII worden die heilige drie coningen gebracht<br />

<strong>van</strong> Meylanen tot Coelen.<br />

in den iaer ons heren m c lxxxiii<br />

Godeuart voirs., die men heyt in deWyege, als hy XL iair geweest had hertoge, /<br />

track hy over tmeer tot Iherusalem ende wedergecomen zynde <strong>van</strong>dair ster¡ hy<br />

int dorde iair dairnae, als int iair MC LXXXIII. Hertoge Godeuart, die men heyt<br />

in deWyege voirs., hadde by Margrieten voirs. twe zoenen, te wetene: Henric, die<br />

wert nae zynen voirs. vader hertoich; hy fundeerden ierst die stat <strong>van</strong> Den Bosch;<br />

Aelbrecht, die wairt bisscop <strong>van</strong> Ludick ende naederhant ten vervolge <strong>van</strong> keyser<br />

Henric dieVyfte voir die stat <strong>van</strong> Ryemen gedootoft gemartelyt; ende een dochter,<br />

die hyet Aleit, die wairt coninginne <strong>van</strong> Engelant. Dese hertoge Henrick, des<br />

voirs. Godeuartz soen, fundeerden die stat <strong>van</strong> sHertogenbosch.<br />

Dafcoempste der heren <strong>van</strong> Perewys<br />

Hertoge Godeuart voirs. nae dode der voirs. Margrieten, zynre hertoginnen,<br />

trouwden hy die dochter des greven <strong>van</strong> Loen, dairaen hy wan enen zoen die hyet<br />

Willem, die wairt heer <strong>van</strong> Perewys ende daira¡ zyn gecomen die <strong>van</strong> Perewys. /<br />

ten tyde <strong>van</strong> hertoich henrick den yersten<br />

Henrick voirs. dierste hertoich <strong>van</strong> dien name, wairt nae zynen vader voirs. hertoich<br />

<strong>van</strong> Brabant. Hii was dierste fundateur der stad <strong>van</strong> sHertogenbossche. Hii<br />

nam te huwelic Mechtelden, dochter greve Matheeus <strong>van</strong> Bonen, dairaen hy wan<br />

sess kynderen, te weten: Henrick, die hyet dieTweeste, die wert hertoich nae zynen<br />

vader; Godeuart, die men hyet <strong>van</strong> Bonen; Maria, die trouden den vierden keyser<br />

Otto; noch een dochter, die trouden greve Otto <strong>van</strong> Gelre; die dorde trouden den<br />

greve <strong>van</strong> Aluerne in Vrancryc; / ende die vierde dochter, Mechtelt geheiten, die<br />

trouden ierst den palsgreve opten Ryn ende nae troudense greve Floryssen <strong>van</strong><br />

Hollant, die aen hair wan twee zoenen bii namen: Willem, die wairt nae zynen<br />

vader greve <strong>van</strong> Hollant ende naederhant coninc <strong>van</strong> Almanien ende dieVriesen<br />

versloegen hem; Florys, die nae strydt mettenVleminge gehadt dieselver verwan;<br />

ende een dochter, die wairt grevinne <strong>van</strong> Henegouwe.<br />

34


fol. 41 r<br />

fol. 41 v<br />

Iherusalem dattet weder heyen waert<br />

In deser tyt wan Saladyn, coninc <strong>van</strong> Babilonien, weder die stat <strong>van</strong> Iherusalem.<br />

Hertoge Henric dierste <strong>van</strong> dien name voirs., int iair M C XCIIII nam hy onder<br />

den dorden paeus Innocencius aen die cruysvairt ende trac met Coenraden,<br />

eertsbisscop <strong>van</strong> Menss, ende meer anderen heren nae Iherusalem. Hy was dair<br />

een principael /capiteyn. Hy halp wynnen die stat <strong>van</strong> Baruth ende Constantinopolen<br />

ende dairnae keerden hy weder te lande.<br />

Herpen<br />

In den iair M C XCI soe ont¢ngen heer Henric <strong>van</strong> Kuyck, heer <strong>van</strong> Herpen,<br />

ende Aelbrecht, zyn zoen, te leen <strong>van</strong> den voirs. hertoge Henric, den iersten <strong>van</strong><br />

dien name, dlant <strong>van</strong> Herpen met zynre toebehoirten, prout in litteris ad signum<br />

tale (½1) 1 ac folio I.<br />

Strydt<br />

Int achtienste iair <strong>van</strong> zynen hertoichdom bevacht hy by Vden in den Pele greve<br />

Floryssen <strong>van</strong> Hollant ende greve Otten <strong>van</strong> Gelre. Hy had tegens hen victorie<br />

ende vincse, mar hy was hen genadich. Ende hy lyet alsoe zoonen, dat hy beyde<br />

den voirs. greven ga¡ te huwelic beyde zyn voirgenoemde dochteren.<br />

de henrico primo, fundatore opidi busciducensis 2<br />

1196<br />

In den iair M CCCC LXXXVdie scepenen <strong>van</strong> Dormalen quamen aen scepenen<br />

deser stat <strong>van</strong> Den Bosch met enen hoeftvonnes ende brachten mede een copie<br />

<strong>van</strong> enen previlegium deser stat ende hen verleent <strong>van</strong> hertoge Henrick <strong>van</strong> Brabant,<br />

in vele poincten accorderende metter carthen, beginnende: `In den name<br />

der heiliger ende ongesceyden Drievoldicheit'etc., ende is die copie voirs. ad signum<br />

tale (½2) et folio CCCC LXXXIIII. 3<br />

Previlegium de libertate quam cives opidi Busciducensis habent in<br />

Reno, ipsis per Henricum sextum Romanorum imperatorem concessum<br />

anno M o C o XCVI to sub hiis verbis: 4<br />

Henricus sextus Romanorum imperator et rex Cecilie /ob puram ¢dem et multa<br />

obsequia, que dictus Henricus primus illius nominis illustris dux Lotharingie et<br />

Brabantie sibi et imperio constanter exhibuit et ad instantem ipsius postulationem<br />

universos homines suos de nova civitate apud silvam a suis theoloniis que<br />

ubique in Reno ad manus suas habuit, imperiali benignitate in perpetuum absol-<br />

1<br />

Voordit signum en alle volgende, zie bijlage 2.<br />

2<br />

Vertaling: over Hendrik I, stichter <strong>van</strong> de stad 's-Hertogenbosch.<br />

3<br />

In margine nota.<br />

4<br />

In margine nota; vertaling: het privilege <strong>van</strong> de (tol)vrijdom die de burgers <strong>van</strong> de stad<br />

's-Hertogenbosch hebben op de Rijn, aan hen verleend door keizer Hendrik VI in het jaar<br />

1196 met deze woorden:<br />

35


fol. 42 r<br />

fol. 42 v<br />

1203-1204<br />

vit, ita quod de rebus que suis sunt, nullum nobis vel nostro nuncio persol<strong>van</strong>t<br />

theolonium nullaque in eos vel res ipsorum ¢at exactio; quod quidem previlegium<br />

Karolus imperator depost con¢rmavit et quod previlegium comprehenditur<br />

ad signum tale (½3) et folio III.<br />

Die vryheit <strong>van</strong> den toll <strong>van</strong> Gelre 1<br />

Anno M o CC o tercio supradictus Henricus primus illius nominis, dux Lotharingie,<br />

Brabantie, post victoriam habitam contra dictum Ottonem, comitem Gelrie,<br />

in quadam concordia pacis inter dictum ducem et comitem predictum facta eundem<br />

comitem coegit, quod idem Otto, comes Gelrie, inter cetera iuravit quod omnes<br />

marcatores terre dicti ducis infra dominium comitis ab omni theolonio in<br />

Reno sine dolo liberi erunt atque quod burgenses de Silva iuxta Orthen per totam<br />

terram comitis Gelrie ab omni theolonio liberi erunt; quod quidem previlegium<br />

comprehenditur ad signum (½4) et folio IIII. /<br />

tempore henrici primi, fundatoris opidi de buscoducis 2<br />

Sequuntur nomina scabinorum dicte nove civitatis apud silvam, que Buscumducis<br />

nuncupatur, incipientia anno M o CC o , quo quidem anno Buscumducis non<br />

diu steterat, et sic: 3<br />

Remigii eodem anno M o CC o hii sequentes fuerunt scabini in Buscoducis.<br />

Tempore istius scabinatus incepit ordo predicatorum. 4<br />

Remigii confessoris anno M o CC o primo fuerunt scabini in Buscoducis predicto.<br />

/<br />

Remigii confessoris anno M o CC o secundo.<br />

Remigii confessoris anno M o CC o tercio.<br />

Tempore istius scabinatus facta est concordia inter dictum Henricum primum et<br />

Theodericum, comitem Hollandie, sic videlicet quod Dordrecht et alie ville circumiacentes<br />

in feodum teneri debent a duce Brabantie et quod homines ducis in<br />

terra comitis Hollandie transire debent per terram et aquas cum theolonio suo<br />

iure quo theolonia in presencia sue institutionis fuerunt instituta; prout in litteris<br />

incipientibus: `In nomine sancte et individue Trinitatis' et comprehensis ad signum<br />

(½5) et folioVII.<br />

Ten tyde <strong>van</strong> desen scepenstoel heeft die voirs. stat <strong>van</strong> Den Bosch vercregen die<br />

voirs. vryheit <strong>van</strong> den voirs. toll slantz <strong>van</strong> Gelre nae inhoude der voirs. brieven. /<br />

1 In margine nota.<br />

2 Vertaling: ten tijde <strong>van</strong> Hendrik I, stichter <strong>van</strong> de stad 's-Hertogenbosch.<br />

3 Vertaling: de namen <strong>van</strong> schepenen <strong>van</strong> de nieuwe gemeenschap bij het bos, die's-Hertogenboschgenoemd<br />

wordt, volgen, beginnend in hetjaar 1200, inwelkjaar's-Hertogenbosch nog<br />

niet lang bestond, en aldus:<br />

4 In margine nota; vertaling: in dit schepenjaar begon de orde <strong>van</strong> de predikheren.<br />

36


fol. 43 r<br />

fol. 43 v<br />

fol. 44 r<br />

fol. 44 v<br />

fol. 45 r<br />

ten tyde <strong>van</strong> den iersten hertoge henrick voirs. 1<br />

Remigii confessoris anno M o CC o quarto fuerunt scabini hii.<br />

Filie ducis possunt succedere 2<br />

Tempore iamdicti scabinatus Philippus secundus Romanorum rex in quodam<br />

previlegio inter cetera inibi continenta regia sua auctoritate Henrico primo illius<br />

nominis illustri duci Lotharingie, Brabantie concessit quod ¢lie sue, si masculinum<br />

heredem non habuerit, in feodis suis libere ei tamquam masculi succedant;<br />

quodquidem previlegium comprehenditur ad signum (½6) et folioVI.<br />

Remigii confessoris anno M o CC o quinto fuerunt scabini. /<br />

Remigii confessoris anno M o CC o sexto fuerunt scabini in Buscoducis.<br />

Remigii confessoris anno M o CC o septimo.<br />

Remigii confessoris anno M o CC o octavo. /<br />

Remigii confessoris anno M o CC o nono: Alardus de Keent, Arnoldus Poeldonck.<br />

Remigii confessoris anno M o CC o decimo.<br />

Tempore istius scabinatus incepit ordo fratrum minorum. 3<br />

Remigii confessoris anno M o CC o undecimo. /<br />

Remigii confessoris anno M o CC o XII o fuerunt scabini in Buscoducis.<br />

Tempore dicti scabinatus die voirs. Henric dierste <strong>van</strong> dien name, hertoge <strong>van</strong><br />

Lothryck, <strong>van</strong> Brabant, etc., in zynen XXVIII en iaer zyns hertoichdoms op Ascensiendach<br />

wan hy Ludick dair groete dootslaigen gescieden ende veriaechden<br />

den bisscop, genoempt Huge.<br />

Remigii confessoris anno M o CC o XIII o ./<br />

Ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel hertoge Henrick voirs. destrueerden die stat<br />

<strong>van</strong> Tongeren, mar int wederkeren die voirs. bisscop ende greve Lodewyc <strong>van</strong><br />

Loen laeghden hem tusschen Montenaken ende Landen opt velt te Sepz ende<br />

sloegen hem a¡ vele volcx. In den scepenstoel voirs. ende in diere tyt was coninc<br />

Philips <strong>van</strong> Vrancryc die tweeste, die Sinte-Lodewycs des conincx oudersvader<br />

was, die beriep tot Zoysson enen groeten raet <strong>van</strong> edelen mannen, dair hertoige<br />

Henric voirs. oec by was. Die voirs. coninc Philips ga¡ aldair den voirscreven hertoich<br />

Henricken, want zyn ierste vrouwe doot was, zyn dochter ten huwelic die<br />

hyet Maria, daeraen hy wan een dochter die naemaels waert grevinne <strong>van</strong> Cleue.<br />

Remigii confessoris anno M o CC o XIIII. /<br />

1 Herhaald zonder voirs. tot en met fol. 48 r .<br />

2 Vertaling: dochters <strong>van</strong> de hertog kunnen opvolgen.<br />

3 In margine nota; vertaling: in dit schepenjaar begon de orde <strong>van</strong> de minderbroeders.<br />

37<br />

1214-1215


fol. 45 v<br />

fol. 46 r<br />

fol. 46 v<br />

fol. 47 r<br />

fol. 47 v<br />

fol. 48 r<br />

fol. 48 v<br />

1215-1216<br />

Ten tyde <strong>van</strong> desen voirscr. scepenstoel quam die voirs. keyser Otto dieVierde tot<br />

Maestricht, dair hy nam ten huwelic die bovengenoempden Marie, dochter hertoige<br />

Henricx ende Mechtelts voirs.<br />

Remigii confessoris anno M o CC o XV scabini in Buscoducis fuerunt.<br />

Remigii confessoris anno M o CC o XVI to ./<br />

Remigii confessoris anno M o CC o XVII o .<br />

Remigii confessoris anno M o CC o XVIII o .<br />

Remigii confessoris anno M o CC o XIX o ./<br />

Remigii confessoris anno M o CC o XX o fuerunt scabini hii.<br />

Ten tyde <strong>van</strong> den scepenstoel voirs. began die oirdene <strong>van</strong> den carmeliten.<br />

Remigii confessoris anno M o CC o XXI o .<br />

Remigii confessoris anno M o CC o XXII o ./<br />

Remigii confessoris anno M o CC o XXIII o .<br />

Remigii confessoris anno M o CC o XXIIII to .<br />

Remigii confessoris anno M o CC o XXV to ./<br />

Remigii confessoris anno M o CC o XXVI to .<br />

In desen tyden leefden Sinte-Elisabeth, lantgrevinne <strong>van</strong> Doeringen ende dochter<br />

des conincx <strong>van</strong> Hongarien.<br />

Remigii confessoris anno M o CC o XXVII o .<br />

Oeck leefden in desen tyden Sinte-Lodewyc, coninc <strong>van</strong>Vrancryc, ende Sinte-Lodewyc,<br />

mynrebrueder, bisscop <strong>van</strong>Tholosen.<br />

Remigii confessoris anno M o CC o XXVIII o ./<br />

Remigii confessoris anno M o CC o XXIX o .<br />

Remigii confessoris anno M o CC o XXX o .<br />

Remigii confessoris anno M o CC o XXXI o ./<br />

teser tyt sterff dierste hertoich henrick<br />

Remigii confessoris anno M o CC o XXXII o .<br />

In scabinatu infrascripto Henricus, Romanorum rex, ad instantem postulationem<br />

Henrici, maioris ¢lii illustris viri Henrici, ducis Lotharingie, Brabantie, universos<br />

homines de nova civitate apud silvam a theoloniis suis in Reno<br />

imperpetuum absolvit; prout in litteris contentis folio IX.<br />

Remigii confessoris anno M o CC o XXXIII o .<br />

In desen tyden leefden paeus Innocencius die Dorde, die zeer oirbairlic was der<br />

Heiliger Kercken.<br />

38


fol. 49 r<br />

fol. 49 v<br />

fol. 50 r<br />

fol. 50 v<br />

Remigii confessoris anno M o CC o XXXIIII o ./<br />

teser tyt began die tweeste hertoich henric regneren<br />

Remigii confessoris anno M o CC o XXXV to .<br />

Ten tyde <strong>van</strong> desen scepenstoel soe ster¡ die voirscreven Henrick dierste <strong>van</strong> dien<br />

name, hertoich <strong>van</strong> Lothryc, Brabant, etc. Ende doen had hii XLVIII iaren geweest<br />

hertoich ende hy wairt begraven tot Loeuen int Sinte-<strong>Peter</strong>skercke. Int<br />

voirs. iair nae dode des voirs. Henricx dierste <strong>van</strong> dien name, soe wairt hertoich<br />

<strong>van</strong> Lothryc ende Brabant Henrick die tweeste <strong>van</strong> dien name, ziin zoen bovengenoempt,<br />

die men hyet die Groetmoedige.<br />

Remigii confessoris anno M o CC o XXXVI to ./<br />

ten tyde <strong>van</strong> den tweesten hertoich henrick 1<br />

Henrick voirs. die tweeste <strong>van</strong> dien name, hertoge <strong>van</strong> Lothryck ende Brabant,<br />

nam te huwelic Marie, dochter <strong>van</strong> coninc Philips, Roemsch Coninc, die zoen<br />

was <strong>van</strong> den iersten keyser Frederic. Hy wan dairaen: eenen zoen, die hyet Henrick,<br />

die wairt nae zynen vader hertoich; hy was die dorde Henric ende geheiten<br />

die Sachtmoedige; ende vier dochteren: Mechtelt, die nam te huwelic den greve<br />

<strong>van</strong> Artois ende Sympoel, brueder des coninx <strong>van</strong> Vrancryc; dairaf quam die<br />

vrome Robbert <strong>van</strong> Artois; Maria, die nam te huwelic den hertoich <strong>van</strong> Beyeren;<br />

Beatris, die nam te huwelic den lantgreve <strong>van</strong> Doeringen; Margriet, die wert nonne<br />

in dabdye sHertogendael, die hair vader stichten ende gaf dairtoe die grote<br />

tiende <strong>van</strong> Oueryssche. /<br />

Remigii confessoris anno M o CC o XXXVII o .<br />

Hertoge Henric die Tweeste voirs. hadde zwair oirloge tegens die Coelsche. Hy<br />

wan metter macht Daelhem met zynre toebehoirten.<br />

Remigii confessoris anno M o CC o XXXVIII o .<br />

In desen tyde leefden Sint-Thomas <strong>van</strong> Aquinen. Oeck leefden Aelbertus Magnus.<br />

Remigii confessoris anno M o CC o XXXIX o .<br />

Oeck in desen tyden leefden Bonauentura ende Alexander de Hales. /<br />

Remigii confessoris anno M o CC o XL o .<br />

Greve Willem <strong>van</strong> Hollant<br />

1240-1241<br />

In desen tyden wairt den voirs. hertoghe Henricken den Tweesten presenteert die<br />

keyserlycke croen <strong>van</strong> den paeus Innocentio den Vierden nae der doot <strong>van</strong> den<br />

sesten keyser Henrick. Mar hy weygerden die aen te verden ende hy promoveerden<br />

dairtoe zynre voirs. suster zoen, greve Willemen <strong>van</strong> Hollant, die coninc ge-<br />

1 Herhaald tot en met fol. 53 r .<br />

39


fol. 51 r<br />

fol. 51 v<br />

fol. 52 r<br />

fol. 52 v<br />

fol. 53 r<br />

1241-1242<br />

maect wairt. Mar eer hy keyser wairt, toech hy opteVriesen, dair hy wert verslaigen,<br />

dat greve Florys, zyn zoen, naemaels wraeck.<br />

Remigii confessoris anno M o CC o XLI o .<br />

Remigii confessoris anno M o CC o XLII o ./<br />

Hertoge Henrick die Tweeste voirs., nae zynre voirs. ierster huysvrouwen doot,<br />

trouden hy een edel bloeme die hyet Sophia, dochter <strong>van</strong> der voirscreven Sinte-<br />

Elisabeth, die zeer dueghdelic ende gotvresende wass, dairaen hii wan enen zoen,<br />

die hyet oick Henrick. Die wairt naemaels lantgreve <strong>van</strong> Doeringen.<br />

Remigii confessoris anno M o CC o XLIII o .<br />

Remigii confessoris anno M o CC o XLIIII to ./<br />

Remigii confessoris anno M o CC o XLV to scabini fuerunt hii.<br />

Omtrent deser tyt aennam die heilige Sinte-Lodewiic, coninc <strong>van</strong> Vrancryc, een<br />

cruysvairt ende track over tmeer opte ongelovige. Dese Sinte-Lodewiic, coninc<br />

<strong>van</strong>Vrancryck, was oeck<strong>van</strong> den geslachte des bovengenoempden groeten coninc<br />

Kaerls <strong>van</strong> zynre ouder moederwegen, der goeder coninginnen Elisabeth, die<br />

den tweesten coninc Philippus getrout hadde, die aen hair wan denVII en coninc<br />

Lodewyc, die alten kerstelycken ende heiligen coninc was. Ende hii hadde getrout<br />

Sinte-Blancke, dochter des conincx <strong>van</strong> Spaengien. Ende dairaen wan hy desen<br />

voirs. coninc Sinte-Lodewyc den Achsten ende oic Kaerlen, den greve <strong>van</strong> Angouwen,<br />

die wert coninc <strong>van</strong> Cecilien ende Napels ende die was vader <strong>van</strong> Sinte-<br />

Lodewyc, die mynrebrueder ende bisscop was. Dese coninc Sinte-Lodewiic nam<br />

te wive die edel bloeme Margriet, des greven dochter <strong>van</strong> Prouencien, dairby hy<br />

heylichlic leefden. /<br />

XII genoten<br />

Dese voirs. coninc Sinte-Lodewiic ordineerden ierst die XII genoten <strong>van</strong> Vrancryc<br />

omdatse in groten saken raet <strong>van</strong> der croenen zyn zouden, te wetene: sess<br />

geestelycke by namen: die eertsbisscop ende hertoich <strong>van</strong> Ryemen, die sal¡t den<br />

coninc metter olyen, genomen uuyter ampullen die uuyten hemel quam als Sinte-<br />

Remeys denvoirs. coninc Clodoueus doepten; die bisscop ende hertoich<strong>van</strong> Louwen,<br />

die dreeght die ampulle; diebisscop ende hertoich<strong>van</strong> Langre, die dreegt des<br />

conincx ceptre; diebisscop ende greve Beauays, die dreegt des conincx wapenroc;<br />

die bisscop ende greve <strong>van</strong> Chalon in Champanien, die dreegt des conincx signet;<br />

die bisscop ende greve <strong>van</strong> Noyon, die dreegt des conincx gordel; / ende die sess<br />

werlycke genoten: die hertoge <strong>van</strong> Bourgoindien, die dreegt die coninclike croen<br />

ende hy gort den coninc zyn zwert; die hertoge <strong>van</strong> Normandien, die dreegt des<br />

conincx ierste banier; die hertoge <strong>van</strong> Aquitanien, dats <strong>van</strong> Gwiennen ende Gasconien,<br />

die dreegt des conincx tweeste banier; die greve <strong>van</strong> Vlaenderen, die<br />

dreegt des conincx zwert; die greve <strong>van</strong> Champanien, die dreegt des coninx standart;<br />

die greve <strong>van</strong>Tholousen, die dreegt des conincx gulden spoeren.<br />

In zynre tyt oeck wairt by den vierden paeus Vrbanus ingestelt die gloriose feeste<br />

<strong>van</strong> den eerwerdigen Heiligen Sacrament metten a£aten. /Sinte-Lodewyc coninc<br />

40


fol. 53 v<br />

fol. 54 r<br />

fol. 54 v<br />

voirs. ster¡ int iair M CC LXX ende liet after enen soen, Philips, die wert coninc<br />

nae zynen vader.<br />

Remigii confessoris anno M o CC o LXVI o .<br />

Remigii confessoris anno M o CC o LXVII o .<br />

Ten tyde <strong>van</strong> desen scepenstoel soe ster¡ hertoge Henric dieTweeste voirs. ende hy<br />

wert begraven int cloester teVileer. /<br />

tentyde<strong>van</strong>dendordenhertoichhenricken 1<br />

Hertoge Henrick die dorde <strong>van</strong> dien name voirs., wart hertoge terstont nae die<br />

doot des voirs. hertoige Henricx des tweeste <strong>van</strong> dien name.<br />

Waeromme Lothryck voir geset wordt<br />

Hy scree¡ hem altyt hertoge <strong>van</strong> Lothryc ende Brabant. Hy setten Lothryc voir<br />

om deswill dat Lothryck een eertshertoichdom is ende zynen name heeft <strong>van</strong><br />

den grooten coninc Lotharys <strong>van</strong> Vrancryc. Nochtans is thertoichdom <strong>van</strong> Brabant<br />

vele ouder.<br />

Remigii confessoris anno M o CC o XLVIII o .<br />

Remigii confessoris anno M o CC o XLIX o ./<br />

Henrick die Dorde voirs., die men hyet die sachtmoedige hertoige, hy trouden ten<br />

wive Aleyten, dochter des hertoigen <strong>van</strong> Bourgoindien, dairaen hy wan:<br />

drie zoenen, by namen: Henricken, die was onbeset <strong>van</strong> synnen ende onbequaem<br />

dlant te regneren, ende by onderwys <strong>van</strong> den heren <strong>van</strong> den lant ende des heren<br />

<strong>van</strong> Mechlen, geheiten die grote Barthout, die nae die doot hertoich Henrix des<br />

Dorden geheel raet was <strong>van</strong> vrouwe Aleiten, bega¡ hy hem in een abdye in Bourgoindien;<br />

Iannen, die wairt int achste iair nae zyns vaders doot hertoich <strong>van</strong> Brabant<br />

ende hy was dierste hertoich Ian; Godeuarden, die had voir zyn gedeelt in<br />

Brabant Aerschot, Bierbeeck, Sichenem ende Sint-Aechten-Rode; hy creech een<br />

edell vrouwe, dairmede hygecreech dlant <strong>van</strong>Vierson; hy wan dairaen enen zoen,<br />

geheiten Ian, ende twe dochteren; dese edel Godeuart ende Ian, zyn zoen, worden<br />

nae- / maels verslagen in den vreeslycken strydt <strong>van</strong> Cortryc, dair vele edele bleven.<br />

Dafcoempst der heren <strong>van</strong> Croy<br />

1249-1250<br />

Syn outste dochter ga¡ hy ten huwelic den greve <strong>van</strong> Harcourt ende ga¡er mede<br />

dlant <strong>van</strong> Aerschot ende Bierbeecke; <strong>van</strong> hair als <strong>van</strong> der eenre zyden is gecomen<br />

die heer <strong>van</strong> Croy, nu int iair XV C ende dartien levende; ende zyn ander dochter<br />

trouden den greve <strong>van</strong> Loen ende ga¡er mede dlant <strong>van</strong> Sichenem ende Sint-<br />

Aeghten-Rode; ende hy gewan aen hair een dochter die naemaels trouden den<br />

greve <strong>van</strong> Guylic;<br />

1 Herhaald tot en met fol. 56 r .<br />

41


fol. 55 r<br />

fol. 55 v<br />

fol. 56 r<br />

fol. 56 v<br />

1250-1251<br />

ende een dochter Marie, die wairt coningin <strong>van</strong>Vrancryck, want zy trouden den<br />

dorden coninc Philips voirs., Sinte-Lodewycs soen, naedat zyn ierste vrouwe<br />

doot was, ende hy had <strong>van</strong> deser vrouwen enen zoen, geheiten Lodewyc, greve<br />

<strong>van</strong> Eureux.<br />

Remigii confessoris anno M o CC o L o .<br />

Tempore istius scabinatus incepit ordo heremitarum beati Augustini. 1 Tempore<br />

iamdicti scabinatus in ianuario composicio quedam facta est inter Iohannem,<br />

dominum de Huesden, /et opidum de Buscoducis inter cetera quod omnia bona<br />

opidanorum de Busco per dominium domini de Huesden transeuncia, sic 2 in terris,<br />

sic 2 in aquis, de theolonio libera erunt. Preterea, si contingat, quod aliquis<br />

opidanus aliena bona transvexerit et inde convictus fuerit, domicilium domus<br />

sue confringetur et per annum o¤cio suo carebit et super domo de Huesden iure<br />

debito, si comprehendi poterit, tenebitur ad emendam. Insuper si a domino de<br />

Huesden ex una parte et opidanis de Busco ex altera hec condicio, quod absit, neglecta<br />

fuerit, post septem dies monitione prehabita tenebitur emendari, interim<br />

etiam non erit calumpniatum; prout in litteris 3 ad signum (½7) et folio X.<br />

Remigii confessoris anno M o CC o LI o .<br />

Remigii confessoris anno M o CC o LII o ./<br />

Remigii confessoris anno M o CC o LIII o scabini fuerunt hii.<br />

Remigii confessoris anno M o CC o LIIII to .<br />

Remigii confessoris anno M o CC o LV to ./<br />

Remigii confessoris anno M o CC o LVI to .<br />

Remigii confessoris anno M o CC o LVII o : Makarius, Iohannes dictus Pape, Egidius<br />

Knode, Godescalcus de Hynden, Iohannes de Neysel, Nycholaus Fermentatoris,<br />

Ludingus.<br />

Remigii confessoris anno M o CC o LVIII o ./<br />

Remigii confessoris anno M o CC o LIX o .<br />

Remigii confessoris anno M o CC o LX o .<br />

Fundacie <strong>van</strong> den predicaren te Loeuen<br />

Ten tyde <strong>van</strong> den voirscreven scepenstoel soe ster¡ hertoge Henrick die Dorde<br />

voirs. als hy XIII iaren regneert hadde ende hy wairt begraven te Loeuen indt<br />

cloester <strong>van</strong> den predicaren, dwelcke hii gesticht ende fundeert hadde. /<br />

1<br />

Vertaling: in dit schepenjaar begon de orde <strong>van</strong> de heremieten <strong>van</strong> de heilige Augustinus.<br />

2<br />

Aldus hs., lees sit.<br />

3<br />

Hierna inferius insertis doorgestreept.<br />

42


fol. 57 r<br />

fol. 57 v<br />

fol. 58 r<br />

fol. 58 v<br />

fol. 59 r<br />

hiernae begonst te regeren dierste hertoige ian, zoen<br />

<strong>van</strong> den dorden hertoich henrick<br />

Remigii confessoris anno M o CC o LXI o .<br />

Omtrent deser tyt hyelt paeus Gregorius die X te dat consilie te Lyons inVrancryc.<br />

Dair waren CCCCC bisscoppen, LX abten ende andere prelaten omtrent M.<br />

Dair quamen oec Griecken endeTartaren.<br />

Nae die doot <strong>van</strong> den voirs. hertoge Henricken den Dorden leefden vrouwe Aleyt<br />

voirs. langen tyt, wyslyc dat lant regerende, want al hair kynderen ionckwaren. Sy<br />

ster¡ int iair M CC o LXXXIII ende wairt begraven int cloester <strong>van</strong> den predicarenvoirs.<br />

Syhad groete conversacie metten heiligen man Sinte-Thomas <strong>van</strong> Aquinen,<br />

doen levende ende tot Parys woenende, ende als zy ennige twivelachtige<br />

saken in hare consciencien hadde, soe scree¡ zy aen hem om raet ende hy scree¡<br />

hair weder mintlike antwoerde.<br />

Remigii confessoris anno M o CC o LXII o ./<br />

tesertytbeganregnerendierstehertogeian<br />

Remigii confessoris anno M o CC o LXIII o scabini fuerunt.<br />

Remigii confessoris anno M o CC o LXIIII o .<br />

Remigii confessoris anno M o CC o LXV to ./<br />

Remigii confessoris anno M o CC o LXVI o .<br />

Remigii confessoris anno M o CC o LXVII o .<br />

Remigii confessoris anno M o CC o LXVIII o ./<br />

tentyde<strong>van</strong>denierstenhertoichian 1<br />

Ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel als int iair M CC LXVIII soe is Ian voirs., dierste<br />

<strong>van</strong> dien name, zoen <strong>van</strong> den voirs. hertoich Henricken den Dorden, int achste<br />

iair nae dode zyns vaders voirs. worden hertoich <strong>van</strong> Lothryc ende <strong>van</strong> Brabant<br />

ende oic voegt <strong>van</strong> Aken. Hii trouden vrouwe Margrieten, dochter des voirs. conincx<br />

Philips <strong>van</strong> Vrancryc. Ende coninc Philips voirs. hadde zyn suster te wive<br />

als voirs. is. Margriet voirs. ster¡ in den arbeit <strong>van</strong> kinde ende dkinde mede.<br />

Remigii confessoris anno M o CC o LXIX o ./<br />

1269-1270<br />

Nae dode <strong>van</strong> vrouwe Margrieten voirs. soe trouden die voirs. ierste Ian die dochter<br />

<strong>van</strong> greve Gwydo <strong>van</strong> Vlaenderen, dairaen hy wan twee zoenen, by namen:<br />

Ian, die wairt hertoich nae dode zyns vaders ende hy was die tweeste Ian; Godeuairt,<br />

die ster¡ ionck wesende; ende twee dochteren, by namen: Margriet, die<br />

1 Herhaald tot en met fol. 68 r .<br />

43


fol. 59 v<br />

fol. 60 r<br />

fol. 60 v<br />

1270-1271<br />

wairt naemaels keyserinne, want zy trouden int iaer M CC XCII greve Henricken<br />

<strong>van</strong> Lutzenborch, wiens vader doot blee¡ in den stryd voirWoeronck, welke Henric<br />

naemaels wert keyser ende men hyeten die goede keyser Henrick; Marie, die<br />

wairt grevinne <strong>van</strong> Sauoyen.<br />

Remigii confessoris anno M o CC o LXX o ./<br />

Remigii confessoris anno M o CC o LXXI o .<br />

Remigii confessoris anno M o CC o LXXII o .<br />

Remigii confessoris anno M o CC o LXXIII o ./<br />

Remigii confessoris anno M o CC o LXXIIII o .<br />

In den voirs. iair M CC LXXIIII soe heeft die ierste hertoich Ian voirs. dien <strong>van</strong><br />

Dordrecht verleent zeker vryheit <strong>van</strong> tol tot Lyt, prout in litteris incipientibus: `Iohannes,<br />

Dei gratia'et comprehensis folio CCCC LVII et ad signum (½8).<br />

Remigii confessoris anno M o CC o LXV to .<br />

Remigii confessoris anno M o CC o LXXVI to ./<br />

Remigii confessoris anno M o CC o LXXVII o .<br />

Dat dlant <strong>van</strong> Lymborch<br />

Omtrent deser tyt hadde die voirs. ierste hertoich Ian enen zwaren strydt te Woeronck,<br />

die toequam aldus ende oirspronck hadde: want als hertoge Henrick <strong>van</strong><br />

Lymborch was gestorven ende hertoge Ian voirs. wittelic afgecoft hadde Adolphen,<br />

greve <strong>van</strong> Den Berge, die des voirs. hertoge Henricx naeste erfgenaem wass,<br />

allen zyn recht dat hyhadde aen thertoichdom<strong>van</strong> Lymborchvoirs., soe track hertoich<br />

Ian voirs. int lant <strong>van</strong> Lymborch om dat te bescickene. Mar greve Reynout<br />

<strong>van</strong> Gelre, die des voirs. hertoich Henrix dochter hadde gehadt ende die sonder<br />

oir was gestorven, setten hem dairtegen, seggende dat hem als <strong>van</strong>wegen zynre<br />

voirs. vrouwen, die dochter was des voirs. hertoich Henrix, die tocht toebehoirden.<br />

Hertoge Ian voirs. seeghden neen, want greve Reynoutz vrouwe voirs. voir<br />

den voirs. hertoich Henricken, haren vader, weer gestorven. Ende alsoe socht<br />

greve Reynout <strong>van</strong> Gelre voirs. tegen den voirs. hertoich Iannen al omme hulpe.<br />

Ende hy creech te hulpen den eertsbisscop <strong>van</strong> Coelen, greve Henricken <strong>van</strong> Lutcemborch,<br />

hereWalrauen, zynen brueder, ende herenWalrauen <strong>van</strong>Valkenborch,<br />

die all tegen hertoich Iannenvoirs. zwoeren hem te hynderen. dWelckdie hertoich<br />

voirs. vernemende, track hy in den lande <strong>van</strong> den eertsbisscop ende <strong>van</strong> den greve<br />

<strong>van</strong> Lutzemborch voirs., dair hy grote scaide dede, verdestruerende des bisscoppen<br />

lant. Hy toech metter macht opten Ryn ende dede zyn pert drincken in den<br />

Ryn. 1 Ende omtrent Bonne dede hyallen die wyngarden uuytsnyden. Dairnae, ter<br />

begerten ende beeden des greve <strong>van</strong> Den Berge ende der edele <strong>van</strong> Coelen, beleeghden<br />

hy metten voirs. Godeuarden <strong>van</strong> Vierson, zynen brueder, tcasteel <strong>van</strong><br />

Woeronck, dat een roe¡huys was. Ende dairvoir liggende ten tyde <strong>van</strong> den voirs.<br />

1 In margine nota.<br />

44


fol. 61 r<br />

fol. 61 v<br />

fol. 62 r<br />

scepenstoel <strong>van</strong> LXXVII, quamen die voirs. eertsbisscop <strong>van</strong> Colen met vele edelen<br />

uuyt Ouerlant, met greve Reynout <strong>van</strong> Gelre, metten greve <strong>van</strong> Lutsenborch,<br />

den heer <strong>van</strong>Valkenborch ende meynden hertoich Iannen voirs. aldair te overvallen.<br />

Hy trac met zynen heir hen tegen, alsoe datter quam tot enen strydt dair hertoich<br />

Ian te boven ginck ende dair doot bleven die voirs. greve <strong>van</strong> Lutzenborch<br />

met zynen drie bruederen ende met wel M ridderen. Dair worden ge<strong>van</strong>gen die<br />

voirs. eertsbisscop, die greve <strong>van</strong> Nassou, heer Walrauen <strong>van</strong> Valkenborch ende<br />

vele meer andere heren. /Ende die strydt gedaen wesende trac hy weder voirWoeronckvoirs.<br />

ende destrueerden dat in den gront.<br />

Remigii confessoris anno M o CC o LXXVIII:Wellinus ¢lius Egidii dicti Knoede,<br />

Godescalcus de Bladel.<br />

Aengaet den Groeten Gasthuys<br />

1280-1281<br />

Ten tyde <strong>van</strong> desen voirs. scepenstoel soe heeft heer Ian, bisscop <strong>van</strong> Ludick, onder<br />

zynre genaden brieven ingestelt den regule der nonnen ende bruederen <strong>van</strong><br />

den Groeten Gasthuys bynnen der stat <strong>van</strong> sHertogenbosch ende onder meer<br />

dairinne ordineert:<br />

dat zoe wat ziecke int voirs. gasthuys coempt, ten iersten sal men Gode genoch<br />

doen met biechten den priester ende voirtaen zynen naesten dien hy mesdaen<br />

heeft, nae synder macht genade heysschen;<br />

ende zyn goet oft hy ennich heeft onder getuge datselve den gasthuys bevelen datselve<br />

alinge weder te hebbene oft hy geneest;<br />

ende oft hy, staende perikel des dootz, diezelve alle tsyn dair nyet laten en wille,<br />

zoe sal men dairaf nemen den cost / ende <strong>van</strong> dien dat dair overloept, mach hii<br />

zyn testament maken; ende sterft hy sonder testament te makene, allen zyn goet<br />

dan sall comen tot behoe¡ den armen des huys voirs.;<br />

item oftyemandt <strong>van</strong> den ziecken sunderlinge ziect toequame oft heytte ende eens<br />

meesters behoefde ende nyet en hedde den meester te geven, zoe zall tloen des<br />

meesters <strong>van</strong> der meesterssen des gasthuys gegeven worden, alsoe verre zy mach;<br />

item die werlycke gueden des gasthuys voirs. zullen werden gehanteert met raide<br />

vier mannen <strong>van</strong>wegen des bisscops ende by consent der scepenen ende der gesworen<br />

der stat <strong>van</strong> Den Bosch, dairtoe gecoren, diewelke den huyse voirs. trouwe<br />

doen zullen; <strong>van</strong> welken brieven voirs. dbeginsel luydt aldus: `In den name der<br />

heiliger Drieuoldicheit'ende is begrepen folio XI ad signum tale (½9).<br />

Remigii confessoris anno M o CC o LXXIX o : Henricus de Neynsel, Amelius de<br />

Bucstel. /<br />

Remigii confessoris anno M o CC o LXXX o .<br />

Omtrent deser tyt tot Sinte-Quintyns in Vermendoys vergaderden die bovengenoemde<br />

coninc Philips <strong>van</strong>Vrancryc ende hertoge Ian dIerste voirs., daerse tsamen<br />

feestelic hoveerden. Ende int sceyden vraeghden hem die coninc wye den<br />

anderen die sceydelmaeltyt geven zoude, dairop hertoge Ian antwoerden: die<br />

zyn spyse ierst gereet hedde; dwelc die coninc consenteerden. Mar hy dede verbyeden<br />

dat men des hertogen lyeden noch hout noch colen vercopen en zoude<br />

omme alsoe metten hertoich te boerden. dWelc die hertoich verstaende dede hy<br />

45


fol. 62 v<br />

fol. 63 r<br />

1281-1282<br />

coepen allen die plattelen, nappen ende scotelen die hy crigen conde, ende dairmede<br />

wairt zyn spyse gecooct ende alreierst gereet.<br />

Remigii confessoris anno M o CC o LXXXI o : Wellinus ¢lius Egidii Knoede, Iohannes<br />

Coman. /<br />

Remigii confessoris anno M o CC o LXXXII.<br />

Remigii confessoris anno M o CC o LXXXIII o .<br />

Ten tyde <strong>van</strong> desen scepenstoel ster¡ vrouwe Aleyt voirs.<br />

Dese naevolgende carthe accordeert metter carthen, beginnende: `In den name<br />

der herleiger 1 ende ongesceyden Drievoldicheit', verleent by den dorden hertoich<br />

Ian.<br />

Tempore iamdicti scabinatus feria secunda ante festum Puri¢cationis Beate MarieVirginis<br />

supradictus Iohannes, primus illius nominis, dux Lottharingie et Brabantie,<br />

univer- /sitati burgensium de Buscoducis concessit subsequentia:<br />

Die vryheit <strong>van</strong> tol in Brabant<br />

in primis ipsos burgenses de Buscoducis ab omni theolonio ubicumque in sua potestate<br />

tam per aquas quam per terras liberavit ac liberos penitus et absolutos esse<br />

voluit imperpetuum;<br />

item eisdem adhuc concessit si alicui quidquam adversus aliquem burgensem de<br />

Buscoducis displicuerit, idem nichil inde nisi iudicium scabinorum habere debet<br />

nec etiam ipse aliquid de hoc requiret aut sua posteritas;<br />

item si de circumiacentibus alicui burgensium aliquis iniuriam fecerit de bonis<br />

suis que burgensis iuste et sine querimonia possedit, villicus de Buscoducis hoc<br />

corrigere debet, etc.;<br />

Aengaet die poirtscap<br />

item porte et ingressus opidi de Buscoducis patebunt cuilibet et burgensis ¢eri poterit<br />

quilibet, etc., dandovidelicet iudici quatuor denarios, preconi unum denarium et<br />

sculteto unum denarium; cuilibet opidano, si necesse habuerit, cedent XL ta dies in<br />

iulio, totidem in augusto ad messes colligendas et totidem ad seminandum in autumpno<br />

extra limina dicti opidi, etc.;<br />

Aengaet der bourgeren daginge<br />

cum aliquis opidanus in causam fuerit trahendus, debet citari per iudicem vel per<br />

preconem, venturus ad iudicium post duas ebdomadas a die citationis; sed opidanus<br />

citatus potest diem citationis anticipare et dictus modus citandi locum habet<br />

tantum in causa que vertitur inter opidanos; si autem extraneus opidanum traxerit<br />

in causam, iudex tenebitur ei iusticiam facere infra triduum; qui per testes se habet<br />

excusare in iudicio, ille habebit iuducias per duas ebdomadas;<br />

Aengaet tgetugenisse der bourgeren<br />

item tantum opidanus ferre poterittestimonium contra opidanum et simplex opidanus,<br />

ferens testimonium, iurare tenebitur; /<br />

1 Aldus hs., lees heiliger.<br />

46


fol. 63 v<br />

fol. 64 r<br />

Aengaet hoe scepenen tugen mogen<br />

scabinus vel iuratus dicti opidi potest ferre testimonium sine iuramento;<br />

1283-1284<br />

Hoe men dagen sal<br />

cum quis citatur de re pecuniali, debet citari per iudicem vel preconem in presentia<br />

duorum opidanorum et in citatione debet taxari summa pecunie; et si citatus die<br />

pre¢xa non comparuerit, conquerens tantum pecunie obtinuit quanta in citatione<br />

fuerit taxata; et citatus, quia non comparuit, debet iudici de banno tres solidos;<br />

item censuales alicuius domini spiritualis a nobis vel nostro sculteto ad iudicium<br />

citati fuerint, dominus eorum spiritualis poterit eos a iudice eripere, ita quod promittat<br />

certa ¢de se debere iuste iudicare;<br />

item cum aliquis super hereditate aliqua citatus ad iudicium prima die pre¢xa sibi<br />

a iudice non comparuerit, citandus est secundo, et si secundo non comparuerit,<br />

citabitur tercio, et si tunc non venerit, tenebitur satisfacere iudici de utroque excessu<br />

persolvendo ei duos solidos lo<strong>van</strong>ienses; si vero tercio non venerit, cadit citatus<br />

a causa et hereditas, super qua citatus est, ipsi abiudicabitur; si autem<br />

conquerens aliqua die non comparuerit de dictis tribus diebus citationis, cadit<br />

penitus a causa;<br />

Hoe men sal zweren<br />

qui debet iurare de re pecuniali, poterit cadere a causa et eam amittere si verbotenus<br />

male iuraverit vel contra modum iurandi venerit;<br />

Den peen <strong>van</strong> qualic te zweren<br />

qui iuraverit super hereditates in primo vel secundo iuramento, cadere non poterit;<br />

si autem tercio iurans debitum modum iurandi excesserit, cadit a causa et quotiens<br />

male iuraverit, tociens iudici duos solidos lo<strong>van</strong>ienses persolvet;<br />

Van den drie iairgedingen<br />

item in dicto opido tria placita annalia servabuntur, primum proxima feria tercia<br />

post Epiphaniam Domini, secundum proxima / feria secunda post octavas Pasche,<br />

tercium feria secunda post festum Nativitatis Baptiste et dicta placita sunt in ecclesia<br />

indicenda;<br />

Den brueck die yemanden quetsten<br />

si quis alium instrumento acuto vulneraverit et de hoc per scabinos convictus fuerit,<br />

decem talenta domino persolvet vel manu prevabitur; 1<br />

dOvervallen bynnen huyse<br />

si quis alium infra mansionem suam per se vel per alios occiderit, ipse cum suis<br />

complicibus, si per scabinos convicti fuerint, erunt in potestate domini;<br />

si quis aliquem infra mansionem suam vulneraverit, decem talenta et quilibet<br />

complicum suorum XL ta quinque solidos Lo<strong>van</strong>iensium domino persolvent, si<br />

per scabinos convicti fuerint;<br />

si is qui in propria mansione se defendendo aliquem occiderit, quatuor Lo<strong>van</strong>ienses<br />

denarios persolvet et per hoc dominus eum tenebitur tueri et reconsiliare et<br />

condere ¢rmam pacem;<br />

1 Aldus hs., lees privabitur.<br />

47


fol. 64 v<br />

1283-1284<br />

Ius talionis<br />

item si aliquis quassator per scabinos convictus fuerit, caput pro capite, oculum pro<br />

oculo et simile membrum pro simili membro de proprio membro tenebitur amittere;<br />

De crimine capitali<br />

qui super furto, incendio, rapina sive exhibitione veneni deprehensus fuerit et per<br />

scabinos convictus, capitalem debet inire sententiam; et si non convictus per scabinos<br />

sala manu iurando se ab 1 poterit excusare;<br />

De fure deprehenso<br />

qui furem in domo sua deprehenderit, poterit eum cum vicinis suis tenere et iudici<br />

presentare; si vero deprehensum fuerit, dimiserit et de hoc per scabinos convictus<br />

fuerit, id ad gratiam domini emendabit;<br />

De debitoribus ser<strong>van</strong>dis<br />

qui coram iudice super debitis convenitur et convincitur, iudex debet debitorem custodie<br />

preconi deputare per duas ebdomadas ser<strong>van</strong>dum et interim a precone pascendum;<br />

et post duas ebdomadas iudex tradet debitorem in potestate, cuius est<br />

debitor, ita quod ille debitorem suum pascet non vexando corpus ipsius donec secum<br />

componat, etc.; /<br />

Van bourge te stellen in recht<br />

si quis in iudicio coram iudice comparuerit, tenebitur iudici, si exigerit, quo ad ius<br />

suum ponere ¢deiussores; opidanus vero, si in iudicio conveniatur et aliquid iuris<br />

citra eum contigerit iudicem, poterit a iudicio recedere sine ¢deiussore, si tantum<br />

possideat quantum in valore iudici citra eum competit; si non tantum possideat, tenebitur<br />

prestare ¢deiussoriam cautionem;<br />

Van tegenseggen<br />

si quis in iudicio obloquitur scabinis vel sentenciam ipsorum, etc. iniuste et contumaciter<br />

contradixerit, tenebitur domino persolvere decem talenta et cuilibet scabinorum<br />

unum talentum;<br />

De percussis manu vel trusis pede<br />

si quis alium irato animo manu percusserit primo vel pede truserit et de hoc per<br />

scabinos convictus fuerit, solvet quindecim solidos, videlicet quinque domino,<br />

quinque leso et quinque opido; si vero is, qui percussus fuerit, percussorem incontinenti<br />

repercusserit sine e¡usione sanguinis vel membri quassatione, que vulgo<br />

leemde appellatur, nichil solvet; sed si repercussor primo sine e¡usione sanguinis<br />

vel quassatione membri percussus fuerit et alium repercusserit ad e¡usionem sanguinis<br />

vel quassationem membri, extunc repercussor solvet penam debitam, etc.;<br />

Dat die tepper <strong>van</strong> gedroncken bier hemselven aensweren mach. Oic <strong>van</strong><br />

wiin, mede, etc.<br />

si quis tabernam intraverit et vinum illic biberit et ille, si opidanus sit, facta computatione<br />

statim non solverit sed recesserit usque ad mane ante meridiem crastine diei<br />

1 Aldus hs., men verwacht hierna hoc.<br />

48


fol. 65 r<br />

fol. 65 v<br />

soluturus; si autem ante idem tempus non solverit et querimonia super hoc ad iudicem<br />

delata fuerit, debitor ille vinitori persolvet tres solidos Lo<strong>van</strong>ienses iudici et vinitori<br />

duos; si vero debitor debitum huiusmodi, quod de potu vinitori debet,<br />

negaverit, ipse vinitor debitum tale suo proprio iuramento a¤rmare poterit usque<br />

ad summam quinque solidorum Lo<strong>van</strong>iensium; idem ius erit si bibatur ad cervisiam<br />

vel medonem; /<br />

Altyt te moigen uuyten gelage te gaen ende te betalen<br />

si plures ad potum vini, cervisie vel medonis simul biberint et aliquis eorum prius<br />

aliis a potu recedere voluerit, quandocumque sibi placuerit recedere poterit, si partem<br />

que ipsum de potu tunc cum recedere voluerit, persolverit vinitori seu tabernario;<br />

De correctione false mensure<br />

qui de falsa mensura accusatus et convictus fuerit, tenebitur tres libras Lo<strong>van</strong>ienses<br />

iudici persolvere.<br />

Hier nae volgt int dese selve previlegie oft ennich<strong>van</strong> man oft wy¡ storve oft deen<br />

oft dander weder huwelic dede, hoe die gueden versterven zullen ende des dairaen<br />

cleeft; suecket int selver previlegie;<br />

Van den brueck die den richter tziin ontdreegt<br />

item qui aliquid iuris iudicem contingens violenter a iudicio detulerit et desuper per<br />

scabinos convictus fuerit, dabit quindecim talenta iudici pro satisfactione;<br />

Van den recht dat een bourger heeft als een vleeshouwer beesten coept<br />

si carnifex bovem, vaccam seu ovem a Martini usque Nativitatis Domini ad mactandum<br />

pro usu hominum emerit et opidanus superveniens huiusmodi animal ad<br />

proprium usum habere voluerit, si bos vel vacca fuerit, duos denarios, si porcus<br />

unum denarium, si ovis obulum dabit carni¢ci magis ex quo emerat et sic opidanus<br />

animal huiusmodi optinebit;<br />

Wat een bourger verliesen mach by zyn huysvrou comanscappende<br />

opidanus habens uxorem que piscare vel braxare solet, poterit per eandem panem<br />

iuxta plenitudinem unius fornacis amittere, sic etiam de cervisia, sic etiam de ¢lis<br />

laneis et lineis;<br />

De re furtiva<br />

item rem furtivam poterit verus possessor per testes iterum apprehendere et obtinere;<br />

De duello<br />

item quod nemo debet vocari ad duellum; /<br />

1283-1284<br />

De homicidio perpetrato<br />

si querimonia de homicidio perpetrato ¢at, reus homicidii ter quatuordecim et tribus<br />

diebus ante tribunal vocari debet et si non ad talem terminum comparaverit,<br />

diiudicabitur et pro prescripto reputabitur; si autem infra terminum huiusmodi<br />

quassator conductum requisierit a iudice nec obtinuerit, nequaquam diiudicari poterit;<br />

49


fol. 66 r<br />

1283-1284<br />

De testimonio contra burgensem<br />

extraneus contra burgensem nequaquam poterit testimonium perhibere;<br />

De femina oppressa<br />

si femina se vi oppressam seu stupro violatam a viro dixerit et de hoc querimonia<br />

fecerit sine ydoneis testibus, processum in querimonia habere non debet;<br />

De bonis titulo pigneris possessis<br />

si quis bona titulo pigneris sibi obligata possederit sine reclamatione per annum et<br />

amplius et quis eidem iniurietur super hiis, sola manu iurando a¤rmabit quidquam<br />

iuris habuerit in illis bonis;<br />

De expensis in iudicio factis<br />

si duo coram iudice vocati causam tractaverint, alter qui cadit a causa reliquo expensas<br />

solvere tenebitur, ita quod ille qui causam suam defensaverit ipsas expensas<br />

suo iuramento taxabit;<br />

De citandis opidanis<br />

preco burgensem non vocabit ad iudicium nisi ad domum suam coram duobus opidanis<br />

aut pluribus; ad consilium scabinorum nemo accedet nisi vocatus;<br />

De sentenciis scabinorum<br />

sentenciam scabini de Busco cum consilio aliorum scabinorum suorum factam et<br />

stabilitam nemo poterit cassare;<br />

De servicio burgensium<br />

burgenses de Busco non sunt obligati in servicio alicuius excepto domino; /si burgenses<br />

alicui in adiutorium processerint extra limina opidi, eodem die sole adhuc<br />

splendente revertentur ad idem opidum, nisi cum dominus cum ceteris universitatibus<br />

aliorum opidorum communiter iverit; tunc enim burgenses cum domino sicut<br />

relique universitates aliorum opidorum pro¢ciscentur;<br />

De oppresione femine alicuius<br />

qui super violacione alicuius femine competenti probatione in iudicio convictus<br />

fuerit, erit plectendus sentencia capitali; et si femina ab huiusmodi probatione defecerit,<br />

domino solvet decem talenta, que si solvere non poterit, per decem annos exterminabitur<br />

seu proscribetur ab opido de Busco;<br />

De possessione hereditatis per annum<br />

qui patrimoniumvel hereditatem alicuius mercatus fuerit et sub testimonium scabinorum<br />

sine reclamatione per annum et diem vel amplius possederit, nulli post dictum<br />

terminum, etiam si repetatur, desuper tenebitur respondere;<br />

De arrestatis sine licentia recedendis<br />

si arrestatus coram duobus opidanis in opido sine licentia iudicis ab opido recesserit<br />

et desuper convictus fuerit, XL ta quinque solidos solvet iudici;<br />

De testimonio conferendo super debito<br />

qui aliquem debito aliquo in iudicio conveniat et testes desuper ydoneos habeat, testes<br />

iuramento tenentur testimonium perhibere, sed actor non tenebitur iurare;<br />

50


fol. 66 v<br />

fol. 67 r<br />

fol. 67 v<br />

fol. 68 r<br />

De censu fundi solvendo<br />

quilibet opidanorum de Busco quolibet anno Martini de integra area XII denarios<br />

Colonienses et duos pullos, de dimidiaVI denarios et unum pullum domino solvere<br />

tenetur; scabinus vero scabino exeunte huiusmodi non solvet;<br />

De pascu scabinorum in placitis annalibus<br />

iudex opidi pascet scabinos ter in anno ad tria iudicia annalia predicta, et ter ad<br />

predictos terminos ipsis exhibebit maheriam;<br />

De libertate burgensium<br />

opidanus dicti opidi nulli debet esse servilis sed secundum iura opidi libertate fruetur;<br />

/<br />

Van hoetvairt te halen<br />

item burgenses de Busco ius opidi sui extra opidum suum non requirent; si vero sentencias<br />

requirere voluerint, eas requirent apud Louanium;<br />

Quod ¢lii sacerdotum et illegitimi non possunt testari<br />

item ¢lii sacerdotum vel alii non legitimo thoro procreati non poterunt perhibere<br />

testimonium in preiudicium bonorum vel vite alicuius opidani loci de Busco, etc.;<br />

prout premissa 1 in dicto previlegio lacius continentur, quodquidem previlegium<br />

comprehenditur folio XVII et ad signum (½10).<br />

Remigii confessoris anno M o CC o LXXXIIII to .<br />

Remigii confessoris anno M o CC o LXXXV to ./<br />

Remigii confessoris anno M o CC o LXXXVI to .<br />

Van Huesden<br />

Ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel toech die voirs. ierste hertoich Ian met groeter<br />

macht voir Huesden ende hy wan die borcht aldair ende besettense met volck.<br />

Ende <strong>van</strong>dair toech hy ne¡ens die Maze ende wan die borcht <strong>van</strong> Malrepas die<br />

hy destrueerden.<br />

Remigii confessoris anno M o CC o LXXXVII o .<br />

Remigii confessoris anno M o CC o LXXXVIII o ./<br />

Remigii confessoris anno M o CC o LXXXIX o .<br />

Remigii confessoris anno M o CC o XC mo .<br />

1293-1294<br />

Remigii confessoris anno M o CC o XC primo: Alardus de Keent, Arnoldus Poldonck.<br />

/<br />

Remigii confessoris anno M o CC o XCII o : Macharius de Gandauo, Arnoldus<br />

Rouer.<br />

Remigii confessoris anno M o CC o XCIII o : Wellinus ¢lius quondam Hille, Bartholdus<br />

de Hosdina.<br />

1 Hierna inferius doorgestreept.<br />

51


fol. 68 v<br />

fol. 69 r<br />

fol. 69 v<br />

1294-1295<br />

Remigii confessoris anno M o CC o XCIIII to : Wellinus ¢lius Egidii Cnode, Nycolaus<br />

de Megen,Thomas deVden. /<br />

Remigii confessoris anno M o CC o XCV to :Wellinus ¢lius quondam Hille, Henricus<br />

de Neynsel.<br />

nu sterf dierste hertoich ian<br />

Omtrent der tyt <strong>van</strong> desen scepenstoel soe trouden die greve <strong>van</strong> Baren des coninx<br />

dochter <strong>van</strong> Engelant, daer die voirs. ierste hertoich Ian ter brulochten was. Ende<br />

in een tornoyspel datt daer gehouden wairt, wairt die voirs. hertoich Ian in de<br />

muys <strong>van</strong> zynen arm geraect ende gequetst, daira¡ hy oudt wesende XLI iaren<br />

ster¡ ende wairt gebracht tot Bruessell ende begraven aldair ter mynrebruederen.<br />

Remigii confessoris anno M o CC o XCVI to ./<br />

teser tyt began te regneren die tweeste hertoich ian<br />

Nae dode <strong>van</strong> den voirscr. iersten hertoge Ian wairt hertoge <strong>van</strong> Brabant Ian<br />

voirs., ziin zoen, wesende die tweeste hertoge Ian. Dese voirs. tweeste hertoge<br />

Ian int ierste iair <strong>van</strong> zynen hertoichdom, als int voirs. iair M CC XCVI, track<br />

hii met heircracht voir Wassenberge ende belach dat langen tyt ende ten eynde<br />

creech hyt met all datter toebehoirden.<br />

ten tyde <strong>van</strong> den tweesten hertoich ian 1<br />

Remigii confessoris anno M o CC o XCVII o : Wellinus ¢lius Hille, Arnoldus de<br />

Waderle.<br />

Omtrent deser tyt began dat vreeslike oirloge <strong>van</strong> den vierden coninc Philips <strong>van</strong><br />

Vrancryc, geheiten die Schoen Philips, tegens die Vleminge. Ende hadde / oirspronck<br />

omdat greve Gwido <strong>van</strong>Vlaenderen een zyn dochter, geheiten Philippa,<br />

die de voirs. coninc uuyter fonten hadde geheven, tegens desselfs conincx wille<br />

geven woude des coninx zoen <strong>van</strong> Engelant, welke dochter die coninc <strong>van</strong>Vrancryc<br />

voirs. by hem hyelt om thuwelic te beletten. Ende mitsdien die greve den coninc<br />

<strong>van</strong> Vrancryc nyet en woude gehoirsam wesen, trac die coninc op<br />

Vlaenderen, destruerende vele lants aldair. Coninc Eduwart <strong>van</strong> Engelant voirs.<br />

quam den greve te hulpen, mar hy en const hem alsoe nyet gehelpen. Coninc Philips<br />

voirs. vingt den greve ende beyde zyn zoen ende stelden greve Iacoppen <strong>van</strong><br />

Sympol regent inVlaenderen, die deVleminge ongenadichlic regeerden.<br />

Remigii confessoris anno M o CC o XCVIII o .<br />

1 Herhaald <strong>van</strong>affol. 69 v tot en met fol. 73 r .<br />

52


fol. 70 r<br />

fol. 70 v<br />

fol. 71 r<br />

fol. 71 v<br />

De libra seu statera 1<br />

Tempore iamdicti scabinatus Iohannes, secundus illius nominis, dux Lotharingie,<br />

Brabantie et Lymburgie, / pro conservatione libre seu statere infra opidum<br />

de Buscoducis inter cetera contulit et ordinavit, videlicet in primis quod libripendes<br />

seu librarii eiusdem de quocius centum cestarum argenti cer. 2 plumarum recipient<br />

et habebunt tres antiquos Lo<strong>van</strong>ienses; et de qualibet magna libra lane,<br />

que continet et facit triginta sex libras unum antiquum Lo<strong>van</strong>iensem et sic de<br />

aliis; prout in litteris 3 comprehensis ad signum (½11) et folio C XXXVII.<br />

Remigii confessoris anno M o CC o XCIX o :Thomas deVden, Nycolaus de Megen.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o fuerunt scabini in Buscoducis sequentes:<br />

Walterus ¢lius quondam dicti Nenne, Lupardus Merger. 4<br />

Den coep <strong>van</strong> half Mechelen<br />

Int voirs. iair creech die voirs. tweeste hertoige Ian / by coepe <strong>van</strong> bisscop Huge<br />

<strong>van</strong> Ludick hal¡ Mechelen ende dander helfte behoerden heren Iannen Barthout,<br />

die de 5 te leen <strong>van</strong> denselven hertoghe Iannen hyelt.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o primo: Nycolaus de Ouden.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o secundo.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o tercio: Wellinus ¢lius Hille, Henricus de<br />

Zonne. /<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o quarto.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o quinto: Gerardus de Neysel, Arnoldus ¢lius<br />

Bartholdi.<br />

Van den dootslach des heren <strong>van</strong> Kuyck tot Hyntham gesciet<br />

1305-1306<br />

Tempore istius scabinatus seu anno iamdicto dictus Iohannes, secundus illius nominis,<br />

dux Lottharingie, Brabantie, etc., in certis suis litteris communitatem burgensium<br />

suorum de Buscoducis de et a certis suis forefactis, excessibus et delictis<br />

et a quodam homicidio cuiusdam domini de Kuyck per ipsos burgenses in quodam<br />

insultu et con£ictu inter ipsos burgenses ex una et homines seu adiutores ducis<br />

ex altera partibus, inter villam de Roesmalen et Hyntham iuxta Buscumducis<br />

commissis et perpetratis, occasione quinque milium et quingentarum / librarum<br />

loco emende absolvit;<br />

1 Vertaling: over het wegen.<br />

2 Men verwacht een accusatief. De betekenis is onduidelijk, zie ook: Camps, ONB, I-2, 692,<br />

nr. 576.<br />

3 Hierna inferius doorgestreept.<br />

4 Aldus hs., lees Niger.<br />

5 Aldus hs., lees mogelijk die.<br />

53


fol. 72 r<br />

fol. 72 v<br />

1305-1307<br />

Prius concessus ad imponendas assisias<br />

et concessit eidem communitati assisias imponere posse ad dictas libras solvendas<br />

destituitque inter cetera in dicto opido magistratum; prout in litteris incipientibus:<br />

`Nos Iohannes, Dei gratia Lotharingie, Brabantie', etc. et comprehensis ad signum<br />

tale (½12) ac folio XXII.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o sexto: Wolterus dictus Nenne, Nycolaus de<br />

Megen.<br />

Aengaet Lytt<br />

Tempore dicti scabinatus supradictus Iohannes, secundus illius nominis, dux,<br />

etc., in certis suis litteris mandavit illis de Lytt, de Littoyen et de Herwarden, quatenus<br />

sentencias eorum, quociens indiguerint, apud Buscum requirant et ad idem<br />

tamquam ad caput eorum pro iudicio habendo accedant, quia ut inibi quitquid<br />

iuris episcopus Leodiensis apud eos habebat progenitoribus ducis causa permutationis<br />

dederat; quequidem littere incipiunt: `Nos Iohannes, Dei gratia dux Lotharingie,<br />

Brabantie et Lymburgie', etc. et comprehenduntur 1 folio XXV et ad<br />

signum tale (½13). /<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o septimo.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o octavo: Arnoldus Dicbier, Arnoldus Poeldonck,ThomasValant,<br />

Iohannes Francke, Henrick<strong>van</strong> Neynsel.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o nono:Wellinus ¢lius quondam Hille, Iohannes<br />

Francke. /<br />

Van den heemael int Eygen<br />

Tempore iamdicti scabinatus supradictus Iohannes secundus concessit cartham<br />

di¤nitorie dicte des heemaels loci dicti <strong>van</strong> den Eygen. Et inibi loci predicti ordinavit<br />

septem iuratos di¤nitores, dictos heemraden, dans eisdem potestatem ut<br />

inibi, qui vero locus predictus infra palos etterminos inibi invulgari ideomate expressos<br />

et ut sequitur est situatus, videlicet: te beginnen <strong>van</strong> den dyck, geheiten<br />

den Hoofdyck, streckende <strong>van</strong> der sluysen by Gewanden gelegen, geheiten gemeyntlic<br />

ter Druthuoert, totten seven vierdelen lantz heren Geerlix <strong>van</strong> den<br />

Bosch, reyckende voirts totten gericht <strong>van</strong> Ge¡en ende totter stegen <strong>van</strong> Nulant,<br />

die leeght tusschen die voirs. seven vierdelen lantz ende den gericht <strong>van</strong> Ge¡en,<br />

<strong>van</strong> derselver stegen voirt boven die stege, geheiten Kepkens Donck, <strong>van</strong> der zyden<br />

voirt tot Ansems woeninge <strong>van</strong> Nulant totten dyc toe, geheiten Wolfsdyck,<br />

ende <strong>van</strong> dien dyc voirt tot heer Henricx woeninge <strong>van</strong> Nulant, des ridders, ende<br />

<strong>van</strong> derselver woeningen voirts totter kercken <strong>van</strong> Nulant, totter kercken <strong>van</strong><br />

Roesmalen ende <strong>van</strong> der kercken <strong>van</strong> Roesmalen voirt totter kercken <strong>van</strong> Orthen<br />

ende <strong>van</strong> der kercken <strong>van</strong> Orthen al totter Diesen; quequidem cartha comprehenditur<br />

folio XXV.<br />

1 Hierna inferius doorgestreept.<br />

54


fol. 73 r<br />

fol. 73 v<br />

fol. 74 r<br />

Oic <strong>van</strong> denselven hemael in dEygen<br />

Item nae derselver carthen volgt oic insereert dairnae een ander carthe <strong>van</strong> den<br />

daet M CCC XLVI, oick <strong>van</strong> den heemael <strong>van</strong> /den Eygen sprekende, ende dairinne<br />

onder meer isbegrepen dat <strong>van</strong> allen saken, behorende ter scouwen<strong>van</strong> allen<br />

gueden gelegen bynnen der vriheit der stat <strong>van</strong> Den Bosch endebynnen den scouwen<br />

<strong>van</strong> den heemael <strong>van</strong> den Eygen, zullen wesen <strong>van</strong> nu voirtaen emmermeer<br />

seven heemraiden; welke carthe begint: `Ian, by der gracien Goids', etc. ende is<br />

begrepen opten blade XXVIII.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o decimo: Nycolaus de Megen, Henricus de<br />

Sonne.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o XI o : Arnoldus Dicbier, IohannesVrancken. /<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o XII o : Wellinus ¢lius Hille, Arnoldus Poeldonc.<br />

dat die tweeste hertoich ian sterff<br />

Ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel ster¡ hertoich Ian dieTweeste voirs. terVueren<br />

<strong>van</strong> den steen ende hy waert begraven te Bruessel tot Sinter-Goedelen. Hii hadde<br />

te wive vrouwe Margrieten, dochter coninx Eduwarts <strong>van</strong> Engelant, die de sale ter<br />

Vueren dede maken. Hii wan dairaen enen zoen dien hii afterlyete, die geheiten<br />

was oick Ian. Die was die dorde Ian ende men hyeten Ian <strong>van</strong> Coudenberch. Hy<br />

was schoen, gracioes, zuet <strong>van</strong> synnen ende <strong>van</strong> sprake. Dese voirs. dorde Ian was<br />

mer XII iairen oudt als zyn vader voirs. ster¡. / Ende als dieselver tweeste hertoich<br />

Ian, zyn vader, noch leefden, zoe was een huwelic begrepen tusschen den<br />

voirs. dorden hertoge Iannen ende vrouwe Marie, dochter greve Lodewiicx <strong>van</strong><br />

Eureus, die des dorden coninx Philips <strong>van</strong>Vrancryc zoen was ende zynder tweester<br />

huysvrouwe, vrouwe Marie, dochter des yersten hertoge Ians <strong>van</strong> Brabant;<br />

soe datse malcanderen bestonden in den tweesten ende dorden graed, mitz welken,<br />

eert huwelic bequam, zoe most dat gescieden by dispensacien <strong>van</strong> den Stoel<br />

<strong>van</strong> Romen.<br />

tentyde<strong>van</strong>dendordenhertoichian 1<br />

1312-1313<br />

Die voirscr. dorde hertoich Ian, die men hyet Ian <strong>van</strong> Coudenberge, wairt nae<br />

zyns voirs. vaders doot hertoige <strong>van</strong> Brabant als int iair voirs. Ende int beginne<br />

<strong>van</strong> zynen hertoichdom worden die coepluyden uuyt Brabant alomme rasteert<br />

voir die sculden die zyn voirvaders mitz horen oirlogen ende die groete cabbas<br />

<strong>van</strong> hoeren heren sculdich waren gebleven. Ende by zynen consent betaelden die<br />

coepluyden die sculden ende ont¢ngen weder des hertoigen demaynen.<br />

1 Herhaald <strong>van</strong>af fol. 73 v tot en met fol. 101 r .<br />

55


fol. 74 v<br />

fol. 75 r<br />

1312-1313<br />

Cartha de Cortenberch 1<br />

Tempore iamdicti scabinatus dictus Iohannes, tercius illius nominis, dux Lotharingie,<br />

Brabantie, etc., concessit cartham nuncupatam die carthe <strong>van</strong> Cortenberge<br />

et inibi inter cetera voluit: 2 /<br />

Alleen bede te geven uuyt drie saken, etc.<br />

quod nec ipse nec sui successores ullo tempore futuro precariam aliquam recipiant,<br />

nisi ex causa milicie aut matrimonii aut captivitatis, etc.; et inibi adhuc:<br />

Dat men vonness geven sal nae uuytwysen der brieven<br />

dat hy houden sal zyn lant te witte ende te vonnesse ende vonnesse doen gelyc die<br />

brieve spreken diere op gemaect zyn;<br />

Dat men enen yegelycken recht sal doen nae zynrer statrecht<br />

item dat hy ende zyn nacomelingen die goede lieden houden ende handelen zal nae<br />

recht <strong>van</strong> elcker stat <strong>van</strong> allen dingen ende dairboven nyet werken noch laten werken;<br />

Van den regenten in Brabant<br />

item adhuc inibi habetur quod Brabantia admissione dicti domini ducis stabat sub<br />

gubernatione quatuor militum, trium proborum virorum de Louanio, trium de<br />

Bruxella, unius de Antwerpia, unius de Buscoducis, unius de Thienen et unius de<br />

Leeuwen.<br />

Dese hebben die cartthe <strong>van</strong> Corthenberge metten voirs. dorden hertoich Iannen<br />

bezegelt: greve Gerart <strong>van</strong> Guylic, greve Arnt <strong>van</strong> Loen, heer Reynout <strong>van</strong> Valkenborch<br />

ende <strong>van</strong> Monyoen, heer Florys Barthout, heer <strong>van</strong> Mechelen, heer Gerart,<br />

heer <strong>van</strong> Diest, borchgreve tAntwerpen, heer Raess, heer <strong>van</strong> Liedekercke<br />

ende Breda, heer Gerart, heer <strong>van</strong> Hoerne, heer Arnt, heer <strong>van</strong>Wesemael, mairscalc<br />

<strong>van</strong> Brabant, heer Arnt <strong>van</strong>Wesemael, heer <strong>van</strong> Bergen, Henric <strong>van</strong> Louene,<br />

Philips, greve <strong>van</strong>Vyanen, heer Philips <strong>van</strong>Vyanen, heer <strong>van</strong> Rumste,Wouter,<br />

heer <strong>van</strong> Edeghem, heer Henric Barthout, heer <strong>van</strong> Du¥e, <strong>van</strong> Gheel. /<br />

Dese hebben oic besegelt als voir: heer Goessen <strong>van</strong> Godsenhouen, heer Philips<br />

<strong>van</strong> Liedekercke, heer <strong>van</strong> Huluenhout, heer Ian Barthout, die men heet <strong>van</strong> Berlair,<br />

heer <strong>van</strong> Keerberge, heer Willem, heer <strong>van</strong> Craendonc, heer Henric Kemerlinc,<br />

heer <strong>van</strong> Heuerle, heer Ian, heer <strong>van</strong> Sembre¡e, heer Gerart <strong>van</strong> Quaecbeke,<br />

heer Goyart, zyn brueder, ridderen, heer Daniel <strong>van</strong> Boechout, heer Gerart, heer<br />

<strong>van</strong> Herlair, heer Raess <strong>van</strong> Grauen, ridderen, heer Meywe, heer <strong>van</strong> Wauere,<br />

heer Arnout <strong>van</strong> Helbede, heer Arnout Lombart <strong>van</strong> Yssche, heer Willem <strong>van</strong><br />

Bouter, heer Robbert <strong>van</strong> Glore, ridderen, heer Nycoel <strong>van</strong> Dorne, heer Geerlic<br />

<strong>van</strong> den Bosch, heer Henric <strong>van</strong> Meldert, heer Ian <strong>van</strong> Rasenhoue den ouden,<br />

heer Ian <strong>van</strong> Rasenhoue den iongen, heer Kaerle <strong>van</strong> der Riuiyeren, heer Ian<br />

<strong>van</strong> Ophem, heer Iacop <strong>van</strong> Gentinees, heer Ian, heer <strong>van</strong> Agimont ende <strong>van</strong><br />

1 Vertaling: het charter <strong>van</strong> Kortenberg.<br />

2 Vertaling: ten tijde <strong>van</strong> voornoemd schepenjaar heeft genoemde Jan III, hertog <strong>van</strong> Lotharingen,<br />

Brabant, etc. het charter <strong>van</strong> Kortenberg gegeven, waarin hij onder andere vastlegde:<br />

56


fol. 75 v<br />

fol. 76 r<br />

fol. 76 v<br />

Waelhem, Gerart, heer <strong>van</strong> Merbeys ende borchgreve <strong>van</strong> Bruessel, Gerart, heer<br />

<strong>van</strong> Ghete, Lodewyc <strong>van</strong> Lummele, voigt <strong>van</strong> Haspegouwe, heer <strong>van</strong> Chaumont.<br />

/<br />

Dese hebben oic besegelt: heerWillem, heer <strong>van</strong> Rotselair, Alart, heer <strong>van</strong> Rieue,<br />

Robbrecht <strong>van</strong> Assche, Gerart <strong>van</strong> der Aa, Reyner Bordon <strong>van</strong> Haley, heer Henric<br />

<strong>van</strong> Wanghe, ridder, Ian, heer <strong>van</strong> Kuyck, Arnout, heer <strong>van</strong> Crayengen, Ian<br />

<strong>van</strong> Hoesden, heer Goyart <strong>van</strong> den Bosch, ridder, heer Reyner <strong>van</strong> Borlammont,<br />

heer <strong>van</strong> der Bruyre, heer Ott <strong>van</strong> Kuyck, heer Arnt <strong>van</strong> Diest, heerThomas, zyn<br />

brueder, heer Arnt <strong>van</strong> Leefdale,Wouter <strong>van</strong> Berthem; quequidem cartha 1 comprehenditur<br />

folio XXX et ad signum (½14).<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o XIII o : Henricus de Aggere, Iohannes Dicbier<br />

iunior, Arnoldus Dicbier, Arnoldus Poeldonck.<br />

Teser tyt was heer Geerlaec <strong>van</strong> den Bosch, dairaf die Geerlixe brug den name<br />

heeft. / Ten tyde <strong>van</strong> den voirscr. scepenstoel ende int iair voirs. ster¡ die voirs.<br />

keyser Henrick, die zwager des voirs. ierstehertoge Ians, want hydesselfs hertoich<br />

Ians dochter hadde, geheiten Margriet, dairaen hy hadde gewonnen enen zoen,<br />

geheiten Ian, die wert coninc <strong>van</strong> Behem, die opruerden doirloge der XVI lantsheren<br />

tegen den voirs. dorden hertoich Ian, als nae bliict; <strong>van</strong> welken keyser Henricken<br />

men seegt dat hy ontfangende dat Heilige Sacrament vergeven wairt, etc.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o XIIII to .<br />

DieWalsche carthe<br />

1314-1315<br />

Ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe heeft die dorde hertoge Ian voirs. verleent<br />

een carthe die men heyt dieWalsche carthe, /ende dairinne by raide heren Lodewycs,<br />

zoen sconinx <strong>van</strong> Vrancryc, greve <strong>van</strong> Euereus, ende anderen <strong>van</strong> zynen<br />

rade geordineert:<br />

Oft yemand voir scout sheren gevaen wordt<br />

in den ierste, worde yemanden zyn goet genomen <strong>van</strong> zynre wegen, dat men dat <strong>van</strong><br />

zynen gereetsten goet lossen zal;<br />

Van penningen te slaen<br />

item dat men gheen penningen in Brabant en sal slaen, tenzy invryen steden ende by<br />

raide der steden in Brabant;<br />

Con¢rmacie der previlegien<br />

item oic con¢rmeert allen carthen ende letteren ende geloeften den steden, cloesteren<br />

ende den lande <strong>van</strong> Brabant verleent;<br />

Van den vorsteriien, etc.<br />

item dat men geen meyeryen, ondermeyeryen, voirsteryen en sal geven te lyve oft tot<br />

enen tyde;<br />

1 Hierna inferius doorgestreept.<br />

57


fol. 77 r<br />

fol. 77 v<br />

1315-1316<br />

Van den wegen<br />

item dat nyemand en sal moigen ontfaen gelt om wege te maken, hy en zalt dairaen<br />

leggen; welke carthe is begrepen nae opten blade XXXIIII.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o XV to : Arnoldus Dicbier, Arnoldus <strong>van</strong> Poeldonck,<br />

Iohannes Lysscop, Iohannes Dicbier iunior.<br />

In desen scepenstoel ten versueck <strong>van</strong> Dircken Roeuerss. waert gedaen en 1 beleydt<br />

<strong>van</strong> den heemraitscap <strong>van</strong> Empel ende <strong>van</strong> den recht der scepenenbrieven<br />

deser stat, folio C LX.<br />

Int iair voirs. zoe begonst te regenen in den meye / ende blee¡ regende omtrent<br />

een iair lanck, alzoe dat coren ende die vruchten all meest verdorven. Oeck begonst<br />

een grote duer tyt, nyet alleen int coren, mar in alrehande nootdorften, alsoe<br />

dat vele menschen storven <strong>van</strong> honger. Ende int naevolgende iair quam een<br />

grote sterfte.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o XVI to : Henricus de Zonne, Iohannes Dicbier,<br />

Petrus deVia Lapidea, Henricus de Aggere, Nycolaus de Megen.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o XVII o ./<br />

Nota dat Tyel Brabant was<br />

Item ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel stont op tegens den voirs. iongen hertoige<br />

Ian den Dorden heer Ott <strong>van</strong> Bueren, die int lant <strong>van</strong> Gelre woenden, overmits<br />

zekere vorwarden die hy seeghden hem <strong>van</strong> den hertoge nyet gehouden te wesen,<br />

etc., ende quam met gewapender hant voirTyell, dat doen den hertoich toebehoirden,<br />

dair die <strong>van</strong> bynnen tegens hem uuytquamen. In welken uuytcomen hy die<br />

versloech ende creech in die stat; dat hem nochtans saeftelic verginc, mitzdat hy<br />

hadde die bastartdochter <strong>van</strong> greveWillemen <strong>van</strong> Hollant, die de overdaet metten<br />

greve <strong>van</strong> Gelre tot Hoichstraten nederleeghden.<br />

Aengaet Huesden<br />

Ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe heeft greve Dirck <strong>van</strong> Cleue het herscap,<br />

toll ende alle alsulcken goet als gelegen is aen geen zyde der Ouder Mazen, gelyc<br />

die heer <strong>van</strong> Huesden ende Ian, zyn zoene, dat <strong>van</strong> zynen alderen houdende had<br />

geweest, overgegeven ende verlydt heren Gerarden, heer <strong>van</strong> Hoerne, <strong>van</strong> Altenaa,<br />

<strong>van</strong> Perewys, etc. ende <strong>van</strong> Herlair, ende Iannen <strong>van</strong> den Elshoute tot behoe¡<br />

sheren zoen<strong>van</strong> Hoesden onder condicie dat hy zoude betalenVI M ponden zwairterTornoysen,<br />

etc.; prout in litteris comprehensis folio CCCC XXI.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o XVIII o ./<br />

1 Aldus hs., lees enen.<br />

58


fol. 78 r<br />

fol. 78 v<br />

fol. 79 r<br />

Aengaet assysen te hoigen, dalde mueren af te breken ende die huysen<br />

af te breken<br />

Ten tyde <strong>van</strong> denvoirs. scepenstoel soe heeft die voirs. dorde hertoge Ian deser stat<br />

geoirloft hoir assysen te moegen hoigen, die stat te moigen vesten, die aude mueren<br />

afbreken ende ennige huysen hen lettende oic af te moigen breken ende by redenen<br />

die proprietarys dairaf te vergeldene; prout in quadam cartha<br />

comprehensa folio XXXVII.<br />

Belech voer Zittart<br />

Ten tyde oeck<strong>van</strong> den voirs. scepenstoel beleeghden die voirs. dorde hertoich Ian<br />

met groeter macht die stat <strong>van</strong> Zittart, toebehoerende heren Reynout <strong>van</strong>Valkenborch,<br />

die hy wan ende innecreech.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o XIX o : Iohannes ¢lius Haykini, Ghiselbertus<br />

Lysscap. /<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o XX o .<br />

Concernit pannicidas et pannos vendendos 1<br />

Tempore dicti scabinatus scabini, iurati et consules opidi de Buscoducis inter 2<br />

statuerunt quod nullus burgensium dicti opidi et extraneorum quorumcumque<br />

infra ambitum loci dicti opidi pannos vendere poterit inscidendos, nisi prius ad<br />

guldam pannicidarum in domo pannorum domini nostri ducis fuerit acceptatus,<br />

sub pena trium marcharum;<br />

item et quod nullus burgensium et extraneorum predictorum lani¢cium exercens<br />

pannos con¢ciendos pannos vendere poterit quovismodo inscidendos, sub pena<br />

predicta; atque quod nullus ibidem pannos vendet inscidendos, nisi in dicta<br />

domo pannorum in quantum marcatores omnes ibidem stare poterunt; prout in<br />

litteris comprehensis folio XXXVIII.<br />

Aengaet Huesden<br />

1320-1321<br />

Ten tyde oick <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel vyele twiste tusschen den voirs. dorden<br />

hertoge Iannen ter eenre ende greve Willemen <strong>van</strong> / Hollant, overmits dlant <strong>van</strong><br />

Huesden, dwelck heer Ian <strong>van</strong> Huesden die gestorven was, te leen gehouden<br />

hadde <strong>van</strong> den hertoich <strong>van</strong> Brabant. Die hertoge voirs. hadde tslot inne ende die<br />

greve voirs. hadde die stat inne. Ende nae vele vechtinge wairt by seggers, zoe nae<br />

in brieven blyct, daira¡ uuytgesproken dat die hertoge voirs. die stat ende dlant<br />

<strong>van</strong> Huesden soude behouden. Ende den heer <strong>van</strong> Za¡enberge, die <strong>van</strong> zynre<br />

huysvrouwen wegen erfgenaem was totten voirs. heer <strong>van</strong> Huesden, hoewel hy<br />

zyn recht den voirs. greve vercoft hadde, waert toegeseegt CCC realen opte renten<br />

der voirs. stat <strong>van</strong> Den Bosch te boeren, alst nae blyct.<br />

1 Vertaling: over de gewantsnijders en de verkoop <strong>van</strong> laken.<br />

2 Aldus hs., hierna ontbreekt alia zoals blijkt uit cartularium fol. 38 r .<br />

59


fol. 79 v<br />

fol. 80 r<br />

fol. 80 v<br />

1321-1322<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o XXI o : Emondus ¢lius Roueri, Arnoldus de<br />

Eynode.<br />

Aengaet Huesden<br />

Ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe hebben heer Florens, heer tot Mechelen,<br />

Gerart, heer <strong>van</strong>Vorne, borchgreve <strong>van</strong> Zeelant, Ian, heer <strong>van</strong> /Arcle, ende Rogier<br />

<strong>van</strong> Leuendale, ridder, aengenomen een uuytspraeck te doen tusschen den<br />

voirs. dorden hertoich Iannen ende den voirs. greve <strong>van</strong> Hollant ende <strong>van</strong> Henegouwe,<br />

etc. aengaende der stat ende lande <strong>van</strong> Huesden; prout in litteris beginnende:`Wii,<br />

Florens Barthout', etc. ende begrepen folio CCCC XXII.<br />

Item tenselven tyde soe heeft hem die voirs. greve in de voirs. seggers overgegeven;<br />

prout in aliis litteris beginnende:`Wy,Willem, greve <strong>van</strong> Henegouwe, Hollant', etc.<br />

ende begrepen folio CCCC XXIII.<br />

Item tenzelven tyde, mitsdien die seggers voirs. tot Hoichstraten, dair den dach<br />

geleegt was, die uuytsprake tusschen die heren voirs. te doen, nyet en accordeerden,<br />

zy enen anderen dach malcanderen gesedt hebben tot Mechelen, ut inibi;<br />

prout in litteris begrepen folio CCCC XXIIII.<br />

Item ende noch tenzelven tyde soe heeft die voirs. greve <strong>van</strong> Hollant zyn consent<br />

gedragen tottenverleggen des voirs. daigz ende der plaetsenvoirs.; prout in litteris<br />

begrepen folio CCCC XXV.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o XXII o : Emondus die Roeuer, Ghysbertus<br />

Lysscap. /<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o XXIII o .<br />

Dopdracht gedaen den hertoich <strong>van</strong> Brabant <strong>van</strong> der stat <strong>van</strong> Den<br />

Graue<br />

Tempore iamdicti scabinatus dominus Otto, dominus de Kuyck et de Heuerle,<br />

opidum suum de Grauia dedit in manus dicti ducis Iohannis, tercii illius nominis,<br />

et idem dominus Otto dictum opidum cum suis iuribus iterum in feodum iure<br />

Brabantino a duce predicto recepit et homagium sibi prestitit; 1 prout in litteris<br />

incipientibus: `Otto, dominus de Kuyck', etc. et comprehensis folio CC LXXVI.<br />

Et subsequitur alia littera dicti domini Ottonis de donatione dicti opidi de<br />

Grauia, incipiens: `Nos Otto, dominus de Kuyck', 2 etc. et comprehensa folio CC<br />

LXXVIII.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o XXIIII to ./<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o XXV to : Rutgerus deVia Lapidea,Wolterus<br />

Colen.<br />

1 Vertaling: ten tijde <strong>van</strong> voornoemd schepenjaar heeft heer Otto, heer <strong>van</strong> Cuijk en Heverlee,<br />

zijn stad Grave in handen gegeven <strong>van</strong> genoemde hertog Jan III en heeft diezelfde heer Otto<br />

genoemde stad met haar rechten in leen terugont<strong>van</strong>gen <strong>van</strong> voornoemde hertog volgens<br />

Brabants recht en heeft hij hem leenhulde gedaan.<br />

2 Vertaling: en er volgt een andere akte <strong>van</strong> genoemde heer Otto over de schenking <strong>van</strong> genoemde<br />

stad Grave, beginnend:Wij, Otto, heer <strong>van</strong> Cuijk.<br />

60


fol. 81 r<br />

fol. 81 v<br />

Aengaet den hemael <strong>van</strong> Nulant, Ge¡en, <strong>Os</strong>, Littoyen, Lyt<br />

Tempore iamdicti scabinatus supradictus Iohannes, tercius illius nominis, concessit<br />

cartham di¤nitorie dicte des heemaels de Nulant, Ge¡en, <strong>Os</strong>,Tefelen, Littoyen<br />

et Lyt, iacentis infra palos infrascriptos, videlicet 1 beginnende <strong>van</strong> den<br />

gericht <strong>van</strong> Nulant totten gericht <strong>van</strong> Ge¡en ende <strong>van</strong> den gericht <strong>van</strong> Ge¡en totten<br />

gericht <strong>van</strong> <strong>Os</strong>. Ende dat gericht al doer ende <strong>van</strong> den gericht <strong>van</strong> <strong>Os</strong> doer tgericht<br />

<strong>van</strong> Tefelen al totten gericht <strong>van</strong> Littoyen, al totten gericht <strong>van</strong> Lyt doer die<br />

weteringe ons heren shertogen voert varende all totter Mazen toe, ende heeft dair<br />

gesedt seven heemraiden, etc.; welke carthe is begrepen opten blade CCCC<br />

XIX. /<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o XXVI to : Petrus de LapideaVia, Emondus<br />

Roeuer.<br />

Hier versocht coninc Ian <strong>van</strong> Behem <strong>van</strong> zynre moeder wegen deel in<br />

Brabant<br />

Omtrent deser tyt quam coninc Ian <strong>van</strong> Behem voirs., des voirs. keyser Henricx<br />

zoen, totten voirs. dorden hertoge Ian te Bruessel, heysschende deell in Brabant<br />

als tverster¡ <strong>van</strong> zynre moeder Margrieten, der keyserinne, die een dochter was<br />

<strong>van</strong> den voirs. iersten hertoige Ian. Ende die voirs. dorde hertoge Ian antwoirden<br />

denvoirs. coninc dairop doer die stemme heeren Rogiers <strong>van</strong> Leuendale, dat geen<br />

recht en wair dat een dochter in Brabant een deel hebben zoude ende presenteerden<br />

hem des ten recht.<br />

Doirspronck des oirloigs der XVII lantsheren<br />

Die voirs. coninc Ian wairt toernich, seggende hy zoudt crigen als hy conste, ende<br />

wairt alsoe zyn vyant.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o XXVII o ./<br />

Aengaet der weeckmarct deser stat<br />

1328-1329<br />

Ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe heeft die voirs. dorde hertoich Ian verleent<br />

der stat <strong>van</strong> Den Bosch die weeckmarct ende gegeven allen comannen ende lieden,<br />

die comen willen ter voirs. marct, vast geleyde varende ende kerende <strong>van</strong><br />

gwoensdaigz ter noenen tot svrydaigz ter noenen dairnae volgende ende alsoe<br />

dat men dair nyemanne en sal moigen houden noch rasteren <strong>van</strong> ennigen sculden,<br />

tenzy dat zy die sculde geloeft hadden bynnen den marctdaige voirgenoempt;<br />

prout in litteris comprehensis folio XL.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o XXVIII o : Helias Pannicida, Gerardus de<br />

Neynsel.<br />

1 Vertaling: tentijde<strong>van</strong> voornoemd schepenjaarheeftbovengenoemde Jan III hetcharter<strong>van</strong><br />

het rechtsdistrict <strong>van</strong> Nuland, Ge¡en, <strong>Os</strong>s,Tee¡elen, Lithoijen en Lith gegeven, liggend binnen<br />

de ondergeschreven grenzen, namelijk<br />

61


fol. 82 r<br />

fol. 82 v<br />

1328-1329<br />

Quitancie <strong>van</strong> den coep <strong>van</strong> Graue<br />

Tempore dicti scabinatus dominus Otto, dominus de Kuyck et de Heuerle, quitavit<br />

illustrem principem / Iohannem, tercium illius nominis, predictum de quinque<br />

milibus libris nigris Turonensibus in quibus idem Iohannes dicto domino<br />

Ottoni tenebatur ex causa opidi de Grauia, quod ipse dicto duci supportabat;<br />

prout in litteris comprehensis folio CC LXXVIII.<br />

Van den ingebot 1 ende pandinge in den lande <strong>van</strong> Herpen<br />

Ex certis litteris inferius insertis et datis etiam tempore dicti scabinatus patet,<br />

quod opidum de Buscoducis plenum habet ius videlicet <strong>van</strong> ingebot ende pandinge<br />

infra patriam de Herpen; incipientibus vero dictis litteris: `Nos Iohannes,<br />

Dei gracia'et comprehensis folio CCC XLIII.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o XXIX o : Nycolaus de Megen, Rutgerus de<br />

LapideaVia.<br />

Teser tyt setten die alde scepenen die nyewe scepenen altiit, zoe oec in dit naevolgende<br />

previlegie verleent is. 2<br />

Die carthe <strong>van</strong> der heiliger Drievoldicheit<br />

Ten tyde des scepenstoels voirs. soe heeft die voirs. dorde hertoge Ian, die men hyet<br />

hertoge Ian <strong>van</strong> Coudenberge, deser stat verleent een carthe die men gemeyntlic<br />

noempt die carthe <strong>van</strong> der heiliger Drievoldicheit, welke carthe in vele poincten<br />

accordeert met eenre carthen bovengeruert ende / verleent by hertoge Iannen,<br />

den iersten <strong>van</strong> dien name, in den iair M CC LXXXIII.<br />

Die poirteren deser stat zyn tolvry in Brabant<br />

In welke carthe die voirs. dorde hertoge Ian heeft verleent deser stat vryheit <strong>van</strong> allen<br />

tolle overall te water ende te lande;<br />

Dat die poirteren hier ten recht horen<br />

item dat die poirteren <strong>van</strong> Den Bosch sullen alleen staen ten vonnisse der scepenen<br />

aldair;<br />

Dat die poirteren verantwoirt sullen werden<br />

item zoe wie <strong>van</strong> den omseteren ennigen poirteren onrecht dede aen zyn gueden dat<br />

hy met recht ende sonder clage beseten hedde, die scouthet met allen <strong>van</strong> der stat sal<br />

dair varen ende dat afdoen;<br />

Hoe men gedagen zal<br />

item dat die gedagen zullen gescien in presencien <strong>van</strong> twee poirters ende ten huyse<br />

<strong>van</strong> dengenen die men dagen sal ende int dagen die somme noemen; ende oft die<br />

gedaighde nyet voirt en queem, zal hy gelden den richter enen ban <strong>van</strong> drie scillingen;<br />

1<br />

Hetingebod: hetrechtomiemand voorde rechterstoeltedagen, zie: Coopmans,`HetBossche<br />

recht <strong>van</strong> ingebod', 42-63.<br />

2<br />

In margine nota.<br />

62


fol. 83 r<br />

fol. 83 v<br />

1329-1330<br />

Hoe men zweren zall<br />

item dat diegeen die zynen stever int zweren <strong>van</strong> geldelycken saken nyet en volgt,<br />

vervalt voir dierste; mar zwerende op erve vervalt hy ierst ter dorder reysen, indien<br />

hy zynen stever nyet envolgt; ende <strong>van</strong> elck qualyc zwerenvervalt hy in den peen<strong>van</strong><br />

twe scillingen, etc.;<br />

Van den iairgedingen<br />

item dat in de voirs. stat gehouden zullen werden drie iairgedingen: dierste / des<br />

maendaigs nae Dertiendach, dander smaendaigs nae Beloeken Paeschen, tdorde<br />

smaendaigs nae der geboerten Sint-Ians Baptisten; ende in elck iairgedinge sal die<br />

scouthet den scepenen teten geven ende hoir gruyt;<br />

Die den anderen wondt, verbuert X pont<br />

item die den anderen met scerpen wapenen oft getouwe wondt, die sal geven X pont<br />

ofte hant verliesen, indien hy met wittigen oirconden bedragen wordt;<br />

Die enen in zynen huyse dootsleet oft quetst<br />

item die by hemselven oft andere yemanden bynnen zynen huyse aenveerden ende<br />

hy en dootsleet, die dootsleger met allen zynen medeplichteren, werden zy bedragen<br />

met wittigen oirconden, zullen zyn in der moigentheit des heren; ende oft die<br />

dootsleger yemanden bynnen zynen huyse alleen wondt, die sals wesen op X pont<br />

ende elc <strong>van</strong> den medeplichteren op XLV scillingen, werden zy dairaf bedragen;<br />

Oft yemand bynnen zynen huyse wordt overvallen ende den overvalder<br />

dootsloech<br />

item ende oft yemand bynnen zynre woninge worde aengeveert ende hem verwerende<br />

den overdadigen dootsloege, hy sal alleene <strong>van</strong> elcken doden den heer gelden<br />

vier penningen; ende dairmede sal hem die heer bescermen ende tegens die mage<br />

verzoenen;<br />

Ius talionis<br />

ende een yegelyc ondedige, werdt hy <strong>van</strong> zynen moerde met wittigen orconden bedragen,<br />

hoeft voir hoeft, oige voir oige ende gelyc litt voir gelyc lyt <strong>van</strong> zynen eygen<br />

lichaem zall hy verliesen; /<br />

Die betuygt wordt <strong>van</strong> hoeftmesdaden geet int vonnis zyns lyfs ende onbetuygt<br />

mach hy zwerende hem onsculdigen<br />

item dat diegeen die <strong>van</strong> hoefmisdaden bedragen wordt, als <strong>van</strong> diefte, <strong>van</strong> brande,<br />

rove, vergi¡enisse oft andere dootlike dingen, ende dat met wittigen orconden, die<br />

sal gaen int leste vonnes zyns lyfs; ende en wordt hy met wittigen orconden nyet<br />

overtuygt, die mach hem met zynrer hant alleen zwerende dairaf ontsculdigen;<br />

Die poirter genoch geguedt wesende en der¡ voir sheren broecken geen<br />

bourgen stellen<br />

item oft den richter in den gedingen yet rechs gevyele aen enen poirter, is hy geguedt<br />

dat hy den broeck beteren mach, die mach ewech gaen sonder bourgen te stellen,<br />

ende anders moet hy bourgen stellen;<br />

63


fol. 84 r<br />

fol. 84 v<br />

1329-1330<br />

Dat men der scepenen vonnissen wederspreken mach op XVII pont<br />

item dat men scepenen vonnessen mach wederspreken op X pont te verboeren aen<br />

den richter ende op 1 aen elcken scepenen een pont;<br />

Overtuygt <strong>van</strong> valscher maten verboert III pont<br />

item die <strong>van</strong> valscher maten gevroecht ende met wittigen orconden bedragen wordt,<br />

die sal verboeren III ponden;<br />

Aengaet die verster¡enisse der gueden, etc. 2<br />

item in derselver carthen volgt dairnae ende is begrepen hoe die gueden versterven<br />

<strong>van</strong> den ouderen, wat recht dat die ouderen dairinne behouden alst deen ster¡t ende<br />

hoe die kynderen hoer huwelixgoet inbrengen moeten, etc.; /<br />

Die den richter zyn recht in den gedingen ontdreegt, verboert XV pont<br />

item oft den richter in den gedinge yet rechz aen yemanden geviele die hem dat met<br />

gewaut ondroege ende dairaf met wittigen orconden bedragen worde, die zal wesen<br />

om XV ponden den richter;<br />

Wat een man doer zyn wy¡ backende oft brouwende verliesen mach<br />

item een poirter, hebbende een wy¡ die pleech tebacken oft te brouwen, die mach by<br />

hair verliesen een geback broets oft een gebrouwt byers; ende en pleech zy nyet te<br />

backen oft te brouwen, zoe en sal hy mar IIII penwart scaden lyden;<br />

Van den camp te heysschen<br />

item dat men enen poirter <strong>van</strong> Den Bosch nyet te camp en sal moigen heyschen;<br />

Aengaet <strong>van</strong> yemanden te verdeylen<br />

wordt yemandt berucht <strong>van</strong> dootslage ende daira¡ wordt geroepen voirt gericht<br />

ende hy geleyde soect ende nyet crigen en can, dien en mach men nyet verwysen oft<br />

verdeylen;<br />

Van enen poirter te overtuygen<br />

item dat een man <strong>van</strong> buyten nyet en zall moigen tuygen tegen eenen poirter;<br />

Van der scepenen raide<br />

item dat ter scepenen raide nyemand en sal comen ongeroepen;<br />

Van der scepenen vonnes<br />

item tvonnesse eens scepens <strong>van</strong> Den Bosch, met raide zynre medescepenen gemaect<br />

ende /gestadicht, en sal nyemand moigen wederseggen noch onstadich maken;<br />

Van den dienst der poirteren<br />

item dat een poirter <strong>van</strong> Den Bosch nyet sculdich en is yemanden te dienen, mar<br />

wairt dat hii metten scouthet voere buyten die paelsteden, zoe zal hy by zonnenschyn<br />

weder moigen keeren; mar vore hy tot gemeynen hervarde, dan zal hy doen<br />

gelyc andere <strong>van</strong> den anderen steden;<br />

1 Aldus hs.<br />

2 In margine nota.<br />

64


fol. 85 r<br />

Van vercrachte<br />

item oft een vrouwe vercrachticht worde, die overdadige zal zyn te pynigen metten<br />

vonnes zyns lyfs, worde hy overtuygt; ende oft die vrouwe aen der proe¡enisse gebreke,<br />

zoe zoude zy tselver vonnes lyden;<br />

Van gecoften erven iair ende dach beseeten<br />

item zoe wie yemans erve coept oft onder getugenisse der scepenen sonder bestoren<br />

iair ende dach oft langer besit, die besitter en sal nyeman nae dien tyde, al worde hy<br />

oec geaentaelt, dairaf sculdich zyn tantwordene <strong>van</strong> zulken goede oft <strong>van</strong> zulken<br />

erve des die vercoeper machtich is te vercoepen;<br />

Van dengeenen die beset werden<br />

item die in deser stat beset worde voir twee poirters ende daerenboven ewech vairt,<br />

die eest op XLV scillingen;<br />

Die scepenen zyn chynsvrii<br />

item dat die scepenen, wesende scepenen, thynsvrii ziin; /<br />

Een poirter is vrii<br />

item een poirter <strong>van</strong> Den Bosch en sal nyemans eygen wesen, mar sal nae der stat<br />

recht vryheit gebruycken;<br />

Van den dienste der poirteren<br />

item als andere poirters dyenen <strong>van</strong> den andere steden <strong>van</strong> Brabant, zoe sullen oic<br />

doen die poirters deser stat;<br />

Van den vonnes te Loeuen te halen<br />

item dat die scepenen hoir vonnesse alleen tot Loeuen zullen dorven halen;<br />

Van den getuych tegen enen poirter<br />

item dat diegeen die onwittich zyn, nyet en moigen tuygen tegen enen poirter;<br />

1329-1330<br />

Dat die aude scepenen die nyewe setten moigen 1<br />

item dat alst gheboert dat men die scepenen versetten zall, dat dan die aude scepenen,<br />

dats die dan scepenen zyn, kyesen zullen die nyewe scepenen;<br />

Dat die scouthet den poirteren recht doen sal<br />

item ende dat die scouthet den poirteren recht ende vonnesse doen sal nae vonnes<br />

der scepenen ende anders nyet et etc. ut inibi;<br />

Dat die scouthet bourgen nemen sal in recht te verbeiden, uuytgesceiden<br />

dat den lyve aengaet<br />

item dat die scouthet <strong>van</strong> enen yegelycken die broecachtich is ende zynen broec verborgen<br />

mach, bourge nemen sal vonnes ende recht te verbeyden, uuytgenomen dat<br />

aent lyf gaet;<br />

1 In margine nota.<br />

65


fol. 85 v<br />

fol. 86 r<br />

fol. 86 v<br />

1330-1331<br />

Dat die scepenen hoer vonnesse nyet verseggen en zullen<br />

item dat die scepenen die vonnesse ende getugenisse die zy eens gewyst ende gedaen<br />

hebben, om nyemans wille en zullen anderwerf seggen oft verclaren, mar die partyen<br />

diese aengaen die zullen zy horen, verstaen ende wel houden oft zy willen; /<br />

Van clachten <strong>van</strong> dootslagen<br />

item wairt dat clachten gedaen worden<strong>van</strong> dootslaige ende dairinne yemand die onsculdich<br />

weer beroepen worde, dat dan die cleger gelden sal ter beteringe XX ponden<br />

ende die beclaigt is X pont;<br />

item die in dootslaige wordt geleegt ende hem dairafdie wairheit ontdreegt, die sal<br />

quyt wesen ende dairvoir nyet dorven zweren, ende die cleger sal gelden den peen<br />

<strong>van</strong> XXX ponden;<br />

Wat hy geeft die poirter wordt<br />

item diegeen die poirter wordt sal geven vy¡ ponden, hal¡ den heer ende half deser<br />

stat;<br />

item der kercken Sint-Ians enen grotenTornoysen, den richter twee groet ende den<br />

vorster enen Engelschen;<br />

Het loen <strong>van</strong> ingebieden<br />

item die <strong>van</strong> scout ingeboden wordt, dairaf sal hebben die scouthet enen grotenTornoysen,<br />

ende <strong>van</strong> der mylen voirt ende weder sal men gelden X penningen, die sal<br />

diegeen hebben die de poirt huedt ende dairaf sal hy den bode loonen dien hy seyndt<br />

om dengenen die men ingebieden sal; ende versit hy dan dingebot, soe sal die scouthet<br />

dien doen panden over X scillingen ende dairaf sal hy loonen dengenen diet<br />

uuytpandt; welke carthe is begrepen folio XLI. /<br />

Dese hebben die voirs. carthe helpen bezegelen: heer Ott <strong>van</strong> Kuyck ende <strong>van</strong><br />

Heuerle, heer Rogier <strong>van</strong> Leefdale, borchgreve <strong>van</strong> Bruessele,Willem, heer <strong>van</strong><br />

Cranendonck, heer Ian <strong>van</strong> Rasenhouen, heer <strong>van</strong> Lees, heer Roelof Pipenpoye,<br />

heer <strong>van</strong> Blaesvelt, heer Gielis <strong>van</strong> Quaderibbe, drossaet <strong>van</strong> Brabant, heer Arnout,<br />

proest <strong>van</strong>Wassenberch, ende Herman <strong>van</strong> <strong>Os</strong>.<br />

Van den lakenen opt gewanthuys uuyt te snyden<br />

Oeckten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe heeft die voirs. dorde hertoich Ian deser<br />

stat verleent dat men egeenrehant wullen lakenen uuytsnyden en mach te vercopen<br />

dan opt gewanthuys, ten weer dattet naemaels te cleyne worde; prout in<br />

cartha comprehensa folio XLVII.<br />

Die destructie <strong>van</strong>Valkenborch<br />

Ten tyde oick<strong>van</strong> den voirs. scepenstoel, mitsdien heer Reynout <strong>van</strong>Valkenborch<br />

aengespannen was metten voirs. coninc Ian <strong>van</strong> Behem, soe toech die voirs. dorde<br />

hertoich Ian voirValkenborch, dat hii in den gront omwerpe. /<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o XXX o : Iohannes Aykens,Wolterus de Bladel,Wellinus<br />

de Neynsel, Aelbertus Lose.<br />

66


fol. 87 r<br />

fol. 87 v<br />

Van der <strong>Os</strong>ser sluysen die heer Ian<strong>van</strong> Megen geloeft heeft te onderhouden; prout<br />

litteris wesende <strong>van</strong> den daet M CCC XXXI, sabbato post Magdalene, begrepen<br />

opten bladeVI C LI. 1<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o XXXI o : Daniel de Aggere, Elyas Pannicida,<br />

Gerardus de Neynsel, Geerlacus de Zonne, Iohannes Lysscop, Bartholdus Stempels,<br />

Nycolaus de Ouden.<br />

Omtrent deser tyt Philips <strong>van</strong>Valoys, coninc <strong>van</strong>Vrancryc, wairt des voirs. dorde<br />

hertoige Ians vyant, omme des wil dat hii in zyn lant sustineerden greve Robbrechten<br />

<strong>van</strong> Artoys, zynen neve, die des voirs. coninx viant was. Ende naedien<br />

die voirs. coninc Ian <strong>van</strong> Behem verstaen hadde dat coninc Philips <strong>van</strong>Vrancryck<br />

voirs. vyant was des voirs. dorde hertoich Ians, soe trac hy totten selven coninc <strong>van</strong><br />

Vrancryc om hem tonderwysen hoe men den voirs. hertoge hynderen muchte.<br />

Die voirs. /coninc <strong>van</strong>Vrancryc, dairtoe geneygt zynde, ga¡ hii den voirs. coninc<br />

<strong>van</strong> Behem groet gelt om soudenyers te crigen.<br />

Ende dbeginsel <strong>van</strong> zynen 2 oirloge tegens die XVI lantsheren<br />

Die coninc <strong>van</strong> Behemvoirs., tvoirs. gelt ontfangen hebbende, socht alomme hulpe<br />

tegens den voirs. dorden hertoge Ian, die men noemden <strong>van</strong> Coudenberge,<br />

ende creech tot hemwarts sestien lantsheren, by namen: die conincstabel <strong>van</strong><br />

Vrancryc, deertsbisscop <strong>van</strong> Coelen, deertsbisscop <strong>van</strong>Trier, die bisscop <strong>van</strong> Ludick,<br />

die greve <strong>van</strong> Gelre, die greve <strong>van</strong> Guylic, die greve <strong>van</strong> Baren, die greve <strong>van</strong><br />

Namen, die greve <strong>van</strong> Katzenelboge, die prince <strong>van</strong> der Marck, die heer <strong>van</strong>Valkenborch,<br />

die heer <strong>van</strong> Heynsberch, die heer <strong>van</strong> Beamont, die heer <strong>van</strong> Monyoen.<br />

3 Dese heeren zwoeren allen metten voirs. coninc <strong>van</strong> Behem tegen den<br />

voirs. dorden hertoich Iannen ende worden zyn vyanden ende ontseeghden hem<br />

ly¡ ende goet. Nochtans en had hy nyemanden <strong>van</strong> den heren leet gedaen. Ende<br />

vele <strong>van</strong> hen waren zyn maigen ende sommige zyn vassallen ende leenmannen.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o XXXII o : Iohannes Aykens,Wolterus de Bladel,<br />

Wolterus de Oirle, Aelbertus Losen, Wellinus de Neynsel, Bartholdus de<br />

Huesden.<br />

Die vergaderinge der sestien lantsheren tegens hertoge Iannen<br />

1332-1333<br />

Dese voirs. sestien lantsheren vergaderden sich tot Bruwilder by Coelen in een<br />

abdye dair zy raet hyelden. dWelc vernemende hertoich Ian voirs. reet / omtrent<br />

deser tyt derwarts ende quam heymelic ende onbekent in hoeren raet ende daerse<br />

raet hyelden.<br />

1<br />

Gehele paragraaf doorde tweede scriptortoegevoegd.<br />

2<br />

Namelijk Jan III.<br />

3<br />

Door <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong> worden maar veertien personen genoemd.Voorde problematiek ten aanzien<br />

<strong>van</strong> deze alliantie, zie: Avonds, Brabant tijdens de regering <strong>van</strong> hertog Jan III (1312-<br />

1356). De grote politieke krisissen, 78 e.v.<br />

67


fol. 88 r<br />

fol. 88 v<br />

1332-1333<br />

Hoe hertoich Ian voir al die heren o¡erden<br />

Ende als hy hoeren raet verstaen hadde ende als die heren misse horden ende die<br />

coninc <strong>van</strong> Behem ende die eertsbisscop <strong>van</strong> Coelen deen voir den anderen nyet<br />

o¡eren en woude, trat hertoich Ianvoirs. onbekenttotten altair voir hen allen ende<br />

o¡erden enen gulden penninc, des die heren hen verwonderden wye dat zyn<br />

mochte. Ende geo¡ert hebbende ginck hy terstont uuyter kercken opt kercho¡<br />

ende ga¡ den armen dair liggende oic enen gulden penninc ende aldaer op zyn<br />

pert scryende seyden hy tot enen heralt die dair stont aldus: `Vrient, eest dat U<br />

yemand vraeght wie die man is die dair ierst o¡erden, soe segt dattet Ian<strong>van</strong> Coudenberge<br />

is ende dat hii hoers raets getroest is ende hy ontbiedt hen velt ende<br />

strydt wair zys begeren'. Ende zoe reet die hertoich haestelic ewech. dWelc die heren<br />

vernemende zyn hem gevolgt met gewapenden. Mar het was tevergeefs, want<br />

zyn pert was averrechs beslagen ende hy reet tot Lymborch in zyn stat dair hy vrii<br />

was. /<br />

Hoe die voirs. XVII lantsheren tegen een laigen<br />

Die voirs. sestien heren togen tsamen dairnae uuyter voirs. abdyen tot Sint-Truyden<br />

omme dlant <strong>van</strong> Brabant <strong>van</strong>dair te beloepen. Die voirs. dorde hertoge Ian<br />

beleeghden dairtegen met volke die stat <strong>van</strong> Leeuwen. Ende hy ginc liggen met<br />

zynen Brabanders tot Helisem, dair tot hem quam die greve <strong>van</strong> Hollant op een<br />

osbair om metten hertoich te spreken ende te besuecken oft hy vreede conste gemaken.<br />

Ende als hy des hertoigen meyninge wist, track hy tot Sint-Truyden by de<br />

voirs. heren omme tselve te proeven. Ende mitsdien die heren voirs. dairnae nyet<br />

en wouden hoeren, soe ontboot die greve voirs. dat den voirs. hertoich Iannen<br />

ende dat hy zyn beste dede.<br />

Hoe hertoich Ian tegen die XVI lantsheren begerden te stryden<br />

Ende want die voirs. hertoge Ian nyet gesint en was te borren oft te roven in zynrer<br />

vyanden lant opte arme luyde als int land <strong>van</strong> Ludic, Loen, etc., dwelc nochtans<br />

die heren voirs. deden op zyn onderseten, soe ontboot hertoich Ian voirs. den<br />

voirs. heren datse nyet en dorsten roeven oft branden. Hy woude hun opte palen<br />

<strong>van</strong> zynen lande strydt leveren ende hy setten hen enen sekeren corten dach oft<br />

eer; wouden zii dat, hybegerden te weten.Van welker bootscappen die voirs. heren<br />

zyn vyanden waren bevreest alsoe dat nyemand <strong>van</strong> hen allen te stryde comen /<br />

dorste, hoewael zydairtoe <strong>van</strong> denvoirs. coninc <strong>van</strong>Vrancryck, Philips <strong>van</strong>Valois,<br />

gelt hadden ontfangen. Nae denwelcken ende als hertoich Ian voirs. sach dat zyn<br />

vyanden voirs. nyet stryden en dorsten, stelden hy hem met zynen heir op te trecken<br />

tegens zyn vyanden ende die te bevechten.<br />

Hoe tusschen die XVII lantsheren dbestant wairt gemaect<br />

In welcken optrecken als in der nacht quam weder tot hem die greve <strong>van</strong> Hollant<br />

voirs. ende bracht tot enen bestant <strong>van</strong> sess weken tusschen den voirs. hertoge Iannen<br />

ende die XVI lantsheren. Nae welken gemaecten bestant als den XII en dach in<br />

68


fol. 89 r<br />

fol. 89 v<br />

meye int voirs. iair M CCC XXXII toegen op die voirs. hertoge Ian ende die XVI<br />

lantsheren.<br />

Hoe coninc Philips <strong>van</strong>Valois ontboot hertoich Iannen voirs.<br />

Terstont dairnae als coninc Philips <strong>van</strong> Valoys voirs. vernam dattet bestant gemaect<br />

was tusschen die heren voirs. ende sach dat zyn gelt verloren was ende dat<br />

zyn soudenyers hem seer qualic gedient ende gequeten hedden, soe wairt die<br />

voirs. coninc Philips toernich ende veranderden zyn propoest ende keerden zyn<br />

herte totten voirs. dorden hertoge Ian ende seynden hem den eertsbisscop <strong>van</strong><br />

Sens ende den bisscop <strong>van</strong>Terwane, hem biddende dat hy by hem inVrancryc comen<br />

wilde. /<br />

Hoe die coninc <strong>van</strong>Vrancryc ont¢nc hertoich Iannen<br />

Hertoige Ianvoirs. maecten hem gereet ende toech tottenvoirs. coninc met schoenen<br />

staet. Ende die coninc ont¢nc hem met grooter eeren tot Compiendien. Zoe<br />

oeck deden die coninc <strong>van</strong> Nauerre ende die greve <strong>van</strong> Stampes, die hem ten dorden<br />

leeden bestonden. Die coninc voirs. ende hertoge Ian die Dorde voirs. hadden<br />

aldair tsamen vele conversacie.<br />

Hoe die coninc zyn dochter ga¡ den zoen hertoich Ians.<br />

1332-1333<br />

Ten eynde ga¡ die voirs. coninc <strong>van</strong> Vrancryc zyn dochter den iersten zoen des<br />

voirs. hertoge Ians, genoempt Ian, met vele goets. Ende alsoe als den huwelic<br />

was gesloten soe track die voirs. hertoghe Ian wederomme in Brabant. Ende in<br />

Brabant weder wesende, soe sant die voirs. dorde hertoge Ian den voirs. Iannen,<br />

zynen iongen zoen, eerlic in Vrancryc tot zynre bruyt, alsoe vorwairt was. Mar<br />

nyet lange dairnae ster¡ die coninclycke maigt. Ende die coninclike maigt gestorven<br />

zynde, soe sandt die voirs. coninc eerlic wederomme den voirs. iongen Ian tot<br />

zynen vader voirs. / Die voirs. dorde hertoich Ian hadde drie zoenen ende drie<br />

dochteren, bii hem verwect by de voirs. edel vrouwe Marie, zynre geselinnen,<br />

dochter des voirs. greve Lodewiics <strong>van</strong> Eureux, zoen des dorden conincx Philips<br />

<strong>van</strong>Vrancryc, te wetene: Ianvoirs., die zoe nu voirs. is, hadde die dochter des voirs.<br />

coninc Philips <strong>van</strong>Valois, welcke Ian oic ster¡ sonder oir; Henrick, die wairt hertoich<br />

<strong>van</strong> Lymborch ende heer <strong>van</strong> Mechelen; hy nam te wive die dochter <strong>van</strong> hertoge<br />

Ian<strong>van</strong> Normandien, die des voirs. coninc Philips outste zoen was; mar zy en<br />

was merVI iaren oudt ende hii ster¡ oic sonder oir; Godeuart, die had te wive die<br />

dochter des hertogen <strong>van</strong> Bouboin ende hy ster¡oic sonder oir; Iohanna, die men<br />

hyet die schoen Iohanna, hair yerste man was die vierde greve Willem <strong>van</strong> Henegouwe<br />

ende <strong>van</strong> Hollant, die <strong>van</strong> den Vriesen wairt verslagen; ende als die voirs.<br />

greve Willem doot was, soe gafse hertoich Ian voirs. te huwelicWencelyn <strong>van</strong> Behem,<br />

hertoige <strong>van</strong> Lutsenborch, greve <strong>van</strong> Cini ende voegt <strong>van</strong> Elsaten, des voirs.<br />

Wencelyns vader was die voirs. coninc Ian<strong>van</strong> Behem, zoen des voirs. keyser Henrix,<br />

ende keyser Kaerle dieVierde was brueder des voirs.Wencelyns; Margriet, die<br />

trouwden greve Lodewyc <strong>van</strong> Vlaenderen; Maria, die trouwden greve Reynout<br />

<strong>van</strong> Ghelre den iongen, die dierste hertoich was <strong>van</strong> Gelre. /<br />

69


fol. 90 r<br />

fol. 90 v<br />

fol. 91 r<br />

1332-1333<br />

Alle dese huwelicken mosten toegaen by dispensacien, wantse gemaigen waren.<br />

Ende die goede coninc Ian <strong>van</strong>Vrancryc hadde des voirs.Wencelyns suster, dairaen<br />

hy wan vier zoenen, bii namen: coninc Kaerle <strong>van</strong>Vrancryc, die men hyet die<br />

Wyse; Lodewyc, die was hertoich <strong>van</strong> Angouwen ende <strong>van</strong> hem zyn comen die<br />

coningen <strong>van</strong> Cecilien; Ian, die was hertoich <strong>van</strong> Berrii ende <strong>van</strong> Aluerne;<br />

Philips, geheiten le Herdi, dats coen, hy was sonder lant, hii was seer wys, duegdelic<br />

ende vreedsam. Ende coninc Kaerle voirs., die men hyet dieWyse, zyn brueder,<br />

ga¡ hem naederhant dat hertoichdom<strong>van</strong> Bourgoindien, dat der croonen<strong>van</strong><br />

Vrancryc was aengestorven, want die hertoich <strong>van</strong> Bourgoindien was gestorven<br />

sonder ma<strong>nl</strong>ic oir. /<br />

Doirspronck des oirloigs der XV lantsheren tegen hertoge Iannen<br />

om der stat <strong>van</strong> Mechelen wille 1<br />

In den voirs. iair M CCC XXXII noch zoe eest geboert als greve Lodewyc <strong>van</strong><br />

Vlaenderen om hondertduysent realen gecoft hadde die helfte <strong>van</strong> Mechelen <strong>van</strong><br />

den bisscop <strong>van</strong> Ludick, die des geen macht en hadde langer te vercopen dan zyn<br />

leven geduerende, ende die <strong>van</strong> Mechelen den greve voirs. nyet en wouden ontfangen,<br />

soe nam die greve voirs. dien <strong>van</strong> Mechelen hoir gueden diese hadden in<br />

Vlaenderen; ende oick noch corts dairnae in denselven iair nochvercregen hadde<br />

die ander helfte <strong>van</strong> Mechelen voirs. tegen greve Reynout <strong>van</strong> Gelre als mombaer<br />

<strong>van</strong> zynre outster dochter, dairaf wylen heer Florys Barthout oudervader was,<br />

want hair moeder, wyf greve Reynouts voirs., was desselfs heer Florys dochter,<br />

soe sandt greve Lodewyc <strong>van</strong> Vlaenderen voirs. tot Mechelen omme ontfangen<br />

te werdene. Die <strong>van</strong> Mechelen weygerden den greve voirs. tontfangene,wairomme<br />

hy den poirteren allen hynder aen hoer gueden dede die hy conste. Die voirs. <strong>van</strong><br />

Mechelen sochten troest aen den voirs. dorden hertoich Iannen. Hertoge Ian<br />

voirs., aenmerckende dat / mitsdien hy een overheer was <strong>van</strong> der helfte <strong>van</strong> Mechelen<br />

die greve Reynout vercoft had, ende dat tvercoepen buyten zynen consent<br />

gesciet weer, zoe weer die helfte verbuert. Ende dander helft gecoft tegen den<br />

voirs. bisscop, genoempt heer Adolph <strong>van</strong> der Marck, dachte hy te lossen mits<br />

dairtoe nyemand naerder en weer, want die helft <strong>van</strong> Brabant gecomen weer ende<br />

bynnen den palen <strong>van</strong> Brabant gelegen, soe zyn hertoge Ian voirs. ende die <strong>van</strong><br />

Mechelen overcomen tsamen hoir recht te houden tegens allen wyese weren.<br />

Ende als greve Lodewyc voirs. vernam dat hertoge Ian dien <strong>van</strong> Mechelen bystant<br />

doen zoude, zoe verwecten hy tegen denselven hertoich Iannen ende creech te<br />

hulpen XV lantsheren, by namen: den greve <strong>van</strong> Henegouwe, <strong>van</strong> Hollant ende<br />

Zelant ende dander bovengenoempt, uuytgenomen die conincstable <strong>van</strong> Vrancryc<br />

ende greve Eduwairt <strong>van</strong> Baren.<br />

Die vergaderinge der XV lantsheren tegens hertoge Iannen<br />

Dese voirs. XV lantsheren vergaderden tsamen tot Valenciin ende zwoeren Brabant<br />

te hynderen ende geloefden malcanderen dat deen sonder dander genen pays<br />

maken en soude. Ende wantse nyet te stryde en dachten te comen, zoe overdroe-<br />

1 In margine nota.<br />

70


fol. 91 v<br />

fol. 92 r<br />

fol. 92 v<br />

gense dat een yegelyc <strong>van</strong> hen uuyt zynen quartieren op Brabant branden ende<br />

roeven soude, opdat hertoige Ian tot allen plaetsen dat nyet /en soude cunnen gekeeren,<br />

ende ontseeghden die voirs. lantsheren den voirs. hertoich Iannen, wesende<br />

terVueren in zyn sale.<br />

Hoe die heren Brabant bestieten<br />

Ende dairnae gingen die voirs. lantsheren Brabant bestoten in allen hoecken. Die<br />

bisscop <strong>van</strong> Ludick beleeghden die stat <strong>van</strong> Landen, die hy wanne. Die greve <strong>van</strong><br />

Gelre beleeghden die stat <strong>van</strong>Tyel, die hy wan mits der twedracheyt die dairinne<br />

was. Die greve <strong>van</strong> Baren voirs. quam den voirs. hertoich te hulpen metten greve<br />

<strong>van</strong> Psalmen ende deden hem alle bystant datse consten.<br />

Uuytspraeck tusschen hertoich Iannen ende die XV lantsheren<br />

Dairnae soe nam coninc Philips <strong>van</strong> Valoys voirs. tvoirs. oirloigh op ende dede<br />

een uuytspraecke tusschen den voirs. hertoich Iannen ende die voirs. XV lantsheren<br />

aldus te wetene, dat die voirs. Ian, zoen des voirs. dorden hertoich Ians, zoude<br />

hebben te wive des greven dochter <strong>van</strong> Henegouwe ende <strong>van</strong> Hollant ende dat die<br />

voirs. Henrick, des voirs. hertoge Ians soen, zoude hebben die dochter <strong>van</strong> Normandien.<br />

/<br />

HoeTyel <strong>van</strong> Brabant is gesceyden<br />

1334-1335<br />

Ende dat die iongreve Reynout <strong>van</strong> Gelre zoude hebben hertoige Ians dochter<br />

ende die greve zoude behouden die stat <strong>van</strong>Tyel. Ende hertoich Ian zoude dairtegens<br />

hebben ander goet gelegen aent lant <strong>van</strong> Huesden. Ende voirts seeghden die<br />

voirs. coninc <strong>van</strong>Valoys dat die coninc <strong>van</strong> Behem zoude hebben een somme gelts<br />

ende die bisscop <strong>van</strong> Ludic oick. Ende als <strong>van</strong> der stat <strong>van</strong> Mechelen, daira¡ en<br />

woude die voirs. coninc Philips <strong>van</strong>Valoys zyn seggen nyet doen, hy en weer vorder<br />

informeert ende alsoe hyelt hy Mechelen in zynen handen.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o XXXIII o : Daniel de Aggere, Elyas Pannicida,<br />

Nycolaus de Ouden, Gerardus de Neynsel, Bartholdus Stempels, Gerlacus de<br />

Zonne, Iohannes Lysscap.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o XXXIIII to : Gerardus de Neynsel, Iacobus<br />

Groy.<br />

Hoe Mechelen enen tyt wairt gehouden <strong>van</strong> den hertoich <strong>van</strong> Brabant<br />

ende den greve <strong>van</strong>Vlaenderen<br />

Daernae ende omtrent deser tyt zoe overquamen underlinge die voirs. hertoich<br />

Ian ende greve Lodewiick / <strong>van</strong> Vlaenderen alsdat zy ende hore beyder oir ende<br />

erfgenamen die voirs. stat <strong>van</strong> Mechelen hal¡ ende hal¡ houden zouden, onder<br />

vorwarde dat hertoich Ianvoirs. ende zyn erfgenamen teeuwigen daigen hoir helfte<br />

te leen houden zouden <strong>van</strong> den greve <strong>van</strong>Vlaenderen, ende die greve <strong>van</strong>Vlaenderen<br />

ende zyn erfgenamen souden hoir helft te leene houden <strong>van</strong> den hertoich<br />

<strong>van</strong> Brabant. Ende <strong>van</strong> hore beyder wegen zouden daer gestelt worden een scou-<br />

71


fol. 93 r<br />

fol. 93 v<br />

1335-1336<br />

thet ende een rentmeester, te wetene dat deen zoude setten den scouthet ende dander<br />

den rentmeester.<br />

Den coep <strong>van</strong> der helft <strong>van</strong> Mechelen<br />

Ende als hertoige Ian ende greve Lodewyc aldus Mechelen een wyle tyts hadden<br />

gehouden, soe cochte hertoich Ian voirs. den voirs. greve zyn helfte a¡ voir<br />

LXXXV M endeV C gouden realen.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o XXXV to : Daniel de Aggere, Nycolaus de<br />

Ouden, / Gerardus de Neynsel, ArnoldusYsboutz, Iacobus Groy, Bartholomeus<br />

Diddericx, Goeswinus Steenwech.<br />

Ten tyde <strong>van</strong> denvoirs. scepenstoel soe ster¡ die voirs. edel vrouwe Maria, wy¡ des<br />

voirs. dorden hertoich Ians ende dochter <strong>van</strong> greve Lodewyc <strong>van</strong> Eureux, zoen<br />

des dorden coninx Philips <strong>van</strong> Vrancryc, ende wairt begraven tot Bruessel ter<br />

mynderbruederen.<br />

Dat dese stat hoir gemeynt mocht vercopen<br />

Tempore dicti scabinatus supradictus Iohannes, tercius illius nominis, dux Lotharingie,<br />

Brabantie, dedit opido de Buscoducis potestatem vendendam suam<br />

communitatem circa dictum opidum iacentem; ut in quadam cartha incipiente:<br />

`Nos Iohannes, Dei gracia', etc. et comprehensa folio XLVIII.<br />

Dat nyemand en mach laken maken dan bynnen deser stat ende hare<br />

vryheit<br />

Oeckten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe heeft die voirs. dorde hertoich Ianverleent<br />

deser stat dat nyemand die woenechtich is bynnen den scouthetampt deser<br />

stat, lakenen maken en mach, noch doen maken, noch getouwe noch comme setten,<br />

tenzy alleen bynnen der voirs. stat, uuytgesceyden in de dorpen ende vryheiden<br />

dair andere heren in deylen met hem et etc.; ut inibi et folio XLVIII.<br />

Dat dese stat hoir koeren mach hoigen, legen, etc.<br />

Item ende dat dese stat by consente des scouthets hoir kueren ende bruecken hoigen,<br />

legen ende verwandelen mach, etc.; prout in litteris comprehensis folio<br />

XLVIII. /<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o XXXVI to : Iacobus de Zulikem, Henricus de<br />

Arkel, Henricus de Aggere, Henricus deVden, Iohannes de Hees, Matheus Gegel,<br />

Godefridus Sceyuel.<br />

Aengaet den commer te stoppen<br />

Ten tyde <strong>van</strong> denvoirs. scepenstoel soe heeft die voirs. dorde hertoge Ian deser stat<br />

verleent datse zoe vele maken, opsetten ende ordineren mach dairmede datse haren<br />

commer mach afdoen, etc.; ut inibi et incipit cartha: `Wy, Ian, by der gracien<br />

Onss Heren', etc. ende is begrepen opten blade XLIX.<br />

72


fol. 94 r<br />

fol. 94 v<br />

Dat die scepenen tot Bamisse afgaen zullen ende dat naeste iaer gesworen<br />

wesen 1<br />

Ende oickten tyde <strong>van</strong> denvoirs. scepenstoel soe heeft die voirs. dorde hertoge Ian<br />

om deswille dat dese stat hem geconsenteert heeft emmermeer te moigen setten<br />

seven scepenen ende seven gezworen derselver stadt wedergegeven alsdat die seven<br />

scepenen alle iair afgaen zullen tot elcken Sinte-Remeysmisse ende dat die<br />

dat naeste iair gesworen wesen zullen;<br />

Dat die scepenen beyden moeten drie iaer eerse were scepenen werden 2<br />

item ende dat zoe wye scepenen is, dat hy geen scepenen werden en mach voirdat<br />

drie iaren / leden zullen zyn naedien hy zyns scependoms afgegaen is;<br />

Den ouder <strong>van</strong> den scepenen<br />

item dat nyemand scepenen en sal werden, hy en zygeguet in Brabant ende twe iaren<br />

poirter geweest ende oudt XXV iaren;<br />

Dat ongeroepen <strong>van</strong> den scepenen nyemand tot horen rade en sal gaen<br />

item dat nyemand ter scepenen rade en sal gaen, hy en zy <strong>van</strong> hen dairtoe geroepen;<br />

Van den vonnissen te dragen ende ten hoofde te trecken<br />

item dat die scepenen geen vonnissen langer onderhouden en zullen dan drie genechten<br />

ofte hoir hoot bevaen; ende zoe wanneer die partyen seker gedaen hebben<br />

<strong>van</strong> den cost, zoe moeten zy hoir vonnesse halen tot horen hoode ende dat uuyten te<br />

naesten genechten ende wair zy des nyet en doen, dat zy hoir scependom verloren<br />

zullen hebben en daden kentliken nootsaken sonder argelist;<br />

Den sallaris <strong>van</strong> dachvaerden ende hooftvonnisse te halen<br />

item <strong>van</strong> ter dachvaerden te ryden sal elck scepen hebben sdaigs XV oude groten<br />

ende nyet meer en zullen die scepenen hebben alse ten hoode om vonnesse ryden;<br />

By wyen den commer gemaect mach werden<br />

item dat die scepenen op dese stat egenen commer en moigen maken tenzy by raide<br />

der gesworen, dekenen ende een deel der goeder knapen deser stat;<br />

Die scouthet moet zweren recht te doen<br />

item dat wie scouthet zyn sal, dat hy zweren sal elcken recht te doen; /<br />

Aengaet den bursdragers ende hoir loen<br />

item ende dat in deser stat zullen wesen twee burzedragers, die ontfangen ende uuytgeven<br />

zullen ende geloent werden by den raide derselver stat, etc.;<br />

Aengaet deser stat gemeynten<br />

item ende dat dese stat hore gemeynten mach gebruycken sonder mesdoen;<br />

1336-1337<br />

Aengaet den commer te vynden<br />

item ende dat dese stat altyt macht heeft haren commer te vynden, etc; prout in cartha<br />

beginnende:`Wy, Ian, by der gracien', etc. ende is begrepen opte blade L.<br />

1 In margine nota hic.<br />

2 In margine adhuc nota.<br />

73


fol. 95 r<br />

fol. 95 v<br />

fol. 96 r<br />

1337-1338<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o XXXVII o : Arnoldus Aykens,Yewanus de<br />

Grauia, Gerardus Voss, Henricus Stierken, Nycolaus de Berkel, Henricus <strong>van</strong><br />

den Lair, Godescalcus Roesmont.<br />

Aengaet den lombarden, etc.<br />

Ten tyde des voirs. scepenstoels soe heeft die voirs. dorde hertoge Ian con¢rmeert<br />

die lombarden, etc. ende geloeft die scepenen deser stat scadeloos te houden, indien<br />

hen commer quame uuyt saken <strong>van</strong> wysen over der lombarden scepenenbrieven,<br />

etc.; ende dat diegeen die den lombar- / den scout willen bekennen, den<br />

scepenen tot horen vragen moeten berichten uuyt wat saken dattet coempt, etc.;<br />

ende begint:`Ian, by der gracien', etc. ende is begrepen opten blade LI.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o XXXVIII o : Ghysbertus deVlochouen, Nycolaus<br />

Scilder,Theodericus Buxken, Godescalcus de Bladel.<br />

Hoe coninc Eduwairt <strong>van</strong> Engelant quam tAntwerpen, etc.<br />

Ten tyden <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel quam coninc Eduwairt <strong>van</strong> Engelant, die<br />

dorde <strong>van</strong> dien name, tot Antwerpen met zynre coninginnen ende zynen kynderen<br />

met CCCC hootschepen om te trecken inVrancryc optenvoirs. coninc Philips<br />

<strong>van</strong>Valoys voirs. denVyften omme te crigen dlant <strong>van</strong> Normandien. Ende by middele<br />

<strong>van</strong> greve Reynout <strong>van</strong> Gelre ende <strong>van</strong> den greve <strong>van</strong> Guylic creech coninc<br />

Eduwart aliancie ende verbont met keyser Lodewyc <strong>van</strong> Beyeren overmits gelt<br />

dat hy hem gaf.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o XXXIX o : Thomas Meleman, Iohannes Iacopzs.,<br />

/ Godefridus uuyter Cameren,Theodericus Buxken.<br />

Hoe coninc Eduwairt toech totten keyser<br />

Ende als coninc Lodewyc 1 omtrent een iair verbeydt had nae hulpe <strong>van</strong> den keyser<br />

die nyet en quam noch en sant, want coninc Philips voirs. hem afgecoft hadde<br />

ende meer gelts gegeven, zoe men seeghden, soedat coninc Eduwart selver track<br />

totten voirs. keyser te Couelens ende dair wesende ga¡ die keyser hem dwywater<br />

<strong>van</strong> den hove ende maecten hem scalcklyc vicarys <strong>van</strong> den keyserryc.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o XL o : Iacobus de Zulikem, Henricus de Arkel,<br />

Henricus de Aggere, Godefridus Sceyuel, Henricus de Vden, Iohannes de<br />

Hees, Matheus Gegel.<br />

Coninc Eduwart voirs. quam weder <strong>van</strong> den keyser ende sat te recht tot Eeke 2<br />

ende tot Mechelen als vicarys des keysers. Dairnae ginc hy totten voirs. hertoich<br />

Iannen, die zynder moyen zoen was, ende versocht hem<strong>van</strong> skeysers wegen dat hy<br />

hem / bystonde tegens den voirs. coninc Philips, die den keyser te nae getreden<br />

hedde, indien dat hy die stat <strong>van</strong> Cameric ingenomen hadde, die onder den keyser<br />

stont. Hertoge Ian voirs. beriet hem ende vernomen hebbende dat die Fransoysen<br />

1 Aldus hs., bedoeld wordt Eduwairt.<br />

2 Aldus hs., lees mogelijk Erke.<br />

74


fol. 96 v<br />

fol. 97 r<br />

Cameric ingenomen hadden, wairt hy, gehoirsam wesende den bevelen des keyser,<br />

viant des voirs. conincx Philips <strong>van</strong>Valoys. Ende alsoe toegen die voirs. coninc<br />

Eduwairt, hertoge Ian, die greve <strong>van</strong> Gelre, die mercgreve <strong>van</strong> Guylic, die mercgreve<br />

<strong>van</strong> Brandenborch ende meer heeren naeVrancryc. Nyettemin hertoge Ian<br />

voirs. nam tot diere tyt doirloge op ende bracht tot enen bestande.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o XLI o : Arnoldus Aykens,Yewanus de Grauia,<br />

Henricus Stierken, Nycolaus de Berkel, Henricus <strong>van</strong> den Lair, Godescalcus<br />

Roesmont, Arnoldus de Globo.<br />

Ten tyde <strong>van</strong> desen scepenstoel dede die voirs. dorde hertoich Ian bedycken Lillo,<br />

dat wel LIII iaren toegevloyt ende verdroncken had geweest. /<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o XLII o : Theodericus Bucxken, Godescalcus<br />

de Bladel.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o XLIII o : Thomas Meleman, Ghysbertus de<br />

Vlochouen, Iohannes Basyn, Ludouicus Aelberti de Bussel, Rodolphus de Zulikem.<br />

Ten tyde <strong>van</strong> desen scepenstoel soe heeft paeus Clement die VI te ,uuytVrancryc<br />

geboren, verandert dat Gulden Iair <strong>van</strong> Iubileen te Romen, dwelck paeus Bonifacius<br />

de Achste dair tevorens geordineert had te zyne alle hondert iaren. Mar Clement<br />

paeus veranderden dat te zyne alle vyftich iaren.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o XLIIII o : Bartholdus Diddericx, Iohannes de<br />

Hellu, /Arnoldus deWaderle, Arnoldus Berwout, Godefridus Sceyuel, Iohannes<br />

de Hees, Matheus Gegel.<br />

Hier waert den heer weder gegunnen die scepenen te setten ende des gunden weder<br />

die heer dat die scepenen die afgaen gesworen zullen wesen, etc.<br />

Aengaet den gesworen<br />

Ten tyde des voirs. scepenstoels soe heeft die voirs. dorde hertoich Ian deser stat in<br />

eenre carthen verleent dat die scepenen die afgaen dat naeste iair gezworen zullen<br />

blyven ende dat die gesworen sculdich zullen wesen ten raide te comen;<br />

Aengaet vercopinge <strong>van</strong> LX margen gemeynten<br />

dat oick dese stat vercopen mochte <strong>van</strong> hore gemeynten tsestich margen lantz, etc.;<br />

welke carthe begint: `Ian, by gracien ons Heren', etc. ende is begrepen opten blade<br />

LII.<br />

Teser tiit leefden heer Willem <strong>van</strong> den Bosch, ridder.<br />

Dat die scoubrief mar een iaer en duren<br />

1344-1345<br />

Ten tyde oeck <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe heeft die voirs. dorde hertoige Ian<br />

noch in eenre andere carthen onder meer woerden gegeven ende geconsenteert<br />

dat men met scoubrieve mane bynnen iaers nae den dach der gulden. Ende helt<br />

mense daer en teynden, dat zy dan doot zyn, tenweer datse voir scepenen vernuwt<br />

worden; welke carthe begint:`Ian, byder gracien ons Heren', etc. ende is begrepen<br />

opten blade LIII.<br />

75


fol. 97 v<br />

fol. 98 r<br />

1345-1346<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o XLV o : Wolterus de Oirle, ArnoldusYsbout,<br />

Goeswinus Steenwech, / Henricus de Aerle, Henricus de Aggere, Arnoldus Aykens,<br />

Nycolaus de Berkel.<br />

Hoe dierste man <strong>van</strong> vrouwe Ianna doot blee¡<br />

Ten tyde <strong>van</strong> desen scepenstoel zoe wairt greve Willem <strong>van</strong> Henegouwe ende <strong>van</strong><br />

Hollant dieVierde voirs., die de voirs. vrouwe Iohanna, zoe boven verclairt staet,<br />

getroudt hadde, met zynen edelen <strong>van</strong> denVriezen verslaigen.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o XLVI o : Godescalcus de Bladel, Iacobus<br />

Coptyt, Ghysbertus de Spina, Rutgerus de Ouden, Andreas Valant, Geerlacus<br />

Roeuer.<br />

Van den heemael int Eygen<br />

Tempore iamdicti scabinatus supradictus Iohannes tercius concessit secundam<br />

cartham di¤nitorie dicte des heemaels int Eygen, de quaquidem cartha superius<br />

facta est mentio et que cartha incipit: 1 `Ian, byder gracien', etc. et comprehenditur<br />

ad signum tale (½15) ac folio XXVIII.<br />

HoeconincEduwairtwederinVrancrycquam<br />

Ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe quam die voirs. coninc Eduwairt wederomme<br />

uuyt Engelant in Normandien met groeter machte ende wan die stat <strong>van</strong><br />

Cane.Vandaer / toech hy over die Seyne tot by Parys, rovende ende brandende,<br />

ende <strong>van</strong>dair toech hyover die Ooze ende voirts over die Somme ende alsoe quam<br />

hy int lant <strong>van</strong> Pontye.<br />

Van den strydt des conincx <strong>van</strong> Engelant tegen den coninc <strong>van</strong><br />

Vrancryc<br />

Ende dair wesende quam die voirs. coninc Philips tegens hem te strydt. In welken<br />

strydt ende ter plaetsen geheiten Cressy doot bleven well XXX M mannen, onder<br />

die welke doot bleven die coninc <strong>van</strong> Behem, die greve <strong>van</strong> Alenson, coninx Philips<br />

brueder, die hertoge <strong>van</strong> Loreynen, greve Lodewyc <strong>van</strong>Vlaenderen, die greve<br />

<strong>van</strong> Bloys, <strong>van</strong> Haurcoirt, allen wesende <strong>van</strong> der zyden des voirs. coninx Philips.<br />

Den tyt dat Caleys onder Engelant quam<br />

Vandair track coninc Eduwairt voirs. voir Caleys, dat doen onder Vrancryc was,<br />

omtrent Sint-Gielisdach. Ende hylaich ervoiromtrent een iair ende hy creech Caleys.<br />

1 Vertaling: tentijde <strong>van</strong> genoemd schepenjaargaf bovengenoemde Jan IIIdetweede akte <strong>van</strong><br />

het rechtsdistrict <strong>van</strong> der Eigen, <strong>van</strong> welke akte boven melding gemaakt is en welke akte begint<br />

met:<br />

76


fol. 98 v<br />

fol. 99 r<br />

Aengaet den hertoich <strong>van</strong> Gelre<br />

Coninc Eduwairt voirs., liggende voir Caleys, hadde byhem denvoirs. iongen Reynout<br />

die doen worden was hertoich <strong>van</strong> Gelre, ende dwanck denselven, wesende<br />

zynre suster zoen, te trouwen die dochter des mercgreven <strong>van</strong> Guylic, denwelcken<br />

zynvader bevolen hadde te trouwen die dochter des voirs. dorde hertoige Ians. Mar<br />

wat hy seeghden, ten mochte hem nyet baten. Nyettemin wachten die voirs. ionge<br />

hertoich hem dat hy des voirs. mercgreven dochter nyet en bekenden, ende onreet<br />

den coninc ende quam met zynen brueder die noch ionger was, totten voirs. dorden<br />

hertoich Ian tAntwerpen, diese myntlic ont¢nc ende onderhyeltsche. /<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o XLVII o : Bartholdus de Huesden,Theodericus<br />

Bucxken,Thomas Meleman.<br />

Aengaet den strydt der Ludickers<br />

Ten tyde <strong>van</strong> desen scepenstoel op Sinte-Marie-Magdalenenavont waren die Ludickers<br />

in groeter macht, wel XX M , vergadert ende hadden horen bisscop veriaegt.<br />

Sii toegen voir Arkenteel, datse in den gront omworpen. Sy wouden voirts<br />

tgeheel lant dwingen. Hoir hooftman was een mollener. Die voirs. dorde hertoich<br />

Ian quam tegens hen ten strydt met Henricken, zynen zoen, met hertoich Reynout<br />

<strong>van</strong> Gelre ende metten greve <strong>van</strong> Loen ende versloech er XV M voir Maleyne<br />

inWals-Brabant ende dander ontvloyen. Hy werp Maleyue, dat toebehoirden der<br />

kercken <strong>van</strong> Ludick ende Brabant scedelic was, in den gront omme. Hertoich 1<br />

Henric voirs. hadde hem dair zeer vromelic ende corts dairnae ster¡ hy ende<br />

bracht den bisscop weder int lant.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o XLVIII o ./<br />

1348-1349<br />

Aureum previlegium 2<br />

Tempore iamdicti scabinatus Karolus quartus, Romanorum rex et Bohemie rex,<br />

concessit supradicto Iohanni tercio ob sue probitatis merita et sue circumspecte<br />

¢dei puritatem quibus ipse unacum suis progenitoribus sacrum Romanum imperium<br />

debitis ¢delitatis obsequiis prestancius honoravit necnon suis heredibus et<br />

successoribus ac subditis Brabantie, quod nullus iudicum cuiuscumque dignitatis,<br />

status aut conditionis ecclesiastici aut secularis fuerit, in quibuscumque causis<br />

civilibus, criminalibus et realibus aut personalibus aliquam iurisdictionem in<br />

o¤ciarios servitores aut subditos dictum predictorum ad instantiam cuiuscumque<br />

persone intra vel extra limites ipsorum constitutos evocando, citando, appellando,<br />

abiudicando, banniendo, prescribendo aut alios actus iudiciarios faciendo<br />

per sentencias interlocutorias aut di¤nitivas exercere presumat, nisi primitus<br />

evidenter testimonio fuerit edoctum sive probatum quod a duce Brabantie etc.<br />

aut eius iudicibus iusticie reddentibus presidentibus petenti seu petentibus iustitia<br />

1 Hendrik wordt hier hertog genoemd, omdat zijn vader Jan III, hertog <strong>van</strong> Brabant, hem bij<br />

zijn meerderjarigheid in 1347 beleend had met het hertogdom Limburg.<br />

2 Vertaling: de Gouden Bul.<br />

77


fol. 99 v<br />

fol. 100 r<br />

fol. 100 v<br />

1349-1350<br />

fuerit denegata sub pena centum marcharum puri auri etc.; quod quidem previlegium<br />

incipit:`Karolus, Dei gratia', etc. et comprehenditur folio CCCC XLV.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o XLIX o : Bartholdus Diddericxs., Arnoldus<br />

Berwout, /Arnoldus de Globo, Iohannes Basyn,Theodericus <strong>van</strong> Hoculem, Iohannes<br />

Dicbier, ArnoldusYsebout.<br />

Littere executoriales super Aureo Previlegio 1<br />

Tempore iamdicti scabinatus Karolus Romanorum rex predictus super Previlegio<br />

Aureo predicto litteras executoriales concessit in quibus senescallis Lymburgie<br />

et Brabantie ducatuum necnon Rodensis et Carpensis provinciarum atque<br />

balivo Nyuellensi et sculteto Antwerpiensi ac ceteris imperii ¢delibus ad quos<br />

presentes littere devenerint, commisit et seriose mandavit omnes cuiuscumque<br />

preeminencie iuxta penas pretactas corrigere etc. ut inibi; quequidem littere executoriales<br />

incipiunt: `Karolus, Dei gratia', etc. et comprehenduntur ad signum<br />

(½16) ac folio CCCC XLVII.<br />

Littere inquisitorie super premissis 2<br />

Tempore etiam iamdicti scabinatus supradictus Karolus adhuc concessit super<br />

premissis suas litteras ad inquisitionem faciendam super attemptationem per<br />

episcopum Leodiensem contra premissa ut inibi; quequidem littere incipiunt:<br />

`Karolus, Dei gratia', etc. et comprehenduntur ad signum tale (½17) et folio CCCC<br />

XLVIII.<br />

Van den hemael Kessel, Maren, Alem<br />

Ten tyde oick<strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe heeft die voirs. dorde hertoge Ian verleent<br />

die carthe <strong>van</strong> den heemael <strong>van</strong> Kessel, Maren ende Alem ende dairinne<br />

geordineert seven / heemraders genomen te werdene, te wetene drie uuyt Kessel,<br />

drie uuyt Maren ende eenen uuyt Alem. Ende heeft gegeven denselven seker<br />

macht ut inibi; que cartha incipit: `Iohan, by der gracien Goids', etc. et comprehenditur<br />

folio CCC LXVI.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o L o : Petrus de Waderle, Henricus de Arkel,<br />

Godefridus Sceyuel, Theodericus Bucxken, Lodouicus Aelbrechts <strong>van</strong> Bussel,<br />

Hermannus de Eyndouia, Godefridus Heerken.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o LI o : Bartholomeus de Megen, Godescalcus<br />

de Bladel, Heymericus de Dordrecht, Ghysbertus Lyscap, Franco de Gestel, IacobusTyt,<br />

CoenrardusWriter.<br />

Aengaet der statmuer ende er¡enis dairbuyten liggende<br />

Ten tyde <strong>van</strong> desen scepenstoel soe heeft dese / stadt Zeboden <strong>van</strong> Tyel, Iannen<br />

1 Vertaling: executiebrieven bij de Gouden Bul.<br />

2 Vertaling: brieven <strong>van</strong> onderzoek bij het vorige.<br />

78


fol. 101 r<br />

fol. 101 v<br />

Dicbier, scouthet deser stat, cum suis gegeven die muer streckende <strong>van</strong> derVuchterpoirten<br />

totter Ortenderpoirten toe, alsoe verre als die muer volmaect is oft volmaect<br />

sal werden, om op te tymmeren metstenen gevelen ende met harden dackte<br />

decken ende met zekeren er¡enisse dairbuyten liggende ut inibi, beheltelycken<br />

nochtans deser stat den gemeynen stroom; prout in litteris incipientibus:`Wy, scepenen,<br />

gesworen, rentmeesteren', etc. et comprehensis folio LIIII.<br />

Hoe men die voirs. muer houden sal et etc.<br />

Oeck ten tyde desselfs scepenstoels nae Paesschen soe hebben die voirs. Zeboed,<br />

Ian Dicbier cum suis op achtduysent ponden geloeft die voirs. muer te houden<br />

ende te bewaren als mense hen leveren sal, ten weer datse met cracht neder geworpen<br />

worde, etc. Item ende datse opte muer voirs. nyet en zullen tymmeren dan met<br />

steen ende harden daeck. Item ende als Zeboed, Ian cum suis die voirs. muer nyet<br />

langer houden en willen, soe zullen zy die op moigen geven deser stat met achtdusent<br />

ponden ende metten er¡enisse voirs.; prout in litteris incipientibus:`Et zy<br />

cond allen denghenen'etc., et comprehensis folio LV.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o LII o : Henricus deVden, Gysbertus de Spina,<br />

Rodolphus de Zulikem, Iohannes de Derentheren, / Iohannes de Eyndouia,Willelmus<br />

<strong>van</strong> der Aa, Arnoldus deVladeracken.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o LIII o : Goeswinus Steenwech, Iohannes de<br />

Hellu, Arnoldus Roeuers, Gerardus de Eyndouia, Arnoldus Stamelart de Penu,<br />

GerardusVoss.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o LIIII to : Arnoldus de Globo, Henricus de<br />

Gemart, Petrus de Waderle,Willelmus Vrancke, Godeschalcus de Bladel, Petrus<br />

Steenwech.<br />

Die annulatie der vonnisse des bisscops <strong>van</strong> Ludic<br />

Tempore iamdicti scabinatus Karolus Romanorum rex et Bohemie rex, etc. supranominatus<br />

annulavit omnes sententias / et prescriptiones factas per Engelbertum<br />

Leodiensem episcopum super iudicibus, scabinis et subditis supradicti<br />

ducis Iohannis tercii; prout in litteris incipientibus: `Karolus, Dei gratia Romanorum<br />

rex', etc. et vidimus desuper confectis incipientibus: 'Universis presentes<br />

litteras inspecturis'et comprehensis ad signum tale (½18) et folio LVII.<br />

Verbont der steden ende vriheiden slantz <strong>van</strong> Brabant<br />

1354-1355<br />

Oeck ten tyde des scepenstoels voirs. soe is tusschen die steden <strong>van</strong> Brabant namentlic<br />

Loeuen, Bruessele, Antwerpen, sHertogenbosch, Thienen, Nyeuele,<br />

Leeuwen in den name <strong>van</strong> hen ende der andere smaelsteden ende vryheiden<br />

slants <strong>van</strong> Brabant als Tricht, Lymborch, Dalem, Rode, Carpen,Wassenborch,<br />

Spremont, Lier, Herentals, Turnout, Geldenaken, Hannuet, Genepie, Landen,<br />

Dormalen, Halen, Diest, Arschot, Sichen, Bergen opten Zoem, Steenbergen,<br />

Breda, Huesden, Graue, Helmont, Eyndouen, Sint-Oedenrode, Oirle, Merchtene<br />

ende <strong>van</strong> der Capellen opten Bossche, Eerssel, Oisterwyc,Waelwyc,Vilvoerden,<br />

79


fol. 102 r<br />

fol. 102 v<br />

1355-1356<br />

Tervueren, Oueryssche, Assche seker verbont gemaect ende hebben underlinge<br />

geloeft, deen den anderen zekerheit gedaen ende ten heiligen gesworen die een<br />

byden anderen teblyvene ewelick, eendrechtelic, ongesceyden ende ongesondert,<br />

wat hen oickovergaen mucht; prout in litteris incipientibus:`In den name sVaders,<br />

Soens ende sHeilich Geests, amen', etc. et comprehensis folio LVIII.<br />

teser tyt sterff die dorde hertoge ian<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o LV to : dominus Iohannes die Roeuer, miles,<br />

dominus Henricus de Moerdrecht, miles, / Rutgerus de Ouden, Iohannes Dicbier,<br />

Henricus de Hoculem, Ghysbertus Lysscap, Arnoldus die Beuer.<br />

Van der doot des dorden hertoich Ians<br />

Ten tyde <strong>van</strong> den scepenstoel voirs. ende die voirs. dorde hertoge Ian XLIII iaren<br />

regneert hadde, soe ster¡ hii in den iair voirs. op Sinterclaesavont ende wert begraven<br />

int cloester <strong>van</strong>Vileer inWals-Brabant.<br />

tentyde<strong>van</strong>vrouweiohannaendehertogewencelyn<br />

<strong>van</strong> behem 1<br />

Nu worden vrouw Iohanna ende hertogeWenceliin gehuldt; huldinge<br />

vrouwe Ianne ende hertoichWencelyn<br />

Ten tyde oick<strong>van</strong> den voirs. scepenstoel ende als die voirs. dorde hertoich Ian doot<br />

was, soe worden opten dorden dach ianuarii tot Loeuen gehult ende ontfangen die<br />

voirs. vrouwe Iohanna ende hertoge Wencelyn ende voirts tot Bruessel, tot Mechelen<br />

ende elders. Welke vrouwe Ianna ende hertoich Wencelyn den lande <strong>van</strong><br />

Brabant verleenden dese naevolgende poincten:<br />

Die bewaernisse <strong>van</strong> den previlegien<br />

in den iersten dat men die previlegien ende cartheren slants <strong>van</strong> Brabant bynnen<br />

denselven lande bewaren sal onder drie sloetelen, als den enen onder der voirs.vrouwen,<br />

den anderen tot Bruessel ende den dorden tot Loeuen, ende insgeliicx te bewaren<br />

den groeten zegel in Brabant;<br />

Van den raitsluden in Brabant<br />

item dat nyemand in den geswoeren Raide <strong>van</strong> Brabant en sal wesen, hy en zy bynnen<br />

Brabant geboeren, / <strong>van</strong> wittigen bedde ende in den lande <strong>van</strong> Brabant woenende<br />

ende geguedt;<br />

1 Herhaald <strong>van</strong>af fol. 102 v tot en met fol. 124 r ; <strong>van</strong>af fol. 103 v wordt Wencelyn als eerste genoemd;<br />

alleen op fol. 103 v wordt syn geselinne toegevoegd.<br />

80


fol. 103 r<br />

1355-1356<br />

Hier heeft men dat Huesden Brabant is geweest<br />

item ende dat dlant <strong>van</strong> Lymborch, <strong>van</strong> Dalem, Spremont, Rode, Carpen, dlant <strong>van</strong><br />

Huesden ende <strong>van</strong>Wassenberch blyven sal versekert den lande <strong>van</strong> Brabant;<br />

item dat men die straten oepen ende vry houden sal, elckermalc te varen ende te<br />

keeren op zynen gerechten tolle;<br />

Dat men dlant nyet sceyden noch minderen en zall<br />

item dat zy dlant <strong>van</strong> Brabant geheel ende ongesceyden houden sullen sonder dat te<br />

verpanden, te vercopen oft te versetten, etc.;<br />

item hebben zy oic dairinne geloeft den lantvrede te houdene zoe hy gemaect is;<br />

item hebben oic geloeft geen oirloige aen te nemen sonder wille der steden <strong>van</strong><br />

Brabant;<br />

Dat men die meyeryen ende vorsteryen nyet verhueren en zal<br />

item alle diegeen die meyeryen oft voirsteryen hebben, datse die selver zullen moeten<br />

bedienen;<br />

Die bynnen Brabant ge<strong>van</strong>gen wordt, buyten Brabant nyet vueren en sal<br />

item zoe wie bynnen Brabant ge<strong>van</strong>gen wordt, dat men dien buyten Brabant nyet en<br />

sal vueren ge<strong>van</strong>gen;<br />

Van den gelt te slaen<br />

item dat men geen gelt en sal slaen noch oic den penninc lichten, het en zy by raide<br />

<strong>van</strong> den lande, ende dat men geen gelt slaen en zal dan in de vry steden;<br />

Van onwittigen personen geen o¤cie te hebben<br />

item dat diegeen die <strong>van</strong> gheenen getrouden bedde comen en is, nummermeer o¤cie<br />

in Brabant / hebben en zal noch vueren;<br />

Van der rekeningen der o¤cieren<br />

item dat alle richteren ende o¤ciers in Brabant <strong>van</strong> iaer te iaren rekenen zullen ende<br />

gerekent hebben a¡ wesen, etc. ut inibi;<br />

Hoedieonsculdigevredehebben<br />

item dat die onsculdige vrede zullen hebben <strong>van</strong> der uren dat ennich gevecht gesciet<br />

ware totter naester noenen des anderendaigz;<br />

Dat men ierst den magen zoenen moet<br />

item dat men nyemanden <strong>van</strong> dootslage dlant geven en zal, hy en zy ierst tegens die<br />

mage verzuent;<br />

Van te camp te heysschen<br />

item dat men nyemanden te camp heysschen en zal opte verbuerte <strong>van</strong> lyf ende goet<br />

ende zoe wie den anderen vogeren dade buyten lantz, dat hy in denzelven bruec zyn<br />

zoude;<br />

Van buyten lantz te dagen<br />

item dat deen ingesetenen slantz <strong>van</strong> Brabant den anderen buyten lantz nyet en zal<br />

dagen opte verbuerte <strong>van</strong> ly¡ ende goet ende ewelic slantz beroeft te wesen, tenweer<br />

<strong>van</strong> testamenten, huwelixe vorwarden ende <strong>van</strong> aelmoessen;<br />

81


fol. 103 v<br />

fol. 104 r<br />

1355-1356<br />

Van den scaeck<br />

item dat men nyemanden tegens zynen wille ontscaecken sal up verbuerte <strong>van</strong> lyve<br />

ende goet ut inibi;<br />

Van onmundigen te ontleyden<br />

item dat men geen ion¡rouwen ontscaecken noch ontleyden sal die onder hoir iaren<br />

ziin opte verbuerte <strong>van</strong> ly¡ ende goet; /<br />

Die bedragen wordt, moet overtuygt werden, salt hem onscade doen 1<br />

item dat men nyemanden bedragen en mach, dat hem onscaide doen mach <strong>van</strong><br />

quetsueren oft dootslagen indien hy hem der wairheit getroesten dar ut inibi;<br />

Van wynninge by oirloge<br />

item dat men met oirloge windt by hulpe <strong>van</strong> den lande <strong>van</strong> Brabant, aen Brabant<br />

blyven sal;<br />

Van der pelinge<br />

item dat men eenen yegelycken pelinge begerende, pelinge sal doen gescien;<br />

Van Sinte-<strong>Peter</strong>smannen<br />

item dat men Sinte-<strong>Peter</strong>smannen houden ende handelen sal, gelyc dat men <strong>van</strong><br />

outs herbracht heeft;<br />

Van twe leke personen dingechtich wesende<br />

item oft sake wair dat ennige twee leke personen in recht dingden ende den enen<br />

tvonnes tegenginc, dat die zyn sake nyet overgeven en sal ennigen paep oft clerc<br />

omme den anderen te creyten, opte verbuerte <strong>van</strong> lyve ende goet, etc.;<br />

Van honde te houden, <strong>van</strong> iagen<br />

item dat elckermalc honde houden mach, die voete ongecoirt sonder calengieren<br />

ende dat elc all Brabant doer hasen ende vossen iagen mach;<br />

Noch <strong>van</strong> iagen<br />

item ende dat alle ridderen ende knapen ende goede lyede uuyten steden ende lande<br />

<strong>van</strong> Brabant moigen iagen alrehant groot wilt al Brabant doer, uuytgesceiden in<br />

wouden ende waranden, etc. ut inibi; welke carthe begint:`Iohanna, by der gracien<br />

Goids'ende is begrepen folio LX. /<br />

Dierste oirloge <strong>van</strong> hertoichWencelyn tegens den greve <strong>van</strong> Vlaenderen<br />

Corts dairnae als vrouwe Iohanna ende hertogeWencelyn tot Loeuen, tot Bruessel,<br />

tot Mechelen ende voirts elders in Brabant waren gehuldt ende oick ten tyde<br />

<strong>van</strong> den voirs. scepenstoel, soe quam die voirs. greve Lodewyc <strong>van</strong> Vlaenderen,<br />

die ten wive had die voirs. Margriet, dochter des voirs. dorden hertoge Ians ende<br />

suster <strong>van</strong> vrou Iohanna voirs., ende heyschten een groete susterdeylinge in Brabant<br />

alsoe dat daira¡ tot Mechelen een dachvaert wairt geleegt dair zy beyde ter<br />

dachvaert waren. Mar eer die dachvaert schyet, soe waest geordineert dat die<br />

1 In margine nota.<br />

82


fol. 104 v<br />

fol. 105 r<br />

1355-1356<br />

voirs. hertoge ende die greve beyde uuyter stat ryden zouden, zoese deden. Ende<br />

dairnae quam greve Lodewyc voirs. weder subtylyc bynnen Mechelen ende dede<br />

zoevele met vrienden aen die <strong>van</strong> Mechelen, datse hem ont¢ngen voir enen heer,<br />

nyettegenstaende datse den voirs. hertoich Wencelyn ende vrouw Iohanne eedt<br />

gedaen hadden ende ontfangen. Ende dairomme ga¡ hy dien <strong>van</strong> Mechelen drie<br />

mercten, <strong>van</strong> haver, vyssch ende zout, die de stat <strong>van</strong> Antwerpen tevoerens hadde.<br />

Ende greve Lodewyc ginc zyn palen besetten ende desgelyc dede oic die voirs. hertoge<br />

Wencelyn. Ende hertoge Wencelyn zocht raet ende troest aen zynen voirs.<br />

brueder Kaerle, die vierde keyser /ende coninc <strong>van</strong> Behem, zoe datter een dachvaert<br />

wairt geleegt tot Tricht, dair hertoichWencelyn ende vrou Iohanna quamen.<br />

Ende dair by den voirs. keyser wairt gemaect een wonderlic verbont: 1<br />

in den iersten als dat thertoichdom <strong>van</strong> Brabant ende <strong>van</strong> Lymborch blyven souden<br />

aen hertoige Wencelyn ende vrou Iohanna als hoir natuerlycke, wittige princen<br />

ende dat hertoichWencelyn buyten consent <strong>van</strong>vrou Iohanna geen gueden oft<br />

landen en zoude moigen versetten, vercopen, veranderen oft belasten;<br />

item ende oft vrou Iohanna stor¡ voir hertoich Wencelyn sonder oir, zoe soude<br />

hertoichWencelyn die landen behouden als natuerlyc heer;<br />

ende stor¡ hertoichWencelyn voir vrou Iohanna sonder oir, zoe zoude zy hair leven<br />

lanc vrou blyven; ende creech zy nae enen anderen man ende daira¡ wittich<br />

oir, dat soude nae hair succederen;<br />

ende oft zy beyde storven sonder oir, zoe souden die landen <strong>van</strong> Brabant ende <strong>van</strong><br />

Lymborch blyven opten voirs. keyser Kaerle als op den wittigen successeur; ende<br />

oft keyser Kaerle dan nyet en leefden, zoe souden die landen blyven op die naeste<br />

levende geboert <strong>van</strong> Lutzenborch; daira¡ brieven worden gemaect <strong>van</strong> den daet<br />

M CCC LVI, dwelc oic die gedeputeerden <strong>van</strong> den steden by goetduncken <strong>van</strong> ennigen<br />

edelen dairby wesende oic geloefden te doen volvueren. Ende vrou Iohanna<br />

consenteerden oic dairinne om troest ende bystant te hebbene <strong>van</strong> den voirs. keyser<br />

Kaerle, / brueder <strong>van</strong> hertoich Wencelyn voirs., want greve Lodewyc voirs.<br />

mechtich was.<br />

Ende alsoe ten tyde <strong>van</strong> denvoirs. scepenstoel, opten XVII en dach in oext, geboerden<br />

dat greve Lodewyc voirs. quam voir Bruessel. Die <strong>van</strong> Bruessel lyepen tegens<br />

hem uuyt, dair hyse versloech ende quam alsoe bynnen Bruessel dair hy zyn<br />

banyeren uuytstack opter stathuys ende zyn wympelen ten poirten ende zy mosten<br />

hem hulden. Dairnae quam hy tot Loeuen, mar die en hulden hem nyet ende<br />

hy bedree¡ vele gewauts in Brabant.<br />

Daernae wairt tvoirs. oirloigh tusschen beyde opgenomen <strong>van</strong> hertoge Willem<br />

<strong>van</strong> Beyeren, greve <strong>van</strong> Henegouwe, <strong>van</strong> Hollant, <strong>van</strong> Zeelant ende heer <strong>van</strong><br />

Vryeslant, wantse hem in beyden zyden bestonden ende alsoe <strong>van</strong> beyden zyden<br />

verbonden zy hen met brieven ende zegelen, welke hertoichWillem, als nae blyct,<br />

int iair LVII een uuytspraec gedaen heeft. 1<br />

1 In margine nota.<br />

83


fol. 105 v<br />

fol. 106 r<br />

1356-1357<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o LVI o : Godefridus Sceyuel, Theodericus<br />

Buxken, Godescalcus de Bladel, Arnoldus de Waderle, Iohannes de Gestel, Petrus<br />

Steenwech, / Henricus Loze.<br />

Aengaet den houtscat<br />

Ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe hebben hertoichWencelyn ende vrou Ianna<br />

deser stat verleent die carthe <strong>van</strong> den houtscat, te wetene dat die poirteren deser<br />

stat tot ewigen daigen quyt zullen zyn ende vry <strong>van</strong> den houtscat die men hen<br />

ende hoeren vorderen sculdich is te betalen, alsoe dat men den poirteren <strong>van</strong> hoeren<br />

bosschen oft anderen hout, wassende oft nyet wassende, vry <strong>van</strong> houtscat sal<br />

laten, etc.; welke carthe begint: `Wencelaus', etc. ende is begrepen opten blade<br />

CCC LXXIX.<br />

Aengaet der pelingen <strong>van</strong>Vlymen, Engelen, dese stat endeVucht<br />

Oeck ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe hebben die voirs. hertoichWencelyn<br />

ende vrou Iohanna con¢rmeert die pelinge gedaen by heren Bernart, heer <strong>van</strong><br />

Bourgevail, drossaet <strong>van</strong> Brabant, tusschen dese stat, den dorpe <strong>van</strong> Vucht ende<br />

Cromvoirt ter eenre ende den dorpen <strong>van</strong>Vlymen ende Engelen ter andere zyden,<br />

by welker pelingen bevonden is dat die palen hiernae bescreven deser stat <strong>van</strong><br />

outs toebehoirt hebben ende noch toebehoren, te wetene: begynnende aen dat<br />

cruys dat voir Engelen te staen plach in der zyden tot Dyependyc wairt ende <strong>van</strong>dair<br />

recht lynrecht opte bleeken <strong>van</strong> der Engelscher Meeren ende <strong>van</strong>daer recht<br />

lynderecht opten Moelenwech ende <strong>van</strong>dair lyntrecht opten hoerinc <strong>van</strong> den<br />

Amer voirVlymen in der stegen aldair ende <strong>van</strong>dair lynrecht opten breeden wech<br />

ende <strong>van</strong>dair lynrecht opten Dyselberch, etc. ut inibi; prout in litteris incipientibus:`Wencelaus',<br />

etc. et comprehensis folio LXVII. /<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o LVII o :IohannesdeHellu,Ghysbertusde<br />

Spina, Gerardus de Eyndouia, Iohannes Enode.<br />

Tempore istius scabinatus Iohannes de Lyemde tamquam magister domus <strong>van</strong><br />

der Eyendonck fuit adiusticiatus ad certas hereditates sitas inVucht, etc., ex quibus<br />

habetur quod eo tempore dicta domus <strong>van</strong> der Eyendonck steterat. 1<br />

Aengaet den Hamdyc voir Den Graue<br />

Ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe wairt den Hamdyc, gelegen voir Den<br />

Graue, gemaect ende dat by hulpe der ingesetenen deser meyeryen dairomtrent<br />

geseten<strong>van</strong> gracien wegen ende nyet <strong>van</strong> recht; welken Hamdycheer Ian, heer <strong>van</strong><br />

Kuyck ende <strong>van</strong> Hoostraten, voir zyn voirs. stat <strong>van</strong> Den Graue ende zyn luyden<br />

aldair geloeft heeft ten ewigen daigen te houden ende te doen houden; prout in<br />

litteris incipientibus: Àllen denghenen', etc. et comprehensis folio LXVIII.<br />

1 Vertaling: tentijde<strong>van</strong> dezeschepenstoelwerd Jan<strong>van</strong> Liempdeals meester<strong>van</strong> het Huis<strong>van</strong><br />

der Eyendonck gerechtigd tot zekere erven, gelegen inVught, enz., waar<strong>van</strong> men aanneemt<br />

dat in die tijd het genoemde Huis <strong>van</strong> der Eyendonck daarop stond.<br />

84


fol. 106 v<br />

fol. 107 r<br />

Hoe hertoichWillem <strong>van</strong> Beyeren zyn uuytspraec dede<br />

Ten tyde oick <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel opten vierden dach <strong>van</strong> iunio dede die<br />

voirs. hertogeWillem <strong>van</strong> Beyeren, etc. tusschen hertogeWencelyn ende vrou Iohanna<br />

ter eenre ende greve Lodewyc <strong>van</strong>Vlaenderen ter anderen zyden syn uuytspraeck,<br />

wesende dairinne, zoe men hoeren mach, zeer gunstich den greve<br />

voirs.: 1 in den yersten, want sommige steden ende edelen in / Brabant den voirs.<br />

greve eedt gedaen hebben, soe souden die steden <strong>van</strong> Loeuen, Bruessel, Nyvele,<br />

Thienen denzelven greve eens siaers dyenen ten costen slantz <strong>van</strong> Brabant elck<br />

met eenre banyeren sess weken lanc elc met XXV mannen gewapent alse <strong>van</strong><br />

den greve versocht worden ende des souden die steden ende edelen hoirs eedts<br />

verdragen wesen;<br />

item want die greve voirs. hem gescreven hedde hertoich <strong>van</strong> Brabant, zoe zoude<br />

hy den titel moigen behouden zyn leefdaige lanc, oft hy woude;<br />

Hier wairt MechelenVlaemsch<br />

item dat die greve voir zyn costen ende scaden des oirloigs die hy gehadt hedde, hy<br />

ende zyn nacomelinge zoude hebben ende wesen heren <strong>van</strong> Mechelen;<br />

Hier wairt Antwerpen oicVlaemsch<br />

item ende dat die voirs. Margriet, suster <strong>van</strong> vrou Iohanna voirs. ende wy¡ <strong>van</strong><br />

greve Lodewyc voirs., ende hoir oir, te wetene hair dochter by namen Margriet<br />

die zy <strong>van</strong> greve Lodewyc voirs. heeft ende vercrigen zal, sal hebben voir hair vaderlic<br />

verster¡ X M gulden £orynen er£ic ende dairvoir te leen ende in manscap<br />

<strong>van</strong> vrou Iohanna voirs. ontfaen zal Antwerpen met hoer toebehoirten;<br />

Hier wairt Huesden Hollantz<br />

1359-1360<br />

item hoewael dat een gemeyn faem is dat die voirs. hertoichWillem int voirs. seggen<br />

geseegt zoude hebben: `Huesden myn', soe en eest nochtans alsoe nyet, mar<br />

want hyt vrouw Iohanna afnam tonrechte, soe maecten hy er a¡ `Huesden myn' 1 .<br />

Hertoich Willem voirs. wairt nae tseggen voirs. iammerlic geplaigt als si<strong>nl</strong>oes te<br />

zyn ende hertoich Aelbrecht, zyn brueder, die paleysgrave, /deden ge<strong>van</strong>gen leyden<br />

ende leggen tot Keynout in Henegouwe, dair hy zyn leefdaigen buyten synnen<br />

blivende ge<strong>van</strong>gen blee¡. Ende nae den voirs. seggen soe worden die voirscr. greve<br />

Lodewyc ende Margriet, zyn grevinne, tot Antwerpen ende Mechelen gehuldt.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o LVIII o : Iohannes Knoede, Iohannes de Derenthere,<br />

GerardusVosse, Henricus <strong>van</strong>Vden, GerardusVosse. 2<br />

Omtrent deser tyt dede hertoichWencelyn maken tslot tot Vilvoerden.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o LIX o : Gerardus Wisseleer, Gerardus Steenwech.<br />

1<br />

In margine nota.<br />

2<br />

Aldushs., abusievelijktweemaaldezelfdeschepennaamoptweeverschillende momenten geschreven.<br />

85


fol. 107 v<br />

fol. 108 r<br />

fol. 108 v<br />

1360-1361<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o LX o : Arnoldus de Globo, / Ghysbertus Lysscap.<br />

Ten tyde <strong>van</strong> desen scepenstoel dede heer Geerlic die Roeuer, scouthet <strong>van</strong> Den<br />

Bosch, beleyde dat die scouthet deser stat altyt, alst noot is, scouwen mach op<br />

dese zyde der Mazen tusschen de stat <strong>van</strong> Den Graue ende der Diesen; prout folio<br />

CXXXVI. 1<br />

Aengaet den loss <strong>van</strong> Oisterwyc<br />

Ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel wairt die meyerye <strong>van</strong> Oisterwyc gelost by deser<br />

stat met III M IIIÃÙ Ä alden scilden die dese stat op hairselven ¢neert hadde;<br />

Ende geen dorpen meer <strong>van</strong> deser stat te vervreemden<br />

ende geloefden hertoge Wencelyn ende vrou Iohanna voir hen ende hoir oir, erven<br />

ende nacomelingen die wederomme nummermeer te versetten, noch egeen andere<br />

dorpen oft vryheiden in deser meyeryen gelegen, noch oic te vervreemden<strong>van</strong> deser<br />

stat; prout in litteris incipientibus:`Wencelaus', etc. et comprehensis folio LXIX.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o LXI o : Iohannes de Hellu,WillelmusVrancke.<br />

Confederationem opidorum Louaniensis et Busciducensis 2<br />

Tempore iamdicti scabinatus scabini, iurati et communitas / de Louanio et de<br />

Buscoducis puro corde invicem prehabitum rancorem remittentes confederationem<br />

mutue pacis et amicicie coniuraverunt et tamquam fratres inviolabiliter obser<strong>van</strong>tes<br />

unanimi voluntate fecerunt, ymmo etiam invicem promiserunt<br />

ubicumque opus habuerint alterum alteri ad suum ius conser<strong>van</strong>tes ¢deliter assistere<br />

contra unumquemque hominem salvo iure domini ducis; prout in litteris<br />

incipientibus:`Universis tam presentibus', etc. et comprehensis folio LXXI.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o LXII o : Henricus Stierken, Arnoldus Berwout,<br />

Arnoldus de Waderle de Andel, Goeswinus Moedel Dicbier, Ghysbertus<br />

<strong>van</strong> den Doeren de Spina, Henricus de Kessel.<br />

Van den toll omtrent deser stat<br />

Ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe hebben hertoich Wencelyn ende vrou Iohanna<br />

deser stat verleent ende den scouthet derselver stat bevolen dat hy sonder<br />

wederseggen ten versueck deser stat hair bystendich zy af te doen allen onrechten<br />

toll die men omtrent derselver stat <strong>van</strong> den poirteren nu nemende is, etc.; prout in<br />

litteris incipientibus:`Wencelaus', etc. et comprehensis folio LXXII./<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o LXIII o .<br />

1<br />

In margine nota.<br />

2<br />

In margine nota; vertaling: het bondgenootschap tussen de steden Leuven en's-Hertogenbosch.<br />

86


fol. 109 r<br />

fol. 109 v<br />

fol. 110 r<br />

Hoe die poirteren bynnen mosten comen woenen<br />

Ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe hebben hertoich Wencelyn ende vrou Iohanna<br />

deser stat verleent ende geconsenteert onder meer dat zoe wye voirtaen<br />

poirter oft poirtersse worde bynnen deser stat, die zullen dairinne moeten comen<br />

woenen bynnen sess weken naedien dat zy poirteren oft poirtarssen worden zyn<br />

ende zullen gebruycken deser stat vryheit, gelyc andere gecofte poirteren oft poirterssen;<br />

Hoe lange die poirters uuyt moigen wesen<br />

voirtaen eest vorwarde al vueren dese poirteren oft poirterssen buyten deser stat om<br />

comanscap, in pelgrimagien oft in sheren dienste ende dairomme langer buyten<br />

bleven dan drie sess weken, dat zy dairmede hoir poirtrecht nyet verlyesen en zullen<br />

moigen, mar zullen hoir poirtrecht gebruycken als zy wedercomen;<br />

Geboeren poirters moigen altyt uuyt wesen<br />

item die ingeboeren poirteren, hoe lange zy uuyt zyn, die en zullen dairmede hoir<br />

poirtrecht nyet moigenverboeren; prout in litteris incipientibus:`Wencelaus <strong>van</strong> Behem',<br />

etc. et comprehensis folio LXXII.<br />

Van coninc Kaerl <strong>van</strong>Vrancryc<br />

1365-1366<br />

Ten tyde oick<strong>van</strong> den scepenstoel voirs. soe waert coninc <strong>van</strong>Vrancryc gecroent /<br />

die vyfte Kaerle, die men hyet die Wyse, zoen <strong>van</strong> den voirs. coninc Ian <strong>van</strong>Vrancryc<br />

die te wive hadde die suster hertoich Wencelyns voirs., ende aldus was hertoichWencelyn<br />

voirs. oem <strong>van</strong> den voirs. Kaerle dieWyse.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o LXIIII o : Henricus deVden, Gerardus Voss,<br />

Franco de Gestel, Coenrardus die Writer, Petrus Steenwech, Geerlacus de Keeldonc.<br />

Ten tyde <strong>van</strong> desen scepenstoel trac hertoich Wencelyn voirs. met groeter macht<br />

voir Rauensteyn tegens den heer <strong>van</strong>Valkenborch.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o LXV to : Iohannes de Derentheren, Iohannes<br />

de Gemart, Arnoldus Heym, Gerardus <strong>van</strong> der Aa, Ghysbertus deVlochouen, /<br />

Iohannes <strong>van</strong> der Zydewynen, Otto Bilsemans.<br />

Hier is te wetene hoe dat die ierste hertoge Reiinout <strong>van</strong> Gelre by zyn ierste<br />

vrouwe hadde twee dochteren; doutste ga¡ hy den greve <strong>van</strong> Cleue, dair zy geen<br />

kynder a¡en creech, ende nae zynre doottrouden zyden greve <strong>van</strong> Bloys; ende die<br />

iongste dochter trouden greve Willem <strong>van</strong> Guylic, die nae mercgreve wairt gemaect.<br />

Dese greve Willem <strong>van</strong> Guylic wan aen de voirs. zyn vrouwe, die iongste<br />

dochter <strong>van</strong> hertoich Reynout voirs., enen zoen die hyet Willem, die wert naemaels<br />

hertoich <strong>van</strong> Guylic ende <strong>van</strong> Gelre ende die met synen hulperen, bisscoppen<br />

ende papen, die Lynde tot Oisterwiic bornden, als nae blyct in den iaer CCC<br />

LXXXVIII. 1 /<br />

Die voirs. hertoige Reiinout, nae die doot <strong>van</strong> zynre voirs. ierster vrouwen, nam<br />

des dorden coninx Eduwairts <strong>van</strong> Engelant dochter, dairaen hy wan twee zoenen<br />

1 In margine nota.<br />

87


fol. 110 v<br />

fol. 111 r<br />

1365-1366<br />

by namen: Reynout, die nae zyns vaders doot trouden vrou Marien, suster <strong>van</strong><br />

vrou Iohanna voirs. ende dochter des voirs. dorden hertoge Ians <strong>van</strong> Brabant; hii<br />

regeerden dlant <strong>van</strong> Gelre als hertoge een wyle tyts met rosten, mar nae wairt hy<br />

<strong>van</strong> Eduwart naegescreven, zynen brueder, ge<strong>van</strong>gen; ende Eduwairt, die hadde<br />

dat zyn voirs. brueder hem ga¡. Beyde dese Gelderssche zoenen storven sonder<br />

oir. Ende als die voirs. ionge hertoich Reynout die vrou Marien voirs. getroudt<br />

hadde, een wyle tyts had regeert dlant <strong>van</strong> Gelre ende dat gehouden in vreeden,<br />

stont op bynnen den lande voirs. twedrachticheit <strong>van</strong> tweer handen partien, deen<br />

hyeten die Bronchorster, dander hyeten die Heeckerlinge.<br />

Hoe deen brueder <strong>van</strong> Gelre den anderen vynck<br />

Die Heeckerlinge voirs. worden verheven <strong>van</strong> den voirs. hertoge Reynout boven<br />

die Bronchorsteren. Des claechden die voirs. Bronchorstere den voirs. Eduwart,<br />

die tegens den voirs. iongen hertoge Reynout, zynen brueder, ende die Heeckerlinge<br />

opstont, vergaderende volc <strong>van</strong> wapenen ende quam tegens denselven zynen<br />

brueder te velde ende ten stryde, alsoe dat die voirs. ionge hertoich Reynout wairt<br />

ge<strong>van</strong>gen. /<br />

Hoe die ionge hertoich Reynout uuyter gevenckenissen quam<br />

Ende als vrou Marie voirscr. verhoirt hadde dat hair heer, die voirs. ionge hertoich<br />

Reynout, ge<strong>van</strong>gen was, toech zy by vrou Iohanna, hair suster, ende hertogeWencelynen<br />

voirs., hen clagende die gevenckenissen hairs heren. Hertoge Wencelyn<br />

voirs. seynden terstont in den lande <strong>van</strong> Gelre vele volcx <strong>van</strong> wapenen, die BoemelreWert<br />

omsloegen. Ende voirts bleeft oirloge tusschen denvoirs. hertogeWencelyn<br />

ende den voirs. Eduwairt ende zynen hulperen, ingesetenen slantz <strong>van</strong><br />

Gelre, eenen langen tyt, wael drie iaren. Ende ten laetsten in enen strydt die geboirden<br />

voir Bauswilder, weert Eduwairt voirs. dootgeslagen int lant <strong>van</strong> Guylic.<br />

Ende die voirs. ionge hertoich Reynout <strong>van</strong> Gelre quam uuyter gevenckenissen,<br />

mar ster¡ corts dairnae mits die veranderinge der locht ende sonder oir.<br />

HertoichWencelyn wairt oic ge<strong>van</strong>gen<br />

Ende dairnae in den voirs. strydt die geboerden voir Bauswilder als int iair M<br />

CCC LXXI, wairt hertoich Wencelyn voirs. ge<strong>van</strong>gen ende ge<strong>van</strong>gen gevuert te<br />

Nyegge, dair hy lange ge<strong>van</strong>gen lach; welke oirloge oic mede toequam ende oic<br />

was tegens den voirs. mercgreve Willemen <strong>van</strong> Guylic, omdat hy den coepluyden<br />

<strong>van</strong> Brabant hoeren scade die zy in zyn lant geleden hadden ende hen was gedaen,<br />

boven den gesworen lantvrede nyet / oprichten en woude, alsoe zyn vorders geloeft<br />

hadden te doen.<br />

Die lossinge hertoichWencelyn<br />

Ende als die voirs. keyser Kaerle, brueder <strong>van</strong> den voirs. hertoichWencelyn, vernam<br />

hoe zyn brueder ge<strong>van</strong>gen was, was hy toernich ende begonst een process te<br />

maken metten princen <strong>van</strong> den Ryc omme met vonnesse te beroeven den voirs.<br />

hertoichWillem <strong>van</strong> Guylic <strong>van</strong> allen zynen heerlicheit. Die voirs. hertoich Wil-<br />

88


fol. 111 v<br />

fol. 112 r<br />

lem <strong>van</strong> Guylic, dat vernemende, lyet hy uuyter gevenckenissen sonder rantson<br />

denvoirs. hertoichWencelyn. Mar die heren die met hem ge<strong>van</strong>gen waren, mosten<br />

geven IX hondertduysent Vilvoirtsche mottoenen. Daernae stont op grote twiste<br />

tusschen den voirs. greve <strong>van</strong> Bloys ende den voirs. mercgreve Willem <strong>van</strong> Gylic<br />

om des hertoichdoms <strong>van</strong> Gelre. Mercgreve Willem <strong>van</strong> Guylic voirs. woude<br />

tvoirs. hertoichdom <strong>van</strong> Gelre trecken aen den voirs.Willemen, zynen zoen, zoe<br />

hy oic dede, om deswille, zoe hy oic seeghden, dattet op geen vrouwen versterven<br />

mochte, als er mans geslachte levende wair <strong>van</strong> den bloode gecomen.<br />

Hier quamt lant <strong>van</strong> Gelre ende <strong>van</strong> Guylic aeneen<br />

Ende alsoe als omtrent den iair LXXII wairt die ionge greveWillem hertoich <strong>van</strong><br />

Gelre ende nae zyns vaders doot hertoich <strong>van</strong> Guylic /ende duss quam dlant <strong>van</strong><br />

Gelre ende <strong>van</strong> Guylic yerst tegader ende onder enen heer.<br />

Dat Oyen endeTurnout fundeert worden<br />

Item ende nae die doot <strong>van</strong> den voirs. hertoich Reynout, die als hy uuyter gevenckenissen<br />

was gecomen zeer corts ster¡, soe dede vrouwe Marie voirs., zyn wedue,<br />

maken op die eerde <strong>van</strong> Brabant tslot <strong>van</strong> Oyen ende die borch tot<br />

Turnhout, dwelc hair guedinge was ende dair zy al meest was nae hairs heren<br />

doot.<br />

Aengaet den vrede te nemen<br />

Ten tyde voirscrevens scepenstoels als <strong>van</strong> den voirs. iair M CCC LXVende LXVI<br />

soe hebben hertoge Wencelyn ende vrou Iohanna deser stat verleent een carthe<br />

dairinne datse enen yegelycken poirter deser stat in een ewelic recht gegeven hebbenvoir<br />

hen ende hoer nacomelingenvreede te moigen nemen, gelyc een scouthet<br />

deser stat. Ende zoe den scouthet oft poirter in orconde <strong>van</strong> tween poirteren eenwer¡,<br />

anderwer¡ ende dordwer¡ weygerden vrede te geven, die zals wesen op<br />

enen broeck <strong>van</strong> X ponden ende oft hy en nyet en conste betalen, die sals wesen<br />

op zyn een hant a¡ te slaen; prout in litteris incipientibus: `Wencelaus', etc. et<br />

comprehensis folio LXXIII. /<br />

Aengaet den Zegedyc tusschen Haren ende Duer<br />

1365-1366<br />

Oeck ten tyde desselfs scepenstoels soe hebben hertoichWencelyn ende vrou Iohanna<br />

in een andere carthe bevolen den scouthet <strong>van</strong> Den Bosch het maken <strong>van</strong><br />

den Zegedyc tusschen Haren ende Duer altyt metter clocken ende dat te doen<br />

doen denghenen diet sculdich zyn oft den gemeynen lande die wynre oft verlieser<br />

dairaen zyn moegen, ut inibi; welke carthe begint: `Wencelaus'ende is begrepen<br />

opten blade LXXIIII.<br />

89


fol. 112 v<br />

1365-1366<br />

Van der stat ende vitte 1 die dese stad heeft op Scoenrelande <strong>van</strong> den<br />

coninc <strong>van</strong> Deenmarcken<br />

Oeckten tyde <strong>van</strong> den scepenstoel voirs. soe hebben noch hertoichWencelyn ende<br />

vrouw Iohanna in een ander carthe deser stat geoirloft tegens den coninc <strong>van</strong><br />

Deynmarcken te moegen coepen een stat ende vitte op Scoenrelande, dair die scepenen<br />

ten tyde deser stat iairlix zullen moigen setten enen voegt die richten sal in<br />

der vitten ende stat voirs. <strong>van</strong> allen saken nae deser stat rechten, gelyc andere steden<br />

die daer oeckvitten hebben, nae hoeren rechte doen, onder vorwarde dat die<br />

voirs. voegt den scepenen deser stat tot behoe¡ derselver stat iairlix <strong>van</strong> allen foirfayten<br />

ende saken rekeningen sal doen; welke carthebegint:`Wencelaus', etc. ende<br />

is begrepen opten blade LXXIIII.<br />

Submissie gedaen by hertoichWencelyn ende heer Walrauen <strong>van</strong> Valkenborch<br />

in de geswoeren des lantsvrede<br />

Oeck ten tyde <strong>van</strong> den scepenstoel voirs., den lesten dach <strong>van</strong> iunio, soe hebben<br />

hertoge Wencelyn <strong>van</strong> Behem voirs., hertoge <strong>van</strong> Brabant, ter eenre ende heer<br />

Walrauen, / heer tot Borne, Zittart ende slantz <strong>van</strong> Rauensteyn, ter andere zyden<br />

op die oirloge diese met hoeren hulperen op malcanderen aengegrepen hadden,<br />

overmitz der hersscap, borch, stat ende lant <strong>van</strong>Valkenborch ende oic mits zekeren<br />

brieven, sprekende <strong>van</strong> XXXV M alder scilden, als gemaect waren ruerende<br />

die voirs. hersscap, borch, stat ende lant <strong>van</strong>Valkenborch, hercomende <strong>van</strong> enen<br />

coep oft vercoepe die heer Henric <strong>van</strong>Vlaenderen, wilneer heer <strong>van</strong>Valkenborch,<br />

gedaen hadde, ende oic omme alsulckenen bruecke die hertoich Wencelyn voirs.<br />

meynden dat heer Walrauen <strong>van</strong> Valkenborch hem gebruect hedde, zoe om dat<br />

huys <strong>van</strong> Herpen dat dair te staen plach, zoe om andere saken die tusschen beyde<br />

gaende waren, hen verbonden ende submitteert in de gesworen des gemeynen<br />

lantvrede tusschen Maze ende Ryn der doerluchtiger heren ende fursten des eerwerdigen<br />

in GodeVaders heren Engelbrechs, archbisscop tot Coelen, des hertogen<br />

<strong>van</strong> Lutsenborch, etc. ende heren Willems, hertoige <strong>van</strong> Guylic, ende der<br />

steden <strong>van</strong> Coelen ende Aken.<br />

Noch submissie tusschen heren Walrauen voirs. ende den hertoich<br />

<strong>van</strong> Guylic ende heren Reynout <strong>van</strong> Scoenvorst ende heeren Loe¡<br />

<strong>van</strong> Hoerne<br />

Ende oick in deselve geswoeren soe heeft heerWalrauen voirs. sich verbonden <strong>van</strong><br />

allen twisten wesende tusschen hem ende den voirs. hertoich <strong>van</strong> Guylic ende<br />

noch tusschen hem ende heren Reynout, heer <strong>van</strong> Scoenvorst, ende oic tusschen<br />

hem ende heren Loe¡, heer <strong>van</strong> Hoerne; welke submissiebrieve des voirs. hertoich<br />

Wencelyns beginnen: `Wencelaus', etc. ende zyn begrepen ad signum tale<br />

(½19) ac folio CCC XCIX. Ende des voirs. heren Walrauens submissiebrieve be-<br />

1 Vitte: naam der nederzettingen en factorijen <strong>van</strong> de Hanzeatische steden op de zuidkust <strong>van</strong><br />

Zweden, vooral ten behoeve <strong>van</strong> de <strong>van</strong>gst en verpakking <strong>van</strong> haring.<br />

90


fol. 113 r<br />

fol. 113 v<br />

ginnen: `Wy,Walrauen <strong>van</strong> Valkenborch', etc. ende zyn begrepen ad signum tale<br />

(½20) ac folio CCCC. /<br />

Hoe die stat houden sal hoir recht int lant <strong>van</strong> Herpen<br />

In welke submissiebrieve herenWalrauens voirs. dieselver heerWalrauen hem onder<br />

meer verbonden heeft dat die voirs. hertoge <strong>van</strong> Brabant ende zyn stat <strong>van</strong><br />

Den Bosch in allen hoeren ouden rechten ende hercomen blyven zullen, etc.<br />

Uuytspraeck der gesworen des lantsvreden volgt hier<br />

1365-1366<br />

Item ende dat 1 in denselven scepenstoel in iulio, des saterdaigz nae Sinte-Margrietendach,<br />

soe hebben die voirs. gesworen des lantsvrede, nae aenspraec ende<br />

verantwoerden <strong>van</strong> beyden partyen voirs., overgegeven ende oic naedien datse<br />

hen met wysen papen die sich des rechz verstonden ende met wysen anderen luyden<br />

hadden besproken ende beraiden, tusschen partyen voirs. met recht ende voir<br />

recht uuytgesproken als hiernae volgt: 2<br />

Van den afgebroken huys tot Herpen<br />

in den iersten op die aenspraeck des voirs. hertoigen <strong>van</strong> Brabant ende antwoerden<br />

herenWalrauens voirs., scriftelic overgegeven, dairinne die hertoichvoirs. denvoirs.<br />

heren Walrauen aenspreect, omdat hy zyn oepenen huys tot Herpen afgebroecken<br />

heeft ende ewechgevuert, dat heer Walrauen kenden; ende want geen man zyns heren<br />

huys noch zyn leene met recht ergeren en mach noch en zal, mar beteren, soe<br />

hebben zy uuytgesproken dat heer Walrauen dat huys tot Herpen weder zal doen<br />

maken alsoe goet oft beter ast was ende dat <strong>van</strong> nu Sinte-Remeysmisse naestcomende<br />

over een iair;<br />

Dat men shuys tot Rauesteyn nyet afbreken en sal<br />

item op die aenspraeck dair die voirs. hertoich begeert het huys tot Rauesteyn weder<br />

afgebroken te werdene, want /tegens zynen wille in zynen lande was gemaect, hebbense<br />

uuytgesproken dat heer Walrauen voirs. nyet sculdich en zal wesen dat a¡ te<br />

breecken, etc.;<br />

Van der tiende tot Nysterle, etc.<br />

item op die aensprake dair die voirs. hertoich aenspreect herenWalrauen dat hy hem<br />

genomen hadde zyn tiende tot Nysterle ende den ingesetenen aldair hoir erven met<br />

gewalt genomen ende opt verantwoirden by herenWalrauen dairop gedaen, als dat<br />

hem die thiende eertyts met gewalt genomen weer ende naederhant om diensts wille<br />

<strong>van</strong> den hertoich <strong>van</strong> Brabant wedergegeven, hebbense uuytgesproken dat zoe verre<br />

heer Walrauen voirs. des anderendaigz nae Sinte-Laureynsdach naestcomende bewyst<br />

dat die thiende ende die erven voirs. hem met gewalt genomen zyn ende hem<br />

<strong>van</strong> den heer <strong>van</strong> Brabant wedergegeven, zoe zullense hem ewelic blyven, ende oft<br />

hy des nyet en doet bynnen den tyde voirs., soe zal die thiend voirs. blyven aen den<br />

1 Aldus hs.<br />

2 In margine uuytspraeck.<br />

91


fol. 114 r<br />

fol. 114 v<br />

1365-1366<br />

voirs. hertoich <strong>van</strong> Brabant ende zyn erven ende zal oic heer Walrauen den goeden<br />

luyden hoir erven laten, etc.;<br />

Van den scaide gedaen den coeplieden <strong>van</strong> Zichen bii heeren Walrauenen<br />

item op die aenspraeck des voirs. hertoigen dairinne hy aenspreeck herenWalrauen<br />

dat hy die coeplieden <strong>van</strong> Zichen ende andere opter vryer straten ge<strong>van</strong>gen ende<br />

hoir goet genomen hedde, ten tyde als hy shertogen voirs. raet ende man was, ende<br />

opt verantwoirden herenWalrauens, kennende dat hy sulcx gedaen hedde, mar voir<br />

scult die hy seeghden aen den hertoich tachter te wesen des nochtans nyet, hebbense<br />

met recht ende voir recht uuytgesproken dat heer Walrauen Sint-Andriesmisse<br />

naestcomende weder betalen zall den voirs. hertoge XIII C alde scilden die hy den<br />

coepluyden betaelt hadde voir hoeren scaiden ende dat dairtoe heer Walrauen enen<br />

yegelycken der coepluyden hoeren scaden /op hoir eeden richten sall;<br />

item op die aenspraeckdair die hertoichvoirs. aenspreeckt denvoirs.Walrauen dat<br />

Rycxken, zyn knecht, zekere bourgeren <strong>van</strong> Loeuen afgescat haddeV C alde scilden,<br />

hebbense uuytgesproken herenWalrauen daira¡ quyt, want hy darmede nyet<br />

en hadde te sca¡en ende Rycxken zyn knecht nyet en was;<br />

item op die aenspraeck shertogen voirs. dairinne hii aenspreect heren Walrauen<br />

voirs., als dat heren Walrauens dienres ende huysgesynne weren comen tot Mechelen<br />

ende hedden dair geroeft ende ge<strong>van</strong>gen allet datse dair vonden ende gevuert<br />

tot Borne opt huys, heren Walrauen des hertogen raet wesende, hebbense<br />

dairop uuytgesproken, mitsdien heer Walrauen dat kenden, dat hy dat tusschen<br />

dit ende Korsdach naestcomende zal oprichten; ende aengaende dat heer Walrauen<br />

dairaen verboirt hedde zyn have, leen ende goet, dwelc die hertoge voirs.<br />

heyschten, hebbense uuytgesproken dat die hertoge daira¡ hebben zal des die<br />

leenmannen dairop wysen zullen;<br />

Aengaet den lant Valkenborch<br />

ende aengaende der aenspraken shertogen dairinne dieselver hertoge aenspreect<br />

heren Walrauen ende denzelven heyscht hem over te leveren enen brie¡ <strong>van</strong><br />

XXXV M scilden als <strong>van</strong> den coep der heerlicheit ende lande <strong>van</strong>Valkenborch dien<br />

heer Henric <strong>van</strong>Vlaenderen gedaen had, ende hertoge Eduwart <strong>van</strong> Gelre een zoen<br />

gemaect hadde tusschen heren Henricken voirs. ende vrouw Philippe, zynen / wive,<br />

als dat zy den brie¡ hebben zoude ende zy hair recht dairaf bekent hadde den voirs.<br />

hertoge, hebbense uuytgesproken, want heerWalrauen gelydt hadde den brie¡ voirs.<br />

in zynre macht te wesen, dat hy dien leveren sal des sondaigz nae Sinte-<strong>Peter</strong>sdach<br />

ad Vincula naestcomende bynnen der stat Tricht in des dekens huys <strong>van</strong> Sinte-Seruaes<br />

tot behoe¡ shertogen voirs.;<br />

Oeck aengaet den lant <strong>van</strong>Valkenborch<br />

item op die aenspraeck des hertogen voirs. dairinne hy voir sich ende zyn geselinne,<br />

die hertoginne vrouw Iohanna, aenspreect heren Walrauen <strong>van</strong> den lande <strong>van</strong> Valkenborch,<br />

dat hy in heeft ende dairinne heer Ian <strong>van</strong> Valkenborch bestorven is,<br />

omme alsulkenen vorder recht als hy ercregen hadde <strong>van</strong> vrouwe Philippe <strong>van</strong>Valkenborch,<br />

die abdisse <strong>van</strong> Mabeuge, den gebruederen <strong>van</strong> Brederode ende <strong>van</strong> den<br />

hertoge <strong>van</strong> Guylic, ende mits dat den geswoeren voirs. was gebleken met hertoge<br />

Ians, hertoge <strong>van</strong> Brabant lest versceyden, segel, dat vrouw Philippe alle leen der<br />

92


fol. 115 r<br />

fol. 115 v<br />

1365-1366<br />

heerlicheit <strong>van</strong>Valkenborch <strong>van</strong> den hertoge <strong>van</strong> Brabant alreierst ontfangen hadde<br />

ende hair tselver leen met recht ende vonnes zynre mannen <strong>van</strong> Lymborch aengewyst<br />

was ende zy dairinne geset wairt ende oic zy ende heer Henrick <strong>van</strong>Vlaenderen,<br />

hair man, <strong>van</strong> den keyser dairinne gekent waren, nae luyde des keysers brieve,<br />

met welken brieven die keyser voirs. voirt bekent had dat heer Reynaut, heer tot<br />

Scoenvorst, in rechter geweer der voirs. hersscap ende lande geseten hadde om alsulkenen<br />

coep als heer Henric <strong>van</strong>Vlaenderen <strong>van</strong> zynre ende vrouwe Philippe wegen<br />

den / voirs. heren Reynaut gedaen hadde <strong>van</strong> den hersscap ende lande <strong>van</strong><br />

Valkenborch ende dat dairnae heer Willem, hertoge <strong>van</strong> Guylic, om alsulkenen vercopinge<br />

als die heer <strong>van</strong> Scoenvorst voirs. daira¡ hem gedaen hadde, geseten hadde<br />

ende voir nae allet datse hadden gesien ende bevonden dat heer Walrauen voirs.<br />

tvoirs. lant <strong>van</strong> Valkenborch met gewelt ingehouden hedde, hebbense uuytgesproken<br />

met recht ende voir recht dat die voirs. hertoich <strong>van</strong> Brabant ende zyn erven<br />

tvoirs. lant <strong>van</strong> Valkenborch halden ende besitten zullen ende eewelic gebruycken,<br />

beheltelic den voirs. hertoich <strong>van</strong> Guylic zyn recht in den lande voirs. nae inhout<br />

zynre brieven; ende oft heer Walrauen dairtoe ennich recht vermeten woude, dat<br />

hy dat nyet en zall zuecken met oirloge, mar hy mach dat heysschen voir den keyser<br />

oft dairt te leen ruert, etc.;<br />

item opt poinct dat die voirs. hertoge heyscht herenWalrauen voirs. allet dat hy in<br />

den lande <strong>van</strong> Valkenborch opgeboert heeft ende met gewalt beseten, hebbense<br />

uuytgesproken dat heer Walrauen dat allet keeren sal;<br />

Aengaet dat dese stat tolvrii is tot Rauesteyn<br />

item opt poinct dat die hertoich voirs. aenspreect heren Walrauen dat hy dien <strong>van</strong><br />

Den Bosch hoir hout hedde doen afhouwen, hoir coeren ende beesten genomen<br />

ende tot Rauesteyn gevuert, oick met onrecht tot Rauesteyn getolt, want zy tolvry<br />

zyn over all opter Mazen ende bynnen Gelrelant, hebbense uuytgesproken dat heer<br />

Walrauen voirs. den voirs. <strong>van</strong> Den Bosch wedergeven ende betalen zall hoir hout,<br />

coeren ende beesten ende oic dat hy hen afgetolt heeft tot Rauesteyn, zoe ende alse<br />

dat by hoir eeden tot Graue zullen halden; /<br />

Dat die stat hoir pandinge in den lande <strong>van</strong> Herpen heeft<br />

item op poinct dair die hertoge voirs. aenspreect heren Walrauen der pandinge in<br />

den lande <strong>van</strong> Herpen gedaen die hybelet hedde, hebbense uuytgesproken met recht<br />

ende voir recht dat die hertoge ende die stat <strong>van</strong> sHertogenboschvoirs. zullen blyven<br />

by hoeren heerlicheyden, alden rechten ende herbrengen nae inhoude der voirs.<br />

submissiebrieve, etc.;<br />

item opt poinct <strong>van</strong> ioncker Reynaut <strong>van</strong> den Born daira¡ hy heyscht gebetert te<br />

hebben zynen scaide, hebbense uuytgesproken dat ioncker Reynaut die ge<strong>van</strong>gen<br />

die hy heeft, loss laten zal ende des sal hem die hertoge zyn sculde betalen, etc.;<br />

item onder vele meer andere poincten hebbense uuytgesproken dat alle ge<strong>van</strong>gen<br />

<strong>van</strong> beyden zyden die noch ongescat zyn oft die hoir rantsoen nyet betaelt en hebben<br />

al weren zy gescat, oeck alle brantscattinge die noch onbetaelt zyn, loss, ledich,<br />

vry ende quyt zullen wesen, etc.;<br />

welke uuytsprake der voirs. gesworen des lantsvreden begint: `In Goidz namen,<br />

amen. Allen luyden', etc. ende is begrepen opten blade CCC XIX.<br />

93


fol. 116 r<br />

fol. 116 v<br />

1365-1366<br />

Hoe die uuytspraeck voirs. by der keyser con¢rmeert is; den peen by<br />

den voirs. keyser hierop geset<br />

Item ende oick ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe heeft Kaerle voirs.,<br />

Roemsch keyser ende coninc <strong>van</strong> Behem, in zekere zynre keyserlycke mayesteits<br />

brieve ende uuyt volcomentheit der keyserlycker / machten die voirs. uuytsprake<br />

gecon¢rmeert ende gewilt dat die stedich ende vast blyve ende oft ennich der partyen<br />

met woerden oft met recht dairtegens dede, die soude vallen in enen peen<strong>van</strong><br />

duysent marck fyns goutz ende dairtoe oick in des rycke achte vervallen wesen,<br />

alsoe dat die brekende partye in egeen vry steden, sloten oft dorpen vry en soude<br />

wesen, etc.; welke brieve beginnen: `Wy, Kaerle, <strong>van</strong> Goidz genaden Roemsche<br />

keyser', etc. ende zyn begrepen opten blade CCC XCIX.<br />

Beleydt gedaen <strong>van</strong> den rechten die de hertoge ende dese stat hebben<br />

in den lande <strong>van</strong> Herpen ende andere heren lande bynnen deser<br />

meyeriien<br />

Oeckten tyde <strong>van</strong> denvoirs. scepenstoel soe heeft die scouthet deser stat<strong>van</strong>wegen<br />

shertogen <strong>van</strong> Brabant een beleydt ende wairheit gedaen <strong>van</strong> den heerlicheit ende<br />

rechten die de hertoge voirs. ende dese stat hebben ende geherbracht hebben boven<br />

mans gedenckenisse in den lande <strong>van</strong> Herpen ende in andere heren landen<br />

bynnen deser meyeryen gelegen, dairinne die scepenen, geswoeren, raitslude,<br />

mannen <strong>van</strong> leenen ende vele poirteren ten tyde deser stat ende dairtoe oick vele<br />

goede, wittige mannen uuyter vryheit ende dorpen <strong>van</strong> <strong>Os</strong>, Ge¡en, Berchen, Littoyen<br />

ende Hees op hoir eeden ter manissen des scouthets deser stat hebben getuygt,<br />

te wetene:<br />

Dat onse genedige heer is een overheer <strong>van</strong> den lant <strong>van</strong> Herpen<br />

in den iersten als dat die heerlicheit <strong>van</strong> Herpen / met allen hore toebehoirten is een<br />

eygendom des hertogen<strong>van</strong> Brabant ende dat hydair een overheer is ende dat mense<br />

<strong>van</strong> hem te leen houdt, nae uuytwysen der brieven eertyts by den heren <strong>van</strong> Herpen<br />

dairop besegelt, oudt wesende C LXXIII iair ende meer;<br />

Hoe dat dlant <strong>van</strong> Herpen een Brabants leen is<br />

bliict oeck boven tselve ad signum (½21) et folio, 1 als dat heer Henric <strong>van</strong> Kuyck,<br />

heer <strong>van</strong> Herpen, die heerlicheit ende dlant <strong>van</strong> Herpen te leen ontfangen heeft<br />

<strong>van</strong> hertoge Henrick den iersten <strong>van</strong> dien name, hertoge <strong>van</strong> Brabant, ende dat in<br />

den iair M C XCI;<br />

Dat men int lant <strong>van</strong> Herpen ingebieden mach ende onder die smaelheren<br />

item hebben noch getuygt zoe wat heren oft hoir onderseten <strong>van</strong> Herpen ende alle<br />

andere heren ende hoir onderseten die in der meyeryen deser stat geseten zyn, voir<br />

scepenen <strong>van</strong> Den Bosch oft voir poirteren derselver geloven hetzy have oft erve<br />

ende nyet en voldeden, dat mense dairvoir mach ingebieden ende en voldoense dan<br />

nyet, zoe machse die scouthet panden, etc.;<br />

1 Hierna ontbreekt het folionummer, deze oorkonde staat niet in het cartularium.<br />

94


fol. 117 r<br />

fol. 117 v<br />

1365-1366<br />

Dat die poirteren hier te recht behoeren<br />

item hebben oic getuygt dat nyemand <strong>van</strong> den heren <strong>van</strong> Herpen noch <strong>van</strong> ennigen<br />

anderen heren die in deser meyeryen geseten zyn, oft hoir onderseten met deser stat<br />

poirteren lyve oft gueden buyten in hoeren lande nyet dingen en moegen, noch der<br />

poirteren lyve oft gueden arresteren, mar zoe wye totten poirteren oft hoeren gueden<br />

yet seggen wil, die zal daira¡ voir scouthet ende scepenen <strong>van</strong> Den Bosch recht<br />

heysschen ende anders nergens;<br />

Dat men in den land <strong>van</strong> Herpen noch onder die smaelheren trecht deser<br />

stat nyet beletten en zal<br />

item hebben oic getuygt oft gevyel dat ennige heren / <strong>van</strong> Herpen oft andere heren<br />

oft hoir richteren oft ennich <strong>van</strong> hen bynnen deser meyeryen trecht keerden <strong>van</strong> geloeften<br />

alhier gedaen, dat dan die scouthet deser stat <strong>van</strong> shertogen wegen dair<br />

zoude ryden ende ontsetten dies heren richteren ende scepenen totdat dat gebetert<br />

weer; daira¡ eertyts gesciet is in den lande <strong>van</strong> Herpen dat heer Ian <strong>van</strong> Born, heer<br />

Walrauens vader, een gericht belette dat die scepenen <strong>van</strong> Den Bosch gewesen hadden,<br />

dat doen die scouthet <strong>van</strong> Den Bosch dair reet ende ontsetten zyn richteren<br />

ende scepenen ende besetten thuys tot Herpen ende sloech zyn hant aen allen heren<br />

Ians goet totdat hy dat gebetert had ende den cleger zyn gebreckvoldaen;<br />

Previlegien 1<br />

ende datse tselver oic moigen doen blyct uuyt sekere previlegien deser stat verleent,<br />

inhoudende onder meer, weert sake dat yemand yet werrende weer tegen ennigen<br />

poirteren deser stat, daira¡ en sal hy anders nyet hebben dan vonnes der scepenen,<br />

etc.; item ende zoe wie den poirteren onrecht oft gewalt dede aen ziin gueden, dair<br />

sal die scouthet ryden met allen dien <strong>van</strong> deser stat, arme ende ryck, ende dat onrecht<br />

afdoen, etc., ut in previlegio;<br />

Dat die scouthet deser stat allomme die dycken mach doen maken ten<br />

dobbelen costen<br />

item hebben noch getuygt dat die scouthet deser stat allen vervallen dycken in der<br />

voirs. heren landen mach doen maken ende dair hy enen penninc uuytleegt, mach<br />

hy dair twe voir nemen ende die uuytpanden sonder die voirs. heren oft hoir onderseten<br />

te versuecken ende dat aen degeen dies die dycken zyn; ende oft dies gueden<br />

nyet goet genoch en weren, dat alsdan, zoe heer Goyart <strong>van</strong> <strong>Os</strong>, riddere, Henrick<strong>van</strong><br />

Dordrecht ende een deel mannen <strong>van</strong> <strong>Os</strong> getuygt hebben, als den scaide te nemen<br />

die scouthet voirt tasten mach aen de heerlicheit daironder die dycken gelegen zyn<br />

ende daira¡ den scaide innemen; /<br />

Van eenrer beslagen waden<br />

item een deel knapen<strong>van</strong> Berchen hebben getuygt dat eertyts een wade tot Kessel by<br />

Wouter Toyart, schouthet <strong>van</strong> Den Bosch, ende Iannen Wansem, 2 scouthet tot <strong>Os</strong>,<br />

beslagen is geweest met sheren bergen <strong>van</strong> Bucstel ende zynen stroe;<br />

1 In margine nota.<br />

2 Lees mogelijkWausem.<br />

95


fol. 118 r<br />

1365-1366<br />

Ad idem<br />

item tuyghden noch dat die scouthet deser stat eertyts tot OyenVden Hensensoens<br />

huys nederwerp om mesdaet die hy hadde mesdaen tegens den hertoge;<br />

item dat eertyts heer Dirck die Roeuer, scouthet deser stat, ende Wynric <strong>van</strong><br />

Oyen, scouthet tot <strong>Os</strong>, een wade tot Megen beslagen hebben;<br />

item ende dat tot Megen gehaelt wart een mesdadich wy¡ ende tot <strong>Os</strong> gebrant; 1<br />

Dat die scouthet deser stat int lant <strong>van</strong> Herpen geboden gedaen heeft<br />

item ende dat die scouthet deser stat gereden is geweest in den lande <strong>van</strong> Herpen<br />

ende geboot die dycken te maken, daira¡ datse hem mosten versekeren oft hy hedse<br />

doen maken;<br />

item ende dat die scouthet <strong>van</strong> <strong>Os</strong> enen man die verken gestolen hadde ende in den<br />

lande <strong>van</strong> Herpen ge<strong>van</strong>gen was, tot <strong>Os</strong> dede hangen;<br />

Ad simile<br />

item ende dat Ian <strong>van</strong> Beeck, scouthet tot <strong>Os</strong>, int lant <strong>van</strong> Herpen mannen gehaelt<br />

hadde ende hincsche tot <strong>Os</strong>;<br />

item ende dat die scouthet <strong>van</strong> <strong>Os</strong> vynck den scouthet <strong>van</strong> Herpen omdat hy een<br />

wade in den lande <strong>van</strong> Herpen in had laten gaen;<br />

item dat oick Ian<strong>van</strong> Zonne, onderscouthet deser stat, ende /IanWansem 2 ,scouthet<br />

tot <strong>Os</strong>, reeden tot Oyen ende haelden enen poirter deser stat, denwelkenVdo<br />

Hensen ge<strong>van</strong>gen hadde ende worpen dairommeVden huys neder;<br />

item ende dat een, geheiten Ceelken, in den lande <strong>van</strong> Megen waert gehaelt ende<br />

by deser stat op een rat gesett; 1<br />

Hoe dat heer Walrauen verboden wert te tymmeren<br />

item ende dat die scouthet <strong>van</strong> Den Bosch <strong>van</strong> shertogen wegen met een deel goeder<br />

mannen <strong>van</strong> <strong>Os</strong> ende Berchen waren gereden ende gevaren tot Herpen ende verboden<br />

heren Walrauen te tymmeren opten wert by Rauesteyn in der Masen liggende,<br />

zoe hy bestaen hadde, ende dat dairom blee¡ liggen;<br />

item ende dat heer Walrauen oic versocht heeft gehadt Iannen Dicbier, scouthet<br />

deser stat, dat hy hem soude helpen die palen bewaren;<br />

Van gericht in den lant <strong>van</strong> Herpen gedaen<br />

item ende Lambert <strong>van</strong> Strathen, sherouthet 3 tot <strong>Os</strong>, <strong>van</strong> shertogen wegen was geset<br />

scouthet tot Herpen, overmits bruecken die heer Ian <strong>van</strong> Borne had gebroect, ende<br />

dat hy doen enen dye¡ <strong>van</strong> shertogen wegen hynck tot Vden;<br />

Pelinge tusschen dlant <strong>van</strong> Herpen ende Nysterle<br />

item ende dat die scouthet <strong>van</strong> Den Bosch, heer Ian <strong>van</strong> den Plasse, ende Mathys<br />

Back, rentmeester <strong>van</strong> Den Bosch, zyn gecomen geweest tot Nysterle ende deden<br />

dair een peelinge tusschen dlant <strong>van</strong> Herpen ende den dorpe <strong>van</strong> Nysterle ende namen<br />

aldair zeven mannen die op hoir eeden gingen tottenWitten Scilberge toe ende<br />

wesen dair enen pael dair heer Ian, scouthet voirs., dede setten die galge met enen<br />

1 In margine Megen.<br />

2 Lees mogelijkWausem.<br />

3 Aldus hs., lees scouthet.<br />

96


fol. 118 v<br />

fol. 119 r<br />

fol. 119 v<br />

fol. 120 r<br />

styll; ende voirt gingen die voirs. zeven mannen <strong>van</strong> denWitten Scilberge /all totten<br />

Dedwech ende <strong>van</strong> den Dedwech in de stege tot Slaebroeck ende <strong>van</strong>dair voirt<br />

op Hanenberch, <strong>van</strong>dair voirt op Sleecberch tot midden in den Erpt; ende als dit<br />

aldus was gedaen, seeghden die uuyten lande <strong>van</strong> Herpen dat die zeven mannen<br />

<strong>van</strong> Nysterle voirs. weren wynres ende verlyesers in deser saken ende dat dairomme<br />

nyet recht gedaen weer; dwelc hoerende die scouthet ende rentmeester<br />

voirs. namen zy zeven andere mannen uuyten dorpen <strong>van</strong> <strong>Os</strong>, Berchen ende Hees<br />

die dairinne noch wynres noch verlyesers en waren ende gingen dieselve allen<br />

denzelven ganck ende wesen dieselve palen zoe die ierste zeven mannen gedaen<br />

hadden;<br />

item ende is oick getuygt dat Rauesteyn staet bynnen shertogen palen <strong>van</strong> Brabant;<br />

<strong>van</strong> welken beleyde ende wairheyt dbeginsel luydt aldus:`Condt zy allen luyden<br />

die nu zyn ende naemaels wesen zullen, dat die scouthet', etc. ende is<br />

begrepen ad signum (½22) ende opten blade CCCC II.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o LXVI to : Adam de Neynsel, Gerardus Scilder,<br />

Godefridus Sceyuel,Willelmus Eelkini, Bodo deTiela, / TheodericusYewani,<br />

Iacobus Coptiten.<br />

Ten tyde <strong>van</strong> den scepenstoel voirs. trac hertogeWencelyn metten Brabanders voir<br />

een slot, geheyten Heymersbach, dat een roe¡huys was dair vele lyeden ende<br />

coeplyeden beroeft wairden, ende werpt om in den gront.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o LXVII o : Ghysbertus de Spina,Wellinus de<br />

Neynsel, Ghyselbertus Lyscap, Henricus Maechelini.<br />

Van den erven by den Caluwenberch<br />

1370-1371<br />

Ten tyde <strong>van</strong> desen scepenstoel heeft dese stat kennesse gedaen aengaende den<br />

er¡enisse die gelegen zyn by Caluenberch, streckende langs den grave die de heer<br />

<strong>van</strong> Perewys heeft doen graven tot Vucht wairt, etc.; beginnende die brieve: `Wy,<br />

scepenen', etc. ende begrepen folio CCCC LXI.<br />

Greve Lodewyc <strong>van</strong> Vlaenderen voirs. hadde by vrouw Margrieten, zyn vrouwe,<br />

suster <strong>van</strong> vrouwe Iohanna voirs., een dochter, oeck geheiten Margriet, die gegeven<br />

was enen edelen hertoich <strong>van</strong> Bourgoendien, die ster¡ sonder oir <strong>van</strong> hair te<br />

latene. Ende mitsdien vyel shertoichdom <strong>van</strong> Bourgoendien opte croen <strong>van</strong><br />

Vrancryc ende zoeals voirs. is, creech die voirs. Philips le Herdy <strong>van</strong> den voirs. coninc<br />

Kaerle, zynen brueder, thertoichdom<strong>van</strong>/Boergoendien ende die voirs.wedue,<br />

greve Lodewycs dochter, ende oic Rysele, Duway, Oirchyes.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o LXVIII o : Henricus Loze, Iohannes Boudewini,<br />

Ghiselbertus de Spina, Nycolaus Scilder.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o LXIX o : Goeswinus Steenwech, Iohannes de<br />

Gemart, Arnoldus Dicbier, Iohannes de Zydewynen, Willelmus ¢lius Arnoldi<br />

Tyelkini, Iohannes Sceyuel, Iohannes de Bruheze.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o LXX o : Willelmus Eelkini, / Iacobus Coptyten,<br />

Gerardus de Berkel, Goeswinus Moel de Via Lapidea, Arnoldus Stamelart<br />

<strong>van</strong> der Spanct, IohannesTruden.<br />

97


fol. 120 v<br />

fol. 121 r<br />

1371-1372<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o LXXI o : dominus Arnoldus Roeuer, miles,<br />

Arnoldus Stamelart de Penu, Arnoldus Heym, Iohannes ¢lius Leonii de Erpe,<br />

Wolterus de Oirle, Gysbertus Lyscap iunior.<br />

Dat Eduwart <strong>van</strong> Gelre, die hertoge Reynout, zynen brueder, had<br />

ge<strong>van</strong>gen, dootblee¡<br />

Ten tyde <strong>van</strong> desen scepenstoel wairt die voirs. Eduwaert <strong>van</strong> Gelre, die hertoich<br />

Reynout, zynen brueder, ge<strong>van</strong>gen had, dootgeslagen te Bauswilder in een strydt<br />

die hertoichWencelyn had tegen den voirs. mercgreef Willemen<strong>van</strong> Guylic, welcx<br />

hulper Eduwairt voirs. was.<br />

Die carthe <strong>van</strong> versueck<br />

Ten tyde <strong>van</strong> desen scepenstoel soe hebben hertogeWencelyn ende vrouwe Iohanna<br />

voirs. deser stat verleent een carthe die men noempt `die carthe <strong>van</strong> versueck'<br />

ende oic sprekende <strong>van</strong> der stat knapen, etc. Ende dairinne hebbense voir / hen,<br />

hoir oir ende nacomelingen deser stat verleent:<br />

Oft yemand aengetast weer ende hy ten recht wordt versocht<br />

oft gevyele dat die scouthet deser stat oft yemant anders <strong>van</strong> hoere wegen ennigen<br />

poirtere oft poirtarssen aentasten aen lyve oft gueden ende drie scepenen oft meer<br />

den scouthet versochten <strong>van</strong> rechzwegen op zynen eedt dat hy hoeren poirteren oft<br />

poirtarssen hoir ly¡ oft hoer goet dat aengetast weer ten recht ende vonnesse sette<br />

ende hydan des nyet en dede opten zelven dach oft opten anderen dach dairnae metter<br />

zonnen, indien dat bynnen deser stat gesciet weer, dat hy dan <strong>van</strong> den scouthetambacht<br />

ontset sal wesen ende nummmermeer in deser stat oft meyeryen scouthet<br />

zyn en sal noch ambacht vueren; ende gevyelt dat alsoe buyten deser stat ende die<br />

scouthet des nyet en dede bynnen XIIII nachten nae den versueck der scepenen deser<br />

stat, zoe zoude hii ontset zyn als voir;<br />

Aengaet den gruynroyen datse moegen deser stat renten ende assynsen<br />

uuytpanden ende <strong>van</strong>gen ende datse die scepenen setten moigen<br />

item ende dat deser stat knapen deser stat renten ende assynsen ten versueck der<br />

scepenen uuytpanden moigen;<br />

item ende dat zy <strong>van</strong> allen saken houden ende <strong>van</strong>gen moigen ende in gevenckenissen<br />

leyden, mar nyet laten gaen sonder will des scouthets ende deden zy dairtegens,<br />

zoe zouden zy hoirs ambachz quyt wesen ende scepenen zullen moigen<br />

enen anderen setten;<br />

item ende dat die knapen voirs. moigen hoir royen dragen sonder hoeren calange,<br />

etc.; welke carthe begint:`Wencelaus', etc. ende is begrepen folio LXXV.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o LXXII o : Iohannes de Bruheze, /Laurencius<br />

Boyen, Nycolaus de Oirle,Willelmus Coptiten.<br />

Van der wetering te oepenen<br />

Ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe heeft vrouw Iohanna voirs. in eenre carthen<br />

bevolen den scouthet deser stat nu wesende ende namaels comende, dat hy<br />

98


fol. 121 v<br />

fol. 122 r<br />

fol. 122 v<br />

altyt ten versueck deser stat die gemeyn weteringe, tusschen desen lande ende den<br />

lande <strong>van</strong> Megen gaende ende voirt doer dese lande tot in der Mazen, doe ruymen<br />

ende oepen houden dattet water zynen ganc hebbe, etc.; welke carthe begint: `Iohanna,<br />

by der gracien Goids', etc. ende is begrepen opten blade LXXVI.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o LXXIII o : dominusTheodericus Roeuer, miles,<br />

Iohannes de Derenthere,Wolterus de Erpe, Iohannes de Erpe, Emondus die<br />

Roeuer, Marcelius de <strong>Os</strong>,Yewanus Styerken.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o LXXIIII to : Gerardus de Berkel, /Arnoldus<br />

Stamelart de Spanct,Willelmus de Ouden, Iohannes de Dordrecht, Arnoldus de<br />

Beke, Gerardus deVden, Iohannes de Aggere.<br />

Ten tyde <strong>van</strong> desen scepenstoel zoe is een erfdeylinge gemaect tusschen dese stat<br />

endeVucht aengaende dat Vuchterbroeck; prout in litteris incipientibus:`Wy, scepenen',<br />

etc. et comprehensis folio CCCC LVI.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o LXXV o : Gerardus Steenwech, Arnoldus<br />

Heym, Iacobus Coptiten, Henricus Enode, Henricus de Erpe, Andreas deVden,<br />

Iohannes Scrage.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o LXXVI o : Leonius de Lancvelt, Arnoldus de<br />

Andel, Iohannes de Bruheze, Symon de Myrobello, Iohannes Trude, Ghysbertus<br />

Lysscap iunior, Iohannes de Outhuesden.<br />

Ten tyde <strong>van</strong> desen scepenstoel soe heeft byscop Ian <strong>van</strong> Ludick in zekere brieven<br />

verleent hoe men tGroot Gasthuys sal regeren; ende dieselve brieve beginnen:<br />

`Iohannes, Dei gratia episcopus Leodiensis', etc. ende zyn begrepen opten blade<br />

XV. /<br />

Van den strathen nyet te sluyten<br />

Ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe hebben hertoichWencelyn ende vrouw Iohanna<br />

deser stat verleent een carthe dat men die straten deser meyeryen nyet sal<br />

sluyten noch besparren, mar dat die coepman sal moegenvaren, wandelen overall<br />

doer die voirs. strathen, ten weer dat openbair vyantscap weer ende dan dat gemeyntlic<br />

in den lande<strong>van</strong> Brabantgebodenworde; welcke carthebegint: `Wencelaus',<br />

etc. ende is begrepen opten blade LXXVI.<br />

Ten tyde oeck<strong>van</strong> denvoirs. scepenstoel op Sinte-Andriesdach quam keyser Kaerle<br />

dieVierde voirs., brueder <strong>van</strong> den voirs. hertoichWencelyn, tot Bruessel in Brabant,<br />

dair hy met groeter eeren onthaelt waert.<br />

Van dat scisma <strong>van</strong> twee paeusen, duerende XL iaren<br />

1377-1378<br />

Ende omtrent derselver tyt zoe waert in der Heiliger Kercken scisma <strong>van</strong> twee<br />

paeusen ende waerden gecoren dieVI te paeus Vrbanus ende dieVII te paeus Clements<br />

ende alsoe voirt, altyt regnerende twee paeusen omtrent XL iaren lanck.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o LXXVII o : dominus Theodericus Roeuer,<br />

miles,Wolterus de Erpe, Iohannes de Erpe, Goeswinus Moedel de LapideaVia, /<br />

Laurencius Boyen, Marcelius de <strong>Os</strong>, Arnoldus de Gheel.<br />

99


fol. 123 r<br />

fol. 123 v<br />

1378-1379<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o LXXVIII o : dominus Arnoldus Roeuer, miles,<br />

Ghysbertus deVlochouen,Willelmus ¢lius Arnoldi Tielkini, Gerardus de Berkel,<br />

Iohannes ¢lius Leonii de Erpe,Willelmus Coptiten, Iohannes de Dynther.<br />

Aengaet der gruyten<br />

Ten tyde <strong>van</strong> desen scepenstoel soe hebben hertoichWencelyn ende vrouw Iohanna<br />

deser stat verleent een carthe wat men <strong>van</strong> hoppenbier voir gruytgelt geven sal,<br />

datz te wetene dat die rentmeester <strong>van</strong> XL vaten voir gruytgelt boeren sal enen<br />

alden scilt ende dat men altyt bynnen deser stat hoppe mach brouwen; welke carthe<br />

begint:`Wencelaus'etc. ende is begrepen opten blade LXXVII.<br />

Ten tyde oick <strong>van</strong> denselven scepenstoel soe is by heren Rycout die Cock, ridder,<br />

hoichscouthet, scepenen, gesworen, rentmeesteren ende dekenen <strong>van</strong> den ambachten<br />

deser stat geordineert geweest te wetene: /<br />

Aengaet wat men geven sal opter fointen, yerster missen oft bruytten<br />

in den iersten dat opter fointen int he¡en <strong>van</strong> enen kynt nyet meer en sal geven dan<br />

enen alden groeten oft vy¡ scuerken; desgelycx oic enen paep zyn ierst misse singende<br />

ende oic nyet meer en sal men geven eenre bruyt enen man nemende; ende<br />

all opten peen <strong>van</strong> X alde scilden ende hieraf is enen brief in der commen.<br />

Van sekeren personen die gebannen worden<br />

Tenselventyde oick waert Noertken HannenWreychalssoen gebannen C iair ende<br />

enen dach ende oic mede die Noertken dootsloech, die soude hebben C alde scilde<br />

ende dien ge<strong>van</strong>gen brochte, die soude hebben CC alde scilde; ende die Claessen<br />

den Bastart dootsloech soude hebben vyftich alde scilde ende dien ge<strong>van</strong>gen<br />

brochte zoude hebben C alde scilde; welke poincten zyn begrepen opten blade<br />

LXXVII.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o LXXIX o : Arnoldus Heym, Theodericus<br />

Bartholomei, Henricus Knode, Iohannes Scrage, Leonius de Erpe, Iohannes de<br />

Neynsel. /<br />

Aengaet het setten broet, byer, wiin<br />

Ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe hebben hertogeWencelyn ende vrouw Iohannavoirs.<br />

deser stat verleent een carthe dairinne datse den scepenen deser stat<br />

geconsenteert hebben die koeren <strong>van</strong> den brode, wyn ende byer te moigen hoigen<br />

ende minderen tot XLV scillingen toe Bosch gelts, alst hen belieft;<br />

Dat die gruynroyen moigen eyden die koermeesters<br />

ende dat die dienres <strong>van</strong> der gruender royen die koermeesters moigen eyden by weygeringe<br />

des scouthets, ut inibi; welke carthe is begrepen opten blade LXXVIII.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o LXXX o : Arnoldus Stamelart, Leonius de<br />

Lancvelt, Iohannes ¢lius Boudewini,Theodericus Lysscap iunior, ArnoldusVeer,<br />

Willelmus Scilder, Iohannes de Ouden.<br />

100


fol. 124 r<br />

fol. 124 v<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o LXXXI o : Arnoldus Stamelart de Spanct,<br />

Marcelius de Vden, Iohannes de Aggere, Henricus Dicbier ¢lius Godefridi, Zebertus<br />

de Hoculem, / Gerardus deWyel,Willelmus de Hees.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o LXXXII o :IohannesdeBruheze,Iohannes<br />

de Erpe, Iohannes ¢lius Leonii de Erpe,Yewanus Styerken, Iohannes de Dynther,<br />

Iordanus de Hoculem,Willelmus Scilder.<br />

Dat men alleen daigen mach <strong>van</strong> testamenten, <strong>van</strong> geestelycken gueden,<br />

huwelix vorwarde<br />

Ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe hebben hertoge Wencelyn ende vrou Iohannavoirs.<br />

deser stat ende meyeryen verleent dat zoe wye aldair citacien, inhibicien<br />

oft geestelycke geboden anders dan <strong>van</strong> testamenten, <strong>van</strong> geestelycken<br />

gueden oft huwelix vorwarden brengt, dat die nummermeer aldair in ambacht<br />

noch in recht en zullen zyn, etc. ende buyten hore hoeden zullen wesen; welke<br />

carthe begint:`Wencelaus', etc. ende is begrepen opten blade LXXIX.<br />

Van eenen oploep tot Loeuen<br />

Ten tyde oeck<strong>van</strong> den voirs. scepenstoel was tot Loeuen enen grooten oploep. Die<br />

gemeynt vingt die heren ende hadse opter stathuys daira¡ datter tot XVI oft XVII<br />

wairt geworpen <strong>van</strong> boven neder ende worden <strong>van</strong> der gemeynten in de pyecken<br />

gewacht. /<br />

Hoe hertoichWencelyn tot Loeuen die witt setten<br />

Item nae den oploep voirs. wairt by hertoge Wencelyn voirs. geordineert tot ewigen<br />

dagen tot Loeuen souden wesen vier scepenen <strong>van</strong> den geslachten ende drie<br />

<strong>van</strong> der gemeynten ende een commoingimeester ende die gesworen zouden <strong>van</strong><br />

beyden zyden genomen werden hal¡ ende hal¡.<br />

teser tyt sterff hertoge wenceliin<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o LXXXIII o : dominus Arnoldus Roeuer, miles,<br />

Arnoldus Heym, Willelmus ¢lius Arnoldi Tyelkini, Symon de Myrobello,<br />

Henricus Dicbier,Theodericus Berwout, Henricus Scilder.<br />

Dat die scepenen hier moeten woenen<br />

1383-1384<br />

In den iair voirs. soe hebben hertogeWencelyn ende vrou Iohannavoirs. deser stat<br />

verleent een carthe dairinne datse hebben geordineert dat zoe wye voirtaen aldair<br />

scepenen sal zyn, dat die dat iair dat hy scepenen is, stocvast woenen sal met<br />

zynre meester familien bynnen deser statopte verboerenvyftich alde scilden, etc.;<br />

101


fol. 125 r<br />

fol. 125 v<br />

1384-1385<br />

Dat scepenen ende dekenen moeten geboeren poirters wesen<br />

item ende dat voirtaen nyemand scepenen oft dekenen en sal moigen wesen, hy en<br />

zy geboeren poirter deser stat; welcke carthe begint:`Wencelaus', etc. ende is begrepen<br />

opten blade LXXXI. /<br />

teser tyt waert vrouw ianna wedue; teser tyt sterff<br />

hertoich wenceliin<br />

Ten tyde <strong>van</strong> den voirscr. scepenstoel toech die voirs. hertoichWenceliin nae Lutzemborch<br />

omme zyn lant aldair te visiteren, dair hii syeck wairt ende corteling<br />

ster¡ als op Onser-Liever-Vrouwen-Conceptionisdach int iair voirs. ende waert<br />

begraven te Oryuaels int cloester int lant <strong>van</strong> Lutzemborch. Hii hadde by vrouw<br />

Iohanna enen zoen gehadt die ionck ster¡.<br />

ten tyde <strong>van</strong> vrouw iohannawedue wesende 1<br />

Die lantcarthe; 2 teser tyt was vrou Iohanna wedue<br />

Nae die doot <strong>van</strong> hertoichWencelyn voirscr. in deselve maent opten XIX en dach<br />

decembris dairnae soe heeft vrouwe Iohannavoirs., als nuu weduwe wesende, den<br />

lande <strong>van</strong> Brabant verleent die lantcarthe, dairinne datse heeft bevolen ende geboden<br />

allen richteren slantz <strong>van</strong> Brabant dat zy, versocht wesende, enen yegelycken<br />

wit ende vonnisse doen bynnen den naesten dorden dach naedien dat die<br />

persoen dair men over clagende is, gehacht is, ende dat zy dien persoen laten verbourgen<br />

rechz te plegen <strong>van</strong> allen saken dair hy nae den lant recht oepenbairlic<br />

ly¡ noch lyt verboert en heeft. Ende oft ennich richter, versocht wesende, desweygerden,<br />

zoude hy zyns ambachz af wesen ende dairtoe verboert hebben des hy<br />

dairop staende hadde. Ende voirt oft hy hem zyns ambachs vorder onderweynden,<br />

dat men hem <strong>van</strong>gen sal, etc. ut in eadem cartha; 3 welke carthe is bezegelt<br />

by vrouwe Iohanna voirs. ende by hoeren heren die baenroedsche slants <strong>van</strong><br />

Bra- / bant, namentlic: heer Zweer, heer <strong>van</strong> Gaesbeeck, heer Ian, heer <strong>van</strong>Wesemael,<br />

heer Ian, heer <strong>van</strong> Rotselair, heer Ian, heer <strong>van</strong> der Leck ende Breda, heer<br />

Henric, heer <strong>van</strong> Dyest, heer Ian, heer <strong>van</strong> Bouchout, heer Henrick, heer <strong>van</strong><br />

Bergen opten Zoom, heer Willem, heer <strong>van</strong> Du¥e, heer Ian, heer <strong>van</strong> Wittham;<br />

ende welke lantcarthe voirs. begint: `Iohanna', etc. ende is begrepen opten blade<br />

LXXIX.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o LXXXIIII to : Arnoldus Stamelart de Penu,<br />

Leonius de Lancvelt, Iacobus Coptyten, Gerardus de Berkel,Willelmus Coptiten,<br />

Theodericus ¢lius Bartholomei, Iacobus Loze.<br />

1 v v<br />

Herhaald <strong>van</strong>affol. 125 tot en met fol. 144 .<br />

2<br />

In margine nota.<br />

3<br />

Vertaling: zoals in hetzelfde privilege.<br />

102


fol. 126 r<br />

fol. 126 v<br />

Dat payment bynnen deser stat ende meyeryen alleens sal wesen<br />

Ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe heeft vrouwe Iohanna deser stat ende<br />

meyeryen verleent een carthe dairinne datse heeft gegeven dattet payment bynnen<br />

deser stat ende meyeryen alleens zal wesen; welke carthe begint: `Iohanna'<br />

ende is begrepen opten blade LXXXII. /<br />

Van den toll tot Woudrichem<br />

1384-1385<br />

Ten tyde oick<strong>van</strong> denselven scepenstoel soe heeft vrouwe Iohanna deser stat noch<br />

verleent een carthe dairinne datse die poirteren deser stat gevrydt heeft <strong>van</strong> den<br />

onrechten toll die men hen tot Woudrichem afgenomen heeft, alsoe datse voirtaen<br />

dair varen moigen vry ende loss op hoeren rechten tolle, etc; welke carthe<br />

begint:`Iohanna', ende is begrepen opten blade LXXXII.<br />

Die carthe <strong>van</strong> der stillen <strong>van</strong> XXX iaren 1<br />

Oeck ten tyde <strong>van</strong> denselven scepenstoel soe heeft vrouw Iohanna deser stat ende<br />

meyeryenverleent een carthe dye men heyt `die carthe <strong>van</strong> der stillen'oftbesitt <strong>van</strong><br />

XXX iaren, dairinne datse heeft verleent dat zoe wie dartich iaren ende daige beseten<br />

heeft ende besit in erve alse voir zyn erve, dat die dairinne berusten sal nae<br />

den rechte der stillen <strong>van</strong> Brabant; welke carthe begint: `Iohanna'etc. ende is begrepen<br />

opten blade LXXXIII.<br />

Hoe ende wairom hertoichWillem <strong>van</strong> Gelre opstont tegens vrou Iohanna,<br />

wedue, ende tonrecht<br />

Item ende noch ten tyde des scepenstoels voirs., nae die doot <strong>van</strong> den voirs. hertoich<br />

Wencelyn ende als vrouw Iohanna noch met droefheiden bynnen Bruessel<br />

sat, soe begonster discoert te rysen ende stont tegens vrouwe Iohanna op die voirs.<br />

hertoichWillem <strong>van</strong> Gelre, mercgreveWillems <strong>van</strong> Guylic zoen, omdat men hem<br />

nyet en wilde overgeven die heerlicheiden ende sloten <strong>van</strong> Vucht, Gangel ende<br />

Mille, die <strong>van</strong> den heer <strong>van</strong> Heynsberch, diese er£ic toebehoirden, verset waren<br />

aen den voirs. Eduwart <strong>van</strong> Gelre /ende dieselve Eduwart die voirts verset hadde<br />

uuyt gebreke <strong>van</strong> gelde aen heren Iannen, sgreven <strong>van</strong> Moers iongen brueder, voir<br />

XXXV M alde scilde 1 .Welke heer Ian die voirs. heerlicheit voirts vercoft hadde om<br />

een grote somme <strong>van</strong> penningen den voirs. hertoichWencelyn ende vrouw Iohanne<br />

ende hadde dairaf allen zyn recht by raide <strong>van</strong> zynen mannen overgegeven<br />

ende die penningen dairaf <strong>van</strong> die <strong>van</strong> Tricht ontfangen. Denwelken nyettegenstaende<br />

nae die doot <strong>van</strong> hertoichWencelyn voirs. soe heeft hertoichWillem <strong>van</strong><br />

Gelre die voirs. heerlicheiden aen hem willen trecken, seggende hoe datse die<br />

voirs. heer <strong>van</strong> Heynsberch die aen den voirs. Eduwart, zynen oem, verset hedde<br />

ende dat die pantscap hem verstorven ware, nyet willende weten datse die voirs.<br />

Eduwart, zyn oem, voirt verset hedde.<br />

1 In margine nota.<br />

103


fol. 127 r<br />

fol. 127 v<br />

1385-1386<br />

Hoe hertoich Willem <strong>van</strong> Gelre seynden ontsegbrieve aen vrou Iohanna<br />

Ende alsoe ommedat men hem die nyet en wolde overgeven, wairt hy vyant slantz<br />

<strong>van</strong> Brabant ende sandt ontsegbrieven aen vrouw Iohanna, noch in de roucamer<br />

wesende. Ende als zy dese brieve ontfangen hadde, seyden zy: `Nu eest tyt dat ic<br />

uuyt mynre cameren gae', ende ginc uuyt hare cameren ende het was meer dan<br />

een iair dat hertoich Wencelyn voirs. gestorven was. Ende zy sant terstont haren<br />

drossaet <strong>van</strong> Brabant tot sHertogenbosch met volc <strong>van</strong> wapenen die int lant <strong>van</strong><br />

Gelre groeten scaide deden ende / wederomme die Gelderssche in Brabant, zoe<br />

datter een zwair rydende oirloich gerees ende duerden een wyle tyts.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o LXXXV to : Iohannes ¢lius Trude, Leonius<br />

de Erpe, Iohannes de Neynsel,Willelmus Scilder, Emondus de Gemart, Henricus<br />

die Raet, Goeswinus Steenwech.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o LXXXVI to : Iohannes de Gemart, Iohannes<br />

de Erpe,Yewanus Stierken,Theodericus Roeuer, Iohannes de Ouden, Gerardus<br />

de Aa, Arnoldus Berwout.<br />

Een belech voir Den Graue<br />

Ten tyde <strong>van</strong> desen scepenstoel trac tgemeyn lant <strong>van</strong> Brabant voir die stat <strong>van</strong><br />

Den Graue, /daert voir lach een wyle tyts.<br />

Hoe hertoich Aelbrecht <strong>van</strong> Beyeren dat oirloich opnam<br />

Ende dairvoir liggende quam hertoich Aelbrecht <strong>van</strong> Beyeren voirs., palsgreve<br />

ende ruwart <strong>van</strong> Henegouwe, Hollant, Zeelant, diens dochter die voirs. hertoich<br />

Willem had getrouwt, ter beeden <strong>van</strong> denselven hertoich Willemen, tot sHertogenbosch<br />

by vrouw Iohanna ende hy creecht in handen <strong>van</strong> beyden zyden om<br />

een uuytspraec te doen ende oft ennige die nyet en hyelden, zoe geloefden hy denselven<br />

dairtoe te helpen brengen.<br />

Duuytspraec hertoich Aelbrechts <strong>van</strong> Beyeren<br />

Uuytsprekende aldus als dat vrouw Iohanna al hair recht in Den Graue hebben<br />

zoude, zoese pleechvoir den oirloge, ende dat alle ge<strong>van</strong>gen ende onbetaelde rantsoen<br />

loss ende quyt wesen zoude.<br />

Hoe hertoichWillem <strong>van</strong> Gelre weder tegens die uuytsprake dede<br />

Mar o<strong>nl</strong>ange waert dien pays voirs. gehouden, want als die Brabanders wederomme<br />

thuyswairt waren ende vrouw Iohanna tot Bruessel, soe versetten hertoich<br />

Willem <strong>van</strong> Gelre voirs., contrarie der voirs. uuytspraken, die goede mannen die<br />

vrouw Iohanna aldair in de witt ende recht gestelt hadde, ende dede die stat <strong>van</strong><br />

Den Graue sterck maken, noch en woude oic zyn ge<strong>van</strong>gen nyet loss laten. Dwelc<br />

vrouw Iohanna claichden den voirs. hertoich Aelbrechten, die dairop nyet vele en<br />

achten.<br />

104


fol. 128 r<br />

fol. 128 v<br />

Hoe die coninc <strong>van</strong> Vrancryc ende Philips le Herdii tracteerden om<br />

pays metten heer <strong>van</strong> Gelre voirs., die evenwael des nyet en hyelt<br />

Daernae claechden zyt den voirs. coninc <strong>van</strong> Vrancryc, haren neve, ende den<br />

voirs. / hertoge Philips <strong>van</strong> Bourgoingien, geheiten le Herdy, die getroudt had<br />

Margrieten, dochter <strong>van</strong> den voirs. greve Lodewyc <strong>van</strong>Vlaenderen ende <strong>van</strong> Margrieten,<br />

suster <strong>van</strong> vrouwe Iohannavoirs., die welcke coninc ende hertoge Philips<br />

le Herdy aen hertoige Aelbrecht voirs. screven dat hy hem dairinne zoude quyten.<br />

Ende uuyt dien scryven quamt zoe verre dat den Raet des voirs. conincx <strong>van</strong><br />

Vrancryc ende die voirs. Philips le Herdy ende hertoich Aelbrecht <strong>van</strong> Beyeren<br />

dairom vergaderden, ierst tAntwerpen, daernae tot Sinte-Geertrudenberch ende<br />

dairnae tot sHertogenbosch, dairnae communicacie tsamentlic gehouden. Hertoich<br />

Aelbrecht beloefden den voirs. hertoige Willemen <strong>van</strong> Gelre, zynen behuwden<br />

zoen, te onderwysen dat hy vrouwe Iohanna laten zoude by hair rechten tot<br />

Graue ende elders, des hy evenwel nyet en dede, mar brac weder allet dat tracteert<br />

was, alst nae bliict ende hy gevordert had in den iair <strong>van</strong> LXXXVIII naevolgende.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o LXXXVII o ./<br />

1387-1388<br />

Teser tyt had hertoichWillem <strong>van</strong> Gelre tegens vrouw Iohanna oirlog<br />

Ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe heeft vrouw Iohanna voirs. deser stat verleent<br />

een carthe om die getrouwe diensten dyese hair gedaen heeft ende sunderlinge<br />

in dit iegenwoirdige oirloge <strong>van</strong> Gelre noch dagelix doende is; in welker<br />

carthe zy deser stat verleent heeft die poincten hiernae volgende:<br />

Dat dese stat hoir assynsen mach boeren, hogen ende nederen<br />

in den iersten dat dese stat in haren drien leden hair assynsen altyt he¡en mach ende<br />

die moigen setten, hoigen ende nederen;<br />

Datse oic heeft die maten<br />

ende datse oick die zoutmaet metten anderen maten hebben zal ende behouden<br />

ende dairtoe dat strycambacht;<br />

Aengaet denVI M ryalen dairvoir deser stat assynsen gecoft zyn<br />

item ende dat dese stat dieVI C ryalen die dese stat iairlix den greve <strong>van</strong> der Marck<br />

<strong>van</strong> haren assynsen gibt, altyt af mach quyten met VI M ryalen oft die werde dairvoir<br />

met der halver payen, te weten met III C ryalen;<br />

Dat die gesworen scepenen setten moigen ofse bynnen acht dagen nae Bamis<br />

nyet geset en worden<br />

item oft die seven scepenen deser stat bynnen acht daigen nae Sinte-Remeysdach<br />

nyet volset noch geeydt en worden, zoe zullen die gesworen, te weten die int naeste<br />

voirleden iair scepenen geweest hebben ende gesworen worden zyn, eendrechtelic<br />

oft die meeste hoep <strong>van</strong> hen moigen kyesen ende setten ende sculdich zyn te kyesen<br />

ende te setten op hoir eeden scepenen deser stat ende voirt alsoe altyt, etc. te moigen<br />

setten seven scepenen oft die <strong>van</strong> hen gebraken, etc.; /<br />

105


fol. 129 r<br />

fol. 129 v<br />

1387-1388<br />

Ende datse die scepenen setten moeten des anderendaigz nae den acht dagen<br />

item ende datse die setten moeten des anderendaigz nae den voirs. acht daigen eerse<br />

eten oft drincken, etc.;<br />

Aengaet het kyesen der rentmeesteren<br />

item ende als die seven scepenen geset zyn, zullen die nyewe scepenen ende gezworen<br />

oft dmeestedeel des anderendaigz moeten kyesen eerse eeten oft drincken twee<br />

rentmeesteren die geboeren poirteren zullen wesen ende <strong>van</strong> wittigen bedde ende<br />

die twewarven des iairs zullen rekenen ende nae hoeren afgaen en zullense bynnen<br />

twee iaren in deser stat raide nyet moigen comen;<br />

Dat die scouthet, scepenen, gesworen, roydregers assynsen nyet en moegen<br />

pachten<br />

item ende dat noch scouthet, noch onderscouthet, noch scepenen, noch gesworen,<br />

noch roydregers deser stat assynsen pachten en zullen moigen, etc.; welke carthe<br />

begint:`Iohanna'ende is begrepen opten blade LXXXIII.<br />

Dat dese stat enen wisseler mach stellen<br />

Ten selven scepenstoel ende in dier tyt soe heeft vrouw Iohanna noch deser stat<br />

verleent een carthe dairinne datse heeft consenteert deser stat datse altyt, gelyc<br />

die <strong>van</strong> Loeuen ende Bruessel, enen wisseler zall moigen stellen die alre heren gelt<br />

bynnen deser stat comende, werderen sal ende boven alle andere gelt hair ende<br />

hare nacomelingen gelt gaende houden;<br />

Aengaet tsetten der scepenen in der meyeryen<br />

item ende dat men alle iair op Sinte-Remeysdach in den vryheiden <strong>van</strong> Rode, Oirle,<br />

Eerssel ende <strong>Os</strong> nyewe scepenen setten sal;<br />

Aengaet in der meyeryen vrede te nemen<br />

item ende dat diegeen die scepenen oft gezworen zyn in deser meyeryen altyt zullen<br />

moigen nemen vreede gelyc die scouthet ende vorster aldair, ende dyet hen vierenwer¡<br />

weygerden, sal verboeren thien pont; /<br />

Aengaet den voirspreken<br />

item ende dat een voirspreecke die yemanden bynnen deser stat int recht verantwoirt<br />

<strong>van</strong> onscout oft bytichten, hebben zal voir zyn loen III scillingen paymentz<br />

ende in deselve saken buytenvy¡ scillingen ende <strong>van</strong> erftalen bynnen XX scillingen<br />

ende buyten XL scillingen ende <strong>van</strong> dootslaigen buyten ende bynnen XX ponden<br />

ende den cost; ende oft ennich voirspreeck des weygerden te dyenen, en zoude hy<br />

nummermeer meer in deser stat oft meyeryen voir moegen spreeken; welke carthe<br />

begint:`Iohanna', etc. ende is begrepen opten blade LXXXVI.<br />

Dierste wisseler deser stat was Ian die Ioede<br />

Ten tyde oeck <strong>van</strong> denselven scepenstoel soe hebben scepenen, gesworen deser<br />

stat eenen, genoempt Ian die Ioede, wisseler gemaect, die op die voirs. carthe<br />

ende naevolgende poincten zynen eedt gedaen heeft:<br />

106


fol. 130 r<br />

fol. 130 v<br />

Wat men <strong>van</strong> wisselen sculdich is<br />

ende dat hy <strong>van</strong> wisselen sal nemen te wetene <strong>van</strong> enen alden scilt ende <strong>van</strong> elcken<br />

gulden penninc die <strong>van</strong> dier werden is ende dairboven XII penningen, datz te wetene<br />

een labbaye voir vier scillingen gerekent, ende <strong>van</strong> elcken gulden penninc beneden<br />

den alden scilt VI penningen, oic een labbaye voir vier scillingen gerekent, ende<br />

desgelycx <strong>van</strong> allen zilveren gilt te wisselen;<br />

Dat scepenen, gesworen den wisseler setten ende ontsetten moigen<br />

item ende dat die scepenen ende gesworen altyt den wisseler setten ende ontsetten<br />

moigen; prout in litteris incipientibus: `Wy, scepenen ende gesworen', etc. et comprehensis<br />

folio LXXXVIII. /<br />

Aengaet die forme <strong>van</strong> zweren<br />

Ten tyde oeck<strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe heeft vrouw Iohanna voirs. deser stat<br />

ende meyeryen verleent een carthe, inhoudende zoe wye zweren sal <strong>van</strong> geldelycken<br />

saken oft <strong>van</strong> wat anderen saken, dat zii uuytgenomen <strong>van</strong> erftalen, dat die<br />

zweren sal aldus: soe wes men hem tydt, dat hy des onsculdich is, zoe hem Got<br />

helpe ende die heiligen;<br />

Dat een vrouw zwerende nyet vervallen en mach, zoe lange die zon schynt<br />

ende dat een wy¡ <strong>van</strong> den voirs. saken nyet en sal vervallen alsoe lange die zonne<br />

schynt; welke carthe begint:`Iohanna'ende is begrepen opten blade LXXXIX.<br />

Aengaet tstercken <strong>van</strong> <strong>Os</strong> ende anderswair dairt deser stat belieft 1<br />

Ten tyde oeck <strong>van</strong> denselven scepenstoel soe heeft vrouw Iohanna deser stat verleent<br />

een carthe dairinne datse gunt deser stat datse <strong>Os</strong> dairt verbornt is ende anderswair<br />

daert deser stat noot zall duncken, metten luyden deser meyeryen<br />

begripen, mach stercken ende vesten met graven ende anderssins, lastende dairinne<br />

den scouthet deser stat ende allen anderen o¤cieren datse deser stat dairinne<br />

behulpich zyn; welke carthe begint: `Iohanna', etc. ende is begrepen opten<br />

blade LXXXIX.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o LXXXVIII o : dominusWillelmus de Aa, miles,<br />

/ Arnoldus Heym, Gerardus de Berkel, Willelmus Coptyten, Emondus<br />

Roeuer, Iohannes de Dordrecht, Iohannes de Aggere.<br />

Ten tyde <strong>van</strong> desen scepenstoel soe heeft vrouw Iohanna verleent den gesellen <strong>van</strong><br />

der Tae£en der stat <strong>van</strong> Den Bosch ende hen verlengt hoir iairscharen, etc. ende<br />

des aen dese stat voirts versocht datse die voirs. gesellen, gelyc hoir poirteren, verantwoirden<br />

souden; dairaf die brieven beginnen:`Iohanne, by der gracien Goids',<br />

etc. ende zyn begrepen ad signum (½23) et folio CCCC LX.<br />

Teser tyt was Cleue noch een grefscap<br />

1388-1389<br />

Ten tyde <strong>van</strong> denvoirs. scepenstoel soe begonst die voirs. hertoichWillem<strong>van</strong> Gelre<br />

wederomme op Brabant te scedigen met zynen hulpers die hy hadde gecregen,<br />

1 In margine nota.<br />

107


fol. 131 r<br />

fol. 131 v<br />

1389-1390<br />

te weten den eertsbisscop <strong>van</strong> Coelen, den bisscop <strong>van</strong> Breemen, den bisscop <strong>van</strong><br />

Munster, den bisscop <strong>van</strong>Vtrecht, den greve <strong>van</strong> Cleue die dairnae hertoichwairt,<br />

den greve <strong>van</strong> Moerss, zoedat hy wael sterc was XXIIII C glavyen ende XXII C<br />

mannen te voet ende zyn capiteynen waren al meest geestelycke prelaten ende papen.<br />

Dat die Liinde tot Oisterwyc verbrant wairt<br />

Ende hiermede trac hy tot Oisterwyc dat hy metter Lynden verbranden, ende<br />

voirt tot Gestel, Beeck, Boxtel, dwelc zy oic verbranden, ende alsoe drie daigen<br />

dair ende dairomtrent wesende toech hy weder met zynen bisscoppen ende papen<br />

ende anderen heren in zyn lant ende het blee¡ voirt al den aenstaenden winter<br />

doer een rydent oirloige.Vrouwe Iohanna voirs. creech te hulpen den voirs. hertoich<br />

Philips <strong>van</strong> Bour- / goindien, geheiten le Herdii, haren neve, die hair sant<br />

uuyt Vrancryc drie maenden versout V C glavyen ende blee¡ alsoe een rydent oirloich<br />

totten iair toe <strong>van</strong> XC dat den pays gemaect wairt.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o LXXXIX o : Arnoldus Stamelairt de Penu,<br />

Gerardus de Vladeracken, Arnoldus Stamelart de Spanct, Willelmus Scilder,<br />

Goeswinus Steenwech, Iohannes de Gestel, Iordanus ¢lius Arnoldi Tyelkini.<br />

Van der geloeften des heren <strong>van</strong> Helmont<br />

Ten tyde <strong>van</strong> desen voirs. scepenstoel soe heeft heer Ian <strong>van</strong> Berlair, heer <strong>van</strong> Helmont<br />

ende <strong>van</strong> Keerberch, in presencien <strong>van</strong> scepenen, gesworen ende gemeynen<br />

bourgeren deser stat geloeft nummermeer tegens deser stat rechten te doen, mar<br />

die te helpen houden; daira¡ dbeginsel luydt aldus:`Int iair Ons Heren', etc. ende<br />

is begrepen ad signum (½24) ac folio LXXXIX.<br />

Ten tyde oic <strong>van</strong> denselven scepenstoel zoe heeft Aelbrecht, hertoich <strong>van</strong> Beyeren,<br />

palsgreve, greve <strong>van</strong> Hollant, etc., verlyt Rycout den Cock versceyden gueden tot<br />

Ge¡en <strong>van</strong> hem te leen te houden; prout in litteris incipientibus: Àelbrecht, by<br />

Goids genaden palensgrave opten Ryn', etc. et comprehensis folio CCCC LIX. /<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o XC o : Iohannes de Erpe, Gerardus deVden,<br />

Henricus Dicbier ¢lius Godefridi, Iacobus Loze, Gerardus de Aa, Hubertus de<br />

Gemart, Iohannes Steenwech.<br />

Aengaet hoe die voirs. heer <strong>van</strong> Gelre hem verbonden heeft in den<br />

voirs. pays<br />

Ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe cesseerden tvoirs. oirloge, dat was tusschen<br />

vrouwe Iohanna et den voirs. hertoichWillemen <strong>van</strong> Gelre ende daira¡ hertoichWillemvoirs.<br />

zekerebrieven<strong>van</strong> sich heeft gegeven ende geloeft te verhueden<br />

dat <strong>van</strong> zynen landen, steden, sloten, luyden oft ondersaten oft oic yemanden anders,<br />

wie hy weer, egenen scaide en soude gescien der voirs. vrouw Iohanne, hoeren<br />

landen, sloeten, luyden ende onderseten op beyden zyden der Masen ende<br />

sunderlinge Mil, Gangelt endeVucht;<br />

108


fol. 132 r<br />

fol. 132 v<br />

fol. 133 r<br />

Dat Graue een Brabantz leen is 1<br />

ende dede yemant <strong>van</strong> zynen onderseten dairtegens, dat zoude hy richten met zynen<br />

lyve ende gueden, ende dede oic yemand anders dairtegens in zynen lande ende dat<br />

<strong>van</strong> den ampluyden oft onderseten der voirs. vrouw Iohanne, dien zoude hy moegen<br />

vervolgen, dairtoe zyn onderseten behulpich zouden moigen wesen, all geduerende<br />

den levenen <strong>van</strong> / vrouwe Iohanna voirs., onder bespreck dat heer Ian, heer <strong>van</strong><br />

Kuyck, <strong>van</strong> vrou Iohanna voirs. ontfangen zal te leen die stat <strong>van</strong> Den Graue ende<br />

dat tusschen die tyt ende Korsmisse doen naestcomende; welke brieven beginnen:<br />

`Wii,Willem <strong>van</strong> Guylic, by der genaden Goidz', etc. ende zyn begrepen opten blade<br />

XC ende welke brieve oec mede zyn bezegelt <strong>van</strong> zynen Rait, namentlic heer Henrick<br />

<strong>van</strong> Steenbergen, proefst <strong>van</strong> Aldemunster tUtrecht, heren Reynalt, heer <strong>van</strong><br />

Oy, ende heren Iohan <strong>van</strong> Hoenselair, ridder.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o XCI o : dominus Goeswinus de Aa, miles,<br />

Willelmus ¢lius Arnoldi Tielkini,Theodericus Roeuer, Iohannes de Neynsel, IacobusTyt,<br />

Arnoldus deVladeracken, Gerardus Raet.<br />

Dat die assynsen deser stat zyn gecoft metVI M ryalen<br />

1394-1395<br />

Ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe heeft vrou Iohanna, want dese stat hair tot<br />

hare vruntlycker beden hadde gelevert VI M ryalen, /dairop dese stat was sorteert<br />

te geven den greve <strong>van</strong> der Marckvoir dieVI C ryalen die zy hair <strong>van</strong> horen assysen<br />

sculdich was ende die dese stat <strong>van</strong> harewegen den greve voirs. te geven plach,<br />

dairaf datse dese stat quytgescouwen heeft ende geloeft <strong>van</strong> denVI M ryalen ende<br />

<strong>van</strong> der iairlixer betalinge derVI C ryalen aen den voirs. greve scadeloes te ontheffen;<br />

prout in litteris incipientibus:`Iohanna, byder gracien Goids', etc. et comprehensis<br />

folio XCI.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o XCII o : dominusWillelmus de Aa, miles, Symon<br />

de Mirabello, Emondus Roeuer, Iohannes de Dordrecht, Iohannes de Aggere,<br />

ArnoldusVeer,Wolterus Coptyten.<br />

Ten tyde <strong>van</strong> desen scepenstoel is gemaect een ordinancie <strong>van</strong> den perden te setten<br />

bynnen der meyeryen <strong>van</strong> Den Bosch, beginnende: `Soe wye geguedt is tot der<br />

werden', etc. ende begrepen opten blade CCCC LIX.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o XCIII o : Gerardus de Berkel, Arnoldus Stamelart<br />

de Spanct, Ghysbertus Lyscap iunior, Goeswinus Steenwech, / Iohannes<br />

de Gestel, Iohannes ¢lius Arnoldi Tielkini, Iohannes de Gemart.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o XCIIII to : dominusTheodericus Roeuer, miles,<br />

Iohannes de Erpe, Theodericus Berwout, Theodericus Roeuer, Iohannes<br />

Sceyuel, Iohannes deVladeracken, Heymericus Groy.<br />

1 In margine nota.<br />

109


fol. 133 v<br />

fol. 134 r<br />

1394-1395<br />

Hoe die heer <strong>van</strong> Helmont geloeft heeft tegens deser stat rechten nyet<br />

te doen<br />

Ten tyde <strong>van</strong> desen voirs. scepenstoel soe heeft heer Ian <strong>van</strong> Berlair, heer <strong>van</strong> Helmont<br />

ende <strong>van</strong> Keerberch, ridder, onder zyn brieve ende zegele deser stat geloeft<br />

nummermeer te doen tegens hair rechten, mar die altoes te hulpen te comen ende<br />

te helpen houden ten versueck deser stat; welke brieven beginnen:`Wy, Iohan <strong>van</strong><br />

Berlair', etc. ende zyn begrepen opten blade XCIII.<br />

Aengaet dat tanderen tyden heer Dirc die Roeuer die porcie <strong>van</strong> der<br />

beden deser stat opgeboert heeft ende daira¡ betaelt die ge<strong>van</strong>gen int<br />

lant <strong>van</strong> Gelre ende andere; oeck aengaet die lossinge der vercofter<br />

dorpen<br />

Ten tyde oeck<strong>van</strong> denvoirs. scepenstoel soe is vrouwe Iohannavoirs. eenss- / worden<br />

met deser stat aengaende haren aengedeelt der beden die vrouwe Iohannen<br />

voirs. <strong>van</strong> den lande <strong>van</strong> Brabant consenteert was, in der ondergescreven voegen,<br />

te wetene dat tgelt <strong>van</strong> der beden deser stat ende meyeryen comen soude in handen<br />

heren Dircx Roeuer, die dairtoe <strong>van</strong> den scepenen ende geswoeren deser stat<br />

geset is rentmeester te wesen, als tot vier termynen te betalen ende daira¡ betalen<br />

zoude diegeen die in den oirloge ge<strong>van</strong>gen 1 als <strong>van</strong> Gelre ge<strong>van</strong>gen waren ende<br />

gepant voir vrouwe Iohanna schout, ende oick heren Willemen <strong>van</strong> Broechuysen<br />

die enen poirter deser stat voir vrou Iohanna scout opgehouden hadde, ende oeck<br />

den heer <strong>van</strong> Kuyckonder condicie zoe verre dairover lyep, zoude men mede lossen<br />

die versette ende vercofte dorpen bynnen deser meyeryen, etc.; prout in litteris<br />

incipientibus:`Iohanna', etc. et comprehensis opten blade XCIII.<br />

Ten tyde oick <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe heeft vrouwe Iohanna voir hair, hair<br />

oire ende nacomelingen deser stat verleent:<br />

Aengaet het boeren <strong>van</strong> den thiins bynnen deser stat ende meyeryen<br />

in den yersten dat die rentmeester deser stat ende meyeryen <strong>van</strong> den goeden luyden<br />

dairinne geseten die thyns <strong>van</strong> hoeren erven sculdich zyn, voirtaen boeren sal alsoe<br />

vele als hair rentmeesteren anderswair bynnen den steden /ende lande <strong>van</strong> Brabant<br />

gemeyntlic voirtaen ontfaen zullen ende nyet meer;<br />

Aengaet het boeren <strong>van</strong> thiins onder die smaelheren<br />

ende desgelycx zullen boeren die rentmeesteren der smaelreheren deser meyeryen<br />

den thyns hore heren ende nyet meer;<br />

Dat deser stat toebehoeren allen die visscheryen ende stroomen bynnen<br />

deser stat, haire vryheit ende tot Vucht<br />

item ende dat dese stat haren wil mach doen op enen iairlycken thyns <strong>van</strong> enen alden<br />

groten met allen die visscheryen ende stroomen in deser stat ende hare vryheit ende<br />

in der prochien <strong>van</strong>Vucht, behoudelic hair nochtans dairinne hair hoge heerlicheit;<br />

1<br />

Aldus hs., dit is een cryptische samenvatting <strong>van</strong> een meer uitgebreide passage in het cartularium.<br />

110


fol. 134 v<br />

fol. 135 r<br />

fol. 135 v<br />

1397-1398<br />

Aengaet dat elck mach voegelen <strong>van</strong>gen<br />

item ende dat elckermalck in deser stat, vryheit ende meyeryen geseten mach <strong>van</strong>gen<br />

entvoegelen, plevieren ende alle andere smael voegelen;<br />

Hoe dic ende hoe lange die rentmeester dingen sal<br />

item ende dat die rentmeesteren nyet meer dan vierwer¡ siairs dingen en zullen<br />

ende dat elck dingtyt nyet langer duren en zal dan een maent ten hoichsten;<br />

Aengaet dat die onderscouthet nyet uuyt en moet wesen sonder enen stathelder<br />

te setten<br />

item ende dat die onderscouthet deser stat uuyt deser stat nyet en sal ryden noch<br />

trecken, tenzy dat hy yerst voir twee scepenen deser stat enen goeden man in zyn<br />

stede geset heeft, etc., op beroeftte wesen<strong>van</strong> zynen ambachte after dien dach; prout<br />

in litteris incipientibus:`Iohanna', etc. et comprehensis folio XCIIII. /<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o XCV to : dominus Goeswinus de Aa, miles,<br />

Theodericus Roeuer, Willelmus Scilder, Ghysbertus de Spina, Martinus Berwout,<br />

Iacobus Coptiten,Theodericus Lu.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o XCVI to : Gerardus deWiel, Arnoldus Heym,<br />

Martinus Berwout, Iacobus Coptiten.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o XCVII o : Gerardus de Berkel, / Arnoldus<br />

Stamelart de Spanct, Iohannes de Gestel, Hubertus de Gemart, Arnoldus deVladeracken,<br />

Henricus deWerthusen, Ludinc Pynappel.<br />

Hoe hertoich Willem <strong>van</strong> Gelre teser tyt weder aenhye¡ oirloge tegens<br />

vrouwe Iohanna omWouters <strong>van</strong> Ouerryn wille<br />

Ten tyde <strong>van</strong> desen voirs. scepenstoel soe hye¡ wederom aen die voirs. hertoich<br />

Willem <strong>van</strong> Gelre oirloige tegens vrouwe Iohanna voirs., overmits eens dienres<br />

des voirs. hertoichWillems, geheiten Wouter <strong>van</strong> Overryn, die met zynen hulperen,<br />

droncken zynde, dootsloech enen <strong>van</strong> vrouwe Iohanna dienre, dairomme hy<br />

bynnen deser stat wairt onthoeft, ende seynden dairomme die voirs. hertoichWillem<br />

ontsegbrieve aen vrouw Iohanna voirs. Ende quam weder die voirs. hertoich<br />

Willem met zynenvoirs. bisscoppen ende hulperenverbydeser stat tot Oisterwyc,<br />

doende aldair groeten scaide.Vrouwe Iohanna, dat vernemende, ontboot hem<br />

stryt te leveren, het weer in zyn lant oft bynnen Brabant, ende dat bynnen drie<br />

dagen. Ende dat hy die arme onderseten lyet dair en bynnen onbescedicht, zy<br />

soude hem / seynden C voeder wyns, CCC ossen ende broet ende ander gereetscap<br />

genoch. Mar hy en dorst nyet te stryde comen ende alsoe vertoech hy weder<br />

uuyten lande, nae vele scaden tot Oisterwyc ende dairomtrent gedaen met zynen<br />

bisscoppen ende papen ende geestelycke prelaten die hy by hem hadde.Vrouwe<br />

Iohannavoirs., siende dat die voirs. hertoichWillem <strong>van</strong> Gelre nyet en dorste stryden,<br />

seynden zy metter hulpen die hair overdwerss comen was <strong>van</strong> den voirs. Philips<br />

le Herdy, hertoge <strong>van</strong> Bourgoindien, int lant <strong>van</strong> Guylic allen hair machte,<br />

dair zy vele dorpen verbranden, scaiden deden ende vele stercten omworpen.<br />

Die voirs. Philips le Herdii, hertoge <strong>van</strong> Bourgoindien, zoen <strong>van</strong> denvoirs. coninc<br />

Ian<strong>van</strong>Vrancryc ende zyn moeder was dochter des voirs. conincx Ians <strong>van</strong>Behem<br />

111


fol. 136 r<br />

fol. 136 v<br />

fol. 137 r<br />

1397-1398<br />

ende hertogeWencelynvoirs. was zyn gerechte oem ende die voirs. vrouw Iohanna<br />

was rechte moye <strong>van</strong>vrouwe Margrieten, zynen wive, die een dochter was <strong>van</strong> den<br />

voirs. greve Lodewyc <strong>van</strong> Vlaenderen ende <strong>van</strong> grevinne Margrieten, suster <strong>van</strong><br />

vrouw Iohanna voirs. Hii wan aen die voirs. vrouwe Margrieten, zyn geselinne,<br />

dochter greve Lodewycx voirs., drie zoenen ende drie dochteren, daira¡ aen dander<br />

zyde <strong>van</strong> den naesten blade, 1 /te wetene: Ian, die wairt nae zynen voirs. vader<br />

hertoich <strong>van</strong> Bourgoindien ende greve <strong>van</strong> Vlaenderen, Artoys ende <strong>van</strong> Bourgoindien;<br />

hii trouden die dochter <strong>van</strong> hertoich Aelbrecht <strong>van</strong> Beyeren, palsgreve<br />

ende greve <strong>van</strong> Hollant, Zeelant, Henegouwe, etc.; dese voirs. hertoich Ian, <strong>van</strong><br />

den Dolphyn <strong>van</strong> Vrancryc ontboden wesende, wairt te Monstruel opt slot in<br />

Vrancryc dootgeslagen; dese hertoich Ian creech enen zoen, die hyet Philips <strong>van</strong><br />

Bourgoindien ende wairt nae hertoich <strong>van</strong> Bourgoindien, Brabant, etc.;<br />

Anthonis, die wairt nae hertoich <strong>van</strong> Brabant; hy trouden vrou Iohanna, dochter<br />

herenWalrauens <strong>van</strong> Sint-Pol, dair hy mede had tgreefscap <strong>van</strong> Sint-Pol ende <strong>van</strong><br />

Ligny ende meer sloten ende heerlicheden; zy was zoe schoen, dat men <strong>van</strong> haer<br />

seeghden alse roden wyn dranc, dat men dien doer hair kele sach gaen; hy wan<br />

aen hair twe zoenen: Ian, die nae hem hertoich wairt; Philips, die wert greve <strong>van</strong><br />

Sint-Pol ende <strong>van</strong> Lignii; ende een dochter, die ionck ster¡;<br />

Philips, die wairt nae zynen vader greve <strong>van</strong> Nyuers ende <strong>van</strong> Rethel ende die<br />

trouden die dochter <strong>van</strong> den greve <strong>van</strong> Eu, dairaen hy wan twee soenen, by namen:<br />

Philips, hy wairt nae greve <strong>van</strong> Nyuers ende <strong>van</strong> Rethel; Ian, die wert greve<br />

<strong>van</strong> Stampes ende nae die doot <strong>van</strong> den voirs. Philips, zynen brueder, wert hy<br />

greve <strong>van</strong> Nyuers ende <strong>van</strong> Rethel ende nae creech hy tgreefscap <strong>van</strong> Eu; hy<br />

creech een dochter <strong>van</strong> zynen yersten wive, die trouden hertoich Ian <strong>van</strong> Cleue. /<br />

Hertoich Philips le Herdy voirs. hadde oic by de voirs. vrouw Margrieten drie<br />

dochteren, by namen:<br />

die outste had te man hertoge Lupoldum <strong>van</strong> Oistryc ende zy ster¡ sonder oir;<br />

die ander, geheiten Margriet, had te man hertoich Willemen <strong>van</strong> Beyeren, zoen<br />

<strong>van</strong> den voirs. hertoich Aelbrechten; dese hertoichWillem wairt greve <strong>van</strong> Henegouwe,<br />

Hollant, Zelant; hii wan aen die voirs. Margriet een dochter, die Iacob<br />

hyet; hair voirman was die Dolphyn <strong>van</strong> Vrancryc, hertoige <strong>van</strong> Touraynen, die<br />

sonder oir ster¡; zii was zeer scoen ende by dispensacien <strong>van</strong> paeus Marten die<br />

int consilie <strong>van</strong> Constans paeus gemaect wert, trouwden zy nae de doot <strong>van</strong> den<br />

voirs. Dolphyn denvoirs. hertoich Iannen, zoen<strong>van</strong> denvoirs. hertoich Anthonys,<br />

hairs oems, welken huwelic qualic bequam, want vrouw Iacob nae toech in Engelant<br />

by den hertoich <strong>van</strong> Gloucestre, brueder des conincx <strong>van</strong> Engelant, etc.;<br />

die dorde dochter had te manne greve Amedeus <strong>van</strong> Sauoyen, die hertoge wairt<br />

ende die hem ten eynde ga¡ ten geestelycken leven ende hy wairt int consilie <strong>van</strong><br />

Basel paeus gecoren ende hyet Felix die Viifste; naemaels wiickende den paeus<br />

Nycolaes, was legatus a latere 2 ende ster¡ cardinaell. 3 / Ende naedien die voirs.<br />

Philips le Herdy, hertoge <strong>van</strong> Bourgoindien, zyn voirs. kynderen ter eeren gehol-<br />

1 v<br />

Dit is een interne verwijzing naar fol. 136 .<br />

2<br />

Legatus a latere: legaat met een pauselijke volmacht voor een bepaald gebied of voor een<br />

bepaalde opdracht.<br />

3<br />

In margine nota.<br />

112


fol. 137 v<br />

fol. 138 r<br />

pen ende gestelt hadde ende zynenvoirs. drien zoenen, by namen Iannen, Anthonysen<br />

ende Philipsen, by consent des coninx <strong>van</strong> Vrancryc ende vrouw Iohanne<br />

voirs., hoir landen hadde besceyden ende dairaf by der voirs. Margrieten, zynre<br />

vrouwen, een sceydinge had gemaect, te wetene dat die voirs. Ian, zyn outste zoen,<br />

zoude wesen hertoich <strong>van</strong> Bourgoindien ende greve <strong>van</strong> Vlaenderen, <strong>van</strong> Artois<br />

ende <strong>van</strong> Bourgoindien, die voirs. Anthonys, zyn middelste zoen, nae doot <strong>van</strong><br />

vrouw Iohanna voirs. zoude zyn hertoich <strong>van</strong> Lothryc, Brabant ende Lymborch<br />

ende mercgreve des Heilichs Rycx, ende die voirs. Philips, zyn iongste zoen,<br />

zoude wesen greve <strong>van</strong> Nyuerss ende <strong>van</strong> Rethel, soe dede hydenvoirs. zynen zoenen<br />

geloven malcanderen die voirs. sceydinge te houden, /onder vorwarde oft ennich<strong>van</strong><br />

hen drien stor¡ sonder ma<strong>nl</strong>ic oir <strong>van</strong> zynen lyve, soe zouden zyn landen<br />

comen opten anderen outsten brueder oft op syns mans oiren. Dat dese geloefte<br />

dienden hertoge Philips <strong>van</strong> Bourgoindien totten hertoichdom<strong>van</strong> Brabant te comen,<br />

alst nae blyct als hertoge Philips <strong>van</strong> Bourgoindien voirs. waert hertoge <strong>van</strong><br />

Brabant. 1<br />

Hoe Antwerpen weder aen Brabant quam<br />

1398-1399<br />

Daernae vercreech die voirs. hertoige Philips le Herdy aen de Staiten <strong>van</strong> Brabant<br />

zoe vele, dat die voirs. Anthonys, zyn middelste zoen, als opten vyften dach iunii<br />

int iair M CCCC ende vier ontfangen wairt voir ruwairt in Brabant, den levene<br />

<strong>van</strong> vrou Iohanna voirs. geduerende. Ende des ga¡ die voirs. hertoich Philips le<br />

Herdy denzelven Anthonysen, zynen soen, die stat <strong>van</strong> Antwerpen om altyt ongesceyden<br />

te blyven aen Brabant.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o XCVIII o : Iohannes de Dordrecht, Iohannes<br />

de Aggere, Heymericus Groy, Lucas de Erpe ¢lius Iohannis, Iacobus deWyel,Yewanus<br />

de Grauia, Goeswinus Moedel <strong>van</strong> der Donck.<br />

Ten tyde <strong>van</strong> desen scepenstoel ster¡ die voirs. vrouwe Maria, wedue wilen hertoich<br />

Reynouts <strong>van</strong> Gelre voirs., suster <strong>van</strong> der voirs. vrouwe Iohanna. Sy stichten<br />

in haren weduestoel die /canozye teTurnhout ende tcloester te Korssendonc ende<br />

die borchten tot Turnhout ende Oyen.<br />

Ten tyde <strong>van</strong> desen scepenstoel soe heeft vrouw Iohanna voirs. voir hair ende hair<br />

nacomelingen deser stat verleent een carthe, dairinne datse heeft verleent:<br />

Dat die bourgermeesters oec straetmeesters zullen wesen ende twewarven<br />

tiaers rekenen<br />

in den iersten dat die bourgermeesters deser stat mede straetmeesters zullen wesen<br />

ende zullen deser stat goet ten oirbaer op horen eedt regeren ende tweewarven<br />

tsiaers rekenen ende alse die doen sullen, dat sal men oepelic in der kercken seggen<br />

ende verkundigen den scepenen, gesworen, raitsluyden ende dekenen <strong>van</strong> den ambachten;<br />

1 In margine nota hic.<br />

113


fol. 138 v<br />

1398-1399<br />

Daira¡ zullen hebben die scepenen, gesworen een boeck, die raitsluden<br />

een ende die dekenen een<br />

ende <strong>van</strong> derselver rekeningen zullen hebben een boeck oft rolle, te wetene die scepenen<br />

ende gesworen een, die raitsluyden een ende die dekenen een ende die rentmeesteren<br />

zullen een behouden;<br />

Dat een yegelic die rekeningen der bourgermeesteren mach calengieren<br />

bynnen den XIIII nachten, etc.<br />

ende dat men hoir rekeningen bynnen XIIII nachten noch loven, noch prysen en sal<br />

ende bynnen tyde mach een yegelic die calengieren; ende ofse calengiert worde ende<br />

die bourgermeesteren des nyet en constenverantwoirden, zoe zouden zy tgeen datse<br />

mysrekent hedden, deser stat weder bewysen ende dairtoe ter beternissen sculdich<br />

wesen sesswerven alsoe vele alse mesrekent hedden, voir een dordendeel den heer,<br />

dander deser stat ende tdorde dyese gecalengieert hedden; /<br />

Hoe die bourgermeesteren zullen rekenen<br />

item dat die bourgermeesteren in hoir rekeningen zullen noemen die personen<br />

diese gelt zullen hebben gegeven ende daira¡ datse gelt zullen hebben ontfangen;<br />

Ofter yet oeverden, etc.<br />

item dat oft die bourgermeesters yet overrekenden, datse dat bynnen twee maenden<br />

leveren zullen deser stat om in der commen te leggen;<br />

Wat scouthet, scepenen, gesworen ende die clercken hebben als gerekent is<br />

item als die bourgermeesters gerekent hebben opten raethuse, sullen zy den scouthet<br />

geven een gelt wyns, elcken scepenen ende gesworen een gelt wyns, horen<br />

clercken een gelt wyns ende elc bourgermeester een gelt wyns;<br />

Van setten der scepenen sonder cost deser stat<br />

item als die alde scepenen afgaen ende die nyewe aencomen, daira¡ en sal dese stat<br />

genen cost hebben;<br />

Aengaet den clederen der scepenen ende horen drincgelt<br />

item die seven scepenen ende twe bourgermeesters zullen hebben voir hoir cleders<br />

tsestich alde scilden;<br />

item die seven scepenen zullen hebben te verdrincken eenvoeder wyns oftXXXII<br />

alde scilden dairvoir;<br />

Aengaet het scencken<br />

item en sullen die scepenen noch bourgermeesters nyemanden moigen scencken<br />

dan onser lantsheer; ende prelaten, baenroetsen, lantsheren, ridderen ende raiden<br />

<strong>van</strong> goeden steden sal men moegen scencken tot VI kannen wyns naedat zys werdich<br />

zyn ende dat mer eens tsiaers;<br />

Aengaet het ryden ter dachvaert<br />

item en zullen die scepenen noch gesworen ter dachvaert ryden, tenzy by raide der<br />

raitsheren ende dekenen; /<br />

114


fol. 139 r<br />

fol. 139 v<br />

fol. 140 r<br />

fol. 140 v<br />

1403-1404<br />

Die opt Oetheren rydt, etc., sal alleen den cost hebben<br />

item zoe wye <strong>van</strong> deser statwegen opte Oetheren rydt, oft zoeverre dat hy opten selven<br />

dach weder incoempt, die en sall geen loen hebben dan zynen redelycken cost;<br />

Aengaet der stat clederen<br />

item ende dat tsiaers elck scutte deser stat sal hebben 1ÃÙ Ä peter tot drien ellen lakens<br />

gecoft te werdenen by raide hore hoge dekenenmeester, tween dekenen ende twe<br />

scutten;<br />

Aengaet der scepenen, gesworen, scouthet ende bourgermeesteren capruynen<br />

item die zeven scepenen,VIIgesworen, twe scoutheten, twee bourgermeesteren zullen<br />

hebben IX gulden om lakenen te coepen tot horen capruynen metten scutten te<br />

dragen;<br />

Dat diegeen die poirter wordt, in een ambacht moet comen<br />

item ende dat men nyemand poirter maken en sal, hy en sal mede in een ambacht<br />

comen; welke carthe begint:`Iohanna', etc. ende is begrepen opten blade XCVI.<br />

Remigii confessoris anno M o CCC o XCIX o : dominus Theodericus Roeuer, miles,<br />

Ghyselbertus deVlochouen, Iacobus Loze, IacobusTyt,Theodericus Roeuer,<br />

Ghiselbertus de Spina, / Iohannes ¢liusWolphardi.<br />

Remigii confessoris anno M o CCCC o fuerunt scabini in Buscoducis: Goeswinus<br />

Steenwech, Iordanus ¢lius Arnoldi Tielkini, Iohannes de Bruheze, Gerardus de<br />

Vden,Yewanus Styerken, Iacobus Coptiten, Iacobus Neynsel.<br />

Remigii confessoris anno M o CCCC o primo: dominus Willelmus de Aa, miles,<br />

Emondus Roeuer, Arnoldus Veer, Hubertus de Gemart, Egidius de Gheel, Arnoldus<br />

Stamelart deVden, Iohannes de Best. /<br />

Remigii confessoris anno M o CCCC o secundo: dominus Goeswinus de Aa, miles,<br />

Iohannes de Dynther, Egidius Coptiten, Henricus deVden, Daniel Roesmont,<br />

Nycolaus Scilder,Willelmus Broeder.<br />

Aengaet VI C ryalen <strong>van</strong> den greve <strong>van</strong> der Marck ende der scadeloesser<br />

geloeften daira¡<br />

Ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe heeft vrouwe Iohanna in zekere brieven<br />

deser stat verleent dat die scouthet ende rentmeester deser stat tot versueck der<br />

scepenen derselver, eer zy hoir ambacht zullen aenverden, met goeden bourgen<br />

verbourgen zullen aen den greve <strong>van</strong> der Marck iairlix te betalen al sulckenen<br />

VI C ryalen als hyheeft op vrouw Iohannavoirs. ende dairvoir dese stat ende meyerye<br />

eertyts geloeft hebben gehadt, alsoe dat deser stat ende meyeryen dairafgenen<br />

scaide en come; welke brieven beginnen:`Iohanna', etc. ende zyn begrepen opten<br />

blade XCVII.<br />

Remigii confessoris anno M o CCCC o tercio: Henricus Dicbier ¢lius Godefridi, /<br />

Gerardus de Aa,Wolterus Coptiten, Theodericus Rouer, Arnoldus Heym, Bartholomeus<br />

Spierinc, Henricus Becker.<br />

115


fol. 141 r<br />

fol. 141 v<br />

1403-1404<br />

Ten tyde <strong>van</strong> desen voirs. scepenstoel soe heeft vrouwe Iohannavoir hair ende hair<br />

nacomelingen deser stat verleent een carthe, inhoudende zekere vryheiden ende<br />

previlegien <strong>van</strong> den iairmercten deser stat, welke vryheiden ende previlegie dese<br />

stat eewelic sonder yemants wederseggen sal gebruycken, dats te wetene:<br />

Die aude iairmerct deser stat daira¡ en is geen vorder besceyt gevonden<br />

dat dese stat boven hair aude iairmerct die men hier alle iair pleech te houden ende<br />

te hanteren, voirtaen ewelic hebben sal moegen twe nyewe iairmercten, behoudelic<br />

den heer <strong>van</strong> desen lande <strong>van</strong> der voirs. aude iairmerct zynen auden tol ende rechten<br />

soese plegen, ende in de nyewe marcten voirs. <strong>van</strong> allen tolber goet zoevele als men<br />

buyten der voirs. ouder mercte gewoentlic is geweest te geven;<br />

Aengaet der hal¡vastensmarct<br />

ende dat die een <strong>van</strong> den voirs. twe nyewe mercten alle iair sal wesen des maendaigs<br />

voir hal¡vasten ende dueren drie dagen, als smaendaigz, dynsdaigs ende gwoensdaigz<br />

ende het geleide daira¡ zal ingaen des saterdaigz voir den sondach Oculi ende<br />

duren tot opten saterdach voir den sondach Letare Iherusalem ende dien dach al; /<br />

Aengaet Sinte-Bartholomeeusmarcte<br />

ende die ander nyewe marct sal ingaen des anderendaigz nae Sinte-Bartholomeeusdach<br />

ende duren dien dach all ende twee dagen dair naestvolgende ende het geleyde<br />

daira¡sal ingaen op Sinte-Bartholomeeusavont ende dueren totop Sint-Gielisavont<br />

dair naestvolgende ende dien dach all;<br />

item ende die genechten die bynnen die iairmerctenvoirs. comen, dat die scouthet<br />

in absencien <strong>van</strong> partyen die <strong>van</strong> sheren wegen mach scorssen, totdat die iairmercten<br />

leden zyn; welke carthe begint: `Iohanna', etc. ende is begrepen opten<br />

blade XCVIII.<br />

Aengaet den signetten<br />

Ten tyde oeck<strong>van</strong> denzelven scepenstoel soe heeft vrouwe Iohanna voir hair ende<br />

voir hair nacomelingen deser stat verleent een carthe die men noempt `die carthe<br />

<strong>van</strong> den signet', etc., dairinne datse heeft verleent dat zoe wanneer over ennigen<br />

persoen eenvonniss sal zyn gegaen byscepenen deser statoft datyemandvervolgt<br />

zal zyn nae deser stat rechten, dat dan die scepenen, als die dorde dach dairnae<br />

leden sal wesen, dengenen die tvonnes behouden oft tvervolch gedaen sal hebben,<br />

sculdich zullen zyn te geven een cedulle met enen signet geteykent, welke cedulle<br />

die persoen die tvonness behouden heeft, sal moegen thoenen ennigen <strong>van</strong> den<br />

drien knapen deser stat;<br />

Aengaet tgericht met signetten<br />

ende die knape sal macht hebben den voirs. persoen zyn ge- / breck uuyt te panden<br />

ende den sculder sonder vertreck met lyve ende met goede dairvoir te houdene ende<br />

te <strong>van</strong>gen, behoudelic oft die sculder dair yet met recht tegenseggen woude, dat<br />

nochtan hy ende zyn goet in hachten blyven zullen totdat hy bourgen geset zal hebben,<br />

etc., ut inibi;<br />

116


fol. 142 r<br />

fol. 142 v<br />

Dat die dyenres <strong>van</strong> den gruynen royen richten moeten<br />

item dat oick oft die knape des weygerden den lyeden recht te doen, zoe soude hy<br />

zyns diensts beroeft wesen, etc;<br />

Dat hen nyemand oploepen en moet op te Rutsemedau te gaen<br />

item ende oft yemand den knaep om des uuytpandens, richtens oft <strong>van</strong>gens wille,<br />

oplyepe oft ennich mesgryp dede, die zoude sculdich wesen te doen een bedevaert<br />

tot Onser-Liever-Vrouwen te Rutsemedau, etc., ut inibi; welke carthe begint: `Iohanna',<br />

etc. ende is begrepen opten blade C.<br />

Aengaet tvercopen <strong>van</strong> wullen lakenen<br />

Ten tyde oeck<strong>van</strong> denselven scepenstoel soe zyn by deser stat aengaende het snyden<br />

<strong>van</strong> wullen lakenen dese navolgende poincten overdragen, te wetene dat een<br />

poirter die lakenen snyden wille die in deser stat gemaect zyn, die zal hy thoenen<br />

int gewanthuys deser stat dengeenen die dairtoe <strong>van</strong> deser stat geset zyn, eer hyse<br />

sal moegen snyden, ende sal geven alsdan deser stat een Brabantsche schietley <strong>van</strong><br />

den alingen lakenen ende / <strong>van</strong> den halven een half Brabantsche schietley, opte<br />

verboeren drie ponden payments;<br />

item dat als die lakenen alsoe gethoent zyn, zoe zalse die poirter thuys moegen<br />

uuytsnyden altyt anders dan sdonredaigz;<br />

item dat die poirter die lakenen coept, zy zyn buyten oft bynnen gemaect, ende<br />

voirt vercoept oft uutvuert, die sal dairaf geven een scyetley;<br />

item die lakenen <strong>van</strong> buyten gebracht ende gemaect in vryen steden sal men altyt<br />

moegen vercopen opten behoerlycken chyns;<br />

item die gewantsnyders en sullen geen lakenen int gewanthuys noch bynnen horen<br />

huyse snyden, die lakenen en zullen zyn gemaect bynnen deser stat oft anderen<br />

vryen steden ende des zullen die lakenen hebben enen zegel, uuytgenomen wit<br />

voederlakenen, strype lakenen ende kersey ende wit lakenen ongeverwet;<br />

item nyemand <strong>van</strong> buyten en sal lakenen moigen vercopen bynnen deser stat dan<br />

des donredaigz voir der noenen opt vreemde huysken ende in de iairmercten;<br />

item ende dat men hetzy <strong>van</strong> lakenen oft <strong>van</strong> enniger ander waren gecoft oft vercoft<br />

buyten lantz, hetzy op Schoenen oft in Pruyssen oft tot Vranckevoirt oft wair<br />

dat zy, egee