13.05.2013 Views

Manual basistraining voor padieproducenten 2008

Manual basistraining voor padieproducenten 2008

Manual basistraining voor padieproducenten 2008

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

N AT I ON AA L<br />

RIJSTPROGRAMMA<br />

P r o j e c t : 9 A C P R P R 0 0 6<br />

droge grondbewerking<br />

inzaai padie<br />

bespuiten<br />

bemesten<br />

oogsten<br />

Basistraining <strong>voor</strong><br />

<strong>padieproducenten</strong><br />

witterijst opslag<br />

consument<br />

slak<br />

bibitvlieg<br />

thrips<br />

Spodoptera rupsen<br />

zaadwants<br />

witte stengelboorder<br />

spin<br />

lieveheersbeestje<br />

Gefinancierd door het Nationaal Rijstprogramma (project 9ACP RPR006)<br />

Jan <strong>2008</strong>


BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

INLEIDING<br />

Training in het algemeen, maar in het bijzonder <strong>voor</strong> boeren is één van de maatregelen<br />

die vereist is om de productiviteit van onze rijstsector te verbeteren.<br />

Deze handleiding is een herziene en uitgebreide versie van de handleiding die <strong>voor</strong> de<br />

<strong>basistraining</strong> in het kader van het Nationaal Rijstprogramma <strong>voor</strong> <strong>padieproducenten</strong><br />

tussen juli 2006 en september 2006 is verzorgd. Hierbij is gedurende 7 weken op 4<br />

locaties in Nickerie te weten Groot Henar, Hamptoncourt, Sidoredjo en Corantijn de<br />

training verzorgd.<br />

Tijdens deze training is aandacht besteed aan de teelttechnische, administratieve en<br />

management aspecten binnen de rijstteelt. De handleiding herbergt materiaal van 12<br />

modules, waarbij getracht is zoveel als mogelijk beeldmateriaal te gebruiken. Er zijn<br />

eveneens waar mogelijk discovery learning activiteiten uitgevoerd.<br />

De modules behandelen informatie over de volgende onderwerpen:<br />

1. Morfologie en groeistadia van rijst<br />

2. Grondbewerking en landegalisatie<br />

3. Zaaizaad en inzaai<br />

4. Onkruid in rijst<br />

5. Ziekten en plagen en veilig pesticidengebruik<br />

6. Gebalanceerde bemesting<br />

7. Management van irrigatie- en drainagenetwerken<br />

8. Oogst en verwerking<br />

9. Afzet en marketing<br />

10. Bedrijfsvoering<br />

11. Management van organisatie ontwikkeling<br />

12. Coöperatieontwikkeling<br />

Om de kwaliteit van deze handleiding verder te verbeteren, zijn Uw kritische en<br />

opbouwende suggesties uiteraard ontzettend belangrijk.<br />

Wij hopen een belangrijke bijdrage te leveren in de verbetering van de rijstsector<br />

middels onder andere gedegen trainingen <strong>voor</strong> boeren.<br />

INLEIDING Page 1 of 1<br />

Januari <strong>2008</strong>


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

1 BOUW VAN DE RIJSTPLANT EN DE GROEIFASEN<br />

A. BOUW VAN DE RIJSTPLANT (MORFOLOGIE)<br />

De rijstplant bestaat zoals alle andere zaadplanten uit een wortelstelsel, stengel<br />

(stam) en bladeren.<br />

Voor een hoge opbrengst en goede kwaliteit is het belangrijk dat deze<br />

verschillende delen van de plant goed en gezond moeten groeien.<br />

Er is dus een relatie tussen de verschillende delen van de plant en de opbrengst die<br />

U als landbouwer behaalt.<br />

1. Het wortelstelsel<br />

De wortels zorgen <strong>voor</strong> een goed houvast van de plant en de opname van<br />

voedingsstoffen. Deze beide functies zijn heel erg belangrijk <strong>voor</strong> een goede groei en<br />

ontwikkeling, waardoor dan een hoge opbrengst mogelijk wordt.<br />

Hoe kunt U zorgen <strong>voor</strong> een goede wortelontwikkeling?<br />

Goede (droge) grondbewerking<br />

Een goede droge grondbewerking omvat het ploegen of eggen van de grond waarbij<br />

stoppels en onkruid in de bodem worden ingewerkt. Vertering van deze overblijfselen<br />

wordt dan zodoende versneld. Ook wordt de bewerkte laag (15 tot 30 cm)<br />

gemakkelijker doordringbaar <strong>voor</strong> de wortels. Een andere zaak is dat giftige gassen<br />

die tijdens de groei en ontwikkeling van het gewas van het vorige seizoen waren<br />

gevormd, kunnen ontsnappen zodat ze de groei van het volgende gewas niet zullen<br />

belemmeren.<br />

Goed waterbeheer<br />

Aan de ene kant zorgt het onder water leggen van een veld er<strong>voor</strong> dat belangrijke<br />

voedingsstoffen beter beschikbaar komen <strong>voor</strong> de plant, terwijl aan de andere kant<br />

een tijdelijke drooglegging van het veld de wortelontwikkeling van het gewas goed<br />

stimuleert. Het is dus aan te bevelen om zeker een keer <strong>voor</strong> de tweede bemesting<br />

het gewas <strong>voor</strong> op z´n minst een week droog te leggen.<br />

Goede bemesting<br />

Fosfaat is een belangrijke voedingsstof <strong>voor</strong> een goede wortelontwikkeling. Een<br />

gebrek hieraan zal dus Uw opbrengst laag houden. Als U een goede<br />

MODULE 1: BOUW VAN DE RIJSTPLANT EN DE GROEIFASEN Page 1 of 4


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

wortelontwikkeling wilt bewerkstelligen en dus hierdoor een hoge opbrengst zult U<br />

met fosfaat moeten bemesten. Doe dit dan tijdens de eerste bemesting of eerder.<br />

Voldoende ruimte<br />

De zaaidichtheid bepaalt in grote mate het aantal planten per m 2 en dus de ruimte die<br />

elke plant heeft <strong>voor</strong> een goede wortelontwikkeling. Onkruiden in het bijzonder rode<br />

rijst kunnen ook enorm de wortelontwikkeling belemmeren.<br />

Goed ziekten- en plagenbeheer<br />

Organismen zoals aaltjes en insecten kunnen de wortelontwikkeling schaden. NPK<br />

bemesting is noodzakelijk, evenals het gebruik van goede rassen en goed zaaizaad.<br />

2. Stengel<br />

De stengel is nodig <strong>voor</strong> het dragen van de bladeren en de aren. Via de stengels<br />

worden voedingsstoffen vanuit de wortels naar de bladeren getransporteerd en vanuit<br />

de bladeren worden de plantensappen (assimilaten) eveneens via de stengels<br />

vervoerd. Productie wordt zodoende mogelijk gemaakt.<br />

Hoe kunt U zorgen <strong>voor</strong> een goede groei van de stengel?<br />

Goed waterbeheer<br />

Te veel water belemmert de stengelvorming (uitstoeling). Een tussentijdse<br />

drooglegging tussen de eerste en tweede bemesting bevordert een juiste<br />

stengelvorming.<br />

Goede bemesting<br />

Een gebalanceerde bemesting met N (afkorting van nitrogenium, de Latijnse naam <strong>voor</strong><br />

stikstof), P (afkorting van phosphorus) en K (afkorting van kalium) is zeer dringend<br />

vereist <strong>voor</strong> een goede stengelgroei en stengelvorming.<br />

Voldoende ruimte en licht<br />

De beschikbare ruimte bepaalt de stengelgroei. Deze ruimte wordt beïnvloed door de<br />

zaaidichtheid en onkruiden in het veld. Dus een niet te hoge zaaidichtheid en weinig<br />

tot geen onkruid.<br />

Goede ziekten en plagenbeheer<br />

Onder Surinaamse omstandigheden zijn schimmels en insecten de twee meest<br />

belangrijke belemmeringen. Een goede kalium (K) bemesting kan de schade enorm<br />

verlagen.<br />

MODULE 1: BOUW VAN DE RIJSTPLANT EN DE GROEIFASEN Page 2 of 4


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

3. Bladeren<br />

Bladeren zijn de fabriek van voedsel in de plant waarmee later de korrels worden<br />

gevuld. Bij het maken van dit voedsel is zonlicht erg belangrijk. De bladeren zorgen<br />

ook er<strong>voor</strong> dat de plant kan ademen en transpireren. Activiteiten die onmisbaar zijn<br />

om te leven. Niet alle bladeren die de plant vormt zijn echt nodig <strong>voor</strong> een hoge<br />

opbrengst. Er wordt als het ware te veel of te wel ´reserve´ bladeren gevormd.<br />

Daarom wordt gezegd dat U niet hoeft te bespuiten als door bij<strong>voor</strong>beeld insecten<br />

een klein deel van de bladeren wordt opgegeten.<br />

Hoe kunt U zorgen <strong>voor</strong> een goede bladontwikkeling?<br />

Goede bemesting<br />

Voor de ontwikkeling van bladeren is <strong>voor</strong>al stikstof (N) belangrijk. Dus bemesting met<br />

ureum (in ureum zit ongeveer 46% N).<br />

Voldoende ruimte en licht<br />

Ook <strong>voor</strong> een goede bladvorming moet er voldoende ruimte en licht aanwezig zijn.<br />

Dus een niet te hoge zaaidichtheid en weinig tot geen onkruid.<br />

Goede ziekten- en plagenbeheer<br />

Vooral schimmels en insecten moeten goed bestreden worden <strong>voor</strong> een goede<br />

bladontwikkeling. Om schimmelschade tegen te gaan moet met kalium (K) bemest<br />

worden.<br />

B. GROEIFASEN<br />

De groei van de rijstplant kunnen we in drie fasen verdelen. Deze groeifasen hebben<br />

elk hun eigen belangrijke ontwikkelingen die vragen naar zeer goede verzorging wilt U<br />

als landbouwer een goede oogst binnenhalen. De veldsituatie, grondbewerking,<br />

gewasverzorging, zonlicht, temperatuur en neerslag zijn de factoren die de groei in<br />

grote mate beïnvloeden.<br />

1. Vegetatieve fase<br />

In deze fase vindt de uitstoeling plaats. Een goede uitstoeling zorgt er<strong>voor</strong> dat er<br />

later voldoende aren worden gevormd waardoor de opbrengst omhoog kan.<br />

Ook de wortelontwikkeling en bladvorming vinden plaats. Er is dus een NPK bemesting<br />

nodig. De uitstoeling vindt vanaf 25 dagen na inzaai plaats. De duur van deze fase is<br />

afhankelijk van de duur van het ras. Bij ADRON-111 is het circa 50 dagen en bij<br />

ADRON-125 ongeveer 40 dagen.<br />

MODULE 1: BOUW VAN DE RIJSTPLANT EN DE GROEIFASEN Page 3 of 4


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

2. Reproductieve fase<br />

Deze fase bestaat uit de pluiminitiatie (begin van de pluimvorming). Voor een goede<br />

opbrengst moet zonder enige belemmering de pluiminitiatie kunnen plaatsvinden.<br />

Voldoende ureum (N) is nodig om de bladeren goed te kunnen gebruiken <strong>voor</strong><br />

fotosynthese (vorming van plantensappen). Deze fase eindigt bij de bevruchting en<br />

duurt ongeveer 30 dagen.<br />

3. Rijping<br />

De rijpingsfase begint bij de bevruchting en bestaat uit drie subfasen:<br />

melkstadium (de korrel vult zich met een melkachtige stof)<br />

meelstadium ( de melkachtige stof wordt hard en ziet eruit als meel) en<br />

rijpe korrel.<br />

Deze fase duurt circa 35 dagen.<br />

De opbrengst wordt in grote mate in de vegetatieve en reproductieve fase bepaald.<br />

De rijpingsfase heeft invloed op de opbrengst alleen als de omstandigheden zoals<br />

beschikbaarheid van water, temperatuur, ziekten en plagen de rijping belemmeren.<br />

C. OEFENOPDRACHT<br />

Kiemingsproces<br />

Stap 1: steeds een handje vol zaden bij verschillend aantal uren (12, 18, 24)<br />

inweken. Er kan eventueel ook gebruik gemaakt worden van verschillende waterbronnen<br />

(kraanwater, drainagewater, irrigatiewater, regenwater)<br />

Stap 2: volg de kieming en teken het gekiemde zaad.<br />

Pluiminitiatie<br />

Ontleed planten in het pluiminitiatiestadium en teken.<br />

MODULE 1: BOUW VAN DE RIJSTPLANT EN DE GROEIFASEN Page 4 of 4


Bouw van de rijstplant en de<br />

groeifasen<br />

NATIONAALRIJSTPROGRAMMA<br />

IMAC<br />

<strong>2008</strong>


Bouw van de plant<br />

Bladeren<br />

Stengel<br />

Wortelstelsel


Wortelstelsel<br />

Houvast<br />

Opname voeding


Vruchtdracht<br />

Stevigheid<br />

Stengel<br />

Transport van voeding


Fotosynthese<br />

Ademhaling<br />

Transpiratie<br />

Bladeren


Voor de opslag van<br />

voedsel<br />

Pluimen


Voor een hoge opbrengst<br />

Wortelstelsel, stengel<br />

en bladeren:<br />

• Goede groei<br />

• Gezonde groei


Vegetatieve fase<br />

Kieming: water, temperatuur, zuurstof<br />

Uitstoeling: ruimte, voeding, water en licht<br />

Lengtegroei: voeding, water, licht, etc.<br />

Duur: afhankelijk van o.a. het ras.<br />

ADRON-111: 45 tot 50 dagen<br />

ADRON-125: 40 tot 45 dagen


Vegetatieve fase<br />

Kieming: water, temperatuur, zuurstof


Uitstoeling<br />

Primaire scheuten<br />

Secundaire scheuten<br />

Tertiare scheuten


• Pluiminitiatie<br />

• Bloei<br />

• Bevruchting<br />

Reproductieve fase<br />

Duur: 30 dagen


Pluimvorming<br />

Reproductieve fase


Bloei<br />

Bevruchting<br />

Reproductieve fase


Duur: 35 dagen<br />

Melkstadium<br />

Meelstadium<br />

Rijpe korrel<br />

Rijping


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

2 RASSENKEUZE, ZAAIZAADKEUZE, ZAAIDICHTHEID EN<br />

INZAAIPERIODE<br />

Opbrengst en kwaliteit zijn afhankelijk van de capaciteit van het ras, bodemverzorging,<br />

gewasverzorging en de weersomstandigheden. Aan de ene kant is het dus belangrijk<br />

dat U gebruik maakt van goede rassen en zaaizaad, terwijl aan de andere kant ook een<br />

goede verzorging gegeven moet worden (zaaidichtheid, mest, water, ziekten- en<br />

plagenbeheer, etc.)<br />

Waarop let U bij rassenkeuze?<br />

Het ras moet naast een hoge opbrengstpotentie ook een goede kwaliteit kunnen<br />

leveren als hij op de juiste manier wordt verzorgd. Er moet op een aantal<br />

eigenschappen gelet worden:<br />

Goede jeugdgroei<br />

Goede uitstoeling<br />

Hoge weerstand tegen ziekten en plagen<br />

Goede kwaliteit<br />

Hoge opbrengstpotentie<br />

Goede uitlevering<br />

U moet dus goed op de hoogte zijn van de meest belangrijke eigenschappen van de<br />

beschikbare rassen.<br />

Wat zijn de standaarden van de verschillende klassen zaad?<br />

Zaaizaad van goede kwaliteit moet onder andere de volgende kenmerken bezitten:<br />

Standaarden zaadklasse<br />

elitezaad origineelzaad eerste-nabouwzaad<br />

Zuiverheid (%) 99 98 98<br />

Vreemd materiaal (%) 85<br />

Vochtgehalte (%)


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Waarop let je bij zaaizaadkeuze?<br />

Zaaizaad is één van de fundamenten <strong>voor</strong> een hoge opbrengst en goede kwaliteit. De<br />

volgende punten moeten dienen als maat om zaaizaad te kopen:<br />

Grote korrels, juiste vorm en goed gevuld.<br />

Zuiverheid, dus geen zaad van andere rassen.<br />

Geen beschadigingen en besmetting met ziekten.<br />

Geen onkruidzaden.<br />

Hoge kiemkracht en groeikracht.<br />

Rand<strong>voor</strong>waarden <strong>voor</strong> de productie van zaaizaad?<br />

Om zaaizaad te kunnen produceren moet U voldoen aan eeb aantal condities. Deze<br />

condities moeten er<strong>voor</strong> zorgen dat de standaarden zoals opgenomen in de wet<br />

worden gehaald. De meest belangrijke <strong>voor</strong>waarden zijn:<br />

Toegang tot origineelzaad.<br />

Egaal areaal.<br />

Areaal vrij van rode rijst.<br />

Kennis over opzuiveren.<br />

Kennis over methoden en verzorging.<br />

Goede droog- en opslagfaciliteiten.<br />

Hoeveel zaad per hectare?<br />

Als U het juiste ras heeft gekozen, moet U ook gebruik maken van zaad van goede<br />

kwaliteit. U moet verder ook er<strong>voor</strong> zorgen dat de juiste zaaidichtheid wordt gebruikt.<br />

Dit vanwege technische en financiële overwegingen:<br />

Uitstoelingsvermogen van het ras.<br />

Zaaizaadkwaliteit.<br />

Inzaaimethode.<br />

Kans op ziekten en plagen bij te hoge zaaidichtheid.<br />

Er wordt geadviseerd om tussen de 140 tot 160 kg zaad/ha te gebruiken.<br />

Welke inzaaiperiode?<br />

De inzaaiperiode heeft erg veel invloed op de groei en ontwikkeling van het gewas,<br />

<strong>voor</strong>al op de ziekten en plagen. U moet in de juiste inzaaiperiode inzaaien om een<br />

hoge opbrengst te behalen. U zult dan ook veel minder last hebben van ziekten en<br />

plagen. Hierdoor zal U minder kosten maken en de kwaliteit gaat niet achteruit. De<br />

inzaaiperiode is afhankelijk van de volgende omstandigheden:<br />

Groeiduur van de rassen.<br />

Regentijden en drogetijden (seizoenen).<br />

Capaciteit van het machinepark (tractoren en combines).<br />

Verwerkingscapaciteit (drogen, verwerking, opslag).<br />

MODULE 2: RASSENKEUZE, ZAAIZAADKEUZE, ZAAIDICHTHEID EN INZAAIPERIODE Page 2 of 2


Rassenkeuze, zaaizaadkeuze,<br />

zaaidichtheid en inzaaiperiode<br />

NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA<br />

IMAC


Rassenkeuze?<br />

Goede en gezonde groei<br />

is het resultaat van de<br />

capaciteit van het ras<br />

en de omgeving.


Waarop let je bij rassenkeuze?<br />

1. Goede jeugdgroei<br />

2. Goede uitstoeling<br />

3. Weerstand tegen ziekten<br />

4. Goede kwaliteit<br />

5. Hoge opbrengst potentie<br />

6. Goede uitlevering (rendement)<br />

7. Goede kookkwaliteit


De veel gebruikte rassen?<br />

Eigenschap GROVENI ADRON-111 ADRON-<br />

117<br />

ADRON-<br />

125<br />

Voetkleur Donkergroen Wit-groen Groen Paars<br />

Blad (Ruw/Glad) Glad Glad Ruw Glad<br />

Bloei (10% - 50%) 78 – 80 dni 70 - 75 dni 70 - 75 dni 55 - 65 dni<br />

Groeiduur (dagen) 115 - 120 110 - 115 110 - 115 100 - 105<br />

Korrellengte (padie) 11,7 mm 10,6 mm 11,0 mm 10,6 mm<br />

Korrelbreedte<br />

(padie)<br />

1000-korrelgewicht<br />

(padie)<br />

2,2 mm 2,6 mm 2,3 mm 2,7 mm<br />

36 gram 30 gram 26,4 gram 32,5 gram<br />

Opbrengstpotentie 6-7 ton/ha 6-7 ton/ha 6-7 ton/ha 6-7 ton/ha


De veel gebruikte rassen?


Waarop let je bij zaaizaadkeuze?<br />

1. Grootte, vorm en mate van<br />

korrelvulling<br />

2. Uniformiteit en zuiverheid<br />

3. Beschadiging en besmetting<br />

4. Andere ongewenste zaden (andere<br />

rassen, onkruid en rode rijst)<br />

5. Kiemkracht en groeikracht


Wat is zaaizaad?<br />

Standaarden Elite Origineel 1ste nabouw<br />

Zuiverheid (%), minimaal 98 98 98<br />

Vreemde materiaal (%),<br />

maximaal<br />

2 2 2<br />

Onkruiden (%), maximaal 0 0,5 0,5<br />

Rode rijst<br />

(per kg), maximaal<br />

0 2 5<br />

Kiemkracht (%), minimaal 95 90 85<br />

Vochtgehalte (%),<br />

maximaal<br />

13 13 13


Wat doet zaaizaad?<br />

Belang goed zaad:<br />

1. Uniform gewas<br />

2. Goede groei en ontwikkeling<br />

3. Meer weerstand tegen ziekten<br />

4. Betere korrelvulling<br />

5. Regelmatige afrijping


Wie maakt zaaizaad?<br />

Rand<strong>voor</strong>waarden:<br />

1. Toegang tot basis materiaal (origineelzaad)<br />

2. Egaal areaal<br />

3. Rode rijstvrij areaal<br />

4. Geen menging met andere rassen door bijv.<br />

opslag<br />

5. Kennis over opzuiveren en<br />

raseigenschappen<br />

6. Juiste methoden en verzorging<br />

7. Goede droog en opslagfaciliteiten


Zaaimethode en opzuiveren


Bepaald door:<br />

Zaaidichtheid?<br />

• Uitstoelingsvermogen ras<br />

• Zaaizaadkwaliteit<br />

• Inzaaisituatie (droog of nat)<br />

• Ziekten & Plagen<br />

• Manier van inzaai (direct of<br />

overplanten)


Inzaaiperiode?<br />

Bepaald door:<br />

• Groeiduur van de rassen<br />

• Regen en droge seizoenen<br />

• Machinepark (tractoren & combine)<br />

• Verwerkingscapaciteit, <strong>voor</strong>al drogen<br />

en opslag<br />

• Ziekten & plagen


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

3 LANDEGALISATIE & GRONDBEWERKING<br />

Voordat U gaat inzaaien moet U enkele zeer belangrijke <strong>voor</strong>bereidingen treffen om<br />

een zo goed mogelijke opbrengst en kwaliteit te behalen. Deze <strong>voor</strong>bereidingen<br />

moeten wel precies als de activiteiten na de inzaai op de juiste manier worden<br />

uitgevoerd. De <strong>voor</strong>bereidingen houden bij<strong>voor</strong>beeld in onderhoud van dammen,<br />

kavelsloten en irrigatie- en loosleidingen. Het houdt ook in landegalisatie,<br />

grondbewerking, kwaliteit zaaizaad, juiste inzaaiperiode, etc.<br />

LANDEGALISATIE<br />

Wat zijn de <strong>voor</strong>delen van landegalisatie?<br />

Voor een hoge opbrengst, een hoge kwaliteit en lage kosten is het egaliseren van Uw<br />

veld zeker nodig. Door te egaliseren heeft U de volgende <strong>voor</strong>delen:<br />

minder onkruid<br />

betere opkomst en groei na inzaai<br />

betere werking van meststoffen<br />

uniforme groei en afrijping<br />

De winstgevendheid per hectare neemt hierdoor toe doordat Uw opbrengst met<br />

zeker 1 ton/ha kan toenemen. U zult ook minder bespuiten tegen grassen en de<br />

kwaliteit van de padie wordt beter.<br />

Hoe kunt U egaliseren?<br />

Zowel onder droge omstandigheden als onder natte omstandigheden kunnen<br />

rijstvelden egaal gemaakt worden. U kunt hierbij bij<strong>voor</strong>beeld gebruik maken van de<br />

eenvoudige Grader, een Bulldozer of een Laserbak.<br />

Wanneer moet U egaliseren?<br />

U kunt na de droge grondbewerking of <strong>voor</strong> de natte grondbewerking egaliseren. Om<br />

de kosten te spreiden moet U elk seizoen een “beetje” egaliseren totdat Uw veld<br />

minder dan 5 cm hoogteverschillen heeft.<br />

Hoeveel kost egaliseren?<br />

De kosten zijn afhankelijk van de hoogteverschillen en de afstanden tussen hoge en<br />

lage plekken of de spreiding. De kosten die U gaat maken per seizoen kunt U zelf<br />

bepalen door maar een deel te egaliseren.<br />

MODULE 3: LANDEGALISATIE & GRONDBEWERKING Page 1 of 3


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

GRONDBEWERKING<br />

Om de grondbewerking goed uit te voeren moeten wij eerst goed begrijpen hoe de<br />

bodem in elkaar zit. Wij zullen kort kijken naar wat de bodem is, de samenstelling, de<br />

functie van de bodem en wat U kunt doen om de bodem gezond te houden.<br />

Wat is bodem?<br />

De bodem is de bovenste laag van de aarde waar plantengroei mogelijk is. In deze<br />

laag is dus leven mogelijk. Wij hebben dus te maken met een levend systeem dat wij<br />

goed moeten verzorgen (bewerken) als wij een hoge productie en goede kwaliteit<br />

willen behalen.<br />

Wat is de samenstelling van bodem?<br />

De bodem bestaat uit levende en niet levende delen.<br />

De niet levende delen zijn:<br />

1. Mineralen (klei, zilt en zand); 45%<br />

2. Water en lucht (50%)<br />

3. Organische stof (5%)<br />

Het levend deel bestaat uit:<br />

1. Wortelstelsels<br />

2. Insecten<br />

3. Schimmels<br />

4. Bacteriën<br />

5. Aaltjes, etc.<br />

Zowel de levende als de niet levende delen moeten in voldoende mate aanwezig zijn<br />

om een goede en gezonde groei van rijst mogelijk te maken. Hier<strong>voor</strong> moet U zorgen<br />

<strong>voor</strong> een goede grondbewerking, juiste waterbeheer, juiste bemesting, etc.<br />

Wat is de functie van de bodem?<br />

Voor een goede groei hebben de rijstplanten de volgende inputs nodig: water,<br />

voedingsstoffen, licht en lucht.<br />

Naast het feit dat de bodem dient als houvast van de rijstplanten zorgt hij ook <strong>voor</strong><br />

de levering van water en voedingsstoffen. Een zeer belangrijke functie dus. De bodem<br />

moet dus goed vruchtbaar zijn, met andere woorden de bodem moet in staat zijn op<br />

tijd en de juiste hoeveelheid voedingsstoffen te leveren. Hier<strong>voor</strong> moet de kwaliteit<br />

van de bodem goed zijn. De bodem moet dus naast een goede vruchtbaarheid ook de<br />

volgende eigenschappen hebben:<br />

1. Voldoende organische stof (1-5%)<br />

2. Niet te zuur (pH 6-7)<br />

MODULE 3: LANDEGALISATIE & GRONDBEWERKING Page 2 of 3


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

3. Voldoende levende organismen (schimmels, bacteriën, etc.)<br />

4. Niet tot weinig waterdoorlatend<br />

Wat moet U doen om de bodem gezond te houden?<br />

U heeft gezien dat als een bodem veel voedingsstoffen heeft het niet automatisch<br />

betekent dat Uw rijst goed gaat groeien. Een goede bemesting alleen is dus niet<br />

voldoende. U gaat nog meer moeten doen om de bodem geschikt te maken <strong>voor</strong> een<br />

hoge opbrengst.<br />

1. Goede droge grondbewerking<br />

2. Voldoende rust geven<br />

3. Zorgen <strong>voor</strong> voldoende levende organismen, dus als het kan geen pesticiden<br />

gebruiken<br />

4. Als het stro niet besmet is met ziekten moet U het niet verbranden, maar<br />

gewoon onderwerken tijdens de droge grondbewerking.<br />

Hoe moet U bewerken?<br />

De droge grondbewerking vindt plaats met een ploeg of een schijveneg en is het<br />

meest belangrijke onderdeel bij grondbewerking. Naast onkruidbestrijding zorgt de<br />

droge grondbewerking <strong>voor</strong> doorluchting van de bodem. Een andere functie van<br />

droge grondbewerkingen is het versnellen van de vertering van het stro en ander<br />

organisch materiaal. In de praktijk wordt twee keren droog bewerkt en dit kost<br />

ongeveer SRD 200,00 per hectare.<br />

De natte grondbewerking vindt plaats met een chipper of een modderrol en zorgt ook<br />

<strong>voor</strong> onkruidbestrijding. Daarnaast stroomt hierdoor minder water in de diepte en<br />

wordt het veldoppervlak beter geschikt <strong>voor</strong> een goede opkomst. In de praktijk<br />

wordt drie keren nat bewerkt en dit kost ongeveer SRD 225,00 per hectare. Deze<br />

kosten <strong>voor</strong> natte grondbewerking zou U kunnen verminderen door met een herbicide<br />

te bespuiten en 1 keer natte grondbewerking toe te passen.<br />

De totale kosten van SRD 450,00 per hectare kan zodoende met SRD 75,00<br />

omlaag gebracht worden.<br />

MODULE 3: LANDEGALISATIE & GRONDBEWERKING Page 3 of 3


Egalisatie & Grondbewerking<br />

NATIONAALRIJSTPROGRAMMA<br />

IMAC


Bodemvruchtbaarheid<br />

1. Wat is bodem?<br />

2. Wat is bodemsamenstelling?<br />

3. Wat is bodemvruchtbaarheid?<br />

4. Hoe moeten wij de bodem goed<br />

verzorgen?


Bodem =<br />

Is de bovenste laag van de<br />

aarde waarop planten groeien: een<br />

levend systeem dus.


Bodemsamenstelling<br />

Niet levende delen:<br />

Mineralen (Klei, zilt en zand (=45%))<br />

Water en lucht (50%)<br />

Organische stof (5%)


Bodemsamenstelling<br />

Levende delen:<br />

Wortelstelsel<br />

Schimmels<br />

Insecten<br />

Nematoden (aaltjes)<br />

Bacteriën, etc.


Bodemvruchtbaarheid =<br />

De capaciteit van de bodem om<br />

voldoende en in de juiste verhouding<br />

voedingsstoffen te leveren <strong>voor</strong> een<br />

goede en gezonde groei van<br />

planten.


Bodemkwaliteit<br />

Enkele eigenschappen:<br />

Hoeveelheid organische stof<br />

Waterdoorlatendheid<br />

Samenstelling<br />

Zuurgraad<br />

Levende organismen


Bodemverzorging<br />

Enkele aandachtspunten:<br />

Zorgen <strong>voor</strong> voldoende rust<br />

Zorgen <strong>voor</strong> voldoende levende<br />

organismen dus weinig giftige<br />

pesticiden<br />

Stro of ander organisch materiaal in<br />

de bodem inwerken<br />

Goede droge grondbewerking


Doelen droge grondbewerking<br />

Onkruidbestrijding<br />

Versnellen verteringsprocessen<br />

Doorluchting (droge grondbewerking)


Doelen natte grondbewerking<br />

Onkruidbestrijding<br />

Vermindert waterverlies<br />

Verbetert bodemoppervlak <strong>voor</strong> een<br />

goede opkomst


Over het algemeen:<br />

Praktijk<br />

2x droog; ploegen of eggen; SRD 175<br />

3x nat; chipper of modderrol; SRD 225<br />

1x balken; SRD 50<br />

Totale kosten: SRD 450/ha.


Praktijk<br />

Alternatief = Minimum Tillage<br />

2x droog; ploegen of eggen; SRD 175<br />

1x Glyfosaat bespuiting; SRD 60<br />

1x nat; chipper of modderrol; SRD 75<br />

1x balken; SRD 50<br />

Totale kosten: SRD 360/ha.<br />

Een besparing van SRD 90 per hectare.


Minimum tillage<br />

(Geen natte grondbewerking)<br />

Een goede opkomst. Regelmatige afrijping.


Effecten egaliseren<br />

• Uniform gewas,<br />

• Optimaal waterbeheer<br />

• Weinig onkruid<br />

• Minder kosten, etc.


Droge egalisatie<br />

• Grader (“achterblad” + Tractor)<br />

• Bull-Dozer<br />

• Laser-bak


Natte egalisatie<br />

• Grader (“achterblad” + Tractor)<br />

• Bull-Dozer<br />

• Laser-bak


Resultaat egaliseren<br />

• Hogere opbrengst<br />

• Betere kwaliteit<br />

• Lagere kosten<br />

• Beter milieu


Kosten egaliseren<br />

• Hoogte verschillen<br />

• Afstanden (spreiding grondverzet)<br />

• US$80 – US$ 150


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

4 IRRIGATIE EN DRAINAGE<br />

INHOUD<br />

A. Technische informatie ....................................................................................... 2<br />

A.1 Inleiding ................................................................................................. 2<br />

A.2 Achtergrond ........................................................................................... 2<br />

A.3 Uitbreiding capaciteit gemaal Wakay .......................................................... 10<br />

A.4 Allocatie van irrigatiewater. ..................................................................... 11<br />

A.5 Toekomstige irrigatiecapaciteit. ............................................................... 13<br />

A.6 Distributie en onderhoud van het waterbeheerstelsel ................................... 14<br />

B. Organisatie en beheer .................................................................................... 16<br />

B.1 Het besturen van waterschappen .............................................................. 16<br />

B.2 Conclusies ........................................................................................... 21<br />

MODULE 4: IRRIGATIE EN DRAINAGE Page 1 of 21


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

A. TECHNISCHE INFORMATIE<br />

A.1 Inleiding<br />

De FAO stelt in een rapport in 1995, dat de fysieke opbrengst van verbouwde<br />

gewassen onder geïrrigeerde condities, driemaal zo groot was dan onder wat men<br />

noemt “rainfed” condities.<br />

Verder wordt aangegeven dat 60% van ’s werelds productie van tarwe en rijst tot<br />

stand komt onder geïrrigeerde conditie.<br />

De actualiteit rond irrigatiewater zoals deze de gemeenschap bereikt, gaat altijd over<br />

wateroverlast, watertekort, maar zelden of nooit over andere belangrijke aspecten van<br />

het water. Landbouwwater is doorgaans niet een onderwerp dat veel aandacht krijgt<br />

van beleidsmakers. Irrigatiewater als grote en belangrijke contribuant aan optimale<br />

padieproductie verdient daarom veel meer aandacht dan traditioneel het geval is.<br />

De achteruitgang van de rijstsector in Suriname kent vele oorzaken. Een van de<br />

oorzaken is het <strong>voor</strong>tdurende tekort aan irrigatiewater. Veelvuldig optredende<br />

wateroverlast is het andere fenomeen.<br />

Als overheid en private sector in Suriname <strong>voor</strong>nemens zijn de padieproductie op te<br />

voeren naar het niveau van de zeventiger en tachtiger jaren, dan zal de<br />

productiefactor water veel meer aandacht moeten krijgen dan thans het geval is. In<br />

organisatorische zin heeft het beleid daden neergezet. Zo werd in februari 2005 de<br />

nieuwe waterschapswet door het parlement aangenomen. Daarmede kwamen de oude<br />

wetten te vervallen. Instelling van nieuwe waterschappen dient te geschieden via<br />

Staatsbesluiten. Sinds 21 mei 2007 bestaat het Staatsbesluit welke de instelling<br />

regelt van het Overliggend waterschap MCP.<br />

De fysieke verbetering in de aanvoer van irrigatiewater is een onderwerp dat ook<br />

aandacht verdient.<br />

In deze handleiding zal daarom stilgestaan worden bij de factoren die de<br />

beschikbaarheid van irrigatiewater bepalen en mogelijk oplossingen inhouden <strong>voor</strong> de<br />

toekomst, inclusief beheersaspecten rond het waterbeheerstelsel.<br />

A.2 Achtergrond<br />

A.2.1. Algemeen<br />

De rijstsector draagt bij tot productie, werkgelegenheid, export, binnenlandse<br />

voedsel<strong>voor</strong>ziening, inkomensverdeling, industrialisatie en economische integratie. Zo<br />

worden nationale, economische en sociale doelen bereikt.<br />

Er zijn omvangrijke kapitaal en intellectuele investeringen gepleegd in de aanleg van<br />

fysieke productiemogelijkheden en kwaliteit. Infrastructuur en polders zijn aangelegd<br />

MODULE 4: IRRIGATIE EN DRAINAGE Page 2 of 21


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

en fabrieken gebouwd. Rijstonderzoek heeft de ontwikkelingsrichting van de sector<br />

mede helpen bepalen.<br />

Tabel: Positie van de rijstsector in de nationale economie in 2006<br />

Absolute positie Sector/nationale positie<br />

1 Ingepolderd areaal <strong>voor</strong><br />

rijstbouw<br />

2 Waarde primaire productie<br />

in SRD<br />

60.000 ha Ruim 70% van het fysiek ingericht<br />

landbouw-areaal<br />

62,104 miljoen Circa 19% van de agrarische productiewaarde,<br />

exclusief visserij<br />

3 Export in US$ 11,434 miljoen Agrarische sector US$ 58.423<br />

Totale exporten US$ 1,126 miljard<br />

4 Directe werkgelegenheid 6000 personen Belangrijke <strong>voor</strong>waartse en<br />

achterwaartse verbindingen<br />

5 Binnenlandse <strong>voor</strong>ziening 40.000 ton 100% zelf<strong>voor</strong>zienend in rijst<br />

6 Lokale industrie 35.000 ton SAB, Suralco/BHP, Bierbrouwerij,<br />

Veevoederindustrie<br />

De concurrentiepositie van de Surinaamse rijst wordt bepaald door:<br />

1. de productietechniek en de technologie;<br />

2. de interne fysieke, sociale, economische en politieke context <strong>voor</strong> productie;<br />

3. productiekosten: veldproductie, transport en verwerking;<br />

4. marktomstandigheden en <strong>voor</strong>uitzichten;<br />

5. procesbeheersing; optredende pre- en postharvestverliezen.<br />

Waarom is de <strong>voor</strong>ziening van irrigatiewater zo belangrijk <strong>voor</strong> rijstboeren?<br />

Noordwest Suriname is gekenmerkt door rijst- en bananenteelt, die belangrijke<br />

economische activiteiten vormen in dit gebied.<br />

Het district Nickerie levert een belangrijke bijdrage aan het Bruto Binnenlands<br />

Product (BBP) en de generering van exportverdiensten.<br />

Het bestaan van de rijstsector en verdere uitbouw daarvan is ondenkbaar zonder de<br />

optimale beschikbaarheid van irrigatiewater.<br />

Van oudsher kende Noordwest Suriname twee irrigatiebronnen te weten de<br />

Nickerierivier en het Nannizwamp.<br />

Middels de uitvoering van het Multi Purpose Corantijnkanaal Project, is in Noord West<br />

Suriname een derde irrigatiebron ontstaan, het Corantijnkanaal.<br />

Het Corantijnkanaal is niet geheel afgebouwd. Nog afgerond dienen te worden:<br />

De DOL werken nabij het Nanniverdeelwerk (DOL = distributie, overlaat en<br />

lekbeteugeling)<br />

De Lekbeteugelingsdam<br />

De onderleiders onder het MCP kanaal<br />

MODULE 4: IRRIGATIE EN DRAINAGE Page 3 of 21


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

A.2.2. Water- en irrigatiebehoefte van rijst.<br />

Lange tijd heeft de opvatting geheerst dat productietoename slechts te bereiken was<br />

door toename van het staand areaal. Veelal kapitaalkrachtige boeren en andere<br />

personen kregen, teneinde inhoud te geven aan deze opvatting, grote lappen grond<br />

toegewezen.<br />

Eind tachtiger jaren drong het besef door, dat sanering en herstructurering de<br />

productie sneller kon doen stijgen en bovendien goedkoper was dan areaaluitbreiding<br />

in de breedte. In de traditionele opvatting en realisatie daarvan ontstond geen<br />

productietoename, doch een verschuiving van de productie. We hebben in de praktijk<br />

genoeg <strong>voor</strong>beelden daarvan gezien.<br />

Meer dan elke andere productiefactor, is water bepalend <strong>voor</strong> de productie, de<br />

organisatie van de productie en het verdere verloop van het seizoen. Boeren spelen<br />

in op hun verwachtingen ten aanzien van de beschikbaarheid van voldoende water, of<br />

de schaarste aan water. Water bepaalt dus niet slechts in grote mate de productie,<br />

het bepaalt in beslissende mate de organisatie, logistiek, en het verdere verloop in<br />

het seizoen.<br />

We weten al geruime tijd dat land en water, als het gaat om efficiënte productie, niet<br />

in de juiste verhouding beschikbaar zijn. Nickerie is het traditioneel rijstgebied ruim<br />

46.000 ha.<br />

In de ontwikkeling van onze verschillende rijstgebieden is duidelijk gebleken dat<br />

gronduitgifte en in cultuurname van deze gebieden ten behoeve van de rijstcultuur<br />

onvoldoende waren afgestemd op beschikbare irrigatiecapaciteiten als gevolg van de<br />

onbekendheid met c.q. onduidelijkheid met betrekking tot de waarde van enkele<br />

relevante grootheden die bovengenoemde capaciteit bepalen. Zo is een nauwkeurige<br />

vaststelling van rivierafvoeren, met daarbij optredende seizoenvariaties tot nu toe niet<br />

goed mogelijk gebleken. Deze onduidelijkheid, dan wel niet–eenduidigheid geldt <strong>voor</strong><br />

zowel de beschikbare irrigatiecapaciteiten, als de waterbehoefte van het gewas.<br />

Hieronder wordt nader ingegaan op de waterbehoefte van rijst waarbij enkele daarin<br />

gerelateerde begrippen worden behandeld.<br />

De behoefte aan water betreft <strong>voor</strong>namelijk:<br />

verzadiging van de grond/natte grondbewerking<br />

het handhaven van een waterlaag op het veld (<strong>voor</strong>namelijk <strong>voor</strong> het<br />

onderdrukken van onkruidengroei)<br />

evapotranspiratie etc.<br />

Onder waterbehoefte wordt verstaan de totale vastgestelde c.q. berekende<br />

behoefte aan water, terwijl onder irrigatiebehoefte wordt verstaan het aanvoeren van<br />

irrigatiewater niet via neerslag, dus kunstmatig aangevoerd. Het waterverstrekkingsschema<br />

is erg belangrijk in het kader van de vereisten tijdens het groeiproces van het<br />

gewas.<br />

MODULE 4: IRRIGATIE EN DRAINAGE Page 4 of 21


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

De grootte van de watergiften wordt onder andere beïnvloed door:<br />

de duur van de inzaaiperiode, het inzaaischema(spreiding)<br />

de cultuur van het gewas (bijv. natte rode rijstbestrijding brengt een aanzienlijke<br />

toename van de waterbehoefte met zich mee),<br />

de effectieve neerslag etc.<br />

Met behulp van het waterverstrekkingsschema en het inzaaischema kan van week tot<br />

week de waterbehoefte op projectniveau worden berekend. Voor het gemak zal hierna<br />

slechts gesproken worden van irrigatiebehoefte. Het zal duidelijk zijn dat over een<br />

geheel seizoen genomen normaal gesproken de irrigatiebehoefte kleiner zal zijn dan de<br />

totale waterbehoefte, aangezien er wel sprake zal zijn van een zekere hoeveelheid<br />

effectieve neerslag.<br />

Voor het bepalen van de piek irrigatiebehoefte (maximale irrigatiebehoefte) en dus de<br />

in overeenstemming daarmee te realiseren beschikbare irrigatiecapaciteit, wordt<br />

doorgaans uitgegaan van een situatie waarin er geen neerslag is. Het resultaat van<br />

een waterverstrekkingsschema en een inzaaischema is dat de optredende<br />

irrigatiebehoeften van week tot week kunnen worden beschouwd waardoor de<br />

piekbehoefte kan worden vastgesteld.<br />

Uit de beschikbare literatuur over dit aspect blijkt, dat de norm van 1,71/s/ha (die<br />

doorgaans gehanteerd wordt) als piekbehoefte redelijk is. Dit geldt echter niet<br />

wanneer er sprake is van natte rode rijstbestrijding. Overigens moet ten stelligste<br />

worden ontraden natte rode rijstbestrijding als normale cultuurmaatregel te<br />

introduceren en te incorporeren in het gebruikelijk scala van cultuurmaatregelen.<br />

De eerder vermelde norm van 1,7 l/s/ha heeft betrekking op een netto ha. Het<br />

onderscheid tussen netto- en brutoareaal en meer nog het vaak op niet eenduidige<br />

wijze presenteren van areaalcijfers heeft steeds frustrerend gewerkt en staat bijv.<br />

nog steeds een degelijke vergelijking van productieresultaten tussen verschillende<br />

polders in de weg.<br />

De doorgaans gehanteerd norm (0,87:l) als verhouding tussen netto- en brutoareaal<br />

is niet helemaal correct, aangezien er verschillen zijn in polders (bijv. in<br />

inrichtingspatronen).<br />

Het verdient aanbeveling slechts netto ha’s te beschouwen, waarmee dan ook<br />

consequent het netto beplant c.q. plantbaar oppervlak wordt bedoeld.<br />

Ten aanzien van de eenmaal vastgestelde irrigatiebehoefte kan nog een onderscheid<br />

gemaakt worden tussen netto- en bruto-irrigatiebehoefte. Onder brutoirrigatiebehoefte<br />

wordt verstaan de hoeveelheid water die van buiten het beschouwde<br />

projectgebied aan het irrigatiestelsel wordt toegevoegd. Onder de netto–<br />

irrigatiebehoefte wordt verstaan de bruto–irrigatiebehoeften minus de waterafvoer uit<br />

het beschouwde gebied.<br />

De onderliggende gedachte bij het <strong>voor</strong>gaande is dat het drainagewater opnieuw kan<br />

worden gebruikt (recycling). Het onderzoek naar de mogelijkheden van recycling is tot<br />

MODULE 4: IRRIGATIE EN DRAINAGE Page 5 of 21


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

nu toe zeer beperkt geweest. Buys (1984) vermeldt waarden variërend van 0,84-<br />

1,68 l/s/ha als maximale directe recycle-intensiteit.<br />

Bij de vaststelling van de te realiseren beschikbare irrigatiecapaciteit moet nog<br />

rekening gehouden worden met optredende verliezen, die zullen afhangen van de mate<br />

van perfectie van het aangelegde systeem, het beheer, etc.<br />

Naast de benodigde irrigatiecapaciteit op projectniveau dient er gezorgd te worden<br />

dat op alle niveaus van het systeem vanaf de bron tot aan de kavel de beschikbare<br />

capaciteiten adequaat zijn (hoofdkanaal, secundaire en tertiaire kanalen, kavelkokers en<br />

kavelsloten)<br />

Welke irrigatiebronnen zijn bekend in noordwest Suriname en welke irrigatie-<br />

capaciteit bezitten deze bronnen?<br />

A.2.3 Irrigatiebronnen en irrigatiegebieden.<br />

Nannizwamp<br />

Vooraf kan worden vermeld dat <strong>voor</strong>al Buys (december 1984) en M.C.P Beheer (juli<br />

1985) redelijk uitgebreid informatie verschaffen ten aanzien van de waterhuishouding<br />

van Noordwest Suriname.<br />

Aan M.C.P.-Beheer (juli1985) wordt ontleend een schatting van de irrigatiecapaciteit<br />

van de Nannizwamp die neerkomt op een volume water van 175.000.000 m 3 dat<br />

beschikbaar is <strong>voor</strong> de periode van eind grote regentijd tot begin volgende grote<br />

regentijd.<br />

Op grond van het ingezaaide areaal en de opbrengt is een schatting gemaakt van<br />

bevloeibaar areaal, dat uitkomt op 11.000 à 12.000 ha waarbij moet worden<br />

aangetekend, dat niet bekend is wat <strong>voor</strong> kunst- en vliegwerk nodig was om dit te<br />

realiseren en welke nadelen zoals ongelijkmatige inzaai en inzaai op het verkeerde<br />

moment, daarmee verbonden waren.<br />

De waterloopkundige afdeling kwam in 1980 met een <strong>voor</strong>lopige berekening van de<br />

irrigatiecapaciteit van de Nannizwamp uit op 6.000 ha.<br />

Ligeon (1985) vermeldt dat het gemiddeld ingezaaid areaal in de praktijk ligt op<br />

ca.13.000 ha.<br />

Berekeningen door Ligeon (1985) uitgevoerd, van het areaal dat uit de Nannizwamp<br />

geïrrigeerd zou kunnen worden resulteren in:<br />

a) zwaartekrachtirrigatie<br />

geen recycling : 4.000 ha<br />

maximale recycling : 10.000 ha<br />

b) zwampwater oppompen bij lage zwampstanden<br />

geen recycling : 10.000 ha.<br />

maximale recycling : 21.000 ha.<br />

MODULE 4: IRRIGATIE EN DRAINAGE Page 6 of 21


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Middenstand, en bevolkingslandbouw zijn <strong>voor</strong> hun irrigatie aangewezen op de<br />

Nannizwamp, met een totaal areaal van ca.17.000 ha. In de huidige situatie vindt<br />

irrigatie vanuit de Nannizwamp plaats middels de inlaten Van Wouw, HA (hoofdaanvoer)<br />

en IKUGH (inlaatkoker uitbreiding Groot Henar).<br />

Nickerierivier (en Maratakka).<br />

De hieronder genoemde schatting van de irrigatiecapaciteit van de Nickerierivier is<br />

ontleend aan Buys (december 1984) en M.C.P. beheer (juli1985).<br />

Schatting op grond van waterloopkundige informatie. De maatgevende aanvoer (1<br />

keer op de 10 jaar onderschreden) van zoetwater te Wageningen in de maand<br />

november wordt geschat op 18 m 3 /s. Het drainagedebiet vanaf de linkeroever<br />

wordt <strong>voor</strong> een droog jaar geschat op 8 m 3 /s waarvan de effectiviteit <strong>voor</strong> de<br />

zoutterugdringing geschat wordt op 37%, wat neerkomt op een bijdrage aan de<br />

effectieve zoetwatertoevoer van 3 m 3 /s.<br />

Voor de zoutterugdringing wordt een zoetwaterafvoer van 15-17 m 3 /s nodig<br />

geacht, wat betekent dat 4 à 6 m 3 /s beschikbaar is <strong>voor</strong> irrigatie, waarmee<br />

4.000 à 7.000 ha geïrrigeerd kan worden bij een netto-onttrekking van<br />

0,91/s/ha.<br />

Schatting op grond van geïrrigeerd areaal en opbrengsten resulteert in een te<br />

irrigeren areaal van 14.000 ha, waarbij nog geen productiederving optreedt.<br />

Corantijnrivier<br />

In het kader van het Multipurpose Corantijn project zijn onder aangelegd aangelegd<br />

een 66 km lange irrigatiekanaal dat loopt van Wakay naar de Nanni-afdamming en een<br />

pompgemaal te Wakay dat veilig 30 m 3 /s kan inpompen uit de Corantijnrivier. Deze 30<br />

m 3 /s is additioneel beschikbaar <strong>voor</strong> de bevloeiing van bestaande en nieuw aan te<br />

leggen arealen. Op de allocatie van deze 30 m 3 /s wordt in het volgende hoofdstuk<br />

nader ingegaan.<br />

Recycling<br />

Bij het beschouwen van de beschikbare irrigatiebronnen moet worden stilgestaan bij<br />

het hergebruiken van drainagewater (recycling). Hoewel <strong>voor</strong>al in de perioden van<br />

waterschaarste recycling op grote schaal wordt toegepast, is er nog nauwelijks<br />

sprake van specifiek onderzoek. Het verdient aanbeveling <strong>voor</strong>al gelet op de<br />

aanzienlijke bijdrage die geleverd kan worden aan het dekken van de irrigatiebehoefte<br />

(Buys, 1984: maximaal mogelijke recycle-intensiteit 0,84-1,68 l/s/ha) nader<br />

onderzoek met betrekking tot recycling te verrichten. Daarbij zullen onder andere<br />

zaken onderzocht moeten worden als waterkwaliteit en lay-out ten behoeve van<br />

recycling.<br />

MODULE 4: IRRIGATIE EN DRAINAGE Page 7 of 21


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

A.2.4. Analyse van de problematiek<br />

Uit de actuele situatie blijkt, dat er een onplanmatige aanpak bij de uitbreiding van het<br />

rijstareaal heeft plaatsgevonden. De opgave is thans om na te gaan hoe vanuit de<br />

huidige realiteit door aanpassingen, wijzingen en dergelijke de ideale situatie zo dicht<br />

mogelijk kan worden benaderd: tevens dient te worden aangegeven hoe verder<br />

uitbreiding dient te verlopen. Indien het ons ernst is, dienen wij niet te schromen de<br />

juiste conclusies te trekken en de desbetreffende maatregelen te nemen. Wanneer wij<br />

bijv. constateren dat de toename van het areaal in de laatste jaren niet gepaard is<br />

gegaan met een toename van de productie (conclusie: ontwikkeling nieuw areaal ten<br />

koste van bestaand areaal), wat betekent dat er een omvangrijke productiederving<br />

plaatsvindt, dan is de eerste opgave zorg te dragen <strong>voor</strong> optimale productie van het<br />

bestaand areaal. Bij de analyse moeten we uitgaan van de situatie vóór het<br />

beschikbaar komen van het debiet aangevoerd door het Corantijnkanaal en vervolgens<br />

nagaan wat <strong>voor</strong> verandering de additionele beschikbaarheid van 30 m 3 /s<br />

Corantijnkanaalwater inhoudt.<br />

Geconstateerd kan worden dat er steeds terugkerende watertekorten optraden, als<br />

gevolg waarvan het de afgelopen jaren niet mogelijk was om op het totale areaal 2<br />

oogsten per jaar te realiseren. De gemiddelde cropping intensity van 1,70 van de<br />

afgelopen jaren houdt in dat in ieder geval ca 12.000 ha niet wordt ingezaaid.<br />

De traditionele bronnen Nannizwamp en Nickerierivier waren niet in staat de steeds<br />

toenemende irrigatiebehoefte te dekken. Hieruit kan geconcludeerd worden dat<br />

gegeven de beschikbare capaciteit van de Nannizwamp en de Nickerierivier, er te veel<br />

grond is uitgegeven en ontgonnen.<br />

Zeer illustratief <strong>voor</strong> de onplanmatige gronduitgifte alsook <strong>voor</strong> de discrepantie<br />

tussen “praktijk:”en “theorie” is de situatie op de rechteroever van de Nickerierivier.<br />

Terwijl het steeds duidelijk werd dat door de areaaluitbreidingen langs de<br />

Nickerierivier de irrigatiewater<strong>voor</strong>ziening van Wageningen in problemen kwam en men<br />

terecht onder andere het areaal op de rechteroever gelegen tussen” Premchand” en<br />

Henar bestemd had <strong>voor</strong> veeteelt of drooggewassen, zien wij naderhand toch dat in<br />

ijltempo de ontginning van rijstarealen plaatsvindt. Momenteel is het zelfs zo dat het<br />

gebied op de rechteroever gelegen tussen de Middenstandspolder en “Hermelijn”<br />

(Mannes) in totaliteit is uitgegeven waarbij het een groot vraagteken is hoe gedacht<br />

is dit totale gebied van irrigatiewater te <strong>voor</strong>zien; zeker als rekening wordt gehouden<br />

met de mogelijkheid van afdamming (in verband met recycling) van de loosleiding van<br />

de Middenstandspolder.<br />

In tegenstelling tot de irrigatiesystemen onderscheiden naar de zwampinlaten Van<br />

Wouw, H.A. en IKUGH, die de oude rijstarealen en de nieuwe bevolkingspolders<br />

<strong>voor</strong>zien, en dat van Wageningen dat tevens de Middenstandspolder <strong>voor</strong>ziet, zien wij<br />

in de zogenaamde autonomie ontwikkeling waar er sprake is van individuele<br />

waterbeheersings- en ontsluitingssystemen. Dit is zowel bedrijfseconomisch als<br />

MODULE 4: IRRIGATIE EN DRAINAGE Page 8 of 21


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

nationaal-economich bezien nadelig vanwege hogere investeringskosten, geringer<br />

nettoareaal en inefficiënte inrichting/ontsluiting. Dit houdt tevens in een situatie van<br />

onoverzichtelijkheid, waardoor beheer en controle worden bemoeilijkt.<br />

Een dringende opgave is thans, om de situatie van areaalontwikkeling die zich zowel<br />

qua omvang als situering niet in samenhang met de beschikbare irrigatiecapaciteit<br />

heeft voltrokken om te zetten in één waarbij sprake is van optimale benutting van deze<br />

capaciteit op de meest efficiënte wijze, met andere woorden logische en efficiënte<br />

opdeling van het gebied in deelgebieden die worden <strong>voor</strong>zien vanuit respectievelijke<br />

irrigatiebronnen.<br />

Wat zou in de naaste toekomst moeten worden gedaan om de aanvoer van<br />

irrigatiewater te vergroten?<br />

A.2.5. Gecombineerd benutten Corantijnkanaal, Nannizwamp en Nickerierivier.<br />

Voorlopige analyses die enkele jaren geleden zijn uitgevoerd door de<br />

Waterloopkundige afdeling hebben uitgewezen dat in geval van optimaal gecombineerd<br />

gebruik van de irrigatiebronnen Corantijnkanaal, Nannizwamp en Nickerierivier, er<br />

sprake zal zijn van een grote irrigatiecapaciteit dan de som van de drie afzonderlijke<br />

capaciteiten.<br />

Om de nodige basisgegevens <strong>voor</strong> het beheer in de praktijk te kunnen leveren, werd<br />

de studie gecombineerd benutten Corantijnkanaal, Nannizwamp en Nickerierivier<br />

(bekend als een hierna te noemen Up-24) opgezet.<br />

Deze studie bestond uit een reeks onderdelen, waaronder het vaststellen van de<br />

irrigatiecapaciteit van de Nickerierivier, studie van de verdamping van de Nannizwamp,<br />

studie van de zoutindringing etc.<br />

Deze studie die uiteraard van bijzonder groot belang is, heeft echter vanwege tal van<br />

oorzaken waaronder het wegtrekken van het kader van de Waterloopkundige afdeling<br />

een weinig <strong>voor</strong>spoedig verloop gekend. Na een aanvankelijk al beperkte uitvoering<br />

van veldwerkzaamheden die na verloop van tijd helemaal stil kwamen te liggen, is ook<br />

de gegevensverwerking met name door eerder vermeld personeelsverloop slechts in<br />

zeer beperkte mate op gang gekomen. Het is zonder meer noodzakelijk dat deze<br />

studie wordt hervat. Het verdient aanbeveling hierbij de mogelijkheden na te gaan te<br />

profiteren van het technische assistentenprogramma van de OAS dat binnenkort weer<br />

op gang komt. In het kader van bedoeld programma was al eerder een consultant<br />

aangetrokken <strong>voor</strong> het zwamponderzoek.<br />

Om Up-24 te hervatten is het noodzakelijk dat de staf van de Waterloopkundige<br />

afdeling die de afgelopen jaren bijzonder is uitgedund, adequaat wordt versterkt.<br />

MODULE 4: IRRIGATIE EN DRAINAGE Page 9 of 21


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

A.3 Uitbreiding capaciteit gemaal Wakay<br />

Hieronder worden enkele argumenten genoemd op grond waarvan gemeend wordt dat<br />

uitbreiding van de capaciteit van het gemaal te Wakay niet op korte termijn zou zijn te<br />

overwegen. Deze argumentatie wordt hier opgenomen omdat er sprake blijkt te zijn<br />

van serieuze overwegingen tot spoedige uitbreiding van de capaciteit van het gemaal<br />

Wakay met 20 m 3 /s.<br />

De met de additionele 30 m 3 /s van het Corantijnkanaal ontstane situatie ten aanzien<br />

van de beschikbare irrigatiecapaciteit in Nickerie houdt een vergroting in van deze<br />

capaciteit met veel meer dan bedoelde 30 m3./s<br />

Hoewel op dit moment moeilijk exact te kwantificeren, kan toch goed begrepen<br />

worden dat:<br />

het gecombineerd benutten van Corantijnkanaal, Nannizwamp en Nickerierivier<br />

resulteert in een vergrote irrigatiecapaciteit.<br />

op betrekkelijk goedkope wijze kan worden gezorgd <strong>voor</strong> vergroting van de<br />

capaciteit van de Nannizwamp.<br />

de veiligstelling van de irrigatiewater<strong>voor</strong>ziening de acceptatie van<br />

inzaaischema’s mogelijk zal maken, met als gevolg een lagere piekbehoefte,<br />

waardoor met dezelfde beschikbare capaciteit een groter areaal zal kunnen<br />

worden geïrrigeerd.<br />

Wij moeten bovendien eerst beginnen te leren de 30 m 3 /s, wat geen kleinigheid is,<br />

naar behoren te beheren. De vraag is of het wel zinvol is dat men zich druk maakt om<br />

uitbreiding van het gemaal terwijl er nog niet eens sprake is van een<br />

uitvoeringsgereed ontwerp <strong>voor</strong> het distributiesysteem, zodat tenminste zou kunnen<br />

worden begonnen de thans beschikbare 30 m 3 /s aan te wenden. Het is dan ook zaak<br />

dat de verdere <strong>voor</strong>bereiding en uitvoering van het distributiesysteem met de<br />

grootst mogelijke <strong>voor</strong>tvarendheid wordt aangepakt.<br />

Wanneer verder ook nog op grond van recent bodemkundig onderzoek (D.B.K.1986)<br />

grote vraagtekens moeten worden geplaatst achter rijstontwikkeling in het M.C.P.<br />

gebied en bedacht wordt dat de investering in uitbreiding van het gemaal een hoge<br />

deviezencomponent heeft, wordt het aanvoeren van nog meer argumenten (en die zijn<br />

er) overbodig geacht. Tenslotte kan worden opgemerkt, dat een overweging tot<br />

uitbreiding van het gemaal Wakay zou dienen te zijn gestoeld op een gedegen<br />

beschouwing van beschikbare capaciteiten, te bevloeien arealen, ontwikkeling in de<br />

tijd etc., op grond waarvan de noodzaak tot uitbreiding van de beschikbare capaciteit<br />

op een bepaald moment zou moeten blijken. Aangetekend kan nog worden dat ook al<br />

zou men in staat blijken de noodzaak van een capaciteitsuitbreiding aan te tonen dan<br />

MODULE 4: IRRIGATIE EN DRAINAGE Page 10 of 21


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

nog de uitbreiding van het gemaal versus recycle gemalen overwogen moet worden.<br />

Voor een afweging ten gunste van recycle gemalen wordt verwezen naar M.C.P.<br />

beheer (1985-Tecgbuscge toelichting)<br />

A.4 Allocatie van irrigatiewater.<br />

Tot slot van deze paragraaf over beschikbare irrigatiecapaciteit volgen nog enkele<br />

opmerkingen met betrekking tot de allocatie van het irrigatiewater. Omdat een<br />

uitgewerkt allocatie<strong>voor</strong>stel waarbij degelijke uitgangspunten zijn gehanteerd, te<br />

vinden is in het rapport van M.C.P beheer (1985), wordt hier volstaan met het<br />

noemen van enkele principes:<br />

De arealen op de linkeroever Nickerierivier trekken niet meer uit de<br />

Nickerierivier.<br />

Deze arealen worden <strong>voor</strong>zien uit het Corantijnkanaal en de Nannizwamp waarbij<br />

van het westen uit wordt begonnen met aanwending van Corantijnkanaalwater.<br />

Dit betekent dat in ieder geval het uitbreiden van Groot Henar,<br />

Corantijnkanaalwater zal ontvangen.<br />

Ten behoeve van het zogenaamd autonoom gebied zal er een waterbeheerings- en<br />

ontsluitingssysteem dienen te worden ontworpen. De restcapaciteit van de<br />

Nannizwamp zal naar de Maratakka afgevoerd worden ter aanvulling van de beschikbare<br />

irrigatiecapaciteit van de Nickerierivier ten behoeve van de arealen op de<br />

rechteroever. Ook <strong>voor</strong> de rechteroeverarealen <strong>voor</strong>al die gelegen zijn ten noorden<br />

van de oost-westverbinding zal een hoofddistributiesysteem moeten worden<br />

ontworpen.<br />

Geconcludeerd kan worden dat onder andere het totale bestaande bevolkingsareaal<br />

Corantijnkanaalwater zal ontvangen. In antwoord op een mogelijke opmerking als<br />

zouden de kleine landbouwers worden opgescheept met het dure Corantijnkanaalwater<br />

kan gesteld worden dat er van wordt uitgegaan dat in Nickerie een ieder <strong>voor</strong><br />

irrigatiewater zal betalen, (operational en maintenance costs van de irrigatiesystemen<br />

in te brengen <strong>voor</strong> de gebruikers is normaal). Echter zal er zorg gedragen moeten<br />

worden <strong>voor</strong> het invoeren van differentiaties op basis van de wijze waarop het water<br />

wordt aangeboden, te weten hoog of laag dat wil zeggen is zwaartekrachtirrigatie<br />

mogelijk of moet men zelf pompen. Een van de andere criteria <strong>voor</strong> de bepaling van de<br />

heffing is de bedrijfsgrootte, uit het <strong>voor</strong>gaande dat betrekking heeft op het<br />

gecombineerd benutten van Corantijnkanaal, Nannizwamp en Nickerierivier blijkt al de<br />

noodzaak van een integraal beheer.<br />

MODULE 4: IRRIGATIE EN DRAINAGE Page 11 of 21


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Coronie<br />

De rijstarealen in Coronie zijn <strong>voor</strong> hun irrigatie aangewezen op de achterliggende<br />

Coroniezwamp. Hieronder volgt een samenvattend overzicht van het uitgegeven en<br />

staand areaal te Coronie.<br />

bedrijf uitgegeven areaal (ha) staand areaal (ha)<br />

Buckleburry 500 100<br />

33 belangengroepen 4.280 3.495<br />

Totaal 4.780 3.595<br />

De zwamp lijkt in de huidige situatie zonder speciale ingrepen niet in staat om in het<br />

zogenaamde tussenseizoen het volledige areaal van irrigatiewater te <strong>voor</strong>zien. De<br />

afgelopen jaren bleek ongeveer 50% van het areaal niet te kunnen worden ingezaaid.<br />

In de afgelopen jaren is er nogal wat denkwerk verricht ten aanzien van alternatieven<br />

<strong>voor</strong> de irrigatiewater<strong>voor</strong>ziening van de rijstarealen in Coronie (zie rapport van de<br />

WLA: Interim-rapport inzake: alternatieven Irrigatiewater Voorziening Coronie.)<br />

Momenteel begint op gang te komen een door het EOF mede te financieren<br />

onderzoek waarbij meer speciaal de mogelijkheden ter veiligstelling van de<br />

irrigatiewater<strong>voor</strong>ziening van het EOF-bevolkingsrijstproject zullen worden nagegaan.<br />

Het is zaak dit onderzoek met de nodige <strong>voor</strong>tvarendheid aan te passen en volledig<br />

uit te voeren.<br />

Ten aanzien van de gronduitgifte in het gebied gelegen tussen Ingikondre en Burnside<br />

achter de oude plantages kan vermeld worden dat die nog niet geformaliseerd is maar<br />

van bijzondere betekenis zou kunnen zijn niet slechts <strong>voor</strong> Coronie, maar <strong>voor</strong> het hele<br />

land.<br />

Het gehanteerde systeem namelijk titel aan de coöperatie en subtitel aan de<br />

belangengroep met identificatie van de individuele leden is gebaseerd op een aantal<br />

overwegingen zoals:<br />

het beschouwen van de grond als productiemiddel dat optimaal benut dient te<br />

worden;<br />

het inbouwen van maximale garanties zowel <strong>voor</strong> de individuele belangen als <strong>voor</strong><br />

het gemeenschappelijk belang;<br />

<strong>voor</strong>komen van speculatie met grond;<br />

veiligstellen van overheidsinvesteringen.<br />

Het verdient aanbeveling een nadere evaluatie van bedoelde wijze van gronduitgifte te<br />

maken. Het bovenstaand principe is bij de uitgifte van de tweede uitbreiding Groot<br />

Henar in zekere mate ook toegepast.<br />

MODULE 4: IRRIGATIE EN DRAINAGE Page 12 of 21


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

A.5 Toekomstige irrigatiecapaciteit.<br />

In de toekomst zal de beschikbare irrigatiecapaciteit vergroot kunnen worden door:<br />

een geringere waterbehoefte (teeltmaatregelen, inzaaischema’s etc.)<br />

gecombineerd benutten Corantijnkanaal, Nannizwamp en Nickerierivier<br />

vergroting aan de zwampcapaciteit.<br />

recycling<br />

Verwacht wordt dat wij met de bedoelde vergroting een heel eind zullen kunnen<br />

komen. Door nader onderzoek zal een en ander moeten worden gekwalificeerd.<br />

Op langere termijn waarbij dan <strong>voor</strong>al gedacht wordt aan de ontwikkeling van het<br />

gebied tussen Coronie en Wageningen, zouden wij kunnen denken aan de mogelijkheid<br />

van een Stodansiedam.<br />

Ecologie<br />

beheer van de Nannizwamp als irrigatiebron waarbij rekening wordt gehouden met<br />

andere belangen.<br />

structureel overleg tot stand brengen tussen MCP-beheer en LBB<br />

inventarisatie van de huidige situatie van het Bigi Pan gebied en waar nodig<br />

maatregelen ter correctie nemen.<br />

Toekomstige vergroting beschikbare irrigatie capaciteit<br />

In de nabije toekomst vergroting van de beschikbare irrigatiecapaciteit te bereiken<br />

door:<br />

geringere waterbehoefte<br />

gecombineerd benutten irrigatiebronnen<br />

vergroting zwampcapaciteit<br />

recycling<br />

op langere termijn te denken aan de uitvoering van Stondansie <strong>voor</strong> de<br />

bevloeiing van het gebied tussen Coronie en Wageningen.<br />

In principe dient ook in Coronie verdere uitgifte te worden stopgezet tot (door het<br />

aangehaalde onderzoek) meer duidelijkheid bestaat ten aanzien van de<br />

irrigatiewater<strong>voor</strong>ziening. Gelet op de hoge producties die in Coronie haalbaar zijn (6<br />

ton/ha) zou areaaluitbreiding overwogen kunnen worden waarbij het realiseren van<br />

slechts 1 oogst per jaar <strong>voor</strong>lopig nog als uitgangspunt kan dienen. Ook <strong>voor</strong><br />

gronduitgifte in Coronie moet echter gelden dat deze op basis van een<br />

bestemmingsplan en aan de hand van duidelijk vastgestelde criteria plaats moet<br />

vinden.<br />

Ten aanzien van het beheer wordt aanbevolen beheerstaken met betrekking tot de<br />

irrigatiewater<strong>voor</strong>ziening op te dragen aan de SAOC (Stichting Agrarische<br />

MODULE 4: IRRIGATIE EN DRAINAGE Page 13 of 21


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Ontwikkeling Coronie) die op haar beurt zorg dient te dragen <strong>voor</strong> een maximale<br />

betrokkenheid van de boerenorganisaties.<br />

Wat moet er worden gedaan op het gebied van distributie en onderhoud van het<br />

waterbeheerstelsel?<br />

A.6 Distributie en onderhoud van het waterbeheerstelsel<br />

Men kent vele systemen van irrigatie.<br />

Het ondergronds pijpen systeem.<br />

Het open kanaalsysteem<br />

Het ondergrondse gesloten systeem is te vergelijken met het waterleidingsysteem<br />

<strong>voor</strong> drinkwater<strong>voor</strong>ziening. Men kan net zoveel aftappen als men maar verlangt, maar<br />

er speelt hier een capaciteitsprobleem. Maar een beperkt aantal boeren kan<br />

tegelijkertijd bediend worden.<br />

Daartegenover staat het open kanaalsysteem waar als distributiemethode aan de orde<br />

kan zijn:<br />

Timesharing or rotation (alle boeren ontvangen een gelijke hoeveelheid water uit<br />

het systeem).<br />

Flow sharing of proportional delivery (beurtelings ontvangen de boeren de volle<br />

beschikbare hoeveelheid uit het kanaal).<br />

Operators van een irrigatiesysteem moeten voldoende kennis hebben van het gebied<br />

waar<strong>voor</strong> het systeem in place is. De opening van de “gate” en de onttrekking via<br />

offtakes (inlaat) en het peil van het water in het kanaal zijn bijzonder belangrijk in het<br />

kader van de tevredenheid van de boer en de efficiëntie van de distributie.<br />

Irrigatieplanning houdt in het nemen van besluiten betreffende gewassen die in het<br />

groeiseizoen zullen worden geteeld. Voor Nickerie betekent het in hoofdzaak padie en<br />

bananen. Het telen van gewassen vereist uiteraard een set van inputs, zoals zaad,<br />

kunstmest, chemicaliën, irrigatiewater en arbeid.<br />

De beschikbaarheid van al deze input in relatie tot irrigatiewater is een onderdeel<br />

waaraan speciale aandacht dient te worden gegeven.<br />

Wat betreft de distributie kan gesteld worden, dat in het bijzonder in tijden van<br />

schaarste, de waterkalender een uitkomst lijkt te bieden.<br />

Vele irrigatiesystemen functioneren op het gebied van onderhoud van het<br />

waterbeheerstelsel niet verantwoord.<br />

Het onderhoud kent, het routine, het urgentie en het verbeteringsonderhoud.<br />

MODULE 4: IRRIGATIE EN DRAINAGE Page 14 of 21


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Routineonderhoud vindt gedurende de gehele levensduur plaats van het stelsel,<br />

bij<strong>voor</strong>beeld:<br />

Greasen van gates<br />

Verwijdering van vegetatie uit kanalen<br />

Verwijdering van slib uit kanalen (ophalen van kanalen)<br />

Doorgaans kunnen deze werken intern door een waterschap worden verricht.<br />

Urgentieonderhoud is het onderhoud dat betrokkenheid vergt van meerdere<br />

segmenten binnen het waterschap. Zaken die bij<strong>voor</strong>beeld te maken hebben met<br />

wateroverlast veroorzaakt door kapotte pompen, verstoppingen in het systeem,<br />

calamiteiten en dergelijke.<br />

Het combineren van beide typen onderhoud kan worden gezien als verbetering van het<br />

waterbeheerstelsel.<br />

Er zijn vele argumenten die in de praktijk pleiten <strong>voor</strong> systematische verbetering van<br />

een bestaand systeem.<br />

Het is goedkoper onderhoud te plegen aan een bestaand systeem, in plaats van<br />

een nieuwe te bouwen, indien dat tenminste mogelijk zou zijn.<br />

Ook een nieuw systeem is niet perfect.<br />

De situatie rond arealen die bevloeid moeten worden, verandert hetgeen<br />

betekent dat ook aanpassingen nodig zijn teneinde de levering van irrigatiewater<br />

en de afvoer daarvan, op peil te houden.<br />

Indien investeringen worden gevraagd van belanghebbenden is het van belang dat het<br />

bestuur de leden calculaties <strong>voor</strong>houdt welke inkomensverbetering zal optreden, op<br />

basis waarvan niet alleen de ingezette gelden terug worden verdiend, maar ook<br />

duurzaam additioneel inkomen ontstaat.<br />

En <strong>voor</strong> wat betreft de te betalen heffingen kennen we:<br />

Irrigatie volume [Volume (V ) = Onttrekking in m³/sec (Q ) x Tijd (T ).<br />

Het oppervlak van het areaal dat bevloeid moet worden.<br />

De waarde van een deel van de oogst.<br />

Gezien het feit dat het <strong>voor</strong> de werkbaarheid van de methode het <strong>voor</strong> de hand ligt<br />

de zaak simpel te houden, wordt aanbevolen methode 2 te hanteren.<br />

MODULE 4: IRRIGATIE EN DRAINAGE Page 15 of 21


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

B. ORGANISATIE EN BEHEER<br />

B.1 Het besturen van waterschappen<br />

B.1.1 Algemeen<br />

Associaties van watergebruikers of liever gezegd waterschappen die qua instelling<br />

een flinke tijd teruggaat in de geschiedenis van de mensheid, kunnen vrijwillig zijn<br />

ontstaan of zijn opgelegd door het bestuur van een land.<br />

Het waterschapswezen valt formeel onder het ministerie van RO, terwijl <strong>voor</strong> LVV een<br />

begeleidende rol binnen een commissie waar ook het ministerie van Openbare Werken<br />

in participeert, is weggelegd.<br />

Maar ook al zijn deze waterschappen door de overheid geïnitieerd, zij zijn<br />

publiekrechtelijke organisaties en zijn qua functionering in eerste instantie een<br />

aangelegenheid van de leden van het waterschap.<br />

In het kader van het functioneren van waterschappen gaat het dus om:<br />

Rechten en plichten van belanghebbenden.<br />

Taken van het bestuur.<br />

Kwaliteiten van een waterschapsbestuurder<br />

Wat maakt het zo moeilijk om een waterschap goed te besturen?<br />

B.1.2. Rechten en plichten van belanghebbenden<br />

Voldoende en tijdige verstrekking van water<br />

Tegenover rechten staan altijd plichten. Laten wij het recht van de padieboer op<br />

water bekijken. Iedere boer heeft recht op een vastgestelde hoeveelheid water.<br />

In sommige gevallen is het recht op water niet gerelateerd aan het te irrigeren land,<br />

maar aan de perceeleigenaar. In ons geval en <strong>voor</strong> de rijstsector hebben wij wel de<br />

hoeveelheid land als vertrekpunt. Indien tijdig door het Irrigatie Management Systeem<br />

(MCP-Beheer) water wordt aangeboden boven maaiveld, is het nog de vraag of de<br />

norm van 1,7l/s/ha <strong>voor</strong> elke boer wordt gehaald. Immers er kunnen belemmeringen<br />

van allerlei aard in het waterbeheerstelsel aanwezig zijn, waardoor de norm niet wordt<br />

gehaald.<br />

Het kan ook zijn dat niet boven maaiveld wordt aangeboden en de watergebruiker in<br />

ieder geval verplicht is extra kosten te maken om toch zijn of haar veld bevloeid te<br />

krijgen.<br />

Maar hoe wordt er bepaald hoeveel water een boer heeft ingenomen of mag innemen,<br />

immers, de situatie dat meters zouden worden geplaatst bij de intake, is haast<br />

ondenkbaar. Maar hoe dan ook het recht op water en de hoeveelheid daarvan is<br />

proportioneel in relatie met het gewas dat er wordt geteeld (areaal en productie).<br />

Indien er een tekort aan water is, heeft het waterschap het recht, maar ook de plicht<br />

het schaarse water via een beurtsysteem te distribueren. Uiteraard kan het beleid<br />

MODULE 4: IRRIGATIE EN DRAINAGE Page 16 of 21


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

hiertoe tot vele conflicten leiden, maar men moet zijn verantwoordelijkheden durven<br />

nemen en kan er dus niet omheen.<br />

De plichten van belanghebbenden is om zich te houden aan alle regels die gesteld zijn<br />

<strong>voor</strong> een goed functioneren van het waterschap.<br />

In ieder geval hebben belanghebbenden de plicht mee te betalen in de kosten van<br />

onderhoud van de waterstaatkundige eenheid waarbinnen zij opereren.<br />

Deze kosten zijn een jaarlijks terugkerende verplichting die overigens formeel door<br />

het waterschapsbestuur worden vastgelegd en die <strong>voor</strong>tvloeien uit de aan de<br />

Algemeen Leden Vergadering <strong>voor</strong>gelegde en door haar goedgekeurde begroting.<br />

Stemrecht en participatie<br />

Alle boeren binnen de waterstaatkundige eenheid zijn automatisch lid van het<br />

waterschap. Er bestaat in deze dus geen lidmaatschap op vrijwillige basis.<br />

Als het gaat om het beleid is de ALV de hoogste autoriteit in een waterschap. Het<br />

bestuur is belast met de uitvoering van beleid dat is goedgekeurd door de ALV en<br />

vastgelegd.<br />

In de context waarin waterschappen in Suriname opereren, wordt het” one man one<br />

vote principe” gehanteerd.<br />

Er wordt doorgaans minstens eenmaal per jaar een ALV belegd, maar het bestuur<br />

komt net zo vaak bij elkaar als de situatie vereist.<br />

Betaling van heffingen<br />

Van de betalingen in de waterschappen kan men zich ook afvragen of die toereikend<br />

genoemd kunnen worden.<br />

Het meebetalen van kosten <strong>voor</strong> onderhoud in landaanwinningprojecten (Europolder,<br />

Groot Henarpolder, Middenstandspolder) is een bekend fenomeen, nog daargelaten<br />

of dit aandeel van de boer in relatie tot de werkelijke financiële behoefte, op het<br />

juiste niveau is gebracht.<br />

Binnen zowel de landaanwinningen als de waterschappen zullen de boeren en alle<br />

andere belanghebbenden die profiteren van waterbeheer gerelateerde infrastructuur<br />

moeten betalen <strong>voor</strong> kosten van onderhoud en de kosten <strong>voor</strong> aanvoer van<br />

irrigatiewater.<br />

Hoe deze kosten de winstgevendheid van de veldproductie zullen beïnvloeden en<br />

welke <strong>voor</strong>zieningen getroffen gaan moeten worden, wanneer de verdienruimte <strong>voor</strong><br />

de boer nog verder inkrimpt, is natuurlijk een andere discussie.<br />

Onderhoud van infrastructuur<br />

Onderhoud van infrastructuur (primaire, secundaire en tertiaire systeem) is natuurlijk<br />

een belangrijke conditie <strong>voor</strong> optimalisatie van de fysieke opbrengst op<br />

veldproductieniveau.<br />

MODULE 4: IRRIGATIE EN DRAINAGE Page 17 of 21


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Als deze input gebrekkig is, blijft het rendement van alle andere input beneden de<br />

maat.<br />

Gezien de diverse rollen van verschillende ministeries (RO, OW en LVV) evenals<br />

overige entiteiten waaronder waterschappen, is overleg en samenwerking bij planning<br />

en uitvoering van taken in dit verband een bittere noodzaak.<br />

B.1.3 Taken van het Bestuur<br />

Algemeen<br />

Het bestuur is de werkarm, dus het uitvoerend lichaam van het waterschap.<br />

Het Waterschapsbestuur behoort het volgende te doen:<br />

Analyse van de situatie in het veld (stand van zaken).<br />

Ontwikkeling van een beleidsplan.<br />

Ontwikkeling van een jaarplan met budget.<br />

Het vaststellen van heffingen, welke overigens een zeer belangrijk onderdeel<br />

vormen van de begroting.<br />

Het uitbesteden van werken aan aannemers en het uitvoeren van controle<br />

daarop.<br />

Het uitvoeren van controle op de leden van het waterschap, <strong>voor</strong> wat betreft<br />

het nakomen van hun verplichtingen tegenover het waterschap.<br />

Het houden van <strong>voor</strong>lichtingsbijeenkomsten al dan niet ondersteund door<br />

externe deskundigen.<br />

Analyse van de situatie<br />

Hierbij gaat het om een volledige inventarisatie van de conditie waarin kanalen,<br />

dammen, wegen, en kunstwerken zich bevinden.<br />

Voorts is het van belang een opname te plegen betreffende het gewassenassortiment<br />

en het rotatiepatroon.<br />

Een opname van de diverse perceeleigenaren is eveneens van belang.<br />

Een inventarisatie van de bijdrage in en rollen van de verschillende entiteiten<br />

opererend in de polders.<br />

Een analyse van de complete situatie en de nodige conclusies.<br />

Het ontwikkelen van een beleidsplan<br />

Het te ontwikkelen beleidsplan is een meerjarenplan, waarin doelen, strategieën en<br />

budgetten zijn vervat.<br />

Het Jaarplan<br />

Het Jaarplan met begroting welke een afgeleide is van het beleidsplan, noemt de<br />

activiteiten die in dat betreffende jaar die zullen worden uitgevoerd. De begroting<br />

behandelt kosten en opbrengsten van het betreffende waterschap.<br />

MODULE 4: IRRIGATIE EN DRAINAGE Page 18 of 21


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

De opbrengsten worden verkregen uit de bijdragen van alle partijen (overheid,<br />

boeren).<br />

Het vaststellen van heffingen<br />

Een ieder die gebruik maakt van de additionele watertoevoer zal moeten bijdragen in<br />

de dekking van de kosten. Dit betekent dat naast de <strong>padieproducenten</strong> in het<br />

zogenaamde MCP-beheersgebied ook producenten buiten dit gebied, die wel<br />

<strong>voor</strong>delen hebben door de verbeterde toevoer van irrigatiewater in het MCP-gebied<br />

zullen worden aangeslagen.<br />

De vraag die gesteld dient te worden is op welke wijze de tariefbepaling plaats moet<br />

vinden. Op zuiver financieel economische gronden zal het tarief ontstaan uit:<br />

Afschrijvingen op investeringen in kanaal, gemaal en kunstwerken.<br />

Exploitatiekosten van het I & D Systeem.<br />

Uitbesteding van werken aan aannemers<br />

Het ligt <strong>voor</strong> de hand dat het waterschap niet in staat is zelf werken uit te voeren. Zij<br />

dient deze werken dus uit te besteden aan specialistische bedrijven die daartoe beter<br />

zijn uitgerust.<br />

Controle op leden<br />

Het bestuur heeft de verplichting om controle uit te oefenen op de bijdrage die leden<br />

leveren niet alleen in termen van hun financiële bijdrage, maar ook hun inhoudelijke<br />

bijdrage aan discussies en andere activiteiten.<br />

Voorlichting<br />

Om de leden te informeren over interne en externe ontwikkelingen die van invloed zijn<br />

op het functioneren van het waterschap, zullen regelmatig <strong>voor</strong>lichtingbijeenkomsten<br />

dienen te worden gehouden. De inbreng van externe deskundigheid kan wel eens<br />

nuttig zijn.<br />

B.1.4. Kwaliteit van een bestuurder<br />

1). Functionaliteit<br />

Een waterschap is een vorm van functioneel bestuur. Het waterschap behartigt alleen<br />

watertaken. Het hoeft daarom ook geen afweging te maken tegen andere belangen als<br />

welzijn, sport<strong>voor</strong>zieningen of anderszins. Waterbeheer is leidend. Hieruit vloeit <strong>voor</strong>t<br />

dat een waterschapsbestuurder geen politiek behoeft te bedrijven. De inhoud van het<br />

waterbelang staat <strong>voor</strong>op.<br />

2). Samenwerken.<br />

Een wezenskenmerk van het waterschap is het gezamenlijk behartigen van belangen in<br />

een polder/bepaald gebied. Water kent geen grenzen, zodat vrijwel steeds de<br />

MODULE 4: IRRIGATIE EN DRAINAGE Page 19 of 21


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

belangen van de aangrenzende polder over het overliggend waterschap mede in de<br />

overwegingen betrokken behoren te worden.<br />

3). De dagelijkse praktijk<br />

Wat mogen wij dan van een waterschapsbestuurder verwachten?<br />

Verschillende rollen zijn hierbij ten onderscheiden:<br />

positionering<br />

inhoudelijk<br />

proces naar buiten gericht<br />

proces naar binnen gericht<br />

rol en taak<br />

4). Positionering<br />

De waterschapsbestuurder (de <strong>voor</strong>zitter in het bijzonder) is het boegbeeld van het<br />

waterschap. Hij treedt naar buiten en heeft een <strong>voor</strong>beeldgedrag. Hij is betrouwbaar<br />

en integer. Iemand op wie je staat kunt maken. Hij is adequaat gesprekspartner <strong>voor</strong><br />

de DC, LVV, OW, maar ook <strong>voor</strong> de belanghebbenden in zijn gebied.<br />

5). De inhoudelijke kant<br />

De bestuurder weet waar het over gaat. Hij kent de inhoud van het Staatsbesluit, de<br />

taken en bevoegdheden. Hij weet ook hoe het watersysteem in zijn gebied<br />

functioneert. Hij is niet de superdeskundige, maar heeft zich wel verdiept in de zaken<br />

die een bestuurder moet weten.<br />

6). De gerichtheid van het proces naar binnen en naar buiten<br />

De waterschapsbestuurder zorgt <strong>voor</strong> een open instelling van zijn waterschap. Hij<br />

vergadert met een vaste regelmaat in een openbare vergadering met<br />

belanghebbenden. Het Bestuur wordt adequaat verkozen. De belanghebbenden weten<br />

op tijd waar zij financieel aan toe zijn. De investerings- en onderhoudsprogramma’s<br />

zijn op tijd klaar en <strong>voor</strong> iedere belanghebbende duidelijk.<br />

Het waterschapsbestuur werkt collegiaal goed samen, niet alleen intern, maar ook met<br />

de besturen van andere waterschappen en het overliggend MCP-waterschap.<br />

Het bestuur heeft aandacht <strong>voor</strong> een goede begroting en een goede boekhouding.<br />

Informatie wordt tijdig verzameld en verstrekt.<br />

7). Rol en taak<br />

Een waterschapsbestuurder heeft verschillende rollen. Hij zorgt bij<strong>voor</strong>beeld <strong>voor</strong><br />

vertrouwen en draagvlak. Dat doet hij door open overleg te voeren en tijdig<br />

belanghebbenden bij plannen te betrekken. Of door adequaat op klachten te<br />

reageren.<br />

MODULE 4: IRRIGATIE EN DRAINAGE Page 20 of 21


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Aan de nadere kant is hij ook streng en rechtvaardig, als het bij<strong>voor</strong>beeld om<br />

handhaving van de onderhoudsverplichting gaat of om het innen van de<br />

waterschapsbelasting.<br />

8). Wezenskenmerken<br />

Wezenskenmerken van het waterschap zijn: functioneel, behoorlijk autonoom, de<br />

belastinggelden worden door het gebied opgebracht, maar worden ook uitsluitend in<br />

het gebied besteed, de hoogte ervan wordt ook door de belanghebbenden zelf<br />

vastgesteld, de belanghebbenden kunnen zien wat er gebeurt, er wordt aan<br />

waterbeheer gedaan, niet aan politiek. Kortom: de belanghebbenden en de hen<br />

vertegenwoordigende bestuursleden hebben veel zelf in de hand. Zij kennen ook het<br />

belang van goed waterbeheer <strong>voor</strong> de padie. En dat maakt het besturen van een<br />

waterschap tot een belangrijke en zinvolle taak.<br />

B.2 Conclusies<br />

Lange tijd is meer de nadruk gelegd op de constructie van infrastructurele werken<br />

nodig <strong>voor</strong> de aanvoer van irrigatiewater en de afvoer van overtollig water.<br />

Hoewel binnen verschillende geledingen van de samenleving, het besef er altijd is<br />

geweest dat organisatorische <strong>voor</strong>zieningen <strong>voor</strong> doelmatig onderhoud van het<br />

irrigatie- en drainagesysteem een absolute vereiste waren, bleven de geëigende<br />

beleidsmaatregelen veel te lang uit. We kunnen ons thans gelukkig prijzen dat hierin<br />

verandering komt en dat waterschappen daadwerkelijk worden ingesteld. Maar het<br />

proces voltrekt zich veel te traag. Een beetje meer tempo zou op zijn plaats zijn en<br />

dan kunnen we op die wijze de gewenste ommekeer in de huidige trend teweeg<br />

brengen. Met nadruk wordt hier gewezen op het belang van goed beheer van<br />

irrigatiesystemen. De aanleg van deze systemen dient uiteraard zo goed mogelijk te<br />

geschieden maar na de uitvoeringperiode die doorgaans slechts enkele jaren duurt, is<br />

het zaak om middels goed beheer zorg te dragen <strong>voor</strong> de instandhouding van de<br />

aangelegde <strong>voor</strong>zieningen om zodoende een blijvende goed functionering van de<br />

systemen te waarborgen.<br />

MODULE 4: IRRIGATIE EN DRAINAGE Page 21 of 21


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

5 ZIEKTEN EN PLAGEN IN DE RIJSTBOUW<br />

De rijstplant is in alle groeistadia vatbaar <strong>voor</strong> ziekten en plagen die de kwaliteit en<br />

kwantiteit van de opbrengst kunnen verlagen.<br />

Dus <strong>voor</strong> een hoge opbrengst en goede kwaliteit is het belangrijk dat de<br />

verschillende delen van de plant vrij van ziekten en plagen gehouden<br />

worden.<br />

Er is dus een relatie tussen ziekten en plagen en de goede groei van de verschillende<br />

delen van de plant waarvan de opbrengst afhankelijk is.<br />

Wat is het verschil tussen ziekten en plagen?<br />

Ziekten kunnen veroorzaakt worden door de volgende organismen:<br />

Schimmels<br />

Virussen<br />

Bacteriën<br />

Plagen kunnen veroorzaakt worden door de volgende organismen:<br />

Insecten<br />

Slakken<br />

Vogels<br />

Ratten<br />

Welke ziekten en plagen kunnen de verschillende plantendelen aantasten en hoe kunt U<br />

deze <strong>voor</strong>komen of bestrijden?<br />

Het wortelstelsel<br />

Plagen die het wortelstelsel aantasten:<br />

1. Slakken<br />

Schade: slakken vreten aan de jonge kiemen meteen na inzaaien en<br />

daarna aan jonge blaadjes zolang deze zich onder water<br />

bevinden.<br />

Schadelijke periode: tot ongeveer 2 weken na inzaai.<br />

Chemische bestrijding: molluscicide zoals fentin acetaat (Brestan)<br />

Andere maatregel: veld direct na de inzaai droog leggen.<br />

MODULE 5: ZIEKTEN EN PLAGEN IN DE RIJSTBOUW Page 1 of 6


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

2. Helodytus kever<br />

Schade: deze kevers vreten aan kiemend zaad en aan het blad van<br />

jonge planten. Het blad wordt aangevreten aan de bovenkant.<br />

De larven knagen aan de wortels van jonge en oude planten.<br />

Er ontstaan dan korte planten met minder uitlopers en pluimen<br />

en als gevolg daarvan een lage opbrengst.<br />

Schadelijke periode: tot ongeveer 2 weken na inzaai.<br />

Chemische bestrijding: insecticide 1<br />

Andere maatregel: veld droogleggen.<br />

De stengel<br />

Zowel ziekten als plagen kunnen serieuze schade op de stengel van de rijstplant<br />

aanbrengen.<br />

Een belangrijke ziekte:<br />

1. Sheathblight (schimmel)<br />

Schade: ronde, langwerpige of elliptische groengrijze vlekken op de<br />

bladschede (dicht bij de waterspiegel) en ook op de bladeren.<br />

Een hevige infectie leidt tot legeren (omvallen) van de planten.<br />

Deze schimmel kan een opbrengstderving tot 50%<br />

veroorzaken.<br />

Schadelijke periode: aan het eind van de uitstoelingsfase of begin van de<br />

pluimzetting.<br />

Chemische bestrijding: fungicide 2 (remt slechts de infectie)<br />

Andere maatregel: Gewasresten goed verbranden<br />

Geen hoge zaaidichtheid gebruiken<br />

Bemesten met NPK<br />

Enkele belangrijke plagen:<br />

1. Trips.<br />

Schade: zuigen <strong>voor</strong>al aan de jonge ongeopende bladeren. Eerst<br />

vergeling en vervolgens roodoranje verkleuring van de<br />

planten.<br />

Schadelijke periode: 1-4 weken na inzaai<br />

Chemische bestrijding: insecticide<br />

Andere maatregel: Planten 2-3 dagen onderwater zetten<br />

1 Zie folder “insecticiden”<br />

2 Is een middel tegen schimmels<br />

MODULE 5: ZIEKTEN EN PLAGEN IN DE RIJSTBOUW Page 2 of 6


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

2. Boorder.<br />

Schade: doorboren de stengel en vreten aan de binnenkant van de<br />

stengel. De stengelboorder veroorzaakt uiteindelijk<br />

afgestorven groeipunten en rechtopstaande voze pluimen.<br />

Schadelijke periode: 4 – 15 weken na inzaai<br />

Chemische bestrijding: insecticide<br />

Andere maatregel: Goede stroverbranding<br />

Droge grondbewerking<br />

Schone dammen en kavelsloten<br />

3. Delphaciden en jassiden.<br />

Schade: geeloranje verkleuring (verbranding) van de planten.<br />

Schadelijke periode: 4 -10 weken na inzaai<br />

Chemische bestrijding: insecticide<br />

Andere maatregel: Korte inzaaiperiode (6-7 weken), niet te vroeg of te laat<br />

inzaaien.<br />

Schone dammen en kavelsloten<br />

4. Stengelwants<br />

Schade: bruine of gekrulde nieuwe bladeren. De pluimen komen niet uit<br />

de schede of hebben veel voze korrels<br />

Schadelijke periode: vanaf het eind van de stoelingsfase<br />

Chemische bestrijding: insecticide<br />

Andere maatregel: gelijktijdige inzaai<br />

De bladeren<br />

Zowel ziekten als plagen kunnen ook serieuze schade op de bladeren van de rijstplant<br />

aanbrengen.<br />

Enkele belangrijke ziekten:<br />

1. Blast (schimmel)<br />

Schade: deze schimmel kan de rijstplant in alle groeistadia aantasten.<br />

Bladvlekken ontwikkelen zich tot grote bruine vlekken met een<br />

asgrijs centrum. De vlekken blijven groeien tot dat ze<br />

samensmelten. Het blad wordt tenslotte bruin en<br />

verschrompeld. Opbrengstderving als gevolg van Blast kan<br />

oplopen tot 90%.<br />

Schadelijke periode: hele groeistadium<br />

Chemische bestrijding: fungicide (remt slechts de infectie)<br />

Andere maatregel: Geen zaaizaad uit een besmet veld gebruiken<br />

Gewasresten (stro) goed verbranden<br />

Bemesten met NPK<br />

MODULE 5: ZIEKTEN EN PLAGEN IN DE RIJSTBOUW Page 3 of 6


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

2. Brown spot (schimmel)<br />

Schade: deze schimmelziekte ziet men vaak bij gronden met een<br />

nutriëntengebrek (<strong>voor</strong>al lage kalium en stikstof), erg hoge<br />

stikstof (in geval van teveel ureum bemesting) en een tekort<br />

aan water. Kleine donkerbruine puntjes op de bladeren<br />

ontwikkelen zich tot bruine vlekken met een lichtbruin centrum.<br />

Een ernstige Brown spot infectie leidt tot minder korrels per<br />

pluim en een lager korrelgewicht.<br />

Schadelijke periode: heel groeistadium<br />

Chemische bestrijding: fungicide (remt slechts de infectie)<br />

Andere maatregel: Geen zaaizaad uit een besmet veld gebruiken<br />

Gewasresten (stro) goed verbranden<br />

Bemesten met NPK<br />

Goed watermanagement<br />

Juiste hoeveelheid ureum op het juiste tijdstip bemesten<br />

3. Narrow brown leaf spot (schimmel)<br />

Schade: de symptomen zijn meestal te zien in latere groeistadia van de<br />

plant en worden zichtbaar ongeveer 30 dagen na de infectie.<br />

Korte, rechte bruine vlekken ontstaan op de bladeren,<br />

bladschede en de kafjes. Ernstige infectie heeft vroegtijdige<br />

rijping van korrels en omvallen van de plantjes als gevolg. Het<br />

opbrengstverlies kan oplopen tot 40%.<br />

Schadelijke periode: heel groeistadium, echter extra gevoelig vanaf bloei tot<br />

rijping.<br />

Chemische bestrijding: fungicide (remt slechts de infectie)<br />

Andere maatregel: geen hoge dosis kalium toedienen<br />

4. Sheathblight<br />

zie bij “de stengel’.<br />

5. Hoja blanca (virus)<br />

Schade: gele verkleuring van de jong ontwikkelde bladeren. Jonge<br />

planten kunnen na de infectie afsterven, terwijl oudere planten<br />

kleiner blijven en rechtopstaande misvormde of voze pluimen<br />

hebben. Deze virusziekte kan tot een opbrengstderving van<br />

50% leiden. De delphacide (insect) is de overbrenger van<br />

deze virusziekte.<br />

Schadelijke periode: vanaf de vierde (4) week na inzaai<br />

Chemische bestrijding: insecticide (tegen de delphaciden)<br />

Andere maatregel: (<strong>voor</strong>komen van de delphaciden):<br />

Korte inzaaiperiode<br />

Normale zaaidichtheid<br />

Af en toe water aflaten<br />

MODULE 5: ZIEKTEN EN PLAGEN IN DE RIJSTBOUW Page 4 of 6


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Enkele belangrijke plagen:<br />

1. Bibitvlieg<br />

Schade: wit–gele gangen in de bladeren veroorzaakt door de larven.<br />

Bij zware aantasting ontstaan uitgedroogde bladranden of<br />

breekt het blad af op een punt waar het door de aantasting<br />

verzwakt is.<br />

Schadelijke periode: 1 – 4 weken na de inzaai<br />

Chemische bestrijding: insecticide<br />

Andere maatregel: Vroege inzaai<br />

Veld droogleggen<br />

2. Trips<br />

Schade: eerst vergeling, dan roodoranje verkleuring van de planten<br />

door zuigschade van deze insecten<br />

Schadelijke periode: 1 – 4 weken na inzaai<br />

Chemische bestrijding: Insecticide<br />

Andere maatregel: planten 2-3 dagen onder water leggen<br />

3. Bladrupsen<br />

Schade: opgevreten bladeren en stengels<br />

Schadelijke periode: 1 – 6 weken na inzaai<br />

Chemische bestrijding: insecticide<br />

Andere maatregel: Goede stroverbranding<br />

Goede droge grondbewerking<br />

Schone kavelsloten en dammen<br />

Het veld gedurende enkele dagen onder water zetten<br />

4. Delphaciden en jassiden<br />

zie “de stengel”.<br />

De Pluimen<br />

Belangrijkste ziekten die de pluimen kunnen aantasten:<br />

1. (neck)blast; zie “de bladeren”<br />

2. Brown spot; zie “de bladeren”<br />

3. Narrow brown leaf spot; zie “de bladeren”<br />

4. Sheathblight; zie “ de stengel”<br />

5. Hoja blanca; zie “de bladeren”<br />

MODULE 5: ZIEKTEN EN PLAGEN IN DE RIJSTBOUW Page 5 of 6


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Belangrijkste plagen die de pluimen aantasten:<br />

1. Boorder<br />

Schade: de jonge rupsjes vreten een beetje van het blad, kruipen naar<br />

een bladoksel en boren vervolgens in de stengel. De<br />

stengelboorder veroorzaakt afgestorven groeipunten en<br />

rechtopstaande voze witte pluimen.<br />

Schadelijke periode: 4 – 15 weken na inzaai<br />

Chemische bestrijding: insecticide<br />

Andere maatregel: Goede stroverbranding<br />

Snel na de oogst droge grondbewerking gevolgd door<br />

onder water zetten van het veld<br />

Schone kavelsloten en dammen<br />

Gelijktijdige inzaai<br />

2. Zaadwantsen<br />

Schade: aantasting vindt plaats als het gewas in het melkstadium is.<br />

Zowel jonge als volwassen insecten steken door de korrels en<br />

zuigen vervolgens aan de inhoud<br />

Schadelijke periode: vanaf bloei<br />

Chemische bestrijding: insecticide<br />

Andere maatregel: Gelijktijdige inzaai (niet te vroeg of te laat inzaaien)<br />

Goede onkruidbestrijding (schone dammen en kavelsloten)<br />

Wat is de invloed van bemesting op ziekten en plagen in het veld?<br />

Ziekten en plagen kunnen sterk toenemen als er met teveel ureum bemest wordt. De<br />

bladeren zijn dan zacht en sappig <strong>voor</strong> de insecten, terwijl door een flinke groei de<br />

planten minder stevig zijn en dus gemakkelijker door schimmels aangetast kunnen<br />

worden. Een te lage ureum bemesting of te laat en onregelmatig bemesten<br />

veroorzaakt zwakke planten die ook gemakkelijk door insecten en schimmels aangetast<br />

kunnen worden.<br />

Advies:<br />

Bemest U altijd op tijd, niet teveel of te weinig en met NPK. Bemesting<br />

met NPK zorgt er<strong>voor</strong> dat de plantjes stevig en gezond blijven, waardoor<br />

schadelijke insecten en ziekten (zoals schimmels) de plantjes niet<br />

gemakkelijk kunnen aantasten.<br />

MODULE 5: ZIEKTEN EN PLAGEN IN DE RIJSTBOUW Page 6 of 6


NATIONAALRIJSTPROGRAMMA<br />

IMAC<br />

Ziekten en plagen in de<br />

rijstbouw


Indeling ziekten en plagen<br />

Ziekten: - schimmels<br />

- bacteriën<br />

- virussen<br />

Plagen: - insecten<br />

- slakken<br />

- vogels<br />

- ratten


• Slakken<br />

• Helodytus kever<br />

Wortelstelsel


• Helodytus kever<br />

Wortelstelsel


• Sheath blight<br />

(schimmel)<br />

Stengel<br />

(ziekten)


• Trips<br />

• Boorder<br />

Stengel<br />

(plagen)


• Delphaciden<br />

• Jassiden<br />

Stengel


• Stengelwants<br />

Stengel


• Leafblast<br />

(schimmel)<br />

• Brown spot<br />

(schimmel)<br />

Bladeren<br />

(ziekten)


• Narrow brown<br />

spot<br />

(schimmel)<br />

• Sheath<br />

blight<br />

(schimmel)<br />

Bladeren<br />

(ziekten)


• Hoja Blanca<br />

(virus)<br />

vector: Delphacide<br />

Bladeren<br />

(ziekten)


• Hoja Blanca<br />

(virus)<br />

Bladeren<br />

(ziekten)


• Bibitvlieg<br />

• Trips<br />

Bladeren<br />

(plagen)


• Bibitvliegschade<br />

Bladeren<br />

(plagen)


• Boorder<br />

Bladeren<br />

(plagen)


• Bladrupsen<br />

Bladeren<br />

(plagen)


• Delphaciden<br />

• Jassiden<br />

Bladeren<br />

(plagen)


• Neck blast<br />

(schimmel)<br />

Neck blast op<br />

Groveni<br />

Pluimen


• False smut<br />

(Schimmel)<br />

Pluimen


• Zaadwantsen<br />

Pluimen


• Boorder<br />

Pluimen


• Ratten en vogels<br />

Pluimen


• Wanneer?<br />

• Hoe?<br />

• Maatregelen<br />

- Niet te hoge N bemesting<br />

- Bemesting met NPK<br />

- Optijd bemesten<br />

- Voorkomen van waterstress<br />

Algemeen<br />

Ziekten<br />

- Niet te hoge zaaidichtheid gebruiken


Algemeen<br />

Ziekten


Wanneer?<br />

Algemeen<br />

Plagen


Natuurlijke vijanden van de plagen<br />

Maatregelen<br />

•Cultuurmaatregelen (blauwe folder)<br />

•Chemische bestrijding (groene folder)<br />

•IPM (Integrated Pest Management)


Natuurlijke vijanden van de plagen<br />

Libel Libel<br />

Lady beetle<br />

Spin<br />

Kikker<br />

Crawler van lady beetle<br />

Crawler van lichtkever


Relatie tussen bemesting en<br />

ziekten en plagen<br />

Toename van ziekten en plagen<br />

door:<br />

• Hoge N bemesting (ureum)<br />

• Lage N bemesting<br />

• Ongebalanceerde bemesting (NPK)<br />

• Late bemesting<br />

• Onregelmatige bemesting


Bedankt !


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

6 GEBALANCEERDE (VOLLEDIGE) BEMESTING<br />

A. WELKE VOEDINGSSTOFFEN (NUTRIËNTEN) HEEFT DE PLANT NODIG?<br />

De rijstplant heeft 16 verschillende voedingsstoffen (nutriënten) nodig om goed en<br />

gezond te groeien. Een deel van de voedingsstoffen wordt in grote hoeveelheden<br />

gebruikt. Deze worden de macronutriënten genoemd. Van de rest is weinig nodig.<br />

Deze voedingsstoffen worden de micronutriënten genoemd. Al deze voedingsstoffen<br />

moeten volledig aanwezig zijn om een hoge opbrengst te behalen.<br />

Macronutriënten<br />

Koolstof (C)<br />

Waterstof (H)<br />

Zuurstof (O)<br />

Stikstof (N)<br />

Fosfaat (P)<br />

Kalium (K)<br />

Calcium (Ca)<br />

Magnesium (Mg)<br />

Zwavel (S)<br />

Micronutriënten<br />

Ijzer (Fe)<br />

Mangaan (Mn)<br />

Boron (B)<br />

Molybdeen (Mo)<br />

Koper (Cu)<br />

Zink (Zn)<br />

Chloor (Cl)<br />

Bron: Lucht &<br />

Water<br />

Bron: Bodem<br />

B. WAT ZIJN DE MEEST BELANGRIJKE FUNCTIES VAN DEZE VOEDINGSSTOFFEN?<br />

Als er een tekort is aan één van deze voedingsstoffen gaat de plant niet goed<br />

groeien, waardoor de opbrengst laag blijft. Er is ook een samenwerking tussen de<br />

voedingsstoffen. U moet dus er<strong>voor</strong> zorgen dat alle voedingsstoffen volledig<br />

beschikbaar zijn.<br />

MODULE 6: GEBALANCEERDE (VOLLEDIGE) BEMESTING Page 1 of 4


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Belangrijke functies van de macronutriënten:<br />

1. Koolstof (C): onderdeel van eiwitten, vetten, en koolhydraten.<br />

2. Waterstof (H): samen met C in eiwitten, vetten en koolhydraten.<br />

3. Zuurstof (O): samen met C en H in koolhydraten<br />

4. Stikstof (N): groei, eiwitvorming, fotosynthese en werking van enzymen<br />

5. Fosfaat (P): fotosynthese, groei, ademhaling, wortelontwikkeling.<br />

6. Kalium (K): stevigheid, weerstand, wortelontwikkeling.<br />

7. Calcium (Ca): wortel en bladontwikkeling, celwandversteviging<br />

8. Magnesium (Mg): fotosynthese (bladgroenproductie), enzymwerking<br />

9. Zwavel (S): eiwitvorming, aanmaak van vitaminen en enzymen, fotosynthese<br />

(bladgroenproductie)<br />

Belangrijke functies van de micronutriënten:<br />

1. Ijzer (Fe): fotosynthese (bladgroenproductie) en enzymactiviteit<br />

2. Mangaan (Mn): enzymactiviteit, bladgroen<br />

3. Boron (B): transport van suikers, zaadvorming.<br />

4. Molybdeen (Mo): beïnvloedt werking van stikstof positief<br />

5. Koper (Cu): enzymactiviteit, bladgroen, stikstofefficiëntie<br />

6. Zink (Zn): bladgroenproductie, lengtegroei, afbraakprocessen<br />

7. Chloor (Cl): niet bekend.<br />

C. WAARMEE MOET U BEMESTEN?<br />

Om deze vraag te beantwoorden moeten wij eerst weten wat de bodem tot nu toe in<br />

staat is volledig te leveren. Het antwoord hierop is alle voedingsstoffen behalve N, P<br />

en K. U moet dus met stikstof, fosfaat en kalium bemesten, omdat de bodem deze<br />

voedingsstoffen niet volledig kan leveren.<br />

U zult dus met ureum (46% N) en een NPK-meststof, bij<strong>voor</strong>beeld Blaukorn (12-12-<br />

17), moeten bemesten (wij adviseren <strong>voor</strong>lopig een NPK meststof omdat kalium niet<br />

als een aparte meststof in de handel verkrijgbaar is).<br />

D. WANNEER MOET U BEMESTEN?<br />

De meest belangrijke periodes (groeifasen) waarin de plant voeding nodig heeft, zijn<br />

ook de tijdstippen waarop U moet bemesten. Hier<strong>voor</strong> moeten wij de drie groeifasen<br />

van de plant goed kennen. Deze drie groeifasen zijn:<br />

vegetatieve fase,<br />

reproductiefase, en<br />

rijpingsfase<br />

MODULE 6: GEBALANCEERDE (VOLLEDIGE) BEMESTING Page 2 of 4


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

1: Vegetatieve fase<br />

2: Reproductieve fase<br />

3: Rijpingsfase<br />

Duur: afhankelijk van het ras Duur: 30 dagen Duur: 35 dagen<br />

De eerste bemesting moet plaatsvinden in de vegetatieve fase. In deze fase vindt de<br />

uitstoeling en wortelontwikkeling plaats. Hier<strong>voor</strong> moet U met stikstof, fosfaat en<br />

kalium bemesten. Op ongeveer 25 dagen na inzaai moet de eerste bemesting worden<br />

toegediend.<br />

De tweede bemesting vindt plaats in de periode van de pluimvorming; de<br />

reproductieve groeifase van de plant. Stikstof bemesting is hierbij voldoende.<br />

De derde bemesting vindt enkele dagen <strong>voor</strong> de bloei plaats. Deze periode is nog<br />

steeds de reproductieve fase.<br />

Bij rassen met een groeiduur van 100 dagen wordt twee keren bemest. In dit geval<br />

worden dan de tweede bemesting en de derde bemesting dus samengevoegd en<br />

vindt in de periode <strong>voor</strong> de bloei plaats.<br />

E. HOEVEEL MOET U BEMESTEN?<br />

De hoeveelheid mest die U moet toedienen is afhankelijk van de bodemvruchtbaarheid,<br />

de behoefte en de opbrengst die wordt nagestreefd.<br />

Voedingsstof Behoefte in kg/ha<br />

<strong>voor</strong> de productie van 1 ton padie <strong>voor</strong> de productie van 6 ton padie<br />

Stikstof (N) 15 90<br />

Fosfaat (P 2O 5) 6 36<br />

Kalium (K 2O) 18 108<br />

Als zonder stikstofbemesting een opbrengst van 2 ton/ha wordt behaald dan wil dat<br />

zeggen dat de bodem in staat is <strong>voor</strong> 2 ton padie stikstof te leveren. Als U een<br />

opbrengst van 6 ton/ha wilt behalen wil dat zeggen dat U <strong>voor</strong> 4 (6 - 2) ton padie<br />

met stikstof moet bemesten.<br />

Als zonder fosfaatbemesting maar wel ureum een opbrengst van 4 ton/ha wordt<br />

behaald dan wil dat zeggen dat de bodem in staat is <strong>voor</strong> 4 ton fosfaat te leveren.<br />

Als U een opbrengst van 6 ton/ha wilt behalen wil dat zeggen dat U <strong>voor</strong> 2 (6 - 4)<br />

ton padie met fosfaat moet bemesten.<br />

Als zonder kaliumbemesting maar wel met ureum en fosfaat de opbrengst 5 ton/ha is,<br />

moet U dus <strong>voor</strong> 1 ton padie met kalium bemesten.<br />

MODULE 6: GEBALANCEERDE (VOLLEDIGE) BEMESTING Page 3 of 4


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Omgerekend moet U dus bemesten met:<br />

4 x 15 kg N = 60 N = 130 kg ureum. Ureum is gemiddeld 50% efficiënt dus<br />

met 260 kg ureum.<br />

Fosfaat met 2 x 6 = 12 kg.<br />

Kalium met 1 x 18 = 18 kg.<br />

Het algemeen advies is 5 zakken ureum/ha en 1 zak Blaukorn/ha.<br />

Afhankelijk van de bodemvruchtbaarheid kan dit advies in de toekomst<br />

uiteraard veranderen.<br />

Oefenopdracht<br />

1. Bereken <strong>voor</strong> de volgende meststoffen de hoeveelheid stikstof (N), fosfaat (P)<br />

en kalium (K) die in een zak van 50 kg <strong>voor</strong>komt:<br />

Ureum (46%)<br />

GTSP (46%)<br />

Blaukorn 12-12-17-2<br />

Albatros 15-15-15<br />

Entec 26 (+13 S)<br />

Patentkali (30% K 2O+ 10% MgO)<br />

Gebruik deze informatie om <strong>voor</strong> je eigen situatie het bemestingsplan te bepalen.<br />

MODULE 6: GEBALANCEERDE (VOLLEDIGE) BEMESTING Page 4 of 4


Bemesting<br />

NATIONAALRIJSTPROGRAMMA<br />

IMAC


macro<br />

micro<br />

Benodigde voedingsstoffen<br />

• Koolstof (C)<br />

• Waterstof (H)<br />

• Zuurstof (O)<br />

• Stikstof (N)<br />

• Fosfaat (P)<br />

• Kalium (K)<br />

• Calcium (Ca)<br />

• Magnesium (Mg)<br />

• Zwavel (S)<br />

• Ijzer (Fe)<br />

• Mangaan (Mn)<br />

• Boron (Bo)<br />

• Molybdeen (Mo)<br />

• Koper (Cu)<br />

• Zink (Zn)<br />

• Chloor (Cl)<br />

Bron: Lucht &<br />

Water<br />

Bron: Bodem<br />

1. Organische stof<br />

(N, P, S)<br />

2.Mineralen<br />

(P, K)<br />

Bemesting<br />

(N, P, K)


Belangrijkste functie van de<br />

macronutriënten<br />

1. Koolstof (C): Onderdeel van eiwitten, vetten, en koolhydraten.<br />

2. Waterstof (H): Samen met C in eiwitten,vetten en koolhydraten.<br />

3. Zuurstof (O): samen met C en H<br />

4. Stikstof (N): groei, eiwitvorming, fotosynthese en werking van<br />

enzymen<br />

5. Fosfaat (P): fotosynthese, groei, ademhaling,<br />

wortelontwikkeling, korrelvulling.<br />

6. Kalium (K): stevigheid, weerstand, wortelontwikkeling,<br />

korrelvulling.<br />

7. Calcium (Ca): wortel en bladontwikkeling, celwandversteviging<br />

8. Magnesium (Mg): fotosynthese (bladgroen productie),<br />

enzymwerking<br />

9. Zwavel (S): eiwitvorming, aanmaak van vitaminen en enzymen,<br />

fotosynthese (bladgroenproductie)


Belangrijkste functie van de<br />

micronutriënten<br />

1. Ijzer (Fe): fotosynthese (bladgroen productie) en<br />

enzymactiviteit<br />

2. Mangaan (Mn): enzymactiviteit, bladgroen<br />

3. Boron (B): transport van suikers, zaadvorming.<br />

4. Molybdeen (Mo): beïnvloedt werking van N<br />

5. Koper (Cu): enzymactiviteit, bladgroen, N efficiëntie<br />

6. Zink (Zn): bladgroen productie, lengtegroei,<br />

afbraakprocessen<br />

7. Chloor (Cl): niet bekend.


1. Waarmee?<br />

Bemesting<br />

• Welke meststoffen<br />

2. Wanneer?<br />

• Gelet op de groeifasen<br />

3. Hoeveel?<br />

• Gelet op kosten, behoefte en optimale<br />

groei


Kunstmest:<br />

Waarmee???<br />

Ureum Fosfaat NPK Kalium


Organische mest:<br />

Waarmee???<br />

Stro (4-5 ton/ha) Azolla<br />

Kalium, enzymen, micro elementen Stikstof bron


Wanneer???<br />

1. Uitstoeling & wortelontwikkeling<br />

• Voor de vegetatieve groei<br />

2. Pluiminitiatie<br />

• Voor een goede pluimvorming<br />

3. Booting<br />

• Voor een goede korrelvulling


Tijdstippen???<br />

Groeifase Tijdstip Meststof<br />

Uitstoeling Vanaf 25 DNI Ureum en NPK<br />

Pluiminitiatie 40 tot 45 DNI Ureum<br />

Booting ADRON-111 = 70 tot 75 DNI<br />

DNI = dagen na inzaai<br />

ADRON-125 = 55 tot 60 DNI<br />

Ureum en<br />

bladbemesting


Hoeveel???<br />

Nutrienten Nutrienten behoefte <strong>voor</strong> rijst<br />

(kg/ha)<br />

Voor de<br />

productie van 1<br />

ton padie<br />

Voor de<br />

productie van 6<br />

ton padie<br />

Stikstof (N) 15 90<br />

Fosfaat (P 2O 5) 6 36<br />

Kalium (K 2O) 18 108


Hoeveel per hectare???<br />

We willen 6 ton/ha<br />

Uitgangssituaties:<br />

• Zonder N bemesting is de opbrengst 2 ton/ha.<br />

U moet dus bemesten met (6-2) x 15 kg = 60 N = 130<br />

kg Ureum. Omdat een deel verloren gaat moet met<br />

250 kg Ureum bemest worden.<br />

• Zonder P bemesting maar wel met N is de opbrengst<br />

4 ton/ha. U moet dus <strong>voor</strong> 6 ton/ha bemesten met (6-<br />

4) x 6 kg = 12 kg P 2O 5 = 25 kg GTSP.<br />

• Zonder K bemesting maar wel met N en P is de<br />

opbrengst 5 ton/ha. U moet dus bemesten met (6-5) x<br />

18 = 18 kg K 2O.<br />

Omdat de bodemvruchtbaarheid verschilt moet <strong>voor</strong> elk<br />

areaal apart bepaald hoeveel mest nodig is.


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

7 ONKRUIDEN IN DE RIJST<br />

Onkruiden in Uw rijstveld verlagen de productie en kwaliteit. Het is dus erg belangrijk<br />

om de groei van onkruiden in Uw rijstareaal tegen te gaan. Wat is het effect van<br />

onkruiden? Welke soorten onkruiden komen <strong>voor</strong>? Hoe kunt U onkruid bestrijden?<br />

Het effect van onkruiden?<br />

Onkruiden belemmeren vanaf de inzaai tot en met de oogst de groei en ontwikkeling<br />

van de rijstplant. De onkruiden concurreren met de rijstplant <strong>voor</strong> licht, ruimte, water<br />

en voedingsstoffen. Er moet ook meer keren grondbewerking uitgevoerd worden bij<br />

veel onkruidgroei. De kosten per hectare worden zo verhoogd. Onkruiden zijn ook de<br />

bron van ziekten en plagen. Uiteraard gaat de kwaliteit sterk achteruit door de<br />

aanwezigheid van onkruiden in een rijstveld. De opbrengst kan in ernstige gevallen met<br />

meer dan 50% verlaagd worden.<br />

Welke soorten onkruiden komen <strong>voor</strong> in de rijstteelt?<br />

De onkruiden in de rijst kunnen wij in drie groepen plaatsen:<br />

1. Grassen (bijv. moraina, paardegras, padiegras, etc.)<br />

2. Schijngrassen (bijv. djhoesa)<br />

3. Breedbladige onkruiden (bijv. pindagras)<br />

Het is belangrijk dat U het verschil tussen deze groepen kent.<br />

1. Grassen<br />

De stengel van grassen bestaat uit massieve knopen. De delen tussen de<br />

knopen zijn rond en hol van binnen.<br />

De bladeren bij grassen zijn tegenoverstaand.<br />

De bladeren zijn smal.<br />

De bloemen zijn in een pluimvorm (aren).<br />

2. Schijngrassen<br />

De stengels zijn driehoekig.<br />

De bladeren komen aan de basis bij elkaar en vormen een knoop.<br />

De bloemen hebben een basis (schermvorm).<br />

3. Breedbladige onkruiden<br />

Brede bladeren met nerven of in de lengte of in de breedte.<br />

MODULE 7: ONKRUIDEN IN DE RIJST Page 1 of 2


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Hoe kunt U onkruid het best tegengaan of bestrijden?<br />

Het beste is er<strong>voor</strong> te zorgen dat in Uw gewas onkruidgroei wordt tegengehouden.<br />

Dit is alleen mogelijk als U de volgende maatregelen uitvoert:<br />

1. Egalisatie van het areaal<br />

2. Goed onderhoud van kavelsloten, dammen, irrigatie en loosleidingen<br />

3. Gebruik van goed zaaizaad<br />

4. Goede grondbewerking<br />

5. Goed waterbeheer<br />

6. Weghalen van ongewenste planten<br />

7. Gebruik van herbiciden<br />

Er is dus een combinatie van maatregelen nodig als U een goede<br />

onkruidbestrijding wilt toepassen.<br />

MODULE 7: ONKRUIDEN IN DE RIJST Page 2 of 2


Onkruiden<br />

NATIONAALRIJSTPROGRAMMA<br />

IMAC


Doelen droge grondbewerking<br />

Onkruidbestrijding<br />

Versnellen verteringsprocessen<br />

Doorluchting (droge grondbewerking)


Doelen natte grondbewerking<br />

Onkruidbestrijding<br />

Vermindert waterverlies<br />

Verbetert bodemoppervlak <strong>voor</strong> een<br />

goede opkomst


Effect Onkruiden<br />

1. Concurrentie <strong>voor</strong> ruimte, licht, water en<br />

voedingsstoffen<br />

2. Verhindert waterbeheer<br />

3. Kost meer tijd in de grondbewerking<br />

4. Dient als gastheer <strong>voor</strong> insecten<br />

5. Vermindert de kwaliteit van rijst<br />

De rijstplant gaat niet goed groeien, waardoor<br />

de opbrengst en kwaliteit omlaag gaan.


1. Grassen<br />

2. Schijngrassen<br />

Soorten Onkruiden


3. Breedbladigen<br />

Soorten Onkruiden


Grassen<br />

1. Massieve knopen en holle stengel<br />

tussen knopen<br />

2. Bladeren tegenoverstaand<br />

3. Smalle bladeren


Grassen<br />

4. Zaden in pluimvorm


Driehoekige stengel<br />

Schijngrassen


Schijngrassen<br />

Bladeren aan de onderkant bijelkaar in<br />

een knoop


Schijngrassen<br />

Bloemen hebben één basis


Breedbladigen<br />

Brede bladeren met beide lange en<br />

brede nerven


Onkruidbestrijding<br />

1. Grondbewerking<br />

2. Selectie<br />

3. Waterbeheer<br />

4. Zaaidichtheid<br />

5. Herbiciden


100,000 seeds


25,000 Seeds<br />

One Year’s Seed<br />

Equals Seven Year’s Weed


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

8 VEILIG WERKEN MET PESTICIDEN<br />

Wat zijn pesticiden?<br />

Pesticiden zijn alle chemische middelen die gebruikt worden ter <strong>voor</strong>koming of<br />

bestrijding van ziekten, plagen en onkruiden in de rijstteelt.<br />

Pesticiden worden verdeeld in enkele belangrijke groepen:<br />

Insecticiden : tegen verschillende soorten insecten<br />

Herbiciden : tegen grassen, schijngrassen en breedbladige onkruiden<br />

Fungiciden : tegen schimmels (fungi = schimmel)<br />

Mollusciciden : tegen slakken<br />

Bactericiden : tegen bacteriën<br />

Rodenticiden : tegen ratten<br />

Het is dus belangrijk dat U op de hoogte bent welke soorten pesticiden in de handel<br />

verkrijgbaar zijn en waartegen zij gebruikt worden. Spuiten tegen insecten met een<br />

herbicide gaat dus niet helpen.<br />

Wat is de samenstelling van een pesticide?<br />

Een pesticide bevat een actief ingrediënt (de werkzame stof ) en bijvoegsels<br />

(additieven). Het actieve ingrediënt is het giftigst. De additieven dienen meer ter<br />

ondersteuning van het actieve ingrediënt (b.v hechtstoffen, kleurstoffen etc.) en zijn<br />

minder giftig.<br />

Algemene regel <strong>voor</strong> pesticiden:<br />

Alle pesticiden zijn gevaarlijk<br />

Dus <strong>voor</strong>zichtig omgaan met pesticiden is aangeraden.<br />

Pesticiden kunnen via drie wegen in ons lichaam terechtkomen en vergiftiging<br />

veroorzaken:<br />

1. via de mond<br />

2. via de neus (ademhalingswegen)<br />

3. via de huid<br />

We kennen twee soorten vergiftiging<br />

1. acute vergiftiging: plotseling opkomende vergiftiging met een snel verloop en<br />

hevige verschijnselen.<br />

2. chronische vergiftiging: langzame vergiftiging door langdurig onbeschermd gebruik<br />

van pesticiden.<br />

MODULE 8: VEILIG WERKEN MET PESTICIDEN Page 1 of 3


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Belangrijkste gevolgen van vergiftiging<br />

Bij het innemen van pesticiden kunnen de volgende verschijnselen optreden:<br />

overgevoeligheid <strong>voor</strong> pesticiden<br />

huidafwijkingen<br />

schade aan organen<br />

(chronische) effecten op het nageslacht (kinderen met een handicap)<br />

intrede van de dood (<strong>voor</strong>al bij acute vergiftiging)<br />

Hoe kunnen we ons beschermen tegen de schadelijke effecten van chemicaliën?<br />

1. Neem de instructies op de label grondig door<br />

2. Draag altijd veiligheidskleding alvorens U met pesticiden gaat werken<br />

(veiligheidsbril, neuskap, handschoenen, mantel en laarzen)<br />

Waarop moet U letten als U pesticiden gaat aanschaffen?<br />

1. Allereerst moet U weten uit welke groep het pesticide afkomstig moet zijn<br />

(herbicide, insecticide etc..).<br />

2. De verpakking van het middel moet <strong>voor</strong>zien zijn van een leesbare (Nederlands of<br />

Engels) label.<br />

3. De label dient het volgende instructies te bevatten:<br />

Handelsnaam van het middel<br />

MODULE 8: VEILIG WERKEN MET PESTICIDEN Page 2 of 3


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Productsamenstelling (actieve bestanddeel, inert bestanddeel etc..)<br />

Productformulering (vloeibaar, poedervorm, in water oplosbaar etc..)<br />

Nettogewicht van de verpakking<br />

Naam en adres van zowel de fabrikant als de verkoper<br />

Pictogrammen (gevaartekens) en giftigheidsklasse<br />

Informatie over eerste hulp<br />

Informatie over opslag en verspilling<br />

Veiligheidstermijn<br />

Methode van toepassing en dosering(en)<br />

Tips om vergiftiging met pesticiden te <strong>voor</strong>komen:<br />

Voorkom verspilling of lekkage van pesticiden; ruim dit op met zand of zaagsel<br />

en was de omgeving schoon met water.<br />

Verbrand of begraaf besmette spullen zoals kleding etc.<br />

Maak Uw handen goed schoon <strong>voor</strong>dat U gaat eten of drinken.<br />

Eet nooit op plaatsen met pesticiden in de buurt.<br />

Raak oplossingen of concentraties van pesticiden nooit met de blote handen<br />

aan.<br />

Hou bij bespuitingen de windrichting goed in de gaten; niet tegen de wind in<br />

spuiten.<br />

Laat geen kleine kinderen spuitwerkzaamheden verrichten.<br />

Bescherm Uw lichaam goed tijdens spuiten (handschoenen, ketelpak, neuskap,<br />

veiligheidsbril en laarzen).<br />

Maak na gebruik de apparatuur en de beschermingsmaterialen goed schoon;<br />

was ze goed met zeep.<br />

Laat lege flessen, containers en blikken van pesticiden nooit op het erf liggen.<br />

Ruim ze op door te vernietigen (gaten boren) en begraaf ze ten slotte.<br />

Bewaar pesticiden altijd in een goedgeventileerde kast met slot en grendel op<br />

een veilige hoogte onbereikbaar <strong>voor</strong> kinderen.<br />

MODULE 8: VEILIG WERKEN MET PESTICIDEN Page 3 of 3


NATIONAALRIJSTPROGRAMMA<br />

IMAC<br />

Veilig werken<br />

met<br />

pesticiden


Pesticiden:<br />

Alle chemische middelen die gebruikt worden<br />

ter <strong>voor</strong>koming of bestrijding van ziekten,<br />

plagen en onkruiden in de rijstteelt.<br />

Insecticiden :tegen insecten<br />

Fungiciden :tegen schimmels<br />

Herbicides :tegen onkruiden<br />

Molluscicide :tegen slakken<br />

Bactericide :tegen bacteriën<br />

Rodenticiden :tegen ratten


Bestanddelen<br />

•Actieve ingrediënt (giftig)<br />

•Additieven (bijvoegsels)


Giftigheids klasse<br />

LD50: lethale dosis (dosering) waarbij 50% van de proefdieren doodgaan<br />

LD50 (mg gif/kg lichaamsgewicht)<br />

Oraal Dermaal<br />

Classificatie Beschrijving vast vloeibaar vast vloeibaar<br />

1A uiterst giftig 4000


Gevaren <strong>voor</strong> mens en milieu<br />

Regel: alle pesticiden zijn gevaarlijk<br />

Pesticiden kunnen op drie<br />

(3) manieren in ons lichaam<br />

komen:<br />

1. Door ademhaling (mond en<br />

neus)<br />

2. Door eten en drinken (mond)<br />

3. Via de huid


Gevaren <strong>voor</strong> mens en milieu<br />

Acuut<br />

•Via de mond<br />

•Via de neus<br />

•Via de huid<br />

Chronisch<br />

Vergiftiging<br />

•Door langdurig onbeschermd gebruik van pesticiden<br />

•Door voeding (resten)<br />

Gevolgen<br />

•Overgevoeligheid <strong>voor</strong> pesticiden<br />

•Huidafwijkingen en schade aan organen<br />

•Effecten op het nageslacht


Gevaren <strong>voor</strong> mens en milieu<br />

Voorkomt U verspilling<br />

of lekkage van<br />

pesticiden<br />

•Bedek de lekkage met<br />

zand of zaagsel<br />

•maak oppervlakte<br />

schoon met water<br />

•Houd U mensen en<br />

dieren uit de buurt<br />

•Verbrand of begraaf<br />

besmette spullen


Gevaren <strong>voor</strong> mens en milieu<br />

Na het gebruik van pesticiden:<br />

•Maak Uw handen goed schoon<br />

<strong>voor</strong>dat u gaat eten of drinken<br />

•Eet nooit op plaatsen met<br />

pesticiden in de buurt


Gevaren <strong>voor</strong> mens en milieu<br />

Houd U pesticiden<br />

altijd uit de buurt<br />

van mensen en<br />

voedingsmiddelen


Gebruiksaanwijzing


Gebruiksaanwijzing


Gebruiksaanwijzing


Gebruiksaanwijzing


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

9 OOGST EN VERWERKING<br />

De opbrengst en kwaliteit zijn afhankelijk van de capaciteit van het ras,<br />

bodemverzorging, inzaaiperiode, gewasverzorging en de weersomstandigheden. De<br />

oogst en verwerking hebben ook een grote invloed op de opbrengst en <strong>voor</strong>al de<br />

kwaliteit. Naast onderzoek dat moet <strong>voor</strong>zien in een ras met een hoge potentie is het<br />

belangrijk dat U als landbouwer de juiste maatregelen treft. De kwaliteit die U als<br />

landbouwer produceert is de basis en moet door een goede verwerking, die de<br />

verantwoordelijkheid is van de verwerker, behouden worden.<br />

Hoe garandeert U een goede oogst?<br />

De opbrengstverliezen die optreden tijdens de oogst moeten zoveel als mogelijk<br />

beperkt worden. De juiste oogstperiode is bij ongeveer 20-22% vochtgehalte,<br />

waarbij meer dan 85% van de pluim is afgerijpt. Het is ook belangrijk dat de combines<br />

goed worden onderhouden en <strong>voor</strong>al afgesteld zodat de verliezen minimaal zijn. Het<br />

transport van de padie moet na de oogst over niet al te lange afstanden plaats<br />

vinden.<br />

De juiste verwerking?<br />

Verwerking bestaat uit het drogen, pellen, slijpen, verpakken en opslag. Al deze<br />

activiteiten moeten op het juiste moment bij de juiste omstandigheden en met de<br />

juiste machineafstelling plaats vinden indien wij de kwaliteit willen behouden.<br />

Drogen<br />

Het drogen van padie moet afhankelijk van het vochtgehalte na de oogst bij de juiste<br />

temperatuur en duur plaats vinden. Een temperatuur van rond de 40°C is raadzaam om<br />

het breukgehalte te verminderen. Bij het drogen is het ook belangrijk een niet al te<br />

dikke padielaag (< 75 cm) te handhaven zodat er een vrijwel gelijkmatige droging<br />

plaats vindt.<br />

Pellen en slijpen<br />

Naast de kwaliteit van het ras bepalen een aantal andere factoren het pel- en<br />

slijprendement. De juiste vochtigheid (14%), voldoende rust (2 weken), goed<br />

onderhoud van machines en juiste kennis van de operator.<br />

Opslag<br />

Situaties die de kwaliteit tijdens de opslag beïnvloeden zijn: verpakking, vochtgehalte,<br />

luchtvochtigheid, temperatuur en plagen. Hoe hoger de luchtvochtigheid des te lager<br />

de temperatuur in de opslagruimte moet zijn om <strong>voor</strong> een langere duur te kunnen<br />

opslaan. Hier<strong>voor</strong> is ook een lagere (12-14%) vochtgehalte van de padie nodig.<br />

MODULE 9: OOGST EN VERWERKING Page 1 of 1


Oogst en verwerking<br />

NATIONAALRIJSTPROGRAMMA<br />

IMAC


Opbrengst en Kwaliteit?<br />

Productie en kwaliteit worden bepaald door:<br />

• Onderzoek (ADRON): rassen, technieken, etc.<br />

• Landbouwer: raskeuze, zaaizaad,<br />

inzaaiperiode, landegalisatie,<br />

bodemverzorging, bemesting, ziekten en<br />

plagenbeheer en oogst.<br />

• Verwerker: drogen, pellen, slijpen,<br />

verpakking en opslag.


Oogsten<br />

Wat is de juiste werkwijze:<br />

1. Bij het juiste vochtgehalte (20 – 25%): meer<br />

dan 85% van de pluim is afgerijpt<br />

2. Juiste combine onderhoud en afstelling<br />

waardoor zo weining mogelijk verliezen bij:<br />

• Oogsten<br />

• Dorsen<br />

• Wannen (blower)<br />

3. Transport: op tijd en over niet te lange<br />

afstanden.


Verwerking<br />

Verwerking bestaat uit:<br />

1. Drogen<br />

2. Pellen<br />

3. Slijpen<br />

4. Verpakken<br />

5. Opslag


Drogen & Droogproces<br />

1. Temperatuur<br />

• Zaaizaad (40°C)<br />

• Padie (40-65°C) in 2 keren<br />

2. Duur (6-12 uren)<br />

3. Zon of machine<br />

4. Type droger (bin of kolom)<br />

5. Dikte;<br />

• Zon: 5-10cm<br />

• Machine: < 75cm


Pellen & slijpen<br />

Vereisten <strong>voor</strong> een hoog pel- en<br />

slijprendement:<br />

• Hoge kwaliteit van de padie: ras,<br />

zaaizaad, egalisatie, bodem- en<br />

gewasverzorging, drogen.<br />

• Juiste vochtigheid (14%)<br />

• Voldoende rustperiode (2 weken)<br />

• Juiste onderhoud pellerij (machines)<br />

• Goede kennis en ervaring operator


Opslag<br />

Factoren van invloed:<br />

1. Verpakking (grootte, materiaal, etc.)<br />

2. Vochtgehalte<br />

• 18% <strong>voor</strong> 2 weken<br />

• 12-14% <strong>voor</strong> 1 jaar<br />

• Minder dan 9% <strong>voor</strong> meer dan een jaar<br />

3. Luchtvochtigheid<br />

4. Temperatuur<br />

5. Plagen


Kwaliteit padie<br />

Factor Extra A (%) A (%) B (%) C (%)<br />

Vochtgehalte 14,0 14,0 14,0 14,0<br />

Beschadigde korrels (enkel of<br />

gecombineerd)<br />

1,0 2,0 2,5 3,5<br />

Rode korrels 1,0 2,5 3,5 5,5<br />

Hittebeschadigde korrels 0,1 0,2 0,6 1,5<br />

Groene korrels 2,0 3,0 4,0 6,0<br />

Kalkachtige korrels 2,0 3,0 4,0 6,0<br />

Slijprendement (totaal wit heel,<br />

minimaal)<br />

Totaal slijprendement<br />

(minimaal)<br />

55,0 50,0 45,0 40,0<br />

70,0 67,0 65,0 63,0


Kwaliteit cargo<br />

Factor Extra A (%) A (%) B (%) C (%)<br />

Vochtgehalte 14,0 14,0 14,0 14,0<br />

Beschadigde korrels (enkel of<br />

gecombineerd)<br />

1,0 2,5 3,0 4,0<br />

Rode korrels 1,0 2,5 3,5 5,5<br />

Gele korrels 0,1 0,2 0,6 1,5<br />

Amber korrels 0,5 0,8 1,0 2,0<br />

Groene korrels 2,0 3,0 4,0 6,0<br />

Padie 0,5 1,0 1,5 2,0<br />

Slijprendement (totaal wit heel, minimaal) 72,0 71,0 70,0 65,0<br />

Totaal slijprendement (minimaal) 88,0 86,0 82,0 80,0<br />

Breuk 6,0 8,0 12,0 15,0<br />

Kalkachtige korrels 2,0 3,0 4,0 6,0<br />

Totaal vreemd materiaal<br />

- Organisch<br />

- Anorganisch<br />

0,5<br />

0,5<br />

0,0<br />

1,0<br />

1,0<br />

0,0<br />

1,0<br />

1,0<br />

0,0<br />

1,0<br />

1,0<br />

0,0


Kwaliteit witte rijst<br />

Factor Extra A (%) A (%) B (%) C (%)<br />

Vochtgehalte 14,0 14,0 14,0 14,0<br />

Beschadigde korrels (enkel of<br />

gecombineerd)<br />

1,0 2,5 3,0 4,0<br />

Rode korrels 1,0 2,5 3,5 5,5<br />

Gele korrels 0,1 0,2 0,6 1,5<br />

Amber korrels 0,5 0,8 1,0 2,0<br />

Groene korrels 2,0 3,0 4,0 6,0<br />

Padie 0,5 1,0 1,5 2,0<br />

Slijprendement (totaal wit heel,<br />

minimaal)<br />

72,0 71,0 70,0 65,0<br />

Totaal slijprendement (minimaal) 88,0 86,0 82,0 80,0<br />

Breuk 6,0 8,0 12,0 15,0<br />

Kalkachtige korrels 2,0 3,0 4,0 6,0<br />

Totaal vreemd materiaal<br />

- Organisch<br />

- Anorganisch<br />

0,5<br />

0,5<br />

0,0<br />

1,0<br />

1,0<br />

0,0<br />

1,0<br />

1,0<br />

0,0<br />

1,0<br />

1,0<br />

0,0


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

10 MANAGEMENT<br />

Management is een zo goed mogelijke benutting van schaarse hulpbronnen om de<br />

nodige doelen te bereiken. Goed management is de basis <strong>voor</strong> een hoge<br />

productiviteit (winstgevendheid).<br />

Wat houdt management in?<br />

Management is een combinatie van activiteiten die onmisbaar zijn om de<br />

productieactiviteiten zo goed mogelijk uit te oefenen. Het gaat om het bepalen van<br />

doelen, het plannen en organiseren, het uitkiezen van de beste methoden, het zoeken<br />

van hulpbronnen, het communiceren, het controleren (administratie) en het evalueren.<br />

Doelen<br />

Er moeten zowel doelen <strong>voor</strong> de lange termijn (strategische) als doelen <strong>voor</strong> de korte<br />

termijn (tactische) worden geformuleerd. De strategische doelen zijn de hoofddoelen<br />

(hoge opbrengst, hoge kwaliteit en lage kosten) terwijl de tactische doelen de<br />

subdoelen zijn (egalisatie, juiste inzaaiperiode, etc.).<br />

Plannen en organiseren<br />

De activiteiten die nodig zijn om zowel de lange termijn als de korte termijn doelen te<br />

realiseren, moeten op de juiste manier volgens de juiste methode en op de juiste<br />

tijdstippen uitgevoerd worden. Dit moet dus goed uitgewerkt worden (plannen). Bij<br />

de uitvoering moeten arbeiders, transport, machines, etc. gemobiliseerd worden<br />

(organiseren).<br />

Methoden<br />

Alle activiteiten moeten volgens een bepaalde manier uitgevoerd worden om een zo<br />

hoog mogelijke output te behalen.<br />

Enkele <strong>voor</strong>beelden:<br />

gaat U bij de droge grond bewerking ploegen of eggen?<br />

gaat U de natte of droge landegalisatie toepassen?<br />

gaat U met de hand of met het vliegtuig inzaaien?<br />

op welke manier zullen de activiteiten uitgevoerd worden (methoden)? Etc.<br />

Hulpbronnen<br />

Bij de hulpbronnen moet rekening gehouden worden met de beschikbaarheid, de<br />

kwaliteit en de kosten. Dit moet al tijdens de planning in beschouwing genomen<br />

worden.<br />

MODULE 10: MANAGEMENT Page 1 of 2


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Communiceren<br />

Zowel het plannen als het organiseren, maar ook de uitvoering vragen naar een goede<br />

communicatie tussen U als landbouwer en de personen/instanties waarmee<br />

gecommuniceerd moet worden.<br />

Controleren<br />

Bij het uitvoeren van Uw activiteiten is controle (administratie) onmisbaar. Hierdoor<br />

zult U in staat zijn zaken die fout aflopen te achterhalen. Het geeft U ook de<br />

mogelijkheid om verschillende seizoenen met elkaar te vergelijken en de activiteiten<br />

steeds te verbeteren. Hiernaast is het <strong>voor</strong> U ook gemakkelijk Uw wettelijke<br />

verplichtingen bijv. belastingaanslagen op een juiste manier te kunnen afhandelen.<br />

Evalueren<br />

Binnen en na elk seizoen is het belangrijk dat U de planning (activiteiten) die U uitvoert<br />

of heeft uitgevoerd weer in beschouwing neemt, dat wil zeggen dat U alle activiteiten<br />

opnieuw gaat bekijken. Heeft het de gewenste resultaten opgeleverd? Indien niet<br />

waaraan kan het liggen? Wat moet gedaan worden om het volgende seizoen deze<br />

activiteiten beter uit te voeren?<br />

Om deze vragen te beantwoorden, zou U ook hulp van andere personen of instanties<br />

kunnen gebruiken. Om de activiteiten te evalueren, heeft U meetpunten, ook wel<br />

indicatoren genoemd, nodig. Deze zijn onder andere de mate van gewasontwikkeling,<br />

het <strong>voor</strong>komen van ziekten, plagen en onkruiden, de bloei en afrijping en de<br />

opbrengst.<br />

Plannen, organiseren, uitvoeren en evalueren zijn de basispunten die het<br />

mogelijk maken steeds te verbeteren. Als U één van deze aspecten<br />

verwaarloost, gaat de output achteruit.<br />

MODULE 10: MANAGEMENT Page 2 of 2


Management & administratie<br />

NATIONAALRIJSTPROGRAMMA<br />

IMAC


Management?<br />

Optimale benutting van de schaarse<br />

beschikbare hulpbronnen (land, arbeid en<br />

kapitaal) om de nodige (gestreefde) doelen<br />

te bereiken;<br />

• Hoge opbrengst<br />

• Goede kwaliteit<br />

• Lage kosten<br />

Dus <strong>voor</strong> een hoge winstgevendheid.


Managementactiviteiten?<br />

1. Doelen formuleren (strategisch & tactisch)<br />

2. Plannen (tijdsbalk) & Organiseren (netwerk)<br />

3. Uitkiezen methoden & technieken<br />

4. Hulpbronnen zoeken<br />

5. Communiceren/motiveren/coördineren/leiden<br />

6. Controleren (=administratie)<br />

7. Evalueren werkwijze<br />

Pen en Papier


Doelen?<br />

Hoofddoelen (strategisch = lange termijn)<br />

• Hoge opbrengst<br />

• Goede kwaliteit<br />

• Lage kosten<br />

Subdoelen (tactisch = korte termijn)<br />

1. Landegalisatie/juiste bodemverzorging<br />

2. Goed ras/goed zaad/juiste<br />

inzaaiperiode/juiste zaaidichtheid<br />

3. Juiste gewasverzorging (water, mest, ziekten,<br />

plagen, onkruid en oogst)


Plannen & Organiseren?<br />

Doel: hogere productiviteit, betere<br />

veiligheid en lagere kosten;<br />

• Betere tijdsindeling (vb. inzaaiperiode)<br />

• Efficiëntere machinegebruik<br />

• Verhoogde veiligheid<br />

• Optimale kosten<br />

• Efficiëntere inputgebruik/Hogere output<br />

• Netwerk van personen/dienstverleners


Methoden en technieken?<br />

1. Adequate bodemverzorging<br />

2. Zaaizaadbehandeling (drogen, opslag<br />

en <strong>voor</strong>kiemen)<br />

3. Waterbeheer; onderwater of droge<br />

inzaai<br />

4. Hand of vliegtuig (inzaai en bemesten)<br />

5. Pesticiden (rugspuit of vliegtuig)


Hulpbronnen?<br />

Land<br />

Beschikbaarheid/kwaliteit/kosten<br />

Arbeid<br />

Beschikbaarheid/kwaliteit/kosten<br />

Kapitaal<br />

Beschikbaarheid (eigen, bank,<br />

NGO´s)/kwaliteit/kosten


Communiceren?<br />

Doel: efficiënt uitvoeren van de planning.<br />

Typen:<br />

• Horizontaal (tussen boeren)<br />

• Verticaal (tussen stakeholders)<br />

• Andere sectoren


Controleren?<br />

Registreren van technische en financiële<br />

gegevens als wettelijke verplichting en<br />

en management (analyse en planning)<br />

activiteiten;<br />

Welke gegevens:<br />

1. Wettelijke (vergunningen, belastingen)<br />

2. Fysieke (grootte, dagelijkse activiteiten)<br />

3. Financiële (in- en verkopen, afschriften)


Financiële administratie?<br />

Kosten/uitgaven Inkomsten %<br />

Grondbewerking/landegalisatie<br />

Onderhoud (dammen & leidingen)<br />

Slakkenbestrijding (molluscicide & arbeid)<br />

Inzaai (zaad & arbeid)<br />

Bemesting (kunstmest & arbeid)<br />

Waterpompen<br />

Ziekten & plagen (insecticiden/fungiciden & arbeid)<br />

Onkruidbeheer (herbiciden & arbeid)<br />

Oogst (combinekosten) Verkoop van padie<br />

Huur van land<br />

Management/Loon<br />

Rente<br />

Verzekering<br />

Totale kosten Totale inkomsten


Evalueren?<br />

De opbrengst en kwaliteit plaatsen tegenover<br />

de activiteiten (planning) & kosten.<br />

Waar is verbetering vereist?<br />

Indicatoren (meetpunten):<br />

• Gewasontwikkeling<br />

• Ziekten, plagen en onkruiden<br />

• Bloei en afrijping


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

11 LANDBOUWECONOMIE EN LANDBOUWBEDRIJFSBEHEER<br />

INHOUD<br />

1 Economie en de agrarische sector .......................................................... 2<br />

1.1 Inleiding ....................................................................................... 2<br />

1.2 Economische ontwikkeling ................................................................ 3<br />

2 Landbouwbedrijfsbeheer; een introductie ................................................. 4<br />

3 Kosten en opbrengsten ........................................................................ 7<br />

3.1 Kosten ........................................................................................ 7<br />

3.2 Opbrengsten .............................................................................. 12<br />

4 Conclusies ....................................................................................... 13<br />

MODULE 11: LANDBOUWECONOMIE EN LANDBOUWBEDRIJFSBEHEER Page 1 of 14


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

1 ECONOMIE EN DE AGRARISCHE SECTOR<br />

1.1 Inleiding<br />

Een goed begrip van de economische ontwikkeling van de agrarische sector vereist<br />

inzicht in drie onderling verbonden onderdelen:<br />

1. De rol van de agrarische sector in de “overall” economische ontwikkeling<br />

2. Het economisch karakter van de traditionele agrarische sector<br />

3. Het economische proces van modernisatie van de agrarische sector<br />

Onderdeel 1 benadrukt de eerste fasen van economische ontwikkeling, wanneer de<br />

agrarische sector de dominante sector in het land vormt en zij meer dan de helft van<br />

de bevolking accommodeert en meer dan 50% van het nationaal inkomen genereert.<br />

De onderdelen 2 en 3, refereren niet alleen naar lage lonen landen, maar ook naar<br />

midden inkomen landen, waar sprake is geweest van een sterke groei van de non<br />

agricultural sector, ten koste van de agrarische sector. Er is niet zondermeer een<br />

duidelijk onderscheid te maken tussen lage lonen en midden inkomen landen.<br />

Meer dan 80% van de wereldbevolking woont in landen waar grote verschillen zitten<br />

in het inkomen. Inkomensongelijkheid in dit verband moet worden begrepen vanuit de<br />

link tussen distributiepatronen en armoede. In het 2005 Human Development Report<br />

van de UNDP staat te lezen, dat het gemiddeld inkomen in Brazilië, dat<br />

gekarakteriseerd is door een hoge mate van inkomensongelijkheid en middeninkomens,<br />

drie keer zo hoog is als in Vietnam waar sprake is van geringe inkomensverschillen en<br />

lage lonen.<br />

Het inkomen van de armste 10% in Brazilië, is lager dan de armste 10% in Vietnam.<br />

Als een land is geconfronteerd met een hoge mate van inkomensongelijkheid, dan<br />

bevordert dat de groei van de economie en het vertaalt zich in belemmeringen <strong>voor</strong><br />

de reductie van armoede. En wat de armoede betreft, is het volgende beeld te<br />

presenteren.<br />

Twintig procent (20%) van de wereldbevolking leeft op een bedrag van minder dan<br />

US$ 1 per dag. Voor 20% is dat bedrag zelfs US$ 1,00 per dag.<br />

Ongeveer 40% van de wereldbevolking woont in landen waar het jaarinkomen per<br />

hoofd van de bevolking gemiddeld boven de US$ 530,00 ligt.<br />

Deze be<strong>voor</strong>rechte mensen wonen in Europa, Noord-Amerika, en Oceanië.<br />

Wat Suriname betreft, ligt het per capita inkomen op US$ 3.180,00 (2006).<br />

Volgens cijfers van het ABS heeft een gezin bestaande uit 2 volwassenen en 2<br />

kinderen onder de 18 jaar, SRD 1.174,00 (US$ 419,00) per maand nodig om in de<br />

kosten van levensonderhoud te <strong>voor</strong>zien. Van de overheidsambtenaren zit 59% onder<br />

dit bedrag.<br />

Ongeveer 31% van de bevolking ontvangt een of andere vorm van sociale steun,<br />

terwijl 20% absoluut als erg arm kan worden gekwalificeerd.<br />

MODULE 11: LANDBOUWECONOMIE EN LANDBOUWBEDRIJFSBEHEER Page 2 of 14


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

1.2 Economische ontwikkeling<br />

Economische ontwikkeling is het proces, waarbij de bevolking niet alleen toename van<br />

goederen en diensten bewerkstelligt, maar deze ook steeds op meer efficiënte wijze<br />

tot stand brengt. Het proces is dynamisch en brengt constant veranderingen teweeg<br />

in structuur en procedures binnen de economie.<br />

In relatief rijkere landen is het zo dat er een omvangrijk en complexe administratieve<br />

structuur <strong>voor</strong> handen is inclusief een hoge mate van kapitaalsvorming. Daarom is de<br />

snelheid waarmede groei in de economie zich voltrekt, groter dan in arme landen.<br />

Men is zich ervan bewust dat er een “gap” bestaat tussen aspiraties en gewenste<br />

verworvenheden.<br />

Ontwikkelingsdoelen zijn vaak in algemene termen geformuleerd.<br />

Als de economie zich ontwikkelt, neemt de dynamiek in de economie toe en ontstaat<br />

grotere behoefte aan consumptie en ook ontstaat de mogelijkheid dat<br />

consumptiepatronen veranderen.<br />

Het onderzoeken van de relatie tussen het bestaansniveau en de “ standard of living”<br />

levert vraagstukken op <strong>voor</strong> ontwikkelingsdoelen.<br />

De economie van de lage lonen landen is <strong>voor</strong>namelijk gericht op:<br />

De noodzakelijke intake van voedsel om het lichaam te laten blijven functioneren<br />

Het lage niveau van arbeidsproductiviteit in de agrarische sector<br />

Het gebrek aan instituties en kapitaal om substantieel, alternatieven, dus niet<br />

agrarisch inkomen genererende activiteiten te ontwikkelen.<br />

Het gebrek aan specialisatie in productie en als gevolg daarvan gebrek aan<br />

productie van niet agrarische producten.<br />

In tegenstelling tot arme landen, zijn in rijke landen naar verhouding een geringer<br />

aantal personen uit de bevolking werkzaam in de agrarische sector. Bovendien heeft<br />

zich daar vaak op basis van de sector een stevige industrie ontwikkeld, wat min of<br />

meer duurzaamheid teweegbrengt in de sector en grotere garanties <strong>voor</strong><br />

inkomensvorming.<br />

In hoge lonen landen wordt proportioneel een groter deel van het inkomen besteed<br />

aan non-food items.<br />

Hoe meer inkomen des te geringer de besteding aan voedsel.<br />

De stijging van de besteding aan voedsel houdt proportioneel geen gelijke tred met<br />

de stijging van het inkomen. In hoge inkomen landen is de elasticiteit van de vraag<br />

naar voedsel dichtbij nul.<br />

De reflectie van deze factoren die de vraag bepalen ten aanzien van productie en<br />

werkgelegenheidpatronen, kan worden gestimuleerd door de potentie in de<br />

agrarische sector, waardoor de arbeidsproductiviteit en andere factoren de<br />

productie rakende, kunnen worden versneld. Vergroting van de arbeidsproductiviteit<br />

welke <strong>voor</strong>tvloeit uit de inzet van arbeidsbesparende machines en indirect vanwege de<br />

MODULE 11: LANDBOUWECONOMIE EN LANDBOUWBEDRIJFSBEHEER Page 3 of 14


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

impact van opbrengstverhogende innovatie, zoals kunstmest en rassen met een hoge<br />

opbrengst, voltrekt zich sneller binnen de agrarische sector dan in andere sectoren.<br />

Het effect van relatieve verandering in consumptiepatronen op productie en toedeling<br />

van factor arbeid naar de verschillende sectoren toe, wordt gemodificeerd door<br />

internationale specialisatie in productie en handel. Echter sommige landen behouden<br />

de omvang van de agrarische sector tot op zekere hoogte door specialisatie,<br />

sommige landen reduceren de sector en bedenken een compensatie <strong>voor</strong> verlies van<br />

arbeidsplaatsen.<br />

Het onvermogen van een land met hoge lonen om een hoge mate van specialisatie in<br />

agrarische productie te bewerkstelligen, ligt gedeeltelijk aan de arbeidscomponent in<br />

de productiekosten en in de kosten <strong>voor</strong> transport.<br />

Zelfs als de agrarische sector hoge lonen betaalt, zal haar absorptiecapaciteit <strong>voor</strong><br />

factor arbeid niet groot zijn.<br />

Agrarische producten nemen veel ruimte in en zijn doorgaans aan bederf onderhevig.<br />

Als een land relatief in een nadelige positie is <strong>voor</strong> omvangrijke productie, kan het nog<br />

wel zo zijn, dat het land zich toch toelegt op de productie van het<br />

basisvoedselpakket.<br />

Een andere factor welke genoemd dient te worden, is het feit dat uit strategische en<br />

politieke overwegingen, beleid wordt geformuleerd en uitgevoerd teneinde belangrijke<br />

segmenten van hun voedselproductie te beschermen.<br />

Economische ontwikkeling vereist grote transformatie van de economie, die onder<br />

condities die de agrarische sector zouden stimuleren, wel eens zouden kunnen<br />

resulteren in een afname van de agrarische sector.<br />

De bijdrage van de agrarische sector aan het Bruto Nationaal Product is in 2003,<br />

9,2% geweest (exclusief de bijdrage van vis en garnalen).<br />

De exportwaarde van agrarische sector was in 2006, US$ 80,6 miljoen.<br />

Exclusief vis en garnalen, maakt rijst 1,6% van de totale export uit.<br />

Vergroting van de agrarische productie zondermeer, leidt niet tot de gewenste<br />

economische ontwikkeling. De maatregelen dienen vergezeld te gaan van een<br />

versnelde groei van non-agricultural products.<br />

2 LANDBOUWBEDRIJFSBEHEER; EEN INTRODUCTIE<br />

Een landbouwbedrijf: Een landbouwbedrijf is een zelfstandige productieorganisatie in<br />

de agrarische sector, die er naar streeft door verkoop van de <strong>voor</strong>tgebrachte<br />

producten een zodanig inkomen te verwerven, dat op langere termijn de<br />

geldopbrengsten de kosten overtreffen en continuïteit gewaarborgd is.<br />

Bedrijfsbeleid: Het geheel van doelstellingen/overwegingen waardoor de agrarische<br />

ondernemer zich laat leiden bij het nemen van beslissingen.<br />

MODULE 11: LANDBOUWECONOMIE EN LANDBOUWBEDRIJFSBEHEER Page 4 of 14


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Bedrijfsbeheer: Het nemen van beslissingen door de ondernemer, zowel op het<br />

terrein van de bedrijfsontwikkeling, als op dat van de bedrijfsvoering. Het gaat hierbij<br />

om beslissingen die een wat langere termijn karakter hebben.<br />

Bedrijfsontwikkeling: Het nemen van beslissingen door de ondernemer over de<br />

aanpassing van de bedrijfsorganisatie aan technische, economische en sociale<br />

ontwikkelingen.<br />

Bedrijfsorganisatie: Een onderlinge afstemming van productieplan, bedrijfsuitrusting en<br />

financiering.<br />

Bedrijfsvoering: Het nemen van beslissingen door de ondernemer over het gebruik<br />

van de gegeven bedrijfsuitrusting in samenhang met aanvullende productiemiddelen.<br />

Deze beslissingen hebben in principe een korte termijn karakter. Deze beslissingen<br />

kunnen betrekking hebben op het teeltplan, de arbeids<strong>voor</strong>ziening, bepaalde<br />

investeringen, en hierdoor op het kosten/opbrengstniveau. Bij alle toepassingen, dus<br />

ook bij de bedrijfsvoering zijn de samenhangende onderdelen te onderscheiden:<br />

bedrijfsregistratie, bedrijfsvergelijking en bedrijfsbegroting.<br />

Binnen het beheer van een landbouwbedrijf, worden land, water, kapitaal en arbeid<br />

gecombineerd tot het verkrijgen van een product dat op de markt moet worden<br />

verkocht.<br />

Voorlichting, onderzoek en krediet zijn belangrijke essentialia <strong>voor</strong> agrarische<br />

ontwikkeling. Land en water, kapitaal en arbeid staan als productiefactoren onder<br />

invloed van factoren als <strong>padieproducenten</strong>, rijstverwerkers, commerciële banken,<br />

handelshuizen, overheid en politici die met elkaar in interactie zijn <strong>voor</strong> genereren van<br />

productie, in dit geval padie, rijst en rijstproducten.<br />

MODULE 11: LANDBOUWECONOMIE EN LANDBOUWBEDRIJFSBEHEER Page 5 of 14


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Factoren Landb.vorm en input Activiteiten Actoren Beleid<br />

Land Bevolkingslandbouw<br />

Middenstandslandbouw<br />

Grootlandbouw<br />

Water Aanvoerbronnen<br />

Afvoerstelsel<br />

Onderhoudsinfrastructuur<br />

Kapitaal Zaaizaad<br />

Chemicaliën<br />

Kunstmest<br />

Machines+werktuigen<br />

Krediet<br />

Arbeid Eigen<br />

Vreemd<br />

Ondernemer-<br />

schap<br />

Gronduitgifte<br />

Spreiding uitgifte<br />

Beheersdaden bestaande<br />

irrigatiebronnen<br />

Onderhoud waterbeheerstelsel<br />

Institutionalisering<br />

Rol bedrijfshuishoudens<br />

Scholing en training van<br />

productiedragers<br />

Coöperatieontwikkeling<br />

Kwaliteitsmanagement in relatie<br />

tot vraagstukken van efficiëntie in<br />

de kolom<br />

Productie Transport<br />

Drogen<br />

Opslag<br />

Pellen en slijpen<br />

Afzet Verkopen op de lokale en<br />

exportmarkt<br />

Padieproducenten<br />

Verwerkers/exporteurs<br />

Overheid<br />

Waterschappen<br />

Banken<br />

Handelshuizen<br />

Constructie<br />

Politici<br />

MODULE 11: LANDBOUWECONOMIE EN LANDBOUWBEDRIJFSBEHEER Page 6 of 14<br />

Gronduitgifte<br />

Irrigatie en Drainage<br />

Krediet (rentepolitiek)<br />

Monetaire zaken<br />

Voorlichting/onderwijs<br />

& training<br />

Toegevoegde waarde<br />

Marktontwikkeling (WTO<br />

ACP/EU,FTAA,Caricom)


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

3 KOSTEN EN OPBRENGSTEN<br />

3.1 Kosten<br />

Het beheer dient zich te richten op de juiste en efficiënte inzet van de productie<br />

factoren.<br />

Er dient een gezonde relatie te zijn tussen kosten en opbrengsten.<br />

Wat betreft de opbrengstkant kan er sprake zijn van verkoop van het hoofdproduct en<br />

bijproduct.<br />

Aan de kostenkant gaat het om opsomming van kosten die gemakt worden <strong>voor</strong> het<br />

gewas rijst.<br />

Het begrip Kosten<br />

Vlottende productiemiddelen Zaad en/of plantmateriaal<br />

Kunstmest, bestrijdingsmiddelen<br />

Arbeid Land klaarmaken<br />

Planten, wieden<br />

Kunstmest strooien<br />

Spuiten<br />

Oogsten<br />

Drogen<br />

Diensten Land laten ploegen, eggen en of modderen<br />

Irrigatiewater laten pompen<br />

Grond Betaalde huur<br />

Huurwaarde eigen grond<br />

Kosten duurzame productiemiddelen Gebouwen( bv. <strong>voor</strong> opslag)<br />

Werktuigen en gereedschappen<br />

Machines <strong>voor</strong> zover <strong>voor</strong> de rijstteelt gebruikt<br />

Diversen Vaste verplichtingen<br />

Aandeel in de algemene bedrijfskosten<br />

Vanuit het bedrijf gezien maakt het niet uit over welke juridische titel ( eigendom,<br />

grondhuur enz.) men beschikt.<br />

Het bedrijf moet een vergoeding opleveren <strong>voor</strong> het ter beschikking stellen van dit<br />

productiemiddel.<br />

Een benadering die in de tachtiger jaren is gevolgd <strong>voor</strong> het maken van kosten wordt<br />

hieronder volgend gepresenteerd. Hierbij wordt uitgegaan van een aantal<br />

karakteristieken in de rijstbouw.<br />

Eind tachtiger jaren werd door Surexco een benadering gepresenteerd <strong>voor</strong> de<br />

berekeningswijze van de kostprijs van de veldproductie en rijst en rijstproducten.<br />

Leidraad hierbij werden de vier bedrijfsklassen (0,1 – 12 ha, 12,1 – 75 ha, 75,1 –<br />

250 ha en groter dan 250 ha) en de daarbinnen toegepaste productietechnieken.<br />

MODULE 11: LANDBOUWECONOMIE EN LANDBOUWBEDRIJFSBEHEER Page 7 of 14


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

De belangrijkste verschillen in productietechniek en daardoor kosten, kunnen als volgt<br />

worden gekarakteriseerd.<br />

Productietechniek per grootteklasse<br />

activiteit grootteklasse<br />

0,1-12 ha 12,1-75 ha 75,1-250 ha >250 ha<br />

Grondbewerking loonwerk/ loonwerk/eigen eigen machine eigen machine<br />

eigen machine machine<br />

Irrigatie zwaartekracht/ zwaartekracht/ lo lift pomp lo lift pomp<br />

pomp<br />

pomp<br />

Zaaien hand (75%) hand (50%)<br />

vliegen vliegen<br />

vliegen (25%) vliegen (50%)<br />

Bestrijden hand (75%) hand (50%)<br />

vliegen vliegen<br />

vliegen (25%) vliegen (50%)<br />

Bemesten hand (75%) hand (50%)<br />

vliegen vliegen<br />

vliegen (25%) vliegen (50%)<br />

Oogst loonwerk loonwerk eigen machine eigen machine<br />

Arbeid<br />

Totaal landelijk<br />

Areaal per klasse<br />

15.000 ha 6.000 ha 6.000 ha 33.000 ha<br />

Grondbewerking:<br />

Voor de klasse 12,1-75 ha wordt verondersteld dat 50% van het areaal middels<br />

eigen machines wordt uitgevoerd 50% wordt ingehuurd.<br />

De rente is 12 % per jaar. Per ha wordt gerekend met 7 uur.<br />

Verdeling van machines in 1988<br />

Soort machine Klasse 3 Klasse 4<br />

Rupstrekker 13 70<br />

Tractor 225 PK 8<br />

Tractor 180 PK 9<br />

Tractor 130 PK 8<br />

Rupstrekkers hebben een capaciteit van 250 ha per seizoen, maar vanwege niet<br />

volledige betrouwbaarheid wordt gerekend met een effectieve capaciteit van 175 ha.<br />

Item Levensduur (in jaren)<br />

Ploeg 10<br />

Weedcutter 4<br />

Diversen -<br />

Greppelen 10<br />

De rupstractor wordt in combinatie met de grote wieltractor gebruikt als volgt:<br />

2,1 uur wieltractor.<br />

1,25 uur rupstractor<br />

MODULE 11: LANDBOUWECONOMIE EN LANDBOUWBEDRIJFSBEHEER Page 8 of 14


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Slakkenbestrijding:<br />

In alle bedrijfsklassen is slechts het verbruik van middelen opgebracht(0,5 kg<br />

Brestan/ha). De arbeidskosten zijn <strong>voor</strong> alle klassen in de post arbeid verwerkt ( ± 5<br />

ha per mandag).<br />

Inzaai:<br />

Zaaizaad: 150 kg/ha<br />

Jute zakken (3)<br />

Zaailoon<br />

Transport<br />

Kiemkosten<br />

Ferry en landingskosten<br />

Vliegkosten<br />

De twee opties zijn handinzaai en vliegtuiginzaai.<br />

Begreppelen:<br />

Voor alle bedrijfsklassen wordt 2-3 ha/mandag opgebracht.<br />

Bestrijdingen:<br />

Ook hier is de inzet van vliegtuigen per bedrijfsklasse conform het bij de inzaai<br />

gepresenteerde model.<br />

Met betrekking tot de eenheidsprijzen <strong>voor</strong> chemicaliën in de klassen 1 en 2, moeten<br />

prijzen van kleinverpakking worden aangehouden, terwijl <strong>voor</strong> de klassen 3 en 4, de<br />

grootverpakkingsprijzen gelden.<br />

De loonkosten van de boer kunnen in de post arbeidsloon worden verwerkt (10<br />

mandagen/ha).<br />

Grassen en onkruid:<br />

2,4-D Amine 1 ltr /ha<br />

Propanil 3,5 ltr/ha<br />

2x ferry en landingskosten<br />

2 x vliegkosten<br />

huur rugspuit en brandstof<br />

Het vliegtuig bestrijkt 24 hectare per vlucht.<br />

Insecten:<br />

Azodrin 1½ ltr /ha (2 x).<br />

2x ferry en landingskosten<br />

2x vliegkosten<br />

Huur rugspuit en brandstof<br />

MODULE 11: LANDBOUWECONOMIE EN LANDBOUWBEDRIJFSBEHEER Page 9 of 14


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Bemesting:<br />

Verloopt qua inzet conform de inzaai.<br />

Ureum strooien<br />

Transporteren inclusief laden en lossen<br />

3 x ferry en landingskosten<br />

Mest zeven en vliegtuig beladen<br />

3 x vliegtuigkosten<br />

Bij handwerk betreffen deze kosten het transport vanaf magazijn naar eigen opslag en<br />

vanaf opslag naar het perceel.<br />

Bij vliegtuigbemesting betreffen de kosten het transport inclusief laden en lossen<br />

vanaf magazijn naar opslag en vanaf opslag naar vliegveld, waarbij:<br />

2 x laden<br />

2 x vervoer<br />

2 x lossen<br />

Per vlucht wordt bij een mestgift van 100 kg/ha een areaal van 8 hectare bemest.<br />

Pompkosten:<br />

Bij het niet via zwaartekracht kunnen bevloeien van het areaal, moet een pomp worden<br />

ingezet. Ook het uitpompen van overtollig water is wel eens nodig.<br />

Voor het irrigeren van een areaal van 1 ha, zijn 10 uren nodig.<br />

Rode rijst selectie:<br />

Op basis van de praktijkbehoefte worden 1-2 mandagen per ha <strong>voor</strong> alle categorieën<br />

gehanteerd.<br />

Transportkosten:<br />

Deze kosten betreffen alle bedrijfstransporten exclusief het transport van zaaizaad,<br />

ureum en padie. Voor de klassen 1 en 2 omvat dit transport met name<br />

bedrijfscontrole, transport bij gewasverzorging en verpleging.<br />

Bij de klassen 3 en 4 gaat het <strong>voor</strong>namelijk om arbeidersvervoer, transport ten<br />

behoeve van reparatie en onderhoud machines en werktuigen alsmede<br />

bedrijfstransport van het management (bedrijfsleiding, padie- en watercontroleurs).<br />

Oogst:<br />

Aangenomen wordt dat in de klassen 1 en 2 het eigendom van combines<br />

verwaarloosbaar is en dus het markttarief geldt.<br />

Levensduur: 6 jaar (400 ha/jaar)<br />

Rente: 12%<br />

Onderhoud: 6 % van de aanschafwaarde<br />

Arbeid<br />

MODULE 11: LANDBOUWECONOMIE EN LANDBOUWBEDRIJFSBEHEER Page 10 of 14


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Opgemerkt wordt dat de kleinere bedrijven vastzitten aan een markttarief, terwijl de<br />

kostprijs beduidend lager ligt.<br />

Onderhoud infrastructuur:<br />

Polderlasten worden begrepen vanuit de betaalde kosten.<br />

Bij de middel- en grootbedrijven (klassen 3 en 4) wordt uitgegaan van 2% per jaar<br />

van de investeringen in polderaanleg en inrichting.<br />

Rente op investeringen:<br />

Dit betreft slechts de investeringen ten behoeve van polderaanleg en inrichting.<br />

Deze kosten gelden <strong>voor</strong> die categorieën waarbij de aanleg en inrichting niet door de<br />

overheid is gefinancierd dus de categorieën 3 en 4 en ten dele categorie 2.<br />

Als kosten moeten worden opgebracht 10% van de investeringen.<br />

Canon:<br />

De in de areaalbeschikking genoemde bedragen moeten als kosten worden<br />

opgebracht.<br />

Verzekeringen:<br />

Voor de klassen 3 en 4 betreffen deze kosten, bedrijfsgebouwen, opstallen en<br />

personeel.<br />

Afschrijving kunstwerken en gebouwen:<br />

Voor alle klassen worden deze kosten opgebracht (duikers, bruggen en opstallen).<br />

Arbeid:<br />

In deze post worden de niet in de <strong>voor</strong>gaande posten verwerkte arbeidskosten<br />

opgenomen.<br />

Voor klasse 1 wordt ervan uitgegaan, dat <strong>voor</strong> een “richtige” bedrijfsvoering inclusief<br />

inzet van arbeid ten behoeve van inzaai en gewasverpleging en verzorging 10<br />

mandagen per hectare vereist zijn.<br />

Voor klasse 4 wordt uitgegaan van de gecorrigeerde loonsom van een<br />

grootlandbouwbedrijf.<br />

De kosten zijn ten behoeve van de klassen 2 en 3 benaderd op basis van afnemende<br />

efficiency <strong>voor</strong> wat betreft arbeidsinzet in vergelijking met klasse 4.<br />

Seizoenkrediet:<br />

Dit betreft de kosten van het seizoenkrediet (6% per halfjaar).<br />

De rente over het krediet is berekend over:<br />

100% bij klasse 1<br />

75 % bij klasse 2<br />

MODULE 11: LANDBOUWECONOMIE EN LANDBOUWBEDRIJFSBEHEER Page 11 of 14


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

60% bij klasse 3<br />

50% bij klasse 4.<br />

Opvallend is dat vaak blijkt dat economische wetmatigheden in de context van de<br />

kostprijsberekeningen <strong>voor</strong> de verschillen bedrijfsgrootteklassen niet altijd opgaan.<br />

De belangrijkste verklaring hier<strong>voor</strong> is het feit, dat de door de loonwerkers, van<br />

klasse 1 en 2 <strong>voor</strong> geleverde machinediensten gevraagde tarieven, veel hoger liggen<br />

dan de berekende kostprijzen <strong>voor</strong> ingezette machines. Daarbij komt, dat vanwege<br />

een tekort aan machines in klasse 3 en 4, inzet van klasse 1 en 2 gekoppelde<br />

machines ten behoeve van 3 en 4 nodig blijkt. Op deze wijze ontstaat een<br />

kostenverhogend effect binnen laatstgenoemde klassen. Tal van omstandigheden in de<br />

hedendaags bedreven rijstteelt is er oorzaak van dat de normale verwachtingen ten<br />

aanzien van optredende schaal<strong>voor</strong>delen (economy of scale) bij het grote bedrijf, niet<br />

bevestigd worden.<br />

3.2 Opbrengsten<br />

Onder de internationale condities zoals zij thans gelden, is het zo dat sprake is van<br />

een groter aanbod dan de vraag. Mede als gevolg daarvan zijn rijstprijzen op de<br />

exportmarkt sterk gedaald in de afgelopen 20 jaar.<br />

Onder deze omstandigheden is het urgent na te gaan, op welke wijze de<br />

productiekosten kunnen worden verlaagd.<br />

Ingezaaid areaal op jaarbasis x rotatie factor x opbrengst/ha = de jaarproductie in<br />

balen of tonnen natte padie (20% vocht) uitgedrukt.<br />

Om de opbrengst per ton product te kunnen berekenen, moet een aantal<br />

conversiefactoren worden gehanteerd.<br />

100%: natte ongeschoonde padie (20% vocht)<br />

Droogproces: 7% vochtverlies<br />

Ongeschoonde padie: 93%<br />

Droog-, schoon- en opslagverliezen; 4,65%<br />

Geschoonde padie: 88,35%<br />

De padiewaarde is de waarde van de exporthoeveelheid, vermeerderd met de waarde<br />

van het product op de lokale markt, minus de verwerkings-, transport- en logistieke<br />

kosten. De padiewaarde is uit te drukken in een waarde per ton en/of per baal nat of<br />

droog.<br />

MODULE 11: LANDBOUWECONOMIE EN LANDBOUWBEDRIJFSBEHEER Page 12 of 14


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Uitmalingen<br />

% %<br />

A kwaliteit<br />

Cargo 50 Witte rijst 33,5<br />

Groffe breuk 14 Gruis en fijne breuk 15<br />

Heel wit 3 Groffe breuk 6<br />

Slijpmeel 5 Slijpmeel 12<br />

Fijne breuk 5 Pelverliezen 1,35<br />

Kaf<br />

B1 kwaliteit<br />

23 Kaf 20,5<br />

Cargo 47<br />

Groffe breuken 11<br />

Fijne breuken 9<br />

Heel wit 2<br />

Slijpmeel 6<br />

Kaf<br />

B2 Kwaliteit<br />

25<br />

Cargo 46,5<br />

Groffe breuken 12<br />

Fijne breuken 10<br />

Heel wit 2<br />

Slijpmeel 4,5<br />

Kaf 25<br />

4 CONCLUSIES<br />

De winstgevendheid van de rijstsector is vergeleken met zo’n 30 jaar terug,<br />

teruggelopen.<br />

De hoogte van de veldproductie is onder andere afhankelijk van een aantal factoren<br />

zoals grondbewerking, het gebruik van kwalitatief goede input, waterbeheer en<br />

teeltechnologie.<br />

Bij een redelijk onderhouden waterbeheerstelsel, is het mogelijk een perceel<br />

meerdere malen te bevloeien, wat een basis legt <strong>voor</strong> hogere veldproducties.<br />

Voor wat het niveau der productiekosten betreft, doen de kleinere bedrijven in de<br />

klasse 0,1- 75 ha het beter dan de grotere bedrijven, waarvan al jaren wordt<br />

veronderstel dat zij efficiënter zijn.<br />

De grootste kostencomponenten <strong>voor</strong> alle bedrijfsgrootteklassen zijn,<br />

grondbewerking, bemesting en oogst.<br />

Ook kan gezegd worden dat aan de opbrengstzijde de kleinere bedrijven beter<br />

scoren.<br />

Grote investeringen blijven in de sector uit, terwijl de bevolkingslandbouw niet<br />

kredietwaardig genoeg wordt geacht door de commerciële banken, kennelijk vanwege<br />

het niet adequaat opgeloste schuldenvraagstuk.<br />

MODULE 11: LANDBOUWECONOMIE EN LANDBOUWBEDRIJFSBEHEER Page 13 of 14


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Ondanks de aanhoudende verliezen die sommige bedrijven hebben en de situatie van<br />

weinig zicht op verbetering, continueren de producenten hun activiteiten in de sector.<br />

Er wordt niet van uitgegaan dat de drang tot het continueren van de bedrijfsoperaties<br />

enkel en alleen maar is aangegeven door bedrijfseconomische motieven.<br />

Wellicht ligt de verklaring besloten in een sociaal-culturele en historische context.<br />

De padieproducent is niet alleen ingebed in een structuur die bepaald is door<br />

tradities die lange tijd doorgaan (de rijstsector is meer dan 130 jaar oud) doch laat<br />

zich ook beïnvloeden door sociaal-maatschappelijke en levensbeschouwelijke<br />

bestaansfilosofieën, die bepalend zijn <strong>voor</strong> besluitvorming om zelfs in ongunstige<br />

situaties, de bedrijfsoperaties te continueren. Maar deze situatie kan natuurlijk niet te<br />

lang duren.<br />

De winstgevendheid van de sector zal leidraad dienen te zijn bij de formulering en<br />

uitvoering van doelen en strategieën ten behoeve van de ommekeer in de negatieve<br />

trend van de sector.<br />

MODULE 11: LANDBOUWECONOMIE EN LANDBOUWBEDRIJFSBEHEER Page 14 of 14


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

12 RIJSTVERWERKING, BIJPRODUCTEN EN AFVALBEHEER<br />

INHOUD<br />

A. Rijstverwerking ..................................................................................... 2<br />

A.1 Inleiding ....................................................................................... 2<br />

A.2 Resultaten van de inventarisatie ........................................................ 4<br />

A.3 Additionele technische informatie ...................................................... 7<br />

B. Toegevoegde waarde ...................................................................... 12<br />

B.1 Bijproducten en afvalbeheer ........................................................... 12<br />

B.2 Management en efficiëntie ............................................................. 14<br />

B.3 Aanbevelingen ............................................................................. 14<br />

MODULE 12: RIJSTVERWERKING, BIJPRODUCTEN EN AFVALBEHEER Page 1 of 14


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

A. RIJSTVERWERKING<br />

A.1 Inleiding<br />

De onderwerpen die behandeld worden zijn de volgende:<br />

De verwerking van padie tot rijst en rijstproducten<br />

De situatie rond droging, opslag en pellen van padie rond 1988 en 2000 tot<br />

heden<br />

De benutting van bijproducten<br />

Afvalbeheer<br />

Doel:<br />

Het algemeen doel in de rijstsector is een verdere verbetering van de<br />

concurrentiepositie van de Surinaamse rijst op de exportmarkt, winstgevendheid en<br />

verhoogde levensvatbaarheid van de rijstsector te bevorderen.<br />

Om een bijdrage te leveren aan de realisatie van het zo juist aangegeven doel, dient<br />

de verwerkingsindustrie te streven naar het volgende:<br />

Verlaagde productiekosten per ton padie<br />

Verminderde kwantitatieve en kwalitatieve verliezen per ton padie<br />

Verhoogde uitlevering per ton padie<br />

Verbeterde en gestandaardiseerde kwaliteit van het eindproduct<br />

Verbreed assortiment<br />

Verhoogde toegevoegde waarde van rijst en rijstproducten<br />

Onderzoek:<br />

Uit een in eerste instantie door de Staats Commissie Rijst (SCR) in 1986 gepleegd<br />

globaal veldonderzoek naar de droog-, opslag- en pelfaciliteiten in de diverse regio’s<br />

en waarvan de resultaten uiteindelijk verwerkt werden in het bekende rapport van de<br />

genoemde commissie in 1988, werd de conclusie getrokken dat een uitgebreidere<br />

veldinventarisatie nodig was om gefundeerde sanerings<strong>voor</strong>stellen ten aanzien van de<br />

rijstverwerkingsindustrie te kunnen presenteren.<br />

Rijstverwerking kan worden omschreven als een activiteit waarbij:<br />

natte padie wordt gedroogd<br />

tijdelijke opslag plaatsvindt<br />

verwijdering van het kaf plaatsvindt (pellen)<br />

slijpen tot witte rijst geschiedt<br />

opslag van gereed product plaatsvindt<br />

Bij de uitvoering van het onderzoek zou rekening met de volgende aspecten<br />

gehouden dienen te worden:<br />

de benuttinggraad van de nominale droog- en pelfaciliteiten.<br />

MODULE 12: RIJSTVERWERKING, BIJPRODUCTEN EN AFVALBEHEER Page 2 of 14


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

de knelpunten die een optimale capaciteitsbenutting belemmeren.<br />

in hoeverre voldaan wordt aan de te stellen criteria <strong>voor</strong> wat betreft een optimale<br />

productieflow en minimale technische <strong>voor</strong>zieningen.<br />

de kwaliteit en de omvang van de bij de droging horende opslagfaciliteiten en in<br />

hoeverre deze zijn afgestemd op de capaciteit van de droging.<br />

de locatie van de drogers/silo’s en pellerijen.<br />

de kwaliteit en de omvang van de opslagfaciliteiten <strong>voor</strong> gereed product.<br />

in hoeverre de onderzochte faciliteiten regelmatig in bedrijf zijn.<br />

De indeling van het totale gebied in vier subregio’s te weten de gebieden I, II, III,<br />

IV en V.<br />

Hieronder wordt aangetroffen een omschrijving van de gebieden.<br />

Gebied I Het Nannigebied, de oude en de nieuwe bevolkingspolders en de<br />

grootlandbouwdrijven PBP/SEL, Van Dijk, Mangli in Waterloo<br />

Gebied II De linkeroever van de Nickerierivier met als westgrens de Henarpolders en<br />

als Oostgrens de bedrijven gelegen langs de linkeroever van de Maratakka.<br />

Gebied III De rechteroever van de Nickerierivier inclusief het SML areaal<br />

Gebied IV Het Maratakkagebied<br />

Gebied V Het Coroniegebied<br />

Aan de hand van deze inventarisatie werden aanbevelingen gedaan ten aanzien van:<br />

capaciteitsbenutting en de werkelijke behoefte aan droog-, opslag- en<br />

verwerkingsfaciliteiten.<br />

de te hanteren criteria bij sanering van dit onderdeel van de bedrijfskolom<br />

het transport van natte en droge padie inclusief gereed product in de diverse<br />

productiegebieden in relatie tot de vervoersafstanden bij aanvoer van de<br />

grondstof (natte padie) en afvoer van het eindproduct (rijst).<br />

De hierboven aangehaalde activiteit is zondermeer een nuttige exercitie geweest,<br />

doch de resultaten van de interventie zijn nagenoeg niet gehanteerd bij<strong>voor</strong>beeld in<br />

het kader van sanering en ordening van de verwerkingssector.<br />

Wel werd in het kader van de vergroting van de efficiencygraad in de droogsectie,<br />

door Surexco geadviseerd tot de installatie van Staatsoliebranders bij verschillende<br />

droogunits.<br />

In het kader van het EDF project, werd in 2000 door een externe deskundige<br />

onderzoek verricht naar de kwaliteit van het functioneren van de<br />

rijstverwerkingsindustrie in Suriname.<br />

In het navolgende zal, zij het beknopt, worden stilgestaan bij de resultaten en<br />

aanbevelingen uit het onderzoek in 1986 en het onderzoek in 2000.<br />

MODULE 12: RIJSTVERWERKING, BIJPRODUCTEN EN AFVALBEHEER Page 3 of 14


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

A.2 Resultaten van de inventarisatie<br />

A.2.1. Resultaten 1986<br />

Droogcapaciteit<br />

Wat betreft de droogfaciliteiten, zijn de drogers qua grootte verdeeld in 3<br />

categorieën te weten:<br />

Kleine bedrijven capaciteit 3 ton/uur<br />

Middelgrote bedrijven capaciteit 3 ton/uur – 6 ton/uur<br />

Grote bedrijven capaciteit 6 ton/uu<br />

Uitgangspunten tijdens de inventarisatie waren de nominale droogcapaciteiten.<br />

Onder nominale droogcapaciteit wordt verstaan een bepaalde hoeveelheid product<br />

dat in een bepaalde tijdseenheid in de betreffende installatie, het droogproces<br />

ondergaat en waarbij geen rekening wordt gehouden met eventuele stagnaties in het<br />

proces.<br />

De nominale droogcapaciteiten werden ten behoeve van de verdere berekeningen<br />

gecorrigeerd <strong>voor</strong> de nodige stagnatie en efficiëntie die inherent zijn aan het<br />

type droger. Het cijfer dat hieruit <strong>voor</strong>tvloeit, wordt de reële drogercapaciteit<br />

genoemd. Daarbij zijn de volgende omrekeningsfactoren gebruikt.<br />

moderne drogers (kolom en schuine bijdrogers): 0,85 x nominale<br />

droogcapaciteit<br />

Vlakke bindrogers: 0,65 x nominale droogcapaciteit.<br />

Om de droogcapaciteit per regio te berekenen werd van haalbare droogperiodes<br />

uitgegaan. Hierbij moet worden gesteld dat bij betere gespreide inzaai waardoor<br />

spreiding van de oogst over de gehele droge periodes mogelijk wordt,<br />

gedurende de gehele droge periode geoogst en gedroogd kan worden.<br />

In de Grootlandbouw was tijdens het onderzoek een oogstperiode van circa 8 weken<br />

gangbaar terwijl de Kleinlandbouw een oogstperiode van circa 4 weken (70% van het<br />

beplant areaal) kende.<br />

Een beperking:<br />

In de vergelijking werd ervan uitgegaan, dat in de situatie zoals die bestond,<br />

vanwege de afwezigheid van een goed gespreide inzaai en een aanvangstijdstip<br />

van de oogst welke zo vroeg mogelijk in het droge seizoen ligt, sprake was van<br />

een kortere droge periode <strong>voor</strong> de oogst waardoor een gering aantal drooguren<br />

beschikbaar was.<br />

De situatie is thans geheel anders daar een sterke inkrimping van het ingezaaid<br />

areaal heeft plaatsgevonden. Regio Midden en Coronie zijn in productie<br />

teruggevallen, de SML is geheel uit de rijstproductie geraakt.<br />

MODULE 12: RIJSTVERWERKING, BIJPRODUCTEN EN AFVALBEHEER Page 4 of 14


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

De nominale droogcapaciteit werd berekend op 245 ton nat/uur, terwijl de<br />

gerealiseerde droogproductie 187 ton nat/uur bedroeg.<br />

Opslagfaciliteiten<br />

De uitgangspunten <strong>voor</strong> inventarisatie van de opslagfaciliteiten waren de volgende:<br />

opslag droge padie, meestal nabij de droger gelegen.<br />

opslag gereed product, die meestal deel uitmaakt van het pellerijcomplex.<br />

gemengde opslag, die <strong>voor</strong>namelijk <strong>voor</strong> de opslag van droge padie wordt<br />

benut, doch waar ook sporadisch gereed product wordt opgeslagen. Deze<br />

opslag is gerekend tot opslag droge padie.<br />

Voor het classificeren van de opslagfaciliteiten is uitgegaan van een drietal<br />

categorieën t.w.:<br />

Kleine opslag 1000 ton<br />

Middelgrote opslag 1600 – 4000 ton<br />

Grote opslag 4000 ton<br />

Bij de inventarisatie zijn alle opslagloodsen opgenomen zelfs als ze niet over een<br />

verharde vloer beschikten daar opslag in zakken dan wel mogelijk was.<br />

De totale opslag werd berekend op 141.355 ton droge padie en 31.455 ton ten<br />

behoeve van gereed product.<br />

De capaciteit van opslagfaciliteiten van redelijke tot goede kwaliteit bedraagt totaal<br />

135.850 ton in de regio West.<br />

Naar aanleiding van het <strong>voor</strong>gaande kunnen de volgende conclusies worden getrokken:<br />

Door de concentratie van de droog- en opslagfaciliteiten van regio West in de<br />

subregio I, moet de padie uit de subregio’s II, IV en V naar de subregio worden<br />

getransporteerd om verwerkt te worden.<br />

Tengevolge van de afwezigheid van voldoende opslagfaciliteiten in regio West met<br />

name in subregio I, was het te verwachten dat de benutting van de aanwezige<br />

drogers drastisch zou afnemen. De berekende drogercapacitiet kan in de praktijk<br />

<strong>voor</strong> slechts 87% benut worden. Deze onderbenutting kan alleen worden<br />

weggewerkt als er in de regio voldoende pelcapaciteit is om tijdens de oogst<br />

<strong>voor</strong>noemde hoeveelheid padie tot gereed product te verwerken en af te voeren<br />

en er geen stagnatie in afvoer van gereed product (afzetproblemen) optreedt.<br />

Indien er onvoldoende pelcapaciteit aanwezig zou zijn, of stagnatie in de afzet zou<br />

optreden tijdens de oogst in regio West na sanering van de veldproductie, dus bij<br />

hogere producties, dan zou de benuttingsgraad van de drogers in het<br />

hoofdseizoen verder dalen tot ca 52% en zou 48.860 ton padie (droog gewicht)<br />

niet kunnen worden gedroogd.<br />

MODULE 12: RIJSTVERWERKING, BIJPRODUCTEN EN AFVALBEHEER Page 5 of 14


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Pelcapaciteit<br />

Van de vergunning houdende pellerijen werd toen 95% onderzocht. De pellerijen<br />

werden gerangschikt in 4 categorieën te weten:<br />

Zeer kleine bedrijven 1 t/m 2 ton/uur<br />

Kleine bedrijven 2 t/m 4 ton/uur<br />

Middelgrote bedrijven 4 t/m 8 ton/uur<br />

Grote bedrijven 8 ton/uur<br />

Als uitgangspunt heeft het volgende gegolden:<br />

Bij de berekeningen zijn de zeer kleine pellerijen uitgesloten vanwege het feit dat<br />

deze een laag rendement halen en daarnaast vaak rijst van lage kwaliteit leveren<br />

De reële pelcapaciteit per uur is berekend door de nominale capaciteit te<br />

vermenigvuldigen met de factor 0,75.<br />

De reële celcapaciteit per seizoen is berekend door uit te gaan van 150<br />

productiedagen per seizoen.<br />

Enkele resultaten uit de inventarisatie:<br />

Er zijn 3 productiemodellen namelijk respectievelijk 1 ploegdienst (8 uur), 2<br />

ploegen (16 uur) en 3 ploegen (24uur).<br />

Er zijn zeer kleine bedrijven die padie pellen <strong>voor</strong> kleine boeren.<br />

Hier werd vroeger <strong>voor</strong>namelijk padie gepeld van kleine boeren uit de omgeving<br />

<strong>voor</strong> eigen gebruik. Door de sterk gestegen kosten is dit niet meer<br />

aantrekkelijk <strong>voor</strong> de boeren. De padie wordt nu geheel geleverd aan de<br />

grotere bedrijven.<br />

Het grootste deel van deze bedrijven is niet meer operationeel.<br />

Er zijn kleine bedrijven die veelal afhankelijk zijn van de exporteurs (eigenaren<br />

van grote bedrijven) die het eindproduct afnemen. De lokale afzet is uiteraard<br />

beperkt terwijl de concurrentie zeker in de periodes van zeer goede<br />

oogstopbrengsten bijzonder fel is. Daar de efficiëntie van deze molens vaak<br />

ook veel te wensen overlaat en er veel minder padie wordt aangeboden, zijn<br />

deze molens de laatste jaren ook steeds minder operationeel.<br />

Nagenoeg al deze bedrijven produceren <strong>voor</strong> de export. De eigenaren zijn<br />

exporteurs en streven naar zoveel mogelijk de door hen af te zetten<br />

hoeveelheden in eigen pelmolens te verwerken. Hierdoor is het mogelijk<br />

controle uit te oefenen op de efficiëntie van de productie en de kwaliteit van<br />

het eindproduct. De meeste investeringen vinden dan ook in deze categorie<br />

plaats.<br />

In regio West hoeft na sanering slechts in maximaal 2 shifts geproduceerd te<br />

worden.<br />

MODULE 12: RIJSTVERWERKING, BIJPRODUCTEN EN AFVALBEHEER Page 6 of 14


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Nominale en reële pelcapaciteit<br />

Nominale pelcapaciteit 112 ton/u<br />

Reële pelcapaciteit 96 ton/u<br />

Reële pelcpaciteit (2 shifts) 231 ton/u<br />

Reële pelcapaciteit (3 shifts) 346 ton/u<br />

A.2.2. Resultaten Onderzoek 2000<br />

Tijdens de identificatiemissie uitgevoerd door de externe deskundige, werd<br />

vastgesteld dat er behoefte bestaat aan onderzoek naar de postharvest-systemen in<br />

de rijstsector en technische begeleiding van de verwerkingsindustrie.<br />

Vast is komen te staan, dat slechts 7 bedrijven gezien hun technische outillage en<br />

organisatie, in staat zullen zijn de te nemen maatregelen in het kader van<br />

vergroting van de efficiency, te realiseren. Daarnaast hebben 3 bedrijven ook een<br />

kans om bij toenemende productie en een positieve marktontwikkeling, te<br />

overleven.<br />

De droogcapaciteit van de 7 beste bedrijven is sterk gemoderniseerd en is<br />

geraamd op 3.300 ton padie per dag, hetgeen voldoende moet worden geacht<br />

om de onder de huidige omstandigheden gerealiseerde oogst van 130.000 ton,<br />

te drogen.<br />

Met de totale droogcapaciteit van alle 20 bedrijven behorende tot de groep van de<br />

zogenaamde exportmolens, die 5.000 ton per dag bedraagt, kan per seizoen<br />

200.000 ton padie worden gedroogd.<br />

Hierbij is geen rekening gehouden met de niet geïnventariseerde grotere en overige<br />

kleinere verwerkingsbedrijven en de bedrijfsdrogers van landbouwbedrijven die niet<br />

beschikken over een pellerij, maar wel droogcapaciteit ter beschikking hebben.<br />

De pelkwaliteit van de meeste bedrijven kan als matig tot goed worden<br />

gekwalificeerd.<br />

De slijpcapaciteit is echter niet voldoende om, als de droog- en slijpcapaciteit<br />

worden benut, alle rijstproducten te slijpen tot witte rijst.<br />

De pelcapaciteit is eveneens voldoende om de hoeveelheid padie die alle 20<br />

bedrijven kunnen drogen (dit is 363.650 ton) te verwerken.<br />

De opslag- en verpakkingsfaciliteiten verkeren doorgaans in een slechte conditie.<br />

Naast het punt van het <strong>voor</strong>zien in een gestadige cashflow, is dit een van de redenen<br />

waarom de meeste bedrijven zoveel mogelijk tijdens de oogst de aangevoerde padie<br />

verwerken en de rijst en rijstproducten afvoeren.<br />

A.3 Additionele technische informatie<br />

A.3.1. Drogers<br />

De meeste kleine bedrijven hebben de zogenaamde vlakke bindrogers, die veel<br />

handwerk vergen bij het vullen en ledigen, waardoor de reële capaciteit wordt<br />

MODULE 12: RIJSTVERWERKING, BIJPRODUCTEN EN AFVALBEHEER Page 7 of 14


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

gereduceerd. Hierbij komt nog bij dat deze drogerijen niet over adequate opslag<br />

beschikken waardoor ze volkomen afhankelijk zijn van het opkoopgedrag van de<br />

padieopkopers.<br />

Bij de middelgrote drogerijen zijn er meer schuine drogers. Door de steeds<br />

stijgende arbeidskosten zijn deze bedrijven ertoe over gegaan om het transport te<br />

mechaniseren.<br />

De grote bedrijven zijn later gebouwd of gemoderniseerd en bezitten kolomdrogers,<br />

zodat hier de efficiëntie beter is. Het blijkt dat vele eigenaars zich er niet bewust van<br />

zijn welke <strong>voor</strong>delen een <strong>voor</strong>schoner biedt.<br />

Van de in 1986 onderzochte drogerijen bleek dat:<br />

ca 24% in bulk padie kon ontvangen (ca 120.000 ton inclusief SML)<br />

ca 12% een <strong>voor</strong>schoner gebruikte.<br />

ca 24% mechanisch transport had.<br />

Uit het onderzoek rond 2000, blijkt dat de aangevoerde padie hoge percentages<br />

stro en voze korrels bezit, waardoor de droogefficiëntie nadelig wordt beïnvloed.<br />

Opvallend is dat in de schuine drogers die in de rijstindustrie veelvuldig in gebruik<br />

zijn, dezelfde ventilatoren en branders gangbaar zijn. Het ontwerp van de drogers<br />

verschilt van bedrijf tot bedrijf. Er zijn verschillen in:<br />

afmetingen van de bakken per droger, droogoppervlak<br />

zeefperforatie<br />

laagdikte (variërend van 75 tot 125 cm)<br />

wel of geen ventilatiekokers<br />

wel of geen scheidingen in de ventilatiekokers om bepaalde secties te kunnen<br />

afsluiten<br />

Indien bij<strong>voor</strong>beeld teveel bakken zijn geplaatst op een enkele brander, zal het<br />

droogproces worden vertraagd, wat de kwaliteit omlaag haalt.<br />

Het blijkt dat de kolomdrogers die berusten op het kafprincipe, vele problemen in de<br />

praktijk kennen.<br />

Naast het feit, dat er sprake is van brandgevaar is het ook nog zo, dat de<br />

droogcapaciteit afneemt, omdat deze drogers die doorgaans in de open lucht zijn<br />

opgesteld, daling van de luchttemperatuur ondergaan, vanwege afkoeling in de<br />

avonduren of tijdens regen.<br />

Het droogsysteem is ingewikkeld. Voor een optimaal droogresultaat moet bij<br />

kolomdrogers in meerdere fasen worden gedroogd. Tussen de droogfasen<br />

moeten er rustcellen aanwezig zijn om na elke droogfase het vochtgradiënt in de<br />

korrels te egaliseren. In de meest ideale opstelling wordt er met 3 drogers in 3<br />

fasen gedroogd met daartussen een rustperiode van 4-8 uur. De in Suriname<br />

opgestelde systemen werken met 1 droger en 2 stellen rustcellen. De kans op<br />

MODULE 12: RIJSTVERWERKING, BIJPRODUCTEN EN AFVALBEHEER Page 8 of 14


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

fouten neemt toe en een verhoging van breukpercentages in de rijst zal daarvan<br />

het gevolg zijn.<br />

In de literatuur worden de volgende principes <strong>voor</strong> een goed droogproces met<br />

kolomdrogers aangegeven.<br />

Padie dient te worden geoogst bij een vochtgehalte van 20-25%.<br />

Padie moet zo snel mogelijk na de oogst worden gedroogd tot een vochtgehalte<br />

beneden 18%.<br />

Padie moet niet ver beneden 14% worden gedroogd, omdat zij beneden dat<br />

vochtniveau, opnieuw vocht zal aantrekken en zo de kans op het ontstaan van<br />

crack vergroot.<br />

Padie met verschillende vochtpercentages hoort niet samengebracht te worden<br />

<strong>voor</strong> droging, omdat daardoor crack en een lager rendement ontstaat.<br />

De droogtemperatuur bij drogen in de eerste fase tot 18%, mag 65 °C<br />

bedragen<br />

De droogtemperatuur beneden 18% vocht moet een stuk lager liggen, namelijk<br />

43 °C, dit teneinde crackvorming te <strong>voor</strong>komen.<br />

Tussen de droogfasen in, moet bij kolomdrogers padie ten minste 4-8 uur rusten,<br />

zodat er een egalisatie van de vochtgebieden in de korrel plaatsvindt.<br />

Voor de in Suriname gebruikte rijstrassen wordt geadviseerd om de padie in 2-3<br />

fasen te drogen met daartussen een rustperiode.<br />

Reeds in augustus 1998 geeft Zalmijn in een rapport in het kader van zijn MSc Thesis<br />

aan, dat er overall sprake was van een verslechtering van de kwaliteit van de<br />

exportproducten, cargo en witte rijst.<br />

Uit het onderzoek in 2000 blijkt heel duidelijk, dat er sprake is van een verdere<br />

verslechtering van de kwaliteit van cargo en witte rijst.<br />

Een aantal oorzaken ligt hieraan ten grondslag te weten:<br />

Afnemende kwaliteit van bestaande rassen.<br />

Slecht zaaizaad vanwege het ontbreken van gecertificeerd zaad en de<br />

noodzakelijke wetgeving.<br />

Verslechterde onderhoudssituatie van het waterbeheer- en ontsluitingsstelsel.<br />

Ontbreken van standaardisatie van eindproducten.<br />

Achteruitgang van de technische staat van de verwerkingsinstallaties.<br />

Onvoldoende benutting en of onjuiste afstelling van de installaties.<br />

Drogers moeten minimaal aan de volgende eisen voldoen:<br />

energiebron: staatsolie, kaf of zonne-energie<br />

ontvangst in bulk moet mogelijk zijn<br />

<strong>voor</strong> de droger moeten een weeginstallatie en een <strong>voor</strong>schoner worden<br />

geïnstalleerd<br />

MODULE 12: RIJSTVERWERKING, BIJPRODUCTEN EN AFVALBEHEER Page 9 of 14


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

het intern transport moet zijn gemechaniseerd<br />

aandrijving door dieselmotoren moet niet meer worden toegestaan<br />

elke droger moet over voldoende opslagcapaciteit beschikken om 100% van zijn<br />

drogerproductie te kunnen opvangen, tenzij deze gekoppeld is aan een eigen<br />

pellerij of vaste contracten met een bepaalde pellerij zijn afgesloten.<br />

In dat geval wordt geadviseerd tenminste een opslagcapaciteit gelijk aan 60%<br />

van de totale drogerproductie te bouwen.<br />

A.3.2. Opslag<br />

De efficiëntie bij de opslag is meestal gekoppeld aan de efficiëntie bij de droger<br />

aangezien de droger en opslag meestal één geheel vormen. Indien op een gegeven<br />

moment de opslagruimte vol is, zal noodgedwongen met drogen gestopt moeten<br />

worden. In 1986 beschikte slechts 30% van de verwerkingsunits over mechanisch<br />

transport. Het nut van reinigingsapparatuur bij de opslag wordt niet ingezien en deze<br />

apparatuur wordt dan ook nauwelijks geïnstalleerd. Slechts enkele bedrijven passen<br />

schonen vòòr de opslag toe. Het beluchten van de padie bij de opslag vond alleen<br />

plaats bij enkele grote bedrijven. Zeventien procent (17%) van de opslagplaatsen<br />

paste twintig jaar geleden beluchting toe.<br />

In 2000 blijkt de situatie niet noemenswaard te zijn gewijzigd.<br />

De droge padie wordt in vrijwel in alle gevallen niet gewogen na de droging of<br />

<strong>voor</strong> transport naar de pellerij. Hierdoor kunnen verliezen vanwege vraat of<br />

anderszins niet worden opgespoord.<br />

Geen der bedrijven belucht de opgeslagen padie en meet de padietemperatuur.<br />

De opslagperiode is sterk verkort door geringere hoeveelheden en door een<br />

heersende cashflowproblematiek.<br />

De meeste bedrijven hebben horizontale opslag en kunnen daardoor padie van<br />

verschillende kwaliteiten, niet gescheiden opslaan.<br />

Er moet <strong>voor</strong> efficiëntie doeleinden en kwaliteit voldaan worden aan een aantal eisen,<br />

bij<strong>voor</strong>beeld:<br />

Aan alle zijden moet de opslagfaciliteit zijn beschermd tegen inregenen en<br />

lekkages.<br />

Er moeten ontvangstfaciliteiten worden geconstrueerd <strong>voor</strong> padie in bulk.<br />

Er moet een schoningsmachine direct na de padieontvangst zijn aangebracht.<br />

Er dient sprake te zijn van mechanisch intern transport.<br />

Er dient sprake te zijn van automatische weging bij padieaanvoer en padieafvoer.<br />

Er dienen afvoerfaciliteiten <strong>voor</strong> padie in bulk te zijn aangebracht.<br />

Adequate beluchtings- en vergassingsinstallaties dienen aanwezig te zijn.<br />

MODULE 12: RIJSTVERWERKING, BIJPRODUCTEN EN AFVALBEHEER Page 10 of 14


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

A.3.3. Pellerijen<br />

Rond 1986 bleek dat de kleine en zeer kleine bedrijven geen of nauwelijks aandacht<br />

besteedden aan de efficiëntie.<br />

Bij de middelgrote bedrijven werd bij<strong>voor</strong>beeld meer aandacht besteed aan de<br />

efficiëntie aangezien men een product van goede kwaliteit moest leveren tegen een zo<br />

laag mogelijke kostprijs (exportproduct).<br />

Het bleek dat vanwege reeds in hoofdstuk 2 genoemde oorzaken, de pelcapaciteit<br />

zelden volledig werd benut.<br />

Daarbij kwam, dat de kwaliteit van het product na verwerking, zich niet gunstig<br />

ontwikkelde, omdat sprake was van een aantal belemmerende factoren, zoals:<br />

geen gescheiden opslag, geen <strong>voor</strong>schoners en geen nareinigers bij de droger<br />

geen adequaat droogproces<br />

geen beluchting in de opslagruimte<br />

geen juiste opstelling en afstelling van machines<br />

geen correcte slijpproces bij witte rijstproductie<br />

In 2000 blijkt de situatie niet te zijn verbeterd.<br />

De meeste bedrijven voldoen niet aan het profiel van een modern<br />

verwerkingsbedrijf.<br />

Er is veelal geen goede afstemming van de slijp- op de pelcapaciteit. De<br />

eindproducten bevinden zich niet in een situatie van gescheiden opslag, met alle<br />

gevolgen van dien.<br />

Het horizontaal intern transport vindt veelal plaats middels schroeven en<br />

kettingen in plaats van bandtransporteurs<br />

Verticaal transport vindt plaats middels elevatoren. Dit leidt tot onnodige<br />

toename van breukpercentages. Het plaatsen van machines op 3 niveaus<br />

bij<strong>voor</strong>beeld is over het algemeen geen praktijk.<br />

De pellerijen dienen minimaal aan de volgende eisen te voldoen:<br />

een nominale pelcapaciteit van ten minste 4 ton per uur<br />

bufferopslag <strong>voor</strong> padie <strong>voor</strong> ten minste 24 uur productie<br />

ontvangst droge padie in bulk<br />

volledig mechanisch intern transport<br />

automatische weging na padieontvangst en <strong>voor</strong> afvoer van gereed product<br />

een door een nader aan te wijzen instantie goedgekeurde productie flow chart<br />

opslag <strong>voor</strong> gereed product voldoende om één (1) week productie op te slaan.<br />

Nieuw te bouwen pellerijen moeten passen in een door de Overheid te<br />

ontwikkelen locatieplan waarbij rekening gehouden moet worden met een zo<br />

efficiënt mogelijke aanvoer van padie en afvoer van gereed product<br />

MODULE 12: RIJSTVERWERKING, BIJPRODUCTEN EN AFVALBEHEER Page 11 of 14


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

B. TOEGEVOEGDE WAARDE<br />

B.1 Bijproducten en afvalbeheer<br />

B.1.1. Bijproducten<br />

Er is in Suriname geen belangrijke industrie ontstaan <strong>voor</strong> de fabricage van parboiled<br />

rijst en of pre-cooked rijst. De SML verloor de positie als belangrijkste producent<br />

van parboiled rijst. Er is een particulier bedrijf dat zich in deze branche is gegaan,<br />

maar de hoeveelheden en naar verluidt de kwaliteit blijven <strong>voor</strong>alsnog beneden niveau.<br />

Er is dus geen belangrijke ontwikkeling van fabricage van bijproducten op gang<br />

gekomen.<br />

In het buitenland <strong>voor</strong>namelijk in de landen van het Verre Oosten (Thailand, India e.a.)<br />

maar ook in de USA en Brazilië, kennen we bij<strong>voor</strong>beeld:<br />

Rijstolie uit gestabiliseerde slijpmeel<br />

Ontbijtgraan (breakfast cereal) uit breukrijst<br />

Snacks en Sweets uit breukrijst en rijstmeel<br />

Veevoer uit rijstmeel en slijpmeel<br />

Vitamine B concentraten uit slijpmeel<br />

B.1.2 Kaf- en strobenutting<br />

Energiebronnen<br />

De belangrijkste energiebronnen in de rijstverwerkingsindustrie zijn dieselolie<br />

(drogers) en elektriciteit.<br />

De installatie van branders die op Staatsolie draaien ter vervanging van dieselolie als<br />

brandstof <strong>voor</strong> zowel kolom- als bindrogers, heeft gelukkig op grote schaal<br />

plaatsgevonden.<br />

Mede tengevolge van de steeds toenemende problemen binnen de rijstsector<br />

vanwege toenemende kosten en milieuproblemen die de verbranding van kaf in de<br />

open lucht teweeg brengt, neemt de belangstelling <strong>voor</strong> kaf als energiebron toe.<br />

Rond 1986 werd door slechts 3 bedrijven kaf benut <strong>voor</strong> energie doeleinden. Deze<br />

waren:<br />

de SML Wageningen waar het diende als brandstof <strong>voor</strong> de opwekking van<br />

elektriciteit en energie.<br />

Peu et Content (Gummels) waar het kaf diende als brandstof <strong>voor</strong> de<br />

kolomdroger.<br />

NV Rijstpak, die een uit Panama geïmporteerde kafbrander <strong>voor</strong> haar bindroger<br />

had aangeschaft en tot dan niet bevredigend had gefunctioneerd.<br />

Een drietal drogers gebruikte hout als energiebron t.w.:<br />

Nickerie: Kasinath Nanhak<br />

MODULE 12: RIJSTVERWERKING, BIJPRODUCTEN EN AFVALBEHEER Page 12 of 14


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Saramacca: Kisoensingh en Tewarie<br />

Voor de toepassing van zonne-energie bij drogers, is de belangstelling die in het<br />

begin groeiende was, volledig verdwenen. Voor de aandrijving van de diverse<br />

machines in de pellerij wordt op een enkele uitzondering na, gebruik gemaakt van<br />

elektromotoren.<br />

Voor zover kon worden nagegaan gebruikten slechts de kleine molens in Saramacca<br />

een dieselmotor <strong>voor</strong> de centrale aandrijving van machines.<br />

De elektriciteits<strong>voor</strong>ziening vindt plaats door de EBS. Het bedrijf Wederzorg te<br />

Commewijne en de SML (gedeeltelijk) dat zelf elektrische energie ten behoeve van hun<br />

bedrijf opwekte, bestaat niet meer.<br />

In de drogerijen wordt gebruik gemaakt van elektro- en in sommige gevallen van<br />

dieselmotoren <strong>voor</strong> met name de aandrijving van de blowers (ventilatoren).<br />

Nader onderzoek naar efficiëntieverbetering bij de toepassing van de traditionele<br />

energiebron en verdere ontwikkeling van de alternatieve nieuwe goedkopere<br />

energiebronnen kaf, zonne-energie en houtafval is noodzakelijk zodat op basis daarvan<br />

kostenbesparende investeringen kunnen worden geadviseerd.<br />

In dit verband kan worden verwezen naar de door Kalloe Consultancy eind 2003<br />

uitgevoerde studie naar de benutting van kaf als energiebron. Dit project zou in<br />

samenwerking met de EBS worden uitgevoerd, mits er financiering hier<strong>voor</strong><br />

beschikbaar zou komen. Besluiten zijn uitgebleven.<br />

Een in het buitenland gevestigd bedrijf SWES-AGRO heeft in 2006 een<br />

kafvergassingsproject aangeboden aan de Vereniging van Rijst Exporteurs en<br />

aan de overheid. De financiering van dit project geschiedt vanuit het buitenland.<br />

De enige <strong>voor</strong>waarde is dat de molenaren zich gedurende een nogal beperkt<br />

aantal jaren, verbinden tot kafleverantie. Ook dit project zou in samenwerking<br />

met de EBS moeten worden uitgevoerd.<br />

Er zijn nog andere aanbieders in het bijzonder uit India van kafbenuttingsprojecten<br />

in het kader van energieopwekking ten tonele verschenen.<br />

Er vallen echter geen besluiten en dat is een bekend fenomeen in onze<br />

rijstsector.<br />

Overige toepassing<br />

Overige toepassingen van kaf en stro kunnen zijn:<br />

Rijststro als ruwe grondstof <strong>voor</strong> de vervaardiging van diabeetsuiker.<br />

Fabricage van ascement stenen.<br />

Houtskool briketten uit kaf en of stro.<br />

MODULE 12: RIJSTVERWERKING, BIJPRODUCTEN EN AFVALBEHEER Page 13 of 14


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

B.2 Management en efficiëntie<br />

Er is ten aanzien van het management binnen de rijstverwerkingsindustrie ruimte<br />

<strong>voor</strong> verbetering.<br />

De eigenaar of bedrijfsleider is vaak niet op de hoogte van de mogelijkheden die<br />

de bestaande installatie biedt. De meeste bedrijven houden geen adequate<br />

productieadministratie bij. Verbeteringen worden <strong>voor</strong>namelijk overgenomen van<br />

andere bedrijven.<br />

Hoewel er de laatste 10 jaren enigszins verbetering is opgetreden in de kwaliteit<br />

van de particuliere rijstverwerkingsbedrijven, is tijdens het onderzoek komen vast<br />

te staan dat behalve de inefficiëntie als gevolg van verkeerde locatie van<br />

drogerijen, opslagsilo’s en pellerijen, in het algemeen geen sprake is van<br />

aanzienlijke inefficiënties binnen de bedrijven zelf.<br />

Echter, kwaliteitsmanagement laat binnen de meeste bedrijven nog veel te wensen<br />

over, in termen van afwezigheid van labequipment, dus geen kwaliteitsbewaking<br />

tijdens het proces van verwerking.<br />

B.3 Aanbevelingen<br />

De conclusies getrokken uit de resultaten van het veldonderzoek in beide perioden,<br />

bieden voldoende aangrijpingspunten om een sanerings- en ordeningsprogramma ten<br />

behoeve van de rijstverwerkingsindustrie <strong>voor</strong> te bereiden en uit te voeren. Hierbij zal<br />

het kostenaspect niet uit het oog mogen worden verloren.<br />

Er zal <strong>voor</strong> verbetering aandacht dienen te worden besteed aan:<br />

het kweken van lager en middelbaar productietechnisch kader t.b.v. de<br />

rijstverwerkingsindustrie.<br />

begeleiding van pellerijen bij de verbetering van de productie-administratie door<br />

instanties zoals ADRON en consultants.<br />

bijscholing van bestaand productietechnisch kader door het organiseren van korte<br />

praktijkgerichte cursussen (USA, Europa en Thailand) onder de noemer van<br />

technische bijstand (FAO, OAS, IDB en EOF).<br />

Een nationale campagne optouw zetten begeleid door een vanwege de overheid<br />

aangewezen instantie om toepassing van alternatieve energiebronnen te stimuleren<br />

Fondsen zoeken om relevante onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten te starten<br />

waarin ondermeer het aspect van toegevoegde waarde wordt meegenomen.<br />

Stimulansen geven aan ondernemers om over te gaan tot gebruik van alternatieve<br />

energie.<br />

MODULE 12: RIJSTVERWERKING, BIJPRODUCTEN EN AFVALBEHEER Page 14 of 14


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

13 ORGANISATIELEER EN ONTWIKKELING<br />

INHOUD<br />

1 Introductie .......................................................................................... 2<br />

2. Introductie van Management ................................................................... 3<br />

2.1 Communicatie en Managerial besluitvorming ......................................... 8<br />

2.2 Organiseren, leiderschap en teamwerk ............................................. 11<br />

2.3 Organisatieontwikkeling ................................................................. 14<br />

MODULE 13: ORGANISATIELEER EN ONTWIKKELING Page 1 of 16


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

1 INTRODUCTIE<br />

Suriname werkt aan haar ontwikkeling. Zij streeft al geruime tijd naar duurzame<br />

verhoging van het nationaal inkomen en een betere inkomensverdeling door middel<br />

van:<br />

Verhoging van de productie en productiviteit, door uitbreiding van de<br />

kredietverlening aan nationale productiebedrijven en de woningbouw en de<br />

aantrekking van buitenlandse bedrijven. Dit kan worden gerealiseerd in de<br />

sectoren met <strong>voor</strong>zienbare sterke potentiële groei middels:<br />

Uitbreiding van de gangbare productie op korte termijn door middel van<br />

intensieve benutting van de bestaande productiecapaciteit en door<br />

versnelde uitvoering van bestaande investeringsprojecten, rijst, bananen,<br />

visserij, houtwinning, oliepalm, klein, midden en grootschalige goudwinning,<br />

aardoliewinning en verwerking, industriële verwerking van lokale dan wel<br />

geïmporteerde grondstoffen.<br />

Een bijzondere uitdaging op middellange termijn is de verzwakte<br />

concurrentiepositie van een aantal staatsbedrijven<br />

Verlaging van kostprijzen, ter versterking van hun internationale concurrentiepositie<br />

en ter verlaging van binnenlandse consumentenprijzen. Hierbij zijn lagere<br />

rentetarieven een vereiste.<br />

Vergroting van de koopkracht van lage inkomensgroepen<br />

Verlaging van kostprijzen van bedrijven<br />

In het land bevinden zich verschillende individuen en maatschappelijke groeperingen<br />

die aan de productieactiviteiten deelnemen. De ontwikkeling van Suriname kent<br />

natuurlijk vele facetten. Het benoemen van deze facetten onder grotere noemers<br />

levert technische-, sociale-, en milieudoelstellingen.<br />

Een gezond besluitvormingsproces is een noodzakelijke conditie <strong>voor</strong> realisatie van<br />

genoemde doelstellingen. Het besluitvormingsproces kan slechts goed op gang<br />

worden gebracht en gehouden indien binnen de verschillende curricula,<br />

communicatievaardigheden meer aandacht krijgen.<br />

Het ontwikkelen van een gemeenschappelijke visie is een kwestie van communicatie en<br />

besluitvorming.<br />

Een belangrijke conditie in dit verband is het gedrag van personen als individuen en/of<br />

als individuen binnen organisaties en bedrijven.<br />

MODULE 13: ORGANISATIELEER EN ONTWIKKELING Page 2 of 16


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

2. INTRODUCTIE VAN MANAGEMENT<br />

Het werk van managers is erg belangrijk in de context van succes. Chief Executieves<br />

van grote bedrijven, kleinere en middelgrote bedrijven, de President van Suriname,<br />

President van de USA zijn allen managers.<br />

Een Definitie van Management<br />

Management is een complex proces. Door middel van management coördineren<br />

managers het werk van vele personen die beschikken over andere bronnen.<br />

Als je management meer exact definieert, komt het neer op een proces van<br />

effectieven en efficiënte inzet van organisatie bronnen, teneinde doelen te realiseren<br />

doormiddel van planning, organiseren, leiding geven, en controledaden uitvoeren.<br />

Effectiviteit en efficiëntie zijn belangrijke aspecten van management. Een succesvolle<br />

onderneming is er één die effectief en efficiënt opereert.<br />

De effectieve manager zorgt er<strong>voor</strong> dat werkers werk doen waar<strong>voor</strong> zij getraind zijn<br />

en capabel <strong>voor</strong> zijn. De effectieve manager monitor constant en let erop dat<br />

hulpmiddelen niet worden verspild.<br />

De volgende hulpbronnen kunnen nodig zijn:<br />

personeel<br />

financiën<br />

informatie<br />

fysieke zaken<br />

De succesvolle manager wendt deze hulpmiddelen dusdanig aan, dat er een product<br />

wordt gemaakt welke in overeenstemming is met de wensen van de clientèle.<br />

Figuur 1: The Management Process<br />

Managers<br />

use Organizational<br />

Resources<br />

Human<br />

Financial<br />

Physical<br />

Informational<br />

through<br />

Organizational<br />

Functions<br />

Planning<br />

Organizing<br />

Leading<br />

Controlling<br />

in order to<br />

Effectively<br />

And<br />

Efficiently<br />

achieve<br />

Objectives<br />

MODULE 13: ORGANISATIELEER EN ONTWIKKELING Page 3 of 16


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Menselijke hulpbronnen:<br />

De meest kritische resource in alle organisaties is de menselijke hulpbron.<br />

Managers werken daarom met de menselijke hulpbron teneinde gestelde doelen te<br />

halen. Zij zijn in staat om effectief en efficiënt aan de realisatie van organisatie of<br />

bedrijfsdoelen te werken. Managers moeten er ook naar toe werken dat de werkers<br />

wel over de nodige hulpmiddelen beschikken, zodat zij de job kunnen klaren.<br />

Wanneer op de werkvloer werkers van verschillende etnische, culturele religieuze<br />

achtergrond zich bevinden, wordt aan managers nog sterkere eisen gesteld.<br />

Managers moeten derhalve gelijke carrière kansen bieden aan werknemers, zodat geen<br />

ongewenste situaties van discriminatie zich <strong>voor</strong>doen.<br />

Financiële hulpbronnen:<br />

Financiële hulpbronnen zijn al die financiële middelen die bestemd zijn om de huidige en<br />

toekomstige activiteiten van het bedrijf of de organisatie te kunnen uitvoeren en<br />

dragen. Deze hulpbronnen dienen het belang van de instandhouding van de menselijke,<br />

fysieke en informatie hulpbron.<br />

Voor commerciële bedrijven komt het aan op financiële hulpbronnen die via<br />

investeringen, leningen van banken, en andere financiële instellingen worden<br />

verkregen. Voor overheidsinstellingen betekent het bij<strong>voor</strong>beeld dat hun running<br />

costs wordt verkregen uit beschikbaarstelling van financiële middelen vanwege de<br />

overheid en vaak zijn deze middelen afkomstig van belastingen en andere inkomsten<br />

van de Staat.<br />

Fysieke hulpbronnen:<br />

Een derde groep van resources, die managers aanwenden om doelen te realiseren<br />

staat bekend als fysieke hulpbronnen.<br />

Deze omvatten, ruwe grondstof, land, gebouwen, meubelen, machines, werktuigen,<br />

equipement, computers en dergelijke.<br />

Hoewel het zo is dat bedrijven die er financieel goed <strong>voor</strong> staan, in staat zijn fysieke<br />

hulpmiddelen in ruime mate aan te schaffen, toch de <strong>voor</strong>keur wordt gegeven aan<br />

goed opgeleide en getrainde menselijke hulpbron.<br />

Informatiebronnen:<br />

Informatiebronnrn omvatten gegevens die verzameld zijn, geanalyseerd en die zo zijn<br />

vertaald dat managers, daar gebruik van kunnen maken bij het nemen van besluiten.<br />

Informatie moet correct zijn, actueel en “comprehensive”.<br />

De informatie kan inhouden de volgende componenten:<br />

Budgetten, sales projecties, economische <strong>voor</strong>spelling analyse van inhouse training<br />

programma’s,<br />

MODULE 13: ORGANISATIELEER EN ONTWIKKELING Page 4 of 16


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

De Belangrijkheid van Management:<br />

Managers verschaffen directieven aan alle organisaties, private ondernemingen,<br />

Governmental en religieuze diensten. Het is via deze inzet dat persoonlijke doelen van<br />

employees worden gerealiseerd. Effectieve managers is een van de belangrjke assets<br />

aanwezig in rijke landen en het is één van de assets die nodig is in<br />

ontwikkelingslanden. De “standard of living” in een gemeenschap staat en valt met de<br />

kwaliteit van het management. Daarom worden top-level managers vaak goed betaald.<br />

Management vaardigheden:<br />

Managers behoeven verschillende combinaties van skills teneinde organisaties of<br />

bedrijven succesvol te managen. Alle managers moeten drie typen van vaardigheden<br />

bezitten, namelijk:<br />

Technisch kennis<br />

Contactuele eigenschappen op het intermenselijke vlak<br />

Conceptuele eigenschappen<br />

Het bezit van deze kwaliteiten en eigenschappen is een afgeleide van het niveau van<br />

de manager in de organisatie of het bedrijf.<br />

Technische vaardigheid:<br />

Technische vaardigheden zijn de vaardigheden die nodig zijn om een specialistische<br />

taak tot een goed einde te brengen.<br />

Dit soort vaardigheden komen aan de orde wanneer de manager het werk van subordinaten<br />

moet beoordelen. Hoe meer aanwezigheid van de technische kennis, des te<br />

meer de manager in staat is aangedragen werken of plannen te beoordelen maar ook<br />

in de uitvoering te helpen begeleiden.<br />

Intermenselijke vaardigheden:<br />

Intermenselijke vaardigheden zijn de vaardigheden die managers in staat stellen om<br />

succesvol met andere personen in de organisatie of het bedrijf te werken.<br />

De managers dienen in staat te zijn om de zorgpunten en belangen van medewerkers<br />

te begrijpen. Zij moeten kunnen motiveren en moeten met diversiteit kunnen omgaan.<br />

Zij moeten weten wanneer ze teveel van de werknemers hebben gevraagd en of hij of<br />

zij hen niet aanzet tot workaholics.<br />

Conceptuele Vaardigheden:<br />

Managers dienen in staat te zijn om zich te richten op een hele company in plaats van<br />

op een enkele unit. Ze moeten beschikken over het vermogen:<br />

te denken in abstracte termen,<br />

om complexe zaken te vereenvoudigen,<br />

een plan van aanpak te bedenken.<br />

MODULE 13: ORGANISATIELEER EN ONTWIKKELING Page 5 of 16


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Conceptuele vaardigheden stellen managers in staat:<br />

Een missie te formuleren <strong>voor</strong> de organisatie <strong>voor</strong> het bedrijf.<br />

de route uit te stippelen naar realisatie van de missie<br />

deze zaken te communiceren binnen de organisatie of het bedrijf<br />

verbindingen te zien tussen afdelingen en andere sectoren<br />

marketplace opportunities te identificeren<br />

de vaardigheden aan te wenden in een “global setting”<br />

Management niveaus:<br />

“Managerial jobs” kennen vaak drie niveaus, top, middel en first.<br />

“Top, middel en first level” managers hanteren verschillende combinaties van<br />

“managerial skills” om hun werk te doen.<br />

Conceptuele vaardigheden zijn het meest in gebruik bij top-level managers, technische<br />

skills het meest bij first-level managers. Middle level managers, moeten beschikken<br />

over intermenselijke eigenschappen. In principe moeten alle niveaus over deze<br />

eigenschappen beschikken.<br />

Top level managers:<br />

Top level managers zijn in een organisatie nogal schaars. Top level managers zijn<br />

verantwoordelijk <strong>voor</strong> de “performance” van de organisatie. Ze zijn verantwoordelijk<br />

<strong>voor</strong> de missie uitvoering, de planning de strategieën. Zij representeren hun<br />

organisatie of bedrijf bij vele contacten met andere organisaties, bedrijven of de<br />

overheid. Zij maken doorgaans lange uren.<br />

Figuur 2: The importance of Managerial Skills by Managerial Levels<br />

Managerial Level Managerial Skill<br />

Conceptual Interpersonal Technical<br />

Top Level manager +++++ ++++ ++<br />

Middle Level manager +++ ++++ +++<br />

First Level manager ++ ++++ +++++<br />

+= de mate waarin de skills aanwezig zijn bij de drie (3) niveaus.<br />

Middle Level Managers:<br />

Alle managers tussen first level managers en top level managers zijn middle level<br />

managers. De manager van een fabriek of een school of van een ziekenhuis zijn<br />

<strong>voor</strong>beelden. Middel level managers zijn er om de visie en strategie van top level<br />

managers te laten stroken met de operationele werkelijkheden die first level managers<br />

zien. Tegenwoordig is het zo dat middle level managers vanwege de computer sneller<br />

informatie verkrijgen dan in het verleden. Hierdoor is men beter in staat informatie van<br />

de top level managers te integreren met de dagelijkse problematiek van uitvoering op<br />

de werkvloer.<br />

MODULE 13: ORGANISATIELEER EN ONTWIKKELING Page 6 of 16


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Middle level managers hebben een substantiële impact op de resultaten van een<br />

organisatie of bedrijf. Als zij niet meewerken aan een nieuwe strategie om wat <strong>voor</strong><br />

redenen dan ook, kunnen zij behoorlijk vertragend bezig zijn.<br />

First Level Manager:<br />

First Level Managers superviseren het werk van alle non-managerial werkers of<br />

operators., bij<strong>voor</strong>beeld sales vertegenwoordigers, engineers, laboranten en andere<br />

groepen van technische werkers. Ofschoon hun titels verschillen, in verschillende<br />

organisaties, hebben first level managers dezelfde verantwoordelijkheden. Door de<br />

intrede van de computer zijn de eisen die gesteld worden aan first level managers ook<br />

veranderd in de negentiger jaren.<br />

Functies van het Management:<br />

Management functies omschrijven de actuele werkzaamheden van de manager. Een<br />

company’s administratieve operatie wordt gehaald door planning, organiseren,<br />

coördineren, opdrachten geven en uitoefening van controle. De coördinatie en<br />

opdrachtgevende functie vormen de leiding gevende functie.<br />

Planning:<br />

Planning is een proces dat doelen identificeert, commitments maakt, hulpbronnen<br />

inzet, acties in het kader van prestaties op touw zet.<br />

Via planning proberen managers de toekomst te <strong>voor</strong>spellen en acties neer te zetten<br />

zodat de organisatie ook in de toekomst succesvol kan zijn.<br />

Planning is de taak van de top level manager en het bepaalt of geeft inhoud aan het<br />

organiseren, leiding geven en aan de controle functie. Effectief planning houdt in een<br />

“range” van activiteiten, gegeven het vermogen van het bedrijf en de mogelijkheden<br />

die dat bedrijf heeft.<br />

Organiseren:<br />

Bij het organiseren gaat het erom om te zien hoe werkzaamheden en<br />

verantwoordelijkheden worden gegroepeerd.<br />

Als er wordt georganiseerd kijken managers naar het neerzetten van autoriteit<br />

verantwoordelijkheidsrelaties en zij vormen ook werkgroepen. De functie van het<br />

organiseren, stelt vast de manier waarop menselijke hulpbron, fysieke, financiële, en<br />

informatie worden gecoördineerd daarbij bewerkstelligend de goede balans tussen de<br />

hulpbronnen en tussen de verschillende afdelingen.<br />

Leiding geven:<br />

Hoge kwaliteit leiderschap wordt steeds kritischer in het kader van succes.<br />

Leiding geven definiëren we als het ontplooien van activiteiten en het beïnvloeden van<br />

activiteiten van anderen, met het doel problemen op te lossen die in de organisatie<br />

MODULE 13: ORGANISATIELEER EN ONTWIKKELING Page 7 of 16


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

als doelgericht samenwerkingsverband worden ervaren. Leiding geven heeft dus zowel<br />

betrekking op samenwerking als op doelrealisering en op de kwaliteit van beide.<br />

Bij leiding geven moet de vraag worden beantwoord of doelmatigheid en efficiëntie<br />

van de organisatie aan gestelde normen voldoen.<br />

Leiding geven aan de organisatie als doelgericht systeem omvat:<br />

signaleren van problemen in de doelrealisering van het systeem<br />

analyseren van de problemen<br />

zorgen dat ze worden opgelost<br />

In de organisatie is het belangrijk dat betrokkenen belang hebben bij instandhouding<br />

van de samenwerking ondanks mogelijke tegenstellingen. Men probeert tot gemeenschappelijke<br />

besluiten te komen over gemeenschappelijke zaken.<br />

Controlling:<br />

Controle verzekert dat via effectief leidinggeven, nagegaan wordt of wat er gepland is<br />

inderdaad is uitgevoerd.<br />

Indien de doelen niet gehaald zijn, dan worden maatregelen getroffen.<br />

Het controleproces bestaat uit zes stadia:<br />

Kennis van doelformulering<br />

Kennis van strategieën en plannen<br />

Ontwikkeling van een performance standaard<br />

Het meten van actuele performance in relatie tot de standaard<br />

Het evalueren van afwijkingen<br />

Initiëren van corrigerende maatregelen<br />

En de relatie tussen planning en controlling demonstreert de communicatie over en<br />

weer tussen de vier managementfuncties. In de eerste plaats wordt door planning<br />

belangrijke doelen gekozen en acties noodzakelijk <strong>voor</strong> doelrealisering vastgelegd.<br />

Figuur 3: Interrelationships among Management Functions<br />

Planning<br />

Selecting objectives and actions necessary for<br />

their achievement<br />

Leading<br />

Deciding how to best motivate people to<br />

accomplish objectives<br />

2.1 Communicatie en Managerial besluitvorming<br />

Organizing<br />

Determining the most desirable groupings of work<br />

and resources<br />

Controlling<br />

Monitoring and correcting organizational actions<br />

to ensure accomplishment of objectives.<br />

Activiteiten van organisaties zijn <strong>voor</strong>al het resultaat van een enorme hoeveelheid<br />

beslissingen, zoveel zelfs dat niet kan worden achterhaald welke beslissingen allemaal<br />

een rol spelen.<br />

MODULE 13: ORGANISATIELEER EN ONTWIKKELING Page 8 of 16


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Tabel 1: Aandachtsgebieden waarin besluitvorming belangrijk is<br />

Aandachtsgebied Hoofdzaken<br />

1 Strategie<br />

De doelstellingen van de organisatie<br />

die de Missie bepalen<br />

2 Dagelijkse werkzaamheden<br />

Gebruik van beschikbare productiemiddelen<br />

3 Verwerving van productiemiddelen<br />

(a) fysieke materialen<br />

(b) financieel<br />

(c) personeel<br />

wat te produceren<br />

hoe te produceren<br />

welke productiemiddelen zijn nodig<br />

tempo en planning van productie<br />

korte termijn doelen bewaken<br />

planning en organisatie van onderhoud<br />

<strong>voor</strong>raadniveaus<br />

zorgen <strong>voor</strong> aanvoer van fysieke productiemiddelen in<br />

de juiste hoeveelheid en juiste kwaliteit<br />

zorgen <strong>voor</strong> voldoende kapitaal<br />

handhaven van liquiditeit<br />

werving, training en stimulering van personeel<br />

handhaven van moreel, motivatie en inzet<br />

arbeidsverhoudingen<br />

4 Administratie opzetten en onderhouden van adequate systemen <strong>voor</strong><br />

administratieve informatie en planning<br />

opzetten en onderhouden van een adequate organisatiestructuur<br />

5 Technische innovatie hoe kunnen prestaties worden verbeterd?<br />

welke nieuwe producten of processen kunnen worden<br />

ontwikkeld?<br />

6 Sociale structuur rechtvaardiging van het verleden<br />

legitimatie van huidige en toekomstige plannen<br />

uitingen van vriendschap en vertrouwen<br />

uitingen van vijandigheid en wantrouwen<br />

Communicatie is het sturen en ontvangen van informatie (een boodschap).<br />

Er zijn talloze redenen waarom communicatie vaak niet voldoet aan de idealen van<br />

nauwkeurigheid, betrouwbaarheid, geldigheid, toereikendheid, effectiviteit.<br />

In ieder geval kan via communicatie tot besluitvorming worden gekomen.<br />

Een besluitvormingsproces wordt gedefinieerd als de gedachten en handelingen die<br />

te maken hebben met een serie keuzes en ook die keuzes zelf.<br />

Er kan sprake zijn van:<br />

a. Persoonlijke beslissingen<br />

Deze zijn beslissingen die de manager neemt, meer als gevolg van een persoonlijk<br />

belang dat moet worden gediend. In de meeste gevallen kan de manager dit soort<br />

besluiten niet delegeren naar andere managers toe.<br />

b. Operationele beslissing<br />

Deze beslissingen die het organisatie belang <strong>voor</strong> ogen hebben, kunnen dus ook een<br />

strategisch karakter hebben. Het maken van een nieuw product bij<strong>voor</strong>beeld of het<br />

betreden van een nieuwe markt <strong>voor</strong> het product.<br />

Soms is het onderscheid tussen persoonlijke en operationele beslissingen moeilijk te<br />

maken.<br />

MODULE 13: ORGANISATIELEER EN ONTWIKKELING Page 9 of 16


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

In het algemeen kent het besluitvormingsproces de volgende stappen:<br />

1. Wordt bewust van het probleem<br />

2. Definieer het probleem<br />

3. Stel besluitvormingscriteria op<br />

4. Ontwikkel alternatieve oplossingen<br />

5. Analyseer aangedragen data<br />

6. Neem acties<br />

7. Maak follow-up besluiten<br />

Er is sprake van het bewust worden van een probleem indien er een verschil bestaat<br />

tussen de gewenste situatie en de realiteit.<br />

Managers kunnen zich pas bewust worden van een probleem als zij binnen alle<br />

geledingen van het bedrijf hebben geïnventariseerd wat de meningen zijn van<br />

managers over doelen, strategie en doelrealisatie.<br />

Managers moeten zogenaamde”early warning systems” installeren zodat zij tijdig op<br />

de hoogte zijn dat zaken niet goed lopen.<br />

Het definiëren van een probleem is een van de meest cruciale stappen binnen het<br />

besluitvormingsproces.<br />

Het correct definiëren van een probleem leidt tot de beste resultaten, omdat deze<br />

ook de oplossing in beeld brengt. Daarom wordt vaak gesteld, dat het correct<br />

definiëren van het probleem, het halve werk is.<br />

Besluitvormingscriteria zijn vaak de “standards” <strong>voor</strong> beoordeling, nodig <strong>voor</strong> de<br />

evaluatie van alternatieve oplossingen.<br />

Besluitvormingscriteria dienen expliciet te zijn en moeten een zekere rangschikking<br />

hebben in termen van belangrijkheid.<br />

Ineffectieve managers kiezen vaak de weg van de minste weerstand en dan stellen zij<br />

de vraag, “wordt het probleem opgelost?”, in plaats van, “Is het de beste oplossing<br />

binnen de richtlijnen?”.<br />

De top manager moet stimuleren tot individuele creativiteit onder de werkers.<br />

De top manager moet creatief denken onder de managers stimuleren via<br />

groepsparticipatie in creatief denken, waarbij een ieder, ideeën in snel tempo zonder<br />

remmingen presenteert en bediscussieert, dit leidt tot de beste resultaten. Een van<br />

de in het verleden ontwikkelde technieken is de brainstorming.<br />

Het analyseren van data kan via de volgende methoden worden bereikt. :<br />

Het calculeren van kosten en opbrengsten van besluiten en hun alternatieven<br />

Het maken van een besluitvormingsboom<br />

De boom maakt inzichtelijk, welke de onderlinge verhoudingen zijn tussen de effecten<br />

die in de tijd zullen optreden.<br />

MODULE 13: ORGANISATIELEER EN ONTWIKKELING Page 10 of 16


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Op basis van getrokken conclusies kan de manager het beste alternatief omarmen en<br />

actie nemen.<br />

Besluiten rond de Follow-up, zijn eveneens nodig omdat het bestaan van organisaties<br />

en bedrijven een niet ophoudend proces is.<br />

Planning, uitvoering, monitoren/evaluatie gaan derhalve hand in hand.<br />

2.2 Organiseren, leiderschap en teamwerk<br />

Organiseren<br />

Binnen de organisatie is er een structuur, die personen en zaken omvat. Het geeft aan<br />

wie doet wat en wie rapport aan wie.<br />

Personen hebben binnen de organisatie de gelegenheid om te groeien naar<br />

jobspecialisatie.<br />

Het <strong>voor</strong>deel van de specialisatie is het kunnen ontwikkelen van expertise, wat<br />

realisatie van doelen op efficiënte wijze, ten goede komt. Jobspecialisatie heeft<br />

echter enige nadelen. Het bemoeilijkt het coördinatiewerk, wanneer verschillende<br />

specialisten zich slechts wensen te beperken tot kleine specialistische gebieden.<br />

Jobs kunnen verschillende karakteristieken hebben.<br />

Skill variety<br />

Taak identiteit<br />

Taak belangrijkheid<br />

Taak zelfstandigheid<br />

Feedback<br />

Het zijn al deze componenten, die leiden naar verantwoordelijkheidsgevoel en<br />

feedback leidt naar kennis en resultaten.<br />

Managers kunnen in een structuur van differentiatie operen, dan wel in een structuur<br />

van integratie.<br />

“Span of control” verwijst naar een situatie, waarin een aantal employees rapporteert<br />

aan een manager. Het aantal moet niet te groot zijn, niet meer dan bij<strong>voor</strong>beeld 15.<br />

Hoe zit het met het begrip bureaucratie. Een bureaucratische organisatie is<br />

gekenmerkt door:<br />

Regels en procedures voeren de boventoon in de organisatie.<br />

Er is een grote mate van differentiatie <strong>voor</strong> wat betreft de organisatiefuncties.<br />

Er is een sterke hiërarchie. Elke unit rapport aan een hogere unit en er is geen<br />

sprake van “free floating” van een unit.<br />

Er is sprake van een nadruk op normen en regels om gedrag van employees te<br />

bepalen.<br />

Er is geen speciale behandeling van een employee die uitschiet.<br />

Alle administratieve acties zijn vastgelegd in een schrijven.<br />

MODULE 13: ORGANISATIELEER EN ONTWIKKELING Page 11 of 16


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Tegenover deze vorm van machine bureaucratie staat Professional Bureaucratie.<br />

Voorbeelden van een Professional bureaucratie zijn een accountantskantoor, een<br />

universiteit en een ziekenhuis. Vastlegging van regels en gedragcodes geldt hier het<br />

meest <strong>voor</strong> het korps van hoog getrainde managers.<br />

In sommige ondernemingen behoeft Departementalizatie geen problemen op te<br />

leveren, bij<strong>voor</strong>beeld daar waar afdelingen afgeronde specialistische pakketten<br />

moeten vervaardigen. Anderzijds is een onderzoeksstation bij <strong>voor</strong>beeld in de<br />

landbouw niet gebaat bij departementalizatie. Immers, de onderzoekstaak vergt in dit<br />

verband meer integratie en coördinatie van taken.<br />

Organisatiestructuren kunnen in diverse vormen <strong>voor</strong>komen.<br />

We kunnen hebben een platte organisatiestructuur. Dat is de organisatie structuur<br />

met weinig lagen van management.<br />

We kennen een matrix organisatiestructuur, die bedoeld is om de problemen die<br />

ontstaan bij traditionele structuren en die veranderingen moeten doorvoeren, te<br />

omzeilen. Een matrix organisatiestructuur bestaat uit een projectstructuur en is in<br />

hoge mate functioneel. In matrix organisatiestructuren, kan de employee aan<br />

verschillende managers rapporteren, omdat resultaten van een activiteit meerdere<br />

projecten en cellen in de organisatie, regarderen. Het gebruik van het matrix<br />

model heeft niet als uitdaging de creatie van een matrix structuur, als wel de<br />

creatie van een matrix in de hoofden van de managers.<br />

Matrix organisaties kennen ook nadelen, hoofdzakelijk omdat employees moeten<br />

rapporteren aan verschillende managers.<br />

Leiderschap en teamwerk<br />

Organisaties zijn verzamelingen mensen die verschillende doelstellingen nastreven.<br />

Hun belangen en doelen kunnen vaak uiteen lopen.<br />

Het brengen van doelen en belangen bij elkaar is een kwestie van leiderschap. Er zijn<br />

talloze definities van leiderschap in omloop. Benis en Nanus(1985) hebben uit zo’n<br />

300 omschrijvingen een samenvattende definitie gemaakt. Van leiderschap is sprake<br />

wanneer iemand (de leider) invloed uitoefent over anderen (de volgers) binnen een<br />

groep of organisatie. De invloed kan veelomvattend of beperkt zijn, maar binnen<br />

formele organisaties wordt speciaal nadruk gelegd op invloed over:<br />

De waarden die aangehangen worden.<br />

De richting waarin toekomstige ontwikkelingen worden gestuurd.<br />

De wijze waarop dagelijkse taken worden uitgevoerd.<br />

In deze definitie kunnen drie belangrijke aspecten onderscheiden worden.<br />

Benadrukt dat leiderschap geen kenmerk is van een geïsoleerd individu, maar in<br />

relaties tussen leiders en volgers tot uiting komt.<br />

MODULE 13: ORGANISATIELEER EN ONTWIKKELING Page 12 of 16


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Uit de definitie volgt dat er binnen een sociale organisatie, meerdere leiders<br />

kunnen bestaan <strong>voor</strong> verschillende aspecten.<br />

Leiderschap hoeft niet synoniem te zijn aan een formele positie in de<br />

managementhiërarchie, al is dit wel mogelijk. Men hoeft niet manager of chef te<br />

zijn om een leider te zijn, maar het valt te betwijfelen of men een manager kan zijn<br />

wanneer men geen leiderschap ontwikkeld heeft in bepaalde aspecten van de<br />

activiteiten in de organisatie. De reden is dat managers verantwoording dragen<br />

<strong>voor</strong> de prestaties van anderen; invloed uitoefenen op mensen om naar de<br />

hoogste normen te presteren, is dus een belangrijke taak van managers.<br />

Bij leiderschap is er sprake van een wederzijds afhankelijke relatie met volgers,<br />

gericht op samenwerking en teamresultaten.<br />

Een effectieve leider dient de beschikking te hebben over cognitieve (mentale) en<br />

kenniseigenschappen. Drie cognitieve eigenschappen zijn belangrijk, namelijk, hij of zij<br />

moet probleemoplossend kunnen werken, de manager moet inzicht hebben in situaties<br />

en in personen. De manager dient technische en professionele competentie te<br />

bezitten.<br />

Verder kunnen worden genoemd karaktereigenschappen: zelfvertrouwen, gevoeligheid<br />

<strong>voor</strong> macht, drang naar succes, gevoel <strong>voor</strong> humor, enthousiasme, assertiviteit,<br />

intermenselijke vaardigheden, hulpvaardigheid en takt zijn allemaal belangrijke<br />

componenten, die leiderschap beïnvloeden.<br />

Een klassieke methode <strong>voor</strong> het kwalificeren van leiderschapstijlen is om de leiding te<br />

arrangeren langs het gehalte aan autoriteit uitstralend gedrag aan de dag gelegd<br />

door de manager.<br />

Links oplopend gehalte aan een optreden dat autoriteit uitstraalt, is te vinden bij de<br />

manager<br />

autocratische stijl participatieve stijl free-reign stijl<br />

consultatief consensus democratisch<br />

Rechts oplopend gehalte aan een optreden dat autoriteit uitstraalt, is te vinden bij de<br />

groepsleden<br />

Charismatisch leiderschap is het vermogen om leiding te geven op basis van charme,<br />

inspiratie, emotie, maar ook kennis en visie.<br />

Heel veel aandacht wordt besteed aan een leiderschapstijl die verder gaat dan<br />

slechts het leiden van interacties tussen personen. De transformatie leider helpt<br />

organisaties om positieve verandering te brengen in hun aanpak van zaken.<br />

Men bereikt dat door mensen te helpen hun positieve kwaliteiten en eigenschappen<br />

beter in te zetten in het licht van verandering en realisatie van doelen.<br />

MODULE 13: ORGANISATIELEER EN ONTWIKKELING Page 13 of 16


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

De op transformatie gerichte leider bezit charisma en heeft dus het vermogen om de<br />

werkomgeving en anderen met charme te inspireren tot grotere en belangrijke<br />

prestaties.<br />

2.3 Organisatieontwikkeling<br />

Omstreeks 1900 ontstond de zogenaamde klassieke organisatieleer. Centraal stond<br />

de constructie naar het model van een machine. Belangrijke begrippen in dit verband<br />

zijn:<br />

Taakstelling<br />

Beloning naar prestatie<br />

Zorg <strong>voor</strong> standaardcondities<br />

Goede instructies <strong>voor</strong> arbeiders<br />

Scherpe omschrijving van verantwoordelijkheden en bevoegdheden<br />

Strikte scheiding van leiding en uitvoering<br />

Tussen 1930 en 1940 ontstond daarop een reactie in de zogenaamde human<br />

relations-beweging.<br />

In deze beweging lag de nadruk op gunstige werkomstandigheden en een prettig<br />

arbeidsklimaat. Men dacht dat bevrediging van psychosociale behoeften, zoals<br />

geborgenheid in een groep, waardering, zekerheid en status zou leiden tot hogere<br />

arbeidsprestaties. De verwachtingen waren nogal te hoog gesteld, maar sociale<br />

klimaat is van blijvende betekenis geweest.<br />

Tussen 1950 en 1960, vindt men de periode van het revisionisme. Hier ging het om<br />

organisatiedeskundigen die een synthese zochten tussen beide <strong>voor</strong>gaande<br />

stromingen.<br />

De vierde stroming namelijk organisatieontwikkeling is gelijktijdig met het revisionisme<br />

ontstaan.<br />

Zij onderscheidt zich van de drie genoemde stromingen <strong>voor</strong>al door twee kenmerken:<br />

De gerichtheid op bewust op gang gebrachte en geleide veranderingsprocessen<br />

in organisaties.<br />

De motivering vanuit een ideologie van maatschappelijke <strong>voor</strong>uitgang en groei<br />

naar open menselijke verhoudingen en democratisering.<br />

Groepsdynamica is binnen de context van organisatieontwikkeling een ontdekking die<br />

in korte tijd een brede toepassing vond als middel om sociale vaardigheden van<br />

mensen te vergroten en zo sociale verandering teweeg te brengen.<br />

Organisatieontwikkeling kenmerkt zich door een mengeling van kennis en ideologie.<br />

De organisatieontwikkelaar is begeleider of change agent.<br />

Een change agent die betrokkenen in organisaties wil helpen verandering te realiseren,<br />

staat <strong>voor</strong> de keus:<br />

Aansluiting zoeken bij wat betrokkenen zelf nastrevenswaard achten of<br />

MODULE 13: ORGANISATIELEER EN ONTWIKKELING Page 14 of 16


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Opereren op grond van zijn eigen opvattingen wat goed en wenselijk is.<br />

Het lijkt de <strong>voor</strong>keur te verdienen de keuze van de veranderingsdoelen primair bij<br />

betrokkenen zelf te leggen.<br />

Over het algemeen kan men betrokkenen zien als degenen die belang hebben bij de<br />

oplossing van een probleem of die de gevolgen ervan ondervinden. De aard van de<br />

belangen kan echter nogal verschillen.<br />

Mensen kunnen last hebben van het onderhavige probleem en hebben baat bij de<br />

oplossing ervan.<br />

Anderen kunnen zonder dat het om hun probleem gaat belang hebben bij de<br />

gevolgen van een eventuele oplossing.<br />

Tenslotte kunnen mensen emotioneel betrokken zijn bij een kwestie zonder dat zij<br />

rechtstreeks de gevolgen ervan ondervinden.<br />

Organisatieontwikkeling kent in de praktijk begrensde mogelijkheden. De beperkingen<br />

hebben <strong>voor</strong>al te maken met de vraag of participatie van betrokkenen serieus mogelijk<br />

en effectief is.<br />

1) In de eerste plaats leidt participatie van betrokkenen onvermijdelijk tot<br />

teleurstelling, wanneer degenen die macht bezitten uiteindelijk anders beslissen<br />

dan betrokkenen zelf hebben aangegeven.<br />

2) Teneinde de kans op teleurstelling bij betrokkenen te minimaliseren, dienen de<br />

grenzen van de mogelijkheden goed te zijn aangegeven en daarom is het inroepen<br />

van een deskundige die de gevolgen van een te kiezen oplossing of beslissing,<br />

bekijkt.<br />

3) Een derde <strong>voor</strong>waarde <strong>voor</strong> organisatieontwikkeling heeft te maken met de vraag<br />

in hoeverre er gemeenschappelijkheid bestaat over een aan de orde gesteld<br />

probleem en men de bereidheid heeft zich <strong>voor</strong> de oplossing ervan in te zetten.<br />

4) De vierde conditie is te noemen dat bij betrokkenen de bereidheid kan worden<br />

verondersteld tot het accepteren van compromissen en meerderheidsbeslissingen.<br />

Veel mensen die met een probleem worden geconfronteerd, bedenken spontaan een<br />

oplossing <strong>voor</strong>dat zij het probleem hebben geanalyseerd en <strong>voor</strong>dat zij zich hebben<br />

afgevraagd welk doel zij eigenlijk stellen.<br />

Het verschijnsel dat mensen en groepen niet van nature volgens een dergelijke<br />

logische systematiek werken, maakt begeleiding vaak wenselijk.<br />

Begeleiding dient dan oplossings-, proces- en ontwikkelingsgericht te zijn.<br />

Belangrijke condities <strong>voor</strong> een goede begeleidingsrelatie zijn:<br />

Wederzijdse acceptatie<br />

Distantie van de begeleider ten opzichte van de aan de orde gestelde<br />

problematiek, waar<strong>voor</strong> belangrijk zijn; geen belangen hebben bij bepaalde<br />

oplossingen en een emotioneel neutrale houding<br />

MODULE 13: ORGANISATIELEER EN ONTWIKKELING Page 15 of 16


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Organisatieontwikkeling wordt doorgaans in verband gebracht met externe<br />

begeleiding.<br />

Externe adviseurs en begeleiders hebben vaak een gunstiger uitgangspositie om aan<br />

de condities <strong>voor</strong> een goede begeleidingsrelatie te voldoen. Een externe begeleider<br />

kan meestal blanco beginnen en is duidelijker belangeloos wat betreft de aard van de<br />

op te lossen problemen. De condities kunnen <strong>voor</strong> hem haar gunstig zijn als:<br />

Een ontwikkelingsgerichte aanpak gewenst is.<br />

De kans op overeenstemming tussen betrokkenen gering lijkt, is het <strong>voor</strong> de<br />

leiding vaak verstandig de handen vrij te houden om later eindbeslissingen te<br />

kunnen nemen, waar betrokkenen niet uit zijn gekomen. Zij kan dan informatie<br />

gebruiken die de participatie onder externe begeleiding heeft opgeleverd en<br />

daardoor de diverse belangen beter wegen.<br />

MODULE 13: ORGANISATIELEER EN ONTWIKKELING Page 16 of 16


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

14 GRONDSLAGEN VAN DE ONTWIKKELING VAN AGRARISCHE<br />

COOPERATIES<br />

INHOUD<br />

1 Inleiding ....................................................................................................... 2<br />

1.1 Opkomst kleinlandbouw ............................................................................. 2<br />

1.2 Gewassen .............................................................................................. 2<br />

1.3 Uitbreiding van padieteelt onder kapitalistische verhoudingen .......................... 3<br />

2 Het begrip coöperatie, een definitie ................................................................. 3<br />

3 De ontwikkeling van coöperaties mede in het licht van een historisch perspectief ...... 4<br />

3.1 Interne organisatiestructuur ....................................................................... 4<br />

3.2 Doelstellingen ....................................................................................... 15<br />

3.3 Invloed van externe factoren op de coöperatie ........................................... 16<br />

4 Soorten coöperaties .................................................................................... 18<br />

4.1 De economische status van leden. ............................................................ 18<br />

4.2 De economische functies van de coöperaties. ............................................. 18<br />

4.3 De mate van integratie van de leden en de bedrijven van leden in de<br />

coöperatie. .......................................................................................... 19<br />

4.4 De legale status .................................................................................... 19<br />

4.5 Het niveau van de organisatie. ................................................................. 19<br />

5 Coöperatieve controle en management ............................................................ 20<br />

5.1 Verantwoordelijkheden van de leden ......................................................... 20<br />

5.2 Het bestuur .......................................................................................... 21<br />

6 Slotopmerkingen ......................................................................................... 22<br />

MODULE 14: GRONDSLAGEN VAN DE ONTWIKKELING VAN AGRARISCHE COOPERATIES Page 1 of 23


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

1 INLEIDING<br />

Vele jaren terug handelden de meeste studies over boeren, over het boerenbedrijf,<br />

productiviteit, gewassen en andere landbouwkundige en landbouweconomische<br />

kwesties.<br />

In de afgelopen dertig jaar is men zich meer gaan toeleggen op studies die gaan over<br />

de totstandkoming van de structuur van plattelandssamenlevingen.<br />

1.1 Opkomst kleinlandbouw<br />

In Suriname zijn de kleinlandbouwers in de circulatie gekomen rond 1873.<br />

Zij kwamen op als zelfstandige agrarische producenten in de tijd onmiddellijk na de<br />

opheffing van het Staatstoezicht, dat is de tienjarige periode van gedwongen arbeid<br />

die volgde op de opheffing van de slavenarbeid in 1863.<br />

Kleine boeren in de gehele wereld hebben gemeen dat het bewoners zijn van het<br />

platte land, die <strong>voor</strong> hun levensonderhoud in hoofdzaak aangewezen zijn op het<br />

gebruik van de grond waarop zij op kleine schaal voedselgewassen telen, terwijl zij<br />

daarnevens gewassen telen, die in een wijdere economie kunnen circuleren dan die<br />

van hun vestiging.<br />

1.2 Gewassen<br />

Tot omstreeks de eeuwwisseling, vormden cassave en de kookbanaan het<br />

hoofdvoedsel van de bevolking in de kolonie. De export gerichte cacao- en<br />

suikerindustrie kwam in de verdrukking. Voedselgewassen gingen steeds meer een<br />

centrale rol in de verbouw innemen. De heroriëntatie op de lokale voedselmarkt gold<br />

niet alleen <strong>voor</strong> alle kleine boeren in even sterke mate. Voornamelijk de creoolse<br />

boeren volhardden in hun strijd om het bestaan als cacaoboer. Sommigen hielden<br />

stand, anderen konden zich niet staande houden. De vraag werd gesteld waarom de<br />

creoolse boeren in die tijd niet hebben ingespeeld op de nieuw ontstane vraag naar<br />

voedselgewassen.<br />

Mogelijkerwijs ligt hierin de verklaring <strong>voor</strong> het feit dat de verbouw van<br />

voedselgewassen in het bijzonder die van rijst geassocieerd wordt met de vestiging<br />

van Aziatische ex-contractanten. In haar meest extreme vorm treft men deze<br />

associatie aan bij schrijvers die ervan uitgaan dat sommige etnische groeperingen een<br />

bepaalde natuurlijke dispositie hebben <strong>voor</strong> bepaalde gewassen.<br />

Deze denkwijze sluit aan bij die welke wij in kringen van de Aziatische immigranten, de<br />

kleine landbouwers bij uitstek zien. Beide denkwijzen zijn uitdrukking van etnisch<br />

gecentreerd denken, zij zijn deel van een ideologie. Het is niet moeilijk om deze<br />

denkwijze op historische gronden te ontkrachten. Uit vele historische bronnen blijkt<br />

dat al <strong>voor</strong> de introductie van contractarbeid van Aziatische immigranten, de rijstbouw<br />

MODULE 14: GRONDSLAGEN VAN DE ONTWIKKELING VAN AGRARISCHE COOPERATIES Page 2 of 23


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

in Suriname bestond. Al bij de opheffing van de slavenarbeid wordt rijst als<br />

volksvoedsel aanbevolen en op kleine schaal ook verbouwd.<br />

1.3 Uitbreiding van padieteelt onder kapitalistische verhoudingen<br />

Met de komst van de immigranten vindt een sterke uitbreiding van de rijstbouw<br />

plaats.<br />

Onder invloed van de introductie van de mechanisatie wordt de schaal nog groter.<br />

De teelt van padie vindt vrijwel uitsluitend plaats onder kapitalistische<br />

productieverhoudingen. Het proces van kapitaalaccumulatie bij de teelt van padie in<br />

Suriname, komt onder andere tot uiting in de concentratie van productiemiddelen in<br />

handen van een beperkt aantal personen. Onder druk van deze omstandigheden en de<br />

eisen die de markteconomie dicteren, transformeert de kleinlandbouwer naar<br />

medebezitter van bedoelde productiemiddelen.<br />

Maar het proces van samenwerking bij<strong>voor</strong>beeld bij aanschaf, bezit en inzet van<br />

schaarse en dure productiemiddelen, komt niet tot haar recht. De coöperatieve<br />

ontwikkeling van onze agrarische sector komt maar niet op gang.<br />

2 HET BEGRIP COÖPERATIE, EEN DEFINITIE<br />

Een definitie<br />

Een coöperatie wordt in het algemeen gedefinieerd als een associatie, die zich<br />

vrijwillig verenigd heeft ter bereiking van een gezamenlijk economisch doel, en wel<br />

door middel van:<br />

de oprichting van een democratisch gecontroleerde bedrijfsorganisatie.<br />

rechtvaardige bijdragen in het kapitaal door de leden.<br />

rechtvaardige verdeling van de risico’s en bedrijfsoverschotten van de<br />

gezamenlijke onderneming.<br />

In deze definitie wordt iets gezegd over de interne structuur van een coöperatie,<br />

namelijk een vrijwillige associatie van de leden in een democratische organisatie. Het<br />

begrip democratisch in een coöperatieve organisatie heeft <strong>voor</strong>al betrekking op het<br />

feit, dat alle leden, ongeacht het aandeel dat ze hebben bij het nemen van<br />

beslissingen in de algemene vergadering, het hoogste gezagsorgaan van een<br />

coöperatie zijn. Het democratisch principe wordt dan wel kernachtig omschreven met<br />

de uitdrukking, “one man one vote”. In de definitie van P. van Dooren (1972) , wordt<br />

behalve onder de interne structuur van een coöperatie ook iets gezegd over de<br />

doelstellingen van een coöperatie, in de eerste plaatst worden de economische<br />

belangen van de leden behartigd, waarbij men op een rechtvaardige manier deelt in<br />

zowel het verlies als de winst van de coöperatie. Wat in de definitie van Van Dooren<br />

MODULE 14: GRONDSLAGEN VAN DE ONTWIKKELING VAN AGRARISCHE COOPERATIES Page 3 of 23


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

ontbreekt, is de invloed van andere personen en organisaties op de structuur van de<br />

coöperatie en de wijze waarop doelstellingen gerealiseerd worden. De invloed van<br />

externe personen, zoals opkopers, handel en geldschieters, overheid en politici, is<br />

substantieel. Kleine boeren produceren deels <strong>voor</strong> het eigen onderhoud en deels<br />

<strong>voor</strong> de markt. De benodigde arbeidskracht wordt hoofdzakelijk geleverd door de<br />

boer en zijn gezinsleden. Landbouwcoöperaties in ontwikkelingslanden zijn <strong>voor</strong>al in de<br />

jaren zestig opgericht, meestal op initiatief van de overheden van deze landen zelf. Dit<br />

in tegenstelling tot de landbouwcoöperaties in Europa en de Verenigde Staten van<br />

Amerika, die meestal op initiatief van kleine groepen boeren zelf zijn opgericht. De<br />

overheidsbemoeienis in ontwikkelingslanden met landbouwcoöperaties heeft <strong>voor</strong>al als<br />

doel gehad de landbouwcoöperaties ten behoeve van de steden te stimuleren en<br />

tegelijkertijd sociale onrust onder de kleine boeren als gevolg van de heersende<br />

armoede te <strong>voor</strong>komen (P. Vorsley, 1984, pag. 127).<br />

3 DE ONTWIKKELING VAN COÖPERATIES MEDE IN HET LICHT VAN EEN<br />

HISTORISCH PERSPECTIEF<br />

Aan de hand van de drie onderscheiden aspecten van de (landbouw)coöperaties, zal<br />

een kort overzicht worden gegeven van de ideeën, die er in de literatuur zijn over<br />

landbouwcoöperaties in ontwikkelingslanden.<br />

De drie aspecten, die als leidraad dienen <strong>voor</strong> deze uiteenzetting zijn:<br />

1. De interne organisatie structuur<br />

2. De doelstellingen<br />

3. De invloed van externe factoren op de coöperatie.<br />

3.1 Interne organisatiestructuur<br />

Kenmerken van bestuursleden:<br />

In de literatuur over landbouwcoöperaties in ontwikkelingslanden, wordt bij de<br />

beschrijving van de interne structuur meestal de nadruk gelegd op één of meer van de<br />

volgende punten:<br />

Professionele integriteit en bezit van sociale idealen<br />

Tot het begin van de jaren zeventig wordt van bestuursleden van<br />

landbouwcoöperaties <strong>voor</strong>al verwacht, dat ze professioneel en integer zijn en<br />

sociale idealen bezitten.<br />

Deskundigheid en psychosociale eisen<br />

In deze periode ligt de nadruk op deskundigheid en op de psychosociale eisen,<br />

waaraan bestuursleden van landbouwcoöperaties moeten voldoen. P. Oud stelt,<br />

dat van bestuursleden verwacht mag worden, dat:<br />

MODULE 14: GRONDSLAGEN VAN DE ONTWIKKELING VAN AGRARISCHE COOPERATIES Page 4 of 23


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Zij over voldoende zelfbeheersing beschikken waarbij ze het belang van de<br />

coöperatie boven het eigen belang stellen.<br />

Ook moeten zijn hun politieke, religieuze of wereldbeschouwelijke<br />

overtuiging buiten de coöperatie zien te houden.<br />

Bovendien moeten bestuursleden geen autoritair gedrag vertonen en hun<br />

maatschappelijke functie of positie niet laten gelden.<br />

Ze moeten initiatieven ontplooien en de coöperatie aanpassen aan<br />

veranderende omstandigheden, ze moeten de leden tot medewerking<br />

opwekken en bemiddelen bij conflicten.<br />

Ten slotte moeten bestuursleden een goede opleiding hebben en ongeveer<br />

dezelfde sociaaleconomische positie als de leden. (P. Oud, 1970, pag.<br />

244 e.v.)<br />

De bovengenoemde visie op het bestuur van een coöperatie valt binnen het kader van<br />

datgene, wat in het vervolg van formele “expert” benadering zal worden genoemd.<br />

In deze visie bestaat het bestuur uit capabele mensen, die zich strikt houden aan de<br />

democratische principes van een coöperatie. In de formele benadering worden<br />

landbouwcoöperaties in ontwikkelingslanden <strong>voor</strong>al gezien als instrument van de<br />

overheid, het platteland te ontwikkelen, door productieverhoging die uiteindelijk zal<br />

leiden tot een betere inkomensverdeling en vergroting van de macht <strong>voor</strong> de rurale<br />

bevolking.<br />

In de jaren zeventig en tachtig is er kritiek gekomen op deze benadering, die ertoe<br />

zou leiden, dat landbouwcoöperaties in ontwikkelingslanden, <strong>voor</strong>al bestuurd worden<br />

door rijke boeren, die als enigen over de benodigde expertise beschikken om<br />

complexe organisaties te leiden en daardoor het meest profiteren van de <strong>voor</strong>delen,<br />

die de overheid biedt aan landbouwcoöperaties in de vorm van subsidies en de<br />

levering van landbouwbenodigdheden. Dit is in Suriname niet per se het geval.<br />

Kritiek op de “expert” benadering heeft geleid tot de visie, dat landbouwcoöperaties<br />

het best geïnitieerd en begeleid kunnen worden door idealistische buitenstaanders,<br />

die een mentaliteitsverandering onder de kleine boeren teweeg brengen, waardoor zij<br />

hun armoede niet meer als natuurlijk gegeven kunnen aanvaarden. Deze<br />

buitenstaanders, ook wel promotors genoemd, moeten <strong>voor</strong>al de armere secties van<br />

de kleine boeren door spreiding en bewustmaking zover zien te krijgen dat zij de<br />

bestuursfuncties van de rijke boeren kunnen overnemen. Deze visie, waarbij het <strong>voor</strong>al<br />

gaat om de bewustmaking van arme kleine boeren, zal in het vervolg de<br />

participatorische benadering worden genoemd.<br />

Aanhangers van de participatorische benadering hebben een <strong>voor</strong>keur <strong>voor</strong><br />

kleinschalige coöperaties, die niet te veel onder invloed staan van de overheid. Men<br />

is van mening, dat de overheid in de meeste ontwikkelingslanden <strong>voor</strong>al streeft naar<br />

de verhoging van de agrarische productie en daarom <strong>voor</strong>al de belangen verdedigt<br />

van rijke boeren en kleine boeren, die uitsluitend <strong>voor</strong> de export of de binnenlandse<br />

MODULE 14: GRONDSLAGEN VAN DE ONTWIKKELING VAN AGRARISCHE COOPERATIES Page 5 of 23


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

markt produceren. Steun van de overheid wordt niet bevorderlijk geacht om een<br />

mentaliteit van zelfstandigheid bij kleine boeren te kweken.<br />

Kleinschaligheid wordt gepropageerd, omdat arme kleine boeren onvoldoende kennis<br />

hebben om een complexe organisatie te besturen en over te weinig middelen<br />

beschikken om technische hoogwaardige productie activiteiten te ondernemen. Bij<br />

<strong>voor</strong>keur wordt gestart met kleine projecten, die gericht zijn op het lenigen van de<br />

directe sociale nood. Bij de participatorische benadering worden coöperaties net als<br />

een leerproces fasegewijs opgericht, waarbij begonnen wordt met eenvoudige<br />

activiteiten, die steeds verdere worden uitgebreid.<br />

D. Buijs een aanhanger van de participatorische benadering, onderscheidt de<br />

volgende fasen, die doorlopen moeten worden bij de oprichting van een coöperatie<br />

(D. Buijs, 1982, pag. 14):<br />

a. de promotiefase<br />

b. de mobilisatiefase<br />

c. de eerste actiefase<br />

d. de opbouwfase<br />

e. de stabilisatiefase<br />

Ad a<br />

De promotiefase omvat het stellen van doelen, het werven van middelen bij<br />

internationale hulporganisaties. Gezocht wordt naar een geschikte locatie, die<br />

beantwoordt aan de volgende <strong>voor</strong>waarden:<br />

de kleine boeren mogen niet te afhankelijk zijn van handelaren en dergelijke,<br />

er moet sprake zijn van de aanwezigheid van individueel niet oplosbaar geachte<br />

knelpunten,<br />

er moet hulp aanwezig zijn van buitenstaanders, promotors, bij het opzetten van<br />

participatorische projecten, en<br />

de kleine boeren, die in aanmerking komen <strong>voor</strong> deze projecten moeten homogeen<br />

zijn in sociaaleconomisch opzicht.<br />

De promotor moet zijn gezag ten opzichte van de kleine boeren legitimeren, door in<br />

het dorp te gaan wonen, enquêtes te doen over de heersende problemen en contact<br />

te zoeken met de gezagdragers in het dorp.<br />

Ad b<br />

De mobilisatiefase heeft <strong>voor</strong>al betrekking op het geven van prikkels aan kleine boeren<br />

om samen te werken. Er wordt geprobeerd zekerheid te verschaffen over te bereiken<br />

resultaten, de onbekendheid en het gebrek aan ervaring met organiseren bij kleine<br />

boeren wordt opgeheven. Gestreefd wordt naar mentaliteitsverandering door het<br />

organiseren van groepsgesprekken, het aanbieden van tekeningen en/of films over de<br />

polder- of dorpssituatie en de polder- of dorpsbewoners zelf onderzoek te laten<br />

doen naar hun situatie. Er wordt gestreefd naar kleine groepen, omdat dan de sociale<br />

MODULE 14: GRONDSLAGEN VAN DE ONTWIKKELING VAN AGRARISCHE COOPERATIES Page 6 of 23


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

controle, effectiviteit en solidariteit groter zijn. Ten slotte worden er in deze fasen<br />

projecten gekozen, waarbij gelet wordt op financiële kleinschaligheid, betere<br />

mogelijkheden tot participatie, aangepaste technologie en de rijke boeren mogen<br />

over het algemeen niet meedoen.<br />

Ad c<br />

In de eerste actiefase wordt begonnen met kleine activiteiten, waardoor het<br />

zelfvertrouwen van de kleine boeren toeneemt, er wordt een nieuwe organisatie<br />

opgezet, waarin gelijkwaardigheid een centrale rol vervult. Ook wordt alvast rekening<br />

gehouden met vervolgactiviteiten, de leden moeten een eigen bijdrage leveren,<br />

waardoor hun eigenwaarde en trots bevorderd wordt. Er moet sprake zijn van<br />

expressief leiderschap, dat er<strong>voor</strong> zorgt dat de leden onderling geïntegreerd worden<br />

in een normatief systeem. In deze fase is het leiderschap een taak van de promotor.<br />

Er worden lokale leiders opgeleid en de leden participeren in de precisering van de<br />

doelen, de organisatiestructuur, de keuze van het bestuur, het bepalen van de<br />

bevoegdheden en bestuursleden en de exacte hoogte van de eigen bijdrage. De<br />

participatie geschiedt door het aanbieden van concrete alternatieven en de leden<br />

worden opgeleid in het geven van leiding, boekhouden, notuleren en wordt informatie<br />

gegeven over de werking van kredieten, banken en overheidsdiensten. De<br />

instrumentatie, affectieve en morele betrokkenheid wordt bevorderd.<br />

Ad d<br />

In de opbouwfase vindt er een uitbreiding plaats, gepaard gaande met een<br />

toenemende arbeidsdifferentiatie. Dit is nodig omdat de boeren meer dan één<br />

gezamenlijk probleem hebben en behoefte hebben aan een op elkaar afgestemd pakket<br />

van goederen en diensten, zoals krediet, <strong>voor</strong>lichting, risicodekking van onzekere<br />

activiteiten, een gegarandeerde afzet etc. In deze fase wordt ook getracht de<br />

betrokkenheid van leden van een ingesteld projectteam te handhaven, er wordt een<br />

onafhankelijke geschillencommissie ingesteld om conflicten op te lossen en de<br />

verdeling van de inkomsten wordt vastgesteld, waarbij er rekening wordt gehouden<br />

met een post afschrijvingen. Er wordt instrumenteel leiderschap geïnstalleerd, dat op<br />

efficiënte en effectieve wijze de doelen van de coöperatie moet verwezenlijken. Er<br />

worden afspraken tussen de promotor en de groep vastgelegd, die betrekking<br />

hebben op zijn of haar recht om in te grijpen als er sprake is van onregelmatigheden.<br />

Er worden relaties aangegaan met externe instanties, waarbij gelet moet worden op<br />

het behoud van de zelfstandigheid, er worden financiële transacties gesloten en<br />

spaar- en kredietrekeningen geopend. De promotor begint zich terug te trekken en<br />

draagt contacten, die hij heeft met de buitenwereld over aan de projectgroep.<br />

MODULE 14: GRONDSLAGEN VAN DE ONTWIKKELING VAN AGRARISCHE COOPERATIES Page 7 of 23


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Ad e<br />

De stabilisatiefase. Na een periode van sterke groei consolideert de organisatie zich<br />

en gaat de groei geleidelijker verlopen. Er ontstaat differentiatie binnen de<br />

coöperatie en er moeten mechanismen worden ingesteld ter <strong>voor</strong>koming van<br />

machtsmisbruik, zoals de rotatie van bestuursfuncties, die beloond moeten worden,<br />

waardoor deze ook aantrekkelijk worden <strong>voor</strong> de armste leden, er moet een<br />

uitbreiding van functies plaatsvinden, er moeten controlecommissies worden ingesteld<br />

en de sociale controle moet gehandhaafd blijven door het instellen van kleine<br />

subgroepen. In deze fase neemt de coöperatie een formele status aan en worden er<br />

associaties gevormd met soortgelijke groepen, ter verkrijging van schaalvergroting.<br />

Men dient zich ervan bewust te zijn dat door het aangaan van externe relaties intern<br />

differentiaties kunnen optreden tussen bestuurders en leden.<br />

De participatorische benadering heeft ook kritiek gekregen en heeft tevens geleid<br />

tot aanpassing van de formele benadering. M. Esman en N. Uphoff stellen, dat<br />

participatie op zich het succes van een coöperatie niet bepaalt, maar dat dit<br />

toegeschreven moet worden aan andere structurele variabelen (M. Esman en N.<br />

Uphoff, 1984, pag. 69). Het succes van een coöperatie wordt gemeten in de<br />

vergroting van gelijkheid in kansen en <strong>voor</strong>delen <strong>voor</strong> kleine boeren, de vergroting<br />

van macht van de rurale bevolking en de vergroting van de agrarische productie<br />

(M. Esman, N. Uphoff, 1984, pag.26 en 27). De organisatorische variabelen die<br />

wel verantwoordelijk zijn <strong>voor</strong> het succes van een coöperatie zijn:<br />

het geven van de economische prikkels aan de leden,<br />

het bestaan van duidelijke bepalingen over de verplichtingen van de leden,<br />

de wijze waarop deze voldaan moeten worden,<br />

er moet consensus zijn onder de leden over de verplichtingen.<br />

Het probleem van de “free riders”, waarbij men probeert te profiteren zonder<br />

een eigen bijdrage te leveren moet opgelost worden en de sancties tegen<br />

overtredingen moeten door de leden zelf worden uitgevoerd. Een tweede punt<br />

van kritiek op de participatorische benadering is, dat participatie alleen mogelijk is<br />

als de overheid dit toelaat, omdat er anders een confrontatie volgt met de Staat,<br />

waarbij de kleine boeren vrijwel zeker het onderspit delven. (M. Esman, N. Uphoff,<br />

1984, pag. 208).<br />

Volgens B. Galjart is participatie van kleine boeren niet mogelijk, als de overheid<br />

kapitaalaccumulatie als hoogste prioriteit heeft, als stedelijke belangen duidelijk<br />

<strong>voor</strong>getrokken worden boven rurale belangen en als er politieke dreiging uitgaat<br />

van participatie.<br />

Participatie is <strong>voor</strong>al mogelijk, als een regime grote behoefte heeft aan de<br />

vergroting van de legitimiteit (B. Galjart, 1982, pag. 190).<br />

De formele “expert” benadering wordt in de literatuur ook wel harmonie model (D.<br />

van Dusseldorp, 1981, pag. 58) of conventionele benadering (K. Verhagen,<br />

MODULE 14: GRONDSLAGEN VAN DE ONTWIKKELING VAN AGRARISCHE COOPERATIES Page 8 of 23


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

1984, pag. 158) genoemd. De participatorische benadering wordt ook wel<br />

conflict model genoemd (D. van Dusseldorp, 1981, pag. 58)<br />

Een tweede facet van de structuur van een coöperatie, dat apart aandacht<br />

verdient, is de controle en toezicht op het bestuur.<br />

Ook ten aanzien van dit punt zijn de twee eerder genoemde visies, de formele en<br />

de participatorische benadering te onderscheiden. De formele benadering was<br />

<strong>voor</strong>al tot de jaren zeventig populair en komt nog steeds, zij het in gewijzigde<br />

vorm <strong>voor</strong>. Deze benadering houdt in, dat er in de coöperatie een raad van<br />

toezicht is, die wordt bemand door goed opgeleide personen, die de financiële<br />

verslagen van het bestuur bestuderen en beoordelen. De raad van toezicht brengt<br />

advies uit aan de algemene ledenvergadering, die mag stemmen over het al dan<br />

niet goedkeuren van de financiële verslagen. In veel ontwikkelingslanden worden<br />

coöperaties door de overheid beschouwd als instrument ter verhoging van de<br />

agrarische productie en als mogelijkheid greep te krijgen op de plattelandsbevolking<br />

(I. Vorsley, 1984, pag 184). Dit heeft ertoe geleid dat de overheid in<br />

deze landen vaak zelf de deskundigen levert <strong>voor</strong> de raad van toezicht. In<br />

Suriname was de overheidsbemoeienis met landbouwcoöperaties tot het midden<br />

van de jaren zeventig minimaal. Thans is men van mening, dat de controle van<br />

landbouwcoöperaties <strong>voor</strong>al in handen moet zijn van de overheid (A. Girsschbaum,<br />

1984, pag. 25). Vanaf de jaren zeventig komt er kritiek op het principe, dat de<br />

controle moet worden uitgeoefend door al dan niet door de overheid geleverde<br />

experts. De rijke boeren bezetten functies in de raad en het bestuur van toezicht,<br />

met het argument dat zij de enigen zijn met de benodigde expertise, of ze<br />

proberen de door de overheid geleverde deskundigen achter zich te krijgen. In<br />

beide gevallen zal de coöperatie <strong>voor</strong>al de belangen van de rijke boeren<br />

behartigen. Deze kritiek heeft mede geleid tot het propageren van de<br />

participatorische benadering, waarbij alle leden en dan <strong>voor</strong>al de arme boeren,<br />

actief deelnemen aan de controle van het bestuur. De participatorische<br />

benadering wordt niet alleen verdedigd op grond van het feit dat de “expert”<br />

benadering leidt tot een te grote invloed van de rijke boeren, maar ook wordt<br />

erop gewezen, dat participatie een verlichting kan betekenen op de middelen, die<br />

de overheid moet aanwenden <strong>voor</strong> de rurale ontwikkeling, omdat van de leden een<br />

eigen bijdrage wordt verwacht (D. van Dusseldorp, 1981, pag 69). Participatie<br />

van alle leden in de controle van het bestuur is alleen mogelijk als aan de<br />

volgende <strong>voor</strong>waarden wordt voldaan (K. Verhagen, 1984, pag. 28). De leden<br />

moeten op de hoogte zijn van hun rechten te mogen participeren, ze moeten<br />

toegang hebben tot de feitelijke informatie over het functioneren van de<br />

coöperatie en de noodzakelijke kennis en vaardigheden hebben om de informatie<br />

adequaat te interpreteren. Ze moeten de gelegenheid krijgen hun verslag te<br />

MODULE 14: GRONDSLAGEN VAN DE ONTWIKKELING VAN AGRARISCHE COOPERATIES Page 9 of 23


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

geven en ze moeten controle kunnen uitoefenen, zonder dat ze hiervan de dupe<br />

worden.<br />

De kritiek, dat de landbouwcoöperaties in ontwikkelingslanden <strong>voor</strong>al de belangen<br />

dienen van rijke boeren heeft ook geleid tot aanpassingen van de formele<br />

benadering, waarbij verbetering van de controle meer aandacht krijgt. M. Esman<br />

en N. Uphoff, die gekwalificeerd kunnen worden als aanhangers van de formele<br />

benadering, waarbij aspecten van de participatorische benadering zijn<br />

geïncorporeerd, hebben zich hier ook mee bezig gehouden. Landbouwcoöperaties<br />

zijn in hun visie een tussenweg tussen het vertrouwen op bureaucratische, of<br />

marktmechanismen ter vergroting van de ontwikkeling van het platteland.<br />

Bureaucratische mechanismen hebben betrekking op investeringen die een lange<br />

termijn nodig hebben om winstgevend te zijn en hebben betrekking op de<br />

promotie van innovaties en modificeren van programma’s aan lokale behoeften.<br />

Maatregelen worden van bovenaf (top down) uitgevoerd door experts, die<br />

technische criteria hanteren. Het vertrouwen op het marktmechanisme is alleen<br />

mogelijk <strong>voor</strong> agrarische producten, met grote winstkansen, die meestal buiten<br />

het bereik van arme groepen liggen. Coöperaties kunnen het bureaucratisch, en<br />

het marktmechanisme effectiever maken, door uitbreiding van de reikwijdte van de<br />

overheid en de verhoging van de efficiëntie van het apparaat en het personeel.<br />

Coöperaties bieden de mogelijkheid tot aggregatie van lokale hulpbronnen,<br />

waardoor individuen kunnen optreden in de marktsector (M. Esman en N. Uphoff,<br />

1984, pag. 22) Controle in de coöperatie kan verbeterd worden door (M. Esman<br />

en N. Uphoff, 1984, pag. 213 t/m 214). Het regelmatig houden van<br />

bestuursverkiezingen, bestuursleden afwisselend verschillende functies laten<br />

bekleden, het opzetten van elkaar controlerende comités, participatie van de<br />

leden in de besluitvorming, het aankweken van een ethiek van verantwoord<br />

leiderschap en het geven van training aan de leden in administratie, boekhouding<br />

en technische kennis. Ook wordt aandacht besteed aan het <strong>voor</strong>komen van<br />

corruptie, het gebruik van fondsen van de organisatie <strong>voor</strong> persoonlijke<br />

doeleinden door bestuursleden. Corruptie kan worden tegengaan door<br />

bestuursleden beter te belonen in respect, macht en in vergroting van hun<br />

toekomstmogelijkheden (M. Esman en N. Uphoff, 1984, pag. 198) Dit <strong>voor</strong>stel<br />

staat haaks op de participatorische benadering, waarin juist geprobeerd wordt de<br />

macht van bestuursleden te beperken. De kans op corruptie wordt ook verkleind,<br />

als de coöperatie klein van omvang is, waardoor de sociale controle groter is, en<br />

als verantwoordelijkheden over zoveel mogelijke leden verspreid zijn, er moet<br />

sprake zijn van simpele procedures, openbaarheid van de boekhouding en<br />

zichtbaarheid van de eigen bijdrage, de leden moeten getraind worden in<br />

management, de kosten moeten eerlijk verdeeld worden en men moet kunnen<br />

participeren (M. Esman en N. Uphoff, 1984, pag. 123 t/m 235).<br />

MODULE 14: GRONDSLAGEN VAN DE ONTWIKKELING VAN AGRARISCHE COOPERATIES Page 10 of 23


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Corruptie wordt ook tegengegaan, als het overheidsapparaat gedecentraliseerd<br />

wordt, waardoor diensten beter aansluiten bij behoeften, prioriteiten en wensen<br />

van de arme bevolking, de eigen bijdrage kan dan ook makkelijker geïnd worden en<br />

de levering van diensten wordt betrouwbaarder, omdat deze dan in materialen in<br />

plaats van geld geleverd kunnen worden.<br />

Het derde belangrijke facet van de structuur van een coöperatie betreft de<br />

verhouding tussen de leden onderling. Ook ten aanzien van dit punt kan er<br />

onderscheid gemaakt worden tussen de formele en de participatorische<br />

benadering. In de formele benadering wordt ervan uitgegaan, dat indien de leden<br />

van landbouwcoöperaties bepaalde psychosociale kenmerken om ongeveer<br />

dezelfde sociaaleconomische status hebben, de onderlinge verhouding optimaal<br />

zal zijn. Ze zullen dan vanzelf het belang inzien hun gemeenschappelijk problemen<br />

door middel van het lidmaatschap van een coöperatie op te lossen. Als de<br />

samenwerking tussen de leden te wensen overlaat, komt dit doordat de<br />

coöperatie te weinig, of de verkeerde diensten verleent, of deze ondoelmatig<br />

verzorgt. In de participatorische benadering komen ook psychosociale en sociaaleconomische<br />

kenmerken van de leden aan de orde, maar men concentreert zich<br />

<strong>voor</strong>al op de bestudering van deze kenmerken bij arme boeren. Op grond van<br />

deze studie is men tot de conclusie gekomen, dat het hebben van<br />

gemeenschappelijke belangen wel een <strong>voor</strong>waarde is om te komen tot de vorming<br />

van een coöperatie, maar onvoldoende is om daadwerkelijk samenwerking tussen<br />

<strong>voor</strong>al kleine boeren te bereiken. Deze hebben bepaalde psychosociale en sociaaleconomische<br />

kenmerken, waardoor de vorming van een coöperatie van kleine<br />

boeren alleen met hulp van buitenaf mogelijk is. Tot de jaren zeventig overheerste<br />

de formele benadering, maar deze komt ook nu nog <strong>voor</strong>. De participatorische<br />

benadering is <strong>voor</strong>al in de jaren zeventig en tachtig populair geworden.<br />

Ik zal eerst ingaan op de formele benadering, waarna de participatorische<br />

benadering aan de orde zal komen.<br />

J. de Haan en L. Huizinga stellen op grond van onderzoek in Afrika, dat leden van<br />

landbouwcoöperaties aan de volgende psychosociale eisen moeten voldoen:<br />

men moet zich bewust zijn van een welvaartstekort,<br />

er moet een groepsbewustzijn en de bereidheid offers te brengen aanwezig<br />

zijn,<br />

de leden moeten hun verplichting nakomen en weerstand kunnen bieden aan<br />

degenen, die de coöperatie willen gebruiken <strong>voor</strong> het eigenbelang (J. de Haan<br />

en L. Huizinga, 1957, pag 86).<br />

P. Oud stelt op basis van een onderzoek naar landbouwcoöperaties in Suriname,<br />

dat de leden aan de volgende sociaaleconomische kenmerken moeten voldoen:<br />

MODULE 14: GRONDSLAGEN VAN DE ONTWIKKELING VAN AGRARISCHE COOPERATIES Page 11 of 23


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

men moet in elkaars nabijheid wonen, een gemeenschappelijke werkkring hebben<br />

met ongeveer dezelfde sociaaleconomische status,<br />

er mogen geen etnische, religieuze of politieke verschillen zijn tussen de leden<br />

en<br />

er moet een markt zijn <strong>voor</strong> hun producten (P. Oud. 1970, pag. 222)<br />

Volgens de Haan en Huizinga zijn problemen met de samenwerking tussen leden<br />

van landbouwcoöperaties te wijten aan een gebrek en inspanning bij de leden,<br />

die alle taken op het bestuur willen afschuiven, problemen op dit vlak zijn ook<br />

een gevolg van het feit, dat de coöperatie de leden niet direct kan betalen<br />

<strong>voor</strong> producten, die zij via de coöperatie afzetten, omdat prijsschommelingen<br />

op de markt eerst verdisconteerd moeten worden in het bedrag, dat de leden<br />

ontvangen.<br />

Verder heeft de (afzet) coöperatie een ongunstige prijsstructuur, omdat alle<br />

leden ongeacht de bereikbaarheid van hun perceel, dezelfde prijs ontvangen<br />

<strong>voor</strong> hun producten.<br />

Ook heeft de coöperatie minder verkooppunten dan particulieren handelaren,<br />

waardoor er minder afnemers zijn <strong>voor</strong> de producten, die boeren via hun<br />

coöperaties op de markt aanbieden. (J. de Haan en L. Huizinga, 1975, pag<br />

100 e.v.).<br />

Volgens P. Oud zijn de problemen bij landbouwcoöperaties een gevolg van het<br />

feit, dat deze onvoldoende kunnen concurreren met tussenpersonen<br />

(geldschieters, opkopers, winkeliers) en industriële ondernemingen,<br />

Ook wordt onvoldoende ondersteuning ondervonden van de overheid en<br />

andere landbouwcoöperaties, die soortgelijke diensten verlenen (P. Oud,<br />

1970 pag. 365).<br />

Problemen bij de samenwerking tussen leden zijn te wijten aan het onvoldoende<br />

bedrijfsmatig functioneren, waardoor de leden gedesillusioneerd raken, omdat<br />

de coöperatie tegenslagen niet kan opvangen (P. Oud, 1970, pag. 248).<br />

De onderlinge samenwerking tussen de leden van coöperaties in Suriname<br />

schiet tekort, omdat deze te weinig diensten aanbieden. De landbouwcoöperaties<br />

in Suriname zoeken niet naar nieuwe afzetgebieden, ze zorgen niet<br />

<strong>voor</strong> de conservering en veredeling van producten, ze bieden geen transportmogelijkheden,<br />

opslagfaciliteiten en technische adviezen; kwaliteitscontrole en<br />

het verstrekken van krediet wordt ook niet verzorgd (P. Oud, 1970, pag. 75<br />

e.v.) De samenwerking tussen de leden kan verbeterd worden door meer steun<br />

van de overheid in de vorm van propaganda, het zelf opzetten van<br />

landbouwcoöperaties, het verlenen van financiële en materiële hulp, het treffen<br />

van bestuurlijke maatregelen en organisatorische begeleiding en toezicht (P.<br />

Oud, 1970, pag. 253 e.v.).<br />

MODULE 14: GRONDSLAGEN VAN DE ONTWIKKELING VAN AGRARISCHE COOPERATIES Page 12 of 23


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

De relatie tussen de overheid en landbouwcoöperaties komt uitgebreider aan de orde<br />

bij de behandeling van de invloed van externe factoren op het functioneren van deze<br />

organisaties.<br />

M. Esman en N. Uphoff, proberen de formele benadering aan te passen door meer<br />

nadruk te leggen op participatie van de leden in hun coöperatie, waardoor deze beter<br />

gaat functioneren. Toch slaat mijns inziens de balans bij hen toch naar de formele<br />

benadering. De belangrijkste functies van landbouwcoöperaties zijn volgens hen:<br />

accurate en representatieve informatie aan overheidsorganen,<br />

de adaptatie van programma’s aan lokale behoeften,<br />

vergemakkelijken van het communicatieproces, doordat de overheid met groepen<br />

in plaats van individuen in gesprek kan treden,<br />

de lokale mobilisatie van hulpbronnen,<br />

kostenbesparing doordat coöperaties gebruik maken van lokaal bekende<br />

traditionele technieken, het gebruik en het onderhoud van de faciliteiten en<br />

diensten die door de overheid aan de plaatselijke bevolking worden aangeboden,<br />

en de verkrijging van medewerking van de lokale bevolking bij het uitvoeren van<br />

nieuwe overheidsprogramma’s (M. Esman en N. Uphoff, 1984, pag. 24 t/m 26).<br />

Volgens Esman en Uphoff ontstaan problemen bij de samenwerking tussen de leden en<br />

doordat leden verschillende economische activiteiten ontplooien (M. Esman en N.<br />

Uphoff, 1984, pag. 193 t/m 195). Interne verdeeldheid kan worden opgelost door<br />

een kleine omvang van de coöperatie, participatie, het gebruikmaken van duidelijke<br />

regels en procedures, positieve bedrijfsresultaten en een beter aansluiten van de<br />

dienstverlening door de overheid bij de wensen en prioriteiten van de bevolking (M.<br />

Esman en N. Uphoff, 1984, pag. 209 en pag. 269). A. Kirschbaum, deskundige van<br />

de Food and Agricultural Organization, FAO, van de Verenigde Naties trad vanaf<br />

1984 op als adviseur van de Surinaamse overheid betreffende landbouwcoöperaties.<br />

Hij stelt, dat de relatie tussen de leden van landbouwcoöperaties in Suriname<br />

verstoord wordt door gebrek aan loyaliteit ten opzichte van de coöperatie en het<br />

ontbreken van soortgelijke belangen (A. Kirschbaum, 1984, pag. 32) Om de<br />

samenwerking tussen leden van de coöperaties in Suriname te bevorderen zullen deze<br />

meer faciliteiten en diensten aan de leden moeten aanbieden, waardoor zij vanzelf het<br />

nut zullen inzien van een dergelijke organisatie, ook moeten er juridische<br />

mogelijkheden komen <strong>voor</strong> de controle en begeleiding van de coöperaties door de<br />

overheid, waardoor er hogere eisen gesteld kunnen worden aan het management en<br />

er een minimum bedrag aan kapitaal kan worden vastgesteld, dat coöperaties moeten<br />

hebben, alvorens ze wettelijk erkend kunnen worden. (A. Kirschbaum, 1984, pag. 25<br />

en 26).<br />

Hiertoe moet de coöperatieve wetgeving, die dateert van 1944 en vrijwel letterlijk<br />

een kopie is van de Nederlandse benadering van wetgeving op dit stuk, veranderd<br />

worden. Dit wetsproduct biedt te weinig handgrepen <strong>voor</strong> een grotere invloed van de<br />

MODULE 14: GRONDSLAGEN VAN DE ONTWIKKELING VAN AGRARISCHE COOPERATIES Page 13 of 23


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

overheid op landbouwcoöperaties (A. Kirschbaum, 1985, pag. 12). De <strong>voor</strong>stellen<br />

van A. Kischbaum vallen binnen de formele benadering en bieden door de eisen van<br />

kapitaalbezit en management <strong>voor</strong>al perspectief aan rijkere boeren.<br />

Ik zal nu wat dieper ingaan op de ideeën van de participatorische benadering over de<br />

samenwerking tussen de leden. In deze benadering wordt ervan uitgegaan, dat het<br />

hebben van gemeenschappelijke belangen de basis van een gelijke sociaaleconomische<br />

status niet automatisch leidt tot de bereidheid deze in coöperatief<br />

verband te verdedigen. Dit geldt in versterkte mate <strong>voor</strong> kleine boeren, die weinig<br />

land hebben, sterk wisselende oogstopbrengsten en weinig mogelijkheden vast werk<br />

te vinden buiten de coöperatie. Zij leven op de rand van het bestaansminimum,<br />

waardoor hun eerste zorg is te proberen te overleven door een fatsoenlijk<br />

consumptieniveau het hele jaar door te handhaven (K. Verhagen, 1984, pag.11)<br />

Kleine boeren proberen risico’s zo veel mogelijk te vermijden, omdat dit hen onder<br />

het bestaansminimum kan brengen, wat ertoe leidt dat ze vaak een gemend bedrijf<br />

hebben, met landbouw en veeteelt, verschillende gewassen verbouwen en naast<br />

landbouw ook andere werkzaamheden verrichten om een eventueel mislukte oogst te<br />

kunnen opvangen. In Suriname proberen kleine boeren <strong>voor</strong>al door politieke patronage<br />

een baan bij de overheid te krijgen, waardoor zij verzekerd zijn van een vast inkomen.<br />

Het streven van kleine boeren is om risico’s te vermijden, die hun bestaan in gevaar<br />

kunnen brengen en het leidt ertoe dat ze niet geneigd zijn zich in coöperatief verband<br />

te verenigen, omdat het gevaar bestaat dat ze het schamele bezit dat ze hebben kwijt<br />

raken.<br />

Ook zijn ze bevreesd <strong>voor</strong> de tegenwerking van de coöperatie door de (lokale) elite,<br />

waarvan ze <strong>voor</strong> de verhandeling van hun producten en bijstand bij sociale nood<br />

afhankelijk zijn. Kleine boeren hebben de <strong>voor</strong>keur <strong>voor</strong> het aangaan van patrooncliënt<br />

relaties, dynamische relaties tussen twee personen van ongelijke status, waarbij de<br />

persoon met een hogere status, bescherming en bepaalde diensten verleent in ruil<br />

<strong>voor</strong> prestige en trouw aan hem gegeven door de persoon lager in rang (B. Galjart,<br />

1968, pag, 88) Kleine boeren hebben een <strong>voor</strong>keur <strong>voor</strong> patrooncliëntrelaties,<br />

omdat in deze relaties idealiter een element van langdurigheid is opgebouwd, dat de<br />

zekerheid verschaft, dat men in ieder geval niet van honger zal omkomen (zie ook hfdst<br />

1, paragraaf 1)<br />

Volgens de participatorische benadering is samenwerking tussen de kleine boeren<br />

alleen mogelijk door het optreden van buitenstaanders, promotors die niet afhankelijk<br />

zijn van de lokale elite en de boeren kunnen opwekken tot gezamenlijke actie. Door<br />

discussie probeert de promotor kleine boeren te bewegen hun gezamenlijke<br />

problemen in georganiseerd verband op te lossen, waardoor de capaciteit van<br />

besluitvorming en planning vergroot wordt. In het begin probeert de promotor te<br />

verwachten <strong>voor</strong>delen te garanderen, om de(gerechtvaardigde) psychosociale angst<br />

<strong>voor</strong> het nemen van risico’s te verminderen. De promotor leidt de boeren op om later<br />

zelf bestuurstaken te vervuilen en de coöperatie draaiende te houden.<br />

MODULE 14: GRONDSLAGEN VAN DE ONTWIKKELING VAN AGRARISCHE COOPERATIES Page 14 of 23


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

De nadelen van de participatorische benadering zijn:<br />

de promotor wordt als nieuwe patroon gezien en er wordt een dirigistisch<br />

optreden van hem verwacht,<br />

de oprichting met behulp van een promotor is relatief duur, omdat er<br />

hooggekwalificeerde personen nodig zijn, die de boeren kunnen instrueren, en<br />

kunnen adviseren en assisteren bij de oplossing van conflicten en controle kunnen<br />

uitoefenen.<br />

Kleine boeren zijn vaak niet bereid de leiding van de promotor over te nemen (B.<br />

Giljart, 1982, pag. 91 en pag. 100).<br />

Tot nu toe is één dimensie van een coöperatie aan de orde gekomen, te weten de<br />

organisatorische structuur, die is onderverdeeld in de aspecten, kenmerken van<br />

bestuursleden, controle en toezicht en de relatie tussen de leden onderling. Nu zal<br />

ingegaan worden op een tweede belangrijke dimensie van een (landbouw)coöperatie,<br />

namelijk de doelstellingen van dit type organisatie.<br />

3.2 Doelstellingen<br />

Doelstelling:<br />

Zowel in de formele als in de participatorische benadering wordt als één van de<br />

belangrijkste doelstellingen van een coöperatie gezien, het opheffen van gebreken en<br />

tekorten in het marktmechanisme.<br />

o P. Oud, een vertegenwoordiger van de formele benadering, ziet als belangrijkste<br />

doelstelling van een coöperatie, het verbeteren van de toegang van kleine boeren<br />

tot kapitaal- en consumptiemarkten, doordat ze als ze collectief opereren, de<br />

winstgevendheid van hun bedrijven of operaties kunnen vergroten.<br />

o Coöperaties bieden ook aan kleine boeren de mogelijkheid technische<br />

vernieuwingen op hun bedrijf in te voeren (P. Oud, 1970, pag.80).<br />

Kleine boeren in ontwikkelingslanden zijn vaak verplicht hun bedrijf te moderniseren,<br />

om nog in staat te zijn te overleven.<br />

In de participatorische benadering wordt een betere integratie van kleine boeren in<br />

de markt ook wenselijk geacht, maar het mag niet ten koste gaan van het recht op<br />

een bestaansminimum <strong>voor</strong> de armsten, die ook duidelijk profijt moeten hebben van<br />

het produceren <strong>voor</strong> de markt. Betere integratie in de markt moet samengaan met<br />

een herverdeling van inkomen.<br />

Volgens K. Verhagen, een aanhanger van de participatorische benadering zijn de<br />

belangrijkste doelstellingen van een coöperatie het geven van meer macht aan zwakke<br />

groepen in de samenleving over de wijze, waarop zij hun hulpbronnen aanwenden en<br />

het geven van meer bescherming tegen manipulatie of exploitatie door<br />

buitenstaanders. Een betere integratie van kleine boeren in de markt is alleen mogelijk<br />

MODULE 14: GRONDSLAGEN VAN DE ONTWIKKELING VAN AGRARISCHE COOPERATIES Page 15 of 23


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

als er speciale beschermende maatregelen worden genomen. De nadruk ligt op<br />

emancipatie en participatie van kleine boeren waardoor ze een groter deel van het<br />

nationaal inkomen krijgen op de autonomie van de coöperatie. In de formele<br />

benadering wordt <strong>voor</strong>al de nadruk gelegd op een zo bedrijfsmatig mogelijk<br />

functioneren van de coöperatie. Coöperaties staan in dienst van nationale<br />

ontwikkelingsdoelstellingen, waarvan de belangrijkste meestal de verhoging van de<br />

agrarische productie is. Het verschil in opvatting tussen de formele en<br />

participatorische benadering over de wijze, waarop de integratie van kleine boeren in<br />

de markt moet verlopen, komt tot uiting in de activiteiten die men van een coöperatie<br />

verwacht. In de formele benadering ligt het accent op het verstrekken van werktuigen<br />

en chemische middelen tegen gereduceerd tarief, het geven van afzetgaranties<br />

gekoppeld aan kwaliteitseisen, het verstrekken van krediet en adviezen <strong>voor</strong> een<br />

efficiënt bedrijfsbeheer. Meestal verzorgt de overheid een groot gedeelte van deze<br />

activiteiten, mobiliseren van lokale hulpbronnen in de vorm van spaar- en<br />

kredietverenigingen, die gemakkelijk toegankelijk zijn <strong>voor</strong> alle leden van een<br />

huishouden, vergroting van de onderhandelingsmarkt op de markt en het recht van<br />

aanspraak op faciliteiten en diensten van de overheid en particuliere hulporganisaties,<br />

verbetering van de mogelijkheden om geld te verdienen door het bundelen van<br />

hulpbronnen, waardoor er schaalvergroting wordt verkregen, verhoging van de lokale<br />

zeggenschap over productiemiddelen en versterking van de mogelijkheden van arme<br />

boeren de druk te weerstaan om <strong>voor</strong> de export te moeten produceren, zonder dat<br />

ze hier veel aan verdienen (K. Verhagen, 1984, pag. 17)<br />

3.3 Invloed van externe factoren op de coöperatie<br />

De invloed van externe factoren:<br />

Een derde belangrijke dimensie van landbouwcoöperatie betreft de invloed van<br />

externe factoren. Zowel in de formele, als in de participatorische benadering is er<br />

aandacht <strong>voor</strong> de invloed van handelaren, opkopers, winkeliers en de overheid op een<br />

coöperatie. Kleine boeren zijn vaak afhankelijk van personen, die de toegang tot de<br />

markt gemonopoliseerd hebben. In de formele benadering wordt ervan uitgegaan, dat<br />

deze afhankelijkheid vanzelf wel minder zal worden, als de landbouwcoöperaties<br />

voldoende kunnen concurreren met de handelaren. De overheid kan door het verlenen<br />

van diensten de concurrentiepositie van de coöperatie verbeteren. Steun aan<br />

landbouwcoöperaties is immers ook in het <strong>voor</strong>deel van de overheid, omdat hierdoor<br />

de agrarische productie omhoog gaat, en er een meer gelijke inkomensverdeling<br />

ontstaat en de plattelandbevolking beter betrokken raakt bij de inspanning van de<br />

overheid het land te ontwikkelen. De overheid kan op verschillende manieren steun<br />

verlenen, door het verzorgen van propaganda <strong>voor</strong> landbouwcoöperaties, het zelf<br />

oprichten van deze organisaties, financiële en/of materiële steunverlening, het geven<br />

MODULE 14: GRONDSLAGEN VAN DE ONTWIKKELING VAN AGRARISCHE COOPERATIES Page 16 of 23


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

van belasting<strong>voor</strong>delen, het soepel verlenen van markt-, import-, en exportvergunning<br />

en het beschikbaar stellen van opslag- en een vergaderruimte etc.<br />

In de participatorische benadering wordt gesteld, dat de landbouwcoöperaties, in<br />

ontwikkelingslanden ondanks uitgebreide overheidssteun niet gelukt is om afhankelijkheidsrelaties<br />

te verbreken, omdat deze organisaties <strong>voor</strong>al door rijke boeren<br />

gedomineerd worden en de overheid niet bij machte of van zins is dit te veranderen.<br />

De afhankelijkheid van kleine boeren van tussenhandelaren, opkopers, winkeliers en<br />

rijke boeren, kan het best verbroken worden door deze personen uit te sluiten van de<br />

coöperatie of activiteiten te organiseren, die minder aantrekkelijk zijn <strong>voor</strong> hen, zoals<br />

het aanbieden van krediet tegen <strong>voor</strong> rijke boeren ongunstige rentetarieven,<br />

collectieve aansprakelijkheid van de groep <strong>voor</strong> kredieten, die aan individuele leden<br />

zijn verstrekt en het opleiden van kleine boeren, zodat ze zelf bestuursfunctie kunnen<br />

bekleden. (D. Buijs, 1982 pag 21 3n 22). Te veel steun van de overheid wordt in de<br />

participatorische benadering negatief beschouwd, omdat dit leidt tot te grote<br />

afhankelijkheid en te hoge verwachtingen bij de kleine boeren ten aanzien van de<br />

overheid. Ook hebben ambtenaren, die verantwoordelijk zijn <strong>voor</strong> het ontwikkelen van<br />

coöperaties, de neiging om zich meer met administratieve zaken bezig te houden dan<br />

met het bevorderen van de samenwerking onder kleine boeren, of ze misbruiken hun<br />

sociale positie en kennis van bureaucratische procedures <strong>voor</strong> eigen gewin. Toch<br />

staat men in de participatorische benadering uit strategische overwegingen niet<br />

geheel afwijzend ten opzichte van contacten tussen de overheid en de coöperatie. De<br />

overheid heeft immers de macht om coöperaties, waarin kleine boeren de dienst<br />

uitmaken tegen de werken, daarnaast kan de overheid technische en materiële hulp<br />

verschaffen, waardoor participatorische coöperaties op grotere schaal kunnen worden<br />

opgericht. Voorwaarde is wel, dat de overheid positief staat ten aanzien van een<br />

grotere invloed van kleine boeren, die een groter gedeelte van het nationaal inkomen<br />

opeisen. Het onderzoek in Suriname betrof landbouwcoöperaties, die vallen binnen het<br />

kader van de formele benadering, bestuursleden zijn vrijwel uitsluitend rijke boeren,<br />

arme boeren zijn wel lid, maar hebben geen invloed bij de controle en toezicht, de<br />

participatie van deze leden beperkt zich tot het bijwonen van algemene<br />

ledenvergaderingen, die zeer onregelmatig worden gehouden. Drie van de vier<br />

onderzochte coöperaties zijn opgericht door directe inmenging van de overheid en<br />

men is er niet in geslaagd afhankelijkheid in de vorm van patrooncliëntrelaties af te<br />

breken, of te verminderen. Bij het verzamelen van de gegevens ben ik niet a priori<br />

uitgegaan van de formele of participatorische benadering. Aan de hand van de drie<br />

onderscheiden dimensies van landbouwcoöperaties, de structuur, doelstellingen en<br />

invloed van externe factors is getracht eerst een beschrijving te geven van de<br />

coöperaties. Kenmerken van het bestuur komen aan de orde, zoals hun sociale status,<br />

activiteiten die ze naast hun bestuursfunctie uitoefenen en hun visie op de coöperatie.<br />

MODULE 14: GRONDSLAGEN VAN DE ONTWIKKELING VAN AGRARISCHE COOPERATIES Page 17 of 23


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Ook wordt beschreven de samenwerking tussen de leden en de problemen, die hierbij<br />

optreden en de relaties, die leden hebben met opkopers, winkeliers, tussenhandelaren<br />

en met de overheid. Ten slotte is met gebruikmaking van begrippen uit<br />

de participatorische benadering gekeken in welke mate de leden participeren in de<br />

besluitvorming van hun coöperatie en of er verschil hierin is tussen rijke en arme<br />

leden.<br />

Tot nu toe zijn alle soorten van (landbouw)coöperaties op één hoop gegooid. Aan de<br />

hand van de door P. van Dooren genoemde classificatie criteria zal een nadere<br />

indeling gegeven worden van landbouwcoöperaties.<br />

4 SOORTEN COÖPERATIES<br />

P. van Dooren onderscheidt de volgende criteria, waarmee een landbouwcoöperatie<br />

geclassificeerd kan worden (P. van Dooren, 1978, pag. 51 t/m 58):<br />

4.1 De economische status van leden.<br />

Zij kunnen landbouwer, handelaar, visser, ambtenaar etc. zijn. Bij de onderzochte<br />

coöperaties zijn de leden hoofdzakelijk landbouwer, waarbij veel van hen nog andere<br />

werkzaamheden verrichten, zoals een baan bij de overheid (<strong>voor</strong>al de aanleg en het<br />

onderhoud van wegen en andere lagere overheidsfuncties), los werk <strong>voor</strong> rijke<br />

boeren, visserij etc. In het Kwattagebied hebben veel kleine boeren een kraampje<br />

langs de weg, waar ze hun producten proberen te verkopen aan dagjesmensen uit<br />

Paramaribo. De leden hoeven geen personen te zijn, maar kunnen ook bedrijven zijn.<br />

4.2 De economische functies van de coöperaties.<br />

Hierbij valt te denken aan het aankopen van kapitaal-, en/of consumptiegoederen,<br />

bestrijdingsmiddelen, gereedschap etc. <strong>voor</strong> de leden, het afzetten van de<br />

producten van de leden, verwerking, dienstverlening het verstrekken van krediet, het<br />

geheel verzorgen van productie van de levering van input tot de verwerking,<br />

verpakking en afzet. De landbouwcoöperaties in Suriname beperken zich veelal tot de<br />

aankoop en distributie van landbouwbenodigdheden en het verzorgen van de afzet,<br />

waarbij de verwerking en verpakking aan particulieren wordt overgelaten.<br />

MODULE 14: GRONDSLAGEN VAN DE ONTWIKKELING VAN AGRARISCHE COOPERATIES Page 18 of 23


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

4.3 De mate van integratie van de leden en de bedrijven van leden in<br />

de coöperatie.<br />

Hierbij is van belang de mate, waarin de leden verplicht zijn zich te houden aan het<br />

beleid van de coöperatie. Bij de onderzochte coöperaties mogen de leden zelf<br />

bepalen van wie ze hun landbouwbenodigdheden betrekken, de integratie is minimaal.<br />

4.4 De legale status<br />

Hierbij is van belang of de coöperatie al dan niet wettelijk aansprakelijk is,<br />

rechtspersoonlijkheid bezit. Er zijn drie soorten van rechtspersoonlijkheid:<br />

De wettelijke aansprakelijkheid (W.A), de leden zijn persoonlijk aansprakelijk <strong>voor</strong><br />

alle eventuele schulden van de coöperatie.<br />

De gewijzigde aansprakelijkheid (G.A), de leden zijn aansprakelijk <strong>voor</strong> alle<br />

eventuele schulden van de coöperatie.<br />

De Uitgesloten Aansprakelijkheid (U.A), de leden zijn op geen enkele manier<br />

aansprakelijk <strong>voor</strong> de schulden van de coöperatie.<br />

Alle wettelijke erkende coöperaties in Suriname zijn van het type Gewijzigde<br />

Aansprakelijkheid (G.A) De Procedure <strong>voor</strong> het verkrijgen van rechtspersoonlijkheid is<br />

nogal omslachtig, omdat er zowel een notaris bij betrokken moet zijn als de<br />

ministeries van Handel en Industrie en Landbouw. Hierdoor kan het jaren duren<br />

<strong>voor</strong>dat een coöperatie wettelijk erkend is.<br />

4.5 Het niveau van de organisatie.<br />

Hierbij worden onderscheiden:<br />

primaire coöperaties, die uitsluitend op lokaal niveau werkzaam zijn,<br />

secundaire coöperaties, die op regionaal niveau werken, en<br />

tertiaire coöperaties en federaties van primaire, of secundaire coöperaties, die<br />

op landelijk niveau werkzaam zijn. In Suriname zijn er alleen primaire<br />

landbouwcoöperaties.<br />

Taken:<br />

Hierbij worden onderscheiden:<br />

Single purpose coöperaties, die slechts één activiteit ontplooien.<br />

Multi-purpose coöperaties met meerdere taken en<br />

All-purpose, of geïntegreerde coöperaties, die een op elkaar afgestemd pakket<br />

van diensten aanbieden.<br />

MODULE 14: GRONDSLAGEN VAN DE ONTWIKKELING VAN AGRARISCHE COOPERATIES Page 19 of 23


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

De landbouwcoöperatie Kwatta is een single purpose coöperatie, die zich uitsluitend<br />

bezig houdt met de verkoop van landbouwbenodigdheden, zoals bestrijdingsmiddelen<br />

en gereedschap aan zowel leden als niet-leden. Er zijn coöperaties die zich behalve<br />

met de verkoop en distributie van landbouwbenodigdheden ook bezig houden met het<br />

verzorgen van de afzet van producten van de leden.<br />

5 COÖPERATIEVE CONTROLE EN MANAGEMENT<br />

5.1 Verantwoordelijkheden van de leden<br />

Het coöperatieve management team, bestaande uit leden, bestuur en mogelijk<br />

stafpersoneel zorgt <strong>voor</strong> controle en beheer van de coöperatie.<br />

De leden van de coöperatie hebben met een aantal verantwoordelijkheden rekening te<br />

houden, bij<strong>voor</strong>beeld:<br />

Gebruikmaking van de diensten van de coöperatie.<br />

Gebruikmaking van leningen op basis van een leningsovereenkomst.<br />

Terugbetaling van de lening met interest.<br />

Inkoop van landbouwbenodigdheden beschikbaar gesteld door de coöperatie.<br />

Gebruikmaking van machines en equipement beschikbaar gesteld door de<br />

coöperatie.<br />

Het verhandelen van het product (padie) via de coöperatie.<br />

Het bijwonen van meetings georganiseerd door het bestuur.<br />

Het deelnemen in besluitvormingsprocessen, waaronder stemming <strong>voor</strong> belangrijke<br />

onderwerpen.<br />

Het kiezen van competente en betrouwbare personen <strong>voor</strong> bestuursfuncties.<br />

Bereid zijn tot deelname in werkgroepen teneinde het werk van het bestuur te<br />

ondersteunen en zodoende coöperatiedoelen te helpen verwezenlijken.<br />

Participeren in programma’s ter vergroting van de kennisbasis in de coöperatie.<br />

Het investeren van kapitaal, dit in overeenstemming met de statuten van de<br />

coöperatie.<br />

Actieve deelname aan activiteiten die moeten leiden tot eventuele bijstelling en/of<br />

aanpassing van bestaande dus vastgelegde beleidsdocumenten van de<br />

coöperatie.<br />

Het monitoren van uitvoering van het coöperatieprogramma en letten op<br />

verantwoordelijkheden van het bestuur in dat kader.<br />

Monitoring van de financiële gang van zaken, in overeenstemming met het jaarplan<br />

en het budget van de organisatie.<br />

Uitvoering van al datgene wat bijdraagt aan een duurzame continuïteit van de<br />

organisatie.<br />

MODULE 14: GRONDSLAGEN VAN DE ONTWIKKELING VAN AGRARISCHE COOPERATIES Page 20 of 23


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

5.2 Het bestuur<br />

Het bestuur wordt gevormd door de op basis van goede managementkwaliteiten en<br />

goede eigenschappen door de leden gekozen personen.<br />

Het bestuur dient beleid te formuleren ten behoeve van de ontwikkeling van de<br />

coöperatie.<br />

Het bestuur stelt een manager tewerk <strong>voor</strong> de uitvoering van de dagelijkse<br />

werkzaamheden die van belang zijn <strong>voor</strong> het <strong>voor</strong>tbestaan van de coöperatie.<br />

Het bestuur voert beheer conform de statuten en het huishoudelijk reglement.<br />

Het bestuur zorgt er<strong>voor</strong> dat het bestuur voltallig is en houdt de performance van<br />

bestuursleden nauwlettend in de gaten en corrigeert indien er sprake is van<br />

afwijkingen die indruisen tegen het belang van de coöperatie.<br />

Het bestuur houdt zo vaak als nodig vergaderingen binnen het bestuur en binnen<br />

het ledenbestand, teneinde besluiten rond uitvoering van plannen, programma’s<br />

en de afspraken te nemen.<br />

Het bestuur wijst een bank aan via welke financiële zaken zullen worden gedaan.<br />

Het bestuur maakt contracten op basis waarvan werk kan worden uitgevoerd.<br />

Het bestuur wijst een accountant of boekhouder aan die de boeken van de<br />

coöperatie controleert en de jaarstukken opstelt.<br />

Het bestuur volgt relevante trainingen en doet deze trainingen indien nodig<br />

ontwikkelen en verzorgen.<br />

Het bestuur houdt motivatie bijeenkomsten ten behoeve van de leden.<br />

Het bestuur voert verantwoord beheer over eigendommen van de coöperatie en<br />

stuurt <strong>voor</strong>al de manager aan, die <strong>voor</strong> de dagelijkse gang van zaken zorg draagt.<br />

De coöperatiemanager<br />

De manager voert administratief en financieel beheer.<br />

Hij of zij trekt professionals aan en ontslaat ze als er niet wordt gepresteerd.<br />

Hij of zij is verantwoordelijk <strong>voor</strong> betaling van alle rekeningen.<br />

De manager superviseert collectieve inkopen ten behoeve van de leden en is<br />

verder verantwoordelijk <strong>voor</strong> het collectieve verkopen van het product van de<br />

leden van de coöperatie.<br />

De manager heeft de directe verantwoordelijkheid over eigendommen van de<br />

coöperatie in termen van beheer, onderhoud en reparatie.<br />

De manager hoort bestuursvergaderingen bij te wonen gewapend met<br />

<strong>voor</strong>tgangsrapportage en andere noodzakelijke bescheiden.<br />

De manager dient alle werkzaamheden te verrichten die in het belang zijn van<br />

duurzame continuïteit en ontwikkeling van de coöperatie.<br />

MODULE 14: GRONDSLAGEN VAN DE ONTWIKKELING VAN AGRARISCHE COOPERATIES Page 21 of 23


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

6 SLOTOPMERKINGEN<br />

De link tussen rijstonderzoek, de padieverbouwers en rijstverwerkers is aanzienlijk<br />

verbeterd, maar er is nog genoeg ruimte <strong>voor</strong> verdere verbetering.<br />

Het is niet de bedoeling om uit te weiden over theorieën over sociale en<br />

economische verandering in rurale gebieden of te vervallen in een extensieve discussie<br />

over conceptuele aspecten van ontwikkeling. Echter, geen enkele innovatieve<br />

strategie kan het stellen zonder een visie over sociale en economische verandering<br />

expliciet te maken, welke ten grondslag ligt aan de basis van de <strong>voor</strong>genomen<br />

interventie, ook is het niet aan te bevelen conceptuele hoogstandjes te presenteren,<br />

die aanleiding kunnen geven tot vele misinterpretaties en misverstand.<br />

De elementen van zelfverdediging binnen de economie van kleine landbouwers moeten<br />

als het ware als een belangrijke opdracht aan het openbaar bestuur en de<br />

landbouwersorganisatie worden beschouwd.<br />

De opdracht moet zijn gericht op het vergroten van de overlevingskansen van het<br />

kleinlandbouwersbestand en het garanderen van een redelijk welvaartsniveau.<br />

Capaciteitsontwikkeling binnen het bestand is nodig om het hoofd te kunnen bieden<br />

aan de negatieve effecten van niet toereikend overheidsbeleid, verslechterde afzet en<br />

aan veranderingen die niet in het <strong>voor</strong>deel zijn van de positie van de belangen van de<br />

kleinslandbouwer.<br />

Het Meerjaren Ontwikkelings- en Sectorprogramma, dienen bij te dragen aan de<br />

promotie van de kleinlandbouwerseconomie.<br />

Een van de instrumenten om dit doel te bereiken is het verbreden van de kennisbasis<br />

van de kleinslandbouwer bij <strong>voor</strong>keur in collectief verband.<br />

In dit verband wordt gedacht aan de volgende stappen:<br />

Creatie van een forum <strong>voor</strong> discussie en besluitvorming betreffende geplande<br />

ontwikkeling van het ruraal gebied en ten behoeve van de rurale bevolking.<br />

Het mobiliseren van lokaal kapitaal om de uitvoeringscapaciteit op lokaal niveau<br />

uit te bouwen.<br />

Het vergroten van de onderhandelingscapaciteit in relatie tot handels- en<br />

financiële markten.<br />

Het introduceren van inkomensvergrotende activiteiten door het samenbrengen<br />

van “resources”.<br />

Verbetering van de toegang tot productiefactoren, teneinde weerstand te<br />

kunnen bieden aan agenten van concurrerende belangengroepering.<br />

De filosofie met betrekking tot de economie van de kleinslandbouwer, is geen<br />

panacee <strong>voor</strong> de oplossing van alle problemen waarmede deze groep van landbouwers<br />

geconfronteerd is.<br />

Activiteiten die zich richten op capaciteitsopbouw in termen van verbeterd<br />

bestuurscapaciteit door verbreding van de kennisbasis en vergroting van<br />

MODULE 14: GRONDSLAGEN VAN DE ONTWIKKELING VAN AGRARISCHE COOPERATIES Page 22 of 23


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

vaardigheden, zijn een absoluut vereiste in het licht van duurzame ontwikkeling van de<br />

rurale bevolking.<br />

Daarom zal op polderniveau veel meer inspanning moeten komen om een coöperatieve<br />

ontwikkeling te stimuleren. Op sectorniveau zal het productschap eindelijk<br />

operationeel dienen te worden.<br />

MODULE 14: GRONDSLAGEN VAN DE ONTWIKKELING VAN AGRARISCHE COOPERATIES Page 23 of 23


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

15 RIJSTHANDEL BINNEN HET CARIBISCHE GEBIED EN ZIJN<br />

INVLOED OP VOEDSELZEKERHEID<br />

INHOUD<br />

1 Inleiding ....................................................................................................... 2<br />

2 De wereldsituatie .......................................................................................... 2<br />

3 Europa; rijstproductie en handel ....................................................................... 3<br />

4 Handel, productie, verwerking, marktstructuur, instituties en concurrentiepositie<br />

in het Caribische gebied ................................................................................. 7<br />

4.1. Inleiding .................................................................................................. 7<br />

4.2 De rijstindustrie in de Cariforum landen ........................................................ 8<br />

4.3 Cariforum bevolkingsgrootte, stakeholders, behoefte en <strong>voor</strong>raad .................. 11<br />

4.3 Veranderingen in de markt en uitdagingen .................................................. 14<br />

5 Het belang van de rijst industrie <strong>voor</strong> de economische ontwikkeling m.b.t.<br />

de rurale ontwikkeling en voedselzekerheid ....................................................... 14<br />

6 Marktveranderingen en hun invloed op de binnenlandse en internationale markt ........ 17<br />

6.1 Fluctuerende levysysteem ....................................................................... 17<br />

6.2 Plafond invoerrechten systeem ................................................................. 18<br />

6.3 Reductie interventieprijs <strong>voor</strong> padie .......................................................... 19<br />

6.4 Quota-administratie................................................................................ 19<br />

6.5 MFN treatment <strong>voor</strong> niet ACP landen ........................................................ 20<br />

6.6 Invoerrechten op basis van referentiehoeveelheid ........................................ 20<br />

7 Gevolgen <strong>voor</strong> de Caribische rijstindustrie ....................................................... 21<br />

8 Toekomstig rijsthandelsbeleid <strong>voor</strong> voedselzekerheid in het Caribische gebied. ....... 23<br />

Samenvatting .................................................................................................... 26<br />

MODULE 15: RIJSTHANDEL BINNEN HET CARIBISCHE GEBIED EN ZIJN INVLOED OP VOEDSELZEKERHEID Page 1 of 27


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

1 INLEIDING<br />

Landbouw is essentieel <strong>voor</strong> de economieën van de Caribische landen en in het<br />

bijzonder bij het streven naar de nationale doelen <strong>voor</strong> voedselzekerheid. De<br />

rijstsector is al lange tijd de bron <strong>voor</strong> voedsel alsook van inkomsten en zekerheid<br />

<strong>voor</strong> levensonderhoud <strong>voor</strong> de gemeenschappen van de Caribische landen. Voor in<br />

het bijzonder Guyana en Suriname is de rijsthandel een belangrijke bron <strong>voor</strong><br />

overheidsfondsen die hun weg verder vinden in de nationale ontwikkelingsdoelen.<br />

Desondanks hebben de veranderingen in de bilaterale relaties (EU, CAP Hervorming)<br />

en op het multilateraal vlak (WTO, Doha Ronde) zich voltrekkende ontwikkelingen,<br />

slechte invloed op de belangrijke socio-economische rol welke de rijsthandel in deze<br />

speelt. Deze processen en ontwikkelingen kunnen een negatieve invloed hebben op de<br />

regionale voedselzekerheid.<br />

De twee <strong>voor</strong>naamste rijstexporterende landen, begunstigden van de ACP handelpreferenties<br />

van de regio zijn Guyana en Suriname.<br />

Dit document legt de nadruk op het verband tussen de rijstproductie, handelsbeleid<br />

en de mate waarin de veranderingen op de markt invloed hebben op de nationale<br />

ontwikkeling en voedselzekerheid in de Caribische regio. De eerste sectie handelt<br />

over de wereldsituatie met betrekking tot padie- en rijstproductie, de tweede sectie<br />

over de rijstproductie en handel binnen het Caribische gebied.<br />

De derde sectie richt zich op de veranderingen op de markt en hun invloed, de vierde<br />

op beleid en strategieën welke uitgevoerd moeten worden.<br />

2 DE WERELDSITUATIE<br />

Rijstproductie en rijsthandel zijn van eminent belang <strong>voor</strong> de ontwikkelde landen.<br />

Ongeveer 50% van de wereldbevolking, (± 6 miljard mensen), consumeert rijst.<br />

De totale rijstindustrie in de wereld dekt de productie van padie, verwerking, handel<br />

en distributie van verschillende soorten rijst en rijstproducten op de lokale, regionale<br />

en wereldmarkt. Het totaal beplant areaal in de wereld is ongeveer 155.000.000<br />

hectare.<br />

In 2005 werd op het totaal beplant areaal 628 miljoen ton padie geproduceerd.<br />

Een record hoeveelheid van 29,0 miljoen ton rijst (4-5%) kwam op de wereldmarkt<br />

terecht. Het grootste deel van de productie, werd door de grootste producenten<br />

zelf geconsumeerd. China is „s werelds grootste consument met 34% van de totale<br />

hoeveelheid (100%), gevolgd door India (21%), Indonesië (9%) en daarna<br />

Bangladesh (6%). De Europese Unie staat op de 19e plaats met een consumptie van<br />

2,1 miljoen ton. Ondanks het feit dat benutting van rijst in veevoeder de laatste jaren<br />

is gestegen, blijft rijst het hoofdvoedsel <strong>voor</strong> de mens. Er wordt een toename van<br />

minder dan 1% per jaar <strong>voor</strong>speld, ten opzichte van 1,7% in de jaren 90.<br />

MODULE 15: RIJSTHANDEL BINNEN HET CARIBISCHE GEBIED EN ZIJN INVLOED OP VOEDSELZEKERHEID Page 2 of 27


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Tegen het jaar 2010 wordt verwacht dat de Aziatische landen 75% van de<br />

internationale rijstmarkt zullen <strong>voor</strong>zien, waarbij Thailand en Vietnam de helft van de<br />

wereldexporten <strong>voor</strong> hun rekening zullen nemen. Argentinië en Uruguay zullen als grote<br />

producenten zich verder moeten richten op hun traditionele markten en een<br />

competitie aangaan met de Verenigde Staten van Amerika om een groter aandeel te<br />

kunnen bemachtigen op de Midden-Amerikaanse en Caribische markten. Het is te<br />

verwachten dat tegen het jaar 2010 de prijs <strong>voor</strong> rijst dicht bij de gemiddelde prijs<br />

zal liggen, welke is genoteerd in de periode 1997–1999, wat betekent dat de<br />

prijzen hoger zullen zijn dan die in de periode 2000-2002. Desondanks is het<br />

mogelijk dat de prijsontwikkelingen van de verschillende typen zullen variëren<br />

afhankelijk van de relatieve vraag en aanbod.<br />

3 EUROPA; RIJSTPRODUCTIE EN HANDEL<br />

Ofschoon de ACP Groep officieel in 1975 werd toegelaten, onderhield een groot<br />

deel van deze landen reeds lange tijd een speciale relatie met de Europese Unie.<br />

Tussen sommige landen uit de ACP groep en een aantal Europese landen, zijn<br />

historische banden gesmeed, omdat Europa verlangend heeft uitgekeken naar het<br />

behouden van de relaties met zijn <strong>voor</strong>malige koloniën. De artikelen van de Association<br />

of the Overseas Territories, welke <strong>voor</strong>tkwam uit de Treaty van Rome in 1957 en de<br />

twee Yaoundé Conventies (1963 en 1969) die de Gemeenschap verenigde met de<br />

Afrikaanse en Malagassische Staten, leek uit een droom te zijn <strong>voor</strong>tgekomen. Bij de<br />

ondertekening van de Georgetown Overeenkomst op 6 juni 1975, hadden 46<br />

Afrikaanse, Caribische landen en de Pacific, hun solidariteit bekrachtigd op basis van<br />

hun gezamenlijke standpunten, maar het meest belangrijke was dat ze een legale<br />

status die zij in eerste instantie ontbeerden, aan dit samenwerkingsverband gaven. Als<br />

we nog verder teruggaan in de geschiedenis, komt de relatie Suriname – Europa <strong>voor</strong><br />

wat betreft rijstleverantie in beeld.<br />

Na de tweede wereldoorlog (1945), ontstond de mogelijkheid om Surinaamse rijst te<br />

exporteren naar Nederland en dat in een situatie waarin Zuidoost Azië zich had<br />

ontpopt als traditionele leverancier van rijst aan Europa.<br />

Terwijl de basisstructuur van het rijstregiem ontwikkeld onder de Treaty in haar<br />

fundament ongewijzigd bleef, hebben belangrijke aanpassingen zich in de loop der tijd<br />

voltrokken, wat zeker impact heeft gehad op de rijsthandel in de Caribbean.<br />

MODULE 15: RIJSTHANDEL BINNEN HET CARIBISCHE GEBIED EN ZIJN INVLOED OP VOEDSELZEKERHEID Page 3 of 27


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Tabel 1: Overzicht van overeenkomsten tussen de EU en de ACP<br />

Jaar Overeenkomsten ACP Europese Quota Rijstbepalingen<br />

Landen landen<br />

1975 Lomé I 46 9 Geen hantering Hoeveelheid verhandelde rijst was<br />

van quota op basis van de totale hoeveel-<br />

systeem heid verscheept gedurende de<br />

afgelopen 3 jaren plus 5%. Voor<br />

deze hoeveelheden past de EU<br />

een gereduceerde levy toe.<br />

1980 Lomé II 58 9 Geen hantering Hoeveelheid verhandeld rijst was<br />

van quota nog steeds op basis van de<br />

system<br />

totale hoeveelheid verscheept<br />

gedurende de afgelopen 3 jaren<br />

plus 5%. Voor deze hoeveelheden<br />

past de EU een gereduceerde<br />

levy toe.<br />

1985 Lomé III 65 10 122,000 Mt Introductie van quotasystem met<br />

cargo rijst en een fluctuerende levy <strong>voor</strong> de<br />

17,000 Mt rechtstreekse verscheping van de<br />

breuk rijst ACP rijst. Belastingvrije import via<br />

de Nederlandse Antillen naar<br />

Europa van ACP<br />

1990 Lomé IV 68 12 125,000 Mt Fluctuerende levy <strong>voor</strong> de<br />

cargo rijst, en rechtstreekse verscheping van de<br />

20,000 Mt ACP; belastingvrije import via de<br />

breuk rijst Nederlandse Antillen naar Europa<br />

van ACP<br />

1992- Lomé IV 70 12 125,000 Mt of Fluctuerende levy <strong>voor</strong> de<br />

1994<br />

cargo rijst en rechtstreekse verscheping van de<br />

20,000 Mt ACP rijst; Binnenhalen van grote<br />

breuk rijst hoeveelheden rijst uit de ACP via<br />

de Nederlandse Antillen<br />

1995 Lomé IV revised 70 15 160,000 Mt of Fluctuerende levy <strong>voor</strong> de<br />

herzien in<br />

cargo rijst en rechtstreekse verscheping van de<br />

Mauritius<br />

20,000 Mt of ACP rijst; Binnenhalen van grote<br />

breuk rijst hoeveelheden rijst uit de ACP, via<br />

de Nederlandse Antillen<br />

1997 Midterm Review 70 15 160,000 Mt of Plafond hoge belasting betaald.<br />

Tussentijdse<br />

cargo rijst en Vergunningsplichtig <strong>voor</strong> import<br />

overzicht<br />

20,000 Mt van rijst uit ACP naar Europa;<br />

breuk rijst introductie van de zogenoemde<br />

Tranche Systeem<br />

2000 ACP-EU<br />

77 15 160,000 Mt of Plafond invoerrechten betaalde<br />

Partnership<br />

cargo rijst en prijs. Import van rijst uit ACP<br />

Agreement<br />

20,000 Mt naar Europa; Introductie van het<br />

(Cotonou)<br />

breuk rijst zogenoemde Tranche Systeem<br />

2000- Preparatory 77 25 160,000 Mt Plafond invoerrechten betaalde<br />

2007 Period<br />

cargo rijst en prijs. Import van rijst uit ACP naar<br />

Voorbereidings-<br />

20,000 Mt Europa; Introductie van het<br />

periode<br />

breuk rijst zogenoemde Tranche Systeem<br />

Bron: Partnership Agreement EU-ACP by J. van Genderen 2003<br />

Voor verdere details m.b.t. het EU handelsbeleid, wordt verwezen naar Sectie 6.<br />

MODULE 15: RIJSTHANDEL BINNEN HET CARIBISCHE GEBIED EN ZIJN INVLOED OP VOEDSELZEKERHEID Page 4 of 27


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Tabel 2: EU padieproductie (Mt) in 2004 en 2005<br />

land Padieproductie (ton)<br />

2004 2005<br />

Frankrijk 115.110 103.000<br />

Griekenland 171.000 174.000<br />

Hongarije 10.000 10.000<br />

Italië 1.496.000 1.370.000<br />

Portugal 149.255 120.000<br />

Spanje 900.400 845.900<br />

Totaal 2.841.765 2.622.900<br />

Bron: FAO<br />

Tabel 2 geeft de EU padie productie in de periode 2004-2005 weer.<br />

Tabel 3 geeft de totale EU importen van bruine rijst in de periode1999-2004 weer.<br />

Zoals blijkt, is Suriname in de Euro Stat tabel niet opgenomen. .<br />

Tabel 3: Totale EU importen van bruine rijst in (x 1000 MT); periode 1999-2004<br />

gebied Importen (x 1000 ton)<br />

1999 2000 2001 2002 2003 2004<br />

Wereld 618 602 663 673 725 724<br />

India 125 137 168 184 192 234<br />

USA 235 220 231 231 238 190<br />

Guyana 98 81 88 78 85 116<br />

Pakistan 61 53 65 55 107 76<br />

Thailand 60 60 68 65 63 75<br />

Totaal 1.197 1.153 1.283 1.286 1.410 1.415<br />

Bron: Euro Stat<br />

The Rice Market Balance Sheet 2003/2004 en 2004/2005 (tabel 4) geeft<br />

productiecijfers weer, <strong>voor</strong> het Japonica en Indica rijsttype, consumptie, <strong>voor</strong>raden<br />

en handel.<br />

Niet alle EU-importen zijn gereflecteerd in de importvergunningen. Rijst<br />

binnengebracht <strong>voor</strong> wat genoemd wordt inward verwerking, doorvoer vanuit Europa<br />

naar elders is buiten het overzicht gelaten. In <strong>voor</strong>gaande jaren heeft de rijst in het<br />

kader van inward verwerking een groot aandeel gehad in de cargorijst importen.<br />

Echter sinds september 2004, is de belangstelling <strong>voor</strong> inward verwerkte rijst<br />

vanwege lagere EU prijzen en lagere invoerrechten, afgenomen.<br />

MODULE 15: RIJSTHANDEL BINNEN HET CARIBISCHE GEBIED EN ZIJN INVLOED OP VOEDSELZEKERHEID Page 5 of 27


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Tabel 4: Rice Market Balance Sheets 03/ 04 and 04/05<br />

periode en rijstsoort<br />

03/04 03/04 03/04 04/05 04/05 04/05<br />

Japonica Indica Total Japonica Indica Total<br />

Areaal (ha) 266.254 140.943 407.197 263.636 164.942 428.578<br />

Productie (MT) 1.597.524 1.085.261 2.687.500 1.634.543 1.237.065 2.871.472<br />

Opbrengst (MT) 6,00 7,70 6,60 6,20 7,50 6,70<br />

Zaadmateriaal (MT) 51.100 61.400 82.500 51.850 36.100 87.950<br />

Markt Productie 1.546.424 1.023.861 2.605.000 1.582.693 1.200.965 2.783.522<br />

Milling Yield 57 57 57 60 60 60<br />

Domestic availability 1.177.525 1.046.671 2.243.985 1.190.193 1.217.805 2.407.917<br />

Starting stocks 296.064 463.071 759.135 240.578 497.226 737.804<br />

o.w. Intervention 142.881 254.206 397.087 101.252 243. 978 345.230<br />

o.w. Private 153.183 208.865 362.048 139.326 253.248 392.574<br />

Marketable from 888.461 583.600 1.484.850 949.615 720.579 1.670.113<br />

harvest<br />

Needs 1.194.719 1.504.965 2.699.684 1.069.328 1.610.620 2.679.948<br />

Internal Use 919.045 994.646 1.913.691 910.560 1.138.184 2.048.744<br />

Ending Stocks 275.674 510.319 785.993 158.768 472.436 631.204<br />

o.w. Intervention 151.084 288.439 439.523 48.498 215.588 264.086<br />

o.w. Private 124.590 221.880 346.470 110.270 256.848 367.118<br />

Internal Balance -17.194 -458.294 -455.699 120.865 -392.815 -272.031<br />

Importen, Extra EU 46.164 722.100 768.264 108.134 651.666 759.800<br />

Exporten, Extra EU 135.111 141.741 276.852 296.700 104.603 401.303<br />

Importen, Intra EU 359.338 537.820 877.369 402.675 680.958 994.889<br />

Exporten, Intra EU 253.197 659.885 913.082 334.974 835.206 1.170.180<br />

Bron: Europese Commissie, juli 2005 (gecorrigeerd)<br />

Tabel 5 verwijst naar het jaar 2002 en het geeft aan dat er in dat jaar een<br />

gecalculeerde ruimte was van 140,000 ton rijst <strong>voor</strong> de ACP exporteurs.<br />

Tabel 5: Consumptie, Exporten, Import van rijst naar Europa in 2002<br />

Hoeveelheid (ton)<br />

Consumptie Indica & Japonica rijst(ton) 1.700.000<br />

Consumptie Japonica rijst(ton) 1.020.000<br />

Consumptie Indica rijst(ton) 680.000<br />

EU productie Indica rijst(ton) 350.000<br />

Import Indica long grain rice(ton) exclusief ACP importen 330.000<br />

Import Aromatische rijst(ton) 100.000<br />

Import Parboiled rijst(ton) 90.000<br />

Balance for importation van ACP rijst 140.000<br />

Bron: Feasibility studie Parboiled rijst Surland 2003.<br />

MODULE 15: RIJSTHANDEL BINNEN HET CARIBISCHE GEBIED EN ZIJN INVLOED OP VOEDSELZEKERHEID Page 6 of 27


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

4 HANDEL, PRODUCTIE, VERWERKING, MARKTSTRUCTUUR, INSTITUTIES EN<br />

CONCURRENTIEPOSITIE IN HET CARIBISCHE GEBIED<br />

4.1. Inleiding<br />

De meest belangrijke rijstproducerende landen binnen de Cariforum zijn: Suriname,<br />

Guyana, de Dominicaanse Republiek, Haïti en Belize. De padieproductie in 2005 was<br />

1.621.593 Mt. De grootste exporteurs zijn Guyana en Suriname.<br />

Tabel 6: Caribische Regio: rijstexporten in MT; 1996-2005<br />

land Exporten (ton)<br />

1996 1997 1998 1999 2000 2005<br />

Barbados **) 1983 1715 841 283 283 NA<br />

Guyana *) 262.265 285.051 249.755 251.519 207.638 180.779<br />

Haïti 0 2 3 36 1 NA<br />

Nederlandse Antillen **) 67.000 5.650 16.272 3.300 5.800 NA<br />

St. Vincent/Grenadines **) 8.025 8.783 9.330 7.740 7.700 4.547<br />

Suriname *) 87.677 87.076 65.454 53.238 45.433 35.877<br />

Trinidad & Tobago **) 3.009 3.139 1.135 740 1.279 1.594<br />

Totaal 429.959 386.331 342.790 316.856 268.134 NA<br />

Bron: Agrotec Spa 2003 en Caricom Secretariaat<br />

*) Exporten op basis van productie<br />

**) Voornamelijk wederexporten<br />

Tabel 7: Caribische Regio: rijstimporten in MT; 1996- 2005<br />

land<br />

Importen (ton)<br />

1996 1997 1998 1999 2000 2005<br />

Antigua & Barbuda 650 680 650 650 650 NA<br />

Aruba 2.500 1.900 3.329 3.329 3.329 NA<br />

Bahamas 5.600 7.410 7.260 12.926 8.620 NA<br />

Barbados 10.284 7.738 5.605 5.058 8.080 6253<br />

Cayman Eilanden 230 450 210 130 130 NA<br />

Cuba 338.021 290.564 310.060 448.787 392.549 NA<br />

Dominica 1.019 1.260 1.003 1.003 1 .003 604<br />

Dominicaanse Republiek 3.400 68.500 66.000 82.100 53.600 NA<br />

Grenada 3.715 1.581 1.910 1.776 2.056 NA<br />

Guyana - - - - - 10.778<br />

Haiti 210.600 248.000 216.100 249.000 252.600 NA<br />

Jamaica 78.705 100.900 68.100 69.800 47.200 46358<br />

Montserrat 100 100 25 30 30 148<br />

Nederlandse Antillen 64.500 34.700 3.000 2.500 5.400<br />

Saint Kitts en Nevis 921 1.140 4.100 1.000 1.000 498<br />

Saint Lucia 2.759 2.812 3.203 3.624 3.624 9740<br />

Saint Vincent & the Grenadines 8.861 13.866 15.312 14.658 6.400 35508<br />

Suriname - - - - - 116<br />

Trinidad & Tobago 59.963 29.473 37.327 39.215 25.031 NA<br />

Caribisch landen<br />

Bron: Caricom Secretariaat<br />

791.828 811.074 743.194 935.586 811.301 NA<br />

De Caribische landen, inclusief de Dominicaanse Republiek, produceren minder dan 2<br />

miljoen ton padie. De grootste rijstimporteurs in de Cariforum landen zijn de<br />

MODULE 15: RIJSTHANDEL BINNEN HET CARIBISCHE GEBIED EN ZIJN INVLOED OP VOEDSELZEKERHEID Page 7 of 27


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Dominicaanse Republiek, Haïti en Jamaica. Tabel 7 geeft aan dat de Cariforum landen<br />

811.301 ton rijst importeerden in het jaar 2000.<br />

4.2 De rijstindustrie in de Cariforum landen<br />

Suriname<br />

Na 1970 is het rijstareaal aanzienlijk gegroeid en beslaat nu meer dan 60.000 ha.<br />

De goede macro-economische omstandigheden in Suriname, hebben zorg gedragen<br />

<strong>voor</strong> een verdubbeling van de nationale padieproductie (327,000 ton) in de periode<br />

1975-1986, maar die echter vanwege een verslechtering van de omstandigheden<br />

met 25% daalde in de periode 1987-1994.<br />

De inzaaifactor, weergevende het aantal keren dat op de bestaande arealen per jaar<br />

werd geplant, nam aanzienlijk af, van 1,5 in 1986 naar 1,1 in 1994.<br />

Rekening houdend met het beplant areaal, productiewaarde en arbeid, is de<br />

rijstindustrie de meest belangrijke agrarische activiteit. Binnen de agrarische sector<br />

neemt de rijstsector ongeveer 50% <strong>voor</strong> haar rekening met een areaal van 60.000<br />

ha.<br />

In 1994 was het aandeel in de totale agrarische opbrengst US$ 36 miljoen wat<br />

overeenkomt met 51% van de totale waarde. In 2005 was de waarde <strong>voor</strong> rijst 16%<br />

(US$ 8,9 miljoen) van de totale agrarische opbrengst van US$ 55,39 miljoen.<br />

Door een aantal factoren met een negatieve werking, was het beplant areaal en de<br />

padieopbrengst in 2002 verminderd van 76.135 ha en 326.700 ton naar 40.050<br />

ha en 157.100 ton.<br />

Tabel 8 geeft een overzicht van het beplant areaal, productie en export in de periode<br />

1994-2005 weer.<br />

Tabel 8: Beplant areaal, padieproductie, rijstexport (Suriname); 1994-2005<br />

Jaar Beplant<br />

areaal ( ha)<br />

Padieproductie (20%<br />

vochtigheid, ton)<br />

Hoeveelheid<br />

export (ton)<br />

Exportwaarde<br />

(milljoen US$)<br />

Gemiddelde<br />

prijs (US$/ton)<br />

1985 74.890 325.910 131.072 37,8 288<br />

1994 60.000 218.000 80.300 30,5 379<br />

1995 61.400 216.000 87.200 35,8 410<br />

1996 61.800 229.000 86.700 35,2 405<br />

1997 53.500 213.000 87.100 28,9 331<br />

1998 50.100 188.000 65.500 19,6 299<br />

1999 48.500 180.000 53.700 14,2 264<br />

2000 42.000 164.000 47.270 13,7 289<br />

2001 50.780 191.000 53.145 11,1 208<br />

2002 40.500 157.110 71.810 14,2 197<br />

2003 52.425 193.685 41.950 9.1 217<br />

2004 50.954 197.174 51.830 11,89 229<br />

2005 47.220 185.269 35.877 8,91 248<br />

Bron: Ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij in Suriname<br />

MODULE 15: RIJSTHANDEL BINNEN HET CARIBISCHE GEBIED EN ZIJN INVLOED OP VOEDSELZEKERHEID Page 8 of 27


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Uit tabel 8 blijkt, dat het hoogste exportvolume wordt genoteerd in 1986 namelijk<br />

131.072 ton. Na 1997 is er sprake van een aanzienlijke daling van de<br />

padieproductie en het exportvolume.<br />

In de periode 1994–1997 waren de prijzen op de exportmarkt nogal hoog en<br />

hierdoor waren de producenten geïnspireerd om te beleggen niet alleen in Suriname<br />

maar ook daarbuiten. Na 2000 echter, waren ze genoodzaakt de lage prijzen op de<br />

exportmarkt te accepteren wat resulteerde in het afromen van de winstgevendheid<br />

van het landbouwbedrijf en de rijstverwerkende bedrijven. Op macroniveau leed het<br />

land van de afnemende deviezengenerering. Dit heeft ook geleid tot verlies van<br />

werkgelegenheid en verlaagde basisinkomsten in de rijstindustrie. Doordat er over de<br />

jaren heen er geen goede organisatiestructuur in Suriname aanwezig was die besluiten<br />

ten gunste van de totale rijstsector kon nemen, konden er ook geen stappen worden<br />

ondernomen om de negatieve trend te keren.<br />

Guyana<br />

Naast het <strong>voor</strong>zien van de nationale behoefte, is de rijstindustrie zowel een<br />

belangrijke bron van inkomsten en het bieden van werkgelegenheid in de rurale<br />

gebieden als een belangrijke bron <strong>voor</strong> deviezengenerering.<br />

Ongeveer 10.000 rijstbedrijven zorgen <strong>voor</strong> de padieproductie, welke verwerkt<br />

wordt in 125 pelmolenbedrijven.<br />

Guyana is bekend om haar hoge organisatiegraad van padie- en<br />

rijstboerenorganisaties. De Guyana Rice Producers Association (RPA) welke volgens<br />

de Guyana Rice Producers Ordinance Act of 1946 was opgericht, is op nationaal<br />

niveau momenteel de meest actieve productieorganisatie in de rijstsector. De 6000<br />

leden betalen jaarlijks een contributie om de kosten van de organisatie te kunnen<br />

dekken. Twee leden van RPA vertegenwoordigen de organisatie in de Guyana Rice<br />

Development Board (GRDB), welke een overkoepelende organisatie is van de rijstindustrie<br />

in Guyana. Het belangrijkste doel van deze organisatie is om de rijstindustrie<br />

te faciliteren middels onderzoek, <strong>voor</strong>lichting, technische en marketing<br />

assistentie teneinde de efficiëntiegraad te verhogen en het <strong>voor</strong>tbestaan van de<br />

sector duurzaam te garanderen.<br />

Vanwege de hoge organisatiestructuur binnen de Guyanese rijstsector, is het nemen<br />

van beslissingen veel gemakkelijker dan in Suriname.<br />

De Europese markt, inclusief het rijsttransport via de OCT route, die ± 60% van de<br />

totale export afnam, blijft de meest belangrijke markt <strong>voor</strong> Guyana, terwijl de Caricom<br />

markt een afname heeft van ± 20% in 2000. Boeren leveren hun natte/gedroogde<br />

padie aan de verwerkers, waarna deze na verwerking op de binnenlandse markt<br />

brengen of exporteren of soms via tussenhandelaren op de markt komen. Het tekort<br />

aan werkkapitaal maakt het noodzakelijk dat boeren hun afgeoogst product na droging<br />

zo gauw mogelijk verkopen.<br />

MODULE 15: RIJSTHANDEL BINNEN HET CARIBISCHE GEBIED EN ZIJN INVLOED OP VOEDSELZEKERHEID Page 9 of 27


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Tabel 9: Padieproductie, exportvolume en inkomsten uit verwerkte padie (Guyana) 1985-<br />

2005<br />

Jaar Geoogste areaal Padieproductie Exporthoeveelheid Waarde Gemiddelde<br />

(ha)<br />

(ton)<br />

(ton) ( USD) prijs (US$/MT)<br />

1985 76.844 260.207 29.339 5,66 193<br />

1994 96.480 378.400 182.585 55,5 303<br />

1995 130.756 525.500 200.336 76,4 381<br />

1996 213.811 543.437 262.265 93,7 357<br />

1997 141.069 568.186 285.051 84,2 295<br />

1998 127.915 522.907 249.755 73,3 293<br />

1999 145.306 562.260 251.519 71,0 282<br />

2000 114.676 448.987 207.638 51,8 249<br />

2001 123.070 495.862 209.042 50,0 239<br />

2002 106.650 443.654 193.415 45,5 235<br />

2003 129.216 546.183 200.432 45,3 226<br />

2004 115.742 500.911 243.092 55,0 227<br />

2005 106.646 420.365 182.175 46,2 253<br />

Bron: Jaarlijks verslag Guyana Rice Development Board<br />

Als gevolg van de hoge prijzen <strong>voor</strong> rijst en rijstproducten op de exportmarkt, kan de<br />

periode 1994–1996 als een <strong>voor</strong>treffelijke periode worden aangemerkt. Rijstboeren,<br />

verwerkers en handelaren hadden <strong>voor</strong>deel aan deze hoge prijzen en de ondernemers<br />

waren hierdoor gestimuleerd om niet alleen nationaal maar ook internationaal meer te<br />

investeren. Stakeholders hebben vanwege die periode positieve verwachtingen ten<br />

aanzien van de toekomst <strong>voor</strong> de rijst industrie gehad. De daling in inkomsten was<br />

<strong>voor</strong>namelijk te wijten aan de lage exportprijzen <strong>voor</strong>al in 1995, toen de prijs ging<br />

van US$ 381 naar US$ 226 per Mt in 2003. Op macroniveau heeft het land<br />

deviezen inkomsten verloren. Aan de andere kant hadden de boeren en verwerkers<br />

ook dalende winstmarges. In deze periode heeft de rurale gemeenschap en<br />

landbouwhuishoudens ook te kampen gehad met afnemende arbeidsplaatsen en<br />

inkomsten.<br />

Andere Caricom landen<br />

Landen als Trinidad & Tobago, Jamaica, Barbados, de Dominicaanse Republiek, Haïti,<br />

Cuba en landen bekend als Autre Mer of France, zijn rijstproducenten, maar kunnen<br />

niet geclassificeerd worden als rijstexporterende landen. Tabel 10 verwijst naar de<br />

populatiegrootte en inkomsten per capita in het Caribische gebied. Tabel 11, 12 en<br />

13 geven een overzicht met betrekking tot de positie van de rijst producerende en<br />

of importerende landen.<br />

MODULE 15: RIJSTHANDEL BINNEN HET CARIBISCHE GEBIED EN ZIJN INVLOED OP VOEDSELZEKERHEID Page 10 of 27


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

4.3 Cariforum bevolkingsgrootte, stakeholders, behoefte en<br />

<strong>voor</strong>raad<br />

Er is een groot verschil tussen de landen onderling ten aanzien van de populatie en<br />

inkomsten per capita in de Cariforum landen.<br />

Het verschil tussen de grootste en kleinste bevolkingsaantallen is 260 maal zo<br />

veel.<br />

Het rijkste land (in GDP per capita) heeft een inkomen van 30 maal zoveel als het<br />

armste land.<br />

Er worden verschillende talen gesproken (Engels, Spaans, Frans en Nederlands)<br />

Door de verschillen in plaatselijke condities, zijn de productie/consumptie<br />

patronen substantieel verschillend.<br />

Tabel 10: Cariforum bevolkingspopulatie en inkomsten per capita<br />

Land Grootte van de<br />

populatie<br />

Inkomen per capita<br />

Jamaica 2.500.000 1980<br />

Trinidad & Tobago 1.300.000 4230<br />

Dominicaanse Republiek 8.700.000 2780<br />

Belize 220.000 2730<br />

St Vincent & The Grenadines 112.000 2940<br />

Guyana 771.000 760<br />

Suriname 432.000 1660<br />

Antigua Barbuda 70.000 9410<br />

Barbados 265.000 8660<br />

Dominica 76.000 3170<br />

Grenada 100.000 3450<br />

St Kitts & Nevis 43.000 6420<br />

Saint Lucia 150.000 3950<br />

Haïti 8.000.000 510<br />

Bahamas 288.000 14.960<br />

Cuba 11.200.000 NA<br />

Totaal Cariforum + Cuba<br />

Bron: Agrotec Spa 2003.<br />

34.227.000 -<br />

Tabel 11: Cariforum rijstproducerende landen, padieproductie en gepelde rijst; 1999-2005<br />

Land 1999 2000 2005 Gepelde rijst<br />

Equivalent in 2005<br />

Dominicaanse Republiek 614.932 621.393 600.000* 210.000<br />

Belize 12.619 9.848 10.000* 3.500<br />

Guyana 562.260 448.740 420.324 147.110<br />

Haiti 100000 100.000 100.000* 35.000<br />

Jamaica 31 12 - -<br />

Suriname 196.400 178.273 185.269 64.845<br />

Trinidad & Tobago 6.727 6.266 6.000* 2.100<br />

Cuba 341.000 300.000 300.000* 105.000<br />

Totaal Cariforum+Cuba 1.833.629 1.564.532 1.621.593 567.555<br />

Bron: Agrotec Spa 2003 and projections consultant.<br />

*) Deze cijfers zijn projecties en zijn gebaseerd op de realisaties in het jaar 2000.<br />

MODULE 15: RIJSTHANDEL BINNEN HET CARIBISCHE GEBIED EN ZIJN INVLOED OP VOEDSELZEKERHEID Page 11 of 27


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Tabel 12: Cariforum rijstindustrie stakeholders in 2002<br />

land boer verwerker handelaar boer/verwerker verwerker/<br />

handelaar handelaar<br />

Belize 2.500 5 25 4 1<br />

Dominicaanse Republiek 5.000 135 45 120 5<br />

Guyana 10.000 125 20 150 160<br />

Haïti 62.000 25 5 20 1<br />

Suriname 5.000 65 15 50 7<br />

Totaal 84.500 355 110 344 174<br />

Bron: Caribbean Rice Association<br />

Rekening houdend met de positie waarin de ondernemers zich bevinden en de rol die<br />

zij spelen binnen de rijstindustrie, kunnen een aantal categorieën worden<br />

onderscheiden. Afhankelijk van de regels en combinaties <strong>voor</strong> een persoon of groep,<br />

kunnen nieuwe categorieën ontstaan.<br />

Zoals in tabel 12 te zien is, zijn tal van huishoudens in het Caribische gebied<br />

afhankelijk van de rijstindustrie.<br />

Enkele kleine Caribische landen zoals St. Vincent & de Grenadines, St Lucia hebben<br />

een rijstverwerkingsunit geïnstalleerd met de bedoeling om te doorbreken en, meer in<br />

het bijzonder om de afhankelijkheid van de import van verwerkte producten en<br />

arbeidsplaatsen te creëren <strong>voor</strong> lokale mensen. Deze landen importeren semiverwerkte<br />

rijst van andere landen, in de meeste gevallen uit USA, verwerken de rijst<br />

en fungeren als verkooppunt van rijst uit USA.<br />

Tabel 13: Gecalculeerde verwerkte rijstproductie, importen, exporten en netto hoeveelheid<br />

<strong>voor</strong> binnenlands gebruik in Mt.<br />

Land Gecalculeerd<br />

verwerkte<br />

rijstproductie<br />

Importen Totaal Exporten Hoeveelheid <strong>voor</strong><br />

Binnenlandse<br />

gebruik<br />

Jamaica - 46.358 46.358 - 46.358<br />

Trinidad & Tobago 2.100 36.330 38.430 1.594 36.836<br />

Dominicaanse Republiek 210.000 53.600 263.600 - 263.600<br />

Belize 3.500 502 4.002 - 4.002<br />

St Vincent & The<br />

- 35.508 35.508 4.547 30.961<br />

Grenadines<br />

Guyana 147.110 10.778 157.888 182.175 (24.287*)<br />

Suriname 64.845 116 64.961 35.877 29.084<br />

Antigua Barbuda - 650 650 - 650<br />

Barbados - 6.253 6.253 - 6.253<br />

Dominica - 604 604 - 604<br />

Grenada - 2.056 2.056 - 2.056<br />

St Kitts & Nevis - 498 498 - 498<br />

Saint Lucia - 9.740 9.740 - 9.740<br />

Haiti 35.000 252.600 287.600 - 287.600<br />

Bahamas - 8.620 8.620 - 8.620<br />

Cuba 105.000 392.549 497.549 - 497.548<br />

Totaal Cariforum +<br />

Cuba<br />

567.555 856.762 1.424.317 224.193 1.200.124<br />

Bron: Caricom Secretariat and calculations consultant<br />

*) De vermoedelijke behoefte is op basis van de beschikbare gegevens opgemaakt.<br />

MODULE 15: RIJSTHANDEL BINNEN HET CARIBISCHE GEBIED EN ZIJN INVLOED OP VOEDSELZEKERHEID Page 12 of 27


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Het is vastgesteld dat, gezien de exporten die zijn uitgevoerd door de Caribische<br />

landen, de vraag naar rijst groter is dan het aanbod.<br />

De genoteerde hoeveelheid rijst verkregen uit de regionale padieproductie van<br />

1.621.593 Mt is 586.000 Mt. Rekeninghoudend met de totale importen van<br />

856.762 Mt in 2005 en de exporten van 222.797 Mt, is de netto beschikbare<br />

hoeveelheid van rijst <strong>voor</strong> binnenlands gebruik 1.201.520 Mt.<br />

De meeste belangrijke rijstproducerende landen binnen de Cariforum zijn Guyana en<br />

Suriname. Gezien de grootte van hun landbouwbedrijven produceert de Dominicaanse<br />

Republiek relatief meer padie en rijst.<br />

Cuba, Haïti en de Dominicaanse Republiek hebben, gezien de grootte van hun<br />

bevolking, de grootste rijstimporten. Rijst <strong>voor</strong>ziet in de meeste koolhydraten in de<br />

voeding van de Guyanese en Surinaamse bevolking, waar de consumptie van rijst per<br />

capita is geschat op 80– 00 kg per jaar. Het gemiddelde consumptiecijfer <strong>voor</strong> de<br />

Cariforum landen inclusief Cuba met een bevolkingsaantal van 34,2 miljoen mensen is<br />

35 kg. Dit cijfer weergeeft een vertekend beeld, omdat de bijdrage van bananen en<br />

aardvruchten in het voedselpakket van deze bevolking en de vraag naar rijst in de<br />

toerisme industrie, niet tot uitdrukking komen in de cijfers. Guyana en Surname hebben<br />

de hoogste consumptiecijfers per capita.<br />

Binnen de Caribische landen, met uitzondering van Guyana en Suriname, Trinidad &<br />

Tobago en Jamaica is rijst een belangrijk voedingsmiddel onder de bevolking.<br />

66%<br />

Aandeel van rijstimporten in percentages<br />

31<br />

Uit de activiteit welke is uitgevoerd door de CRA in 2002, blijkt dat de belangrijkste<br />

rijstimportbron van de Caricom lidlanden (niet Cariforum) zijn: de regio (52%), de USA<br />

(40%), het Verre Oosten en een aantal Zuid-Amerikaanse landen (8%). De situatie in<br />

de Dominicaanse Republiek is anders. De meest geconsumeerde rijst komt van de<br />

MODULE 15: RIJSTHANDEL BINNEN HET CARIBISCHE GEBIED EN ZIJN INVLOED OP VOEDSELZEKERHEID Page 13 of 27<br />

31%<br />

3%<br />

ACP<br />

Caribbean<br />

Others


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

lokale leveranciers. Haïti is zowel een rijstproducerend als rijstimporterend land,<br />

waarvan een groot deel uit USA komt. In volgorde van de omvang van de<br />

padieproductie geldt de volgende rangschikking: Dominicaanse Republiek, Guyana,<br />

Cuba en Suriname.<br />

Het bovenvermelde diagram geeft een overzicht van het volume verwerkte rijst<br />

(27,55 miljoen rijst) in 2003 weer.<br />

4.3 Veranderingen in de markt en uitdagingen<br />

Hoge exportprijzen in de 70- en 80-jaren, verhoogde de concurrentiepositie van de<br />

ACP rijstindustrie en productie en de exporten namen toe. Deze situatie kreeg echter<br />

een ommekeer in de laatste periode van de 90-jaren door de volgende<br />

ontwikkelingen:<br />

Nieuw beleid werd geïntroduceerd door de EU om de preferenties en<br />

gesubsidieerde prijs aangeboden aan de ACP rijstexporteurs op te heffen.<br />

Lage exportprijzen vanwege de verhoogde rijst<strong>voor</strong>raden in de wereld.<br />

Subsidiebeleid van de ontwikkelde rijstexporterende landen naar de lokale rijstindustrie<br />

toe.<br />

De uitdagingen van het Caribische gebied om de concurrentiekracht binnen de<br />

rijstsector te blijven behouden in:<br />

Realisering, rehabilitering en onderhoud van de bestaande watermanagementinfrastructuur<br />

in de rijstproducerende landen.<br />

Verbeteren van de productie en distributie van zaaizaad.<br />

Verbeteren van het inputdistributiesysteem, waaronder chemicaliën, machines en<br />

werktuigen.<br />

Implementatie van onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma‟s en verschaffen van<br />

<strong>voor</strong>lichting, onderwijs en trainingsprogramma‟s.<br />

Instellen van een Markt Informatie Systeem.<br />

Capaciteitsopbouw door o.a. versterking van de landbouworganisaties .<br />

Structurering van het besluitvormingsproces door een effectief opererende<br />

Productschap.<br />

5 HET BELANG VAN DE RIJST INDUSTRIE VOOR DE ECONOMISCHE<br />

ONTWIKKELING M.B.T. DE RURALE ONTWIKKELING EN VOEDSELZEKERHEID<br />

De rijstindustrie in Guyana en Suriname speelt een belangrijke rol binnen hun socioeconomische<br />

ontwikkeling. Elke krimping van de deze industrie, zou een vernietigende<br />

MODULE 15: RIJSTHANDEL BINNEN HET CARIBISCHE GEBIED EN ZIJN INVLOED OP VOEDSELZEKERHEID Page 14 of 27


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

invloed hebben op zowel hun economie als de samenleving. Rijst draagt 12,9% bij aan<br />

de totale agrarische GDP, 4,2% aan de totale GDP en 13,7% aan exportinkomsten in<br />

Guyana (2000, Nationale Bureau <strong>voor</strong> de Statistiek). De agrarische sector in<br />

Suriname is een van de belangrijkste sectoren van de economie met een bijdrage aan<br />

GDP van 10% in 1996, bijdrage aan arbeid 12% en exportinkomsten 27%. Dus rijst<br />

speelt een centrale rol binnen de economie van deze twee leefgemeenschappen.<br />

De rol van de rijstindustrie in de economieën en in de sociale ontwikkeling van Guyana<br />

en Suriname is dan ook bijzonder betekenisvol.<br />

Jaarlijks wordt ongeveer 70% van Guyana‟s en 60% van Suriname‟s rijstproductie<br />

geëxporteerd, overwegend naar Europa en dit is valide <strong>voor</strong> Guyana. De overleving<br />

van de kleine rijstboeren is uiteraard afhankelijk van de situatie welke op de exportmarkt<br />

in het algemeen en de Europese markt in het bijzonder heerst.<br />

Het doel van het rijstbeleid zoals geformuleerd in de “National Development Strategy<br />

for Guyana” and the Multi Development Plan for Suriname behelst de ontwikkeling van<br />

een geïntegreerde en duurzame rijstindustrie in beide landen. Daarnaast is de<br />

“overall” doelstelling <strong>voor</strong> de regio zoals geformuleerd in het regionale rijstplan, het<br />

volgende :<br />

Betere voeding <strong>voor</strong> de kwetsbare groepen.<br />

Maximale voedselzekerheid en regionale zelf<strong>voor</strong>zienendheid.<br />

Veiligstelling inkomstengenerering <strong>voor</strong> 85.000 boerenfamilies en verder<br />

80.000 personen in de ondersteunende diensten<br />

Verhoging van de valuta inkomsten uit de rijst exporten US$ 250–US$ 300.<br />

Er zijn twee factoren die de structuur en eigendommen van rijstboeren in Suriname<br />

hebben veranderd. De eerste factor is dat een aantal landbouwproductieactiviteiten<br />

gestopt zijn vanwege de slechte geschiktheid <strong>voor</strong> de teelt van grondstof (padie).<br />

Deze percelen blijven onbenut.<br />

De tweede ontwikkeling is dat een belangrijk aantal boeren hun percelen hebben<br />

overgedragen aan boeren die financieel sterk genoeg zijn om deze percelen te<br />

bewerken en productief te maken.<br />

Het resultaat van deze twee ontwikkelingen is dat de areaalgrootte drastisch is<br />

veranderd en dat de huidige situatie te merken is in de periode 1990–2005 (tabel<br />

14)<br />

Tabel 14: Bedrijfsgrootte Suriname<br />

Periode: 1970-1990 Periode: 1990-2005<br />

Categorie (ha) Aantal bedrijven Categorie (ha) Aantal bedrijven<br />

0,1-12 4.300 0,1-12 3.440<br />

13-24 110 13-75 127<br />

25-75 17 -<br />

76-250 28 76-250 28<br />

251-750 19 >250 27<br />

>750 8 - -<br />

MODULE 15: RIJSTHANDEL BINNEN HET CARIBISCHE GEBIED EN ZIJN INVLOED OP VOEDSELZEKERHEID Page 15 of 27


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Bron: Data verzameld door consultant 2005<br />

Hieruit kan de conclusie worden getrokken dat de afname van het aantal landbouwbedrijven<br />

en de concentratie van landbouwareaal in mindere mate meer <strong>voor</strong>komt bij<br />

de kleinlandbouwersklasse. Verder kan aangemerkt worden dat in de afgelopen 10<br />

jaren de inzaaifactor zich beneden het cijfer 1 beweegt.<br />

Het grootste deel van de kleine boeren geeft aan dat ze hun bedrijven op een “breakeven”<br />

basis draait, een belangrijk aantal draait op verlies en een paar maken wel een<br />

beetje winst. Verdere erosie van de rendabiliteit van de kleine en middelgrote<br />

bedrijven zal ongetwijfeld een situatie van voedselonzeker- en kwetsbaarheid<br />

bevorderen. Niet alleen de voedselzekerheid zal verslechteren maar ook de<br />

gezondheidszorg ten behoeve van de gehele boerenfamilie en onderwijs <strong>voor</strong> de<br />

kinderen zullen onbereikbaar zijn.<br />

Als dit beeld aanhoudt vanwege het feit dat de Caribische rijstindustrie blootgesteld<br />

blijft aan dit type handelsbeleid, dan zal dat onherroepelijk handhaving van de industrie<br />

betekenen op de ongunstige positie waarin zij zich bevindt. Dat betekent dat deze<br />

industrie het niet zal redden en dus niet zal overleven en de boeren zullen naar andere<br />

alternatieven moeten uitkijken die overigens niet zo <strong>voor</strong> de hand liggen in de rurale<br />

en urbane gebieden.<br />

Handhaving van de huidige situatie in beide rijstexporterende landen zal leiden tot<br />

ernstige implicaties in de rurale gebieden waar duizenden landbouwbedrijven hun<br />

bestaan vinden.<br />

Het is heel duidelijk dat boeren en verwerkers hun bedrijven blijven behouden vanwege<br />

redenen die te maken hebben met de rurale ontwikkeling in het algemeen en<br />

voedselzekerheid, leefgemeenschap, arbeid, inkomsten, ervaringen en <strong>voor</strong>keur,<br />

exportverdiensten, contributie tot BNP in het bijzonder.<br />

De Caribische rijstindustrie kan gekenmerkt worden als een structuur met<br />

<strong>voor</strong>waartse en achterwaartse verbindingen, waar de handelsinstellingen,<br />

machines, reserveonderdelen en input zoals kunstmest en chemicaliën aan de rijstindustrie<br />

leveren en de contractors en boeren hun bijdrage leveren in de vorm van<br />

areaalbewerking, zaaien, gewasbehandeling en oogst. Na een bepaalde tijd vindt<br />

de bewerking en verwerking van het geoogste product en de verkoop plaats. Al<br />

deze aaneenschakelingen verschaffen belangrijke arbeidsplaatsen, die omgezet<br />

kunnen worden in inkomstengenerering, welke niet alleen de huishoudens <strong>voor</strong>al in<br />

de rurale gebieden laat <strong>voor</strong>tbestaan maar ook de traditionele koolhydraten<br />

<strong>voor</strong>raad op peil houdt ten behoeve van de voeding van de Caribische mens.<br />

Een ander aspect is dat de rijstboeren in het algemeen over kleinere stukken<br />

arealen beschikken, betrekkelijk weinig alternatieve inkomstenbronnen hebben en<br />

op deze wijze terecht komen in een zwakke positie. Hun eerste bezorgdheid is om<br />

te kunnen overleven door een redelijke zekerheid ten aanzien van de<br />

beschikbaarheid van voedsel gegarandeerd te weten. Het verkleinen van de<br />

onevenwichtigheden in inkomsten en arbeid en de toegang tot de publieke<br />

goederen en diensten en de terugdringing van armoede hebben de basis <strong>voor</strong><br />

MODULE 15: RIJSTHANDEL BINNEN HET CARIBISCHE GEBIED EN ZIJN INVLOED OP VOEDSELZEKERHEID Page 16 of 27


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

rurale ontwikkeling als het ware weggeslagen, omdat een groot deel van deze<br />

arme mensen in de rurale gebieden van het Caribische gebied leeft. .<br />

Daarom is het noodzakelijk om de economie van leefgemeenschappen in de rurale<br />

gebieden te ondersteunen, waar bij<strong>voor</strong>beeld rijst wordt verbouwd, verwerkt en<br />

verhandeld, mag de ondersteuning niet uitblijven.<br />

Wanneer de industrie instort omdat het nodige ondersteunend beleid achterblijft,<br />

zullen grotere economische en politieke instabiliteit ontstaan en dat zou binnen andere<br />

Caribische industrieën een negatieve beïnvloeding teweeg kunnen brengen.<br />

Er is een andere reden die genoemd moet worden welke ook een bedreiging vormt<br />

<strong>voor</strong> de Caribische rijst industrie.<br />

De binnenlandse handel is levy-vrij, maar de import van rijst van buiten de Caricom, is<br />

gebonden aan betaling van de CET, welke 25% is (“ad volarum tariff rate”) en dat is<br />

15% beneden het tarief gehanteerd <strong>voor</strong> andere agrarische producten welke<br />

geproduceerd worden door de regio.<br />

De grootste importbronnen <strong>voor</strong> de Caricom zijn de USA, Thailand, India en Urugauy.<br />

De Amerikaanse rijstboeren ontvangen een hoge subsidie. In tegenstelling tot landen<br />

in het Verre Oosten neigt rijst goedkoper te zijn, vanwege de goedkope<br />

productiekosten in die regio.<br />

Gezien de belangrijkheid van de rijstindustrie in de twee ACP landen en hun contributie<br />

tot het be<strong>voor</strong>raden van rijst regionaal, behoeft de rijstsector een bescherming<br />

tegen de niet in Caricom originerente rijst. Uitvoering van dit beleid vergt een hechte<br />

relatie en samenwerking tussen de Caribische landen.<br />

6 MARKTVERANDERINGEN EN HUN INVLOED OP DE BINNENLANDSE EN<br />

INTERNATIONALE MARKT<br />

6.1 Fluctuerende levysysteem<br />

De invloed die het handelsbeleid heeft op de ACP rijstexporteurs is over de laatste<br />

2 decennia aanzienlijk veranderd.<br />

Tussen 1980 en 1997 was er een geldig fluctuerend levysysteem en drempelprijzen.<br />

De drempelprijs was de prijs beneden de prijs waar<strong>voor</strong> rijst binnen de EU niet<br />

geïmporteerd kon worden, met uitzondering van die gevallen waarin een importeur zich<br />

<strong>voor</strong>af had ingedekt middels betaling van een aangepaste levy, <strong>voor</strong>dat de prijs op de<br />

wereldmarkt daalde.<br />

De drempelprijzen werden berekend op basis van de streefprijs <strong>voor</strong> cargo rijst met<br />

EC standaardkwaliteit in Duisburg (Frankrijk).<br />

Bij een fluctuerend levysysteem, waren drempelprijzen valide <strong>voor</strong> cargo, witte en<br />

breukrijst.<br />

MODULE 15: RIJSTHANDEL BINNEN HET CARIBISCHE GEBIED EN ZIJN INVLOED OP VOEDSELZEKERHEID Page 17 of 27


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

De drempelprijzen geven een prijs aan, die ligt beneden de prijs <strong>voor</strong> rijst die niet<br />

geïmporteerd kon worden onder normale omstandigheden. De werkelijke prijs <strong>voor</strong><br />

rijst op de wereldmarkt (CIF Rotterdam) was vaak beneden de EC drempelprijs. Zo<br />

was een werkwijze noodzakelijk waarbij het erom ging de werkelijke prijzen zo dicht<br />

mogelijk tegen de EU drempelprijzen te calculeren.<br />

Alle beschikbare wereldmarktprijzen werden verzameld door de EU Commissie en<br />

werden met elkaar vergeleken, teneinde prijsverschillen <strong>voor</strong>tvloeiende uit<br />

kwaliteitsverschillen, weg te werken.<br />

De Mac Sharry Reform die in 1992 werd aangenomen, streefde naar een<br />

fundamentele verandering van de Common Agricultural Policy (CAP).<br />

6.2 Plafondinvoerrechtensysteem<br />

De interventie prijs werd over een periode van drie jaren verhoogd met 15%. Een<br />

aangepaste plafondinvoerrechtenprijs moest worden vastgesteld. De invoerrechten<br />

<strong>voor</strong> derde wereld landen zou de aangepaste invoerrechtenprijs niet mogen<br />

overschrijden.<br />

Conform de <strong>voor</strong>schriften van de GATT overeenkomsten, had de EU haar rijstimportbeleid<br />

aangepast en in oktober 1997 was het effect op de EU markt merkbaar.<br />

Referentie importprijzen zijn een deel van de maximale invoerrechtenprijs en deze<br />

werden geïntroduceerd om de handelaren te beschermen tegen inflatie van de<br />

importprijzen die de maximale importprijzen overschrijden. In tegenstelling tot het<br />

systeem van inklaringen, kan men niet met de importprijs knoeien (mogelijke<br />

afspraken tussen importeur en exporteur) om het betalen van het juiste invoerrecht<br />

te omzeilen.<br />

De invoerrechten zijn gecalculeerd op basis van de importprijs <strong>voor</strong> zeevracht op<br />

bulk rijst (USDA en Thaise <strong>voor</strong>gestelde prijzen) en waren geldig <strong>voor</strong> twee weken.<br />

Op grond van de interventieprijzen kon de plafondinvoerrechtenprijs worden<br />

vastgesteld. Uit de maximum invoerrechtenprijs die betaald werd <strong>voor</strong> rijst, kon men<br />

de invoerrechten berekenen. De tweede prijsreferentie is dan prijs (b) die gelijk is aan<br />

prijs (a) minus de invoerrechten.<br />

Als de referentie importprijs beneden (b) kwam, moest <strong>voor</strong> rijst die de EU binnen<br />

kwam, op dat moment de volledige invoerrechten van 264 Ecu per ton betaald<br />

worden.<br />

Als de referentie importprijs tussen (a) en (b) lag, dan moest <strong>voor</strong> rijst die de EU<br />

binnen kwam, op dat moment een gereduceerd invoerrechtentarief betaald<br />

worden.<br />

Als de referentie importprijs de plafondprijs (a) overschreed, werd <strong>voor</strong> die rijst<br />

op dat moment geen invoerrechten betaald.<br />

MODULE 15: RIJSTHANDEL BINNEN HET CARIBISCHE GEBIED EN ZIJN INVLOED OP VOEDSELZEKERHEID Page 18 of 27


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

6.3 Reductie interventieprijs <strong>voor</strong> padie<br />

De plafondinvoerrechtenprijsregeling was tot januari 2003 geldig. De EU Commissie<br />

kwam na die datum met een aangepast <strong>voor</strong>stel verwerkt in de (Council Regulation on<br />

the Common Market Organization on Rice). In dit <strong>voor</strong>stel werd vervat dat onder<br />

meer een reductie van 50% op de interventieprijs <strong>voor</strong> padie werd gegeven. Dit<br />

<strong>voor</strong>stel welke een onderdeel is van de aanpassing van de EU Common Agricultural<br />

Policy (CAP), is goedgekeurd door de EU Landbouwministers op 25 juni 2003 en<br />

was bedoeld op 1 september 2004, van kracht te zijn. De CAP aanpassing heeft<br />

eigenlijk geen nadeel <strong>voor</strong> de Europese producenten, omdat zij twee bedragen<br />

namelijk 102 Euro en 75 Euro per ton padie, respectievelijk als compensatie en een<br />

“crop specific”betaling, ontvangen.<br />

6.4 Quota-administratie<br />

Met betrekking tot de Quota-administratie kan gezegd worden, dat het mechanisme<br />

zoals <strong>voor</strong>geschreven binnen het quotasysteem tijdens Lome III, was dat alle in de EU<br />

gevestigde bedrijven een rijstimportvergunning moesten aanvragen.<br />

Importen op basis van de toegestane vergunning, worden bijgehouden en verrekend<br />

met het ACP quotum.<br />

EC Bepaling 260/97 van 16 december 1997, geeft de importen van rijst uit de ACP<br />

en OCT‟s aan. Dit werd gewijzigd met de EC Bepaling 1595/98, waar de<br />

veranderingen zijn aangebracht die tijdens de Lome IV tussentijdse review zijn<br />

overeengekomen <strong>voor</strong>namelijk wat betreft de terugbetaling van heffingen op<br />

geïmporteerde rijst afkomstig uit de ACP landen. Commissie Bepaling No. 327/98<br />

van 10 februari 1998, omvat de legaliteit <strong>voor</strong> het beheer van bepaalde tariefquota‟s<br />

<strong>voor</strong> de import van rijst en breuk rijst, inclusief die uit Australië en Thailand.<br />

De ACP quota van 125.000 ton cargo en de 20.000 ton breuk rijst, de OCT quota<br />

van 35.000 ton niet meegerekend, is verdeeld in drie tranches, vanwege<br />

vergunningsdoeleinden. Voor de breukrijst golden twee tranches. Importeurs die uit<br />

ACP landen rijst importeren kunnen hun vergunningen aanvragen bij het Productschap<br />

in Den Haag, Nederland.<br />

Voor de realisatie van importen in de perioden januari-april, mei-augustus en<br />

september-december, konden de importeurs hun vergunningen aanvragen gedurende<br />

de eerste 5 dagen in januari, mei en september. De quota <strong>voor</strong> alle drie tranches is<br />

41.666 ton cargo rijst elk. Niet toegewezen hoeveelheden kunnen bij de volgende<br />

tranche worden uitgevoerd. De maximum hoeveelheid die een bedrijf kan aanvragen<br />

gedurende een tranche is 5.000 ton.<br />

Exporteurs in Suriname en Guyana hebben geen idee wie een vergunning krijgt om zijn<br />

of haar product binnen de EU te importeren. Australië en Thailand genieten een<br />

transparanter systeem <strong>voor</strong> hun exporten naar de EU. In vele gevallen overschrijden<br />

MODULE 15: RIJSTHANDEL BINNEN HET CARIBISCHE GEBIED EN ZIJN INVLOED OP VOEDSELZEKERHEID Page 19 of 27


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

vergunningsaanvragen de tranche. De Commodity Assocation moet dan beslissen om<br />

het aangevraagde volume te reduceren. De toegestane hoeveelheid die verscheept<br />

wordt door de desbetreffende leverancier, wordt berekend uit de reductiecoëfficiënt<br />

uit de tranche met de totale toegestane hoeveelheid vergunningen te vergelijken.<br />

De markttoegang is aanmerkelijk afgenomen, vanwege de manier waarop de EU de<br />

quota-administratie voert.<br />

ACP exporteurs hebben nadrukkelijk aanbevolen om de quota in twee tranches te<br />

verdelen met een resttranche aan het eind van het aanvraagsjaar, omdat dit meer<br />

samenvalt met de seizoenkarakteristieken van de ACP rijstindustrieën. DE EU heeft<br />

echter niet positief gereageerd op deze ACP <strong>voor</strong>stellen.<br />

6.5 MFN treatment <strong>voor</strong> niet ACP landen<br />

Naast de preferentiële toegang van ACP rijstexporteurs tot de EU markt, genieten<br />

andere rijstimporteurs (<strong>voor</strong>namelijk cargo rijst) in de EU bepaalde privileges. Op<br />

basis van de zogenaamde “MFN treatment” zijn de volgende tariefreducties geldig.<br />

€ 250/Mt <strong>voor</strong> Basmati rijst uit India en Pakistan (tarief was vanaf 1 september<br />

2004 teruggebracht naar nul);<br />

toegestane nultarief binnen een quota van 76.800 Mt gevolgd door een<br />

uitbreiding met een nultarief <strong>voor</strong> een quota van 35.000 Mt cargo rijst<br />

gelijkwaardig met rijst van OCT/ACP afkomst;<br />

nultarief en een verhoogde quota <strong>voor</strong> rijst uit LCD‟s onder EBA, met volledige<br />

liberalisatie van hun exporten naar de EU tegen 2009.<br />

In het raamwerk van de aangepaste CAP welke is overeengekomen met de Raad van<br />

Ministers in juni 2003, was de rijst CMO gewijzigd. Volgens de aanpassing moest de<br />

EU haar externe tarieven opnieuw vastleggen om in termen van gelijkwaardigheid, de<br />

grensbescherming te kunnen <strong>voor</strong>tzetten.<br />

De Commissie ondernam onderhandelingen met handelspartners volgens Artikel XXVIII<br />

van de GATT.<br />

De herziene rijst MFN tarieven, resulteerden in de verlaging van de tarieven op cargo,<br />

geslepen en breuk rijst inclusief het vervallen van de belasting op bepaalde rijst<br />

soorten van Basmati origine.<br />

De Cotonou Overeenkomst, bracht nieuwe MFN tarieven <strong>voor</strong>t en de nieuwe ACP prijs<br />

<strong>voor</strong> cargo rijst was € 18,41/Mt en <strong>voor</strong> geslepen rijst was het € 48,80/Mt. Het<br />

tarief <strong>voor</strong> breuk rijst was ongewijzigd. Deze veranderingen waren gecombineerd met<br />

50% reductie op de interventie prijs <strong>voor</strong> padie.<br />

6.6 Invoerrechten op basis van referentiehoeveelheid<br />

In juli 2005, had de EU in samenspraak met de USA besloten om hun levysysteem<br />

weer te wijzigen en introduceerde hierbij een levysysteem gebaseerd op een<br />

MODULE 15: RIJSTHANDEL BINNEN HET CARIBISCHE GEBIED EN ZIJN INVLOED OP VOEDSELZEKERHEID Page 20 of 27


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

referentiehoeveelheid. Prijzen die betaald moesten worden door de opkopers van<br />

ACP rijst werden toen gebaseerd op de relatie tussen geïmporteerde hoeveelheden<br />

rijst, vergeleken met het volume gekenmerkt als te zijn referentiehoeveelheid. Deze<br />

referentiehoeveelheden werden door de EU Commissie berekend, waarbij de ACP<br />

rijstexporteurs niet geconsulteerd werden met de bedoeling geen invloed te krijgen<br />

op deze bepaling. Dit is een ander <strong>voor</strong>beeld van schending van de Gezamenlijke<br />

Verklaring ten aanzien van de Rijsthandel tussen de ACP en de EU.<br />

In 2005 werd wederom een tariefaanpassing aangekondigd. De EU kondigde aan, dat<br />

zij met Thailand was overeengekomen, dat zij een lager prijs zouden behoeven te<br />

betalen <strong>voor</strong> geslepen en breukrijst. Deze regeling gold alle EU importen uit<br />

genoemde landen de exporten uit USA, meegerekend.<br />

De overeenkomst welke in september 2005 van kracht werd, heeft nieuwe<br />

bepalingen.<br />

In relatie tot het plafondtarief, zouden de aangevraagde tarieven <strong>voor</strong> cargo,<br />

geslepen en breuk rijst gebaseerd worden op het importvolume van geslepen rijst van<br />

het <strong>voor</strong>gaande jaar. De overeengekomen prijs zou tweemaal per jaar <strong>voor</strong> zes<br />

maanden per keer worden berekend. Voor deze calculatie zou de referentiehoeveelheid<br />

worden gehanteerd.<br />

De EU zou een Nieuw Tarief Quota (NTQ) introduceren van 13.5000 ton op “nul”<br />

belasting, waarvan 4.313 ton naar Thailand zou worden gealloceerd. Er is geen<br />

indicatie waar de overige tranche van deze quota gealloceerd werd of beschikbaar<br />

zou worden gesteld op basis van “MFN treatment”. Het aangevraagde tarief <strong>voor</strong><br />

breukrijst zou verlaagd worden met 50% en een bestaande TRQ van 80.000 ton, zou<br />

verhoogd worden met 10.000 ton.<br />

Het is duidelijk dat de hier genoemde aanpassingen beslist negatief moeten hebben<br />

uitgepakt <strong>voor</strong> de ACP rijstexporteurs.<br />

7 GEVOLGEN VOOR DE CARIBISCHE RIJSTINDUSTRIE<br />

De Surinaamse en Guyanese rijstproductie en export maakten een snelle uitbreiding<br />

door respectievelijk in tachtig en negentiger jaren. De spectaculaire groei in beide<br />

industrieën was mogelijk vanwege de vergrote toegang tot de EU markt. Deze<br />

toegang heeft geleid tot grote investeringen door de industriële ondernemers in<br />

Suriname en Guyana ten behoeve van de uitvoering van moderniseringsprogramma‟s<br />

binnen hun rijstproductiefaciliteiten. Er werden aanzienlijke investeringen gedaan in<br />

deze bloeiperiode in de rijstsector in Suriname en Guyana, maar deze investeringen in<br />

de nieuwe productiecapaciteit kreeg ernstige problemen ondanks de introductie van<br />

veiligheidsmaatregelen door de EU tegen geëxporteerde rijst via de OCT route in<br />

1997.<br />

MODULE 15: RIJSTHANDEL BINNEN HET CARIBISCHE GEBIED EN ZIJN INVLOED OP VOEDSELZEKERHEID Page 21 of 27


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Het was te verwachten dat de wijzigingen in de CAP zouden resulteren in vele<br />

problemen <strong>voor</strong> de ACP rijstexporteurs. Hier wordt een aantal genoemd:<br />

Verlaging van de EU rijstmarktprijzen.<br />

Vermindering van de aantrekkelijkheid op de EU markt.<br />

Vermindering van rijstimport door EU.<br />

Vermindering van de preferentiemarge.<br />

Vergroting van de ongelijkheid in de leefgemeenschappen binnen de rurale<br />

gebieden en toename van de voedselonzekerheid.<br />

Verhoging van de kwetsbaarheid en armoede in de rijstverbouwende rurale<br />

gebieden.<br />

De confrontatie van de Caribische rijstindustrie met een verminderde toegang tot de<br />

EU markt en de haast invoerrechten vrije toegang tot de EU markt van rijst uit Derde<br />

landen, veroorzaakt onzekerheid en instabiliteit binnen de Caribische rijstindustrie.<br />

Met deze veranderingen zal een situatie gecreëerd worden waarbij zowel de boeren<br />

als de verwerkers niet langer in staat zullen zijn om als gevolg van aangegane leningen,<br />

te voldoen aan aflossingsverplichtingen. Een “succes story” van ontwikkeling <strong>voor</strong> de<br />

Surinaamse en Guyanese rijstindustrie kan nu beschreven worden als het<br />

tegenovergestelde, resulterende in ernstige economische consequenties <strong>voor</strong><br />

degenen die vaste arbeidsplaatsen hebben in de sector of die direct betrokken zijn<br />

bij de diensten van de sector.<br />

Er is een grote bezorgdheid ontstaan dat bij de inkorting van de interventieprijs met<br />

50% en de verhoging van de directe hulp aan de Europese rijst boeren hetwelk<br />

negatieve effecten zullen hebben op de ACP rijstindustrie en die kunnen leiden tot<br />

economische, politieke en sociale instabiliteit in onze landen.<br />

Als consequentie van de wijziging van de CAP, zijn de ACP rijstexporteurs ook<br />

bezorgd over de besluiten van de onderhandeling met India, Pakistan, Thailand en de<br />

USA in het kader van Artikel XXIII. Gedurende deze onderhandelingen waren de ACP<br />

handelspartners niet geraadpleegd zoals dat in de Cotonou Overeenkomst is<br />

aangegeven. De verlaging van het MFN tarief zal de “Margin of Preference” van de<br />

ACP AANZIENLIJK eroderen. (Tabel 15)<br />

Tabel 15: Verschillen tussen MFN en ACP tarief<br />

toen nu verschil<br />

MFN Tarief € 264,00 € 42,50 € 221,50<br />

ACP Tarief (35% less 4.34) € 88,00 € 10,54 € 77,46<br />

Verschil €176,00 € 31,95 € 144,05<br />

De erosie van de <strong>voor</strong>keurspositie op de Europese markt en het verlies van de<br />

bescherming en concurrentie met een bedrag van €144,05/Mt is het resultaat van de<br />

MODULE 15: RIJSTHANDEL BINNEN HET CARIBISCHE GEBIED EN ZIJN INVLOED OP VOEDSELZEKERHEID Page 22 of 27


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

verlaging van het MFN tarief. Wanneer het tariefsverschil van rijst tussen MFN en ACP<br />

landen afneemt, zullen de ACP landen een aantal <strong>voor</strong>delen verkregen uit hun<br />

preferentiële positie verliezen. De hoogte van de rijstprijzen van Derde Landen en de<br />

ACP op de EU markt, naderen elkaar en dan zullen de opkopers <strong>voor</strong> MFN rijst gaan in<br />

plaats van ACP rijst.<br />

Als men alleen naar de vrachtprijs kijkt van de USA naar de EU en het Caribische<br />

gebied naar de EU zal de marge van de preferentie worden verminderd. De quota<br />

vrachtprijzen van USA naar de EU zijn ongeveer € 38,00/Mt <strong>voor</strong> rijst en van Guyana<br />

of Suriname naar de EU zijn de vrachtprijzen € 82.00/Mt. Het verschil hier is<br />

€ 44.00/Mt. Deze verschillen brengen de ACP rijst duidelijk in een nadelige positie<br />

ten opzichte van import uit de USA. Dit wijkt af van de positie die de ACP rijstexporteurs<br />

hadden, toen de Cotonou overeenkomst werd getekend.<br />

Gezien de ontmoedigende marktontwikkelingen, de importen van rijst naar het<br />

Caribische gebied uit extraregionale bronnen zonder de Common External Tarief (CET)<br />

te betalen, volledige uitvoering van de Everything But Arms faciliteiten, welke is<br />

geboden aan de “Minder Ontwikkelde Landen”, belanden de ACP rijstexporteurs<br />

langzamerhand in een onmogelijk marktsituatie.<br />

Het is wel van belang dat hoe dan ook de Caribische rijstindustrie, uit eigen<br />

krachtsinspanning overleeft. De ACP dient te onderhandelen met de EU een einde het<br />

rijsthandelsbeleid succesvol af te ronden. Verdere negatieve resultaten <strong>voor</strong> de ACP<br />

rijstindustrie zullen buiten de deur gehouden dienen te worden, terwijl bescherming<br />

van hun eigen nationale en regionale markt <strong>voor</strong>op dient te staan.<br />

8 TOEKOMSTIG RIJSTHANDELSBELEID VOOR VOEDSELZEKERHEID IN HET<br />

CARIBISCHE GEBIED.<br />

Caribische handelsbeleid ten behoeve van de consumenten en producenten:<br />

De regionale doelstellingen van de Caribische rijstindustrie zijn om een “integratie en<br />

duurzame rijstindustrie in de Cariforum Staten te bewerkstelligen om te komen tot:<br />

Maximale voedselzekerheid en regionale zelf<strong>voor</strong>ziening<br />

Betere “nutrition (voeding) <strong>voor</strong> de zwakke en kwetsbare groepen<br />

Verhoging van valuta inkomsten uit de rijstexporten<br />

De duurzame versteviging van de basis van een concurrerende rijstindustrie<br />

Het is van belang dat het Caribische handelsbeleid moet bijdragen tot realisatie van<br />

deze doelstellingen.<br />

Rijst is het meest <strong>voor</strong>komende “staple” voedingsmiddel <strong>voor</strong> de regionale bevolking<br />

(consumptie per capita is over de hele regio hoog). Zoals in sectie 4 is aangehaald<br />

wordt rijst in grote hoeveelheden verhandeld binnen de regio. Overeenkomsten met<br />

MODULE 15: RIJSTHANDEL BINNEN HET CARIBISCHE GEBIED EN ZIJN INVLOED OP VOEDSELZEKERHEID Page 23 of 27


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

betrekking tot productie, handel, invoerrechten en consumptie kunnen belangrijke<br />

instrumenten zijn om regionale economische integratie te bevorderen.<br />

Handelaren binnen de regionale rijstindustrie neigen naar een te grote aandacht <strong>voor</strong><br />

“supply activities” ten koste van vraag, marketing en distributie van het product.<br />

Innovatieve en effectieve interventies binnen de industrie lijken productiever dan de<br />

blote “supply” benadering. De oriëntatie van de consument met betrekking tot het<br />

concurrentievraagstuk en hun <strong>voor</strong>keur op het stuk van rijst en rijstproducten, dient<br />

meegenomen te worden in het beleid van de handelaren.<br />

Er is natuurlijk ook een noodzaak om de productie en kwaliteit te verhogen.<br />

Aan de basis dus op landbouwbedrijfsniveau, maar ook binnen de verwerkingsindustrie,<br />

dienen de nodige actieprogramma‟s te worden uitgevoerd.<br />

De EU en de USA hebben speciale programma‟s en faciliteiten om hun agrarische<br />

sector financieel te ondersteunen, welke het karakter hebben van een subsidie naar<br />

hun agrarische industrie toe.<br />

De Caricom heeft de ruimte om dispensaties aan te vragen ten aanzien van vaststelling<br />

van de zogenaamde WTO bound rates. Guyana en Suriname moeten nagaan hoe bij de<br />

huidige onderhandelingen de “bound rates” van de Doha Ronde verlaagd kunnen<br />

worden.<br />

Deze landen zullen moeten bewerkstelligen dat tijdens de onderhandelingen wordt<br />

ingezet op het behalen van succes.<br />

Bij het falen hiervan, betekent dit dat naast de sterk negatieve invloed op macroeconomische<br />

vlak, rurale gebieden onder druk zullen komen te staan en grote groepen<br />

mensen in de rurale gebieden zullen kwetsbaar en mogelijk ook voedselonzeker<br />

worden. Immers, veranderingen in het EU import „regime” <strong>voor</strong> rijst heeft een sterke<br />

invloed op de rijsthandel binnen het Caribische gebied en in Latijns- en Zuid Amerika.<br />

In dit kader, moet de regio haar verplichting met betrekking tot betaling van de CET<br />

nakomen.<br />

Handelsbeleid <strong>voor</strong> een beter management binnen de EU, waarbij Caribische<br />

producenten worden geassisteerd:<br />

De implementatie van het handelsbeleid binnen het Caribische gebied, zal constructief<br />

moeten zijn om te <strong>voor</strong>komen dat chaotische toestanden ontstaan op de rijstmarkt in<br />

de Caribbean.<br />

Implementatie van regionale acties zoals reeds is aangehaald is noodzakelijk om de<br />

Caribische positie op de EU markt te versterken, bij de onderhandelingen met de EU<br />

Commissie inzake de rijsthandel.<br />

Positieve resultaten <strong>voor</strong>tvloeiende uit deze onderhandelingen zullen de Caribische<br />

producenten en consumenten ondersteunen.<br />

MODULE 15: RIJSTHANDEL BINNEN HET CARIBISCHE GEBIED EN ZIJN INVLOED OP VOEDSELZEKERHEID Page 24 of 27


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Handelsbeleid aangelegenheden:<br />

Exporten die via de OCT route gaan betalen geen levy, maar <strong>voor</strong> rijst uit ACP via de<br />

rechtstreekse route wordt wel een levy gelijk aan 35% <strong>voor</strong> cargo rijst betaald.<br />

De ACP zou graag hebben dat de huidige rijstimportheffing wordt afgeschaft. Tevens<br />

is het aan te bevelen, dat er sprake zal zijn van quotavrije importen. Noch Guyana,<br />

noch Suriname subsidiëren de rijstproductie. Desondanks moeten ze in de exportmarkt<br />

concurreren met sterk gesubsidieerde rijst uit Derde Landen. De gereduceerde<br />

tarieven <strong>voor</strong> de landen van het Verre Oosten en de USA, zullen maken dat de<br />

concurrentie van rijst van buiten Caricom, sterker wordt.<br />

Als deze oneerlijke concurrentie aanhoudt, zal Caricom niet in staat zijn om te<br />

overleven in een situatie waar er een afwezigheid van voldoende nieuwe en alternatieve<br />

markten zijn.<br />

Landen die niet in de volledige rijstproductieketen, verwerking en marketing zijn, maar<br />

grondstof zoals padie, cargo of halfoverwerkt rijst importeren om zelf te verwerken<br />

tot eindproduct, kunnen hun activiteiten blijven continueren daar zij een lagere graad<br />

van gevoeligheid hebben ten opzichte van Suriname en Guyana. Deze twee landen zijn<br />

geïntegreerd in alle schakels van de rijstketen en vertonen een hogere gevoeligheidsgraad.<br />

Hoe dan ook, vroeg of laat zullen de landen met een lagere graad van<br />

gevoeligheid, ook geconfronteerd worden met de onevenwichtige situatie op de<br />

exportmarkt <strong>voor</strong>namelijk vanwege het EU/USA rijstbeleid.<br />

Naast de verandering in de EU‟s CMO en tarief regime <strong>voor</strong> rijst, hebben vele<br />

factoren invloed op de concurrentie van de ACP. De olieprijs, de behoefte van de<br />

wereld aan transport, de valutakoersen en de relatieve strakke wereldmarkt,<br />

beïnvloeden de CIF prijzen.<br />

In principe zijn alle veranderingen in het handelsregime <strong>voor</strong> rijst onderwerpen <strong>voor</strong><br />

onderhandelingen in EPA/WTO verband.<br />

Het is niet gemakkelijk om het gedrag van de markt te <strong>voor</strong>spellen op basis van de<br />

achter ons liggende situatie.<br />

Voorzichtige monitoring van de veranderingen kunnen gebruikt worden om de<br />

indicatoren <strong>voor</strong> de toekomst te ontwikkelen, zoals een 1% reductie in het tarief zou<br />

de importen met x% verhogen en verlaging van de prijzen met z% en deze kunnen dan<br />

gebruikt worden als een “ready reckoner” <strong>voor</strong> schattingen van de impact gedurende<br />

de gedetailleerde Cariforum onderhandelingen.<br />

Het vervallen van het invoerrecht <strong>voor</strong> ACP rijst, kan grotere bescherming tegen de<br />

USA rijst bieden, maar is waarschijnlijk niet voldoende om grotere volumes<br />

bij<strong>voor</strong>beeld naar Europa te exporteren. Daar<strong>voor</strong> is een pakket van samenhangende<br />

maatregelen vereist.<br />

MODULE 15: RIJSTHANDEL BINNEN HET CARIBISCHE GEBIED EN ZIJN INVLOED OP VOEDSELZEKERHEID Page 25 of 27


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

SAMENVATTING<br />

De Caribische landen inclusief de Dominicaanse Republiek produceren iets minder dan<br />

2 miljoen ton padie en verhandelen ongeveer 1 miljoen rijst.<br />

De positie van Suriname op de Caribische markt is erg klein, terwijl Guyana over de<br />

jaren heen een adequate positie op de Caribische markt heeft weten te verwerven.<br />

De handel binnen de regio is “levy” vrij, maar importen van rijst uit bronnen buiten de<br />

regio zijn gebonden aan een “ad valorum tariff rate” van 25% en dat is 15% minder<br />

dan het tarief welke gehanteerd wordt <strong>voor</strong> andere agrarische producten binnen de<br />

regio.<br />

Naast de veranderende condities op de export markt, wordt het eroderen van de<br />

rendabiliteit van de rijstindustrie over het algemeen veroorzaakt door onder andere:<br />

een niet-adequate natte en droge infrastructuur<br />

slecht onderhoud van het bestaande systeem<br />

slechte machine en input <strong>voor</strong>raad<br />

dalende productie en<br />

het slecht functioneren van de <strong>voor</strong>lichtingsdienst.<br />

Onderzoek naar <strong>voor</strong>raadstructuren vanuit Suriname en Guyana naar de EU die invloed<br />

zullen hebben tot de nieuwe veranderde EU normen zijn scherp.<br />

Het onderzoek omvat hoofdelementen in de zin van hoofdfactoren, de rol van het<br />

overheidsbeleid en de nodige informatie <strong>voor</strong> evaluatie. Een groot deel van de nodige<br />

informatie is bedrijfsgeheim, zoals bedrijfskosten, bedrijfsprijzen, verwerkingskosten,<br />

verwerkingsprijs, exportprijzen, importprijzen en kosten/prijzen van andere soort<br />

verkrijgbaar rijst.<br />

Elk van deze kosten en prijzen is afhankelijk van een wijde reeks factoren die invloed<br />

hebben op zowel het binnenlands product, EU en de internationale rijst markt. Deze<br />

omvatten:<br />

ACP overheidsbeleid zoals:<br />

Belasting op input en output, de afhandeling van invoerrechten gekoppeld aan<br />

importen<br />

Bepalingen in Suriname, Guyana en andere Caribische landen<br />

EU beleid op de CMO en het tarievenstelsel op rijst<br />

USA, Thailand en andere overheid beleid, in het bijzonder de complexe<br />

ondersteuningssystemen <strong>voor</strong> rijst welke ook verschillende voedselhulp<br />

programma‟s en handelsleningen inhouden die van invloed zijn op gesubsidieerde<br />

exporten, afwijkingen met de wereldmarktprijs.<br />

Het is te verwachten, dat de Caribische rijstexporteurs geconfronteerd zullen worden<br />

met een verdere erosie van hun marktaandeel binnen de EU markt, tenzij een<br />

gebalanceerd programma wordt geïmplementeerd welke dient te resulteren in een<br />

structurele en duurzame verbetering van de rijstsector, met de nodige efficiency.<br />

MODULE 15: RIJSTHANDEL BINNEN HET CARIBISCHE GEBIED EN ZIJN INVLOED OP VOEDSELZEKERHEID Page 26 of 27


NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA - BASISTRAINING VOOR PADIEPRODUCENTEN<br />

Daarnaast zijn deze producerende en exporterende landen ook verplicht om aan de<br />

verbetering van hun systemen te werken om die manier de rurale ontwikkeling en<br />

voedsel zekerheid veilig te stellen.<br />

In een groter verband moet het Caribische gebied als één geheel zich aan regels en<br />

bepalingen houden, die conflicten kunnen <strong>voor</strong>komen zoals die gekend zijn in de<br />

rijsthandel.<br />

MODULE 15: RIJSTHANDEL BINNEN HET CARIBISCHE GEBIED EN ZIJN INVLOED OP VOEDSELZEKERHEID Page 27 of 27

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!