You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
RGP<br />
kleine serie<br />
87<br />
KRONIEK<br />
PETER<br />
VAN OS
Rijks Geschiedkundige Publicatie« n<br />
uitgegeven door het<br />
Instituut voor Nederlandse Geschiedenis<br />
Kleine Serie<br />
87<br />
Instituut voor<br />
Nederlandse<br />
Geschiedenis<br />
RGP
<strong>Kroniek</strong> <strong>van</strong> <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong><br />
Geschiedenis <strong>van</strong> 's-Hertogenbosch en<br />
Brabant <strong>van</strong> Adam tot 1523<br />
Uitgegeven door<br />
drs. A.M. <strong>van</strong> Lith-Droogleever Fortuijn<br />
dr. J.G.M. Sanders<br />
drs. G.A.M. Van Synghel<br />
Instituut voor Nederlandse Geschiedenis<br />
Den Haag / 1997
Het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis maakt deel uit <strong>van</strong> de Stichting<br />
voor Historische Wetenschappen, die ressorteert onder de Nederlandse Organisatie<br />
voor Wetenschappelijk Onderzoek.<br />
Illustratieverantwoording:<br />
Met dank aan het Gemeentearchief 's-Hertogenbosch (foto's pag. xxvii boven, xxxvii en<br />
stofomslag), het Rijksarchief in Noord-Brabant te 's-Hertogenbosch (foto's pag. xvii, xviii,<br />
xix, xxvii onder, xxviii, xlii en schutbladen) en de Koninklijke Bibliotheekte 's-Gravenhage<br />
(foto pag. 356).<br />
Stofomslag:<br />
Oudst bekende gezicht op 's-Hertogenbosch ca. 1524. Detail <strong>van</strong> een manuscriptkaart <strong>van</strong><br />
het Gelderse rivierengebied.<br />
Wenen, Oesterreichisches Staatsarchiv, Belgien, D.D. 237, fol. 387<br />
Schutbladen:<br />
Kaart <strong>van</strong> het hertogdom Brabant door Jacob <strong>van</strong> Deventer, ca. 1550.<br />
's-Hertogenbosch, RA, kaarten- en prentenverzameling, inv.nr. 34<br />
isbn 90-5216-097-x geb.<br />
issn 0921-90<br />
nugi 641<br />
Stofomslagontwerp Luc de Ruijter, Amsterdam<br />
Gezet door Gra¢sch Serviceburo Assist, Goes<br />
Gedrukt door Gra¢sch Produktiebedrijf Gorter bv, Steenwijk<br />
Gebonden door Callenbach bv, Nijkerk<br />
C 1996 Instituut voor Nederlandse Geschiedenis, Den Haag<br />
Postbus 90755 . 2509 LT . e-mail rgp@inghist.<strong>nl</strong><br />
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, op welke wijze<br />
dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming.<br />
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever, without prior written permission<br />
from the publisher.
VII<br />
IX<br />
XII<br />
XXI<br />
XXII<br />
XXV<br />
XXIX<br />
XXXII<br />
XXXIV<br />
XXXV<br />
XLI<br />
1<br />
353<br />
355<br />
357<br />
383<br />
385<br />
389<br />
Inhoud<br />
Woord vooraf<br />
I<strong>nl</strong>eiding<br />
1 Het belang <strong>van</strong> de kroniek<br />
2 Codicologische beschrijving<br />
Herkomst<br />
Materiaal<br />
Collatie<br />
Schrift en datering<br />
Decoratie<br />
Taal<br />
Band<br />
Tekst¢liatie<br />
3 Samensteller<br />
4 Politieke constellatie ten tijde <strong>van</strong> het ontstaan <strong>van</strong> de kroniek<br />
5Bronnen<br />
6Typologie<br />
7 Betrouwbaarheid en accuratesse<br />
8 Receptie<br />
9 Stedelijke historiogra¢e naVan <strong>Os</strong><br />
Verantwoording <strong>van</strong> de tekstuitgave en tekstpresentatie<br />
<strong>Kroniek</strong> <strong>van</strong> <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong><br />
Bijlagen<br />
1 Lijst met vertaling <strong>van</strong> vaakvoorkomende Latijnse zinsneden en passages<br />
2 Lijst <strong>van</strong> signa<br />
3 Concordantie <strong>van</strong> kroniek en cartularium<br />
Lijst <strong>van</strong> afkortingen<br />
Literatuurlijst<br />
Index <strong>van</strong> persoons- en geogra¢sche namen
Woord vooraf<br />
In 1948 publiceerde H.P.H. Camps, bewerker <strong>van</strong> het eerste deel <strong>van</strong> het Oorkondenboek<strong>van</strong><br />
Noord-Brabant, zijn proefschrift over de stadsrechten <strong>van</strong> graaf<br />
Willem II <strong>van</strong> Holland en hunverhouding tot het recht <strong>van</strong> 's-Hertogenbosch. Het<br />
bestaan<strong>van</strong> de oudste tekst <strong>van</strong> het stadsrecht <strong>van</strong> Den Boschwas hem bekend uit<br />
een marginale aantekening in de kroniek<strong>van</strong> <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong>, die op haar beurt weer<br />
verwees naar een afschrift in een tot dan toe onbekend cartularium. Camps wees<br />
in zijn zevende stelling op het belang <strong>van</strong> de kroniek: `De uitgave <strong>van</strong> de stadskroniek<br />
<strong>van</strong> Den Bosch <strong>van</strong> Pieter <strong>van</strong> <strong>Os</strong> is een dringend desideratum in onze<br />
historische literatuur'.<br />
Bijnavijftig jaar later is het dan zover: deze oudst bewaard gebleven exponent <strong>van</strong><br />
stedelijke geschiedschrijving te 's-Hertogenbosch vormt de inhoud <strong>van</strong> de voor U<br />
liggende uitgave.<br />
In de kroniek <strong>van</strong> <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong> wordt de geschiedenis <strong>van</strong> 's-Hertogenbosch en<br />
Brabant <strong>van</strong>af de schepping <strong>van</strong> de wereld tot en met het jaar 1515 beschreven.<br />
Een tweede scriptor voegde daar een aanvulling aan toe tot en met het jaar 1523.<br />
Publicatie <strong>van</strong> dit type bronnen vindt in Nederland verspreid plaats. Er is namelijk<br />
geen equivalent <strong>van</strong> de in 1862 groots opgezette Duitse serie Die Chroniken<br />
derdeutschen StÌdtevon 14. bisins 16. Jahrhundert.Wij zijn het Instituut voor Nederlandse<br />
Geschiedenis dan ook dankbaar dat het deze bron onder zijn auspicie« n<br />
wil uitgeven.<br />
Bij de totstandkoming <strong>van</strong> de uitgave hebben we <strong>van</strong> verschillende zijden steun<br />
ont<strong>van</strong>gen. Dr. J.G. Smit (coÎrdinator <strong>van</strong> de sectie Middeleeuwen <strong>van</strong> het Instituut<br />
voor Nederlandse Geschiedenis) begeleidde het gehele traject intern en gaf<br />
ons waardevolle adviezen en praktische steun bij de tekstuitgave, i<strong>nl</strong>eiding en opmaak<br />
<strong>van</strong> de index. Mw. dr. B. Ebels-Hoving en dr. R. Stein hebben als externe<br />
referent de i<strong>nl</strong>eiding <strong>van</strong> kritische opmerkingen voorzien. C. Keij en vervolgens<br />
F. Aussems (beiden werkzaam bij de uitgeverij <strong>van</strong> het Instituut) hebben op constructieve<br />
en nauwgezette wijze het produktieproces in goede banen geleid. Een<br />
woord <strong>van</strong> dank gaat ook uit naar het Rijksarchief in Noord-Brabant te 's-Hertogenbosch,<br />
eigenaar <strong>van</strong> de kroniek, dat ons gedurende een lange periode gastvrijheid<br />
en faciliteiten bood.<br />
Moge de publicatie <strong>van</strong> de kroniek <strong>van</strong> <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong> een vruchtbare bodem zijn<br />
voor verder wetenschappelijk onderzoek.<br />
Sint-Michielsgestel, april 1997<br />
drs. A.M. <strong>van</strong> Lith-Droogleever Fortuijn<br />
dr. J.G.M. Sanders<br />
drs. G.A.M.Van Synghel<br />
VII
I<strong>nl</strong>eiding<br />
1 Het belang <strong>van</strong> de kroniek<br />
In De <strong>Kroniek</strong> <strong>van</strong> <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong> 1 , bestaande uit 396 beschreven folia, is de geschiedenis<br />
<strong>van</strong> 's-Hertogenbosch en Brabant beschreven, <strong>van</strong>af Adam tot het begin<br />
<strong>van</strong> het jaar 1523. Het Rijksarchief in Noord-Brabant te 's-Hertogenbosch is<br />
eigenaar <strong>van</strong> het handschrift <strong>van</strong> de kroniek en heeft dit in bewaring gegeven aan<br />
de KUB teTilburg. 2 De samensteller <strong>van</strong> de kroniek is een<strong>van</strong> de stadssecretarissen<br />
<strong>van</strong> 's-Hertogenbosch, 3 namelijk <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong>. Hij was werkzaam in de stedelijke<br />
secretarie <strong>van</strong> 1483 tot 1542.Van <strong>Os</strong> zelf beschreef de geschiedenis <strong>van</strong> stad<br />
en hertogdom tot en met het jaar 1515. De periode 1515-1523 is aangevuld door<br />
een andere, niet ge|« denti¢ceerde scriptor, eveneens werkzaam in de secretarie<br />
<strong>van</strong> Den Bosch. Waarom Van <strong>Os</strong> deze periode niet zelf beschreven heeft, blijft<br />
vooralsnog een raadsel. Hij heeft immers voor het aanvullend gedeelte wel zelf<br />
de oorkonden verzameld en gekopieerd in een cartularium, dat de basis vormt<br />
voor de bewijsstukken in zijn kroniek. Ook blijft hij gedurende de jaren na 1515<br />
aktief in de stedelijke secretarie, zonder wijziging in de aard <strong>van</strong> zijn werkzaamheden.<br />
Subscriptio door <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong>.<br />
's-Hertogenbosch, RA, archief klooster Marie« nburg op de Uilenburg te 's-Hertogenbosch, inv.nr. 306,<br />
oorkonde d.d. 9 mei 1522<br />
1 Carasso-Kok, Repertorium, 379, nr. 350.<br />
2 Tilburg, KUB, Brabantica-collectie hs 339a H3.<br />
3 In het begin <strong>van</strong> de zestiende eeuw zijn verschillende stadssecretarissen tegelijk werkzaam<br />
in de stedelijke secretarie, Jacobs, Justitie en politie, 83-85.<br />
IX
In de kroniek zijn drie delen <strong>van</strong> niet-evenredige om<strong>van</strong>g aan te wijzen. Op de<br />
eerste drie folia wordt een opsomming gegeven <strong>van</strong> de kwartieren, steden, vrijheden,<br />
abdijen en baanderijen <strong>van</strong> het hertogdom Brabant. Daarna volgt een i<strong>nl</strong>eidend<br />
gedeelte <strong>van</strong> circa 40 folia met een genealogie <strong>van</strong> de hertogen <strong>van</strong> Brabant<br />
en de legitimatie <strong>van</strong> hun positie. In het resterende deel, circa 350 folia, staan de<br />
stad 's-Hertogenbosch, de Meierij en het hertogdom centraal. Deze inhoudelijke<br />
accentverschuiving loopt parallel met een wijziging in de chronologische indeling.<br />
In het i<strong>nl</strong>eidend gedeelte heeft Van <strong>Os</strong> de historische gegevens chronologisch<br />
gerangschikt in de vorm<strong>van</strong> korte paragrafen, voorzien <strong>van</strong> een rubriek.Vanaf folio<br />
42 r voert hij een chronologische indeling in op basis <strong>van</strong> hetschepenjaar, dat in<br />
's-Hertogenbosch loopt <strong>van</strong> 1 oktober tot 30 september. Binnen deze structuur<br />
past hij de gebeurtenissen in. Deze jaarindeling blijft gehandhaafd tot het eind<br />
<strong>van</strong> de kroniek. Een secundaire tijdsaanduiding staat bovenaan elke folio. Daar<br />
wordt het betre¡ende jaar vo¨ o¨ r of na Christus vermeld, of de naam <strong>van</strong> de regerende<br />
Brabantse vorst.Vanaf Hendrik I vindt de vermelding <strong>van</strong> de regerende<br />
vorst consequent plaats tot het eind <strong>van</strong> de kroniek.<br />
Uitgangspunt voor de opbouw <strong>van</strong> de kroniek zijn dus de schepenjaren. Elk jaar<br />
vindt men de formulering Remigii confessoris anno v scabini v 4 of een variant<br />
daar<strong>van</strong>. Daarna volgen eerst de schepennamen, voor zover Van <strong>Os</strong> deze kent.<br />
Met name in de dertiende eeuw zijn er veel lacunes. Een groot aantal schepenjaren<br />
doet Van <strong>Os</strong> af met zeven symbolische punten. In de vijftiende eeuw noemt hij<br />
na de schepenen ook andere functionarissen, zoals secretarissen, rentmeesters,<br />
burgemeesters en goede mannen. Speci¢eke gegevens die verband houden met<br />
de ambtstermijn vallen ook onder dit paragraafje. Aan de hand <strong>van</strong> het schepenjaar<br />
groepeert hij dan de historische gegevens, die vaak ondersteund zijn met diplomatische<br />
stukken, zoals oorkonden, akten en eedformulieren. De verhouding<br />
tussen de zuiver verhalende en de diplomatische passages is wisselend. Sommige<br />
schepenjaren bevatten uitsluitend de vermelding <strong>van</strong> bepaalde privileges, andere<br />
hebben alleen verhalende tekstdelen en weer andere hebben een gemengde samenstelling.<br />
In de verhalende passages besteedt hij aandacht aan politieke, monetaire,<br />
economische en militaire geschiedenis, zowel <strong>van</strong> de stad als <strong>van</strong> het<br />
hertogdom. Ook gebeurtenissen buiten het hertogdom, voornamelijk uit Engeland,<br />
Frankrijk en het Duitse Rijk, vinden er hun plaats.Voor een groot deel <strong>van</strong><br />
deze verhalende passages heeft Van <strong>Os</strong> Die alderexcellenste cronyke <strong>van</strong> Brabant,<br />
Hollant, Seelant,Vlaenderen int generael met vele nieuwe addicien dye in die ander<br />
niet gheweest en zijn, gheprentthAntwerpen int iaerons Heeren MCCCCC ende XII<br />
in octobri gebruikt. Gegevens die hij nietontleent aan Diealderexcellenstecronyke<br />
<strong>van</strong> Brabant betre¡en onder andere de Gelderse oorlogen, de huldiging <strong>van</strong> Karel<br />
V in Den Bosch en de typisch kroniekmatige aantekeningen zoals stadsbranden,<br />
het klimaat, de bouw <strong>van</strong> stadsmuren, het instellen <strong>van</strong> een loterij, het gieten <strong>van</strong><br />
een klok enz.<br />
4 Vertaling: op 1 oktober in het jaar v waren schepenen v.Voor vertaling <strong>van</strong> deze formuleringen<br />
zie bijlage 1 (Lijst met vertaling <strong>van</strong> vaak voorkomende Latijnse zinsneden en<br />
passages). De wisseling <strong>van</strong> de schepenstoel vond in de stad 's-Hertogenbosch plaats op<br />
1oktober.<br />
X
De diplomatische tekstdelen zijn ontleend aan een cartularium <strong>van</strong> 's-Hertogenbosch<br />
in twee banden, dat berust in de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage.<br />
5 Het betreft voornamelijk aan de stad verleende privileges, overeen- komsten<br />
tussen stad en Meierij, ordonnanties en andere juridische bescheiden. Deze stukken<br />
worden in de kroniek deels in extenso, deels geparafraseerd weergegeven. De<br />
volledige tekst <strong>van</strong> de verkorte stukken kan men via een doorVan <strong>Os</strong> aangebrachte<br />
folio- en signumverwijzing terugvinden in dit cartularium. De periode dieVan<br />
<strong>Os</strong> zelf bewust meegemaakt heeft, namelijk het derde kwart <strong>van</strong> de vijftiende<br />
eeuw en de eerste twee decennia<strong>van</strong> de zestiende eeuw, wordt het meest uitvoerig<br />
belicht.<br />
De uitgave <strong>van</strong> de kroniek<strong>van</strong> <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong> beoogt een stimulans te geven aan het<br />
onderzoek op diverse terreinen. De kroniek zelf is een zo uitvoerig en ambitieus<br />
opgezet specimen <strong>van</strong> laat-middeleeuwse Nederlandse stadsgeschiedschrijving,<br />
dat integrale uitgave <strong>van</strong>uit dit oogpunt verantwoord is. Dit temeer omdat bij gebrek<br />
aan moderne edities <strong>van</strong> vergelijkbare Nederlandse kronieken het verschijnsel<br />
nauwelijks bestudeerd is.<br />
Het doorVan <strong>Os</strong> aangereikte diplomatisch materiaal uit de kroniek, dat tot op heden<br />
nagenoeg volledig onuitgegeven is, biedt samen met het cartularium een uitstekende<br />
basis voor historisch en rechtshistorisch onderzoek. Daarbij kan men<br />
denken aan thema's als bijvoorbeeld de verhouding tussen stad en Meierij en tussen<br />
stad en de heerlijkheden Ravenstein, Megen, Gemert en Cuijk, de positie <strong>van</strong><br />
stad en hoogschout in waterstaatkundige zaken in de Meierij en monetaire ontwikkelingen.<br />
Een deel <strong>van</strong> het diplomatisch materiaal is niet meer in origineel,<br />
maar alleen in afschrift in de kroniekof in hetbijbehorende cartularium voorhanden.<br />
Door toevoeging <strong>van</strong> een concordantie <strong>van</strong> kroniek en cartularium, waarin<br />
de stukken chronologisch geordend zijn envoorzien<strong>van</strong> een omschrijving <strong>van</strong> het<br />
onderwerp, wordt het diplomatisch materiaal voor de onderzoeker inhoudelijk<br />
ontsloten.<br />
Ook kan de uitgave een stimulans geven aan het literatuurhistorisch onderzoek.<br />
De kroniek <strong>van</strong> Van <strong>Os</strong> is een specimen <strong>van</strong> laat-middeleeuwse geschiedschrijving,<br />
tot stand gekomen binnen een stedelijke context, uniek in haar uitgebreide<br />
opzet.Waarschij<strong>nl</strong>ijk vormt Den Bosch een uitzondering op het verschijnsel dat<br />
belangrijke steden vaak veel diplomatisch, maar weinig historiogra¢sch materiaal<br />
hebben. 6 Door deze uitgave is een vergelijking mogelijk met andere Brabantse<br />
kronieken en kan men onderzoek instellen naar de verwevenheid <strong>van</strong> Brabantse<br />
kronieken met die <strong>van</strong> andere gewesten. 7<br />
Ten slotte is de kroniek<strong>van</strong> belang voor het taalkundig onderzoek. Het gehele begin<br />
zestiende-eeuwse Brabantse corpus is een mooi onderzoeksobject in twee opzichten.<br />
Enerzijds maakt het de bestudering <strong>van</strong> de streektaal mogelijk,<br />
anderzijds de studie <strong>van</strong> de overgang <strong>van</strong> het Middelnederlands naar het Nieuw-<br />
5 's-Gravenhage, KB, hs. nr. 131 B 26. Een micro¢lm <strong>van</strong> dit cartularium is aanwezig bij<br />
het Rijksarchief in Noord-Brabant, Collectie Schaduwarchieven, inv.nr. 268.<br />
6 ZieWriedt,`Geschichtsschreibung in denWendischen HansestÌdten', 402.<br />
7 Zie ook de wens <strong>van</strong> Carasso-Kok, Repertorium, 171.<br />
XI
Nederlands. Deze overgang is een belangrijke cesuur in de taalontwikkeling.<br />
Naar dit aspect is nog weinig onderzoekverricht.<br />
2 Codicologische beschrijving<br />
De titel <strong>van</strong> het handschrift luidt: Dit boeck inhelt in den iersten die gelegentheit<br />
<strong>van</strong> Brabant mettertoebehoerten, die afcoemste ende dedelheitder hoiger doerluchtiger<br />
fursten ende hertoigen <strong>van</strong> Brabant ende daer nae voirts <strong>van</strong> versceyden previlegien,<br />
verleeningen by hore princelicheit den landen <strong>van</strong> Brabant ende oic der stat<br />
<strong>van</strong> sHertogenbosch verleent ende voirts <strong>van</strong> meer andere ordinancien, vonnissen,<br />
appoinctementen, compromissen, uuytspraken, con¢rmacien, tractaten ende <strong>van</strong><br />
meer andere poincten, in cort comprehendeert. 8<br />
Op de rug <strong>van</strong> de band staat een latere titel Handschrift 9 wegens 10 Braband en<br />
's Hertogenbosch door Pieter <strong>van</strong> <strong>Os</strong>, secretaris te's Bosch, met daar onder de signatuur<br />
57 a .<br />
Het incipit luidt als volgt: In den iersten is hier te wetene die gelegentheit slants <strong>van</strong><br />
Brabant v.<br />
Het explicit is: v ende die ander acht by composicien ende anderssins ontquamen.<br />
Herkomst<br />
Het handschrift <strong>van</strong> <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong> is via omzwervingen eigendom geworden <strong>van</strong><br />
het Rijksarchief in Noord-Brabant te 's-Hertogenbosch. In 1816 kocht mr.W.C.<br />
Ackersdijk, stadssecretaris <strong>van</strong> 's-Hertogenbosch, het voor ëe¨ n gulden bij de veiling<br />
<strong>van</strong> een boekcollectie. 11 In juni 1864 verwierf R. <strong>van</strong> Breugel Douglas het<br />
manuscript voor ü 50. 12 Hij verkocht het op zijn beurt in 1910 aan het Rijksarchief<br />
in Noord-Brabant, 13 waar het ondergebracht werd in de CollectieVan Breugel,<br />
inv.nr. 43. In 1960 is de kroniek in bruikleen gegeven aan de bibliotheek <strong>van</strong><br />
het Provinciaal Genootschap te 's-Hertogenbosch, die thans als Brabantica-collectie<br />
deel uitmaakt <strong>van</strong> de Universiteitsbibliotheek te Tilburg. Daar berust het<br />
handschrift onder de signatuur hs 339a H3. 14<br />
8 r<br />
Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 1 .<br />
9<br />
Licht vervaagde tekst.<br />
10<br />
Alsvoren.<br />
11<br />
's-Hertogenbosch, RA, CollectieVan Breugel, inv.nr. 43=<strong>Kroniek</strong> <strong>van</strong> <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong>, los<br />
bijliggend Verslag <strong>van</strong> het handschrift <strong>van</strong> Petrus <strong>van</strong> <strong>Os</strong>, secretaris der stad 's-Hertogenbosch<br />
begonnen omtrend 1483 en vervolgd tot 1523, p. 16, door mr.W.C. Ackersdijck, alsmede<br />
de bijliggende aantekeningen <strong>van</strong> mr. C.C.D. Ebell, rijksarchivaris in Noord-<br />
Brabant.<br />
12<br />
Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, ex-libris <strong>van</strong>Van Breugel op fol. 1*.<br />
13<br />
Ebell,`Rijksarchief in Noordbrabant', 111.<br />
14<br />
Het handschrift <strong>van</strong> <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong> is beschreven door Van deVen, Over Brabant geschreven<br />
I, 34-38.<br />
XII
Materiaal<br />
De kroniek is geschreven op papier en bestaat uit 445 folia, waar<strong>van</strong> er 396 beschreven<br />
zijn. De oude potloodfolie« ring loopt <strong>van</strong> fol. 1 r tot 396 r , een jongere folie«<br />
ring <strong>van</strong> fol. 397 r tot 445 r .Voorin zijnvijfongefolieerde schutbladen. Slechts e¨ e¨ n<br />
<strong>van</strong> deze schutbladen draagt een folie« ring, namelijk het cijfer 1*, en heeft een begin<br />
zeventiende-eeuws watermerk. 15 De folia 1 tot en met 395 hebben begin zestiende-eeuwse<br />
watermerken, de folia 401 tot 445 begin zeventiende-eeuwse. 16 De<br />
folia met de zeventiende-eeuwse watermerken zijn de niet beschreven bladen. Er<br />
is geen wijziging in papiersoort bij de wisseling <strong>van</strong> de handen. De resterende<br />
blanco folia, ongeveer 45, zijn duidelijk<strong>van</strong> jongere datum.<br />
Het papier verkeert in goede staat, behalve fol. 1 r , waar een kleine beschadiging is<br />
opgetreden.<br />
Ter versteviging <strong>van</strong> het boekblok zijn op diverse plaatsen rond de katernen papierstroken<br />
aangebracht: vöo¨ rfol.2 r ,fol.9 r ,fol.33 r (met Nederlandse tekst), 49 r ,<br />
97 r , 129 r (met fragment: te boeck ge), 137 r ,145 r , 169 r , 185 r , 218 r , 265 r , 281 r , 289 r ,<br />
305 r , 313 r , 322 r , 328 r ,337 r , 338 r , 345 r , 346 r , 352 r , 353 r , 361 r , 370 r , 377 r , 386 r , 394 r .<br />
Het katern met fol. 440 is verstevigd met een perkamenten hartstrook. Dit is de<br />
pliek <strong>van</strong> een veertiende-eeuwse Bossche schepenoorkonde, met rechtsonder de<br />
dienstaantekening: littera Iohannis Noet; duplicetur, solverunt ambo.<br />
Collatie<br />
De codex is opgebouwd uit 58 katernen, die nagenoeg allemaal uit vier dubbelbladen<br />
bestaan. In schema kan de katernopbouw als volgt weergegeven worden:<br />
1 8 (de eerste drie bladen zijn aan de binnenzijde <strong>van</strong> het voorplat <strong>van</strong> de band<br />
geplakt); 2 4+2 (fol. 1 en 8 is een enkelblad); 4-52 8 ;53 6 ;54-58 8 (de laatste twee<br />
bladen zijn samen op het achterplat <strong>van</strong> de band geplakt); (fol. 9 en 104 liggen<br />
los in de codex). 17<br />
De bladmaat, gemeten fol. 7 r , bedraagt 281 x 205 mm. Dat de oorspronkelijke<br />
bladmaat groter was, blijkt uit het feit dat op een aantal plaatsen de custoden<br />
(deels) zijn weggesneden. Wat de spiegelmaten betreft kan geen eenvormig formaat<br />
opgegeven worden. Met name in de eerste helft <strong>van</strong> het handschrift (ongeveer<br />
tot fol. 136 r ) is de bladspiegel zeer onrustig. Diverse tekstdelen worden<br />
onregelmatig over de bladen geschreven enverbonden door middel <strong>van</strong> accolades<br />
(zie pagina XVII). 18 Vanaf fol. 137 r treedt een rustiger tekstbeeld in en bedragen<br />
de spiegelmaten respectievelijk 199 x 117, 199 x 123, 111 x 195 en 209 x 119 mm<br />
(fol. 193 v , 259 r , 309 v en 386 v ).<br />
15 Briquet, Les Filigranes, nr. 9821.<br />
16 De verdeling der watermerken volgens Briquet, Les Filigranes, is als volgt: fol. 1 - fol.<br />
143: nr. 8987; fol. 146 - fol. 256: nr. 8993; fol. 259 - fol. 260: nr. 1677; fol. 263 - fol. 387:<br />
nr. 8993; fol. 388: sterkverwant aan nr. 12637; fol. 389 - fol. 390: geen watermerk aangetro¡en;<br />
fol. 391: nr. 8993; fol. 395: nr. 12518; fol. 396: nr. 8993; fol. 397: sterk verwant<br />
aan 12637; fol. 401: nr. 7840; fol. 402: een zeventiende-eeuws watermerk, <strong>van</strong>af fol. 403<br />
tot het eind fol. 445 komen de twee laatstgenoemde alternerend voor. Bij de handschriftbeschrijving<br />
<strong>van</strong>Van deVen, Over Brabant geschreven I, 34-38 zijn de watermerken niet<br />
ge|« denti¢ceerd.<br />
17 Katernformule volgens Ker, Catalogue,XXII-XXIV.<br />
18 Zie bijvoorbeeld de zeer slordige tekstopmaak op fol. 12 v .<br />
XIII
Van een linie« ring ontbreekt elk spoor. Signaturen zijn niet aangetro¡en.Volledig<br />
gaaf bewaarde custoden ontbreken. Op fol. 371 v en 372 v (derde en vierde blad katern)<br />
staat een nog leesbare custode.Van de custoden op fol. 57 r ,58 r ,68 r , 144 v ,<br />
168 v , 192 v , 275 v , 280 v , 336 v , 337 v , 340 v , 369 v ,370 v , 377 v , 378 v en 379 v is meestal<br />
slechts de bovenzijde <strong>van</strong> een paar letters waarneembaar, soms een gedeelte <strong>van</strong><br />
de letterschachten, in een enkel geval enkel nog een haaltje, waardoor de oorspronkelijke<br />
woorden niet meer kunnen worden gereconstrueerd.<br />
Aanwijzingen voor de lezer tre¡en we aan op fol. 40 r : ende keert omme. Nergens<br />
zijn bij de grote kopschriften, gewone rubrieken of nota-verwijzingstekens representanten<br />
waar te nemen.<br />
Schrift en datering<br />
In het handschrift zijn twee opeenvolgende handen te onderkennen. De eerste<br />
hand schrijft het leeuwendeel <strong>van</strong> de kroniek, <strong>van</strong> fol. 1 r tot fol. 384 v . Het is de<br />
hand <strong>van</strong> <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong>, stadssecretaris <strong>van</strong> 's-Hertogenbosch en samensteller<br />
<strong>van</strong> de tekst. Hij maakt zich in de kroniek twee maal bekend en verwijst bij die<br />
gelegenheid naar zijn werkzaamheden binnen de Bossche stadsadministratie. 19<br />
De laatste tien folia, namelijk 385 r tot 396 r , 20 zijn geschreven door een niet-ge|« -<br />
denti¢ceerde hand, die eveneens voorkomt in stukken <strong>van</strong> de stedelijke gri¤e. 21<br />
De overgang <strong>van</strong> de eerste naar de tweede hand komt zeer plotseling aan het eind<br />
<strong>van</strong> een katern, midden in een woord. De abrupte bee« indiging doorVan <strong>Os</strong> op fol.<br />
384 v aan het eind <strong>van</strong> een katern, midden in de datering daernae in den aprilleden<br />
XIX en dach nae Paeschen in den iair M, alsmede het ontbreken <strong>van</strong> het tweede deel<br />
<strong>van</strong> de kop op de rectozijde <strong>van</strong> fol. 385, wijst op een onverwachte onderbreking<br />
in de schrijfaktiviteiten <strong>van</strong>Van <strong>Os</strong> of op het teloor gaan <strong>van</strong> een reeds door hem<br />
geschreven katern betre¡ende het schepenjaar 1514.Vermoedelijk is dit slechts<br />
een beperkt aantal folia geweest, omdat uit de inhoudsopgave <strong>van</strong> het cartulari-<br />
19 r-v<br />
Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 299 : Anno LXXXIII predicto (namelijk 1483) ego Petrus de <strong>Os</strong>,<br />
¢lius Iohannis Rutgerssoon, incepi ingrossare litteras scabinales de Buscoducis et in illa<br />
practica procedere ad promotionem magistri Franconis de Langel, secretarii dicti opidi<br />
cuius anima requiescat in pace,enfol.331 v : In dicto scabinatu XI a augusti anno XCVIII<br />
obiit Bruxelle magister Godefridus de Dommelen, secretarius presentis opidi de Buscoducis,<br />
et in loco eius ego Petrus de <strong>Os</strong>, ¢lius Iohannis Rutgerssoon, institutus sum et prestiti<br />
iuramentum supero¤ciosecretariatus in die Exaltationis sancte Crucis immediatedictam<br />
undecimam diem augusti sequente. Deze hand kan ge|« denti¢ceerd worden aan de hand<br />
<strong>van</strong> het schepenprotocol <strong>van</strong> <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong>, zie 's-Hertogenbosch, GA, Oud archief,<br />
inv.nr. 125.<br />
20 r<br />
Van deVen, Over Brabant geschreven I, 37 vermeldt abusievelijk dat hand 2 de folia 385<br />
tot 445 zou hebben geschreven.<br />
21<br />
Ditblijkt uit de registratie <strong>van</strong> akten door deze scriptor in de schepenprotocollen<strong>van</strong><br />
's-Hertogenbosch uit het eerste kwart <strong>van</strong> de zestiende eeuw, zie onder meer 's-Hertogenbosch,<br />
GA, Oud-rechterlijk archief 's-Hertogenbosch, inv.nr. 1326, fol. 1 r -332 r ,<br />
en 's-Hertogenbosch, GA, Oud-rechterlijk archief 's-Hertogenbosch, inv.nr. 1333, fol.<br />
1 r -307 r , en in een cartularium <strong>van</strong> de stad, zie 's-Hertogenbosch, GA, collectie Provinciaal<br />
Genootschap, inv.nr. 375 (=Privilegeboek), fol. 271 r . De veronderstelling <strong>van</strong>Van<br />
deVen, Over Brabant geschreven I, 34, dat de jongere hand <strong>van</strong> Petrus <strong>van</strong> <strong>Os</strong> jr. zou zijn,<br />
kan <strong>van</strong> de hand gewezen worden. De jongere hand in de kroniek is niet identiek aan de<br />
doorVan <strong>Os</strong> jr. geschreven stukken voor de stedelijke administratie.<br />
XIV
um blijkt dat Van <strong>Os</strong> zijn werkzaamheden aan het cartularium voorlopig had afgesloten<br />
in 1515.<br />
Bij de tweede scriptor treedt er geen wijziging op in de algehele structuur <strong>van</strong> de<br />
kroniek: tekstopbouw, katernopbouw en bladspiegel blijven gelijk.Wel ontbreken<br />
in het laatste gedeelte de rubricering en de kopteksten bovenaan. In tegenstelling<br />
tot Van <strong>Os</strong> vermeldt de tweede scriptor niet consequent alle rentmeesters. Een<br />
klein onderscheid is ook de toevoeging door de tweede scriptor <strong>van</strong> scabini of scabini<br />
in Buscoducis aan de opgave <strong>van</strong> het schepenjaar. 22 Inhoudelijkverandert het<br />
karakter <strong>van</strong> de kroniek wel in het laatste gedeelte. De tweede scriptor, die de periode<br />
<strong>van</strong>af 19 april 1515 tot 4 januari 1523 beschrijft (en hierbinnen een gebeurtenis<br />
uit maart 1523 vermeldt), geeft een meer gedetailleerd ooggetuigeverslag<br />
<strong>van</strong> de gebeurtenissen danVan <strong>Os</strong>, die de feiten sober presenteert. Hij voegt ook<br />
viermaal een regest met cartulariumverwijzing toe aan het doorVan <strong>Os</strong> geschreven<br />
gedeelte <strong>van</strong> de kroniek. 23<br />
Beide scriptores gebruiken het schrift <strong>van</strong> de administratie, een littera gothica<br />
cursiva libraria, waarbij de tweede hand cursiever is dan die <strong>van</strong>Van <strong>Os</strong>. 24<br />
Correcties zijn aangebracht op de voor een papieren codex gee« igende manier<br />
door middel <strong>van</strong> doorhalingen met zwarte en rode inkt, behalve een enkele rasuur<br />
op fol. 9 r , 382 v en 388 r . De aard <strong>van</strong> de correcties in de vorm <strong>van</strong> de vele bij- en<br />
bovenschrijvingen wijst in de richting <strong>van</strong> het direct afschrijven <strong>van</strong> een schriftelijkvoorbeeld,<br />
zoals bijvoorbeeld het cartularium en Die alderexcellenste cronyke<br />
<strong>van</strong> Brabant. 25 Van <strong>Os</strong> en de tweede scriptor hebben na het schrijven het handschrift<br />
nog gecorrigeerd, zoals blijkt uit de toevoeging <strong>van</strong> vergeten woorden en<br />
correcties <strong>van</strong> kleine vergissingen. Daarna hebben verschillende latere handen<br />
met name in de schepe<strong>nl</strong>ijsten aanvullingen of correcties aangebracht. 26<br />
22 v v r v r r r<br />
Zie Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 389 , 390 , 392 , 392 , 393 , 394 en 395 . Eenmaal wordt de<br />
aankondiging in het Middelnederlands gedaan, zieVan <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 388 v .<br />
23 v r r r<br />
Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 86 ,271, 313 en 322 . Hier<strong>van</strong> zijn er drie doorVan <strong>Os</strong> zelf in het<br />
cartularium geschreven.<br />
24<br />
Voor de terminologie zie Gumbert, Manuscrits date¨ s, texte 24, 26-27; de tweede hand<br />
<strong>van</strong> de kroniek is sterkverwant aan de hand <strong>van</strong> Gumbert, Manuscrits date¨ s, nr. 372.<br />
25<br />
Zie hierna hoofdstuk 5 (bronnen).<br />
26<br />
Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, zie de volgende schepenjaren (cijfers achter het schepenjaar geven het<br />
rangnummer <strong>van</strong> de betre¡ende schepen; waar schepennamen later mogelijk toch door<br />
Van <strong>Os</strong> geschreven zijn, wordt een vraagteken achter het jaartal toegevoegd; daar waar<br />
mogelijk de tweede hand <strong>van</strong> de kroniek namen toegevoegd heeft, staat een sterretje):<br />
1209?: 1, 2; 1257*: 1-7; 1278: 1, 2; 1279: 1, 2; 1291*: 1, 2; 1292?: 1, 2; 1293*: 1, 2;<br />
1294*: 1, 2, 3; 1295: 1, 2; 1299: 1, 2; 1300: 1, 2; 1303: 1, 2; 1305: 1, 2; 1308: 3, 4, 5;<br />
1310: 1, 2; 1311: 1, 2; 1313*: 3, 4; 1315?: 3, 4; 1316: 4, 5?; 1321: 1, 2; 1322: 1, 2; 1326:<br />
1, 2; 1328: 1, 2; 1329: 1, 2; 1330: 4; 1334: 1, 2; 1347*: 1, 2, 3; 1349: 7; 1354: 3-6; 1358?: 1-<br />
5; 1359: 1, 2; 1360?: 1, 2; 1362: bij 3 `de Andel' toegevoegd, 5, 6; 1367: 3, 4; 1368: 3, 4;<br />
1396: 1-4; 1416: 8, 9; 1464: 8.<br />
XV
De ontstaansdatum <strong>van</strong> de kroniek is met zekerheid te dateren na¨ 1512, aangezienVan<br />
<strong>Os</strong> zich baseert op de vermeerderde heruitgave in dat jaar <strong>van</strong> Die alderexcellenste<br />
cronyke <strong>van</strong> Brabant. 27 In de kroniek zijn diverse concrete tijdsaanwijzingen<br />
betre¡ende het schrijven zelf terug te vinden. Op fol. 54 v verwijst<br />
Van <strong>Os</strong> bij het schepenjaar 1249 naar het jaar 1513, 28 ongeveer honderd folia verderop<br />
legt hij bij de vermelding <strong>van</strong> de geboorte <strong>van</strong> Arnold <strong>van</strong> Egmond in 1463<br />
het verband met zijn eigen periode door verwijzing naar Karel <strong>van</strong> Egmond in<br />
1514. 29 In het schepenjaar 1482 last hij vermeldingen in <strong>van</strong> oorkonden uit<br />
1487, 1508, 1509 en 1513, 30 en bij het schepenjaar 1506 verwijst hij naarde huldiging<br />
<strong>van</strong> Karel V tot hertog <strong>van</strong> Brabant op 23 januari 1515. 31 De schrijfaktiviteiten<br />
<strong>van</strong>Van <strong>Os</strong> vallen dus in de periode 1513-1515. 32<br />
De werkzaamheden <strong>van</strong> de tweede scriptor zijn voor een deel gebaseerd op voorbereidend<br />
werk <strong>van</strong>Van <strong>Os</strong>.Wanneer we die oorkonden selecteren uit het tweede<br />
deel, die niet in de inhoudsopgave <strong>van</strong> het cartularium staan en dus geschreven<br />
zijn na 1515, dan betreft dit stukken tussen 5 april 1516 en 15 september 1521,<br />
plus drie oudere oorkonden, alle geschreven door Van <strong>Os</strong>. 33 Het zijn juist deze<br />
drie oudste, veertiende- en vijftiende-eeuwse oorkonden, die door de tweede<br />
scriptor <strong>van</strong> de kroniek in het manuscript <strong>van</strong> Van <strong>Os</strong> ingelast werden. Deze<br />
tweede scriptor heeft bij zijn aanvulling dus gebruik gemaakt <strong>van</strong> deze door Van<br />
<strong>Os</strong> geschreven oorkonden tot 1521.<br />
27<br />
Die alderexcellenste cronyke <strong>van</strong> Brabant, Hollant, Seelant,Vlaenderen int generael met<br />
vele nieuwe addicien dye in die ander niet gheweest en zijn, gheprent thAntwerpen int iaer<br />
ons Heeren MCCCCC ende XII in octobri, exemplaar te 's-Gravenhage, KB, oude druk<br />
nr. 1084 B, met het ex-libris ex bibliotheca Hultmanniana divendita Sylvae Ducis apud H.<br />
Palier et ¢lium.<br />
28 v<br />
Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 54 : syn outste dochter ga¡ hy ten huwelic v ; <strong>van</strong> hair als <strong>van</strong> der<br />
eenre zyden is gecomen die heer <strong>van</strong> Croy, nu int iair XV C ende dartien levende.<br />
29 v<br />
Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 241 : natus est Arnoldus de Egmonda, qui Arnoldus dux Gelrie appellatus<br />
est quique fuit avus domini Karoli de Egmonda, pronunc videlicet anno M<br />
CCCCCXIIII to viventis.<br />
30 r-v v v r<br />
ZieVan <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 290 , 291 , 293 -294 .<br />
31 v<br />
Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 349 .<br />
32<br />
Het laatste historisch feit dat Van <strong>Os</strong> vermeldt is het verdrag dat Karel Vmet Frans I sloot<br />
op 19 april 1515, zieVan <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 384 v -385 r .Van deVen, Over Brabant geschreven<br />
I, 34 geeft bij het signalement als globale datering het eerste kwart <strong>van</strong> de zestiende<br />
eeuw (na 1523).<br />
33 r<br />
's-Gravenhage, KB, hs. nr. 131 B 26, band 2: oorkonden d.d. 1331.07.20 (fol. 651 ),<br />
1493.11.03 (fol. 652 r -653 r ), 1495.06.19 (fol. 659 r ), 1516.04.05 (fol. 644 r -644 v ),<br />
1516.04.16 (fol. 664 r -666 r ), 1516.08.12 (fol. 645 r ), 1516.11.30(na 1516.11.00) (fol.<br />
645 v ), 1517.04.01 (fol. 660 r -661 v ), 1517.10.07 (fol. 649a r -649b r ), 1518.03.13 (fol. 662 r -<br />
664 r ), 1518.03.30 (fol. 666 r -667 r ), 1518.04.20 (fol. 667 r -668 r ), 1519.05.10,<br />
1519.06.30(na 1519.06.00), 1519.08.22 (fol. 683 r -684 v ), 1520.10.06 (fol. 674 v -678 r ),<br />
1520.10.19 (fol. 678 r -682 v ), 1521.04.13 (fol. 684 v -692 r ), 1521.09.15 (fol. 694 r -695 v ), en<br />
een ongedateerde oorkonde (fol. 649b v -651 r ).<br />
XVI
Verbinding <strong>van</strong> tekstdelen door middel <strong>van</strong> accolades door <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong>.<br />
Tilburg, KUB, Brabanticacollectie hs 339a H3 = <strong>Kroniek</strong><strong>van</strong>Van <strong>Os</strong>, fol. 40 r<br />
XVII
Hand <strong>van</strong> <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong>.<br />
Tilburg, KUB, Brabanticacollectie hs 339a H3 = <strong>Kroniek</strong><strong>van</strong>Van <strong>Os</strong>, fol. 1 r<br />
XVIII
Hand <strong>van</strong> de tweede scriptor <strong>van</strong> de kroniek.<br />
Tilburg, KUB, Brabanticacollectie hs 339a H3 = <strong>Kroniek</strong><strong>van</strong>Van <strong>Os</strong>, fol. 390 v<br />
XIX
De jongste historische passage in de kroniek is uit de periode maart 1523, zodat<br />
het schrijven <strong>van</strong> de aanvulling op de kroniek gedateerd kan worden na maart<br />
1523. Ook deze scriptor houdt midden in het verhaal op.<br />
Decoratie<br />
Het handschrift is niet ge|« llustreerd. De enige vorm <strong>van</strong> versiering is de rubricering<br />
<strong>van</strong> initialen, kapitalen en minuskels, punten, accolades, kopteksten, verwijzings-,<br />
paragraaf-, nota- en sluitingstekens en tekstgedeelten. De decoratie is<br />
aangebracht door middel <strong>van</strong> ophoging of onderlijning en door gra¢sche uitwerking<br />
<strong>van</strong> initialen.Van randversiering is geen sprake. Bij fol. 385 r , waar de tweede<br />
hand begint, stokt de rubricering. De gehele rubricering is door ëe¨ n hand aangebracht.<br />
Dit is zonder twijfel de hand <strong>van</strong> de eerste scriptor, aangezien de gerubriceerde<br />
gra¢sche uitwerking <strong>van</strong> de initialen in dit handschrift identiek is aan de<br />
initialen in de schepenprotocollen, schepenoorkonden en het cartularium <strong>van</strong> de<br />
hand <strong>van</strong> <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong>. 34 De schepennamen zijn doorgaans zeer dik aangezet en<br />
met een bredere pen geschreven. Zeer belangrijke passages zijn op dezelfde manier<br />
aangegeven. 35<br />
Taal<br />
Het handschrift is hoofdzakelijk in het Middelnederlands geschreven, sommige<br />
passages zijn in het Latijn. De Latijnse passages betre¡en onder andere afschriften<br />
<strong>van</strong> oorkonden, de aankondiging <strong>van</strong> de schepenstoel met de daarbij horende<br />
gelatiniseerde namen en een beperkt aantal verhalende gedeelten.<br />
Band<br />
Het handschrift is gevat in een achttiende-eeuwse, zeer sobere perkamenten splitselband<br />
met een omgezette rand. De splitsels zijn <strong>van</strong> bruin leer en op de gesprenkelde<br />
snede is een rood spikkelpatroon aangebracht door middel <strong>van</strong>verfdruppels.<br />
Op het voor- en achterplat <strong>van</strong> de band zijn twee gaatjes gemaakt voor de striksluiting<br />
met leren sluitkoordjes. Tussen de vier ribben, met dubbele binding, zijn ter<br />
versteviging <strong>van</strong> de rug vijf overlijmstroken <strong>van</strong> perkament aangebracht. Twee<br />
<strong>van</strong> deze overlijmstroken bevatten twee fragmenten, door twee verschillende handen<br />
geschreven, <strong>van</strong> een vermoedelijk vijftiende-eeuwse Nederlandse tekst. Gezien<br />
de stevige verlijming op de ribben is nader codicologisch onderzoek op dit<br />
ogenblik materieel gezien onmogelijk. Het voorplat <strong>van</strong> de band draagt linksboven<br />
de signatuur Aanwinst 1910, DIII 5 (in potlood) en N o 3.<br />
34<br />
Zie onder meer 's-Hertogenbosch, GA, Oud archief, inv.nr. A 525 (=Rood Privilegeboek),<br />
fol. 122 r -152 r ; 's-Hertogenbosch, GA, Oud archief, inv.nr. A 527 (=Pampiereboek),<br />
fol. 221 r -225 v .<br />
35 r<br />
Bijvoorbeeld Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 384 , waar de huldiging <strong>van</strong> Karel V te Leuven vermeld<br />
wordt.<br />
XX
Tekst¢liatie<br />
Van de kroniek<strong>van</strong> 's-Hertogenbosch is slechts de autograaf bewaard gebleven en<br />
e¨ e¨ n achttiende-eeuws afschrift.Van conceptenvoor de kroniekdoor de samensteller<br />
is niets overgeleverd. 36 Het afschrift <strong>van</strong> de kroniek berust in het archief<strong>van</strong> de<br />
abdij <strong>van</strong>Tongerlo. 37 Dit door brand zwaar beschadigde handschrift is via de Bossche<br />
familie Van Lanschot in het abdij-archief terechtgekomen. Het handschrift<br />
bevat diverse onderdelen, waaronder een name<strong>nl</strong>ijst <strong>van</strong> de Bossche Illustere<br />
Lieve-Vrouwebroederschap, die door verschillende handen geschreven zijn. 38<br />
De kroniek <strong>van</strong> 's-Hertogenbosch is geschreven op de folia 23 r -214 r . 39 De tekst<br />
<strong>van</strong> <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong> is sterk ingekort en voor de periode 1523-1628 aangevuld.<br />
3 Samensteller<br />
Meester <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong> (Petrus Johannis Rutgerss. de <strong>Os</strong>) is vermoedelijk tussen<br />
1460 en 1470 geboren. Het is onbekend of hij Bosschenaar <strong>van</strong> geboorte was. De<br />
naam <strong>van</strong> zijn vader komt niet voor in de Bossche archieven. 40 <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong> was<br />
magister artium.We weten niet waar hij gestudeerd heeft. Zijn hele werkzame leven<br />
speelde zich af in het Bossche stadhuis, waar hij zijn carrie© re begon als klerk<br />
36 In het GA Den Bosch, Collectie Provinciaal Genootschap, inv.nr. 375 (= Privilegeboek<br />
<strong>van</strong> Den Bosch) is een tiental folia aangetro¡en, geschreven door Van <strong>Os</strong>, die tekstueel<br />
nauw gelieerd blijken te zijn aan de kroniek. Het betreft de folia 219 r -225 v en 226 v -227 v ,<br />
met een exposë over de rechten <strong>van</strong> de hertogen <strong>van</strong> Brabant en Den Bosch in het land<br />
<strong>van</strong> Herpen, fol. 225 v , met een verklaring over de naam Brabant en de eerste heer, en fol.<br />
227 v -228 r inzake Herpen en Elbout <strong>van</strong> der Gonde. AangezienVan <strong>Os</strong> deze teksten voor<br />
zijn expose¨ over Herpen niet letterlijkoverneemt en zelfs herstructureert, lijkt het niet zo<br />
aannemelijk dat het hier een concept voor de kroniek betreft. Mogelijk is dit materiaal<br />
over Herpen bij elkaar gebracht ten behoeve <strong>van</strong> een procesdossier en later ingebonden<br />
in het Privilegeboek. Overigens kan het niet helemaal uitgesloten worden dat juist de<br />
kroniek gebruikt is voor het schrijven <strong>van</strong> dit dossier. De teksten betre¡ende de a¡aire<br />
Herpen/Elbout <strong>van</strong> der Gonde en de naamsverklaring Brabant zijn namelijk in de kroniek<br />
en in het Privilegeboek identiek, alleen geeft de kroniek een meer complete versie.<br />
Bij het Privilegeboek wordt dit expose¨ bee« indigd met etc. Tegen het gebruik <strong>van</strong> een gedetailleerd<br />
concept pleiten ook de vergissing in de tweede en derde persoon dieVan <strong>Os</strong><br />
maakt bij de parafrasering <strong>van</strong> oorkonden uit het cartularium.<br />
37 Westerlo, Abdij <strong>van</strong>Tongerlo, abdij-archief, inv.nr. 372.<br />
38 Voor de samenstelling <strong>van</strong> dit handschrift, zie Corthouts, Inventaris, 232-233, nr. 372.<br />
39 Westerlo, Abdij <strong>van</strong> Tongerlo, abdij-archief, inv.nr. 372, incipit op fol. 23 r : In den name<br />
ons lie¡s heeren Goids Ihesu soe is in den iiersten dit boecke begriipende die gelegentheijt<br />
des lants <strong>van</strong> Brabant.<br />
40 Volgens Cunen, Geschiedenis <strong>van</strong> <strong>Os</strong>s, 38-40 en 168, zou <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong> afstammen <strong>van</strong> de<br />
wijdverbreide familieVan <strong>Os</strong>s die afkomstig is uit <strong>Os</strong>s. In en buiten deze plaats hebben<br />
telgen<strong>van</strong> dit geslachtbelangrijke positiesbekleed. Hij vereenzelvigt de kroniekschrijver<br />
met jonker <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong> op basis <strong>van</strong> de vermelding in de stadsrekeningen <strong>van</strong> 1507-<br />
1508 <strong>van</strong> een ¢nancie« le vergoeding, door het stadsbestuur <strong>van</strong> 's-Hertogenbosch aan<br />
magister <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong>s toegekend voor de schade die aan het versterkte huis <strong>van</strong> zijn vader<br />
aangericht is (Van Zuijlen, Inventaris I, 172-173). Een afdoende bewijs voor deze<br />
identi¢catie geeft Cunen echter niet.<br />
XXI
<strong>van</strong> secretaris Frank <strong>van</strong> Langel. 41 De eerste vermelding <strong>van</strong> zijn werkzaamheden<br />
dateertuit 1483.Van <strong>Os</strong> was toen ingrossator <strong>van</strong> de schepenakten in dit drukste<br />
schrijfcentrum <strong>van</strong> het noorden <strong>van</strong> het hertogdom Brabant. Na de dood <strong>van</strong><br />
Frank <strong>van</strong> Langel in 1497 werd hij adjunct-secretaris. Het jaar daarop al bekleedde<br />
hij een <strong>van</strong> de vier secretarisposten als opvolger <strong>van</strong> Godfried <strong>van</strong> Dommelen.<br />
Op 14 september legde hij zijn ambtseed af. Hij bleef secretaris tot zijn<br />
dood in 1542. In tegenstelling tot zijn drie ambtsbroeders werd <strong>Peter</strong> niet afgevaardigd<br />
naar belangrijke onderhandelingen, zodat hij tijd had om zich in Den<br />
Bosch aan cartularisatie en geschiedschrijving te wijden. <strong>Peter</strong> volgde in 1500<br />
Van Langel ookop als notaris en oefende dit ambt uittot 1536. Hij had een admissie<br />
als keizerlijk, pauselijk en bisschoppelijk notaris en bediende zich in de notarie«<br />
le akten <strong>van</strong> de titel clericus Leodiensis. 42<br />
<strong>Peter</strong> trouwde begin 1499 met Henrikske, dochter <strong>van</strong> voornoemde Frank <strong>van</strong><br />
Langel, secretaris <strong>van</strong> 's-Hertogenbosch <strong>van</strong> 1470 tot 1497. Hij bezat toen een<br />
huis bij het Loefs Brugske in de stad. <strong>Peter</strong> en Henrikske woonden in ieder geval<br />
tussen 1500 en 1505 in de Oude Hulst, een straat in het centrum<strong>van</strong> de stad. Na de<br />
dood <strong>van</strong> Henrikske trouwde <strong>Peter</strong> met een dochter <strong>van</strong> Jacob Goyaerts en Aleit<br />
Loenmans, ook Henrikske geheten. Hij was <strong>van</strong>af 1496/1497 opgenomen in de<br />
Illustere Lieve-Vrouwebroederschap in Den Bosch, een gezelschap <strong>van</strong> hooggeplaatsten<br />
en beter gesitueerden. Zijn medebroeders vierden zijn uitvaart op 2 december<br />
1542. 43 <strong>Peter</strong> had drie kinderen: <strong>Peter</strong> jr., Jan en Oda. Onbekend is of het<br />
kinderen uit zijn eerste of tweede huwelijk waren. <strong>Peter</strong> jr. trad in de voetsporen<br />
<strong>van</strong> zijn vader en was <strong>van</strong> 1536 tot 1550 secretaris <strong>van</strong> de stad. Daarna vervulde<br />
hij enkele jaren het ambt <strong>van</strong> schepen. 44 Jan werd priester en was, evenals zijn vader,<br />
magister. Oda ten slotte trouwde met Goossen Jansz., raad <strong>van</strong> 's-Hertogenbosch<br />
en stadhouder <strong>van</strong> de hoogschout.<br />
4 Politieke constellatie ten tijde <strong>van</strong> het ontstaan <strong>van</strong> de kroniek<br />
Het politiek klimaat is e¨ ën<strong>van</strong> de factoren of mogelijk zelfs de beslissende, die een<br />
rol gespeeld heeft bij het vervaardigen <strong>van</strong> de kroniek. De stad 's-Hertogenbosch<br />
41<br />
In de schepenprotocollen <strong>van</strong> 1481/1482 en 1482/1483 (respectievelijk 's-Hertogenbosch,<br />
GA, Oud-rechterlijk archief 's-Hertogenbosch, inv.nr. 1251, fol. 150 r en inv.nr.<br />
1252, fol. 229 r ) staan in de marge weliswaar aantekeningen dat de op die folia ingeschreven<br />
minuutakten opnieuwge|« ngrosseerd moesten worden door <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong>, maar het is<br />
niet bekend <strong>van</strong> wanneer deze aantekeningen dateren. Het gaat daarom te ver deze jaren<br />
het begin <strong>van</strong> zijn aktiviteiten als klerk te noemen. Naar eigen zeggen (Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>,<br />
fol. 229 r -229 v ) begon hij in het schepenjaar 1483 (dat liep <strong>van</strong>af 1 oktober 1483) met het<br />
ingrosseren <strong>van</strong> Bossche schepenakten.<br />
42<br />
Sanders,`<strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong>s', 124-127.<br />
43 r r<br />
's-Hertogenbosch, Archief Illustere Lieve-Vrouwebroederschap, inv.nr. 49, fol. 36 en 37<br />
(obitus fratrum) en rekeningen 1528/1529, 1529/1530 en 1542/1543;Van Dijk, DeBossche<br />
optimaten, 200.<br />
44<br />
Namelijk in de jaren 1552/1553, 1553/1554, 1556/1557 en 1557/1558, zie Jacobs, Justitie<br />
en politie, 273 enVerrreyt en Juten,`Noordbrabantsche zegels III', 229-234, met name<br />
231 en 233-234 waar zijn zegel staat afgebeeld.<br />
XXII
maakte als vierde hoofdstad deel uit <strong>van</strong> het hertogdom Brabant, dat in de loop<br />
<strong>van</strong> de vijftiende eeuw langzaam maar zeker in de Bourgondische invloedssfeer<br />
getrokken werd. De Brabanders verzetten zich tegen dit Bourgondiseringsproces<br />
en trachtten hun autonomie envroeger verkregen voorrechtenveilig te stellen.Telkenmale<br />
als een nieuwe hertog aantrad, benadrukten de Staten <strong>van</strong> Brabant deze<br />
verlangens. Tijdens de regering <strong>van</strong> Karel de Stoute (1467-1477) werd de balans<br />
tussen vorst en onderdanen gevoelig verstoord door de aantasting <strong>van</strong> de autonomie<br />
<strong>van</strong> met name de grote steden. Na zijn dood in 1477 eisten alle gewesten hun<br />
teloor gegane rechten weer op <strong>van</strong> zijn dochter Maria. Zij gaf toe aan de particularistische<br />
krachten, maar probeerde daarna langzaam en omzichtig met haar<br />
Oostenrijkse echtgenoot Maximiliaan een nieuwe machtsbasis op te bouwen.<br />
Haar vroegtijdige dood in 1482 leidde tot het regentschap <strong>van</strong> Maximiliaan voor<br />
hun jonge zoontje Filips, later bijgenaamd de Schone. Tijdens dit regentschap<br />
voerde Maximiliaan een jare<strong>nl</strong>ange strijd om zijn gezag in de gewesten tevestigen<br />
en te consolideren. De Brabantse steden die zich tegen hem verzetten, moesten<br />
hun opstandigheid bekopen met verregaande hertogelijke invloed in de samenstelling<br />
<strong>van</strong> de stadsbesturen, een inperking <strong>van</strong> de politieke rol<strong>van</strong> de ambachten<br />
en een verzwakking <strong>van</strong> het stedelijk gezag over hun ommeland. 45<br />
De oorlogen die de Bourgondische vorsten met Gelre voerden hadden een grote<br />
weerslag op Stad en Meierij <strong>van</strong> 's-Hertogenbosch. In 1473 veroverde Karel de<br />
Stoute Gelre. Na zijn dood wierp Gelre het Bourgondische juk weer af.Vanuit<br />
Grave vielen de Geldersen de Meierij <strong>van</strong> Den Bosch binnen. 46 Hierdoor kwam<br />
de handel stil te liggen en vonden vele plunderingen plaats, die leidden tot een<br />
sterke economische achteruitgang. De omslag <strong>van</strong> de zware kosten die Stad en<br />
Meierij zich in de Gelderse oorlog moesten getroosten leidde tot con£icten, die<br />
resulteerden in een arbitrale uitspraak in 1483. 47<br />
In het najaar <strong>van</strong> 1494 werd Filips de Schone in zijn landen als hertog gehuldigd.<br />
In tegenstelling tot zijn vader Maximiliaan, die slechts door huwelijkverwant was<br />
met de oude dynastie, werd hij door de Nederlandse gewesten beschouwd als een<br />
`natuerlijcke prince'. 48 Ook Filips zette de politiek<strong>van</strong> centralisatie en bestuurlijke<br />
hervorming door.Via de centrale bestuursorganen, waaronder de Rekenkamer,<br />
slaagde hij erin de stad in zijn greep te krijgen, niettegenstaande het verzet<br />
<strong>van</strong> de Bossche schouten. 49 Nog in 1494 legde hij Den Bosch een bestuurshervorming<br />
op, die de politieke rol <strong>van</strong> de ambachtsgilden beperkte en de bestuursmacht<br />
in handen legde <strong>van</strong> een hem gunstig gezinde groep patricie« rs. 50 Deze hervorming<br />
was echter een echec en leidde al navier jaar tot de instelling <strong>van</strong> een college<br />
<strong>van</strong> zes goede mannen, dat met instemming <strong>van</strong> de hertog hetbewind over de stad<br />
in handen kreeg. Dit college probeerde de penibele ¢nancie« le situatie het hoofd te<br />
bieden. De interne perikelen verhinderden echter niet dat Den Bosch, in tegenstelling<br />
tot andere steden in het hertogdom, zijn greep op het omliggende gebied<br />
45 Van Uytven,`Crisis als cesuur', 428 en 433.<br />
46 Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 269 v .<br />
47 Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 300 r -300 v .<br />
48 Prevenier en Blockmans, De Bourgondische Nederlanden, 198-200.<br />
49 Van Lith-Droogleever Fortuijn,`De stad 's-Hertogenbosch', 119.<br />
50 Jacobs, Justitie en politie, 60.<br />
XXIII
wist te verstevigen. Door in 1495 een overeenkomst met de Meierij te sluiten,`de<br />
Raminghe', werd de stad echt hoofdstad <strong>van</strong> het omliggende gebied. 51<br />
Wat het `buite<strong>nl</strong>and' betreft hield Filips de Schone zich aan<strong>van</strong>kelijk afzijdig <strong>van</strong><br />
de `grote' politiek <strong>van</strong> zijn vader. Deze houding was voor Den Bosch pro¢jtelijk,<br />
omdat dit een rustpauze in de oorlog met de Geldersen met zich meebracht. Filips<br />
verzette zich niet tegen Karel <strong>van</strong> Egmond, die in 1492 met steun <strong>van</strong> de Franse<br />
koning hertog in Gelre geworden was zonder belening door Maximiliaan, die intussen<br />
Duits keizer was geworden. 52 Pas op aanstichting <strong>van</strong> Maximiliaan laaide<br />
het con£ict weer op. Namens hem voerde Albrecht <strong>van</strong> Saksen oorlog tegen de<br />
Gelderse hertog. Eind 1497 werd een bestand gesloten dat <strong>van</strong> korte duur zou zijn.<br />
53 In 1498 zag Filips de Schone ope<strong>nl</strong>ijk af <strong>van</strong> zijn aanspraken op Gelre, tot<br />
groot ongenoegen <strong>van</strong> zijn vader, die zijn anti-Gelderse politiek doorzette. Toen<br />
Filips in 1504 onverwacht koning <strong>van</strong> Castilie« werd, werd hij medespeler op het<br />
Europees terrein en was gedwongen een anti-Franse koers te varen. Hierdoor<br />
kreeg Maximiliaan de mogelijkheid de strijd tegen Gelre te hervatten, nu samen<br />
met zijn zoon. Net als voorheen moest het noordoosten <strong>van</strong> Brabant zich de plundertochten<br />
<strong>van</strong> de Geldersen laten welgevallen.Vanaf 1504 fungeerde 's-Hertogenbosch<br />
opnieuw als uitvalsbasis en werd het platteland geplunderd en<br />
gebrandschat. 54<br />
De onverwachte dood <strong>van</strong> Filips in 1506 liet de Nederlanden in een gespannen<br />
situatie achter. 55 Ook 's-Hertogenbosch zag de toekomst zwaar in. Aangezien Filips'<br />
zoon Karel nog maar zes jaar oud was, nam Maximiliaan het regentschap<br />
opnieuw op zich. Dit werd echter met lede ogen aangezien, daar men bevreesd<br />
was voor een herhaling <strong>van</strong> zijn dynastieke politiek, die onder meer hervatting<br />
<strong>van</strong> de Gelderse oorlog tot gevolg zou hebben. Die laaide inderdaad weer op en<br />
zou in 1512 zelfs bijna tot de inneming <strong>van</strong> Den Bosch door de Geldersen leiden.<br />
In 1513 ten slotte werd een bestand voor vier jaar gesloten. 56 Op dat moment was<br />
het noordoosten <strong>van</strong> het hertogdom deerlijk gehavend en ¢nancieel en moreel de<br />
uitputting nabij. De stad betaalde een zware tol voor de voortzetting <strong>van</strong> de<br />
`Habsburgse' politiek <strong>van</strong> centralisatie en gebiedsuitbreiding ten behoeve <strong>van</strong> de<br />
dynastieke belangen. Brabant was voor de vorst als eenheid niet meer <strong>van</strong> belang,<br />
de verschillende gewesten waren ondergeschikt aan de grotere Europese politiek.<br />
Het eerste kwart <strong>van</strong> de zestiende eeuw, de periode waarin de kroniek in 's-Hertogenbosch<br />
tot stand kwam, was aldus een periode <strong>van</strong> instabiliteit in het noorden<br />
<strong>van</strong> het hertogdom Brabant, waarin het Brabantse belang volledig ondergeschikt<br />
gemaakt was aan het Habsburgse. Het plotselinge overlijden <strong>van</strong> Filips, het regentschap<br />
<strong>van</strong> Maximiliaan, de hervatting <strong>van</strong> de Gelderse oorlogen en de voortdurende<br />
geldzorgen <strong>van</strong> de stad hebben er waarschij<strong>nl</strong>ijk toe geleid dat de stad<br />
zich ging herbezinnen op haar juridische grondslagen en zich vastklampte aan<br />
oude voorrechten en tradities. Dit complex <strong>van</strong> factoren heeft mogelijk geleid tot<br />
51 Jacobs, Justitie en politie, 19.<br />
52 Blockmans enVan Herwaarden,`De Nederlanden', 443-447.<br />
53 Van Heurn, Historie I, 400-401.<br />
54 Zie Blonde¨ , De sociale structuren, 4-10.<br />
55 Blockmans enVan Herwaarden,`De Nederlanden', 449.<br />
56 Van Heurn, Historie I, 413-426.<br />
XXIV
een reactie <strong>van</strong> het stadsbestuur, waarbij de lokale en gewestelijke belangen en<br />
privileges geplaatst werden in een Brabants/Bourgondische context. De kroniek<br />
kan dan gezien worden als een uiting <strong>van</strong> stedelijk particularisme, een o¤cieel<br />
historisch document waarin Den Bosch zich afzet tegen de grensoverschrijdende<br />
vorstelijke tendenzen.<br />
5 Bronnen<br />
De kroniek bevat geen proloog waarin de samensteller zijn bronnen toelicht. Op<br />
basis <strong>van</strong> tekstanalyse kan het schriftelijk bronnenmateriaal <strong>van</strong>Van <strong>Os</strong> gesplitst<br />
worden in twee grote categoriee« n, namelijk historiogra¢sche en documentaire<br />
bronnen.<br />
De belangrijkste bron voor de historiogra¢sche passages is Die alderexcellenste<br />
cronyke <strong>van</strong> Brabant. 57 Dit werkwerd gedrukt in 1497 (o.s.) door Roland <strong>van</strong> den<br />
Dorpe, 58 en herdrukt met aanvullingen in 1512, 1518 en 1530. 59 Met zekerheid<br />
kan gezegd worden dat Van <strong>Os</strong> de aangevulde herdrukuit 1512 gebruikt heeft. De<br />
kroniek <strong>van</strong>Van <strong>Os</strong> wordt rondom de verhaallijn uit Die alderexcellenste cronyke<br />
<strong>van</strong> Brabant geweven.Van <strong>Os</strong> heeft daarbij in wisselende mate op dit historisch<br />
werk geleund. Het historiogra¢sch gedeelte in zijn eigen kroniek dat de periode<br />
vo¨ o¨ r de stichting <strong>van</strong> de stad Den Bosch bestrijkt, namelijk de eerste veertig folia,<br />
is er nagenoeg volledig aan ontleend.Vanaf het jaar 1183 wordt naast de verhalende<br />
elementen uit Die alderexcellenste cronyke <strong>van</strong> Brabant uitgebreid gebruik<br />
gemaakt <strong>van</strong> Bossche en Brabantse diplomatische bronnen.<br />
Van <strong>Os</strong> heeft zijn voorbeeld niet slaafs gevolgd, maar is selectief tewerk gegaan.<br />
De uit zijn voorbeeld overgenomen teksten heeft hij soms letterlijk weergegeven,<br />
maar in een aantal gevallen ook bekort, geherstructureerd of aangevuld. De bekortingen<br />
vindt men terug bij zinsdelen, 60 maar ook bij grotere tekstdelen. 61 Van<br />
<strong>Os</strong> attendeert de lezer hierop door etc 62 . De interpretaties, moraliserende passa-<br />
57<br />
Utrecht, UB, incunabel S. fol. 1594. Met bijzondere dank aan drs. R.Wols, die ons op<br />
deze gedrukte kroniek attendeerde. Zie voor de kroniekonder meerVan Dijk,`Die alder<br />
excellenste cronyke', 494-502.<br />
58<br />
Het eind <strong>van</strong> de tekst <strong>van</strong> het Utrechts exemplaar luidt als volgt: hier is voleyndtdese cronikeende<br />
geprentbi my, Rolant<strong>van</strong> den Dorpe, wonendethAntwerpen in dieHuyvetterstrate<br />
bi onser vrouwen broeders anno MCCCCXCVII, op den laetsten dach <strong>van</strong> februarius oft<br />
loumaent.<br />
59<br />
Zie Inventaris <strong>van</strong> incunabelen, 93 en Polain, Catalogue I, 681-682, nr. 1063 en ibidem,<br />
supplement 86.<br />
60 r<br />
Voorbeelden <strong>van</strong> dergelijke geschrapte zinsdelen zijnVan <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 5 : dieFransoysen,<br />
bijDie alderexcellenste cronyke <strong>van</strong> Brabant: die Gallen dat syn die Fransoysen;<br />
Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 5 v : deze generacien,bijDie alderexcellenste cronyke <strong>van</strong> Brabant:<br />
deze generacien oft linien.<br />
61 r v r r r<br />
Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, onder meer de sterk gecomprimeerde passages fol. 9 ,25,27,35,45, 50 v , 247 r , 251 v , 306 v -307 r , 331 v .<br />
62 r r<br />
Bijvoorbeeld Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 3 en 12 .<br />
XXV
ges en de uitweidingen in de levensloop <strong>van</strong> heiligen neemt hij niet over. 63 Een<br />
aantal historische passages herstructureert hij, om het logisch verband dat in zijn<br />
voorbeeld verbroken was te herstellen. 64 Ook splitst hij de tekst uit zijn voorbeeld<br />
in kleine paragrafen, voorzien<strong>van</strong> een rubriek. Op een aantal plaatsen last hij een<br />
verduidelijking of toelichting in. De toevoegingen betre¡en voornamelijk synoniemen<br />
of kleine tussenzinnetjes. 65 Signi¢cante passages bij Van <strong>Os</strong> die niet in<br />
Die alderexcellenste cronyke <strong>van</strong> Brabant staan, betre¡en paus Stefanus VIII, 66<br />
de keurvorsten, 67 Herpen 68 en een Latijns tractaat over de afstamming <strong>van</strong> de<br />
hertogen <strong>van</strong> Gelre. 69 Tekstdelen betre¡ende onder meer oproer te Mechelen en<br />
Brussel neemt hij niet over. Slechts bij uitzondering is Van <strong>Os</strong> in zijn verhalend<br />
gedeelte gedetailleerder dan zijn voorbeeld, zoals bij het relaas over de strijd <strong>van</strong><br />
Filips de Schone tegen de Geldersen in 1506. 70 De bronvermeldingen in Die<br />
alderexcellenste cronyke <strong>van</strong> Brabant neemt hij nergens over.<br />
De documentaire bronnen ontleende Van <strong>Os</strong> aan zijn directe werkomgeving, de<br />
secretarie <strong>van</strong> 's-Hertogenbosch. Als stadssecretaris heeft hij bovendien zelf in<br />
hoge mate bijgedragen aan de totstandkoming <strong>van</strong> een compendium <strong>van</strong> zijn directe<br />
bronnen, namelijk het cartularium. 71 In de kroniek zijn de teksten hieruit<br />
volledig of in verkorte vorm opgenomen, met een verwijzing naar de desbetreffende<br />
folia en signa in het cartularium. 72 Andere bronnen die in de schrijfkamer<br />
<strong>van</strong> 's-Hertogenboschvoor hem toegankelijkwaren en waaruit hij aanwijsbaar geput<br />
heeft, zijn de vonnisboeken, 73 de schepenprotocollen 74 en de Nomina scabinorum.<br />
75 De marginalia, onder meer aangebracht doorVan <strong>Os</strong> in het oudste deel<br />
<strong>van</strong> deze Nomina scabinorum, zijn mogelijk ook een bron geweest voor enkele<br />
tekstpassages in de kroniek. Daarnaast doet Van <strong>Os</strong> verslag <strong>van</strong> gebeurtenissen<br />
uit zijn tijd die hij kent uit eigen waarneming of door berichtgeving.<br />
63 Zie bijvoorbeeld Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 9 r : na de zinsnede wanthyhem zeerbeminden laat<br />
hij de toevoeging om synder vromicheyt wille weg; op fol. 18 v neemt Van <strong>Os</strong> de negatieve<br />
kwali¢caties over Mahomet niet over. De beschrijving <strong>van</strong> de heilige<strong>nl</strong>evens in Die<br />
alderexcellenste cronyke <strong>van</strong> Brabant neemt Van <strong>Os</strong> niet over.<br />
64 Voorbeelden daar<strong>van</strong> onder meerVan <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 8 v ,11 v ,14 v ,18 v en 56 v .<br />
65 Zo voegt hij bijvoorbeeld aan de historische passages in Die alderexcellenstecronyke <strong>van</strong><br />
Brabant over de Brabantse hertog Hendrik I, de stichter <strong>van</strong> Den Bosch, de zinsneden hy<br />
fundeerden ierst die stat <strong>van</strong> Den Bosch en hii was dierste fundateur der stad <strong>van</strong> sHertogenbossche<br />
toe; andere toevoegingen bevinden zich onder meer op fol. 109 v ,naenen<br />
zoen die hyet Willem en fol. 268 v ,nazynen oudervader Philips.<br />
66 Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 33 r .<br />
67 Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 34 r .<br />
68 Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 41 r , 113 r e.v., 203 v e.v.<br />
69 Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 240 r e.v.<br />
70 Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 345 r -345 v .<br />
71 's-Gravenhage, KB, hs. nr. 131 B 26.<br />
72 Zie bijlage 3.<br />
73 Ontlening aan de vonnisboeken blijkt uit Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 292 r : all nae inhoude <strong>van</strong><br />
den vonnesboeck in der scryfcameren deser stat berustende en nae inhoude des vonnesboecx<br />
onder die forme hiernae volgende.<br />
74 Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 288 v : onderdese woerden, getogen uuyten prothocol dairaf wesende.<br />
75 Deze schepe<strong>nl</strong>ijsten bevinden zich te 's-Hertogenbosch, GA, Oud-administratief archief,<br />
inv.nrs. A 574a, b en d. Het betreft hier enkel inv.nr. 574d, waar<strong>van</strong> een deel door<br />
Van <strong>Os</strong> geschreven is.<br />
XXVI
Notarissignet <strong>van</strong> <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong>.<br />
's-Hertogenbosch, GA, archief <strong>van</strong> deTafel <strong>van</strong> de H. Geest, oorkonde d.d. 23 december 1500<br />
Subscriptio door <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong> junior.<br />
's-Hertogenbosch, RA, archief klooster Marie« nburg op de Uilenburg te 's-Hertogenbosch, inv.nr. 307,<br />
oorkonde d.d. 7 maart 1550<br />
XXVII
's-Hertogenbosch enVrijdom Stad en Land <strong>van</strong> Ravenstein Baronie <strong>van</strong><br />
Boxmeer<br />
Meierij <strong>van</strong> 's-Hertogenbosch Graafschap Megen<br />
Rijksheerlijkheid Gemert Grave en land <strong>van</strong> Cuijk<br />
Kaart <strong>van</strong> de Meierij <strong>van</strong> 's-Hertogenbosch en de gebieden ten noordoosten er<strong>van</strong>, situatie<br />
ca. 1500.<br />
Kaartje vervaardigd door het Rijksarchief in Noord-Brabant<br />
XXVIII
6 Typologie<br />
Romein heeft in 1931 een eerste indeling voor de Nederlandse middeleeuwse geschiedschrijving<br />
is gemaakt in zijn Geschiedenis <strong>van</strong> de Noord-Nederlandsche geschiedschrijving<br />
in de middeleeuwen. 76 Hij onderscheidt naast zeven geogra¢sch/<br />
chronologisch geordende categoriee« n 77 de kring der moderne devotie ca. 1440-<br />
1517, de adelskronieken, en als laatste en tiende categorie de stadskronieken.Van<br />
de bewaard gebleven gedrukte bronnen verdient er volgens hem slechts ëe¨ nkroniek<br />
het predikaat stadskroniek, namelijk de kroniek<strong>van</strong> Kampen. 78 Bruch voegt<br />
daar in een supplement op het werk<strong>van</strong> Romein de stadskroniek<strong>van</strong> Meynert <strong>van</strong><br />
Franeker aan toe. 79<br />
Ebels-Hoving ondernam de tweede poging tot karakterisering en indeling <strong>van</strong> de<br />
laatmiddeleeuwse geschiedschrijving in het slothoofdstuk<strong>van</strong> de mede door haar<br />
geredigeerde bundel Genoechlicke ende lustige historie« n. 80 In een algemeen overzicht<br />
<strong>van</strong> de meest-voorkomende genres in de laatmiddeleeuwse geschiedschrijving<br />
onderscheidt zij vier grote onderwerpen die het meest in de belangstelling<br />
staan, namelijk de geschiedenis <strong>van</strong> gewesten, die <strong>van</strong> de christenheid, toelopend<br />
naar een lokaal punt, die <strong>van</strong> eigen klooster of orde en de levensgeschiedenis <strong>van</strong><br />
een of meer broeders/zusters uit eigen of verwante orde. 81 Daarnaast zijn er nog<br />
drie `aandachtspunten': adelsgeslachten, lokale berichten en het Heilige Land. 82<br />
Ten aanzien <strong>van</strong> de lokale berichten uit Ebels-Hoving kritiek op de typologie <strong>van</strong><br />
Romein. 83 Zij pleit er voor, gezien het divers karakter <strong>van</strong> het bronnenmateriaal<br />
dat onder deze categorie valt, de titel stadskroniek niet te gebruiken. De afwijzing<br />
<strong>van</strong> de term `stadskroniek'door Ebels-Hoving heeft tot gevolg dat deze term voor<br />
de typologie niet meer bruikbaar is. Men kan zich afvragen of dit terecht is. WanneermenindereeksTypologie<br />
des sources du moyen aª ge occidental de meest recente<br />
algemene typologie <strong>van</strong> lokale en regionale kronieken door Van Houts<br />
bekijkt, 84 dan wordt daar nog wel degelijk een indeling gemaakt uitgaande <strong>van</strong><br />
het ontstaansmilieu <strong>van</strong> de kroniek, namelijk klooster/kerk, dynastie of stad. 85<br />
Het fenomeen stadskroniek wordt daar voornamelijk aan de hand <strong>van</strong> Duitse en<br />
Italiaanse kronieken belicht.<br />
76<br />
Romein, Geschiedenis.<br />
77<br />
Namelijk de Utrechtse school ca. 800-1350, de Egmondsche kring ca. 1125-1325, de<br />
Friesche kring ca. 1200-1300, de Hollandsche-Utrechtsche kring ca. 1350-1480, de Hollandsche<br />
geschiedschrijving in de late middeleeuwen ca. 1350-1490, de Geldersche<br />
kring ca. 1420-1515 en de Friesche geschiedschrijving in de late middeleeuwen ca.<br />
1400-1517.<br />
78<br />
Romein, Geschiedenis, 230 en 232-235, nr. 93.<br />
79<br />
Bruch, Supplement, 73, nr. 95.<br />
80<br />
Ebels-Hoving,`Nederlandse geschiedschrijving 1350-1530', 217-242.<br />
81<br />
Alsvoren, 223.<br />
82<br />
Alsvoren, 224.<br />
83<br />
Alsvoren, 225.<br />
84<br />
Van Houts, Local and regional chronicles.<br />
85<br />
Alsvoren, 17-26.<br />
XXIX
Volgens Van Houts bevatten de stadskronieken ook `externe'gegevens, voor zover<br />
deze direkt in relatie staan tot de gebeurtenissen in de stad. 86 Met name de Duitse<br />
stadskronieken plaatsen hun verhaal in een regionale of nationale context. 87 Ook<br />
blijft de stadskroniek niet beperkt tot een korte tijdsspanne, maar wordt herhaaldelijk<br />
teruggegrepen op een pre-Romeinse oorsprong. 88 De adaptatie <strong>van</strong> (wereld)kronieken<br />
was hierbij geen ongewoon fenomeen. 89 De stadskroniek blijft in<br />
zijn algemeenheid dus niet beperkt tot de geschiedenis <strong>van</strong> de eigen stad binnen<br />
een afgebakend kort tijdsbestek.<br />
Deze karakteristieken lijken ook <strong>van</strong> toepassing op de kroniek <strong>van</strong> Van <strong>Os</strong>. Uitgaande<br />
<strong>van</strong> het ontstaansmilieu (de stad 's-Hertogenbosch), de professionele<br />
werkzaamheden <strong>van</strong> de samensteller (stadssecretaris en notaris), de ordening<br />
<strong>van</strong> de tekst volgens de wisseling <strong>van</strong> de Bossche schepenbank, de vastlegging<br />
<strong>van</strong> de vele privileges <strong>van</strong> de stad en haar rechtsgebied en de receptie <strong>van</strong> zijnwerk<br />
(het stadsbestuur), is men geneigd de kroniek naar analogie <strong>van</strong> de typologie <strong>van</strong><br />
Van Houts te typeren als een stadskroniek. De verhouding tussen stedelijke en gewestelijke<br />
gegevens, waarbij de laatste een groot bestanddeel <strong>van</strong> de kroniek uitmaken,<br />
is dusdanig dat misschien beter gesproken kan worden <strong>van</strong> een<br />
mengvorm <strong>van</strong> stads- en gewestelijke kroniek. De integratie <strong>van</strong> lokale geschiedenis<br />
in grotere gewestelijke verbanden is overigens wel een karakteristiek element<br />
in de laatmiddeleeuwse geschiedschrijving. Romein spreekt in dit verband<br />
<strong>van</strong> de worsteling <strong>van</strong> middeleeuwse geschiedschrijvers om`de navelstreng met de<br />
wereldkroniek door te snijden'. 90 Ook schrijvers <strong>van</strong> stadskronieken hebben hier<br />
moeite mee. 91 Samenvattend kan men concluderen dat de kroniek<strong>van</strong>Van <strong>Os</strong> typologisch<br />
een stedelijk produkt is met sterk gewestelijke inslag.<br />
Dit beeld <strong>van</strong> de kroniek <strong>van</strong>Van <strong>Os</strong> sluit aan bij dat <strong>van</strong> Stein over de stedelijke<br />
historiogra¢e. 92 De Brusselse pensionaris Petrus deThimo (1393/94-1474) legt<br />
in geogra¢sch opzicht een duidelijk accent op het hertogdom Brabant en niet op<br />
de stad Brussel. 93 Daarnaast merkt Stein, in navolging <strong>van</strong> KÏmmell op, dat in de<br />
Noord-Franse en Zuid-Nederlandse steden een grote groep Franstalige kronieken<br />
ontstaan is, die niet zozeer de stedelijke geschiedenis tot onderwerp heeft,<br />
dan wel de dynastieke en wereldgeschiedenis. 94 Verbij-Schillings signaleert in de<br />
Hollandse steden eenzelfde tendens. Zo bevatten de keurboeken <strong>van</strong> Dordrecht,<br />
Haarlem en Zierikzee afschriften <strong>van</strong> de stadskeuren in de context <strong>van</strong> een beknopte<br />
geschiedenis <strong>van</strong> het graafschap. 95<br />
In de kroniek<strong>van</strong>Van <strong>Os</strong> worden de verhalende elementen geadstrueerd door diplomatische<br />
bronnen. Dit fenomeen <strong>van</strong> verwevenheid <strong>van</strong> historiogra¢e en di-<br />
86<br />
Alsvoren, 42-43.<br />
87<br />
Alsvoren, 15.<br />
88<br />
Alsvoren, 44-45.<br />
89<br />
Alsvoren, 45.<br />
90<br />
Romein, Geschiedenis, 233.<br />
91<br />
Lettinck,`Het karakter', 399 signaleert dit in de stadskroniek<strong>van</strong> de Kampense secretaris<br />
Jacob Bijndop.<br />
92<br />
Stein, Politiek en historiogra¢e.<br />
93<br />
Alsvoren, 123-124.<br />
94<br />
Alsvoren, 283-284. Zie ook KÏmmell, Erinnern, 225-226.<br />
95<br />
Verbij-Schillings, Beeldvorming, 272.<br />
XXX
plomatiekwerd door Stein reeds voor de Brusselse geschiedschrijving in het midden<br />
<strong>van</strong> de vijftiende eeuw gesignaleerd. 96 Net als de Brusselse historiografen was<br />
Van <strong>Os</strong> als stadssecretaris zeer goed ingevoerd in het politieke circuit en had hij<br />
vrij toegang tot het noodzakelijk bronnenmateriaal. Dat het uitoefenen <strong>van</strong> een<br />
dergelijke functie personen in het bijzonder kwali¢ceerde als samensteller blijkt<br />
uit de kronieken in de Duitse steden, die op enkele uitzonderingen na vervaardigd<br />
zijn door stadsschrijvers en stadsbestuurders; 97 ook in Nederlandse steden zijn<br />
hier<strong>van</strong> voorbeelden aan te wijzen. 98<br />
Een vergelijking tussen de kroniek<strong>van</strong>Van <strong>Os</strong> en andere laatmiddeleeuwse stadskronieken<br />
uit het hertogdom Brabant wordt bemoeilijkt door twee factoren: enerzijds<br />
het gebrek aan edities en studies op dit terrein, anderzijds een goed overzicht<br />
<strong>van</strong> het bronnenmateriaal. 99 De verhalende bronnen uit de Zuidelijke Nederlanden,<br />
600-1500, 100 de Belgische tegenhanger <strong>van</strong> het Repertorium <strong>van</strong> Carasso-<br />
Kok, vult deze leemte nu, maar heeft als eindpunt 1500, zodat een deel <strong>van</strong> het<br />
bronnenmateriaal buiten beschouwing blijft. Dit werk bevat naast de Brusselse<br />
geen andere kronieken, ontstaan in de laatmiddeleeuwse Brabantse steden. Verdere<br />
naspeuring leverde nog de volgende gegevens op. In de stad Leuven zijn aan<br />
het eind <strong>van</strong> de vijftiende of het begin <strong>van</strong> de zestiende eeuw geen kronieken geproduceerd.<br />
101 Wat Antwerpen betreft zijn bij het Stadsarchief te Antwerpen geen<br />
stadskronieken uit deze periode bekend. 102 Bij een eerste verkennend<br />
onderzoek in het handschriftenbezit <strong>van</strong> de Brusselse KB zijn uit de laatmiddeleeuwse<br />
periode drie Antwerpse kronieken aangetro¡en. Daar<strong>van</strong> laat er maar<br />
e¨ e¨ n eenvergelijking toe met de kroniek<strong>van</strong>Van <strong>Os</strong>. 103 Het is een achttiende-eeuws<br />
afschrift <strong>van</strong> een uitgebreide kroniek betre¡ende de jaren 1081-1512, geschreven<br />
door Nicolaes Claessens Haijns. 104 Ookdeze kroniekbeschrijft de Antwerpse geschiedenis<br />
in een ruimer geogra¢sch kader. In tegenstelling tot Van <strong>Os</strong> worden<br />
96<br />
Stein, Politiek en historiogra¢e, 303.<br />
97<br />
Du Boulay,`German town chroniclers', 446. Betre¡ende de Italiaanse en Zwitserse steden<br />
zieVan Houts, Local and regional chronicles, 48.<br />
98<br />
Zie bijvoorbeeld te Rotterdam, Rotterdamse kroniek, 2-3; Groningen, `<strong>Kroniek</strong> <strong>van</strong><br />
Groningen', editie in voorbereiding bij het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis,<br />
en Kampen, Kamper kronijken.<br />
99<br />
Voor een overzicht <strong>van</strong> Brabantse kronieken, zie het verslag <strong>van</strong> Bayot en Cauchie,<br />
`[Rapport sur les chroniques du Brabant]', XXXVII-XCIII.<br />
100<br />
Dit repertorium wordt aangeboden onder de naam Narrative Sources als een elektronische<br />
databank, consulteerbaar via Internet. Op dit moment bevat Narrative Sources<br />
om en bij de 1400 records. Aangezien de elektronische versie tijdens het schrijven <strong>van</strong><br />
de i<strong>nl</strong>eiding nog niet beschikbaar was, is gebruik gemaakt <strong>van</strong> een draft-versie, berustend<br />
op de RUL.<br />
101<br />
Vriendelijke mededeling <strong>van</strong> prof. dr. R.Van Uytven.<br />
102<br />
Vriendelijke mededeling <strong>van</strong> mevr. G. Degueldre.<br />
103<br />
Brussel, KB, Handschriften,Van den Gheyn, Catalogue, inv.nrs. (7430-31), (7432) en<br />
(6198). De inventarisnummers (7430-31) en (7432) zijn respectievelijk een zeventiende-<br />
en achttiende-eeuws afschrift <strong>van</strong> een Antwerpse kroniek betre¡ende de jaren<br />
1083-1488 en 1112-1477. De eerste is een zeer kort kroniekje <strong>van</strong> 20 pagina's, de<br />
tweede bevat korte aantekeningen <strong>van</strong> een paar regels per jaar, en dit op slechts 7 pagina's.<br />
104 r<br />
Brussel, KB, Handschriften,Van den Gheyn, Catalogue, inv.nr. 6198, fol. 36 : ickNicolaes<br />
Claessens Haijns.<br />
XXXI
geen diplomatische documenten ingelast.Van de vier hoofdsteden is alleen de<br />
Brusselse situatie in de vijftiende eeuw goed gedocumenteerd door het proefschrift<br />
<strong>van</strong> Stein. 105 Nader onderzoek naar de plaats <strong>van</strong> de kroniek <strong>van</strong> Den<br />
Bosch binnen de Brabantse historiogra¢e en de laatmiddeleeuwse stedelijke historiogra¢e<br />
in Brabant is dringend gewenst. De editie en/of bestudering <strong>van</strong> kronieken<br />
uit de Noord- en Zuid-Nederlandse steden zou een ander licht kunnen<br />
werpen op de verspreiding <strong>van</strong> het fenomeen stadskroniek en de kenmerken er<strong>van</strong><br />
in de laat-middeleeuwse periode.<br />
7 Betrouwbaarheid en accuratesse<br />
De betrouwbaarheid en accuratesse <strong>van</strong> de kroniek <strong>van</strong> <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong> kunnen getoetst<br />
worden op drie onderdelen: de zuiver historiogra¢sche passages, de diplomatische<br />
stukken en de lijsten <strong>van</strong> stedelijke functionarissen.<br />
Wat het eerste aspect betreft, de verhalende passages, baseert Van <strong>Os</strong> zich zoals<br />
vermeld voor het historiogra¢sch kader op Die alderexcellenste cronyke <strong>van</strong><br />
Brabant. 106 Met name voor de oudste geschiedenis, vo¨ o¨ r de stichting <strong>van</strong> de stad<br />
's-Hertogenbosch, conformeert Van <strong>Os</strong> zich aan de legendevorming in zijn voorbeeld<br />
en neemt hij de mysti¢caties over.Voorbeelden hier<strong>van</strong> zijn deTrojaanse afstamming<br />
<strong>van</strong> de hertogen <strong>van</strong> Brabant, de zwaanridderlegende, 107 het verhaal<br />
<strong>van</strong> de Negen Besten 108 en het FelleWout sonder Genade. 109 Ten behoeve <strong>van</strong> zijn<br />
politiek spectrum Brabant, heeft Van <strong>Os</strong> welbewust een op mythen berustend uitgangspunt<br />
gekozen. Naast de aan zijn voorbeeld ontleende gegevens, beschrijft<br />
hij gedetailleerd de gebeurtenissen uit zijn eigen periode. Dit is een feitelijke opsomming,<br />
die een betrouwbare indruk wekt. Er is geen discrepantie waargenomen<br />
met gegevens uit andere bronnen.<br />
Een tweede element zijn de ingelaste diplomatische documenten.Vergelijking <strong>van</strong><br />
de teksten bij Van <strong>Os</strong> met de nog bewaard gebleven originele oorkonden geeft het<br />
beeld <strong>van</strong> een zeer minutieus scribent. De afschriften zijn, met uitzondering <strong>van</strong><br />
incidentele kleine schrij¡outen, <strong>van</strong> zeer goede kwaliteit. De accuratesse en dientengevolge<br />
de betrouwbaarheid <strong>van</strong> de door Van <strong>Os</strong> vervaardigde kopiee« nisdus<br />
groot.<br />
Het derde element, de lijsten <strong>van</strong> Bossche functionarissen, in het bijzonder de<br />
schepe<strong>nl</strong>ijsten, is niet zonder meer betrouwbaar.Vergelijking met de door Jacobs<br />
gepubliceerde lijsten 110 levert een aantal verschillen op. Eenvolledige vermelding<br />
105<br />
Stein, Politiek en historiogra¢e.<br />
106<br />
Zie hiervoor hoofdstuk 5 (bronnen).<br />
107<br />
Zie voor deze legende BlÎte, Das Aufkommen.<br />
108<br />
Zie over vroegste ontwikkeling <strong>van</strong> de Negen-Bestentraditie Van Anrooij,`Een vroege<br />
receptiegetuige', 3-13.<br />
109<br />
Carasso-Kok interpreteert in`Het Woud zonder Genade', 252, het VlaamseWoud zonder<br />
Genade niet als een benaming <strong>van</strong> een bepaald bos of <strong>van</strong> een landstreek, maar als<br />
een toestand, waarin geweld en rechteloosheid heersen of als een situatie waarin in een<br />
bepaald gebied niet de juiste heer of leer aanvaard wordt.<br />
110<br />
Jacobs, Justitie en politie, 241-279.<br />
XXXII
<strong>van</strong> alle schepennamen heeft echter geen prioriteit bij Van <strong>Os</strong>. Hoewel aanvulling<br />
<strong>van</strong> namen op basis <strong>van</strong> het door hem aangelegde en voor de kroniek gebruikte<br />
cartularium mogelijk was, heeft hij dit soms achterwege gelaten. 111<br />
Een aspect dat in relatie staat tot de betrouwbaarheid <strong>van</strong> de gepresenteerde gegevens,<br />
is het dateringsgebruik<strong>van</strong>Van <strong>Os</strong> en de schrijver <strong>van</strong> de aanvulling. Hoewel<br />
het schepenjaar, dat loopt <strong>van</strong> 1 oktober tot 30 september, de basis voor de ordening<br />
<strong>van</strong> alle gegevens is, heeft Van <strong>Os</strong> telkens zowel historische gegevens als diplomatische<br />
stukken ingelast die betrekking hebben op de periode januari tot en<br />
met september voorafgaand aan het genoemde schepenjaar. Zo wordt bijvoorbeeld<br />
onder het schepenjaar 1274, dat loopt <strong>van</strong> 1 oktober 1274 tot 30 september<br />
1275, de oorkonde vermeld die Jan I, hertog <strong>van</strong> Brabant, verleent aan Dordrecht<br />
op 2 juni 1274. 112 Men zou verwachten dat dit stukvermeld wordt onder het schepenjaar<br />
1273. Overigens geeft Van <strong>Os</strong> wel keurig aan dat deze oorkonde in het<br />
`jaar' 1274 verleend is. Eenzelfde ordening <strong>van</strong> de gegevens tre¡en we ook bij de<br />
tweede scriptor aan. 113 Een ander aspect waarmee de lezer rekening moet houden<br />
is het gebruik <strong>van</strong> de paasstijl door Van <strong>Os</strong>. Met name in zijn eigen periode<br />
tre¡en we vaak de combinatie aan <strong>van</strong> de verwijzing naar het schepenjaar en het<br />
jaartal. Daarbij hanteert Van <strong>Os</strong> de paasstijl. Zo maakt hij bijvoorbeeld melding<br />
<strong>van</strong> de geboorte <strong>van</strong> Karel V in dicto scabinatu (is het schepenjaar 1499, dat loopt<br />
<strong>van</strong> 1 oktober 1499 tot 30 september 1500) et anno XCIX o predicto XXIII a februarii.<br />
114 Het schepenjaar is in overeenstemming met de historische datum 1500,<br />
alsook het genoemde jaar, wanneer men rekening houdt met het gebruik <strong>van</strong> de<br />
paasstijl doorVan <strong>Os</strong>. Ookde schrijver <strong>van</strong> de aanvulling hanteert de paasstijl. Zo<br />
meldt deze de dood <strong>van</strong> Maximiliaan in het schepenjaar 1518 (lopend<strong>van</strong> 1 oktober<br />
1518 tot 30 september 1519), en in ianuario int iaer XV C XVIII, 115 terwijl<br />
Maximiliaan in 1519 overleden is. Dit bewijst dat ook in de aanvulling op de kroniek<br />
de paasstijl gehanteerd is. De ordening <strong>van</strong> de gegevens binnen een jaar is<br />
niet altijd strikt chronologisch. Zo staat bijvoorbeeld de aanstelling <strong>van</strong> de nieuwe<br />
laagschout Jan <strong>van</strong> Baecxen in 1509 (omrekening <strong>van</strong> de door Van <strong>Os</strong> genoemde<br />
datum in den voirs. iaerachtomtrent Lichtmisse), tussen de gebeurtenissen uit juni<br />
en november 1508. 116<br />
Een mooi voorbeeld <strong>van</strong> de twee gebruikte chronologische elementen, namelijk<br />
schepenjaar en jaar, met daarbij het gebruik <strong>van</strong> de paasstijl, is het verhaal <strong>van</strong><br />
de gebeurtenissen in 1512. 117 Onder het schepenjaar 1512 (lopend <strong>van</strong> 1 oktober<br />
1512 tot 30 september 1513) wordt de huldiging <strong>van</strong> Maximiliaan te Brussel en<br />
111<br />
Zo noemt hij in het schepenjaar 1306 maar twee <strong>van</strong> de zeven schepenen, terwijl hij in<br />
datzelfde schepenjaar een oorkonde parafraseert, met verwijzing naar het cartularium,<br />
waar deze oorkonde in extenso de resterende vijf schepennamen vermeldt.<br />
112 r<br />
Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 60 .<br />
113 v<br />
Zie bijvoorbeeld Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 389 , waar de tweede scriptor gegevens uit juni<br />
1516 onder het schepenjaar 1516, dat loopt <strong>van</strong> 1 oktober 1516 tot 30 september 1517,<br />
rangschikt.<br />
114 v<br />
Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 332 .<br />
115 v<br />
Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 392 .<br />
116 v<br />
Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 357 .Voor de aanstelling <strong>van</strong> Jan <strong>van</strong> Baecxen op basis <strong>van</strong> andere<br />
bronnen zie Jacobs, Justitie en politie,240.<br />
117 r r<br />
Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 369 -375 .<br />
XXXIII
Leuven vermeld. Deze vond evenwel plaats respectievelijk op 24 en 25 mei 1512,<br />
dus voorafgaand aan het genoemde schepenjaar. Daarna volgen aantekeningen<br />
betre¡ende de periode september-januari, door Van <strong>Os</strong> alle gedateerd anno XII.<br />
De daarop volgende gebeurtenissen uit februari en april, dus 1513, worden door<br />
Van <strong>Os</strong> niet expliciet in een jaar gesitueerd, maar enkel met de tijdsaanduiding<br />
daernae.Voor Van <strong>Os</strong> is er geen jaarovergang in januari. De laatstgenoemde gebeurtenis,<br />
die met de voorgaande verband houdt en er chronologisch op aansluit,<br />
is uit april, en daar volgt wel een jaarcijferaanpassing door Van <strong>Os</strong>: den XVIII en<br />
dach <strong>van</strong> aprille in den iair XIII naestvolgende. Het jaarcijfer is hier dus door hem<br />
gewisseld <strong>van</strong> (15)12 in (15)13, omdat in de tusse<strong>nl</strong>iggende periode Pasen viel (op<br />
27 maart). Samenvattend kan men twee belangrijke zaken signaleren: ten eerste<br />
staan er binnen een schepenjaar zowel gegevens uit dat schepenjaar als uit de<br />
daaraanvoorafgaande periode januari-september in datzelfde jaar, en ten tweede<br />
moet men bij de gebeurtenissen uit de periode vo¨ o¨ r Pasen rekening houden met<br />
het gebruik<strong>van</strong> de paasstijl zowel doorVan <strong>Os</strong> als door de schrijver <strong>van</strong> de aanvulling.<br />
In zijn algemeenheid kan men stellen dat de kroniek <strong>van</strong>Van <strong>Os</strong> met name voor<br />
het oudste deel een onkritische, maar niet slaafse overname betreft <strong>van</strong> Die alderexcellenste<br />
cronyke <strong>van</strong> Brabant. Dit is dan ook het enige deel <strong>van</strong> de kroniek met<br />
literaire elementen. Het resterende deel is een sobere, afstandelijke beschrijving<br />
waarin hij de feiten droog presenteert, met een heilig respect voor het document.<br />
Het enige moment waarop hij emotie en betrokkenheid toont is bij debeschrijving<br />
<strong>van</strong> de Gelderse oorlogen. Slechts bij hoge uitzondering tre¡en we een persoo<strong>nl</strong>ijke<br />
noot aan. 118 Van <strong>Os</strong> heeft dan ook als stadssecretaris en notaris hardnekkig<br />
getracht met grote nauwgezetheid en objectiviteit de Bossche rechten met bewijzen<br />
te staven.<br />
8 Receptie<br />
Bij de bepaling <strong>van</strong> de receptie <strong>van</strong> de kroniek is een aantal factoren <strong>van</strong> belang,<br />
namelijk de persoon <strong>van</strong> de samensteller, zijn eventuele opdrachtgever, het ge|« ntendeerde<br />
publiek en zijn politiek programma. De samensteller <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong> bevindt<br />
zich als stadssecretaris in een afhankelijke positie ten opzichte <strong>van</strong> het<br />
stadsbestuur. Hij geeft niet zozeer een chronologisch verslag <strong>van</strong> de gebeurtenissen<br />
in zijn stad, als wel een selectie <strong>van</strong> die documenten in een bepaald jaar die<br />
voor zijn doel in aanmerking komen. Gegevens over de verhouding tussen Stad<br />
en Meierij, tussen stad en heerlijkheden ten oosten er<strong>van</strong>, betre¡ende de positie<br />
<strong>van</strong> de stad en hoogschout in waterstaatkundige zaken, monetaire ontwikkelingen<br />
en blijde inkomstenvormen de kern<strong>van</strong> zijnverhaal. Het zuiver geschiedkundig<br />
aspect, het verslag <strong>van</strong> de `gesta' in een bepaalde periode, treedt weinig op de<br />
118 Van <strong>Os</strong>, <strong>Kroniek</strong>, fol. 353 v , waar hij aan het relaas <strong>van</strong> Die alderexcellenste cronyke <strong>van</strong><br />
Brabant de verzuchting Got heb lo¡, zoe eest gesciet toevoegt. Een aantal andere ogenschij<strong>nl</strong>ijk<br />
persoo<strong>nl</strong>ijke opmerkingen heeft Van <strong>Os</strong> ontleend aan Die alderexcellenste<br />
cronyke <strong>van</strong> Brabant.<br />
XXXIV
voorgrond. Het i<strong>nl</strong>assen <strong>van</strong> de vele oorkonden en ambtelijke stukken heeft een<br />
legitimerende functie, namelijk het benadrukken en uitdragen <strong>van</strong> de historische<br />
rechten <strong>van</strong> de stad 's-Hertogenbosch en de Meierij, waarmee een poging ondernomen<br />
wordt om de eigen privileges binnen een Brabants kader te beschermen<br />
tegen het centralisatiestreven <strong>van</strong> de Habsburgers. 119 De kroniek kan aldus gezien<br />
worden als een uiting <strong>van</strong> het stedelijk zelfbewustzijn.<br />
Hoewel geen sporen aangetro¡en zijn die zouden kunnen wijzen in de richting<br />
<strong>van</strong> een concrete opdracht aan Van <strong>Os</strong>, lijkt het onwaarschij<strong>nl</strong>ijk dat een andere<br />
instantie dan de stadsmagistraat als opdrachtgever <strong>van</strong> de kroniek in aanmerking<br />
komt. Met de kroniek kreeg de stad een instrument in handen om de stedelijke<br />
aspiraties kracht bij te zetten. Men kan zich dan ook afvragen of men hier niet<br />
beter zou kunnen spreken <strong>van</strong> een beoogde gebruiker <strong>van</strong> het manuscript in<br />
plaats <strong>van</strong> een beoogde lezer. Dat het manuscript binnen de stedelijke administratie<br />
gecirculeerd heeft, blijkt uit de latere correcties in het handschrift door stedelijke<br />
functionarissen en het gebruik er<strong>van</strong> door de zeventiende-eeuwse<br />
geschiedschrijvers Everswijn, Loe¡ en Van Balen. 120 De receptie <strong>van</strong> de kroniek<br />
heeft zich waarschij<strong>nl</strong>ijk beperkt tot de kring <strong>van</strong> stedelijke machthebbers. Toch<br />
zou de aanwezigheid in de kroniek <strong>van</strong> thema's als de Trojaanse afstamming en<br />
de Negen-Besten-cultus in de richting <strong>van</strong> een ander publiek kunnen wijzen, namelijk<br />
dat <strong>van</strong> burgerij en adel.Tilmans concludeert immers in haar beschouwingen<br />
over de Kattendijke-kroniek dat de samensteller, met de aandacht voor de<br />
Trojaanse afstamming, gekoppeld aan de oorsprong <strong>van</strong> de Hollandse steden en<br />
met de verheerlijking <strong>van</strong> de Hoekse heldendaden, zich richt op de burgerij, terwijl<br />
hij met de Negen-Besten-cultus en de nadruk op ridderlijke hoofsheid appelleert<br />
aan een adellijke lezerskring. 121 Bij de kroniek <strong>van</strong> Van <strong>Os</strong> lijkt de<br />
aanwezigheid <strong>van</strong> deze thema's eerder een resultante <strong>van</strong> zijn keuze voor zijn Brabants-nationalistische<br />
voorbeeld, Die alderexcellenste cronyke <strong>van</strong> Brabant, dan<br />
een bewuste keuze in functie <strong>van</strong> de doelgroep adel en burgerij.<br />
9 Stedelijke historiogra¢e naVan <strong>Os</strong><br />
Van <strong>Os</strong> is de eerste historiograaf <strong>van</strong> de stad 's-Hertogenbosch, wiens werk bewaard<br />
gebleven is. De door Carasso-Kokvermelde kroniek<strong>van</strong> 's-Hertogenbosch<br />
overde periode 1312-1517 122 verdient het predikaat kroniek niet. Dit handschrift<br />
is eerder een register met gegevens over muntvaluaties, gecombineerd met enkele<br />
verhalende gegevens, dan een verhalende bron.<br />
Vanaf het midden <strong>van</strong> de zestiende eeuw doet zich een ware explosie <strong>van</strong> historische<br />
aktiviteit voor. In 1540, niet lang na de afronding <strong>van</strong> de kroniek<strong>van</strong>Van <strong>Os</strong>,<br />
schreef Simon Pelgrom, prior <strong>van</strong> het Wilhelmietenklooster <strong>van</strong> de Baseldonkof<br />
119 De drang tot legitimatie in de laat-middeleeuwse geschiedschrijving is zeer sterk in crisistijden,<br />
wanneer rechten al dan niet vermeend, aangetast worden of zijn, zie Graus,<br />
`Funktionen', 53-54.<br />
120 Zie hierna hoofdstuk 9 (stedelijke historiogra¢e naVan <strong>Os</strong>).<br />
121 Tilmans,`De Kattendijke-kroniek', 189-190.<br />
122 Carasso-Kok, Repertorium, nr. 175.<br />
XXXV
Porta Celi bij 's-Hertogenbosch, een Latijnse kroniek over het ontstaan <strong>van</strong> de<br />
stad. 123 Het handschrift is nietovergeleverd, maar slechtsbekend uit eenvertaling<br />
door J. <strong>van</strong> Oudenhoven. 124 Uit de vertaling blijkt niet dat Pelgrom de kroniek<strong>van</strong><br />
Van <strong>Os</strong> geraadpleegd heeft.<br />
Ongeveer negen jaar later, ca. 1549, voltooideWillem Moel (Molius) zijn Latijnse<br />
kroniek. 125 Molius was priester en kanunnik<strong>van</strong> de Sint-Jan in 's-Hertogenbosch<br />
en heeft als geestelijke veel aandacht voor kerkelijke instellingen en gebeurtenissen<br />
in de stad. Zijn gegevens put hij ex multis chronographorum scriptis, 126 uit een<br />
`rood' handschrift 127 en uit de zogenaamde chronicae annales. 128 Ontleningen<br />
aanVan <strong>Os</strong> zijn niet aanwijsbaar.<br />
Een derde kroniekschrijver, Albertus Cuperinus, heeft midden zestiende eeuw<br />
Die chronicke <strong>van</strong> der vermaerder ende vromer stadt <strong>van</strong> Tsertogenbosch, int corte<br />
<strong>van</strong> Henricus die eerste, hertoge <strong>van</strong> Brabant, tot Philippus <strong>van</strong> Oestenryck, coninc<br />
<strong>van</strong> Engelant ende hertoge <strong>van</strong> Brabant 129 geschreven. 130 Het oudste deel is onder<br />
meer gebaseerd op de kronieken <strong>van</strong>Van <strong>Os</strong> en Molius, alsmede op een niet overgeleverde<br />
kroniek <strong>van</strong> Adriaen die Ruyter, een functionaris <strong>van</strong> het Heilige-<br />
Geesthuis in Den Bosch. 131 Cuperinus, cisterc|« enzermonnik te Marie« ndonk bij<br />
Heusden, schrijft in een zeer levendige stijl en heeft veel belangstelling voor kerkelijke<br />
zaken. Evenals Van <strong>Os</strong> geeft hij bij ieder schepenjaar voor zover hem bekend<br />
de namen <strong>van</strong> de schepenen. 132 Woordelijke tekstontleningen door Cuperinus<br />
aan Van <strong>Os</strong> vallen niet aan te tonen.Waarschij<strong>nl</strong>ijk heeft hij een aantal gebeurtenissen,<br />
door Van <strong>Os</strong> zeer sober gepresenteerd, omgewerkt tot een leesbaar<br />
verhaal.<br />
In de zeventiende eeuw zijn twee belangrijke kronieken tot stand gekomen. De eerste<br />
werd geschreven in opdracht <strong>van</strong> het stadsbestuur <strong>van</strong> 's-Hertogenbosch. Op 9<br />
februari 1608 gaf dit aan mr. David Everswijn, mr. Jacob <strong>van</strong> Balen en mr. Bartholomeus<br />
Loe¡, gezworenen <strong>van</strong> de stad, en aan pensionaris Van Reys opdracht de<br />
belangrijkste stukken <strong>van</strong> de stad bijeen te brengen en te beschrijven. 133 Deze opdracht<br />
hield verband met een verzoek <strong>van</strong> Jean Baptiste Gramaye, historiograaf<br />
<strong>van</strong> de aartshertogen <strong>van</strong> Brabant. Gramaye heeft dit verzoek ook aan andere steden<br />
gerichtom er voor zijn geschiedkundige werken gebruik<strong>van</strong> te kunnen maken.<br />
123<br />
Haisma Mulier enVan der Lem, Repertorium, 324-325, nr. 377.<br />
124<br />
Oorspronck <strong>van</strong>'s Hertogen-Bosch.<br />
125<br />
's-Hertogenbosch, Capucijnenklooster, archief hs. nr. 51=Annales civitatis Buscoducensis<br />
et rerum domi bellique per Buscoducenses gestarum et actuum recitatio per magistrumWilhelmum<br />
Molium chronice ad posteros enarrata.<br />
126 r<br />
's-Hertogenbosch, Capucijnenklooster, archief hs. nr. 51, fol. 22 .<br />
127 r r<br />
's-Hertogenbosch, Capucijnenklooster, archief hs. nr. 51, fol. 34 en 67 : in rubeo codice,<br />
mogelijk is dit het Rood Privilegeboek, een <strong>van</strong> de stadscartularia.<br />
128 r<br />
's-Hertogenbosch, Capucijnenklooster, archief hs. nr. 51, fol. 30 .<br />
129<br />
Hermans,Verza meling <strong>van</strong> Kronyken, 1-395. Haitsma Mulier enVan der Lem,Repertorium,<br />
109-110, nr. 134.<br />
130<br />
Voor een datering <strong>van</strong> deze kroniek zieVan Bavel,`Nieuwe gegevens', 19-30.<br />
131<br />
Hermans,Verzameling <strong>van</strong> Kronyken, I en 5-6.<br />
132<br />
Helaas heeft Hermans deze in zijn uitgave achterwege gelaten.<br />
133<br />
's-Hertogenbosch, RA, handschriftenverzameling, inv.nr. 14, voorwoord (ingevoegd<br />
en ongefolieerd).<br />
XXXVI
Het driemanschap schreef de kroniek Origo oppidi Buscoducensis, 134 die loopt tot<br />
1566. Ze haalden hun informatie tam ex veterum ¢dedignis manuscriptis, exemplaribus,<br />
annalibus privilegiorum, statutorum etactuum publicorum regestis et prothocollis,<br />
quam ex antiquissimis Brabantiae, Hollandiae, Gelriae et Ultraiecti<br />
Latino et Teutonicoidiomate impressischronicis. 135 Mogelijk hebben zeVan <strong>Os</strong> geraadpleegd<br />
voor de hoofdstukken over rechten, bestuursinrichting en functionarissen<strong>van</strong><br />
de stad. Heel nadrukkelijk is dit gebeurd bij de beschrijving <strong>van</strong> de inval<br />
<strong>van</strong> hertog Frederik<strong>van</strong> Brunswijk in 1478, waarbij deze Grave en een groot deel<br />
<strong>van</strong> <strong>Os</strong>s verwoestte. 136 Ze prijzenVan <strong>Os</strong> daar om zijn betrouwbaarheid en nauwgezetheid.<br />
137 Even later is Molius hun bron. Daarna gebruiken ze beide kroniekschrijvers<br />
als hun bron. 138 Hoe zwaar door hen op Van <strong>Os</strong> geleund werd voor de<br />
periode rond 1500, blijkt wel uit het feit dat de zeventien pagina's over deze<br />
periode in het Middelnederlands geschreven zijn, in tegenstelling tot de rest <strong>van</strong><br />
de kroniek. Hele zinnen en passages <strong>van</strong>Van <strong>Os</strong> zijn overgenomen.<br />
Plattegrond <strong>van</strong> 's-Hertogenbosch ca. 1540.<br />
's-Hertogenbosch, GA, fotocollectie stamboeknr. 87<br />
134<br />
's-Hertogenbosch, RA, handschriftenverzameling, inv.nr. 14, titel op de rug.<br />
135<br />
's-Hertogenbosch, RA, handschriftenverzameling, inv.nr. 14, voorwoord (ingevoegd<br />
en ongefolieerd) en fol. 1 r .<br />
136 r<br />
's-Hertogenbosch, RA, handschriftenverzameling, inv.nr. 14, fol. 82 .<br />
137 r<br />
's-Hertogenbosch, RA, handschriftenverzameling, inv.nr. 14, fol. 82 in de marge: Hec<br />
et sequentia usque v excerpta sunt ex memoriis et manuscriptis libris Petri de <strong>Os</strong>s senioris,<br />
secretarii Buscoducensis, qui circa illa tempora vixit et ¢deliter accurateque singula<br />
gestaTeutonice scripta reliquit.<br />
138 v<br />
's-Hertogenbosch, RA, handschriftenverzameling, inv.nr. 14, fol. 82 in de marge en<br />
83 r : Ex manuscriptis prefati Petri de <strong>Os</strong>s et domini Wilhelmi Molii.<br />
XXXVII
Een tweede zeventiende-eeuwse kroniek is <strong>van</strong> de hand <strong>van</strong> Jacob <strong>van</strong> Oudenhoven,<br />
die vermoedelijk zijn jeugd doorbracht in 's-Hertogenbosch. 139 Hij trad in bij<br />
de orde <strong>van</strong> deWilhelmieten. Lang duurden zijn kloosteraspiraties echter niet: in<br />
1620 trad hij, samen met twee anderen, uit, bekeerde zich tot het protestantisme<br />
en een jaar later ging hij theologie studeren in Leiden. In 1631 werd hij benoemd<br />
tot predikant <strong>van</strong> Nieuw-Lekkerland in de Alblasserwaard. In 's-Hertogenbosch<br />
heeft hij nooit meer gewoond. Naast historische werken over de Alblasserwaard,<br />
Zuid-Holland en Heusden heeft hij zich gericht op de geschiedenis <strong>van</strong> 's-Hertogenbosch<br />
en de Meierij. In 1629 al bewerkte hij een deel <strong>van</strong> de kroniek<strong>van</strong> S. Pelgrom.<br />
Zijn eerste grote publicatie dateert <strong>van</strong> 1649 en is getiteld:Beschryvingeder<br />
stadt ende Meyerye <strong>van</strong>'s Hertogen-Bossche, vervatende desselfs begin, voortgangh<br />
ende wasdom, soo <strong>van</strong> geestelijcke als wereltlijcke gestichten, oprechtigh <strong>van</strong>'t capittel<br />
ende collegien, maniere <strong>van</strong> regeeringe ende hare privilegien, bevorderinghe<br />
haerder bisdom ende bisschoppen. Midtsgaders: haerder Meyerye, ende de daerinne<br />
ghelegene steden, baronyen, heerlijckheden ende dorpen. Alles met grooten arbeyt<br />
uyt verscheyde schriften ende papieren tesamen ghestelt ter liefde sijns<br />
vaderlandts. 140 Het werd uitgegeven te Amsterdam. In 1670 verscheen hier<strong>van</strong><br />
een heruitgave, gedrukt te 's-Hertogenbosch. Dit keer waren het twee afzonderlijke<br />
boeken in e¨ ën band, geheel herzien en aangevuld, onder de titels Silva-Ducis<br />
aucta & renata of een nieuwe ende gantsch vermeerderde beschrijvinge <strong>van</strong> de stadt<br />
<strong>van</strong> s'Hertogen-Bossche vervatende desselfs begin en voortganck, soo <strong>van</strong> geestelijcke<br />
als wereldtlijcke gestichten, oprichten <strong>van</strong>'t capittel, ende collegien, maniere <strong>van</strong><br />
regeeringhe, ende hare privilegien ende vryheden, bevorderinghe <strong>van</strong> haer bisdom<br />
ende bisschoppen, ende meer andere dingen en Een nieuwe ende vermeerderde beschryvinge<br />
<strong>van</strong> de meyerye <strong>van</strong> s'Hertogen-Bossche, behelsende alle de baronijen,<br />
heerlijckheden, steden, casteelen, vlecken, dorpen, gehuchten. Mitsgadres alle canonisijen,<br />
commanderijen, abdijen, ende de andere cloosters <strong>van</strong> verscheyde ordens,<br />
ende geslechten daerin ghelegen, derselver regeeringhe met den aencleven <strong>van</strong> dien.<br />
In de Beschryvinge der Stadt ende Meyerye <strong>van</strong> 1649 zegt Van Oudenhoven veel<br />
gebruik te hebben gemaakt <strong>van</strong> het werk <strong>van</strong> Gramaye, historiograaf <strong>van</strong> de hertog<br />
<strong>van</strong> Brabant, uit 1609, getiteld Taxandria, in de wetenschap dat enkele personen<br />
uit het stadsbestuur deze <strong>van</strong> historisch materiaal hebben voorzien. 141<br />
Vermoedelijk slaat dit op de genoemde kroniek<strong>van</strong> Everswijn,Van Balen en Loe¡.<br />
Van Oudenhoven heeft waarschij<strong>nl</strong>ijk deze laatste kroniek niet gebruikt, ook al<br />
was hij nog redelijk recent. Hij rept er met geen woord over en noemt evenmin<br />
de kroniek<strong>van</strong>Van <strong>Os</strong>.<br />
In de verbeterde uitgave <strong>van</strong> 1670 isVan Oudenhoven wat ruimhartiger in de beschrijving<br />
<strong>van</strong> de bronnen die hem ten dienste hebben gestaan. Naast een aantal<br />
gedrukte, bove<strong>nl</strong>okale werken, noemt hij alle de gheschreven chronijcken ende<br />
139 Zie voor een biogra¢e <strong>van</strong> Jacob <strong>van</strong> Oudenhoven, zijn werken en zijn historiogra¢sche<br />
plaatsbepalingVan Dijk,`Jacob <strong>van</strong> Oudenhoven'.<br />
140 Haitsma Mulier enVan der Lem, Repertorium, 317-318, nr. 366.<br />
141 Van Oudenhoven, Beschryvinge der Stadt ende Meyerye, I<strong>nl</strong>eiding.<br />
XXXVIII
oude memorien die wy daer<strong>van</strong> vele ghesien hebben. 142 Een aparte vermelding<br />
krijgt ook nog een Latijnse, oude Bossche kroniek en de kroniek<strong>van</strong> Pelgrom, 143<br />
maar ook nu zijn er geen aanwijzingen dat hij Van <strong>Os</strong>' kroniek onder ogen gehad<br />
heeft.<br />
Uit onvrede met het werk <strong>van</strong> Van Oudenhoven schreef Johan <strong>van</strong> Heurn in het<br />
derde kwart <strong>van</strong> de achttiende eeuw de vierdelige kroniek Historie der Stad en<br />
Meyerye<strong>van</strong>'s-Hertogenbosch (Utrecht 1776-1778). 144 Als belangrijkstebron vermeldt<br />
hij Van Oudenhoven, die hij corrigeert aan de hand <strong>van</strong> originele archiefstukken.<br />
Hoewel hij bekend is met het werk<strong>van</strong> Everswijn c.s., lijkt hij niet bekend<br />
met de kroniek <strong>van</strong> <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong>.<br />
Uit het bovenstaande blijkt dat de kroniek <strong>van</strong> Van <strong>Os</strong> in de Bossche geschiedschrijving<br />
niet veel sporen nagelaten heeft. Alleen het driemanschap Everswijn,<br />
Van Balen en Loe¡ heeft de kroniekgebruikt, en dan nog ten behoeve <strong>van</strong> een zeer<br />
korte periode en een speci¢ekonderwerp. Het feit dat dit alleen door deze samenstellers,<br />
aangesteld door het stadsbestuur, aanwijsbaar gebeurd is, leidt tot de veronderstelling<br />
dat het handschrift <strong>van</strong> <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong> voornamelijk in de kring <strong>van</strong><br />
stadsbestuurders circuleerde.<br />
142<br />
Van Oudenhoven, Silva-Ducis aucta & renata,7.<br />
143<br />
Alsvoren, 7-10.<br />
144<br />
Haitsma Mulier enVan der Lem, Repertorium, 182, nr. 221.<br />
XXXIX
Verantwoording <strong>van</strong> de tekstuitgave en tekstpresentatie<br />
Bij de tekstuitgave is geopteerdvoor een studie-editie, diebruikbaar is voor gespecialiseerd<br />
wetenschappelijkonderzoek, met name voor mediaevisten. In deze studie-editie<br />
wordt een verantwoorde leestekst geboden, gebaseerd op de autograaf,<br />
met commentaar in de vorm <strong>van</strong> een technische i<strong>nl</strong>eiding. Door de bewerkers is<br />
afgezien <strong>van</strong> het aa<strong>nl</strong>everen <strong>van</strong> die wetenschappelijke elementen die <strong>van</strong> de grote<br />
lijn a£eiden, maar met dienverstande dat men bij het we© l gebodene geheel verantwoord<br />
wil zijn. Dientengevolge is gekozen voor een terughoudende tekstkritische<br />
en historische annotatie. De gegevens over personen, plaatsen en instellingen zijn<br />
niet in toelichtende noten, maar in de indices opgenomen. Woordverklaring<br />
wordt alleen gegeven bij die woorden die niet in een gangbaar lexicon aangetroffen<br />
worden, zoals bijvoorbeeld in het Middelnederlandsch Handwoordenboek. 1<br />
Bij dateringsopgaven wordt geen toelichtende noot gegeven, omdat deze voor<br />
mediaevisten aan de hand <strong>van</strong> het Taschenbuch der Zeitrechnung <strong>van</strong> Grotefend<br />
eenvoudig op te zoeken zijn. Hierbij moet men wel rekening houden met de in de<br />
kroniek gehanteerde tijdsopgave. 2<br />
Voor de tekstweergave is de kritisch-normaliserende methode gekozen, met inachtneming<br />
<strong>van</strong> de volgende regels:<br />
^ i, j en y zijn niet genormaliseerd in Nederlandse tekstdelen; ii, ij en de letter<br />
ypsilon met punten zijn getranscribeerd als ii;<br />
^ u, v, uu, vv en w zijn genormaliseerd, behalve in eigennamen;<br />
^ getallen weergegeven in Romeinse cijfers zijn niet in Arabische cijfers afgedrukt;<br />
^ hoofdletters en kleine letters zijn naar hedendaags gebruik genormaliseerd;<br />
^ afkortingen zijn, zoveel mogelijk naar het voorbeeld of naar analogie <strong>van</strong> de<br />
voluit geschrevenvormen in de tekst, stilzwijgend opgelost.Veel voorkomende<br />
afkortingen die op meer dan e¨ ën wijze kunnen worden opgelost (zoals`voirs.')<br />
zijn onopgelost afgedrukt;<br />
^ in de tekst aaneengeschreven woorden zijn voorzover mogelijk naar hedendaags<br />
gebruik gescheiden afgedrukt. Woorddelen die in de tekst gescheiden<br />
zijn, zijn voorzover mogelijk naar hedendaags gebruik aaneengeschreven afgedrukt;<br />
^ de tekst is voorzien <strong>van</strong> interpunctie naar hedendaags gebruik;<br />
^ de tekst is ingedeeld en opgemaakt naar hedendaagse normen.Van <strong>Os</strong> geeft in<br />
de kroniek twee chronologische markeringen aan: de eerste is de jaarindeling<br />
op basis <strong>van</strong> de Bossche schepenjaren; de tweede wordt gevormd door de<br />
regeringsjaren <strong>van</strong> de Brabantse hertogen, die bovenaan elke folio geschreven<br />
1 Verdam, Middelnederlandsch Handwoordenboek.<br />
2 Zie hiervoor hoofdstuk 7 <strong>van</strong> de i<strong>nl</strong>eiding (betrouwbaarheid en accuratesse).<br />
XLI
Markering door middel <strong>van</strong> punten ten behoeve <strong>van</strong> de schepennamen door <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong>.<br />
Tillburg, KUB, Brabanticacollectie hs 339a H3 = <strong>Kroniek</strong><strong>van</strong>Van <strong>Os</strong>, fol 72 r<br />
XLII
zijn. Aangezien de kop over de vorsten, die telkens herhaald wordt, over de<br />
gehele folio loopt, komt deze kop bij de transcriptie in een aantal gevallen op<br />
een o<strong>nl</strong>ogische plaats te staan. Er is voor gekozen om bij de tekstuitgave de<br />
kop slechts eenmaal te zetten bij de desbetre¡ende tekstpassage en wel op<br />
een logische plaats; in het notenapparaat is aangegeven tot welke folio deze<br />
herhaald wordt, met de tekstvarianten. Deze koppen staan in groot kapitaal.<br />
Het nieuwe schepenjaar geeft Van <strong>Os</strong> aan met een vaste formulering, gevolgd<br />
door de namen <strong>van</strong> de schepenen.Vooral in de beginfase ontbreken na de aankondiging<br />
de namen. In plaats daar<strong>van</strong> plaatst Van <strong>Os</strong>, uitgaande <strong>van</strong> het<br />
aantal schepenen eind vijftiende/begin zestiende eeuw, zeven punten onder<br />
elkaar.Wanneer hij slechts een deel <strong>van</strong> de namen kent, markeert hij de lege<br />
plaatsen voor de ontbrekende namen met een punt. Er is <strong>van</strong> afgezien deze<br />
punten in de tekstuitgave weer te geven, met name omdat, op ëe¨ n uitzondering<br />
na in 1209, de jaren 1200 tot 1277 uitsluitend jaaropgaven zijn met de<br />
bijbehorende zeven punten.Van <strong>Os</strong> heeft de tekst binnen de jaaropgave verder<br />
ingedeeld in hoofdstukken. Hij geeft in de marge <strong>van</strong> elktekstblok zelf een rubriek<br />
aan, een korte samenvatting <strong>van</strong> de gepresenteerde tekst. Deze rubrieken<br />
in margine zijn in de tekstuitgave inspringend boven het betre¡ende<br />
tekstblok geplaatst en aangegeven in vet. Binnen deze tekstblokken is door<br />
de bewerkers een verdere onderverdeling gemaakt bij de transcriptie <strong>van</strong> de<br />
oorkonden. In een aantal gevallen heeft Van <strong>Os</strong> zelf al een onderverdeling<br />
aangebracht en deze gerubriceerd. In de tekstuitgave worden deze zogenaamde<br />
tussenkopjes <strong>van</strong> Van <strong>Os</strong> vet aangegeven, beginnend links aan de<br />
kantlijn. Ten behoeve <strong>van</strong> de lezer hebben de bewerkers <strong>van</strong>af p. 8 bovenaan<br />
de pagina een sprekende hoofdregel met de jaaraanduiding toegevoegd, op<br />
basis <strong>van</strong> de eerst- of laatstgenoemde datum;<br />
^ vertoont de basistekst gelijktijdige wijzigingen en/of toevoegingen, dan wordt<br />
de gewijzigde en/ofvermeerderde versie gegeven. Bijzondere gevallen worden<br />
in de noten gesignaleerd;<br />
^ de bijzondere tekens worden als volgt weergegeven: bij de parafrasering of<br />
volledige uitgave <strong>van</strong> oorkonden verwijst Van <strong>Os</strong> aan het eind er<strong>van</strong> naar de<br />
desbetre¡ende folio met eventueel het bijbehorende teken (signum)inhetcartularium.<br />
In de tekstuitgave staan deze signa tussen haken, in volgorde genummerd,<br />
½1, ½2, ½3 enz. De corresponderende tekens zijn weergegeven in<br />
bijlage 2;<br />
^ delen <strong>van</strong> de tekst die weggevallen of o<strong>nl</strong>eesbaar geworden zijn en met redelijke<br />
zekerheid gereconstrueerd kunnen worden, worden tussen teksthaken [ ]<br />
afgedrukt;<br />
^ kennelijke verschrijvingen in de basistekst worden stilzwijgend verbeterd;<br />
^ het eind <strong>van</strong> een folio wordt weergegeven door een Duitse komma /;<br />
^ Latijnse zinsneden en passages worden vertaald, aangezien de kennis <strong>van</strong> het<br />
Latijn bij mediaevisten geen <strong>van</strong>zelfsprekende verworvenheid meer is. Bij de<br />
vertaling zijn de volgende criteria gehanteerd:<br />
1 historische passages worden bij de tekstuitgave in een noot vertaald; het betre¡ende<br />
nootcijfer wordt aan het eind <strong>van</strong> de Latijnse passage of de Latijnse<br />
XLIII
woorden geplaatst, met uitzondering <strong>van</strong> de uitgebreide tekst p. 207-210,<br />
waar de noot met vertaling bij het begin staat;<br />
2 bij onvolledige jaaropgaven wordt het desbetre¡ende jaartal tussen haken<br />
toegevoegd;<br />
3 de repetitieve tekstdelen worden niet telkens opnieuw bij de tekstuitgave,<br />
maar slechts eenmaal vertaald in bijlage 1 (Lijst met vertaling <strong>van</strong> vaak voorkomende<br />
Latijnse zinsneden en passages);<br />
4 niet vertaald worden de teksten <strong>van</strong> oorkonden, de gelatiniseerde eigennamen<br />
met bijbehorende kwali¢caties, een bijbeltekst, het grootste deel <strong>van</strong> de<br />
introitusvermeldingen en de maandaanduidingen.Wat de oorkonden betreft<br />
is vertaling, nog afgezien <strong>van</strong> het feit dat deze uiterst gecompliceerd is, niet<br />
absoluut noodzakelijkvoor het volgen<strong>van</strong> de verhaallijn, omdat Van <strong>Os</strong> de inhoud<br />
vrijwel zonder uitzondering voorafgaand aan het stuk parafraseert of in<br />
een rubriek toelicht.Waar dit niet gebeurt, kan het desbetre¡ende stuk opgespoord<br />
worden via bijlage 3 (Concordantie <strong>van</strong> kroniek en cartularium). Bij<br />
de gelatiniseerde eigennamen is vertaling in een aantal gevallen niet verantwoord,<br />
omdat vaak onzeker is of het een achternaam dan wel een beroepsnaam<br />
betreft. De bijbeltekst is in een noot toegelicht. De introitusvermelding,<br />
het psalmvers als i<strong>nl</strong>eiding tot de mis, maakt doorgaans deel uit<br />
<strong>van</strong> een datering met dagopgave, zodat de datum geen probleem vormt. Alle<br />
introitus-opgaven zijn in overeenstemming met de genoemde dagopgave.<br />
Waar het introitus geen onderdeel <strong>van</strong> een datering met dagopgave is, is de<br />
datum in een noot omgerekend, behalve in de teksten <strong>van</strong> oorkonden. De<br />
Latijnse maandaanduidingen spreken voor zich.<br />
XLIV
fol. 1 r<br />
fol. 1 v<br />
fol. 2 r<br />
fol. 2 v<br />
fol. 3 r<br />
Dit boeck inhelt in den iersten die gelegentheit slantz <strong>van</strong> Brabant metter toebehoerten,<br />
die afcoempste ende dedelheit der hoiger doerluchtiger fursten ende hertogen<br />
<strong>van</strong> Brabant ende daernae voirts <strong>van</strong> versceyden previlegien, verleeningen,<br />
byhore princelicheit den lande <strong>van</strong> Brabant ende oic der stat <strong>van</strong> sHertogenbosch<br />
verleent; ende voirts <strong>van</strong> meer andere ordinancien, vonnissen, appoinctementen,<br />
compromissen, uuytspracken, con¢rmacien, tractaten ende <strong>van</strong> meer andere<br />
poincten in cort comprehendeert.<br />
In den iersten is hier te wetene die gelegentheit slantz <strong>van</strong> Brabant, dat die uuyterste<br />
provincie is <strong>van</strong> Almanien ende is liggende aen Neder-Vrancryck, hebbende<br />
den Ryn endeVrieslantoostwairt, die Britaensche Zee ende [den] 1 Vl[eems]schen 1<br />
Schoot noo[rtwairt] 1 , / Neder-Gallien westwairt ende Hoich-Vrancryck zuytwairt,<br />
hebbende vele vermeerde steeden.<br />
Tes oick te wetene dat Brabant gedeylt is in vier quartieren onder vier principael<br />
hooftsteeden, die ziin: Loeuen, Bruessel, Antwerpen, sHertogenbosch.<br />
Int quartier <strong>van</strong> Loeuen zyn dese steden: Thienen, Leeuwe, Aerschot, Dyest,<br />
Gemmelours, Geldenaken, Hannuyt, Halen, Landen, Sichenen.<br />
Int quartier <strong>van</strong> Bruessel liggen dese steden: Nyuele,Vilvoirden.<br />
Int quartier <strong>van</strong> Antwerpen liggen dese steden: Lyere, Herentals, Breda, Bergen<br />
op den Zoom, Steenbergen. /<br />
Int quartier <strong>van</strong> sHertogenbosch liggen dese steden: Graue, Helmont, Eyndouen,<br />
Rauesteyn, Megen.<br />
Ende <strong>van</strong> desen steden zoe ziin naest den voirs. vier principalen hooftsteden noch<br />
drie andere hootsteden, te wetene: Thienen, Leeuwe, Nyuele.<br />
Item die stat <strong>van</strong> Maestricht houden <strong>van</strong> den keyser die hertoge <strong>van</strong> Brabant ende<br />
die bisscop <strong>van</strong> Luydick tesamen gelyck.<br />
Item in Brabant liggen noch grote vryheiden ende dorpen die beter zyn dan sommighe<br />
steden voirs., te wetene: Turnhout, Gheele, Hoichstraten, Beke, Oirschot,<br />
Werchtere, Merchtene, Vueren, Tubeke, Lennicke, Ysche, Grymbergen, Assche,<br />
Arendonck, Oisterwyck ende meer andere. /<br />
Dit ziin die abdyen<strong>van</strong> monicken<strong>van</strong> Sinte-Benedictusoirdene in Brabant: Gemmelours,<br />
Ha¥igem,Vliebeke.<br />
Ende die abdyen <strong>van</strong> nonnen derselver oirdene zyn:Vorst, Bigaerden.<br />
Dit zyn die abdyen <strong>van</strong> monicken der oirdene <strong>van</strong> Cisteau oft <strong>van</strong> Sinte-Bernart:<br />
Vileer, Sinte-Bernarts op die Scelde, Nyzele.<br />
Ende die abdien <strong>van</strong> nonnen zyn:Vrouwenparck, Ewyers,Ter Cameren by Bruessel,<br />
Rosendale, Nazareth, Lintere, Rameye, Florual, sHertogendale, Argenton,<br />
Musen by Mechelen. Dit ziinie abdyen <strong>van</strong> der oirdene <strong>van</strong> Premonstreyt: Sinte-<br />
Michiels tAntwerpen, Grymbergen, Parck,Tongerloe, Heylicgem, Euerbode, Diligem.<br />
/<br />
Van der regulieren Sinte-Augustynsoirdene die abdye <strong>van</strong> Sinte-Geertruyt te<br />
Loeuen.<br />
Die abdyen <strong>van</strong> edelen ion¡rouwen canonickerssen <strong>van</strong> Sinte-Geertruden te<br />
Nyuele, gefondeert <strong>van</strong> Sinte-Geertruden.<br />
1 Lacune door gaatjes in het papier.<br />
1
fol. 3 v<br />
fol. 4 r<br />
fol. 4 v<br />
Tott Loeuen is thuys oft cloester <strong>van</strong> den commenduer <strong>van</strong> Sint-Iansheren <strong>van</strong><br />
Rodes <strong>van</strong> Sinte-Augustynsoirdene, geheiten Chanterayn, ende hy gaet te raide<br />
metten Staiten <strong>van</strong> Brabant op die zyde <strong>van</strong> den banierheren ende oick metten<br />
prelaten.<br />
Oeck soe es een cloester oft huys <strong>van</strong> derselfder oirden tot Tricht.<br />
Item te Gemart es een cloester <strong>van</strong> den commandeur <strong>van</strong> der oirdenen <strong>van</strong> den<br />
heren <strong>van</strong> Pruysschen.<br />
Item in den voirs. lande <strong>van</strong> Brabant zyn chartroysen, biddende oirdene ende vele<br />
andere oirdene, beyde mannen ende vrouwen, die <strong>van</strong> reformacien zyn ende vele<br />
vruchten doen, etc.<br />
Die banieriien <strong>van</strong> Brabant sonder den voirs. abdt <strong>van</strong> Gemmelours, die in den<br />
lantraidt die ierste banyerheere geheiten wordt: Aerschot, Gaesbeke, Bierbeke,<br />
Perweys, Rotselair, Ghete, Leefdale, Breda, Bouterzem, Grymbergen, Cuyck,<br />
Dyest,Wesemael, Du¥e, Rayues, Cranendonck, Boxtel, Sombre¡. /<br />
Item ende dese banyeryen ziin bruedersgedeelten <strong>van</strong> Brabant, te wetene: Aerschot,<br />
Byerbeke, Gaesbeke, Diest, Perweys.<br />
Tot desen zyn noch in Brabant sommige ander heren, geheiten ridderen met gesellen,<br />
als: Huldeberge, Bouterssem, Ryuieren, Boechout, Assche, Lyntere,<br />
Wauere. /<br />
<strong>van</strong> der afcoempsten ende edelheit der hoiger vorsten<br />
ende hertogen <strong>van</strong> brabant<br />
Van Adam tot Noe waren tusschen beyde omtrent XII C iaren ende<br />
ierst beginnende <strong>van</strong> Noe<br />
Soe is in den iersten te wetene dat <strong>van</strong> beginne dat Got almechtich die ierste<br />
menschen Adam ende Eue maecten optenvrydach, zoe waren omtrent XII C iaren<br />
tot Noe toe die de arcke maecte tegen die toecomende diluvie. Ende hy hadde drie<br />
zoonen, te wetene Sem, Cam ende Iaphet doen hyV C iaer oudt was. Ende Noe by<br />
bevele Goids met zynen wyve ende met zynen drie zoonen ende met hoeren wyven<br />
gingen tsamen in der arcken dair Noe C iaer over getymmert hadde. Ende<br />
want alle die werelt in der diluvie verdranck, uuytgenomen dese acht personen.<br />
Soe zyn <strong>van</strong> desen drie zoonen comen alle menschen die ye sint in der werelt geweest<br />
zyn. Nae der diluvien plancten Noe eenen wyngart ende zoe gescyede den<br />
goedenvader Noe die dronckenscap <strong>van</strong> den wyne eer hydie cracht des wyns kende,<br />
zoedat hy ontdect lach neder ter eerden. Ende Cam, zyn zoen, bespotten zynen<br />
vader, mar Sem ende Iaphet waren beschaempt ende decten hem. Welke<br />
dingen Noe daernae vernemende, soe gebenediden hii Sem ende Iaphet, mar<br />
Cam / vermaledyden hy.Van desen drie zoonen worden by Noes tyden geboren<br />
ende leefden XXIIII M ende C mannen sonder die vrouwen ende die kynderen<br />
dier vele meer waren, want Noe was oudt als hy starf IX C ende vyftich iaren. Ende<br />
dit volck hadde drie princen, te weten Nemroth <strong>van</strong> Cams geslachte, Iettan <strong>van</strong><br />
Sems geslachte ende Su¡ene <strong>van</strong> Iaphets geslachte. Overmits desen drie zoonen<br />
<strong>van</strong> Noe is die werelt gedeylt in drie delen, te wetene Asya, A¡rica ende Europa.<br />
2
fol. 5 r<br />
fol. 5 v<br />
fol. 6 r<br />
Asia bewoenden die <strong>van</strong> Sem quamen, A¡rica bewoenden die <strong>van</strong> Cam quamen,<br />
Europa bewoenden die <strong>van</strong> Iaphet quamen.Van Sem is comen tvolck<strong>van</strong>Ysrahell<br />
ende Ons Here Ihesus Cristus.Van Cam zyn comen vele quade tyrannen ende vele<br />
quade generacien.<br />
Ende voirts <strong>van</strong> Iaphet, soen <strong>van</strong> Noe<br />
Iaphet ende Stuna, zyn wy¡, hadden VII zoenen, te wetene Mosoch, Tyras, Gomer,<br />
Lauan, Magoch, Madan, Tubal. / Van Mosoch ende Tyras zyn comen die<br />
<strong>van</strong> Tracien; <strong>van</strong> Gomer zyn comen die <strong>van</strong> Galasien ende dairnae die Fransoysen;<br />
<strong>van</strong> Lauan ziin comen die Griecken; <strong>van</strong> Mogoch zyn comen die Siten; <strong>van</strong><br />
Madan zyn comen die Meden; <strong>van</strong>Tubal zyn comen die <strong>van</strong> Spaengien. Men leest<br />
oick dat <strong>van</strong> Iaphet comen zyn XV generacien die Europen besaten, dairaf die<br />
voirs. Su¡ene tot zynen deel nam Creeten ende Ytalien. Oeck <strong>van</strong> desen Iaphet<br />
zyn comen die heren <strong>van</strong> Troyen, <strong>van</strong> Romen, <strong>van</strong> Ytalien, <strong>van</strong> Vrancryck ende<br />
<strong>van</strong> desen Nederlanden ende al meest die kersten.<br />
Ende voirts nae sommige <strong>van</strong> Lauan ende nae sommige <strong>van</strong> Su¡ene<br />
begint men dafcoempste <strong>van</strong> Hector <strong>van</strong>Troyen<br />
Dese voirscr. Su¡ene nae sommige boecken is afgedaelt <strong>van</strong> Gomer voirs. ende<br />
die beginnen <strong>van</strong> hem die afcoemste <strong>van</strong> Hector <strong>van</strong>Troyen. Sommige andere beginnen<br />
Hectoirs afcoemste <strong>van</strong> den voirs. Lauan, die enen zoen hadde die Ionius<br />
hyet. /<br />
Ende voirts hoe die generacien <strong>van</strong> Iaphet, Lauan, Gomer ende Suffene<br />
vergaderen opTros<br />
Nyettemin beide deze generacien vergaderen ten eynde gelyc opTros, die nae zynen<br />
name maecte die stat <strong>van</strong> Troyen. Tros voirs. hadde enen zoen die hyet Ylus,<br />
die bynnenTroyen dede maken een paleys ende noemdent Ylyon.Ylus voirs. had<br />
enen zoen die hyet Laomedon. By tyden <strong>van</strong> desen waert Troyen ierst destrueert<br />
<strong>van</strong> Iason ende Hercules, die in Colcos trocken om tgulden vlyes ende wairt dootgeslagen.<br />
Laomedon voirs., die dorde coninc <strong>van</strong> Troyen, lyet after enen zoen, geheiten<br />
Pryamus, die de stat <strong>van</strong>Troyen weder scoender ende groter dede maken ende by<br />
zynen tyde waertse weder destrueert <strong>van</strong> den Griecken die thien iair dairvoir lagen;<br />
ende dat was XI C ende omtrent LXIX iair voir Christus gebuert. Priamus<br />
voirs., coninc <strong>van</strong> Troyen, hadde by Heccube, zyn wy¡, vy¡ zoenen ende twee<br />
dochteren, te wetene die zoenen: Hector, dierste <strong>van</strong> den IX besten, 1 Paris, Diephebus,<br />
Helenus,Troylus; die dochteren: Cassandra, Polixena. /<br />
Ten tyde <strong>van</strong> Hector <strong>van</strong>Troyen<br />
Hector voirs. hadde by Andromata, zyn wy¡, Francion ende meer schoen kynderen.<br />
Dese Francion, nae die destructie <strong>van</strong> Troyen, vloet met meer Troyanen bii<br />
1 Zie i<strong>nl</strong>eiding noot 108.<br />
3
fol. 6 v<br />
fol. 7 r<br />
namenTurcus, dieTroylus soen was, met Anthenor, met Eneas, met cleyn Priamus<br />
ende meer baronen ende mennichten <strong>van</strong> volcke, doelende over zee ende beempden<strong>van</strong><br />
Meptides 1 ende comende int lant <strong>van</strong>Ysaurien.Turcus voirs. nam een lant<br />
inne dat hy nae hem hyet Turkyen. Anthenor nam inYtalien dair hy Paduaen,Venegien<br />
ende meer steden stichten. Eneas trac oick inYtalien ende Carthagen.Van<br />
hem quamen die coningen <strong>van</strong> Albanien ende dedelheit <strong>van</strong> Ytalien. Francion<br />
voirs. blee¡ inYsauria dair hy enen zoen wan die hyet Hector.<br />
Hector voirs. had enen zoen die hyet Troylus. Troylus hadde twee zoenen, te wetene<br />
Francion, die blee¡ heer in Ysauria, ende Priamus, die track in Hongarien<br />
dair hy stichten een stat die hy hyet Sicambrien, ende dat was C XVIII iaer nae<br />
die destructie <strong>van</strong>Troyen.<br />
Priamus voirs. hadde zoenen, te wetene Eneas, die blee¡ heer in Sycambrien,<br />
ende Priamus. Eneas voirs. hadde enen zoen die hyet Priamus, heer in Sycambrien.<br />
Priamus voirs. had enen zoen die hyet Siluius Brabon, heer <strong>van</strong> Sycambrien.<br />
/<br />
Ende voirt die generacien <strong>van</strong> den voirs. Hectoir <strong>van</strong>Troyen comende<br />
Van Siluius Brabon voirs. ziin comen sess zoenen ende mitsdien hy die al nyet en<br />
conste gegueden, verseynden hy die om lant ende goet te gewynnen, <strong>van</strong> welken<br />
zoenen die namen zyn:Wandalus, dairaf zyn comen dieWandalen; Polixus, dairnae<br />
heyt dlant <strong>van</strong> Polen; Rusus, nae hem heyt dlant <strong>van</strong> Ruyssen; Hunus, dairaf<br />
zyn comen die Huynen; Frixus, nae hem heyt Frigea; Siluius Brabon, die blee¡<br />
heer in Sycambrien.<br />
Siluius Brabon voirs. lestgenoempt hadde zoenen ende dochteren ende die outste<br />
zoen hyet Hectoir, oic heer nae hem in Sycambrien. Hector hadde enen zoen die<br />
hyet Francion, heer in Sicambrien. Francion hadde Francion Brabon, heer in Sycambrien.<br />
Francion Brabon voirs. hadde enen zoen die hyet Troylus, heer in Sycambrien,<br />
ende een dochter die hyet Ylya, dair Mars aen wan twee zoenen die<br />
hyeten Romulus ende Remus, dairaf zyn comen die Romeynen. /<br />
Troylus voirs. lyet after enen zoen die hiet Brabon. Brabon voirs. liet after enen<br />
zoen die hyet Siluius Brabon. Siluius Brabon voirs. liet after enen zoen die hyet<br />
Hector Brabon. Hector Brabon voirs. lyet after twee zoenen, te wetene: Demophon,<br />
die wan enen zoen die hiet Tarquinus Priscus, diewelke regneerden coninc<br />
te Romen; Palamides, heer in Sycambrien. Palamides voirs. liet after drie zoenen,<br />
te wetene: Brabon Siluius, heer in Sycambrien; Deiphebus, heer in Deenmarcken;<br />
Prias, quam in een eylant dat Pontus hyet, dairinne Pilatus 2 namaels was gesonden.<br />
Brabon Siluius voirs. lyet after twee zoenen: Dyomedes, die creech dlant <strong>van</strong> Affriken;<br />
Priamus blee¡ heer in Sycambrien. Priamus voirs. lyet after enen zoen die<br />
hyet Philomenus, heer in Sycambrien. /<br />
1 Waarschij<strong>nl</strong>ijk een verschrijving voor Neptunus.<br />
2 In margine nota.<br />
4
fol. 7 v<br />
fol. 8 r<br />
fol. 8 v<br />
Die hercoempste <strong>van</strong> Iulius Cesar<br />
Philomenus voirs. hadde drie zoenen, te wetene: Archadius, die track in Griecken<br />
ende aldair in een lant dat hy nae hem noempden Archadien, dair hy wanne enen<br />
zoen geheiten Hus, die vader <strong>van</strong> Iulius Cesar, ende aldus is dedelheit comen uuytenTroyanen;<br />
Macedo, die track wonen in een lant dat hy oic nae hem noempden<br />
Macedonien, ende hy was vader <strong>van</strong> Philips, des groten coninx Alexandersvader;<br />
Priamus, heer in Sicambrien.<br />
Priamus voirs. had enen zoen die hyet Brabon, die blee¡ heer in Sicambrien, ende<br />
een dochter die hyet Polixena, die enen man creech, geheiten Neptanabus, coninc<br />
<strong>van</strong> Egipten, tovenaer, die men seegt dat Alexanders moeder bedroech by ignorancien.<br />
Brabon voirs. liet after eenen zoen Laomedon, heer in Sycambrien. /<br />
voir die geboerte onss heren 1<br />
Laomedon lyet after eenen zoene geheiten Pelius, die heer blee¡ in Sycambrien.<br />
Pelius voirs. lyet after twee zoenen die beyde hyetenTroylus, dairaf deen wairt heer<br />
<strong>van</strong>Yerlant ende dander blee¡ heer in Sycambrien.Troylus voirs., heer in Sycambrien,<br />
lyet after enen zoen Troylus Brabon. Troylus Brabon voirs. lyet after enen<br />
soen Priamus, heer in Sycambrien. Priamus voirs. lyet after eenen zoen Francion,<br />
heer in Sycambrien. Francion voirs. lyet after enen zoene Siluius Brabon.<br />
Siluius Brabon voirs. lyet after enen zoen Troylus Brabon.Van hem quamen twe<br />
Brabone, deen nae dander. Dairnae quam een die hyet Hector.Van dien Hector<br />
quam noch een Brabon, al heren in Sycambrien.Van dien Brabon quam Priamus,<br />
heer in Sycambrien. /<br />
Hoe ierstwerven dlant dat nu eensdeels Brabant is, gelegen tusschen<br />
den Ryn ende Sceld, is begrepen ende by wyen volgt<br />
Priamus voirs. lyet after enen zoen die hyet Francio, heer in Sicambrien. Francio<br />
voirs. lyet after XIIII zoenen ende vy¡ dochteren, die hii nyet all gegueden en conste<br />
ende ga¡ alsoe zynen zoenen scat datse dlant besuecken zouden. Onder welke<br />
zoenen die outste blee¡ in Sicambrien ende die iongste, geheiten Brabon, trac in<br />
Griecken by den voirs. hertoge Hus, hertoge <strong>van</strong> Archadien. Desen Brabon, mits<br />
dat hii sterc, vroem ende wyss was, ga¡ hem die hertoich een <strong>van</strong> zynen edelen<br />
vrouwen, dairaen Brabon voirs. wan twee zoenen, te wetene Brabon ende Eneas.<br />
Terselvertyt creech die voirs. hertoge Hus enen zoen, Iulius geheiten, die gesneden<br />
waert uuyt zynder moeder lichaem, dairom hyet hii Iulius Cesar ende oickhyet hy<br />
Gayus; ende een dochter die hiet Zwane.<br />
Ende onder dander had Francio voirs. noch enen zoen, die hyet Kaerle. Dese<br />
Kaerle quam in dit Nederlant tot heydenTongeren ende waert heer <strong>van</strong> desen Nederlant<br />
tusschen den Ryn ende die Sceld ende dede maken een casteel optenWael,<br />
geheiten Megen, dat nu Nymmegen is. Ende dese Kaerle creech enen zoen die<br />
oick hyet Kaerle.Welke Kaerle naederhant quam oic woenen bydenvoirs. hertoge<br />
1 Herhaald tot en met fol. 11 r .<br />
5
fol. 9 r<br />
fol. 9 v<br />
fol. 10 r<br />
Hus ende becroep Zwane, zyn dochter, die hy in dit / Nederlant bracht ende<br />
creech dairbii eenen zoen, geheiten Octauiaen, ende bleven woenen tot Tongeren<br />
ende tot Nymmegen, ende een dochter die hyet oick Zwane, als hier nu vercleert<br />
zal werden ende sunderlinge <strong>van</strong> den voirs. Iulius, Zwane, syn suster, ende Brabon.<br />
Dese voirs. ionghe Zwane, nicht <strong>van</strong> denvoirs. Iulius, creech tot enen man Brabon<br />
voirs., die welke was coninc <strong>van</strong> Agrippinen, dats Coelen, dats <strong>van</strong> den Riin totter<br />
Sceld toe, ende oic coninc <strong>van</strong> Doeringen ende oic mercgreve des Helichz Rycx,<br />
ende dairaf zyn voirts succedeert die hertogen <strong>van</strong> Brabant, als hierna blyct.<br />
Brabonvoirs. ende Eneas, gebrueders, wyessen tsamen met Iulius Cesarop. Iulius<br />
wairt een geleert man ende dairom wairt hy gecoren <strong>van</strong> den Romeynen een consul<br />
te zyn ende een capiteyn. Die Romeynen hadden drie capiteynen, te wetene:<br />
Crassus, wairt gesonden in Persen ende Meden, dair hem om zynrer giericheit<br />
gesmouten gout waert gegoten in zyn kele; Pompeyus, die bewaerden Romen; Iulius,<br />
die conquesteerden ende creech Almanien, Zwauen, Zassen, Doeringen<br />
ende dese Nederlanden. Ende Iulius voirs. maecten den voirs. Brabon coninc<br />
<strong>van</strong> Doeringen, want hy hem zeer beminden.Vandair quam Iulius tot Coelen,<br />
dat hyet Agrippinen, ende die stat was thoeft <strong>van</strong> den conincryc <strong>van</strong> Agrippinen,<br />
begripende allet lant <strong>van</strong> den Ryn tot Scelden toe, ende Iulius versloech hoeren<br />
coninc ende maecten denselven Brabon doen aldair regeerder.Vandaer trac / Iulius<br />
nederwairt ende int reysen stichten hy Guylke.Vandair track hy over die Maze<br />
tot in Vlaenderen, dat doen hyet tFelle Wout Sonder Genaden 1 ende comende<br />
dair die Leye in de Scelde valt, dair stichten hy een stat, die hii hyet nae zynen name<br />
Gand, want hy Gayus hyet.Vandair trac hii tot Boonen. Dair track hy tweewerven<br />
over stryden in Engelant ende wairt alle mael wederomme geslaigen<br />
mits gebreck<strong>van</strong>volcke. Alsoe dat Iulius seynden drie <strong>van</strong> zynen heren, by namen<br />
Brucus, 2 Crassus ende Ecliopus, omme te halen den voirs. Brabon, coninc <strong>van</strong><br />
Agrippinen, dat nu Colen heyt, omme hem bystant te doen.Welke Brabon metten<br />
zelven heren, die nochtans Brabon zeer benyden, getogen is met groeter macht<br />
ende zyn gecomen tot Loeuen. Daer stont enen tempel dair die heren den afgot<br />
Mars plegen te looven. Mar ennige seggen dat Brabon aldair Iulius geloefden<br />
ende eedt dede <strong>van</strong> des Rycx <strong>van</strong> Romen wegen, doen hy dlant <strong>van</strong> hem ont¢nck<br />
dat nu Brabant is. Dairomme is noch Loeuen die hooftstat <strong>van</strong> Brabant.<br />
Dat Brabon den reuse versloech<br />
Dieselver Brabon toech <strong>van</strong>dair voirt metten voirs. drie heren den rechten wech<br />
nae Ghent ende lydende dair een lant dat voll ryetz stont, seyden Brabon voirs.:<br />
`Hier moet ummers /een water by wesen'. Dairop antwoerden een die tlant kenden,<br />
dat dairby lyep een ryvier die de Sceld hyet, ende dat aldair op die passagie<br />
dair zy over musten scepen, leech een rueze op enen torne ende wachten dair den<br />
toll.Want wye over die Sceld woude varen, die moste dair zyn hant te toll laten oft<br />
tegens den rueze vechten. Alsoe dat die voirscreven Brabon, comende omme over<br />
1 Zie i<strong>nl</strong>eiding noot 109.<br />
2 Aldus hs., lees Brutus.<br />
6
fol. 10 v<br />
fol. 11 r<br />
te varen, den reuze bevochte ende sloech hem ziin rechterhant a¡ ende dairnae<br />
zyn hooft. Ende nam Brabon voirs. des reuzen hant ende werpsche omtrent der<br />
halver Scelde. Ende alsoe verre Brabon die hant werp, behoert die Sceld aen Brabant<br />
ende <strong>van</strong> dien hantwerp heeft Antwerpen den naem noch behouden.<br />
Hoe Antwerpen een mercgrefscap wairt<br />
Dat gesciet toech Brabon voirs. met allen zynen geselscap over die Sceld inVlaenderen<br />
tot Gendt ende <strong>van</strong>dair voirt tot Bonen, dair Iulius voirs. lach. Ende doen<br />
trac Iulius over met Brabon voirs. ende allen hoeren her in Engelant dair zii den<br />
coninc versloegen ende maecten Engelant onderdanich den Romeynen. Ende<br />
<strong>van</strong>dair toegen zy weder in Vlaenderen ende <strong>van</strong>dair ter plaetsen dair Brabon<br />
voirs. den reuze versloech ende dair den / voirs. torne stont dair die voirs. reuse<br />
op lach, dair Iulius een borcht dede maken ende maecten die plaetze ende die<br />
eerde heilich 1 nae die Roemsche ende heydensche manier ende ga¡ dair schoene<br />
rechten ende previlegien ende hy maecten den voirs. coninc Brabon, omdat hy<br />
den reuze verslagen hadde, marcgree¡ sHeilichs Rycx. Ende om den hantwerp<br />
die Brabon werp, bleeft heetende Hantwerpen. Ende Iulius ga¡ der stat die wapen<br />
een borcht <strong>van</strong> zilver in een velt <strong>van</strong> keelen ende oic twee handen omdat Brabon<br />
die hant werp. Ende alsoe vueren noch die hertogen <strong>van</strong> Brabant den tytel <strong>van</strong> den<br />
mercgreefscap des Heilichs Rycx <strong>van</strong> des keyserrycx <strong>van</strong> Romen wegen. 1<br />
Vandair trac Iulius voirs. nae Vrancryc ende sloech neder te Cameric. Ende als<br />
Brabon voirs. vernam dat Iulius dair rusten, nam hy een sceep in de Scelde ende<br />
woude by Iulius tot Cameric varen spoelen. Ende onderwegen comende <strong>van</strong>t hy<br />
een dall dair vele zwanen waren. Ende Brabon ginc nae enen zwaen schieten, mar<br />
die zwaen ontvloet hem ende Brabon zwoer hy zoude den zwaen volgen. Ende hy<br />
volghden den zwaen lancx den water tot Nymegen in Gelderlant. Ende dair was<br />
Iulius Cesar suster / die Zwane hyet, 2 die met Kaerle, heer <strong>van</strong> Tongeren, nedercomen<br />
was. Ende doen zysach dat Brabonvoirs. den zwaen die hygevolcht hadde,<br />
woude scyeten, ryepsche uuyt hoeren sloot in Griecscher talen:`Heer ridder, laet<br />
mynen zwaen zyn leven'. Ende Brabon voirs. verwonderden zeer wye die vrouwe<br />
wesen mochte ende ginc uuyten sceep opt slot ende doen hy dair boven quam,<br />
kenden elckden anderen, want zii tsamen in Archadien by den hertoge Hus, Zwanen<br />
vader, opgewassen waren. Ende Brabon voirs. trac <strong>van</strong>dair terstont nae Cameric<br />
by Iulius ende ga¡ Zwane denselven Brabon een cleyn beeldeken<strong>van</strong> goude<br />
dat Iulius moeder plach te hebben, om dat Iulius, haren brueder, te brengen. Dairmede<br />
Iulius zeer blyde was ende toech terstont met Brabon tot Nymegen by zyn<br />
zuster Zwane voirs., die hem thoenden Octauiaen voirs., haren zoen, ende een<br />
ionge dochter, die Zwaen oeck hyet, ende claechden dat hair heer gestorven weer<br />
ende was heer <strong>van</strong>Tongeren. Ende Iulius dede hair sloot heelvermaken ende alsoe<br />
heytet nu Nymegen dat tevoerens Megen hyet. Ende Iulius nam tot hemwairt den<br />
voirs. Octauiaen, zynen neve. Ende hii gaf den voirs. Brabon zyn ionge nichte, oic<br />
Zwane geheiten, ende dairmede tconincryc <strong>van</strong> Agrippinen, dats Colen 1 ,ende<br />
1 In margine nota.<br />
2 In margineVoir Onss Heren geboerte.<br />
7
fol. 11 v<br />
fol. 12 r<br />
45 v. Chr.<br />
allet lant <strong>van</strong> opten Ryn totter Scelde toe, dairinne Brabant begrepen is, behoudelic<br />
dat Iulius suster het hal¡ / ryck behouden zoude zoelange zii leefden. Brabon<br />
voirscr. wan aen de voirs. ionge Zwane eenen zoen dien hii hyet Kaerle.<br />
Vandair trac Iulius nae Loeuen dair hydie borcht dede maken. Ende omtrent twee<br />
mylen<strong>van</strong> Loeuen schoet hy enen aer vlyegende ende dairnae heyt noch Aerschot,<br />
dair hy een casteel dede maken.<br />
Dat Brabon voirs. vermoerdt wairt<br />
Ende zoe dan, mitsdien dat Iulius boven vy¡ iaren hem <strong>van</strong> den Romeynen statueert<br />
in desen Nederlanden blee¡, wairden die Romeynen op hem toernich. Ende<br />
mitsdien meynden Pompeyus, die bynnen Romen alsdoen een capiteyn was, den<br />
voirs. Iulius uuyt Romen te weren. Dwelc Iulius vernemende trac opwairts nae<br />
Romen met Brabon voirs. ende den voirs. Octauiaen, zynen neve, ende met allen<br />
zynen volck ende comende voir Romen, zoe quam hem Pompeyus met grooter<br />
macht als vyant tegen. Dair vochten zii enen groten strydt ende in denselven<br />
strydt waert Brabon voirs. vermoert <strong>van</strong> achter, als <strong>van</strong> den voirs. Brucus, 1 Crassus<br />
ende Ecliopus die hem haetten. Ende nae vele vechtinge wan Iulius Cesar den<br />
strydt. Pompeyus voirs. vloet in Egipten, dair hem Iulius naetoech ende <strong>van</strong>dair<br />
vloet Pompeyus in Alexandrien dair hy onthoeft wairt ende thoeft waert Iulius<br />
gesonden. / Iulius voirs. keerden wederomme uuyt Egipten ende quam met<br />
machte bynnen Romen ende hy wairt aldair <strong>van</strong> den Romeynen gemaect een eenich<br />
prince des noyt tevoerens en hadde geweest. Ende dat was omtrent XLV iaren<br />
voir Cristus gebuerte. Ende int vierde iair zyns riicx waert hy vermoert opt<br />
Capitolium, dair hy in den raet stont. Dese Iulius Cesar hadde den Romeynen onderdanich<br />
gemaect Ytalien, Almanien, Gallien, Engelant ende meer landen.<br />
Voir Ons Heren geboerte omtrent XLV iaren was Iulius. Ende omtrent<br />
IIII iaren dairnae dat Iulius doot was, waert keyser Octauianus<br />
Augustus als omtrent XLIX iair voir Ihesus geboerte<br />
Alsdoen wairt Octauianus Augustus keyser <strong>van</strong> Romen. Hy creech alle die werelt<br />
onder een monarschie. Die werelt was onder hem in groeter vreden XII iaren<br />
ende in zyn XLII en iair wairt Christus Ihesus geboeren. In diere tyt was Sibilla,<br />
die <strong>van</strong> Cristo propheteerden ende die doen den voirs. keyser Octauiaen verthoenden<br />
in den hemel een schoen maigt, houdende een kyndeken in hair armen.<br />
Ende zy zeyden den keyser:`Dit kyndt is meerder dan du bist, hem aenbidt'. Zoe<br />
hy dede ende eerdent met wyerock, etc.<br />
Tussen den tiit dat Adam gescapen ende Ons Heer Ihesus Cristus geboeren<br />
waert, waren omtrent V M II C iaren<br />
Nae seggen<strong>van</strong> sommige godlyke doctoren ende nae seggen<strong>van</strong> sommige soe warent<br />
V M C XCV iaren ende IIÃÙ Ä maent tusschen die tyt dat Adam waert gescapen<br />
ende dat Onser-Liever-Vrouwen-Marie die bootscap quam als datse den zoen<br />
1 Aldus hs., lees Brutus.<br />
8
fol. 12 v<br />
fol. 13 r<br />
fol. 13 v<br />
Goidz soude ontfangen, dwelc gesciede in de leste weeck <strong>van</strong> den mert op enen<br />
vrydach; ter compleettyt quam die engel Gabriel ende ter middernacht sprack<br />
Maria:`Exite ancilla Domini'. 1<br />
teser tiit waert onse heer ihesus cristus geboren<br />
Kaerle voirs., zoen <strong>van</strong> den voirs. Brabon die voir Romen vermoert wairt, dieselver<br />
Kaerle wairt nae des voirs. Brabons, zyns vaders, doot coninc <strong>van</strong> Agrippynen,<br />
dat nu Colen heyt ende dat <strong>van</strong> opten Ryn totter Sceld toe strect, ende oic<br />
coninc <strong>van</strong> Doeringen ende mercgree¡ des Heilichs Rycx. Die voirs. Octauiaen,<br />
keyser <strong>van</strong> Romen, vermeerderden denvoirs. Kaerle zyn ryck<strong>van</strong> der Eluen totter<br />
Scelden toe ende <strong>van</strong> der Vriesscher / Zee tot Vermendoys ende verleenden hem<br />
vele previlegien, want hy zyn oem was, ende die voirscreven Kaerle regneerden<br />
LXXXI iaren ende in zynre tyt wairt Onss Heer Ihesus Cristus geboeren. Kaerle<br />
voirs., dierste <strong>van</strong> dien name ende tweeste coninc <strong>van</strong> Agrippynen, dat nu Coelen<br />
is, hadde twee zoenen, te weteneTitus, die blee¡ coninc in Germanien ende Doeringen<br />
ende was die vader <strong>van</strong>Vespaciano, die met Titus, zynen zoen, Iherusalem<br />
destrueerden; ende dander Kaerle, die blee¡ coninc <strong>van</strong> Agrippinen, dat nu Coelen<br />
is, metten lande tusschen den Ryn ende der Sceld ende tusschen die Zuyerzee<br />
inVrieslant endeVermendoys, dair dat lant <strong>van</strong> Brabant in besloten is, 2 ende began<br />
te regneren int iair Ons Heren XXXIX ende regneerden XLI iair. Kaerle<br />
voirs. lyet nae hem twee zoenen, te wetene Brabon, die blee¡ coninc <strong>van</strong>Vermendoys<br />
totterWestzee toe, dat nuVrancryck heyt, /ende Kaerle, die blee¡ coninc <strong>van</strong><br />
Agrippynen, dat nu Coelen heyt, ende mercgree¡ des Heilichs Rycx ende die began<br />
te regneren int iair Ons Heren LXXX ende regneerden LXV iaren. Kaerle<br />
voirs. lyet nae hem enen zoen die oick Kaerle hyet ende was die vierde <strong>van</strong> dien<br />
name ende vyfte coninc <strong>van</strong> Agrippynen ende mercgree¡ des Heilichs Rycx ende<br />
hybegan te regneren int iair Onss Heren C XLVende hy regneerden LXViaren. In<br />
tyden <strong>van</strong> den voirs. Kaerle worden gecruyst X M martelaers in Armenien. Kaerle<br />
voirs. lyet nae oick enen zoen die oick Kaerle hyet ende was die vyfte <strong>van</strong> dyen<br />
name ende seste coninc <strong>van</strong> Agrippinen ende was nae zyns vaders doot coninc<br />
X iaren. /<br />
nae onss heren geboerte c lv iaer<br />
155 n. Chr.<br />
Kaerle lestgenoempt lyet oeck after enen zoen die Kaerle oick hyet ende was die<br />
seste <strong>van</strong> dien name ende VII te coninc <strong>van</strong> Agrippinen, dats nu Coelen, ende<br />
marcgree¡ des Heilichs Riicx ende began te regneren als men screef C LV ende<br />
hy regneerden C ende vy¡ iaren. In deser tyt worden Sinte-Barbara ende Sinte-<br />
Cecilia gemarteliseert. Kaerle voirs. lyet oic after enen zoen die oick Kaerle hyet<br />
ende was dieVII te <strong>van</strong> dien name ende dieVIII te coninc <strong>van</strong> Agrippynen, dats nu<br />
1 Lucas 1, 38.<br />
2 In margine nota.<br />
9
fol. 14 r<br />
fol. 14 v<br />
fol. 15 r<br />
260<br />
Coelen, ende marcgreef des Heilichs Rycx ende began te regneren int iair Ons Heren<br />
CC LX ende hy regneerden drie iair. Kaerle voirs. lyet oick after enen zoen die<br />
oick Kaerle hyet, die Schoene, ende was <strong>van</strong> dien name dieVIII te ende coninc <strong>van</strong><br />
Agrippinen ende marcgree¡ des Heilichs Rycx die IX te . Hy began te regneren int<br />
iair Onss Heren CC LXIII ende hy regneerden LXII iaren ende hy wan Noerwegen,<br />
Deenmarcken ende Zweeden.<br />
In deser tyt was die heilige paeus Siluester, die den groten keyser Constantiin<br />
doepten. /<br />
hier ccc xxv nae ons heren geboerte<br />
Oeck in der tyt voirs. omtrent die iaren CCC VII worden gemarteliseert Sinte-<br />
Katheryn, Sinte-Margriet, Sinte-Agneet ende noch XXXVII M martelaren. Oeck<br />
corts dair tevoerens worden gemarteliseert ontalike martelaren. Ende oick omtrent<br />
den iair CCC XV leefden Sint-Anthonys ende vele meer andere heremiten<br />
in Egipten. Ende corts dairnae leefden die werdige bisscop Sinte-Nycolaus. Kaerle<br />
die Schoene voirscreven lyet after twee zoenen, te wetene Eneas ende Brabon,<br />
die wairt coninc <strong>van</strong> Agrippinen ende marcgree¡ des Heilichs Rycx in iair CCC<br />
XXV. Hy regnerden XLI iaren. In die tyt leefden Sint-Ian Guldemont, bisscop<br />
<strong>van</strong> Constantinopole. Brabon voirs. lyet after enen zoen die hyet Kaerle metter<br />
Corter Noze.<br />
nae ons heren geboerte ccc lxvi<br />
Dese was die IX te <strong>van</strong> dien name ende /die thienste coninc <strong>van</strong> Agrippynen, dats<br />
nu Colen, ende hy began te regneren int iaer Ons Heren CCC LXVI ende hii regneerden<br />
XII iaren. Hy was oick mercgreve des Heilichs Rycx.Welke Kaerle, nadien<br />
hy verdreven hadde geweest, wairt hy in Cristo geloevende. In diere tyt<br />
leefden Sinte-Iheronimus, woenende tot Bethleem aen Ons Heren cribbe, ende<br />
Sinte-Ambrosius, eertsbisscop <strong>van</strong> Meylanen, ende Sinte-Marten, eertsbisscop<br />
<strong>van</strong> Tours. Ende omtrent den iaer Ons Heren CCC LXXX leefden Sinte-Augustyn<br />
in A¡riken. Kaerle metter Corter Nozen voirs. lyet after een zoene geheyten<br />
Ansises, die nae zyns vaders doot wairt coninc <strong>van</strong> Agrippynen ende mercgree¡<br />
des Heilichs Riicx. Ansises voirs. began te regneren int iair Ons Heren CCC<br />
LXXVIII ende regneerden XXX iaren ende was heyden. Dese Ansises, mitsdien<br />
hy zulkenen previlegien ende vryheiden als Octauiaen, die keyser, denvoirs. Kaerle,<br />
zynen neve, den tweesten coninc <strong>van</strong> /Agrippynen, hadde gegeven, nyet overgeven<br />
en woude, wairt hy <strong>van</strong> den keyser Graciaen bevochten ende ge<strong>van</strong>gen<br />
gevuert tot Romen, dair hy VII iaren in gevenckenisse was. Ende aldus in gevenckenisse<br />
wesende, wairt hy denckende dat hy in zynre stat <strong>van</strong> Agrippynen, dats<br />
nu Coelen, dycwyle hadde hoeren seggen dat die bysscoppen ende priesteren der<br />
kersten leerden, zoe wye in Cristo geloefden, die creech hulpe ende bystant, ende<br />
aldus denckende ryep hy Cristum aen ende geloefden, mucht hy uuytcomen, hy<br />
ende alle zyn volck souden kersten werden.<br />
10
fol. 15 v<br />
ccc lxxxvii nae ons heren geboert<br />
Ende nyet lange dairnae zoe gescyedent dat die voirs. Graciaen, die keyser, ster¡<br />
ende Theodosius wairt keyser als men scree¡ CCC LXXXVII. Ende die keyser<br />
lyet den voirs. Ansises uuyter gevenckenissen, omdat hy hem soude helpen wederstaen<br />
Maximiaen, den coninc <strong>van</strong> Engelant, die keyser woude wesen endeTheodosium<br />
verdriven. Ende doe Maximiaen vernam dat Ansises hem bystant zoude<br />
doen, te weten den keyser, doen toech dieselver Maximiaen in Ansises ryck, dat<br />
destruerende, ende wan die stat <strong>van</strong> Agrippinen, dats nu Coelen, dair hy <strong>van</strong>t Ansises<br />
wy¡, die coninginne, met eenen zoen <strong>van</strong> VII iaren, welken zoen coninc<br />
Maximiaen kersten dede doen ende heyten Brabon, om deswille dat dieTroyaensche<br />
heren Brabon hyeten.<br />
Hier creech dlant gelegen tusschen die Maze ende Sceld den name<br />
dattet Brabant heyt ende zynen yersten heer genoempt een prince<br />
<strong>van</strong> den lande 1<br />
Ende dese Maximiaen ga¡ desen iongen Brabon dlant dat hy gewonnen hadde<br />
tusschen die Maze ende die Sceld ende nae dien Brabon wairt tselver lant geheyten<br />
Brabant.<br />
Ende desen Maximiaen toech voert in Ytalien tegens Theodosium, den keyser,<br />
dair hy <strong>van</strong> denselven / keyser wairt verslaigen. Ende doen nam die voirscreven<br />
coninck Ansises oirlo¡ ende toech tot zynen lant wairt.<br />
Teser tyt leefden Sinte-Marten. Ende comende tot Tours <strong>van</strong>t hy dair Sinte-Marten<br />
ende ont¢nc tkorsdom <strong>van</strong> hem ende alle die by hem waren.Vandair toech 2<br />
voirt in zyn lant, dat hy <strong>van</strong>t verdestrueert. Mar doen Ansises vernam dat die<br />
voirs. Brabon, zyn zoen, woenden tusschen Maze ende Sceld ende dat Maximiaen<br />
hem dat lant gegeven hadde ende Brabant geheiten, zoe toech hy totten selven<br />
Brabon, zynen zoen, ende was waeltevreden dat hii corsten was met zynen<br />
volcke. Ende die voirs. Ansises nam zyn vrouwe ende toech tot Agrippinen, dats<br />
nu Coelen, ende dede die stat vermaken ende zyn volcke kersten doen ende Ansises<br />
voirs. creech by zyn huysvrouwe noch enen zoen, die hyet Kaerle, die blee¡ nae<br />
hem coninc <strong>van</strong> Agrippinen, ende een dochter, die hyet Voraya.<br />
Heymskynderen<br />
Dese Voraya wan by Heyman, greve <strong>van</strong> Dormunde, haren man, vier zoenen:<br />
Reynout, leegt tot Dormunde verheven zant; Rogier; Olyuier; Adolairt, dese leyden<br />
een heilich leven in dabdye <strong>van</strong> Corbye. Die voirs. vier zoenen, geheiten die<br />
vier Heymskynderen, voeren stryden metten voirs. Kaerle, hoeren oem, tegen die<br />
Hunen, Gooten ende die sommige worden gemarteliseert.<br />
1 In margine nota.<br />
2 Aldus hs., men verwacht hierna hy.<br />
11<br />
387
fol. 16 r<br />
427<br />
Oirspronck <strong>van</strong> den name Franck, dairnae Francryc oirspronckelic<br />
heyt<br />
Hier is oeckte wetene dat naedien die Alanen by tyde des keysers Graciaen, vader<br />
<strong>van</strong> den voirs. Graciaen, Romen hadden belegen ende die Troyanen, die doen<br />
woenden in Pannonien ende in Sicambrien, ten versueck des voirs. keysers Romen<br />
hadden helpen ontsetten, soe ga¡ dieselver keyser hen quyt haren tribuyt X<br />
iaer lanc ende maectense vrii ende dairomme hyetense doen voirtane Francken.<br />
Want franck in Griecken is vry ende coen. Mar naderhant, nae dode des voirs.<br />
keysers Graciaen, worden dieselver Francken oft Sicambrinen <strong>van</strong> Graciaen, zynen<br />
zoen, omdatse hem genen tribuyt geven en wouden, verdreven ende quamen<br />
woenen opten Riin, dair zy stichten Franckevoirt, Santen, Bonne ende meer andere<br />
steden ende besloegen dlant <strong>van</strong> der Denouwen tot opten Ryn. /<br />
nae ons heren geboirte int iaer iiii c xxvii<br />
Van den iersten coninc <strong>van</strong>Vrancryck. 1 Dat die coningen <strong>van</strong> Vrancryc<br />
oic zyn comen uuytenTroyanen 1<br />
Ende alzoe als die voirs. coninck Ansises noch leefden ende die voirs. Francken<br />
tvoirs. lant <strong>van</strong> der Denouwen totopten Ryn hadden beslagen ende dair woenden,<br />
hadden zy enen hertoghe die hiiet Priamus. Priamus hadde enen zoen die hyet<br />
Mercomirus, die der voirs. Francken hertoech was XXXIII iaren. Mercomirus<br />
lyet after een zoen die hyet Pharamundus ende die was die ierste gecroende coninc<br />
over die Francken ende hy regneerden X iaren. Ende in zynrer tyt soe ster¡<br />
die voirs. coninc Ansises, te wetene int iair Ons Heren CCCC XXVII ende Kaerle<br />
voirs., ziin zoen, blee¡ nae hem coninc <strong>van</strong> Agrippinen, dats nu Coelen. Mar hy<br />
en was geen marcgree¡ des Heilichs Rycx, want dat blee¡ aen Brabon, zynen<br />
brueder voirs. Nae den voirs. Kaerle wairt zyn zoen, coninc wesende <strong>van</strong> Agrippynen,<br />
veriaecht <strong>van</strong> denvoirs. Francken, die tconincryc <strong>van</strong> Agrippinen wonnen<br />
metten zwerd ende voirt dlant <strong>van</strong> Gallien dat nuVrancryc heyt.<br />
Dierste prince in Brabant korsten wesende oick<br />
Brabon voirs., Ansises zoen, die tot zynen VII iaren wairt dyerste prince in Brabant,<br />
hy woenden op Haspegouwe ende dede dair maken een stadt ende hyetse<br />
Landen omdat hy dair ierst landen, ende hy was oec marcgree¡ des Heilichs<br />
Rycx. /<br />
1 In margine nota.<br />
12
fol. 16 v<br />
fol. 17 r<br />
nae ons heren geboerte iiii c liii iaer<br />
Ende als hy oudt was XX iaren, zoe quamen die ongelovige Huynen ende Gooten<br />
in zyn lant, die mett Attila, hoeren coninc, vele landen destrueerden ende die kerstenvervolchden.<br />
Brabonvoirs. was heer LI. 1 In diere tyt, omtrent den iair CCCC<br />
LIII, worden die XI M maighden tot Coelen gemarteliseert <strong>van</strong> den Hunen ende<br />
dairnae wairt Coelen gedestrueert.<br />
Brabonvoirs. lyet after enen zoen geheyten Brabon, die tweeste prince in Brabant.<br />
Hy began te regneren als men scree¡ CCCC LIX ende hy regneerden LX iaren<br />
ende woenden oec te Landen in zyns vaders stat. In zynre tyt leefden die voirs.<br />
Pharomont, der Francken coninc, ende hy lyet after enen zoen geheyten Clodius,<br />
die al te mechtigen coninc wairt. Hy wan dlant <strong>van</strong> den Ryn tot Doernic ende Cameric<br />
toe ende dlant tusschen den Ryn ende Sceld ende die voirs. Brabon verloes<br />
oec Brabant, dat hy met dienen wedercreech. Clodius voirs. regneerden XVIII iaren<br />
ende zyn neve die hyet Meroueus, wairt nae hem coninc. Meroueus wan Hildricus<br />
ende die wan den moigende coninc <strong>van</strong>Vrancryc die hyet Clodoueus, die<br />
gedoept wairt <strong>van</strong> Sinte-Remeys. In diere tyt regneerden die moigende coninc Artur,<br />
coninc <strong>van</strong> Engelant, een<strong>van</strong> den IX besten. Brabonvoirs., Brabons zoen, die<br />
dorde prince, ende hy began te regneren int iair CCCCC IX 2 ende hii regneerden<br />
LI iaer. /<br />
int v c lx iaer nae ons heren geboerte<br />
Ende dieselver Brabon stont oick onder die coningen <strong>van</strong>Vrancryc gelyc zyn vader,<br />
hen dienende in stryden.<br />
Teser tyt leefden Sinte-Remeys, 3 daera¡ Clodoueus gedoept wairt ende die was<br />
die ierste korsten coninc <strong>van</strong> Vrancryck. Ende die moigende coninc Clodoueus<br />
voirs. vermeerderden hem zyn ryck totter Zeynen toe ende naedat hii enen grooten<br />
strydt metten Hoich-Duytschen had gehadt dair hy teboven ginc, wairt hy kersten<br />
ende gedoept <strong>van</strong> Sinte-Remeys voirs. als voirs. is in de stad <strong>van</strong> Ryemen, ten<br />
vermaen <strong>van</strong> die heilige Clotildis, zynre coninginnen, dochter coninx Cilprix <strong>van</strong><br />
Bourgoindien, die een korsten vrouwe was. Ende met hem worden gedoept III M<br />
mannen. Ende int doepen quam dair een witte duve ende bracht dair een pulleken<br />
een 4 haren beck met heilige olye, dairmede Sinte-Remeys den voirs. coninc Clodoueum<br />
salfden ende werden noch alle coningen <strong>van</strong>Vrancryckdairmede gesalft.<br />
Nae welcken doepsel die voirs. coninc Clodoueus hyet Lodouicus. Brabon, die<br />
dorde prince voirs., nae vele feyten <strong>van</strong> wapeningen by de coningen <strong>van</strong>Vrancryc<br />
gedaen, ster¡ int iair Ons Heren CCCCC ende LX. Hii lyet after een zoen geheyten<br />
Kaerleman, die oeck was altyt by den coning <strong>van</strong> Vrancryc als zyn opperste<br />
raet.<br />
1 Aldus hs., men verwacht hierna iair.<br />
2 In margineV C IX.<br />
3 In margine nota.<br />
4 Aldus hs., men verwacht in.<br />
13<br />
560
fol. 17 v<br />
fol. 18 r<br />
560<br />
Teser tyt began die oirdene <strong>van</strong> Sinte-Benedictus.<br />
Clodoueus voirs. lyet after vier zoenen, te wetene: Diederick, die lyet after den<br />
heiligen Clodoaldus; Lodomiris; Hildebeert; Lothariis. Dese deilden tryck,<br />
mar nae quamt aen Lothariis all. /<br />
nae ons heren geboerte v c lx iaer<br />
Groet-Lothryck<br />
Lothariis voirs. lyet after vier zoenen, die oeck underling dat ryc deylden. Mar<br />
naemaels quamt aen Cilprick, een <strong>van</strong> zynen vier zoenen, ende zyn nacomers.<br />
Coninc Cilpric creech by Frigegondis, zyn coninginne, enen zoen geheiten Lotharis<br />
ende die naemaels hyet die groote coninc Lotharys.Welke coninc Lotharys,<br />
nae groete stryden gehadt, waert coninc <strong>van</strong> drie conincrycken, als <strong>van</strong> Oest-<br />
Vrancryc, dwelc anders hyet Groot-Lotharys, dairinne Brabant begrepen is, ende<br />
<strong>van</strong> West-Vrancryc ende <strong>van</strong> Bourgoindien, ende hy regneerden over die Frans[oy]sen<br />
1 XLIIII. Kaerleman voirs. began te regneren int iair CCCCC LX. Hy<br />
was een dueghdelic kersten man, oic zyn woenstat houdende tot Landen ende<br />
oic hem houdende gemint by coninck Cilprick, alsdoen die dorde kersten coninc<br />
<strong>van</strong>Vrancryc, want hy zyn lant tot dier tyt <strong>van</strong> hem te leen most houden. Kaerleman<br />
voirs. regneerden prince in Brabant ende op Haspegouwe LV iaren. In dier<br />
tyt leefden Sinte-Amand, bisscop <strong>van</strong> Tongeren, dairaf den stoel doen stont tot<br />
Tricht. Noch leefden doen Sinte-Benedictus, Sinte-Lenart, Sinter-Baue, Sinte-<br />
Autbeert, bisscop tot Cameryc. Ende oick doen leefden die groete paeus Sinte-<br />
Gregorius. Hy was <strong>van</strong> Sinte-Benedictusoirden. Oeck in tyde Kaerlemans voirs.<br />
als int iairVI C XIII waert Eraclius keyser, die Cosdras, coninc <strong>van</strong> Persen, doden<br />
ende dat heilige cruys Ons Heren weder bracht te Iherusalem. Int tweeste iair <strong>van</strong><br />
Eraclius ster¡ Kaerleman voirs. /<br />
vi c xv<br />
Kaerleman voirs. lyet after twee salige kynderen, te wetene: Pippiin <strong>van</strong> Landen,<br />
die hertoge wairt; ende Amelberge, die hadde eenen zoen die een greve was ende<br />
die by Bertilia, zyn huysvrouwe, hadde twe heilige kynderen als Sinte-Aldegond<br />
ende Sint-Woutruyt, die nam te man Sinte-Vincent, greve <strong>van</strong> Henegouwe, die aen<br />
hair wan Sinte-Landric, bisscop <strong>van</strong> Metz, ende twee devote meechden als Madelbeert<br />
ende Altruyt; ende een dochter die oick hyet Amelberge. Die trouden<br />
enen groten heer geheiten Witgeer, woenende opte palen <strong>van</strong> Brabant tot Ham.<br />
Ende die wan aen hair vy¡ heilige kynderen, als te wetene: Sinter-Goelen; Sinte-<br />
Reynelt, die leefden XC iair, als XXX in den mechdelycken staet, XXX in den<br />
huwelic staet ende maigt blivende ende XXX in den weduwelycken staet; Sinte-<br />
Pharelt; Sinte-Emelbert, bisscop <strong>van</strong> Cameric; ende Sinte-Venancius.<br />
1 O<strong>nl</strong>eesbaar door inktvlek in het hs.<br />
14
fol. 18 v<br />
fol. 19 r<br />
fol. 19 v<br />
Hier waert Brabant een hertoichdom. Cleyn-Lothryck dat in Ardenen<br />
ende omtrent Aken leegt<br />
Pippiin voirs. wairt nae Kaerleman, zynen vader, prince ende dat als men scree¡<br />
VI C XV. Hy stont oeck vromelic by de coningen <strong>van</strong> Vrancryc, gelyc zyn ouders<br />
hadden gedaen. Dieselver Pippyn creech ten huwelic des hertogen dochter <strong>van</strong><br />
Aquitanien, geheiten Ydeberge oft Sinte-Itte, dairaf brueder was Sinte-Modoaldus,<br />
eertsbisscop <strong>van</strong>Trier, ende 1 Sinte-Seuera, abdisse aldair. /<br />
nae ons heren geboerte vi c xlviii<br />
Pippiin voirs. oeck wairt <strong>van</strong> den grooten coninc Lotharys int XXX te iair zyns<br />
rycx mitz zynre groeter getrouwicheit, wysheit ende rechtverdicheit geordineert<br />
hii ende zyn nacomers te wesen zwertdregers ende regeerders des huys <strong>van</strong>Vrancryck.<br />
2 Ende die voirs. groete coninc Lotharys maecten Pippyn voirs. ierste hertoge<br />
<strong>van</strong> Brabant ende <strong>van</strong> Cleyn-Lothryck, dwelc is gelegen tusschen den Ryn<br />
ende die Sceld, omme dat <strong>van</strong> den coningen <strong>van</strong>Vrancryc te leen te houden. Mar<br />
naemaels is Brabant metten mercgreefscap <strong>van</strong> Antwerpen ende metten lande<br />
<strong>van</strong> Riien geworden een skeysers leen mits deilinge der landen, gedaen <strong>van</strong> den<br />
nacomers des voirs. Pippyns, die geworden zyn geweest coningen ende keyseren.<br />
In deser tyt leefden Sinte-Loy, bisscop <strong>van</strong> Noyon, ende Sinte-Remaclus, discipel<br />
<strong>van</strong> Sint-Amand, biscop 3 Tongeren, ende Sinte-Lambrecht ende Sinte-Theodardus,<br />
discipulen <strong>van</strong> Sinte-Remaclus voirs. Ende oick Sint-Truydt, heer <strong>van</strong> Kemplant,<br />
neve Pippyns voirs, ende Sint-Ioes, zoen sconinx <strong>van</strong> Britanien, heremyt.<br />
Van Machomet<br />
Oeck regneerden in diere tyt Machomet, yerst wesende een goekelair, nae een<br />
snoode coepman, dairnae een prince der moerdeners ende dairnae quam hy in<br />
Arabien ende voirts in Perssen, dair hy hem uuytga¡ voir enen propheet. /<br />
Pippiin <strong>van</strong> Landen voirs. ster¡ int iair Ons HerenVI C XLVIII ende hy wairt begraven<br />
te Landen ende naederhant te Nyuele.<br />
Die voirs. grote coninc Lothariis lyet after twee kynderen, by namen: Sint-Dagobeert,<br />
die met zynen naecomeren waren coningen <strong>van</strong> Vrancryc tot XII toe;<br />
ende Sint-Blitildis, die trouden enen edelen prince <strong>van</strong> den keyserlycken blode,<br />
die hyet Ausbeert, denwelken coninc Lotharys voirs. ga¡ met zynre dochter voirs.<br />
ten huwelic dat mercgreefscap des Heylichs Rycx, dats Antwerpen.<br />
Ausbeert, nu wesende mercgree¡ voirs., wan aen Blitildis voirs. enen zoen, die<br />
hyet Arnout, die nae zyns vaders doot mercgree¡ voirs. wairt, ende noch drie heilige<br />
kynderen, die hyeten Sint-Ferreolus, Sint-Modericus, Sint-Tarticia. Arnout,<br />
mercgree¡ voirs., trouden Sint-Oeyen, een dochter <strong>van</strong> Vrancryc, dairaen hy<br />
wan Sint-Arnout, die naderhant wairt bisscop <strong>van</strong> Metz. / Sint-Arnout voirs.,<br />
1 Hierna ontbreekt de familieverwantschap.<br />
2 In margine nota.<br />
3 Aldus hs., hierna ontbreekt <strong>van</strong>.<br />
15<br />
648
fol. 20 r<br />
fol. 20 v<br />
685<br />
wesende oic mercgree¡, ende eer hybisscop wairt creech drie heilige kynderen, by<br />
namen: Sint-Clodulphus, die wairt nae zynen vader bisscop, Sinte-Walciscus<br />
ende Angiis, dien gebenedide Sinte-Arnout ende propheteerden <strong>van</strong> hem, dat hy<br />
ende zyn nacomers zouden werden erfconingen <strong>van</strong> Vrancryc ende keysers, zoe<br />
oic nae gescyeden.<br />
Pippiin <strong>van</strong> Landen ende Sint-Itte voirs. lyeten after drie heilige kynderen, by namen:<br />
Grymoalt, die nae zynen vader voirs. wairt hertoech <strong>van</strong> Brabant voirs.<br />
ende hy regeerden thuys <strong>van</strong> Vrancryc by tyde Zegebeert, coninc <strong>van</strong> Vrancryc,<br />
nae welcx conincx doot wairt hertoge Grymoalt <strong>van</strong> ennigen die hem benyden,<br />
vermoert sonder oer after te latene ende hy wairt begraven tot Iopilien by Herstal;<br />
Sinte-Geertruyt, die stichten dabdye tot Nyuele, dairinne datse hair bega¡; ende<br />
Sinte-Begge, die nae haren voirs. brueder wairt hertoginne <strong>van</strong> Brabant. Sint-Itte<br />
voirs. nae die doot des voirs. Pippyns wairt tot Nyuele by Sinte-Geertruyt, hair<br />
dochter voirs., een gewyelde nonne ende ster¡ in den ouder <strong>van</strong> LX iaren. /<br />
in den iair vi c lxxxv<br />
Hier vergaderden weder het hertoichdom <strong>van</strong> Brabant ende dat<br />
mercgreefscap<br />
Angiis voirs., zoen <strong>van</strong> Sint-Arnout, marcgree¡ des Heilichz Riicx, trouden Sinte-Begge<br />
voirs. ende hy wairt doen die tweeste hertoich <strong>van</strong> Brabant ende hy was<br />
oeck groet by de coningen <strong>van</strong>Vrancryc. Ende op een tyt als hy buyten was iagen,<br />
wairt hy als te wetene int iairVI C ende LXXXV vermoert <strong>van</strong> enen geheiten Godwyn,<br />
dien hy opgeholpen hadde ende die dat dede om Sinte-Begge ten wyve te<br />
crigene. Mar Sinte-Begge voirs. ontvloet hem in Ardennen, dair zy een clooster<br />
stichten met VII kercken ende is noch een clooster <strong>van</strong> edelen ion¡rouwen.<br />
Oirspronck der begynen<br />
Men seegt dat die begynen ierst haren naem <strong>van</strong> hair hebben, want zy vele devote<br />
vrouwen ende ion¡rouwen altyt by haer hadde, die Got ynnichlick dienden. Angiis<br />
ende Sinte-Begge voirs. lyeten after enen zoene geheiten Pippiin <strong>van</strong> Herstalle,<br />
omdat hy tusschenTricht ende Ludickopte Maze maecten een slott. Pippyn<strong>van</strong><br />
Herstalle voirs. wairt als men scree¡ VI C ende LXXXV die dorde hertoge <strong>van</strong><br />
Brabant ende <strong>van</strong> Lothryc ende / oeck marcgree¡ des Heilichs Riicx. Ende hy<br />
regneerden XXIX iaren. Hier en bynnen creech Pippyn <strong>van</strong> Herstalle voirs. by<br />
Sinte-Plectruyt, zyn echte huysvrouwe, drie zoenen, by namen: Drago, die wairt<br />
prince <strong>van</strong> Kemplant, Sinte-Grimoaldus, die wairt tot Ludich gemarteliseert,<br />
Sinte-Siluinus, die rust te Cchymaii in Sinte-<strong>Peter</strong>skercke; ende een dochter, die<br />
hyet Notburgis, die rust te Coelen, blinckende in schoen myraculen. Die voirs.<br />
drie zoenen storven al voir hoeren vader.<br />
16
fol. 21 r<br />
fol. 21 v<br />
int iair vi c xciiii<br />
Dat Sinte-Lambrecht gedoot wairt<br />
Pippiin <strong>van</strong> Herstalle voirs. was wys ende vroem. Hy hadde vele oirloigen tegens<br />
die Vriesen, tegens die Zwauen ende andere nacien, die hy all verwan. Hy wairt<br />
victorioes. Hii regeerden oic in Oist-Vrancryc nae die doot coninc Hilderix ende<br />
oick inWest-Vrancryc ten tyde coninc Didderix, brueder des voirs. coninc Hilderix.<br />
Hii maecten dieVriesen onderdanich derVrancrycscher croonen. Hii stelden<br />
aldair ende oic tot Vtrecht ende in Hollant ende Zeelant Sinte-Willeboert om<br />
tvolc aldair te bekeren, als int iairVI C XCIIII. Maer nae die doot <strong>van</strong> zynen voirs.<br />
drie zoenen ontginc hy hem in overspel met Alpays, dairaf hem Sinte-Lambrecht<br />
berispten. Mits welker berispinge Dodo, prince <strong>van</strong> Orengien, brueder <strong>van</strong> der<br />
voirs. Alpays, denselven Sinte-Lambrecht dede doden. In welcx Sinte-Lambrechs<br />
plaetze doen bisscop wairt Sinte-Hubrecht, die den bisdomstoel ierst setten <strong>van</strong><br />
Tricht tot Ludick ter eeren Sinte-Lambrechts. / Ende nae dode oick des voirs. coninx<br />
Dircx nam Pippyn <strong>van</strong> Herstal voirs. inne tgeheel lant <strong>van</strong> Vrancryc ende<br />
voirt waest al zyn tusschen Spaengien ende den Ryn. Ende hy ster¡ int iair als<br />
men screef VII C ende XIIII. Pippyn <strong>van</strong> Herstal voirs. lyet after enen zoen, gewonnen<br />
aen Alpays voirs., die hyet Kaerle Marteel, dien hii by zynen leven in all<br />
maecten regeerder. Hy hyet Kaerle Marteel, want als enen zwaren hamer versloech<br />
hy all zyn vyanden.<br />
Hoe dat die hertoge <strong>van</strong> Brabant die coningen <strong>van</strong> Vrancryc regeerden<br />
Kaerle Marteel voirs. hy en was nyet alleen heer <strong>van</strong> zynen lande, mar boven die<br />
coningen <strong>van</strong> Vrancryc, die hy metten lande regeerden, gevende hen datse vertheerden.<br />
Hy hye¡ die renthen <strong>van</strong> den conincryc, die leggende daerse seker lagen<br />
ter cronen behoe¡ als een getrou man. Hy had oic vele oirloigen tegens die ongelovigen<br />
ende besunder tegens die Huynen, die hy verdree¡. In zynre tyt was coninc<br />
Dagobeert, die tweeste<strong>van</strong> dien name, coninc <strong>van</strong>Vrancryc, zoen<strong>van</strong> coninc<br />
Hilderic voirs., welke coninc Dagobeert die croen droech by consente <strong>van</strong> Kaerle<br />
Marteel voirs. Den welken Kaerle Marteel oic wairt gepresenteert die croen <strong>van</strong><br />
den heren<strong>van</strong>Vrancryc die hy weygerden tontfangen, seggende /dattet hem meerder<br />
eer wair over die coningen te regeren ende domineren ende heer te zyn dan<br />
zelver coninc te zyn. Dagobeert voirs., als hii vier iaer coninc hadde geweest, zoe<br />
ster¡ hii. Ende Kaerle Marteel voirs. ga¡ die croen Lotharys, brueder <strong>van</strong> Dagobeert<br />
voirs., die twee iair coninc was.<br />
In tyde des voirs. Kaerle Marteel leefden Sinte-Gielis.<br />
Van versceyden victorien hertoge Kaerls Marteel<br />
Doe was dair een heer die Cilpricus hyet, die neve <strong>van</strong> den coningen die gestorven<br />
waren, die welke trac tot Eudon, den hertoich<strong>van</strong> Aquitanien, omme hulpe tegens<br />
Kaerle Marteel voirs. om die Vrancrycsche croene te gecrigen. Ende zy trocken<br />
tegens denselven Kaerle Marteel ten stryde, die hy, Kaerle, wan. Ende doen seyn-<br />
17<br />
714
fol. 22 r<br />
fol. 22 v<br />
fol. 23 r<br />
726<br />
den die voirs. Cilpric aen Kaerle Marteel om genade, zoevele doende dat Kaerle<br />
Marteel voirs. hem die croen ga¡, ende hy regneerden armelic vy¡ iaren. Nawelcx<br />
doot ga¡ Caerle Marteel voirs. die croen enen <strong>van</strong> den bloode, geheiten Didderic,<br />
die XV iaren regneerden, mar hertoge Kaerle Marteel voirs. was altyt die overste<br />
heer ende prince.<br />
int iaer vii c xxvi<br />
Kaerle Marteel voirs. trac dairnae stryden opte Zassen die hy tonder bracht. Dairnae<br />
trac hy opte Hoich-Duytsche, die hy dairtoe bracht datse hem thyns mosten<br />
geven. Dairnae bedwanc / hii die Zwauen ende Beyersche met al den heren ende<br />
maecten hem allet dlant onderdanich totter Denouwen toe ende dlant <strong>van</strong> Zassen<br />
totter Eluen toe. Dairnae hadde Kaerle Marteel voirscr. enen zwaren strydt tegens<br />
hertoge Eudon <strong>van</strong> Aquitanien, die in Spaengien was getrocken by de heydenen<br />
ende Sarrasynen die in Spaengien woenden, omme hem te helpen tegens den<br />
voirs. hertoige Kaerle Marteel. Ende alsoe zyn die voirs. hertoge Eudon ende die<br />
heyden ende Sarrasynen die in Spaengien woenden met haren coninc Abdyrama,<br />
met hoeren kynderen ende wyven gecomen over die Gyronde om inVrancryc te<br />
blyven woenen. Dwelcke Kaerle Marteel voirs. vernemende, bereyden hyhem dat<br />
te wederstaen metter hulpen Ons Heren ende hy vergaderden een groot heir <strong>van</strong><br />
Fransoysen, Duytschen, Brabanteren. Mar nochtans cleyn was dat getal tegens<br />
die voirs. heyden, Sarrazynen ende den hertoich Eudon ende zoe quamt tot enen<br />
strydt dien hertoich Kaerle Marteel voirs. wan ende versloech wael driehondertduysent<br />
ende LXXVdusent Sarrasynen ende heyden met hoeren coninc ende hy<br />
verloes omtrent XV C mannen. Ende als hertoich Eudon voirs. sach tverlyes voirs.<br />
quam hy om genade aen hertoge Kaerle Marteel voirs. ende der heydenen gelt<br />
ende goet wairt al opt velt verbrant. /<br />
als int iair vii c xxxii<br />
Hertoich Kaerle Marteel voirs. omtrent acht iair nae der voirs. victorien ster¡.<br />
Die voirs. coninc Didderic ende die hertoich ga¡ die croen enen die hyet Hilderic,<br />
die IX iair coninc was, mar hy was dairtoe onnut ende onbequeem. Die voirs. hertoge<br />
Kaerle Marteel voirs. ter begeerten des paeus Gregorius, die dorde <strong>van</strong> dien<br />
name, die hem seynden die sloetelen <strong>van</strong> Sinte-<strong>Peter</strong> ende zyn banden, hem biddende<br />
dat hy woude worden patricius <strong>van</strong> Romen ende bescudden die Heilige<br />
Kercke voir die heydenen die dlant <strong>van</strong> Prouencien zeer verdructen, heeft hy gewonnen<br />
weder Auenioen, Nerbone ende Aerle Blanc ende dlant <strong>van</strong> Prouencien<br />
ende oic dlant <strong>van</strong> Bourgoindien. Ende in dien versloech hy twee coningen <strong>van</strong><br />
den heyden ende ontalike vele volcx. Ende hy ster¡ int iair Ons HerenVII C XL. /<br />
Hertoge Kaerle Marteel voirs. lyet after vier wittige kynderen, te wetene by namen:<br />
Kaerleman, Pippiin die Cleyne, Sinte-Remeys, die wairt eertsbisscop <strong>van</strong><br />
Rowaen, Sinte-Landrada, die wairt abdisse tot Bilsen.<br />
18
fol. 23 v<br />
fol. 24 r<br />
Die voirs. Kaerleman bega¡ hem in een cloester<br />
Die voirs. Kaerleman ende Pippyn die Cleyne, gebruederen, waren beyde wyss,<br />
vroeme ende coene ende hielden een wyle tyts als hoer alders dlant tsamen ende<br />
waren gelyc hoir vorvaders regeerders <strong>van</strong> der croonen <strong>van</strong> Vrancryc. Ende nae<br />
groten stryden tsamentlic tegens den hertoge <strong>van</strong> Aquitanien gehadt ende tegens<br />
die Sarrasynen, diese versloegen, soe waert Kaerlemanvoirs. ontsteecken met hemelscher<br />
begerten ende overgaf Pippyn, zynen brueder, allet lant ende trac te Romen<br />
ende ont¢nc <strong>van</strong> den heiligen paeus Sacharias tcleet <strong>van</strong> religien ende<br />
fundeerden in de eere <strong>van</strong> Sinte-Siluester een cloester te Monseraet, dairinne hy<br />
blee¡ woenen. Ende dairnae toech hy boven Romen tot Montcassyn, dair eertyts<br />
Sinte-Benedictus abdt had geweest ende dair blee¡ hy ten eynde zyns levens Gode<br />
dienende.<br />
Nota hier waert die hertoich <strong>van</strong> Brabant oeck coninc <strong>van</strong>Vrancryc 1<br />
Ende Pippiin die Cleyne voirs. blee¡ doen voirt hertoich <strong>van</strong> Brabant ende allet<br />
lant ende tconinc- /ryck<strong>van</strong>Vrancryc in zyn handen houdende, wyslic regerende<br />
ende voir die vyanden bescermende. Ende mitsdien die voirs. coninc Hildric een<br />
slap mensch was, sonder wysheit ende nyet doende dat enen coninc behoerden te<br />
doen, die edelen <strong>van</strong> Vrancryc deden hem monic werden te Soysson int cloester<br />
<strong>van</strong> Sinte-Medart. Ende by consent ende oirlove <strong>van</strong> den voirs. heiligen paeus Sacharias<br />
maicten zy den voirs. hertoge Pippyn die Cleyn coninc <strong>van</strong>Vrancryc, denwelken<br />
Sinte-Bonifacius, bisscop <strong>van</strong> Mayanse, by bevele des voirs. paeus<br />
Sacharias coninc salfden int iairVII C L.<br />
Pippiin die Cleyne voirs., wesende cleyn <strong>van</strong> persoen mar groet <strong>van</strong> moede, als hy<br />
coninc was, maecten hy synder croonen onderdanich allen die landen die laigen<br />
tusschen Zassen ende Spaengien.Ter beeden oick des heiligen paeus Steuen toech<br />
hy met enen groten heir in Ytalien ende bedwangt den coninc <strong>van</strong> Lombardien<br />
Aystol¡, die der stat <strong>van</strong> Romen ende der Heiliger Kercken zeer lastich was, dat<br />
hy keren moste dat hy hen afgenomen had.<br />
In dier tyt leefden Sinte-Gommair <strong>van</strong> Lyer, dat eenvroem ridder was ende groot,<br />
in sconinx palleys. Hy vacht tegens die Huynen ende wederstontsche mantlic.<br />
Dat men die heyligen chieren mach<br />
In tyde oick des voirs. coninx Pippyns was onder die luyden groten twivel of men<br />
die beelden eren mochte. Dwelcke hy dede beslichten met groten arbeyt, vergaderende<br />
een consilie <strong>van</strong> vele prelaten, /clercken, Griecken ende Latynsche, die dat<br />
vercleerden dat men in allen plaetsen die beelden <strong>van</strong> den heiligen verchieren<br />
ende eeren zoude.<br />
1 In margine nota.<br />
19<br />
750
fol. 24 v<br />
fol. 25 r<br />
768<br />
in den iair vii c lxviii, ten tyde <strong>van</strong> den groten kaerl,<br />
keyser, coninc, hertoich<br />
Coninc Pippiin die Cleyne voirs. als hy XVIII iaren coninc geweest hadde ster¡<br />
hy int iair VII C LXVIII ende wairt begraven tot Sinte-Denys. Ende hy lyet after<br />
twe zoenen, by hem gewonnen aen Sinte-Berthe, zynrer coninginnen, des keysers<br />
Eraclius dochter, te wetene by namen Kaerlen den Groten ende Kaerleman. Dese<br />
twee gebruederen deylden bruederlic dat lant ende wairden beyde coningen gecroent,<br />
te weten Kaerle die Groote in de stat <strong>van</strong> Noyon ende Kaerleman in de<br />
stat <strong>van</strong> Soysson. Deen regneerden in Oist-Vrancryc ende dander inWest-Vrancryc.<br />
Kaerleman nae cort regnacie ster¡ sonder oir ende allet lant quam in handen<br />
des voirs. Kaerle die Groot. Kaerle die Groot voirs. began te regneren int iair nae<br />
de doot zyns vaders voirs. Hy was vroom, zege in stryden, wyss <strong>van</strong> clercgien /<br />
ende sciencien <strong>van</strong> den vryen consten, dairinne hy geleert was <strong>van</strong> Alcuinus, die<br />
een groet meester ende heilich man was, die de historie <strong>van</strong> der heiliger Drievoldicheit<br />
maecten ter begerten <strong>van</strong> den voirs. Kaerle den Groeten, coninc wesende<br />
<strong>van</strong>Vrancryc ende hertoge <strong>van</strong> Brabant, etc. welke historie men noch in der Heiliger<br />
Kercken houdende is.<br />
Hier cregen die XII maenden hoir namen<br />
Kaerle die Groete, coninc ende hertoige voirs., want hy vele talen const, ga¡ den<br />
XII maenden proper namen in der Duytscher talen, te wetene loumant, sporckel,<br />
etc.<br />
Die quantiteyt <strong>van</strong> den Groten Kaerl<br />
Hy was lanckende groet <strong>van</strong> leeden acht voet, zynder voeten die zeer groet waren,<br />
zynen baert droech hy enen voet lanck. Syn aenschyn was anderhalven voet lanc<br />
ende enenvoet breet. Zyn naze was enen halvenvoet lanc ende zynvoerhoeft enen<br />
voet breet. Hy had leeuwsoigen, glinsterende gelyc enen carboinckel.<br />
Ende zyn condicie<br />
Hy at luttel broets, mar op een maeltyt att hy wel tvierendeel <strong>van</strong> enen hamel oft<br />
twee capuynen oft enen paeuw oft enen haze. Selden dranc hy meer dan driewerven.<br />
Soe sterckwas hy in den strydt dat hy met enen zwerd enen gewapenden man<br />
cloefden met enen slage. Hy brack wel vier hoefyseren tsamen, enen gewapenden<br />
man hye¡ hy op, staende op zyn een hant.<br />
ten tyde <strong>van</strong> den groten coninc kaerle, viii c ii<br />
Dierste reyse die hy dede ende hervart, was int lant / <strong>van</strong> Aquitanien, dat is<br />
Ghyenne, Langedock, Gascoingien, dair hy zynen iongsten zoen, genoempt Lodewyc<br />
die Goedertieren, coninc maecten. Dairnae track hyopte Zassen, die doen<br />
heyden waren, die hy verwan ende maectense al korsten. Dairnae ter begerten<strong>van</strong><br />
20
fol. 25 v<br />
den paeus Adriaen toech hy op die Lombarden ende hoeren coninc, die der Heiliger<br />
Kercken <strong>van</strong> Romen zeer lestich waren, ende versloech dien coninc ende<br />
maecten Lombardien met geheel Italien onderdanich der croenen <strong>van</strong>Vrancryc.<br />
Dat die universiteyt te Pariis quam<br />
Hy dede die universael scoel <strong>van</strong> Romen brengen tot Parys by consente nochtans<br />
<strong>van</strong> den paeus, welke scoel ierst te Romen quam <strong>van</strong> Athenen uuyt Griecke<strong>nl</strong>ant.<br />
Ende dairnae wan hii vele versceyden lant. Int lant <strong>van</strong> Vlaenderen, doen noch<br />
zeer woest wesende ende nyet meer steden hebbende dan Gendt,Thorout, Cortryc,<br />
Cassele ende die borcht <strong>van</strong> Oudenaerde, stelden hy enen ridder geheiten<br />
Lyederic om dat lant <strong>van</strong> hem te leene te houdene.<br />
Hier wairt die coninc <strong>van</strong>Vrancryc ende hertoich <strong>van</strong> Brabant keyser<br />
<strong>van</strong> Romen 1<br />
Daernae als men scree¡ VIII C II wairt die voirs. coninc Kaerle die Groot opten<br />
heiligen Korsdach <strong>van</strong> paeus Leo den Dorden gecroent Roemssche Keyser ende<br />
doen had hy XXXIIII iaer geweest coninc <strong>van</strong> Vrancryc ende hertoich <strong>van</strong> Brabant<br />
ende /het was omtrent CCCC ende LXVIII iaren naedat die paeus Siluester<br />
doepten den groten Constantyn, die tkeyserryc stelden te Constantinopolen.<br />
Martirologium<br />
Int dierste iair naedat hy keyser gemaect was, sandt hy al die werelt doer om te<br />
ondersuecken die namen, dat leven ende dat sterven der heiligen, die hy Yswardum,<br />
den monic, vergaderen dede in een boeck, geheiten Martirologium, dwelc<br />
men noch in der kercken leest nae pryem. Oick dede hy vergaderen by Paulum,<br />
zynen dyaken, die omelyen ende lessen uuyten scriften der heiliger leraren, die<br />
men noch houdt in der mettenen. 1 Hy bekeerden oic tgeheel lant <strong>van</strong> Spaengien<br />
<strong>van</strong> der eender zee totter ander, dairinne vele conincrycken ende landen begrepen<br />
zyn, te wetene tconincryc <strong>van</strong> Poirtegael, <strong>van</strong> Argon, <strong>van</strong> Nauerre, Bisschayen,<br />
Galissien, een deel <strong>van</strong> Moerelant, Prouyncien ende Catheloingien.<br />
Die baden tot Aken<br />
Nae groeten zwair striden gehadt quam hy tot Aken in Lothryc. Dair dede hy maken<br />
heete bayen ende coude getymperde bayen.<br />
Hy begiften vier bisdommen als Coelen, Mens, Triere, Salesburch met zwaren<br />
gueden ende renthen. Hy fundeerden oeck alsoe vele cloesteren als letteren staen<br />
in den A, B. /<br />
1 In margine nota.<br />
21<br />
802
fol. 26 r<br />
fol. 26 v<br />
815<br />
ten tyde <strong>van</strong> den coninc kaerl<br />
Kaerle die Grote voirs. hadde bii Hildegaert, zyn coninginne, drie zoenen, by namen:<br />
Kaerle, dien hy maecte coninc <strong>van</strong> Almanien, mar hy ster¡ zonder oir int<br />
VIII te iair dat zyn vader keyser was geworden; Pippyn, dien maecten hii coninc<br />
<strong>van</strong>Ytalien, die int VIII te iair dat zyn vader keyser was geworden, creech hy inne<br />
die stat <strong>van</strong>Venegien ende corts dairnae ster¡ hii te Meylanen; Lodewiic, die geheiten<br />
was die Goedertieren, dien maecten hy, als boven geseet is, coninc <strong>van</strong><br />
Aquitanien; hy overleefden zyn bruederen ende wairt nae coninc ende keyser;<br />
syn vader in zyn elfte iair zyns keyserrycx croenden hy hem metter keyserlyken<br />
croonen; ende drie dochteren, bii namen: Rotruyt, Berga, Hilla. Dese kynderen<br />
dede hy <strong>van</strong> ionghs opter scolen gaen ende in dueghden funderen. Zyn zoenen,<br />
alst tyts was, dede hy leren wapenen hanteren, iagen, vliegen ende ryden. Syn<br />
dochteren dede hy int wolwerc leren wercken ende spynnen omdatse nyet ledich<br />
en zouden zyn. Ende die voirs. Kaerle die Grote als hy oudt was LXXI iair ende<br />
gheregneert hadde int Vrancryc, in Brabant, in Lothryc ende allen den voirs. landen<br />
XLVI iaren, onder denwelken tyt hy XIII iair geweest hadde keyser, ster¡ hy<br />
kerstelic ende heilichlic ende wairt tot Aken begraven. /<br />
ten tyde <strong>van</strong> coninc lodewyck als int iair viii c xv<br />
Dese Lodewyc was oeck keyser, coninc, hertoich<br />
Lodewyck voirs. die men hyet die Goedertieren, nae dode des voirs. Kaerle die<br />
Groete, zyns vaders, wairt int iair VIII C XV keyser, coninc <strong>van</strong> Vrancryc ende<br />
<strong>van</strong> Almanien ende hertoge <strong>van</strong> Lothryc ende <strong>van</strong> Brabant. Hy was zeer goedertieren<br />
ende een onderhouder der geboden Goids. Hy stichten dat cloester <strong>van</strong> den<br />
regulieren tot Bruessel op Couwenberch. Hy dede oickvergaderen een groet consilie<br />
<strong>van</strong> vele bisscoppen ende prelaten ende maecten vele loyen.<br />
Groet-Lothryck, datz Oest-Vrancryc ende dat heeft den name verloren<br />
Lodewiic die Goedertieren voirs. hadde by Ermgart, zyn coningin, drie zoenen,<br />
by namen: Lothariis, dien seynden hy inYtalien om dlant aldair te regeren ende in<br />
XXV en iair zyns rycx ga¡ hy hem over dat keyserryc ende int iair dairnae, te wetene<br />
int iair VIII C XLI, ster¡ Lodewyc voirs. ende wairt begraven te Metz; ende<br />
Lotharys, zyn zoen, blee¡ keyser ende coninc <strong>van</strong>Ytalien ende oic <strong>van</strong> den lande<br />
dat Groot-Lothryc oft Oist-Vrancryc is, dair Brabant een deel a¡ is; Pippyn, ster¡<br />
vroech; Lodewiic, die wairt nae dode zyns vaders coninc <strong>van</strong> Duytschlant <strong>van</strong><br />
den Ryn totter Eluen ende Denouwen ende aldair oec zyn nacomers. /<br />
22
fol. 27 r<br />
fol. 27 v<br />
tentyde<strong>van</strong>denvoirs.coninclodewyc<br />
Hoe dat West-Vrancryc den name heeft behouden<br />
Lodewyc die Goedertieren voirs. had noch <strong>van</strong> Iudith, zynrer tweester coninginnen,<br />
enen zoen die hyet Kaerle die Caluwe, die wairt nae zyns vaders doot coninc<br />
<strong>van</strong>West-Vrancryc, dat den naem <strong>van</strong>Vrancryc behouden heeft. Dese Kaerle was<br />
oic keyser, coninck, hertoich. Cleyn-Lothryck is dlant <strong>van</strong> Ardennen ende omtrent<br />
Aken. Kaerle die Caluwe naedien die voirs. Lotharys, zyn brueder, die keyserlycke<br />
croen een wile tyts geregeert hadde ende hem hadde begeven ende was<br />
monic geworden int cloester <strong>van</strong> Prumen in Ardennen in Lothryc ende naedien<br />
oic Lodewyck, zyn zoen, die keyserlycke croen enen corten tyt hadde regeert, soe<br />
creech hy oeck die keyserlycke croen ende wairt dieselver Kaerle die Caluwe gecroent<br />
te Romen <strong>van</strong> paeus Iannen den Achsten int iairVIII C LXXVII ende wairt<br />
oeck hertoge <strong>van</strong> Lothryc ende <strong>van</strong> Brabant.<br />
Dat Hollant een greefscap waert<br />
Ende int iair tevoerens maecten die voirs. Kaerle die Caluwe Hollant een greefscap<br />
ende stelden dair enen zynen dyenaere die hyet Diederic als hoir ierste greve.<br />
In zynen tyden quamen die Deenen ende Noermannen/uuyt Deenmarcken ende<br />
Noerwegen ende andere nacien die all heydenen waren, in Almanien ende in<br />
Vrancryc ende quamen die zee opvaren totter Zeynen ende wonnen tot Parys toe<br />
dlant dat doen Meustren 1 hyet, ende nu heytet Normandien nae die Noerwegers<br />
oft Noermannen, diewelke die voirs. Kaerle die Caluwe, coninc, keyser ende hertoge<br />
wesende, met hulpen <strong>van</strong> coninc Salomon <strong>van</strong> Engelant ma<strong>nl</strong>ic wederstont.<br />
Van der doernen croenen, etc.<br />
Hy dede brengen oic tot Sinte-Deniis by Pariis die reliquien, als die helfte <strong>van</strong> der<br />
doernen croenen Ons Heren, een stuck<strong>van</strong> den heiligen cruyss, een<strong>van</strong> den nagelen<br />
ende dat sudarmen 2 Ons Heren tot Compiendien.<br />
Hy stichten oickvele cloesteren inVranckryck.Ter zynrebeeden oversetten Iohannes<br />
Scotus uuyten Griecken int Latyn dat boeck <strong>van</strong> der hemelscher ierarchien<br />
dat Sinte-Denys hadde gemaect. Int tweeste iair zyns keyserrycx reysden hy nae<br />
Romen ende comende te Mantua wairt hy aldair <strong>van</strong> enen valschen ioede vergeven<br />
ende hy wairt gevuert tot Sinte-Denys in Vrancryc, dair hy waert begraven.<br />
Kaerle die Caluwe voirs. lyet after drie zoenen, by namen: Kaerleman, die waert<br />
geestelic; Kaerle, die zeer sterc wesende ende hem dairop verlatende, waert hy <strong>van</strong><br />
enen ridder geheiten Albyn, dairtegens hy vacht, dootgeslagen; Lodewyc, die<br />
hyet die Lispere, want hy in zyn spraec lispende was. /<br />
1 Aldus hs., lees Neustrien.<br />
2 Aldus hs., lees sudaren.<br />
23<br />
877
fol. 28 r<br />
fol. 28 v<br />
fol. 29 r<br />
877<br />
viii c lxxvii nae ons heren geboert<br />
Dese Lodewyc en was nyet keyser 1<br />
Lodewyc die Lispere voirs. wairt nae der doot zyns vaders voirs. coninc <strong>van</strong><br />
Vrancriic ende hertoge <strong>van</strong> Lothryc ende <strong>van</strong> Brabant. Hy hadde tot eenre coninginnen<br />
die dochter <strong>van</strong> den coninc <strong>van</strong> Spaengien.<br />
Een groet eclipsis<br />
Int tweeste iair <strong>van</strong> zynen conincryc wairt alsdoen te middage die zonne al doncker<br />
dat men die sterren in den hemel sach.<br />
Ende als hy ster¡, was zyn voirs. coninginne bevrucht sonder ander oir after te<br />
latene.Wairomme waren die edelen<strong>van</strong>Vrancryc zeer verslaigen, mitsdien die ongelovige<br />
Nooirmannen ende Deenen weder int lant quamen. Die nae raidt tsamentlic<br />
gehouden, maecten zy Lodewyc ende Karleman, beyde bastarden<br />
wesende <strong>van</strong> den voirs. Lodewigen den Lispere, regeerders <strong>van</strong> den lant, die armelic<br />
XII iair regeerden. Dairnae maecten zy regeerder <strong>van</strong> der croonen <strong>van</strong><br />
Vrancryc eenen genoempt Odo, zoen <strong>van</strong> Robbrecht, greve <strong>van</strong> Angouwe, die negen<br />
iaren regeerden.<br />
int iair ons heren ix c<br />
Bynnen welken tyde die voirs. coninginne gelach<strong>van</strong> enen zoen die geheyten wairt<br />
Kaerle die Simpel, die welke naedien hii tot zekeren zynen iaren was gecomen,<br />
wairt /hy <strong>van</strong> den edelen<strong>van</strong>Vrancryc met groter macht gevuert tot Ryemen, dair<br />
hy int iair IX C coninc wairt gecroent <strong>van</strong> den bisscop <strong>van</strong> Ryemen. In zynre tyt<br />
waren die ongelovige Deenen ende Noerwegers weder met groeter machten comen<br />
inVrancryc, daira¡ die capiteynen ende hooftmannen waren, te wetene deen<br />
geheiten Rollo, diewelke een edell man was ende wairt kersten ende wairt doen<br />
geheiten Robbert. Denwelken kersten wesende Kaerle die Sympel voirs. ga¡ Gilla,<br />
zyn dochter, ende dairmede dlant <strong>van</strong> Normandien.<br />
Afcoempst der coningen <strong>van</strong> Engelant<br />
Dese Robbert wan enen zoen, die hyet Willem, die was goet ende eerbaer.Willem<br />
wan enen zoen, geheiten Rychart. Rychart wan twee zoenen, by namen: Richart;<br />
Robbert Viscart, die wan naemaels Poelgien, Calabren. Hy verwan oic dieVenechianen<br />
ende oic den keyser Alexis, keyser <strong>van</strong> Griecken oft Constantinopolen.<br />
Syn bastartzoen was hertogeWillem<strong>van</strong>/Normandien die Engelant creech, daira¡<br />
die coningen<strong>van</strong> Engelant comen zyn. Hyhad noch enen anderen zoen, geheiten<br />
Boemont. Die was met hertoige Godefroet <strong>van</strong> Billoen int Heilich Lant ende<br />
als Anchiochien was gewonnen, was hy dair heer gemaect.<br />
1 In margine nota.<br />
24
fol. 29 v<br />
fol. 30 r<br />
Dat Bloys waert fundeert<br />
Dander capiteyn der voirs. ongelovigers, geheiten Gello, wairt oic kersten. Dien<br />
ga¡ Kaerle die Sympelvoirs. die borch<strong>van</strong> Bloys met hoeren toebehoirten ende hy<br />
maecten dair een stat.<br />
Omtrent deser tyt begonst die oirdene <strong>van</strong> Cluyngny.<br />
In deser tyt leefden Sinte-Wibert, die tcloester te Gemmelours in Wals-Brabant<br />
fundeerden, dairinne hy leyden een heilich leven. Kaerle die Sympel voirs., naedien<br />
hygeweest hadde XXViaren coninc <strong>van</strong>Vrancryc ende hertoich<strong>van</strong> Lothryc<br />
ende <strong>van</strong> Brabant, wairt hii verradelic ende listelic ge<strong>van</strong>gen/<strong>van</strong> Herybert, greve<br />
<strong>van</strong> Vermendoys, die de suster hadde <strong>van</strong> Robberden, den greve <strong>van</strong> Parys, denwelken<br />
Kaerle die Simpel voirs., mits dat hy nae der croenen hadde gestaen, verslaigen<br />
hadde, welke Robbert was een brueder <strong>van</strong> den voirs. Odo, die IX iaer die<br />
croene hadde geregeert. Ende wairt alsoe die voirs. Kaerle die Sympel in de borch<br />
te Peroene gestelt in der gevenckenisse, dairinne hy ster¡.<br />
Een vreemdt coninc 1<br />
Kaerle die Sympel voirs. aldus in der gevenckenisse gestorven wesende, syn coningin,<br />
die een dochter was <strong>van</strong> coninc Eduwairt <strong>van</strong> Engelant, vloet met hoeren<br />
zoen die hyet Lodewyc die Sympel, noch ionck wesende, in Engelant by haeren<br />
voirs. vader. Ende doen als die heren <strong>van</strong> Vrancryc sagen datse genen coninc en<br />
hadden, aennamen zy Rodolph, den hertoige <strong>van</strong> Bourgoindien, die een zoen<br />
was <strong>van</strong> denvoirs. Rychart, den greve. Dese Rodolph regneerden inVrancrycXIII<br />
iaren ende doen ster¡ hii.<br />
int iaer ons heren ix c xv<br />
Ende als hy doot was, seynden die Fransche heren in Engelant om den voirs. / Lodewiic<br />
die Sympel ende maecten hem coninc <strong>van</strong> Vrancryc in iair IX C XV ende<br />
oick hertoich <strong>van</strong> Brabant.<br />
Hoe dese Lodewyc die Sympel met zynen soen Kaerleman werden<br />
ge<strong>van</strong>gen<br />
Hy nam ten huwelic die dochter <strong>van</strong> coninc Henric <strong>van</strong> Zassen, die hyet Gerberch,<br />
die suster was <strong>van</strong> den iersten keyser Otto. Ende hy regneerden XIX iaeren,<br />
bynnen welken iaren tegen hem opstont Huge die Grote, greve <strong>van</strong> Parys, zoen<br />
<strong>van</strong> Robberden, die brueder was <strong>van</strong> den voirs. Odo, die IX iaren, als voirs. is,<br />
die croen hadde regeert, ende dairom stont die voirs. Huge nae die croen. Ende<br />
alsoe gevielt dat hii met Kaerlemannen, zynen zoen, waert ge<strong>van</strong>gen ende tot<br />
Ryemen in der gevenckenisse gestelt, dairinne Kaerleman, die zoen, ster¡.<br />
1 In margine nota.<br />
25<br />
915
fol. 30 v<br />
fol. 31 r<br />
fol. 31 v<br />
980<br />
Die doot coninc Lodewycs die Simpel<br />
Dwelck vernemende die voirs. keyser Otto, quam hy om den voirs. Lodewyc, zynen<br />
zwager, te verlossen in Vrancryc met enen groten heir ende verlosten hem<br />
uuyter gevenckenisse. Ende dairnae ster¡ hy corteling. /<br />
Hier wairt Brabant <strong>van</strong> Vrancryc gesceiden, dwelc <strong>van</strong> coninc Pippyns<br />
die Cleyne tyden, des Groeten Kaerls vader, die coningen <strong>van</strong><br />
Vrancryc tegader gehouden hebben 1<br />
Lodewiic die Sympel voirs. lyet noch after twee zoenen, by namen te wetene: Lothariis,<br />
die waert nae zynenvader coninc <strong>van</strong>Vrancriic; Kaerle, die wairt hertoich<br />
<strong>van</strong> Lothryc ende <strong>van</strong> Brabant, te weten <strong>van</strong> Cleyn-Lothriic <strong>van</strong> der Mazen nederwairt<br />
totter Sceld.<br />
Hoe Doernick comen is aenWest-Vrancryc<br />
Lotharys voirs., nae grote oirloge gehadt tegen den tweesten keyser Otto om<br />
Groot-Lothryc wil, dat Oist-Vrancryck heyt, gelegen boven Colen ende dairomtrent,<br />
dat zyn ouders hadden gehadt, zoe verteech hii dairop. Ende des ga¡ hem<br />
dieselver keyser over Doernic.<br />
Hylyet after enen zoen, die hyet Lodewyc, die int ierste iaer zyns rycx ster¡ sonder<br />
kynt oft brueder after te latene. /<br />
int iaer ons heren ix c lxxx<br />
Ende oic is hier te wetene dat die voirs. Lotharys ten tyde hy coninc was, maecten<br />
hy den voirs. Huge, greve <strong>van</strong> Parys, marscalck <strong>van</strong> alleVrancryc. Ende dieselver<br />
Huge wan aen zyn huysvrou, genoempt Heilwich, suster <strong>van</strong> den tweesten keyser<br />
Otto, enen zoen, die hyet Huge Capet, ende dien naem Capet creech hy als hy<br />
ionck was, omdat hy den edelen kynderen dairmede hy spoelden, hoir capruynen<br />
plach te nemen<strong>van</strong> den hoofde. Endebydesen Huge Capet wairt die voirs. Kaerle,<br />
hertoich <strong>van</strong> Brabant, <strong>van</strong> der cronen beroeft, hoewael hy dairtoe nochtans recht<br />
oir was. 1 Kaerle, hertoge <strong>van</strong> Lothryc ende Brabant voirs., als hy vernam dat die<br />
voirs. coninc Lodewyc, zyn neve endebrueders zoen, sonderoir gestorven was als<br />
omtrent den iair IX C LXXX, bereyden hy hem met groeter macht ende eren in<br />
Vrancryc te comen. Mar int bereyden verthuefden hy soe lange dat die voirs. Huge<br />
Capet, die een stout man was geworden,Vrancriic / in handen creech ende woude<br />
coninc wesen, omdat die voirs. Odo, zyn oude oem, IX iaren coninc hadde geweest.<br />
1 In margine nota.<br />
26
fol. 32 r<br />
fol. 32 v<br />
Hier wairt dat edell geslachte <strong>van</strong> den voirscr. groeten coninc Kaerle<br />
onterft <strong>van</strong> der croonen <strong>van</strong>Vrancryc 1<br />
Nyettemin nochtans quam die voirs. Kaerle in Vrancryc ende bevacht den voirs.<br />
Hugen Capet, dair hy victorie hadde ende creech inne die stat <strong>van</strong> Louwen ende<br />
oic meer steden. Mar als dese Huge Capet sach dat hy den voirs. Kaerle nyet en<br />
mochte wederstaen, dede hy zulkenen nernsticheit aen den bisscop <strong>van</strong> Louwen,<br />
geheiten Anselmus, die een scalckwas, dat dieselver bisscop in eenre nacht, als die<br />
voirs. Kaerle bynnen Louwen lach en slyep, die poirten <strong>van</strong> Louwen opdede ende<br />
lyet dairinne den voirs. Huge Capet met groeter macht, daira¡ die voirs. Kaerle<br />
verradelic wairt ge<strong>van</strong>gen ende gevuert tot Oirlyens, dair hy ster¡. Ende alsoe<br />
blee¡ Huge Capet voirs. coninc <strong>van</strong> Vrancryc. Mair naemaels quam die croene<br />
weder in conincx Kaerls die Groete geslachte by huwelic, overmits Adela, die coninginne,<br />
die des greven Tybouts <strong>van</strong> Bloys dochter was, wesende <strong>van</strong> des voirs.<br />
conincx Kaerls geslachte, ende was moeder <strong>van</strong> coninc Philips dieTweeste, geheiten<br />
dieVermeerder, des conincx Sinte-Lodewycx oudervader, ende was dieVII te<br />
coninc nae coninc Huge Capet. /<br />
int iair ons heren m<br />
Coninc Huge Capet voirs. lyet after een zoen die hyet Robbert, die wairt coninc<br />
nae zynen vader. Hy was een groot clerc. Hy maecten die`Sequencii Sancti Spiritus<br />
assit nobis gratia', die men singt opten heiligen Sinxtendach. Hy maecten oic<br />
meer sangen dye men helt in der Heiliger Kercken.<br />
Isto tempore incepit ordo Sororum Beate MarieVirginis. 2<br />
Kaerle voirs. lyet after enen zoen die hyet Otto, die wairt nae zynen vader hertoich<br />
<strong>van</strong> Lothryc ende Brabant ende hy regneerden XV iaren ende doen ster¡ hy sonder<br />
wittich oir; ende twee dochteren die hyeten Geerberch, die waert beroeft <strong>van</strong><br />
Brabant nae dode haers brueders Otto voirs. ende behielt alleen Loeuen ende<br />
Bruessel, dairaf datse grevinne blee¡; Ermgart.<br />
Hier waert Brabant gesceyden<br />
1000<br />
Geerberch voirs., als zii nae hairs brueders doot als erfgenaem meynden dat lant<br />
aen te verden, soe was dair een greve <strong>van</strong> Ardennen, geheiten Godeuart, die track<br />
totten keyser Henric, /dye men Sinte-Henric heyt, gevende hem te kennen dat al<br />
tgeslachte <strong>van</strong> den groeten coninc Kaerle vergaen weer, biddende om dat hertoichdom<br />
<strong>van</strong> Lothryc ende een deel <strong>van</strong> Brabant, dwelc die keyser hem gonde,<br />
ende zoe vercreech hyt voirt met machte. Ende die voirs. edele Geerberch wairt<br />
beroeft ende blee¡ alleen grevinne <strong>van</strong> Bruessel ende <strong>van</strong> Loeuen met ennigen<br />
dorpen. Ende aldus behielt die voirs. Godevairt <strong>van</strong> Ardennen thertoichdom<br />
<strong>van</strong> Brabant, dairaf Wals-Brabant een deel a¡ is. Geerberch voirs. trouwden enen<br />
man, geheiten Lambert metten Baerdt, brueder <strong>van</strong> den greve <strong>van</strong> Henegouwe,<br />
1 In margine nota.<br />
2 Vertaling: in deze tijd begon de orde <strong>van</strong> de Zusters <strong>van</strong> de Hl. Maagd Maria.<br />
27
fol. 33 r<br />
fol. 33 v<br />
fol. 34 r<br />
1046<br />
welke Lambrecht nae enen groeten strydt die hy hadde om des lants wil tegen den<br />
voirs. Godeuart <strong>van</strong> Ardennen, wairt hy verslaigen. Lambrecht metten Baerdt<br />
voirs. lyet after eenen zoen, gewonnen aen Geerberch voirs., die hyet Henric die<br />
Oude, die wairt greve <strong>van</strong> Loeuen ende Bruessel ende mercgre¡ des Heilichz<br />
Rycx. /<br />
int iaer ons heren m xlvi<br />
Godeuart <strong>van</strong> Ardennenvoirs., als hy een wenich tyts hadde regeertthertoichdom<br />
<strong>van</strong> Brabant, ster¡ hii sonder oir. Ende doen quamt thertoichdom aen zynen<br />
brueder, die hyet Goesseliin, die wat regeerden, ende hy lyet after twe zoenen, by<br />
namen Steuen, die wairt die achste paeus <strong>van</strong> dien name; Godeuairt, die was zeer<br />
vroem ende dueghdelic ende hy wairt hertoich nae zynen vader; ende een dochter,<br />
die hyet Oda, die trouwden desen naegenoemden Lamberden.<br />
Hic Stephanus papa octavus sedit annis tribus, mensibus quatuor, diebus sedecim.<br />
Hic cum ponti¢catum suscepisset ita Romanorum sedicionibus vexatus<br />
est, ut nil memoria dignum ab eo geri potuerit, quia tam ab eis turpiter mutulatus<br />
tam ignominiose truncatus fuit, ut quoad vixit in publicum prodire non fuit ausus.<br />
1<br />
Henric die Oude ster¡ int iair M XLVI ende lyet after enen zoen die genoempt<br />
wairt Lambert, die wairt greve <strong>van</strong> Bruessel ende Loeuen ende mercgree¡ des<br />
Heilichs Rycx, hy nam te wive die voirs. Oda; ende een dochter die hyet Mechtelt,<br />
die trouwden den naevolgenden Eustaes, greve <strong>van</strong> Bonen. /Die voirs. Godevairt,<br />
Goesselyns zoen, lyet after enen zoen dye hyet Godevairt metten Bult, die hyelt<br />
Ardennen, Lothryc ende een deel <strong>van</strong> Brabant ende oic Hollant; hy wairt tot Antwerpen<br />
met eenen ploechcouter dootgeslagen ende alsoe ster¡ hy sonder oir;<br />
ende een dochter die hyet Sinte-Yda. Sint-Yda voirs. trouwden Eustacium, zoen<br />
<strong>van</strong> den voirs. Eustaes ende Mechtelden. Ende zy lyeten after drie zoenen, by namen<br />
Godevairt <strong>van</strong> Billoen, aen hem quamt lant <strong>van</strong> Ardennen ende <strong>van</strong> Lothryc<br />
ende een deel <strong>van</strong> Brabant; Boudewiin; Eustaes, die wairt greve <strong>van</strong> Bonen. Dese<br />
drie zoonen worden naemaels deen nae den anderen coningen <strong>van</strong> Iherusalem. /<br />
int iair ons heren m liiii<br />
Dat die koerfursten yerst worden ordineert 2<br />
Hier is te wetene dat nae den dorden keyser Otto, die geen oir after en lyet, ende<br />
dat Sinte-Henric keyser was worden, soe worden ordineert dieVII koerfursten die<br />
1 Vertaling: hier zetelde paus StefanusVIII drie jaar, vier maanden, zestien dagen. Deze was,<br />
toen hij het ponti¢caatop zich genomen had, zo gewond bij de o<strong>nl</strong>usten <strong>van</strong> de Romeinen dat<br />
hij zich niets meer kon herinneren, omdat hij door hen zowel misvormend verminkt als<br />
schandelijk verwond was, zodat hij zich tijdens zijn leven niet in het openbaar durfde vertonen.<br />
2 In margine nota<strong>van</strong> den koerfursten.<br />
28
fol. 34 v<br />
fol. 35 r<br />
den keyser voirtaen zouden kyesen, te wetene drie geestelycke prelaten als den<br />
eertsbisscop <strong>van</strong> Menss, eertsbisscop <strong>van</strong> Coelen ende ertsbisscop <strong>van</strong> Trier als<br />
drie ertscancellieren <strong>van</strong> den keyserryc, ende vier werlycke prelaten als den coninc<br />
<strong>van</strong> Beemen als scencker, den palsgreve opten Ryn als spysdrager, den hertoich<br />
<strong>van</strong> Zassen als zwertdrager ende den marcgreve <strong>van</strong> Brandenborch als<br />
opperste camerlinc.<br />
Lambert, greve, ende Oda voirs. stichten die canonisyen tot Sinter-Goerlen te<br />
Bruessel ende tot Sinte-<strong>Peter</strong>s te Loeuen. Hy wairt verslaigen in een groete strydt<br />
voir Doernic int iair M LIIII. Ende zylyeten after eenen zoene die genoempt wart<br />
Henric, die wairt nae zynen vader greve ende mercgreve.<br />
int iaer ons heren m lxviii /<br />
Het geboerden dat hy in een strydt die hy hadde, vynck enen edelen man /die hyet<br />
Herman, ende lyeten in zyn ho¡gaen op zyn gelove. Mar by nacht quam hybyden<br />
voirs. greve Henricken dair hy slyep, ende vermoerden hem als int iair M LXVIII.<br />
Henrick, greve voirs., lyet after een zoen die oick hyet Henric; hy waert nae zynen<br />
vader greve ende mercgreve. Hii trouden des hertogen suster <strong>van</strong> Doeringen, diewelke<br />
Henrickende die suster des hertoigen<strong>van</strong> Doeringenvoirs. lyeten after twee<br />
zoenen by namen: Henric, die waert oec nae zynen vader greve ende mercgreve<br />
ende hy wairt verslagen oic voir Doernic int iaer M XCVI; Godevairt metten<br />
Baert, die wairt nae zynen voirs. brueder greve ende mercgreve. Keyser Henrick<br />
ga¡ hem zyn dochter te wive, suster des iongs keyser Henricx.<br />
Tesertytalsinden 1 M LXXXIIII began der carthuserenoirden. Oick in den iair<br />
M XCVIII began dat oirdenen <strong>van</strong> cisterciensers. /<br />
int iair ons heren m xcix<br />
1099<br />
Hier is te wetene hoe dat die voirscreven Godevart <strong>van</strong> Builloen, dairaen Lothryc<br />
ende een deel <strong>van</strong> Brabant, als voirs. is, was gecomen, beval thertoichdom <strong>van</strong><br />
Lothryck ende Brabant greve Henricken <strong>van</strong> Lymborch, zynen neve, ende toech<br />
met Boudewynen, zynen brueder, ende meer heren by hem wesende nae Iherusalem,<br />
dat zy wonnen int iair M XCIX. Hy wairt dair coninc, mar hy droech altyt<br />
een doernen croen. Hy stichten dair kercken ende cloesteren. Dierste clocken<br />
dede hy hangen bynnen Iherusalem. In den tempel <strong>van</strong> den grave fundeerden hy<br />
canonicken regulieren, int dal <strong>van</strong> Iosophat fundeerden hy een cloester <strong>van</strong> nonnen.<br />
Ende naedat hy een iair min drie daigen coninc had geweest, ster¡ hy ende<br />
wairt begraven aen den voet des berchs <strong>van</strong> Calvarien. Ende die voirs. Boudewyn,<br />
zyn brueder, wairt doen coninc <strong>van</strong> Iherusalem als int iair M C een ende hy was<br />
coninc omtrent XVIII iaren. In den iair <strong>van</strong> der doot Godeuarts <strong>van</strong> Builloen began<br />
tot Bruessel inWals-Brabant dabdie <strong>van</strong>Vileer, dairtoe Sinte-Bernart behulpich<br />
was.<br />
1 Aldus hs., men verwacht hierna iair.<br />
29
fol. 35 v<br />
fol. 36 r<br />
1108<br />
Godevart metten Bairt voirs. hyet alzoe, want hii hadde den voirs. Henricken, zynen<br />
vader, geloeft dat hy nummermeer baert scheren en zoude, voerdat hy Lothryc<br />
ende Brabant int geheel wederbracht hadde aen zynen iersten name. Ende hy<br />
quammer toe aldus:<br />
Van den lant Lymborch<br />
in tyde <strong>van</strong> den voirs. keyser Henrick, zynen zweer, toech hertoige Godeuairt <strong>van</strong><br />
Builloen voirs., die hertoge <strong>van</strong> Lothryc ende <strong>van</strong> Brabant was ende / afgedaelt<br />
was <strong>van</strong> den greven <strong>van</strong> Ardennen <strong>van</strong> der eenre zyden, ten Heiligen Lant wairt.<br />
Ende hy lyet thertoichdom <strong>van</strong> Lothryc, dair Brabant dmeestedeel in begrepen is,<br />
in bewaringe <strong>van</strong> den voirs. greve Henricken <strong>van</strong> Lymborch, zynen neve, die een<br />
ongetrou man was, sunderlinge in den twist die was alsdoen tusschen den voirs.<br />
keyser Henricken ende Henricken, zynen zoen. Henrick die zoen rees op tegen<br />
zynen voirs. vader ende woude keyser wesen. Ende des trac hy tot hemwairt vele<br />
heren. Ende zoe hyelt ierst greve Henric <strong>van</strong> Lymborch voirs. metten zoen partye<br />
ende dairnae metten vader. Lymborch was doen een groot lant, dair Lutsenborch<br />
een deel a¡ was.<br />
Hier quamt thertoichdom <strong>van</strong> Lothryc ende <strong>van</strong> Brabant weder aen<br />
den rechten stamme 1<br />
Het geboerden dat die vader, doude keyser Henric, ster¡ ende Henric, zyn zoen,<br />
waert keyser. Ende keyser wesende wairt hy gedenckende die ongetrouwicheit des<br />
voirs. greve Henricx <strong>van</strong> Lymborch. Ende dede denselven greve Henricken <strong>van</strong><br />
Lymborch <strong>van</strong>gen, dair hy nochtans naederhant uuytquam, ende beroefden hem<br />
<strong>van</strong> den hertoichdom<strong>van</strong> Lothryc, dair meest Brabant in leegt, dwelcke hy als erfgenaem<br />
<strong>van</strong> den voirs. Godeuarden <strong>van</strong> Builloen gehouden hadde, ende ga¡ dat<br />
den voirs. Godeuairden metten Baert, die greve <strong>van</strong> Loeuen hyet, ende met keyserlyke<br />
vonnes maecten hyhem hertoich. Ende doen had dieselver Godeuairt XV<br />
iaren greve geweest.<br />
int iair ons heren m c viii<br />
Wapen <strong>van</strong> Brabant<br />
Diezelver keyser ga¡ hem te dragen enen wapenscilt <strong>van</strong> zilver, dairinne eenen<br />
leeuw <strong>van</strong> goude, geclaut, getongt ende getant <strong>van</strong> kele, gelyc wylen hertoge Angys,<br />
Sinte-Beggen man, ende dit gescyede int iair/M C VIII. Ende doen warent C<br />
ende een iaren dat die voirs. Otto, zoen <strong>van</strong> den voirs. Kaerle, coninc <strong>van</strong>Vrancryc<br />
ende hertoge <strong>van</strong> Brabant, ster¡ ende die voirs. Geerberch, zyn zuster, beroeft<br />
waert <strong>van</strong> den voirs. hertoichdom, behoudende alleen Loeuen ende Bruessel.<br />
Mar die voirs. Godeuairt metten Baert, als voirs. is, hevet hier wedercregen.<br />
1 In margine nota.<br />
30
fol. 36 v<br />
fol. 37 r<br />
Die gelegentheit <strong>van</strong> Brabant ende Cleyn-Lothryc<br />
Welcke lant, te wetene Cleyn- oft Neder-Lothryc ende Brabant, is gelegen tusschen<br />
die Maze ende die Sceld tot by Doernic ende dat casteel <strong>van</strong> Herstal op<br />
die Maze tusschen Ludic ende Maestricht was dat hoeft ende casteel <strong>van</strong> Brabant<br />
ende hoert noch tot Brabant ende wairt alsoe begrepen Cleyn- oft Neder-Lothryc<br />
in Brabant et econtra. 1<br />
Groet-Lothryck<br />
Ende Hoich-Lothryc is begripende vele landen tusschen den Ryn ende die Maze,<br />
als Loraynen, gelegen opte Moezel, thertoichdom<strong>van</strong> Baren, Lutsemborch, Elsaten,<br />
dlant <strong>van</strong> den palsgreve.<br />
Godeuaert metten Baert voirs., naedien hii tvoirs. lant weder vergadert ende gecregen<br />
hadde, ontboet hy diegeen die zynre voirvaderen leenmannen plagen te<br />
wesen, als den heer <strong>van</strong> Hoerne, <strong>van</strong> Gaesbeeck, <strong>van</strong> Edingem, die waren gehoirsam<br />
ende ontfongen hoir leen. Mar die heer <strong>van</strong> Grymbergen, geheyten / heer<br />
Arnout Berthout, wesende mechtich, ryc, groetmoedich, wesende oick heer <strong>van</strong><br />
hal¡ Mechelen ende dander helfte hoerden toe by coepe der kercken <strong>van</strong> Ludick,<br />
ende oickwas hy heer <strong>van</strong> Du¡ele,Walem, Ruymst, Heyst, Herlair, Gheel, Rethii,<br />
Berlair, tot Postel met hore toebehoirten, en woude den voirs. Godeuarden metten<br />
Baert, nu hertoige <strong>van</strong> Lothryc ende <strong>van</strong> Brabant, nyet kennen noch onderdanich<br />
zyn, alsoe datse tegens malcanderen zwair oirloich hielden.<br />
Teser tyt als in den iaer MC XX began die oirdenen <strong>van</strong> den premonstreyten. Anno<br />
M o C o XL o incepit ordo beate Marie Theutonicorum. Eodem anno M o C o<br />
XL o incepit ordo Iohannitarum Rodensis. 2<br />
Godevairt metten Baert voirs. stichten die proftye <strong>van</strong> der Capellen tot Bruessel,<br />
die abdye <strong>van</strong> der nonnen tot Groot-Bigaerden, die abdye <strong>van</strong> Sint-Truyen begaefden<br />
hy met groten renten. Hy ster¡ int iair M C XL ende wairt begraven int cloester<br />
tA¥igem. Hii lyet after vy¡ kynderen, by namen: Godevart, die wairt nae<br />
zynen vader hertoich <strong>van</strong> Lothryck, <strong>van</strong> Brabant, etc.; dander zoen wairt monic<br />
tA¥igem; Aleyt, die wairt coninginne <strong>van</strong> Engelant; Yda, die wairt gravinne <strong>van</strong><br />
Cleue; Clarisse, die ster¡ een devote maigt. /<br />
int iair ons heren m c xliiii<br />
1144<br />
Godevairt voirs., zoen <strong>van</strong> den voirs. hertoge Godeuarden metten Baerdt, wairt<br />
hertoich nae denselven zynen vader ende dat in den tyde <strong>van</strong> keyser Coenraet,<br />
dien zeer beminden ende dede hem te huwelic hebben Luytgarden, hertoginne<br />
<strong>van</strong> Salsenbarch, zynre keyserinnen suster. Hy hadde zwair oirloge om dlantswille<br />
tegen den voirs. greve Henricken <strong>van</strong> Lymborch. Insgelycx had hy zwair oirloge<br />
tegens die voirs. heren <strong>van</strong> Grymbergen. Ende als hii drie ende een hal¡ iair<br />
1<br />
Vertaling: en daar tegenover.<br />
2<br />
Vertaling: in het jaar 1140 begon de Duitse orde. In hetzelfde jaar begon de orde <strong>van</strong> de Johannieters<br />
<strong>van</strong> Rhodos.<br />
31
fol. 37 v<br />
fol. 38 r<br />
1144<br />
hadde geregneert, ster¡ hii ende wairt begraven te Loeuen int Sinte-<strong>Peter</strong>skercke<br />
int iair M C XLIIII. Ende hy lyet after eenen zoene, die noch geen iair oudt en was<br />
ende dye men hyet Godeuairt in deWyege.<br />
Teser tyt leefden Sinte-Bernart.<br />
Desen Godeuarden in deWyege noch geen iair oudt wesende, con¢rmeerden die<br />
voirs. keyser Coenraet allet geen dat zyn vader hem gelaten hadde. Tegen hem in<br />
zynre ioncheit stonden op heer Wouter, zoen des voirs. heeren Arnts Bertoutz,<br />
heer <strong>van</strong> Grymbergen, /ende heer Gerart, die men hyet Drakenbaert, zyn brueder,<br />
ende die destrueerden in den gront die borcht <strong>van</strong> Netelair tusschenVilvoerden<br />
ende Oppegem. Oeck verbranden zy die borch, die zale ende tdorp <strong>van</strong><br />
Vilvoerden. Na welken overdaiden zoe vergaderden die banyerheren<strong>van</strong> Brabant,<br />
bysonder die gecoren mombaren des voirs. iongs hertogen Godeuairts in de<br />
Wyege, te wetene die heren <strong>van</strong> Diest, <strong>van</strong> Wesemael, <strong>van</strong> Bierbeecke ende <strong>van</strong><br />
Wemele, allen die macht die zy consten gecrigen, dairtoe zy oeck te hulpen creegen<br />
greve Dircken <strong>van</strong>Vlaenderen, die hen bystant dede onder zulkenen conditie,<br />
dat als die voirs. ionge hertoge tot zynen mundigen daigen weer gecomen, dat hy<br />
alsdan zyn lant <strong>van</strong> Brabant <strong>van</strong> hem, als greve <strong>van</strong>Vlaenderen, te leen zoude ontfangen,<br />
dairinne die mombairs voirs. den zelven iongen hertoich verbonden.<br />
Dat Grymbergen gewonnen waert<br />
Ende aldus metter macht die hen die voirs. greve dede, ende voirts al die macht,<br />
diese op consten gebrengen, trocken zy tot Grymbergen, datse wonnen ende verbranden.<br />
Van der strydt dat Goyart voirs. in de wyege hingt<br />
Dairnae streeden zy tegens den voirs. Grymberchsche een zwair strydt, in welke<br />
strydt die iongh hertoich voirs. in een zilveren wyege aen een willige int velt<br />
waert / gehangen omme zyn volck moet te geven, welken strydt die Brabanteren<br />
met horen hulperen wonnen ende worpen omme Grymbergen in den gront. In<br />
denselven strydt wairt die voirs. heer Arnout Berthoutz zeer gequetst, daira¡ hy<br />
ster¡.<br />
Dat Grymbersche leen versterft opten ioncsten soen<br />
Oeck werden zyn twee zoenen ge<strong>van</strong>gen. Die outste wairt op zyn gelove uuytgelaten<br />
ende die iongste blee¡ zitten te ghisel in der gevenckenisse, dairinne hy<br />
ster¡. Ende alsoe mitsdien dat die outste den iongsten in der gevenckenisse lyet<br />
sterven sonder hem te lossen, wairt by den voirs. hertoech dairnae ordineert dattet<br />
leen <strong>van</strong> Grymbergen altyt opten iongsten versterven soude.<br />
32
fol. 38 v<br />
fol. 39 r<br />
Dat Dormonde aenVlaenderen quam<br />
Ende oic om deswille dat dair onder meer doot bleven vele edelen uuytVlaenderen,<br />
most die iongh hertoich voirs. dairvoir laten den voirs. greve <strong>van</strong>Vlaenderen<br />
dlant <strong>van</strong> Dermonde, dat onder Lothryc ende Brabant plach te zyn, ende mitsdien<br />
halen zy noch hoir hoeft tAntwerpen.<br />
in den iair ons heren m c xlvi<br />
1146<br />
In desen tyde als men scree¡ XI C XLVI soe predicten Sinte-Bernart een cruysvairt<br />
by bevele <strong>van</strong> den dorden paeus Eugenius, in welker cruysvairt waren die<br />
voirs. keyser Coenraet ende die goede coninc Lodewyc <strong>van</strong> Vrancryc, die seste<br />
<strong>van</strong> dien name. /<br />
Ende Godevart in de Wyege voirs., naedien hii beiairt was, trac hy tot Gent om<br />
zyn mombarenvoirs. <strong>van</strong> allen geloeften, byhen aen denvoirs. greve <strong>van</strong>Vlaenderen<br />
gedaen, ontslaigen te werdene. Ende dair wesende, vertelden hem dieselver<br />
greve hoe dat zyn mombaren hem geloeft hadden dlant <strong>van</strong> Brabant aen hem te<br />
leen tont<strong>van</strong>gene, ommedat hy hem uuyt zynen noot zoude helpen, zoe hy gedaen<br />
hadde. Dwelck die iongh hertoige voirs. hoerende, knyelden hy neder op zyn<br />
knyen ende toech uuyt zyn zwert, presenterende dat den voirs. greve, seggende<br />
hy hedde liever zyn hoeft <strong>van</strong> hem afgeslagen, dan dedel hertoichdom <strong>van</strong> Brabant<br />
<strong>van</strong> enen greve te leen tontfangene. Die greve voirs. aensiende den grooten<br />
moet <strong>van</strong> den iongen hertoich voirs., hadde hy zyns compassie ende scaut hem<br />
quyt alle verbonden, die zyn mombaers met hem gemaect hadden. Hertoge Godeuart<br />
in de Wyege voirs., als hii oudt was XVII iaren, nam hy te wyve Margrieten,<br />
hertoge Henricx dochter <strong>van</strong> Lymborch, ende mitsdien wairt nedergeleegt<br />
den twist die langen tyt gestaen / hadde als <strong>van</strong> der tyt dat die voirs. hertoge Godeuart<br />
metten Baert Lothryc ende Brabant wedercreech tegen den voirs. greve<br />
Henricken <strong>van</strong> Lymborch, vader des voirs. hertoge Henricx <strong>van</strong> Lymborch.<br />
dBeginsel hoe Lymborch by Brabant comen is; 1 huwelixgoet hertoge<br />
Goyarts in de Wyege 1<br />
Ende metter voirs. Margrieten waert den voirs. Goedeuaerden gegeven tcasteel te<br />
Rode bii Aken met zynen toebehoirten ende die voechdye <strong>van</strong> Sint-Truyen ende<br />
nae die doot des voirs. hertoige Henricx waert hem toegeseegt te hebbene het hal¡<br />
lant <strong>van</strong> Lymborch.<br />
1 In margine nota.<br />
33
fol. 39 v<br />
fol. 40 r<br />
fol. 40 v<br />
1163<br />
in den iair ons heren m c lxiii<br />
Dat Behem een conincryc waert<br />
In tyde des voirs. hertoge Godeuarts in de Wyege waert dat hertoichdom <strong>van</strong> Behem<br />
gemaect een conincryc.<br />
Tenzelventyde oick als int iair XI C LXIII worden die heilige drie coningen gebracht<br />
<strong>van</strong> Meylanen tot Coelen.<br />
in den iaer ons heren m c lxxxiii<br />
Godeuart voirs., die men heyt in deWyege, als hy XL iair geweest had hertoge, /<br />
track hy over tmeer tot Iherusalem ende wedergecomen zynde <strong>van</strong>dair ster¡ hy<br />
int dorde iair dairnae, als int iair MC LXXXIII. Hertoge Godeuart, die men heyt<br />
in deWyege voirs., hadde by Margrieten voirs. twe zoenen, te wetene: Henric, die<br />
wert nae zynen voirs. vader hertoich; hy fundeerden ierst die stat <strong>van</strong> Den Bosch;<br />
Aelbrecht, die wairt bisscop <strong>van</strong> Ludick ende naederhant ten vervolge <strong>van</strong> keyser<br />
Henric dieVyfte voir die stat <strong>van</strong> Ryemen gedootoft gemartelyt; ende een dochter,<br />
die hyet Aleit, die wairt coninginne <strong>van</strong> Engelant. Dese hertoge Henrick, des<br />
voirs. Godeuartz soen, fundeerden die stat <strong>van</strong> sHertogenbosch.<br />
Dafcoempste der heren <strong>van</strong> Perewys<br />
Hertoge Godeuart voirs. nae dode der voirs. Margrieten, zynre hertoginnen,<br />
trouwden hy die dochter des greven <strong>van</strong> Loen, dairaen hy wan enen zoen die hyet<br />
Willem, die wairt heer <strong>van</strong> Perewys ende daira¡ zyn gecomen die <strong>van</strong> Perewys. /<br />
ten tyde <strong>van</strong> hertoich henrick den yersten<br />
Henrick voirs. dierste hertoich <strong>van</strong> dien name, wairt nae zynen vader voirs. hertoich<br />
<strong>van</strong> Brabant. Hii was dierste fundateur der stad <strong>van</strong> sHertogenbossche. Hii<br />
nam te huwelic Mechtelden, dochter greve Matheeus <strong>van</strong> Bonen, dairaen hy wan<br />
sess kynderen, te weten: Henrick, die hyet dieTweeste, die wert hertoich nae zynen<br />
vader; Godeuart, die men hyet <strong>van</strong> Bonen; Maria, die trouden den vierden keyser<br />
Otto; noch een dochter, die trouden greve Otto <strong>van</strong> Gelre; die dorde trouden den<br />
greve <strong>van</strong> Aluerne in Vrancryc; / ende die vierde dochter, Mechtelt geheiten, die<br />
trouden ierst den palsgreve opten Ryn ende nae troudense greve Floryssen <strong>van</strong><br />
Hollant, die aen hair wan twee zoenen bii namen: Willem, die wairt nae zynen<br />
vader greve <strong>van</strong> Hollant ende naederhant coninc <strong>van</strong> Almanien ende dieVriesen<br />
versloegen hem; Florys, die nae strydt mettenVleminge gehadt dieselver verwan;<br />
ende een dochter, die wairt grevinne <strong>van</strong> Henegouwe.<br />
34
fol. 41 r<br />
fol. 41 v<br />
Iherusalem dattet weder heyen waert<br />
In deser tyt wan Saladyn, coninc <strong>van</strong> Babilonien, weder die stat <strong>van</strong> Iherusalem.<br />
Hertoge Henric dierste <strong>van</strong> dien name voirs., int iair M C XCIIII nam hy onder<br />
den dorden paeus Innocencius aen die cruysvairt ende trac met Coenraden,<br />
eertsbisscop <strong>van</strong> Menss, ende meer anderen heren nae Iherusalem. Hy was dair<br />
een principael /capiteyn. Hy halp wynnen die stat <strong>van</strong> Baruth ende Constantinopolen<br />
ende dairnae keerden hy weder te lande.<br />
Herpen<br />
In den iair M C XCI soe ont¢ngen heer Henric <strong>van</strong> Kuyck, heer <strong>van</strong> Herpen,<br />
ende Aelbrecht, zyn zoen, te leen <strong>van</strong> den voirs. hertoge Henric, den iersten <strong>van</strong><br />
dien name, dlant <strong>van</strong> Herpen met zynre toebehoirten, prout in litteris ad signum<br />
tale (½1) 1 ac folio I.<br />
Strydt<br />
Int achtienste iair <strong>van</strong> zynen hertoichdom bevacht hy by Vden in den Pele greve<br />
Floryssen <strong>van</strong> Hollant ende greve Otten <strong>van</strong> Gelre. Hy had tegens hen victorie<br />
ende vincse, mar hy was hen genadich. Ende hy lyet alsoe zoonen, dat hy beyde<br />
den voirs. greven ga¡ te huwelic beyde zyn voirgenoemde dochteren.<br />
de henrico primo, fundatore opidi busciducensis 2<br />
1196<br />
In den iair M CCCC LXXXVdie scepenen <strong>van</strong> Dormalen quamen aen scepenen<br />
deser stat <strong>van</strong> Den Bosch met enen hoeftvonnes ende brachten mede een copie<br />
<strong>van</strong> enen previlegium deser stat ende hen verleent <strong>van</strong> hertoge Henrick <strong>van</strong> Brabant,<br />
in vele poincten accorderende metter carthen, beginnende: `In den name<br />
der heiliger ende ongesceyden Drievoldicheit'etc., ende is die copie voirs. ad signum<br />
tale (½2) et folio CCCC LXXXIIII. 3<br />
Previlegium de libertate quam cives opidi Busciducensis habent in<br />
Reno, ipsis per Henricum sextum Romanorum imperatorem concessum<br />
anno M o C o XCVI to sub hiis verbis: 4<br />
Henricus sextus Romanorum imperator et rex Cecilie /ob puram ¢dem et multa<br />
obsequia, que dictus Henricus primus illius nominis illustris dux Lotharingie et<br />
Brabantie sibi et imperio constanter exhibuit et ad instantem ipsius postulationem<br />
universos homines suos de nova civitate apud silvam a suis theoloniis que<br />
ubique in Reno ad manus suas habuit, imperiali benignitate in perpetuum absol-<br />
1<br />
Voordit signum en alle volgende, zie bijlage 2.<br />
2<br />
Vertaling: over Hendrik I, stichter <strong>van</strong> de stad 's-Hertogenbosch.<br />
3<br />
In margine nota.<br />
4<br />
In margine nota; vertaling: het privilege <strong>van</strong> de (tol)vrijdom die de burgers <strong>van</strong> de stad<br />
's-Hertogenbosch hebben op de Rijn, aan hen verleend door keizer Hendrik VI in het jaar<br />
1196 met deze woorden:<br />
35
fol. 42 r<br />
fol. 42 v<br />
1203-1204<br />
vit, ita quod de rebus que suis sunt, nullum nobis vel nostro nuncio persol<strong>van</strong>t<br />
theolonium nullaque in eos vel res ipsorum ¢at exactio; quod quidem previlegium<br />
Karolus imperator depost con¢rmavit et quod previlegium comprehenditur<br />
ad signum tale (½3) et folio III.<br />
Die vryheit <strong>van</strong> den toll <strong>van</strong> Gelre 1<br />
Anno M o CC o tercio supradictus Henricus primus illius nominis, dux Lotharingie,<br />
Brabantie, post victoriam habitam contra dictum Ottonem, comitem Gelrie,<br />
in quadam concordia pacis inter dictum ducem et comitem predictum facta eundem<br />
comitem coegit, quod idem Otto, comes Gelrie, inter cetera iuravit quod omnes<br />
marcatores terre dicti ducis infra dominium comitis ab omni theolonio in<br />
Reno sine dolo liberi erunt atque quod burgenses de Silva iuxta Orthen per totam<br />
terram comitis Gelrie ab omni theolonio liberi erunt; quod quidem previlegium<br />
comprehenditur ad signum (½4) et folio IIII. /<br />
tempore henrici primi, fundatoris opidi de buscoducis 2<br />
Sequuntur nomina scabinorum dicte nove civitatis apud silvam, que Buscumducis<br />
nuncupatur, incipientia anno M o CC o , quo quidem anno Buscumducis non<br />
diu steterat, et sic: 3<br />
Remigii eodem anno M o CC o hii sequentes fuerunt scabini in Buscoducis.<br />
Tempore istius scabinatus incepit ordo predicatorum. 4<br />
Remigii confessoris anno M o CC o primo fuerunt scabini in Buscoducis predicto.<br />
/<br />
Remigii confessoris anno M o CC o secundo.<br />
Remigii confessoris anno M o CC o tercio.<br />
Tempore istius scabinatus facta est concordia inter dictum Henricum primum et<br />
Theodericum, comitem Hollandie, sic videlicet quod Dordrecht et alie ville circumiacentes<br />
in feodum teneri debent a duce Brabantie et quod homines ducis in<br />
terra comitis Hollandie transire debent per terram et aquas cum theolonio suo<br />
iure quo theolonia in presencia sue institutionis fuerunt instituta; prout in litteris<br />
incipientibus: `In nomine sancte et individue Trinitatis' et comprehensis ad signum<br />
(½5) et folioVII.<br />
Ten tyde <strong>van</strong> desen scepenstoel heeft die voirs. stat <strong>van</strong> Den Bosch vercregen die<br />
voirs. vryheit <strong>van</strong> den voirs. toll slantz <strong>van</strong> Gelre nae inhoude der voirs. brieven. /<br />
1 In margine nota.<br />
2 Vertaling: ten tijde <strong>van</strong> Hendrik I, stichter <strong>van</strong> de stad 's-Hertogenbosch.<br />
3 Vertaling: de namen <strong>van</strong> schepenen <strong>van</strong> de nieuwe gemeenschap bij het bos, die's-Hertogenboschgenoemd<br />
wordt, volgen, beginnend in hetjaar 1200, inwelkjaar's-Hertogenbosch nog<br />
niet lang bestond, en aldus:<br />
4 In margine nota; vertaling: in dit schepenjaar begon de orde <strong>van</strong> de predikheren.<br />
36
fol. 43 r<br />
fol. 43 v<br />
fol. 44 r<br />
fol. 44 v<br />
fol. 45 r<br />
ten tyde <strong>van</strong> den iersten hertoge henrick voirs. 1<br />
Remigii confessoris anno M o CC o quarto fuerunt scabini hii.<br />
Filie ducis possunt succedere 2<br />
Tempore iamdicti scabinatus Philippus secundus Romanorum rex in quodam<br />
previlegio inter cetera inibi continenta regia sua auctoritate Henrico primo illius<br />
nominis illustri duci Lotharingie, Brabantie concessit quod ¢lie sue, si masculinum<br />
heredem non habuerit, in feodis suis libere ei tamquam masculi succedant;<br />
quodquidem previlegium comprehenditur ad signum (½6) et folioVI.<br />
Remigii confessoris anno M o CC o quinto fuerunt scabini. /<br />
Remigii confessoris anno M o CC o sexto fuerunt scabini in Buscoducis.<br />
Remigii confessoris anno M o CC o septimo.<br />
Remigii confessoris anno M o CC o octavo. /<br />
Remigii confessoris anno M o CC o nono: Alardus de Keent, Arnoldus Poeldonck.<br />
Remigii confessoris anno M o CC o decimo.<br />
Tempore istius scabinatus incepit ordo fratrum minorum. 3<br />
Remigii confessoris anno M o CC o undecimo. /<br />
Remigii confessoris anno M o CC o XII o fuerunt scabini in Buscoducis.<br />
Tempore dicti scabinatus die voirs. Henric dierste <strong>van</strong> dien name, hertoge <strong>van</strong><br />
Lothryck, <strong>van</strong> Brabant, etc., in zynen XXVIII en iaer zyns hertoichdoms op Ascensiendach<br />
wan hy Ludick dair groete dootslaigen gescieden ende veriaechden<br />
den bisscop, genoempt Huge.<br />
Remigii confessoris anno M o CC o XIII o ./<br />
Ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel hertoge Henrick voirs. destrueerden die stat<br />
<strong>van</strong> Tongeren, mar int wederkeren die voirs. bisscop ende greve Lodewyc <strong>van</strong><br />
Loen laeghden hem tusschen Montenaken ende Landen opt velt te Sepz ende<br />
sloegen hem a¡ vele volcx. In den scepenstoel voirs. ende in diere tyt was coninc<br />
Philips <strong>van</strong> Vrancryc die tweeste, die Sinte-Lodewycs des conincx oudersvader<br />
was, die beriep tot Zoysson enen groeten raet <strong>van</strong> edelen mannen, dair hertoige<br />
Henric voirs. oec by was. Die voirs. coninc Philips ga¡ aldair den voirscreven hertoich<br />
Henricken, want zyn ierste vrouwe doot was, zyn dochter ten huwelic die<br />
hyet Maria, daeraen hy wan een dochter die naemaels waert grevinne <strong>van</strong> Cleue.<br />
Remigii confessoris anno M o CC o XIIII. /<br />
1 Herhaald zonder voirs. tot en met fol. 48 r .<br />
2 Vertaling: dochters <strong>van</strong> de hertog kunnen opvolgen.<br />
3 In margine nota; vertaling: in dit schepenjaar begon de orde <strong>van</strong> de minderbroeders.<br />
37<br />
1214-1215
fol. 45 v<br />
fol. 46 r<br />
fol. 46 v<br />
fol. 47 r<br />
fol. 47 v<br />
fol. 48 r<br />
fol. 48 v<br />
1215-1216<br />
Ten tyde <strong>van</strong> desen voirscr. scepenstoel quam die voirs. keyser Otto dieVierde tot<br />
Maestricht, dair hy nam ten huwelic die bovengenoempden Marie, dochter hertoige<br />
Henricx ende Mechtelts voirs.<br />
Remigii confessoris anno M o CC o XV scabini in Buscoducis fuerunt.<br />
Remigii confessoris anno M o CC o XVI to ./<br />
Remigii confessoris anno M o CC o XVII o .<br />
Remigii confessoris anno M o CC o XVIII o .<br />
Remigii confessoris anno M o CC o XIX o ./<br />
Remigii confessoris anno M o CC o XX o fuerunt scabini hii.<br />
Ten tyde <strong>van</strong> den scepenstoel voirs. began die oirdene <strong>van</strong> den carmeliten.<br />
Remigii confessoris anno M o CC o XXI o .<br />
Remigii confessoris anno M o CC o XXII o ./<br />
Remigii confessoris anno M o CC o XXIII o .<br />
Remigii confessoris anno M o CC o XXIIII to .<br />
Remigii confessoris anno M o CC o XXV to ./<br />
Remigii confessoris anno M o CC o XXVI to .<br />
In desen tyden leefden Sinte-Elisabeth, lantgrevinne <strong>van</strong> Doeringen ende dochter<br />
des conincx <strong>van</strong> Hongarien.<br />
Remigii confessoris anno M o CC o XXVII o .<br />
Oeck leefden in desen tyden Sinte-Lodewyc, coninc <strong>van</strong>Vrancryc, ende Sinte-Lodewyc,<br />
mynrebrueder, bisscop <strong>van</strong>Tholosen.<br />
Remigii confessoris anno M o CC o XXVIII o ./<br />
Remigii confessoris anno M o CC o XXIX o .<br />
Remigii confessoris anno M o CC o XXX o .<br />
Remigii confessoris anno M o CC o XXXI o ./<br />
teser tyt sterff dierste hertoich henrick<br />
Remigii confessoris anno M o CC o XXXII o .<br />
In scabinatu infrascripto Henricus, Romanorum rex, ad instantem postulationem<br />
Henrici, maioris ¢lii illustris viri Henrici, ducis Lotharingie, Brabantie, universos<br />
homines de nova civitate apud silvam a theoloniis suis in Reno<br />
imperpetuum absolvit; prout in litteris contentis folio IX.<br />
Remigii confessoris anno M o CC o XXXIII o .<br />
In desen tyden leefden paeus Innocencius die Dorde, die zeer oirbairlic was der<br />
Heiliger Kercken.<br />
38
fol. 49 r<br />
fol. 49 v<br />
fol. 50 r<br />
fol. 50 v<br />
Remigii confessoris anno M o CC o XXXIIII o ./<br />
teser tyt began die tweeste hertoich henric regneren<br />
Remigii confessoris anno M o CC o XXXV to .<br />
Ten tyde <strong>van</strong> desen scepenstoel soe ster¡ die voirscreven Henrick dierste <strong>van</strong> dien<br />
name, hertoich <strong>van</strong> Lothryc, Brabant, etc. Ende doen had hii XLVIII iaren geweest<br />
hertoich ende hy wairt begraven tot Loeuen int Sinte-<strong>Peter</strong>skercke. Int<br />
voirs. iair nae dode des voirs. Henricx dierste <strong>van</strong> dien name, soe wairt hertoich<br />
<strong>van</strong> Lothryc ende Brabant Henrick die tweeste <strong>van</strong> dien name, ziin zoen bovengenoempt,<br />
die men hyet die Groetmoedige.<br />
Remigii confessoris anno M o CC o XXXVI to ./<br />
ten tyde <strong>van</strong> den tweesten hertoich henrick 1<br />
Henrick voirs. die tweeste <strong>van</strong> dien name, hertoge <strong>van</strong> Lothryck ende Brabant,<br />
nam te huwelic Marie, dochter <strong>van</strong> coninc Philips, Roemsch Coninc, die zoen<br />
was <strong>van</strong> den iersten keyser Frederic. Hy wan dairaen: eenen zoen, die hyet Henrick,<br />
die wairt nae zynen vader hertoich; hy was die dorde Henric ende geheiten<br />
die Sachtmoedige; ende vier dochteren: Mechtelt, die nam te huwelic den greve<br />
<strong>van</strong> Artois ende Sympoel, brueder des coninx <strong>van</strong> Vrancryc; dairaf quam die<br />
vrome Robbert <strong>van</strong> Artois; Maria, die nam te huwelic den hertoich <strong>van</strong> Beyeren;<br />
Beatris, die nam te huwelic den lantgreve <strong>van</strong> Doeringen; Margriet, die wert nonne<br />
in dabdye sHertogendael, die hair vader stichten ende gaf dairtoe die grote<br />
tiende <strong>van</strong> Oueryssche. /<br />
Remigii confessoris anno M o CC o XXXVII o .<br />
Hertoge Henric die Tweeste voirs. hadde zwair oirloge tegens die Coelsche. Hy<br />
wan metter macht Daelhem met zynre toebehoirten.<br />
Remigii confessoris anno M o CC o XXXVIII o .<br />
In desen tyde leefden Sint-Thomas <strong>van</strong> Aquinen. Oeck leefden Aelbertus Magnus.<br />
Remigii confessoris anno M o CC o XXXIX o .<br />
Oeck in desen tyden leefden Bonauentura ende Alexander de Hales. /<br />
Remigii confessoris anno M o CC o XL o .<br />
Greve Willem <strong>van</strong> Hollant<br />
1240-1241<br />
In desen tyden wairt den voirs. hertoghe Henricken den Tweesten presenteert die<br />
keyserlycke croen <strong>van</strong> den paeus Innocentio den Vierden nae der doot <strong>van</strong> den<br />
sesten keyser Henrick. Mar hy weygerden die aen te verden ende hy promoveerden<br />
dairtoe zynre voirs. suster zoen, greve Willemen <strong>van</strong> Hollant, die coninc ge-<br />
1 Herhaald tot en met fol. 53 r .<br />
39
fol. 51 r<br />
fol. 51 v<br />
fol. 52 r<br />
fol. 52 v<br />
fol. 53 r<br />
1241-1242<br />
maect wairt. Mar eer hy keyser wairt, toech hy opteVriesen, dair hy wert verslaigen,<br />
dat greve Florys, zyn zoen, naemaels wraeck.<br />
Remigii confessoris anno M o CC o XLI o .<br />
Remigii confessoris anno M o CC o XLII o ./<br />
Hertoge Henrick die Tweeste voirs., nae zynre voirs. ierster huysvrouwen doot,<br />
trouden hy een edel bloeme die hyet Sophia, dochter <strong>van</strong> der voirscreven Sinte-<br />
Elisabeth, die zeer dueghdelic ende gotvresende wass, dairaen hii wan enen zoen,<br />
die hyet oick Henrick. Die wairt naemaels lantgreve <strong>van</strong> Doeringen.<br />
Remigii confessoris anno M o CC o XLIII o .<br />
Remigii confessoris anno M o CC o XLIIII to ./<br />
Remigii confessoris anno M o CC o XLV to scabini fuerunt hii.<br />
Omtrent deser tyt aennam die heilige Sinte-Lodewiic, coninc <strong>van</strong> Vrancryc, een<br />
cruysvairt ende track over tmeer opte ongelovige. Dese Sinte-Lodewiic, coninc<br />
<strong>van</strong>Vrancryck, was oeck<strong>van</strong> den geslachte des bovengenoempden groeten coninc<br />
Kaerls <strong>van</strong> zynre ouder moederwegen, der goeder coninginnen Elisabeth, die<br />
den tweesten coninc Philippus getrout hadde, die aen hair wan denVII en coninc<br />
Lodewyc, die alten kerstelycken ende heiligen coninc was. Ende hii hadde getrout<br />
Sinte-Blancke, dochter des conincx <strong>van</strong> Spaengien. Ende dairaen wan hy desen<br />
voirs. coninc Sinte-Lodewyc den Achsten ende oic Kaerlen, den greve <strong>van</strong> Angouwen,<br />
die wert coninc <strong>van</strong> Cecilien ende Napels ende die was vader <strong>van</strong> Sinte-<br />
Lodewyc, die mynrebrueder ende bisscop was. Dese coninc Sinte-Lodewiic nam<br />
te wive die edel bloeme Margriet, des greven dochter <strong>van</strong> Prouencien, dairby hy<br />
heylichlic leefden. /<br />
XII genoten<br />
Dese voirs. coninc Sinte-Lodewiic ordineerden ierst die XII genoten <strong>van</strong> Vrancryc<br />
omdatse in groten saken raet <strong>van</strong> der croenen zyn zouden, te wetene: sess<br />
geestelycke by namen: die eertsbisscop ende hertoich <strong>van</strong> Ryemen, die sal¡t den<br />
coninc metter olyen, genomen uuyter ampullen die uuyten hemel quam als Sinte-<br />
Remeys denvoirs. coninc Clodoueus doepten; die bisscop ende hertoich<strong>van</strong> Louwen,<br />
die dreeght die ampulle; diebisscop ende hertoich<strong>van</strong> Langre, die dreegt des<br />
conincx ceptre; diebisscop ende greve Beauays, die dreegt des conincx wapenroc;<br />
die bisscop ende greve <strong>van</strong> Chalon in Champanien, die dreegt des conincx signet;<br />
die bisscop ende greve <strong>van</strong> Noyon, die dreegt des conincx gordel; / ende die sess<br />
werlycke genoten: die hertoge <strong>van</strong> Bourgoindien, die dreegt die coninclike croen<br />
ende hy gort den coninc zyn zwert; die hertoge <strong>van</strong> Normandien, die dreegt des<br />
conincx ierste banier; die hertoge <strong>van</strong> Aquitanien, dats <strong>van</strong> Gwiennen ende Gasconien,<br />
die dreegt des conincx tweeste banier; die greve <strong>van</strong> Vlaenderen, die<br />
dreegt des conincx zwert; die greve <strong>van</strong> Champanien, die dreegt des coninx standart;<br />
die greve <strong>van</strong>Tholousen, die dreegt des conincx gulden spoeren.<br />
In zynre tyt oeck wairt by den vierden paeus Vrbanus ingestelt die gloriose feeste<br />
<strong>van</strong> den eerwerdigen Heiligen Sacrament metten a£aten. /Sinte-Lodewyc coninc<br />
40
fol. 53 v<br />
fol. 54 r<br />
fol. 54 v<br />
voirs. ster¡ int iair M CC LXX ende liet after enen soen, Philips, die wert coninc<br />
nae zynen vader.<br />
Remigii confessoris anno M o CC o LXVI o .<br />
Remigii confessoris anno M o CC o LXVII o .<br />
Ten tyde <strong>van</strong> desen scepenstoel soe ster¡ hertoge Henric dieTweeste voirs. ende hy<br />
wert begraven int cloester teVileer. /<br />
tentyde<strong>van</strong>dendordenhertoichhenricken 1<br />
Hertoge Henrick die dorde <strong>van</strong> dien name voirs., wart hertoge terstont nae die<br />
doot des voirs. hertoige Henricx des tweeste <strong>van</strong> dien name.<br />
Waeromme Lothryck voir geset wordt<br />
Hy scree¡ hem altyt hertoge <strong>van</strong> Lothryc ende Brabant. Hy setten Lothryc voir<br />
om deswill dat Lothryck een eertshertoichdom is ende zynen name heeft <strong>van</strong><br />
den grooten coninc Lotharys <strong>van</strong> Vrancryc. Nochtans is thertoichdom <strong>van</strong> Brabant<br />
vele ouder.<br />
Remigii confessoris anno M o CC o XLVIII o .<br />
Remigii confessoris anno M o CC o XLIX o ./<br />
Henrick die Dorde voirs., die men hyet die sachtmoedige hertoige, hy trouden ten<br />
wive Aleyten, dochter des hertoigen <strong>van</strong> Bourgoindien, dairaen hy wan:<br />
drie zoenen, by namen: Henricken, die was onbeset <strong>van</strong> synnen ende onbequaem<br />
dlant te regneren, ende by onderwys <strong>van</strong> den heren <strong>van</strong> den lant ende des heren<br />
<strong>van</strong> Mechlen, geheiten die grote Barthout, die nae die doot hertoich Henrix des<br />
Dorden geheel raet was <strong>van</strong> vrouwe Aleiten, bega¡ hy hem in een abdye in Bourgoindien;<br />
Iannen, die wairt int achste iair nae zyns vaders doot hertoich <strong>van</strong> Brabant<br />
ende hy was dierste hertoich Ian; Godeuarden, die had voir zyn gedeelt in<br />
Brabant Aerschot, Bierbeeck, Sichenem ende Sint-Aechten-Rode; hy creech een<br />
edell vrouwe, dairmede hygecreech dlant <strong>van</strong>Vierson; hy wan dairaen enen zoen,<br />
geheiten Ian, ende twe dochteren; dese edel Godeuart ende Ian, zyn zoen, worden<br />
nae- / maels verslagen in den vreeslycken strydt <strong>van</strong> Cortryc, dair vele edele bleven.<br />
Dafcoempst der heren <strong>van</strong> Croy<br />
1249-1250<br />
Syn outste dochter ga¡ hy ten huwelic den greve <strong>van</strong> Harcourt ende ga¡er mede<br />
dlant <strong>van</strong> Aerschot ende Bierbeecke; <strong>van</strong> hair als <strong>van</strong> der eenre zyden is gecomen<br />
die heer <strong>van</strong> Croy, nu int iair XV C ende dartien levende; ende zyn ander dochter<br />
trouden den greve <strong>van</strong> Loen ende ga¡er mede dlant <strong>van</strong> Sichenem ende Sint-<br />
Aeghten-Rode; ende hy gewan aen hair een dochter die naemaels trouden den<br />
greve <strong>van</strong> Guylic;<br />
1 Herhaald tot en met fol. 56 r .<br />
41
fol. 55 r<br />
fol. 55 v<br />
fol. 56 r<br />
fol. 56 v<br />
1250-1251<br />
ende een dochter Marie, die wairt coningin <strong>van</strong>Vrancryck, want zy trouden den<br />
dorden coninc Philips voirs., Sinte-Lodewycs soen, naedat zyn ierste vrouwe<br />
doot was, ende hy had <strong>van</strong> deser vrouwen enen zoen, geheiten Lodewyc, greve<br />
<strong>van</strong> Eureux.<br />
Remigii confessoris anno M o CC o L o .<br />
Tempore istius scabinatus incepit ordo heremitarum beati Augustini. 1 Tempore<br />
iamdicti scabinatus in ianuario composicio quedam facta est inter Iohannem,<br />
dominum de Huesden, /et opidum de Buscoducis inter cetera quod omnia bona<br />
opidanorum de Busco per dominium domini de Huesden transeuncia, sic 2 in terris,<br />
sic 2 in aquis, de theolonio libera erunt. Preterea, si contingat, quod aliquis<br />
opidanus aliena bona transvexerit et inde convictus fuerit, domicilium domus<br />
sue confringetur et per annum o¤cio suo carebit et super domo de Huesden iure<br />
debito, si comprehendi poterit, tenebitur ad emendam. Insuper si a domino de<br />
Huesden ex una parte et opidanis de Busco ex altera hec condicio, quod absit, neglecta<br />
fuerit, post septem dies monitione prehabita tenebitur emendari, interim<br />
etiam non erit calumpniatum; prout in litteris 3 ad signum (½7) et folio X.<br />
Remigii confessoris anno M o CC o LI o .<br />
Remigii confessoris anno M o CC o LII o ./<br />
Remigii confessoris anno M o CC o LIII o scabini fuerunt hii.<br />
Remigii confessoris anno M o CC o LIIII to .<br />
Remigii confessoris anno M o CC o LV to ./<br />
Remigii confessoris anno M o CC o LVI to .<br />
Remigii confessoris anno M o CC o LVII o : Makarius, Iohannes dictus Pape, Egidius<br />
Knode, Godescalcus de Hynden, Iohannes de Neysel, Nycholaus Fermentatoris,<br />
Ludingus.<br />
Remigii confessoris anno M o CC o LVIII o ./<br />
Remigii confessoris anno M o CC o LIX o .<br />
Remigii confessoris anno M o CC o LX o .<br />
Fundacie <strong>van</strong> den predicaren te Loeuen<br />
Ten tyde <strong>van</strong> den voirscreven scepenstoel soe ster¡ hertoge Henrick die Dorde<br />
voirs. als hy XIII iaren regneert hadde ende hy wairt begraven te Loeuen indt<br />
cloester <strong>van</strong> den predicaren, dwelcke hii gesticht ende fundeert hadde. /<br />
1<br />
Vertaling: in dit schepenjaar begon de orde <strong>van</strong> de heremieten <strong>van</strong> de heilige Augustinus.<br />
2<br />
Aldus hs., lees sit.<br />
3<br />
Hierna inferius insertis doorgestreept.<br />
42
fol. 57 r<br />
fol. 57 v<br />
fol. 58 r<br />
fol. 58 v<br />
fol. 59 r<br />
hiernae begonst te regeren dierste hertoige ian, zoen<br />
<strong>van</strong> den dorden hertoich henrick<br />
Remigii confessoris anno M o CC o LXI o .<br />
Omtrent deser tyt hyelt paeus Gregorius die X te dat consilie te Lyons inVrancryc.<br />
Dair waren CCCCC bisscoppen, LX abten ende andere prelaten omtrent M.<br />
Dair quamen oec Griecken endeTartaren.<br />
Nae die doot <strong>van</strong> den voirs. hertoge Henricken den Dorden leefden vrouwe Aleyt<br />
voirs. langen tyt, wyslyc dat lant regerende, want al hair kynderen ionckwaren. Sy<br />
ster¡ int iair M CC o LXXXIII ende wairt begraven int cloester <strong>van</strong> den predicarenvoirs.<br />
Syhad groete conversacie metten heiligen man Sinte-Thomas <strong>van</strong> Aquinen,<br />
doen levende ende tot Parys woenende, ende als zy ennige twivelachtige<br />
saken in hare consciencien hadde, soe scree¡ zy aen hem om raet ende hy scree¡<br />
hair weder mintlike antwoerde.<br />
Remigii confessoris anno M o CC o LXII o ./<br />
tesertytbeganregnerendierstehertogeian<br />
Remigii confessoris anno M o CC o LXIII o scabini fuerunt.<br />
Remigii confessoris anno M o CC o LXIIII o .<br />
Remigii confessoris anno M o CC o LXV to ./<br />
Remigii confessoris anno M o CC o LXVI o .<br />
Remigii confessoris anno M o CC o LXVII o .<br />
Remigii confessoris anno M o CC o LXVIII o ./<br />
tentyde<strong>van</strong>denierstenhertoichian 1<br />
Ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel als int iair M CC LXVIII soe is Ian voirs., dierste<br />
<strong>van</strong> dien name, zoen <strong>van</strong> den voirs. hertoich Henricken den Dorden, int achste<br />
iair nae dode zyns vaders voirs. worden hertoich <strong>van</strong> Lothryc ende <strong>van</strong> Brabant<br />
ende oic voegt <strong>van</strong> Aken. Hii trouden vrouwe Margrieten, dochter des voirs. conincx<br />
Philips <strong>van</strong> Vrancryc. Ende coninc Philips voirs. hadde zyn suster te wive<br />
als voirs. is. Margriet voirs. ster¡ in den arbeit <strong>van</strong> kinde ende dkinde mede.<br />
Remigii confessoris anno M o CC o LXIX o ./<br />
1269-1270<br />
Nae dode <strong>van</strong> vrouwe Margrieten voirs. soe trouden die voirs. ierste Ian die dochter<br />
<strong>van</strong> greve Gwydo <strong>van</strong> Vlaenderen, dairaen hy wan twee zoenen, by namen:<br />
Ian, die wairt hertoich nae dode zyns vaders ende hy was die tweeste Ian; Godeuairt,<br />
die ster¡ ionck wesende; ende twee dochteren, by namen: Margriet, die<br />
1 Herhaald tot en met fol. 68 r .<br />
43
fol. 59 v<br />
fol. 60 r<br />
fol. 60 v<br />
1270-1271<br />
wairt naemaels keyserinne, want zy trouden int iaer M CC XCII greve Henricken<br />
<strong>van</strong> Lutzenborch, wiens vader doot blee¡ in den stryd voirWoeronck, welke Henric<br />
naemaels wert keyser ende men hyeten die goede keyser Henrick; Marie, die<br />
wairt grevinne <strong>van</strong> Sauoyen.<br />
Remigii confessoris anno M o CC o LXX o ./<br />
Remigii confessoris anno M o CC o LXXI o .<br />
Remigii confessoris anno M o CC o LXXII o .<br />
Remigii confessoris anno M o CC o LXXIII o ./<br />
Remigii confessoris anno M o CC o LXXIIII o .<br />
In den voirs. iair M CC LXXIIII soe heeft die ierste hertoich Ian voirs. dien <strong>van</strong><br />
Dordrecht verleent zeker vryheit <strong>van</strong> tol tot Lyt, prout in litteris incipientibus: `Iohannes,<br />
Dei gratia'et comprehensis folio CCCC LVII et ad signum (½8).<br />
Remigii confessoris anno M o CC o LXV to .<br />
Remigii confessoris anno M o CC o LXXVI to ./<br />
Remigii confessoris anno M o CC o LXXVII o .<br />
Dat dlant <strong>van</strong> Lymborch<br />
Omtrent deser tyt hadde die voirs. ierste hertoich Ian enen zwaren strydt te Woeronck,<br />
die toequam aldus ende oirspronck hadde: want als hertoge Henrick <strong>van</strong><br />
Lymborch was gestorven ende hertoge Ian voirs. wittelic afgecoft hadde Adolphen,<br />
greve <strong>van</strong> Den Berge, die des voirs. hertoge Henricx naeste erfgenaem wass,<br />
allen zyn recht dat hyhadde aen thertoichdom<strong>van</strong> Lymborchvoirs., soe track hertoich<br />
Ian voirs. int lant <strong>van</strong> Lymborch om dat te bescickene. Mar greve Reynout<br />
<strong>van</strong> Gelre, die des voirs. hertoich Henrix dochter hadde gehadt ende die sonder<br />
oir was gestorven, setten hem dairtegen, seggende dat hem als <strong>van</strong>wegen zynre<br />
voirs. vrouwen, die dochter was des voirs. hertoich Henrix, die tocht toebehoirden.<br />
Hertoge Ian voirs. seeghden neen, want greve Reynoutz vrouwe voirs. voir<br />
den voirs. hertoich Henricken, haren vader, weer gestorven. Ende alsoe socht<br />
greve Reynout <strong>van</strong> Gelre voirs. tegen den voirs. hertoich Iannen al omme hulpe.<br />
Ende hy creech te hulpen den eertsbisscop <strong>van</strong> Coelen, greve Henricken <strong>van</strong> Lutcemborch,<br />
hereWalrauen, zynen brueder, ende herenWalrauen <strong>van</strong>Valkenborch,<br />
die all tegen hertoich Iannenvoirs. zwoeren hem te hynderen. dWelckdie hertoich<br />
voirs. vernemende, track hy in den lande <strong>van</strong> den eertsbisscop ende <strong>van</strong> den greve<br />
<strong>van</strong> Lutzemborch voirs., dair hy grote scaide dede, verdestruerende des bisscoppen<br />
lant. Hy toech metter macht opten Ryn ende dede zyn pert drincken in den<br />
Ryn. 1 Ende omtrent Bonne dede hyallen die wyngarden uuytsnyden. Dairnae, ter<br />
begerten ende beeden des greve <strong>van</strong> Den Berge ende der edele <strong>van</strong> Coelen, beleeghden<br />
hy metten voirs. Godeuarden <strong>van</strong> Vierson, zynen brueder, tcasteel <strong>van</strong><br />
Woeronck, dat een roe¡huys was. Ende dairvoir liggende ten tyde <strong>van</strong> den voirs.<br />
1 In margine nota.<br />
44
fol. 61 r<br />
fol. 61 v<br />
fol. 62 r<br />
scepenstoel <strong>van</strong> LXXVII, quamen die voirs. eertsbisscop <strong>van</strong> Colen met vele edelen<br />
uuyt Ouerlant, met greve Reynout <strong>van</strong> Gelre, metten greve <strong>van</strong> Lutsenborch,<br />
den heer <strong>van</strong>Valkenborch ende meynden hertoich Iannen voirs. aldair te overvallen.<br />
Hy trac met zynen heir hen tegen, alsoe datter quam tot enen strydt dair hertoich<br />
Ian te boven ginck ende dair doot bleven die voirs. greve <strong>van</strong> Lutzenborch<br />
met zynen drie bruederen ende met wel M ridderen. Dair worden ge<strong>van</strong>gen die<br />
voirs. eertsbisscop, die greve <strong>van</strong> Nassou, heer Walrauen <strong>van</strong> Valkenborch ende<br />
vele meer andere heren. /Ende die strydt gedaen wesende trac hy weder voirWoeronckvoirs.<br />
ende destrueerden dat in den gront.<br />
Remigii confessoris anno M o CC o LXXVIII:Wellinus ¢lius Egidii dicti Knoede,<br />
Godescalcus de Bladel.<br />
Aengaet den Groeten Gasthuys<br />
1280-1281<br />
Ten tyde <strong>van</strong> desen voirs. scepenstoel soe heeft heer Ian, bisscop <strong>van</strong> Ludick, onder<br />
zynre genaden brieven ingestelt den regule der nonnen ende bruederen <strong>van</strong><br />
den Groeten Gasthuys bynnen der stat <strong>van</strong> sHertogenbosch ende onder meer<br />
dairinne ordineert:<br />
dat zoe wat ziecke int voirs. gasthuys coempt, ten iersten sal men Gode genoch<br />
doen met biechten den priester ende voirtaen zynen naesten dien hy mesdaen<br />
heeft, nae synder macht genade heysschen;<br />
ende zyn goet oft hy ennich heeft onder getuge datselve den gasthuys bevelen datselve<br />
alinge weder te hebbene oft hy geneest;<br />
ende oft hy, staende perikel des dootz, diezelve alle tsyn dair nyet laten en wille,<br />
zoe sal men dairaf nemen den cost / ende <strong>van</strong> dien dat dair overloept, mach hii<br />
zyn testament maken; ende sterft hy sonder testament te makene, allen zyn goet<br />
dan sall comen tot behoe¡ den armen des huys voirs.;<br />
item oftyemandt <strong>van</strong> den ziecken sunderlinge ziect toequame oft heytte ende eens<br />
meesters behoefde ende nyet en hedde den meester te geven, zoe zall tloen des<br />
meesters <strong>van</strong> der meesterssen des gasthuys gegeven worden, alsoe verre zy mach;<br />
item die werlycke gueden des gasthuys voirs. zullen werden gehanteert met raide<br />
vier mannen <strong>van</strong>wegen des bisscops ende by consent der scepenen ende der gesworen<br />
der stat <strong>van</strong> Den Bosch, dairtoe gecoren, diewelke den huyse voirs. trouwe<br />
doen zullen; <strong>van</strong> welken brieven voirs. dbeginsel luydt aldus: `In den name der<br />
heiliger Drieuoldicheit'ende is begrepen folio XI ad signum tale (½9).<br />
Remigii confessoris anno M o CC o LXXIX o : Henricus de Neynsel, Amelius de<br />
Bucstel. /<br />
Remigii confessoris anno M o CC o LXXX o .<br />
Omtrent deser tyt tot Sinte-Quintyns in Vermendoys vergaderden die bovengenoemde<br />
coninc Philips <strong>van</strong>Vrancryc ende hertoge Ian dIerste voirs., daerse tsamen<br />
feestelic hoveerden. Ende int sceyden vraeghden hem die coninc wye den<br />
anderen die sceydelmaeltyt geven zoude, dairop hertoge Ian antwoerden: die<br />
zyn spyse ierst gereet hedde; dwelc die coninc consenteerden. Mar hy dede verbyeden<br />
dat men des hertogen lyeden noch hout noch colen vercopen en zoude<br />
omme alsoe metten hertoich te boerden. dWelc die hertoich verstaende dede hy<br />
45
fol. 62 v<br />
fol. 63 r<br />
1281-1282<br />
coepen allen die plattelen, nappen ende scotelen die hy crigen conde, ende dairmede<br />
wairt zyn spyse gecooct ende alreierst gereet.<br />
Remigii confessoris anno M o CC o LXXXI o : Wellinus ¢lius Egidii Knoede, Iohannes<br />
Coman. /<br />
Remigii confessoris anno M o CC o LXXXII.<br />
Remigii confessoris anno M o CC o LXXXIII o .<br />
Ten tyde <strong>van</strong> desen scepenstoel ster¡ vrouwe Aleyt voirs.<br />
Dese naevolgende carthe accordeert metter carthen, beginnende: `In den name<br />
der herleiger 1 ende ongesceyden Drievoldicheit', verleent by den dorden hertoich<br />
Ian.<br />
Tempore iamdicti scabinatus feria secunda ante festum Puri¢cationis Beate MarieVirginis<br />
supradictus Iohannes, primus illius nominis, dux Lottharingie et Brabantie,<br />
univer- /sitati burgensium de Buscoducis concessit subsequentia:<br />
Die vryheit <strong>van</strong> tol in Brabant<br />
in primis ipsos burgenses de Buscoducis ab omni theolonio ubicumque in sua potestate<br />
tam per aquas quam per terras liberavit ac liberos penitus et absolutos esse<br />
voluit imperpetuum;<br />
item eisdem adhuc concessit si alicui quidquam adversus aliquem burgensem de<br />
Buscoducis displicuerit, idem nichil inde nisi iudicium scabinorum habere debet<br />
nec etiam ipse aliquid de hoc requiret aut sua posteritas;<br />
item si de circumiacentibus alicui burgensium aliquis iniuriam fecerit de bonis<br />
suis que burgensis iuste et sine querimonia possedit, villicus de Buscoducis hoc<br />
corrigere debet, etc.;<br />
Aengaet die poirtscap<br />
item porte et ingressus opidi de Buscoducis patebunt cuilibet et burgensis ¢eri poterit<br />
quilibet, etc., dandovidelicet iudici quatuor denarios, preconi unum denarium et<br />
sculteto unum denarium; cuilibet opidano, si necesse habuerit, cedent XL ta dies in<br />
iulio, totidem in augusto ad messes colligendas et totidem ad seminandum in autumpno<br />
extra limina dicti opidi, etc.;<br />
Aengaet der bourgeren daginge<br />
cum aliquis opidanus in causam fuerit trahendus, debet citari per iudicem vel per<br />
preconem, venturus ad iudicium post duas ebdomadas a die citationis; sed opidanus<br />
citatus potest diem citationis anticipare et dictus modus citandi locum habet<br />
tantum in causa que vertitur inter opidanos; si autem extraneus opidanum traxerit<br />
in causam, iudex tenebitur ei iusticiam facere infra triduum; qui per testes se habet<br />
excusare in iudicio, ille habebit iuducias per duas ebdomadas;<br />
Aengaet tgetugenisse der bourgeren<br />
item tantum opidanus ferre poterittestimonium contra opidanum et simplex opidanus,<br />
ferens testimonium, iurare tenebitur; /<br />
1 Aldus hs., lees heiliger.<br />
46
fol. 63 v<br />
fol. 64 r<br />
Aengaet hoe scepenen tugen mogen<br />
scabinus vel iuratus dicti opidi potest ferre testimonium sine iuramento;<br />
1283-1284<br />
Hoe men dagen sal<br />
cum quis citatur de re pecuniali, debet citari per iudicem vel preconem in presentia<br />
duorum opidanorum et in citatione debet taxari summa pecunie; et si citatus die<br />
pre¢xa non comparuerit, conquerens tantum pecunie obtinuit quanta in citatione<br />
fuerit taxata; et citatus, quia non comparuit, debet iudici de banno tres solidos;<br />
item censuales alicuius domini spiritualis a nobis vel nostro sculteto ad iudicium<br />
citati fuerint, dominus eorum spiritualis poterit eos a iudice eripere, ita quod promittat<br />
certa ¢de se debere iuste iudicare;<br />
item cum aliquis super hereditate aliqua citatus ad iudicium prima die pre¢xa sibi<br />
a iudice non comparuerit, citandus est secundo, et si secundo non comparuerit,<br />
citabitur tercio, et si tunc non venerit, tenebitur satisfacere iudici de utroque excessu<br />
persolvendo ei duos solidos lo<strong>van</strong>ienses; si vero tercio non venerit, cadit citatus<br />
a causa et hereditas, super qua citatus est, ipsi abiudicabitur; si autem<br />
conquerens aliqua die non comparuerit de dictis tribus diebus citationis, cadit<br />
penitus a causa;<br />
Hoe men sal zweren<br />
qui debet iurare de re pecuniali, poterit cadere a causa et eam amittere si verbotenus<br />
male iuraverit vel contra modum iurandi venerit;<br />
Den peen <strong>van</strong> qualic te zweren<br />
qui iuraverit super hereditates in primo vel secundo iuramento, cadere non poterit;<br />
si autem tercio iurans debitum modum iurandi excesserit, cadit a causa et quotiens<br />
male iuraverit, tociens iudici duos solidos lo<strong>van</strong>ienses persolvet;<br />
Van den drie iairgedingen<br />
item in dicto opido tria placita annalia servabuntur, primum proxima feria tercia<br />
post Epiphaniam Domini, secundum proxima / feria secunda post octavas Pasche,<br />
tercium feria secunda post festum Nativitatis Baptiste et dicta placita sunt in ecclesia<br />
indicenda;<br />
Den brueck die yemanden quetsten<br />
si quis alium instrumento acuto vulneraverit et de hoc per scabinos convictus fuerit,<br />
decem talenta domino persolvet vel manu prevabitur; 1<br />
dOvervallen bynnen huyse<br />
si quis alium infra mansionem suam per se vel per alios occiderit, ipse cum suis<br />
complicibus, si per scabinos convicti fuerint, erunt in potestate domini;<br />
si quis aliquem infra mansionem suam vulneraverit, decem talenta et quilibet<br />
complicum suorum XL ta quinque solidos Lo<strong>van</strong>iensium domino persolvent, si<br />
per scabinos convicti fuerint;<br />
si is qui in propria mansione se defendendo aliquem occiderit, quatuor Lo<strong>van</strong>ienses<br />
denarios persolvet et per hoc dominus eum tenebitur tueri et reconsiliare et<br />
condere ¢rmam pacem;<br />
1 Aldus hs., lees privabitur.<br />
47
fol. 64 v<br />
1283-1284<br />
Ius talionis<br />
item si aliquis quassator per scabinos convictus fuerit, caput pro capite, oculum pro<br />
oculo et simile membrum pro simili membro de proprio membro tenebitur amittere;<br />
De crimine capitali<br />
qui super furto, incendio, rapina sive exhibitione veneni deprehensus fuerit et per<br />
scabinos convictus, capitalem debet inire sententiam; et si non convictus per scabinos<br />
sala manu iurando se ab 1 poterit excusare;<br />
De fure deprehenso<br />
qui furem in domo sua deprehenderit, poterit eum cum vicinis suis tenere et iudici<br />
presentare; si vero deprehensum fuerit, dimiserit et de hoc per scabinos convictus<br />
fuerit, id ad gratiam domini emendabit;<br />
De debitoribus ser<strong>van</strong>dis<br />
qui coram iudice super debitis convenitur et convincitur, iudex debet debitorem custodie<br />
preconi deputare per duas ebdomadas ser<strong>van</strong>dum et interim a precone pascendum;<br />
et post duas ebdomadas iudex tradet debitorem in potestate, cuius est<br />
debitor, ita quod ille debitorem suum pascet non vexando corpus ipsius donec secum<br />
componat, etc.; /<br />
Van bourge te stellen in recht<br />
si quis in iudicio coram iudice comparuerit, tenebitur iudici, si exigerit, quo ad ius<br />
suum ponere ¢deiussores; opidanus vero, si in iudicio conveniatur et aliquid iuris<br />
citra eum contigerit iudicem, poterit a iudicio recedere sine ¢deiussore, si tantum<br />
possideat quantum in valore iudici citra eum competit; si non tantum possideat, tenebitur<br />
prestare ¢deiussoriam cautionem;<br />
Van tegenseggen<br />
si quis in iudicio obloquitur scabinis vel sentenciam ipsorum, etc. iniuste et contumaciter<br />
contradixerit, tenebitur domino persolvere decem talenta et cuilibet scabinorum<br />
unum talentum;<br />
De percussis manu vel trusis pede<br />
si quis alium irato animo manu percusserit primo vel pede truserit et de hoc per<br />
scabinos convictus fuerit, solvet quindecim solidos, videlicet quinque domino,<br />
quinque leso et quinque opido; si vero is, qui percussus fuerit, percussorem incontinenti<br />
repercusserit sine e¡usione sanguinis vel membri quassatione, que vulgo<br />
leemde appellatur, nichil solvet; sed si repercussor primo sine e¡usione sanguinis<br />
vel quassatione membri percussus fuerit et alium repercusserit ad e¡usionem sanguinis<br />
vel quassationem membri, extunc repercussor solvet penam debitam, etc.;<br />
Dat die tepper <strong>van</strong> gedroncken bier hemselven aensweren mach. Oic <strong>van</strong><br />
wiin, mede, etc.<br />
si quis tabernam intraverit et vinum illic biberit et ille, si opidanus sit, facta computatione<br />
statim non solverit sed recesserit usque ad mane ante meridiem crastine diei<br />
1 Aldus hs., men verwacht hierna hoc.<br />
48
fol. 65 r<br />
fol. 65 v<br />
soluturus; si autem ante idem tempus non solverit et querimonia super hoc ad iudicem<br />
delata fuerit, debitor ille vinitori persolvet tres solidos Lo<strong>van</strong>ienses iudici et vinitori<br />
duos; si vero debitor debitum huiusmodi, quod de potu vinitori debet,<br />
negaverit, ipse vinitor debitum tale suo proprio iuramento a¤rmare poterit usque<br />
ad summam quinque solidorum Lo<strong>van</strong>iensium; idem ius erit si bibatur ad cervisiam<br />
vel medonem; /<br />
Altyt te moigen uuyten gelage te gaen ende te betalen<br />
si plures ad potum vini, cervisie vel medonis simul biberint et aliquis eorum prius<br />
aliis a potu recedere voluerit, quandocumque sibi placuerit recedere poterit, si partem<br />
que ipsum de potu tunc cum recedere voluerit, persolverit vinitori seu tabernario;<br />
De correctione false mensure<br />
qui de falsa mensura accusatus et convictus fuerit, tenebitur tres libras Lo<strong>van</strong>ienses<br />
iudici persolvere.<br />
Hier nae volgt int dese selve previlegie oft ennich<strong>van</strong> man oft wy¡ storve oft deen<br />
oft dander weder huwelic dede, hoe die gueden versterven zullen ende des dairaen<br />
cleeft; suecket int selver previlegie;<br />
Van den brueck die den richter tziin ontdreegt<br />
item qui aliquid iuris iudicem contingens violenter a iudicio detulerit et desuper per<br />
scabinos convictus fuerit, dabit quindecim talenta iudici pro satisfactione;<br />
Van den recht dat een bourger heeft als een vleeshouwer beesten coept<br />
si carnifex bovem, vaccam seu ovem a Martini usque Nativitatis Domini ad mactandum<br />
pro usu hominum emerit et opidanus superveniens huiusmodi animal ad<br />
proprium usum habere voluerit, si bos vel vacca fuerit, duos denarios, si porcus<br />
unum denarium, si ovis obulum dabit carni¢ci magis ex quo emerat et sic opidanus<br />
animal huiusmodi optinebit;<br />
Wat een bourger verliesen mach by zyn huysvrou comanscappende<br />
opidanus habens uxorem que piscare vel braxare solet, poterit per eandem panem<br />
iuxta plenitudinem unius fornacis amittere, sic etiam de cervisia, sic etiam de ¢lis<br />
laneis et lineis;<br />
De re furtiva<br />
item rem furtivam poterit verus possessor per testes iterum apprehendere et obtinere;<br />
De duello<br />
item quod nemo debet vocari ad duellum; /<br />
1283-1284<br />
De homicidio perpetrato<br />
si querimonia de homicidio perpetrato ¢at, reus homicidii ter quatuordecim et tribus<br />
diebus ante tribunal vocari debet et si non ad talem terminum comparaverit,<br />
diiudicabitur et pro prescripto reputabitur; si autem infra terminum huiusmodi<br />
quassator conductum requisierit a iudice nec obtinuerit, nequaquam diiudicari poterit;<br />
49
fol. 66 r<br />
1283-1284<br />
De testimonio contra burgensem<br />
extraneus contra burgensem nequaquam poterit testimonium perhibere;<br />
De femina oppressa<br />
si femina se vi oppressam seu stupro violatam a viro dixerit et de hoc querimonia<br />
fecerit sine ydoneis testibus, processum in querimonia habere non debet;<br />
De bonis titulo pigneris possessis<br />
si quis bona titulo pigneris sibi obligata possederit sine reclamatione per annum et<br />
amplius et quis eidem iniurietur super hiis, sola manu iurando a¤rmabit quidquam<br />
iuris habuerit in illis bonis;<br />
De expensis in iudicio factis<br />
si duo coram iudice vocati causam tractaverint, alter qui cadit a causa reliquo expensas<br />
solvere tenebitur, ita quod ille qui causam suam defensaverit ipsas expensas<br />
suo iuramento taxabit;<br />
De citandis opidanis<br />
preco burgensem non vocabit ad iudicium nisi ad domum suam coram duobus opidanis<br />
aut pluribus; ad consilium scabinorum nemo accedet nisi vocatus;<br />
De sentenciis scabinorum<br />
sentenciam scabini de Busco cum consilio aliorum scabinorum suorum factam et<br />
stabilitam nemo poterit cassare;<br />
De servicio burgensium<br />
burgenses de Busco non sunt obligati in servicio alicuius excepto domino; /si burgenses<br />
alicui in adiutorium processerint extra limina opidi, eodem die sole adhuc<br />
splendente revertentur ad idem opidum, nisi cum dominus cum ceteris universitatibus<br />
aliorum opidorum communiter iverit; tunc enim burgenses cum domino sicut<br />
relique universitates aliorum opidorum pro¢ciscentur;<br />
De oppresione femine alicuius<br />
qui super violacione alicuius femine competenti probatione in iudicio convictus<br />
fuerit, erit plectendus sentencia capitali; et si femina ab huiusmodi probatione defecerit,<br />
domino solvet decem talenta, que si solvere non poterit, per decem annos exterminabitur<br />
seu proscribetur ab opido de Busco;<br />
De possessione hereditatis per annum<br />
qui patrimoniumvel hereditatem alicuius mercatus fuerit et sub testimonium scabinorum<br />
sine reclamatione per annum et diem vel amplius possederit, nulli post dictum<br />
terminum, etiam si repetatur, desuper tenebitur respondere;<br />
De arrestatis sine licentia recedendis<br />
si arrestatus coram duobus opidanis in opido sine licentia iudicis ab opido recesserit<br />
et desuper convictus fuerit, XL ta quinque solidos solvet iudici;<br />
De testimonio conferendo super debito<br />
qui aliquem debito aliquo in iudicio conveniat et testes desuper ydoneos habeat, testes<br />
iuramento tenentur testimonium perhibere, sed actor non tenebitur iurare;<br />
50
fol. 66 v<br />
fol. 67 r<br />
fol. 67 v<br />
fol. 68 r<br />
De censu fundi solvendo<br />
quilibet opidanorum de Busco quolibet anno Martini de integra area XII denarios<br />
Colonienses et duos pullos, de dimidiaVI denarios et unum pullum domino solvere<br />
tenetur; scabinus vero scabino exeunte huiusmodi non solvet;<br />
De pascu scabinorum in placitis annalibus<br />
iudex opidi pascet scabinos ter in anno ad tria iudicia annalia predicta, et ter ad<br />
predictos terminos ipsis exhibebit maheriam;<br />
De libertate burgensium<br />
opidanus dicti opidi nulli debet esse servilis sed secundum iura opidi libertate fruetur;<br />
/<br />
Van hoetvairt te halen<br />
item burgenses de Busco ius opidi sui extra opidum suum non requirent; si vero sentencias<br />
requirere voluerint, eas requirent apud Louanium;<br />
Quod ¢lii sacerdotum et illegitimi non possunt testari<br />
item ¢lii sacerdotum vel alii non legitimo thoro procreati non poterunt perhibere<br />
testimonium in preiudicium bonorum vel vite alicuius opidani loci de Busco, etc.;<br />
prout premissa 1 in dicto previlegio lacius continentur, quodquidem previlegium<br />
comprehenditur folio XVII et ad signum (½10).<br />
Remigii confessoris anno M o CC o LXXXIIII to .<br />
Remigii confessoris anno M o CC o LXXXV to ./<br />
Remigii confessoris anno M o CC o LXXXVI to .<br />
Van Huesden<br />
Ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel toech die voirs. ierste hertoich Ian met groeter<br />
macht voir Huesden ende hy wan die borcht aldair ende besettense met volck.<br />
Ende <strong>van</strong>dair toech hy ne¡ens die Maze ende wan die borcht <strong>van</strong> Malrepas die<br />
hy destrueerden.<br />
Remigii confessoris anno M o CC o LXXXVII o .<br />
Remigii confessoris anno M o CC o LXXXVIII o ./<br />
Remigii confessoris anno M o CC o LXXXIX o .<br />
Remigii confessoris anno M o CC o XC mo .<br />
1293-1294<br />
Remigii confessoris anno M o CC o XC primo: Alardus de Keent, Arnoldus Poldonck.<br />
/<br />
Remigii confessoris anno M o CC o XCII o : Macharius de Gandauo, Arnoldus<br />
Rouer.<br />
Remigii confessoris anno M o CC o XCIII o : Wellinus ¢lius quondam Hille, Bartholdus<br />
de Hosdina.<br />
1 Hierna inferius doorgestreept.<br />
51
fol. 68 v<br />
fol. 69 r<br />
fol. 69 v<br />
1294-1295<br />
Remigii confessoris anno M o CC o XCIIII to : Wellinus ¢lius Egidii Cnode, Nycolaus<br />
de Megen,Thomas deVden. /<br />
Remigii confessoris anno M o CC o XCV to :Wellinus ¢lius quondam Hille, Henricus<br />
de Neynsel.<br />
nu sterf dierste hertoich ian<br />
Omtrent der tyt <strong>van</strong> desen scepenstoel soe trouden die greve <strong>van</strong> Baren des coninx<br />
dochter <strong>van</strong> Engelant, daer die voirs. ierste hertoich Ian ter brulochten was. Ende<br />
in een tornoyspel datt daer gehouden wairt, wairt die voirs. hertoich Ian in de<br />
muys <strong>van</strong> zynen arm geraect ende gequetst, daira¡ hy oudt wesende XLI iaren<br />
ster¡ ende wairt gebracht tot Bruessell ende begraven aldair ter mynrebruederen.<br />
Remigii confessoris anno M o CC o XCVI to ./<br />
teser tyt began te regneren die tweeste hertoich ian<br />
Nae dode <strong>van</strong> den voirscr. iersten hertoge Ian wairt hertoge <strong>van</strong> Brabant Ian<br />
voirs., ziin zoen, wesende die tweeste hertoge Ian. Dese voirs. tweeste hertoge<br />
Ian int ierste iair <strong>van</strong> zynen hertoichdom, als int voirs. iair M CC XCVI, track<br />
hii met heircracht voir Wassenberge ende belach dat langen tyt ende ten eynde<br />
creech hyt met all datter toebehoirden.<br />
ten tyde <strong>van</strong> den tweesten hertoich ian 1<br />
Remigii confessoris anno M o CC o XCVII o : Wellinus ¢lius Hille, Arnoldus de<br />
Waderle.<br />
Omtrent deser tyt began dat vreeslike oirloge <strong>van</strong> den vierden coninc Philips <strong>van</strong><br />
Vrancryc, geheiten die Schoen Philips, tegens die Vleminge. Ende hadde / oirspronck<br />
omdat greve Gwido <strong>van</strong>Vlaenderen een zyn dochter, geheiten Philippa,<br />
die de voirs. coninc uuyter fonten hadde geheven, tegens desselfs conincx wille<br />
geven woude des coninx zoen <strong>van</strong> Engelant, welke dochter die coninc <strong>van</strong>Vrancryc<br />
voirs. by hem hyelt om thuwelic te beletten. Ende mitsdien die greve den coninc<br />
<strong>van</strong> Vrancryc nyet en woude gehoirsam wesen, trac die coninc op<br />
Vlaenderen, destruerende vele lants aldair. Coninc Eduwart <strong>van</strong> Engelant voirs.<br />
quam den greve te hulpen, mar hy en const hem alsoe nyet gehelpen. Coninc Philips<br />
voirs. vingt den greve ende beyde zyn zoen ende stelden greve Iacoppen <strong>van</strong><br />
Sympol regent inVlaenderen, die deVleminge ongenadichlic regeerden.<br />
Remigii confessoris anno M o CC o XCVIII o .<br />
1 Herhaald <strong>van</strong>affol. 69 v tot en met fol. 73 r .<br />
52
fol. 70 r<br />
fol. 70 v<br />
fol. 71 r<br />
fol. 71 v<br />
De libra seu statera 1<br />
Tempore iamdicti scabinatus Iohannes, secundus illius nominis, dux Lotharingie,<br />
Brabantie et Lymburgie, / pro conservatione libre seu statere infra opidum<br />
de Buscoducis inter cetera contulit et ordinavit, videlicet in primis quod libripendes<br />
seu librarii eiusdem de quocius centum cestarum argenti cer. 2 plumarum recipient<br />
et habebunt tres antiquos Lo<strong>van</strong>ienses; et de qualibet magna libra lane,<br />
que continet et facit triginta sex libras unum antiquum Lo<strong>van</strong>iensem et sic de<br />
aliis; prout in litteris 3 comprehensis ad signum (½11) et folio C XXXVII.<br />
Remigii confessoris anno M o CC o XCIX o :Thomas deVden, Nycolaus de Megen.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o fuerunt scabini in Buscoducis sequentes:<br />
Walterus ¢lius quondam dicti Nenne, Lupardus Merger. 4<br />
Den coep <strong>van</strong> half Mechelen<br />
Int voirs. iair creech die voirs. tweeste hertoige Ian / by coepe <strong>van</strong> bisscop Huge<br />
<strong>van</strong> Ludick hal¡ Mechelen ende dander helfte behoerden heren Iannen Barthout,<br />
die de 5 te leen <strong>van</strong> denselven hertoghe Iannen hyelt.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o primo: Nycolaus de Ouden.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o secundo.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o tercio: Wellinus ¢lius Hille, Henricus de<br />
Zonne. /<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o quarto.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o quinto: Gerardus de Neysel, Arnoldus ¢lius<br />
Bartholdi.<br />
Van den dootslach des heren <strong>van</strong> Kuyck tot Hyntham gesciet<br />
1305-1306<br />
Tempore istius scabinatus seu anno iamdicto dictus Iohannes, secundus illius nominis,<br />
dux Lottharingie, Brabantie, etc., in certis suis litteris communitatem burgensium<br />
suorum de Buscoducis de et a certis suis forefactis, excessibus et delictis<br />
et a quodam homicidio cuiusdam domini de Kuyck per ipsos burgenses in quodam<br />
insultu et con£ictu inter ipsos burgenses ex una et homines seu adiutores ducis<br />
ex altera partibus, inter villam de Roesmalen et Hyntham iuxta Buscumducis<br />
commissis et perpetratis, occasione quinque milium et quingentarum / librarum<br />
loco emende absolvit;<br />
1 Vertaling: over het wegen.<br />
2 Men verwacht een accusatief. De betekenis is onduidelijk, zie ook: Camps, ONB, I-2, 692,<br />
nr. 576.<br />
3 Hierna inferius doorgestreept.<br />
4 Aldus hs., lees Niger.<br />
5 Aldus hs., lees mogelijk die.<br />
53
fol. 72 r<br />
fol. 72 v<br />
1305-1307<br />
Prius concessus ad imponendas assisias<br />
et concessit eidem communitati assisias imponere posse ad dictas libras solvendas<br />
destituitque inter cetera in dicto opido magistratum; prout in litteris incipientibus:<br />
`Nos Iohannes, Dei gratia Lotharingie, Brabantie', etc. et comprehensis ad signum<br />
tale (½12) ac folio XXII.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o sexto: Wolterus dictus Nenne, Nycolaus de<br />
Megen.<br />
Aengaet Lytt<br />
Tempore dicti scabinatus supradictus Iohannes, secundus illius nominis, dux,<br />
etc., in certis suis litteris mandavit illis de Lytt, de Littoyen et de Herwarden, quatenus<br />
sentencias eorum, quociens indiguerint, apud Buscum requirant et ad idem<br />
tamquam ad caput eorum pro iudicio habendo accedant, quia ut inibi quitquid<br />
iuris episcopus Leodiensis apud eos habebat progenitoribus ducis causa permutationis<br />
dederat; quequidem littere incipiunt: `Nos Iohannes, Dei gratia dux Lotharingie,<br />
Brabantie et Lymburgie', etc. et comprehenduntur 1 folio XXV et ad<br />
signum tale (½13). /<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o septimo.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o octavo: Arnoldus Dicbier, Arnoldus Poeldonck,ThomasValant,<br />
Iohannes Francke, Henrick<strong>van</strong> Neynsel.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o nono:Wellinus ¢lius quondam Hille, Iohannes<br />
Francke. /<br />
Van den heemael int Eygen<br />
Tempore iamdicti scabinatus supradictus Iohannes secundus concessit cartham<br />
di¤nitorie dicte des heemaels loci dicti <strong>van</strong> den Eygen. Et inibi loci predicti ordinavit<br />
septem iuratos di¤nitores, dictos heemraden, dans eisdem potestatem ut<br />
inibi, qui vero locus predictus infra palos etterminos inibi invulgari ideomate expressos<br />
et ut sequitur est situatus, videlicet: te beginnen <strong>van</strong> den dyck, geheiten<br />
den Hoofdyck, streckende <strong>van</strong> der sluysen by Gewanden gelegen, geheiten gemeyntlic<br />
ter Druthuoert, totten seven vierdelen lantz heren Geerlix <strong>van</strong> den<br />
Bosch, reyckende voirts totten gericht <strong>van</strong> Ge¡en ende totter stegen <strong>van</strong> Nulant,<br />
die leeght tusschen die voirs. seven vierdelen lantz ende den gericht <strong>van</strong> Ge¡en,<br />
<strong>van</strong> derselver stegen voirt boven die stege, geheiten Kepkens Donck, <strong>van</strong> der zyden<br />
voirt tot Ansems woeninge <strong>van</strong> Nulant totten dyc toe, geheiten Wolfsdyck,<br />
ende <strong>van</strong> dien dyc voirt tot heer Henricx woeninge <strong>van</strong> Nulant, des ridders, ende<br />
<strong>van</strong> derselver woeningen voirts totter kercken <strong>van</strong> Nulant, totter kercken <strong>van</strong><br />
Roesmalen ende <strong>van</strong> der kercken <strong>van</strong> Roesmalen voirt totter kercken <strong>van</strong> Orthen<br />
ende <strong>van</strong> der kercken <strong>van</strong> Orthen al totter Diesen; quequidem cartha comprehenditur<br />
folio XXV.<br />
1 Hierna inferius doorgestreept.<br />
54
fol. 73 r<br />
fol. 73 v<br />
fol. 74 r<br />
Oic <strong>van</strong> denselven hemael in dEygen<br />
Item nae derselver carthen volgt oic insereert dairnae een ander carthe <strong>van</strong> den<br />
daet M CCC XLVI, oick <strong>van</strong> den heemael <strong>van</strong> /den Eygen sprekende, ende dairinne<br />
onder meer isbegrepen dat <strong>van</strong> allen saken, behorende ter scouwen<strong>van</strong> allen<br />
gueden gelegen bynnen der vriheit der stat <strong>van</strong> Den Bosch endebynnen den scouwen<br />
<strong>van</strong> den heemael <strong>van</strong> den Eygen, zullen wesen <strong>van</strong> nu voirtaen emmermeer<br />
seven heemraiden; welke carthe begint: `Ian, by der gracien Goids', etc. ende is<br />
begrepen opten blade XXVIII.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o decimo: Nycolaus de Megen, Henricus de<br />
Sonne.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o XI o : Arnoldus Dicbier, IohannesVrancken. /<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o XII o : Wellinus ¢lius Hille, Arnoldus Poeldonc.<br />
dat die tweeste hertoich ian sterff<br />
Ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel ster¡ hertoich Ian dieTweeste voirs. terVueren<br />
<strong>van</strong> den steen ende hy waert begraven te Bruessel tot Sinter-Goedelen. Hii hadde<br />
te wive vrouwe Margrieten, dochter coninx Eduwarts <strong>van</strong> Engelant, die de sale ter<br />
Vueren dede maken. Hii wan dairaen enen zoen dien hii afterlyete, die geheiten<br />
was oick Ian. Die was die dorde Ian ende men hyeten Ian <strong>van</strong> Coudenberch. Hy<br />
was schoen, gracioes, zuet <strong>van</strong> synnen ende <strong>van</strong> sprake. Dese voirs. dorde Ian was<br />
mer XII iairen oudt als zyn vader voirs. ster¡. / Ende als dieselver tweeste hertoich<br />
Ian, zyn vader, noch leefden, zoe was een huwelic begrepen tusschen den<br />
voirs. dorden hertoge Iannen ende vrouwe Marie, dochter greve Lodewiicx <strong>van</strong><br />
Eureus, die des dorden coninx Philips <strong>van</strong>Vrancryc zoen was ende zynder tweester<br />
huysvrouwe, vrouwe Marie, dochter des yersten hertoge Ians <strong>van</strong> Brabant;<br />
soe datse malcanderen bestonden in den tweesten ende dorden graed, mitz welken,<br />
eert huwelic bequam, zoe most dat gescieden by dispensacien <strong>van</strong> den Stoel<br />
<strong>van</strong> Romen.<br />
tentyde<strong>van</strong>dendordenhertoichian 1<br />
1312-1313<br />
Die voirscr. dorde hertoich Ian, die men hyet Ian <strong>van</strong> Coudenberge, wairt nae<br />
zyns voirs. vaders doot hertoige <strong>van</strong> Brabant als int iair voirs. Ende int beginne<br />
<strong>van</strong> zynen hertoichdom worden die coepluyden uuyt Brabant alomme rasteert<br />
voir die sculden die zyn voirvaders mitz horen oirlogen ende die groete cabbas<br />
<strong>van</strong> hoeren heren sculdich waren gebleven. Ende by zynen consent betaelden die<br />
coepluyden die sculden ende ont¢ngen weder des hertoigen demaynen.<br />
1 Herhaald <strong>van</strong>af fol. 73 v tot en met fol. 101 r .<br />
55
fol. 74 v<br />
fol. 75 r<br />
1312-1313<br />
Cartha de Cortenberch 1<br />
Tempore iamdicti scabinatus dictus Iohannes, tercius illius nominis, dux Lotharingie,<br />
Brabantie, etc., concessit cartham nuncupatam die carthe <strong>van</strong> Cortenberge<br />
et inibi inter cetera voluit: 2 /<br />
Alleen bede te geven uuyt drie saken, etc.<br />
quod nec ipse nec sui successores ullo tempore futuro precariam aliquam recipiant,<br />
nisi ex causa milicie aut matrimonii aut captivitatis, etc.; et inibi adhuc:<br />
Dat men vonness geven sal nae uuytwysen der brieven<br />
dat hy houden sal zyn lant te witte ende te vonnesse ende vonnesse doen gelyc die<br />
brieve spreken diere op gemaect zyn;<br />
Dat men enen yegelycken recht sal doen nae zynrer statrecht<br />
item dat hy ende zyn nacomelingen die goede lieden houden ende handelen zal nae<br />
recht <strong>van</strong> elcker stat <strong>van</strong> allen dingen ende dairboven nyet werken noch laten werken;<br />
Van den regenten in Brabant<br />
item adhuc inibi habetur quod Brabantia admissione dicti domini ducis stabat sub<br />
gubernatione quatuor militum, trium proborum virorum de Louanio, trium de<br />
Bruxella, unius de Antwerpia, unius de Buscoducis, unius de Thienen et unius de<br />
Leeuwen.<br />
Dese hebben die cartthe <strong>van</strong> Corthenberge metten voirs. dorden hertoich Iannen<br />
bezegelt: greve Gerart <strong>van</strong> Guylic, greve Arnt <strong>van</strong> Loen, heer Reynout <strong>van</strong> Valkenborch<br />
ende <strong>van</strong> Monyoen, heer Florys Barthout, heer <strong>van</strong> Mechelen, heer Gerart,<br />
heer <strong>van</strong> Diest, borchgreve tAntwerpen, heer Raess, heer <strong>van</strong> Liedekercke<br />
ende Breda, heer Gerart, heer <strong>van</strong> Hoerne, heer Arnt, heer <strong>van</strong>Wesemael, mairscalc<br />
<strong>van</strong> Brabant, heer Arnt <strong>van</strong>Wesemael, heer <strong>van</strong> Bergen, Henric <strong>van</strong> Louene,<br />
Philips, greve <strong>van</strong>Vyanen, heer Philips <strong>van</strong>Vyanen, heer <strong>van</strong> Rumste,Wouter,<br />
heer <strong>van</strong> Edeghem, heer Henric Barthout, heer <strong>van</strong> Du¥e, <strong>van</strong> Gheel. /<br />
Dese hebben oic besegelt als voir: heer Goessen <strong>van</strong> Godsenhouen, heer Philips<br />
<strong>van</strong> Liedekercke, heer <strong>van</strong> Huluenhout, heer Ian Barthout, die men heet <strong>van</strong> Berlair,<br />
heer <strong>van</strong> Keerberge, heer Willem, heer <strong>van</strong> Craendonc, heer Henric Kemerlinc,<br />
heer <strong>van</strong> Heuerle, heer Ian, heer <strong>van</strong> Sembre¡e, heer Gerart <strong>van</strong> Quaecbeke,<br />
heer Goyart, zyn brueder, ridderen, heer Daniel <strong>van</strong> Boechout, heer Gerart, heer<br />
<strong>van</strong> Herlair, heer Raess <strong>van</strong> Grauen, ridderen, heer Meywe, heer <strong>van</strong> Wauere,<br />
heer Arnout <strong>van</strong> Helbede, heer Arnout Lombart <strong>van</strong> Yssche, heer Willem <strong>van</strong><br />
Bouter, heer Robbert <strong>van</strong> Glore, ridderen, heer Nycoel <strong>van</strong> Dorne, heer Geerlic<br />
<strong>van</strong> den Bosch, heer Henric <strong>van</strong> Meldert, heer Ian <strong>van</strong> Rasenhoue den ouden,<br />
heer Ian <strong>van</strong> Rasenhoue den iongen, heer Kaerle <strong>van</strong> der Riuiyeren, heer Ian<br />
<strong>van</strong> Ophem, heer Iacop <strong>van</strong> Gentinees, heer Ian, heer <strong>van</strong> Agimont ende <strong>van</strong><br />
1 Vertaling: het charter <strong>van</strong> Kortenberg.<br />
2 Vertaling: ten tijde <strong>van</strong> voornoemd schepenjaar heeft genoemde Jan III, hertog <strong>van</strong> Lotharingen,<br />
Brabant, etc. het charter <strong>van</strong> Kortenberg gegeven, waarin hij onder andere vastlegde:<br />
56
fol. 75 v<br />
fol. 76 r<br />
fol. 76 v<br />
Waelhem, Gerart, heer <strong>van</strong> Merbeys ende borchgreve <strong>van</strong> Bruessel, Gerart, heer<br />
<strong>van</strong> Ghete, Lodewyc <strong>van</strong> Lummele, voigt <strong>van</strong> Haspegouwe, heer <strong>van</strong> Chaumont.<br />
/<br />
Dese hebben oic besegelt: heerWillem, heer <strong>van</strong> Rotselair, Alart, heer <strong>van</strong> Rieue,<br />
Robbrecht <strong>van</strong> Assche, Gerart <strong>van</strong> der Aa, Reyner Bordon <strong>van</strong> Haley, heer Henric<br />
<strong>van</strong> Wanghe, ridder, Ian, heer <strong>van</strong> Kuyck, Arnout, heer <strong>van</strong> Crayengen, Ian<br />
<strong>van</strong> Hoesden, heer Goyart <strong>van</strong> den Bosch, ridder, heer Reyner <strong>van</strong> Borlammont,<br />
heer <strong>van</strong> der Bruyre, heer Ott <strong>van</strong> Kuyck, heer Arnt <strong>van</strong> Diest, heerThomas, zyn<br />
brueder, heer Arnt <strong>van</strong> Leefdale,Wouter <strong>van</strong> Berthem; quequidem cartha 1 comprehenditur<br />
folio XXX et ad signum (½14).<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o XIII o : Henricus de Aggere, Iohannes Dicbier<br />
iunior, Arnoldus Dicbier, Arnoldus Poeldonck.<br />
Teser tyt was heer Geerlaec <strong>van</strong> den Bosch, dairaf die Geerlixe brug den name<br />
heeft. / Ten tyde <strong>van</strong> den voirscr. scepenstoel ende int iair voirs. ster¡ die voirs.<br />
keyser Henrick, die zwager des voirs. ierstehertoge Ians, want hydesselfs hertoich<br />
Ians dochter hadde, geheiten Margriet, dairaen hy hadde gewonnen enen zoen,<br />
geheiten Ian, die wert coninc <strong>van</strong> Behem, die opruerden doirloge der XVI lantsheren<br />
tegen den voirs. dorden hertoich Ian, als nae bliict; <strong>van</strong> welken keyser Henricken<br />
men seegt dat hy ontfangende dat Heilige Sacrament vergeven wairt, etc.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o XIIII to .<br />
DieWalsche carthe<br />
1314-1315<br />
Ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe heeft die dorde hertoge Ian voirs. verleent<br />
een carthe die men heyt dieWalsche carthe, /ende dairinne by raide heren Lodewycs,<br />
zoen sconinx <strong>van</strong> Vrancryc, greve <strong>van</strong> Euereus, ende anderen <strong>van</strong> zynen<br />
rade geordineert:<br />
Oft yemand voir scout sheren gevaen wordt<br />
in den ierste, worde yemanden zyn goet genomen <strong>van</strong> zynre wegen, dat men dat <strong>van</strong><br />
zynen gereetsten goet lossen zal;<br />
Van penningen te slaen<br />
item dat men gheen penningen in Brabant en sal slaen, tenzy invryen steden ende by<br />
raide der steden in Brabant;<br />
Con¢rmacie der previlegien<br />
item oic con¢rmeert allen carthen ende letteren ende geloeften den steden, cloesteren<br />
ende den lande <strong>van</strong> Brabant verleent;<br />
Van den vorsteriien, etc.<br />
item dat men geen meyeryen, ondermeyeryen, voirsteryen en sal geven te lyve oft tot<br />
enen tyde;<br />
1 Hierna inferius doorgestreept.<br />
57
fol. 77 r<br />
fol. 77 v<br />
1315-1316<br />
Van den wegen<br />
item dat nyemand en sal moigen ontfaen gelt om wege te maken, hy en zalt dairaen<br />
leggen; welke carthe is begrepen nae opten blade XXXIIII.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o XV to : Arnoldus Dicbier, Arnoldus <strong>van</strong> Poeldonck,<br />
Iohannes Lysscop, Iohannes Dicbier iunior.<br />
In desen scepenstoel ten versueck <strong>van</strong> Dircken Roeuerss. waert gedaen en 1 beleydt<br />
<strong>van</strong> den heemraitscap <strong>van</strong> Empel ende <strong>van</strong> den recht der scepenenbrieven<br />
deser stat, folio C LX.<br />
Int iair voirs. zoe begonst te regenen in den meye / ende blee¡ regende omtrent<br />
een iair lanck, alzoe dat coren ende die vruchten all meest verdorven. Oeck begonst<br />
een grote duer tyt, nyet alleen int coren, mar in alrehande nootdorften, alsoe<br />
dat vele menschen storven <strong>van</strong> honger. Ende int naevolgende iair quam een<br />
grote sterfte.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o XVI to : Henricus de Zonne, Iohannes Dicbier,<br />
Petrus deVia Lapidea, Henricus de Aggere, Nycolaus de Megen.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o XVII o ./<br />
Nota dat Tyel Brabant was<br />
Item ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel stont op tegens den voirs. iongen hertoige<br />
Ian den Dorden heer Ott <strong>van</strong> Bueren, die int lant <strong>van</strong> Gelre woenden, overmits<br />
zekere vorwarden die hy seeghden hem <strong>van</strong> den hertoge nyet gehouden te wesen,<br />
etc., ende quam met gewapender hant voirTyell, dat doen den hertoich toebehoirden,<br />
dair die <strong>van</strong> bynnen tegens hem uuytquamen. In welken uuytcomen hy die<br />
versloech ende creech in die stat; dat hem nochtans saeftelic verginc, mitzdat hy<br />
hadde die bastartdochter <strong>van</strong> greveWillemen <strong>van</strong> Hollant, die de overdaet metten<br />
greve <strong>van</strong> Gelre tot Hoichstraten nederleeghden.<br />
Aengaet Huesden<br />
Ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe heeft greve Dirck <strong>van</strong> Cleue het herscap,<br />
toll ende alle alsulcken goet als gelegen is aen geen zyde der Ouder Mazen, gelyc<br />
die heer <strong>van</strong> Huesden ende Ian, zyn zoene, dat <strong>van</strong> zynen alderen houdende had<br />
geweest, overgegeven ende verlydt heren Gerarden, heer <strong>van</strong> Hoerne, <strong>van</strong> Altenaa,<br />
<strong>van</strong> Perewys, etc. ende <strong>van</strong> Herlair, ende Iannen <strong>van</strong> den Elshoute tot behoe¡<br />
sheren zoen<strong>van</strong> Hoesden onder condicie dat hy zoude betalenVI M ponden zwairterTornoysen,<br />
etc.; prout in litteris comprehensis folio CCCC XXI.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o XVIII o ./<br />
1 Aldus hs., lees enen.<br />
58
fol. 78 r<br />
fol. 78 v<br />
fol. 79 r<br />
Aengaet assysen te hoigen, dalde mueren af te breken ende die huysen<br />
af te breken<br />
Ten tyde <strong>van</strong> denvoirs. scepenstoel soe heeft die voirs. dorde hertoge Ian deser stat<br />
geoirloft hoir assysen te moegen hoigen, die stat te moigen vesten, die aude mueren<br />
afbreken ende ennige huysen hen lettende oic af te moigen breken ende by redenen<br />
die proprietarys dairaf te vergeldene; prout in quadam cartha<br />
comprehensa folio XXXVII.<br />
Belech voer Zittart<br />
Ten tyde oeck<strong>van</strong> den voirs. scepenstoel beleeghden die voirs. dorde hertoich Ian<br />
met groeter macht die stat <strong>van</strong> Zittart, toebehoerende heren Reynout <strong>van</strong>Valkenborch,<br />
die hy wan ende innecreech.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o XIX o : Iohannes ¢lius Haykini, Ghiselbertus<br />
Lysscap. /<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o XX o .<br />
Concernit pannicidas et pannos vendendos 1<br />
Tempore dicti scabinatus scabini, iurati et consules opidi de Buscoducis inter 2<br />
statuerunt quod nullus burgensium dicti opidi et extraneorum quorumcumque<br />
infra ambitum loci dicti opidi pannos vendere poterit inscidendos, nisi prius ad<br />
guldam pannicidarum in domo pannorum domini nostri ducis fuerit acceptatus,<br />
sub pena trium marcharum;<br />
item et quod nullus burgensium et extraneorum predictorum lani¢cium exercens<br />
pannos con¢ciendos pannos vendere poterit quovismodo inscidendos, sub pena<br />
predicta; atque quod nullus ibidem pannos vendet inscidendos, nisi in dicta<br />
domo pannorum in quantum marcatores omnes ibidem stare poterunt; prout in<br />
litteris comprehensis folio XXXVIII.<br />
Aengaet Huesden<br />
1320-1321<br />
Ten tyde oick <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel vyele twiste tusschen den voirs. dorden<br />
hertoge Iannen ter eenre ende greve Willemen <strong>van</strong> / Hollant, overmits dlant <strong>van</strong><br />
Huesden, dwelck heer Ian <strong>van</strong> Huesden die gestorven was, te leen gehouden<br />
hadde <strong>van</strong> den hertoich <strong>van</strong> Brabant. Die hertoge voirs. hadde tslot inne ende die<br />
greve voirs. hadde die stat inne. Ende nae vele vechtinge wairt by seggers, zoe nae<br />
in brieven blyct, daira¡ uuytgesproken dat die hertoge voirs. die stat ende dlant<br />
<strong>van</strong> Huesden soude behouden. Ende den heer <strong>van</strong> Za¡enberge, die <strong>van</strong> zynre<br />
huysvrouwen wegen erfgenaem was totten voirs. heer <strong>van</strong> Huesden, hoewel hy<br />
zyn recht den voirs. greve vercoft hadde, waert toegeseegt CCC realen opte renten<br />
der voirs. stat <strong>van</strong> Den Bosch te boeren, alst nae blyct.<br />
1 Vertaling: over de gewantsnijders en de verkoop <strong>van</strong> laken.<br />
2 Aldus hs., hierna ontbreekt alia zoals blijkt uit cartularium fol. 38 r .<br />
59
fol. 79 v<br />
fol. 80 r<br />
fol. 80 v<br />
1321-1322<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o XXI o : Emondus ¢lius Roueri, Arnoldus de<br />
Eynode.<br />
Aengaet Huesden<br />
Ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe hebben heer Florens, heer tot Mechelen,<br />
Gerart, heer <strong>van</strong>Vorne, borchgreve <strong>van</strong> Zeelant, Ian, heer <strong>van</strong> /Arcle, ende Rogier<br />
<strong>van</strong> Leuendale, ridder, aengenomen een uuytspraeck te doen tusschen den<br />
voirs. dorden hertoich Iannen ende den voirs. greve <strong>van</strong> Hollant ende <strong>van</strong> Henegouwe,<br />
etc. aengaende der stat ende lande <strong>van</strong> Huesden; prout in litteris beginnende:`Wii,<br />
Florens Barthout', etc. ende begrepen folio CCCC XXII.<br />
Item tenselven tyde soe heeft hem die voirs. greve in de voirs. seggers overgegeven;<br />
prout in aliis litteris beginnende:`Wy,Willem, greve <strong>van</strong> Henegouwe, Hollant', etc.<br />
ende begrepen folio CCCC XXIII.<br />
Item tenzelven tyde, mitsdien die seggers voirs. tot Hoichstraten, dair den dach<br />
geleegt was, die uuytsprake tusschen die heren voirs. te doen, nyet en accordeerden,<br />
zy enen anderen dach malcanderen gesedt hebben tot Mechelen, ut inibi;<br />
prout in litteris begrepen folio CCCC XXIIII.<br />
Item ende noch tenzelven tyde soe heeft die voirs. greve <strong>van</strong> Hollant zyn consent<br />
gedragen tottenverleggen des voirs. daigz ende der plaetsenvoirs.; prout in litteris<br />
begrepen folio CCCC XXV.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o XXII o : Emondus die Roeuer, Ghysbertus<br />
Lysscap. /<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o XXIII o .<br />
Dopdracht gedaen den hertoich <strong>van</strong> Brabant <strong>van</strong> der stat <strong>van</strong> Den<br />
Graue<br />
Tempore iamdicti scabinatus dominus Otto, dominus de Kuyck et de Heuerle,<br />
opidum suum de Grauia dedit in manus dicti ducis Iohannis, tercii illius nominis,<br />
et idem dominus Otto dictum opidum cum suis iuribus iterum in feodum iure<br />
Brabantino a duce predicto recepit et homagium sibi prestitit; 1 prout in litteris<br />
incipientibus: `Otto, dominus de Kuyck', etc. et comprehensis folio CC LXXVI.<br />
Et subsequitur alia littera dicti domini Ottonis de donatione dicti opidi de<br />
Grauia, incipiens: `Nos Otto, dominus de Kuyck', 2 etc. et comprehensa folio CC<br />
LXXVIII.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o XXIIII to ./<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o XXV to : Rutgerus deVia Lapidea,Wolterus<br />
Colen.<br />
1 Vertaling: ten tijde <strong>van</strong> voornoemd schepenjaar heeft heer Otto, heer <strong>van</strong> Cuijk en Heverlee,<br />
zijn stad Grave in handen gegeven <strong>van</strong> genoemde hertog Jan III en heeft diezelfde heer Otto<br />
genoemde stad met haar rechten in leen terugont<strong>van</strong>gen <strong>van</strong> voornoemde hertog volgens<br />
Brabants recht en heeft hij hem leenhulde gedaan.<br />
2 Vertaling: en er volgt een andere akte <strong>van</strong> genoemde heer Otto over de schenking <strong>van</strong> genoemde<br />
stad Grave, beginnend:Wij, Otto, heer <strong>van</strong> Cuijk.<br />
60
fol. 81 r<br />
fol. 81 v<br />
Aengaet den hemael <strong>van</strong> Nulant, Ge¡en, <strong>Os</strong>, Littoyen, Lyt<br />
Tempore iamdicti scabinatus supradictus Iohannes, tercius illius nominis, concessit<br />
cartham di¤nitorie dicte des heemaels de Nulant, Ge¡en, <strong>Os</strong>,Tefelen, Littoyen<br />
et Lyt, iacentis infra palos infrascriptos, videlicet 1 beginnende <strong>van</strong> den<br />
gericht <strong>van</strong> Nulant totten gericht <strong>van</strong> Ge¡en ende <strong>van</strong> den gericht <strong>van</strong> Ge¡en totten<br />
gericht <strong>van</strong> <strong>Os</strong>. Ende dat gericht al doer ende <strong>van</strong> den gericht <strong>van</strong> <strong>Os</strong> doer tgericht<br />
<strong>van</strong> Tefelen al totten gericht <strong>van</strong> Littoyen, al totten gericht <strong>van</strong> Lyt doer die<br />
weteringe ons heren shertogen voert varende all totter Mazen toe, ende heeft dair<br />
gesedt seven heemraiden, etc.; welke carthe is begrepen opten blade CCCC<br />
XIX. /<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o XXVI to : Petrus de LapideaVia, Emondus<br />
Roeuer.<br />
Hier versocht coninc Ian <strong>van</strong> Behem <strong>van</strong> zynre moeder wegen deel in<br />
Brabant<br />
Omtrent deser tyt quam coninc Ian <strong>van</strong> Behem voirs., des voirs. keyser Henricx<br />
zoen, totten voirs. dorden hertoge Ian te Bruessel, heysschende deell in Brabant<br />
als tverster¡ <strong>van</strong> zynre moeder Margrieten, der keyserinne, die een dochter was<br />
<strong>van</strong> den voirs. iersten hertoige Ian. Ende die voirs. dorde hertoge Ian antwoirden<br />
denvoirs. coninc dairop doer die stemme heeren Rogiers <strong>van</strong> Leuendale, dat geen<br />
recht en wair dat een dochter in Brabant een deel hebben zoude ende presenteerden<br />
hem des ten recht.<br />
Doirspronck des oirloigs der XVII lantsheren<br />
Die voirs. coninc Ian wairt toernich, seggende hy zoudt crigen als hy conste, ende<br />
wairt alsoe zyn vyant.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o XXVII o ./<br />
Aengaet der weeckmarct deser stat<br />
1328-1329<br />
Ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe heeft die voirs. dorde hertoich Ian verleent<br />
der stat <strong>van</strong> Den Bosch die weeckmarct ende gegeven allen comannen ende lieden,<br />
die comen willen ter voirs. marct, vast geleyde varende ende kerende <strong>van</strong><br />
gwoensdaigz ter noenen tot svrydaigz ter noenen dairnae volgende ende alsoe<br />
dat men dair nyemanne en sal moigen houden noch rasteren <strong>van</strong> ennigen sculden,<br />
tenzy dat zy die sculde geloeft hadden bynnen den marctdaige voirgenoempt;<br />
prout in litteris comprehensis folio XL.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o XXVIII o : Helias Pannicida, Gerardus de<br />
Neynsel.<br />
1 Vertaling: tentijde<strong>van</strong> voornoemd schepenjaarheeftbovengenoemde Jan III hetcharter<strong>van</strong><br />
het rechtsdistrict <strong>van</strong> Nuland, Ge¡en, <strong>Os</strong>s,Tee¡elen, Lithoijen en Lith gegeven, liggend binnen<br />
de ondergeschreven grenzen, namelijk<br />
61
fol. 82 r<br />
fol. 82 v<br />
1328-1329<br />
Quitancie <strong>van</strong> den coep <strong>van</strong> Graue<br />
Tempore dicti scabinatus dominus Otto, dominus de Kuyck et de Heuerle, quitavit<br />
illustrem principem / Iohannem, tercium illius nominis, predictum de quinque<br />
milibus libris nigris Turonensibus in quibus idem Iohannes dicto domino<br />
Ottoni tenebatur ex causa opidi de Grauia, quod ipse dicto duci supportabat;<br />
prout in litteris comprehensis folio CC LXXVIII.<br />
Van den ingebot 1 ende pandinge in den lande <strong>van</strong> Herpen<br />
Ex certis litteris inferius insertis et datis etiam tempore dicti scabinatus patet,<br />
quod opidum de Buscoducis plenum habet ius videlicet <strong>van</strong> ingebot ende pandinge<br />
infra patriam de Herpen; incipientibus vero dictis litteris: `Nos Iohannes,<br />
Dei gracia'et comprehensis folio CCC XLIII.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o XXIX o : Nycolaus de Megen, Rutgerus de<br />
LapideaVia.<br />
Teser tyt setten die alde scepenen die nyewe scepenen altiit, zoe oec in dit naevolgende<br />
previlegie verleent is. 2<br />
Die carthe <strong>van</strong> der heiliger Drievoldicheit<br />
Ten tyde des scepenstoels voirs. soe heeft die voirs. dorde hertoge Ian, die men hyet<br />
hertoge Ian <strong>van</strong> Coudenberge, deser stat verleent een carthe die men gemeyntlic<br />
noempt die carthe <strong>van</strong> der heiliger Drievoldicheit, welke carthe in vele poincten<br />
accordeert met eenre carthen bovengeruert ende / verleent by hertoge Iannen,<br />
den iersten <strong>van</strong> dien name, in den iair M CC LXXXIII.<br />
Die poirteren deser stat zyn tolvry in Brabant<br />
In welke carthe die voirs. dorde hertoge Ian heeft verleent deser stat vryheit <strong>van</strong> allen<br />
tolle overall te water ende te lande;<br />
Dat die poirteren hier ten recht horen<br />
item dat die poirteren <strong>van</strong> Den Bosch sullen alleen staen ten vonnisse der scepenen<br />
aldair;<br />
Dat die poirteren verantwoirt sullen werden<br />
item zoe wie <strong>van</strong> den omseteren ennigen poirteren onrecht dede aen zyn gueden dat<br />
hy met recht ende sonder clage beseten hedde, die scouthet met allen <strong>van</strong> der stat sal<br />
dair varen ende dat afdoen;<br />
Hoe men gedagen zal<br />
item dat die gedagen zullen gescien in presencien <strong>van</strong> twee poirters ende ten huyse<br />
<strong>van</strong> dengenen die men dagen sal ende int dagen die somme noemen; ende oft die<br />
gedaighde nyet voirt en queem, zal hy gelden den richter enen ban <strong>van</strong> drie scillingen;<br />
1<br />
Hetingebod: hetrechtomiemand voorde rechterstoeltedagen, zie: Coopmans,`HetBossche<br />
recht <strong>van</strong> ingebod', 42-63.<br />
2<br />
In margine nota.<br />
62
fol. 83 r<br />
fol. 83 v<br />
1329-1330<br />
Hoe men zweren zall<br />
item dat diegeen die zynen stever int zweren <strong>van</strong> geldelycken saken nyet en volgt,<br />
vervalt voir dierste; mar zwerende op erve vervalt hy ierst ter dorder reysen, indien<br />
hy zynen stever nyet envolgt; ende <strong>van</strong> elck qualyc zwerenvervalt hy in den peen<strong>van</strong><br />
twe scillingen, etc.;<br />
Van den iairgedingen<br />
item dat in de voirs. stat gehouden zullen werden drie iairgedingen: dierste / des<br />
maendaigs nae Dertiendach, dander smaendaigs nae Beloeken Paeschen, tdorde<br />
smaendaigs nae der geboerten Sint-Ians Baptisten; ende in elck iairgedinge sal die<br />
scouthet den scepenen teten geven ende hoir gruyt;<br />
Die den anderen wondt, verbuert X pont<br />
item die den anderen met scerpen wapenen oft getouwe wondt, die sal geven X pont<br />
ofte hant verliesen, indien hy met wittigen oirconden bedragen wordt;<br />
Die enen in zynen huyse dootsleet oft quetst<br />
item die by hemselven oft andere yemanden bynnen zynen huyse aenveerden ende<br />
hy en dootsleet, die dootsleger met allen zynen medeplichteren, werden zy bedragen<br />
met wittigen oirconden, zullen zyn in der moigentheit des heren; ende oft die<br />
dootsleger yemanden bynnen zynen huyse alleen wondt, die sals wesen op X pont<br />
ende elc <strong>van</strong> den medeplichteren op XLV scillingen, werden zy dairaf bedragen;<br />
Oft yemand bynnen zynen huyse wordt overvallen ende den overvalder<br />
dootsloech<br />
item ende oft yemand bynnen zynre woninge worde aengeveert ende hem verwerende<br />
den overdadigen dootsloege, hy sal alleene <strong>van</strong> elcken doden den heer gelden<br />
vier penningen; ende dairmede sal hem die heer bescermen ende tegens die mage<br />
verzoenen;<br />
Ius talionis<br />
ende een yegelyc ondedige, werdt hy <strong>van</strong> zynen moerde met wittigen orconden bedragen,<br />
hoeft voir hoeft, oige voir oige ende gelyc litt voir gelyc lyt <strong>van</strong> zynen eygen<br />
lichaem zall hy verliesen; /<br />
Die betuygt wordt <strong>van</strong> hoeftmesdaden geet int vonnis zyns lyfs ende onbetuygt<br />
mach hy zwerende hem onsculdigen<br />
item dat diegeen die <strong>van</strong> hoefmisdaden bedragen wordt, als <strong>van</strong> diefte, <strong>van</strong> brande,<br />
rove, vergi¡enisse oft andere dootlike dingen, ende dat met wittigen orconden, die<br />
sal gaen int leste vonnes zyns lyfs; ende en wordt hy met wittigen orconden nyet<br />
overtuygt, die mach hem met zynrer hant alleen zwerende dairaf ontsculdigen;<br />
Die poirter genoch geguedt wesende en der¡ voir sheren broecken geen<br />
bourgen stellen<br />
item oft den richter in den gedingen yet rechs gevyele aen enen poirter, is hy geguedt<br />
dat hy den broeck beteren mach, die mach ewech gaen sonder bourgen te stellen,<br />
ende anders moet hy bourgen stellen;<br />
63
fol. 84 r<br />
fol. 84 v<br />
1329-1330<br />
Dat men der scepenen vonnissen wederspreken mach op XVII pont<br />
item dat men scepenen vonnessen mach wederspreken op X pont te verboeren aen<br />
den richter ende op 1 aen elcken scepenen een pont;<br />
Overtuygt <strong>van</strong> valscher maten verboert III pont<br />
item die <strong>van</strong> valscher maten gevroecht ende met wittigen orconden bedragen wordt,<br />
die sal verboeren III ponden;<br />
Aengaet die verster¡enisse der gueden, etc. 2<br />
item in derselver carthen volgt dairnae ende is begrepen hoe die gueden versterven<br />
<strong>van</strong> den ouderen, wat recht dat die ouderen dairinne behouden alst deen ster¡t ende<br />
hoe die kynderen hoer huwelixgoet inbrengen moeten, etc.; /<br />
Die den richter zyn recht in den gedingen ontdreegt, verboert XV pont<br />
item oft den richter in den gedinge yet rechz aen yemanden geviele die hem dat met<br />
gewaut ondroege ende dairaf met wittigen orconden bedragen worde, die zal wesen<br />
om XV ponden den richter;<br />
Wat een man doer zyn wy¡ backende oft brouwende verliesen mach<br />
item een poirter, hebbende een wy¡ die pleech tebacken oft te brouwen, die mach by<br />
hair verliesen een geback broets oft een gebrouwt byers; ende en pleech zy nyet te<br />
backen oft te brouwen, zoe en sal hy mar IIII penwart scaden lyden;<br />
Van den camp te heysschen<br />
item dat men enen poirter <strong>van</strong> Den Bosch nyet te camp en sal moigen heyschen;<br />
Aengaet <strong>van</strong> yemanden te verdeylen<br />
wordt yemandt berucht <strong>van</strong> dootslage ende daira¡ wordt geroepen voirt gericht<br />
ende hy geleyde soect ende nyet crigen en can, dien en mach men nyet verwysen oft<br />
verdeylen;<br />
Van enen poirter te overtuygen<br />
item dat een man <strong>van</strong> buyten nyet en zall moigen tuygen tegen eenen poirter;<br />
Van der scepenen raide<br />
item dat ter scepenen raide nyemand en sal comen ongeroepen;<br />
Van der scepenen vonnes<br />
item tvonnesse eens scepens <strong>van</strong> Den Bosch, met raide zynre medescepenen gemaect<br />
ende /gestadicht, en sal nyemand moigen wederseggen noch onstadich maken;<br />
Van den dienst der poirteren<br />
item dat een poirter <strong>van</strong> Den Bosch nyet sculdich en is yemanden te dienen, mar<br />
wairt dat hii metten scouthet voere buyten die paelsteden, zoe zal hy by zonnenschyn<br />
weder moigen keeren; mar vore hy tot gemeynen hervarde, dan zal hy doen<br />
gelyc andere <strong>van</strong> den anderen steden;<br />
1 Aldus hs.<br />
2 In margine nota.<br />
64
fol. 85 r<br />
Van vercrachte<br />
item oft een vrouwe vercrachticht worde, die overdadige zal zyn te pynigen metten<br />
vonnes zyns lyfs, worde hy overtuygt; ende oft die vrouwe aen der proe¡enisse gebreke,<br />
zoe zoude zy tselver vonnes lyden;<br />
Van gecoften erven iair ende dach beseeten<br />
item zoe wie yemans erve coept oft onder getugenisse der scepenen sonder bestoren<br />
iair ende dach oft langer besit, die besitter en sal nyeman nae dien tyde, al worde hy<br />
oec geaentaelt, dairaf sculdich zyn tantwordene <strong>van</strong> zulken goede oft <strong>van</strong> zulken<br />
erve des die vercoeper machtich is te vercoepen;<br />
Van dengeenen die beset werden<br />
item die in deser stat beset worde voir twee poirters ende daerenboven ewech vairt,<br />
die eest op XLV scillingen;<br />
Die scepenen zyn chynsvrii<br />
item dat die scepenen, wesende scepenen, thynsvrii ziin; /<br />
Een poirter is vrii<br />
item een poirter <strong>van</strong> Den Bosch en sal nyemans eygen wesen, mar sal nae der stat<br />
recht vryheit gebruycken;<br />
Van den dienste der poirteren<br />
item als andere poirters dyenen <strong>van</strong> den andere steden <strong>van</strong> Brabant, zoe sullen oic<br />
doen die poirters deser stat;<br />
Van den vonnes te Loeuen te halen<br />
item dat die scepenen hoir vonnesse alleen tot Loeuen zullen dorven halen;<br />
Van den getuych tegen enen poirter<br />
item dat diegeen die onwittich zyn, nyet en moigen tuygen tegen enen poirter;<br />
1329-1330<br />
Dat die aude scepenen die nyewe setten moigen 1<br />
item dat alst gheboert dat men die scepenen versetten zall, dat dan die aude scepenen,<br />
dats die dan scepenen zyn, kyesen zullen die nyewe scepenen;<br />
Dat die scouthet den poirteren recht doen sal<br />
item ende dat die scouthet den poirteren recht ende vonnesse doen sal nae vonnes<br />
der scepenen ende anders nyet et etc. ut inibi;<br />
Dat die scouthet bourgen nemen sal in recht te verbeiden, uuytgesceiden<br />
dat den lyve aengaet<br />
item dat die scouthet <strong>van</strong> enen yegelycken die broecachtich is ende zynen broec verborgen<br />
mach, bourge nemen sal vonnes ende recht te verbeyden, uuytgenomen dat<br />
aent lyf gaet;<br />
1 In margine nota.<br />
65
fol. 85 v<br />
fol. 86 r<br />
fol. 86 v<br />
1330-1331<br />
Dat die scepenen hoer vonnesse nyet verseggen en zullen<br />
item dat die scepenen die vonnesse ende getugenisse die zy eens gewyst ende gedaen<br />
hebben, om nyemans wille en zullen anderwerf seggen oft verclaren, mar die partyen<br />
diese aengaen die zullen zy horen, verstaen ende wel houden oft zy willen; /<br />
Van clachten <strong>van</strong> dootslagen<br />
item wairt dat clachten gedaen worden<strong>van</strong> dootslaige ende dairinne yemand die onsculdich<br />
weer beroepen worde, dat dan die cleger gelden sal ter beteringe XX ponden<br />
ende die beclaigt is X pont;<br />
item die in dootslaige wordt geleegt ende hem dairafdie wairheit ontdreegt, die sal<br />
quyt wesen ende dairvoir nyet dorven zweren, ende die cleger sal gelden den peen<br />
<strong>van</strong> XXX ponden;<br />
Wat hy geeft die poirter wordt<br />
item diegeen die poirter wordt sal geven vy¡ ponden, hal¡ den heer ende half deser<br />
stat;<br />
item der kercken Sint-Ians enen grotenTornoysen, den richter twee groet ende den<br />
vorster enen Engelschen;<br />
Het loen <strong>van</strong> ingebieden<br />
item die <strong>van</strong> scout ingeboden wordt, dairaf sal hebben die scouthet enen grotenTornoysen,<br />
ende <strong>van</strong> der mylen voirt ende weder sal men gelden X penningen, die sal<br />
diegeen hebben die de poirt huedt ende dairaf sal hy den bode loonen dien hy seyndt<br />
om dengenen die men ingebieden sal; ende versit hy dan dingebot, soe sal die scouthet<br />
dien doen panden over X scillingen ende dairaf sal hy loonen dengenen diet<br />
uuytpandt; welke carthe is begrepen folio XLI. /<br />
Dese hebben die voirs. carthe helpen bezegelen: heer Ott <strong>van</strong> Kuyck ende <strong>van</strong><br />
Heuerle, heer Rogier <strong>van</strong> Leefdale, borchgreve <strong>van</strong> Bruessele,Willem, heer <strong>van</strong><br />
Cranendonck, heer Ian <strong>van</strong> Rasenhouen, heer <strong>van</strong> Lees, heer Roelof Pipenpoye,<br />
heer <strong>van</strong> Blaesvelt, heer Gielis <strong>van</strong> Quaderibbe, drossaet <strong>van</strong> Brabant, heer Arnout,<br />
proest <strong>van</strong>Wassenberch, ende Herman <strong>van</strong> <strong>Os</strong>.<br />
Van den lakenen opt gewanthuys uuyt te snyden<br />
Oeckten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe heeft die voirs. dorde hertoich Ian deser<br />
stat verleent dat men egeenrehant wullen lakenen uuytsnyden en mach te vercopen<br />
dan opt gewanthuys, ten weer dattet naemaels te cleyne worde; prout in<br />
cartha comprehensa folio XLVII.<br />
Die destructie <strong>van</strong>Valkenborch<br />
Ten tyde oick<strong>van</strong> den voirs. scepenstoel, mitsdien heer Reynout <strong>van</strong>Valkenborch<br />
aengespannen was metten voirs. coninc Ian <strong>van</strong> Behem, soe toech die voirs. dorde<br />
hertoich Ian voirValkenborch, dat hii in den gront omwerpe. /<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o XXX o : Iohannes Aykens,Wolterus de Bladel,Wellinus<br />
de Neynsel, Aelbertus Lose.<br />
66
fol. 87 r<br />
fol. 87 v<br />
Van der <strong>Os</strong>ser sluysen die heer Ian<strong>van</strong> Megen geloeft heeft te onderhouden; prout<br />
litteris wesende <strong>van</strong> den daet M CCC XXXI, sabbato post Magdalene, begrepen<br />
opten bladeVI C LI. 1<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o XXXI o : Daniel de Aggere, Elyas Pannicida,<br />
Gerardus de Neynsel, Geerlacus de Zonne, Iohannes Lysscop, Bartholdus Stempels,<br />
Nycolaus de Ouden.<br />
Omtrent deser tyt Philips <strong>van</strong>Valoys, coninc <strong>van</strong>Vrancryc, wairt des voirs. dorde<br />
hertoige Ians vyant, omme des wil dat hii in zyn lant sustineerden greve Robbrechten<br />
<strong>van</strong> Artoys, zynen neve, die des voirs. coninx viant was. Ende naedien<br />
die voirs. coninc Ian <strong>van</strong> Behem verstaen hadde dat coninc Philips <strong>van</strong>Vrancryck<br />
voirs. vyant was des voirs. dorde hertoich Ians, soe trac hy totten selven coninc <strong>van</strong><br />
Vrancryc om hem tonderwysen hoe men den voirs. hertoge hynderen muchte.<br />
Die voirs. /coninc <strong>van</strong>Vrancryc, dairtoe geneygt zynde, ga¡ hii den voirs. coninc<br />
<strong>van</strong> Behem groet gelt om soudenyers te crigen.<br />
Ende dbeginsel <strong>van</strong> zynen 2 oirloge tegens die XVI lantsheren<br />
Die coninc <strong>van</strong> Behemvoirs., tvoirs. gelt ontfangen hebbende, socht alomme hulpe<br />
tegens den voirs. dorden hertoge Ian, die men noemden <strong>van</strong> Coudenberge,<br />
ende creech tot hemwarts sestien lantsheren, by namen: die conincstabel <strong>van</strong><br />
Vrancryc, deertsbisscop <strong>van</strong> Coelen, deertsbisscop <strong>van</strong>Trier, die bisscop <strong>van</strong> Ludick,<br />
die greve <strong>van</strong> Gelre, die greve <strong>van</strong> Guylic, die greve <strong>van</strong> Baren, die greve <strong>van</strong><br />
Namen, die greve <strong>van</strong> Katzenelboge, die prince <strong>van</strong> der Marck, die heer <strong>van</strong>Valkenborch,<br />
die heer <strong>van</strong> Heynsberch, die heer <strong>van</strong> Beamont, die heer <strong>van</strong> Monyoen.<br />
3 Dese heeren zwoeren allen metten voirs. coninc <strong>van</strong> Behem tegen den<br />
voirs. dorden hertoich Iannen ende worden zyn vyanden ende ontseeghden hem<br />
ly¡ ende goet. Nochtans en had hy nyemanden <strong>van</strong> den heren leet gedaen. Ende<br />
vele <strong>van</strong> hen waren zyn maigen ende sommige zyn vassallen ende leenmannen.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o XXXII o : Iohannes Aykens,Wolterus de Bladel,<br />
Wolterus de Oirle, Aelbertus Losen, Wellinus de Neynsel, Bartholdus de<br />
Huesden.<br />
Die vergaderinge der sestien lantsheren tegens hertoge Iannen<br />
1332-1333<br />
Dese voirs. sestien lantsheren vergaderden sich tot Bruwilder by Coelen in een<br />
abdye dair zy raet hyelden. dWelc vernemende hertoich Ian voirs. reet / omtrent<br />
deser tyt derwarts ende quam heymelic ende onbekent in hoeren raet ende daerse<br />
raet hyelden.<br />
1<br />
Gehele paragraaf doorde tweede scriptortoegevoegd.<br />
2<br />
Namelijk Jan III.<br />
3<br />
Door <strong>Peter</strong> <strong>van</strong> <strong>Os</strong> worden maar veertien personen genoemd.Voorde problematiek ten aanzien<br />
<strong>van</strong> deze alliantie, zie: Avonds, Brabant tijdens de regering <strong>van</strong> hertog Jan III (1312-<br />
1356). De grote politieke krisissen, 78 e.v.<br />
67
fol. 88 r<br />
fol. 88 v<br />
1332-1333<br />
Hoe hertoich Ian voir al die heren o¡erden<br />
Ende als hy hoeren raet verstaen hadde ende als die heren misse horden ende die<br />
coninc <strong>van</strong> Behem ende die eertsbisscop <strong>van</strong> Coelen deen voir den anderen nyet<br />
o¡eren en woude, trat hertoich Ianvoirs. onbekenttotten altair voir hen allen ende<br />
o¡erden enen gulden penninc, des die heren hen verwonderden wye dat zyn<br />
mochte. Ende geo¡ert hebbende ginck hy terstont uuyter kercken opt kercho¡<br />
ende ga¡ den armen dair liggende oic enen gulden penninc ende aldaer op zyn<br />
pert scryende seyden hy tot enen heralt die dair stont aldus: `Vrient, eest dat U<br />
yemand vraeght wie die man is die dair ierst o¡erden, soe segt dattet Ian<strong>van</strong> Coudenberge<br />
is ende dat hii hoers raets getroest is ende hy ontbiedt hen velt ende<br />
strydt wair zys begeren'. Ende zoe reet die hertoich haestelic ewech. dWelc die heren<br />
vernemende zyn hem gevolgt met gewapenden. Mar het was tevergeefs, want<br />
zyn pert was averrechs beslagen ende hy reet tot Lymborch in zyn stat dair hy vrii<br />
was. /<br />
Hoe die voirs. XVII lantsheren tegen een laigen<br />
Die voirs. sestien heren togen tsamen dairnae uuyter voirs. abdyen tot Sint-Truyden<br />
omme dlant <strong>van</strong> Brabant <strong>van</strong>dair te beloepen. Die voirs. dorde hertoge Ian<br />
beleeghden dairtegen met volke die stat <strong>van</strong> Leeuwen. Ende hy ginc liggen met<br />
zynen Brabanders tot Helisem, dair tot hem quam die greve <strong>van</strong> Hollant op een<br />
osbair om metten hertoich te spreken ende te besuecken oft hy vreede conste gemaken.<br />
Ende als hy des hertoigen meyninge wist, track hy tot Sint-Truyden by de<br />
voirs. heren omme tselve te proeven. Ende mitsdien die heren voirs. dairnae nyet<br />
en wouden hoeren, soe ontboot die greve voirs. dat den voirs. hertoich Iannen<br />
ende dat hy zyn beste dede.<br />
Hoe hertoich Ian tegen die XVI lantsheren begerden te stryden<br />
Ende want die voirs. hertoge Ian nyet gesint en was te borren oft te roven in zynrer<br />
vyanden lant opte arme luyde als int land <strong>van</strong> Ludic, Loen, etc., dwelc nochtans<br />
die heren voirs. deden op zyn onderseten, soe ontboot hertoich Ian voirs. den<br />
voirs. heren datse nyet en dorsten roeven oft branden. Hy woude hun opte palen<br />
<strong>van</strong> zynen lande strydt leveren ende hy setten hen enen sekeren corten dach oft<br />
eer; wouden zii dat, hybegerden te weten.Van welker bootscappen die voirs. heren<br />
zyn vyanden waren bevreest alsoe dat nyemand <strong>van</strong> hen allen te stryde comen /<br />
dorste, hoewael zydairtoe <strong>van</strong> denvoirs. coninc <strong>van</strong>Vrancryck, Philips <strong>van</strong>Valois,<br />
gelt hadden ontfangen. Nae denwelcken ende als hertoich Ian voirs. sach dat zyn<br />
vyanden voirs. nyet stryden en dorsten, stelden hy hem met zynen heir op te trecken<br />
tegens zyn vyanden ende die te bevechten.<br />
Hoe tusschen die XVII lantsheren dbestant wairt gemaect<br />
In welcken optrecken als in der nacht quam weder tot hem die greve <strong>van</strong> Hollant<br />
voirs. ende bracht tot enen bestant <strong>van</strong> sess weken tusschen den voirs. hertoge Iannen<br />
ende die XVI lantsheren. Nae welken gemaecten bestant als den XII en dach in<br />
68
fol. 89 r<br />
fol. 89 v<br />
meye int voirs. iair M CCC XXXII toegen op die voirs. hertoge Ian ende die XVI<br />
lantsheren.<br />
Hoe coninc Philips <strong>van</strong>Valois ontboot hertoich Iannen voirs.<br />
Terstont dairnae als coninc Philips <strong>van</strong> Valoys voirs. vernam dattet bestant gemaect<br />
was tusschen die heren voirs. ende sach dat zyn gelt verloren was ende dat<br />
zyn soudenyers hem seer qualic gedient ende gequeten hedden, soe wairt die<br />
voirs. coninc Philips toernich ende veranderden zyn propoest ende keerden zyn<br />
herte totten voirs. dorden hertoge Ian ende seynden hem den eertsbisscop <strong>van</strong><br />
Sens ende den bisscop <strong>van</strong>Terwane, hem biddende dat hy by hem inVrancryc comen<br />
wilde. /<br />
Hoe die coninc <strong>van</strong>Vrancryc ont¢nc hertoich Iannen<br />
Hertoige Ianvoirs. maecten hem gereet ende toech tottenvoirs. coninc met schoenen<br />
staet. Ende die coninc ont¢nc hem met grooter eeren tot Compiendien. Zoe<br />
oeck deden die coninc <strong>van</strong> Nauerre ende die greve <strong>van</strong> Stampes, die hem ten dorden<br />
leeden bestonden. Die coninc voirs. ende hertoge Ian die Dorde voirs. hadden<br />
aldair tsamen vele conversacie.<br />
Hoe die coninc zyn dochter ga¡ den zoen hertoich Ians.<br />
1332-1333<br />
Ten eynde ga¡ die voirs. coninc <strong>van</strong> Vrancryc zyn dochter den iersten zoen des<br />
voirs. hertoge Ians, genoempt Ian, met vele goets. Ende alsoe als den huwelic<br />
was gesloten soe track die voirs. hertoghe Ian wederomme in Brabant. Ende in<br />
Brabant weder wesende, soe sant die voirs. dorde hertoge Ian den voirs. Iannen,<br />
zynen iongen zoen, eerlic in Vrancryc tot zynre bruyt, alsoe vorwairt was. Mar<br />
nyet lange dairnae ster¡ die coninclycke maigt. Ende die coninclike maigt gestorven<br />
zynde, soe sandt die voirs. coninc eerlic wederomme den voirs. iongen Ian tot<br />
zynen vader voirs. / Die voirs. dorde hertoich Ian hadde drie zoenen ende drie<br />
dochteren, bii hem verwect by de voirs. edel vrouwe Marie, zynre geselinnen,<br />
dochter des voirs. greve Lodewiics <strong>van</strong> Eureux, zoen des dorden conincx Philips<br />
<strong>van</strong>Vrancryc, te wetene: Ianvoirs., die zoe nu voirs. is, hadde die dochter des voirs.<br />
coninc Philips <strong>van</strong>Valois, welcke Ian oic ster¡ sonder oir; Henrick, die wairt hertoich<br />
<strong>van</strong> Lymborch ende heer <strong>van</strong> Mechelen; hy nam te wive die dochter <strong>van</strong> hertoge<br />
Ian<strong>van</strong> Normandien, die des voirs. coninc Philips outste zoen was; mar zy en<br />
was merVI iaren oudt ende hii ster¡ oic sonder oir; Godeuart, die had te wive die<br />
dochter des hertogen <strong>van</strong> Bouboin ende hy ster¡oic sonder oir; Iohanna, die men<br />
hyet die schoen Iohanna, hair yerste man was die vierde greve Willem <strong>van</strong> Henegouwe<br />
ende <strong>van</strong> Hollant, die <strong>van</strong> den Vriesen wairt verslagen; ende als die voirs.<br />
greve Willem doot was, soe gafse hertoich Ian voirs. te huwelicWencelyn <strong>van</strong> Behem,<br />
hertoige <strong>van</strong> Lutsenborch, greve <strong>van</strong> Cini ende voegt <strong>van</strong> Elsaten, des voirs.<br />
Wencelyns vader was die voirs. coninc Ian<strong>van</strong> Behem, zoen des voirs. keyser Henrix,<br />
ende keyser Kaerle dieVierde was brueder des voirs.Wencelyns; Margriet, die<br />
trouwden greve Lodewyc <strong>van</strong> Vlaenderen; Maria, die trouwden greve Reynout<br />
<strong>van</strong> Ghelre den iongen, die dierste hertoich was <strong>van</strong> Gelre. /<br />
69
fol. 90 r<br />
fol. 90 v<br />
fol. 91 r<br />
1332-1333<br />
Alle dese huwelicken mosten toegaen by dispensacien, wantse gemaigen waren.<br />
Ende die goede coninc Ian <strong>van</strong>Vrancryc hadde des voirs.Wencelyns suster, dairaen<br />
hy wan vier zoenen, bii namen: coninc Kaerle <strong>van</strong>Vrancryc, die men hyet die<br />
Wyse; Lodewyc, die was hertoich <strong>van</strong> Angouwen ende <strong>van</strong> hem zyn comen die<br />
coningen <strong>van</strong> Cecilien; Ian, die was hertoich <strong>van</strong> Berrii ende <strong>van</strong> Aluerne;<br />
Philips, geheiten le Herdi, dats coen, hy was sonder lant, hii was seer wys, duegdelic<br />
ende vreedsam. Ende coninc Kaerle voirs., die men hyet dieWyse, zyn brueder,<br />
ga¡ hem naederhant dat hertoichdom<strong>van</strong> Bourgoindien, dat der croonen<strong>van</strong><br />
Vrancryc was aengestorven, want die hertoich <strong>van</strong> Bourgoindien was gestorven<br />
sonder ma<strong>nl</strong>ic oir. /<br />
Doirspronck des oirloigs der XV lantsheren tegen hertoge Iannen<br />
om der stat <strong>van</strong> Mechelen wille 1<br />
In den voirs. iair M CCC XXXII noch zoe eest geboert als greve Lodewyc <strong>van</strong><br />
Vlaenderen om hondertduysent realen gecoft hadde die helfte <strong>van</strong> Mechelen <strong>van</strong><br />
den bisscop <strong>van</strong> Ludick, die des geen macht en hadde langer te vercopen dan zyn<br />
leven geduerende, ende die <strong>van</strong> Mechelen den greve voirs. nyet en wouden ontfangen,<br />
soe nam die greve voirs. dien <strong>van</strong> Mechelen hoir gueden diese hadden in<br />
Vlaenderen; ende oick noch corts dairnae in denselven iair nochvercregen hadde<br />
die ander helfte <strong>van</strong> Mechelen voirs. tegen greve Reynout <strong>van</strong> Gelre als mombaer<br />
<strong>van</strong> zynre outster dochter, dairaf wylen heer Florys Barthout oudervader was,<br />
want hair moeder, wyf greve Reynouts voirs., was desselfs heer Florys dochter,<br />
soe sandt greve Lodewyc <strong>van</strong> Vlaenderen voirs. tot Mechelen omme ontfangen<br />
te werdene. Die <strong>van</strong> Mechelen weygerden den greve voirs. tontfangene,wairomme<br />
hy den poirteren allen hynder aen hoer gueden dede die hy conste. Die voirs. <strong>van</strong><br />
Mechelen sochten troest aen den voirs. dorden hertoich Iannen. Hertoge Ian<br />
voirs., aenmerckende dat / mitsdien hy een overheer was <strong>van</strong> der helfte <strong>van</strong> Mechelen<br />
die greve Reynout vercoft had, ende dat tvercoepen buyten zynen consent<br />
gesciet weer, zoe weer die helfte verbuert. Ende dander helft gecoft tegen den<br />
voirs. bisscop, genoempt heer Adolph <strong>van</strong> der Marck, dachte hy te lossen mits<br />
dairtoe nyemand naerder en weer, want die helft <strong>van</strong> Brabant gecomen weer ende<br />
bynnen den palen <strong>van</strong> Brabant gelegen, soe zyn hertoge Ian voirs. ende die <strong>van</strong><br />
Mechelen overcomen tsamen hoir recht te houden tegens allen wyese weren.<br />
Ende als greve Lodewyc voirs. vernam dat hertoge Ian dien <strong>van</strong> Mechelen bystant<br />
doen zoude, zoe verwecten hy tegen denselven hertoich Iannen ende creech te<br />
hulpen XV lantsheren, by namen: den greve <strong>van</strong> Henegouwe, <strong>van</strong> Hollant ende<br />
Zelant ende dander bovengenoempt, uuytgenomen die conincstable <strong>van</strong> Vrancryc<br />
ende greve Eduwairt <strong>van</strong> Baren.<br />
Die vergaderinge der XV lantsheren tegens hertoge Iannen<br />
Dese voirs. XV lantsheren vergaderden tsamen tot Valenciin ende zwoeren Brabant<br />
te hynderen ende geloefden malcanderen dat deen sonder dander genen pays<br />
maken en soude. Ende wantse nyet te stryde en dachten te comen, zoe overdroe-<br />
1 In margine nota.<br />
70
fol. 91 v<br />
fol. 92 r<br />
fol. 92 v<br />
gense dat een yegelyc <strong>van</strong> hen uuyt zynen quartieren op Brabant branden ende<br />
roeven soude, opdat hertoige Ian tot allen plaetsen dat nyet /en soude cunnen gekeeren,<br />
ende ontseeghden die voirs. lantsheren den voirs. hertoich Iannen, wesende<br />
terVueren in zyn sale.<br />
Hoe die heren Brabant bestieten<br />
Ende dairnae gingen die voirs. lantsheren Brabant bestoten in allen hoecken. Die<br />
bisscop <strong>van</strong> Ludick beleeghden die stat <strong>van</strong> Landen, die hy wanne. Die greve <strong>van</strong><br />
Gelre beleeghden die stat <strong>van</strong>Tyel, die hy wan mits der twedracheyt die dairinne<br />
was. Die greve <strong>van</strong> Baren voirs. quam den voirs. hertoich te hulpen metten greve<br />
<strong>van</strong> Psalmen ende deden hem alle bystant datse consten.<br />
Uuytspraeck tusschen hertoich Iannen ende die XV lantsheren<br />
Dairnae soe nam coninc Philips <strong>van</strong> Valoys voirs. tvoirs. oirloigh op ende dede<br />
een uuytspraecke tusschen den voirs. hertoich Iannen ende die voirs. XV lantsheren<br />
aldus te wetene, dat die voirs. Ian, zoen des voirs. dorden hertoich Ians, zoude<br />
hebben te wive des greven dochter <strong>van</strong> Henegouwe ende <strong>van</strong> Hollant ende dat die<br />
voirs. Henrick, des voirs. hertoge Ians soen, zoude hebben die dochter <strong>van</strong> Normandien.<br />
/<br />
HoeTyel <strong>van</strong> Brabant is gesceyden<br />
1334-1335<br />
Ende dat die iongreve Reynout <strong>van</strong> Gelre zoude hebben hertoige Ians dochter<br />
ende die greve zoude behouden die stat <strong>van</strong>Tyel. Ende hertoich Ian zoude dairtegens<br />
hebben ander goet gelegen aent lant <strong>van</strong> Huesden. Ende voirts seeghden die<br />
voirs. coninc <strong>van</strong>Valoys dat die coninc <strong>van</strong> Behem zoude hebben een somme gelts<br />
ende die bisscop <strong>van</strong> Ludic oick. Ende als <strong>van</strong> der stat <strong>van</strong> Mechelen, daira¡ en<br />
woude die voirs. coninc Philips <strong>van</strong>Valoys zyn seggen nyet doen, hy en weer vorder<br />
informeert ende alsoe hyelt hy Mechelen in zynen handen.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o XXXIII o : Daniel de Aggere, Elyas Pannicida,<br />
Nycolaus de Ouden, Gerardus de Neynsel, Bartholdus Stempels, Gerlacus de<br />
Zonne, Iohannes Lysscap.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o XXXIIII to : Gerardus de Neynsel, Iacobus<br />
Groy.<br />
Hoe Mechelen enen tyt wairt gehouden <strong>van</strong> den hertoich <strong>van</strong> Brabant<br />
ende den greve <strong>van</strong>Vlaenderen<br />
Daernae ende omtrent deser tyt zoe overquamen underlinge die voirs. hertoich<br />
Ian ende greve Lodewiick / <strong>van</strong> Vlaenderen alsdat zy ende hore beyder oir ende<br />
erfgenamen die voirs. stat <strong>van</strong> Mechelen hal¡ ende hal¡ houden zouden, onder<br />
vorwarde dat hertoich Ianvoirs. ende zyn erfgenamen teeuwigen daigen hoir helfte<br />
te leen houden zouden <strong>van</strong> den greve <strong>van</strong>Vlaenderen, ende die greve <strong>van</strong>Vlaenderen<br />
ende zyn erfgenamen souden hoir helft te leene houden <strong>van</strong> den hertoich<br />
<strong>van</strong> Brabant. Ende <strong>van</strong> hore beyder wegen zouden daer gestelt worden een scou-<br />
71
fol. 93 r<br />
fol. 93 v<br />
1335-1336<br />
thet ende een rentmeester, te wetene dat deen zoude setten den scouthet ende dander<br />
den rentmeester.<br />
Den coep <strong>van</strong> der helft <strong>van</strong> Mechelen<br />
Ende als hertoige Ian ende greve Lodewyc aldus Mechelen een wyle tyts hadden<br />
gehouden, soe cochte hertoich Ian voirs. den voirs. greve zyn helfte a¡ voir<br />
LXXXV M endeV C gouden realen.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o XXXV to : Daniel de Aggere, Nycolaus de<br />
Ouden, / Gerardus de Neynsel, ArnoldusYsboutz, Iacobus Groy, Bartholomeus<br />
Diddericx, Goeswinus Steenwech.<br />
Ten tyde <strong>van</strong> denvoirs. scepenstoel soe ster¡ die voirs. edel vrouwe Maria, wy¡ des<br />
voirs. dorden hertoich Ians ende dochter <strong>van</strong> greve Lodewyc <strong>van</strong> Eureux, zoen<br />
des dorden coninx Philips <strong>van</strong> Vrancryc, ende wairt begraven tot Bruessel ter<br />
mynderbruederen.<br />
Dat dese stat hoir gemeynt mocht vercopen<br />
Tempore dicti scabinatus supradictus Iohannes, tercius illius nominis, dux Lotharingie,<br />
Brabantie, dedit opido de Buscoducis potestatem vendendam suam<br />
communitatem circa dictum opidum iacentem; ut in quadam cartha incipiente:<br />
`Nos Iohannes, Dei gracia', etc. et comprehensa folio XLVIII.<br />
Dat nyemand en mach laken maken dan bynnen deser stat ende hare<br />
vryheit<br />
Oeckten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe heeft die voirs. dorde hertoich Ianverleent<br />
deser stat dat nyemand die woenechtich is bynnen den scouthetampt deser<br />
stat, lakenen maken en mach, noch doen maken, noch getouwe noch comme setten,<br />
tenzy alleen bynnen der voirs. stat, uuytgesceyden in de dorpen ende vryheiden<br />
dair andere heren in deylen met hem et etc.; ut inibi et folio XLVIII.<br />
Dat dese stat hoir koeren mach hoigen, legen, etc.<br />
Item ende dat dese stat by consente des scouthets hoir kueren ende bruecken hoigen,<br />
legen ende verwandelen mach, etc.; prout in litteris comprehensis folio<br />
XLVIII. /<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o XXXVI to : Iacobus de Zulikem, Henricus de<br />
Arkel, Henricus de Aggere, Henricus deVden, Iohannes de Hees, Matheus Gegel,<br />
Godefridus Sceyuel.<br />
Aengaet den commer te stoppen<br />
Ten tyde <strong>van</strong> denvoirs. scepenstoel soe heeft die voirs. dorde hertoge Ian deser stat<br />
verleent datse zoe vele maken, opsetten ende ordineren mach dairmede datse haren<br />
commer mach afdoen, etc.; ut inibi et incipit cartha: `Wy, Ian, by der gracien<br />
Onss Heren', etc. ende is begrepen opten blade XLIX.<br />
72
fol. 94 r<br />
fol. 94 v<br />
Dat die scepenen tot Bamisse afgaen zullen ende dat naeste iaer gesworen<br />
wesen 1<br />
Ende oickten tyde <strong>van</strong> denvoirs. scepenstoel soe heeft die voirs. dorde hertoge Ian<br />
om deswille dat dese stat hem geconsenteert heeft emmermeer te moigen setten<br />
seven scepenen ende seven gezworen derselver stadt wedergegeven alsdat die seven<br />
scepenen alle iair afgaen zullen tot elcken Sinte-Remeysmisse ende dat die<br />
dat naeste iair gesworen wesen zullen;<br />
Dat die scepenen beyden moeten drie iaer eerse were scepenen werden 2<br />
item ende dat zoe wye scepenen is, dat hy geen scepenen werden en mach voirdat<br />
drie iaren / leden zullen zyn naedien hy zyns scependoms afgegaen is;<br />
Den ouder <strong>van</strong> den scepenen<br />
item dat nyemand scepenen en sal werden, hy en zygeguet in Brabant ende twe iaren<br />
poirter geweest ende oudt XXV iaren;<br />
Dat ongeroepen <strong>van</strong> den scepenen nyemand tot horen rade en sal gaen<br />
item dat nyemand ter scepenen rade en sal gaen, hy en zy <strong>van</strong> hen dairtoe geroepen;<br />
Van den vonnissen te dragen ende ten hoofde te trecken<br />
item dat die scepenen geen vonnissen langer onderhouden en zullen dan drie genechten<br />
ofte hoir hoot bevaen; ende zoe wanneer die partyen seker gedaen hebben<br />
<strong>van</strong> den cost, zoe moeten zy hoir vonnesse halen tot horen hoode ende dat uuyten te<br />
naesten genechten ende wair zy des nyet en doen, dat zy hoir scependom verloren<br />
zullen hebben en daden kentliken nootsaken sonder argelist;<br />
Den sallaris <strong>van</strong> dachvaerden ende hooftvonnisse te halen<br />
item <strong>van</strong> ter dachvaerden te ryden sal elck scepen hebben sdaigs XV oude groten<br />
ende nyet meer en zullen die scepenen hebben alse ten hoode om vonnesse ryden;<br />
By wyen den commer gemaect mach werden<br />
item dat die scepenen op dese stat egenen commer en moigen maken tenzy by raide<br />
der gesworen, dekenen ende een deel der goeder knapen deser stat;<br />
Die scouthet moet zweren recht te doen<br />
item dat wie scouthet zyn sal, dat hy zweren sal elcken recht te doen; /<br />
Aengaet den bursdragers ende hoir loen<br />
item ende dat in deser stat zullen wesen twee burzedragers, die ontfangen ende uuytgeven<br />
zullen ende geloent werden by den raide derselver stat, etc.;<br />
Aengaet deser stat gemeynten<br />
item ende dat dese stat hore gemeynten mach gebruycken sonder mesdoen;<br />
1336-1337<br />
Aengaet den commer te vynden<br />
item ende dat dese stat altyt macht heeft haren commer te vynden, etc; prout in cartha<br />
beginnende:`Wy, Ian, by der gracien', etc. ende is begrepen opte blade L.<br />
1 In margine nota hic.<br />
2 In margine adhuc nota.<br />
73
fol. 95 r<br />
fol. 95 v<br />
fol. 96 r<br />
1337-1338<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o XXXVII o : Arnoldus Aykens,Yewanus de<br />
Grauia, Gerardus Voss, Henricus Stierken, Nycolaus de Berkel, Henricus <strong>van</strong><br />
den Lair, Godescalcus Roesmont.<br />
Aengaet den lombarden, etc.<br />
Ten tyde des voirs. scepenstoels soe heeft die voirs. dorde hertoge Ian con¢rmeert<br />
die lombarden, etc. ende geloeft die scepenen deser stat scadeloos te houden, indien<br />
hen commer quame uuyt saken <strong>van</strong> wysen over der lombarden scepenenbrieven,<br />
etc.; ende dat diegeen die den lombar- / den scout willen bekennen, den<br />
scepenen tot horen vragen moeten berichten uuyt wat saken dattet coempt, etc.;<br />
ende begint:`Ian, by der gracien', etc. ende is begrepen opten blade LI.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o XXXVIII o : Ghysbertus deVlochouen, Nycolaus<br />
Scilder,Theodericus Buxken, Godescalcus de Bladel.<br />
Hoe coninc Eduwairt <strong>van</strong> Engelant quam tAntwerpen, etc.<br />
Ten tyden <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel quam coninc Eduwairt <strong>van</strong> Engelant, die<br />
dorde <strong>van</strong> dien name, tot Antwerpen met zynre coninginnen ende zynen kynderen<br />
met CCCC hootschepen om te trecken inVrancryc optenvoirs. coninc Philips<br />
<strong>van</strong>Valoys voirs. denVyften omme te crigen dlant <strong>van</strong> Normandien. Ende by middele<br />
<strong>van</strong> greve Reynout <strong>van</strong> Gelre ende <strong>van</strong> den greve <strong>van</strong> Guylic creech coninc<br />
Eduwart aliancie ende verbont met keyser Lodewyc <strong>van</strong> Beyeren overmits gelt<br />
dat hy hem gaf.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o XXXIX o : Thomas Meleman, Iohannes Iacopzs.,<br />
/ Godefridus uuyter Cameren,Theodericus Buxken.<br />
Hoe coninc Eduwairt toech totten keyser<br />
Ende als coninc Lodewyc 1 omtrent een iair verbeydt had nae hulpe <strong>van</strong> den keyser<br />
die nyet en quam noch en sant, want coninc Philips voirs. hem afgecoft hadde<br />
ende meer gelts gegeven, zoe men seeghden, soedat coninc Eduwart selver track<br />
totten voirs. keyser te Couelens ende dair wesende ga¡ die keyser hem dwywater<br />
<strong>van</strong> den hove ende maecten hem scalcklyc vicarys <strong>van</strong> den keyserryc.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o XL o : Iacobus de Zulikem, Henricus de Arkel,<br />
Henricus de Aggere, Godefridus Sceyuel, Henricus de Vden, Iohannes de<br />
Hees, Matheus Gegel.<br />
Coninc Eduwart voirs. quam weder <strong>van</strong> den keyser ende sat te recht tot Eeke 2<br />
ende tot Mechelen als vicarys des keysers. Dairnae ginc hy totten voirs. hertoich<br />
Iannen, die zynder moyen zoen was, ende versocht hem<strong>van</strong> skeysers wegen dat hy<br />
hem / bystonde tegens den voirs. coninc Philips, die den keyser te nae getreden<br />
hedde, indien dat hy die stat <strong>van</strong> Cameric ingenomen hadde, die onder den keyser<br />
stont. Hertoge Ian voirs. beriet hem ende vernomen hebbende dat die Fransoysen<br />
1 Aldus hs., bedoeld wordt Eduwairt.<br />
2 Aldus hs., lees mogelijk Erke.<br />
74
fol. 96 v<br />
fol. 97 r<br />
Cameric ingenomen hadden, wairt hy, gehoirsam wesende den bevelen des keyser,<br />
viant des voirs. conincx Philips <strong>van</strong>Valoys. Ende alsoe toegen die voirs. coninc<br />
Eduwairt, hertoge Ian, die greve <strong>van</strong> Gelre, die mercgreve <strong>van</strong> Guylic, die mercgreve<br />
<strong>van</strong> Brandenborch ende meer heeren naeVrancryc. Nyettemin hertoge Ian<br />
voirs. nam tot diere tyt doirloge op ende bracht tot enen bestande.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o XLI o : Arnoldus Aykens,Yewanus de Grauia,<br />
Henricus Stierken, Nycolaus de Berkel, Henricus <strong>van</strong> den Lair, Godescalcus<br />
Roesmont, Arnoldus de Globo.<br />
Ten tyde <strong>van</strong> desen scepenstoel dede die voirs. dorde hertoich Ian bedycken Lillo,<br />
dat wel LIII iaren toegevloyt ende verdroncken had geweest. /<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o XLII o : Theodericus Bucxken, Godescalcus<br />
de Bladel.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o XLIII o : Thomas Meleman, Ghysbertus de<br />
Vlochouen, Iohannes Basyn, Ludouicus Aelberti de Bussel, Rodolphus de Zulikem.<br />
Ten tyde <strong>van</strong> desen scepenstoel soe heeft paeus Clement die VI te ,uuytVrancryc<br />
geboren, verandert dat Gulden Iair <strong>van</strong> Iubileen te Romen, dwelck paeus Bonifacius<br />
de Achste dair tevorens geordineert had te zyne alle hondert iaren. Mar Clement<br />
paeus veranderden dat te zyne alle vyftich iaren.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o XLIIII o : Bartholdus Diddericx, Iohannes de<br />
Hellu, /Arnoldus deWaderle, Arnoldus Berwout, Godefridus Sceyuel, Iohannes<br />
de Hees, Matheus Gegel.<br />
Hier waert den heer weder gegunnen die scepenen te setten ende des gunden weder<br />
die heer dat die scepenen die afgaen gesworen zullen wesen, etc.<br />
Aengaet den gesworen<br />
Ten tyde des voirs. scepenstoels soe heeft die voirs. dorde hertoich Ian deser stat in<br />
eenre carthen verleent dat die scepenen die afgaen dat naeste iair gezworen zullen<br />
blyven ende dat die gesworen sculdich zullen wesen ten raide te comen;<br />
Aengaet vercopinge <strong>van</strong> LX margen gemeynten<br />
dat oick dese stat vercopen mochte <strong>van</strong> hore gemeynten tsestich margen lantz, etc.;<br />
welke carthe begint: `Ian, by gracien ons Heren', etc. ende is begrepen opten blade<br />
LII.<br />
Teser tiit leefden heer Willem <strong>van</strong> den Bosch, ridder.<br />
Dat die scoubrief mar een iaer en duren<br />
1344-1345<br />
Ten tyde oeck <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe heeft die voirs. dorde hertoige Ian<br />
noch in eenre andere carthen onder meer woerden gegeven ende geconsenteert<br />
dat men met scoubrieve mane bynnen iaers nae den dach der gulden. Ende helt<br />
mense daer en teynden, dat zy dan doot zyn, tenweer datse voir scepenen vernuwt<br />
worden; welke carthe begint:`Ian, byder gracien ons Heren', etc. ende is begrepen<br />
opten blade LIII.<br />
75
fol. 97 v<br />
fol. 98 r<br />
1345-1346<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o XLV o : Wolterus de Oirle, ArnoldusYsbout,<br />
Goeswinus Steenwech, / Henricus de Aerle, Henricus de Aggere, Arnoldus Aykens,<br />
Nycolaus de Berkel.<br />
Hoe dierste man <strong>van</strong> vrouwe Ianna doot blee¡<br />
Ten tyde <strong>van</strong> desen scepenstoel zoe wairt greve Willem <strong>van</strong> Henegouwe ende <strong>van</strong><br />
Hollant dieVierde voirs., die de voirs. vrouwe Iohanna, zoe boven verclairt staet,<br />
getroudt hadde, met zynen edelen <strong>van</strong> denVriezen verslaigen.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o XLVI o : Godescalcus de Bladel, Iacobus<br />
Coptyt, Ghysbertus de Spina, Rutgerus de Ouden, Andreas Valant, Geerlacus<br />
Roeuer.<br />
Van den heemael int Eygen<br />
Tempore iamdicti scabinatus supradictus Iohannes tercius concessit secundam<br />
cartham di¤nitorie dicte des heemaels int Eygen, de quaquidem cartha superius<br />
facta est mentio et que cartha incipit: 1 `Ian, byder gracien', etc. et comprehenditur<br />
ad signum tale (½15) ac folio XXVIII.<br />
HoeconincEduwairtwederinVrancrycquam<br />
Ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe quam die voirs. coninc Eduwairt wederomme<br />
uuyt Engelant in Normandien met groeter machte ende wan die stat <strong>van</strong><br />
Cane.Vandaer / toech hy over die Seyne tot by Parys, rovende ende brandende,<br />
ende <strong>van</strong>dair toech hyover die Ooze ende voirts over die Somme ende alsoe quam<br />
hy int lant <strong>van</strong> Pontye.<br />
Van den strydt des conincx <strong>van</strong> Engelant tegen den coninc <strong>van</strong><br />
Vrancryc<br />
Ende dair wesende quam die voirs. coninc Philips tegens hem te strydt. In welken<br />
strydt ende ter plaetsen geheiten Cressy doot bleven well XXX M mannen, onder<br />
die welke doot bleven die coninc <strong>van</strong> Behem, die greve <strong>van</strong> Alenson, coninx Philips<br />
brueder, die hertoge <strong>van</strong> Loreynen, greve Lodewyc <strong>van</strong>Vlaenderen, die greve<br />
<strong>van</strong> Bloys, <strong>van</strong> Haurcoirt, allen wesende <strong>van</strong> der zyden des voirs. coninx Philips.<br />
Den tyt dat Caleys onder Engelant quam<br />
Vandair track coninc Eduwairt voirs. voir Caleys, dat doen onder Vrancryc was,<br />
omtrent Sint-Gielisdach. Ende hylaich ervoiromtrent een iair ende hy creech Caleys.<br />
1 Vertaling: tentijde <strong>van</strong> genoemd schepenjaargaf bovengenoemde Jan IIIdetweede akte <strong>van</strong><br />
het rechtsdistrict <strong>van</strong> der Eigen, <strong>van</strong> welke akte boven melding gemaakt is en welke akte begint<br />
met:<br />
76
fol. 98 v<br />
fol. 99 r<br />
Aengaet den hertoich <strong>van</strong> Gelre<br />
Coninc Eduwairt voirs., liggende voir Caleys, hadde byhem denvoirs. iongen Reynout<br />
die doen worden was hertoich <strong>van</strong> Gelre, ende dwanck denselven, wesende<br />
zynre suster zoen, te trouwen die dochter des mercgreven <strong>van</strong> Guylic, denwelcken<br />
zynvader bevolen hadde te trouwen die dochter des voirs. dorde hertoige Ians. Mar<br />
wat hy seeghden, ten mochte hem nyet baten. Nyettemin wachten die voirs. ionge<br />
hertoich hem dat hy des voirs. mercgreven dochter nyet en bekenden, ende onreet<br />
den coninc ende quam met zynen brueder die noch ionger was, totten voirs. dorden<br />
hertoich Ian tAntwerpen, diese myntlic ont¢nc ende onderhyeltsche. /<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o XLVII o : Bartholdus de Huesden,Theodericus<br />
Bucxken,Thomas Meleman.<br />
Aengaet den strydt der Ludickers<br />
Ten tyde <strong>van</strong> desen scepenstoel op Sinte-Marie-Magdalenenavont waren die Ludickers<br />
in groeter macht, wel XX M , vergadert ende hadden horen bisscop veriaegt.<br />
Sii toegen voir Arkenteel, datse in den gront omworpen. Sy wouden voirts<br />
tgeheel lant dwingen. Hoir hooftman was een mollener. Die voirs. dorde hertoich<br />
Ian quam tegens hen ten strydt met Henricken, zynen zoen, met hertoich Reynout<br />
<strong>van</strong> Gelre ende metten greve <strong>van</strong> Loen ende versloech er XV M voir Maleyne<br />
inWals-Brabant ende dander ontvloyen. Hy werp Maleyue, dat toebehoirden der<br />
kercken <strong>van</strong> Ludick ende Brabant scedelic was, in den gront omme. Hertoich 1<br />
Henric voirs. hadde hem dair zeer vromelic ende corts dairnae ster¡ hy ende<br />
bracht den bisscop weder int lant.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o XLVIII o ./<br />
1348-1349<br />
Aureum previlegium 2<br />
Tempore iamdicti scabinatus Karolus quartus, Romanorum rex et Bohemie rex,<br />
concessit supradicto Iohanni tercio ob sue probitatis merita et sue circumspecte<br />
¢dei puritatem quibus ipse unacum suis progenitoribus sacrum Romanum imperium<br />
debitis ¢delitatis obsequiis prestancius honoravit necnon suis heredibus et<br />
successoribus ac subditis Brabantie, quod nullus iudicum cuiuscumque dignitatis,<br />
status aut conditionis ecclesiastici aut secularis fuerit, in quibuscumque causis<br />
civilibus, criminalibus et realibus aut personalibus aliquam iurisdictionem in<br />
o¤ciarios servitores aut subditos dictum predictorum ad instantiam cuiuscumque<br />
persone intra vel extra limites ipsorum constitutos evocando, citando, appellando,<br />
abiudicando, banniendo, prescribendo aut alios actus iudiciarios faciendo<br />
per sentencias interlocutorias aut di¤nitivas exercere presumat, nisi primitus<br />
evidenter testimonio fuerit edoctum sive probatum quod a duce Brabantie etc.<br />
aut eius iudicibus iusticie reddentibus presidentibus petenti seu petentibus iustitia<br />
1 Hendrik wordt hier hertog genoemd, omdat zijn vader Jan III, hertog <strong>van</strong> Brabant, hem bij<br />
zijn meerderjarigheid in 1347 beleend had met het hertogdom Limburg.<br />
2 Vertaling: de Gouden Bul.<br />
77
fol. 99 v<br />
fol. 100 r<br />
fol. 100 v<br />
1349-1350<br />
fuerit denegata sub pena centum marcharum puri auri etc.; quod quidem previlegium<br />
incipit:`Karolus, Dei gratia', etc. et comprehenditur folio CCCC XLV.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o XLIX o : Bartholdus Diddericxs., Arnoldus<br />
Berwout, /Arnoldus de Globo, Iohannes Basyn,Theodericus <strong>van</strong> Hoculem, Iohannes<br />
Dicbier, ArnoldusYsebout.<br />
Littere executoriales super Aureo Previlegio 1<br />
Tempore iamdicti scabinatus Karolus Romanorum rex predictus super Previlegio<br />
Aureo predicto litteras executoriales concessit in quibus senescallis Lymburgie<br />
et Brabantie ducatuum necnon Rodensis et Carpensis provinciarum atque<br />
balivo Nyuellensi et sculteto Antwerpiensi ac ceteris imperii ¢delibus ad quos<br />
presentes littere devenerint, commisit et seriose mandavit omnes cuiuscumque<br />
preeminencie iuxta penas pretactas corrigere etc. ut inibi; quequidem littere executoriales<br />
incipiunt: `Karolus, Dei gratia', etc. et comprehenduntur ad signum<br />
(½16) ac folio CCCC XLVII.<br />
Littere inquisitorie super premissis 2<br />
Tempore etiam iamdicti scabinatus supradictus Karolus adhuc concessit super<br />
premissis suas litteras ad inquisitionem faciendam super attemptationem per<br />
episcopum Leodiensem contra premissa ut inibi; quequidem littere incipiunt:<br />
`Karolus, Dei gratia', etc. et comprehenduntur ad signum tale (½17) et folio CCCC<br />
XLVIII.<br />
Van den hemael Kessel, Maren, Alem<br />
Ten tyde oick<strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe heeft die voirs. dorde hertoge Ian verleent<br />
die carthe <strong>van</strong> den heemael <strong>van</strong> Kessel, Maren ende Alem ende dairinne<br />
geordineert seven / heemraders genomen te werdene, te wetene drie uuyt Kessel,<br />
drie uuyt Maren ende eenen uuyt Alem. Ende heeft gegeven denselven seker<br />
macht ut inibi; que cartha incipit: `Iohan, by der gracien Goids', etc. et comprehenditur<br />
folio CCC LXVI.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o L o : Petrus de Waderle, Henricus de Arkel,<br />
Godefridus Sceyuel, Theodericus Bucxken, Lodouicus Aelbrechts <strong>van</strong> Bussel,<br />
Hermannus de Eyndouia, Godefridus Heerken.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o LI o : Bartholomeus de Megen, Godescalcus<br />
de Bladel, Heymericus de Dordrecht, Ghysbertus Lyscap, Franco de Gestel, IacobusTyt,<br />
CoenrardusWriter.<br />
Aengaet der statmuer ende er¡enis dairbuyten liggende<br />
Ten tyde <strong>van</strong> desen scepenstoel soe heeft dese / stadt Zeboden <strong>van</strong> Tyel, Iannen<br />
1 Vertaling: executiebrieven bij de Gouden Bul.<br />
2 Vertaling: brieven <strong>van</strong> onderzoek bij het vorige.<br />
78
fol. 101 r<br />
fol. 101 v<br />
Dicbier, scouthet deser stat, cum suis gegeven die muer streckende <strong>van</strong> derVuchterpoirten<br />
totter Ortenderpoirten toe, alsoe verre als die muer volmaect is oft volmaect<br />
sal werden, om op te tymmeren metstenen gevelen ende met harden dackte<br />
decken ende met zekeren er¡enisse dairbuyten liggende ut inibi, beheltelycken<br />
nochtans deser stat den gemeynen stroom; prout in litteris incipientibus:`Wy, scepenen,<br />
gesworen, rentmeesteren', etc. et comprehensis folio LIIII.<br />
Hoe men die voirs. muer houden sal et etc.<br />
Oeck ten tyde desselfs scepenstoels nae Paesschen soe hebben die voirs. Zeboed,<br />
Ian Dicbier cum suis op achtduysent ponden geloeft die voirs. muer te houden<br />
ende te bewaren als mense hen leveren sal, ten weer datse met cracht neder geworpen<br />
worde, etc. Item ende datse opte muer voirs. nyet en zullen tymmeren dan met<br />
steen ende harden daeck. Item ende als Zeboed, Ian cum suis die voirs. muer nyet<br />
langer houden en willen, soe zullen zy die op moigen geven deser stat met achtdusent<br />
ponden ende metten er¡enisse voirs.; prout in litteris incipientibus:`Et zy<br />
cond allen denghenen'etc., et comprehensis folio LV.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o LII o : Henricus deVden, Gysbertus de Spina,<br />
Rodolphus de Zulikem, Iohannes de Derentheren, / Iohannes de Eyndouia,Willelmus<br />
<strong>van</strong> der Aa, Arnoldus deVladeracken.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o LIII o : Goeswinus Steenwech, Iohannes de<br />
Hellu, Arnoldus Roeuers, Gerardus de Eyndouia, Arnoldus Stamelart de Penu,<br />
GerardusVoss.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o LIIII to : Arnoldus de Globo, Henricus de<br />
Gemart, Petrus de Waderle,Willelmus Vrancke, Godeschalcus de Bladel, Petrus<br />
Steenwech.<br />
Die annulatie der vonnisse des bisscops <strong>van</strong> Ludic<br />
Tempore iamdicti scabinatus Karolus Romanorum rex et Bohemie rex, etc. supranominatus<br />
annulavit omnes sententias / et prescriptiones factas per Engelbertum<br />
Leodiensem episcopum super iudicibus, scabinis et subditis supradicti<br />
ducis Iohannis tercii; prout in litteris incipientibus: `Karolus, Dei gratia Romanorum<br />
rex', etc. et vidimus desuper confectis incipientibus: 'Universis presentes<br />
litteras inspecturis'et comprehensis ad signum tale (½18) et folio LVII.<br />
Verbont der steden ende vriheiden slantz <strong>van</strong> Brabant<br />
1354-1355<br />
Oeck ten tyde des scepenstoels voirs. soe is tusschen die steden <strong>van</strong> Brabant namentlic<br />
Loeuen, Bruessele, Antwerpen, sHertogenbosch, Thienen, Nyeuele,<br />
Leeuwen in den name <strong>van</strong> hen ende der andere smaelsteden ende vryheiden<br />
slants <strong>van</strong> Brabant als Tricht, Lymborch, Dalem, Rode, Carpen,Wassenborch,<br />
Spremont, Lier, Herentals, Turnout, Geldenaken, Hannuet, Genepie, Landen,<br />
Dormalen, Halen, Diest, Arschot, Sichen, Bergen opten Zoem, Steenbergen,<br />
Breda, Huesden, Graue, Helmont, Eyndouen, Sint-Oedenrode, Oirle, Merchtene<br />
ende <strong>van</strong> der Capellen opten Bossche, Eerssel, Oisterwyc,Waelwyc,Vilvoerden,<br />
79
fol. 102 r<br />
fol. 102 v<br />
1355-1356<br />
Tervueren, Oueryssche, Assche seker verbont gemaect ende hebben underlinge<br />
geloeft, deen den anderen zekerheit gedaen ende ten heiligen gesworen die een<br />
byden anderen teblyvene ewelick, eendrechtelic, ongesceyden ende ongesondert,<br />
wat hen oickovergaen mucht; prout in litteris incipientibus:`In den name sVaders,<br />
Soens ende sHeilich Geests, amen', etc. et comprehensis folio LVIII.<br />
teser tyt sterff die dorde hertoge ian<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o LV to : dominus Iohannes die Roeuer, miles,<br />
dominus Henricus de Moerdrecht, miles, / Rutgerus de Ouden, Iohannes Dicbier,<br />
Henricus de Hoculem, Ghysbertus Lysscap, Arnoldus die Beuer.<br />
Van der doot des dorden hertoich Ians<br />
Ten tyde <strong>van</strong> den scepenstoel voirs. ende die voirs. dorde hertoge Ian XLIII iaren<br />
regneert hadde, soe ster¡ hii in den iair voirs. op Sinterclaesavont ende wert begraven<br />
int cloester <strong>van</strong>Vileer inWals-Brabant.<br />
tentyde<strong>van</strong>vrouweiohannaendehertogewencelyn<br />
<strong>van</strong> behem 1<br />
Nu worden vrouw Iohanna ende hertogeWenceliin gehuldt; huldinge<br />
vrouwe Ianne ende hertoichWencelyn<br />
Ten tyde oick<strong>van</strong> den voirs. scepenstoel ende als die voirs. dorde hertoich Ian doot<br />
was, soe worden opten dorden dach ianuarii tot Loeuen gehult ende ontfangen die<br />
voirs. vrouwe Iohanna ende hertoge Wencelyn ende voirts tot Bruessel, tot Mechelen<br />
ende elders. Welke vrouwe Ianna ende hertoich Wencelyn den lande <strong>van</strong><br />
Brabant verleenden dese naevolgende poincten:<br />
Die bewaernisse <strong>van</strong> den previlegien<br />
in den iersten dat men die previlegien ende cartheren slants <strong>van</strong> Brabant bynnen<br />
denselven lande bewaren sal onder drie sloetelen, als den enen onder der voirs.vrouwen,<br />
den anderen tot Bruessel ende den dorden tot Loeuen, ende insgeliicx te bewaren<br />
den groeten zegel in Brabant;<br />
Van den raitsluden in Brabant<br />
item dat nyemand in den geswoeren Raide <strong>van</strong> Brabant en sal wesen, hy en zy bynnen<br />
Brabant geboeren, / <strong>van</strong> wittigen bedde ende in den lande <strong>van</strong> Brabant woenende<br />
ende geguedt;<br />
1 Herhaald <strong>van</strong>af fol. 102 v tot en met fol. 124 r ; <strong>van</strong>af fol. 103 v wordt Wencelyn als eerste genoemd;<br />
alleen op fol. 103 v wordt syn geselinne toegevoegd.<br />
80
fol. 103 r<br />
1355-1356<br />
Hier heeft men dat Huesden Brabant is geweest<br />
item ende dat dlant <strong>van</strong> Lymborch, <strong>van</strong> Dalem, Spremont, Rode, Carpen, dlant <strong>van</strong><br />
Huesden ende <strong>van</strong>Wassenberch blyven sal versekert den lande <strong>van</strong> Brabant;<br />
item dat men die straten oepen ende vry houden sal, elckermalc te varen ende te<br />
keeren op zynen gerechten tolle;<br />
Dat men dlant nyet sceyden noch minderen en zall<br />
item dat zy dlant <strong>van</strong> Brabant geheel ende ongesceyden houden sullen sonder dat te<br />
verpanden, te vercopen oft te versetten, etc.;<br />
item hebben zy oic dairinne geloeft den lantvrede te houdene zoe hy gemaect is;<br />
item hebben oic geloeft geen oirloige aen te nemen sonder wille der steden <strong>van</strong><br />
Brabant;<br />
Dat men die meyeryen ende vorsteryen nyet verhueren en zal<br />
item alle diegeen die meyeryen oft voirsteryen hebben, datse die selver zullen moeten<br />
bedienen;<br />
Die bynnen Brabant ge<strong>van</strong>gen wordt, buyten Brabant nyet vueren en sal<br />
item zoe wie bynnen Brabant ge<strong>van</strong>gen wordt, dat men dien buyten Brabant nyet en<br />
sal vueren ge<strong>van</strong>gen;<br />
Van den gelt te slaen<br />
item dat men geen gelt en sal slaen noch oic den penninc lichten, het en zy by raide<br />
<strong>van</strong> den lande, ende dat men geen gelt slaen en zal dan in de vry steden;<br />
Van onwittigen personen geen o¤cie te hebben<br />
item dat diegeen die <strong>van</strong> gheenen getrouden bedde comen en is, nummermeer o¤cie<br />
in Brabant / hebben en zal noch vueren;<br />
Van der rekeningen der o¤cieren<br />
item dat alle richteren ende o¤ciers in Brabant <strong>van</strong> iaer te iaren rekenen zullen ende<br />
gerekent hebben a¡ wesen, etc. ut inibi;<br />
Hoedieonsculdigevredehebben<br />
item dat die onsculdige vrede zullen hebben <strong>van</strong> der uren dat ennich gevecht gesciet<br />
ware totter naester noenen des anderendaigz;<br />
Dat men ierst den magen zoenen moet<br />
item dat men nyemanden <strong>van</strong> dootslage dlant geven en zal, hy en zy ierst tegens die<br />
mage verzuent;<br />
Van te camp te heysschen<br />
item dat men nyemanden te camp heysschen en zal opte verbuerte <strong>van</strong> lyf ende goet<br />
ende zoe wie den anderen vogeren dade buyten lantz, dat hy in denzelven bruec zyn<br />
zoude;<br />
Van buyten lantz te dagen<br />
item dat deen ingesetenen slantz <strong>van</strong> Brabant den anderen buyten lantz nyet en zal<br />
dagen opte verbuerte <strong>van</strong> ly¡ ende goet ende ewelic slantz beroeft te wesen, tenweer<br />
<strong>van</strong> testamenten, huwelixe vorwarden ende <strong>van</strong> aelmoessen;<br />
81
fol. 103 v<br />
fol. 104 r<br />
1355-1356<br />
Van den scaeck<br />
item dat men nyemanden tegens zynen wille ontscaecken sal up verbuerte <strong>van</strong> lyve<br />
ende goet ut inibi;<br />
Van onmundigen te ontleyden<br />
item dat men geen ion¡rouwen ontscaecken noch ontleyden sal die onder hoir iaren<br />
ziin opte verbuerte <strong>van</strong> ly¡ ende goet; /<br />
Die bedragen wordt, moet overtuygt werden, salt hem onscade doen 1<br />
item dat men nyemanden bedragen en mach, dat hem onscaide doen mach <strong>van</strong><br />
quetsueren oft dootslagen indien hy hem der wairheit getroesten dar ut inibi;<br />
Van wynninge by oirloge<br />
item dat men met oirloge windt by hulpe <strong>van</strong> den lande <strong>van</strong> Brabant, aen Brabant<br />
blyven sal;<br />
Van der pelinge<br />
item dat men eenen yegelycken pelinge begerende, pelinge sal doen gescien;<br />
Van Sinte-<strong>Peter</strong>smannen<br />
item dat men Sinte-<strong>Peter</strong>smannen houden ende handelen sal, gelyc dat men <strong>van</strong><br />
outs herbracht heeft;<br />
Van twe leke personen dingechtich wesende<br />
item oft sake wair dat ennige twee leke personen in recht dingden ende den enen<br />
tvonnes tegenginc, dat die zyn sake nyet overgeven en sal ennigen paep oft clerc<br />
omme den anderen te creyten, opte verbuerte <strong>van</strong> lyve ende goet, etc.;<br />
Van honde te houden, <strong>van</strong> iagen<br />
item dat elckermalc honde houden mach, die voete ongecoirt sonder calengieren<br />
ende dat elc all Brabant doer hasen ende vossen iagen mach;<br />
Noch <strong>van</strong> iagen<br />
item ende dat alle ridderen ende knapen ende goede lyede uuyten steden ende lande<br />
<strong>van</strong> Brabant moigen iagen alrehant groot wilt al Brabant doer, uuytgesceiden in<br />
wouden ende waranden, etc. ut inibi; welke carthe begint:`Iohanna, by der gracien<br />
Goids'ende is begrepen folio LX. /<br />
Dierste oirloge <strong>van</strong> hertoichWencelyn tegens den greve <strong>van</strong> Vlaenderen<br />
Corts dairnae als vrouwe Iohanna ende hertogeWencelyn tot Loeuen, tot Bruessel,<br />
tot Mechelen ende voirts elders in Brabant waren gehuldt ende oick ten tyde<br />
<strong>van</strong> den voirs. scepenstoel, soe quam die voirs. greve Lodewyc <strong>van</strong> Vlaenderen,<br />
die ten wive had die voirs. Margriet, dochter des voirs. dorden hertoge Ians ende<br />
suster <strong>van</strong> vrou Iohanna voirs., ende heyschten een groete susterdeylinge in Brabant<br />
alsoe dat daira¡ tot Mechelen een dachvaert wairt geleegt dair zy beyde ter<br />
dachvaert waren. Mar eer die dachvaert schyet, soe waest geordineert dat die<br />
1 In margine nota.<br />
82
fol. 104 v<br />
fol. 105 r<br />
1355-1356<br />
voirs. hertoge ende die greve beyde uuyter stat ryden zouden, zoese deden. Ende<br />
dairnae quam greve Lodewyc voirs. weder subtylyc bynnen Mechelen ende dede<br />
zoevele met vrienden aen die <strong>van</strong> Mechelen, datse hem ont¢ngen voir enen heer,<br />
nyettegenstaende datse den voirs. hertoich Wencelyn ende vrouw Iohanne eedt<br />
gedaen hadden ende ontfangen. Ende dairomme ga¡ hy dien <strong>van</strong> Mechelen drie<br />
mercten, <strong>van</strong> haver, vyssch ende zout, die de stat <strong>van</strong> Antwerpen tevoerens hadde.<br />
Ende greve Lodewyc ginc zyn palen besetten ende desgelyc dede oic die voirs. hertoge<br />
Wencelyn. Ende hertoge Wencelyn zocht raet ende troest aen zynen voirs.<br />
brueder Kaerle, die vierde keyser /ende coninc <strong>van</strong> Behem, zoe datter een dachvaert<br />
wairt geleegt tot Tricht, dair hertoichWencelyn ende vrou Iohanna quamen.<br />
Ende dair by den voirs. keyser wairt gemaect een wonderlic verbont: 1<br />
in den iersten als dat thertoichdom <strong>van</strong> Brabant ende <strong>van</strong> Lymborch blyven souden<br />
aen hertoige Wencelyn ende vrou Iohanna als hoir natuerlycke, wittige princen<br />
ende dat hertoichWencelyn buyten consent <strong>van</strong>vrou Iohanna geen gueden oft<br />
landen en zoude moigen versetten, vercopen, veranderen oft belasten;<br />
item ende oft vrou Iohanna stor¡ voir hertoich Wencelyn sonder oir, zoe soude<br />
hertoichWencelyn die landen behouden als natuerlyc heer;<br />
ende stor¡ hertoichWencelyn voir vrou Iohanna sonder oir, zoe zoude zy hair leven<br />
lanc vrou blyven; ende creech zy nae enen anderen man ende daira¡ wittich<br />
oir, dat soude nae hair succederen;<br />
ende oft zy beyde storven sonder oir, zoe souden die landen <strong>van</strong> Brabant ende <strong>van</strong><br />
Lymborch blyven opten voirs. keyser Kaerle als op den wittigen successeur; ende<br />
oft keyser Kaerle dan nyet en leefden, zoe souden die landen blyven op die naeste<br />
levende geboert <strong>van</strong> Lutzenborch; daira¡ brieven worden gemaect <strong>van</strong> den daet<br />
M CCC LVI, dwelc oic die gedeputeerden <strong>van</strong> den steden by goetduncken <strong>van</strong> ennigen<br />
edelen dairby wesende oic geloefden te doen volvueren. Ende vrou Iohanna<br />
consenteerden oic dairinne om troest ende bystant te hebbene <strong>van</strong> den voirs. keyser<br />
Kaerle, / brueder <strong>van</strong> hertoich Wencelyn voirs., want greve Lodewyc voirs.<br />
mechtich was.<br />
Ende alsoe ten tyde <strong>van</strong> denvoirs. scepenstoel, opten XVII en dach in oext, geboerden<br />
dat greve Lodewyc voirs. quam voir Bruessel. Die <strong>van</strong> Bruessel lyepen tegens<br />
hem uuyt, dair hyse versloech ende quam alsoe bynnen Bruessel dair hy zyn<br />
banyeren uuytstack opter stathuys ende zyn wympelen ten poirten ende zy mosten<br />
hem hulden. Dairnae quam hy tot Loeuen, mar die en hulden hem nyet ende<br />
hy bedree¡ vele gewauts in Brabant.<br />
Daernae wairt tvoirs. oirloigh tusschen beyde opgenomen <strong>van</strong> hertoge Willem<br />
<strong>van</strong> Beyeren, greve <strong>van</strong> Henegouwe, <strong>van</strong> Hollant, <strong>van</strong> Zeelant ende heer <strong>van</strong><br />
Vryeslant, wantse hem in beyden zyden bestonden ende alsoe <strong>van</strong> beyden zyden<br />
verbonden zy hen met brieven ende zegelen, welke hertoichWillem, als nae blyct,<br />
int iair LVII een uuytspraec gedaen heeft. 1<br />
1 In margine nota.<br />
83
fol. 105 v<br />
fol. 106 r<br />
1356-1357<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o LVI o : Godefridus Sceyuel, Theodericus<br />
Buxken, Godescalcus de Bladel, Arnoldus de Waderle, Iohannes de Gestel, Petrus<br />
Steenwech, / Henricus Loze.<br />
Aengaet den houtscat<br />
Ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe hebben hertoichWencelyn ende vrou Ianna<br />
deser stat verleent die carthe <strong>van</strong> den houtscat, te wetene dat die poirteren deser<br />
stat tot ewigen daigen quyt zullen zyn ende vry <strong>van</strong> den houtscat die men hen<br />
ende hoeren vorderen sculdich is te betalen, alsoe dat men den poirteren <strong>van</strong> hoeren<br />
bosschen oft anderen hout, wassende oft nyet wassende, vry <strong>van</strong> houtscat sal<br />
laten, etc.; welke carthe begint: `Wencelaus', etc. ende is begrepen opten blade<br />
CCC LXXIX.<br />
Aengaet der pelingen <strong>van</strong>Vlymen, Engelen, dese stat endeVucht<br />
Oeck ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe hebben die voirs. hertoichWencelyn<br />
ende vrou Iohanna con¢rmeert die pelinge gedaen by heren Bernart, heer <strong>van</strong><br />
Bourgevail, drossaet <strong>van</strong> Brabant, tusschen dese stat, den dorpe <strong>van</strong> Vucht ende<br />
Cromvoirt ter eenre ende den dorpen <strong>van</strong>Vlymen ende Engelen ter andere zyden,<br />
by welker pelingen bevonden is dat die palen hiernae bescreven deser stat <strong>van</strong><br />
outs toebehoirt hebben ende noch toebehoren, te wetene: begynnende aen dat<br />
cruys dat voir Engelen te staen plach in der zyden tot Dyependyc wairt ende <strong>van</strong>dair<br />
recht lynrecht opte bleeken <strong>van</strong> der Engelscher Meeren ende <strong>van</strong>daer recht<br />
lynderecht opten Moelenwech ende <strong>van</strong>dair lyntrecht opten hoerinc <strong>van</strong> den<br />
Amer voirVlymen in der stegen aldair ende <strong>van</strong>dair lynrecht opten breeden wech<br />
ende <strong>van</strong>dair lynrecht opten Dyselberch, etc. ut inibi; prout in litteris incipientibus:`Wencelaus',<br />
etc. et comprehensis folio LXVII. /<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o LVII o :IohannesdeHellu,Ghysbertusde<br />
Spina, Gerardus de Eyndouia, Iohannes Enode.<br />
Tempore istius scabinatus Iohannes de Lyemde tamquam magister domus <strong>van</strong><br />
der Eyendonck fuit adiusticiatus ad certas hereditates sitas inVucht, etc., ex quibus<br />
habetur quod eo tempore dicta domus <strong>van</strong> der Eyendonck steterat. 1<br />
Aengaet den Hamdyc voir Den Graue<br />
Ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe wairt den Hamdyc, gelegen voir Den<br />
Graue, gemaect ende dat by hulpe der ingesetenen deser meyeryen dairomtrent<br />
geseten<strong>van</strong> gracien wegen ende nyet <strong>van</strong> recht; welken Hamdycheer Ian, heer <strong>van</strong><br />
Kuyck ende <strong>van</strong> Hoostraten, voir zyn voirs. stat <strong>van</strong> Den Graue ende zyn luyden<br />
aldair geloeft heeft ten ewigen daigen te houden ende te doen houden; prout in<br />
litteris incipientibus: Àllen denghenen', etc. et comprehensis folio LXVIII.<br />
1 Vertaling: tentijde<strong>van</strong> dezeschepenstoelwerd Jan<strong>van</strong> Liempdeals meester<strong>van</strong> het Huis<strong>van</strong><br />
der Eyendonck gerechtigd tot zekere erven, gelegen inVught, enz., waar<strong>van</strong> men aanneemt<br />
dat in die tijd het genoemde Huis <strong>van</strong> der Eyendonck daarop stond.<br />
84
fol. 106 v<br />
fol. 107 r<br />
Hoe hertoichWillem <strong>van</strong> Beyeren zyn uuytspraec dede<br />
Ten tyde oick <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel opten vierden dach <strong>van</strong> iunio dede die<br />
voirs. hertogeWillem <strong>van</strong> Beyeren, etc. tusschen hertogeWencelyn ende vrou Iohanna<br />
ter eenre ende greve Lodewyc <strong>van</strong>Vlaenderen ter anderen zyden syn uuytspraeck,<br />
wesende dairinne, zoe men hoeren mach, zeer gunstich den greve<br />
voirs.: 1 in den yersten, want sommige steden ende edelen in / Brabant den voirs.<br />
greve eedt gedaen hebben, soe souden die steden <strong>van</strong> Loeuen, Bruessel, Nyvele,<br />
Thienen denzelven greve eens siaers dyenen ten costen slantz <strong>van</strong> Brabant elck<br />
met eenre banyeren sess weken lanc elc met XXV mannen gewapent alse <strong>van</strong><br />
den greve versocht worden ende des souden die steden ende edelen hoirs eedts<br />
verdragen wesen;<br />
item want die greve voirs. hem gescreven hedde hertoich <strong>van</strong> Brabant, zoe zoude<br />
hy den titel moigen behouden zyn leefdaige lanc, oft hy woude;<br />
Hier wairt MechelenVlaemsch<br />
item dat die greve voir zyn costen ende scaden des oirloigs die hy gehadt hedde, hy<br />
ende zyn nacomelinge zoude hebben ende wesen heren <strong>van</strong> Mechelen;<br />
Hier wairt Antwerpen oicVlaemsch<br />
item ende dat die voirs. Margriet, suster <strong>van</strong> vrou Iohanna voirs. ende wy¡ <strong>van</strong><br />
greve Lodewyc voirs., ende hoir oir, te wetene hair dochter by namen Margriet<br />
die zy <strong>van</strong> greve Lodewyc voirs. heeft ende vercrigen zal, sal hebben voir hair vaderlic<br />
verster¡ X M gulden £orynen er£ic ende dairvoir te leen ende in manscap<br />
<strong>van</strong> vrou Iohanna voirs. ontfaen zal Antwerpen met hoer toebehoirten;<br />
Hier wairt Huesden Hollantz<br />
1359-1360<br />
item hoewael dat een gemeyn faem is dat die voirs. hertoichWillem int voirs. seggen<br />
geseegt zoude hebben: `Huesden myn', soe en eest nochtans alsoe nyet, mar<br />
want hyt vrouw Iohanna afnam tonrechte, soe maecten hy er a¡ `Huesden myn' 1 .<br />
Hertoich Willem voirs. wairt nae tseggen voirs. iammerlic geplaigt als si<strong>nl</strong>oes te<br />
zyn ende hertoich Aelbrecht, zyn brueder, die paleysgrave, /deden ge<strong>van</strong>gen leyden<br />
ende leggen tot Keynout in Henegouwe, dair hy zyn leefdaigen buyten synnen<br />
blivende ge<strong>van</strong>gen blee¡. Ende nae den voirs. seggen soe worden die voirscr. greve<br />
Lodewyc ende Margriet, zyn grevinne, tot Antwerpen ende Mechelen gehuldt.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o LVIII o : Iohannes Knoede, Iohannes de Derenthere,<br />
GerardusVosse, Henricus <strong>van</strong>Vden, GerardusVosse. 2<br />
Omtrent deser tyt dede hertoichWencelyn maken tslot tot Vilvoerden.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o LIX o : Gerardus Wisseleer, Gerardus Steenwech.<br />
1<br />
In margine nota.<br />
2<br />
Aldushs., abusievelijktweemaaldezelfdeschepennaamoptweeverschillende momenten geschreven.<br />
85
fol. 107 v<br />
fol. 108 r<br />
fol. 108 v<br />
1360-1361<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o LX o : Arnoldus de Globo, / Ghysbertus Lysscap.<br />
Ten tyde <strong>van</strong> desen scepenstoel dede heer Geerlic die Roeuer, scouthet <strong>van</strong> Den<br />
Bosch, beleyde dat die scouthet deser stat altyt, alst noot is, scouwen mach op<br />
dese zyde der Mazen tusschen de stat <strong>van</strong> Den Graue ende der Diesen; prout folio<br />
CXXXVI. 1<br />
Aengaet den loss <strong>van</strong> Oisterwyc<br />
Ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel wairt die meyerye <strong>van</strong> Oisterwyc gelost by deser<br />
stat met III M IIIÃÙ Ä alden scilden die dese stat op hairselven ¢neert hadde;<br />
Ende geen dorpen meer <strong>van</strong> deser stat te vervreemden<br />
ende geloefden hertoge Wencelyn ende vrou Iohanna voir hen ende hoir oir, erven<br />
ende nacomelingen die wederomme nummermeer te versetten, noch egeen andere<br />
dorpen oft vryheiden in deser meyeryen gelegen, noch oic te vervreemden<strong>van</strong> deser<br />
stat; prout in litteris incipientibus:`Wencelaus', etc. et comprehensis folio LXIX.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o LXI o : Iohannes de Hellu,WillelmusVrancke.<br />
Confederationem opidorum Louaniensis et Busciducensis 2<br />
Tempore iamdicti scabinatus scabini, iurati et communitas / de Louanio et de<br />
Buscoducis puro corde invicem prehabitum rancorem remittentes confederationem<br />
mutue pacis et amicicie coniuraverunt et tamquam fratres inviolabiliter obser<strong>van</strong>tes<br />
unanimi voluntate fecerunt, ymmo etiam invicem promiserunt<br />
ubicumque opus habuerint alterum alteri ad suum ius conser<strong>van</strong>tes ¢deliter assistere<br />
contra unumquemque hominem salvo iure domini ducis; prout in litteris<br />
incipientibus:`Universis tam presentibus', etc. et comprehensis folio LXXI.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o LXII o : Henricus Stierken, Arnoldus Berwout,<br />
Arnoldus de Waderle de Andel, Goeswinus Moedel Dicbier, Ghysbertus<br />
<strong>van</strong> den Doeren de Spina, Henricus de Kessel.<br />
Van den toll omtrent deser stat<br />
Ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe hebben hertoich Wencelyn ende vrou Iohanna<br />
deser stat verleent ende den scouthet derselver stat bevolen dat hy sonder<br />
wederseggen ten versueck deser stat hair bystendich zy af te doen allen onrechten<br />
toll die men omtrent derselver stat <strong>van</strong> den poirteren nu nemende is, etc.; prout in<br />
litteris incipientibus:`Wencelaus', etc. et comprehensis folio LXXII./<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o LXIII o .<br />
1<br />
In margine nota.<br />
2<br />
In margine nota; vertaling: het bondgenootschap tussen de steden Leuven en's-Hertogenbosch.<br />
86
fol. 109 r<br />
fol. 109 v<br />
fol. 110 r<br />
Hoe die poirteren bynnen mosten comen woenen<br />
Ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe hebben hertoich Wencelyn ende vrou Iohanna<br />
deser stat verleent ende geconsenteert onder meer dat zoe wye voirtaen<br />
poirter oft poirtersse worde bynnen deser stat, die zullen dairinne moeten comen<br />
woenen bynnen sess weken naedien dat zy poirteren oft poirtarssen worden zyn<br />
ende zullen gebruycken deser stat vryheit, gelyc andere gecofte poirteren oft poirterssen;<br />
Hoe lange die poirters uuyt moigen wesen<br />
voirtaen eest vorwarde al vueren dese poirteren oft poirterssen buyten deser stat om<br />
comanscap, in pelgrimagien oft in sheren dienste ende dairomme langer buyten<br />
bleven dan drie sess weken, dat zy dairmede hoir poirtrecht nyet verlyesen en zullen<br />
moigen, mar zullen hoir poirtrecht gebruycken als zy wedercomen;<br />
Geboeren poirters moigen altyt uuyt wesen<br />
item die ingeboeren poirteren, hoe lange zy uuyt zyn, die en zullen dairmede hoir<br />
poirtrecht nyet moigenverboeren; prout in litteris incipientibus:`Wencelaus <strong>van</strong> Behem',<br />
etc. et comprehensis folio LXXII.<br />
Van coninc Kaerl <strong>van</strong>Vrancryc<br />
1365-1366<br />
Ten tyde oick<strong>van</strong> den scepenstoel voirs. soe waert coninc <strong>van</strong>Vrancryc gecroent /<br />
die vyfte Kaerle, die men hyet die Wyse, zoen <strong>van</strong> den voirs. coninc Ian <strong>van</strong>Vrancryc<br />
die te wive hadde die suster hertoich Wencelyns voirs., ende aldus was hertoichWencelyn<br />
voirs. oem <strong>van</strong> den voirs. Kaerle dieWyse.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o LXIIII o : Henricus deVden, Gerardus Voss,<br />
Franco de Gestel, Coenrardus die Writer, Petrus Steenwech, Geerlacus de Keeldonc.<br />
Ten tyde <strong>van</strong> desen scepenstoel trac hertoich Wencelyn voirs. met groeter macht<br />
voir Rauensteyn tegens den heer <strong>van</strong>Valkenborch.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o LXV to : Iohannes de Derentheren, Iohannes<br />
de Gemart, Arnoldus Heym, Gerardus <strong>van</strong> der Aa, Ghysbertus deVlochouen, /<br />
Iohannes <strong>van</strong> der Zydewynen, Otto Bilsemans.<br />
Hier is te wetene hoe dat die ierste hertoge Reiinout <strong>van</strong> Gelre by zyn ierste<br />
vrouwe hadde twee dochteren; doutste ga¡ hy den greve <strong>van</strong> Cleue, dair zy geen<br />
kynder a¡en creech, ende nae zynre doottrouden zyden greve <strong>van</strong> Bloys; ende die<br />
iongste dochter trouden greve Willem <strong>van</strong> Guylic, die nae mercgreve wairt gemaect.<br />
Dese greve Willem <strong>van</strong> Guylic wan aen de voirs. zyn vrouwe, die iongste<br />
dochter <strong>van</strong> hertoich Reynout voirs., enen zoen die hyet Willem, die wert naemaels<br />
hertoich <strong>van</strong> Guylic ende <strong>van</strong> Gelre ende die met synen hulperen, bisscoppen<br />
ende papen, die Lynde tot Oisterwiic bornden, als nae blyct in den iaer CCC<br />
LXXXVIII. 1 /<br />
Die voirs. hertoige Reiinout, nae die doot <strong>van</strong> zynre voirs. ierster vrouwen, nam<br />
des dorden coninx Eduwairts <strong>van</strong> Engelant dochter, dairaen hy wan twee zoenen<br />
1 In margine nota.<br />
87
fol. 110 v<br />
fol. 111 r<br />
1365-1366<br />
by namen: Reynout, die nae zyns vaders doot trouden vrou Marien, suster <strong>van</strong><br />
vrou Iohanna voirs. ende dochter des voirs. dorden hertoge Ians <strong>van</strong> Brabant; hii<br />
regeerden dlant <strong>van</strong> Gelre als hertoge een wyle tyts met rosten, mar nae wairt hy<br />
<strong>van</strong> Eduwart naegescreven, zynen brueder, ge<strong>van</strong>gen; ende Eduwairt, die hadde<br />
dat zyn voirs. brueder hem ga¡. Beyde dese Gelderssche zoenen storven sonder<br />
oir. Ende als die voirs. ionge hertoich Reynout die vrou Marien voirs. getroudt<br />
hadde, een wyle tyts had regeert dlant <strong>van</strong> Gelre ende dat gehouden in vreeden,<br />
stont op bynnen den lande voirs. twedrachticheit <strong>van</strong> tweer handen partien, deen<br />
hyeten die Bronchorster, dander hyeten die Heeckerlinge.<br />
Hoe deen brueder <strong>van</strong> Gelre den anderen vynck<br />
Die Heeckerlinge voirs. worden verheven <strong>van</strong> den voirs. hertoge Reynout boven<br />
die Bronchorsteren. Des claechden die voirs. Bronchorstere den voirs. Eduwart,<br />
die tegens den voirs. iongen hertoge Reynout, zynen brueder, ende die Heeckerlinge<br />
opstont, vergaderende volc <strong>van</strong> wapenen ende quam tegens denselven zynen<br />
brueder te velde ende ten stryde, alsoe dat die voirs. ionge hertoich Reynout wairt<br />
ge<strong>van</strong>gen. /<br />
Hoe die ionge hertoich Reynout uuyter gevenckenissen quam<br />
Ende als vrou Marie voirscr. verhoirt hadde dat hair heer, die voirs. ionge hertoich<br />
Reynout, ge<strong>van</strong>gen was, toech zy by vrou Iohanna, hair suster, ende hertogeWencelynen<br />
voirs., hen clagende die gevenckenissen hairs heren. Hertoge Wencelyn<br />
voirs. seynden terstont in den lande <strong>van</strong> Gelre vele volcx <strong>van</strong> wapenen, die BoemelreWert<br />
omsloegen. Ende voirts bleeft oirloge tusschen denvoirs. hertogeWencelyn<br />
ende den voirs. Eduwairt ende zynen hulperen, ingesetenen slantz <strong>van</strong><br />
Gelre, eenen langen tyt, wael drie iaren. Ende ten laetsten in enen strydt die geboirden<br />
voir Bauswilder, weert Eduwairt voirs. dootgeslagen int lant <strong>van</strong> Guylic.<br />
Ende die voirs. ionge hertoich Reynout <strong>van</strong> Gelre quam uuyter gevenckenissen,<br />
mar ster¡ corts dairnae mits die veranderinge der locht ende sonder oir.<br />
HertoichWencelyn wairt oic ge<strong>van</strong>gen<br />
Ende dairnae in den voirs. strydt die geboerden voir Bauswilder als int iair M<br />
CCC LXXI, wairt hertoich Wencelyn voirs. ge<strong>van</strong>gen ende ge<strong>van</strong>gen gevuert te<br />
Nyegge, dair hy lange ge<strong>van</strong>gen lach; welke oirloge oic mede toequam ende oic<br />
was tegens den voirs. mercgreve Willemen <strong>van</strong> Guylic, omdat hy den coepluyden<br />
<strong>van</strong> Brabant hoeren scade die zy in zyn lant geleden hadden ende hen was gedaen,<br />
boven den gesworen lantvrede nyet / oprichten en woude, alsoe zyn vorders geloeft<br />
hadden te doen.<br />
Die lossinge hertoichWencelyn<br />
Ende als die voirs. keyser Kaerle, brueder <strong>van</strong> den voirs. hertoichWencelyn, vernam<br />
hoe zyn brueder ge<strong>van</strong>gen was, was hy toernich ende begonst een process te<br />
maken metten princen <strong>van</strong> den Ryc omme met vonnesse te beroeven den voirs.<br />
hertoichWillem <strong>van</strong> Guylic <strong>van</strong> allen zynen heerlicheit. Die voirs. hertoich Wil-<br />
88
fol. 111 v<br />
fol. 112 r<br />
lem <strong>van</strong> Guylic, dat vernemende, lyet hy uuyter gevenckenissen sonder rantson<br />
denvoirs. hertoichWencelyn. Mar die heren die met hem ge<strong>van</strong>gen waren, mosten<br />
geven IX hondertduysent Vilvoirtsche mottoenen. Daernae stont op grote twiste<br />
tusschen den voirs. greve <strong>van</strong> Bloys ende den voirs. mercgreve Willem <strong>van</strong> Gylic<br />
om des hertoichdoms <strong>van</strong> Gelre. Mercgreve Willem <strong>van</strong> Guylic voirs. woude<br />
tvoirs. hertoichdom <strong>van</strong> Gelre trecken aen den voirs.Willemen, zynen zoen, zoe<br />
hy oic dede, om deswille, zoe hy oic seeghden, dattet op geen vrouwen versterven<br />
mochte, als er mans geslachte levende wair <strong>van</strong> den bloode gecomen.<br />
Hier quamt lant <strong>van</strong> Gelre ende <strong>van</strong> Guylic aeneen<br />
Ende alsoe als omtrent den iair LXXII wairt die ionge greveWillem hertoich <strong>van</strong><br />
Gelre ende nae zyns vaders doot hertoich <strong>van</strong> Guylic /ende duss quam dlant <strong>van</strong><br />
Gelre ende <strong>van</strong> Guylic yerst tegader ende onder enen heer.<br />
Dat Oyen endeTurnout fundeert worden<br />
Item ende nae die doot <strong>van</strong> den voirs. hertoich Reynout, die als hy uuyter gevenckenissen<br />
was gecomen zeer corts ster¡, soe dede vrouwe Marie voirs., zyn wedue,<br />
maken op die eerde <strong>van</strong> Brabant tslot <strong>van</strong> Oyen ende die borch tot<br />
Turnhout, dwelc hair guedinge was ende dair zy al meest was nae hairs heren<br />
doot.<br />
Aengaet den vrede te nemen<br />
Ten tyde voirscrevens scepenstoels als <strong>van</strong> den voirs. iair M CCC LXVende LXVI<br />
soe hebben hertoge Wencelyn ende vrou Iohanna deser stat verleent een carthe<br />
dairinne datse enen yegelycken poirter deser stat in een ewelic recht gegeven hebbenvoir<br />
hen ende hoer nacomelingenvreede te moigen nemen, gelyc een scouthet<br />
deser stat. Ende zoe den scouthet oft poirter in orconde <strong>van</strong> tween poirteren eenwer¡,<br />
anderwer¡ ende dordwer¡ weygerden vrede te geven, die zals wesen op<br />
enen broeck <strong>van</strong> X ponden ende oft hy en nyet en conste betalen, die sals wesen<br />
op zyn een hant a¡ te slaen; prout in litteris incipientibus: `Wencelaus', etc. et<br />
comprehensis folio LXXIII. /<br />
Aengaet den Zegedyc tusschen Haren ende Duer<br />
1365-1366<br />
Oeck ten tyde desselfs scepenstoels soe hebben hertoichWencelyn ende vrou Iohanna<br />
in een andere carthe bevolen den scouthet <strong>van</strong> Den Bosch het maken <strong>van</strong><br />
den Zegedyc tusschen Haren ende Duer altyt metter clocken ende dat te doen<br />
doen denghenen diet sculdich zyn oft den gemeynen lande die wynre oft verlieser<br />
dairaen zyn moegen, ut inibi; welke carthe begint: `Wencelaus'ende is begrepen<br />
opten blade LXXIIII.<br />
89
fol. 112 v<br />
1365-1366<br />
Van der stat ende vitte 1 die dese stad heeft op Scoenrelande <strong>van</strong> den<br />
coninc <strong>van</strong> Deenmarcken<br />
Oeckten tyde <strong>van</strong> den scepenstoel voirs. soe hebben noch hertoichWencelyn ende<br />
vrouw Iohanna in een ander carthe deser stat geoirloft tegens den coninc <strong>van</strong><br />
Deynmarcken te moegen coepen een stat ende vitte op Scoenrelande, dair die scepenen<br />
ten tyde deser stat iairlix zullen moigen setten enen voegt die richten sal in<br />
der vitten ende stat voirs. <strong>van</strong> allen saken nae deser stat rechten, gelyc andere steden<br />
die daer oeckvitten hebben, nae hoeren rechte doen, onder vorwarde dat die<br />
voirs. voegt den scepenen deser stat tot behoe¡ derselver stat iairlix <strong>van</strong> allen foirfayten<br />
ende saken rekeningen sal doen; welke carthebegint:`Wencelaus', etc. ende<br />
is begrepen opten blade LXXIIII.<br />
Submissie gedaen by hertoichWencelyn ende heer Walrauen <strong>van</strong> Valkenborch<br />
in de geswoeren des lantsvrede<br />
Oeck ten tyde <strong>van</strong> den scepenstoel voirs., den lesten dach <strong>van</strong> iunio, soe hebben<br />
hertoge Wencelyn <strong>van</strong> Behem voirs., hertoge <strong>van</strong> Brabant, ter eenre ende heer<br />
Walrauen, / heer tot Borne, Zittart ende slantz <strong>van</strong> Rauensteyn, ter andere zyden<br />
op die oirloge diese met hoeren hulperen op malcanderen aengegrepen hadden,<br />
overmitz der hersscap, borch, stat ende lant <strong>van</strong>Valkenborch ende oic mits zekeren<br />
brieven, sprekende <strong>van</strong> XXXV M alder scilden, als gemaect waren ruerende<br />
die voirs. hersscap, borch, stat ende lant <strong>van</strong>Valkenborch, hercomende <strong>van</strong> enen<br />
coep oft vercoepe die heer Henric <strong>van</strong>Vlaenderen, wilneer heer <strong>van</strong>Valkenborch,<br />
gedaen hadde, ende oic omme alsulckenen bruecke die hertoich Wencelyn voirs.<br />
meynden dat heer Walrauen <strong>van</strong> Valkenborch hem gebruect hedde, zoe om dat<br />
huys <strong>van</strong> Herpen dat dair te staen plach, zoe om andere saken die tusschen beyde<br />
gaende waren, hen verbonden ende submitteert in de gesworen des gemeynen<br />
lantvrede tusschen Maze ende Ryn der doerluchtiger heren ende fursten des eerwerdigen<br />
in GodeVaders heren Engelbrechs, archbisscop tot Coelen, des hertogen<br />
<strong>van</strong> Lutsenborch, etc. ende heren Willems, hertoige <strong>van</strong> Guylic, ende der<br />
steden <strong>van</strong> Coelen ende Aken.<br />
Noch submissie tusschen heren Walrauen voirs. ende den hertoich<br />
<strong>van</strong> Guylic ende heren Reynout <strong>van</strong> Scoenvorst ende heeren Loe¡<br />
<strong>van</strong> Hoerne<br />
Ende oick in deselve geswoeren soe heeft heerWalrauen voirs. sich verbonden <strong>van</strong><br />
allen twisten wesende tusschen hem ende den voirs. hertoich <strong>van</strong> Guylic ende<br />
noch tusschen hem ende heren Reynout, heer <strong>van</strong> Scoenvorst, ende oic tusschen<br />
hem ende heren Loe¡, heer <strong>van</strong> Hoerne; welke submissiebrieve des voirs. hertoich<br />
Wencelyns beginnen: `Wencelaus', etc. ende zyn begrepen ad signum tale<br />
(½19) ac folio CCC XCIX. Ende des voirs. heren Walrauens submissiebrieve be-<br />
1 Vitte: naam der nederzettingen en factorijen <strong>van</strong> de Hanzeatische steden op de zuidkust <strong>van</strong><br />
Zweden, vooral ten behoeve <strong>van</strong> de <strong>van</strong>gst en verpakking <strong>van</strong> haring.<br />
90
fol. 113 r<br />
fol. 113 v<br />
ginnen: `Wy,Walrauen <strong>van</strong> Valkenborch', etc. ende zyn begrepen ad signum tale<br />
(½20) ac folio CCCC. /<br />
Hoe die stat houden sal hoir recht int lant <strong>van</strong> Herpen<br />
In welke submissiebrieve herenWalrauens voirs. dieselver heerWalrauen hem onder<br />
meer verbonden heeft dat die voirs. hertoge <strong>van</strong> Brabant ende zyn stat <strong>van</strong><br />
Den Bosch in allen hoeren ouden rechten ende hercomen blyven zullen, etc.<br />
Uuytspraeck der gesworen des lantsvreden volgt hier<br />
1365-1366<br />
Item ende dat 1 in denselven scepenstoel in iulio, des saterdaigz nae Sinte-Margrietendach,<br />
soe hebben die voirs. gesworen des lantsvrede, nae aenspraec ende<br />
verantwoerden <strong>van</strong> beyden partyen voirs., overgegeven ende oic naedien datse<br />
hen met wysen papen die sich des rechz verstonden ende met wysen anderen luyden<br />
hadden besproken ende beraiden, tusschen partyen voirs. met recht ende voir<br />
recht uuytgesproken als hiernae volgt: 2<br />
Van den afgebroken huys tot Herpen<br />
in den iersten op die aenspraeck des voirs. hertoigen <strong>van</strong> Brabant ende antwoerden<br />
herenWalrauens voirs., scriftelic overgegeven, dairinne die hertoichvoirs. denvoirs.<br />
heren Walrauen aenspreect, omdat hy zyn oepenen huys tot Herpen afgebroecken<br />
heeft ende ewechgevuert, dat heer Walrauen kenden; ende want geen man zyns heren<br />
huys noch zyn leene met recht ergeren en mach noch en zal, mar beteren, soe<br />
hebben zy uuytgesproken dat heer Walrauen dat huys tot Herpen weder zal doen<br />
maken alsoe goet oft beter ast was ende dat <strong>van</strong> nu Sinte-Remeysmisse naestcomende<br />
over een iair;<br />
Dat men shuys tot Rauesteyn nyet afbreken en sal<br />
item op die aenspraeck dair die voirs. hertoich begeert het huys tot Rauesteyn weder<br />
afgebroken te werdene, want /tegens zynen wille in zynen lande was gemaect, hebbense<br />
uuytgesproken dat heer Walrauen voirs. nyet sculdich en zal wesen dat a¡ te<br />
breecken, etc.;<br />
Van der tiende tot Nysterle, etc.<br />
item op die aensprake dair die voirs. hertoich aenspreect herenWalrauen dat hy hem<br />
genomen hadde zyn tiende tot Nysterle ende den ingesetenen aldair hoir erven met<br />
gewalt genomen ende opt verantwoirden by herenWalrauen dairop gedaen, als dat<br />
hem die thiende eertyts met gewalt genomen weer ende naederhant om diensts wille<br />
<strong>van</strong> den hertoich <strong>van</strong> Brabant wedergegeven, hebbense uuytgesproken dat zoe verre<br />
heer Walrauen voirs. des anderendaigz nae Sinte-Laureynsdach naestcomende bewyst<br />
dat die thiende ende die erven voirs. hem met gewalt genomen zyn ende hem<br />
<strong>van</strong> den heer <strong>van</strong> Brabant wedergegeven, zoe zullense hem ewelic blyven, ende oft<br />
hy des nyet en doet bynnen den tyde voirs., soe zal die thiend voirs. blyven aen den<br />
1 Aldus hs.<br />
2 In margine uuytspraeck.<br />
91
fol. 114 r<br />
fol. 114 v<br />
1365-1366<br />
voirs. hertoich <strong>van</strong> Brabant ende zyn erven ende zal oic heer Walrauen den goeden<br />
luyden hoir erven laten, etc.;<br />
Van den scaide gedaen den coeplieden <strong>van</strong> Zichen bii heeren Walrauenen<br />
item op die aenspraeck des voirs. hertoigen dairinne hy aenspreeck herenWalrauen<br />
dat hy die coeplieden <strong>van</strong> Zichen ende andere opter vryer straten ge<strong>van</strong>gen ende<br />
hoir goet genomen hedde, ten tyde als hy shertogen voirs. raet ende man was, ende<br />
opt verantwoirden herenWalrauens, kennende dat hy sulcx gedaen hedde, mar voir<br />
scult die hy seeghden aen den hertoich tachter te wesen des nochtans nyet, hebbense<br />
met recht ende voir recht uuytgesproken dat heer Walrauen Sint-Andriesmisse<br />
naestcomende weder betalen zall den voirs. hertoge XIII C alde scilden die hy den<br />
coepluyden betaelt hadde voir hoeren scaiden ende dat dairtoe heer Walrauen enen<br />
yegelycken der coepluyden hoeren scaden /op hoir eeden richten sall;<br />
item op die aenspraeckdair die hertoichvoirs. aenspreeckt denvoirs.Walrauen dat<br />
Rycxken, zyn knecht, zekere bourgeren <strong>van</strong> Loeuen afgescat haddeV C alde scilden,<br />
hebbense uuytgesproken herenWalrauen daira¡ quyt, want hy darmede nyet<br />
en hadde te sca¡en ende Rycxken zyn knecht nyet en was;<br />
item op die aenspraeck shertogen voirs. dairinne hii aenspreect heren Walrauen<br />
voirs., als dat heren Walrauens dienres ende huysgesynne weren comen tot Mechelen<br />
ende hedden dair geroeft ende ge<strong>van</strong>gen allet datse dair vonden ende gevuert<br />
tot Borne opt huys, heren Walrauen des hertogen raet wesende, hebbense<br />
dairop uuytgesproken, mitsdien heer Walrauen dat kenden, dat hy dat tusschen<br />
dit ende Korsdach naestcomende zal oprichten; ende aengaende dat heer Walrauen<br />
dairaen verboirt hedde zyn have, leen ende goet, dwelc die hertoge voirs.<br />
heyschten, hebbense uuytgesproken dat die hertoge daira¡ hebben zal des die<br />
leenmannen dairop wysen zullen;<br />
Aengaet den lant Valkenborch<br />
ende aengaende der aenspraken shertogen dairinne dieselver hertoge aenspreect<br />
heren Walrauen ende denzelven heyscht hem over te leveren enen brie¡ <strong>van</strong><br />
XXXV M scilden als <strong>van</strong> den coep der heerlicheit ende lande <strong>van</strong>Valkenborch dien<br />
heer Henric <strong>van</strong>Vlaenderen gedaen had, ende hertoge Eduwart <strong>van</strong> Gelre een zoen<br />
gemaect hadde tusschen heren Henricken voirs. ende vrouw Philippe, zynen / wive,<br />
als dat zy den brie¡ hebben zoude ende zy hair recht dairaf bekent hadde den voirs.<br />
hertoge, hebbense uuytgesproken, want heerWalrauen gelydt hadde den brie¡ voirs.<br />
in zynre macht te wesen, dat hy dien leveren sal des sondaigz nae Sinte-<strong>Peter</strong>sdach<br />
ad Vincula naestcomende bynnen der stat Tricht in des dekens huys <strong>van</strong> Sinte-Seruaes<br />
tot behoe¡ shertogen voirs.;<br />
Oeck aengaet den lant <strong>van</strong>Valkenborch<br />
item op die aenspraeck des hertogen voirs. dairinne hy voir sich ende zyn geselinne,<br />
die hertoginne vrouw Iohanna, aenspreect heren Walrauen <strong>van</strong> den lande <strong>van</strong> Valkenborch,<br />
dat hy in heeft ende dairinne heer Ian <strong>van</strong> Valkenborch bestorven is,<br />
omme alsulkenen vorder recht als hy ercregen hadde <strong>van</strong> vrouwe Philippe <strong>van</strong>Valkenborch,<br />
die abdisse <strong>van</strong> Mabeuge, den gebruederen <strong>van</strong> Brederode ende <strong>van</strong> den<br />
hertoge <strong>van</strong> Guylic, ende mits dat den geswoeren voirs. was gebleken met hertoge<br />
Ians, hertoge <strong>van</strong> Brabant lest versceyden, segel, dat vrouw Philippe alle leen der<br />
92
fol. 115 r<br />
fol. 115 v<br />
1365-1366<br />
heerlicheit <strong>van</strong>Valkenborch <strong>van</strong> den hertoge <strong>van</strong> Brabant alreierst ontfangen hadde<br />
ende hair tselver leen met recht ende vonnes zynre mannen <strong>van</strong> Lymborch aengewyst<br />
was ende zy dairinne geset wairt ende oic zy ende heer Henrick <strong>van</strong>Vlaenderen,<br />
hair man, <strong>van</strong> den keyser dairinne gekent waren, nae luyde des keysers brieve,<br />
met welken brieven die keyser voirs. voirt bekent had dat heer Reynaut, heer tot<br />
Scoenvorst, in rechter geweer der voirs. hersscap ende lande geseten hadde om alsulkenen<br />
coep als heer Henric <strong>van</strong>Vlaenderen <strong>van</strong> zynre ende vrouwe Philippe wegen<br />
den / voirs. heren Reynaut gedaen hadde <strong>van</strong> den hersscap ende lande <strong>van</strong><br />
Valkenborch ende dat dairnae heer Willem, hertoge <strong>van</strong> Guylic, om alsulkenen vercopinge<br />
als die heer <strong>van</strong> Scoenvorst voirs. daira¡ hem gedaen hadde, geseten hadde<br />
ende voir nae allet datse hadden gesien ende bevonden dat heer Walrauen voirs.<br />
tvoirs. lant <strong>van</strong> Valkenborch met gewelt ingehouden hedde, hebbense uuytgesproken<br />
met recht ende voir recht dat die voirs. hertoich <strong>van</strong> Brabant ende zyn erven<br />
tvoirs. lant <strong>van</strong> Valkenborch halden ende besitten zullen ende eewelic gebruycken,<br />
beheltelic den voirs. hertoich <strong>van</strong> Guylic zyn recht in den lande voirs. nae inhout<br />
zynre brieven; ende oft heer Walrauen dairtoe ennich recht vermeten woude, dat<br />
hy dat nyet en zall zuecken met oirloge, mar hy mach dat heysschen voir den keyser<br />
oft dairt te leen ruert, etc.;<br />
item opt poinct dat die voirs. hertoge heyscht herenWalrauen voirs. allet dat hy in<br />
den lande <strong>van</strong> Valkenborch opgeboert heeft ende met gewalt beseten, hebbense<br />
uuytgesproken dat heer Walrauen dat allet keeren sal;<br />
Aengaet dat dese stat tolvrii is tot Rauesteyn<br />
item opt poinct dat die hertoich voirs. aenspreect heren Walrauen dat hy dien <strong>van</strong><br />
Den Bosch hoir hout hedde doen afhouwen, hoir coeren ende beesten genomen<br />
ende tot Rauesteyn gevuert, oick met onrecht tot Rauesteyn getolt, want zy tolvry<br />
zyn over all opter Mazen ende bynnen Gelrelant, hebbense uuytgesproken dat heer<br />
Walrauen voirs. den voirs. <strong>van</strong> Den Bosch wedergeven ende betalen zall hoir hout,<br />
coeren ende beesten ende oic dat hy hen afgetolt heeft tot Rauesteyn, zoe ende alse<br />
dat by hoir eeden tot Graue zullen halden; /<br />
Dat die stat hoir pandinge in den lande <strong>van</strong> Herpen heeft<br />
item op poinct dair die hertoge voirs. aenspreect heren Walrauen der pandinge in<br />
den lande <strong>van</strong> Herpen gedaen die hybelet hedde, hebbense uuytgesproken met recht<br />
ende voir recht dat die hertoge ende die stat <strong>van</strong> sHertogenboschvoirs. zullen blyven<br />
by hoeren heerlicheyden, alden rechten ende herbrengen nae inhoude der voirs.<br />
submissiebrieve, etc.;<br />
item opt poinct <strong>van</strong> ioncker Reynaut <strong>van</strong> den Born daira¡ hy heyscht gebetert te<br />
hebben zynen scaide, hebbense uuytgesproken dat ioncker Reynaut die ge<strong>van</strong>gen<br />
die hy heeft, loss laten zal ende des sal hem die hertoge zyn sculde betalen, etc.;<br />
item onder vele meer andere poincten hebbense uuytgesproken dat alle ge<strong>van</strong>gen<br />
<strong>van</strong> beyden zyden die noch ongescat zyn oft die hoir rantsoen nyet betaelt en hebben<br />
al weren zy gescat, oeck alle brantscattinge die noch onbetaelt zyn, loss, ledich,<br />
vry ende quyt zullen wesen, etc.;<br />
welke uuytsprake der voirs. gesworen des lantsvreden begint: `In Goidz namen,<br />
amen. Allen luyden', etc. ende is begrepen opten blade CCC XIX.<br />
93
fol. 116 r<br />
fol. 116 v<br />
1365-1366<br />
Hoe die uuytspraeck voirs. by der keyser con¢rmeert is; den peen by<br />
den voirs. keyser hierop geset<br />
Item ende oick ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe heeft Kaerle voirs.,<br />
Roemsch keyser ende coninc <strong>van</strong> Behem, in zekere zynre keyserlycke mayesteits<br />
brieve ende uuyt volcomentheit der keyserlycker / machten die voirs. uuytsprake<br />
gecon¢rmeert ende gewilt dat die stedich ende vast blyve ende oft ennich der partyen<br />
met woerden oft met recht dairtegens dede, die soude vallen in enen peen<strong>van</strong><br />
duysent marck fyns goutz ende dairtoe oick in des rycke achte vervallen wesen,<br />
alsoe dat die brekende partye in egeen vry steden, sloten oft dorpen vry en soude<br />
wesen, etc.; welke brieve beginnen: `Wy, Kaerle, <strong>van</strong> Goidz genaden Roemsche<br />
keyser', etc. ende zyn begrepen opten blade CCC XCIX.<br />
Beleydt gedaen <strong>van</strong> den rechten die de hertoge ende dese stat hebben<br />
in den lande <strong>van</strong> Herpen ende andere heren lande bynnen deser<br />
meyeriien<br />
Oeckten tyde <strong>van</strong> denvoirs. scepenstoel soe heeft die scouthet deser stat<strong>van</strong>wegen<br />
shertogen <strong>van</strong> Brabant een beleydt ende wairheit gedaen <strong>van</strong> den heerlicheit ende<br />
rechten die de hertoge voirs. ende dese stat hebben ende geherbracht hebben boven<br />
mans gedenckenisse in den lande <strong>van</strong> Herpen ende in andere heren landen<br />
bynnen deser meyeryen gelegen, dairinne die scepenen, geswoeren, raitslude,<br />
mannen <strong>van</strong> leenen ende vele poirteren ten tyde deser stat ende dairtoe oick vele<br />
goede, wittige mannen uuyter vryheit ende dorpen <strong>van</strong> <strong>Os</strong>, Ge¡en, Berchen, Littoyen<br />
ende Hees op hoir eeden ter manissen des scouthets deser stat hebben getuygt,<br />
te wetene:<br />
Dat onse genedige heer is een overheer <strong>van</strong> den lant <strong>van</strong> Herpen<br />
in den iersten als dat die heerlicheit <strong>van</strong> Herpen / met allen hore toebehoirten is een<br />
eygendom des hertogen<strong>van</strong> Brabant ende dat hydair een overheer is ende dat mense<br />
<strong>van</strong> hem te leen houdt, nae uuytwysen der brieven eertyts by den heren <strong>van</strong> Herpen<br />
dairop besegelt, oudt wesende C LXXIII iair ende meer;<br />
Hoe dat dlant <strong>van</strong> Herpen een Brabants leen is<br />
bliict oeck boven tselve ad signum (½21) et folio, 1 als dat heer Henric <strong>van</strong> Kuyck,<br />
heer <strong>van</strong> Herpen, die heerlicheit ende dlant <strong>van</strong> Herpen te leen ontfangen heeft<br />
<strong>van</strong> hertoge Henrick den iersten <strong>van</strong> dien name, hertoge <strong>van</strong> Brabant, ende dat in<br />
den iair M C XCI;<br />
Dat men int lant <strong>van</strong> Herpen ingebieden mach ende onder die smaelheren<br />
item hebben noch getuygt zoe wat heren oft hoir onderseten <strong>van</strong> Herpen ende alle<br />
andere heren ende hoir onderseten die in der meyeryen deser stat geseten zyn, voir<br />
scepenen <strong>van</strong> Den Bosch oft voir poirteren derselver geloven hetzy have oft erve<br />
ende nyet en voldeden, dat mense dairvoir mach ingebieden ende en voldoense dan<br />
nyet, zoe machse die scouthet panden, etc.;<br />
1 Hierna ontbreekt het folionummer, deze oorkonde staat niet in het cartularium.<br />
94
fol. 117 r<br />
fol. 117 v<br />
1365-1366<br />
Dat die poirteren hier te recht behoeren<br />
item hebben oic getuygt dat nyemand <strong>van</strong> den heren <strong>van</strong> Herpen noch <strong>van</strong> ennigen<br />
anderen heren die in deser meyeryen geseten zyn, oft hoir onderseten met deser stat<br />
poirteren lyve oft gueden buyten in hoeren lande nyet dingen en moegen, noch der<br />
poirteren lyve oft gueden arresteren, mar zoe wye totten poirteren oft hoeren gueden<br />
yet seggen wil, die zal daira¡ voir scouthet ende scepenen <strong>van</strong> Den Bosch recht<br />
heysschen ende anders nergens;<br />
Dat men in den land <strong>van</strong> Herpen noch onder die smaelheren trecht deser<br />
stat nyet beletten en zal<br />
item hebben oic getuygt oft gevyel dat ennige heren / <strong>van</strong> Herpen oft andere heren<br />
oft hoir richteren oft ennich <strong>van</strong> hen bynnen deser meyeryen trecht keerden <strong>van</strong> geloeften<br />
alhier gedaen, dat dan die scouthet deser stat <strong>van</strong> shertogen wegen dair<br />
zoude ryden ende ontsetten dies heren richteren ende scepenen totdat dat gebetert<br />
weer; daira¡ eertyts gesciet is in den lande <strong>van</strong> Herpen dat heer Ian <strong>van</strong> Born, heer<br />
Walrauens vader, een gericht belette dat die scepenen <strong>van</strong> Den Bosch gewesen hadden,<br />
dat doen die scouthet <strong>van</strong> Den Bosch dair reet ende ontsetten zyn richteren<br />
ende scepenen ende besetten thuys tot Herpen ende sloech zyn hant aen allen heren<br />
Ians goet totdat hy dat gebetert had ende den cleger zyn gebreckvoldaen;<br />
Previlegien 1<br />
ende datse tselver oic moigen doen blyct uuyt sekere previlegien deser stat verleent,<br />
inhoudende onder meer, weert sake dat yemand yet werrende weer tegen ennigen<br />
poirteren deser stat, daira¡ en sal hy anders nyet hebben dan vonnes der scepenen,<br />
etc.; item ende zoe wie den poirteren onrecht oft gewalt dede aen ziin gueden, dair<br />
sal die scouthet ryden met allen dien <strong>van</strong> deser stat, arme ende ryck, ende dat onrecht<br />
afdoen, etc., ut in previlegio;<br />
Dat die scouthet deser stat allomme die dycken mach doen maken ten<br />
dobbelen costen<br />
item hebben noch getuygt dat die scouthet deser stat allen vervallen dycken in der<br />
voirs. heren landen mach doen maken ende dair hy enen penninc uuytleegt, mach<br />
hy dair twe voir nemen ende die uuytpanden sonder die voirs. heren oft hoir onderseten<br />
te versuecken ende dat aen degeen dies die dycken zyn; ende oft dies gueden<br />
nyet goet genoch en weren, dat alsdan, zoe heer Goyart <strong>van</strong> <strong>Os</strong>, riddere, Henrick<strong>van</strong><br />
Dordrecht ende een deel mannen <strong>van</strong> <strong>Os</strong> getuygt hebben, als den scaide te nemen<br />
die scouthet voirt tasten mach aen de heerlicheit daironder die dycken gelegen zyn<br />
ende daira¡ den scaide innemen; /<br />
Van eenrer beslagen waden<br />
item een deel knapen<strong>van</strong> Berchen hebben getuygt dat eertyts een wade tot Kessel by<br />
Wouter Toyart, schouthet <strong>van</strong> Den Bosch, ende Iannen Wansem, 2 scouthet tot <strong>Os</strong>,<br />
beslagen is geweest met sheren bergen <strong>van</strong> Bucstel ende zynen stroe;<br />
1 In margine nota.<br />
2 Lees mogelijkWausem.<br />
95
fol. 118 r<br />
1365-1366<br />
Ad idem<br />
item tuyghden noch dat die scouthet deser stat eertyts tot OyenVden Hensensoens<br />
huys nederwerp om mesdaet die hy hadde mesdaen tegens den hertoge;<br />
item dat eertyts heer Dirck die Roeuer, scouthet deser stat, ende Wynric <strong>van</strong><br />
Oyen, scouthet tot <strong>Os</strong>, een wade tot Megen beslagen hebben;<br />
item ende dat tot Megen gehaelt wart een mesdadich wy¡ ende tot <strong>Os</strong> gebrant; 1<br />
Dat die scouthet deser stat int lant <strong>van</strong> Herpen geboden gedaen heeft<br />
item ende dat die scouthet deser stat gereden is geweest in den lande <strong>van</strong> Herpen<br />
ende geboot die dycken te maken, daira¡ datse hem mosten versekeren oft hy hedse<br />
doen maken;<br />
item ende dat die scouthet <strong>van</strong> <strong>Os</strong> enen man die verken gestolen hadde ende in den<br />
lande <strong>van</strong> Herpen ge<strong>van</strong>gen was, tot <strong>Os</strong> dede hangen;<br />
Ad simile<br />
item ende dat Ian <strong>van</strong> Beeck, scouthet tot <strong>Os</strong>, int lant <strong>van</strong> Herpen mannen gehaelt<br />
hadde ende hincsche tot <strong>Os</strong>;<br />
item ende dat die scouthet <strong>van</strong> <strong>Os</strong> vynck den scouthet <strong>van</strong> Herpen omdat hy een<br />
wade in den lande <strong>van</strong> Herpen in had laten gaen;<br />
item dat oick Ian<strong>van</strong> Zonne, onderscouthet deser stat, ende /IanWansem 2 ,scouthet<br />
tot <strong>Os</strong>, reeden tot Oyen ende haelden enen poirter deser stat, denwelkenVdo<br />
Hensen ge<strong>van</strong>gen hadde ende worpen dairommeVden huys neder;<br />
item ende dat een, geheiten Ceelken, in den lande <strong>van</strong> Megen waert gehaelt ende<br />
by deser stat op een rat gesett; 1<br />
Hoe dat heer Walrauen verboden wert te tymmeren<br />
item ende dat die scouthet <strong>van</strong> Den Bosch <strong>van</strong> shertogen wegen met een deel goeder<br />
mannen <strong>van</strong> <strong>Os</strong> ende Berchen waren gereden ende gevaren tot Herpen ende verboden<br />
heren Walrauen te tymmeren opten wert by Rauesteyn in der Masen liggende,<br />
zoe hy bestaen hadde, ende dat dairom blee¡ liggen;<br />
item ende dat heer Walrauen oic versocht heeft gehadt Iannen Dicbier, scouthet<br />
deser stat, dat hy hem soude helpen die palen bewaren;<br />
Van gericht in den lant <strong>van</strong> Herpen gedaen<br />
item ende Lambert <strong>van</strong> Strathen, sherouthet 3 tot <strong>Os</strong>, <strong>van</strong> shertogen wegen was geset<br />
scouthet tot Herpen, overmits bruecken die heer Ian <strong>van</strong> Borne had gebroect, ende<br />
dat hy doen enen dye¡ <strong>van</strong> shertogen wegen hynck tot Vden;<br />
Pelinge tusschen dlant <strong>van</strong> Herpen ende Nysterle<br />
item ende dat die scouthet <strong>van</strong> Den Bosch, heer Ian <strong>van</strong> den Plasse, ende Mathys<br />
Back, rentmeester <strong>van</strong> Den Bosch, zyn gecomen geweest tot Nysterle ende deden<br />
dair een peelinge tusschen dlant <strong>van</strong> Herpen ende den dorpe <strong>van</strong> Nysterle ende namen<br />
aldair zeven mannen die op hoir eeden gingen tottenWitten Scilberge toe ende<br />
wesen dair enen pael dair heer Ian, scouthet voirs., dede setten die galge met enen<br />
1 In margine Megen.<br />
2 Lees mogelijkWausem.<br />
3 Aldus hs., lees scouthet.<br />
96
fol. 118 v<br />
fol. 119 r<br />
fol. 119 v<br />
fol. 120 r<br />
styll; ende voirt gingen die voirs. zeven mannen <strong>van</strong> denWitten Scilberge /all totten<br />
Dedwech ende <strong>van</strong> den Dedwech in de stege tot Slaebroeck ende <strong>van</strong>dair voirt<br />
op Hanenberch, <strong>van</strong>dair voirt op Sleecberch tot midden in den Erpt; ende als dit<br />
aldus was gedaen, seeghden die uuyten lande <strong>van</strong> Herpen dat die zeven mannen<br />
<strong>van</strong> Nysterle voirs. weren wynres ende verlyesers in deser saken ende dat dairomme<br />
nyet recht gedaen weer; dwelc hoerende die scouthet ende rentmeester<br />
voirs. namen zy zeven andere mannen uuyten dorpen <strong>van</strong> <strong>Os</strong>, Berchen ende Hees<br />
die dairinne noch wynres noch verlyesers en waren ende gingen dieselve allen<br />
denzelven ganck ende wesen dieselve palen zoe die ierste zeven mannen gedaen<br />
hadden;<br />
item ende is oick getuygt dat Rauesteyn staet bynnen shertogen palen <strong>van</strong> Brabant;<br />
<strong>van</strong> welken beleyde ende wairheyt dbeginsel luydt aldus:`Condt zy allen luyden<br />
die nu zyn ende naemaels wesen zullen, dat die scouthet', etc. ende is<br />
begrepen ad signum (½22) ende opten blade CCCC II.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o LXVI to : Adam de Neynsel, Gerardus Scilder,<br />
Godefridus Sceyuel,Willelmus Eelkini, Bodo deTiela, / TheodericusYewani,<br />
Iacobus Coptiten.<br />
Ten tyde <strong>van</strong> den scepenstoel voirs. trac hertogeWencelyn metten Brabanders voir<br />
een slot, geheyten Heymersbach, dat een roe¡huys was dair vele lyeden ende<br />
coeplyeden beroeft wairden, ende werpt om in den gront.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o LXVII o : Ghysbertus de Spina,Wellinus de<br />
Neynsel, Ghyselbertus Lyscap, Henricus Maechelini.<br />
Van den erven by den Caluwenberch<br />
1370-1371<br />
Ten tyde <strong>van</strong> desen scepenstoel heeft dese stat kennesse gedaen aengaende den<br />
er¡enisse die gelegen zyn by Caluenberch, streckende langs den grave die de heer<br />
<strong>van</strong> Perewys heeft doen graven tot Vucht wairt, etc.; beginnende die brieve: `Wy,<br />
scepenen', etc. ende begrepen folio CCCC LXI.<br />
Greve Lodewyc <strong>van</strong> Vlaenderen voirs. hadde by vrouw Margrieten, zyn vrouwe,<br />
suster <strong>van</strong> vrouwe Iohanna voirs., een dochter, oeck geheiten Margriet, die gegeven<br />
was enen edelen hertoich <strong>van</strong> Bourgoendien, die ster¡ sonder oir <strong>van</strong> hair te<br />
latene. Ende mitsdien vyel shertoichdom <strong>van</strong> Bourgoendien opte croen <strong>van</strong><br />
Vrancryc ende zoeals voirs. is, creech die voirs. Philips le Herdy <strong>van</strong> den voirs. coninc<br />
Kaerle, zynen brueder, thertoichdom<strong>van</strong>/Boergoendien ende die voirs.wedue,<br />
greve Lodewycs dochter, ende oic Rysele, Duway, Oirchyes.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o LXVIII o : Henricus Loze, Iohannes Boudewini,<br />
Ghiselbertus de Spina, Nycolaus Scilder.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o LXIX o : Goeswinus Steenwech, Iohannes de<br />
Gemart, Arnoldus Dicbier, Iohannes de Zydewynen, Willelmus ¢lius Arnoldi<br />
Tyelkini, Iohannes Sceyuel, Iohannes de Bruheze.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o LXX o : Willelmus Eelkini, / Iacobus Coptyten,<br />
Gerardus de Berkel, Goeswinus Moel de Via Lapidea, Arnoldus Stamelart<br />
<strong>van</strong> der Spanct, IohannesTruden.<br />
97
fol. 120 v<br />
fol. 121 r<br />
1371-1372<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o LXXI o : dominus Arnoldus Roeuer, miles,<br />
Arnoldus Stamelart de Penu, Arnoldus Heym, Iohannes ¢lius Leonii de Erpe,<br />
Wolterus de Oirle, Gysbertus Lyscap iunior.<br />
Dat Eduwart <strong>van</strong> Gelre, die hertoge Reynout, zynen brueder, had<br />
ge<strong>van</strong>gen, dootblee¡<br />
Ten tyde <strong>van</strong> desen scepenstoel wairt die voirs. Eduwaert <strong>van</strong> Gelre, die hertoich<br />
Reynout, zynen brueder, ge<strong>van</strong>gen had, dootgeslagen te Bauswilder in een strydt<br />
die hertoichWencelyn had tegen den voirs. mercgreef Willemen<strong>van</strong> Guylic, welcx<br />
hulper Eduwairt voirs. was.<br />
Die carthe <strong>van</strong> versueck<br />
Ten tyde <strong>van</strong> desen scepenstoel soe hebben hertogeWencelyn ende vrouwe Iohanna<br />
voirs. deser stat verleent een carthe die men noempt `die carthe <strong>van</strong> versueck'<br />
ende oic sprekende <strong>van</strong> der stat knapen, etc. Ende dairinne hebbense voir / hen,<br />
hoir oir ende nacomelingen deser stat verleent:<br />
Oft yemand aengetast weer ende hy ten recht wordt versocht<br />
oft gevyele dat die scouthet deser stat oft yemant anders <strong>van</strong> hoere wegen ennigen<br />
poirtere oft poirtarssen aentasten aen lyve oft gueden ende drie scepenen oft meer<br />
den scouthet versochten <strong>van</strong> rechzwegen op zynen eedt dat hy hoeren poirteren oft<br />
poirtarssen hoir ly¡ oft hoer goet dat aengetast weer ten recht ende vonnesse sette<br />
ende hydan des nyet en dede opten zelven dach oft opten anderen dach dairnae metter<br />
zonnen, indien dat bynnen deser stat gesciet weer, dat hy dan <strong>van</strong> den scouthetambacht<br />
ontset sal wesen ende nummmermeer in deser stat oft meyeryen scouthet<br />
zyn en sal noch ambacht vueren; ende gevyelt dat alsoe buyten deser stat ende die<br />
scouthet des nyet en dede bynnen XIIII nachten nae den versueck der scepenen deser<br />
stat, zoe zoude hii ontset zyn als voir;<br />
Aengaet den gruynroyen datse moegen deser stat renten ende assynsen<br />
uuytpanden ende <strong>van</strong>gen ende datse die scepenen setten moigen<br />
item ende dat deser stat knapen deser stat renten ende assynsen ten versueck der<br />
scepenen uuytpanden moigen;<br />
item ende dat zy <strong>van</strong> allen saken houden ende <strong>van</strong>gen moigen ende in gevenckenissen<br />
leyden, mar nyet laten gaen sonder will des scouthets ende deden zy dairtegens,<br />
zoe zouden zy hoirs ambachz quyt wesen ende scepenen zullen moigen<br />
enen anderen setten;<br />
item ende dat die knapen voirs. moigen hoir royen dragen sonder hoeren calange,<br />
etc.; welke carthe begint:`Wencelaus', etc. ende is begrepen folio LXXV.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o LXXII o : Iohannes de Bruheze, /Laurencius<br />
Boyen, Nycolaus de Oirle,Willelmus Coptiten.<br />
Van der wetering te oepenen<br />
Ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe heeft vrouw Iohanna voirs. in eenre carthen<br />
bevolen den scouthet deser stat nu wesende ende namaels comende, dat hy<br />
98
fol. 121 v<br />
fol. 122 r<br />
fol. 122 v<br />
altyt ten versueck deser stat die gemeyn weteringe, tusschen desen lande ende den<br />
lande <strong>van</strong> Megen gaende ende voirt doer dese lande tot in der Mazen, doe ruymen<br />
ende oepen houden dattet water zynen ganc hebbe, etc.; welke carthe begint: `Iohanna,<br />
by der gracien Goids', etc. ende is begrepen opten blade LXXVI.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o LXXIII o : dominusTheodericus Roeuer, miles,<br />
Iohannes de Derenthere,Wolterus de Erpe, Iohannes de Erpe, Emondus die<br />
Roeuer, Marcelius de <strong>Os</strong>,Yewanus Styerken.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o LXXIIII to : Gerardus de Berkel, /Arnoldus<br />
Stamelart de Spanct,Willelmus de Ouden, Iohannes de Dordrecht, Arnoldus de<br />
Beke, Gerardus deVden, Iohannes de Aggere.<br />
Ten tyde <strong>van</strong> desen scepenstoel zoe is een erfdeylinge gemaect tusschen dese stat<br />
endeVucht aengaende dat Vuchterbroeck; prout in litteris incipientibus:`Wy, scepenen',<br />
etc. et comprehensis folio CCCC LVI.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o LXXV o : Gerardus Steenwech, Arnoldus<br />
Heym, Iacobus Coptiten, Henricus Enode, Henricus de Erpe, Andreas deVden,<br />
Iohannes Scrage.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o LXXVI o : Leonius de Lancvelt, Arnoldus de<br />
Andel, Iohannes de Bruheze, Symon de Myrobello, Iohannes Trude, Ghysbertus<br />
Lysscap iunior, Iohannes de Outhuesden.<br />
Ten tyde <strong>van</strong> desen scepenstoel soe heeft byscop Ian <strong>van</strong> Ludick in zekere brieven<br />
verleent hoe men tGroot Gasthuys sal regeren; ende dieselve brieve beginnen:<br />
`Iohannes, Dei gratia episcopus Leodiensis', etc. ende zyn begrepen opten blade<br />
XV. /<br />
Van den strathen nyet te sluyten<br />
Ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe hebben hertoichWencelyn ende vrouw Iohanna<br />
deser stat verleent een carthe dat men die straten deser meyeryen nyet sal<br />
sluyten noch besparren, mar dat die coepman sal moegenvaren, wandelen overall<br />
doer die voirs. strathen, ten weer dat openbair vyantscap weer ende dan dat gemeyntlic<br />
in den lande<strong>van</strong> Brabantgebodenworde; welcke carthebegint: `Wencelaus',<br />
etc. ende is begrepen opten blade LXXVI.<br />
Ten tyde oeck<strong>van</strong> denvoirs. scepenstoel op Sinte-Andriesdach quam keyser Kaerle<br />
dieVierde voirs., brueder <strong>van</strong> den voirs. hertoichWencelyn, tot Bruessel in Brabant,<br />
dair hy met groeter eeren onthaelt waert.<br />
Van dat scisma <strong>van</strong> twee paeusen, duerende XL iaren<br />
1377-1378<br />
Ende omtrent derselver tyt zoe waert in der Heiliger Kercken scisma <strong>van</strong> twee<br />
paeusen ende waerden gecoren dieVI te paeus Vrbanus ende dieVII te paeus Clements<br />
ende alsoe voirt, altyt regnerende twee paeusen omtrent XL iaren lanck.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o LXXVII o : dominus Theodericus Roeuer,<br />
miles,Wolterus de Erpe, Iohannes de Erpe, Goeswinus Moedel de LapideaVia, /<br />
Laurencius Boyen, Marcelius de <strong>Os</strong>, Arnoldus de Gheel.<br />
99
fol. 123 r<br />
fol. 123 v<br />
1378-1379<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o LXXVIII o : dominus Arnoldus Roeuer, miles,<br />
Ghysbertus deVlochouen,Willelmus ¢lius Arnoldi Tielkini, Gerardus de Berkel,<br />
Iohannes ¢lius Leonii de Erpe,Willelmus Coptiten, Iohannes de Dynther.<br />
Aengaet der gruyten<br />
Ten tyde <strong>van</strong> desen scepenstoel soe hebben hertoichWencelyn ende vrouw Iohanna<br />
deser stat verleent een carthe wat men <strong>van</strong> hoppenbier voir gruytgelt geven sal,<br />
datz te wetene dat die rentmeester <strong>van</strong> XL vaten voir gruytgelt boeren sal enen<br />
alden scilt ende dat men altyt bynnen deser stat hoppe mach brouwen; welke carthe<br />
begint:`Wencelaus'etc. ende is begrepen opten blade LXXVII.<br />
Ten tyde oick <strong>van</strong> denselven scepenstoel soe is by heren Rycout die Cock, ridder,<br />
hoichscouthet, scepenen, gesworen, rentmeesteren ende dekenen <strong>van</strong> den ambachten<br />
deser stat geordineert geweest te wetene: /<br />
Aengaet wat men geven sal opter fointen, yerster missen oft bruytten<br />
in den iersten dat opter fointen int he¡en <strong>van</strong> enen kynt nyet meer en sal geven dan<br />
enen alden groeten oft vy¡ scuerken; desgelycx oic enen paep zyn ierst misse singende<br />
ende oic nyet meer en sal men geven eenre bruyt enen man nemende; ende<br />
all opten peen <strong>van</strong> X alde scilden ende hieraf is enen brief in der commen.<br />
Van sekeren personen die gebannen worden<br />
Tenselventyde oick waert Noertken HannenWreychalssoen gebannen C iair ende<br />
enen dach ende oic mede die Noertken dootsloech, die soude hebben C alde scilde<br />
ende dien ge<strong>van</strong>gen brochte, die soude hebben CC alde scilde; ende die Claessen<br />
den Bastart dootsloech soude hebben vyftich alde scilde ende dien ge<strong>van</strong>gen<br />
brochte zoude hebben C alde scilde; welke poincten zyn begrepen opten blade<br />
LXXVII.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o LXXIX o : Arnoldus Heym, Theodericus<br />
Bartholomei, Henricus Knode, Iohannes Scrage, Leonius de Erpe, Iohannes de<br />
Neynsel. /<br />
Aengaet het setten broet, byer, wiin<br />
Ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe hebben hertogeWencelyn ende vrouw Iohannavoirs.<br />
deser stat verleent een carthe dairinne datse den scepenen deser stat<br />
geconsenteert hebben die koeren <strong>van</strong> den brode, wyn ende byer te moigen hoigen<br />
ende minderen tot XLV scillingen toe Bosch gelts, alst hen belieft;<br />
Dat die gruynroyen moigen eyden die koermeesters<br />
ende dat die dienres <strong>van</strong> der gruender royen die koermeesters moigen eyden by weygeringe<br />
des scouthets, ut inibi; welke carthe is begrepen opten blade LXXVIII.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o LXXX o : Arnoldus Stamelart, Leonius de<br />
Lancvelt, Iohannes ¢lius Boudewini,Theodericus Lysscap iunior, ArnoldusVeer,<br />
Willelmus Scilder, Iohannes de Ouden.<br />
100
fol. 124 r<br />
fol. 124 v<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o LXXXI o : Arnoldus Stamelart de Spanct,<br />
Marcelius de Vden, Iohannes de Aggere, Henricus Dicbier ¢lius Godefridi, Zebertus<br />
de Hoculem, / Gerardus deWyel,Willelmus de Hees.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o LXXXII o :IohannesdeBruheze,Iohannes<br />
de Erpe, Iohannes ¢lius Leonii de Erpe,Yewanus Styerken, Iohannes de Dynther,<br />
Iordanus de Hoculem,Willelmus Scilder.<br />
Dat men alleen daigen mach <strong>van</strong> testamenten, <strong>van</strong> geestelycken gueden,<br />
huwelix vorwarde<br />
Ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe hebben hertoge Wencelyn ende vrou Iohannavoirs.<br />
deser stat ende meyeryen verleent dat zoe wye aldair citacien, inhibicien<br />
oft geestelycke geboden anders dan <strong>van</strong> testamenten, <strong>van</strong> geestelycken<br />
gueden oft huwelix vorwarden brengt, dat die nummermeer aldair in ambacht<br />
noch in recht en zullen zyn, etc. ende buyten hore hoeden zullen wesen; welke<br />
carthe begint:`Wencelaus', etc. ende is begrepen opten blade LXXIX.<br />
Van eenen oploep tot Loeuen<br />
Ten tyde oeck<strong>van</strong> den voirs. scepenstoel was tot Loeuen enen grooten oploep. Die<br />
gemeynt vingt die heren ende hadse opter stathuys daira¡ datter tot XVI oft XVII<br />
wairt geworpen <strong>van</strong> boven neder ende worden <strong>van</strong> der gemeynten in de pyecken<br />
gewacht. /<br />
Hoe hertoichWencelyn tot Loeuen die witt setten<br />
Item nae den oploep voirs. wairt by hertoge Wencelyn voirs. geordineert tot ewigen<br />
dagen tot Loeuen souden wesen vier scepenen <strong>van</strong> den geslachten ende drie<br />
<strong>van</strong> der gemeynten ende een commoingimeester ende die gesworen zouden <strong>van</strong><br />
beyden zyden genomen werden hal¡ ende hal¡.<br />
teser tyt sterff hertoge wenceliin<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o LXXXIII o : dominus Arnoldus Roeuer, miles,<br />
Arnoldus Heym, Willelmus ¢lius Arnoldi Tyelkini, Symon de Myrobello,<br />
Henricus Dicbier,Theodericus Berwout, Henricus Scilder.<br />
Dat die scepenen hier moeten woenen<br />
1383-1384<br />
In den iair voirs. soe hebben hertogeWencelyn ende vrou Iohannavoirs. deser stat<br />
verleent een carthe dairinne datse hebben geordineert dat zoe wye voirtaen aldair<br />
scepenen sal zyn, dat die dat iair dat hy scepenen is, stocvast woenen sal met<br />
zynre meester familien bynnen deser statopte verboerenvyftich alde scilden, etc.;<br />
101
fol. 125 r<br />
fol. 125 v<br />
1384-1385<br />
Dat scepenen ende dekenen moeten geboeren poirters wesen<br />
item ende dat voirtaen nyemand scepenen oft dekenen en sal moigen wesen, hy en<br />
zy geboeren poirter deser stat; welcke carthe begint:`Wencelaus', etc. ende is begrepen<br />
opten blade LXXXI. /<br />
teser tyt waert vrouw ianna wedue; teser tyt sterff<br />
hertoich wenceliin<br />
Ten tyde <strong>van</strong> den voirscr. scepenstoel toech die voirs. hertoichWenceliin nae Lutzemborch<br />
omme zyn lant aldair te visiteren, dair hii syeck wairt ende corteling<br />
ster¡ als op Onser-Liever-Vrouwen-Conceptionisdach int iair voirs. ende waert<br />
begraven te Oryuaels int cloester int lant <strong>van</strong> Lutzemborch. Hii hadde by vrouw<br />
Iohanna enen zoen gehadt die ionck ster¡.<br />
ten tyde <strong>van</strong> vrouw iohannawedue wesende 1<br />
Die lantcarthe; 2 teser tyt was vrou Iohanna wedue<br />
Nae die doot <strong>van</strong> hertoichWencelyn voirscr. in deselve maent opten XIX en dach<br />
decembris dairnae soe heeft vrouwe Iohannavoirs., als nuu weduwe wesende, den<br />
lande <strong>van</strong> Brabant verleent die lantcarthe, dairinne datse heeft bevolen ende geboden<br />
allen richteren slantz <strong>van</strong> Brabant dat zy, versocht wesende, enen yegelycken<br />
wit ende vonnisse doen bynnen den naesten dorden dach naedien dat die<br />
persoen dair men over clagende is, gehacht is, ende dat zy dien persoen laten verbourgen<br />
rechz te plegen <strong>van</strong> allen saken dair hy nae den lant recht oepenbairlic<br />
ly¡ noch lyt verboert en heeft. Ende oft ennich richter, versocht wesende, desweygerden,<br />
zoude hy zyns ambachz af wesen ende dairtoe verboert hebben des hy<br />
dairop staende hadde. Ende voirt oft hy hem zyns ambachs vorder onderweynden,<br />
dat men hem <strong>van</strong>gen sal, etc. ut in eadem cartha; 3 welke carthe is bezegelt<br />
by vrouwe Iohanna voirs. ende by hoeren heren die baenroedsche slants <strong>van</strong><br />
Bra- / bant, namentlic: heer Zweer, heer <strong>van</strong> Gaesbeeck, heer Ian, heer <strong>van</strong>Wesemael,<br />
heer Ian, heer <strong>van</strong> Rotselair, heer Ian, heer <strong>van</strong> der Leck ende Breda, heer<br />
Henric, heer <strong>van</strong> Dyest, heer Ian, heer <strong>van</strong> Bouchout, heer Henrick, heer <strong>van</strong><br />
Bergen opten Zoom, heer Willem, heer <strong>van</strong> Du¥e, heer Ian, heer <strong>van</strong> Wittham;<br />
ende welke lantcarthe voirs. begint: `Iohanna', etc. ende is begrepen opten blade<br />
LXXIX.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o LXXXIIII to : Arnoldus Stamelart de Penu,<br />
Leonius de Lancvelt, Iacobus Coptyten, Gerardus de Berkel,Willelmus Coptiten,<br />
Theodericus ¢lius Bartholomei, Iacobus Loze.<br />
1 v v<br />
Herhaald <strong>van</strong>affol. 125 tot en met fol. 144 .<br />
2<br />
In margine nota.<br />
3<br />
Vertaling: zoals in hetzelfde privilege.<br />
102
fol. 126 r<br />
fol. 126 v<br />
Dat payment bynnen deser stat ende meyeryen alleens sal wesen<br />
Ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe heeft vrouwe Iohanna deser stat ende<br />
meyeryen verleent een carthe dairinne datse heeft gegeven dattet payment bynnen<br />
deser stat ende meyeryen alleens zal wesen; welke carthe begint: `Iohanna'<br />
ende is begrepen opten blade LXXXII. /<br />
Van den toll tot Woudrichem<br />
1384-1385<br />
Ten tyde oick<strong>van</strong> denselven scepenstoel soe heeft vrouwe Iohanna deser stat noch<br />
verleent een carthe dairinne datse die poirteren deser stat gevrydt heeft <strong>van</strong> den<br />
onrechten toll die men hen tot Woudrichem afgenomen heeft, alsoe datse voirtaen<br />
dair varen moigen vry ende loss op hoeren rechten tolle, etc; welke carthe<br />
begint:`Iohanna', ende is begrepen opten blade LXXXII.<br />
Die carthe <strong>van</strong> der stillen <strong>van</strong> XXX iaren 1<br />
Oeck ten tyde <strong>van</strong> denselven scepenstoel soe heeft vrouw Iohanna deser stat ende<br />
meyeryenverleent een carthe dye men heyt `die carthe <strong>van</strong> der stillen'oftbesitt <strong>van</strong><br />
XXX iaren, dairinne datse heeft verleent dat zoe wie dartich iaren ende daige beseten<br />
heeft ende besit in erve alse voir zyn erve, dat die dairinne berusten sal nae<br />
den rechte der stillen <strong>van</strong> Brabant; welke carthe begint: `Iohanna'etc. ende is begrepen<br />
opten blade LXXXIII.<br />
Hoe ende wairom hertoichWillem <strong>van</strong> Gelre opstont tegens vrou Iohanna,<br />
wedue, ende tonrecht<br />
Item ende noch ten tyde des scepenstoels voirs., nae die doot <strong>van</strong> den voirs. hertoich<br />
Wencelyn ende als vrouw Iohanna noch met droefheiden bynnen Bruessel<br />
sat, soe begonster discoert te rysen ende stont tegens vrouwe Iohanna op die voirs.<br />
hertoichWillem <strong>van</strong> Gelre, mercgreveWillems <strong>van</strong> Guylic zoen, omdat men hem<br />
nyet en wilde overgeven die heerlicheiden ende sloten <strong>van</strong> Vucht, Gangel ende<br />
Mille, die <strong>van</strong> den heer <strong>van</strong> Heynsberch, diese er£ic toebehoirden, verset waren<br />
aen den voirs. Eduwart <strong>van</strong> Gelre /ende dieselve Eduwart die voirts verset hadde<br />
uuyt gebreke <strong>van</strong> gelde aen heren Iannen, sgreven <strong>van</strong> Moers iongen brueder, voir<br />
XXXV M alde scilde 1 .Welke heer Ian die voirs. heerlicheit voirts vercoft hadde om<br />
een grote somme <strong>van</strong> penningen den voirs. hertoichWencelyn ende vrouw Iohanne<br />
ende hadde dairaf allen zyn recht by raide <strong>van</strong> zynen mannen overgegeven<br />
ende die penningen dairaf <strong>van</strong> die <strong>van</strong> Tricht ontfangen. Denwelken nyettegenstaende<br />
nae die doot <strong>van</strong> hertoichWencelyn voirs. soe heeft hertoichWillem <strong>van</strong><br />
Gelre die voirs. heerlicheiden aen hem willen trecken, seggende hoe datse die<br />
voirs. heer <strong>van</strong> Heynsberch die aen den voirs. Eduwart, zynen oem, verset hedde<br />
ende dat die pantscap hem verstorven ware, nyet willende weten datse die voirs.<br />
Eduwart, zyn oem, voirt verset hedde.<br />
1 In margine nota.<br />
103
fol. 127 r<br />
fol. 127 v<br />
1385-1386<br />
Hoe hertoich Willem <strong>van</strong> Gelre seynden ontsegbrieve aen vrou Iohanna<br />
Ende alsoe ommedat men hem die nyet en wolde overgeven, wairt hy vyant slantz<br />
<strong>van</strong> Brabant ende sandt ontsegbrieven aen vrouw Iohanna, noch in de roucamer<br />
wesende. Ende als zy dese brieve ontfangen hadde, seyden zy: `Nu eest tyt dat ic<br />
uuyt mynre cameren gae', ende ginc uuyt hare cameren ende het was meer dan<br />
een iair dat hertoich Wencelyn voirs. gestorven was. Ende zy sant terstont haren<br />
drossaet <strong>van</strong> Brabant tot sHertogenbosch met volc <strong>van</strong> wapenen die int lant <strong>van</strong><br />
Gelre groeten scaide deden ende / wederomme die Gelderssche in Brabant, zoe<br />
datter een zwair rydende oirloich gerees ende duerden een wyle tyts.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o LXXXV to : Iohannes ¢lius Trude, Leonius<br />
de Erpe, Iohannes de Neynsel,Willelmus Scilder, Emondus de Gemart, Henricus<br />
die Raet, Goeswinus Steenwech.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o LXXXVI to : Iohannes de Gemart, Iohannes<br />
de Erpe,Yewanus Stierken,Theodericus Roeuer, Iohannes de Ouden, Gerardus<br />
de Aa, Arnoldus Berwout.<br />
Een belech voir Den Graue<br />
Ten tyde <strong>van</strong> desen scepenstoel trac tgemeyn lant <strong>van</strong> Brabant voir die stat <strong>van</strong><br />
Den Graue, /daert voir lach een wyle tyts.<br />
Hoe hertoich Aelbrecht <strong>van</strong> Beyeren dat oirloich opnam<br />
Ende dairvoir liggende quam hertoich Aelbrecht <strong>van</strong> Beyeren voirs., palsgreve<br />
ende ruwart <strong>van</strong> Henegouwe, Hollant, Zeelant, diens dochter die voirs. hertoich<br />
Willem had getrouwt, ter beeden <strong>van</strong> denselven hertoich Willemen, tot sHertogenbosch<br />
by vrouw Iohanna ende hy creecht in handen <strong>van</strong> beyden zyden om<br />
een uuytspraec te doen ende oft ennige die nyet en hyelden, zoe geloefden hy denselven<br />
dairtoe te helpen brengen.<br />
Duuytspraec hertoich Aelbrechts <strong>van</strong> Beyeren<br />
Uuytsprekende aldus als dat vrouw Iohanna al hair recht in Den Graue hebben<br />
zoude, zoese pleechvoir den oirloge, ende dat alle ge<strong>van</strong>gen ende onbetaelde rantsoen<br />
loss ende quyt wesen zoude.<br />
Hoe hertoichWillem <strong>van</strong> Gelre weder tegens die uuytsprake dede<br />
Mar o<strong>nl</strong>ange waert dien pays voirs. gehouden, want als die Brabanders wederomme<br />
thuyswairt waren ende vrouw Iohanna tot Bruessel, soe versetten hertoich<br />
Willem <strong>van</strong> Gelre voirs., contrarie der voirs. uuytspraken, die goede mannen die<br />
vrouw Iohanna aldair in de witt ende recht gestelt hadde, ende dede die stat <strong>van</strong><br />
Den Graue sterck maken, noch en woude oic zyn ge<strong>van</strong>gen nyet loss laten. Dwelc<br />
vrouw Iohanna claichden den voirs. hertoich Aelbrechten, die dairop nyet vele en<br />
achten.<br />
104
fol. 128 r<br />
fol. 128 v<br />
Hoe die coninc <strong>van</strong> Vrancryc ende Philips le Herdii tracteerden om<br />
pays metten heer <strong>van</strong> Gelre voirs., die evenwael des nyet en hyelt<br />
Daernae claechden zyt den voirs. coninc <strong>van</strong> Vrancryc, haren neve, ende den<br />
voirs. / hertoge Philips <strong>van</strong> Bourgoingien, geheiten le Herdy, die getroudt had<br />
Margrieten, dochter <strong>van</strong> den voirs. greve Lodewyc <strong>van</strong>Vlaenderen ende <strong>van</strong> Margrieten,<br />
suster <strong>van</strong> vrouwe Iohannavoirs., die welcke coninc ende hertoge Philips<br />
le Herdy aen hertoige Aelbrecht voirs. screven dat hy hem dairinne zoude quyten.<br />
Ende uuyt dien scryven quamt zoe verre dat den Raet des voirs. conincx <strong>van</strong><br />
Vrancryc ende die voirs. Philips le Herdy ende hertoich Aelbrecht <strong>van</strong> Beyeren<br />
dairom vergaderden, ierst tAntwerpen, daernae tot Sinte-Geertrudenberch ende<br />
dairnae tot sHertogenbosch, dairnae communicacie tsamentlic gehouden. Hertoich<br />
Aelbrecht beloefden den voirs. hertoige Willemen <strong>van</strong> Gelre, zynen behuwden<br />
zoen, te onderwysen dat hy vrouwe Iohanna laten zoude by hair rechten tot<br />
Graue ende elders, des hy evenwel nyet en dede, mar brac weder allet dat tracteert<br />
was, alst nae bliict ende hy gevordert had in den iair <strong>van</strong> LXXXVIII naevolgende.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o LXXXVII o ./<br />
1387-1388<br />
Teser tyt had hertoichWillem <strong>van</strong> Gelre tegens vrouw Iohanna oirlog<br />
Ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe heeft vrouw Iohanna voirs. deser stat verleent<br />
een carthe om die getrouwe diensten dyese hair gedaen heeft ende sunderlinge<br />
in dit iegenwoirdige oirloge <strong>van</strong> Gelre noch dagelix doende is; in welker<br />
carthe zy deser stat verleent heeft die poincten hiernae volgende:<br />
Dat dese stat hoir assynsen mach boeren, hogen ende nederen<br />
in den iersten dat dese stat in haren drien leden hair assynsen altyt he¡en mach ende<br />
die moigen setten, hoigen ende nederen;<br />
Datse oic heeft die maten<br />
ende datse oick die zoutmaet metten anderen maten hebben zal ende behouden<br />
ende dairtoe dat strycambacht;<br />
Aengaet denVI M ryalen dairvoir deser stat assynsen gecoft zyn<br />
item ende dat dese stat dieVI C ryalen die dese stat iairlix den greve <strong>van</strong> der Marck<br />
<strong>van</strong> haren assynsen gibt, altyt af mach quyten met VI M ryalen oft die werde dairvoir<br />
met der halver payen, te weten met III C ryalen;<br />
Dat die gesworen scepenen setten moigen ofse bynnen acht dagen nae Bamis<br />
nyet geset en worden<br />
item oft die seven scepenen deser stat bynnen acht daigen nae Sinte-Remeysdach<br />
nyet volset noch geeydt en worden, zoe zullen die gesworen, te weten die int naeste<br />
voirleden iair scepenen geweest hebben ende gesworen worden zyn, eendrechtelic<br />
oft die meeste hoep <strong>van</strong> hen moigen kyesen ende setten ende sculdich zyn te kyesen<br />
ende te setten op hoir eeden scepenen deser stat ende voirt alsoe altyt, etc. te moigen<br />
setten seven scepenen oft die <strong>van</strong> hen gebraken, etc.; /<br />
105
fol. 129 r<br />
fol. 129 v<br />
1387-1388<br />
Ende datse die scepenen setten moeten des anderendaigz nae den acht dagen<br />
item ende datse die setten moeten des anderendaigz nae den voirs. acht daigen eerse<br />
eten oft drincken, etc.;<br />
Aengaet het kyesen der rentmeesteren<br />
item ende als die seven scepenen geset zyn, zullen die nyewe scepenen ende gezworen<br />
oft dmeestedeel des anderendaigz moeten kyesen eerse eeten oft drincken twee<br />
rentmeesteren die geboeren poirteren zullen wesen ende <strong>van</strong> wittigen bedde ende<br />
die twewarven des iairs zullen rekenen ende nae hoeren afgaen en zullense bynnen<br />
twee iaren in deser stat raide nyet moigen comen;<br />
Dat die scouthet, scepenen, gesworen, roydregers assynsen nyet en moegen<br />
pachten<br />
item ende dat noch scouthet, noch onderscouthet, noch scepenen, noch gesworen,<br />
noch roydregers deser stat assynsen pachten en zullen moigen, etc.; welke carthe<br />
begint:`Iohanna'ende is begrepen opten blade LXXXIII.<br />
Dat dese stat enen wisseler mach stellen<br />
Ten selven scepenstoel ende in dier tyt soe heeft vrouw Iohanna noch deser stat<br />
verleent een carthe dairinne datse heeft consenteert deser stat datse altyt, gelyc<br />
die <strong>van</strong> Loeuen ende Bruessel, enen wisseler zall moigen stellen die alre heren gelt<br />
bynnen deser stat comende, werderen sal ende boven alle andere gelt hair ende<br />
hare nacomelingen gelt gaende houden;<br />
Aengaet tsetten der scepenen in der meyeryen<br />
item ende dat men alle iair op Sinte-Remeysdach in den vryheiden <strong>van</strong> Rode, Oirle,<br />
Eerssel ende <strong>Os</strong> nyewe scepenen setten sal;<br />
Aengaet in der meyeryen vrede te nemen<br />
item ende dat diegeen die scepenen oft gezworen zyn in deser meyeryen altyt zullen<br />
moigen nemen vreede gelyc die scouthet ende vorster aldair, ende dyet hen vierenwer¡<br />
weygerden, sal verboeren thien pont; /<br />
Aengaet den voirspreken<br />
item ende dat een voirspreecke die yemanden bynnen deser stat int recht verantwoirt<br />
<strong>van</strong> onscout oft bytichten, hebben zal voir zyn loen III scillingen paymentz<br />
ende in deselve saken buytenvy¡ scillingen ende <strong>van</strong> erftalen bynnen XX scillingen<br />
ende buyten XL scillingen ende <strong>van</strong> dootslaigen buyten ende bynnen XX ponden<br />
ende den cost; ende oft ennich voirspreeck des weygerden te dyenen, en zoude hy<br />
nummermeer meer in deser stat oft meyeryen voir moegen spreeken; welke carthe<br />
begint:`Iohanna', etc. ende is begrepen opten blade LXXXVI.<br />
Dierste wisseler deser stat was Ian die Ioede<br />
Ten tyde oeck <strong>van</strong> denselven scepenstoel soe hebben scepenen, gesworen deser<br />
stat eenen, genoempt Ian die Ioede, wisseler gemaect, die op die voirs. carthe<br />
ende naevolgende poincten zynen eedt gedaen heeft:<br />
106
fol. 130 r<br />
fol. 130 v<br />
Wat men <strong>van</strong> wisselen sculdich is<br />
ende dat hy <strong>van</strong> wisselen sal nemen te wetene <strong>van</strong> enen alden scilt ende <strong>van</strong> elcken<br />
gulden penninc die <strong>van</strong> dier werden is ende dairboven XII penningen, datz te wetene<br />
een labbaye voir vier scillingen gerekent, ende <strong>van</strong> elcken gulden penninc beneden<br />
den alden scilt VI penningen, oic een labbaye voir vier scillingen gerekent, ende<br />
desgelycx <strong>van</strong> allen zilveren gilt te wisselen;<br />
Dat scepenen, gesworen den wisseler setten ende ontsetten moigen<br />
item ende dat die scepenen ende gesworen altyt den wisseler setten ende ontsetten<br />
moigen; prout in litteris incipientibus: `Wy, scepenen ende gesworen', etc. et comprehensis<br />
folio LXXXVIII. /<br />
Aengaet die forme <strong>van</strong> zweren<br />
Ten tyde oeck<strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe heeft vrouw Iohanna voirs. deser stat<br />
ende meyeryen verleent een carthe, inhoudende zoe wye zweren sal <strong>van</strong> geldelycken<br />
saken oft <strong>van</strong> wat anderen saken, dat zii uuytgenomen <strong>van</strong> erftalen, dat die<br />
zweren sal aldus: soe wes men hem tydt, dat hy des onsculdich is, zoe hem Got<br />
helpe ende die heiligen;<br />
Dat een vrouw zwerende nyet vervallen en mach, zoe lange die zon schynt<br />
ende dat een wy¡ <strong>van</strong> den voirs. saken nyet en sal vervallen alsoe lange die zonne<br />
schynt; welke carthe begint:`Iohanna'ende is begrepen opten blade LXXXIX.<br />
Aengaet tstercken <strong>van</strong> <strong>Os</strong> ende anderswair dairt deser stat belieft 1<br />
Ten tyde oeck <strong>van</strong> denselven scepenstoel soe heeft vrouw Iohanna deser stat verleent<br />
een carthe dairinne datse gunt deser stat datse <strong>Os</strong> dairt verbornt is ende anderswair<br />
daert deser stat noot zall duncken, metten luyden deser meyeryen<br />
begripen, mach stercken ende vesten met graven ende anderssins, lastende dairinne<br />
den scouthet deser stat ende allen anderen o¤cieren datse deser stat dairinne<br />
behulpich zyn; welke carthe begint: `Iohanna', etc. ende is begrepen opten<br />
blade LXXXIX.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o LXXXVIII o : dominusWillelmus de Aa, miles,<br />
/ Arnoldus Heym, Gerardus de Berkel, Willelmus Coptyten, Emondus<br />
Roeuer, Iohannes de Dordrecht, Iohannes de Aggere.<br />
Ten tyde <strong>van</strong> desen scepenstoel soe heeft vrouw Iohanna verleent den gesellen <strong>van</strong><br />
der Tae£en der stat <strong>van</strong> Den Bosch ende hen verlengt hoir iairscharen, etc. ende<br />
des aen dese stat voirts versocht datse die voirs. gesellen, gelyc hoir poirteren, verantwoirden<br />
souden; dairaf die brieven beginnen:`Iohanne, by der gracien Goids',<br />
etc. ende zyn begrepen ad signum (½23) et folio CCCC LX.<br />
Teser tyt was Cleue noch een grefscap<br />
1388-1389<br />
Ten tyde <strong>van</strong> denvoirs. scepenstoel soe begonst die voirs. hertoichWillem<strong>van</strong> Gelre<br />
wederomme op Brabant te scedigen met zynen hulpers die hy hadde gecregen,<br />
1 In margine nota.<br />
107
fol. 131 r<br />
fol. 131 v<br />
1389-1390<br />
te weten den eertsbisscop <strong>van</strong> Coelen, den bisscop <strong>van</strong> Breemen, den bisscop <strong>van</strong><br />
Munster, den bisscop <strong>van</strong>Vtrecht, den greve <strong>van</strong> Cleue die dairnae hertoichwairt,<br />
den greve <strong>van</strong> Moerss, zoedat hy wael sterc was XXIIII C glavyen ende XXII C<br />
mannen te voet ende zyn capiteynen waren al meest geestelycke prelaten ende papen.<br />
Dat die Liinde tot Oisterwyc verbrant wairt<br />
Ende hiermede trac hy tot Oisterwyc dat hy metter Lynden verbranden, ende<br />
voirt tot Gestel, Beeck, Boxtel, dwelc zy oic verbranden, ende alsoe drie daigen<br />
dair ende dairomtrent wesende toech hy weder met zynen bisscoppen ende papen<br />
ende anderen heren in zyn lant ende het blee¡ voirt al den aenstaenden winter<br />
doer een rydent oirloige.Vrouwe Iohanna voirs. creech te hulpen den voirs. hertoich<br />
Philips <strong>van</strong> Bour- / goindien, geheiten le Herdii, haren neve, die hair sant<br />
uuyt Vrancryc drie maenden versout V C glavyen ende blee¡ alsoe een rydent oirloich<br />
totten iair toe <strong>van</strong> XC dat den pays gemaect wairt.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o LXXXIX o : Arnoldus Stamelairt de Penu,<br />
Gerardus de Vladeracken, Arnoldus Stamelart de Spanct, Willelmus Scilder,<br />
Goeswinus Steenwech, Iohannes de Gestel, Iordanus ¢lius Arnoldi Tyelkini.<br />
Van der geloeften des heren <strong>van</strong> Helmont<br />
Ten tyde <strong>van</strong> desen voirs. scepenstoel soe heeft heer Ian <strong>van</strong> Berlair, heer <strong>van</strong> Helmont<br />
ende <strong>van</strong> Keerberch, in presencien <strong>van</strong> scepenen, gesworen ende gemeynen<br />
bourgeren deser stat geloeft nummermeer tegens deser stat rechten te doen, mar<br />
die te helpen houden; daira¡ dbeginsel luydt aldus:`Int iair Ons Heren', etc. ende<br />
is begrepen ad signum (½24) ac folio LXXXIX.<br />
Ten tyde oic <strong>van</strong> denselven scepenstoel zoe heeft Aelbrecht, hertoich <strong>van</strong> Beyeren,<br />
palsgreve, greve <strong>van</strong> Hollant, etc., verlyt Rycout den Cock versceyden gueden tot<br />
Ge¡en <strong>van</strong> hem te leen te houden; prout in litteris incipientibus: Àelbrecht, by<br />
Goids genaden palensgrave opten Ryn', etc. et comprehensis folio CCCC LIX. /<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o XC o : Iohannes de Erpe, Gerardus deVden,<br />
Henricus Dicbier ¢lius Godefridi, Iacobus Loze, Gerardus de Aa, Hubertus de<br />
Gemart, Iohannes Steenwech.<br />
Aengaet hoe die voirs. heer <strong>van</strong> Gelre hem verbonden heeft in den<br />
voirs. pays<br />
Ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe cesseerden tvoirs. oirloge, dat was tusschen<br />
vrouwe Iohanna et den voirs. hertoichWillemen <strong>van</strong> Gelre ende daira¡ hertoichWillemvoirs.<br />
zekerebrieven<strong>van</strong> sich heeft gegeven ende geloeft te verhueden<br />
dat <strong>van</strong> zynen landen, steden, sloten, luyden oft ondersaten oft oic yemanden anders,<br />
wie hy weer, egenen scaide en soude gescien der voirs. vrouw Iohanne, hoeren<br />
landen, sloeten, luyden ende onderseten op beyden zyden der Masen ende<br />
sunderlinge Mil, Gangelt endeVucht;<br />
108
fol. 132 r<br />
fol. 132 v<br />
fol. 133 r<br />
Dat Graue een Brabantz leen is 1<br />
ende dede yemant <strong>van</strong> zynen onderseten dairtegens, dat zoude hy richten met zynen<br />
lyve ende gueden, ende dede oic yemand anders dairtegens in zynen lande ende dat<br />
<strong>van</strong> den ampluyden oft onderseten der voirs. vrouw Iohanne, dien zoude hy moegen<br />
vervolgen, dairtoe zyn onderseten behulpich zouden moigen wesen, all geduerende<br />
den levenen <strong>van</strong> / vrouwe Iohanna voirs., onder bespreck dat heer Ian, heer <strong>van</strong><br />
Kuyck, <strong>van</strong> vrou Iohanna voirs. ontfangen zal te leen die stat <strong>van</strong> Den Graue ende<br />
dat tusschen die tyt ende Korsmisse doen naestcomende; welke brieven beginnen:<br />
`Wii,Willem <strong>van</strong> Guylic, by der genaden Goidz', etc. ende zyn begrepen opten blade<br />
XC ende welke brieve oec mede zyn bezegelt <strong>van</strong> zynen Rait, namentlic heer Henrick<br />
<strong>van</strong> Steenbergen, proefst <strong>van</strong> Aldemunster tUtrecht, heren Reynalt, heer <strong>van</strong><br />
Oy, ende heren Iohan <strong>van</strong> Hoenselair, ridder.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o XCI o : dominus Goeswinus de Aa, miles,<br />
Willelmus ¢lius Arnoldi Tielkini,Theodericus Roeuer, Iohannes de Neynsel, IacobusTyt,<br />
Arnoldus deVladeracken, Gerardus Raet.<br />
Dat die assynsen deser stat zyn gecoft metVI M ryalen<br />
1394-1395<br />
Ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe heeft vrou Iohanna, want dese stat hair tot<br />
hare vruntlycker beden hadde gelevert VI M ryalen, /dairop dese stat was sorteert<br />
te geven den greve <strong>van</strong> der Marckvoir dieVI C ryalen die zy hair <strong>van</strong> horen assysen<br />
sculdich was ende die dese stat <strong>van</strong> harewegen den greve voirs. te geven plach,<br />
dairaf datse dese stat quytgescouwen heeft ende geloeft <strong>van</strong> denVI M ryalen ende<br />
<strong>van</strong> der iairlixer betalinge derVI C ryalen aen den voirs. greve scadeloes te ontheffen;<br />
prout in litteris incipientibus:`Iohanna, byder gracien Goids', etc. et comprehensis<br />
folio XCI.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o XCII o : dominusWillelmus de Aa, miles, Symon<br />
de Mirabello, Emondus Roeuer, Iohannes de Dordrecht, Iohannes de Aggere,<br />
ArnoldusVeer,Wolterus Coptyten.<br />
Ten tyde <strong>van</strong> desen scepenstoel is gemaect een ordinancie <strong>van</strong> den perden te setten<br />
bynnen der meyeryen <strong>van</strong> Den Bosch, beginnende: `Soe wye geguedt is tot der<br />
werden', etc. ende begrepen opten blade CCCC LIX.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o XCIII o : Gerardus de Berkel, Arnoldus Stamelart<br />
de Spanct, Ghysbertus Lyscap iunior, Goeswinus Steenwech, / Iohannes<br />
de Gestel, Iohannes ¢lius Arnoldi Tielkini, Iohannes de Gemart.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o XCIIII to : dominusTheodericus Roeuer, miles,<br />
Iohannes de Erpe, Theodericus Berwout, Theodericus Roeuer, Iohannes<br />
Sceyuel, Iohannes deVladeracken, Heymericus Groy.<br />
1 In margine nota.<br />
109
fol. 133 v<br />
fol. 134 r<br />
1394-1395<br />
Hoe die heer <strong>van</strong> Helmont geloeft heeft tegens deser stat rechten nyet<br />
te doen<br />
Ten tyde <strong>van</strong> desen voirs. scepenstoel soe heeft heer Ian <strong>van</strong> Berlair, heer <strong>van</strong> Helmont<br />
ende <strong>van</strong> Keerberch, ridder, onder zyn brieve ende zegele deser stat geloeft<br />
nummermeer te doen tegens hair rechten, mar die altoes te hulpen te comen ende<br />
te helpen houden ten versueck deser stat; welke brieven beginnen:`Wy, Iohan <strong>van</strong><br />
Berlair', etc. ende zyn begrepen opten blade XCIII.<br />
Aengaet dat tanderen tyden heer Dirc die Roeuer die porcie <strong>van</strong> der<br />
beden deser stat opgeboert heeft ende daira¡ betaelt die ge<strong>van</strong>gen int<br />
lant <strong>van</strong> Gelre ende andere; oeck aengaet die lossinge der vercofter<br />
dorpen<br />
Ten tyde oeck<strong>van</strong> denvoirs. scepenstoel soe is vrouwe Iohannavoirs. eenss- / worden<br />
met deser stat aengaende haren aengedeelt der beden die vrouwe Iohannen<br />
voirs. <strong>van</strong> den lande <strong>van</strong> Brabant consenteert was, in der ondergescreven voegen,<br />
te wetene dat tgelt <strong>van</strong> der beden deser stat ende meyeryen comen soude in handen<br />
heren Dircx Roeuer, die dairtoe <strong>van</strong> den scepenen ende geswoeren deser stat<br />
geset is rentmeester te wesen, als tot vier termynen te betalen ende daira¡ betalen<br />
zoude diegeen die in den oirloge ge<strong>van</strong>gen 1 als <strong>van</strong> Gelre ge<strong>van</strong>gen waren ende<br />
gepant voir vrouwe Iohanna schout, ende oick heren Willemen <strong>van</strong> Broechuysen<br />
die enen poirter deser stat voir vrou Iohanna scout opgehouden hadde, ende oeck<br />
den heer <strong>van</strong> Kuyckonder condicie zoe verre dairover lyep, zoude men mede lossen<br />
die versette ende vercofte dorpen bynnen deser meyeryen, etc.; prout in litteris<br />
incipientibus:`Iohanna', etc. et comprehensis opten blade XCIII.<br />
Ten tyde oick <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe heeft vrouwe Iohanna voir hair, hair<br />
oire ende nacomelingen deser stat verleent:<br />
Aengaet het boeren <strong>van</strong> den thiins bynnen deser stat ende meyeryen<br />
in den yersten dat die rentmeester deser stat ende meyeryen <strong>van</strong> den goeden luyden<br />
dairinne geseten die thyns <strong>van</strong> hoeren erven sculdich zyn, voirtaen boeren sal alsoe<br />
vele als hair rentmeesteren anderswair bynnen den steden /ende lande <strong>van</strong> Brabant<br />
gemeyntlic voirtaen ontfaen zullen ende nyet meer;<br />
Aengaet het boeren <strong>van</strong> thiins onder die smaelheren<br />
ende desgelycx zullen boeren die rentmeesteren der smaelreheren deser meyeryen<br />
den thyns hore heren ende nyet meer;<br />
Dat deser stat toebehoeren allen die visscheryen ende stroomen bynnen<br />
deser stat, haire vryheit ende tot Vucht<br />
item ende dat dese stat haren wil mach doen op enen iairlycken thyns <strong>van</strong> enen alden<br />
groten met allen die visscheryen ende stroomen in deser stat ende hare vryheit ende<br />
in der prochien <strong>van</strong>Vucht, behoudelic hair nochtans dairinne hair hoge heerlicheit;<br />
1<br />
Aldus hs., dit is een cryptische samenvatting <strong>van</strong> een meer uitgebreide passage in het cartularium.<br />
110
fol. 134 v<br />
fol. 135 r<br />
fol. 135 v<br />
1397-1398<br />
Aengaet dat elck mach voegelen <strong>van</strong>gen<br />
item ende dat elckermalck in deser stat, vryheit ende meyeryen geseten mach <strong>van</strong>gen<br />
entvoegelen, plevieren ende alle andere smael voegelen;<br />
Hoe dic ende hoe lange die rentmeester dingen sal<br />
item ende dat die rentmeesteren nyet meer dan vierwer¡ siairs dingen en zullen<br />
ende dat elck dingtyt nyet langer duren en zal dan een maent ten hoichsten;<br />
Aengaet dat die onderscouthet nyet uuyt en moet wesen sonder enen stathelder<br />
te setten<br />
item ende dat die onderscouthet deser stat uuyt deser stat nyet en sal ryden noch<br />
trecken, tenzy dat hy yerst voir twee scepenen deser stat enen goeden man in zyn<br />
stede geset heeft, etc., op beroeftte wesen<strong>van</strong> zynen ambachte after dien dach; prout<br />
in litteris incipientibus:`Iohanna', etc. et comprehensis folio XCIIII. /<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o XCV to : dominus Goeswinus de Aa, miles,<br />
Theodericus Roeuer, Willelmus Scilder, Ghysbertus de Spina, Martinus Berwout,<br />
Iacobus Coptiten,Theodericus Lu.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o XCVI to : Gerardus deWiel, Arnoldus Heym,<br />
Martinus Berwout, Iacobus Coptiten.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o XCVII o : Gerardus de Berkel, / Arnoldus<br />
Stamelart de Spanct, Iohannes de Gestel, Hubertus de Gemart, Arnoldus deVladeracken,<br />
Henricus deWerthusen, Ludinc Pynappel.<br />
Hoe hertoich Willem <strong>van</strong> Gelre teser tyt weder aenhye¡ oirloge tegens<br />
vrouwe Iohanna omWouters <strong>van</strong> Ouerryn wille<br />
Ten tyde <strong>van</strong> desen voirs. scepenstoel soe hye¡ wederom aen die voirs. hertoich<br />
Willem <strong>van</strong> Gelre oirloige tegens vrouwe Iohanna voirs., overmits eens dienres<br />
des voirs. hertoichWillems, geheiten Wouter <strong>van</strong> Overryn, die met zynen hulperen,<br />
droncken zynde, dootsloech enen <strong>van</strong> vrouwe Iohanna dienre, dairomme hy<br />
bynnen deser stat wairt onthoeft, ende seynden dairomme die voirs. hertoichWillem<br />
ontsegbrieve aen vrouw Iohanna voirs. Ende quam weder die voirs. hertoich<br />
Willem met zynenvoirs. bisscoppen ende hulperenverbydeser stat tot Oisterwyc,<br />
doende aldair groeten scaide.Vrouwe Iohanna, dat vernemende, ontboot hem<br />
stryt te leveren, het weer in zyn lant oft bynnen Brabant, ende dat bynnen drie<br />
dagen. Ende dat hy die arme onderseten lyet dair en bynnen onbescedicht, zy<br />
soude hem / seynden C voeder wyns, CCC ossen ende broet ende ander gereetscap<br />
genoch. Mar hy en dorst nyet te stryde comen ende alsoe vertoech hy weder<br />
uuyten lande, nae vele scaden tot Oisterwyc ende dairomtrent gedaen met zynen<br />
bisscoppen ende papen ende geestelycke prelaten die hy by hem hadde.Vrouwe<br />
Iohannavoirs., siende dat die voirs. hertoichWillem <strong>van</strong> Gelre nyet en dorste stryden,<br />
seynden zy metter hulpen die hair overdwerss comen was <strong>van</strong> den voirs. Philips<br />
le Herdy, hertoge <strong>van</strong> Bourgoindien, int lant <strong>van</strong> Guylic allen hair machte,<br />
dair zy vele dorpen verbranden, scaiden deden ende vele stercten omworpen.<br />
Die voirs. Philips le Herdii, hertoge <strong>van</strong> Bourgoindien, zoen <strong>van</strong> denvoirs. coninc<br />
Ian<strong>van</strong>Vrancryc ende zyn moeder was dochter des voirs. conincx Ians <strong>van</strong>Behem<br />
111
fol. 136 r<br />
fol. 136 v<br />
fol. 137 r<br />
1397-1398<br />
ende hertogeWencelynvoirs. was zyn gerechte oem ende die voirs. vrouw Iohanna<br />
was rechte moye <strong>van</strong>vrouwe Margrieten, zynen wive, die een dochter was <strong>van</strong> den<br />
voirs. greve Lodewyc <strong>van</strong> Vlaenderen ende <strong>van</strong> grevinne Margrieten, suster <strong>van</strong><br />
vrouw Iohanna voirs. Hii wan aen die voirs. vrouwe Margrieten, zyn geselinne,<br />
dochter greve Lodewycx voirs., drie zoenen ende drie dochteren, daira¡ aen dander<br />
zyde <strong>van</strong> den naesten blade, 1 /te wetene: Ian, die wairt nae zynen voirs. vader<br />
hertoich <strong>van</strong> Bourgoindien ende greve <strong>van</strong> Vlaenderen, Artoys ende <strong>van</strong> Bourgoindien;<br />
hii trouden die dochter <strong>van</strong> hertoich Aelbrecht <strong>van</strong> Beyeren, palsgreve<br />
ende greve <strong>van</strong> Hollant, Zeelant, Henegouwe, etc.; dese voirs. hertoich Ian, <strong>van</strong><br />
den Dolphyn <strong>van</strong> Vrancryc ontboden wesende, wairt te Monstruel opt slot in<br />
Vrancryc dootgeslagen; dese hertoich Ian creech enen zoen, die hyet Philips <strong>van</strong><br />
Bourgoindien ende wairt nae hertoich <strong>van</strong> Bourgoindien, Brabant, etc.;<br />
Anthonis, die wairt nae hertoich <strong>van</strong> Brabant; hy trouden vrou Iohanna, dochter<br />
herenWalrauens <strong>van</strong> Sint-Pol, dair hy mede had tgreefscap <strong>van</strong> Sint-Pol ende <strong>van</strong><br />
Ligny ende meer sloten ende heerlicheden; zy was zoe schoen, dat men <strong>van</strong> haer<br />
seeghden alse roden wyn dranc, dat men dien doer hair kele sach gaen; hy wan<br />
aen hair twe zoenen: Ian, die nae hem hertoich wairt; Philips, die wert greve <strong>van</strong><br />
Sint-Pol ende <strong>van</strong> Lignii; ende een dochter, die ionck ster¡;<br />
Philips, die wairt nae zynen vader greve <strong>van</strong> Nyuers ende <strong>van</strong> Rethel ende die<br />
trouden die dochter <strong>van</strong> den greve <strong>van</strong> Eu, dairaen hy wan twee soenen, by namen:<br />
Philips, hy wairt nae greve <strong>van</strong> Nyuers ende <strong>van</strong> Rethel; Ian, die wert greve<br />
<strong>van</strong> Stampes ende nae die doot <strong>van</strong> den voirs. Philips, zynen brueder, wert hy<br />
greve <strong>van</strong> Nyuers ende <strong>van</strong> Rethel ende nae creech hy tgreefscap <strong>van</strong> Eu; hy<br />
creech een dochter <strong>van</strong> zynen yersten wive, die trouden hertoich Ian <strong>van</strong> Cleue. /<br />
Hertoich Philips le Herdy voirs. hadde oic by de voirs. vrouw Margrieten drie<br />
dochteren, by namen:<br />
die outste had te man hertoge Lupoldum <strong>van</strong> Oistryc ende zy ster¡ sonder oir;<br />
die ander, geheiten Margriet, had te man hertoich Willemen <strong>van</strong> Beyeren, zoen<br />
<strong>van</strong> den voirs. hertoich Aelbrechten; dese hertoichWillem wairt greve <strong>van</strong> Henegouwe,<br />
Hollant, Zelant; hii wan aen die voirs. Margriet een dochter, die Iacob<br />
hyet; hair voirman was die Dolphyn <strong>van</strong> Vrancryc, hertoige <strong>van</strong> Touraynen, die<br />
sonder oir ster¡; zii was zeer scoen ende by dispensacien <strong>van</strong> paeus Marten die<br />
int consilie <strong>van</strong> Constans paeus gemaect wert, trouwden zy nae de doot <strong>van</strong> den<br />
voirs. Dolphyn denvoirs. hertoich Iannen, zoen<strong>van</strong> denvoirs. hertoich Anthonys,<br />
hairs oems, welken huwelic qualic bequam, want vrouw Iacob nae toech in Engelant<br />
by den hertoich <strong>van</strong> Gloucestre, brueder des conincx <strong>van</strong> Engelant, etc.;<br />
die dorde dochter had te manne greve Amedeus <strong>van</strong> Sauoyen, die hertoge wairt<br />
ende die hem ten eynde ga¡ ten geestelycken leven ende hy wairt int consilie <strong>van</strong><br />
Basel paeus gecoren ende hyet Felix die Viifste; naemaels wiickende den paeus<br />
Nycolaes, was legatus a latere 2 ende ster¡ cardinaell. 3 / Ende naedien die voirs.<br />
Philips le Herdy, hertoge <strong>van</strong> Bourgoindien, zyn voirs. kynderen ter eeren gehol-<br />
1 v<br />
Dit is een interne verwijzing naar fol. 136 .<br />
2<br />
Legatus a latere: legaat met een pauselijke volmacht voor een bepaald gebied of voor een<br />
bepaalde opdracht.<br />
3<br />
In margine nota.<br />
112
fol. 137 v<br />
fol. 138 r<br />
pen ende gestelt hadde ende zynenvoirs. drien zoenen, by namen Iannen, Anthonysen<br />
ende Philipsen, by consent des coninx <strong>van</strong> Vrancryc ende vrouw Iohanne<br />
voirs., hoir landen hadde besceyden ende dairaf by der voirs. Margrieten, zynre<br />
vrouwen, een sceydinge had gemaect, te wetene dat die voirs. Ian, zyn outste zoen,<br />
zoude wesen hertoich <strong>van</strong> Bourgoindien ende greve <strong>van</strong> Vlaenderen, <strong>van</strong> Artois<br />
ende <strong>van</strong> Bourgoindien, die voirs. Anthonys, zyn middelste zoen, nae doot <strong>van</strong><br />
vrouw Iohanna voirs. zoude zyn hertoich <strong>van</strong> Lothryc, Brabant ende Lymborch<br />
ende mercgreve des Heilichs Rycx, ende die voirs. Philips, zyn iongste zoen,<br />
zoude wesen greve <strong>van</strong> Nyuerss ende <strong>van</strong> Rethel, soe dede hydenvoirs. zynen zoenen<br />
geloven malcanderen die voirs. sceydinge te houden, /onder vorwarde oft ennich<strong>van</strong><br />
hen drien stor¡ sonder ma<strong>nl</strong>ic oir <strong>van</strong> zynen lyve, soe zouden zyn landen<br />
comen opten anderen outsten brueder oft op syns mans oiren. Dat dese geloefte<br />
dienden hertoge Philips <strong>van</strong> Bourgoindien totten hertoichdom<strong>van</strong> Brabant te comen,<br />
alst nae blyct als hertoge Philips <strong>van</strong> Bourgoindien voirs. waert hertoge <strong>van</strong><br />
Brabant. 1<br />
Hoe Antwerpen weder aen Brabant quam<br />
1398-1399<br />
Daernae vercreech die voirs. hertoige Philips le Herdy aen de Staiten <strong>van</strong> Brabant<br />
zoe vele, dat die voirs. Anthonys, zyn middelste zoen, als opten vyften dach iunii<br />
int iair M CCCC ende vier ontfangen wairt voir ruwairt in Brabant, den levene<br />
<strong>van</strong> vrou Iohanna voirs. geduerende. Ende des ga¡ die voirs. hertoich Philips le<br />
Herdy denzelven Anthonysen, zynen soen, die stat <strong>van</strong> Antwerpen om altyt ongesceyden<br />
te blyven aen Brabant.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o XCVIII o : Iohannes de Dordrecht, Iohannes<br />
de Aggere, Heymericus Groy, Lucas de Erpe ¢lius Iohannis, Iacobus deWyel,Yewanus<br />
de Grauia, Goeswinus Moedel <strong>van</strong> der Donck.<br />
Ten tyde <strong>van</strong> desen scepenstoel ster¡ die voirs. vrouwe Maria, wedue wilen hertoich<br />
Reynouts <strong>van</strong> Gelre voirs., suster <strong>van</strong> der voirs. vrouwe Iohanna. Sy stichten<br />
in haren weduestoel die /canozye teTurnhout ende tcloester te Korssendonc ende<br />
die borchten tot Turnhout ende Oyen.<br />
Ten tyde <strong>van</strong> desen scepenstoel soe heeft vrouw Iohanna voirs. voir hair ende hair<br />
nacomelingen deser stat verleent een carthe, dairinne datse heeft verleent:<br />
Dat die bourgermeesters oec straetmeesters zullen wesen ende twewarven<br />
tiaers rekenen<br />
in den iersten dat die bourgermeesters deser stat mede straetmeesters zullen wesen<br />
ende zullen deser stat goet ten oirbaer op horen eedt regeren ende tweewarven<br />
tsiaers rekenen ende alse die doen sullen, dat sal men oepelic in der kercken seggen<br />
ende verkundigen den scepenen, gesworen, raitsluyden ende dekenen <strong>van</strong> den ambachten;<br />
1 In margine nota hic.<br />
113
fol. 138 v<br />
1398-1399<br />
Daira¡ zullen hebben die scepenen, gesworen een boeck, die raitsluden<br />
een ende die dekenen een<br />
ende <strong>van</strong> derselver rekeningen zullen hebben een boeck oft rolle, te wetene die scepenen<br />
ende gesworen een, die raitsluyden een ende die dekenen een ende die rentmeesteren<br />
zullen een behouden;<br />
Dat een yegelic die rekeningen der bourgermeesteren mach calengieren<br />
bynnen den XIIII nachten, etc.<br />
ende dat men hoir rekeningen bynnen XIIII nachten noch loven, noch prysen en sal<br />
ende bynnen tyde mach een yegelic die calengieren; ende ofse calengiert worde ende<br />
die bourgermeesteren des nyet en constenverantwoirden, zoe zouden zy tgeen datse<br />
mysrekent hedden, deser stat weder bewysen ende dairtoe ter beternissen sculdich<br />
wesen sesswerven alsoe vele alse mesrekent hedden, voir een dordendeel den heer,<br />
dander deser stat ende tdorde dyese gecalengieert hedden; /<br />
Hoe die bourgermeesteren zullen rekenen<br />
item dat die bourgermeesteren in hoir rekeningen zullen noemen die personen<br />
diese gelt zullen hebben gegeven ende daira¡ datse gelt zullen hebben ontfangen;<br />
Ofter yet oeverden, etc.<br />
item dat oft die bourgermeesters yet overrekenden, datse dat bynnen twee maenden<br />
leveren zullen deser stat om in der commen te leggen;<br />
Wat scouthet, scepenen, gesworen ende die clercken hebben als gerekent is<br />
item als die bourgermeesters gerekent hebben opten raethuse, sullen zy den scouthet<br />
geven een gelt wyns, elcken scepenen ende gesworen een gelt wyns, horen<br />
clercken een gelt wyns ende elc bourgermeester een gelt wyns;<br />
Van setten der scepenen sonder cost deser stat<br />
item als die alde scepenen afgaen ende die nyewe aencomen, daira¡ en sal dese stat<br />
genen cost hebben;<br />
Aengaet den clederen der scepenen ende horen drincgelt<br />
item die seven scepenen ende twe bourgermeesters zullen hebben voir hoir cleders<br />
tsestich alde scilden;<br />
item die seven scepenen zullen hebben te verdrincken eenvoeder wyns oftXXXII<br />
alde scilden dairvoir;<br />
Aengaet het scencken<br />
item en sullen die scepenen noch bourgermeesters nyemanden moigen scencken<br />
dan onser lantsheer; ende prelaten, baenroetsen, lantsheren, ridderen ende raiden<br />
<strong>van</strong> goeden steden sal men moegen scencken tot VI kannen wyns naedat zys werdich<br />
zyn ende dat mer eens tsiaers;<br />
Aengaet het ryden ter dachvaert<br />
item en zullen die scepenen noch gesworen ter dachvaert ryden, tenzy by raide der<br />
raitsheren ende dekenen; /<br />
114
fol. 139 r<br />
fol. 139 v<br />
fol. 140 r<br />
fol. 140 v<br />
1403-1404<br />
Die opt Oetheren rydt, etc., sal alleen den cost hebben<br />
item zoe wye <strong>van</strong> deser statwegen opte Oetheren rydt, oft zoeverre dat hy opten selven<br />
dach weder incoempt, die en sall geen loen hebben dan zynen redelycken cost;<br />
Aengaet der stat clederen<br />
item ende dat tsiaers elck scutte deser stat sal hebben 1ÃÙ Ä peter tot drien ellen lakens<br />
gecoft te werdenen by raide hore hoge dekenenmeester, tween dekenen ende twe<br />
scutten;<br />
Aengaet der scepenen, gesworen, scouthet ende bourgermeesteren capruynen<br />
item die zeven scepenen,VIIgesworen, twe scoutheten, twee bourgermeesteren zullen<br />
hebben IX gulden om lakenen te coepen tot horen capruynen metten scutten te<br />
dragen;<br />
Dat diegeen die poirter wordt, in een ambacht moet comen<br />
item ende dat men nyemand poirter maken en sal, hy en sal mede in een ambacht<br />
comen; welke carthe begint:`Iohanna', etc. ende is begrepen opten blade XCVI.<br />
Remigii confessoris anno M o CCC o XCIX o : dominus Theodericus Roeuer, miles,<br />
Ghyselbertus deVlochouen, Iacobus Loze, IacobusTyt,Theodericus Roeuer,<br />
Ghiselbertus de Spina, / Iohannes ¢liusWolphardi.<br />
Remigii confessoris anno M o CCCC o fuerunt scabini in Buscoducis: Goeswinus<br />
Steenwech, Iordanus ¢lius Arnoldi Tielkini, Iohannes de Bruheze, Gerardus de<br />
Vden,Yewanus Styerken, Iacobus Coptiten, Iacobus Neynsel.<br />
Remigii confessoris anno M o CCCC o primo: dominus Willelmus de Aa, miles,<br />
Emondus Roeuer, Arnoldus Veer, Hubertus de Gemart, Egidius de Gheel, Arnoldus<br />
Stamelart deVden, Iohannes de Best. /<br />
Remigii confessoris anno M o CCCC o secundo: dominus Goeswinus de Aa, miles,<br />
Iohannes de Dynther, Egidius Coptiten, Henricus deVden, Daniel Roesmont,<br />
Nycolaus Scilder,Willelmus Broeder.<br />
Aengaet VI C ryalen <strong>van</strong> den greve <strong>van</strong> der Marck ende der scadeloesser<br />
geloeften daira¡<br />
Ten tyde <strong>van</strong> den voirs. scepenstoel soe heeft vrouwe Iohanna in zekere brieven<br />
deser stat verleent dat die scouthet ende rentmeester deser stat tot versueck der<br />
scepenen derselver, eer zy hoir ambacht zullen aenverden, met goeden bourgen<br />
verbourgen zullen aen den greve <strong>van</strong> der Marck iairlix te betalen al sulckenen<br />
VI C ryalen als hyheeft op vrouw Iohannavoirs. ende dairvoir dese stat ende meyerye<br />
eertyts geloeft hebben gehadt, alsoe dat deser stat ende meyeryen dairafgenen<br />
scaide en come; welke brieven beginnen:`Iohanna', etc. ende zyn begrepen opten<br />
blade XCVII.<br />
Remigii confessoris anno M o CCCC o tercio: Henricus Dicbier ¢lius Godefridi, /<br />
Gerardus de Aa,Wolterus Coptiten, Theodericus Rouer, Arnoldus Heym, Bartholomeus<br />
Spierinc, Henricus Becker.<br />
115
fol. 141 r<br />
fol. 141 v<br />
1403-1404<br />
Ten tyde <strong>van</strong> desen voirs. scepenstoel soe heeft vrouwe Iohannavoir hair ende hair<br />
nacomelingen deser stat verleent een carthe, inhoudende zekere vryheiden ende<br />
previlegien <strong>van</strong> den iairmercten deser stat, welke vryheiden ende previlegie dese<br />
stat eewelic sonder yemants wederseggen sal gebruycken, dats te wetene:<br />
Die aude iairmerct deser stat daira¡ en is geen vorder besceyt gevonden<br />
dat dese stat boven hair aude iairmerct die men hier alle iair pleech te houden ende<br />
te hanteren, voirtaen ewelic hebben sal moegen twe nyewe iairmercten, behoudelic<br />
den heer <strong>van</strong> desen lande <strong>van</strong> der voirs. aude iairmerct zynen auden tol ende rechten<br />
soese plegen, ende in de nyewe marcten voirs. <strong>van</strong> allen tolber goet zoevele als men<br />
buyten der voirs. ouder mercte gewoentlic is geweest te geven;<br />
Aengaet der hal¡vastensmarct<br />
ende dat die een <strong>van</strong> den voirs. twe nyewe mercten alle iair sal wesen des maendaigs<br />
voir hal¡vasten ende dueren drie dagen, als smaendaigz, dynsdaigs ende gwoensdaigz<br />
ende het geleide daira¡ zal ingaen des saterdaigz voir den sondach Oculi ende<br />
duren tot opten saterdach voir den sondach Letare Iherusalem ende dien dach al; /<br />
Aengaet Sinte-Bartholomeeusmarcte<br />
ende die ander nyewe marct sal ingaen des anderendaigz nae Sinte-Bartholomeeusdach<br />
ende duren dien dach all ende twee dagen dair naestvolgende ende het geleyde<br />
daira¡sal ingaen op Sinte-Bartholomeeusavont ende dueren totop Sint-Gielisavont<br />
dair naestvolgende ende dien dach all;<br />
item ende die genechten die bynnen die iairmerctenvoirs. comen, dat die scouthet<br />
in absencien <strong>van</strong> partyen die <strong>van</strong> sheren wegen mach scorssen, totdat die iairmercten<br />
leden zyn; welke carthe begint: `Iohanna', etc. ende is begrepen opten<br />
blade XCVIII.<br />
Aengaet den signetten<br />
Ten tyde oeck<strong>van</strong> denzelven scepenstoel soe heeft vrouwe Iohanna voir hair ende<br />
voir hair nacomelingen deser stat verleent een carthe die men noempt `die carthe<br />
<strong>van</strong> den signet', etc., dairinne datse heeft verleent dat zoe wanneer over ennigen<br />
persoen eenvonniss sal zyn gegaen byscepenen deser statoft datyemandvervolgt<br />
zal zyn nae deser stat rechten, dat dan die scepenen, als die dorde dach dairnae<br />
leden sal wesen, dengenen die tvonnes behouden oft tvervolch gedaen sal hebben,<br />
sculdich zullen zyn te geven een cedulle met enen signet geteykent, welke cedulle<br />
die persoen die tvonness behouden heeft, sal moegen thoenen ennigen <strong>van</strong> den<br />
drien knapen deser stat;<br />
Aengaet tgericht met signetten<br />
ende die knape sal macht hebben den voirs. persoen zyn ge- / breck uuyt te panden<br />
ende den sculder sonder vertreck met lyve ende met goede dairvoir te houdene ende<br />
te <strong>van</strong>gen, behoudelic oft die sculder dair yet met recht tegenseggen woude, dat<br />
nochtan hy ende zyn goet in hachten blyven zullen totdat hy bourgen geset zal hebben,<br />
etc., ut inibi;<br />
116
fol. 142 r<br />
fol. 142 v<br />
Dat die dyenres <strong>van</strong> den gruynen royen richten moeten<br />
item dat oick oft die knape des weygerden den lyeden recht te doen, zoe soude hy<br />
zyns diensts beroeft wesen, etc;<br />
Dat hen nyemand oploepen en moet op te Rutsemedau te gaen<br />
item ende oft yemand den knaep om des uuytpandens, richtens oft <strong>van</strong>gens wille,<br />
oplyepe oft ennich mesgryp dede, die zoude sculdich wesen te doen een bedevaert<br />
tot Onser-Liever-Vrouwen te Rutsemedau, etc., ut inibi; welke carthe begint: `Iohanna',<br />
etc. ende is begrepen opten blade C.<br />
Aengaet tvercopen <strong>van</strong> wullen lakenen<br />
Ten tyde oeck<strong>van</strong> denselven scepenstoel soe zyn by deser stat aengaende het snyden<br />
<strong>van</strong> wullen lakenen dese navolgende poincten overdragen, te wetene dat een<br />
poirter die lakenen snyden wille die in deser stat gemaect zyn, die zal hy thoenen<br />
int gewanthuys deser stat dengeenen die dairtoe <strong>van</strong> deser stat geset zyn, eer hyse<br />
sal moegen snyden, ende sal geven alsdan deser stat een Brabantsche schietley <strong>van</strong><br />
den alingen lakenen ende / <strong>van</strong> den halven een half Brabantsche schietley, opte<br />
verboeren drie ponden payments;<br />
item dat als die lakenen alsoe gethoent zyn, zoe zalse die poirter thuys moegen<br />
uuytsnyden altyt anders dan sdonredaigz;<br />
item dat die poirter die lakenen coept, zy zyn buyten oft bynnen gemaect, ende<br />
voirt vercoept oft uutvuert, die sal dairaf geven een scyetley;<br />
item die lakenen <strong>van</strong> buyten gebracht ende gemaect in vryen steden sal men altyt<br />
moegen vercopen opten behoerlycken chyns;<br />
item die gewantsnyders en sullen geen lakenen int gewanthuys noch bynnen horen<br />
huyse snyden, die lakenen en zullen zyn gemaect bynnen deser stat oft anderen<br />
vryen steden ende des zullen die lakenen hebben enen zegel, uuytgenomen wit<br />
voederlakenen, strype lakenen ende kersey ende wit lakenen ongeverwet;<br />
item nyemand <strong>van</strong> buyten en sal lakenen moigen vercopen bynnen deser stat dan<br />
des donredaigz voir der noenen opt vreemde huysken ende in de iairmercten;<br />
item ende dat men hetzy <strong>van</strong> lakenen oft <strong>van</strong> enniger ander waren gecoft oft vercoft<br />
buyten lantz, hetzy op Schoenen oft in Pruyssen oft tot Vranckevoirt oft wair<br />
dat zy, egee