HOOFDSTUK V. In afwachting. Zoo zalen wij dus op Abettre-Djoeka, afwachtende do dingen die komen zouden. Ledig bleven wij inlusschen niet. Kleeding en uitrusting, welke danig dooi' bet water geleden hadden, dienden zoo goed mogelijk weer in orde gebracht en alle kisten ont- en verpakt worden. Steeds liet einddoel voor OOgen houdende, gaf ik den tweeden dag na ATOKKO'I vertrek mijn verlangen te kennen de monding «Ier Djoeka-kreek te verkennen; groote tegenatand <strong>van</strong> de zijde <strong>van</strong> den hij ons achtergebleven hoofdman AwELIE en den kapitein <strong>van</strong> Abettre-Djoeka, AoOLPHOE. Zelfs eene groote belooning kon hem ei' niet toe bewegen ons naar genoemde plek te vervoeren; ik hoorde mij daarbij nog eene les in de wellevendheid toedienen, omdat ik zonder medeweten <strong>van</strong> den graiiniaii naar de kreek wilde, terwijl ik hem juist voor dat doel had laten roepen, liet geluk diende mij evenwel, want toen zij in hunne verontwaardiging te kennen gaven, dat ik hunnen granmun niet kende en dat dezo zoo valseh was dat hij hen na mijn vertrek toeh zou straffen, indien zij naar de kreek waren geweest, ook al zou hij in mijne tegenwoordigheid zeggen dat zij goed hadden gehandeld mijne bevelen op te volgen, toen had ik in die bekentenis — onmiddellijk in mijn zakboekje genoteerd — ongezocht het vereischte dwangmiddel. Ik gaf hun namelijk te kennen, dat ik niet verder zou aandringen, doch dat ik hunne woorden, welke ik als lastertaal ten opziehte <strong>van</strong> granman OSKSIK beschouwde, aan dezen zou meededen. Daai' zagen zij uu toeh blijkbaar erg tegen op en hoewel vreeselijk verontwaardigd dat zij zich ditmaal door al te gioote sluwheid hadden verpraat, stemden zij — na nog een uur lang met elkander te hebben geredeneerd — er in toe mij naai de kreek te brengen, mits ik aldaar geene werkzaa i;beden zou verrichten; natuurlijk zou ik dan hunne woorden niet aan den granman overbrengen. Maandag 26 April vertrokken wij in eene kleine eorjaal des morgens om half acht en keelden des namiddags drie uur weer terug, na ook nog op Awarie-eiland te zijn aangegaan om te trachten eenig nieuws over den heer DA COSTA te vernemen, dat er evenwel niet was. De verkenning zelve deed zien, dat de paal diende te worden gesteld op den rechteroever der kreek in de nabijheid <strong>van</strong> het daar aanwezige gaddohoso (afgodshuisje): zand en steenen voor het te verrichten metselwerk waren ter plaatse niet te vinden: alles lag vermoedelijk diep onder water. Wij moesten ei 1 toen op uit om op Abettre-Djoeka groote steenen te zoeken en die fijn te kloppen, zoodat de beide volgende dagen ons kam]) wel iets weg had <strong>van</strong> eene kleine kolonie <strong>van</strong> gestraften, bezig met steenen kloppen, want biervoor kregen wij geen hulp <strong>van</strong> de Djoeka's: wel stonden zij ons bij in het ,.duiken" naar zand, geschikt om met ec-ment te worden vermengd. Middelerwij] kwam het bericht <strong>van</strong> boven, dat ATOKKO op Zondagmiddag bij granman OSKSIK was aangekomen: jammer genoeg kwam er de treurmare bij, dat twee kleinkinderen <strong>van</strong> dezen zeer ernstige brandwonden hadden gekregen en een hunner op sterven lag; een der huizen <strong>van</strong> OSKSIK (zijn particulier secretaris, de heer TTKI.DKH, een neger-zendeling, ooemde het ..zijn hotel"), (zie bijlage 2), was afgebrand. Een slecht voorteeken dus tegen welks nadeeligen invloed onmiddellijk met kracht diende te worden opgetreden. Aanstonds gaf ik dan ook te kennen dat ik, nu er nog geen positief bericht <strong>van</strong> des granmans komst was gekomen, <strong>van</strong> plan we: het terrein aan de monding der Djoeka-kreek open t" kannen en aldaar eene paal te stellen: zoodra dan OSKSIK sou z'in aangekomen, zouden wij de eigenlijke plechtigheid <strong>van</strong> de onening der kreek verrichten, bestaande in het plan* ten der Nederlandsche driekleur en het ophangen <strong>van</strong> een ; !.; t houten bord, door mij <strong>van</strong> Albina medegebracht en :; waarop het eveubedoelde merkwaardige teil zou worden veroeuwigd en tevens de namen <strong>van</strong> glannian OSKSIK en <strong>van</strong> alle iiicdehelpers zouden worden vermeld. Zooall ik wel verwacht had werd niiju voornemen leu zeerste afgekeurd; wetende echter dal er als hel ware \oorl- durende gemeenscha]) bestond tusschen de dorpen Abettre- Djoeka en Drie Tabhetje, de residentie <strong>van</strong> glannian OSKSIK, en dat deze <strong>van</strong> al mijn doen en laten, om het zoo uit te drukken, dagelijks op de hoogte bleef, hield ik voet bij stuk en dreigde mijne vlag, die als teeken <strong>van</strong> mijne officieele «aardigheid voor inijne imt was geplaatst, neer te halen, indien eventueel niet aan mijn veil.ineen werd voldaan. Mei het neerhalen der vlag zou inijne zending eindigen en zou ik met granman OSKSIK geene onderhandelingen meer kunneii voeren; de gevolgen (welke gevolgen dat waren bleef voor hen, maar eigenlijk ook voor mij zelt, in het duister) zouden zij dan maar moeten verantwoorden. Dat mijn secretaris daar ondershands het aoodige aan toevoegde en hun allerlei vreeselijke gevolgen voor oogen schilderde, behoorde tot de gewone tactiek. Des namiddags <strong>van</strong> dien dag kwam eene boodschap, dat glannian OSKSIK reeds aan het afzakken was en over '2 dagen o]i Abettre-Djoeka zou zijn. Groote vreugde onder de lieeren Djoeka's, doch mij kwam deze vreugde te uitbundig voor om echt te kunnen wezen; den volgenden morgen werd mijn vermoeden dan ook bevestigd; door eenige booten die <strong>van</strong> boven kwamen aan te roepen vóór dat zij met de overige bewoners <strong>van</strong> het eiland in contact waren gekomen, bleek ons alsras dat <strong>van</strong> des grnnmans komst nog niets bekend was. Men had eenvoudig een praatje verzonnen om mij bovenaaiigehaald voornemen te doen uitstellen. '"M'oote (geveinsde) verontwaardiging tegen zulk een '' " genaar, die zoo iets had durven vertellen en — o schande: het was nog wel een Djoeka ! Het was nu Woensdag 28 April. Aan den kapitein <strong>van</strong> Abettre-Djoeka en aan onzen tweeden hoofdman AwELIE deelde ik nu in den vroegen morgen nnde, dat ik bij mijn voornemen bleef volharden: zij 1110.I1ten den geheelen dag kroetoe (vergadering) houden, maar wanneer ik des namiddags ."> mir geene toezegging zou hebben ont<strong>van</strong>gen dat zij den volgenden dag met mij naar de kreek zouden gaan — alleen om het terrein open te kappen — dan zoude op dat uur mijne vlag worden gestreken : ik kon toch niet uit den treure werkeloos blijven zitten wachten tot dat liet granman OSKSIK zou believen eene boodschap te zenden, of hij <strong>van</strong> plan was te komen of niet? Zij zagen, dat het mij blijkbaar ernst was en tot mijn genoegen bespeurde ik, dat eene expresse boot naar boven werd gezonden. In den loop <strong>van</strong> dien dag passeerde zeker ASIKKIXDK — een lastig heer en <strong>van</strong> veel invloed op Albina — met lading ons dorp; niet de zaken in kennis gesteld, nam hij aan de kroetoe deel; eindelijk, des namiddags half vijf', kwam men mij den uitslag berichten. Zij deden nu een tegenvoorstel ; nii ii mocht hetgeen ik gevraagd had niet toestaan, doch zij souden den volgenden morgen vroeg den groot-kapitein PAKKOEKOE gaan roepen, die zich, zooals zij zeker wisten, op Poeligoedoe bevond ; deze zou dan reeds om 12 uur op Abettre- Djoeka kunnen zijn en hij bezat de macht om een werk als door mij verlangd buiten den granman 0111 te autorisoeren. Inwendig blijde met dit resultaat deed ik alsof ik niet wilde toegeven: zij begonnen mij daarop leer nederig te verzoeken in hun belang het mij gedane voorstel aan te nemen, waarop ik eindelijk toegaf, onder voorwaarde dat zij reeds nu plechtig zouden beloven 0111 niet mij aan het openkappon <strong>van</strong> de monding der kreek te beginnen, indien eventueel kapitein PANKOEKOE den volgenden dag niet te Abettre- Djoeka mocht zijn gekomen. Deze belofte werd gegeven en de vrede was voorloopig weer geteekend : de vlag bleef waaien. Dat het hun ernst was, bleek wel daaruit, dat den Vol-
genden morgen reeds om vier uur eene boot UMI boven ging om PAN KOEKOE te ontbieden. 1'ANKOEKOE, de voornaamste lJt