Singhet ende weSet Vro - Rick de Leeuw

L i e d e r b o e k / C h a n s o n n i e r
Singhet ende
weSet Vro

NL / Noot van de vertalers: De
vertalingen zijn vrije adaptaties van
de gedichten en liederen.
De paginavermeldingen onderaan de
liedjesteksten verwijzen
naar het liederboek “Singhet ende
weset vro”
I. Uitgave KSA Jong-Vlaanderen
Drukkerij “Hooger Op” Arendonk
[1940]
II. Uitgave Boekhandel Die Grael
[Drukjaar onbekend]
EEn uitgavE van dE / unE édition du
Koninklijke Vlaamse Schouwburg, Brussel.
druk / imprimé par
Drukkerij Buroform, Zandvoortstraat 6, 2800 Mechelen.
vErtaling / traduction
Monique Nagielkopf, Sara De Buyser (Milesgroup), David Dufour
lay out + Foto's/ graphismE + photos
timothee redkitten _ www.redkitten.be
Foto liEd 6 / photo chanson 6
Saskia Vanderstichele
koninklijkE vlaamsE schouwburg
arduinkaai 7, quai aux piErrEs dE taillE
1000 brussEl/bruxEllEs
www.kvs.bE
FR // Note des traducteurs: Les
traductions sont des adaptations
libres des poèmes et des chansons.
Les indications de pages en-dessous
des textes a
au chansonnier “Singhet ende weset
vro / Chantez et soyez joyeux”
I. Édition KSA Jong-Vlaanderen
Imprimerie “Hooger Op” Arendonk
[1940]
II. Édition Boekhandel Die Grael
[Année d’impression inconnue]
KVS i.S.M. Union SUSpecte
Singhet
ende
weSet
Vro
/ chantez et
Soyez joyeUx

EgiE / misE En scènE Ruud Gielens
actEurs-zangErs / comédiEns-chantEurs Haider Al Timimi, Rik Debonne, Katrien
Declercq, Rick De Leeuw, Rudi Genbrugge, Amber Goethals, Tom Kets, Jeroen
Perceval, Dett Peyskens, Nele Van den Broeck, Geert Vandyck, Evelien Van
Hamme, Mourade Zeguendi
vEndElzwaaiErs / dansEurs dEs drapEaux An Clauwaert, Olivier Djamba Olwa, Gustavo
Miranda
scEnograFiE / scénographiE Ruud Gielens & Ann Weckx
kostuumontwErp / concEption costumEs Ann Weckx
lichtontwErp / concEption lumièrE Ruud Gielens
dramaturgiE / dramaturgiE Ivo Kuyl
muzikalE lEiding / dirEction musicalE Zouhaïr Ben Chikha
vocalE coaching / coaching vocal Rik Debonne
tEkstadviEs / consEillEr à la rédaction dE tExtEs Matthijs De Ridder
rEgiEassistEntiE / assistantE à la misE En scènE Inge Floré
assistEntE kostuumontwErp / assistantE concEption costumEs Nathalie Douxfils
productiElEiding / En chargE dE production Lieven Symaeys
tEchnischE lEiding / dirEction tEchniquE Gérard Maraite
licht / lumièrE Marc De Boelpaep
gEluid / son Steven Lorie
kap + grimE / coiFFurE + maquillagE Annie Vermeiren
naaistEr kostuums mEisjEs / costumièrE costumEs FillEs Annet De Wilde
klEEdstEr / habillEusE Claudine Bogemans
dEcorbouw / décor Atelier KVS
initiatiE En chorEograFiE vEndElzwaaiEn / initiation Et chorégraphiE dansEs dEs drapEaux
Herman Buyl (Flago Vlagkunst Haaltert)
mEt dank aan / mErci à Chiro Duffel Oost
productiE / production KVS
coproductiE / coproduction Union Suspecte
KVS_BoL
dec./dec. 2006 — 22 23 26 27 28 29 — 20:00
— 30 — — — — — — 15:00
Maa./Mar. 2007 — 03 04 — — — — — 20:00
Singhet
In liefde dient naast al het
troostend moois ook het klein
gebrek met warm hart gekoesterd
Vergeet, vergooi, verzwijg het niet,
het verdriet,
met dikke drup en ruwe hand
geschreven op de binnenwanden
van dit oude land
Daar waar zompig en zwaar als
door vette
klei het leven moeizaam zijn wrede
wegen ploegt
zweemt de ware schoonheid,
ontwaakt een nieuwe dag
Rick De Leeuw
Singhe t
En amour il faut, outre tout
le beau lénifiant aussi chérir
de tout cœur le petit défaut
N’oubliez, ne jetez, ne taisez pas
le chagrin,
à grosse goutte et main rude
écrit sur les parois intestines de ce
vieux pays
Là où, bourbeuse et pesante comme
de grasse
glaise, la vie creuse ses sillons
cruels,
regorge la vie, s’éveille un nouveau
jour
Rick De Leeuw

De Speelt ekSt k a n a f w i jk en va n De hier
a f geDruk t e t ekSt
/ l e t e x t e Du l i v re t peux ê t re Différen t
Du t e x t e Du Spec ta cl e
Inhoud / sommairE
1. Nu sijt wellecome / Te voilà le bienvenu
2. Maria die zoude naar Bethlehem gaan / Marie à Bethléem se rendit
3. Onomatopeeënmedley / Pot-pourri d’onomatopées
4. Klokje / L’horloge
5. Evangelie van Lucas / L’évangile de Luc
6. Mijn Vlaanderen heb ik hartelijk lief / J’aime ma Flandre de tout mon cœur
7. In Vlaanderen blinkt de hemel blauw / En Flandre le ciel bleu flamboie
8. Ik ben een blomme / Je suis une fleur
9. De Duitser / L’Allemand
10. De Vlaamse ziel / L’âme flamande
11. Aanhoort, ick sal beghinnen / Oyez, je vais commencer
12. 11 juli speech en voorwoord Singhet ende weset vro / Discours 11 juillet et
préface Singhet ende weset vro
13. Een mezennestje / Le nid de mésanges
14. Mijn moederke / Ma petite mère
15. Een sneeuwwit vogeltje / Un oiseau blanc comme neige
16. Merck toch hoe sterck / Voyez combien il œuvre avec puissance
17. De dag staat stil / Le temps s’est arrêté
18. Het loze visschertje / Le pêcheur badin
19. Ik had een wapenbroeder / J’avais un camarade
20. Vrienden komt in de ronde / Amis, venez dans la ronde
21. Speech Kardinaal / Discours Cardinal
22. Dankwoord / Action de grâce
23. De trommel slaat / Tonne le tambour
24. De zwarte leeuw van Vlaanderen / Le lion noir de Flandre
25. Het Leeger / L’armée
26. Morgenrood / Aurore
27. Manifest der communistische jeugd / Manifeste de la jeunesse communiste
28. O Kerstnacht / Ô Nuit de Noël
29. Liefde gaf u duizend namen / L’amour vous a donné mille noms
30. O Jesu / Ô Jésus

1. Nu sijt wellecome
Nu sijt wellecome, Jesu lieven Heer,
Gij komt van alsoo hoge,
van al soo veer,
Nu sijt wellecome van den hoghen
hemel neer,
Hier al in dit aertrijck sijt gij gesien
noyt meer, Kyrieleis !
Christe, Kyrieleison, laat ons
singhen blij
Daermeed oock onse leisen
beghinnen vrij.
Jesus is geboren op den heilighen
kerstnacht,
Van een maghet reine, die hoogh
moet sijn geacht, Kyrieleis !
D’Herders op den velde hoorden een
nieuw liedt,
Dat Jesus was geboren, sij wisten
‘t niet :
Gaet aen geender straten en ghij sult
hem vinden klaer :
Bethlem is de stede daer ‘t is geschiet
voorwaer, Kyrieleis.
D’Heylige drie koon’ghen uijt sco
verren landt,
Sij sochten onsen Heere met
offerhandt,
S’offerden ootmoedelick myrh
wieroock ende goudt
T’eeren van den kinde dat alle dinck
behoudt, Kyrieleis.
Tekst en melodie naar een handschrift van
1600 (I, p.11)
1 . t e voil à l e Bien v enu
Te voilà bienvenu, Jésus le fils de Dieu
De si haut de si loin à nous tu viens
Te voilà qui descends du haut des
cieux
Car sur notre terre, tu n’es point.
Kyrie eleison !
Christ, Kyrie eleison, chantons avec
bonheur
Et libres, entonnons nos hymnes avec
ardeur
Jésus est né par cette sainte nuit
D’une vierge immaculée, qu’elle soit
bénie.
Kyrie eleison !
Les bergers aux champs oient un
chant nouveau
Qui dit : Jésus est né ! – ce sont les
premiers mots.
Allez de par les rues et vous le
trouverez !
Bethléem est la ville où tout cela s’est
passé.
Kyrie eleison.
Les trois rois mages viennent de
lointains pays,
Ils cherchent notre Seigneur, les bras
remplis
Lui offrent de la myrrhe, de l’or et de
l’encens
En honneur de l’enfant, Sauveur de
toutes gens.
Kyrie eleison.
Texte et mélodie d’après un manuscrit de 1600 (I, p.11)
2. Maria die zoude naar
Bethlehem gaan
Maria die zoude naar Bethlehem
gaan
Kerstavond voor de noene
Sint Joseph zoude met haar gaan
Om haar de weg te tonen
Het hageld’ en ’t sneeuwde en ’t miek
er zo koud
De rijm lag op de daken
Sint Joseph tegen Maria sprak
Maria wat zullen wij maken
Maria die zeide ik ben er zo moe
Laat ons een weinig rusten
Laat ons nog een weinig verder gaan
Aan een huizeken zullen wij rusten
Zij kwamen, een weinig verder
gegaan,
Tot aan een boeren schure
’t Is daar waar heer Jezus geboren
werd
En daar sloten noch vensters noch
deuren
Tekst uit Hasselt, melodie uit het Prieel der
Geestelicker [1609] (I, p.7)
2 . M a rie à Be t hl éeM Se
renDi t
Marie à Bethléem se rendit
La veille de Noël avant midi
Saint Joseph l’accompagnerait
Pour lui montrer le chemin
Il grêlait, il neigeait et tout était si
froid
La rosée recouvrait les toits
Saint Joseph dit alors à Marie
Marie, qu’allons-nous faire ?
Marie dit : Je suis tellement fatiguée
Il faut que je puisse me reposer
Continuons encore un peu
Trouvons un endroit où nous réfugier.
Un peu plus loin ils sont arrivés
À une petite étable ouverte à tous
vents
Et c’est là que Jésus est né
Là où il n’y avait ni porte, fenêtre,
auvent.
Texte de Hasselt, mélodie du Prieel der Geestelicker
[1609] (I, p.7)

3. Onomatopeeënmedley
Op eenen boom een koekoek,
Sim- sa- la- dim, bom- bam sa- ladom,
sa-la-dim.
Op eenen boom een koekoek zat.
Daar kwam een jonge jager,
sim-sa-la- dim, bom-bam sa-la dom,
sa-la-dim.
Daar kwam een jonge jager aan.
Hij schoot den armen koek-koek,
Sim-sa-la-dim, bom-bam sa-la dom,
sa-la-dim.
Vive la peperbusse,
Vive la Spa, tra-la-la-la, gize, gaze,
Gouze, rom- flon-flou-ze, tra-de-rade-ra.
Kadé kadollekikeda
Laberdie laberda laberdonia
Cecilia
Tiritomba tiritomba
Falderie faldera falderopsasa
Tiritomba tiritomba
Falderie faldera falderopsasa
Schiet spoe-le, sjer-re bek-ke spoel-
Zal djik-ke djak-ke ker-re-kol-tjes,
klits-klets !
En ze koch-ten één pond sa vie-ren.
Singing jaja joepiajé
Singing jaja joepiajé
Tekstfragmenten uit: Op eenen boom een
koekoek (I, p 273), Er was een wuve die
spon, Er kwam een boer uit Zwitserland, Vier
weverkes (I, p. 298)
3. p o t-pourri
D’onoM at opée S
Dans un arbre un coucou
Sim-sa-la-dim, bom-bam sa-la-dom,
sa-la-dim.
Dans un arbre se tenait un coucou.
C’est alors qu’un jeune chasseur
sim-sa-la-dim, bom-bam sa-la dom,
sa-la-dim.
C’est alors qu’un jeune chasseur
arriva.
Il tira le pauvre coucou
Sim-sa-la-dim, bom-bam sa-la dom,
sa-la-dim.
Vive la poivrière,
Vive la Spa, tra-la-la-la, guize, gaze,
Gouze, rom flon flou ze, tra-de-rade-ra.
Kadé kadollekikeda
Laberdie laberda laberdonia
Cécilia
Tiritomba tiritomba
Falderi faldera falderop-sassa
Tiritomba tiritomba
Falderi faldera falderop-sassa
Tire la chevillette la bobinette cherra
Tchic tchac, cliquetis-clac, clic-clac !
Et ils achetèrent une livre à eux
quatre.
Et chantons oui oui youp ya yé
Et chantons oui oui youp ya yé
Extraits de texte de: Op eenen boom een koekoek (I, p
273), Er was een wuve die spon, Er kwam een boer uit
Zwitserland, Vier weverkes (I, p. 298)
4. Klokje
‘Zoals het klokje thuis tikt, tikt het
nergens.’
Men zegt dat er een grond van
waarheid schuilt in alle spreuken
en gezegden, maar deze is manifest
onwaar. Zoals het klokje thuis tikt,
tikt het namelijk overal. En waar
dat niet het geval is, waar het klokje
wérkelijk thuis tikt zoals het nergens
anders tikt, daar is beslist wat met
het klokje aan de hand.
Uit: Zoals het klokje thuis tikt...Patricia De
Martelaere, Verrassingen, Meulenhoff, 1997
4 . l’horl oge
« L’horloge ne tinte nulle part comme
elle tinte dans notre maison. »
On dit qu’il y a un fond de vérité dans
tous les dictons et proverbes, mais
c’est manifestement faux. Car l’horloge
tinte dans notre maison comme
elle tinte partout. Et si ce n’est pas
le cas, si l’horloge tinte dans notre
maison comme nulle part ailleurs,
c’est que, manifestement, l’horloge est
déréglée.
De: Zoals het klokje thuis tikt… Patricia De Martelaere,
Verrassingen, Meulenhoff, 1997

5. De geboorte van Jezus.
Evangelie van Lucas
In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest,
amen.
In die tijd kondigde keizer Augustus een decreet af dat
alle inwoners van het rijk zich moesten laten inschrijven.
Deze eerste volkstelling vond plaats tijdens het bewind
van Quirinius, Gouverneur van Syrië. Iedereen ging
op weg om zich te laten inschrijven, ieder naar de
plaats waar hij vandaan kwam. Jozef ging van de stad
Nazareth in Galilea naar Judea, naar de stad van David
die Bethlehem heet - aangezien hij van David afstamde
- om zich te laten inschrijven samen met Maria, zijn
aanstaande vrouw, die zwanger was. Terwijl ze daar
waren, brak de dag van haar bevalling aan, en ze bracht
een zoon ter wereld, haar eerstgeborene. Ze wikkelde
hem in een doek en legde hem in een voederbak, omdat
er voor hen geen plaats was in de herberg. Niet ver
daarvandaan brachten herders de nacht door in het veld,
ze hielden de wacht bij hun kudde. Opeens stond er een
engel van de Heer bij hen en werden ze omgeven door het
stralende licht van de Heer, zodat ze hevig schrokken.
Maar de engel zei tegen hen: “Wees niet bang, want ik
kom jullie goed nieuws brengen, dat het hele volk met
grote vreugde zal vervullen: vandaag is in de stad van
David voor jullie een redder geboren. Hij is de messias,
de Heer. Dit zal voor jullie het teken zijn: jullie zullen
een pasgeboren kind vinden dat in een doek gewikkeld
in een voederbak ligt”.
En plotseling voegde zich bij de engel een groot hemels
leger dat God prees met de woorden: “Eer aan God in
de hoogste hemel en vrede op aarde aan de mensen van
goede wil”.
In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest,
amen.
Bijbel, Evangelie van Lucas 2:1-11
5 . l a n a iSS a nce De jé SuS.
e va ngil e De l uc
Au nom du père, du fils et du saint-esprit, amen.
En ce temps là parut un édit de César Auguste, ordonnant
de recenser toute la terre. Ce premier recensement eut lieu
sous Quirinius, Gouverneur de Syrie. Et tous allaient se
faire recenser, chacun dans sa ville. Joseph aussi, venant
de Galilée, de la ville de Nazareth, monta en Judée, à la ville
de David appelée Bethléem - car il était de la maison et de
la descendance de David pour se faire recenser avec Marie,
son épouse, qui était enceinte. Or il advint, pendant qu’ils
étaient là, que s’accomplit le temps où elle devait enfanter.
Et elle enfanta son premier-né; elle l’emmaillota et le
coucha dans une crèche, car il n’y avait pas de place pour
eux à l’hôtellerie. Il y avait dans ces parages des bergers qui
campaient et veillaient la nuit pour garder leurs troupeaux.
Et voici que l’Ange du Seigneur se trouva devant eux, et
la Gloire du Seigneur resplendit autour d’eux. Et ils furent
saisis d’une grande crainte.
Mais l’ange leur dit : «Ne craignez pas: car voici que je vous
annonce une grande joie, qui sera pour tout le peuple: il vous
est né aujourd’hui un Sauveur, qui est le Messie Seigneur,
dans la ville de David. Et voici le signe qui vous est donné:
vous trouverez un nouveau-né emmailloté et couché dans
une crèche. »
Et soudain, il y eut avec l’ange une foule de l’armée des
cieux, qui louait Dieu en disant: « Gloire à Dieu au plus
haut des cieux, et paix sur la terre aux hommes de bonne
volonté. » Au nom du père, du fils et du saint-esprit, amen.
Bible, Evangile de Luc 2:1-11

6. Mijn Vlaandren
heb ik hartlijk lief
Mijn Vlaandren heb ik hartlijk lief
Mijn Vlaandren heb ik hartlijk lief
Mijn Vlaanderen bovenal
Mijn Vlaanderen bovenal
Dat is ’t refrein, ’t is het liefde-lied
Dat ik nooit vergeten zal
Dat is ’t refrein, ‘t is het liefde-lied
Dat ik nooit vergeten zal
Des morgens, als de zonne lacht
Des morgens, als de zonne lacht
Dan zing ik blij, vol lust
Dan zing ik blij, vol lust
Zoo zalig als den braven man
Die vrouw en kindren kust
Zoo zalig als den braven man
Die vrouw en kindren kust
En ‘k droom dan, ‘k droom van roem
en macht
En ‘k droom dan, ‘k droom van roem
en macht
En eeuwen gaan voorbij
En eeuwen gaan voorbij
En dreunend klinkt het Schild en
Vriend
En ik zie mijn Vlaanderen vrij
En dreunend klinkt het Schild en
Vriend
En ik zie mijn Vlaanderen vrij
Gedicht Theofiel Coopman. Muziek G.T.
Antheunis (I, p 158)
6 . j ’a iMe M a fl a nDre
De t ou t Mon cœur
J’aime ma Flandre de tout mon cœur
J’aime ma Flandre de tout mon cœur
Ma Flandre avant tout
Ma Flandre avant tout
C’est le refrain, c’est le chant d’amour
Que jamais je n’oublierai
C’est le refrain, c’est le chant d’amour
Que jamais je n’oublierai
Le matin, quand le soleil sourit
Le matin, quand le soleil sourit
Je chante gaiement, plein d’entrain
Je chante gaiement, plein d’entrain
Heureux comme le brave homme
Qui embrasse sa femme et ses enfants
Heureux comme le brave homme
Qui embrasse sa femme et ses enfants
Et je rêve, je rêve de gloire et de
puissance
Et je rêve, je rêve de gloire et de
puissance
Et les siècles passent
Et les siècles passent
Et il résonne le « Schild en Vriend »
Et je vois ma Flandre libre
Et il résonne le « Schild en Vriend »
Et je vois ma Flandre libre.
Poème Theofiel Coopman. Musique G.T. Antheunis
(I, p 158)

7. In Vlaanderen blinkt de hemel blauw
In Vlaanderen blinkt de hemel blauw
gelijk op alle stranden;
In Vlaanderen straalt
de morgendauw,
gelijk in andere landen
De maan bij ons is geen godin,
maar ’t beeld der zuivere Maagd,
de moeder van de zoete min,
wier ’t Vlaamse hart behaagt.
Lijk elders riekt de roos hier goed,
hier klinkt der vogelen taale
en Philomele zingt er zoet,
al heet zij nachtegale
De jonge wiedster galmt heur lied,
van ’s morgens vroeg aan ’t polken
en ze antwoordt die ze niet en ziet:
de leeuwerik in de wolken.
De Vlaming onder ‘t dak van strooi,
er valt geen wijn te drinken,
toch ziet hij, rond zijn vogelkooi
zijn rijpe druiven blinken.
En haalt men uit die druif alhier
geen wijn, voor valse goden
in Vlaanderen pinkelt
’t Vlaamse bier,
uit edel zaad gezoden.
O landeke! O zij maar kleen :
niet groter zou ‘k u geren;
en ‘k zie u – zulk en is er géénen
‘k zie u toch zo geren !
Mijn Vlaanderen!
dat en moogt gij, noch
en zult gij nooit veranderen,
onleugenachtig heet gij nog:
‘het katholieke Vlaanderen !’
Mijn Vlaanderen
spreekt een eigen taal;
God gaf elk land de zijne,
en, laat ze rijk zijn, laat ze kaal:
ze is Vlaams, en ze is de mijne !
Ze is Vlaams,
en die zijn Vlaams veracht,
de taal van die verdwijne,
verdwijn’ hem,
met de sprekenskracht:
ze is Vlaams, en ze is de mijne !
Sta op dan !
’t Vrije Vlaamse lied !
geen valse dichtpatronen
geen vreemde, oneigen klanken: niet
als christen-Vlaamse tonen !
Tekst: Guido Gezelle. Uit: Dichtoefeningen
[1858]
7. en fl a nDre l e ciel Bl eu fl a MBoie
En Flandre
Le ciel bleu flamboie
Comme sur tous les rivages
En Flandre la rosée chatoie
Comme dans tous les pays
Chez nous la lune n’est pas une
déesse
Mais l’image de la Vierge pure
La mère du tendre amour
Qui remplit les cœurs flamands
Comme ailleurs, ici la rose sent bon
Ici retentit la langue des oiseaux
Et Philomèle y pousse son doux chant
Même si son nom est rossignol
La jeune sarcleuse chante à tue-tête
Binant la terre dès le matin
Et répond à celle qu’elle ne voit pas
L’alouette dans les nuages
Le Flamand sous son toit de chaume,
N’a pas de vin à boire
Pourtant il voit, près de son colombier
Ses grappes mûres reluire
Et du raisin, on ne tire ici
Pas de vin pour de faux dieux
En Flandre brasille la bière flamande
Du noble grain brassé
Ô petit pays ! Ô reste petit :
Je ne te voudrais pas plus grand
Comme toi il n’y en a qu’un
D’amour je t’aime tant !
Ma Flandre ! Et même si tu le pouvais
Jamais tu ne changerais
Et sans mentir t’appellerais encore :
« La Flandre catholique ».
Ma Flandre parle sa propre langue
Dieu en a donné une à chaque pays,
Et qu’elle soit riche ou qu’elle soit
fruste :
Elle est flamande et elle est mienne !
Elle est flamande, et qui méprise son
flamand
Que sa langue disparaisse
Qu’il disparaisse aussi, par la force de
ces mots
Elle est flamande et elle est mienne !
Lève-toi, alors !
Libre hymne flamand !
Pas de fausses rimes
Pas de sons impropres et étrangers :
rien
Que des tons chrétiens et flamands !
Texte: Guido Gezelle. De: Dichtoefeningen [1858]

8. Ik ben een blomme
Ik ben een blomme
ik bloeië voor uw ogen
Ik blaak van ’t zonnegezwoeg
en van ’t pogen
Zo gij mij schepselken
in ’t leven wilt dogen
Ik strijd en vecht en
leg mij neder bij ’t grote
bij de wil van de goden
als ’t zo moet zijn
dan zal ’t zo wezen
zoals er zomers zijn
zonder zon aan de zee
en als ik er iets
aan kan veranderen
zal ik de strijd niet vrezen
ik zie u geerne
Hemel hemel
maakt m’n herte sterk
als staal als steen als
kerkewerk
als de taal van de zee, als ’t
hemelzwerk
opdat het onder ’t lijden
onder ’t steken van pijlen
niet week wordt en weggeschroeid
van’t menig morsig mensgemoei
van om ter meeste om ter goeist
hemel hemel
maakt m’n herte groots
Als ’t spansel boven d’aarde
haren barenden schoot
als d’ haven waar er zwanen
zich laven onder ’t laken
van ’t avondlijk rood
opda ’k niet eerst moet krijgen
om te kunnen geven
opda ’k eerst leer zwijgen
om te kunnen spreken
Wanneer ik sterven zal
van uw onsterflijkheid en
ik in scherven val
na leef en lijden
hoop ik dat ik geven kan
ene letsten lach
van een tevreden man
dien het beste gaf
van z’n gebeente aan
de zon de maan en
de wereld tesaam
aan uw schilderschone
lichtvorstin
dat ik mij van al wat doods is
nu ontbind
en dat ik zal
voorwaarts hebben gedragen
mijn kruisbanier
door goede en kwade dagen
en om te helpen
mijn huis verliet
ik zie u geerne
ik zie u geerne
Tekst Jeroen Perceval, gebaseerd op: Ego flos,
O heere maakt mijn herte sterck van Guido
Gezelle [1898]
8. je SuiS une fl eur
Je suis une fleur
Je fleuris devant vos yeux
Du soleil je rayonne
L’ardeur, et je m’efforce,
Petite créature,
D’être tolérée en vie.
Je me bats et je lutte
Et m’incline devant le grand,
Devant la volonté des dieux
S’il faut qu’il en soit ainsi
Ainsi il en sera
Comme il est des étés
Sans clarté sans soleil
Et si je peux
Y changer quelque chose
Je n’aurai pas peur du combat
Je t’aime d’amour
Ciel, ciel
Rends mon cœur dur
Comme l’acier comme la pierre,
comme
Une charpente
Comme la langue de la mer, comme
Le firmament
Pour que sous la douleur
Sous la volée des flèches,
Il ne s’affaiblisse ni ne s’écorne
Aux moult méchants qui de tout
À qui mieux mieux se mêlent
Ciel, ciel
Rends mon cœur grand
Comme la voûte céleste
Son giron en gésine
Comme le port où les cygnes
Se désaltèrent sous le cocon
De la rougeur du couchant
Pour que je ne doive pas d’abord
recevoir
Pour pouvoir donner
Pour que j’apprenne à me taire
Pour pouvoir parler
Je t’aime d’amour
Quand je mourrai
De ton immortalité et
Qu’en éclats je volerai
Après avoir vécu et souffert
J’espère que je pourrai donner
Le dernier sourire
D’un homme comblé
Qui a donné le meilleur
De ses os
Au soleil à la lune et
Au monde ensemble
À votre belle à peindre
Votre reine de lumière
Que de tout ce qui est de la mort
Je me dissocie enfin
Et que j’aurai
Porté de l’avant
Ma bannière des croisés
Par les bons et les mauvais jours
Et que pour servir
J’aurais quitté ma maison
Je t’aime d’amour
Je t’aime d’amour
Texte Jeroen Perceval, basé sur Ego flos, O heere maakt
mijn herte sterck de Guido Gezelle [1898]

9. De Duitser
De Duitser is een zoogdier dat
rond 25 december de nabijheid van
een kleine dennenboom opzoekt.
Zozeer houdt het van de den dat
het, niet meer bij machte van hem
te scheiden, de boom bij de wortel
afbijt en hem dan met de muil, dan
weer met behulp der voorste poten
naar zijn hol sleept. Wanneer nu de
den verkwijnt sterft de Duitser ook
uit solidaire melancholie, treurig
en van de oorzaak van dit streven
onwetend.
Vindt de Duitser rond 25 december
niet de gewenste den, zo is hij daarin
niet gelukkiger als zijn broeder die
wel de boom vond. Inderdaad, ook
in dit geval sterft de Duitser omdat
zijn groot verlangen zich niet kon
leggen in de buurt van het gewaande
bevredigd-zijn. De Duitser stoot dan
herhaaldelijk een gerekt-pijnlijke
kreet uit die, naar onze fonetiek,
ongeveer ‘zeenzoecht’ zou te
schrijven zijn.
De Duitser wordt dus nooit ouder
dan één jaar. Daarom noemt men
hem het ‘jonge zoogdier’; deze
samenstelling is pejoratief bedoeld,
namelijk zo dat, naar de daarin
besloten mening, de Duitser steeds
te jong blijft, zodat je hem niet één
enkel verstandig kunststukje kan
bijbrengen.
De Duitser Paul van Ostaijen, Diergaarde voor
kinderen van nu, 1932 [postuum]
9. l’a l l eM a nD
L’Allemand est un mammifère qui, vers
le 25 décembre, recherche la proximité
d’un petit sapin. Il aime tant ce conifère
que, incapable de s’en séparer, il
déracine l’arbre de ses dents et à l’aide
de ses pattes de devant, le traîne dans
son terrier. Lorsque l’arbre s’étiole,
l’Allemand, par solidarité, dépérit de
mélancolie, morose et inconscient de
la raison de cette peine.
Si l’Allemand ne trouve pas le sapin
désiré vers le 25 décembre, il n’est
pas plus heureux que son frère qui en
a trouvé un, et dépérit lui aussi parce
que son grand désir n’a pu être satisfait
ni de près ni de loin. L’Allemand pousse
alors un cri douloureux, répétitif et
prolongé qui, dans notre phonétique,
se traduirait par « zen-zourte ».
L’Allemand ne dépasse donc jamais
sa première année. C’est pourquoi on
l’appelle « le jeune mammifère » ; ce
qualificatif est péjoratif, l’implication
étant que l’Allemand est forcément
trop jeune pour qu’on puisse lui
enseigner ne serait-ce qu’une seule
prouesse intelligente.
De Duitser Paul van Ostaijen, Diergaarde voor kinderen
van nu, 1932 [postume]
10. De Vlaamse ziel
Zo er al iets bestaat als de Vlaamse
ziel, is zij hierop gegrondvest:
de Vlaming leeft onverstoorbaar
zelfvoldaan, in de overtuiging dat
niemand hém te grazen zal nemen.
Die gezworen hardnekkigheid
om nooit het slachtoffer te zullen
worden van wat dan ook, toont
reeds voldoende de duurzaamheid
aan van zijn band met het platteland.
Zij bewijst eveneens dat zij nog
altijd bekwamer zijn om de kwaliteit
te beoordelen van koeien dan van
kunst. Te meer daar kunst slechts
bestaat in de mate waarin degeen
die ervan geniet, zich wel degelijk te
grazen wil laten nemen.
Overigens: Vlamingen zijn dol op
koeien. Het volstaat dat een schilder
er de contouren van reproduceert
om de Vlaamse critici zwijmelend
de Vlaamse Traditie te horen
ontdekken, en even later zelfs de
hele Beschaving Van Het Noorden –
die zich openbaart door de afwezigheid
van om het even welk waardeoordeel,
en door het ontbreken van
iedere zweem van klaarte of lichtvoetigheid.
In het volle besef van zijn ernst,
stapt de Vlaming als een gelukzalig
mens door het leven.
Paul van Ostaijen, Enige kanttekeningen
omtrent kunst in Vlaanderen, [1926] [vertaling
Tom Lanoye]
1 0. l’â Me fl a M a nDe
S’il existe une âme flamande, elle est
fondée sur ceci : imperturbable, le
Flamand se complaît dans l’autosuffisance,
dans la conviction que personne
ne pourra l’avoir.
Cette satanée obstination de ne jamais
être la victime de quoi que ce soit
prouve suffisamment la durabilité de
son lien avec la campagne.
Elle prouve aussi que les Flamands
sont toujours plus doués pour juger
de la qualité des vaches que de l’art.
D’autant plus que l’art n’existe que
dans la mesure où celui qui en profite
veut bel et bien se faire avoir.
De plus, les Flamands adorent les
vaches. Il suffit qu’un peintre en
reproduise les contours et on entend
déjà les critiques flamands découvrir
avec extase la Tradition flamande,
et l’instant d’après même toute la
Civilisation du Nord – qui se manifeste
par l’absence de tout jugement de
valeur et par l’absence de toute ombre
de clarté ou de légèreté.
Dans la pleine conscience de son
sérieux, le Flamand avance en
bienheureux dans la vie.
Paul van Ostaijen, Enige kanttekeningen omtrent kunst
in Vlaanderen, [1926]

11. Aanhoort, ick sal
beghinnen
Aenhoort, ick sal beghinnen
om te zingen een nieuwe liet
Ontstelt ben ick van binnen
en mijn hert lijt swaer verdriet
Van deuchden ben ick bloot
Van deuchden ben ick bloot
O schoonste boven alle vrouwen
troost mij in mijnder noot
Minen tijt heb ick versleten
al in sonden menich fout.
Mijns selfs heb ick vergheten
eylaas dat miseer rout
Van deuchden ben ick bloot
Van deuchden ben ick bloot
O moeder ende maghet reyne
troost mij in mijnder noot
Mocht ick doch troost verwerven
Sowaer mijn herte onlast
Maer ick duchte voer dee wich
sterven
Want mijn cranckheyt dagelijcz wast
Van deuchden ben ick bloot
Van deuchden ben ick bloot
O edel besloten fonteyne
(I, p. 48)
Muziek en arrangement: Rudi Genbrugge
1 1 . oy e z , je va iS
coMMencer
Oyez, je vais commencer
Par chanter un nouveau chant
Mon for intérieur n’est que tourment
Et mon cœur est lourd de peine
De vertus je suis dépouillé
De vertus je suis dépouillé
Ô la plus belle d’entre toutes les
femmes
Console-moi dans ma détresse
J’ai gaspillé mon temps
Dans l’erreur et le péché.
Mon propre moi j’ai oublié
Hélas, de cette misère me repens
De vertus je suis dépouillé
De vertus je suis dépouillé
Ô mère et vierge immaculée
Console-moi dans ma détresse
Même si j’obtenais soulas
Et pouvais délester mon cœur
De mourir j’aurais bien peur
Car ma faiblesse chaque jour croît
De vertus je suis dépouillé
De vertus je suis dépouillé
Ô noble et close fontaine
Console-moi dans ma détresse
(I, p. 48)
Musique et arrangements: Rudi Genbrugge

12. 11 juli-speech
en voorwoord Singhet ende weset vro
Beste vrienden en familie,
na dit kleine artistieke intermezzo
heb ik nog een klein tekstje voorbereid
voor jullie vanavond.
Wisten jullie vrienden, dat er een
rechtstreekse band bestaat tussen
het voetvolk dat hier zevenhonderd
jaar geleden slag leverde, en
wij die hier vandaag staan. Het
waren onze voorouders die hier
op de ochtend van 11 juli 1302
angstig en gespannen wachtten op
het Franse leger. Het waren niet de
voorouders van de Vlaamse adel,
want die bestaat niet. Het was niet
het toenmalige Vlaamse establishment
dat hier stond, want toen zoals
vandaag collaboreerde dat establishment
met het koninklijk paleis. Het
waren de ambachtslui, de stedelingen,
de Vlaamse poorters die hier
stonden. Elf juli 1302 was een strijd
van de toenmalige “verzuurden”
tegen het establishment - een strijd
die wij vandaag voortzetten, met
andere middelen maar met dezelfde
idealen, en geschaard achter
dezelfde zwart-gele vaandel.
Men noemt ons “verzuurd”, maar
niets is minder waar.
Wij zijn fiere, open en geïnteresseerde
mensen die behoren tot
een volk dat inzake gastvrijheid,
talenkennis en dynamisme tot de
wereldtop mag gerekend worden.
Verzuurd, dat zijn eerder onze
tegenstanders.
Verzuurd is de Belgische staat
die geen democratie is, die werd
opgericht met de uitdrukkelijke
bedoeling om de Vlaamse taal en
cultuur uit te roeien, en die tot op
vandaag onwerkbaar en immoreel
is.
Verzuurd is de familie Van Saksen-
Coburg Gotha, nu zelfs de geforceerde
koekjesdozenromantiek van
de slaafse pers niet meer de schraapzucht
van gierige, alleen aan geld
denkende parvenu’s kan verbergen.
En net zoals de Leliaards 700 jaar
geleden collaboreerden met het
regime van Filips de Schone, collaboreert
het Vlaamse establishment
vandaag met Belgische regime,
met de familie Van Saksen-Coburg
Gotha, met de dikwijls Nederlandsonkundige
Waalse afpersers.
Vlamingen die voor hun volk
opkomen, worden door het regime
geculpabiliseerd en voor moreel
inferieur versleten. Bewuste
Vlamingen worden door de
zogenaamde elites voortdurend als
racistisch, egoïstisch, verzuurd en
bekrompen uitgescholden.
Men noemt ons verzuurd omdat
wij de Leliaards van vandaag, die
Vlaamse politici die dat allemaal
mogelijk maken en blijven
slikken, met hand en tand politiek
bekampen.
Elke vorm van Vlaams nationaal
bewustzijn wordt nochtans door hen
bestreden en belachelijk gemaakt.
Degenen die geen vragen stellen bij
de ruim vierhonderd miljard die we
jaarlijks aan de Walen schenken,
schrikken zogezegd terug van de
kostprijs van een betaalde Vlaamse
feestdag. 11-juli-vieringen worden
uitgehold en met multiculturele
nietszeggendheid overgoten.
De Vlaamse symbolen, onze
leeuwenvlag en ons nationaal lied,
moeten plots wijken voor de opmars
van nogal platte meezingers, barbecuecheques
en naar het schijnt veel
te kleine papieren broodzakken.
Beste vrienden, het is zelfs verbazingwekkend
dat onze fiere Vlaamse
leeuw niet helemaal de plaats heeft
moeten ruimen voor, bijvoorbeeld,
een blauw konijn ...
Wij bedoelen tenminste iets met ons
lied.
Voor ons is de zang, de samenzang
vooral, een echte, volledige, menselijke
daad.
Ons zingen is een uiting van vreugde
en leven, van doorvoelde broederschap.
Het is een zelfopvoedende kracht en
terzelfdertijd een belijdenis tegenover
Kerk en Volk.
Wij breken kordaat en beslist af met
alles wat vreemd is aan ons Volk
en geboren uit de alles verlagende
“moderne” vermaakzucht.
Wij zijn de geboren vijanden van
alles wat straatlied, filmschlager en
jazzmuziek heet of enigszins anders
wansmakelijk is.
Beste vrienden, ooit komt de dag dat
onder onze invloed, onder invloed
van de macht van de verkiezingssuccessen
van ons de zogenaamde
verzuurden, onder de invloed van
honderdduizenden Vlaamse kiezers
die voor de consequente Vlaamsnationale
partij stemmen, het
Vlaamse antwoord op die Waalse
chantage zal luiden: als ge niet wilt
onderhandelen, beste steuntrekkers,
trek uw plan, het zal ons een zorg
wezen, wij doppen graag onze eigen
boontjes, wij hebben u en uw francofone
arrogantie niet nodig, trek uw
plan met uw 30% méér overheidsambtenaren
en uw 4 ministers van
onderwijs, stoof in uw eigen vet,
het ga U goed, maar wij stichten
eindelijk onze eigen onafhankelijke
Vlaamse staat!
Tekstfragmenten uit: toespraak Franck
Van Hecke (Nationale Sporenviering 2002,
Kortrijk, 30 juni 2002 bron: http://www.
vlaamsblok.be/activiteiten_manifestaties_sporenviering2002_toespraak_fvh.shtml)
en voorwoord Singhet ende weset vro, Ignace
De Sutter [1942]

1 2 . DiScour S 1 1 juil l e t
e t préface Singhet ende weSet vro
Saviez-vous, mes amis, qu’il existe un
lien direct entre la piétaille qui livra
bataille ici même il y a sept cents ans,
et nous qui sommes ici aujourd’hui ?
C’étaient nos ancêtres qui, anxieux
et tendus, attendaient ici l’armée
française. Ce n’étaient pas les ancêtres
de la noblesse flamande, celle-ci
n’existe pas. Ce n’était pas l’establishment
flamand d’antan qui se tenait
ici, car déjà en ce temps, cet establishment
collaborait avec le palais royal.
C’étaient les artisans, les citadins et
les bourgeois flamands qui se tenaient
ici. La bataille du onze juillet 1302
était celle des « aigris » d’alors contre
l’establishment – un combat que nous
menons encore aujourd’hui, avec
d’autres moyens, mais animés par les
mêmes idéaux, et rassemblés derrière
la même étendard noir et jaune.
Nous sommes fiers, ouverts et avides
de connaissance, et nous appartenons
à un peuple dont l’hospitalité, la
maîtrise linguistique et le dynamisme
font office de référence dans le
monde.
Les aigris, ce sont plutôt nos adversaires.
Aigri est l’état belge, qui n’est pas une
démocratie, qui fut créé avec l’intention
formelle d’éradiquer la langue et
la culture flamandes, et qui jusqu’à ce
jour, s’est révélé ingérable et immoral.
Aigrie est la famille de Saxe-Cobourg
Gotha, maintenant que même le
romantisme à l’eau de rose d’une
presse soumise ne peut plus dissimuler
la cupidité d’une bande de parvenus
avares qui ne pensent qu’à l’argent.
Il y a 700 ans, les Leliaerts (partisans
du Lys) collaboraient avec le régime
de Philippe le Bel, et aujourd’hui,
l’establishment flamand fait de même
avec le régime belge, avec la famille
de Saxe-Cobourg Gotha, et avec les
racketteurs wallons si souvent non
néerlandophones.
Le régime culpabilise les Flamands qui
prennent la défense de leur peuple
et les fait passer pour moralement
inférieurs. Les soi-disant élites ne
cessent de traiter les Flamands
conscientisés de racistes, d’égoïstes,
d’aigris et d’étroits d’esprit.
On nous déclare aigris parce que nous
menons une lutte politique féroce
contre les Leliaerts d’aujourd’hui, ces
politiciens flamands qui permettent et
acceptent cette situation.
Et pourtant, ceux-ci combattent et
ridiculisent toute forme de conscience
nationale flamande. Alors qu’ils ne
posent aucune question à propos des
plus de quatre cents milliards que nous
offrons chaque année aux Wallons, ils
sursautent soi-disant à l’annonce du
coût d’un jour férié flamand rémunéré.
Les célébrations du 11 juillet se
raréfient et sont remplacées par des
foutaises multiculturelles.
Les symboles flamands que sont notre
drapeau orné du lion et notre hymne
national doivent soudain céder la
place à des rengaines banales, à des
chèques-barbecue et à des sachets de
pain dont on dit qu’ils sont beaucoup
trop petits.
Chers amis, il est même étonnant que
notre fier lion flamand n’ait dû entièrement
céder sa place à un lapin bleu,
par exemple…
Au moins, notre hymne signifie
quelque chose.
Pour nous, le chant, et surtout le chant
à l’unisson, est un acte réel, humain et
entier.
Notre chant est une expression de joie
et de vie, de fraternité ressentie.
Il représente une force éducative et
témoigne de notre fidélité à l’Eglise et
au Peuple.
Nous nous désolidarisons fermement et
résolument de tout ce qui est étranger
à notre Peuple et qui est issu de cette
frivolité « moderne » avilissante.
Nous sommes les ennemis jurés de ce
qu’on appelle la chanson populaire, le
cinéma à grand spectacle, le jazz, et
tout ce qui est, d’une façon ou d’une
autre, de mauvais goût.
Sous notre influence, chers amis,
sous l’influence de nos succès
électoraux, à nous, les soi-disant
aigris, sous l’influence des centaines
de milliers d’électeurs flamands qui
votent pour la conséquence du parti
nationaliste flamand, viendra le jour
où nous formulerons ainsi la réponse
flamande à ce chantage wallon : chers
assistés sociaux, si vous ne voulez pas
négocier, alors débrouillez-vous, peu
nous importe. Nous nous occuperons
avec plaisir de nos propres affaires
et nous n’avons pas besoin de votre
arrogance francophone. Débrouillezvous
avec votre surplus de 30% de
fonctionnaires et vos 4 ministres de
l’éducation. Cuisez dans votre jus et
bonne chance, car nous, nous créons
enfin notre propre état flamand
indépendant !
Extraits de texte du: discours de Franck Van Hecke (Nationale
Sporenviering 2002, Courtrai, le 30 juin 2002
source: http://www.vlaamsblok.be/activiteiten_manifestaties_sporenviering2002_toespraak_fvh.shtml)
et de la préface de Singhet ende weset vro, Ignace De
Sutter [1942]

13. Een mezennestje
Een mezennestje is uitgebroken,
Dat in den wulgenstronk gedoken,
Met vijftien eikes blonk,
Met vijftien eikes blonk,
Ze zitten in den boom te spelen,
Tak op, tak af, tak uit, tak in, tak
om,
Met velen,
En ‘k lach mij, ‘k lach mij, ‘k lach
mij, ‘k lach mij bijkans krom,
‘k lach mij, ‘k lach mij bijkans krom,
‘k lach mij, ‘k lach mij bijkans krom.
Het mezenmoedertje komt,
getrouwig,
Komt op den lauwen noen,
Al blauwig, al blauw en geluwachtig
groen,
Al blauw en geluwachtig groen,
Het brengt hun dit en dat, om te
azen,
Tak om, tak op, tak af, tak uit, tak
in,
ze razen.
En kruipen kruipen vlug het mezennestjen
in,
vlug het mezennestjen in,
vlug het mezennestjen in.
Het mezenvadertje zit
De looveren verduiken ’t voor ’t
gestraal
Te toveren al in de mezentaal,
Al in de mezentaal,
Daar vliegen ze al med’ een, te
zamen,
Tak om, tak op, tak af, tak in, tak
uit,
En amen,
Het mezennestje is weerom ijele
en uit,
Weerom ijele en uit,
Weerom ijele en uit.
Tekst: Guido Gezelle. Muziek: Remi
Ghesquiere. Uit: Liedjens en speelkens voor
lagere scholen [1927]
1 3. l e niD De Mé S a nge S
Des mésanges il s’est éclos le nid,
Qui dans la saussaie blotti
De quinze œufs resplendissait
De quinze œufs resplendissait
Ils jouent dans l’arbre feuillu
Dans, sur, hors et à travers la ramée
Toute une flopée
Et je ris, je ris, je ris comme un bossu
Je ris, je ris comme un bossu
Je ris, je ris comme un bossu.
La mère mésange vient, fidèle
Elle vient au tendre midi,
Bleutée, toute de bleu et de vert
jaunet
Toute de bleu et de vert jaunet
Elle leur apporte de quoi picorer
Hors, sur, dessous et dans les ronces,
Ils foncent.
Et vite se nichent, se nichent dans le
nid de mésanges
Vite dans le nid de mésanges
Vite dans le nid de mésanges
Le père mésange zinzinule
À l’abri des rais dans le feuillage
La magie de la langue des mésanges
Tout dans la langue des mésanges
Les voilà qui volent d’emblée,
ensemble
Dessus, dessous, dans et hors du
grémil
Et ainsi soit-il,
Le nid de mésanges est à nouveau
vide et désert
À nouveau vide et désert,
À nouveau vide et désert.
Texte: Guido Gezelle. Musique: Remi Ghesquiere.
Dans: Liedjens en speelkens voor lagere scholen [1927]

14. Mijn Moederke
Mijn moederke,
ze heeft me nooit
begrepen.
Op de lage stoel
vóór het boekenrek
heeft ze moe
haar grijzend hoofd
geschud
en droef
al die duistere wijsheid
me verweten.
Was ’t misschien daardoor
dat d’onrust groeide
bij haar jongen?
Toen heeft ze stil
haar klein gebedenboek
tussen Kant en Nietzsche
gewrongen
Mijn moederke Ivo Michiels. In: Golfslag, jrg
1, nr 2 [1946]
1 4 . M a pe t i t e Mère
Ma petite mère,
elle ne m’a jamais compris
sur la chaise basse
devant la bibliothèque de lassitude
sa tête grisonnante
elle a secouée
et tristement, tout ce savoir obscur
m’a reproché
Était-ce donc pour cela
que le trouble gagnait
son fils ?
Alors doucement
son petit livre de prières
entre Kant et Nietzsche
elle a glissé
Mijn moederke Ivo Michiels. Dans: Golfslag, jrg 1, nr
2 [1946]
15. Een sneeuwwit
vogeltje
Daar was een sneeuwwit vogeltje
Daar zat een sneeuwwit vogeltje
Al op een stekendorentje
Din don dei ne
Al op een stekendorentje
Din don don
Wilt gij niet mijnen bode zijn
Wilt gij niet mijnen bode zijn
Ik ben te klein een vogeltje
Din don deine din don don
Ik ben een te klein vogeltje
Din don don
Zyt gij maar kleine gij zyt snel
Zyt gij maar kleine gij zyt snel
Gij weet den weg ik weet hem wel
Din don deine din don don
Gij weet den weg ik weet hem wel
Din don don
Hij nam den brief in zijnen bek
Hij nam den brief in zijnen bek
En vloog ermee tot over ’t hek
Din don deine din don don
Hij vloog ermee tot over ’t hek
Din don don
Volkslied (I, p 213)
1 5 . un oiSe au Bl a nc coMMe
neige
Y avait un oiseau blanc comme neige
C’était un oiseau blanc comme neige
Sur une groseille à maquereau
Din don daine
Sur une groseille à maquereau
Din don don
Veux-tu être mon messager
Veux-tu être mon messager
Je ne suis qu’un petit oiseau
Din dondaine din don don
Je suis un trop petit oiseau
Din don don
Tu es petit mais tu es preste
Tu es petit, mais tu es preste
Tu sais le chemin je le sais bien
Din dondaine din don don
Tu sais le chemin je le sais bien
Din don don
Ma lettre dans son bec il prend
Ma lettre dans son bec il prend
Et dessus la haie l’air il fend
Din don daine din don don
Et dessus la haie l’air il fend
Din don don
Chanson populaire (I, p 213)

16. Merck toch hoe
sterck
Merck toch hoe sterck nu in ‘t werck
sich al steld,
Die ‘t allen tij so ons vrijheit heeft
bestreden.
Sie hoe hij slaeft, graeft en draeft
met geweld,
Om onse goet en ons bloet en onse
steden.
‘t Moedige, bloedige, woedige
swaerd
Blonck en het klonck, dat de vonken
daeruijt vlogen.
Beving en leving, opgeving der aerd,
Wonder gedonder nu, onder was nu
boven;
Hoor de Spaensche trommels slaen!
Hoor Maraens trompetten!
Siet hoe komt hij trecken aen,
Bergen te bezetten.
Berg op Zoom hout u vroom,
Stut de Spaensche scharen;
Laat ‘s Lands boom end’ sijn stroom
Trouwlijck doen bewaren !
Valerius’ Nederlandtsche Gedenck-clanck
[1626] (I, p. 204)
1 6 . voy e z coMBien il œu v re
av ec p uiSS a nce
Voyez combien il œuvre avec
puissance
Qui de tout temps a combattu notre
liberté
Voyez comme il trime, sue et peine
avec violence
Pour nos biens, notre sang et nos cités
Le glaive courageux, sanglant, furieux
Brillait et frappait, crachant des
étincelles
Tremblement et soulèvement de la
terre
Eclairs et tonnerres, tout à l’envers ;
Ecoutez les tambours espagnols !
Ecoutez les trompettes du Maraen !
Voyez comme il est en marche
Pour occuper Bergen
Berg op Zoom reste dévot,
Arrête les troupes espagnoles ;
Protège fidèlement
Les arbres et les rivières de ce pays !
Valerius’ Nederlandtsche Gedenck-clanck [1626] (I,
p. 204)

17. De dag staat stil
De dag staat stil. Het land is beroerd.
De vlaggen flappren in den wind;
Trompetten schettren, stoeten gaan:
gezang, gedans, gejoel, getoet:
het vorstelijk Volk viert feest.
Daar staat de gevierde.
’t Wordt stil alom.
Hij zal wat zeggen, horkt... Hoe
mooi!!
Geroep, gejuich, getier, gehuil,
trompetten schettren, stoeten gaan...
Ik voel me verbleeken, verbloeden
vergaan.
De vlaggen flappren in den wind;
trompetten schettren, stoeten gaan;
de huizen zijn vol, de straten staan
vol:
het vorstelijk Volk viert feest.
Geen kommer nu, geen zorgen. Op!
Wij vieren Hém!... (hoe heet ie ook
weer?)
En wacht ons morgen de oude
karwei
van kommer vrij, van zorgen vrij!
En hongert de vrouw en fluimt het
kind
wie heeft er zijn huis het mooiste
gepint?
Zes dagen werken, maar ’s Zondags
niet;
zes dagen slaaf, maar nu?
Het Diet!
Hoera!
Geklonken, gedronken te zijner eer:
Hém vieren we, Hém!... (hoe heet ie
ook weer?)
De vlaggen flappren in den wind;
de trommels slaan, de stoeten gaan,
de stoeten gaan, de trommels
slaan,...
de roes!
de roes!
Ik voel me zoo arm nu, ik, de rijke,
ik voel me zoo zwak, zoo klein, zoo
leeg...
en niemand, die me helpen kàn!
Zie! Zarathustra tiegt voorbij...
Daar is een groot geweld in mij.
Apothéose Quelconque, M.B. Ledegouwer.
In: De Vlaamsche Gids, jrg. 10, nr. 1 [janvierfévrier
1914]
17. l e t eMp S S’eSt a rrê t é
Le temps s’est arrêté. Le pays est
agité.
Les drapeaux flottent au vent ;
Tonnent les trompettes, défilent les
cortèges :
chants, danses, à cors et à cris :
le Peuple princier est à la fête.
Voici venir l’honoré. Tous se taisent.
Il va parler,… Tout en beauté !!
On acclame, on crie, on pleure,
tonnent les trompettes, défilent les
cortèges…
Je pâlis, me consume, me meurs.
Les drapeaux flottent au vent ;
tonnent les trompettes, défilent les
cortèges :
les maisons sont pleines, les rues sont
pleines :
le Peuple princier est à la fête.
Plus de soucis. Hauts les cœurs !
C’est Lui que nous fêtons !... (mais
quel est son nom ?)
Le labeur d’hier attendra demain
finis les soucis et les tourments !
La femme a faim, l’enfant est malade
Qui a la plus belle maison ?
Six jours de travail, pas le dimanche ;
six jours esclave, et maintenant ?
La Diète !
Hourra !
Trinquons, buvons en son honneur :
C’est Lui que nous fêtons… (mais quel
est son nom ?)
Les drapeaux flottent au vent ;
tonnent les trompettes, défilent les
cortèges,
défilent les cortèges, tonnent les
trompettes, …
l’ivresse !
l’ivresse !
Je me sens si pauvre, moi, le riche,
je me sens si faible, si petit, si vide…
et personne ne peut m’aider !
Voyez l’ombre de Zarathoustra
planer...
Une grande violence de moi s’est
emparée.
Apothéose Quelconque, M.B. Ledegouwer. Dans: De
Vlaamsche Gids, an. 10, nr. 1 [janvier-février 1914]

18. Het loze Visschertje
Des winters als het regent zijn de
paadjes
Diep ja diep zo diep da verstade ni
En dan komt da looze vissertje al
in da riet
Met zijn nieuwe humvee safari-jeep
Met zijne rijfstok, met zijne
strijkstok
Met zijne lapzak, knapzak, stijfstok
Met zijne gele training diggedomdeering
Mé zijne gele training aan
Met zijne gele training diggedomdeering
Van café VZW de Zwaan
Jaja
Dat looze molenarinnetje
Ging in haar deurtje staan met haar
mooiste rode botinnekes
en een lekker kleedje aan
opdat dat aardig vissertje niet
voorbij haar heen zou gaan
Met zijne rijfstok, met zijne
strijkstok
Met zijne lapzak, knapzak, stijfstok
Met zijne gele training diggedomdeering
Mé zijne gele training aan
Met zijne gele training diggedomdeering
Van café VZW de Zwaan
Jaja
Wat heb ik u misdreven
Wat heb ik u misdaan
Opdat ik ni in vrede
Voorbij u heen kan gaan
Ik heb een lief, ik zweer het
En die heeft poen en een baan
En ik heb u meer dan
Vorige keer toch al terugbetaald
Met mijne rijfstok, met mijne
strijkstok
Met mijne lapzak, knapzak, stijfstok
Met mijne gele training diggedomdeering
Mé mijne gele training aan
Met mijne gele training diggedomdeering
Van café VZW de Zwaan
Jaja
G’hebt me niks misdreven
G’hebt me niks misdaan
Maar ge moet mij nog iets geven
voor da
G’hier weg kunt gaan
Ga mee mé mij, mé mij mee naar
boven
Want daar kan die van ons d’r niks
Van horen
Jaja
Van uwe rijfstok, van uwe strijkstok
Van uwe lapzak, knapzak, stijfstok
Met uwe gele training diggedomdeering
Mé uwe gele training aan
Met uwe gele training diggedomdeering
Van café VZW de Zwaan
Tekst: volkslied uit de 16e eeuw. Bewerking
door Jeroen Perceval.
1 8. l e pêcheur B a Din
L’hiver quand il pleut, les sentiers sont
profonds,
si profonds qu’ils défient l’imagination
Et le pêcheur badin se pointe dans les
roseaux
Avec son humvee de safari, tout neuf
tout beau
Avec son râteau, son filet
Avec sa besace, son bâtonnet
Avec son training jaune diggedomdeering
Avec son training jaune
Avec son training jaune diggedomdeering
Du café ASBL de Zwaan
Ouioui
La meunière coquine
se mit à sa porte avec ses belles
bottines rouges
et une jolie robe
pour que le beau pêcheur ne passe
pas sans la voir
Avec son râteau, son filet
Avec sa besace, son bâtonnet
Avec son training jaune diggedomdeering
Avec son training jaune
Avec son training jaune diggedomdeering
Du café ASBL de Zwaan
Ouioui
Que t’ai-je fait ?
Quel tort t’ai-je causé ?
Pour que je ne puisse passer en paix
Devant chez toi ?
J’ai une amie, je te le jure
Elle a de l’argent et une situation
Ne t’ai-je pas repayée
Davantage que la fois passée ?
Avec mon râteau, mon filet
Avec ma besace, mon bâtonnet
Avec mon training jaune diggedomdeering
Avec mon training jaune
Avec mon training jaune diggedomdeering
Du café ASBL de Zwaan
Ouioui
Tu ne m’as rien fait
Tu ne m’as pas causé de tort
Mais tu dois me rendre quelque chose
Avant de partir
Viens, monte avec moi
Car là-haut, l’autre ne nous entendra
pas
Ouioui
Avec ton râteau, ton filet
Avec ta besace, ton bâtonnet
Avec ton training jaune diggedomdeering
Avec ton training jaune
Avec ton training jaune diggedomdeering
Du café ASBL de Zwaan
Texte: chanson populaire du 16e siècle. Adaptation par
Jeroen Perceval.

19. Ik had een
wapenbroeder
Ik had een wapenbroeder,
’n beter vond men niet.
De trommel sloeg ten strijde
Hij ging aan mijne zijde,
al zingend ’t zege lied,
al zingend ’t zege lied.
Een kogel kwam gevlogen.
geldt het mij of geldt het dij ?
Hem sloeg de wreede wonde,
hij viel voor mij ten gronde,
als was ’t een stuk van mij,
als was ’t een stuk van mij.
Wil mij dijn hand noch reiken
terwijl ik even laad.
Kan dij mijn hand niet geven,
blijfs du in ’t eeuwig leven,
mijn beste kameraad,
mijn beste kameraad.
Tekst L. Uhland. Muziek Fr. Siccher (I, p. 256)
1 9. j ’ava iS un c a M a r a De
J’avais un camarade
De meilleur il n’en est pas
Dans la paix et dans la guerre
Nous allions comme des frères
Marchant d’un même pas.
Marchant d’un même pas.
Mais une balle siffle
Qui de nous sera frappé ?
Le voilà qui tombe à terre
Il est là dans la poussière
Mon cœur est déchiré.
Mon cœur est déchiré.
La main, il veut me prendre,
Mais je charge mon fusil
Adieu donc adieu mon frère
Dans le ciel et sur la terre
Soyons toujours unis.
Soyons toujours unis.
Texte L. Uhland. Musique Fr. Siccher (I, p. 256)

20. Vrienden komt in de ronde
Vrienden, komt, zet u in de ronde
En geniet van deze stonde
Al tezamen, opgeruimd en blij
Schuift wat dichterbij
Denk niet aan die droeve dagen
De storm en tegenslag
Want de winter is allang voorbij
Schuif wat dichterbij
O Vrienden
Zie de zon is terug gekomen
En wij mogen samen verder dromen
Van de zomer en den blijde mei
Schuif wat dichterbij
O Vrienden
Zing en wees blij, zing en wees blij
Vrienden, zing mij, zing mij
’t oude jaar is afgelopen
wij zijn blij, vol goede hoop en
het groot verlof is nu nabij
Schuif wat dichterbij
O Vrienden
Waarheen we ook mogen varen
We zullen in ons hart de eed
bewaren
Ga door ’t leven zij aan zij aan zij
aan zij aan zij
Dus schuif wat dichterbij
O Vrienden
Zing en wees blij, zing en wees blij
Vrienden, zing mij, zing mij
Vrienden, komt, zet u in het rond
En geniet van deze stond
O vrienden, o vrienden
O Vrienden
Zing en wees blij, zing en wees blij
Vrienden, zing mij, zing mij
Vrienden, komt, zet u in het rond
En geniet van deze stond
O vrienden, o vrienden
Bewerking: Rick De Leeuw. Tekstfragmenten
uit Vrienden komt in de ronde (I, p. 272).
Muziek: Oh children, Nick Cave.
20. a MiS , v ene z D a nS l a ronDe
Amis, venez dans la ronde
Et savourez l’instant
Tous ensemble, avec joie et entrain
Venez, approchez
Ne songez pas aux jours tristes
A l’orage et aux déboires
Car l’hiver est fini depuis longtemps
Venez, approchez
O Amis
Voyez, le soleil est revenu
Et nous pouvons nous remettre à
rêver
De l’été et du joli mois de mai
Venez, approchez
O Amis
Réjouissez-vous, chantez de joie
Amis, chantez-moi, chantez-moi
L’année est écoulée
Nous sommes joyeux, pleins
d’espoir et
Les grandes vacances sont proches
Venez, approchez
O Amis
Quel que soit notre chemin
Nous gardons en nos cœurs le
serment
Dans la vie, serrons-nous les coudes
Approchez donc
O Amis
Réjouissez-vous, chantez de joie
Amis, chantez-moi, chantez-moi
Amis, venez dans la ronde
Et savourez l’instant
O amis, ô amis
O Amis
Réjouissez-vous, chantez de joie
Amis, chantez-moi, chantez-moi
Amis, venez dans la ronde
Et savourez l’instant
O amis, ô amis
Adaptation: Rick De Leeuw. Extraits de texte de
Vrienden komt in de ronde (I, p. 272). Musique: Oh
children, Nick Cave.

21. Speech Kardinaal
Dames en heren, mijn dochters, mijn allerliefste vriendin
Evelien Beulemans.
Vanaf vandaag ridder in de orde van de kroon.
Ons geliefde kleine België, zo trouw aan God, zo trots in
al zijn vaderlandsliefde,
Zo groot in zijn Koning en zijn regering, bloedt.
In een tijd waarin alles in deze wereld letterlijk op zijn
kop staat,
De hele beschaving in anarchie dreigt te verzinken,
Blijft u als een rots in de branding overeind.
Op deze gedenkwaardige dag waarop wij dankzij uw
vrijgevigheid
Voor dit heerlijke avondmaal aan tafel mochten
aanschuiven
Geef ik u in naam van zijne Majesteit de Koning der
Belgen,
Het ereteken van Ridder in de orde van de Kroon.
Allerbeste Mevrouw Beulemans;
Mijn allerliefste vriendin Evelien.
Met dit symbolische gebaar wil onze geliefde vorst
hulde brengen aan een voorbeeldig, bescheiden en
edelmoedig leven.
Is diegene die niet merkt dat België gegroeid is wel een
patriot ?
Wie van ons zou de moed hebben om de laatste bladzijde
van onze geschiedenis te verscheuren?
Wie van ons kijkt niet met trots naar de luisterrijke roem
van ons getekende vaderland?
Onze koning staat bij ons allen in hoog aanzien, helemaal
boven aan de morele ladder.
Hoezeer zijn de vaderlandsliefde van ons leger, de
heldhaftigheid van onze koning en onze geliefde
koningin, die ons met haar goede ziel steeds weer weet
te raken, ons tot voorbeeld en steun!
Laten wij het glas heffen op de verdiensten van onze
geliefde vriendin, Mevrouw Evelien Beulemans.
Tekstfragmenten uit: Jeroom en Benzamien (TV-bewerking Ernest Claes,
BRT, 1966) en D.J. Mercier, Patriotisme et endurance, Lettre pastorale
Noël 1914.
2 1 . DiScour S c a rDin a l
Mesdames et messieurs, mes filles, ma très chère amie
Evelien Beulemans.
Dès à présent chevalier ou chevalière de l’ordre de la
couronne.
Notre chère petite Belgique, si fidèle à Dieu, si fière dans
son patriotisme,
Si grande dans son Roi et dans son gouvernement, elle
saigne.
Dans cette époque où tout dans ce monde est littéralement
bouleversé,
Ou toute la civilisation menace de s’effondrer dans
l’anarchie,
Vous restez solide comme un rocher.
En ce jour mémorable où votre générosité,
nous a permis d’assister à cet excellent dîner
Au nom de sa Majesté le roi des Belges,
je vous décerne l’insigne de chevalier de l’ordre de la
couronne.
Ma très chère Madame Beulemans;
Ma très chère amie Evelien.
Par ce geste symbolique notre souverain bien-aimé
a voulu rendre hommage à une vie exemplaire, modeste
et généreuse.
Est-il un patriote qui ne sente que la Belgique a grandi ?
Qui de nous aurait le courage de déchirer la dernière
page de notre histoire ?
Qui de nous ne contemple pas avec fierté le rayonnement
de la gloire de la patrie meurtrie ?
Notre roi est dans l’estime de tous, au sommet de
l’échelle morale.
Que le patriotisme de notre armée, que l’héroïsme de
notre roi, de notre reine bien-aimée,
si touchante dans sa grande âme nous servent de stimulant
et de soutien !
Et nous levons ce verre au mérite de notre très chère amie,
Madame Evelien Beulemans.
Extraits de texte de: Jeroom en Benzamien (Adaptation télé Ernest Claes, BRT, 1966) et
D.J. Mercier, Patriotisme et endurance, Lettre pastorale Noël 1914.

22. Dankwoord
Monseigneur, zijne eminentie.
U die aangesteld bent als tussenpersoon
voor het toekennen van deze
hoge onderscheiding.
Beste vrienden, zussen, zoon, ik kan
slechts één woord uitspreken.
Ik ben té ontroerd om meer te
zeggen, dus slechts één woord:
bedankt.
Dank aan onze geliefde vorst,
koning der Belgen.
Maar in de eerste plaats, dank aan
God, Die hulde wilde brengen aan
mijn voorbeeldige leven.
Heer, gedenk uw Liefde en ons
Volk.
Bezoek onze gouwen, waar de
stempel van het verleden den
onvergankelijken glans draagt van
Uw grootheid, Uw liefelijkheid en
Uw overvloed.
Heer, wij zijn een trouweloos
geslacht maar dwing ons gelaat zich
naar U te keren, herken in ons het
Vlaanderen van Uw hart!
Maak ons waardig tot de opdracht
waarmee Gij ons gezegend hebt
onder de volkeren, herstel in ons
het bewustzijn van onze adellijke
afkomst en het verantwoordelijkheidsbesef
tegenover de toekomst.
Wij vragen U voor Vlaanderen het
brood om te leven, het vuur om te
beminnen, het geheim en de bereidschap
U trouw te dienen,
Uw wil te kennen, Uw wet ten
uitvoer te brengen, en naar Uw
goddelijk Inzicht te leven.
Op dit keerpunt der tijden bidden wij
U: wees de Droom onzer jeugd, de
Eer van onze mannen en vrouwen,
de Blijdschap van onze gezinnen, en
de Heerlijkheid van ons geslacht.
Opdat wij, Kinderen des Lichts, uw
naam zouden mogen belijden en
vrede oogsten voor het mensdom,
dat zonder U valt, maar met U
verheven wordt tot het geheim van
Uw aanbiddelijke Drie-eenheid in
alle eeuwigheid.
Amen
Tekstfragmenten uit: Jeroom en Benzamien
(TV-bewerking Ernest Claes, BRT, 1966) en
Gebed voor Vlaanderen, Reninca, Wassend
getij, 1945.
2 2 . a c t ion De gr â ce
Monseigneur, son éminence.
Vous qui êtes désigné à servir d’intermédiaire
de cette haute distinction.
Mes chers amis, mes sœurs, mon fils,
je n’ai qu’un seul mot à vous dire.
Je suis trop émue pour vous en dire
davantage, un seul mot: merci.
Merci a notre cher souverain le roi des
Belges.
Mais, merci avant tout à Dieu, qui
a voulu rendre hommage à ma vie
exemplaire.
Seigneur, n’oublie pas notre Amour ni
notre Peuple. Viens dans nos régions,
où l’empreinte du passé porte l’éclat
impérissable de ta Grandeur, de ta
Douceur et de ton Abondance.
Seigneur, nous sommes infidèles mais
force nos visages à se tourner vers Toi
reconnais en nous la Flandre de Ton
cœur !
Rends-nous dignes de la mission par
laquelle Tu nous as bénis entre les
peuples redonne-nous la conscience
de nos nobles origines et la responsabilité
face à l’avenir.
Nous Te demandons, pour la Flandre,
le pain de la vie, le feu de l’amour, le
mystère et la fidélité pour Te servir, de
connaître Ta volonté, d’exécuter Ta loi,
et de vivre pour comprendre le dessein
Divin.
En ce tournant dans l’histoire, nous Te
prions: sois le Rêve de notre jeunesse,
l’Honneur de nos hommes et de nos
femmes, la Joie de nos familles, et la
Splendeur de notre peuple.
Pour que nous, Enfants de la Lumière,
professons Ton nom et récoltions la
paix pour l’humanité, qui sans Toi
s’écroule, mais avec Toi s’élève jusqu’au
mystère de ton adorable Trinité pour
l’éternité.
Amen
Extraits de texte de: Jeroom en Benzamien (Adaptation
télé Ernest Claes, BRT, 1966) et Gebed voor Vlaanderen,
Reninca, Wassend getij, 1945.

23. De trommel slaat
De trommel slaat de fluiten gaat
De wind ontvouwt de vanen
En flink op stap het knapenschap
Komt zingend langs de banen
Hoezee hoezee
Hoezee hoezee
En vliegt den blauwvoet
Vliegt den blauwvoet
Storm op zee
De trommel slaat de fluiten gaat
De wind ontvouwt de vanen
En in ‘t verschiet nog dreunt het lied
Der knapen langs de banen
Hoezee hoezee
Hoezee hoezee
En vliegt den blauwvoet
Vliegt den blauwvoet
Storm op zee
Ruimt de baan al waar wij gaan !
Fransche ratten ! Rolt uw matten !
Wij ook gaan de vijand slaan !
Ja-a-a-a-a-h !
Hoezee hoezee
Hoezee hoezee
En vliegt den blauwvoet
Vliegt den blauwvoet
Storm op zee
Tekst: Albrecht Rodenbach. Muziek: Remi
Ghesquière (I, p. 126)
2 3. t onne l e ta MBour
Tonne le tambour, jouent les flûtes
Le vent déploie les étendards
Marche le cortège des gaillards
En chantant par les rues
Voyez voyez
Voyez voyez
Le fulmar déploie ses ailes
Le fulmar en plein ciel
Tempête en mer
Tonne le tambour, jouent les flûtes
Le vent déploie les étendards
Au loin résonne encore le chant
Des gaillards dans les rues
Voyez voyez
Voyez voyez
Le fulmar déploie ses ailes
Le fulmar en plein ciel
Tempête en mer
Nous voilà, dégagez, place !
Rats français ! Roulez vos paillasses !
Nous aussi allons casser de l’ennemi !
Oui-i-i-i-i-h !
Voyez voyez
Voyez voyez
Le fulmar déploie ses ailes
Le fulmar en plein ciel
Tempête en mer
Texte: Albrecht Rodenbach. Musique: Remi Ghesquière
(I, p. 126)
24. De zwarte leeuw
van Vlaanderen
Ziet gij den zwarten leeuw niet
rijzen
Zoo fier op ‘t trotse gouden veld ?
Ziet gij zijn forsche reuze klauwen
Waarvan een slag den vijand velt ?
Ziet gij zijn bloedge oogen gloeien ?
Ziet gij zijn maan zoo breed verward ?
Die leeuw is onze leeuw van
Vlaandren
Die rustend nog de wereld tart !
Die leeuw is onze leeuw van
Vlaandren,
Die rustend nog de wereld tart.
Hij sloeg zijn klauwen op het Oosten
En ‘t oosterheir vloog siddrend heen
Zijn klauw vernielde d’halve mane
van d’ongetemden Sarazeen
Dan toog hij weder naar het Westen
En schonk hun dapperheid ten loon
Aan d’onversaagdsten zijner zonen
Een konings – of een keizerskroon
Aan d’onversaagdsten zijner zonen
Een konings – of een keizerskroon
Hij sluimert nu der Walen
Koning Beknell’hem
Vrij in ijzren band
Hij sture nu zijn rooversbenden
Tot op des leeuwen vaderland !
Maar zoo de leeuw ontwaakt
Gij roovren wordt ge allen
Door zijn klauw verscheurd
Dan wordt uw trotsche witte lelie
Door hem met bloed en slijk
besmeurd !
Dan wordt uw trotsche witte lelie
Door hem met bloed en slijk
besmeurd !
Tekst: onbekend
Muziek: J. De Laet (I, p. 148)
24 . l e l ion noir De fl a nDre
Ne vois-tu pas se dresser le lion noir
Si noble dans le champ fier et doré ?
Vois-tu ses griffes géantes et
puissantes
Qui terrassent l’ennemi d’un seul
coup ?
Vois-tu luire ses yeux sanglants ?
Vois-tu son ample crinière en
bataille ?
Ce lion est notre lion de Flandre
Qui, même au repos, défie le monde !
Ce lion est notre lion de Flandre
Qui, même au repos, défie le monde.
De ses griffes, il a lacéré l’Orient
Et le seigneur de l’Est a fui en
tremblant
Ses griffes ont déchiré la demi-lune
Des Sarrasins indomptés
Puis il est retourné à l’Occident
Et a donné pour leur bravoure
Aux valeureux d’entre ses fils
Une couronne de roi ou d’empereur
Aux valeureux d’entre ses fils
Une couronne de roi ou d’empereur
Il endort maintenant la Wallonie
Roi Coince-le
Libre dans ses rets de fer
Il envoie ses troupes de pillards
Jusque dans la patrie du lion !
Mais le lion va se réveiller
Et vous pillards, vous tous,
Serez déchirés par sa griffe
Alors, votre fier lys blanc
Il le souillera de boue et de sang !
Alors, votre fier lys blanc
Il le souillera de boue et de sang !
Anonyme.
Muziek: J. De Laet (I, p. 148)

25. Het Leeger
Het leeger is het siembolum des vaaderlants. Het bestaat
uit piejoten, vliegmaksienen, paarden, kaanons, oordonanssen,
foeraazemagazijnen, Braabassons, zoekligten
en soepe mee ballekes den zondag.
Het leeger woont in den kaazere en moet geen huisuur
betaalen.
Het leeger is ook noch het sierrad van het lant en dient
om muuziek te speelen, de moonementen in te huuldigen,
mee de kindermijssens te vrijen, orde en tugt te leeren
liefebben.
Iedereen kan soldaat worden als hij maar twee beenen
en twee armen eeft. Een hooft is ook toegelaaten. Maar
zonder is t’ best. Hoe minder dat er op uw lijf staat hoe
minder dat z’ er kunnen afschgieten. Want nen goeden
soldaat dient om naar te schgieten. Daarom is hij anders
gekleet als de burgers omdat ge hem ooveral zout kunen
van tusschgenschgieten. Er zijn twee soortten doode
soldaaten, bekende en onbekende. De bekende zijn de
goetkopste. Nen steen mee uldern naam op en ze zijn
koontent, maar de onbekende moeten een graf ebben
mee boekees en eewigen eelektriek.
Den dierekteur van het leeger noemt men nen zeenaral.
Dendienen kunde kennen aan zijn romaties en aan zijn
200 t.h. invaaliediteit. Hij zit op een paart en kan geen
vlaams.
Nen zeeneral dient niet om naar te schgieten gelijk nen
simpelen soldat.
Daarvoor draagen de kaanons noch niet ver genoech.
De geliefste beezigheit van de zeenerals noemt men den
oorloch.
Nen oorloch is altijt regtvaardich en als ge t’ niet gelooft
zulen de zandarms het u eksplikkeeren. Als nen soldat
per ongeluk blijft leeven in den oorloch en dat ze maar
zijn been afschgieten krijgt hij een ander in de plats en
als ze hem gans dootschgieten gat hij sebiet naar den
eemel.
T’ is dus al winst dat er aan is.
Daarom noemen de biskoppen dat den eiligen oorloch.
Moest iedereen soldat zijn t’ waare van ‘t zelfs gedaan
mee den slegten tijt en de werkelosheit.
Vivan t’ leeger en die t’ anders zegt liegt.
Tekst: Richard Minne. In: Koekoek, [1934]
25 . l’a rMée
L’armée est le symbole de la patrie. Elle se compose de
pilotes, de machines volantes, de chevaux, de canons,
d’ordonnances, de réserves fourragères, de Brabançons, de
projecteurs et de soupe aux boulettes le dimanche.
L’armée habite à la caserne, sans verser le moindre loyer.
L’armée est aussi la parure du pays et sert à jouer de la
musique, à inaugurer les monuments, à célébrer les messes
des enfants, à faire aimer l’ordre et la discipline.
Tout le monde peut devenir soldat du moment qu’il a deux
jambes et deux bras. Une tête, c’est permis aussi. Mais
sans, c’est mieux. Moins vous avez sur le corps, moins ils
savent vous tirer dessus. Parce qu’un bon soldat, ça sert
à tirer dessus. C’est pour ça qu’il n’est pas habillé comme
les civils, pour qu’on le reconnaisse partout et qu’on puisse
tirer dessus. Il y a deux sortes de soldats, les connus et les
inconnus. Les connus sont les moins chers. Une pierre avec
leur nom dessus et ils sont contents, mais les inconnus, il
leur faut une tombe avec des bouquets et de l’électricité
pour l’éternité.
Le directeur de l’armée s’appelle un général. On le reconnaît
à ses rhumatismes et à son invalidité à 200 pour cent. Il est
toujours à cheval et il ne parle pas flamand.
Un général, il ne sert pas à se faire tirer dessus comme un
simple soldat.
Les canons ne portent pas assez loin.
L’activité préférée du général s’appelle la guerre.
Une guerre est toujours juste, et si vous ne me croyez pas,
les gendarmes vous l’expliqueront. Si par malchance, un
soldat survit à la guerre et qu’il n’a perdu qu’une jambe,
on lui en donne une de remplacement, et s’il se fait abattre
pour de bon, il va tout droit au ciel.
C’est tout bénéfice.
C’est pour ça que les évêques appellent ça une guerre
sainte.
Si tout le monde était soldat, finis les jours difficiles et le
chômage.
Vive l’armée et celui qui dit le contraire, il ment.
Texte: Richard Minne. Dans: Koekoek, [1934]

26. Morgenrood
Morgenrood, morgenrood
Spelt m’ allicht een vroege dood
Als de krijgstrompetten klinken
Zal de strijd mij wreed verminken
Mij en menig kameraad
Onverwacht, onverwacht
Wordt mijn levensloop volbracht
Gisteren nog te paard gestegen
Straks op ‘t slagveld neergezegen
Morgen reeds in ’t kille graf
Kalm en stil, kalm en stil
Voeg ’k mij naar God’s heil’gen wil
Daarom zal ik moedig strijden
Kan ‘k de wrede dood niet mijden
‘k Sterf als dapper ruitersman
Vrij naar het Duits van W. Hauff (II, p. 221)
26. aurore
Aurore, aurore
M’annonce l’approche de la mort
Quand les trompettes clameront
Les combats me mutileront
Moi et de nombreux camarades
Soudaine et sans pitié
La mort va me faucher
Hier encore à cheval
Bientôt gisant sur le champ de
bataille
Demain dans la tombe glacée
Avec calme et sérénité
Je me plie à Dieu, à sa sainte volonté
Et je vais me battre, féroce
Je ne peux éviter la mort atroce
Je meurs en brave cavalier
Interprétation libre de l’allemand de W. Hauff (II,
p. 221)
27. Manifest der
communistische jeugd
“Manifest der communistische
jeugd”
Terwijl de granaatscherven uiteenspetten
boven de hoofden onzer
moeders werden wij geboren.
Wij zoogden de borst en de reuk van
het bloed.
Wij zagen onze vaders vertrekken
in ‘n uniform uit ‘n weener
operette en terugkomen met prima
kunstbenen.
Wij hoorden de priesters spreken
over liefde terwijl in hun ogen
blonk de haat.
Wij lazen over evangelische zuiverheid
terwijl onze zusters hunne
rokken optrokken voor ‘n stuk
sjokolade.
Wij zijn de naoorlogse jeugd
de naamloze jeugd van alle landen
de jeugd die niet lacht,
niet weent,
niet haat,
niet mint.
De jeugd dor als de wassen mannequins
uit ‘n groot bazaar.
Kurt Köhler, Baltazar Krull’s hart zingt
maneschijn, [1933]
2 7. M a nife S t e De l a
jeune SSe coMMuniS t e
“Manifeste de la jeunesse communiste”
Nous sommes nés alors que les éclats
d’obus explosaient au-dessus de
nos têtes.
Nous tétions le sein et l’odeur du
sang.
Nous voyions partir nos pères, vêtus
d’un uniforme d’une opérette
viennoise et revenir avec des jambes
artificielles parfaites.
Nous entendions les prêtres parler
d’amour pendant que dans leurs
yeux luisait la haine.
Nous lisions la pureté évangélique
pendant que nos sœurs relevaient
leurs jupes pour un morceau de
chocolat.
Nous sommes la jeunesse d’aprèsguerre
la jeunesse anonyme de tous les pays
la jeunesse qui ne rit pas,
ne pleure pas,
ne hait pas,
n’aime pas.
La jeunesse terne comme les mannequins
de cire d’un grand bazar.
Kurt Köhler, Baltazar Krull’s hart zingt maneschijn,
[1933]

28. O Kerstnacht
O kerstnacht schoner dan de dagen
Hoe kan Herodes ’t licht verdragen
Dat in uw duisternisse blinkt
En wordt gevierd en aangebeden
Zijn hoogmoed luistert naar geen
reden
Hoe schel die in zijn oren klinkt
Hij poogt d’onnoosle te vernielen
Door ’t vermoorden van onnoosle
zielen
En weckt een staden land geschry
In Bethlehem en op den acker
En maakt de geest van Rachel
wakker
Die waeren gaat door beemd en wei
Dan na ’t westen dan na ’t oosten
Wie zal die droeve moeder troosten
Nu zij haar lieve kinders derft
Nu zij die ziet in ’t bloed versmoren
Al eer ze nauwelijks zijn geboren
En zo veel zwaarden rood geverfd
Bedrukte Rachel schort dit waeren
Uw kinders sterven martelaren
En eersteling van het zaad
Dat uit uw bloed begint te groeien
En heerlijk tot Gods eer zal groeien
En door geen wreedheid en vergaat
Tekst uit Vondel’s Gysbrecht van Aemstel
[1637], melodie uit iets latere tijd (I, p. 24)
28. Ô nui t De noël
Ô nuit de Noël plus douce que les
jours
Comment Hérode supporte-t-il la
lumière
Qui brille dans tes ténèbres
Et est célébrée et adorée
Son orgueil n’écoute pas la raison
Même si elle résonne violemment dans
sa tête
Il tente d’exterminer les innocents
En massacrant les âmes innocentes
Il plonge dans les larmes et les cris
Bethléem et les champs et le pays
Et réveille l’esprit de Rachel
Qui erre par monts et par vaux
Après l’ouest, après l’est
Qui consolera la mère affligée
Privée de ses chers enfants
Qu’elle voit étouffés dans le sang
Avant même qu’ils ne soient nés
Et tant de glaives teintés de rouge
Rachel cesse d’errer
Tes enfants meurent en martyrs
Voilà le premier-né
Qui grandit de ton sang
Et grandira dans la gloire de Dieu
À l’abri de la cruauté et du trépas.
Texte de Vondel, Gysbrecht van Aemstel [1637], mélodie
de période antérieure (I, p. 24)
29. Liefde gaf u duizend
namen
Liefde gaf u duizend namen
Groot en edel, schoon en zoet
Maar geen een die ’t hert van
Vlaanderen
Even hoog verblijden doet
Als de naam o moeder maagd
Dien gij in ons landje draagt
Schoner klinkt hij dan al d’anderen
Onze Lieve Vrouw van Vlaand´ren
Onze Lieve Vrouw van Vlaand´ren
Waar men gaat langs Vlaamsche
wegen
Oude hoeve, huis of tronk
Komt men u, Maria tegen
Staat uw beeltenis te pronk
Lacht ons toe uit lindegroen
Bloemenkrans of blij festoen
Moge ´t nimmer hier veranderen
O gij Lieve Vrouw van Vlaand´ren
O gij Lieve Vrouw van Vlaand´ren
Blijf in het Vlaamsche herte tronen
Als de hoogste koningin
Als de beste moeder wonen
In elk Vlaamsche huisgezin
Sta ons bij in alle nood
Nu en in het uur des doods
Ons, uw kind´ren en ook de anderen
Liefste Lieve Vrouw van Vlaand´ren
Liefste Lieve Vrouw van Vlaand´ren
Volkslied (II, p.60)
2 9. l’a Mour vouS a Donné
Mil l e noMS
L’amour t’a donné mille noms
Grande et noble, belle et douce
Mais aucun ne réjouit autant
Le cœur des Flamands
Que le nom, ô sainte vierge
Que tu portes dans notre région
Il est le plus doux de tous
Notre Dame de Flandre
Notre Dame de Flandre
Où que nous mènent les chemins
flamands
Vieille ferme, maison ou souche
On t’y rencontre Marie
Partout, ton effigie
Nous sourit, ornée de tilleul
Ou de couronnes de fleurs
Fais qu’il en soit toujours ainsi
O toi Notre Dame de Flandre
O toi Notre Dame de Flandre
Demeure dans le cœur flamand
Comme la plus grande des reines
Comme la meilleure des mères
Dans chaque foyer flamand
Apporte-nous le réconfort
Maintenant et à l’heure de notre mort
A nous, tes enfants, et aux autres
Notre Dame de Flandre bien-aimée
Notre Dame de Flandre bien-aimée
Chanson populaire (II, p.60)

30. O Jesu
O Jesu, nu de dagtaak is volbracht,
Kom ik u wenschen goedennacht
En ik leg in uw handen warm en stil,
Mijn arme hart en mijn goeden wil.
O Jesu, laat de rust van dezen nacht
Voor al uw Knapen mild zijn en
zacht
Bewaar hunne zielen en hun hart
Voor alle schaduw van kwaad of
smart.
En als we morgen met een frischen
lach
Weer opstaan voor een rijkeren dag,
Kom Gij in het brood dat blijdschap
voedt,
Met uwen glimlach ons tegemoet.
Tekst: E.P. Monden S.J. (I, p. 96)
30. Ô jé SuS
Ô Jésus, le labeur du jour est fini
Je viens te souhaiter une bonne nuit
Et je dépose dans tes mains chaudes
et apaisées
Mon pauvre cœur et ma bonne
volonté
Ô Jésus, que le repos de cette nuit
Soit bon et doux pour toutes tes
brebis
Préserve leur âme et leur cœur
De toute ombre de mal ou de douleur
Et quand nous nous lèverons demain
Riant, prêts pour un nouveau et riche
matin
Viens dans le pain qui nourrit
l’allégresse
Viens à nous en souriant avec
tendresse.
Texte: E.P. Monden S.J. (I, p. 96)
We hebben alles in het werk gesteld
om de rechthebbenden van de
teksten en liederen te vermelden.
Mochten er nog rechthebbenden
zijn die niet vermeld werden in dit
liederboek, gelieve KVS te contacteren.
Nous avons tout mis en œuvre pour
mentionner les auteurs des textes et
des chansons. Si jamais ils restent des
auteurs qui ne sont pas mentionnés
dans ce chansonnier, veuillez contacter
le KVS.