KUANGELIUMS VAN MATTHEÜS - Tresoar

EUANGELIUMS VAN MATTHEUS. 5
Maar waar, hoor ik, blijft gij dan met uw Friescli,
voor de plegtige en verhevene indrukken der godsdienst,
vooral die door do euangelische verhalen omtrent den
Zaligmaker worden opgewekt? En wat reden hebt gij ,
vraag ik, te onderstellen, dat de taal, waarin zoo vele wetten
met hare symbolische voorstellingen en tusschenspelen
geschreven zijn, alleen voor anecdoten en grappige vertelsels
gemaakt was? De taal van oorlogsmannen en vrijheidsbelden,
welke wij aan de zijde van Beovulf, of tegen
hem, zien strijden? Bovendien, indien gij meent, dat de
plegtige en verhevene toon van het heldendicht de ware
is, om den toon van een euangelisch verhaal terug te geven,
zijt gij verre van het spoor, en nog verder, wanneer
gij denkt, dat de deftige boekentaal van het Hollandsen
daartoe de meest geschikte is. Gelieft een oogenblik
stil te staan bij de soort van verhevenheid, waardoor de
euangelische verhalen zich kenmerken. Als wij van eenen
verhevenen stijl spreken, dan denken wij aan koningeu
en koninginnen, aan staatsmannen en oorlogshelden, aan
omkeeringen van troonen en volken, aan orkanen en vuurspuwende
vulkanen; hier echter vertoont zich het verhevene
in de taal en de vormen van geringe burgerlieden,
en in die taal moet het bij ons worden terug gegeven,
of het verliest zijn eigenaardig karakter. Een
gering persoon, dien men hield voor den zoon van een
timmerman, uit een veracht stadje in den achterhoek
des lands; eenige arme visschers, tolbedienden en lieden
van dien stand volgen hem ; ziet daar de hoofdpersonaadjes.
Zoo men de bergrede uitzondert, houdt hij
geene redevoeringen, maar spreekt en handelt bij gelegenheid
van dagelijksclie ontmoetingen in het burgerlijk
leven. En altoos is zijn woord en zijne gelijkenis naar
de vatbaarheid der geringen. Het is waar, de geschiedenis
der laatste dagen en uren zijns levens verheft zich
tot eene tragische hoogte, die in geen heldendicht of