Spijkenisse Buitengebied - Ruimtelijkeplannen.nl

Afweging sectorale wensbeelden 82
Afweging en conclusie
Grondgebruik
Omdat de grondgebonden landbouw (melkveehouderij, akkerbouw, tuinbouw) de openheid versterkt,
zal het bestemmingsplan erop zijn gericht de grondgebonden landbouw in het plangebied,
met inachtneming van de landschapskenmerken en bestaande milieuwet- en regelgeving,
ontwikkelingsruimte te bieden. Deze ruimte is ook gewenst om de concurrentiepositie van de
landbouw te behouden (schaalvergroting).
Voor het veengebied geldt dat de kenmerkende natuur- en landschapswaarden samenhangen
met de weidegronden. Behoud en ontwikkeling van de grondgebonden veehouderij is hier dan
ook het uitgangspunt. Akkerbouw en tuinbouw kunnen hier blijven voortbestaan, maar de
grondgebonden veehouderij krijgt waar nodig voorrang.
Nieuwe, niet-grondgebonden agrarische bedrijven, zoals glastuinbouwbedrijven, intensieve
kwekerijen en intensieve veehouderijen, hebben geen relatie met de gronden in het buitengebied.
Deze bedrijven zouden bijvoorbeeld ook op een regionaal bedrijventerrein kunnen worden
gevestigd. Nieuwe bouwvlakken ten behoeve van niet-grondgebonden agrarische productietakken
zijn daarom niet wenselijk. Intensieve kwekerijen (bijv. champignonkwekerijen) zijn niet bezwaarlijk,
mits gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing. Om verdichting van het gebied
tegen te gaan, dient de omvang relatief beperkt te blijven. Intensieve veehouderij kan alleen
worden toegestaan als ondergeschikt onderdeel van grondgebonden bedrijven. Dit kan
een van de mogelijkheden vormen om het economisch draagvlak van deze bedrijven te versterken.
Ruwvoederteelt
Ruwvoederteelt kan de economische structuur van de grondgebonden veehouderij in het plangebied
versterken. Het bestemmingsplan dient ruwvoederteelt dan ook niet volledig uit te sluiten.
Alhoewel in de praktijk niet wordt verwacht dat ruwvoederteelt een aanzienlijk deel van het
grondgebruik zal gaan vormen, is het vanwege de mogelijke nadelen voor natuur en landschap
(openheid, weidevogels) in het veengebied gewenst om hiervoor regels op te stellen. Hiermee
wordt aangesloten bij het steeds restrictievere beleid van rijk en provincie.
Externe productieomstandigheden
Het dempen van sloten en kreken is uit het oogpunt van behoud van het ontginningspatroon
niet wenselijk. Ook gaat slootdemping ten koste van het waterbergend vermogen. Slootdemping
kan echter vanuit agrarisch perspectief wel wenselijk zijn. Vanwege de mogelijke nadelige gevolgen
voor landschap, cultuurhistorie en duurzaam waterbeheer wordt slootdemping in een
deel van het plangebied alleen onder voorwaarden toegelaten. Hiervoor dient eerst een aanlegvergunning
te zijn verleend (zie hoofdstuk 13).
11.5. Nieuwe bebouwing versus landschap en cultuurhistorie
Versterking van functies onderling
In het kader van "kwaliteitsverbetering" of "ruimte voor ruimte" kunnen landschap, cultuurhistorie
en bebouwing elkaar versterken. Met kwaliteitsverbetering wordt het toekennen van extra
bouwmogelijkheden (zoals een woning) bedoeld, mits dit gepaard gaat met de volledige sanering
van ongewenste bebouwing. Er kunnen verschillende redenen zijn waarom bebouwing ongewenst
is, bijvoorbeeld vanwege de ongeschiktheid voor een bepaalde functie of vanwege de
visueel-ruimtelijke uitstraling. Een voorwaarde voor kwaliteitsverbetering is dat de omgevingskwaliteit
aanzienlijk moet verbeteren (niet alleen sanering van de bebouwing, maar een integrale
aanpak van het hele terrein).
Strijdigheid van functie-eisen
Een uitbreiding van het aantal bedrijfsgebouwen, het oprichten van woningen (waaronder een
tweede agrarische bedrijfswoning en nieuwe burgerwoningen), het verplaatsen van bedrijven of
het op een ongewenste locatie oprichten van bebouwing, kan ten koste gaan van de openheid
en het landschappelijk patroon. Onzorgvuldig geplaatste bebouwing kan in het algemeen een
verrommeling van het landschap veroorzaken.
Adviesbureau RBOI
Rotterdam / Middelburg
231.12764.01
Spijkenisse