Download het gehele pensioen magazine maart ... - Deloitte & Touche
Download het gehele pensioen magazine maart ... - Deloitte & Touche
Download het gehele pensioen magazine maart ... - Deloitte & Touche
Transform your PDFs into Flipbooks and boost your revenue!
Leverage SEO-optimized Flipbooks, powerful backlinks, and multimedia content to professionally showcase your products and significantly increase your reach.
Pensioen.<br />
nummer 1, <strong>maart</strong> 2013<br />
Bart Voorn & Norbert Klein<br />
Het Nederlands <strong>pensioen</strong>stelsel:<br />
steengoed of op sterven na dood?
In dit nummer:<br />
04 10 16 20<br />
3<br />
4<br />
10<br />
15<br />
16<br />
20<br />
24<br />
30<br />
Redactioneel<br />
Nederlands <strong>pensioen</strong>stelsel? Juist, ga internationaal!<br />
Het Nederlands <strong>pensioen</strong>stelsel: steengoed of op sterven na dood?<br />
Zichtbare zekerheid en verantwoording in de <strong>pensioen</strong>keten. Nieuwe vormen van assurance<br />
Kavelaars’ column<br />
De versobering van ons <strong>pensioen</strong>stelsel, een zegen of een vloek?<br />
Meer mensen worden oud maar niet ouder<br />
Naar een vernieuwd, stabiel <strong>pensioen</strong>stelsel (deel 1)<br />
Korten van <strong>pensioen</strong>aanspraken: hoe komt dat in de jaarrekening?
Redactioneel<br />
Nederlands <strong>pensioen</strong>stelsel?<br />
Juist, ga internationaal!<br />
De crisis in <strong>pensioen</strong>land heeft tot veel extra regelgeving<br />
geleid. Al deze extra regeltjes hebben de uitvoering van<br />
onze <strong>pensioen</strong>en alleen maar duurder gemaakt. Met de<br />
hogere uitvoeringskosten blijft er steeds minder over voor<br />
de <strong>pensioen</strong>opbouw en daar was <strong>het</strong> ons juist allemaal<br />
om te doen. Meer governance, dus meer kosten, minder<br />
<strong>pensioen</strong>opbouw, dus minder inkomsten! Waar moet <strong>het</strong><br />
toch naartoe met ons veel geprezen <strong>pensioen</strong>stelsel? Juist,<br />
ga internationaal!<br />
De negen premie<strong>pensioen</strong>instellingen (PPI’s) die<br />
thans over een vergunning beschikken, beperken hun<br />
activiteiten tot de Nederlandse markt. Hun business<br />
model lijkt met name gericht te zijn op zo laag mogelijke<br />
kosten en behoud van <strong>het</strong> Nederlandse marktaandeel.<br />
Wat dan vergeten wordt, is dat de basis van de PPI in<br />
Europese wetgeving ligt, met als doel schaalvergroting en<br />
daardoor lagere kosten.<br />
Het internationale bedrijfsleven lijkt er klaar voor te zijn.<br />
Overal zijn er op <strong>pensioen</strong>terrein brandjes te blussen,<br />
moet worden bijgesprongen bij defined benefitregelingen<br />
of voelen werknemers zich in de kou staan bij<br />
de defined contribution-regelingen. De ons omringende<br />
landen kennen verschillende methodes om de crisis <strong>het</strong><br />
hoofd te bieden, maar duidelijk is dat Europa <strong>het</strong> zoekt in<br />
nog meer toezicht.<br />
Een andere breinbreker voor de internationale<br />
HR-manager zijn de offshore gelegen <strong>pensioen</strong>gelden<br />
waarbij de fiscale kwalificatie ongewis is. De PPI is een<br />
uitstekend vehikel om de uitvoering van die regelingen<br />
binnen Europa te halen en vervolgens van de vrijheden<br />
binnen Europa te gaan genieten. Fiscaal moet daar nog<br />
wat aan gesleuteld worden, maar de vestigingsplaats<br />
Nederland gooit de deur naar andere Europese landen<br />
open.<br />
En dan de grote niet-Europese bedrijven, ook die<br />
kijken uit naar de mogelijkheden die de thans nog<br />
nationaal gerichte PPI’s hun zouden kunnen bieden.<br />
Na de onbegrijpelijke lappendeken van nationale<br />
<strong>pensioen</strong>wetgevingen en de daar alsmaar wijzigende<br />
wetgeving, vragen ook zij zich af: kan <strong>het</strong> simpeler?<br />
Dus wetgever, rond <strong>het</strong> laatste struikelblok rond de<br />
algemene <strong>pensioen</strong>instelling (API) af. Daarmee wordt <strong>het</strong><br />
aantal internationale <strong>pensioen</strong>regelingen dat in Nederland<br />
kan worden uitgevoerd een stuk groter. Het is dan aan de<br />
PPI’s om zich klaar te maken voor de API en <strong>het</strong> sentiment<br />
van de gouden eeuw te laten herleven. We gaan van<br />
Nederlandse <strong>pensioen</strong>en naar globale <strong>pensioen</strong>en: uw<br />
toekomstige cliënt is er helemaal klaar voor (en er ook een<br />
beetje klaar mee).<br />
Reacties: <strong>pensioen</strong>@deloitte.nl<br />
Pensioen nummer 1•<strong>maart</strong> 2013<br />
3
4<br />
Links: Norbert Klein, rechts: Bart Voorn
50PLUS en G500 in debat<br />
Het Nederlands<br />
<strong>pensioen</strong>stelsel:<br />
steengoed of op<br />
sterven na dood?<br />
Is <strong>het</strong> Nederlandse <strong>pensioen</strong>stelsel,<br />
zo nodig met updates, klaar voor de<br />
komende decennia? Of heeft <strong>het</strong> zijn<br />
beste tijd gehad en moeten we ervan<br />
af? Twee ‘partijen’, twee standpunten.<br />
G500, synoniem voor politieke<br />
verjonging, stuurt promovendus<br />
bedrijfskunde en analist Bart Voorn<br />
(1985) naar de debattafel van <strong>Deloitte</strong>.<br />
50PLUS, sinds de verkiezingen<br />
de ‘jeune premier’ van de Tweede<br />
Kamer, laat zich verbaal representeren<br />
door jurist, oud-consultant en<br />
volksvertegenwoordiger Norbert Klein<br />
(1956). Fragmenten van een discussie<br />
die maar geen dialoog wil worden. Of<br />
toch?<br />
Pensioen nummer 1•<strong>maart</strong> 2013<br />
5
6<br />
Bart Voorn: “Ons stelsel is fantastisch in die zin dat<br />
<strong>het</strong> risico’s die je als individu niet goed kunt inschatten,<br />
bijvoorbeeld <strong>het</strong> langlevenrisico, met een collectief deelt.<br />
En dat je daarin dus solidair bent. Als breed gedragen en<br />
zorgvuldig opgebouwd stelsel heeft <strong>het</strong> ook lang goed<br />
gefunctioneerd. In ieder geval tot in de jaren tachtig.<br />
Maar er wordt nu van alle kanten hard in gesneden en<br />
dat doet voor iedereen pijn. Wat ik <strong>het</strong> ergste vind is dat<br />
de les die we met z’n allen allang hadden moeten leren –<br />
namelijk: beloof niets wat je niet kunt waarmaken – nog<br />
steeds niet geleerd is. Open en transparante communicatie<br />
is daarom nog altijd geen vanzelfsprekendheid, zodat<br />
we de deelnemers – jongeren én ouderen – niet echt<br />
duidelijk kunnen maken wat ze mogen verwachten. Toch<br />
begint <strong>het</strong> besef door te druppelen dat wat generaties<br />
lang gold als zeker, niet meer zeker is. Of eigenlijk nooit<br />
geweest. Mensen worden gedwongen op een andere<br />
manier over hun toekomst na te denken en welke rol<br />
de diverse <strong>pensioen</strong>pijlers daarin spelen. G500 bepleit<br />
dat in tijden van een veranderende samenleving en<br />
arbeidsmarkt een fundamentele omvorming van <strong>het</strong><br />
<strong>pensioen</strong>stelsel nodig is naar individuele rekeningen met<br />
keuzevrijheid. Wel verenigd in een collectief, dus zoals een<br />
ziektekostenverzekering. Deelnemers zijn daarbij verplicht<br />
om <strong>pensioen</strong> op te bouwen, maar waar en onder welke<br />
voorwaarden, dat is naar eigen keuze. Daarnaast stellen we<br />
‘Wat ik <strong>het</strong> ergste vind is dat de les<br />
die we met z’n allen allang hadden<br />
moeten leren – namelijk: beloof<br />
niets wat je niet kunt waarmaken<br />
– nog steeds niet geleerd is’<br />
dat de rekenrente niet als politiek instrument ingezet mag<br />
worden en we niet langer onrealistische verwachtingen<br />
moeten wekken aangaande <strong>het</strong> <strong>pensioen</strong>.”<br />
Norbert Klein: “Ook wij zeggen: je kunt dat systeem<br />
meer individualiseren. Als <strong>het</strong> collectieve verplichtende<br />
karakter maar behouden blijft. Want als je jong bent heb<br />
je liever een leuke auto dan dat je iets wegzet voor later.<br />
Meer keuzevrijheid is eveneens welkom, want nu heb je<br />
geen keuze. Je zit in de metaal, of bij <strong>het</strong> ABP, of Zorg &<br />
Welzijn. En op <strong>het</strong> moment dat je van baan verandert,<br />
moet je weer met waardeoverdracht gaan werken.<br />
Prima plannen dus. Wel jammer dat G500 al te makkelijk<br />
de eerste en tweede pijler door elkaar gooit. Het<br />
probleem dat deelnemers onrealistische beloften krijgen<br />
voorgeschoteld geldt slechts voor de AOW, want daar is<br />
niet voor gespaard. Wat wij vandaag aan AOW-premie<br />
betalen, wordt direct uitgekeerd aan de gepensioneerden.<br />
Ons staats<strong>pensioen</strong> bevat vanaf de instelling ervan een<br />
weeffout. Toen Drees in 1956 de voorziening in <strong>het</strong> leven<br />
riep, zijn meteen alle binnenkomende premies uitbetaald.<br />
Sparen was er niet bij. Zolang je meer werkenden hebt<br />
dan 65-plussers, in combinatie met een – toentertijd –<br />
lagere levensverwachting, is er geen probleem. Er komt<br />
immers meer binnen dan er aan uitkeringen uitgaat. En<br />
<strong>het</strong> meerdere ging in de staatskas. Maar inmiddels stijgen<br />
de uitgaven ver boven de premie-inkomsten uit. Met als<br />
gevolg dat er uit de algemene middelen bijgepast moet<br />
worden om de AOW te kunnen betalen. Dat wordt duur,<br />
dus krijg je de discussie: verlagen we de uitkering of<br />
schuiven we <strong>het</strong> moment van ingang op?”<br />
Fact checking<br />
Voorn: “Over weeffouten gesproken: die zie ik<br />
evengoed in de tweede pijler. Meerdere zelfs. Zo is er<br />
een participatieverplichting, maar heb je geen inspraak<br />
in hoe fondsen hun besluiten nemen. Ik zit bij ABP en<br />
heb daar nul zeggenschap. Daarvoor moet ik eerst lid<br />
worden van een christelijke of socialistische vakbond.<br />
Dan kom ik in een deelnemersraad en heb ik feitelijk nog<br />
steeds niets te zeggen. Wel betalen, maar helemaal niets
kunnen bepalen is niet meer van deze tijd, daar wil ik niet<br />
aan meedoen. Daarnaast: fondsen die in onderdekking<br />
verkeren en gewoon blijven uitkeren, vormen een gevaar.<br />
Als daar niet wordt ingegrepen – volgens de regels die we<br />
jaren geleden hebben bedacht, omdat anders <strong>het</strong> systeem<br />
niet werkt –, zit er straks onvoldoende geld in de pot om<br />
al die aanspraken waar te kunnen maken. Wil ABP boven<br />
een dekkingsgraad van 105 procent en <strong>het</strong> liefst nog veel<br />
hoger uitkomen, dan moet zij uitermate risicovol gaan<br />
beleggen. Met als gevaar dat die pot nog meer slinkt. Dus<br />
maar blijven spenderen terwijl daar onvoldoende dekking<br />
tegenover staat is niet netjes. En <strong>het</strong> is ook niet conform<br />
de afspraken die zijn gemaakt toen we die tweede pijler<br />
zo optuigden. Ik zou daar <strong>het</strong> liefst meteen uitstappen en<br />
voor mezelf gaan opbouwen, in een collectief naar keuze.<br />
En met mij vele generatiegenoten.”<br />
Klein: “Die pot loopt niet leeg. Dat is een schijnprobleem.<br />
Er zitten wel fouten in <strong>het</strong> systeem, ook in <strong>het</strong> huidige<br />
kabinetsbeleid. Twee dingen zijn essentieel. Ten eerste:<br />
hoe ga je gedurende de looptijd sparen voor je <strong>pensioen</strong>;<br />
dat is wat we <strong>het</strong> opbouwpercentage noemen. De<br />
Tweede Kamer gaat hier onderzoek naar doen, met<br />
name of <strong>het</strong> verstandig is om dat percentage volgens <strong>het</strong><br />
liggende voorstel te verlagen van 2.15 naar 1.75 procent.<br />
Wij zeggen: dat is onverstandig. Want <strong>het</strong> betekent<br />
simpelweg dat jongeren te weinig <strong>pensioen</strong> opbouwen.<br />
De tweede kwestie is: zit er wel genoeg geld in de pot? Is<br />
er de afgelopen jaren genoeg geld gespaard om, gegeven<br />
de gehanteerde rente, de komende tijd de huidige<br />
<strong>pensioen</strong>en op niveau te houden? Dus, om afstempelen<br />
te voorkomen en te kunnen indexeren? Daarvan heeft<br />
50PLUS voorgesteld om dit door de Rekenkamer te laten<br />
becijferen. Fact checking in dezen is heel belangrijk, want<br />
daarmee voorkom je onnodige onrust onder de bevolking.<br />
Wel, dat voorstel is tegengehouden door VVD en PvdA.”<br />
Voorn: “Hier is een heel goede vakgroep onder leiding<br />
van Kees Goudswaard mee bezig, en die is redelijk ver<br />
in <strong>het</strong> doorrekenen van die effecten voor verschillende<br />
cohorten, met inbegrip van de waarde van de eigen<br />
woning en andere relevante parameters. De richting<br />
waarin de uitkomsten gaan is niet prettig, dat weten<br />
we nu al. We hebben <strong>het</strong> over korten, wat pijn doet.<br />
Belangrijker is dat we ook verder kijken dan <strong>het</strong><br />
afstempelen en <strong>het</strong> bestaansrecht van <strong>het</strong> stelsel in de<br />
huidige vorm heroverwegen.”<br />
‘Ik zit bij ABP en heb daar<br />
nul zeggenschap. Daarvoor<br />
moet ik eerst lid worden van<br />
een christelijke of socialistische<br />
vakbond. Dan kom ik in een<br />
deelnemersraad en heb ik feitelijk<br />
nog steeds niets te zeggen’<br />
Bart Voorn<br />
Slechte zet<br />
Klein: “De cruciale vraag is: zijn die kortingen wel nodig?<br />
Onze stelling is, dat <strong>het</strong> financieel kader waarbinnen<br />
<strong>pensioen</strong>fondsen opereren niet uitblinkt in helderheid.<br />
Onderdeel daarvan is de rekenrente. Tot 2007 werden<br />
alle <strong>pensioen</strong>en berekend op basis van 4 procent groei.<br />
Die vaste rentevoet heeft plaatsgemaakt voor marktrente,<br />
de ultimate forward rate. Wij vinden dat een slechte zet,<br />
want de effectieve rendementen van <strong>pensioen</strong>fondsen<br />
laten een hoger percentage zien; feitelijk wordt er veel<br />
meer gespaard. Allereerst kloppen de cijfers dus niet,<br />
vervolgens maakt men zich op grond van die cijfers druk<br />
om de dekkingsgraden. Ik zeg: haal die vaste rente weer<br />
terug, dan hoef je niet te korten.”<br />
Pensioen nummer 1•<strong>maart</strong> 2013<br />
7
8<br />
Voorn: “Dit is nu waar G500 een heel ander geluid laat<br />
horen. We hebben in Nederland dingen afgesproken<br />
– zoals de rekenrentesystematiek – en als <strong>het</strong> dan even<br />
tegenzit, moet je daar niet aan gaan sleutelen. Ik pleit<br />
ervoor om die rekenrente zo objectief mogelijk, en<br />
niet politiek gemotiveerd, tot stand te brengen. In <strong>het</strong><br />
laatste akkoord hebben de partijen daar afspraken over<br />
gemaakt.”<br />
‘Als je 45.000 euro per jaar aan<br />
<strong>pensioen</strong> wilt overhouden met<br />
een middelloonregeling, dan<br />
moet je me toch een berg premie<br />
betalen! En een inkomen van<br />
drie- à viermaal modaal toucheren,<br />
vanzelfsprekend’<br />
Norbert Klein<br />
Klein: “Maar <strong>het</strong> is van <strong>het</strong> grootste belang hoe<br />
je de zaken actuarieel calculeert. Vóór 2007 werd<br />
de <strong>pensioen</strong>hoogte uitgerekend op basis van twee<br />
hoofdcriteria: welke rente heb je, en wat is de<br />
levensverwachting. Dan kun je heel eenvoudig becijferen<br />
hoeveel je straks in kas moet hebben om aan je<br />
verplichtingen te voldoen. Pas toen die norm is losgelaten<br />
is <strong>het</strong> fout gegaan en hebben deelnemers allerlei<br />
onhaalbare prognoses voorgespiegeld gekregen.”<br />
Dubbel oneerlijk<br />
Voorn: “De rekenrente is één ding. Je hebt bijvoorbeeld<br />
ook de doorsneepremiesystematiek, waarbij de premie<br />
voor alle deelnemers een gelijk percentage van <strong>het</strong> salaris<br />
of de <strong>pensioen</strong>grondslag is, zonder rekening te houden<br />
met individuele verschillen in leeftijd, burgerlijke staat of<br />
geslacht. Deze systematiek resulteert in een overdracht<br />
van jong naar oud, en trouwens ook van arm naar rijk.<br />
Dubbel oneerlijk dus, vindt ook de AFM. Daarnaast<br />
is <strong>het</strong> voor mij ook tekenend dat <strong>het</strong> hele stelsel, dat<br />
opgebouwd is in de jaren vijftig, bij lange na niet in staat<br />
is om de uitdagingen van deze tijd <strong>het</strong> hoofd te bieden.<br />
De huidige arbeidsmarkt is in hoge mate geflexibiliseerd,<br />
met meer zzp’ers en veel meer beweeglijkheid. We<br />
leven in een nieuwe tijd waarin <strong>het</strong> werken opnieuw<br />
is ingericht, en daar is <strong>het</strong> bestaande <strong>pensioen</strong>systeem<br />
totaal niet op ingericht. Het piept en kraakt omdat <strong>het</strong><br />
niet met de verandering kan omgaan.”<br />
Klein: “Die verandering is juist totaal niet relevant. Want<br />
<strong>het</strong> systeem bestaat uit drie pijlers, waarbij de derde pijler<br />
staat voor individueel. Wanneer je dus zzp’er bent, zit je<br />
niet in de collectieve tweede pijler maar kun je, fiscaal<br />
gefaciliteerd, in de derde pijler gaan opbouwen.”<br />
Voorn: “Maar je bent niet meer veertig jaar in dienst, dus<br />
een middelloonregeling is dan al een stuk ongunstiger.<br />
Als je vaker van werkgever wisselt, of enkele jaren<br />
zelfstandig bent voordat je weer in loondienst gaat – <strong>het</strong><br />
is killing voor je <strong>pensioen</strong>opbouw.”<br />
Klein: “Niemand ontkent dat middelloon een behoorlijke<br />
stap terug is vergeleken bij eindloon. Maar als je 45.000<br />
euro per jaar aan <strong>pensioen</strong> wilt overhouden met een<br />
middelloonregeling, dan móet je me toch een berg<br />
premie betalen! En een inkomen van drie- à viermaal<br />
modaal toucheren, vanzelfsprekend.”<br />
Individuele keuze<br />
Voorn: “Eigenlijk betalen we nu met de deelnemers<br />
van de fondsen de vutregelingen die destijds tot stand<br />
zijn gebracht om jongeren toegang te verschaffen tot
de arbeidsmarkt. Die regelingen zijn ontzettend duur<br />
geweest en hebben aardig in de <strong>pensioen</strong>pot gehakt.<br />
Extra wrang.”<br />
Klein: “Ook hier moet je goed kijken wat er aan de<br />
hand is. Vut en pre<strong>pensioen</strong> vallen helemaal buiten <strong>het</strong><br />
<strong>pensioen</strong>verhaal waar we over spreken. Bovendien zijn ze<br />
vrijwel allemaal afgeschaft. Het betreft aparte afspraken<br />
tussen werkgevers en werknemers om extra te sparen<br />
voor vervroegde uittreding. Op <strong>het</strong> moment dat ik<br />
meer ga sparen om met 62 jaar te kunnen stoppen met<br />
werken, dan is dat mijn individuele keuze.”<br />
Voorn: “U gelooft dus dat we met dit stelsel doorkunnen<br />
tot 2050, zonder <strong>het</strong> fundamenteel te hervormen? Ik<br />
denk dat we moeten heroverwegen wat <strong>het</strong> betekent om<br />
oud te worden en hoe we oud willen worden. Dan zal<br />
duidelijk worden dat dit stelsel niet meer past.”<br />
Klein: “Ik denk dat <strong>het</strong> in de basis een goed systeem<br />
is. Waar je wel voor moet zorgen is dat de mensen<br />
die rechten hebben opgebouwd, deze ook uitbetaald<br />
krijgen. En dat betekent dat je niet aan de vaste<br />
rekenrente komt, zodat je niet hoeft te korten terwijl de<br />
rendementen bovengemiddeld zijn. Het is een fictie dat<br />
fondsen als ABP nu <strong>het</strong> geld voor de jongeren aan <strong>het</strong><br />
weggeven zijn. Berekeningen laten zien dat we in totaal<br />
zo’n duizendmiljard in de pot hebben, en dat groeit de<br />
komende jaren naar zo’n 1.600 miljard.”<br />
Echt vertrouwen<br />
Voorn: “De aanspraken zijn ook hoger dan ooit.<br />
Daarbij: <strong>het</strong> blijft een illusie dat mensen rechten hebben<br />
opgebouwd. Hun <strong>pensioen</strong> bestaat voor bijna 70 procent<br />
uit rendementen, niet uit inleg. Dat brengt risico met<br />
zich mee. Maar wat daaronder ligt en misschien wel<br />
veel belangrijker is: mensen moeten <strong>het</strong> proces op basis<br />
waarvan besluiten worden genomen over uitkeren,<br />
premie-inleg, indexatie enzovoort, als billijk ervaren. De<br />
geldende regels volgens welke we <strong>pensioen</strong> opbouwen<br />
en uitkeren, moeten eerlijk zijn. En vanuit een politiek<br />
oogmerk een rekenrente vaststellen vind ik niet eerlijk.<br />
Afspraken maken en die vervolgens loslaten, evenmin. Dat<br />
ondermijnt <strong>het</strong> vertrouwen in de <strong>pensioen</strong>voorziening –<br />
en daarmee de solidariteit – en is echt gevaarlijk.”<br />
Klein: “Dat is precies wat er in 2007 is gebeurd,<br />
toen de vaste rekenrente is losgelaten ten gunste<br />
van de marktrente. Dat heeft <strong>het</strong> vertrouwen flink<br />
onderuitgehaald. Terwijl je mensen zoveel mogelijk<br />
zekerheid wilt bieden. Pensioen is uitgesteld loon; men<br />
heeft er zelf voor gewerkt. Je hebt er recht op.”<br />
Voorn: “Feit blijft wel dat <strong>pensioen</strong> voor een belangrijk<br />
deel gebaseerd is op beleggingsresultaten, want de inleg<br />
is bij lange na niet voldoende om de beoogde uitkering<br />
voort te brengen. Er kan dus van alles beloofd worden,<br />
maar dat voedt alleen maar de illusie van zekerheid.<br />
Pensioen is lange tijd ten onrechte als recht verkocht. Nu<br />
moeten we heel veel mensen die hun hele leven keihard<br />
hebben gewerkt voor hun oudedag teleurstellen. Hun<br />
aanspraak op de pot is volkomen legitiem, maar er is<br />
hun nooit gezegd: ‘Jouw premie is maar een deel van<br />
je aanspraak. Wij gaan ons best doen om een hoog<br />
rendement te behalen, maar <strong>het</strong> kan vriezen en <strong>het</strong> kan<br />
dooien.’ Dat vind ik zuur voor die ouderen.”<br />
‘Het blijft een illusie dat mensen<br />
rechten hebben opgebouwd. Hun<br />
<strong>pensioen</strong> bestaat voor bijna 70<br />
procent uit rendementen, niet uit<br />
inleg. Dat brengt risico met zich<br />
mee’<br />
Bart Voorn<br />
Klein: “Er is echt wel gecommuniceerd dat indexatie<br />
voorwaardelijk is. Zo is ook de mogelijkheid van korten<br />
nooit uitgesloten. Maar dat zijn de kleine lettertjes die<br />
men niet leest. Echt vertrouwen komt van <strong>het</strong> doen van<br />
beloftes die kunnen worden waargemaakt. Daarom is<br />
<strong>het</strong> zo belangrijk om nu iets te doen. En daarbij denken<br />
wij echt niet alleen aan de 50-plussers, hoewel er de<br />
laatste jaren meer over dan met deze groep is gepraat.<br />
Het gaat juist om <strong>het</strong> toekomstbestendig maken van de<br />
oudedagsvoorziening als geheel. Daar profiteren ook de<br />
jongere generaties van.”<br />
Pensioen nummer 1•<strong>maart</strong> 2013<br />
9
10<br />
Zichtbare zekerheid en<br />
verantwoording in de<br />
<strong>pensioen</strong>keten. Nieuwe<br />
vormen van assurance
De ontwikkelingen in de <strong>pensioen</strong>sector<br />
volgen elkaar snel op. Ontwikkelingen op<br />
<strong>het</strong> gebied van wet- en regelgeving, interne<br />
processen en controles, risicomanagement en<br />
verantwoordingsinformatie. Als <strong>het</strong> gaat om<br />
<strong>het</strong> verstrekken en ontvangen van zekerheid en<br />
verantwoordingsinformatie is <strong>het</strong> goed om deze<br />
ontwikkelingen nog eens op een rijtje te zetten<br />
en de relevante (nieuwe) vormen van assurance<br />
te inventariseren.<br />
Pensioenfondsbesturen spelen dichter<br />
op de bal. Pensioenfondsen waren ooit<br />
een baken van rust en vertrouwen. Nu<br />
bevinden zij zich midden in de meest<br />
turbulente tijd van de laatste decennia.<br />
In de afgelopen periode zijn meer<br />
ontwikkelingen op <strong>pensioen</strong>fondsbesturen afgekomen<br />
dan in de twintig jaren daarvoor. Pensioenfondsbesturen<br />
staan onder druk, door de ontwikkelingen op<br />
de financiële markten, kortingen op uitkeringen,<br />
veranderende wet- en regelgeving en toenemende<br />
eisen vanuit de toezichthouder. Dit maakt de rol van<br />
<strong>pensioen</strong>fondsbestuurders intensiever en uitdagender.<br />
Verschillende onderzoeken hebben aangetoond dat<br />
<strong>pensioen</strong>fondsbesturen meer een countervailing power<br />
(compenserende kracht) moeten kunnen bieden aan<br />
hun uitvoerders. Pensioenfondsbesturen hebben<br />
daarom de behoefte om dichter op de uitvoering en<br />
de bijbehorende risico’s te gaan zitten. Zij zijn tenslotte<br />
verantwoordelijk voor de wijze waarop de risico’s<br />
worden gemanaged in de totale <strong>pensioen</strong>keten (de keten<br />
van <strong>het</strong> <strong>pensioen</strong>fondsbestuur en <strong>het</strong> bestuursbureau<br />
via de <strong>pensioen</strong>uitvoerder tot en met eventuele<br />
onderaannemers). Het <strong>pensioen</strong>fondsbestuur kan echter<br />
niet alle uitvoeringsactiviteiten naar zich toetrekken.<br />
Deze rol is en blijft grotendeels belegd bij de uitvoerder.<br />
Om toch meer in control te kunnen zijn voor <strong>het</strong><br />
totale risicomanagement in de keten, zal de vraag van<br />
<strong>het</strong> <strong>pensioen</strong>fondsbestuur naar verantwoording van<br />
risicomanagement door uitvoerders en onderaannemers<br />
toenemen.<br />
Toenemende eisen aan invulling integraal<br />
risicomanagement<br />
Daarnaast wordt vanuit de toezichthouder verwacht<br />
dat <strong>het</strong> <strong>pensioen</strong>fondsbestuur op een integrale wijze<br />
risicomanagement inricht. Dit zit opgesloten in de nieuwe<br />
toezichtmethodiek die door De Nederlandsche Bank<br />
wordt gehanteerd. Deze methodiek, FOCUS!, kijkt onder<br />
meer naar de wijze waarop een Pensioenfonds <strong>het</strong> totale<br />
risicospectrum beheerst, maar dan op een holistische,<br />
Pensioen nummer 1•<strong>maart</strong> 2013<br />
11
12<br />
integrale wijze. Waar in <strong>het</strong> verleden vanuit FIRM<br />
voornamelijk werd gekeken naar de financiële kerncijfers,<br />
wordt door De Nederlandsche Bank nu ook expliciet gelet<br />
op kwalitatieve aspecten, zoals governance en cultuur.<br />
Een voorbeeld van een principe dat vanuit FOCUS! veel<br />
aandacht krijgt, is <strong>het</strong> aspect ‘risicobereidheid’.<br />
Het expliciet maken van de risicobereidheid<br />
van <strong>het</strong> <strong>pensioen</strong>fonds is een middel voor <strong>het</strong><br />
business continuity management<br />
is een onderwerp dat hoog op<br />
de strategische agenda staat van<br />
<strong>pensioen</strong>uitvoerders<br />
<strong>pensioen</strong>fondsbestuur om een geïntegreerd beeld te<br />
krijgen van de risico’s die <strong>het</strong> fonds acceptabel vindt<br />
ten opzichte van de risico’s die daadwerkelijk door <strong>het</strong><br />
fonds worden gelopen. Het <strong>pensioen</strong>fondsbestuur<br />
bepaalt hiervoor een limietenstelsel. De moeilijkheid<br />
die een <strong>pensioen</strong>fondsbestuur echter heeft, is dat een<br />
deel van de risico’s buiten de eigen organisatie wordt<br />
gelopen, namelijk verderop in de <strong>pensioen</strong>keten door de<br />
<strong>pensioen</strong>uitvoerder. Toch is <strong>het</strong> <strong>pensioen</strong>fondsbestuur<br />
verantwoordelijk voor de evaluatie van deze risico’s<br />
ten opzichte van de limieten. De vraag is in hoeverre<br />
<strong>het</strong> <strong>pensioen</strong>fondsbestuur kan steunen op de<br />
risicomanagementinformatie vanuit de keten en de<br />
wijze waarop de limieten zijn doorvertaald naar de<br />
<strong>pensioen</strong>uitvoerder.<br />
Veranderende wet- en regelgeving<br />
Daarnaast neemt de wet- en regelgeving binnen de<br />
<strong>pensioen</strong>sector toe. Recent is bekend geworden dat<br />
ook de nieuwe Europese richtlijn AIFMD (Alternative<br />
Investment Fund Managers Directive) de <strong>pensioen</strong>sector<br />
gaat raken. Dit kan grote gevolgen hebben voor de<br />
procesinrichting en controles bij de fondsmanagers.<br />
Een andere ontwikkeling op <strong>het</strong> gebied van regelgeving<br />
is dat De Nederlandsche Bank toestaat dat financiële<br />
instellingen hun dataverwerking mogen outsourcen<br />
in the cloud. De Nederlandsche Bank bracht op 6<br />
december 2011 al een circulaire uit specifiek over <strong>het</strong><br />
onderwerp cloud computing. De Nederlandsche Bank is<br />
van oordeel dat cloud computing waarbij gebruik wordt<br />
gemaakt van diensten van derden, bijvoorbeeld voor <strong>het</strong><br />
opslaan en verwerken van data, feitelijk een vorm van<br />
uitbesteding is. Dit houdt in dat indien gebruik wordt<br />
gemaakt van cloud-diensten van derden de onderneming<br />
aan dezelfde wettelijke vereisten gehouden is als die<br />
gelden bij uitbesteding. Voor cloud computing dient<br />
hierbij expliciete aandacht besteed te worden aan de<br />
risico’s die samenhangen met onder meer de integriteit,<br />
vertrouwelijkheid en beschikbaarheid van data. Tevens<br />
dient inzichtelijk te zijn op welke locatie de bedrijfsdata<br />
worden bewerkt en opgeslagen.<br />
Al deze ontwikkelingen leiden ertoe dat<br />
<strong>pensioen</strong>fondsbesturen hun verantwoordingsvraag<br />
opnieuw evalueren en nagaan in hoeverre bestaande<br />
verantwoordingsinformatie en bestaande vormen van<br />
assurance voldoen aan de nieuwe behoefte.<br />
Bestaande assurance-standaarden en nieuwe<br />
vormen van assurance<br />
De ISAE 3402 service auditor’s rapportage (de<br />
internationale opvolger van de SAS nr. 70-standaard)<br />
is een bekend fenomeen binnen de <strong>pensioen</strong>wereld.<br />
Het is de de facto standaard om te rapporteren over<br />
uitbestede processen en controles bij en door de<br />
serviceorganisatie. Zo geeft <strong>het</strong> <strong>pensioen</strong>fondsbesturen<br />
zekerheid over de mate van beheersing van de processen<br />
die zij hebben uitbesteed aan de <strong>pensioen</strong>uitvoerder.<br />
De uitvoeringsorganisatie rapporteert aan <strong>het</strong> bestuur<br />
van <strong>het</strong> <strong>pensioen</strong>fonds. In feite is <strong>het</strong> een auditor to<br />
auditor-standaard, waarbij <strong>het</strong> uitgangspunt is dat wordt<br />
gerapporteerd over interne controlemaatregelen in <strong>het</strong><br />
kader van de financiële verantwoording (de jaarrekening).<br />
De accountant van <strong>het</strong> <strong>pensioen</strong>fonds gebruikt <strong>het</strong><br />
ISAE 3402-rapport van de uitvoeringsorganisatie bij de<br />
controle van de jaarrekening van <strong>het</strong> <strong>pensioen</strong>fonds.<br />
Om tegemoet te komen aan de toenemende behoefte<br />
aan nieuwe vormen van verantwoordingsinformatie en<br />
assurance zullen naast de bestaande ISAE 3402-service<br />
auditor’s rapportage ook nieuwe vormen van assurance
De moeilijkheid voor een<br />
<strong>pensioen</strong>fondsbestuur is dat een<br />
deel van de risico’s verderop in de<br />
<strong>pensioen</strong>keten wordt gelopen<br />
worden gebruikt.<br />
Vanuit de beroepsgroep voor auditors is er een beperkt<br />
aantal standaarden te onderscheiden die relevant zijn in<br />
dit kader:<br />
– ISAE 3000 – standaard voor assurance-opdrachten<br />
anders dan opdrachten tot controle of beoordeling<br />
van historische informatie. In de praktijk is dit de meest<br />
voorkomende algemene standaard voor (third party)<br />
assurance-opdrachten.<br />
– ISAE 3402 – international standard on assurance<br />
engagements 3402. Een specifieke standaard<br />
voor third party assurance in <strong>het</strong> kader van<br />
uitbestedingsrelaties en zekerheid over interne<br />
controles in <strong>het</strong> kader van de financiële<br />
verantwoording bij serviceorganisaties.<br />
– COS 4400 – standaard voor een opdracht en<br />
rapportage op basis van specifiek overeengekomen<br />
werkzaamheden. Hieraan kan geen zekerheid worden<br />
ontleend en om conform deze standaard te mogen<br />
rapporteren, dient de scope van tevoren met alle<br />
betrokken partijen te zijn afgestemd. Toch wordt deze<br />
standaard regelmatig gehanteerd als alternatieve<br />
rapportage voor de reasonable assurancestandaarden,<br />
zoals ISAE 3000 en ISAE 3402.<br />
In <strong>het</strong> kader van de gesc<strong>het</strong>ste ontwikkelingen binnen de<br />
<strong>pensioen</strong>sector onderkennen wij nieuwe toepassingen<br />
van deze standaarden of nieuwe vormen van assurance:<br />
1. Assurance over risicomanagement<br />
Toezichthouders stellen steeds strengere eisen aan<br />
een integraal risicomanagementproces verankerd in<br />
de organisatie. De Nederlandsche Bank past haar<br />
toezichtstrategie aan op onder meer de volwassenheid<br />
van <strong>het</strong> risicomanagementproces. Voor financiële<br />
instellingen en <strong>pensioen</strong>fondsbestuurders is <strong>het</strong><br />
een uitdaging om risicomanagement effectief in de<br />
organisatie te implementeren en de interne beheersing te<br />
verbeteren. Een belangrijke factor om een geïntegreerd<br />
beeld te krijgen is een goede dekking van <strong>het</strong><br />
risicocontroleraamwerk over de <strong>gehele</strong> keten. Assurance<br />
over risicomanagement geeft meer zekerheid over <strong>het</strong><br />
integrale risicomanagementproces, doordat een externe<br />
onafhankelijke auditor een mededeling afgeeft over<br />
de geschiktheid van <strong>het</strong> risicomanagementraamwerk,<br />
de implementatie van de integrale<br />
risicomanagementbeheersmaatregelen en de werking van<br />
de integrale risicomanagementbeheersmaatregelen bij de<br />
afzonderlijke ketenpartners.<br />
2. Assurance as a service<br />
De ontwikkelingen in de financiële markten hebben<br />
impact op de verantwoordelijkheden van <strong>het</strong><br />
management van financiële instellingen en ook op<br />
die van bestuurders van <strong>pensioen</strong>fondsen. Door de<br />
verandering van de rol en de verantwoordelijkheden van<br />
<strong>het</strong> management ontstaat een toenemende behoefte<br />
naar solide verantwoordingsinformatie en naar een<br />
grotere frequentie van rapporteren. Op die wijze zou <strong>het</strong><br />
management ook in staat moeten worden gesteld om<br />
tijdig uitzonderingen en risico’s te signaleren en adequate<br />
maatregelen te treffen.<br />
3. Assuring the cloud<br />
Trends zoals <strong>het</strong> verplaatsen van data naar de cloud<br />
introduceren nieuwe risico’s rondom security, privacy<br />
en datalocatie. Toezichthouders stellen specifieke eisen<br />
met betrekking tot outsourcen naar de cloud. Veel<br />
organisaties hebben nog geen oplossing gevonden hoe<br />
om te gaan met deze nieuwe risico’s. Assuring the cloud<br />
is een door <strong>Deloitte</strong> ontwikkelde oplossing die zekerheid<br />
geeft over de locatie van data in de cloud en biedt<br />
op deze manier comfort aan gebruikers van de cloudtoepassing.<br />
4. Assurance over business continuity management<br />
Binnen met name de financial services industry zien<br />
wij een toenemende behoefte aan zekerheid bij de<br />
continuïteit van uitbestede processen en diensten, een<br />
trend die wij ook terugzien in de <strong>pensioen</strong>sector waar<br />
<strong>pensioen</strong>fondsen business continuity management<br />
opnemen in hun service level agreements met hun<br />
Pensioen nummer 1•<strong>maart</strong> 2013<br />
13
14<br />
uitvoerders. Business continuity management is dan ook<br />
een onderwerp dat hoog op de strategische agenda<br />
staat van <strong>pensioen</strong>uitvoerders. <strong>Deloitte</strong> ziet goede<br />
mogelijkheden om business continuity management<br />
conform de best practice-standaarden, zoals BS<br />
25999 en ISO 22301, te vertalen in concrete risico’s,<br />
beheersdoelstellingen en -maatregelen, zodat hierover<br />
ook verantwoording kan worden afgelegd en/of<br />
assurance kan worden gegeven.<br />
5. Assurance over compliance<br />
Wet- en regelgeving in de financial services industry is<br />
complex en omvangrijk en de ontwikkelingen volgen<br />
elkaar hier snel op. Het is een uitdaging om continu<br />
inzicht te houden in de relevante wetten en regels en<br />
tegelijkertijd de impact te bepalen van die wetten en<br />
regels en daarover verantwoording af te leggen. Hier ligt<br />
een belangrijke overeenkomst met business continuity<br />
management. Assurance geven over compliance is<br />
lastig. Een onafhankelijke externe auditor zal niet snel<br />
kunnen verklaren over <strong>het</strong> al dan niet SEPA-, AIFMD- of<br />
Wft-compliant zijn van een organisatie. Maar zodra<br />
de specifieke eisen vanuit die wetten en regelgeving<br />
adequaat vertaald kunnen worden naar risico’s,<br />
beheersdoelstellingen en -maatregelen kan de effectiviteit<br />
daarvan ook worden getoetst.<br />
Mark Seekles<br />
<strong>Deloitte</strong> Risk Services<br />
Controls Assurance<br />
mseekles@deloitte.nl<br />
Evert van der Steen<br />
<strong>Deloitte</strong> Risk Services<br />
Pensioenen<br />
evandersteen@deloitte.nl<br />
Ronald van der Wal<br />
<strong>Deloitte</strong> Risk Services<br />
Controls Assurance<br />
rovanderwal@deloitte.nl<br />
Brune Riemeijer<br />
<strong>Deloitte</strong> Risk Services<br />
Pensioenen<br />
briemeijer@deloitte.nl
Kavelaars’ column<br />
Prof. dr. P. Kavelaars is<br />
hoogleraar Fiscale Economie<br />
aan de Erasmus Universiteit<br />
Rotterdam en directeur van <strong>het</strong><br />
Wetenschappelijk Bureau van<br />
<strong>Deloitte</strong> Belastingadviseurs<br />
Pensioen in beweging<br />
Afgelopen zomer heeft <strong>het</strong> kabinet-<br />
Rutte I de aanpassingen van de AOW-<br />
en de <strong>pensioen</strong>leeftijd in een record<br />
tempo – minder dan twee maanden<br />
– door <strong>het</strong> parlement geloodst en<br />
heeft <strong>het</strong> bovendien voor elkaar<br />
gekregen dat een deel van de maatregelen reeds dit jaar<br />
in werking treedt. De AOW-leeftijd is in 2013 met een<br />
maand opgetrokken. De resterende verhogingen dalen<br />
de komende jaren op ons neer. Dat daarbij de eindfase<br />
op 67 jaar ligt, zal niemand meer willen geloven, tenzij<br />
we allen stevig aan de tabak en de alcohol gaan. Dat<br />
ligt echter niet voor de hand, al was <strong>het</strong> maar vanwege<br />
de (steeds) hoge(re) accijnzen op deze producten.<br />
Met deze ingrepen zijn we er echter nog lang niet. De<br />
toekomstvoorzieningen zijn met deze maatregelen op<br />
langere termijn nog steeds niet betaalbaar. Dat geldt met<br />
name voor de AOW. Oorzaak is uiteraard de vergrijzing<br />
en de wettelijke maximering van de premie AOW op<br />
17,9%. Er zijn diverse oplossingen denkbaar. Het loslaten<br />
van dit maximum, waarbij <strong>het</strong> dan de komende jaren<br />
stevig gaat stijgen als we uitgaan van een volledige<br />
financiering via de premieheffing. In de tweede plaats kan<br />
de belastingdruk worden verhoogd. Het voordeel is dat<br />
dit een breed spreidingsgebied kan hebben en iedereen in<br />
sterk vergelijkbare mate bijdraagt. Een derde mogelijkheid<br />
– meest recent nog geopperd door de commissie-Van<br />
Dijkhuizen – is <strong>het</strong> laten betalen van premie AOW door<br />
de AOW-gerechtigden, overigens alleen voor zover <strong>het</strong><br />
om <strong>het</strong> aanvullend <strong>pensioen</strong> gaat en alleen door de<br />
huidige AOW-gerechtigden en degenen die dat in de<br />
komende jaren worden, met een geleidelijke toename<br />
van de premie met 1%-punt per jaar. Het belangrijkste<br />
aangevoerde bezwaar tegen deze laatste variant – te<br />
weten dat alleen de 65-plussers worden getroffen –<br />
snijdt geen hout. De huidige 65-plussers en degenen die<br />
dat de eerstkomende jaren worden, worden door <strong>het</strong><br />
ingroeisysteem juist beperkt geraakt, terwijl daarnaast<br />
juist iedereen in de toekomst gaat meebetalen. (Vrijwel)<br />
iedereen wordt immers 65 jaar en gaat bijdragen aan<br />
deze premie. Het is daarmee een uiterst solidair systeem.<br />
Volstrekt ten onechte is <strong>het</strong> dan ook dat <strong>het</strong> kabinet-Rutte II<br />
dit voorstel niet heeft overgenomen. Hopelijk komt dat nog.<br />
Het kabinet-Rutte II heeft daarentegen wel de opbouw<br />
van aanvullend <strong>pensioen</strong> stevig aangepakt: <strong>het</strong><br />
opbouwpercentage bij middelloonregelingen bedraagt<br />
in 2015 1,75% in plaats van de huidige 2,25% en voor<br />
eindloonregelingen is dat zelfs 1,5% in plaats van de<br />
huidige 2%. De beschikbare premieregelingen worden<br />
in overeenkomstige zin aangepast. Deze maatregel<br />
moet vooral fiscaal een voordeel opleveren, doordat<br />
minder fiscale premieaftrek ontstaat. Het voordeel<br />
is echter beperkt, doordat <strong>het</strong> hier om een cash<br />
flow-effect gaat. Bezwaar van deze aanpassingen is,<br />
wat mij betreft, dat deze de lagere inkomens relatief<br />
zwaarder raakt, hoewel daar voor de hogere inkomens<br />
tegenover staat dat deze vanaf 2014 te maken krijgen<br />
met een maximuminkomen van € 100.000 waarover<br />
fiscaal gefacilieerde <strong>pensioen</strong>opbouw mogelijk is. Dat<br />
is een prima regel die overigens is overgenomen van<br />
de commissie-Van Dijkhuizen. Er is geen reden hogere<br />
inkomens onbeperkt fiscaal te faciliëren. Anders dan<br />
wordt beweerd, leidt deze regel ook niet tot allerlei<br />
ingewikkelde splitsingsregels. Men zal eenvoudigweg<br />
niet meer opbouwen dan fiscaal is toegestaan. Degenen<br />
die meer <strong>pensioen</strong> willen opbouwen, zullen dat ‘in eigen<br />
beheer’ doen door te sparen of te beleggen. Tot slot zou<br />
er wat mij betreft nog wel een maatregel doorgevoerd<br />
mogen worden: fiscale faciliëring niet meer mogelijk<br />
maken voor eindloonregelingen. Waarom zou men een<br />
<strong>pensioen</strong> hebben over een incidenteel eindloon en niet<br />
over een loon wat men gemiddeld gedurende zijn leven<br />
heeft genoten? Dat is toch aanzienlijk redelijker.<br />
Pensioen nummer 1•<strong>maart</strong> 2013<br />
15
16<br />
Het regeerakkoord stelt een maximering voor van de<br />
<strong>pensioen</strong>grondslag tot € 100.000. Neem daarbij de<br />
vermindering van de <strong>pensioen</strong>opbouwpercentages en de<br />
versobering van de VPL-wetgeving, en de actuaris kan je<br />
voorrekenen dat in tien jaar tijd driekwart minder geld de<br />
<strong>pensioen</strong>pot in kan. Wat gaan werkgevers doen met geld<br />
dat niet langer fiscaalvriendelijk voor de oude dag gespaard<br />
kan worden? Het geld dat met VPL vrijkwam, is met name<br />
gebruikt voor volstorting van <strong>pensioen</strong>gaten; de verlaging<br />
van de opbouwpercentages gaat waarschijnlijk deels<br />
gebruikt worden voor voorwaardelijke indexaties onder <strong>het</strong><br />
reële <strong>pensioen</strong>contract bij de <strong>pensioen</strong>fondsen.
In dit artikel kijken we naar mogelijke andere<br />
bestemmingen voor <strong>het</strong> geld dat vrijkomt. Wat gaan de<br />
werkgevers en werknemers doen? Belast <strong>pensioen</strong>sparen<br />
of juist gewoon netto uitkeren?<br />
Pensioensparen<br />
Pensioensparen kent een aantal voordelen. Inleg is<br />
belastingvrij, oprenting is ook belastingvrij. Een 33-jarige<br />
werknemer die vanaf 1 januari van dit jaar zeven jaar<br />
lang € 20.000 premie per jaar stort, kan vanaf zijn 67ste<br />
levenslang een jaarlijkse uitkering van circa € 15.279 netto<br />
tegemoet zien (uitgaande van een rekenrente van 3%<br />
en een belastingpercentage bij inleg en bij uitkering van<br />
52%, nul kosten in de regeling). Zou hij dat bedrag niet<br />
belastingvrij sparen, dan is zijn jaarlijkse uitkering nog<br />
maar circa € 12.693 netto. Het verschil wordt veroorzaakt<br />
door de belastingheffing in box 3.<br />
Het voordeel in deze casus, te weten € 2.586 per jaar<br />
méér opbrengst bij <strong>pensioen</strong>sparen, is veel (bijna 17%<br />
van die <strong>pensioen</strong>opbrengst), maar voor dat voordeel zit<br />
je wel in een strak keurslijf, met alle uitvoeringskosten en<br />
fiscaal geneuzel van dien. Netto sparen kent <strong>het</strong> nadeel<br />
van betaling van belasting aan de voorkant en een greep<br />
uit de kas wegens de heffing van 30% over een fictief<br />
rendement van 4%. Met de huidige spaarrentes geen fijn<br />
vooruitzicht.<br />
Pensioentoezegging of voorwaardelijke toezegging?<br />
De meest simpele oplossing voor belastingheffing in box<br />
3 die <strong>het</strong> <strong>pensioen</strong>resultaat benadert en die reeds eerder<br />
in dit blad is beschreven, is de voorwaardelijke toezegging<br />
van een aandeel aan een werknemer. De voorwaarde is<br />
dat de werknemer tot zijn <strong>pensioen</strong>gerechtigde leeftijd<br />
in dienst blijft. In de ogen van de Hoge Raad moet de<br />
werknemer nog werken voor dit aandeel en dat wordt<br />
gezien als recht op loon, te belasten op <strong>het</strong> moment van<br />
uitkering. Ook in oktober van <strong>het</strong> afgelopen jaar heeft<br />
Hof Amsterdam een interessante uitspraak gedaan in<br />
lijn met de visie van de Hoge Raad. Een werkneemster<br />
kreeg een bonus van de werkgever waarvan in rechte<br />
was vastgesteld dat ze die bonus alleen zou krijgen als<br />
ze op <strong>het</strong> moment dat ze met <strong>pensioen</strong> zou gaan nog bij<br />
de werkgever in dienst zou zijn. Daartoe administreerde<br />
de werkgever op een aparte kostenkaart (‘pot 60-65’<br />
genaamd) jaarlijks de bonus van de werknemer en de<br />
Bij netto uitkeren zit <strong>het</strong> nadeel<br />
ook in <strong>het</strong> lage rendement dat op<br />
individuele regelingen door banken<br />
wordt toegezegd<br />
werkgever verdubbelde dit bedrag vervolgens. Op die<br />
kostenkaart werd zelfs rente vergoed en wel een rente<br />
gelijk aan de rente die de werkgever aan een derde zou<br />
betalen voor de eigen financieringsbehoefte.<br />
Hof Amsterdam oordeelde dat belastingheffing niet<br />
moest plaatsvinden op <strong>het</strong> moment van reservering,<br />
maar pas op <strong>het</strong> moment van daadwerkelijke betaling<br />
van <strong>het</strong> geld, dus op <strong>het</strong> moment van pensionering.<br />
De oorzaak van <strong>het</strong> uitstel van belastingheffing was<br />
dat de werkneemster <strong>het</strong> geld pas zou krijgen als zij tot<br />
pensionering in dienst zou blijven. Zou de werkneemster<br />
eerder stoppen, dan zou zij met lege handen staan.<br />
Daarmee is <strong>het</strong> grote verschil met een<br />
<strong>pensioen</strong>toezegging duidelijk. Bij een <strong>pensioen</strong> weet de<br />
werknemer dat als hij voor de reguliere <strong>pensioen</strong>datum<br />
uit dienst gaat, hij zijn opgebouwde <strong>pensioen</strong> niet<br />
kwijtraakt. Zou de werkgever ervoor kiezen om ook bij<br />
ontslag de werknemer wat mee te geven, dan kan hij<br />
hiervoor gebruikmaken van artikel 3.3a. letter van de<br />
Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011. Een aanspraak<br />
op een uitkering bij ontslag anders dan wegens<br />
arbeidsongeschiktheid of <strong>pensioen</strong> behoort niet tot <strong>het</strong><br />
loon. De aanspraak is vrij van loonbelasting, de uitkering<br />
is wel belast. Nu artikel 3.3a letter geen bepaling bevat<br />
omtrent de omvang van de ontslaguitkering, zou zelfs een<br />
loon/diensttijdformule zoals we die bij <strong>pensioen</strong> kennen,<br />
kunnen worden toegezegd.<br />
Dus met twee afzonderlijke toezeggingen, een voor<br />
als de werknemer in dienst blijft en een tweede<br />
voor als de werknemer vroegtijdig vertrekt, kan de<br />
werknemer een recht opbouwen dat qua fiscale heffing<br />
een <strong>pensioen</strong>aanspraak benadert. De vrijheid van <strong>het</strong><br />
formuleren van voorwaarden is onbeperkt, bijvoorbeeld:<br />
bad leavers verliezen hun recht sowieso, <strong>het</strong> recht<br />
Pensioen nummer 1•<strong>maart</strong> 2013<br />
17
18<br />
op de uitkering bij ontslag ontstaat eerst dan, als de<br />
werknemer een bepaald aantal jaren in dienst is geweest,<br />
en <strong>het</strong> bedrag van de bonus bij <strong>het</strong> bereiken van de<br />
<strong>pensioen</strong>gerechtigde leeftijd wordt verdubbeld als <strong>het</strong><br />
bedrijf een bepaalde winstgevendheid kent.<br />
Werknemersopties<br />
Een andere mogelijkheid zijn de bekende<br />
werknemersopties. De fiscale wet regelt dat dergelijke<br />
opties niet belast zijn bij toekenning, maar bij uitoefening.<br />
En zolang niet uitgeoefend is, hoeft er ook geen belasting<br />
betaald te worden. Het voordeel van een optietoekenning<br />
is dat er meer vrijheid bestaat met betrekking tot <strong>het</strong><br />
moment van uitoefening en einde dienstverband zou<br />
zo’n moment kunnen zijn. Het nadeel van opties ten<br />
opzichte van <strong>pensioen</strong> is dat <strong>het</strong>geen bij uitoefening<br />
door de werknemer wordt gerealiseerd niet voor de<br />
vennootschapsbelasting aftrekbaar is. Dat betekent<br />
voor de werkgever een extra last in de toekomst van,<br />
uitgaande van <strong>het</strong> huidige tarief, 25%. Maar voor de 25%<br />
extra last krijg je wel veel terug: vrijheid en geen strak<br />
keurslijf van de Pensioenwet en fiscale maxima. Daarnaast<br />
geldt <strong>het</strong> fiscale uitstel alleen voor werknemersopties,<br />
en werknemersopties zijn gedefinieerd als opties op<br />
aandelen in de werkgever of in de met de werkgever<br />
verbonden vennootschap. Willen werkgever en<br />
werknemer de optietoekenning meer buiten <strong>het</strong> risico<br />
van de onderneming brengen, dan zou overwogen<br />
kunnen worden om een aparte vennootschap op te<br />
richten waarin de werkgever minimaal een derde van de<br />
aandelen houdt en welke vennootschap weer in andere<br />
vennootschappen belegt.<br />
Is dit een spel zonder nieten of zijn er wel kanttekeningen<br />
te plaatsen? De Pensioenwetkenner zal zeggen: ‘Ruikt<br />
dit niet erg naar <strong>pensioen</strong> en mag dit allemaal wel?’ De<br />
Pensioenwet schrijft niet voor niets een aantal zaken<br />
dwingend voor als <strong>het</strong> buiten de onderneming brengen<br />
van <strong>het</strong> <strong>pensioen</strong>vermogen, <strong>het</strong> recht op affinanciering,<br />
recht op waardeoverdracht bij ontslag en wat dies meer<br />
zij. De fiscalist zal zeggen: ‘Dit is een blijf- of bindpremie,<br />
geen <strong>pensioen</strong>.‘<br />
Laten we eens even verder inzoomen op die<br />
Pensioenwet. Artikel 1 begint met definities.<br />
Achter <strong>het</strong> woord <strong>pensioen</strong> staat te lezen:<br />
‘ouderdoms<strong>pensioen</strong>, arbeidsongeschiktheids<strong>pensioen</strong><br />
of nabestaanden<strong>pensioen</strong>, zoals tussen werkgever en<br />
werknemer overeengekomen’. Ouderdoms<strong>pensioen</strong> is<br />
gedefinieerd als ‘een geldelijke, vastgestelde uitkering<br />
voor de werknemer of de gewezen werknemer bij wijze<br />
van inkomensvoorziening bij ouderdom’. In de memorie<br />
van toelichting bij de Pensioenwet staat te lezen:<br />
‘Een voorziening in een andere vorm dan geld is<br />
geen <strong>pensioen</strong> in die zin van dit wetsvoorstel.’<br />
Of om nog duidelijker te stellen wat precies de bedoeling is:<br />
‘Het kabinet is voornemens om in de Pensioenwet<br />
– in tegenstelling tot de huidige Pensioen- en<br />
spaarfondsenwet – <strong>het</strong> begrip <strong>pensioen</strong> inhoudelijk<br />
te definiëren, waarmee helder wordt wat precies wel<br />
en niet onder dit begrip moet worden verstaan. De<br />
elementen die in <strong>het</strong> voorstel voor de Pensioenwet<br />
essentieel zullen zijn om te kunnen spreken van<br />
<strong>pensioen</strong> zijn de koppeling aan de arbeidsrelatie, <strong>het</strong><br />
feit dat <strong>pensioen</strong> een geldelijk vastgestelde uitkering<br />
is en <strong>het</strong> gegeven dat alleen sprake van <strong>pensioen</strong><br />
kan zijn als <strong>het</strong> een uitkering betreft ter zake van<br />
ouderdom, overlijden of arbeidsongeschiktheid. (…)<br />
Met dit element van de definitie in <strong>het</strong> voorstel voor<br />
de Pensioenwet wordt tot uitdrukking gebracht dat<br />
alleen sprake kan zijn van <strong>pensioen</strong> als er uitkeringen<br />
in geld worden verstrekt, waarvan de hoogte in<br />
ieder geval op de ingangsdatum van de eerste<br />
uitkering definitief voor de deelnemer is vastgesteld.<br />
(…) Volgens de definitie die in <strong>het</strong> voorstel voor<br />
de Pensioenwet zal worden gehanteerd, zullen<br />
regelingen die uitkeren in beleggingseenheden<br />
of die in de uitkeringsfase gebaseerd zijn op<br />
beleggingseenheden dus niet meer als een<br />
<strong>pensioen</strong>regeling worden aangemerkt. Dit betekent<br />
dat materiële voorschriften in <strong>het</strong> voorstel voor de<br />
Pensioenwet, zoals gelijke uitkeringen voor mannen<br />
en vrouwen, en <strong>het</strong> recht op waardeoverdracht – die<br />
nu ook al in de Pensioen- en Spaarfondsenwet zijn<br />
opgenomen – niet meer voor deze regelingen zullen<br />
gaan gelden.’<br />
Ik stel dan ook vast dat <strong>het</strong> ouderdoms<strong>pensioen</strong> een<br />
uitkering in geld moet zijn. Een uitkering in natura is geen
<strong>pensioen</strong> in de zin van de Pensioenwet. Ook een uitkering<br />
in geld die je pas kunt genieten als je in dienst blijft, is<br />
geen <strong>pensioen</strong>, en daarmee is de Pensioenwet niet van<br />
toepassing.<br />
Belaste <strong>pensioen</strong>toezegging<br />
De werkgever zou ook kunnen besluiten de werknemer<br />
een belaste <strong>pensioen</strong>toezegging te doen. Groot nadeel<br />
is dat de werknemer voor iets wat geen geld is, namelijk<br />
in natura, wel belasting moet betalen, terwijl hij geen<br />
uitkering heeft waarop die belasting in mindering kan<br />
worden gebracht. Dit probleem zou opgelost kunnen<br />
worden door een lagere <strong>pensioen</strong>toezegging te doen,<br />
welke toezegging de werkgever aanwijst als zogenoemde<br />
werkkost onder de werkkostenregeling. Feitelijke heffing<br />
is dan 45,5%, 54,5% gaat box 3 in en de uitkering is<br />
belastingvrij. De financiële uitwerking in <strong>het</strong> voorbeeld<br />
is een jaarlijkse uitkering van circa € 14.457 netto. Een<br />
verschil van nog maar € 822 ten opzichte van belastingvrij<br />
<strong>pensioen</strong>sparen.<br />
Bij netto uitkeren, <strong>het</strong> is al gezegd, zit <strong>het</strong> nadeel ook in<br />
<strong>het</strong> lage rendement dat op individuele regelingen door<br />
banken wordt toegezegd. Maar als de werkgever <strong>het</strong><br />
geld nou eens terugleent van de werknemer, zoals in de<br />
casus van Hof Amsterdam? In de praktijk zijn dan hogere<br />
percentages mogelijk – er kan meer gekeken worden naar<br />
<strong>het</strong> percentage dat de werkgever bij derden moet betalen<br />
om geld te lenen.<br />
De belasting van feitelijk 1,2% over <strong>het</strong> vermogen in box<br />
3 geeft ook aanleiding tot fiscale planning. Zolang een<br />
werknemer maar minder vakantiedagen heeft dan 50<br />
weken, betaalt de werknemer over die aanspraak geen<br />
belasting in box 1 en ook niet in box 3. De werknemer<br />
zou dus bijna een jaarsalaris in tijd kunnen sparen, welke<br />
richting pensionering in geld wordt omgezet. Andere<br />
mogelijkheden zijn natuurlijk de vrijstellingen binnen box<br />
3. Een mooie fiscale structuur kan gevonden worden in<br />
<strong>het</strong> over de grens brengen van vermogen. Vermogen<br />
buiten Nederland zou wel eens door de werking van een<br />
belastingverdrag lager belast kunnen zijn, of voor <strong>het</strong><br />
echte rendement en niet voor <strong>het</strong> fictieve rendement. Een<br />
voorbeeld: stel de werknemer koopt met zijn spaargeld<br />
onroerend goed in Frankrijk. Het belastingverdrag wijst<br />
heffing over dat onroerend goed toe aan Frankrijk.<br />
Weliswaar hebben ze daar een hoger tarief voor<br />
De fiscale wet regelt dat<br />
werknemersopties niet belast<br />
zijn bij toekenning, maar bij<br />
uitoefening<br />
vermogen, maar ook de vrijstelling is daar een stuk<br />
hoger. En bij een lagere heffing van <strong>het</strong> vermogen kruipt<br />
<strong>het</strong> rendement bij netto sparen langzaam richting <strong>het</strong><br />
rendement van belastingvrij <strong>pensioen</strong>sparen.<br />
Conclusie<br />
De Pensioenwet legt de werkgever een hoop<br />
verplichtingen op, met alle kosten van dien. De fiscale<br />
wetgeving geeft een hoop beperkingen. Met de VPL,<br />
de aanstaande korting op de opbouwpercentages en<br />
<strong>het</strong> regeerakkoord worden die beperkingen alleen maar<br />
groter. Met een juiste fiscale structuur is <strong>het</strong> verlies<br />
aan belastingheffing in box 3 te verminderen of te<br />
voorkomen.<br />
De versobering van ons <strong>pensioen</strong>stelsel, een zegen of<br />
een vloek? Ik kan daar kort over zijn: voor fiscalisten een<br />
zegen!<br />
Harm Prinsen<br />
TAX - Global Employer Services<br />
hprinsen@deloitte.nl<br />
Pensioen nummer 1•<strong>maart</strong> 2013<br />
19
20<br />
Meer mensen<br />
worden oud<br />
maar niet ouder
In september 2012 is de prognosetafel 2012-<br />
2062 van <strong>het</strong> Actuarieel Genootschap (AG)<br />
uitgebracht. Deze prognosetafel geeft de<br />
verwachte sterftekansen weer voor mannen en<br />
vrouwen in de jaren tot en met 2062. In dit<br />
artikel gaan we eerst in op de veranderingen<br />
sinds de vorige prognosetafel en een<br />
schijnbare tegenstrijdigheid in <strong>het</strong> gebruikte<br />
prognosemodel. Vervolgens zullen we stilstaan<br />
bij de leidraad van De Nederlandsche Bank<br />
over ervaringssterfte en tot slot leggen we een<br />
koppeling met de verdere verhoging van de<br />
AOW-leeftijd en <strong>pensioen</strong>richtleeftijd.<br />
Prognosetafel AG 2012-2062<br />
In een prognosetafel wordt, in tegenstelling tot in een<br />
periodetafel, rekening gehouden met de toekomstige<br />
ontwikkeling van de levensverwachting. De eerste<br />
prognosetafel van <strong>het</strong> AG werd gepubliceerd in 2007<br />
(AG 2005-2050), gevolgd door een tweede in 2010 (AG<br />
2010-2060) en de meest recente in 2012. De belangrijkste<br />
wijzigingen in de nieuwe prognosetafel AG 2012-2062 ten<br />
opzichte van de vorige prognosetafel zijn <strong>het</strong> toevoegen<br />
van nieuwe waarnemingen (de CBS-data uit de jaren<br />
2009, 2010 en 2011) en een aantal verfijningen in <strong>het</strong><br />
prognosemodel. Deze verfijningen betreffen:<br />
– De jaarlijkse sterftekansen worden voor lagere<br />
leeftijden ‘doorgetrokken’ naar de hoge<br />
leeftijden, omdat er voor hoge leeftijden minder<br />
sterftewaarnemingen beschikbaar zijn. Dit zou<br />
anders een ongewenste volatiliteit van de jaarlijkse<br />
sterftekansen op hoge leeftijden tot gevolg hebben.<br />
– De aanname dat de sterftekans van een vrouw altijd<br />
lager is dan de sterftekans van een man van dezelfde<br />
leeftijd is losgelaten.<br />
– De prognosetermijn van 50 jaar is constant gehouden,<br />
waardoor <strong>het</strong> eindpunt van de prognose is verlegd van<br />
2060 naar 2062.<br />
Volgens de prognosetafel AG 2012-2062 neemt de<br />
levensverwachting de komende jaren voor mannen en<br />
vrouwen op alle leeftijden toe, zoals te zien is in Tabel<br />
1. Ter illustratie: een 25-jarige man heeft in 2037 een<br />
resterende levensverwachting van 60,2 jaar, wat betekent<br />
dat de verwachting is dat hij 85,2 jaar wordt.<br />
Pensioen nummer 1•<strong>maart</strong> 2013<br />
21
22<br />
Loopt de fiscale<br />
<strong>pensioen</strong>richtleeftijd net als met<br />
de verhoging naar 67 jaar al op de<br />
AOW-leeftijd vooruit?<br />
1 Het regeerakkoord van <strong>het</strong><br />
kabinet-Rutte II regelt een<br />
verdere versnelling van de<br />
verhoging van de AOW-leeftijd.<br />
Een logisch gevolg zou zijn dat<br />
ook de verdere verhoging naar<br />
68 jaar eerder begint dan nu in<br />
de wet is opgenomen.<br />
De figuren 1 en 2 illustreren dat steeds meer mensen een<br />
steeds hogere leeftijd bereiken (de ‘piek’ verschuift in<br />
2062 naar rechts vergeleken met 2012), maar ook dat de<br />
maximaal te bereiken leeftijd slechts beperkt toeneemt<br />
(voor leeftijden boven de 100 jaar komen de grafieken<br />
van 2012 en 2062 overeen). Er worden dus meer mensen<br />
oud, maar we worden niet ouder.<br />
Schijnbare tegenstrijdigheid AG prognosetafel<br />
De waargenomen sterfte door <strong>het</strong> CBS gedurende<br />
de jaren 2009, 2010 en 2011 is toegevoegd aan de<br />
prognosetafel AG 2012-2062 en deze waarnemingen<br />
zijn over <strong>het</strong> algemeen hoger dan de jaarlijkse<br />
sterftekansen uit de prognosetafel AG 2010-2060. De<br />
levensverwachting in de prognosetafel AG 2012-2062 is<br />
echter verder gestegen ten opzichte van de prognosetafel<br />
AG 2010-2060. Dit lijkt tegenstrijdig met elkaar te zijn.<br />
De oorzaak hiervan ligt in <strong>het</strong> feit dat <strong>het</strong> prognosemodel<br />
met een korte- en een langetermijntrend werkt. Door<br />
de extra waarnemingsjaren 2009-2011 is de periode<br />
waarover de kortetermijntrend wordt bepaald met drie<br />
jaar verlengd. Hoewel de drie extra observatiejaren<br />
een minder sterke daling van de sterftekansen lieten<br />
zien dan de kortetermijntrend uit de prognosetafel AG<br />
2010-2060, zorgt de dominantie van de kortetermijntrend<br />
in de aanvangsjaren toch voor een sterkere daling van<br />
de toekomstige sterftekansen in de komende jaren in de<br />
prognosetafel AG 2012-2062 dan in de prognosetafel AG<br />
2010-2060. Ondanks dat de schijnbare tegenstrijdigheid<br />
hiermee kan worden verklaard, blijft <strong>het</strong> een opmerkelijke<br />
uitkomst van <strong>het</strong> prognosemodel. Het AG werkt<br />
daarom aan een nieuw (stochastisch) prognosemodel<br />
en verwacht in 2014 een nieuwe prognosetafel te<br />
presenteren, gebaseerd op een nieuw en verbeterd<br />
prognosemodel. Wij verwachten dat bij de volgende<br />
update van de prognosetafel de levensverwachting nog<br />
steeds zal stijgen, hoewel de sterfte mogelijk de huidige<br />
voorspelling volgt. Bij <strong>het</strong> vaststellen van de voorziening<br />
per eind 2013 zouden <strong>pensioen</strong>fondsen al rekening<br />
moeten houden met deze te verwachte stijging.<br />
Ervaringssterfte<br />
Ervaringssterfte is <strong>het</strong> verschil in (verwachte) sterfte tussen<br />
de <strong>gehele</strong> bevolking en een gewogen gemiddelde van<br />
de deelnemers van een <strong>pensioen</strong>fonds of verzekeraar.<br />
Aangezien de prognosetafel van <strong>het</strong> AG gebaseerd<br />
is op sterftecijfers van de <strong>gehele</strong> bevolking, wordt de<br />
prognosetafel doorgaans gecorrigeerd met ervaringssterfte<br />
om aan te sluiten bij de deelnemers van <strong>het</strong> <strong>pensioen</strong>fonds<br />
of de verzekeraar.<br />
In de markt worden verschillende soorten ervaringssterfte<br />
gebruikt, bijvoorbeeld leeftijdscorrecties (alle deelnemers<br />
worden verondersteld een aantal jaren jonger te zijn)<br />
of vermenigvuldigingsfactoren voor de sterftekansen.<br />
Sekse- en leeftijdsafhankelijke vermenigvuldigingsfactoren<br />
worden de laatste jaren steeds vaker gebruikt en zijn, indien<br />
mogelijk, gebaseerd op de specifieke deelnemers van een<br />
<strong>pensioen</strong>fonds. De Nederlandsche Bank heeft een leidraad<br />
gepubliceerd voor <strong>het</strong> gebruik van ervaringssterfte en<br />
ook <strong>het</strong> AG werkt aan een leidraad voor ervaringssterfte.<br />
De leidraad van De Nederlandsche Bank (‘Good Practice<br />
Gebruik Fondsspecifieke Ervaringssterfte’, De Nederlandsche<br />
Bank N.V.) gaat in op de te gebruiken gegevens, <strong>het</strong><br />
berekeningsmodel en de uitkomsten van de ervaringssterfte:<br />
– De gegevens moeten betrouwbaar zijn en betrekking<br />
hebben op voldoende jaren. Daarom moeten de<br />
gegevens die worden gebruikt voor <strong>het</strong> vaststellen<br />
van ervaringssterfte aansluiten op de gegevens die <strong>het</strong><br />
<strong>pensioen</strong>fonds in eerdere jaren heeft gebruikt.<br />
– Een externe maatstaf voor ervaringssterfte kan<br />
worden gebruikt wanneer te weinig fondsspecifieke<br />
informatie beschikbaar is. Een goede onderbouwing<br />
en consistentie met andere leeftijden is vereist en de<br />
gebruikte externe maatstaf moet transparant zijn.<br />
– Het gebruikte model voor ervaringssterfte moet<br />
transparant zijn en robuust, ofwel ongevoelig voor<br />
kleine veranderingen in de gegevens.<br />
– Het <strong>pensioen</strong>fonds moet bandbreedtes of<br />
betrouwbaarheidsintervallen kunnen aangeven<br />
waarbinnen de uitkomsten kunnen bewegen en moet<br />
kunnen aangeven in hoeverre dit acceptabel is.<br />
AOW-leeftijd<br />
Vanwege de stijgende levensverwachting, wordt de<br />
AOW-leeftijd in de komende jaren tot 2021 geleidelijk
verhoogd van 65 jaar naar 67 jaar. Het al dan niet verder<br />
verhogen van de AOW-leeftijd wordt vanaf 2024 1 jaarlijks<br />
vastgesteld. Dit besluit wordt jaarlijks vijf jaar voor de<br />
ingangsdatum genomen, waardoor een eventuele verdere<br />
verhoging van de AOW-leeftijd per 1 januari 2024 wordt<br />
vastgesteld per 1 januari 2019. Op dat moment wordt<br />
besloten of de AOW-leeftijd vijf jaar later wel of niet met<br />
drie maanden verhoogd wordt. Dit zijn de twee opties en<br />
vanaf 2024 wordt de AOW-leeftijd dus óf niet verhoogd,<br />
óf met drie maanden per jaar. De berekening is afhankelijk<br />
van de gemiddelde resterende levensverwachting<br />
op 65-jarige leeftijd (berekend door <strong>het</strong> CBS) en de<br />
AOW-leeftijd in <strong>het</strong> jaar voorafgaand aan <strong>het</strong> jaar<br />
waarvan de eventuele verhoging berekend wordt.<br />
Uitgaande van de toekomstige ontwikkeling van de<br />
levensverwachting van de prognosetafel AG 2012-2062<br />
zou de AOW-leeftijd vanaf 2024 zeker tot 2031 elk<br />
jaar met drie maanden verhoogd worden, zodat de<br />
AOW-leeftijd mogelijk al in 2027 naar 68 jaar en in 2031<br />
naar 69 jaar wordt verhoogd. Maar zoals gezegd, bepaalt<br />
<strong>het</strong> CBS deze verhoging pas vijf jaar voor de ingang van<br />
de (nieuwe) AOW-leeftijd met een eigen model en kan<br />
een en ander nog veranderen.<br />
Een interessant vraagstuk is wat er met de fiscale<br />
<strong>pensioen</strong>richtleeftijd en de bijbehorende fiscaal<br />
toegestane opbouwpercentages gaat gebeuren als de<br />
AOW-leeftijd met stappen van drie maanden per jaar gaat<br />
stijgen. Loopt de fiscale <strong>pensioen</strong>richtleeftijd net als met<br />
de verhoging naar 67 jaar al op de AOW-leeftijd vooruit?<br />
Zo ja, dan zouden we mogelijk al in 2019 met een verdere<br />
stijging van de <strong>pensioen</strong>richtleeftijd kunnen worden<br />
geconfronteerd.<br />
De ontwikkeling van de levensverwachting heeft dus<br />
veel invloed op de (on)mogelijkheden binnen een<br />
<strong>pensioen</strong>regeling en de uitvoering daarvan. Daarom<br />
blijven wij u op de hoogte houden van nieuwe<br />
ontwikkelingen hierin.<br />
<strong>Deloitte</strong> Pension Advisory<br />
Remco Rijntjes<br />
RRijntjes@deloitte.nl<br />
Rogier Bouwman<br />
RoBouwman@deloitte.nl<br />
Maaike Schakenbos<br />
MSchakenbos@deloitte.nl<br />
Tabel 1: Ontwikkeling van de levensverwachting volgens prognosetafel AG 2012-2062.<br />
Mannen Vrouwen<br />
Leeftijd 2012 2037 2062 2012 2037 2062<br />
0 79,5 84,9 86,9 83,1 86,5 87,4<br />
25 55,1 60,2 62,0 58,6 61,7 62,5<br />
45 35,7 40,5 42,3 39,0 42,0 42,7<br />
65 18,1 21,9 23,2 21,1 23,7 24,3<br />
85 5,5 6,5 6,6 6,7 7,7 7,8<br />
Figuur 1: Kans voor een nuljarige man om op een bepaalde leeftijd te overlijden in 2012<br />
Grafiek en in 2062 1: kansverdeling (bron: prognosetafel overlijdensleeftijd AG 2012-2062).<br />
mannen<br />
0,07<br />
Grafiek<br />
0,06<br />
1: kansverdeling overlijdensleeftijd mannen<br />
0,07 0,05<br />
0,04 0,06<br />
0,03 0,05<br />
0,02 0,04<br />
0,01 0,03<br />
0,02 0<br />
0,01<br />
0<br />
leeftijd<br />
kans<br />
kans<br />
0<br />
5<br />
10<br />
15<br />
20<br />
25<br />
30<br />
35<br />
40<br />
45<br />
50<br />
55<br />
60<br />
65<br />
70<br />
75<br />
80<br />
85<br />
90<br />
95<br />
100<br />
105<br />
110<br />
115<br />
120<br />
Grafiek 2: kansverdeling overlijdensleeftijd vrouwen<br />
2062<br />
Figuur 2: Kans voor een nuljarige vrouw om op een bepaalde leeftijd te overlijden in 2012<br />
0,07<br />
Grafiek en in 0,06 2062 2: kansverdeling (bron: prognosetafel overlijdensleeftijd AG 2012-2062).<br />
vrouwen<br />
0,07 0,05<br />
0,06 0,04<br />
0,05 0,03<br />
0,04 0,02<br />
0,03 0,01<br />
0,02 0<br />
0,01<br />
0<br />
leeftijd<br />
kans<br />
kans<br />
0<br />
0<br />
0<br />
5<br />
10<br />
15<br />
20<br />
25<br />
30<br />
35<br />
40<br />
45<br />
50<br />
55<br />
60<br />
65<br />
70<br />
75<br />
80<br />
85<br />
90<br />
leeftijd<br />
5<br />
10<br />
15<br />
20<br />
25<br />
30<br />
35<br />
40<br />
45<br />
50<br />
55<br />
60<br />
65<br />
70<br />
75<br />
80<br />
85<br />
90<br />
5<br />
10<br />
15<br />
20<br />
25<br />
30<br />
35<br />
40<br />
45<br />
50<br />
55<br />
60<br />
65<br />
70<br />
75<br />
80<br />
85<br />
90<br />
leeftijd<br />
95<br />
100<br />
105<br />
110<br />
2012<br />
115<br />
120<br />
2062<br />
2012<br />
95<br />
100<br />
105<br />
110<br />
115<br />
120<br />
95<br />
100<br />
105<br />
110<br />
115<br />
120<br />
2012<br />
2062<br />
2012<br />
2062<br />
Pensioen nummer 1•<strong>maart</strong> 2013<br />
23
24<br />
Naar een vernieuwd,<br />
stabiel <strong>pensioen</strong>stelsel (deel 1) 1<br />
1111
Er gaat geen dag voorbij of de media berichten over<br />
<strong>pensioen</strong>en. Als gevolg van de financiële crisis staan de<br />
dekkingsgraden onder druk en er zijn zelfs fondsen die<br />
op hun uitkeringen moeten korten. Dit heeft de discussie<br />
rondom de inrichting en houdbaarheid van ons huidige<br />
<strong>pensioen</strong>stelsel aangewakkerd. In dit artikel, dat in twee<br />
delen wordt gepubliceerd, gaan we in op de centrale<br />
problematiek en welke factoren daar debet aan zijn. Doel<br />
van onze bijdrage is de gezamenlijke <strong>pensioen</strong>fondsen op<br />
te roepen proactief, samen met politiek en toezichthouders,<br />
stappen te zetten om <strong>het</strong> maatschappelijk vertrouwen te<br />
herwinnen en de afbrokkelende solidariteit te repareren. We<br />
geven daarvoor een model voor een houdbaar en duurzaam<br />
<strong>pensioen</strong> op de lange termijn.<br />
1 Deel 2 van dit artikel verschijnt in<br />
Pensioen nr. 2, 2013.<br />
Gebrek aan vertrouwen en solidariteit<br />
We hebben op <strong>het</strong> gebied van <strong>pensioen</strong>en (al langere<br />
tijd) te maken met twee negatieve ontwikkelingen: een<br />
almaar groter wordend gebrek aan vertrouwen en aan<br />
solidariteit.<br />
Wat <strong>het</strong> gebrek aan vertrouwen betreft, is de vraag of<br />
de <strong>pensioen</strong>sector er voldoende in slaagt <strong>het</strong> vertrouwen<br />
van de diverse groepen deelnemers te herwinnen. Hierbij<br />
definiëren we vertrouwen als de bereidheid van mensen<br />
om afhankelijk te zijn van andermans handelingen, maar<br />
ook als de doorvoelde overtuiging dat anderen in de<br />
kern eerlijk zijn en handelen in <strong>het</strong> algemeen belang.<br />
Dit vertrouwen heeft natuurlijk aanzienlijke deuken<br />
opgelopen als gevolg van premieverhogingen, vroegtijdig<br />
uitkeren van <strong>pensioen</strong>gelden, indexaties die niet worden<br />
toegekend, (dreigende) afstempelmaatregelen en andere<br />
hedendaagse <strong>pensioen</strong>fenomenen. De Nederlandsche<br />
Bank (hierna: DNB) sprak zich al in 2011 uit over <strong>het</strong><br />
belang van <strong>het</strong> herwinnen van vertrouwen binnen <strong>het</strong><br />
Nederlandse <strong>pensioen</strong>domein. De destijds door DNB<br />
aangedragen uitgangspunten, namelijk transparantie<br />
over wie welke risico’s loopt en transparantie over<br />
<strong>pensioen</strong>rechten, zijn weliswaar door de sector omarmd,<br />
maar nog niet consequent doorgevoerd en hebben<br />
derhalve niet geleid tot <strong>het</strong> noodzakelijke herstel van <strong>het</strong><br />
vertrouwen.<br />
Wat solidariteit betreft, is de vraag of deze voldoende<br />
in stand blijft tussen ouderen en jongeren, werkgevers<br />
en werknemers, gepensioneerden en actieven. De vraag<br />
is ook of die solidariteit wel voldoende in stand kan<br />
blijven. Solidariteit vatten we op als de bereidheid van<br />
een groep mensen om welvaart, maar ook schaarste,<br />
samen te delen. De onderliggende overtuiging hierbij<br />
is dat risico’s met een lage waarschijnlijkheid en grote<br />
gevolgen <strong>het</strong> best kunnen worden gedeeld. Ingegeven<br />
door de oprukkende individualisering, versterkt door de<br />
wijze waarop wordt omgegaan met <strong>pensioen</strong>gelden, zien<br />
we deze solidariteit stelselmatig afkalven. Dit effect wordt<br />
versterkt door de vergrijzing, waarbij door <strong>het</strong> ontbreken<br />
van solidariteit de mogelijkheid tot risicospreiding over<br />
generaties heen niet langer een mogelijkheid vormt, en<br />
door de toenemende mobiliteit van werkenden, wat de<br />
bereidheid van organisaties om solidariteit te organiseren<br />
doet bekoelen. Ook de structuur en volatiliteit van <strong>het</strong><br />
Pensioen nummer 1•<strong>maart</strong> 2013<br />
25
eem wankelt door een<br />
uwen en solidariteit<br />
we binnen <strong>het</strong><br />
wee dominante<br />
ensioensector er voldoende in<br />
e diverse groepen van deelnemers<br />
wen wordt gedefinieerd als<br />
nsen om afhankelijk te zijn van<br />
en, maar ook als de overtuiging dat<br />
rlijk zijn en handelen in <strong>het</strong> algemeen<br />
n heeft natuurlijk aanzienlijke deuken<br />
van premieverhogingen, vroegtijdig<br />
gelden, indexaties die niet worden<br />
e) afstempelmaatregelen 2 Zie onder meer F. de en Jong, andere ‘Is<br />
nfenomenen. mijn De <strong>pensioen</strong> Nederlandsche nog wel veilig? Over Bank<br />
DNB-president sparen Klaas en beleggen Knot, voor sprak later’, Rede<br />
r <strong>het</strong> belang bij van aanvaarding <strong>het</strong> herwinnen hoogleraarschap van<br />
t Nederlandse Universiteit <strong>pensioen</strong>domein.<br />
van Amsterdam, 2002.<br />
aangedragen uitgangspunten,<br />
welke risico’s loopt en transparantie<br />
, zijn weliswaar door de sector<br />
iet consequent doorgevoerd en<br />
geleid tot <strong>het</strong> noodzakelijke<br />
3 Zie onder meer M.C.J. van<br />
Rooij, C.J.M. Kool en H.M. Prast,<br />
‘Risk-return preferences in the<br />
pension domain: Are people able<br />
to choose?’, Journal of Public<br />
Economics 91 (2007) 701-722.<br />
lidariteit tussen ouderen en jongeren,<br />
4 Zie onder meer D. Boeijen (PGGM),<br />
emers, gepensioneerden en actieven,<br />
‘Solidariteit is onmisbaar’, <strong>het</strong><br />
ijven? En kan die voldoende in stand<br />
Financieele Dagblad van 29 juni<br />
tten we op als de bereidheid van een<br />
2012.<br />
lvaart, maar ook schaarste, samen te<br />
de overtuiging hierbij is dat risico’s<br />
5 Onderzoek uit 2010 van L. Daalder,<br />
ijnlijkheid en grote gevolgen <strong>het</strong> best<br />
senior strategist bij Robeco.<br />
en. Ingegeven door de oprukkende<br />
terkt door de wijze waarop wordt<br />
6 Bron: www.<strong>pensioen</strong>fondsgbp.<br />
engelden, zien we deze solidariteit<br />
nl/articles/76690/<br />
Dit effect wordt versterkt door de<br />
beleggennodigvoorgoed<strong>pensioen</strong>.<br />
or <strong>het</strong> ontbreken van solidariteit de<br />
spreiding over generaties heen niet<br />
id vormt, en toenemende mobiliteit<br />
26<br />
e bereidheid van organisaties om<br />
<strong>pensioen</strong>stelsel (bijstorten, premiefluctuaties, vut- en<br />
pre<strong>pensioen</strong>regelingen) hebben een negatieve impact op<br />
de solidariteit binnen <strong>het</strong> <strong>pensioen</strong>domein.<br />
Sparen of beleggen, individueel of collectief?<br />
De vraagstukken van vertrouwen en solidariteit hangen<br />
aldus<br />
Vertrouwen<br />
voortdurend<br />
en solidariteit;<br />
als donkere<br />
deze<br />
wolken<br />
twee vraagstukken<br />
boven de<br />
hangen<br />
<strong>pensioen</strong>markt. Uitgezet op twee assen levert dit de<br />
voortdurend als donkere wolken boven de <strong>pensioen</strong>markt.<br />
volgende matrix op:<br />
Uitgezet op twee assen levert dit de volgende matrix op:<br />
Hoog<br />
Herstel van<br />
Solidariteit<br />
Laag<br />
Collectief Sparen Collectief Beleggen<br />
Individueel Sparen Individueel Beleggen<br />
Laag Hoog<br />
Herstel van<br />
Vertrouwen<br />
Figuur 1: Matrix waarin de extremen van (gebrek aan) vertrouwen en<br />
(gebrek aan) solidariteit tegen elkaar zijn afgezet.<br />
In de twee kwadranten waarbinnen <strong>het</strong> vertrouwen<br />
laag is, zal de deelnemer (indien hij de vrije keuze heeft)<br />
geneigd zijn te sparen voor zijn <strong>pensioen</strong>. Op langere<br />
termijn geeft beleggen echter meer rendement. 2 Voor<br />
een goed <strong>pensioen</strong> is <strong>het</strong> dus zaak <strong>het</strong> vertrouwensniveau<br />
te verhogen. Solidariteit is een groot goed, omdat<br />
collectieve vormen van beleggen uiteindelijk meer<br />
opbrengst geven dan de individuele varianten. Dat<br />
komt doordat individuen op beleggingsgebied eerder<br />
emotionele en kortehorizonbeslissingen maken, die je bij<br />
institutionele beleggers minder aantreft. 3 In de twee kwadranten waarbinnen <strong>het</strong> vertrouwen laag is,<br />
zal de deelnemer (indien hij de vrije keuze heeft) geneigd<br />
zijn te sparen voor zijn <strong>pensioen</strong>. Op langere termijn toont<br />
beleggen zich echter superieur aan sparen wat betreft <strong>het</strong><br />
rendement<br />
Op de langere<br />
termijn zijn individuele keuzes zelden de beslissingen<br />
die goed uitpakken. Verder heeft een collectief meer<br />
kennis voorhanden en biedt <strong>het</strong> meer mogelijkheden<br />
tot spreiding, evenals toegang tot de meer schaarse<br />
beleggingscategorieën.<br />
1 . Voor een goed <strong>pensioen</strong> is <strong>het</strong> dus zaak <strong>het</strong><br />
vertrouwensniveau te verhogen. Solidariteit is een groot<br />
goed omdat collectieve vormen van beleggen uiteindelijk<br />
meer opbrengst geven dan de individuele varianten. Dat<br />
komt doordat individuen op beleggingsgebied eerder<br />
emotionele en korte horizonbeslissingen maken, die je bij<br />
institutionele beleggers minder aantreft2 . Op de langere<br />
termijn zijn individuele keuzes zelden de beslissingen die<br />
goed uitpakken. Verder is in de collectiviteit meer kennis<br />
voorhanden en biedt een grootschaliger omgeving meer<br />
mogelijkheden tot spreiding, evenals toegang tot de meer<br />
schaarse beleggingscategorieën.<br />
Naarmate <strong>het</strong> vertrouwen groeit, verschuift de<br />
opbouwmodus van sparen naar beleggen, dat op de<br />
lange termijn meer rendement biedt. Bij toegenomen<br />
solidairiteit zal men deze beleggingen gezamenlijk<br />
oppakken, wat eveneens risico en kosten verlaagd en<br />
opbrengsten verhoogd. In <strong>het</strong> kort: beleggen is superieur<br />
aan sparen, maar vergt vertrouwen; collectief is superieur<br />
aan individueel, maar vergt solidariteit. Het kwadrant<br />
rechtsboven, met een collectief systeem van beleggen,<br />
is in macroperspectief dan ook de ideale situatie. Het<br />
Naarmate <strong>het</strong> vertrouwen groeit, verschuift de<br />
opbouwmodus van sparen naar beleggen. Dat biedt<br />
op de lange termijn meer rendement. Bij toegenomen<br />
solidariteit zal men deze beleggingen eerder gezamenlijk<br />
oppakken, wat eveneens de opbrengsten verhoogt. In<br />
<strong>het</strong> kort: beleggen is superieur aan sparen, maar vergt<br />
vertrouwen; collectief is superieur aan individueel, maar<br />
vergt solidariteit. Het kwadrant rechtsboven, met een<br />
collectief systeem van beleggen, is in macroperspectief<br />
dan ook de ideale situatie. Het vertrouwen is dermate<br />
hoog dat beleggen de plaats inneemt van sparen. De<br />
solidariteit is zodanig dat beleggingen collectief worden<br />
georganiseerd. Bovendien is <strong>het</strong> zo mogelijk risico’s<br />
te verzekeren die individueel niet te dragen zijn. Het<br />
Nederlandse <strong>pensioen</strong>stelsel zoals <strong>het</strong> was, is hier een<br />
exponent van.<br />
Collectief beleggen blijft superieur<br />
Binnen de economie is weinig discussie over de<br />
meerwaarde van beleggen boven risicovrij sparen voor<br />
de opbouw van een oudedagsvoorziening. Diverse<br />
studies bevestigen dat, 4 zeker als de beleggingshorizon<br />
toeneemt. 5 De risico’s van beleggen zijn wel hoger en<br />
de resultaten voor aandelen dus volatieler dan voor<br />
sparen, maar over een periode van vijftien jaar worden de<br />
verliezen gecompenseerd, zelfs als men <strong>het</strong> desastreuze<br />
jaar 1929 meeneemt.<br />
De gemiddelde deelnemer in een <strong>pensioen</strong>fonds schijnt<br />
de voordelen van (collectief) beleggen niet te beseffen.<br />
Uit recent onderzoek 6 blijkt dat een meerderheid van de<br />
ondervraagde Nederlanders (61%) geen voorstander van<br />
beleggen is. Sterker nog, men meent dat de problemen<br />
door de financiële crisis minder groot waren geweest<br />
als <strong>pensioen</strong>fondsen niet actief in aandelen hadden<br />
belegd, maar <strong>het</strong> geld veilig op een spaarrekening<br />
hadden gezet. Maar als <strong>pensioen</strong>fondsen alleen maar<br />
sparen, krijgt iedereen 40% minder <strong>pensioen</strong> óf moet de<br />
<strong>pensioen</strong>premie tot 70% omhoog.<br />
Naar onze mening ligt de oplossing voor een stabiel<br />
<strong>pensioen</strong>stelsel niet in de overstap naar sparen, maar in<br />
<strong>het</strong> herstel van vertrouwen in de financiële sector en in<br />
een groeiende solidariteit.
onvoldoende onderkend wat de<br />
nante verschijnselen zijn die <strong>het</strong><br />
oensysteem ondermijnen<br />
Factoren die ons <strong>pensioen</strong>stelsel hebben<br />
Ad 1 Kortetermijnstrategie en nominale ambities<br />
ondermijnd<br />
Door wetgeving zijn <strong>pensioen</strong>fondsen gedwongen te<br />
Het falen van <strong>het</strong> huidige <strong>pensioen</strong>stelsel wijten wij aan focussen op de korte termijn en nominale ambities in<br />
acht factoren, die we hebben verbeeld in figuur 2.<br />
plaats van op de lange termijn en reële ambities.<br />
Figuur 2: Acht factoren die <strong>het</strong> <strong>pensioen</strong>stelsel ondermijnen.<br />
Momenteel bevindt <strong>het</strong> vertrouwen in de <strong>pensioen</strong>sector<br />
(dat zijn zowel de <strong>pensioen</strong>fondsen als de<br />
dienstverlenende organisaties daaromheen) zich op een<br />
historisch dieptepunt. De factoren die hieraan bijdragen,<br />
zijn:<br />
1. kortetermijnstrategie en nominale ambities;<br />
2. historisch lage rendementen en kostentransparantie;<br />
3. ondoorzichtige communicatie;<br />
4. politiek.<br />
Afnemend vertrouwen in een eerlijke verdeling van risico’s<br />
en rendementen over de generaties doet de solidariteit<br />
afbrokkelen. De factoren die hieraan debet zijn, zijn:<br />
5. flexibilisering van de arbeidsmarkt;<br />
6. demografische ontwikkelingen;<br />
7. individualisering van de maatschappij;<br />
8. wrijving tussen jong en oud.<br />
7 Historisch lage rendementen & kostentransparantie<br />
Zolang de crisis aanhoudt, zal de rente (kunstmatig) laag<br />
worden gehouden. De extreem lage rentestand stuwt<br />
de verplichtingen naar ongekende hoogte, terwijl <strong>het</strong><br />
moeilijk is deze met beleggingsrendement te compenseren.<br />
Tegelijk is de kans op inflatie als gevolg van bezuinigingen<br />
en belastingverhogingen wezenlijk, wat <strong>het</strong> verlies aan De<br />
rendement regulering nog is verder gericht vergroot. op relatief Deze volatiele onzekerheid dekkingsgraden<br />
resulteert<br />
en de<br />
in<br />
systematiek<br />
risico-aversie<br />
van<br />
en<br />
de<br />
een<br />
rekenrente<br />
toenemende<br />
is<br />
vlucht<br />
in acht<br />
in<br />
jaar tijd<br />
spaar- en renteproducten die lage rendementen kennen.<br />
maar liefst viermaal aangepast. Dekkingsgraden geven<br />
Een zichzelf versterkend proces.<br />
eerder de waan van de dag weer dan dat ze een indicatie<br />
Na<br />
zijn<br />
onder<br />
van<br />
meer<br />
structurele<br />
de woekerpolisontwikkelingen<br />
en DSB-affaire<br />
op de<br />
krijgen<br />
financiële<br />
behalve markten. banken Menig en verzekeraars <strong>pensioen</strong>fonds ook <strong>pensioen</strong>fondsen<br />
ziet dan ook al tijdens<br />
te maken <strong>het</strong> schrijven met de publieke van zijn discussie herstelplan over de wat omstandigheden een<br />
die<br />
acceptabel tot dit schrijven kostenniveau hebben is. Deze geleid, discussie veranderen. heeft in de Nominaal<br />
<strong>pensioen</strong>sector gedefinieerde meer <strong>pensioen</strong>toezeggingen vorm gekregen onder aanvoering geven op lange<br />
van termijn de Pensioenfederatie, geen indicatie die van aanbevelingen de feitelijke doet koopkracht en<br />
om bieden de kosten de die deelnemer <strong>pensioen</strong>fondsen weinig betalen houvast. voor de<br />
<strong>pensioen</strong>administratie en <strong>het</strong> vermogensbeheer zichtbaar<br />
te maken. Fondsen en <strong>pensioen</strong>uitvoerders rekenen in<br />
Ad 2 Historisch lage rendementen en<br />
procentpunten van <strong>het</strong> totale <strong>pensioen</strong>vermogen, de<br />
kostentransparantie<br />
deelnemer kijkt echter naar absolute bedragen. Hiermee<br />
ontstaat<br />
Zolang<br />
een<br />
de<br />
discrepantie<br />
crisis aanhoudt,<br />
in de perceptie:<br />
zal de rente<br />
deelnemers<br />
(kunstmatig)<br />
vinden laag de worden kosten van gehouden. <strong>pensioen</strong>fondsen De extreem te hoog, lage fondsen rentestand<br />
vinden stuwt de kosten de verplichtingen aanvaardbaar. naar Ook ongekende berekeningen hoogte, die<br />
aantonen terwijl dat <strong>het</strong> een moeilijk kostenbesparing is deze met van beleggingsrendement 1 procentpunt op te<br />
lange compenseren. termijn resulteert Tegelijk in een is toename de kans van op inflatie <strong>het</strong> vermogen als gevolg<br />
met van 30%, bezuinigingen voeren de druk en om belastingverhogingen kosten te besparen op. wezenlijk,<br />
Momenteel bevindt <strong>het</strong> vertrouwen in de <strong>pensioen</strong>sector<br />
(fondsen en dienstverlenende organisaties daaromheen)<br />
zich op een historisch dieptepunt. Verschillende trends<br />
dragen hieraan bij:<br />
Korte termijn strategie en nominale ambities<br />
De wat kostendiscussie <strong>het</strong> verlies toont aan rendement volgens velen nog aan verder dat na vergroot. de Deze<br />
banken en verzekeraars ook de <strong>pensioen</strong>fondsen niet te<br />
onzekerheid resulteert in risicoaversie en een toenemende<br />
vertrouwen zijn.<br />
vlucht in spaar- en renteproducten die lage rendementen<br />
kennen. Een zichzelf versterkend proces.<br />
Ondoorzichtige communicatie<br />
In <strong>het</strong> verleden hebben <strong>pensioen</strong>fondsen en werkgevers<br />
De wetgeving dwingt bij <strong>pensioen</strong>fondsen een focus in hun Na deelnemersuitingen onder meer de woekerpolis- de indruk gewekt en DSB-affaire dat hun krijgen<br />
op korte termijn en nominale ambities af, ten koste van toezeggingen behalve banken hard waren, en verzekeraars terwijl dit in ook werkelijkheid <strong>pensioen</strong>fondsen nooit<br />
de benodigde langetermijnvisie en reële ambities <strong>het</strong> te geval maken is geweest. met de Dit publieke heeft onder discussie deelnemers over wat geleid een<br />
tot acceptabel een <strong>pensioen</strong>opvatting kostenniveau in de is. sfeer Deze van discussie rechten en heeft in de<br />
garanties; <strong>pensioen</strong>sector een opvatting meer die vorm pas de gekregen laatste jaren, onder met aanvoering de<br />
onderkenning van de Pensioenfederatie, van <strong>pensioen</strong> als een die risicovolle aanbevelingen voorziening, doet<br />
openlijk wordt ontkracht. Ondoorzichtige communicatie<br />
om de kosten die <strong>pensioen</strong>fondsen betalen voor de<br />
over ‘zekerheden’ in contrast met steeds hogere premies,<br />
<strong>pensioen</strong>administratie en <strong>het</strong> vermogensbeheer zichtbaar<br />
<strong>het</strong> uitblijven van indexatie en zelfs afnemende rechten<br />
te maken. Fondsen en <strong>pensioen</strong>uitvoerders rekenen in<br />
hebben <strong>het</strong> deelnemersvertrouwen een zware slag<br />
toegebracht. procentpunten van <strong>het</strong> totale <strong>pensioen</strong>vermogen, de<br />
deelnemer kijkt echter naar absolute bedragen. Hiermee<br />
ontstaat een discrepantie in de perceptie: deelnemers<br />
vinden de kosten van <strong>pensioen</strong>fondsen te hoog, fondsen<br />
vinden de kosten aanvaardbaar. Ook berekeningen die<br />
aantonen dat een kostenbesparing van 1 procentpunt op<br />
lange termijn resulteert in een toename van <strong>het</strong> vermogen<br />
met 30%, voeren de druk om kosten te besparen op.<br />
6 Vertrouwen<br />
Strategie &<br />
Ambitie<br />
Rendement &<br />
Kosten<br />
Politiek<br />
Communicatie<br />
Pensioen<br />
Systeem<br />
Demografie<br />
Individualisering<br />
Flexibilisering<br />
Jong & Oud<br />
Solidariteit<br />
. Zo is<br />
regulering gericht op relatief volatiele dekkingsgraden<br />
en werd de systematiek van rekenrente in acht jaar maar<br />
liefst viermaal aangepast. Dekkingsgraden geven eerder<br />
de waan van de dag weer dan dat ze een indicatie zijn<br />
van structureler ontwikkelingen op de financiële markten.<br />
Menig <strong>pensioen</strong>fonds ziet dan ook al tijdens <strong>het</strong> schrijven<br />
van zijn herstelplan de omstandigheden die tot dit schrijven<br />
hebben geleid, veranderen. Nominaal gedefinieerde<br />
<strong>pensioen</strong>toezeggingen geven op lange termijn geen<br />
indicatie van de feitelijke koopkracht, en bieden de<br />
deelnemer weinig houvast.<br />
6 Zie bijvoorbeeld PGGM/Marianne van Gelder 2009: “de<br />
toekomstbestendigheid van <strong>het</strong> <strong>pensioen</strong>contract”<br />
beïnvloeding van <strong>het</strong> huidige <strong>pensioen</strong>systeem<br />
ominante factoren. Deze zijn de oorzaak van <strong>het</strong><br />
et huidige <strong>pensioen</strong>systeem. Inzicht in deze factoren<br />
aal belang, om een alternatief te onderzoeken voor<br />
am <strong>pensioen</strong>systeem.<br />
Visie op <strong>het</strong> <strong>pensioen</strong>systeem Een verkenning van herstel in Vertrouwen en Solidariteit 7<br />
7 Zie bijvoorbeeld PGGM/<br />
Marianne van Gelder 2009: “de<br />
toekomstbestendigheid van <strong>het</strong><br />
<strong>pensioen</strong>contract”<br />
Pensioen nummer 1•<strong>maart</strong> 2013<br />
27
28<br />
De kostendiscussie toont volgens velen aan dat na de<br />
banken en verzekeraars ook de <strong>pensioen</strong>fondsen niet te<br />
vertrouwen zijn.<br />
Ad 3 Ondoorzichtige communicatie<br />
In <strong>het</strong> verleden hebben <strong>pensioen</strong>fondsen en werkgevers<br />
in hun deelnemersuitingen de indruk gewekt dat hun<br />
toezeggingen hard waren, terwijl dit in werkelijkheid<br />
nooit <strong>het</strong> geval is geweest. Dit heeft onder deelnemers<br />
Politiek<br />
geleid tot een <strong>pensioen</strong>opvatting in de sfeer van rechten<br />
De Europese Unie heeft nog altijd geen definitieve<br />
en garanties; een opvatting die pas de laatste jaren,<br />
oplossing voor de financiële crisis.<br />
met de onderkenning van <strong>pensioen</strong> als een risicovolle<br />
Elke genomen maatregel – de oprichting van een<br />
voorziening, openlijk wordt ontkracht. Ondoorzichtige<br />
noodfonds of <strong>het</strong> op touw zetten van een reddingsactie<br />
communicatie<br />
– resulteert weliswaar<br />
over ‘zekerheden’<br />
in een tijdelijke<br />
in contrast<br />
opleving<br />
met<br />
van<br />
steeds<br />
de<br />
hogere<br />
financiële<br />
premies,<br />
markten,<br />
<strong>het</strong> uitblijven<br />
maar één<br />
van<br />
negatief<br />
indexatie<br />
bericht<br />
en<br />
kan<br />
zelfs<br />
de<br />
afnemende stemming rechten de volgende hebben dag <strong>het</strong> al doen deelnemersvertrouwen<br />
omslaan. Zolang de<br />
een marktpartijen zware slag toegebracht.<br />
<strong>het</strong> vertrouwen niet weten te herwinnen,<br />
houdt de onrust op de financiële markten aan met als<br />
Ad gevolg 4 Politiek een zieltogend consumentenvertrouwen.<br />
De Europese Unie heeft nog altijd geen definitieve<br />
oplossing De vergrijzing voor de is financiële een fenomeen crisis. wat Elke al genomen decennia zichtbaar<br />
maatregel is. Desondanks – de oprichting zijn de vroeg<strong>pensioen</strong> van een noodfonds regelingen of <strong>het</strong> pas op in<br />
touw 2006 zetten afgeschaft. van een De reddingsactie landelijke politiek – resulteert heeft jarenlang weliswaar<br />
in een <strong>het</strong> tijdelijke probleem opleving rondom de van houdbaarheid de financiële van markten, <strong>het</strong> huidige<br />
maar <strong>pensioen</strong>systeem één negatief bericht voor zich kan uitgeschoven. de stemming Hierdoor de volgende<br />
dag heeft al doen niet omslaan. alleen <strong>het</strong> Zolang vertrouwen de marktpartijen een deuk, maar <strong>het</strong> ook de<br />
vertrouwen solidariteit niet van weten de consument. te herwinnen, houdt de onrust op<br />
de financiële markten aan met als gevolg een zieltogend<br />
consumentenvertrouwen.<br />
Afnemend vertrouwen in een eerlijke verdeling van risico’s<br />
en rendementen over de generaties doet de solidariteit<br />
De afbrokkelen. vergrijzing is Wij een identificeren fenomeen wat de volgende al decennia trends zichtbaar die<br />
is. Desondanks hieraan debet zijn zijn: de vroeg<strong>pensioen</strong>regelingen pas in<br />
2006 afgeschaft. De landelijke politiek heeft jarenlang<br />
<strong>het</strong><br />
Flexibilisering<br />
probleem rondom<br />
van de<br />
de<br />
arbeidsmarkt<br />
houdbaarheid van <strong>het</strong> huidige<br />
De laatste jaren tekent zich een duidelijke flexibilisering<br />
<strong>pensioen</strong>stelsel voor zich uit geschoven. Hierdoor heeft<br />
van de arbeidsmarkt af. Bedrijven vullen een groeiend<br />
niet alleen <strong>het</strong> vertrouwen een deuk opgelopen, maar<br />
deel van <strong>het</strong> werknemersbestand in met zzp’ers, die<br />
ook de solidariteit.<br />
geen onderdeel uitmaken van een bedrijfstak- of<br />
ondernemings<strong>pensioen</strong>fonds maar hooguit individuele<br />
Ad 5 Flexibilisering van de arbeidsmarkt<br />
voorzieningen treffen. Dit holt <strong>het</strong> collectieve<br />
De laatste jaren tekent zich een duidelijke flexibilisering<br />
<strong>pensioen</strong>systeem uit. Daarnaast zijn werknemers eerder<br />
van de arbeidsmarkt af. Bedrijven vullen een groeiend<br />
geneigd tot jobhoppen. Dit verkort de gemiddelde<br />
deel van <strong>het</strong> werknemersbestand in met zzp’ers, die<br />
duur van <strong>het</strong> dienstverband, waardoor werknemers een<br />
geen<br />
lappendeken<br />
onderdeel<br />
aan<br />
uitmaken<br />
<strong>pensioen</strong>rechten<br />
van een bedrijfstakopbouwen.<br />
of<br />
De meeste<br />
ondernemings<strong>pensioen</strong>fonds,<br />
traditionele fondsen zien hun<br />
maar<br />
deelnemersbestand<br />
hooguit individuele<br />
ouder<br />
voorzieningen worden door treffen. de algemene Dit holt vergrijzing, <strong>het</strong> collectieve maar zeker ook<br />
<strong>pensioen</strong>systeem als gevolg van deze uit. Daarnaast flexibiliseringtrend. zijn werknemers Hierdoor eerder komt de<br />
eerder genoemde risicospreiding onder generaties steeds<br />
verder onder druk te staan.<br />
geneigd tot jobhoppen. Dit verkort de gemiddelde<br />
duur van <strong>het</strong> dienstverband, waardoor werknemers een<br />
lappendeken aan <strong>pensioen</strong>rechten opbouwen. De meeste<br />
traditionele fondsen zien hun deelnemersbestand ouder<br />
worden door de algemene vergrijzing, maar zeker ook als<br />
gevolg van deze flexibiliseringstrend. Hierdoor staat de<br />
eerder genoemde risicospreiding onder generaties steeds<br />
verder onder druk.<br />
Aantal in 1.000-en<br />
800<br />
600<br />
400<br />
200<br />
0<br />
Zelfstandigen zonder personeel<br />
1996<br />
1997<br />
1998<br />
1999<br />
2000<br />
2001<br />
2002<br />
2003<br />
2004<br />
2005<br />
2006<br />
2007<br />
2008<br />
2009<br />
2010<br />
2011<br />
Q3 2012<br />
Demografische ontwikkelingen<br />
Figuur We leven 3: Toename langer en van we <strong>het</strong> vergrijzen. aantal Hierdoor zzp’ers (bron: nemen CBS). de<br />
kosten van <strong>pensioen</strong> en zorg toe. De sterk verhoogde<br />
levensverwachting van de laatste decennia heeft<br />
Ad niet 6 direct Demografische geleid tot een ontwikkelingen<br />
passende verhoging van<br />
We de leven pensioneringsleeftijd; langer en we vergrijzen dit veroorzaakt (zie figuur hiaten 4). in Hierdoor de<br />
nemen financiering de kosten van de van <strong>pensioen</strong>en. <strong>pensioen</strong> en Inmiddels zorg toe. wordt De sterk de<br />
verhoogde AOW-leeftijd levensverwachting verhoogd naar 67 van jaar de – een laatste verhoging decennia die<br />
heeft zijn hoogtepunt niet direct geleid waarschijnlijk tot een nog passende niet heeft verhoging bereikt. van<br />
de Gebaseerd pensioneringsleeftijd. op de recente Dit prognosetafel veroorzaakt van hiaten <strong>het</strong> Actuarieel in de<br />
financiering Genootschap van is de verwachting <strong>pensioen</strong>en. dat Inmiddels de AOW-leeftijd wordt de<br />
AOW-leeftijd structureel zal verhoogd stijgen tot naar 2034 67 naar jaar een en die leeftijd leeftijd van 69 wordt<br />
waarschijnlijk jaar. De discussie nog over verder de verhoogd. financiering Gebaseerd zwelt aan, waarbij op de<br />
recente <strong>het</strong> steeds prognosetafel duidelijker wordt van <strong>het</strong> dat Actuarieel <strong>het</strong> de jongeren Genootschap zijn die is<br />
de deze verwachting kosten moeten dat de opbrengen. AOW-leeftijd Zij zullen tot 2034 langer structureel leven<br />
zal<br />
– dus<br />
stijgen<br />
langer<br />
naar<br />
moeten<br />
een leeftijd<br />
werken<br />
van<br />
– en<br />
69<br />
betalen<br />
jaar. De<br />
extra<br />
discussie<br />
premie,<br />
over<br />
de<br />
zonder<br />
financiering<br />
enige garantie<br />
van de<br />
dat<br />
AOW<br />
ze<br />
zwelt<br />
hun inleg<br />
aan,<br />
terugzien.<br />
waarbij <strong>het</strong><br />
Jongeren<br />
steeds<br />
zijn dan ook steeds minder bereid te betalen voor een<br />
duidelijker wordt dat <strong>het</strong> de jongeren zijn die deze kosten<br />
voorziening waarvan zij in de toekomst niet of nauwelijks<br />
moeten opbrengen. Zij zullen langer leven – dus langer<br />
zullen profiteren. Recent onderzoek toont aan dat ruim<br />
moeten werken – en betalen extra premie, zonder enige<br />
60% van de actieven niet (langer) bereid is om enige vorm<br />
garantie dat ze hun inleg terugzien. Jongeren zijn dan<br />
van premieverhoging, zonder harde garanties omtrent<br />
ook steeds minder bereid te betalen voor een voorziening<br />
uitkeringen, te accepteren.<br />
waarvan zij in de toekomst niet of nauwelijks zullen<br />
profiteren. Recent onderzoek toont aan dat ruim 60% van<br />
de actieven (niet langer) enige vorm van premieverhoging,<br />
zonder harde garanties omtrent uitkeringen, accepteert.
Het aantal ouderen neemt verder toe:<br />
90 jaar<br />
80 jaar<br />
70 jaar<br />
60 jaar<br />
50 jaar<br />
40 jaar<br />
30 jaar<br />
20 jaar<br />
10 jaar<br />
0 jaar<br />
200000 100000 0 0 100000 200000 200000100000 0 0 100000200000 200000 100000 0 0 100000 200000<br />
Figuur 4: Het aantal ouderen neemt toe (bron: CBS).<br />
Bron: CBS<br />
Ad 7 Individualisering van de maatschappij<br />
De industriële ontwikkelingen in de twintigste eeuw<br />
hebben welvaart en technologie gebracht. Dit heeft<br />
er, samen met de democratiseringsbeweging in de<br />
jaren zestig, toe geleid dat bepaalde groepen in de<br />
samenleving onafhankelijker van elkaar werden. Arbeiders<br />
kregen meer rechten en vrouwen waren niet langer<br />
economisch afhankelijk van hun man. Mensen durfden,<br />
dankzij de opkomst van de massamedia, buiten hun<br />
eigen vertrouwde (levensbeschouwelijke) zuil te kijken<br />
en ontdekten dat wat voor hen normaal was, ook<br />
anders kon. Passend in diezelfde lijn komt binnen <strong>het</strong><br />
<strong>pensioen</strong>domein de solidariteit en <strong>het</strong> subsidiëren tussen<br />
inkomensgroepen ter discussie te staan. Naarmate de<br />
groep jongeren die <strong>het</strong> <strong>pensioen</strong> van ouderen moeten<br />
financieren slinkt, zal deze discussie in hevigheid<br />
toenemen.<br />
Individualisering van de maatschappij Arthur Kilian<br />
Senior Manager FSI<br />
De industriële ontwikkelingen in de twintigste eeuw<br />
Consulting<br />
hebben welvaart en technologie gebracht. Dit heeft er,<br />
Remco Rijntjes<br />
samen met de democratiseringsbeweging Senior Manager in de jaren FSI<br />
Pension Advisory<br />
zestig, toe geleid dat bepaalde groepen in de samenleving<br />
onafhankelijker werden van elkaar. Arbeiders Johan Septer kregen<br />
Senior Manager FSI<br />
meer rechten en vrouwen waren niet langer Financial Risk economisch<br />
Management<br />
aangewezen op hun man. Mensen durfden, dankzij de<br />
Evert van der Steen<br />
opkomst van de massamedia, buiten hun Senior eigen Manager FSI vertrouwde<br />
Financial Risk Management<br />
(levensbeschouwelijke) zuil te kijken en ontdekten dat<br />
wat voor hen normaal was, ook anders kon. Passend<br />
in diezelfde lijn komt binnen <strong>het</strong> <strong>pensioen</strong>domein de<br />
solidariteit en <strong>het</strong> subsidiëren tussen inkomensgroepen<br />
ter discussie te staan. Naarmate de groep jongeren die de<br />
ouderen moeten financieren slinkt, zal deze discussie in<br />
Ad 8 Wrijving tussen jong en oud<br />
Discussies tussen de generaties die publiekelijk worden<br />
uitgevochten, dragen niet bij aan <strong>het</strong> vertrouwen in<br />
ons <strong>pensioen</strong>stelsel als fair deal. Hetzelfde geldt voor<br />
discussies rondom gedwongen premieverhogingen<br />
enerzijds en gedwongen korten op <strong>pensioen</strong>uitkeringen<br />
anderzijds; die vergroten de afstand tussen actieve<br />
deelnemers en gepensioneerden. Daarnaast heeft<br />
de vroege pensionering van deelnemers (in de jaren<br />
hevigheid toenemen.<br />
tachtig en negentig) ten koste van jongere generaties<br />
de bereidheid om te betalen voor een collectief systeem<br />
ondermijnd. Zo leeft bij jongeren onder meer <strong>het</strong> idee dat<br />
zij Wrijving hogere premies tussen betalen om jong de indexatie en oud voor ouderen<br />
te bekostigen.<br />
90 jaar<br />
80 jaar<br />
70 jaar<br />
60 jaar<br />
50 jaar<br />
40 jaar<br />
30 jaar<br />
20 jaar<br />
10 jaar<br />
0 jaar<br />
(Deel 2 van dit artikel verschijnt in Pensioen nr. 2, 2013.)<br />
Discussies tussen de generaties die publiekelijk worden<br />
uitgevochten, dragen niet bij aan <strong>het</strong> vertrouwen in ons<br />
<strong>pensioen</strong>systeem als ‘fair deal’. Hetzelfde geldt voor<br />
90 jaar<br />
80 jaar<br />
70 jaar<br />
60 jaar<br />
50 jaar<br />
40 jaar<br />
30 jaar<br />
20 jaar<br />
10 jaar<br />
0 jaar<br />
Pensioen nummer 1•<strong>maart</strong> 2013<br />
29
30<br />
Korten van<br />
<strong>pensioen</strong>aanspraken:<br />
hoe komt dat in de<br />
jaarrekening?
Als gevolg van de economische ontwikkelingen en <strong>het</strong> steeds ouder worden van<br />
de deelnemers in <strong>pensioen</strong>fondsen is de financiële positie van een groot aantal<br />
<strong>pensioen</strong>fondsen fors verslechterd. Die hebben daarom herstelplannen moeten<br />
indienen bij De Nederlandsche Bank (hierna: DNB), om te bereiken dat ze<br />
binnen vijf jaar weer uit onderdekking komen en beschikken over een minimaal<br />
vereiste dekkingsgraad van 105%.<br />
Als een <strong>pensioen</strong>fonds geen dekkingsgraad van minimaal<br />
105% heeft, beschikt <strong>het</strong> over onvoldoende vermogen<br />
om in de toekomst <strong>pensioen</strong>uitkeringen te kunnen<br />
verrichten. Doordat de verplichtingen een lange looptijd<br />
hebben, leidt dit niet direct tot continuïteitsproblemen,<br />
maar op termijn wordt wel <strong>het</strong> vermogen uitgehold.<br />
Daardoor leiden de huidige uitkeringen tot schade voor<br />
de toekomstige uitkeringen.<br />
Nu de herstelplannen van veel <strong>pensioen</strong>fondsen inmiddels<br />
een aantal jaren lopen, wordt duidelijk dat een aantal<br />
<strong>pensioen</strong>fondsen onvoldoende herstelkracht heeft om de<br />
dekkingsgraad aan <strong>het</strong> einde van <strong>het</strong> herstelplan op 105%<br />
te brengen. Dat betekent dat gekort moet worden op<br />
<strong>pensioen</strong>rechten en <strong>pensioen</strong>aanspraken.<br />
Korten bij onvoldoende herstelkracht<br />
Als wordt gewacht met korten op <strong>pensioen</strong>rechten<br />
en <strong>pensioen</strong>aanspraken tot de einddatum van <strong>het</strong><br />
herstelplan, komen de toekomstige uitkeringen te veel<br />
in gevaar. Daarom moesten de fondsen er in februari<br />
2012 melding van maken als zij vermoedden over<br />
onvoldoende herstelkracht te beschikken. In dat geval<br />
moeten zij per 1 april 2013 de aanspraken korten. De<br />
finale afweging daarbij moet worden gemaakt op basis<br />
van de vermogenspositie per 31 december 2012. In de<br />
jaarrekening 2011 van de <strong>pensioen</strong>fondsen die dit betreft<br />
is dit helder toegelicht en in de controleverklaring bij de<br />
jaarrekening 2011 hebben de accountants verwezen naar<br />
deze belangrijke gebeurtenis na balansdatum. Uiteraard<br />
is er in de jaarrekening 2011 nog geen sprake van <strong>het</strong><br />
verwerken van de korting, want <strong>het</strong> besluit tot korten is<br />
pas genomen na jaareinde.<br />
De vraag is nu hoe er met deze voorgenomen korting<br />
moet worden omgegaan bij <strong>het</strong> opmaken van de<br />
jaarrekening 2012 van <strong>het</strong> <strong>pensioen</strong>fonds. Hier zou men<br />
op twee manieren kunnen redeneren, waarvan elke<br />
redenering leidt tot een andere wijze van verwerken in de<br />
jaarrekening 2012.<br />
Methode 1: korting nog niet verwerken<br />
De beslissing om te korten wordt genomen op basis<br />
van de vermogenspositie van <strong>het</strong> <strong>pensioen</strong>fonds per 31<br />
december 2012. Dit betekent dat de beslissing wordt<br />
genomen na 31 december 2012 en dat de korting dus<br />
nog niet in de balans per 31 december 2012 verwerkt zou<br />
moeten worden.<br />
Methode 2: korting wel verwerken<br />
In dit geval ga je ervan uit dat de oorzaak van de korting<br />
in 2012 ligt en dat <strong>het</strong> aangekondigde voornemen om<br />
te gaan korten dus automatisch leidt tot <strong>het</strong> doorvoeren<br />
van de korting per 1 april 2013, zodat er geen verdere<br />
besluitvorming meer nodig is in 2013. Dit betekent dat<br />
je de korting zou moeten verwerken in de balans per 31<br />
december 2012.<br />
Voordeel methode 1<br />
Het voordeel van de eerste methode is dat er een<br />
jaarrekening wordt gepubliceerd die de vermogenspositie<br />
toont die uiteindelijk heeft geleid tot de beslissing om<br />
te korten. De deelnemers kunnen dus deze positie<br />
vaststellen aan de hand van een gecontroleerde en<br />
vastgestelde jaarrekening en zij kunnen op eenvoudige<br />
wijze volgen op welke gronden de finale beslissing<br />
heeft plaatsgevonden. Uiteraard zal de beslissing om te<br />
korten inmiddels zijn genomen als de jaarrekening wordt<br />
vastgesteld, dus de doorgevoerde korting zal als een<br />
gebeurtenis na balansdatum moeten worden toegelicht.<br />
Pensioen nummer 1•<strong>maart</strong> 2013<br />
31
32<br />
DNB: RJ-uiting heeft<br />
geen invloed op de<br />
aanlevering van de<br />
decemberrapportage<br />
en de laatste<br />
kwartaalrapportage over<br />
2012
Voordeel methode 2<br />
Bij <strong>het</strong> gebruik van de tweede methode zal de balans van<br />
<strong>het</strong> <strong>pensioen</strong>fonds er beter uitzien, doordat de korting<br />
van de <strong>pensioen</strong>aanspraken erin verwerkt is. Daardoor zijn<br />
de <strong>pensioen</strong>verplichtingen verminderd. De deelnemers<br />
zijn geïnformeerd dat de finale afweging gemaakt wordt<br />
op basis van de vermogenspositie per 31 december 2012,<br />
maar dat is de vermogenspositie vóór <strong>het</strong> verwerken van<br />
de korting van de aanspraken. Deze vermogenspositie<br />
zien de deelnemers niet terug in de balans zoals<br />
opgenomen in de jaarrekening 2012, want daarin is<br />
de korting al verwerkt. Ook de meerjarenoverzichten<br />
zullen in 2012 een duidelijke verbetering laten zien.<br />
In dit geval zal in de toelichting op de jaarrekening<br />
uiteraard omschreven worden dat er een korting op<br />
de <strong>pensioen</strong>aanspraken is doorgevoerd, maar over <strong>het</strong><br />
algemeen wordt de toelichting op de jaarrekening niet zo<br />
goed gelezen. Het zal dan voor de deelnemers moeilijk<br />
zijn om, gelet op de vermogenspositie per 31 december<br />
2012 zoals opgenomen in de gecontroleerde jaarrekening<br />
2012 en op de ontwikkeling van de dekkingsgraad in <strong>het</strong><br />
meerjarenoverzicht, te begrijpen dat er in 2012 toch een<br />
noodzaak was de <strong>pensioen</strong>aanspraken te korten.<br />
Keuze door Raad voor de Jaarverslaggeving<br />
De Raad voor de Jaarverslaggeving ( RJ) heeft terecht<br />
gemeend dat over dit onderwerp duidelijkheid moet<br />
worden gecreëerd, want als er voor de <strong>pensioen</strong>fondsen<br />
een vrije keuze zou zijn tussen beide methoden<br />
van verwerken, worden de jaarrekeningen van<br />
<strong>pensioen</strong>fondsen niet meer vergelijkbaar en dat zou zeer<br />
betreurenswaardig zijn. De kortingen zijn immers een<br />
zeer belangrijk financieel gegeven. Daarom heeft de RJ<br />
op 9 januari 2013 de ‘RJ-uiting 2013-2: Verwerken van<br />
kortingen op <strong>pensioen</strong>aanspraken cq <strong>pensioen</strong>rechten’<br />
uitgebracht. De RJ kiest hierbij voor methode 2:<br />
de korting moet verwerkt worden in de balans per<br />
31 december 2012. Hiertoe wordt in ‘richtlijn 610<br />
<strong>pensioen</strong>fondsen’ een additionele paragraaf 610.215A<br />
ingevoegd die als volgt luidt: 1<br />
‘Voor <strong>het</strong> <strong>pensioen</strong>fonds kan sprake zijn van een<br />
herstelplan en per balansdatum kan zich dan een<br />
dekkingstekort voordoen.<br />
Bij de tweede methode ziet de<br />
balans er beter uit, doordat de<br />
korting van de <strong>pensioen</strong>aanspraken<br />
erin verwerkt is<br />
Voor <strong>het</strong> bepalen van de omvang van de<br />
<strong>pensioen</strong>verplichting dient in deze situatie te worden<br />
uitgegaan van de onvoorwaardelijk opgebouwde<br />
<strong>pensioen</strong>rechten en -aanspraken per balansdatum.<br />
Met kortingen op die <strong>pensioen</strong>rechten en -aanspraken<br />
die verband houden met een dekkingstekort dat<br />
gedurende de herstelperiode niet of onvoldoende is<br />
ingelopen, dient rekening te worden gehouden indien<br />
per balansdatum een onvoorwaardelijk besluit door<br />
<strong>het</strong> bestuur daartoe is genomen.<br />
Als er per balansdatum door <strong>het</strong> bestuur nog<br />
geen onvoorwaardelijk besluit tot korting van de<br />
<strong>pensioen</strong>aanspraken op balansdatum is genomen,<br />
dient in overeenstemming met hoofdstuk 160<br />
Gebeurtenissen na balansdatum bij de bepaling<br />
van de <strong>pensioen</strong>verplichting toch met een dergelijke<br />
korting op de <strong>pensioen</strong>aanspraken rekening te<br />
worden gehouden indien en voor zover <strong>het</strong> per<br />
balansdatum zeker is dat na balansdatum een<br />
onvoorwaardelijk kortingsbesluit zal worden<br />
genomen op basis van de per balansdatum<br />
geldende wet- en regelgeving en er ter zake van dit<br />
kortingsbesluit voor of uiterlijk op de datum van<br />
<strong>het</strong> vaststellen van de jaarrekening geen discretie<br />
meer is voor <strong>het</strong> bestuur van <strong>het</strong> <strong>pensioen</strong>fonds<br />
om een ander besluit te nemen. In de toelichting<br />
dient te worden uiteengezet wat <strong>het</strong> effect van deze<br />
kortingsmaatregel is alsook hoe deze is bepaald.<br />
Discretie kan bijvoorbeeld voortkomen uit per<br />
balansdatum redelijkerwijs te voorziene effecten<br />
uit de evaluatie van <strong>het</strong> herstelplan, zoals<br />
additionele stortingen door de werkgever. Tot<br />
deze discretie behoort niet <strong>het</strong> feit dat <strong>het</strong> bestuur<br />
de kortingsmaatregel op meerdere wijzen kan<br />
toerekenen aan de deelnemers.’<br />
1 Door in de richtlijnen<br />
onderscheid te maken tussen<br />
stellige uitspraken (vet gedrukt)<br />
en aanbevelingen beoogt<br />
de RJ de betekenis van de<br />
richtlijnen voor de praktijk<br />
van de jaarverslaggeving te<br />
nuanceren. Dit houdt in dat<br />
aan de vet gedrukte stellige<br />
uitspraken een extra gewicht<br />
is toe te kennen. De RJ<br />
pretendeert niet dat de stellige<br />
uitspraken in de (definitieve)<br />
richtlijnen bindende kracht<br />
hebben, zoals de voorschriften<br />
van de wet.<br />
Pensioen nummer 1•<strong>maart</strong> 2013<br />
33
34<br />
Het feit dat er nog discretie bestaat over de wijze<br />
van toerekening van de korting aan de verschillende<br />
belanghebbenden, is dus geen reden om te<br />
veronderstellen dat <strong>het</strong> besluit pas in 2013 is genomen;<br />
ongeacht deze discretie zal de korting in de jaarrekening<br />
2012 verwerkt moeten worden.<br />
Wel kan rekening worden gehouden met de situatie<br />
waarin sprake is van een andere situatie dan verondersteld<br />
was op <strong>het</strong> ogenblik van <strong>het</strong> besluit van de voorgenomen<br />
korting. Dit doet zich bijvoorbeeld voor als de werkgever<br />
oorspronkelijk niet genegen was om additioneel bij te<br />
storten, zodat een korting onvermijdelijk leek. Als nu<br />
voor <strong>het</strong> opmaken van de jaarrekening 2012 (dus zelfs<br />
nog in 2013) blijkt dat de werkgever toch bereid is bij te<br />
storten, is er dus geen noodzaak meer tot een korting per<br />
1 april 2013 en hoeft deze uiteraard ook niet verwerkt te<br />
worden.<br />
Duidelijk is ook dat als er op grond van een betere<br />
financiële positie per 31 december 2012 slechts een<br />
gedeelte van de voorgenomen korting hoeft te worden<br />
doorgevoerd, uitsluitend <strong>het</strong> te korten deel hoeft te<br />
worden verwerkt. In de uiting van de RJ wordt niet<br />
duidelijk hoe wordt omgegaan met eventuele verschillen<br />
tussen de berekende niet gecontroleerde dekkingsgraad<br />
per 31 december 2012 en de finale gecontroleerde<br />
dekkingsgraad zoals die blijkt uit de finale gecontroleerde<br />
jaarrekening, die mogelijk pas na 1 april 2013 bekend<br />
wordt.<br />
Ongeacht de discretie zal de<br />
korting in de jaarrekening 2012<br />
verwerkt moeten worden<br />
Mogelijke consequentie op andere onderdelen van RJ 610<br />
In RJ 610.251 staat <strong>het</strong> volgende:<br />
‘Bij de berekening van de <strong>pensioen</strong>verplichtingen dienen<br />
aanspraken en rechten te worden gewaardeerd naar <strong>het</strong><br />
niveau dat zij op balansdatum hebben. Dit houdt in:<br />
• dat uit een besluit tot indexatie genomen na de<br />
balansdatum op balansdatum geen verplichting<br />
voortvloeit;<br />
• dat financiële verplichtingen voortvloeiende uit<br />
besluiten die voor balansdatum zijn genomen worden<br />
verantwoord (ook al wordt de toezegging pas in <strong>het</strong><br />
volgend boekjaar verwerkt) en<br />
• dat per balansdatum onvoorwaardelijke verplichtingen<br />
voortvloeiend uit <strong>het</strong> voldoen aan ex ante condities,<br />
die niet aan een bestuursbesluit onderhevig zijn,<br />
worden opgenomen. Voorts wordt aanbevolen toe te<br />
lichten in hoeverre per balansdatum is voldaan aan ex<br />
ante condities waarvoor nog een bestuursbesluit moet<br />
worden genomen.’<br />
Daar waar in januari 2013 een indexatiebeslissing wordt<br />
genomen op basis van een tabel in de actuariële en<br />
bedrijfstechnische nota (Abtn) van <strong>het</strong> <strong>pensioen</strong>fonds,<br />
zou volgens deze richtlijn deze indexatie niet verwerkt<br />
moeten worden in de balans per 31 december 2012. Als<br />
je ervan uitgaat dat deze tabel in principe dwingend is,<br />
is <strong>het</strong> verschil met de verwerking van de kortingen zoals<br />
nu voorgesteld in de RJ Uiting 2013-2 opvallend; mogelijk<br />
zou de RJ moeten overwegen om RJ 610.251 hiermee<br />
consistent te maken.<br />
Uiteraard is <strong>het</strong> interessant te zien hoe de RJ – in <strong>het</strong> licht<br />
van deze uiting – zal omgaan met <strong>pensioen</strong>verplichtingen<br />
als die gebaseerd zullen zijn op reële verwachtingen in<br />
plaats van op nominale bedragen.<br />
Rapportering aan de DNB<br />
Naast de verplichtingen van de jaarrekening op grond<br />
van titel 9 Burgerlijk Wetboek (nader uitgewerkt in<br />
RJ 610) hebben <strong>pensioen</strong>fondsen de verplichting om<br />
te rapporteren aan DNB. Dit betreft in ieder geval<br />
(ongecontroleerde) maand- en kwartaalstaten en<br />
gecontroleerde jaarstaten. Naar aanleiding van <strong>het</strong><br />
verschijnen van de RJ-uiting over de verwerking van<br />
kortingen van <strong>pensioen</strong>rechten en -aanspraken heeft DNB<br />
op dezelfde dag een nieuwsbericht verspreid waarin zij
stelt dat de publicatie van de RJ geen invloed heeft op<br />
de wijze waarop de maandrapportage voor december<br />
en de kwartaalrapportage voor <strong>het</strong> vierde kwartaal van<br />
2012 moeten worden aangeleverd. Dit betekent dat hierin<br />
de korting niet moet worden verwerkt. Dit is dus niet<br />
consistent met de wijze van verwerking van de korting die<br />
door de RJ wordt voorgesteld.<br />
De DNB doet in dit nieuwsbericht nog geen uitspraak<br />
over de jaarstaten, maar <strong>het</strong> is voor de <strong>pensioen</strong>fondsen<br />
te hopen dat deze mogen worden opgesteld conform de<br />
regels van de RJ, zodat de jaarstaten en de jaarrekening<br />
dezelfde cijfers zullen tonen.<br />
Tijdstip definitieve standpunten RJ en DNB<br />
De RJ-uiting die hiervoor is beschreven, is een<br />
conceptuiting die verschenen is op 9 januari 2013 en geldt<br />
voor boekjaar 2012 (dus met terugwerkende kracht).<br />
Tot en met 9 februari 2013 (de datum dat dit artikel<br />
geschreven is) kon deze conceptuiting becommentarieerd<br />
worden. De RJ zal zo spoedig mogelijk na 9 februari 2013<br />
de definitieve uiting vaststellen. 1<br />
Colofon<br />
Pensioen. is <strong>het</strong> kwartaal<strong>magazine</strong><br />
van <strong>Deloitte</strong> over actuariële,<br />
financiële, juridische, fiscale en<br />
verzekeringsaspecten van <strong>pensioen</strong>.<br />
Redactie<br />
Robert-Jan Hamersma,<br />
<strong>Deloitte</strong> Financial Advisory Services<br />
Carl Luijken,<br />
<strong>Deloitte</strong> Pension Advisory<br />
Johannes Penon,<br />
<strong>Deloitte</strong> Accountants<br />
Harm Prinsen,<br />
<strong>Deloitte</strong> Belastingadviseurs<br />
Roderik van Sluis,<br />
<strong>Deloitte</strong> Belastingadviseurs<br />
Contactadres<br />
<strong>Deloitte</strong><br />
T.a.v. Marcia van Zundert-Oosse<br />
Postbus 4506<br />
3006 AM Rotterdam<br />
telefoon: (010) 880 11 39<br />
e-mail: <strong>pensioen</strong>@deloitte.nl<br />
www.deloitte.nl<br />
Coördinatie & realisatie<br />
<strong>Deloitte</strong> Communicatie, MCBD<br />
Eindredactie<br />
Paulina Damen, Willemstad<br />
DNB heeft nog niet aangegeven hoe de korting moet<br />
worden verwerkt in de jaarstaten, maar komt daar<br />
vermoedelijk mee zodra de RJ-uiting definitief is gemaakt.<br />
Het is duidelijk dat dit zeer laat en met terugwerkende<br />
kracht bekend worden van de wijze van verwerking van<br />
de korting op <strong>pensioen</strong>rechten en -aanspraken in de<br />
jaarrekeningen 2012 – die de <strong>pensioen</strong>fondsen nu al aan<br />
<strong>het</strong> opstellen zijn – geen schoonheidsprijs verdient.<br />
Audit<br />
Johannes Penon<br />
JPenon@deloitte.nl<br />
Marc van Luijk<br />
MvanLuijk@deloitte.nl<br />
Interview<br />
Vincent Peeters<br />
Ontwerp<br />
<strong>Deloitte</strong> Communicatie, BCCR<br />
Fotografie<br />
Tom Pilzecker<br />
Aan dit nummer werkten mee<br />
Bart Voorn, Norbert Klein, Mark Seekles,<br />
Evert van der Steen, Ronald van der Wal,<br />
Brune Riemeijer, Remco Rijntjes, Rogier<br />
Bouwman, Maaike Schakenbos, Arthur<br />
Kilian, Johan Septer, Evert van der Steen,<br />
Johannes Penon, Marc van Luijk.<br />
1 Op 25 februari 2013 heeft<br />
de RJ via RJ Uiting 2013-6 de<br />
ontwerp bepalingen van RJ<br />
Uiting 2013-2 ongewijzigd<br />
definitief gemaakt.<br />
Drukwerk<br />
Tuijtel, Hardinxveld-Giessendam<br />
Abonnement<br />
Wilt u dit <strong>magazine</strong> kosteloos<br />
ontvangen? Gebruik dan bijgevoegde<br />
antwoordkaart of mail naar:<br />
<strong>pensioen</strong>@deloitte.nl.<br />
ISSN: 1873 - 3921<br />
<strong>Deloitte</strong> refers to one or more of <strong>Deloitte</strong> <strong>Touche</strong> Tohmatsu Limited, a UK private company limited by guarantee, and its network of member firms, each of which is a legally<br />
separate and independent entity. Please see www.deloitte.com/about for a detailed description of the legal structure of <strong>Deloitte</strong> <strong>Touche</strong> Tohmatsu Limited and its member firms.<br />
© 2013. For information, contact <strong>Deloitte</strong> <strong>Touche</strong> Tohmatsu Limited.<br />
1601 52520
Masterclass Investment<br />
Management<br />
“De rollen van de moderne<br />
Financial Professional”<br />
© 2013. For information, contact <strong>Deloitte</strong> <strong>Touche</strong> Tohmatsu Limited.<br />
Today’s Financial Professionals are<br />
expected to play four diverse and<br />
challenging roles. The two traditional<br />
roles are steward, preserving the assets<br />
of the organization by minimizing risk and<br />
getting the books right, and operator,<br />
running a tight finance operation that<br />
is efficient and effective. However it’s<br />
increasingly important for Financial<br />
Professionals also to be strategists, helping<br />
to shape overall strategy and direction,<br />
and to be a catalysts, instilling a financial<br />
approach and mind set throughout the<br />
organization to help other parts of the<br />
business perform better. These varied roles<br />
make a Financial Professionals job more<br />
complex than ever. In this Masterclass<br />
Investment Management for Financial<br />
Professionals, controllers and other<br />
financial professionals these four faces are<br />
highlighted.<br />
Op 5 en 6 juni 2013 organiseert <strong>Deloitte</strong><br />
Academy de Masterclass ‘The four<br />
faces of the Financial Professional’, een<br />
tweedaagse cursus speciaal ontwikkeld<br />
voor CFO’s, financial managers/ directors,<br />
risk managers, internal auditors, controllers<br />
en andere financiële specialisten werkzaam<br />
in de <strong>pensioen</strong> en investment management<br />
sector. Tijdens deze twee dagen worden<br />
de deelnemers intensief onderricht door<br />
verschillende topspecialisten van <strong>Deloitte</strong><br />
over de veeleisende rollen van strategist,<br />
catalist, operator en steward, die de<br />
hedendaagse FINANCIAL PROFESSIONAL<br />
moet kunnen beheersen.<br />
Doelgroep<br />
Deze masterclass is ontwikkeld voor<br />
CFO’s, financial managers/ directors, risk<br />
managers, internal auditors, controllers en<br />
andere financiële specialisten werkzaam in<br />
de <strong>pensioen</strong> en investment management<br />
sector. In verband met <strong>het</strong> interactieve<br />
karakter van de masterclass kunnen<br />
maximaal 25 personen deelnemen.<br />
Kosten<br />
De kosten van de masterclass bedragen<br />
€ 1.795, - per persoon, exclusief btw. In<br />
deze kosten zijn onder andere inbegrepen:<br />
lesmateriaal, lunch, diner en een<br />
overnachting.<br />
Locatie<br />
De Masterclass vindt plaats in Regardz<br />
Berghotel te Amersfoort.<br />
De ontvangst is vanaf 09.00 uur. Om<br />
09.30 uur start <strong>het</strong> officiële programma.<br />
Dag 1 wordt afgesloten met een diner.<br />
Meer informatie<br />
Voor meer informatie over deze cursus<br />
verwijzen wij u naar onze website,<br />
www.deloitte.nl/academy.