Spijkenisse Buitengebied - Ruimtelijkeplannen.nl
Spijkenisse Buitengebied - Ruimtelijkeplannen.nl Spijkenisse Buitengebied - Ruimtelijkeplannen.nl
Nadere uitwerking 92 den) geldt volgens de provinciale richtlijnen eveneens een maximum van 300 m² binnen het bouwvlak. Deze bedrijven komen in het buitengebied van Spijkenisse niet voor. Boog- en gaaskassen kunnen op de volgende locaties worden opgericht: - op alle agrarische bouwvlakken; - buiten de bouwvlakken op gronden met de subbestemming sierteelt, tenzij bijzondere waarden in het geding zijn (bijvoorbeeld niet op dijkhellingen, niet in waardevolle doorzichten); - op overige gronden uitsluitend in de zone AO, voor zover dit plaatsvindt aansluitend aan agrarische bouwvlakken tot een maximale oppervlakte van 300 m², tenzij bijzondere waarden in het geding zijn (bijvoorbeeld niet op dijkhellingen, niet ter plaatse van waardevolle vogelgebieden, niet ter plaatse van waardevolle doorzichten). Intensieve veehouderij en intensieve kwekerij Intensieve veehouderij als hoofd- of neventak wordt niet toegestaan. Gelet op het grondgebonden karakter van de landbouw en de landschappelijke kwaliteiten van het plangebied wordt dat niet gewenst geacht. Intensieve kwekerij wordt toegestaan ter plaatse van agrarische bouwvlakken en binnen de bestaande bebouwing. Bouwmogelijkheden Bouwvlak Binnen het bouwvlak dienen gebouwen, sleufsilo's, kuilvoerplaten alsmede verhardingen die horen bij het bedrijfscentrum gerealiseerd te worden. Voor de aanleg van verhardingen buiten het bouwvlak wordt verwezen naar "Verbetering van de productieomstandigheden". De oppervlakte van de agrarische bouwvlakken is individueel bepaald. In het plan zal een vrijstellings- en wijzigingsbevoegdheid worden opgenomen ten behoeve van de overschrijding en de vergroting van agrarische bouwvlakken. Goothoogte Bij de afzet van producten speelt de kwaliteit van het product een steeds belangrijkere rol. Een doelmatige opslag en koeling zijn hierbij belangrijke factoren. Opslag in kisten heeft een aantal voordelen boven een los gestort product. Het product kan hoger worden opgeslagen zonder dat dit tot beschadiging leidt. Hierdoor kan worden volstaan met een geringere oppervlakte. Bovendien is de koeling bij opslag in kisten beter te sturen. In de veehouderij speelt de hoogte van de gebouwen een veel geringere rol. De gebouwen op deze bedrijven worden gebruikt voor de stalling van vee, voor een klein deel voor voederopslag, en voor de stalling van machines. Op grond van de voorgaande overwegingen wordt een differentiatie in de regeling aangebracht. Voor de bouwvlakken ten behoeve van de grondgebonden veehouderij is een maximale goothoogte van 5 m opgenomen. Voor de bouwvlakken waar ook akkerbouw, opengrondse tuinbouw en/of fruitteelt is toegestaan bedraagt de maximale goothoogte 6,5 m. Eerste agrarische bedrijfswoning Veruit de meeste agrarische bedrijven beschikken over een bedrijfswoning. Bij een enkel agrarisch bouwvlak is geen bedrijfswoning aanwezig. Hierbij gaat het om een verspreid liggend bedrijfsgebouw of een bouwvlak dat hoort bij een bedrijf dat over twee bouwvlakken beschikt. Dit doet zich bijvoorbeeld voor wanneer de bedrijfsgebouwen aan beide kanten van een weg zijn gelegen. Omdat vrijwel alle agrarische bedrijven over een bedrijfswoning beschikken, wordt geen mogelijkheid meer opgenomen voor de bouw van nieuwe eerste bedrijfswoningen. Uiteraard is vervanging van de eerste bedrijfswoning binnen een bouwvlak mogelijk wanneer de bestaande woning wordt afgebroken of op andere wijze de woonfunctie daaraan wordt onttrokken. Tweede agrarische bedrijfswoning Op agrarische bedrijven kan de wens ontstaan voor het oprichten van een tweede agrarische bedrijfswoning. Tweede bedrijfswoningen worden vaak gedurende een overgangsperiode gebruikt, waarin bijvoorbeeld het bedrijfshoofd en diens opvolger gezamenlijk het bedrijf uitoefenen, tot de opvolger het bedrijf alleen voortzet. In veel gevallen wordt de voormalige tweede Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg 231.12764.01 Spijkenisse
Nadere uitwerking 93 bedrijfswoning daarna aan derden verkocht als burgerwoning. Een dergelijke ontwikkeling levert beperkingen op (milieuwetgeving) voor omliggende agrarische bedrijven en is daarom ongewenst. Bovendien is wonen een functie die niet noodzakelijk gekoppeld is aan het buitengebied. Een tweede agrarische bedrijfswoning is alleen noodzakelijk bij zeer grote bedrijven waar minimaal twee arbeidskrachten als bedrijfshoofd werkzaam zijn en waar toezicht vereist is. Een dergelijke situatie wordt in het plangebied niet verwacht. In het bestemmingsplan zijn daarom geen mogelijkheden geboden voor het oprichten van een tweede bedrijfswoning. Indien een tweede agrarische bedrijfswoning werkelijk duurzaam noodzakelijk is, zal dat via een planherziening moeten worden gerealiseerd. Om toch huisvesting te kunnen bieden aan twee huishoudens, kan een extra uitbreidingsmogelijkheid voor de eerste agrarische bedrijfswoning worden geboden, zodat een extra woongelegenheid gecreëerd kan worden. Daartoe is een regeling opgenomen die uitgaat van het creëren van extra woonruimte binnen of aangebouwd aan de bestaande bedrijfswoning waarbij slechts een beperkte uitbreiding van de inhoud met 250 m³ is toegestaan. Het inpandig uitbreiden van de woonfunctie wordt daarbij als eerste optie gezien. Verbetering van de productieomstandigheden Aanleg van verhardingen Agrarische bedrijven kunnen om diverse redenen behoefte hebben verhardingen aan te leggen buiten het bouwvlak. Vaak gaat het om kavelpaden. Ook kunnen verhardingen noodzakelijk zijn voor bijvoorbeeld (tijdelijke) opslag van akkerbouwproducten. In zone AO is het beleid gericht op agrarisch gebruik en behoud van het open landschap. In deze zone zijn verhardingen ten behoeve van het agrarisch gebruik rechtstreeks toelaatbaar. In de zone ALN zijn naast agrarische belangen ook landschappelijke en natuurwaarden in het geding. Op voorhand is niet te zeggen of verhardingen schade aan landschappelijke en natuurwaarden aanbrengen. De aanleg van verhardingen wordt daarom in de zone ALN aan een aanlegvergunningplicht gekoppeld. In de zone N is het beleid primair gericht op het behoud van natuurwaarden. Om de aanleg van verhardingen in incidentele situaties niet bij voorbaat uit te sluiten, geldt ook hier de aanlegvergunningenplicht. Onderbemaling Het aanleggen van onderbemaling is met het oog op duurzaam waterbeheer niet gewenst. Het beleid van de waterbeheerder is erop gericht onderbemalingen te saneren en bestaande onderbemalingen in eigen beheer te nemen. Er is een ontheffing van de waterbeheerder nodig om onderbemalingen aan te leggen. Om dubbele regelgeving te voorkomen, worden onderbemalingen in het bestemmingsplan niet nader geregeld. Graven en dempen van sloten In de zones ALN en N kan niet op voorhand worden bepaald of het graven en/of dempen van sloten leidt tot aantasting van de aanwezige natuur-, landschappelijke-, cultuurhistorische of archeologische waarden. Om dit van geval tot geval te kunnen beoordelen, wordt dit gekoppeld aan een aanlegvergunningplicht. In zone AO wordt dit rechtstreeks toelaatbaar gesteld, voor zover geen archeologische waarden in het geding zijn. Overigens is voor dergelijke ingrepen tevens een vergunning van het waterschap vereist. Daarnaast zal het waterschap ingeval van demping van sloten compensatie van het waterbergend vermogen eisen. Niet-agrarische nevenfuncties op agrarische bedrijven De agrarische bedrijven zijn van groot belang voor het behoud van de kwaliteiten van het buitengebied, maar de continuïteit zal in sommige gevallen op termijn niet kunnen worden zeker gesteld. Bedrijfsbeëindiging heeft veelal tot gevolg dat niet-agrarische functies worden gevestigd. Deze functies zijn meestal niet aan het buitengebied gebonden en kunnen leiden tot verrommeling van het landschap. Het bieden van mogelijkheden voor nevenactiviteiten op agrarische bedrijven kan leiden tot extra inkomensverwerving waardoor de afname van het aantal bedrijfsbeëindigingen kan verminderen. Met het oog op het behoud van het agrarische karakter van het plangebied is een aantal nevenfuncties bij agrarische bedrijven toelaatbaar gesteld. Tabel 13.1 geeft weer welke nevenfuncties in de verschillende zones toelaatbaar zijn. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg 231.12764.01 Spijkenisse
- Page 48 and 49: Natuur 42 niet in de weg. Hetzelfde
- Page 50 and 51: Landbouw 44 Bron: CBS 2003. Opmerke
- Page 52 and 53: Landbouw 46 het grote aantal oudere
- Page 54 and 55: Landbouw 48 In enkele gebieden in Z
- Page 56 and 57: Landbouw 50 uit strengere milieueis
- Page 59 and 60: 7. Recreatie 7.1. Inleiding In dit
- Page 61 and 62: Recreatie 55 Toeristisch-recreatief
- Page 63 and 64: 8. Verkeer en infrastructuur 8.1. I
- Page 65: Verkeer en infrastructuur 59 Wannee
- Page 68 and 69: Milieu 62 Tabel 9.2 Grenswaarden ma
- Page 70 and 71: Milieu 64 hij onafgebroken 1) en on
- Page 72 and 73: Milieu 66 wel in bestaande als nieu
- Page 74 and 75: Milieu 68 Verzuring De Wet ammoniak
- Page 76 and 77: Milieu 70 9.3.4. Externe veiligheid
- Page 78 and 79: Overige functies 72 Door het plange
- Page 80 and 81: Overige functies 74 "buiten wonen"
- Page 82 and 83: Overige functies 76 Adviesbureau RB
- Page 84 and 85: Afweging sectorale wensbeelden 78 h
- Page 86 and 87: Afweging sectorale wensbeelden 80 H
- Page 88 and 89: Afweging sectorale wensbeelden 82 A
- Page 90 and 91: Afweging sectorale wensbeelden 84 l
- Page 92 and 93: Afweging sectorale wensbeelden 86 A
- Page 94 and 95: Zonering 88 Omschrijving Deze zone
- Page 97: 13. Nadere uitwerking 13.1. Inleidi
- Page 101 and 102: Nadere uitwerking 95 aard van de ne
- Page 103 and 104: Nadere uitwerking 97 combineert een
- Page 105 and 106: Nadere uitwerking 99 13.5. Recreati
- Page 107 and 108: Nadere uitwerking 101 13.7. Wonen B
- Page 109 and 110: Nadere uitwerking 103 aanwezige veg
- Page 111 and 112: Nadere uitwerking 105 Ook een groot
- Page 113 and 114: 14. Juridische planbeschrijving 14.
- Page 115 and 116: Juridische planbeschrijving 109 Bin
- Page 117 and 118: Juridische planbeschrijving 111 Gro
- Page 119 and 120: Juridische planbeschrijving 113 rec
- Page 121 and 122: 15. Handhaving Bij de opstelling va
- Page 123 and 124: 16. Uitvoerbaarheid 16.1. Economisc
- Page 125 and 126: Uitvoerbaarheid 119 Bij gebieden me
- Page 127 and 128: Uitvoerbaarheid 121 Aangezien het b
- Page 129 and 130: Uitvoerbaarheid 123 gevolgen voor h
- Page 131 and 132: Uitvoerbaarheid 125 gevolgen voor h
- Page 133 and 134: Uitvoerbaarheid 127 gevolgen voor h
- Page 135 and 136: Uitvoerbaarheid 129 gevolgen voor h
- Page 137: Uitvoerbaarheid 131 Gevolgen voor h
- Page 142 and 143: Bijlage 1. Beleidskader 2 Voorne-Pu
- Page 144 and 145: Bijlage 1. Beleidskader 4 Gebiedsge
- Page 146 and 147: Bijlage 1. Beleidskader 6 Recreatie
Nadere uitwerking 93<br />
bedrijfswoning daarna aan derden verkocht als burgerwoning. Een dergelijke ontwikkeling levert<br />
beperkingen op (milieuwetgeving) voor omliggende agrarische bedrijven en is daarom ongewenst.<br />
Bovendien is wonen een functie die niet noodzakelijk gekoppeld is aan het buitengebied.<br />
Een tweede agrarische bedrijfswoning is alleen noodzakelijk bij zeer grote bedrijven waar minimaal<br />
twee arbeidskrachten als bedrijfshoofd werkzaam zijn en waar toezicht vereist is. Een<br />
dergelijke situatie wordt in het plangebied niet verwacht. In het bestemmingsplan zijn daarom<br />
geen mogelijkheden geboden voor het oprichten van een tweede bedrijfswoning. Indien een<br />
tweede agrarische bedrijfswoning werkelijk duurzaam noodzakelijk is, zal dat via een planherziening<br />
moeten worden gerealiseerd.<br />
Om toch huisvesting te kunnen bieden aan twee huishoudens, kan een extra uitbreidingsmogelijkheid<br />
voor de eerste agrarische bedrijfswoning worden geboden, zodat een extra woongelegenheid<br />
gecreëerd kan worden. Daartoe is een regeling opgenomen die uitgaat van het creëren<br />
van extra woonruimte binnen of aangebouwd aan de bestaande bedrijfswoning waarbij slechts<br />
een beperkte uitbreiding van de inhoud met 250 m³ is toegestaan. Het inpandig uitbreiden van<br />
de woonfunctie wordt daarbij als eerste optie gezien.<br />
Verbetering van de productieomstandigheden<br />
Aa<strong>nl</strong>eg van verhardingen<br />
Agrarische bedrijven kunnen om diverse redenen behoefte hebben verhardingen aan te leggen<br />
buiten het bouwvlak. Vaak gaat het om kavelpaden. Ook kunnen verhardingen noodzakelijk zijn<br />
voor bijvoorbeeld (tijdelijke) opslag van akkerbouwproducten. In zone AO is het beleid gericht<br />
op agrarisch gebruik en behoud van het open landschap. In deze zone zijn verhardingen ten<br />
behoeve van het agrarisch gebruik rechtstreeks toelaatbaar. In de zone ALN zijn naast agrarische<br />
belangen ook landschappelijke en natuurwaarden in het geding. Op voorhand is niet te<br />
zeggen of verhardingen schade aan landschappelijke en natuurwaarden aanbrengen. De aa<strong>nl</strong>eg<br />
van verhardingen wordt daarom in de zone ALN aan een aa<strong>nl</strong>egvergunningplicht gekoppeld.<br />
In de zone N is het beleid primair gericht op het behoud van natuurwaarden. Om de aa<strong>nl</strong>eg van<br />
verhardingen in incidentele situaties niet bij voorbaat uit te sluiten, geldt ook hier de aa<strong>nl</strong>egvergunningenplicht.<br />
Onderbemaling<br />
Het aa<strong>nl</strong>eggen van onderbemaling is met het oog op duurzaam waterbeheer niet gewenst. Het<br />
beleid van de waterbeheerder is erop gericht onderbemalingen te saneren en bestaande onderbemalingen<br />
in eigen beheer te nemen. Er is een ontheffing van de waterbeheerder nodig om<br />
onderbemalingen aan te leggen. Om dubbele regelgeving te voorkomen, worden onderbemalingen<br />
in het bestemmingsplan niet nader geregeld.<br />
Graven en dempen van sloten<br />
In de zones ALN en N kan niet op voorhand worden bepaald of het graven en/of dempen van<br />
sloten leidt tot aantasting van de aanwezige natuur-, landschappelijke-, cultuurhistorische of archeologische<br />
waarden. Om dit van geval tot geval te kunnen beoordelen, wordt dit gekoppeld<br />
aan een aa<strong>nl</strong>egvergunningplicht. In zone AO wordt dit rechtstreeks toelaatbaar gesteld, voor<br />
zover geen archeologische waarden in het geding zijn. Overigens is voor dergelijke ingrepen tevens<br />
een vergunning van het waterschap vereist. Daarnaast zal het waterschap ingeval van<br />
demping van sloten compensatie van het waterbergend vermogen eisen.<br />
Niet-agrarische nevenfuncties op agrarische bedrijven<br />
De agrarische bedrijven zijn van groot belang voor het behoud van de kwaliteiten van het buitengebied,<br />
maar de continuïteit zal in sommige gevallen op termijn niet kunnen worden zeker<br />
gesteld. Bedrijfsbeëindiging heeft veelal tot gevolg dat niet-agrarische functies worden gevestigd.<br />
Deze functies zijn meestal niet aan het buitengebied gebonden en kunnen leiden tot verrommeling<br />
van het landschap. Het bieden van mogelijkheden voor nevenactiviteiten op agrarische<br />
bedrijven kan leiden tot extra inkomensverwerving waardoor de afname van het aantal<br />
bedrijfsbeëindigingen kan verminderen.<br />
Met het oog op het behoud van het agrarische karakter van het plangebied is een aantal nevenfuncties<br />
bij agrarische bedrijven toelaatbaar gesteld. Tabel 13.1 geeft weer welke nevenfuncties<br />
in de verschillende zones toelaatbaar zijn.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
231.12764.01<br />
<strong>Spijkenisse</strong>