1 Het autogeen lassen
1 Het autogeen lassen
1 Het autogeen lassen
Transform your PDFs into Flipbooks and boost your revenue!
Leverage SEO-optimized Flipbooks, powerful backlinks, and multimedia content to professionally showcase your products and significantly increase your reach.
1 <strong>Het</strong> <strong>autogeen</strong> <strong>lassen</strong><br />
Definitie<br />
Autogeen <strong>lassen</strong> is het verbinden van twee of meer stukken metaal tot één<br />
geheel met behulp van een vlam die het materiaal tot smelten brengt. Men<br />
kan al of niet werken met toevoegmetaal.<br />
1.1 Inleiding<br />
<strong>Het</strong> <strong>autogeen</strong> <strong>lassen</strong> is al een vrij oude lasmethode en in de tegenwoordige constructie<br />
vrijwel geheel verdrongen door het elektrisch <strong>lassen</strong>, het MIG/MAG<strong>lassen</strong><br />
en het TIG-<strong>lassen</strong>. <strong>Het</strong> wordt nog wel toegepast bij:<br />
• herstellingen, bijv. in garages<br />
• het <strong>lassen</strong> van dunne plaat (kleine werkzaamheden)<br />
• het <strong>lassen</strong> van kleine pijpen, bijv. in de centrale verwarming<br />
• het warmstoken, bijv. als voorverwarming bij het vlamboog<strong>lassen</strong><br />
• het solderen van kleine of middelgrote stukken, bijv. gietijzeren werkstukken,<br />
koperen buisjes enz.<br />
1.2 De gasvoorziening<br />
In kleine bedrijven maakt men gebruik van een stel flessen, één met zuurstof<br />
en één met acetyleen. Grotere bedrijven werken meestal met flessenbatterijen<br />
of sluiten, indien mogelijk, rechtstreeks op pijpleidingen aan.<br />
1.2.1 De acetyleenfles<br />
Eigenschappen van acetyleen<br />
• chemische formule C2H2 • het heeft een zeer hoge verbrandingswaarde<br />
• het heeft een zeer hoge vlamtemperatuur<br />
• het heeft samen met zuurstof een hoge verbrandingssnelheid<br />
• het is zeer explosief<br />
• het heeft een reducerende invloed op het smeltbad<br />
Wegens het ontploffingsgevaar is het onmogelijk acetyleen, zonder voorzorgen,<br />
in een stalen fles samen te drukken of te verwarmen boven de 100 °C.<br />
Als men de acetyleenfles echter vult met een poreuze massa, die met aceton<br />
wordt doordrongen, dan kan men er zonder gevaar acetyleen onder een druk<br />
van 15 bar in oplossen. De kopkleur van de acetyleenfles is rood/bruin.<br />
Aangezien het acetyleen in de aceton is opgelost, gelden hier de normale gaswetten<br />
niet. De hoeveelheid acetyleen die in een fles aanwezig is, moet daarom<br />
door weging bepaald worden.<br />
Bij gebruik mogen de flessen niet plat gelegd worden. Om het aanzuigen van<br />
aceton tegen te gaan, moeten ze minimum 30° schuin liggen.<br />
173
1.2.2 De zuurstoffles<br />
Fig. 10.1 Doorsnede van een acetyleenfles<br />
Eigenschappen van zuurstof<br />
• het is een onbrandbaar gas, maar het stimuleert wel de verbranding<br />
• wel dient opgemerkt dat om te <strong>lassen</strong> de zuurstof zeer zuiver moet zijn<br />
(min. 98 %)<br />
• eenvoudig te winnen, te leveren en op te slaan<br />
Deze stalen cilinder, die naadloos uitgevoerd moet zijn in tegenstelling tot die<br />
voor acetyleen, wordt gewoon met zuurstof gevuld. De kopkleur van de cilinder<br />
is wit.<br />
De inhoud kan hier door middel van de wet van Boyle bepaald worden. Een<br />
fles van 40 l bevat dus 6000 l zuurstof bij een druk van 150 bar (p · V).<br />
Opmerking<br />
• Zuurstof mag nooit gebruikt worden om te ventileren, evenmin als perslucht.<br />
• Opletten voor contact met olie of vet.<br />
1.3 Reduceertoestellen<br />
Een goed reduceertoestel moet:<br />
• de druk tot de gewenste werkdruk verminderen (reduceren)<br />
• de bereikte werkdruk constant houden, ook bij wisselende debieten en bij<br />
verschillende flesdrukken.<br />
De werkdruk bedraagt resp. 3 bar voor zuurstof en 0,3 bar voor acetyleen.<br />
Werking van het reduceertoestel<br />
• De gasfles staat in verbinding met de hogedrukkamer (HD). Bij het openen<br />
van de fles stroomt het gas hierin. De druk duwt de klep toe, hierbij geholpen<br />
door de veer. Op de HD-manometer leest men nu de flesdruk af.<br />
174<br />
beschermkap<br />
afsluitkraan<br />
38,5% aceton<br />
25% acetyleen<br />
21% poreuze massa<br />
15,5% expansieruimte
• Door het indraaien van de regelschroef duwt men via stangen en veren de<br />
klep open. <strong>Het</strong> gas stroomt in de lagedrukkamer (LD) en oefent druk uit op<br />
het membraan. Hierdoor zal de klep weer sluiten als men geen gas afneemt.<br />
De werkdruk is dus de druk die de klep weer doet sluiten. Hij is af te lezen<br />
op de LD-manometer.<br />
• Bij gasafname vermindert de druk boven het membraan. De veerdruk krijgt<br />
opnieuw de bovenhand en de klep wordt geopend tot op het moment dat er<br />
evenwicht ontstaat tussen de veerdruk en de druk boven op het membraan.<br />
De gasafname bij de werkdruk is nu gelijk aan de hoeveelheid gas die door<br />
het klepje van de HD-kamer naar de LD-kamer stroomt.<br />
werkdruk<br />
ingesteld<br />
openen<br />
gasfles<br />
geen<br />
gasafname<br />
volle<br />
flesdruk<br />
instellen<br />
werkdruk<br />
(1ste moment)<br />
afname<br />
van gas<br />
I hogedrukmanometer HD hogedrukkamer L membraan<br />
W lagedrukmanometer LD lagedrukkamer S regelschroef<br />
V veerveiligheid DS centrale drukstift A afvoer lage druk<br />
K nylon klepje D drukveer<br />
Fig. 10.2 Werking van het reduceertoestel<br />
geen<br />
gasafname<br />
lage<br />
flesdruk<br />
afname<br />
van gas<br />
<strong>Het</strong> reduceerventiel voor het acetyleen verschilt van dit voor zuurstof op de<br />
volgende punten:<br />
• het aansluitmondstuk om op de fles te schroeven is anders<br />
• de drukmanometers op de LD- en de HD-kamer zijn anders<br />
• de kleur is rood in plaats van wit<br />
• alle aansluitingen voor Ac zijn uitgevoerd met linkse schroefdraad<br />
(reduceerventiel, brander, terugslagklep e.d.)<br />
• aan de HD-zijde weerstaat het Ac-ventiel 15 bar, het O 2-ventiel 150 bar;<br />
aan de LD-zijde zijn de testdrukken resp. 1,5 en 12 bar.<br />
Zie fig. 10.3.<br />
175
1.4 Rubberslangen<br />
Fig. 10.3 Reduceerventiel acetyleen (links) en reduceerventiel zuurstof (rechts)<br />
De gastoevoer gebeurt door slangen met de volgende specificaties:<br />
• acetyleen: rood, 9 mm diameter, 1 canvaslaag.<br />
• zuurstof: grijs, zwart of blauw, 6 mm diameter, 2 canvaslagen.<br />
De slangen moeten door middel van slangklemmen op de daartoe voorziene<br />
slangtullen van de brander, de vlamdover en het reduceerventiel aangebracht<br />
worden.<br />
1.5 De vlamdover<br />
Functie<br />
Een vlamdover moet beletten dat de vlam, bij een vlamterugslag, het reduceertoestel<br />
of de fles bereikt. Men spreekt van ‘vlamterugslag’ als het explosieve<br />
gasmengsel van O2 en Ac voorbij de mengkamer geraakt. Bij een vlamterugslag<br />
brandt het O2 /Ac-mengsel verder in de leidingen, dus onzichtbaar.<br />
Bij een gewone vlaminslag zal een goed werkende brander knallen; de vlaminslag<br />
zal dan door een goed werkende mengkamer opgevangen worden. De<br />
vlam dooft uit, maar wordt spontaan opnieuw ontstoken door het contact van<br />
het gasmengsel met de gloeiende plaat.<br />
<strong>Het</strong> is pas bij een vlamterugslag dat de vlamdover in werking treedt.<br />
176<br />
Fig. 10.4 Vlamdovers
Types<br />
Er bestaan verschillende types van vlamdovers. We onderscheiden:<br />
• vlamdovers die enkel de vlam doven zonder de terugstoot van het terugstromende<br />
gas tegen te houden<br />
• vlamdovers die terzelfder tijd de drukstoot opvangen en afblazen.<br />
Verder onderscheiden we, volgens de plaats waar de vlamdover wordt aangebracht:<br />
• vlamdovers op het reduceertoestel<br />
• vlamdovers op de brander<br />
• vlamdovers in de slangen (minimum 1,5 m achter de brander)<br />
Let altijd op de pijl die de normale doorstroomrichting van het gas aanduidt.<br />
Fig. 10.5 Doorsnede vlamdover<br />
Oorzaken van vlamterugslag<br />
• de handgreep is slecht gemonteerd<br />
• slechte drukverhouding in de mengkamer van de brander (te lage zuurstofdruk)<br />
• vuil in de branderspits of verhitting van de branderspits.<br />
De werking van de vlamdover berust op een roestvrij gesinterd metalen element<br />
dat voor het doven van de vlam zorgt (zie fig. 10.5).<br />
1.6 De lasbrander<br />
We onderscheiden twee soorten lasbranders:<br />
1 De ejector- of lagedrukbrander<br />
Hierin wordt het acetyleen onder een kleine druk toegevoerd en in de mengkamer,<br />
door ejectorwerking, met zuurstof onder hogere druk vermengd.<br />
Meestal stelt men de werkdrukken in als volgt:<br />
• 0,2 à 0,3 bar voor het acetyleen<br />
• 2 à 3 bar voor de zuurstof.<br />
2 De hogedrukbrander<br />
Beide drukken worden hier ongeveer even hoog ingesteld (met een iets<br />
hogere druk op de zuurstof). De drukken variëren van 0,2 tot 0,7 bar.<br />
177